Rapportage ActiZ onderzoek
Inkoop Wijkverpleging 2015
Voor
ActiZ, organisatie van zorgondernemers
Van
ICSB Marketing en Strategie Drs. Yousri Mandour Loes Wevers MSc.
Datum
27 januari 2015
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Inhoudsopgave Samenvatting .............................................................................................................. 3 Beschouwing .............................................................................................................. 7 1.
Prestatie wijkgericht werken (segment 1) ......................................................... 9 1.1
Offreren en contracteren .................................................................................. 9
1.2
Zorgverzekeraars ........................................................................................... 11
1.3
Stellingen over de prestatie wijkgericht werken .............................................. 12
2.
Cliëntgebonden zorg (segment 2) .................................................................. 15 2.1
Offreren en contracteren van cliëntgebonden zorg ......................................... 15
2.2
Zorgverzekeraars ........................................................................................... 16
2.3
Volumekorting, tariefkorting en omzetverlies ................................................ 17
2.4
Instandhouding van beschikbaarheidsvoorzieningen ...................................... 19
2.5
Specifieke doelgroepen en specifieke zorgvormen ......................................... 21
3.
Inkoopeisen en mogelijke problemen ............................................................. 25 3.1
(On)redelijke inkoopeisen .............................................................................. 25
3.2
Verwachting problemen ................................................................................. 29
3.3
Net Promoter Score (NPS) ............................................................................... 31
Bijlage 1 - Onderzoeksverantwoording ...................................................................... 33 Evaluatie inkoop wijkverpleging 2015 ...................................................................... 33 Kenmerken respondenten ........................................................................................ 33 Bijlage 2 – WMO regio’s ............................................................................................. 35 Bijlage 3 – Verdeling respons volumekorting .............................................................. 36 Bijlage 4 – Enquête .................................................................................................... 38 Bijlage 5 – Analyse inkoopbeleid wijkverpleging 2015 ................................................. 53
Pag. 2
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Samenvatting Dit jaar onderzocht ActiZ voor de eerste keer de Inkoop Wijkverpleging door middel van een enquête onder haar leden. Dat de Inkoop Wijkverpleging voor een eerste keer onderzocht is, is het gevolg van de overheveling van de extramurale verpleging en verzorging
van
de
AWBZ
naar
de
Zorgverzekeringswet
per
2015.
De
inkoop
wijkverpleging 2015 vindt plaats door zorgverzekeraars. In 2015 wordt de wijkverpleging ‘in representatie’ ingekocht; één zorgverzekeraar verzorgt namens alle zorgverzekeraars de zorginkoop. De vragen uit de vragenlijst zijn voor een deel gebaseerd op de analyse van het inkoopbeleid dat ActiZ in september 2014 heeft gemaakt (bijlage 5). Daarnaast is gekeken naar de enquête die is uitgezet ten behoeve van de evaluatie van de zorgcontractering
Wlz
2015.
Als
gevolg
van
het
extramuraliseren
van
verzorgingshuiscapaciteit hangt de contractering van de Wlz en de Wijkverpleging (idealiter) immers samen. Respons en verantwoording 163 zorgorganisaties hebben de enquête volledig ingevuld. Dit komt neer op een respons van 47%. De resultaten in deze enquête zijn representatief op landelijk niveau. Afhankelijk van de antwoorden van de respondent krijgt diegene een deel van de vragen wel of juist niet te zien. Het komt daardoor geregeld voor dat het aantal respondenten (n) per vraag afwijkend is. Hierbij merken we bovendien op dat door het toevoegen van een weging afrondingsverschillen kunnen ontstaan. Het aantal respondenten per vraag kan hierdoor licht afwijken, net als dat de bijbehorende percentages soms niet exact tot 100% optellen. Alleen volledig ingevulde vragenlijsten zijn meegenomen in de uitkomsten van dit onderzoek. Prestatie wijkgericht werken 69% van de respondenten heeft geoffreerd voor de prestatie wijkgericht werken. 14% van de zorgorganisaties had wel belangstelling, maar kon zich niet inschrijven, omdat de organisatie niet aan de minimumeisen voldeed. Van de organisaties die geoffreerd hebben, is 77% gecontracteerd voor de prestatie wijkgericht werken. Organisaties die niet gecontracteerd zijn, geven als belangrijkste reden op dat de zorgverzekeraar de organisatie te klein vindt. Respondenten die wel gecontracteerd zijn voor de prestatie wijkgericht werken zijn gemiddeld voor bijna € 280.000 een contract overeengekomen. Het totale bedrag van de 78 respondenten die deze vraag hebben beantwoord, bedraagt ruim € 21,8 miljoen. 38% van de respondenten (33 organisaties) die een contract heeft voor de prestatie wijkgericht
werken,
heeft
een
deel
van
de
prestatie
wijkgericht
werken
niet
gecontracteerd gekregen. Gemiddeld bedroeg het deel dat men niet gecontracteerd kreeg ruim € 214.000 per organisatie.
Pag. 3
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Wanneer wij inzoomen op de eisen die de zorgverzekeraar stelt en kijken naar de inhoudelijke invulling van de prestatie wijkgericht werken, stelt 39% van de respondenten dat de zorgverzekeraar verwacht dat wijkverpleegkundigen die wijkgericht werken gaan indiceren voor cliëntgebonden zorg (segment 2). Daarnaast stelt 60% van de zorgorganisaties dat de zorgverzekeraar verwacht dat de wijkverpleegkundigen die wijkgericht werken (door)verwijzen naar segment 2 (cliëntgebonden zorg), de WMO of de Wlz. 6% van de respondenten wordt door de verzekeraar verplicht om de prestatie wijkgericht werken onder te brengen in een aparte organisatie; in 26% van de gevallen moeten
cliënten
door
de
wijkverpleegkundige
in
segment
1
naar
rato
van
productieafspraken worden doorverwezen naar zorgaanbieders in de regio. Een meerderheid van alle zorgorganisaties vindt dat de verdergaande opsplitsing van de wijkverpleegkundige functie in 2 segmenten een integrale uitvoering belemmert. De respondenten die wel gecontracteerd zijn voor de prestatie wijkgericht werken, zijn verder in het algemeen positiever dan de respondenten die wel geoffreerd hebben, maar hier niet voor gecontracteerd zijn. Respondenten die wel gecontracteerd zijn, verwachten dat aanbieders die gecontracteerd zijn potentiële cliënten (ook) wijzen op het aanbod van niet gecontracteerde organisaties. Respondenten die niet gecontracteerd zijn, kijken hier anders tegenaan; zij verwachten vaker concurrentienadelen dan dat respondenten die wel gecontracteerd hebben voordelen verwachten. Uit de open opmerkingen wordt duidelijk dat het deels ook nog lastig is in te schatten hoe het systeem gaat werken; dit is afhankelijk van hoe hier invulling aan wordt gegeven. Cliëntgebonden zorg Vrijwel alle zorgorganisaties (95%) hebben geoffreerd voor cliëntgebonden zorg (segment 2). Alle organisaties die offreerden, zijn gecontracteerd voor cliëntgebonden zorg. Zij zijn vooral gecontracteerd voor persoonlijke verzorging (99%) en verpleging (98%). 62% werd gecontracteerd voor AIV, 41% tot 43% voor oproepbare verzorging, oproepbare verpleging en gespecialiseerde verpleging.
Zorgorganisaties staan onder druk Zorgorganisaties worden geconfronteerd met zowel volumekortingen als tariefkortingen. De gemiddelde volumekorting is 14,8%. De volumekortingen variëren echter sterk, van enkele procenten tot tientallen procenten. Voor een substantieel aantal aanbieders (73 van de 144 zorgorganisaties) bedraagt deze 15% of meer. De gemiddelde tariefkorting is 6,8% voor het tarief verpleging, 9,0% voor het tarief persoonlijke verzorging en 6,3% voor het tarief AIV. De combinatie van volumekortingen en tariefkortingen leidt tot omzetverliezen.
Pag. 4
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Instandhouding beschikbaarheidsvoorzieningen staat onder druk De instandhouding van de beschikbaarheidsvoorzieningen staat onder druk. Slechts 38% van de respondenten geeft aan dat de beschikbaarheidsvoorzieningen volledig in stand worden gehouden, terwijl 45% stelt dat dit deels het geval is. Respondenten merken op dat er (forse) kortingen worden toegepast en dat het budget niet kostendekkend is. In de open antwoorden wordt in dit verband regelmatig de afbouw van de Regeling Zorginfrastructuur
genoemd.
17%
van
de
zorgorganisaties
geeft
aan
dat
de
beschikbaarheidsvoorzieningen in het geheel niet in stand worden gehouden.
Specifieke doelgroepen en specifieke zorgvormen lopen risico In het onderzoek is navraag gedaan naar een drietal specifieke doelgroepen/zorgvormen. Om te beginnen betreft dat de Intensieve Kindzorg. Slecht 45% van de respondenten geeft aan dat men deze specifieke voorziening in 2015 kan continueren conform de afspraken in 2014. 55% van de respondenten kan dit deels. Bij ketenzorg dementie geeft minder dan de helft van de respondenten (48%) aan dat men deze voorziening kan continueren conform de afspraken in 2014. 28% van de respondenten kan deze voorziening deels
contracteren;
5%
kon dit
in
het
geheel
niet. 19%
van de
zorgorganisaties weet dit nog niet, zij geven aan dat er nog veel onduidelijk is over de bekostiging. Ook de continuïteit van de (extramurale) Palliatief Terminale Thuiszorg staat in 2015 onder druk. Iets meer dan de helft (54%) van de zorgorganisaties heeft voor 2015 afspraken kunnen maken conform 2014. 41% heeft dit deels gedaan, 5% van de respondenten is hiervoor niet meer gecontracteerd. Een deel van de zorgorganisaties geeft aan dat zij ten aanzien van deze specifieke doelgroepen/zorgvormen
worden
geconfronteerd
met
tariefkortingen
en/of
een
volumekortingen. Zorgorganisaties worden geconfronteerd met onredelijke eisen en verwachten problemen als gevolg van de contractering wijkverpleging 2015 Een ruime meerderheid van de zorgorganisaties (65%) vindt dat de zorgverzekeraar geen redelijke eisen hanteert bij de inkoop van de wijkverpleging. De onredelijke eisen waarmee zorgorganisaties het meest worden geconfronteerd zijn dat de zorgverzekeraar voortzetting van zorglevering eist die voor eigen rekening is na bereiken van het budgetplafond en dat de zorgverzekeraar onredelijke volumekortingen oplegt. Daarnaast worden zij geconfronteerd met de eis dat ze onvoorwaardelijk akkoord moeten gaan met alle inkoopdocumenten en bijlagen en eist de zorgverzekeraar regelmatig dat alle cliënten worden geherindiceerd, zonder dat hiervoor extra middelen beschikbaar worden gesteld.
Pag. 5
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Zorgorganisaties hebben diverse acties ondernomen tegen de onredelijke eisen, zoals het aanvragen van overleg met de zorgverzekeraar en vragen stellen in een Q&A procedure. 35% van de respondenten heeft schriftelijk de bezwaren kenbaar gemaakt. Echter, een ruime
meerderheid
van
de
zorgorganisaties
(74%)
heeft
de
onredelijke
eisen
(noodgedwongen) geaccepteerd. 71% van de zorgorganisaties verwacht in 2015 problemen voor hun organisatie, die het directe gevolg zijn van de contractering wijkverpleging. Zij verwachten vooral te worden geconfronteerd met ontoereikende groeimogelijkheden en een verslechtering van de financiële positie. Daarnaast verwachten zij geen antwoord te kunnen bieden op de extramuralisering van verzorgingshuiscapaciteit en voorzien ze onbetaalde rekeningen als gevolg van overproductie. Ook in de ruimte voor toelichting blijkt dat met name het budgetplafond, gecombineerd met de extramuralisering waar geen extramuraal budget tegenover staat, leidt tot problemen in 2015.
Pag. 6
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Beschouwing In het voorjaar van 2014 heeft een aantal landelijke partijen 1 afspraken gemaakt over de overheveling van de extramurale verpleging en verzorging van de AWBZ naar de Zvw per 2015 en de gewenste transformatie van de wijkverpleegkundige zorg die in het verlengde plaats zal vinden. In het ‘Onderhandelaarsresultaat transitie verpleging en verzorging’ zijn o.a. afspraken gemaakt over een kwaliteitsagenda, een zorgvuldig overgangsregime voor
cliënten,
het
behoud
van
beschikbaarheidsvoorzieningen,
financiële
randvoorwaarden en de wijze waarop de budgettaire taakstelling wordt doorgevoerd. Naar aanleiding van signalen van leden en een eerste analyse van het inkoopbeleid van de zorgverzekeraars (bijlage 5) heeft ActiZ in het najaar van 2014 reeds contact opgenomen met de staatssecretaris. Gewezen is op de consequenties van de combinatie van volumeen tariefkortingen en op de financiering van de ketenzorg dementie die onder druk staat. De resultaten van de evaluatie van de zorginkoop wijkverpleging zijn in lijn met de zorgen die leden uiten, wat onder andere blijkt uit het grote aantal respondenten dat problemen verwacht als gevolg van de inkoop wijkverpleging en de onredelijke eisen die zij daarbij ervaren. De volgende conclusies kunnen aan de uitkomsten van dit onderzoek verbonden worden. Zorgorganisaties staan onder druk. Kortingen op volumes en tarieven op gespannen voet met gemaakte afspraken uit onderhandelaarsresultaat De overheveling van de extramurale verpleging en verzorging van de AWBZ naar de Zvw per 2015 gaat gepaard met een taakstelling. Landelijk is er in 2015 ruim 400 miljoen euro minder te besteden. Het zijn met name de ontoereikende groeimogelijkheden waardoor zorgorganisaties verwachten geen antwoord te kunnen bieden op de extramuralisering van verzorgingshuiscapaciteit die opvallen en zorgen baren. Steeds meer mensen met complexe zorgvragen blijven langer thuis wonen, zorgorganisaties geven aan dat de beschikbaarheid van voldoende aanbod en de kwaliteit van dit aanbod onder druk staan. In het onderhandelaarsresultaat hebben de landelijke partijen afgesproken om de taakstelling –in de regel- te realiseren via het reduceren van het zorgvolume. Het onderzoek maakt duidelijk dat er inderdaad sprake is van volumekorting; voor een substantieel aantal aanbieders bedraagt deze meer dan 15%. Daarnaast worden tariefkortingen doorgevoerd. De combinatie van (soms forse) volume- en tariefkortingen veroorzaakt de druk op de budgetten en staat op gespannen voet met de landelijk gemaakte afspraken.
1
NPCF, V&VN, ZN, VWS, BTN en ActiZ.
Pag. 7
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Continuïteit
beschikbaarheidsvoorzieningen
en
voorzieningen
voor
specifieke
doelgroepen lopen risico In het ‘Onderhandelaarsresultaat transitie verpleging en verzorging’ is afgesproken dat tijdens de transitiefase de beschikbaarheidsvoorzieningen worden gecontinueerd. De resultaten
uit
deze
evaluatie
maken
duidelijk
dat
de
continuïteit
van
de
beschikbaarheidsvoorzieningen maar ten dele geborgd lijkt. Slechts 38% van de respondenten geeft aan dat zij deze voorzieningen kunnen continueren, zij het niet altijd kostendekkend. Vergelijkbare resultaten zien we bij de overige specifieke voorzieningen, te weten: de intensieve kindzorg, de ketenzorg dementie en de extramurale palliatief terminale zorg. Een deel van de zorgorganisaties stelt dat zij voor deze specifieke doelgroepen/voorzieningen worden geconfronteerd met tariefkortingen en/of een volumekorting. Onevenredige inkoopmacht van zorgverzekeraars Zorgorganisaties ervaren een onevenredig grote inkoopmacht van zorgverzekeraars. Een ruime meerderheid vindt dat de zorgverzekeraar geen redelijke eisen hanteert bij de inkoop van wijkverpleging. Met name het gegeven dat de zorgverzekeraar voortzetting van zorgverlening eist voor eigen rekening na het bereiken van het budgetplafond en de onredelijke volumekortingen scoren hoog. Ook het feit dat men onvoorwaardelijk akkoord moet gaan met alle inkoopdocumenten en de eis van de verzekeraar om alle cliënten te herindiceren zonder dat hiervoor extra middelen beschikbaar worden gesteld, worden vaak genoemd. Opsplitsing wijkverpleegkundige functie in twee segmenten lijkt nog niet van de baan Het opsplitsen van de wijkverpleegkundige functie in twee segmenten heeft in 2014 landelijk tot veel discussie geleid. ActiZ hecht aan een integrale uitvoering van de wijkverpleegkundige functie; integraliteit is noodzakelijk om een samenhangend aanbod voor cliënten in de thuissituatie mogelijk te maken. Ook dit onderzoek laat zien dat een meerderheid van de zorgorganisaties vindt dat een verdergaande opsplitsing van de wijkverpleegkundige functie in twee segmenten een integrale uitvoering belemmert. Het lijkt er op dat zorgaanbieders hier in de praktijk echter wel mee te maken krijgen. Zo wordt van wijkverpleegkundigen die werkzaam zijn in ‘S1’ verwacht dat zij indiceren voor cliëntgebonden zorg (60%); in een aantal gevallen verwacht de verzekeraar van de zorgorganisaties dat deze de wijkverpleegkundigen die wijkgericht werken onderbrengen in een aparte organisatie. Ook dit verhoudt zich slecht met de landelijke afspraken die zijn gemaakt.
Pag. 8
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
1.
Prestatie wijkgericht werken (segment 1)
Het bekostigingsmodel voor de wijkverpleging bestaat in 2015 uit 2 segmenten. In segment 1, dat centraal staat in dit hoofdstuk, wordt het ‘wijkgericht werken’ bekostigd. De activiteiten die vallen binnen de prestatie wijkgericht werken zijn niet direct te koppelen aan een individueel zorgtraject van een patiënt. De activiteiten zijn te kenschetsen als het verbinden van het medische en sociale domein waarbij signaleren, regisseren en coördineren de kern vormen2.
1.1 Offreren en contracteren 69% van de respondenten (113 organisaties) heeft voor 2015 geoffreerd voor de prestatie wijkgericht werken. 14% had hiervoor wel belangstelling, maar kon zich niet inschrijven omdat de organisatie niet aan de minimumeisen voldeed. 17% van de zorgorganisaties heeft niet geoffreerd voor de prestatie wijkgericht werken, bijvoorbeeld omdat zij te klein zijn of ze dit type zorg niet leveren. Sommige organisaties participeren in een coöperatieve vereniging of geven aan dat een collega-instelling dit aanbiedt. Enkele citaten die dit illustreren, geven we onderstaand weer: “Niet haalbaar voor ons als relatief kleine, gespecialiseerde en vooral intramurale instelling.” “S1 is niet onze corebusiness.” “Wij een te kleine organisatie zijn.” “We deze zorg niet leveren.” “Dit was niet mogelijk, er is een coöperatieve vereniging in oprichting.” “Binnen ons samenwerkingsverband wordt dit product door een collega instelling aangeboden.” “Wij hiervoor niet in aanmerking kwamen.”
Figuur 1.1 – Geoffreerd (n=163) en gecontracteerd (n=113) voor wijkgericht werken 2
De exacte omschrijving van de prestaties is te vinden in de NZa beleidsregel BR/CU – 7107.
Pag. 9
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
113 organisaties hebben geoffreerd voor de prestatie wijkgericht werken. 77% van hen (87 organisaties) is voor 2015 gecontracteerd. De overige 23% van hen is niet gecontracteerd. De belangrijkste reden hiervoor is dat de zorgorganisatie te klein is, zoals ook blijkt uit onderstaande voorbeelden. Daarnaast was dit soms te wijten aan de prijs-kwaliteitverhouding.
“Er een andere zorgaanbieder is gecontracteerd voor onze regio.” “Alleen gegund aan grote aanbieder(s).” “Dit per regio aan 1 (d.w.z. de grootste) aanbieder is gegund.” “Er slechts twee grote aanbieders zijn gecontracteerd. Wij zijn een lokale partij. We hebben gezamenlijk aangevraagd, maar ook dat is niet gehonoreerd, terwijl wel werd aangegeven dat het in samenwerkingsverband kon.” “Gunning aan andere zorgaanbieder, die de hele regio bestrijkt.” “Prijs-kwaliteit van ons aanbod zou onvoldoende zijn in vergelijking met overig aanbod.”
Respondenten die gecontracteerd zijn voor de prestatie wijkgericht werken zijn gemiddeld voor bijna € 280.000 een contract overeengekomen. Het totale bedrag van de 78 respondenten die deze vraag hebben beantwoord, bedraagt ruim € 21,8 miljoen. Van de 87 organisaties die gecontracteerd zijn voor de prestatie wijkgericht werken in 2015, geeft 38% (33 organisaties) aan dat zij een deel van de prestatie wijkgericht werken waarvoor zij offreerden, niet gecontracteerd hebben gekregen. 20 van de 33 respondenten die een deel van het geoffreerde aanbod niet gehonoreerd kregen, konden gemiddeld voor ruim € 214.000 niet contracteren. Dit telt voor hen op tot bijna € 4,2 miljoen. De overige 13 zorgorganisaties geven aan dat zij niet het volledige bedrag dat zij geoffreerd hebben konden afspreken, maar bij hen is niet bekend hoe groot het bedrag is waarvoor zij geen afspraken hebben gerealiseerd. De 33 organisaties die slechts een deel van de prestatie wijkgericht werken gecontracteerd kregen, merken hierbij vooral op dat het aan een andere partij is toegewezen. Daarnaast merken ze op dat ze niet alle wijken hebben gekregen waarvoor ze geoffreerd hadden of dat groei niet wordt gehonoreerd. Bij diverse organisaties is niet duidelijk wat de reden is voor de afwijzing.
“Aan een ander toegekend.” “Aantal gemeenten is gegund aan andere partijen.” “Omdat zorgkantoor bewust spreidt.” “Niet in alle wijken S1 is ingekocht.” “Dat is vaak niet duidelijk. Onvoldoende gezicht in de wijk kan een reden zijn.” “Onduidelijke afwijzing.” “Groei vanaf 2014 wordt niet gehonoreerd.”
Pag. 10
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
1.2 Zorgverzekeraars 87 respondenten hebben afspraken gemaakt3 met een (van de) zorgverzekeraar(s) over de prestatie wijkgericht werken. 11 van hen hebben afspraken gemaakt met meer dan 1 zorgverzekeraar. Derhalve komen we op een respons van 107 respondenten; de verdeling over de diverse verzekeraars is opgenomen in figuur 1.2. Zorgverzekeraars
Aantal
Percentage
Achmea
38
35%
CZ
15
14%
Menzis
11
10%
VGZ
25
24%
Overige concessiehouders
18
17%
De Friesland DSW ENO Zorg en Zekerheid
6 2 1 9
5% 2% 1% 8%
107
100%
Totaal
Figuur 1.2 – Afspraken gemaakt over prestatie wijkgericht werken naar zorgverzekeraars Aan respondenten is gevraagd in welke WMO-regio zij wijkgericht werken aanbieden. Vanwege het grote aantal regio’s, is het volledige overzicht te vinden in bijlage 2. Geconstateerd
kan
worden
dat
in
het
merendeel
van
de
gevallen
meerdere
zorgaanbieders per WMO regio actief zijn.
3
In de vragenlijst is gevraagd met welke zorgverzekeraars de zorgaanbieders hebben onderhandeld, zie
vraag 7 van bijlage 3.
Pag. 11
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
1.3 Stellingen over de prestatie wijkgericht werken Aan respondenten die gecontracteerd zijn voor de prestatie wijkgericht werken, zijn diverse stellingen voorgelegd. De resultaten zijn opgenomen in figuur 1.3. 39%
van
de
respondenten
stelt
dat
de
zorgverzekeraar
verwacht
dat
wijkverpleegkundigen die wijkgericht werken gaan indiceren voor cliëntgebonden zorg (segment 2). Daarnaast stelt 60% van de zorgorganisaties dat de zorgverzekeraar verwacht dat de wijkverpleegkundigen die wijkgericht werken (door)verwijzen naar segment 2 (cliëntgebonden zorg), de WMO of de Wlz. 6% van de respondenten wordt door de verzekeraar verplicht om wijkgericht werken onder te brengen in een aparte organisatie. In de ruimte voor open opmerkingen geven diverse respondenten aan dat er nog veel onduidelijk is:
“De gunning is binnen en de details worden nog uitgewerkt, daarom nog niet glashelder hoe WV wordt gepositioneerd.” “Het is eigenlijk behoorlijk onduidelijk wat er nu echt wordt verwacht van de zorgaanbieder.”
De overige opmerkingen van zorgorganisaties lopen uiteen.
Figuur 1.3 – Stellingen: De zorgverzekeraar verwacht van mij… Aan alle zorgorganisaties die geoffreerd hebben voor de prestatie wijkgericht werken, zijn enkele stellingen voorgelegd. We maken onderscheid tussen respondenten die wél gecontracteerd zijn (n=107) en respondenten die wel offreerden, maar niet konden contracteren (n=26). Hierbij merken we op dat de laatste groep te klein is om representatief te zijn, deze resultaten zijn daarom enkel richtinggevend. Het contrast tussen beide groepen is groot, zoals te zien is in figuur 1.4.
Pag. 12
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Stellingen over prestatie wijkgericht
Geoffreerd en
werken
gecontracteerd Eens
Niet gecontracteerd, wel geoffreerd
Oneens
Weet
Eens
Oneens
niet
Weet niet
Het onderscheid tussen de werkzaamheden in segment 1 en de werkzaamheden in segment 2 is voor mij
77%
22%
1%
75%
18%
7%
33%
57%
10%
9%
91%
0%
75%
11%
14%
39%
21%
40%
61%
27%
12%
32%
68%
0%
55%
9%
36%
duidelijk Ik vind het een goed idee om bij de zorgcontractering een onderscheid te maken tussen segment 1 en segment 2 Ik verwacht dat aanbieders die gecontracteerd zijn voor de prestatie wijkgericht werken potentiële cliënten (ook) wijzen op het aanbod van organisaties die niet gecontracteerd zijn voor segment 1 Ik vind het een goed idee dat slechts een beperkt aantal aanbieders wordt gecontracteerd voor de prestatie wijkgericht werken Ik verwacht dat ik cliënten misloop doordat ik niet ben gecontracteerd voor de prestatie wijkgericht werken Ik verwacht concurrentievoordelen/ -nadelen omdat ik wel/niet ben gecontracteerd voor de prestatie
38%
42%
21%
70%
13%
17%
58%
26%
16%
76%
18%
6%
36%
41%
24%
51%
21%
28%
88%
0%
12%
56%
0%
44%
wijkgericht werken De verdergaande opsplitsing van de wijkverpleegkundige functie in 2 segmenten belemmert een integrale uitvoering en is daarom ongewenst Ik verwacht dat er mini CIZ-jes ontstaan in buurten en wijken Volgend jaar opteer ik weer voor een contract voor de prestatie wijkgericht werken
Figuur 1.4 – Stellingen over de prestatie wijkgericht werken Gecontracteerd: n=107 Wel geoffreerd, niet gecontracteerd: n=26 (niet representatief)
Pag. 13
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Over de stelling ‘het onderscheid tussen de werkzaamheden in segment 1 en segment 2 is mij duidelijk’ zijn beide groepen zorgorganisaties het in grote mate eens. Ook met de stelling ‘de verdergaande opsplitsing van de wijkverpleegkundige functie in 2 segmenten belemmert een integrale uitvoering is daarom ongewenst’ is ruim de helft van de respondenten het eens, waarbij opvalt dat respondenten die niet gecontracteerd zijn het vaker eens zijn met de stelling dan respondenten die wel gecontracteerd zijn. Het merendeel van de respondenten opteert volgend jaar weer voor een contract voor de prestatie wijkgericht werken, waarbij we opmerken dat de respondenten die wel gecontracteerd zijn dit aanmerkelijk vaker aangeven dan de respondenten die niet gecontracteerd zijn. Met de stelling ‘ik verwacht dat aanbieders die gecontracteerd zijn voor de prestatie wijkgericht werken potentiële cliënten (ook) wijzen op het aanbod van organisaties die niet gecontracteerd zijn voor segment 1’ zijn de zorgorganisaties die gecontracteerd hebben het in grote mate eens (75%), terwijl dit aandeel bij de respondenten die niet gecontracteerd hebben kleiner is (39%). Een meerderheid van de zorgorganisaties die zijn gecontracteerd (61%) vindt het een goed idee dat slechts een beperkt aantal aanbieders wordt gecontracteerd, terwijl 68% van de respondenten uit de groep die niet kon contracteren het hiermee oneens is. Zorgorganisaties die niet konden contracteren voor segment 1, vinden het geen goed idee om bij de zorgcontractering een onderscheid te maken tussen segment 1 en 2. Bij de zorgorganisaties die wel konden contracteren, zijn de meningen meer verdeeld. Respondenten die niet gecontracteerd zijn, verwachten vaker concurrentienadelen dan dat respondenten die wel gecontracteerd hebben voordelen verwachten. In de open opmerkingen gaan zorgorganisaties dieper in op de diverse stellingen. Daarnaast merken zij echter op dat het lastig in te schatten is hoe het systeem gaat werken:
“Of het goed gaat werken is vooral afhankelijk van de mensen die er invulling aan gaan geven (en een gemeente die dit hoort te faciliteren…).” “Het is nog onduidelijk hoe de rol van de wijkverpleegkundige in segment 1 eruit gaat zien. Gemeenten hebben hierover verschillende opvattingen (van uitvoeren van wijkverpleging tot breed indiceren tot de uitspraak: ‘Laat alle aanvragen voor wijkverpleging toch via de sociale wijkteams verlopen’ […].”
Pag. 14
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
2.
Cliëntgebonden zorg (segment 2)
Het bekostigingsmodel voor de wijkverpleging bestaat in 2015 uit 2 segmenten. In dit hoofdstuk staat segment 2, namelijk de cliëntgebonden zorg, centraal. Het gaat om de prestaties persoonlijke verzorging, oproepbare verzorging, verpleging, oproepbare verpleging, gespecialiseerde verpleging en AIV (Advies, instructie en voorlichting) 4. Alle respondenten die hebben gecontracteerd voor segment 1 (prestatie wijkgericht werken), zijn ook gecontracteerd voor segment 2 (cliëntgebonden zorg).
2.1 Offreren en contracteren van cliëntgebonden zorg Vrijwel alle zorgorganisaties (98%) hebben in 2014 productieafspraken gemaakt voor de extramurale functies AWBZ verpleging en verzorging. Van
de
163
zorgorganisaties,
heeft
95%
(155
organisaties)
geoffreerd
voor
cliëntgebonden zorg (segment 2). Slechts 3% van de zorgorganisaties heeft niet geoffreerd. 2% had wel belangstelling, maar kon zich niet inschrijven omdat de organisatie niet aan de minimumeisen voldeed. Alle 155 zorgorganisaties die geoffreerd hebben voor cliëntgebonden zorg, hebben dit ook daadwerkelijk gecontracteerd gekregen.
Figuur 2.1 – Geoffreerd (n=163) en gecontracteerd (n=155) voor cliëntgebonden zorg
4
De exacte omschrijving van de prestaties is te vinden in de NZa beleidsregel BR/CU – 7107.
Pag. 15
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
De 155 zorgorganisaties zijn vooral gecontracteerd voor persoonlijke verzorging en voor verpleging. Voor oproepbare verzorging, oproepbare verpleging en gespecialiseerde verpleging is minder dan de helft van de zorgorganisaties gecontracteerd.
Figuur 2.2 – Bent u voor 2015 gecontracteerd voor…? (n=155) 2.2 Zorgverzekeraars 155 respondenten zijn gecontracteerd voor cliëntgebonden zorg (segment 2) voor 2015. Een deel van de respondenten heeft met meerdere zorgverzekeraars productieafspraken gemaakt, derhalve komen we op een respons van 180 respondenten. De verdeling over de diverse zorgverzekeraars is opgenomen in figuur 2.3. Het grootste deel van de zorgorganisaties heeft afspraken gemaakt met Achmea (30%), gevolgd door CZ (25%) en VGZ (23%). Zorgverzekeraars
Aantal
Percentage
Achmea
54
30%
CZ
45
25%
Menzis
20
11%
VGZ
41
23%
Overige concessiehouders
19
11%
De Friesland DSW ENO Zorg en Zekerheid
7 2 1 10
4% 1% 0% 6%
180
100%
Totaal
Figuur 2.3 – Afspraken gemaakt over cliëntgebonden zorg naar zorgverzekeraars
Pag. 16
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
2.3 Volumekorting, tariefkorting en omzetverlies De overheveling van de verpleging en de verzorging van de AWBZ naar de Zvw in 2015 gaat gepaard met een taakstelling. Aan respondenten is gevraagd in hoeverre de contractering van de cliëntgebonden zorg (segment 2) voor 2015 bij hen heeft geleid tot een korting op het volume (2.3.1) en/of op het tarief (2.3.2).
2.3.1
Volumekorting
De volumekorting waarmee zorgorganisaties te maken hebben gaat uitsluitend om cliënten met een extramurale indicatie. Cliënten met een intramurale indicatie (indicatie voor verblijf) die deze indicatie omzetten in functies en klassen in het kader van overbruggingszorg, zijn in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. Een ruime meerderheid van de respondenten (80%, 144) heeft te maken met een korting op het volume. Bij 20% van de zorgorganisaties (36) is dit niet het geval. Sommige respondenten geven aan dat zij zelf konden kiezen voor een volumekorting danwel een tariefkorting. De
volumekorting
varieert
sterk,
van
enkele
procenten tot tientallen procenten. 73 van de 144 zorgorganisaties
hebben
te
maken
van
een
volumekorting van 15% of meer; soms bedraagt deze zelfs meer dan 40%. De respons van deze ‘outliers’ gecontroleerd
(afwijkende en
blijken
antwoorden) correct;
als
zijn gevolg
daarvan zijn ze in de respons behouden. Een overzicht van de verdeling is te zien in de hiernaast opgenomen figuur. Voor meer informatie, zie bijlage 3. De
gemiddelde
volumekorting
is
14,83%.
Deze
varieert
tussen
de
diverse
zorgverzekeraars, waarbij de korting het hoogst is voor VGZ en het laagst bij Achmea. Zorgverzekeraars
Percentage
Achmea
11,0%
CZ
15,9%
Menzis
15,0%
VGZ
16,9%
Overige concessiehouders
16,2%
Gemiddelde volumekorting
14,8%
Figuur 2.4 – Volumekorting naar zorgverzekeraars
Pag. 17
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
2.3.2
Tariefkorting
Zorgorganisaties worden naast een volumekorting vaak geconfronteerd met een tariefkorting. De tariefkorting is het hoogst voor persoonlijke verzorging (9%). Voor het tarief verpleging is de gemiddelde tariefkorting 6,8% en voor AIV is dit 6,3%. Een volledig overzicht is opgenomen in tabel 2.5. In de laatste kolom van figuur 2.5 wordt het aandeel respondenten waarvoor de tariefkorting niet van toepassing was, bijvoorbeeld omdat zij dit type zorg niet leveren, weergegeven. Wanneer we een uitsplitsing van de resultaten maken naar de diverse zorgverzekeraars (tabel 2.6), zijn de resultaten enkel indicatief, vanwege de beperkte respons per zorgverzekeraar. De tariefkortingen zijn het hoogst in het werkgebied van Menzis. Tariefkorting
Korting op het NZa-
Niet van
maximumtarief
toepassing/ geen korting
Tarief verpleging
6,8%
6%
Tarief persoonlijke verzorging
9,0%
2%
Tarief AIV
6,3%
40%
Figuur 2.5 – Tariefkorting op het NZa-maximumtarief Zorgverzekeraars
Tariefkorting
Tariefkorting
verpleging
persoonlijke
Tariefkorting AIV
verzorging Achmea
6,6%
8,3%
6,5%
CZ
6,1%
9,7%
5,3%
Menzis
8,9%
9,8%
7,0%
VGZ
6,7%
8,7%
6,6%
Overige concessiehouders
6,9%
9,5%
7,0%
Gemiddelde tariefkorting
6,8%
9,0%
6,3%
Figuur 2.6 – Tariefkorting naar zorgverzekeraars (indicatief)
Pag. 18
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
2.4 Instandhouding van beschikbaarheidsvoorzieningen Aan respondenten is gevraagd of hun organisatie in 2014 voorzieningen aanbood die kunnen worden aangemerkt als beschikbaarheidsvoorzieningen. Meer informatie over de beschikbaarheidsvoorzieningen treft u aan in het kader op de volgende pagina. 57% van de respondenten (103) bood in 2014 voorzieningen aan die konden worden aangemerkt als beschikbaarheidsvoorzieningen, de overige 43% deed dit niet. Het resultaat van de contractering wijkverpleging 2015 is dat 45% van de respondenten de beschikbaarheidsvoorzieningen deels kan continueren. 38% kan dat helemaal, terwijl 17% dit in het geheel niet kon.
Figuur 2.8 – Beschikbaarheidsvoorzieningen in 2014 en 2015 Respondenten die aangeven dat zij de beschikbaarheidsvoorzieningen helemaal kunnen continueren, merken wel op dat dit niet altijd kostendekkend is:
“Ja, doch niet meer kostendekkend.” “Ja, maar niet met een duidelijke en dekkende financiering.” “Wij consumeren wel, maar deels zonder vergoeding.”
Zorgorganisaties die de beschikbaarheidsvoorzieningen deels kunnen continueren, geven aan dat zij gekort worden en dat de vergoeding onvoldoende is:
“Het budget is gekort met ruim 30% ten opzichte van 2014.” “Financiering product ‘telezorg’ (dat t/m 2014 deels gefinancierd wordt uit zorginfrastructuur is onzeker.” “In lijn met 2014 is het budget dat beschikbaar is, niet voldoende voor het kostendekkend continueren. Wij zullen de voorzieningen wel blijven voortzetten.” “Mbt de zorginfrastructuur is de subsidieregeling hiervoor nog niet gereed.” “Over zorginfrastructuurmiddelen is nog onduidelijkheid.” “We moeten bezuinigen op de Meld Zorg Centrale.”
Pag. 19
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Respondenten die de beschikbaarheidsvoorzieningen niet kunnen voortzetten, geven vooral aan dit aan andere zorgorganisaties is toegekend.
“Deze is toegekend aan twee grote organisaties in de regio.” “Geen ruimte voor afspraken voor beschikbaarheidsvoorzieningen. Dit terwijl wij deze wel leveren.” “We hadden die afspraak niet, maar we leveren wel.” “Beschikbaarheidsvoorziening wordt wel geboden, maar geen productieafspraken voor PV/VP extra kunnen maken.” “Wij bieden alarmering en opvolging, maar al in 2014 was dit niet gecontracteerd (werd aan andere aanbieder gegund). Wij deden dit echter zelf en blijven dit doen voor onze eigen cliënten en bekostigen dit zelf.” “Dit is al jaren een strijdpunt met [zorgverzekeraar]. Vrijwel elk jaar moeten we aantonen wat het de organisatie kost om deze voorziening te hebben. Daarnaast zijn we de enige die deze afspraak heeft kunnen maken voor de gehele […]-regio. De vergoeding is een schijntje van de werkelijke kosten en de wijze van declareren al helemaal. Maak er gewoon een product voor aan met een bedrag!”
In het ‘Onderhandelaarsresultaat transitie verpleging en verzorging’ zijn afspraken gemaakt over beschikbaarheidsvoorzieningen. Letterlijk staat hier: ‘op dit moment zijn
er zorgorganisaties die voorzieningen realiseren zoals onplanbare zorg of nachtzorg, veelal op regionaal niveau. Tijdens de transitiefase worden de door deze organisaties gecreëerde basisvoorzieningen, gecontinueerd […]’. De voorziening voor ongeplande zorg bestaat uit mensen en (zorg)infrastructuur. Met zorginfrastructuur
worden
de
logistieke
systemen
bedoeld.
Hiervan
zijn
er
verschillende voorbeelden. Een zorgcentrale en het 24 uur bemand telefoonnummer waar mensen met een zorgvraag of de mantelzorgers terecht kunnen, waar verpleegkundige triage plaatsvindt en indien nodig geregeld kan worden dat binnen een halfuur een verpleegkundige ter plaatse is. Ook gaat het bijvoorbeeld om medische bereikbaarheid en medische beschikbaarheid. Of om allerlei vormen van online communicatie, monitoring en domotica waarmee zorg op afstand mogelijk wordt. Wat ook onder de voorziening valt is de werkkracht die beschikbaar wordt gesteld voor het organiseren van netwerken, waardoor veel van de zorg in het relatief dure ziekenhuis kan worden verplaatst naar de goedkopere eerste lijn. Beschikbaarheidsvoorzieningen
(men
spreekt
ook
over:
basisvoorzieningen,
infrastructurele voorzieningen of systeemvoorzieningen) worden vormgegeven met behulp van verschillende financieringsstromen. Deels zijn dit de (huidige) prestaties ‘extra’, deels betreft dit een bedrag waarover zorgkantoren en aanbieders afspraken maken tijdens de inkoop en deels wordt deze voorziening gefinancierd uit de marges van de tarieven.
Pag. 20
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
2.5 Specifieke doelgroepen en specifieke zorgvormen In het inkoopbeleid onderscheidt een aantal zorgverzekeraars specifieke doelgroepen en/of specifieke vraagvormen. Een korte toelichting per doelgroep en zorgvorm nemen we steeds op in een kader.
Intensieve Kindzorg Intensieve Kindzorg (IKZ) Vanaf 1 januari 2015 valt de Intensieve Kindzorg (IKZ) onder de aanspraak wijkverpleging. Het betreft zorg waarbij sprake is van complexe somatische problematiek en/of een lichamelijke handicap. Er is behoefte aan permanent toezicht of er moet 24 uur per dag zorg in de nabijheid beschikbaar zijn, omdat de zorg gepaard gaat met één of meer specifieke verpleegkundige handelingen. Zie hierover ook het ledenbericht.
11% van de zorgorganisaties bood in 2014 Intensieve Kindzorg aan. 45% van hen kon voor 2015 afspraken maken conform 2014, een meerderheid (55%) kon deze afspraken deels maken.
Figuur 2.9 – Intensieve kindzorg in 2014 en resultaat contracteren Intensieve Kindzorg
Pag. 21
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Ketenzorg Dementie 84% van de zorgorganisaties leverde in 2014 (een bijdrage aan) Ketenzorg Dementie, 16% leverde hier geen bijdrage aan. Minder dan de helft van de zorgorganisaties stelt dat de keten(s) dementie in hun regio gecontinueerd worden conform 2014. Volgens 28% is dit deels het geval. 5% van de respondenten stelt dat deze keten(s) in het geheel niet gecontinueerd worden. 19% van de respondenten weet dit niet.
Figuur 2.10 – Ketenzorg dementie in 2014 (n=180) en resultaat continuering keten(s) dementie in de regio (n=151) Zorgorganisaties die aangeven dat de keten(s) dementie geheel gecontinueerd kunnen worden, merken onder andere op dat zij wel worden geconfronteerd met hogere administratieve lasten of dat zij niet alles kunnen contracteren wat ze bieden:
“In 2015 wordt in het kader van alle ontwikkelingen onderzocht op welke wijze en in welke vorm de huidige keten kan en moet blijven bestaan.” “Omdat het individuele casemanagement per verzekeraar gefactureerd moet worden, levert dit wel extra administratieve lasten op, wat ten koste gaat van het bedrag beschikbaar voor de daadwerkelijke ketenzorg.” “Probleem is echter wel dat wij in een aantal ketens nog niet toegelaten waren voor casemanagement (terwijl wij het feitelijk wel leveren), en dat voor 2015 opnieuw niet worden, omdat alleen met bestaande partijen verder gegaan wordt.”
Pag. 22
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Respondenten die de keten(s) deels kunnen continueren, geven aan dat dit nog onzeker is of dat ze gekort worden:
“Alleen projectleiding wordt nog bekostigd, de casemanagers niet meer. Hulpverlening moet gefinancierd worden uit het reguliere budget, dat 10% gekort is.” “Er is hier ook een korting toegepast in volume.” “Het budget is gehalveerd ten opzichte van 2014.” “Nog onzeker of gecontinueerd kan worden.”
Een deel van de zorgorganisaties stelt dat de keten(s) dementie niet gecontinueerd worden:
“Wordt voortgezet op basis van noodzaak, niet op basis van contractering.” “[Zorgverzekeraar] vindt casemanagers dementie onderdeel van wijkverpleging. Afbouw keten gaat zeer abrupt. Zorgverzekeraar en gemeenten laten dit beide lopen. Enkel budget voor zachte landing en afbouw.”
De respondenten die nog niet weten of de keten(s) dementie worde gecontinueerd, geven aan dat dit nog niet bekend is:
“Moet nog over worden gesproken.” “Nog niet bekend.” “Nog niet duidelijk waar financiering keten dementie vandaan komt. Zonder financiering leveren wij geen casemanager meer.” “Ik weet op dit moment niet of de keten doorgaat. Ik vermoed dat die in afgeslankte vorm voorlopig wel wordt voortgezet. Wij hebben onze deelname als gevolg van de bezuinigingen moeten staken. Onze casemanager dementie hebben we helaas per 1/1/2015 moeten ontslaan.”
Pag. 23
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
(Extramurale) Palliatief Terminale Thuiszorg Ruim de helft van de zorgorganisaties (55%) bood in 2014 (extramurale) Palliatief Terminale Thuiszorg. Een meerderheid van de zorgorganisaties (54%) kan in 2015 (extramurale) Palliatief Terminale Thuiszorg aanbieden conform 2014. 41% kan dit deels, de overige 5% kan dit niet. De respondenten die aangeven dat (extramurale) Palliatief Terminale Thuiszorg deels kan worden voortgezet, worden voornamelijk geconfronteerd met een korting:
“Door volume- en tariefkorting is het niveau 2014 niet mogelijk.” “Flinke volumekorting.” “Hoge doelmatigheid, toch een korting.” “Voor palliatief terminale zorg is ook de volumekorting van toepassing!”
Figuur 2.11 – (Extramurale) Palliatief Terminale Thuiszorg in 2014 (n=180) en resultaat contractering aanbod in 2015 (n=99)
Pag. 24
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
3.
Inkoopeisen en mogelijke problemen
3.1 (On)redelijke inkoopeisen Een ruime meerderheid van de zorgorganisaties (65%, 107 organisaties) vindt dat de zorgverzekeraar geen redelijke eisen hanteert bij de inkoop van de wijkverpleging. 35% vindt dat de zorgverzekeraar bij de inkoop wijkverpleging wel redelijke eisen hanteert. De belangrijkste onredelijke eisen (figuur 3.1) zijn dat de zorgverzekeraar eist dat voortzetting van zorglevering voor eigen rekening is na het bereiken van het productieplafond en dat de zorgverzekeraar onredelijke volumekortingen oplegt. Daarnaast stelt 65% dat de zorgverzekeraar eist dat aanbieders onvoorwaardelijk akkoord gaan met alle inkoopdocumenten en bijlagen en dat de zorgverzekeraar eist dat alle cliënten worden geherindiceerd zonder dat hiervoor extra middelen beschikbaar worden gesteld. 29% van de respondenten stelt dat het beleid van de zorgverzekeraar een verzwaring van administratieve lasten veroorzaakt. Enkele voorbeelden die zij hierbij geven, zijn:
“Aparte verantwoordingen in Excel.” “Diverse in te dienen monitorsjablonen leidt tot extra administratieve last bij wijkverpleegkundigen en bij administratieve afdelingen.” “Dubbele registratie.” “Gesplitste inkoop, verantwoording, declaratie.” “Indiceren, facturering, verzwaring op de AOIC.” “Meer en afzonderlijke declaratieberichten, zonder dat er al protocollen voor bekend zijn.”
Onder de andere onredelijke eisen verstaan zorgorganisaties bijvoorbeeld een korting op de tarieven en dat de kosten van het werkkapitaal niet worden vergoed.
“Kosten van werkkapitaal worden niet vergoed en zitten ook niet in tarief.” “Zwaardere eisen aan deskundigheidsniveaus tegen lagere tarieven.” “Is niet bereid te praten c.q. onderhandelen over een hoger tarief dan in 2014 (terwijl aantoonbaar de kosten per cliënt door inspanningen gedaald zijn). En is niet bereid tegemoet te komen aan de kosten van het aanhouden van extra werkkapitaal (bijv. via geëigende en passende ‘bevoorschotting’/‘vooruitbetaling’ i.c.m. zeer snelle betaling van facturen) danwel een rentevergoeding in het tarief op te nemen.” “Er wordt geen rekening gehouden met groei door vergrijzing en extramuralisatie, er wordt fors afgeweken van het landelijk transitie-akkoord.”
Pag. 25
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Figuur 3.1 – Onredelijke eisen (n=107)
Pag. 26
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Zorgorganisaties merken in de ruimte voor toelichting op dat zij fors worden gekort en/of dat het regiobudget ontoereikend is, waardoor zij financieel risico lopen. Ook gaan zorgverzekeraars ervan uit dat een deel van de cliënten gaat naar de Wlz, WMO of Zvw, wat risico’s oplevert voor de zorgaanbieders.
“Korting op tarieven waar al zuinig werd gewerkt en vrijwilligers worden ingezet.” “De zorginhoudelijke indicatoren zijn nooit bedoeld geweest voor inkoopdoeleinden, maar wel zo gebruikt door de zorgverzekeraar.” “Zeer rigide en arrogante benadering in het gehele proces. Je mag niet met de mensen van de verzekeraar praten, er is niets onderhandelbaar en als je bezwaar maakt zeggen ze dat het plafond misschien het plafond niet is, maar daar kan je toch niet op sturen. Voor hetzelfde geld is het plafond wel het plafond. De indruk bestaat dat ze geld achterhouden.” “De zorgverzekeraar heeft niet gekort op het volume voor wijkverpleging, maar waarschuwt voor het risico dat het regiobudget ontoereikend is. Er is dus geen zekerheid over het volume in 2015 en het risico ligt volledig bij de zorgaanbieders. Wordt terughoudendheid in het honoreren van zorgvragen (maatschappelijke verantwoordelijkheid) gestraft en ‘u vraagt, wij draaien’ beloond?” “[…] De zorgverzekeraar kwam ook met een niet-controleerbare berekening van het overgangsrecht die bij de AWBZ/Wlz voor 80% is gehonoreerd, de overige 20% (cliënten die volgens de zorgverzekeraar in 2015 zullen kiezen voor Zvw/WMO) werd niet bij het budgetplafond voor de Zvw opgeplust!” “Zorgkantoor verlangt forse extramuralisering en afbouw van plaatsen (want teveel plaatsen in hun ogen), terwijl de zorg die hierdoor extramuraal méér moet worden geleverd door de zorgverzekeraar(s) niet wordt ingekocht.”
Pag. 27
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Zorgorganisaties zijn op verschillende manieren omgegaan met de onredelijke eisen waarmee zij geconfronteerd worden. Ruim de helft van de zorgorganisaties heeft overleg aangevraagd met de zorgverzekeraar. Daarnaast heeft bijna de helft vragen gesteld, bijvoorbeeld in een Q&A procedure. 35% van de organisaties maakte de bezwaren schriftelijk kenbaar. Diverse zorgorganisaties merken bij ‘anders’ op dat zij de onredelijke eisen bij ActiZ hebben aangekaart. Ondanks de diverse acties valt echter op dat 74% van de zorgorganisaties de onredelijke eisen (noodgedwongen) accepteerde.
Figuur 3.2 – Omgaan met onredelijke eisen (n=107)
Pag. 28
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
3.2 Verwachting problemen 71% van de zorgorganisaties verwacht problemen voor hun organisatie die het directe gevolg zijn van de contractering wijkverpleging in 2015. 29% van de zorgorganisaties verwacht geen problemen als direct gevolg van de contractering wijkverpleging. Zorgorganisaties die problemen voor hun organisatie voorzien, benoemen hierbij vooral ontoereikende groeimogelijkheden (76%), een verslechtering van de financiële positie (69%)
en
geen
antwoord
kunnen
bieden
op
de
extramuralisering
van
verzorgingshuiscapaciteit (67%). Daarnaast verwacht 62% onbetaalde rekeningen als gevolg van overproductie boven het productieplafond en voorziet 57% verschraling en kwaliteitsverlies van zorg. Een volledig overzicht is te zien in figuur 3.3.
Figuur 3.3 – Verwachting problemen in 2015
Pag. 29
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
In de ruimte voor toelichting merken zorgorganisaties voornamelijk op dat het budgetplafond problemen oplevert. Daarnaast levert de extramuralisering waarvoor geen budget beschikbaar is voor diverse zorgorganisaties problemen op.
“Al jaren is er een budgetplafond, terwijl de zorg toeneemt, zowel in aantal cliënten als huidige cliënten met een zwaardere zorg. Deze cliënten kun je niet doorsturen naar een andere zorgaanbieder als je het plafond hebt bereikt. We leveren al twee jaar ‘gratis’ zorg na bereiken van het budgetplafond.” “Duidelijk is dat er meer geld nodig is voor deze functie. Na berekening van het verwachte gemaximeerde budget kunnen wij feitelijk geen nieuwe cliënten aannemen en na de eerste helft van het jaar rond augustus/september geen zorg meer verlenen. Dit als wij het budgetplafond na zouden leven.” “Het ontbreken van een herschikkingsmogelijkheid, de lagere volumeafspraken en tariefkortingen leiden tot een afnemend budget. Ook de productmixafspraken versterken de afname van het budget.” “Extramuralisering van verzorgingshuisplaatsen, waar geen extramuraal budget tegenover staat. Het aantal ouderen in ons dorp neemt fors toe, maar ons extramurale budget neemt alleen maar af.” “Verhuur appartementen (extramuralisering) gaat goed, maar door productieplafond extramurale zorg stoppen we hiermee noodgedwongen.” “Onder- of overschrijding tussen aanbieders onderling wordt in principe niet gecorrigeerd. Daarnaast vinden er in principe geen correcties plaats over de domeinen heen. Cliënten met een ZZP-indicatie die de keuze maken voor Zvw/WMO zorgen ervoor dat er ruimte in het overgangsrecht Wlz achterblijft, terwijl de druk op het krappe budget in de Zvw en de WMO alsmaar toeneemt. [...]”
Pag. 30
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
3.3 Net Promoter Score (NPS) Verzekerden kunnen hun eigen zorgverzekeraar kiezen. Aan zorgorganisaties is gevraagd in hoeverre zij de zorgverzekeraar(s) met wie zij te maken hebben, zouden aanbevelen op een schaal van 0 tot 10, waarbij 0 = zeer waarschijnlijk niet en 10 = zeer waarschijnlijk wel. De score wordt uitgedrukt in de NPS (Net Promoter Score). De NPS meet de aanbevelingsgeneigdheid en wordt vaak gebruikt om inzicht te krijgen in loyaliteit. De NPS berekenen we door de antwoorden van zorgorganisaties in te delen in 3 groepen:
0 t/m 6: critici
7 of 8: neutralen
9 of 10: fans
Het percentage critici wordt afgetrokken van het percentage fans, om de Net Promoter Score (NPS) te bepalen. Een gemiddeld bedrijf in Amerika scoort minder dan +10 op de NPS, in Nederland is een positieve score (0 of groter) al relatief goed te noemen. De Net Promoter Score die zorgorganisaties geven aan de zorgverzekeraars waarmee zij te maken hebben, bedraagt gemiddeld -50. Het percentage critici is met 52% relatief hoog, terwijl het percentage fans gering is (2%). Bij het aandeel critici moeten we opmerken dat 39 respondenten een 6 geven en 30 respondenten een 5, het aantal respondenten dat een diepe onvoldoende geeft is gering. Net Promoter Score
Aantal
Percentage
Critici (0 t/m 6)
85
52%
Neutralen (7 of 8)
74
45%
4
2%
Fans (9 of 10) NPS
-50
Figuur 3.4 – Net Promoter Score (n=163)
Pag. 31
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
De
Net
Promoter
Score
is
ook
berekend
per
zorgverzekeraar.
De
aanbevelingsgeneigdheid van respondenten die met meerdere verzekeraars afspraken maken, voor segment 1 en of segment 2, is voor al deze verzekeraars meegenomen. We zien dat de NPS het laagst is voor CZ en Menzis. Voor de overige zorgverzekeraars is deze het hoogst, al is deze nog steeds sterk negatief. Net Promoter Score
Achmea
CZ
Menzis
VGZ
Overige verzekeraars
Aantal
55
48
22
42
19
Critici (0 t/m 6)
53%
67%
68%
45%
26%
Neutralen (7 of 8)
44%
31%
27%
52%
68%
4%
2%
5%
2%
5%
-49
-65
-63
-43
-21
Fans (9 of 10) NPS
Figuur 3.5 – Net Promoter Score naar zorgverzekeraar Diverse respondenten merken wel op dat het lastig is een score te geven, omdat zij verwachten dat de verschillen tussen zorgverzekeraars gering zijn of omdat de zorgorganisaties geen inzicht in de verschillen tussen verzekeraars hebben:
“Heb niet de indruk/illusie dat de ene zorgverzekeraar significant beter is dan de andere.” “Wij denken dat alle zorgverzekeraars met hetzelfde problemen te maken hebben, namelijk veel minder budget te verdelen dan in voorgaande jaren. Daarbij komt nog dat er door het overgangsrecht te weinig inzicht in de te leveren zorg in 2015 is, waardoor ze niet al het beschikbare budget durven in te zetten.” “Ik denk dat het niet alleen aan de verzekeraars ligt; ik verwacht dat ze allemaal extra ‘sloten op de deur’ hebben gezet, uit angst voor hun eigen financiële positie.” “Ik denk dat er weinig verschil zit in de eisen van de zorgverzekeraars. Of je nu door de hond of door de kat gebeten wordt…” “Wij gaan niet over deze keuze door verzekerden! Maar ook hebben wij geen totaalbeeld van de plussen en minnen op dit item bij de verschillende verzekeraars.”
Pag. 32
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Bijlage 1 - Onderzoeksverantwoording Evaluatie inkoop wijkverpleging 2015 Dit jaar onderzocht ActiZ voor het eerst de Inkoop Wijkverpleging door middel van een enquête onder haar leden. De voorliggende rapportage heeft betrekking op 2015. In de periode van 25 november 2014 tot en met 1 januari 2015 was de vragenlijst over de Inkoop Wijkverpleging 2015 beschikbaar voor de leden van ActiZ. In totaal hebben 163 zorgorganisaties deelgenomen aan het onderzoek. Dit komt neer op een respons van 47%. Hierdoor beschikken we landelijk over een representatief beeld over de inkoop wijkverpleging. In tabel 0.1 vindt u een overzicht van de respons. Aantal benaderde respondenten en respons
Percentage
Aantal benaderde zorgorganisaties
344
Aantal deelnemende zorgorganisaties
163
Responspercentage
47%
Tabel 0.1 – Respons op onderzoek naar zorgcontractering
Het aantal antwoorden per vraag kan verschillen. Dit heeft diverse redenen:
De vragen die respondenten krijgen voorgelegd zijn afhankelijk van eerdere antwoorden, zodoende krijgen niet alle respondenten alle vragen voorgelegd.
Een deel van de respondenten maakt afspraken met meerdere zorgverzekeraars en wordt zodoende meermaals meegenomen.
Kenmerken respondenten De meeste deelnemende zorgorganisaties hebben een totale jaaromzet van de gehele organisatie tussen de € 10 en € 100 miljoen. Een overzicht van de jaaromzetten (ongewogen) is te zien in tabel 0.2. Totale jaaromzet
Aantal
Percentage
Minder dan € 10 miljoen
34
21%
Tussen € 10 en € 40 miljoen
49
30%
Tussen € 40 en € 100 miljoen
51
31%
Meer dan € 100 miljoen
29
18%
163
100%
Totaal Tabel 0.2 – Verdeling naar totale jaaromzet zorgorganisatie
Ongewogen
Pag. 33
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Ten opzichte van het ledenbestand van ActiZ zijn de respondenten met een organisatieomzet die kleiner is dan € 10 miljoen, ondervertegenwoordigd in de respons. Dit is zichtbaar wanneer we de kolom ‘respons’ (de daadwerkelijke respons) en de verwachte respons berekend op basis van de omvang van de organisaties in het ledenbestand van ActiZ vergelijken. Om een representatief beeld te geven, wordt in deze rapportage een weging toegepast bij de analyse van de respons. Totale jaaromzet
Respons
Verwachte
Wegingsfactor
respons Minder dan € 10 miljoen
34
60
1,76
Tussen € 10 en € 40 miljoen
49
46
0,94
Tussen € 40 en € 100 miljoen
51
38
0,75
Meer dan € 100 miljoen
29
19
0,66
163
163
100%
Totaal
Tabel 0.3 – Wegingsfactor ten behoeve van de representativiteit
Pag. 34
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Bijlage 2 – WMO regio’s Aan respondenten is gevraagd in welke WMO-regio(‘s) zij wijkgericht werken aanbieden. Het resultaat staat onderstaand weergegeven, waarbij de regio’s op alfabetische volgorde staan.
Pag. 35
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Bijlage 3 – Verdeling respons volumekorting De volumekorting die respondenten aangeven voor segment 2, varieert sterk. Onderstaand zijn 2 figuren opgenomen, waarin de verdeling van de respons is opgenomen. We merken hierbij op dat er enkel outliers (afwijkende antwoorden) te zien zijn. De antwoorden van deze respondenten zijn gecontroleerd en blijken juist zijn. Als gevolg daarvan, zijn ze niet verwijderd.
Figuur 3a – Histogram verdeling volumekorting segment 2
Pag. 36
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Figuur 3b – Boxplot verdeling volumekorting segment 2 Het boxplot geeft de extreme waarden aan met een * en de uitbijters (outliers) met een o. We zien dat de waarden vanaf 38% outliers zijn, de waarden vanaf 60% zijn extremen. Na een controle van deze antwoorden, bleken deze wel correct te zijn. Zodoende zijn deze antwoorden behouden in de respons.
Pag. 37
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Bijlage 4 – Enquête Vragenlijst
consequenties
inkoop
wijkverpleging
2015
in
relatie
tot
afspraken
Onderhandelingsresultaat Vraag 1 Wat
is
de
totale
jaaromzet
(som
der
bedrijfsopbrengsten)
van
de
gehele
zorgorganisatie/concern? O
Jaaromzet kleiner dan € 10 miljoen
O
Jaaromzet tussen de € 10 en € 40 miljoen
O
Jaaromzet tussen de € 40 en € 100 miljoen
O
Jaaromzet groter dan € 100 miljoen
De vragen 2 tot en met 12 hebben betrekking op de prestatie wijkgericht werken (segment 1). Toelichting bekostigingsmodel in 2015 Het bekostigingsmodel voor de wijkverpleging bestaat in 2015 uit twee segmenten. In segment 1 wordt het ‘wijkgericht werken’ bekostigd. ‘De activiteiten die vallen binnen de prestatie wijkgericht werken zijn niet direct te koppelen aan een individueel zorgtraject van een patiënt. De activiteiten zijn kenschetsen als het verbinden van het medische en sociale domein waarbij signaleren, regisseren en coördineren de kern vormen.’ Segment 2 betreft cliëntgebonden zorg. Het gaat om de prestaties: persoonlijke verzorging,
oproepbare
verzorging,
verpleging,
oproepbare
verpleging,
gespecialiseerde verpleging en AIV (Advies, instructie en voorlichting). De exacte omschrijving van de prestaties vindt u in de NZa beleidsregel BR/CU – 7107.
Vraag 2 Heeft u voor 2015 geoffreerd (actief belangstelling getoond/zich ingeschreven) voor de prestatie wijkgericht werken (segment 1)? O
Ja
O
Nee, omdat … (ga door naar vraag 13)
O
Ik had wel belangstelling, maar kon mij niet inschrijven, omdat ik niet aan de minimumeisen voldeed (ga door naar vraag 13)
Pag. 38
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Vraag 3 Bent u voor 2015 gecontracteerd voor de prestatie wijkgericht werken (segment 1)? O
Ja
O
Nee, omdat … (ga door naar vraag 12)
Toelichting: Het kan zijn dat u voor 2015 gecontracteerd bent voor de prestatie wijkgericht werken (segment 1), maar dat u niet alles gegund heeft gekregen, waarvoor u geoffreerd heeft. Vraag 5 en 6 gaan straks over het deel van de prestatie wijkgericht werken dat u eventueel niet gecontracteerd heeft gekregen, terwijl u hier wel voor geoffreerd heeft.
Vraag 4 Wat is de omvang van het totaalbudget waarvoor u in 2015 een overeenkomst/contract bent overeengekomen voor de prestatie wijkgericht werken (segment 1)? … euro Vraag 5 Heeft u een deel van de prestatie wijkgericht werken niet gecontracteerd gekregen terwijl u hier wel voor geoffreerd heeft? O
Nee (ga door naar vraag 7)
O
Ja, omdat …
Vraag 6 Wat is de omvang van het totaalbudget wijkgericht werken dat u niet gecontracteerd heeft gekregen? … euro Vraag 7 Met welk(e) zorgverzekeraar (1e representant niet-toewijsbare zorg) heeft u de onderhandelingen over de prestatie wijkgericht werken (segment 1) voor 2015 gevoerd? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
Achmea
CZ
De Friesland
DSW
ENO
Menzis
VGZ
Zorg en Zekerheid
Pag. 39
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Vraag 8 In welke WMO-regio biedt u wijkgericht werken aan? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
Achterhoek
Alblasserwaard-Vijfheerenlanden
Amsterdam
Drechtsteden
Drenthe
Eemland
Flevoland
Food Valley
Friesland
Gooi- en Vechtstreek
Groningen
Haarlemmermeer
Hoeksche Waard
Holland Rijnland
IJsselland
Kop van Noord-Holland
Lekstroom
Midden-Brabant
Midden-Holland
Midden-IJssel/Oost-Veluwe
Midden-Kennemerland (IJmond)
Midden-Limburg
Noord-Limburg
Noord-Oost Brabant
Noord-Veluwe
Peelregio
Regio Alkmaar/Noord-Kennemerland
Regio Arnhem
Regio Nijmegen
Rivierenland
Stadsregio Haaglanden
Stadsregio Rijnmond
Twente
Utrecht-Stad
Utrecht-West
West-Brabant
West-Friesland
Zaanstreek-Waterland
Zeeland
Zuid-Kennemerland
Zuid-Limburg
Zuid-Oost Brabant
Zuid-Oost Utrecht
Pag. 40
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Vraag 9 Wij leggen de volgende stellingen met betrekking tot de prestatie wijkgericht werken (segment 1) aan u voor. De zorgverzekeraar verwacht van mij:
Waar
dat ik wijkverpleegkundigen die wijkgericht werken
Niet waar
Weet niet
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
onderbreng in een aparte organisatie dat de wijkverpleegkundigen die wijkgericht werken (door)verwijzen naar segment 2 (cliëntgebonden zorg), de WMO of de Wlz dat wijkverpleegkundigen die wijkgericht werken gaan
indiceren
voor
cliëntgebonden
zorg
(segment 2) dat wijkverpleegkundigen die wijkgericht werken cliënten
naar
rato
van
productieafspraken
doorverwijzen naar zorgaanbieders in de regio Ruimte voor toelichting bij vraag 9: …
Pag. 41
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Vraag 10 Wij leggen de volgende stellingen met betrekking tot de prestatie wijkgericht werken (segment 1) aan u voor. Stelling
Mee eens
Niet mee
Weet niet
eens Het onderscheid tussen de werkzaamheden in
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
segment 1 (prestatie wijkgericht werken) en de werkzaamheden in segment 2 (overige prestaties) is voor mij duidelijk. Ik
vind
het
een
goed
idee
om
bij
de
zorgcontractering een onderscheid te maken tussen segment
1
(prestatie
wijkgericht
werken)
en
segment 2 (overige prestaties). Ik verwacht dat aanbieders die gecontracteerd zijn voor de prestatie wijkgericht werken (segment 1) potentiële cliënten (ook) wijzen op het aanbod dat organisaties bieden die niet gecontracteerd zijn voor segment 1. Ik vind het een goed idee dat slechts een beperkt aantal aanbieders wordt gecontracteerd voor de prestatie wijkgericht werken (segment 1). Ik verwacht concurrentievoordelen omdat ik ben gecontracteerd voor de prestatie wijkgericht werken (segment 1). De
verdergaande
opsplitsing
van
de
wijkverpleegkundige functie in twee segmenten belemmert een integrale uitvoering en is daarom ongewenst. Ik verwacht dat er mini CIZ-jes ontstaan in buurten en wijken. Volgend jaar opteer ik weer voor een contract voor de prestatie wijkgericht werken (segment 1). Ruimte voor toelichting bij vraag 10: … Vraag 11 Bent u voor 2015 ook gecontracteerd voor een aanbod uit segment 2? O
Ja (ga door naar vraag 13)
O
Nee, omdat (ga door naar vraag 13)
Pag. 42
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Vraag 12 [Vraag 12 is alleen voor diegenen die wel geoffreerd hebben voor segment 1, maar hier niet voor gecontracteerd zijn.] Wij leggen de volgende stellingen met betrekking tot de prestatie wijkgericht werken (segment 1) aan u voor. Stelling
Mee eens
Niet mee
Weet niet
eens Het onderscheid tussen de werkzaamheden in
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
segment 1 (prestatie wijkgericht werken) en de werkzaamheden in segment 2 (overige prestaties) is voor mij duidelijk. Ik
vind
het
een
goed
idee
om
bij
de
zorgcontractering een onderscheid te maken tussen segment
1
(prestatie
wijkgericht
werken)
en
segment 2 (overige prestaties). Ik verwacht dat aanbieders die (wel) gecontracteerd zijn voor de prestatie wijkgericht werken (segment 1) potentiële cliënten wijzen op het aanbod dat mijn organisatie biedt. Ik vind het een goed idee dat slechts een beperkt aantal aanbieders wordt gecontracteerd voor de prestatie wijkgericht werken (segment 1). Ik verwacht dat ik cliënten misloop doordat ik niet ben gecontracteerd voor de prestatie wijkgericht werken (segment 1). Ik verwacht concurrentienadelen omdat ik niet ben gecontracteerd voor de prestatie wijkgericht werken (segment 1). De
verdergaande
opsplitsing
van
de
wijkverpleegkundige functie in twee segmenten belemmert een integrale uitvoering en is daarom ongewenst. Ik verwacht dat er mini CIZ-jes ontstaan in buurten en wijken. Volgend jaar opteer ik weer voor een contract voor de prestatie wijkgericht werken (segment 1). Ruimte voor toelichting bij vraag 12: …
Pag. 43
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
De vragen 13 tot en met 22 hebben betrekking op cliëntgebonden zorg (segment 2). Toelichting bekostigingsmodel in 2015 Het bekostigingsmodel voor de wijkverpleging bestaat in 2015 uit twee segmenten. In segment 1 wordt ‘wijkgericht werken’ bekostigd. Segment 2 betreft cliëntgebonden zorg. Het gaat om de prestaties: persoonlijke verzorging, oproepbare verzorging, verpleging, oproepbare verpleging, gespecialiseerde verpleging en AIV (Advies, instructie en voorlichting). De exacte omschrijving van de prestaties vindt u in de NZa beleidsregel BR/CU – 7107.
Vraag 13 [Let op: deze vraag gaat over 2014] Heeft u in 2014 productieafspraken gemaakt voor de extramurale functies AWBZ verpleging en persoonlijke verzorging? O
Ja
O
Nee
Vraag 14 Heeft u voor 2015 geoffreerd (actief belangstelling getoond/zich ingeschreven) voor cliëntgebonden zorg (segment 2)? O
Ja
O
Nee, omdat … (ga naar vraag 23)
O
Ik had wel belangstelling, maar kon mij niet inschrijven, omdat ik niet aan de minimumeisen voldeed (ga naar vraag 23)
Vraag 15 Bent u voor 2015 gecontracteerd voor cliëntgebonden zorg (segment 2)? O
Ja
O
Nee, omdat … (ga door naar vraag 23)
Vraag 16 Bent u voor 2015 gecontracteerd voor:
Ja
Nee
Persoonlijke verzorging
O
O
Oproepbare verzorging
O
O
Verpleging
O
O
Oproepbare verpleging
O
O
Gespecialiseerde verpleging
O
O
AIV (Advies, instructie en voorlichting)
O
O
Pag. 44
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Vraag 17 Met
welk(e)
zorgverzekeraar
(1e
representant
toewijsbare
zorg)
heeft
u
de
onderhandelingen over de cliëntgebonden zorg (segment 2) voor 2015 gevoerd? Het gaat om de verzekeraar met wie u de meest omvangrijke productieafspraken heeft gemaakt. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
Achmea
CZ
De Friesland
DSW
ENO
Menzis
VGZ
Zorg en Zekerheid
Vraag 18 De overheveling van de verpleging en de verzorging van de AWBZ naar de Zvw in 2015 gaat gepaard met een taakstelling. Heeft de contractering van de cliëntgebonden zorg (segment 2) voor 2015 bij u geleid tot een korting op het volume? O
Ja
O
Nee (ga naar vraag 20)
Toelichting Het gaat uitsluitend om cliënten met een extramurale indicatie. Cliënten met een intramurale indicatie (indicatie voor verblijf) die deze indicatie omzetten in functies en klassen in het kader van overbruggingszorg bij deze vraag niet meenemen.
Vraag 19 Hoeveel procent heeft deze korting op het volume in 2015 (afgezet ten opzichte van het volume
extramurale
verpleging
en
persoonlijke
verzorging
–
niet
zijnde
overbruggingszorg – na de herschikking 2014)? …%
Pag. 45
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Vraag 20 Heeft de contractering van de cliëntgebonden zorg (segment 2) voor 2015 bij u geleid tot een korting op de tarieven? O
Ja
O
Nee (ga naar vraag 23)
Toelichting Het gaat uitsluitend om cliënten met een extramurale indicatie verpleging en persoonlijke verzorging. Cliënten met een intramurale indicatie (indicatie voor verblijf) die deze indicatie omzetten in functies en klassen (bijvoorbeeld in het kader van overbruggingszorg) bij deze vraag niet meenemen.
Vraag 21 Hoeveel procent betreft deze gemiddelde korting op de tarieven, afgezet ten opzichte van het maximum NZa-tarief? …% op het tarief verpleging …% op het tarief persoonlijke verzorging …% op het tarief AIV Vraag 22 Wat is het totale omzetverlies voor uw organisatie wanneer u uw omzet extramurale verpleging en persoonlijke verzorging – niet zijnde overbruggingszorg – na de herschikking 2014 vergelijkt met de productieafspraken cliëntgebonden zorg (segment 2) in 2015? Dit betreft een bedrag van € … In totaal is dat …% van mijn totale omzet extramurale verpleging en verzorging (niet zijnde overbruggingszorg) in 2014. Toelichting Het gaat uitsluitend om cliënten met een extramurale indicatie verpleging en persoonlijke verzorging. Cliënten met een intramurale indicatie (indicatie voor verblijf) die deze indicatie omzetten in functies en klassen (bijvoorbeeld in het kader van overbruggingszorg) bij deze vraag niet meenemen.
Pag. 46
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
De
vragen
23
en
24
hebben
betrekking
op
de
instandhouding
van
beschikbaarheidsvoorzieningen Toelichting In het ‘Onderhandelaarsresultaat transitie en verzorging’ zijn afspraken gemaakt over Letterlijk staat hier: ‘op dit moment zijn er zorgorganisaties die voorzieningen realiseren zoals onplanbare zorg of nachtzorg, veelal op regionaal niveau. Tijdens de transitiefase worden de door deze organisaties gecreëerde basisvoorzieningen, gecontinueerd […]’. beschikbaarheidsvoorzieningen.
De voorziening voor ongeplande zorg bestaat uit mensen en (zorg)infrastructuur. Met zorginfrastructuur worden de logistieke systemen bedoeld. Hiervan zijn verschillende voorbeelden. Een zorgcentrale en het 24 uur bemand telefoonnummer waar mensen met een zorgvraag of de mantelzorgers terecht kunnen, waar verpleegkundige triage plaatsvindt en indien nodig geregeld kan worden dat binnen een half uur een verpleegkundige ter plaatse is. Ook gaat het bijvoorbeeld om medische bereikbaarheid en medische beschikbaarheid. Of om allerlei vormen van online communicatie, monitoring en domotica waarmee zorg op afstand mogelijk wordt. Wat ook onder de voorziening valt is de werkkracht die beschikbaar wordt gesteld voor het organiseren van netwerken, waardoor veel van de zorg in het relatief dure ziekenhuis kan worden verplaatst naar de goedkopere eerste lijn. Beschikbaarheidsvoorziening (men spreekt ook over: basisvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen of systeemvoorzieningen) worden vormgegeven met behulp van verschillende financieringsstromen. Deels zijn dit de (huidige) prestaties ‘extra’, deels betreft dit een bedrag waarover zorgkantoren en aanbieders afspraken maken tijdens de inkoop en deels wordt deze voorziening gefinancierd uit de marges van de tarieven.
Vraag 23 Biedt uw organisatie in 2014 voorzieningen aan die kunnen worden aangemerkt als beschikbaarheidsvoorzieningen? O
Ja
O
Nee (ga door naar vraag 25)
Vraag 24 Is
het
resultaat
van
de
contractering
wijkverpleging
2015
dat
u
de
beschikbaarheidsvoorzieningen conform de afspraken uit het ‘Onderhandelaarsresultaat transitie verpleging en verzorging’ in 2015 kunt continueren? O
Ja, helemaal
O
Deels
O
Nee, in het geheel niet
Ruimte voor toelichting bij vraag 24: …
Pag. 47
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
De vragen 25 tot en met 30 hebben betrekking op specifieke doelgroepen en/of specifieke zorgvormen Toelichting In het inkoopbeleid onderscheidt een aantal zorgverzekeraars specifieke doelgroepen en/of specifieke zorgvormen. De vragen 25 tot en met 30 gaan hierover.
Vraag 25 Biedt uw organisatie in 2014 Intensieve Kindzorg aan? O
Ja
O
Nee (ga naar vraag 27)
Toelichting Vanaf 1 januari 2015 valt de Intensieve Kindzorg (IKZ) onder de aanspraak wijkverpleging. Het betreft zorg waarbij sprake is van complexe somatische problematiek en/of een lichamelijke handicap. Er is behoefte aan permanent toezicht of er moet 24 uur per dag zorg in de nabijheid beschikbaar zijn omdat de zorg gepaard gaat met één of meer specifieke verpleegkundige handelingen. Zie ook het ledenbericht.
Vraag 26 Is het resultaat van de contractering wijkverpleging 2015 dat u ook in 2015 Intensieve Kindzorg kunt aanbieden? O
Ja, conform in 2014
O
Deels
O
Nee, in het geheel niet
Ruimte voor toelichting bij vraag 26: …
Pag. 48
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Vraag 27 Levert uw organisatie in 2014 (een bijdrage aan) Ketenzorg Dementie? O
Ja
O
Nee (ga naar vraag 29)
Vraag 28 Is het resultaat van de contractering wijkverpleging 2015 dat de keten(s) dementie in uw regio gecontinueerd worden? O
Ja, conform in 2014
O
Deels
O
Nee, in het geheel niet
O
Weet ik niet
Ruimte voor toelichting bij vraag 28: … Vraag 29 Biedt uw organisatie in 2014 (extramurale) Palliatief Terminale Thuiszorg? O
Ja
O
Nee (ga naar vraag 31)
Vraag 30 Is het resultaat van de contractering wijkverpleging 2015 dat u ook in 2015 (extramurale) Palliatief Terminale Thuiszorg kunt aanbieden? O
Ja, conform in 2014
O
Deels
O
Nee, in het geheel niet
Ruimte voor toelichting bij vraag 30: …
Pag. 49
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
De vragen 31 tot en met 34 gaan over inkoopeisen en mogelijke problemen. Vraag 31 Bent u van mening dat de zorgverzekeraar voor 2015 redelijke eisen hanteert bij de inkoop van de wijkverpleging? O
Ja (ga naar vraag 33)
O
Nee
De zorgverzekeraar hanteert de volgende onredelijke eisen: Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
De zorgverzekeraar eist dat aanbieders onvoorwaardelijk akkoord gaan met alle inkoopdocumenten en bijlagen.
De zorgverzekeraar gebruikt de landelijke resultaten van de kwaliteitsbeoordeling (zorginhoudelijke indicatoren en de CQ-index) op een onredelijke manier.
De zorgverzekeraar eist voortzetting van de zorglevering voor eigen rekening na het bereiken van het budgetplafond.
De zorgverzekeraar hanteert een verbod op het ontstaan van wachtlijsten.
De zorgverzekeraar eist dat alle cliënten worden geherindiceerd zonder dat hiervoor extra middelen beschikbaar worden gesteld.
De zorgverzekeraar eist dat er verpleegkundigen op niveau 5 in dienst zijn, daar waar deze functionarissen als gevolg van arbeidsmarktvraagstukken niet beschikbaar zijn.
De zorgverzekeraar hanteert (minimum)eisen die niet meer te beïnvloeden zijn.
De zorgverzekeraar hanteert termijnen die onredelijk zijn.
Het inkoopproces van de zorgverzekeraar is niet transparant.
De zorgverzekeraar legt onredelijke tariefkortingen op.
De zorgverzekeraar legt onredelijke volumekortingen op.
Het beleid van de zorgverzekeraar veroorzaakt verzwaring van administratieve lasten, namelijk: …
Anderszins, namelijk: …
Ruimte voor toelichting bij vraag 31: … Vraag 32 Hoe bent u omgegaan met deze onredelijke eisen? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
Vragen gesteld, bijvoorbeeld in een Q&A procedure.
Overleg aangevraagd met de zorgverzekeraar.
Schriftelijk bezwaren kenbaar gemaakt.
Publiciteit gezocht/media ingeschakeld.
(Noodgedwongen) geaccepteerd.
Een voorbehoud gemaakt bij de contractering.
Anders, namelijk …
Pag. 50
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Vraag 33 Verwacht u eventuele problemen voor uw organisatie die het directe gevolg zijn van de contractering wijkverpleging in het jaar 2015? O
Ik verwacht geen problemen in 2015 (ga naar vraag 34)
O
Ik verwacht wel problemen in 2015
De problemen die ik in 2015 verwacht, zijn: Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
Een gefragmenteerde uitvoering van de functie wijkverpleging
Geen of onvoldoende keuzevrijheid van klanten
Verschraling en kwaliteitsverlies van zorg
Ontoereikende groeimogelijkheden
Geen
antwoord
kunnen
bieden
op
de
extramuralisering
van
verzorgingshuiscapaciteit
Verslechtering financiële positie
Liquiditeitsproblemen
Rem op innovatie
Onbetaalde rekeningen als gevolg van overproductie boven productieplafond
Wachtlijsten
Ontslag van medewerkers
Een mogelijk faillissement van mijn organisatie
Anderszins, namelijk …
Ruimte voor toelichting bij vraag 33: … Vraag 34 Verzekerden kiezen hun eigen zorgverzekeraar. Zou u de zorgverzekeraar(s) met wie u te maken heeft aanbevelen? O
0 (zeer waarschijnlijk niet)
O
1
O
2
O
3
O
4
O
5
O
6
O
7
O
8
O
9
O
10 (zeer waarschijnlijk wel)
Ruimte voor toelichting bij vraag 34: …
Pag. 51
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Vraag 35 Kan ActiZ naar aanleiding van de beantwoording van deze vragen contact opnemen met iemand in uw organisatie? O
Nee
O
Ja, te weten met: o
Naam: …
o
Functie: …
o
E-mailadres: …
o
Telefoonnummer: …
HARTELIJK DANK VOOR UW MEDEWERKING!
Pag. 52
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Bijlage 5 – Analyse inkoopbeleid wijkverpleging 2015 Analyse inkoopbeleid wijkverpleging 2015 18 september 2014 Inleiding Nu in het verlengde van de landelijke Inkoopgids Wijkverpleging 2015 van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) vrijwel alle zorgverzekeraars5 hun inkoopbeleid wijkverpleging voor 2015 hebben gepubliceerd, kan de balans worden opgemaakt. Een goede analyse van het inkoopbeleid wijkverpleging is van belang omdat als gevolg hiervan inzichtelijk wordt op welke zorg cliënten in 2015 kunnen rekenen. De eisen die verzekeraars stellen aan (de vormgeving van) het aanbod en het budget dat hiertegenover wordt gesteld, zijn immers randvoorwaardelijk voor de vormgeving van het uiteindelijke zorgaanbod. Een belangrijk doel van deze notitie is om inzichtelijk te maken hoe het inkoopbeleid van de verschillende verzekeraars zich verhoudt tot de afspraken die op landelijk niveau zijn gemaakt. Het betreft de afspraken vastgelegd in het ‘Onderhandelingsresultaat transitie verpleging en verzorging’, maar ook afspraken die zijn gemaakt tijdens diverse landelijke overleggen of afspraken in de vorm van toezeggingen van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer. Daarnaast heeft deze notitie tot doel om overige relevante punten in beeld te brengen, die in ieder geval in 2015 en mogelijk ook de jaren hierna van betekenis worden voor de leden van ActiZ. Omdat het inkoopbeleid wijkverpleging nog niet is geëffectueerd in overeenkomsten is momenteel (nog) niet duidelijk of en hoe de effecten van beleid daadwerkelijk effect sorteren. Begin november zijn de uitkomsten van de zorginkoop bekend. Pas dan kunnen definitieve uitspraken worden gedaan. Verder is denkbeeldig dat verzekeraars gaandeweg beleid bijstellen of dat teksten uit het inkoopbeleid op verschillende manieren kunnen worden geïnterpreteerd. Dit kan zowel in positieve zin als in negatieve zin de inhoud van onderhavig notitie nuanceren. Omdat zorgvuldigheid voorop staat, wordt verwezen naar de pagina’s uit het inkoopbeleid waarop de passage betrekking heeft. Het is tot slot niet de bedoeling geweest om uitputtend te zijn in de voorbeelden die worden genoemd.
5
Op dit moment wachten wij alleen nog op de plannen van DSW.
Pag. 53
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Leeswijzer Bij lezing van het inkoopbeleid wijkverpleging van de verschillende verzekeraars springt een aantal thema’s in het oog. Het zijn met name de verdergaande opsplitsing van de wijkverpleegkundige functie in twee segmenten en de keuzes die worden gemaakt ten aanzien van de kortingen op de tarieven en volumes die zich slecht verhouden tot de landelijk gemaakte afspraken. Met betrekking tot de zogenaamde beschikbaarheidsvoorzieningen en de ketens dementie valt vooral op dat een concretisering van gemaakte afspraken ontbreekt. Andere thema’s die aan bod komen, zijn: het overgangsregime voor cliënten, voldoende verpleegkundigen op niveau 5, een toekomstige gerichtheid op uitkomsten en verzwaring van administratieve lasten. De notitie start met twee inleidende paragrafen en eindigt tot slot met een korte beschouwing inclusief een aantal conclusies. Het proces van de afgelopen maanden Het inkoopbeleid wijkverpleging is de afgelopen maanden geleidelijk beschikbaar gekomen. De eerste verzekeraars die duidelijkheid boden waren CZ, VGZ, Menzis en De Friesland. In augustus trad ENO naar buiten, medio september gevolgd door Achmea en Zorg en Zekerheid. Deze geleidelijke publicatie van het inkoopbeleid heeft tot gevolg dat in de ene regio het inkoopproces al verder gevorderd is dan in de andere regio. Alhoewel ActiZ diverse signalen van leden heeft ontvangen en deze ook met individuele verzekeraars en landelijke partijen heeft gedeeld, wordt pas nu duidelijk wat het totale landelijke beeld is. Beleidsarm? Om te beginnen de start van de verschillende inkoopdocumenten. Verschillende zorgverzekeraars (o.a. CZ – p. 3, Zorg en Zekerheid – p. 2) kondigen op de eerste pagina’s aan dat zij er voor kiezen om de wijkverpleging gedurende de transitieperiode (i.c. het jaar 2015) beleidsarm in te voeren. Bij lezing van het inkoopbeleid is dat niet direct hetgeen dat het meest in het oog springt. Duidelijk wordt dat door alle verzekeraars verdergaande keuzes worden gemaakt. Deze keuzes kunnen niet zonder consequenties blijven voor de inhoudelijke vormgeving van het zorgaanbod in 2015. Cliënten gaan dit merken; ook voor medewerkers gaat dit gevolgen hebben. Opsplitsing wijkverpleegkundige functie in twee segmenten Een punt dat het meest in het oog springt, is de verdergaande opsplitsing van de wijkverpleegkundige functie in twee segmenten. Om een goede aansluiting tussen de zorg in de eerste lijn en de ondersteuning vanuit het sociale domein mogelijk te maken is er voor gekozen om in 2015 een aparte bekostigingstitel te creëren voor het zogenaamd ‘wijkgericht werken’. Dit besluit is in lijn met de keuze voor een ‘hybride bekostigingsmodel’ waarover in het ‘Onderhandelingsresultaat transitie verpleging en verzorging’ op landelijk niveau afspraken zijn gemaakt. ActiZ benadrukt dat óók bij de keuze voor een hybride bekostigingsmodel het belang van een integrale uitvoering van
Pag. 54
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
de wijkverpleegkundige functie nooit ter discussie heeft gestaan. Integendeel; integraliteit is noodzakelijk om een samenhangend aanbod voor cliënten in de thuissituatie mogelijk te maken. Alhoewel verzekeraars er vooralsnog niet voor lijken te kiezen om segment 1 niet in te kopen bij een aanbieder die niet ook segment 2 aanbiedt, is het opsplitsen van wijkverpleegkundige functie en het creëren van een ‘segment 1 wijkverpleegkundige’ naast een ‘segment 2 wijkverpleeg-kundige’ leidend bij het inkoopbeleid van vrijwel alle verzekeraars6. Aan de basis van deze ongewenste segmentering ligt het inkoopbeleid dat verzekeraars samen binnen ZN-verband hebben vormgegeven (ZN, p. 19). Een minimumeis voor de zogenaamd ‘niet-toewijsbare wijkgerichte zorg’ luidt: ‘de
zorgaanbieder positioneert de wijkverpleegkundige los van de moederorganisatie, zodat de wijkverpleegkundige onafhankelijk kan werken’. Een volgende eis is: ‘De zorgaanbieder stelt de wijkverpleegkundige randvoorwaardelijk in staat dat de verwijzing naar een zorgaanbieder onafhankelijk gebeurt en ook kan aantonen hoe dit is geregeld. De verzekeraar zal monitoren of er +/- naar rato van productieafspraken wordt verwezen naar aanbieders welke werkzaam zijn in het betreffende werkgebied van de wijkverpleegkundige’. In het verlengde van deze landelijke eis worden door individuele verzekeraars verdergaande keuzes gemaakt. Een aantal verzekeraars kiest er voor om (delen van) de indicatiestelling vorm te geven binnen segment 1. Het meest duidelijk is dit bij VGZ (p.7); in het inkoopbeleid wordt vermeldt dat ‘de toegang en het opstellen van het zorgplan bij
cliënten met meervoudige problematiek op zowel het sociale domein als het zorgdomein doelbewust wordt geschaard onder de niet-toewijsbare zorg’. Echter ook ENO (p.7) en Zorg en Zekerheid (p.7) verwachten dat de wijkverpleegkundige gaat verwijzen naar een zorgaanbieder in segment 2, nadat –in het geval van ENO- in eerste instantie triagerende gesprekken zijn gevoerd en nadat afstemming heeft plaatsgevonden met het wijknetwerk (p.7). Ook ten aanzien van de indicatiestelling binnen S2 maakt ENO (p.13) overigens verdergaande keuzes, door te eisen dat bij de indicatiestelling duidelijk wordt ‘wat de
medische diagnose is en of er sprake is van een verwijzer’; ook wil ENO ‘inzicht hebben in het medisch probleem’. CZ (p.8), ENO (p.10) en Zorg en Zekerheid (p.6) vermelden verder dat de werkzaamheden in segment 1 tot doel hebben om samen met het (sociale) wijknetwerk te komen tot ‘case finding’ in de wijk; een en ander om zware zorg te voorkomen.
6
Menzis (p. 24) lijkt in dit opzicht een positieve uitzondering. Expliciet vermeldt Menzis dat men niet verwacht dat er aparte structuren worden ontwikkeld om de niet toewijsbare zorg in te richten. Ook Achmea valt in dit opzicht in positieve zin op door het aan aanbieders over te laten om een passende vorm te vinden voor samenwerking met het wijkteam (p.19)
Pag. 55
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
In het stellen van eisen aan de organisatorische vormgeving van segment 1 valt -naast CZ- in ieder geval het beleid van ENO (p.9) op. Van zorgaanbieders wordt verwacht dat deze ‘niveau 5 wijkverpleegkundigen’ detacheren naar het gemeentelijk wijkteam. Hiermee lijkt dit gemeentelijk wijkteam een aparte organisatorische eenheid te worden in plaats van een (virtueel) netwerk waar zaken worden afgestemd. Ook het beleid van CZ (p. 16) valt op. CZ verwacht van zorgaanbieders die segment 1 aanbieden dat men een compliance-commissie in het leven roept, die enerzijds onafhankelijk toezicht houdt op het functioneren van de zorgaanbieder in S1 en anderzijds toeziet op de onafhankelijkheid van de wijkverpleegkundige in S1 in haar doorverwijsbeleid naar segment 2. Ook is het de bedoeling dat de commissie toezicht houdt op de tevredenheid van stakeholders in het (sociale) wijknetwerk over de wijkverpleegkundige. Minimaal twee keer per jaar, en vaker indien de compliancecommissie daarom verzoekt, organiseert de zorgaanbieder een compliance-overleg. Hiervan moet een verslag worden gemaakt dat op verzoek beschikbaar is voor de zorgverzekeraar. Naar aanleiding van voorgaande kan het volgende worden geconstateerd. -
De verdergaande opsplitsing van de wijkverpleegkundige functie in twee segmenten staat haaks op de noodzakelijke integrale uitvoering van deze functie en een goede uitvoering van het beroep van wijkverpleegkundige 7.
-
Tijdens bestuurlijk overleg op landelijk niveau begin september 2014 is afgesproken dat de prestatie ‘wijkgericht werken’ niet is bedoeld voor het indiceren van cliënten; het is immers niet de bedoeling dat er mini CIZ-tjes ontstaan in wijken en buurten. link naar bestuurlijke afspraken Verzekeraars lijken deze mogelijkheid wel open te houden.
-
Zorgaanbieders lopen als gevolg hiervan het risico op dit onderdeel van hun aanbod BTW-plichtig te worden. Een naheffing van de Belastingdienst kan leiden tot een additionele kostenpost.
-
In essentie is de NZa prestatie ‘wijkgericht werken’ een prestatie die niet te koppelen is aan een individueel zorgtraject van de cliënt. Zowel VGZ (p.7) als Zorg en Zekerheid (p.6) benoemen (naast indicatiestelling) diverse andere cliëntgebonden activiteiten onder S18. Deze inhoudelijke invulling van de prestatie wijkgericht werken is feitelijk onjuist en in strijd met de regelgeving.
7
V&VN. Expertisegebied wijkverpleegkundige. Utrecht, 2012. Bijvoorbeeld: niet-pluis gesprekken, keukentafelgesprekken, vraagverheldering, opstellen van een zorgplan, bevorderen van zelfredzaamheid, voorkomen van formele zorg. 8
Pag. 56
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
-
In de aanspraak wijkverpleging zoals vastgelegd in artikel 2.10 van het (concept) Besluit zorgverzekering is vastgelegd dat wijkverpleging een vrij toegankelijk functie is. Er is geen verwijzing noodzakelijk. Bij lezing van het inkoopbeleid van de verschillende verzekeraars wordt duidelijk dat binnen de verpleegkundige functie deze verwijzing wel wordt ingebouwd. Met verdergaande consequenties voor de organisatie van de wijkverpleegkundige zorg (white label).
-
Ook heeft de prestatie ‘wijkgericht werken’ niet tot doel om tot ‘case finding’ te komen in de wijk om als gevolg hiervan zware zorg te voorkomen. De activiteiten binnen de prestatie ‘wijkgericht werken’ zijn te kenschetsen als het verbinden van het medische en sociale domein; signaleren, regisseren en coördineren vormen de kern. Geïndiceerde preventie kan een onderdeel vormen, maar mag nooit een doel op zich worden.
-
De aanspraak9 maakt duidelijk dat ‘een medische diagnose’ of het hebben van een medisch probleem’ (ENO, p.13) wel relevant kunnen zijn maar geen noodzakelijke voorwaarde vormen voor toegang tot de functie wijkverpleging. Ook op dit punt is het inkoopbeleid in strijd met de regelgeving en de landelijke afspraken die zijn gemaakt.
-
Het naar +/- naar rato van productieafspraken (ZN, p. 19; VGZ, p.8; CZ, p.15) doorverwijzen naar aanbieders die werkzaam zijn in het betreffende werkgebied verhoudt zich tot slot niet tot de keuzevrijheid van cliënten.
Kortingen op de tarieven én op het volume (cliëntgebonden werkzaamheden) Evident is dat de overheveling van de verpleging en de verzorging gepaard gaat met een financiële taakstelling. In het ‘Onderhandelingsresultaat transitie verpleging en verzorging’ hebben de landelijke partijen afgesproken dat zij ‘de intentie delen om de taakstelling –in de regel- te realiseren via het reduceren van het zorgvolume’. Daar waar verzekeraars via hun inkoopbeleid inzicht geven in de wijze waarop de taakstelling wordt doorgevoerd, wordt duidelijk dat er zowel wordt gekort op de tarieven als (soms heel fors) op het volume. Dit heeft verdergaande consequenties en is niet in lijn met de gemaakte afspraken. Een aantal voorbeelden10. -
Achmea (p. 25) kort 9,5% op de functies persoonlijke verzorging en 5% op de functies verpleging. Het betreft een korting op het maximum NZa-tarief 2015.
‘De basis voor het volume is de goedgekeurde productie op de prestaties verpleging en verzorging van 1 januari 2014 tot 1 juli 2014, gedeclareerd via de AW319. Deze basis wordt geschoond voor zorg die niet naar de Zvw overgaat en lineair geëxtrapoleerd naar jaarbasis, waarbij [ …] Vervolgens wordt de nullijn gehanteerd, waarbij autonome groei opgevangen dient te worden binnen het budget door doelmatiger te werken’. 9
‘verpleging en verzorging, die verband houdt met de behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico hierop’. Het gaat om het beleid ten aanzien van bestaande aanbieders.
10
Pag. 57
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
-
Menzis (financiële paragraaf) is de enige verzekeraar die kortingen op het tarief en op het volume doorvoert én start met tariefdifferentiatie. Er wordt gecontracteerd in drie varianten.
-
‘Indien door bestaande zorgaanbieders slechts voldaan wordt aan de toegangseisen, wordt er een budgetafspraak gemaakt voor alleen de bestaande verzekerden die bij de zorgaanbieder in zorg zijn en in 2015 hun recht op Wijkverpleging mogen verzilveren bij dezelfde aanbieder die zij ook in 2014 hadden (overgangsrecht). Er wordt daartoe een afspraak gemaakt van 75% van de volumeafspraken zoals hierboven beschreven met een tarief van 82% van het maximum NZa tarief. Indien door bestaande zorgaanbieders voldaan wordt aan alle toegangs- en minimumeisen wordt er een afspraak gemaakt van 90% van de volumeafspraken 2014 zoals hierboven berekend met een tarief van 90% van het maximum NZa tarief. Indien door bestaande zorgaanbieders voldaan wordt aan alle toegangs- en minimumeisen én aan alle differentiatie eisen wordt er een afspraak gemaakt van 90% van de volumeafspraken 2014 zoals hierboven berekend met een tarief van 93% voor de prestaties PV en 97% voor de prestaties VP en AIV van het maximum NZa tarief.’
ENO (p. 20) kondigt een korting op het NZa-tarief 2015 aan van 10% op de persoonlijke verzorging en 4% op de verpleging. Achterliggende documenten maken duidelijk dat ENO daarbij kiest voor een bepaalde verhouding PV/VP ongeacht de bestaande indicaties van cliënten. Zorgaanbieders die veel verpleegkundige en gespecialiseerde zorg leveren zijn hier de dupe van. Over het volume doet ENO nog geen uitspraken; wel maakt men duidelijk dat hierop wordt gekort.
Pag. 58
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
-
CZ (p. 34) legt aan aanbieders twee opties voor. Offerte optie 1 Tarief PV 90,5% van het NZa-tarief en VP 96,5% van het NZa-tarief – taakstelling 2014 van 4% Volume De goedgekeurde gerealiseerde productie van 1 januari 2014 tot 1 juli 2014, op basis van de AW319, met lineaire extrapolatie naar het einde van het jaar (met een maximum van de geldende goedgekeurde productieafspraken 2014 voor de bijzondere zorgvormen) – taakstelling 2015 van 15% Offerte optie 2 Tarief PV 90,5% van het NZa-tarief en VP 96,5% van het NZa-tarief Volume De goedgekeurde gerealiseerde productie van 1 januari 2014 tot 1 juli 2014, op basis van de AW319, met lineaire extrapolatie naar het einde van het jaar (met een maximum van de geldende goedgekeurde productieafspraken 2014 voor de bijzondere zorgvormen) – taakstelling 2014 4% - taakstelling 2015 van 15% Prijsopslag 2016 – > Behaalde taakstelling 2015 Voor 2016 kan wel weer een opslag worden verdiend. Zorgaanbieders die op 1 november 2015 (over de cijfers van januari 2015 tot en met 1 september 2015) een taakstelling van meer dan 15% hebben gerealiseerd, ontvangen bij de inkoopafspraken 2016 een prijsopslag van 2% op de af te spreken tarieven in 2016. De zorgaanbieder toont hiervoor bij de inschrijving van 2016 aan dat in 2015 het aantal cliënten in zorg procentueel harder is gestegen dan de geleverde uren of dat er substantiële substitutie heeft plaatsgevonden tussen formele en informele zorg of dat er significant meer technologie is ingezet waardoor face-to-face zorg is afgenomen, dan wordt dit ook gebruikt als indicatie voor ‘meer doen met minder’.
Pag. 59
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Relatief weinig lijkt er te veranderen bij Zorg en Zekerheid en De Friesland. -
Zorg en Zekerheid (p. 22) hanteert in 2015 een marktconform tarief en kiest voor het behoud van het tariefpercentage uit 2014 (herschikkingsafspraak 2014) met een minimum van 85% en een maximum van 95% van het maximum NZa-tarief 2015 voor verpleging en verzorging. Bestaande prijspercentages boven deze range worden hierop neerwaarts aangepast. Daarbij hanteert Zorg & Zekerheid geen prijsdifferentiatie tussen de verschillende prestaties.
-
De Friesland (p.26 en p. 27) spreekt uit te willen werken volgens het ‘geld volgt klant principe’, zij het niet onbegrensd vanwege het financieel kader. De Friesland is de enige verzekeraar die er daarom ook in 2015 voor kiest om meerdere keren te herschikken. Het tarief dat De Friesland hanteert is minimaal 85% van het NZa tarief; dit kan met het opslagpercentage worden verhoogd naar 95% van het NZa-tarief 2015. Toeslagcriteria zijn doelmatigheid (rendabele en onrendabele lijnen/Friese Waddeneilanden/ zorg in geclusterde en ongeclusterde vorm bieden) en kwaliteit (integrale benadering, innovatie-best practices, wetenschappelijk onderzoek, mantelzorg, Advance Care Planning en dementie).
Niet alle verzekeraars bieden in hun inkoopbeleid inzicht in de wijze waarop de taakstelling wordt doorgevoerd. VGZ (p. 15) kondigt bijvoorbeeld aan dat zorgaanbieders medio augustus 2014 een contracteeraanbod voor 2015 ontvangen met een zorgkostenplafond. Dit contracteeraanbod is het ultieme aanbod; gezien de taakstelling op landelijk niveau vinden er geen nadere onderhandelingen plaats. Beschikbaarheidsvoorzieningen In het ‘Onderhandelingsresultaat transitie verpleging en verzorging’ wordt gesproken over zogenaamde ‘beschikbaarheidsvoorzieningen’. Beschikbaarheidsvoorzieningen 11 zijn voorzieningen, zoals bijvoorbeeld onplanbare zorg of nachtzorg, die veelal op regionaal niveau worden aangeboden. Omdat deze in randvoorwaardelijke zin van belang zijn voor de overige (bijvoorbeeld planbare) verpleging en verzorging die geboden wordt, is door de landelijke partijen afgesproken dat deze voorzieningen tijdens de transitieperiode worden gecontinueerd. In de landelijke Inkoopgids Wijkverpleging van ZN wordt naar deze afspraak verwezen (p. 13). Inhoudelijk brengt ZN een bijzondere nuancering aan door hier van te maken: ‘[…] In
2015 worden de door deze organisaties gecreëerde basisvoorzieningen, zoveel mogelijk gecontinueerd. Faciliteiten die in 2014 gelden voor de inzet van zorg met technologische ondersteuning worden eveneens zo veel mogelijk in 2015 gecontinueerd’.
11
Gesproken wordt ook over: basisvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen of systeemvoorzieningen.
Pag. 60
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Opvallend is dat in het inkoopbeleid van de verschillende verzekeraars nauwelijks tot geen (expliciete) aandacht is voor deze afspraak uit het onderhandelingsresultaat. In het inkoopbeleid van Menzis en De Friesland vindt geen enkele verwijzing naar deze afspraak plaats. Zorg en Zekerheid (p.19 -21), ENO (p.17-19), VGZ (p.14), CZ (p.30) en Achmea (p.16) onderscheiden wel een aantal bijzondere zorgvormen, waaronder ‘oproepbare verzorging en verpleging’. Zorg en Zekerheid, ENO en CZ maken in hun beleid op dit punt duidelijk dat zij deze zorgvorm niet inkopen bij nieuwe aanbieders of bij aanbieders die in 2014 niet gecontracteerd zijn voor deze functie. Niet duidelijk is echter wie wel voor deze functie in aanmerking komt. Achmea en VGZ zijn hier wel expliciet in. Zo geeft Achmea aan dat men ‘voor 2015 uitgaat van continuering van de bestaande afspraken
met de zorgaanbieder(s) die de beschikbaarheid van zorg voor 2014 reeds hebben georganiseerd’. Ook VGZ maakt een vergelijkbaar statement: ‘cVGZ koopt deze zorg alleen in bij zorgaanbieders die hiervoor ook in 2014 gecontracteerd zijn’. Punt van aandacht is dat het kunnen bieden van ‘onplanbare verzorging en verpleging’ zoals verwoord in de NZa-prestatie ‘Verpleging en Verzorging’12 en waar naar verwezen lijkt te worden slechts een onderdeel vormt van de beschikbaarheidsvoorzieningen waarover in het Onderhandelingsresultaat gesproken wordt. In de praktijk bestaan voorzieningen voor ongeplande zorg uit mensen en zorginfrastructuur. Ook technologische ondersteuning vormt (bijvoorbeeld) onderdeel van de beschikbaarheidsvoorzieningen13. Op voorhand is bij lezing al met al niet duidelijk hoe breed de ‘onplanbare verzorging en verpleging’ gedefinieerd wordt en of hiervoor in 2015 voldoende middelen beschikbaar worden gesteld. Onduidelijk is als gevolg hiervan of de afspraak uit het ‘Onderhandelaarsresultaat transitie verpleging en verzorging’ met betrekking tot de continuering van de beschikbaarheidsvoorzieningen wordt geëffectueerd. Ketenzorg dementie Een ander specifiek punt betreft de ketenzorg dementie. Begin juli 2014 heeft de staatssecretaris aan de Tweede Kamer toegezegd dat de bestaande ketens dementie in 2015 gecontinueerd zullen worden. Recentelijk heeft de NZa de beleidsregel ‘Ketenzorg dementie’ gepubliceerd. In overleg met partijen is er voor gekozen om het casemanagement te laten lopen via de NZa beleidsregel ‘Verpleging en verzorging’. De beleidsregel ‘Ketenzorg dementie’ biedt ruimte om de ketenorganisatie in stand te houden.
12
NZa. BR/CU – 7107. In Bijlage 2 is de uitwerking van de onderzoeksvraag opgenomen, die ActiZ aan het ministerie van VWS en de NZa heeft doen toekomen voor het onderzoek naar deze voorzieningen ten behoeve van de ontwikkeling van het bekostigingsmodel in 2016. 13
Pag. 61
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Onder andere door ActiZ is gesignaleerd dat de combinatie van beide beleidsregels onvoldoende lijkt om de bestaande ketens in stand te houden. Alhoewel er grote verschillen bestaan tussen de ketens is bekend dat deze momenteel (deels) ook worden gefinancierd met intramurale middelen of extramurale middelen die vanaf 2015 naar de Wmo gaan (denk aan de extramurale begeleiding). Er ligt een belangrijke verantwoordelijkheid bij individuele verzekeraars om hier tijdens het inkoopproces oog voor te hebben. In vrijwel al het inkoopbeleid van de individuele verzekeraars wordt aandacht geschonken aan de ketenzorg dementie. Of de ketens in 2015 daadwerkelijk in stand worden gehouden is uit het beschikbare beleid niet af te leiden. Het overgangsregime voor cliënten In het ‘Onderhandelingsresultaat transitie verpleging en verzorging’ zijn afspraken gemaakt over het overgangsregime. Het gaat om de volgende afspraak: ‘Om de
continuïteit van zorg voor cliënten te borgen beschouwen verzekeraars cliënten die op 31 december 2014 een geldig indicatiebesluit voor verpleging of verzorging in de AWBZ hebben, en waarvan de geldigheidsduur nog niet is verstreken of die in zorg zijn, door zorgverzekeraars op 1 januari 2015 als zijnde in het bezit van een geldige verwijzing voor wijkverpleging op grond van de Zvw. Dit betekent dat alle cliënten die in zorg zijn op 1 januari 2015 zorg kunnen ontvangen van dezelfde aanbieder.’ In de Inkoopgids Wijkverpleging 2015 van ZN (p.17) worden minimumeisen gesteld aan de contractering van cliëntgebonden zorg. Eén van de minimumeisen die ZN hanteert betreft de vereiste dat ‘de zorgaanbieder een klanttevredenheid voor de extramurale zorg
heeft, die hoger of gelijk is aan het branchegemiddelde’. Wanneer deze eis onverkort wordt doorgevoerd bij de inkoop van de cliëntgebonden zorg (segment 2) betekent dit dat ongeveer de helft van de aanbieders niet gecontracteerd wordt. Dit verhoudt zich niet met de gemaakte afspraken over het overgangsregime voor cliënten. De minimumeis om een klanttevredenheid te hebben die hoger- of gelijk aan het branche gemiddelde is, wordt door het merendeel van de verzekeraars overgenomen (onder andere Zorg en Zekerheid p. 16; CZ p. 26; ENO p. 12). Meest vergaande consequenties heeft dit bij Menzis waar aanbieders die ‘rood’ scoren op hun klanttevredenheid slechts in aanmerking komen voor een afspraak voor zorgverlening aan bestaande cliënten. Van aanbieders die ‘rood’ scoren wordt verwacht dat deze zorg gaan afbouwen. De aanbieder krijgt geen ruimte tot groei in de veronderstelling dat verzekerden niet tevreden zijn over het bestaande aanbod.
Pag. 62
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Voldoende verpleegkundige(n) niveau 5 Een andere minimumeis uit het landelijk inkoopbeleid van ZN die in negatieve zin opvalt, betreft de eis dat de zorgaanbieder ‘voldoende verpleegkundige(n) niveau 5 in dienst
heeft die de toegang bepaalt, indiceert, coördineert en zorgplannen opstelt. Indien er niet voldoende verpleegkundigen op niveau 5 in dienst zijn, moet een verbeterplan worden opgesteld’. Onder andere tijdens de ontwikkeling van de ‘Normen voor indiceren en organiseren van verpleging en verzorging in de eigen omgeving’ heeft ActiZ laten weten ten principale niet tegen de norm te zijn dat ‘de indicatiestelling en de zorgtoewijzing’ plaats vindt door een HBO-opgeleide verpleegkundige. Tegelijkertijd heeft ActiZ benadrukt dat het niet reëel is om deze norm al vanaf 2015 te willen handhaven. Zorgaanbieders lopen aan tegen arbeidsmarktvraagstukken; er zijn momenteel onvoldoende HBO-opgeleide verpleegkundigen beschikbaar die (ook) over de benodigde competenties beschikken. Momenteel is ActiZ in gesprek met V&VN en BTN over deze problematiek. De intentie is om op korte termijn afspraken te maken voor een overgangsperiode van een aantal jaren. Gedurende deze periode zijn –onder nader te bepalen condities- ook verpleegkundigen op niveau 4 bevoegd om te indiceren. Na lezing van het inkoopbeleid van de individuele verzekeraars is duidelijk dat vrijwel alle verzekeraars de eis ten aanzien van niveau 5 hebben overgenomen. CZ (p.29) legt de lat nog een stukje hoger door van aanbieders te eisen dat men uiterlijk 30 september 2015 voldoet aan deze norm. De enige verzekeraar die (in ieder geval in toon) enige coulance lijkt in te bouwen is VGZ (p.9). VGZ vermeldt op voorhand dat ‘mede gezien de huidige
schaarste, in 2015 naast verpleegkundigen met niveau 5 ook verpleegkundigen met niveau 4 zorg mogen indiceren, indien zij over de juiste competenties beschikken’. Een toekomstige gerichtheid op uitkomsten Verzekeraars duiden 2015 als een overgangsjaar; tegelijkertijd wordt ons een blik op de toekomst gegund. Het meest expliciet is Achmea: ‘Voor inkoop betekent het dat wij
willen sturen op kwaliteit en kosten. Vanaf 2016 gaan wij door middel van tariefdifferentiatie en selectief inkopen zorgaanbieders die met ons een overeenkomst sluiten, belonen voor het leveren van doelmatige zorg van extra kwaliteit. Waar betere uitkomsten van zorg gerealiseerd worden, willen wij een betere beloning beschikbaar stellen. In 2015 wil Achmea actief inzetten op het gezamenlijk ontwikkelen met het veld en onze verzekerden van landelijke indicatoren die iets zeggen over de geleverde kwaliteit en doelmatigheid en die gebruikt kunnen worden voor uitkomstbekostiging.’ Echter ook andere verzekeraars laten een vergelijkbaar geluid horen: ‘De activiteiten van zorgaanbieders zullen zich steeds meer moeten gaan bewijzen in termen van goede zorg gebaseerd op medisch-inhoudelijke kwaliteit, klantbeleving én zorgkosten’. (VGZ, p.3) Of: ‘Zorgverzekeraars hebben de verantwoordelijkheid om voor hun klanten te zorgen voor
Pag. 63
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
kwalitatief goede en betaalbare zorg. Zorgverzekeraars delen de visie dat zonder gemeenschappelijke uitgangspunten noodzakelijke kwaliteitsverbeteringen in de zorg niet gerealiseerd kunnen worden en daarom is bijvoorbeeld eenheid van taal van belang. Het uiteindelijke doel rondom kwaliteitsindicatoren is dan ook om een landelijke basisset te kunnen hanteren, waarbij iedere zorgverzekeraar naar eigen inzicht de informatie kan gebruiken voor de zorginkoop. Dit is voor 2015 echter niet haalbaar’. (De Friesland, p. 18) Daarnaast valt de eis om gestandaardiseerd te werken op. Ten aanzien van niettoewijsbare wijkgerichte zorg legt ZN hiervoor de basis in de landelijke Inkoopgids Wijkverpleging 2015. Als minimumvoorwaarde voor contractering neemt ZN (p.19) op dat ‘de zorgaanbieder werkt volgens geldende beroepsstandaarden en –protocollen’. Diverse verzekeraars nemen deze eis over (ENO, p. 9; VGZ, p.8; CZ, p.15). Gestandaardiseerd werken wordt daarnaast verwacht van aanbieders die specifieke zorgsoorten of gespecialiseerde zorg aanbieden, zoals bijvoorbeeld palliatief terminale thuiszorg (VGZ, p.13; Zorg en Zekerheid, p. 21; ENO, p.18). Als gevolg van het ontbreken van landelijke uitkomstenindicatoren vallen verzekeraars in 2015 terug op bekende en bestaande instrumenten. Het gebruik van de CQ-index en de vereiste om jaarlijks een zelfevaluatie uit te voeren, komen meerdere malen terug. Bijvoorbeeld Zorg en Zekerheid (p.17): ‘De zorgaanbieder voert periodiek een
cliënttevredenheidsmeting uit, gebaseerd op de CQ-index, bespreekt de resultaten met de cliëntenraad en stelt gezamenlijk met de cliëntenraad verbeterplannen op. De zorgaanbieder voert jaarlijks een zelfevaluatie uit naar de bereikte kwaliteit, gebruikmakend van indicatoren uit het landelijk kwaliteitskader 2014.’ Of Achmea (p.14): ‘De zorgaanbieder laat jaarlijks door een externe onafhankelijke partij een cliënttevredenheidsonderzoek (CQi) uitvoeren onder tenminste een representatieve afspiegeling van de populatie, wonende in een zorgkantoorregio waar de overeenkomst op van toepassing is. Het meest recente cliënttevredenheidsonderzoek moet op de eigen website worden gepubliceerd, inclusief de hieruit voortvloeiende verbeterplannen, en zij worden beschikbaar gesteld aan de cliëntenraad en aan Achmea.’ Verzwaring van administratieve lasten Een laatste thema betreft de verzwaring van de administratieve lasten. Op onderdelen moet zeer gedetailleerd verantwoording worden afgelegd met administratieve lastenverzwaring tot gevolg. Er zijn legio voorbeelden aan te wijzen. Deels zijn deze beschreven in de landelijke Inkoopgids Wijkverpleging 2015 (ZN, zie bijvoorbeeld de paragraaf over de monitoring van kwaliteit en budget of de verplichting om een gedetailleerd plan van aanpak op te stellen indien de organisatie onvoldoende ‘verpleegkundigen niveau 5’ in dienst heeft). Deels zit dit ook in aanvullende informatie die door verzekeraars wordt uitgevraagd. Bijvoorbeeld ten aanzien van het deel niet toewijsbare zorg: aantal ingezette uren, de postcode gebieden, het aantal unieke wijkverpleegkundigen, het aantal FTE dat is ingezet per wijk, aantallen spreekuren, aantal
Pag. 64
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
triages en doorverwijzingen, het gebruikte budget (ENO, p. 11). Of: het totaal aantal uren dat de wijkverpleegkundige is ingezet (per gemeente en per postcode), hoeveel uren daarvan zijn besteed aan direct burger/cliëntcontact en hoeveel uren daarvan zijn besteed aan niet cliënt gebonden taken, in welke postcodes per gemeente de wijkverpleegkundige is ingezet, hoeveel unieke wijkverpleegkundigen er zijn ingezet en over hoeveel FTE die ingezette uren zijn verdeeld, het budget dat is besteed, hoeveel burgers een zelfzorgadvies of een mantelzorgadvies hebben gekregen, hoeveel cliënten er zijn doorverwezen naar de Zvw, hoeveel cliënten er zijn doorverwezen naar de Wmo (CZ, p.19). Een aantal verzekeraars kondigt aan deze informatie te willen benutten voor een benchmark (ENO, CZ, Zorg en Zekerheid). Overige zaken Tot slot wat laatste zaken: -
In voorkomende gevallen is een inkoopeis dat de zorgaanbieder in 2015 geen wachtlijsten heeft voor extramurale zorg. Door de zorgverzekeraar wordt de zorgplicht wordt ‘door-gecontracteerd’ naar de aanbieder (VGZ, p. 11; ENO, p.15). Het is een opvallend gegeven zeker wanneer in ogenschouw wordt genomen dat tegelijkertijd de indicatiestelling (deels) onafhankelijk van de moederorganisatie moet worden gepositioneerd. De aanbieder die verantwoordelijk wordt gehouden voor de zorgplicht wordt als gevolg hiervan niet in de positie gebracht om met behulp van indicatiestelling te sturen op een doelmatige inzet van professionele zorg.
-
Zowel Menzis als Achmea kondigen (in het kader van doelmatigheid) aan actief te willen interveniëren wanneer het vermoeden bestaat dat cliënten recht hebben op toegang tot de Wlz (Menzis, p.13; Achmea, p. 10).
-
Zowel Achmea (p.15) als Zorg en Zekerheid (p.15) zien een rol voor kleine zelfstandigen als onderdeel van een netwerk of samenwerkingsverband op wijkniveau weggelegd. In de toekomst wil men kleine zelfstandigen aangesloten zien bij een multidisciplinair samenwerkingsverband met eerstelijns zorgaanbieders en welzijnsaanbieders waarmee afspraken kunnen worden gemaakt over de kwaliteit en continuïteit van de te leveren zorg op wijkniveau.
Pag. 65
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Beschouwing en conclusies In het kader van de hervormingen van de langdurige zorg worden met ingang van 1 januari 2015 de huidige extramurale AWBZ-functies verpleging en persoonlijke verzorging overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet. Als gevolg van deze overheveling worden zorgverzekeraars verantwoordelijk voor het gehele geneeskundige domein. Van extramurale verpleging en verzorging thuis tot en met opname in het ziekenhuis. Daarbij zijn verzekeraars samen met gemeenten verantwoordelijk voor het leggen van verbindingen tussen het sociale en het medische domein. Verzekeraars geven aan dat een belangrijk doel van de overheveling van de verpleging en de persoonlijke verzorging is dat burgers in staat worden gesteld om zo lang als mogelijk in de eigen omgeving te kunnen blijven wonen. Daarbij ligt het accent op een andere manier van zorg verlenen, met een focus op zelfredzaamheid, ontzorgen en gepast zorggebruik. De aanspraak wijkverpleging en het bekostigingsmodel (inclusief een aantal vereenvoudigde prestaties) voor het zogenaamde transitiejaar 2015 zijn vlak voor de zomer 2014 gepubliceerd. Nu ook het inkoopbeleid van verzekeraars voor 2015 beschikbaar is, kan een laatste stukje van de puzzel worden gelegd. De eisen die verzekeraars stellen aan (de vormgeving van) het aanbod en het beschikbare budget in 2015 zijn immers randvoorwaardelijk voor de vormgeving van het uiteindelijke zorgaanbod. Om te beginnen wordt de lezer een blik gegund op de toekomst. Duidelijk wordt dat de Zorgverzekeringswet een andere realiteit met zich meebrengt dan de AWBZ. Voor de nabije toekomst moeten zorgaanbieders rekening houden met een gerichtheid op uitkomsten, tariefdifferentiatie en (vormen van) selectieve inkoop. Van professionals wordt verwacht dat men gestandaardiseerd werkt. Verzekeraars vragen daarnaast al in 2015 zeer gedetailleerd informatie uit, die (bijvoorbeeld) kan wordt benut voor een benchmark tussen aanbieders en de basis kan vormen voor de inkoop in 2016. Het jaar 2015 wordt beschouwd als ‘een transitiejaar’. In beleidstermen wil dat zeggen: ‘een jaar waarin de zorg al wel wordt overgeheveld, echter zonder dat er in de uitvoering veel gaat veranderen’. Het inkoopbeleid van de individuele verzekeraars laat echter zien dat van een beleidsarme overgang geen sprake is. Door alle verzekeraars worden verdergaande keuzes gemaakt. Deze keuzes kunnen niet zonder consequenties blijven voor de inhoudelijke vormgeving van het zorgaanbod in 2015. Cliënten en medewerkers gaan dit merken.
Pag. 66
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Het punt dat het meest opvalt is het opsplitsen van de wijkverpleegkundige functie in twee segmenten. Inhoudelijk staat het opsplitsen van deze wijkverpleegkundige functie haaks op een integrale uitvoering van de wijkverpleegkundige zorg; een uitgangspunt dat aan de basis ligt van het ‘Onderhandelingsresultaat transitie verpleging en verzorging’. De keuzes die verzekeraars vervolgens maken (o.a. onafhankelijke positionering, verwijzen, medische noodzaak aantoonbaar maken) lijken in strijd met de aanspraak wijkverpleging, de prestaties die zijn vastgesteld door de NZa en de keuzevrijheid van cliënten. De vraag is legitiem wat de ratio is achter de inrichtingskeuzes die worden gemaakt. Voor een goede samenwerking en de gewenste afstemming tussen verzekeraars en gemeenten zijn de maatregelen in de huidige vorm namelijk niet noodzakelijk. De gedachte dringt zich op dat de maatregelen met name van belang zijn in relatie tot schadelastbeperking. Vrijwel alle keuzes zijn immers gericht op het beperken van de toegang tot de Zvw en het voorkomen van zware zorg. In het ‘Onderhandelingsresultaat transitie verpleging en verzorging’ is verder afgesproken dat de landelijke partijen de intentie delen om de taakstelling – in de regelte realiseren via het zorgvolume. Het inkoopbeleid van verzekeraars laat zien dat naast volumekortingen, óók tariefkortingen worden doorgevoerd. Verzekeraars maken op dit punt eigen beleid, waarbij in voorkomende gevallen sprake is van forse kortingen. Als tegelijkertijd bij deze zorgaanbieders de toegang tot de wijkverpleegkundige zorg onafhankelijk moet worden gepositioneerd, de zorgplicht wordt door-gecontracteerd én deze aanbieders te maken krijgen met een verbod (op het laten ontstaan van) wachtlijsten, lopen deze aanbieders forse continuïteitsrisico’s. Met betrekking tot de beschikbaarheidsvoorzieningen en de ketenzorg dementie valt op dat een concretisering van afspraken in het inkoopbeleid ontbreekt. Het betreft een punt van aandacht en van grote zorg. De continuering van systeemvoorzieningen is immers randvoorwaardelijk voor het kunnen bieden van de (overige) wijkverpleegkundige zorg. Daarnaast is het niet voor niets dat aan de Tweede Kamer verdergaande toezeggingen zijn gedaan over de continuering van de bestaande ketens dementie in 2015; de opgebouwde expertise mag niet verloren gaan. Gesignaleerd wordt verder dat het overgangsregime voor cliënten risico loopt. Dit is met name het gevolg van de minimumeis dat de zorgaanbieder een klanttevredenheid voor de extramurale zorg heeft, die hoger of gelijk is aan het branchegemiddelde. De helft van de huidige aanbieders loopt als gevolg hiervan het risico geen contract te krijgen; ontslag voor medewerkers is niet uit te sluiten. Ook de eis om voldoende verpleegkundigen op niveau 5 in dienst te hebben is gezien de huidige arbeidsmarktproblematiek niet realistisch.
Pag. 67
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Tot slot valt de bovenmatige regel- en beheersdruk van verzekeraars op. Het beleid van de overheid is gericht op het centraal stellen van mensen in plaats van systemen. Het ‘grote verhaal’ is dat de professional het vertrouwen gegund wordt om samen met de cliënt (en diens mantelzorger) afspraken te maken over een passend arrangement. Als het nu voorliggende inkoopbeleid daadwerkelijk geëffectueerd gaat worden, is dit het laatste dat in 2015 realiteit gaat worden.
Pag. 68
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
BIJLAGE 1 Beschikbaarheidsvoorzieningen Uitwerking onderzoeksvraag Datum: 11 juni 2014 In het ‘Onderhandelaarsresultaat transitie verpleging en verzorging’ zijn in paragraaf 2.3 afspraken gemaakt over beschikbaarheidsvoorzieningen. Letterlijk staat hier: ‘op dit
moment zijn er zorgorganisaties die voorzieningen realiseren zoals onplanbare zorg of nachtzorg, veelal op regionaal niveau. Tijdens de transitiefase worden de door deze organisaties gecreëerde basisvoorzieningen, gecontinueerd. Aan de NZa wordt gevraagd per regio in kaart te brengen welke organisaties deze voorzieningen leveren en welk budget hiermee gemoeid is. Deze informatie wordt gebruikt bij de vormgeving van het nieuwe bekostigingsmodel voor wijkverpleging’. Inhoudelijke duiding Wijkverpleging is pas echt succesvol als er een voorziening voor beschikbaarheidsvoorzieningen is. Deze voorziening wordt nu vormgegeven met behulp van verschillende financieringsstromen. Deels zijn dit de prestaties ‘extra’, deels betreft dit een bedrag waarover zorgkantoren en aanbieders afspraken maken tijdens de inkoop en deels wordt deze voorziening gefinancierd uit de marges van de tarieven. De functie is daarmee in financiële zin nooit eenduidig expliciet gemaakt, terwijl het de ruggengraat vormt voor de ongeplande zorg in de regio. Van belang is dat het deels gaat om exploitaties die (per individuele aanbieder) vaak lastig rendabel te maken zijn; er is ‘massa’ of ‘volume’ nodig. De voorziening voor ongeplande zorg bestaat uit mensen en zorginfrastructuur. Met zorginfrastructuur worden de logistieke systemen bedoeld. Hiervan zijn er verschillende voorbeelden. Een zorgcentrale en het 24 uur bemand telefoonnummer waar mensen met een zorgvraag of de mantelzorgers terecht kunnen, waar verpleegkundige triage plaatsvindt en indien nodig geregeld kan worden dat binnen een half uur een verpleegkundige deskundigheid ter plaatse is. Veelal zijn afspraken gemaakt tussen thuiszorgaanbieders en ziekenhuizen over het bieden van deze naadloze aansluiting van ziekenhuis naar vervolgzorg thuis. Ook gaat het bijvoorbeeld om medische bereikbaarheid en medische beschikbaarheid. Of om allerlei vormen van online communicatie, monitoring en domotica waarmee zorg op afstand mogelijk wordt. Vaak in samenwerking met het ziekenhuis en de huisarts. Wat ook onder de voorziening valt is de werkkracht die beschikbaar wordt gesteld voor het organiseren van netwerken, een raamovereenkomst Risicovolle Handelingen en zorgpaden waardoor veel van de zorg in het relatief dure ziekenhuis kan worden verplaatst naar de goedkopere eerste lijn.
Pag. 69
Rapportage enquête inkoop wijkverpleging 2015
Het ontbreken van een voorziening voor ongeplande zorg leidt tot de situatie dat verschillende groepen burgers geen of onvoldoende zorg ontvangen. Verder stagneert de beweging van het verplaatsen van zorg van de tweede- naar de eerste lijn. Dat is zonde zeker nu de technologische ontwikkeling snel voortschrijdt. Tablets, ‘slimme medicijndozen’ en smartphones zijn innovatieve voorbeelden en vormen steeds meer een commodity. Stabiele beeldverbindingen en monitorinstrumenten zijn steeds meer voorhanden. Een en ander vraagt om de voortzetting van de huidige innovatie agenda die het aandeel ongeplande zorg beter beheersbaar maakt. Onderzoeksvragen -
Biedt uw organisatie voorzieningen die kunnen worden aangemerkt als beschikbaarheidsvoorzieningen?
-
Kunt u een beschrijving geven van deze beschikbaarheidsvoorzieningen?
-
Wat is het totale bedrag dat op jaarbasis noodzakelijk is om deze beschikbaarheidsvoorzieningen te financieren? Mensen en infrastructuur. Graag nader expliciteren welke kosten (naar schatting) met welke beschikbaarheidsvoorzieningen gemoeid zijn.
-
Met behulp van welke prestaties dan wel andere financieringsstromen worden de beschikbaarheidsvoorzieningen in 2014 gefinancierd? Graag nader expliciteren welke bedragen (naar schatting) uit de verschillende financieringsstromen komen?
-
Worden de beschikbaarheidsvoorzieningen –zo u deze aanbiedt- uitsluitend gebruikt voor cliënten uit uw eigen organisatie? Maken cliënten van andere zorgaanbieders gebruik van deze beschikbaarheidsvoorzieningen? Werkt u met een andere organisatie samen om deze beschikbaarheidsvoorziening aan te bieden?
Pag. 70