Inkomensbelasting: Personenbelasting Toepassingsgebied van personenbelasting Art. 3 WIB – Rijksinwoners zijn onderworpen aan de personenbelasting Art. 2, §1, 1° WIB – Wie zijn rijksinwoners? -
Bij de beoordeling van de woonplaats moet rekening gehouden worden met de inschrijving in de bevolkingsregisters (wettelijke woonplaats), maar ook met andere feitelijke elementen zoals de verblijfplaats van de echtgenoot, kinderen, bezit van een huis, plaats van werk, enz.
-
Art. 2, §1, 1°, tweede lid WIB – Wet vestigt een vermoeden dat de natuurlijke persoon die ingeschreven is in het rijksregister van de natuurlijke personen, zijn woonplaats of zetel van het fortuin in België heeft gevestigd Dit is een weerlegbaar vermoeden!
-
Art. 2, §1, 1°, derde lid WIB – Wet vestigt een vermoeden dat de fiscale woonplaats voor gehuwden bepaald wordt door de plaats waar het gezin gevestigd is Dit is een onweerlegbaar vermoeden!
-
Zetel van fortuin = plaats van waaruit het vermogen beheerd wordt of van waaruit toezicht wordt uitgeoefend op het beheer, dus NIET de plaats waar het vermogen geleden is!
-
Woonplaatscriterium = hoofdcriteria
-
Zetel van fortuin en andere criteria = alternatieve criteria, voor als het woonplaatscriterium geen duidelijke aanwijzing geeft
MAAR! Ook personen die in België niet hun woonplaats en evenmin de zetel van fortuin hebben gevestigd, worden in België belast enkel en alleen als zij inkomsten hebben van Belgische oorsprong Zie de belasting van nietinwoners! -
Art. 4 WIB – Buitenlandse diplomaten en een aantal andere personen, die nochtans in België gevestigd zijn, zijn echter niet onderworpen aan de Belgische personenbelasting!
-
Op voorwaarde van wederkerigheid = op voorwaarde dat de andere staat dit eveneens doet!
Art. 5 WIB – Rijksinwoners van België worden aan de personenbelasting onderworpen op basis van hun wereldwijd inkomen, ongeacht in welk land de inkomsten hun oorsprong vinden (‘onbeperkte belastingsplicht’)
1
Grondslag van personenbelasting Art. 6 WIB – Grondslag van de personenbelasting wordt gevormd door 4 verschillende categorieën van inkomsten: -
Inkomsten uit onroerende goederen
-
Inkomsten uit roerende goederen en kapitalen
-
Beroepsinkomsten
-
Diverse inkomsten
Binnen iedere categorie bepaalt het wetboek: 1) Wat de belastbare inkomsten zijn 2) Wat de aftrekbare kosten zijn 3) Welke elementen van het inkomen worden vrijgesteld, of welke kosten – die geen aftrekbare kosten zijn – als een fiscale gunstmaatregel toch mogen worden afgetrokken
2
ONROERENDE INKOMSTEN
ROERENDE INKOMSTEN
(art. 7 – 16 WIB) Belastbaar inkomen Aftrekbare kosten (forfait)
(art. 17 – 22 WIB) Belastbaar inkomen Aftrekbare kosten (beperkt)
Vrijstellingen
(art. 23 – 89 WIB) Belastbaar inkomen Aftrekbare kosten (forfait of reëel)
Vrijstellingen
= gezamenlijk belastbaar nettoinkomen
BEROEPSINKOMSTEN
DIVERSE INKOMSTEN (art. 90 – 103 WIB) Belastbaar inkomen Belastingvrije gedeelte (bv. 20% van onderhoudsuitkeringen)
Vrijstellingen Aftrekbare verliezen
Aftrekbare kosten
= gezamenlijk of afzonderlijk belastbaar netto-inkomen
= gezamenlijk of afzonderlijk belastbaar netto-inkomen
= gezamenlijk of afzonderlijk belastbaar netto-inkomen
Bevrijdende roerende voorheffing
Meerwaarden en pensioen worden afzonderlijk belastbaar
Sommige diverse inkomsten worden afzonderlijk belastbaar
(reëel per categorie)
= GLOBALE BELASTBARE INKOMEN Belastbare netto-inkomsten van 4 categorieën worden samengevoegd, … … met uitzondering van de schuingedrukte elementen
(!) Gemeenschappelijke aanslag voor echtgenoten en wettelijk samenwonenden (!) (art. 126 – 129 WIB)
Wettelijk samenwonenden worden gelijkgeschakeld aan gehuwden Gehuwden worden als afzonderlijke subjecten belast, maar dienen samen één formulier in Aansprakelijkheid van de betaling van de belasting rust op de schouders van beide partners ° Volledige decumul is van toepassing: Afzonderlijke belastingsheffing van de eigen inkomsten (eigen beroeps- en diverse inkomsten) + Helft van de gezamenlijke inkomsten, die niet eigen zijn aan één van beide partners + Meewerkende echtgenoot of niet-verdiener krijgt een stuk (!) Negatief saldo onroerende / beroepsinkomsten mag worden overgeheveld … … naar de andere partner met overschot (!)
AFTREKBARE BESTEDINGEN (art. 104 – 125 WIB)
Dit zijn géén kosten om inkomen te verwerven (zoals de vorige aftrekken), maar aftrekken op bepaalde sympathieke bestedingen van het inkomen! Bijvoorbeeld: Alimentatie, schenkingen, …
= GLOBALE BELASTBARE NETTO-INKOMEN BEREKENING VAN DE BELASTING = GLOBALE BELASTBARE NETTO-INKOMEN x TARIEF PB (art. 130 – 178 WIB)
BELASTINGVERMINDERINGEN 3
Onroerende inkomsten Belastbare inkomsten Onroerende inkomsten = alle inkomsten voor het gebruik van een onroerend goed, ongeacht of dit gebruik steunt op een persoonlijk of zakelijk recht (huur, concessie, pacht, opstal), op voorwaarde dat deze verrichtingen plaatsvinden buiten de uitoefening van iedere beroepsactiviteit -
Onroerende inkomsten kunnen alleen maar voortkomen uit onroerende goederen die behoren tot het (nietprofessionele) privévermogen
-
Als het onroerend goed gebruikt wordt voor beroepsdoeleinden moet er geen kadastraal inkomen worden aangegeven, aangezien het goed geacht wordt bij te dragen tot de beroepsinkomsten (zie later)
-
Meerwaarden of winsten die verwezenlijkt worden, bijvoorbeeld bij de verkoop van onroerende goederen, worden niet als onroerend inkomen beschouwt, aangezien ze niet periodiek zijn! o
Als het onroerend goed gebruikt wordt voor de uitoefening van een beroepsactiviteit, dan wordt zo’n meerwaarde in principe als bedrijfsinkomen belast
o
Als het onroerend goed behoort tot het privévermogen, dan wordt zo’n meerwaarde in het algemeen niet belast, behoudens enkele uitzonderingen in de diverse inkomsten
Art. 471, §2 WIB – Kadastraal inkomen is een forfaitair geraamd jaarlijks netto-huurinkomen voor alle gronden en gebouwen in België -
KI is een forfaitair netto-huurinkomen waarin de verwervingskosten al verrekend! Ze mogen dus niet nogmaals van het kadastraal inkomen worden afgetrokken!
-
Art. 518 WIB – KI wordt in theorie door de administratie van het kadaster eens om de tien jaar vastgesteld! In afwachting van een volgende herziening wordt het KI jaarlijks geïndexeerd!
Eigen gebruik, niet verhuurde en verhuurde onroerende goederen Art. 7 WIB – Belastbaar onroerend inkomen wordt berekend op basis van … (zie ook aparte pagina!)
Erfpacht of opstal van onroerende goederen Art. 7, §1, 3° WIB – Alle vergoedingen en alle andere voordelen verkregen bij de vestiging of overdracht van erfpacht of opstal (in het kader van het privaat vermogen) zijn belastbaar als onroerende inkomsten Art. 10 WIB – De waarde van deze voordelen is gelijk aan de waarde die daaraan wordt toegekend voor de heffing van het registratierecht Art. 10 WIB – Deze inkomsten zijn belastbaar in het jaar waarin ze worden betaald of toegekend, zelfs indien ze betrekking hebben op de volledige duur van het contract (Recht van erfpacht = tijdelijk zakelijk recht (27 – 99 jaar) om het volle genot te hebben van een aan een ander toebehorend onroerend goed tegen een jaarlijkse vergoeding in geld of in natura) (Recht van opstal = tijdelijk zakelijk recht (max. 50 jaar) om gebouwen, werken of beplantingen op andermans grond te hebben) 4
Vruchtgebruik van onroerende goederen I.t.t. de inkomsten uit verhuur van onroerende goederen, zijn de inkomsten die een belastingplichtige ontvangt uit hoofde van vruchtgebruik in het kader van het privévermogen niet belastbaar als onroerende inkomsten -
De vruchtgebruiker zelf wordt wel belast op het kadastraal inkomen!
-
Als de vruchtgebruiker het goed verhuurt, zal hij zoals de eigenaar belast worden (KI +40% of werkelijke huurinkomsten)
Als de inkomsten daarentegen verkregen zijn in het kader van de beroepswerkzaamheid, zullen zijn belastbaar zijn als beroepsinkomsten (zie later) (Recht van vruchtgebruik = recht om van een zaak, waarvan een ander de eigendom heeft, het genot te hebben zoals de eigenaar zelf, onder de verplichting om de zaak zelf in stand te houden)
Af te trekken lasten Belastbaar inkomen = kadastraal inkomen Geen aftrek van kosten -
Kadastraal inkomen is reeds een netto-inkomen
-
Uitzondering: art. 14, 1° WIB (Interesten op leningen die …)
Belastbaar inkomen = huurontvangsten Forfaitaire aftrek van onderhouds- en herstellingskosten -
Art. 13 WIB specificeert de details (met revalorisatiecoëfficiënt aanslagjaar 2013 = 4,10%)
-
Zelfs al zijn werkelijke onderhouds- en herstellingskosten hoger, van het forfait kan niet worden afgeweken!
-
Uitzondering: art. 14, 1° WIB (Interesten op leningen die …)
Bijvoorbeeld: -
-
Gegevens: o
Gebouw KI 2.500 €
o
Verhuurd onder geregistreerde huur
o
2/5 privégedeelte: 1.000 € p/m
o
3/5 beroepsgedeelte: 1.500 € p/m
Berekening: o
o
Huurinkomen beroepsgedeelte: 1.500 x 12 = 18000
Forfait kosten: 40% x 18.000 = 7.200
Plafond: 2/3 x (1.500 x 4,10) = 4.100
Netto belastbaar: 18.000 – 3.970 = 13.900
Huurinkomen privégedeelte: (geïndexeerd KI + 40%) x 2/5
-
2/5 x (2500 x 1,6349 x 1,4) = 2.288,86
Totaal: 13.900 + 2.288,86 = 16.188,86
5
Uitzondering: Art. 14, 1° WIB – Werkelijke interesten op leningen die specifiek zijn aangegaan om onroerende goederen te verwerven of te behouden (“financieringskosten”) mogen wél worden afgetrokken van het onroerend inkomen! -
Art 14, 2°, tweede lid WIB – Aftrek is steeds beperkt tot het onroerend inkomen
-
Art 14, 2°, derde lid WIB – Ondanks decumul, kunnen gehuwden het negatieve saldo OI van partner 1 aftrekken van het positief saldo OI van partner 2
-
MAAR! o
Sedert 2005 is het KI van het eigen woonhuis vrijgesteld van federale belasting! (zie later)
o
Kosten van hypothecaire leningen die vanaf 2005 zijn aangegaan m.b.t. het eigen woonhuis zijn dus niet langer aftrekbaar van het onroerend inkomend want er is geen inkomen ...
o
MAAR art. 104, 9° WIB! Deze kosten zijn daarom aftrekbaar van het geglobaliseerd inkomen / totaal belastbaar inkomen!
o
Welke kosten exact? Alle kosten van het totaalpakket (interest, kapitaalaflossing lening en premie schuldsaldoverzekering)
o
Voorwaarden? Zie art. 115 en 116 WIB! Aftrek is dus begrensd per belastingplichtige en per belastbaar tijdperk: Aangiftejaar 2013: 2.200 € (basis: 1.500 €) Te verhogen met 730 € (basis: 500 €) voor eerste 10 jaar Te verhogen met 70 € (basis 50 €) voor gezinnen met ≥ 3 kinderen Verhogingen vervallen van zodra ander vastgoed verworven wordt! Bijvoorbeeld: Koppel zonder kinderen ten laste koopt enige eigen woning in 2012 met kwalificerende lening in 2012. Details: interest: 3.500 €, aflossingen: 2.000 €, premie man: 500 € en premie vrouw: 450 € Totaal aftrekbare kost van het globaal netto-inkomen = 6.450 € MAAR! Beperkt tot … Man: 2.200 + 730 = 2.930 € Vrouw: 2.200 + 730 = 2.930 € Opgelet! IJkmoment voor “enige”, “eigen” woning is 31 december. In principe moet de woning (enkel) op het ijkmoment betrokken zijn en mag de eigenaar geen andere woning bezitten
6
Vrijstellingen en verminderingen Vrijstellingen gelden alleen wanneer er belast wordt op basis van het kadastraal inkomen en niet wanneer de werkelijke huurontvangsten moeten worden aangegeven! Art. 12, §1 WIB – Kadastraal inkomen wordt volledig vrijgesteld wanneer het goed zonder winstoogmerk wordt gebruikt voor onderwijs, openbaar uitoefenen van een eredienst, … Art. 12, §2 WIB – Kadastraal inkomen wordt volledig vrijgesteld wanneer het onroerend goed wordt verhuurd onder het stelsel van de loopbaanpacht Art. 12, §3 WIB – Sinds 2005 geldt er een onbeperkte vrijstelling van het kadastraal inkomen van de “eigen” woning -
Er zijn echter enkele voorwaarden!
-
Dit geldt “onverminderd de heffing van de onroerende voorheffing”!
-
Onroerende voorheffing blijft met andere woorden wel nog steeds verschuldigd aan het gewest waar het goed gelegen is, maar zal niet meer verrekenbaar zijn met de federale personenbelasting
Art. 15 WIB – Er is een proportionele vermindering van het kadastraal inkomen in geval van onproductiviteit van het onroerend goed als …
7
Inkomsten van roerende goederen en kapitalen Art. 17, §1 WIB – Inkomsten van roerende goederen en kapitalen zijn alle opbrengsten van roerend vermogen, op voorwaarde dat deze verrichtingen plaatsvinden buiten de uitoefening van iedere beroepsactiviteit. Zij worden als volgt ingedeeld: -
Inkomsten uit risicodragend kapitaal (dividenden)
-
Inkomsten uit niet-risicodragend kapitaal (interesten)
-
Inkomsten uit verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen
-
Inkomsten uit lijfrenten of tijdelijke renten die geen pensioen zijn
-
Inkomsten uit de cessie of concessie van auteursrechten en naburige rechten Aandelen zijn altijd privé-bezit, zelfs als je bestuurder bent! Aandelen zijn enkel beroepsbezig als ze aangehouden zijn door een professionele aandelenverhandelaar! Wij veronderstellen hieronder steeds dat een aandeelhouder een natuurlijk persoon is, … … aangezien we de personenbelasting behandelen!
Inkomsten uit dividenden Art. 18 WIB – Dividenden omvatten: -
Art. 18, 1° WIB – Alle voordelen die worden toegekend door een vennootschap aan aandelen (= maatschappelijk kapitaal) en winstbewijzen (= geen maatschappelijk kapitaal) aan de houder ervan. De vorm en benaming van het voordeel zijn irrelevant! Elke vermogenscomponent die een verarming is voor de vennootschap … … en een verrijking van de aandeelhouder! Alles wat je krijgt als aandeelhouder is een dividend, … … tenzij het tegendeel bewezen wordt!
-
Art. 18, 2° WIB – Gehele of gedeeltelijke terugbetalingen van het maatschappelijk / gestort kapitaal MAAR! Terugbetalingen van gestort kapitaal worden niet als dividend belast wanneer de terugbetaling gebeurt tengevolge van een formele statutaire (“regelmatige”) beslissing tot kapitaalsvermindering van de algemene vergadering
-
Art. 18, 2°bis WIB – Gehele of gedeeltelijke terugbetalingen van uitgiftepremies MAAR! Terugbetalingen van uitgiftepremies die worden gelijkgesteld met gestort kapitaal worden niet als dividend belast Voorwaarden opdat een uitgiftepremie gelijkgesteld wordt met gestort kapitaal? (zie art. 184 WIB)
Uitgiftepremie staat op een afzonderlijke rekening van het eigen vermogen op het passief van de balans
Deze afzonderlijke eigen vermogen-rekening is, net zoals het maatschappelijk kapitaal, onbeschikbaar: het kan alleen verminderd worden bij een formele statutaire (“regelmatige”) beslissing tot kapitaalsvermindering van de algemene vergadering 8
-
Inkomsten die een aandeelhouder krijgt die worden aangemerkt als dividenden in de artikelen 189, 187 of 209 WIB in geval van gehele of gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk kapitaal (“liquidatieboni” voor vereffende vennootschap) of van verkrijging van eigen aandelen (“inkoopboni” voor inkopende vennootschap) MAAR! Art. 21, 2° WIB – Zo’n inkomsten afkomstig van Belgische en niet-Belgische beleggingsvennootschappen zijn vrijgesteld! Bijvoorbeeld:
BEVEKs met veranderlijk kapitaal en “kapitalisatie-aandelen” Aandeelhouder verzilvert belegging door aandelen aan BEVEK te verkopen = inkoop eigen aandelen Onbelast
BEVAKs met vast kapitaal en “distributie-aandelen” Aandeelhouder casht zijn belegging in door ontvangst van dividenden door BEVAK = dividenduitkering Gewoon belastingregime (maar vast tarief van 15%)
MAAR! Liquidatieboni of inkoopboni die de aandeelhouder verkrijgt van “fix-fondsen” of “fondsen met +40% geïnvesteerd in vastrentende effecten” worden fiscaal als interesten gekwalificeerd! Zie volgende titel voor meer info! -
Meerwaarden verkregen bij de verkoop van aandelen worden niet als roerende inkomsten beschouwd, aangezien het geen periodieke opbrengst is!
-
Interesten op voorschotten die ontvangen worden door een aandeelhouder of een bedrijfsleider van een vennootschap die een functie of een opdracht uitvoert als vermeld in art. 32, eerste lid, 1° WIB op voorwaarde dat één van de volgende grenzen worden overschreden: o
Door de vennootschap toegepaste rentevoet >> Normale marktrente
o
Totaal bedrag van de rentegevende voorschotten en leningen (“besmette leningen”) >> Som van het gestort kapitaal (bij het einde van het belastbare tijdperk) en de belastbare reserves (bij het begin van het belastbare tijdperk)
Beide grensoverschrijdingen worden cumulatief (“in de mate van die overschrijding”) toegepast: Als de rente de marktrente overstijgt, wordt het overschot op de hele lening als dividend belast. Als de lening dan nog het kapitaal overschrijdt, wordt de interest op het leningoverschot ook nog als dividend belast! Interesten die de echtgenoot van de aandeelhouder of bedrijfsleider ontvangt, worden op dezelfde wijze behandeld! Interesten die de kinderen van de aandeelhouder of bedrijfsleider ontvangen, worden op dezelfde wijze behandeld als de aandeelhouder of bedrijfsleider het wettelijk genot van de inkomsten van die kinderen hebben! MAAR! Deze herkwalificatie is niet van toepassing op openbaar uitgegeven obligaties, vorderingen op erkende coöperatieve vennootschappen of vorderingen van een binnenlandse vennootschap!
9
Deze herkwalificatie van interesten op voorschotten als dividenden werd in het leven geroepen om te vermijden dat aandeelhouders of bedrijfsleiders zich excessieve interesten zouden uitkeren (“fiscaal gemotiveerde onderkapitalisatie”). Deze handelswijze was immers fiscaal interessant aangezien …
… de vennootschap de uitbetaalde interesten kan aftrekken, terwijl dividenden niet
… de ontvangen interesten voor de aandeelhouder of bedrijfsleider enkel onderworpen zijn aan de bevrijdende roerende voorheffing (~ toen 15 en 21%)
De herkwalificatie als dividenden heeft tot gevolg dat …
… de vennootschap de interesten niet kan aftrekken en dus belastbaar zijn
… de ontvangen interesten voor de aandeelhouder of bedrijfsleider onderworpen zijn aan de bevrijdende roerende voorheffing aan het hogere tarief voor dividenden (~ 25%)
Maar onlangs heeft de regering Di Rupo beslist om het tarief van de bevrijdende roerende voorheffing zowel voor dividenden als voor interesten vast te leggen op 25%. Enkel voor de vennootschap blijft deze schuldfinanciering interessant omdat de interest aftrekbaar is, maar ook dit is relatief nu de vennootschap die zich met eigen vermogen financiert geniet van de aftrek voor risicokapitaal (“notionele interest-aftrek”). Sowieso is het systeem dus al minder interessant! Bijvoorbeeld: Een aandeelhouder (natuurlijke persoon) van een BVBA leent €100.000 aan zijn vennootschap. Hij ontvangt daarvoor €10.000 aan interesten (met interestvoet is 10%). Het kapitaal van de BVBA bedraagt €70.000, bestaande uit €40.000 gestort kapitaal en €30.000 geïncorporeerde belaste reserves. De niet-geïncorporeerde vrijgestelde reserves bedragen €10.000 en de belaste reserves €10.000. De markrente is 7%.
1e grens (overschrijding van marktrente): 10% x €100.000 = €10.000 7% x €100.000 = €7.000 Excess van €3.000
e
2 grens (overschrijding van voorschot): 7% x (€100.000 – (€40.000 + €30.000 + €10.000)) = 7% x €20.000 = €1.400
Totale herkwalificatie van interesten in dividenden: €3.000 + €1.400 = €4.400
Bijvoorbeeld: Zie aparte slides
Inkomsten uit interesten Art. 19 WIB – Interesten omvatten: -
Art. 19, §1, 1° WIB – Alle opbrengsten van leningen (al dan niet vertegenwoordigd door effecten), schuldvorderingen en gelddeposito’s Als ik je middelen ter beschikking stel en ik krijg daarvoor … … een voordeel, dan is dat voordeel belastbaar MAAR! Nalatigheidsinteresten of moratoire interesten voor laattijdige betaling die het karakter hebben van een schadeloosstelling worden niet als beleggingsinkomen beschouwd!
10
-
Art 19, §1, 2° WIB – Financiële inkomsten (“rentecomponent”) uit onroerende leasing Rentecomponent = volledige bedrag van de periodieke leasingbetalingen – gedeelte dat dient om het kapitaal belegd in het gebouw terug weder samen te stellen
-
Art. 19, §2 WIB – Periodieke inkomsten van vastrentende effecten (bv. obligatie of kasbon) MAAR! Kapitalisatiebons en zero bonds betalen geen periodieke interest, maar accumuleren het jaarlijks en voegen het bij het kapitaal ° Probleem Bijvoorbeeld:
Zero bond wordt uitgegeven aan €100 tegen 0% interest
Terugbetaling na 5 jaar aan €150 (met geaccumuleerde interest = €50)
Bij verkoop voor vervaldag is de gerealiseerde meerwaarde niet belastbaar …
Om dit te vermijden worden tussentijdse verhandelingen belastbaar: Bij tussentijdse verhandeling van bv. een zero bond (vóór de vervaldag) realiseert de belastingplichtige verkoper geen meerwaarde, maar wel interest! Iedere som + uitgifteprijs worden belastbaar als interest ten name van elke houder in verhouding tot het tijdperk waarin hij houder is geweest Meerwaarde (“koerswinst”) bij verkoop is niet belastbaar Meerwaarde van de geaccumuleerde interest is wel belastbaar
-
Art. 19, §3 WIB – Met betrekking tot gelddeposito’s worden als interesten beschouwd: de opbrengsten uit verrichtingen door de ene partij van een som geld aan de tegenpartij, waarbij deze laatste tegenover de eerste de verbintenis aangaat om op een vooraf bepaalde datum of gedurende een overeengekomen periode een hogere som geld terug te geven waarvan het bedrag bij aanvang is overeengekomen! De wetgever doelt hier o.a. op swaps in deviezen en goud, die misbruikt werden! Voorbeeld: Vrouw met 1 miljoen euro wilt dit bedrag beleggen Bankier 1: Vrouw belegt het in een spaarboekje en krijgt 3% rente o
Totale interest = 1.000.000 x 0,03 = 30.000
o
Roerende voorheffing van 15% = 30.000 x 0,15 = 4.500
o
Totaal bedrag na 1 jaar … = 1.000.000 + (30.000 – 4.500) = 1.000.000 + 25.500
Bankier 2: Vrouw spreekt een swap tegen 2,8% af met haar bankier o
Bankier geeft het 1 miljoen nog niet aan de vrouw, maar zet het eerst om in een laagrentende vreemde munt (bv. dollar) en geeft het daarna pas aan de vrouw
o
Bankier krijgt hiervoor 0,1% op deze dollars
o
Meerwaardes op deviezen voor particulieren zijn niet belastbaar!
o
Totaal bedrag voor vrouw … = 1.000.000 + 28.000 – 1.000 – (1.000 x 0,15) = 1.000.000 + 26.850
11
Anti-swap bepaling speelt hierop in door te stellen: Als je geld geeft en je bent zeker dat je na het einde … … meer terugkrijgt, dan is dat saldo belastbaar Enkel als je kan winnen of verliezen bij de swap, … … dan is de eventuele meerwaarde niet belastbaar MAAR! Art. 21, 5° WIB – Rente op spaardeposito’s voor een eerste schijf van €1830 (aangiftejaar 2013) is vrijgesteld! De belangrijkste voorwaarde die hiervoor is vastgelegd bij koninklijk besluit: Rente + getrouwheidspremie + aangroeipremie = maximaal 6% Deze limiet geldt afzonderlijk voor gehuwden! Op een gezamenlijk spaardeposito krijgen zij dus een vrijstelling van €3660! (Maar géén verdubbeling van het 6% percentage!) -
Art. 19, §1, 3° WIB – Als interesten worden beschouwd de kapitalen en afkoopwaarden van levensverzekeringen van type tak 21 en type tak 23 mét gewaarborgd rendement Er bestaan 2 soorten levensverzekeringen:
Type tak 21: Contracten met gewaarborgd rendement Geen enkele premie heeft aanleiding gegeven tot een aftrek voor eigen woning of een belastingsvermindering van het lange termijnsparen Kortlopende levensverzekeringscontracten die een rendement waarborgen dat de marktinterestvoet benadert Ik geef geld aan de verzekeraar. Als ik sterf, dan krijgt mijn erfgename het … … geld en rente. Als ik niet sterf, dan krijg ik het geld en rente. Zogenaamde “verzekeringsbons” Financieel zeer vergelijkbaar met kasbons, en fiscaal zelfde regime
Type tak 23: Levensverzekeringen gekoppeld aan een beleggingsfonds Twee soorten tak 23 levensverzekeringen: o
Tak 23 die geen vast rendement garanderen (“zuivere tak 23”)
o
Tak 23 waarbij bij inschrijving verbintenissen inzake de duur en bedrag/rendement worden aangegaan (“kapitaalgarantie” of “gewaarborgd rendement”)
Bieden een mogelijk hoger rendement dan tak 21, maar zonder enige garantie Bedrag van de uitkering na afloop is afhankelijk van de evolutie van het fonds Verzekeraar belooft de verzekerde kapitalen in ‘units’ (= delen van het beleggingsfonds) uit te betalen Verzekeraar is een soort tussenpersoon die units in beleggingsfondsen koopt (Uitkeringen van individuele levensverzekeringen die geen tak 21 of tak 23 zijn, worden beschouwd als pensioenen! Zie later!) 12
Art. 19, §4 WIB – Belastbaar bedrag bij tak 21 en tak 23 met gewaarborgd rendement = totaal uitgekeerde bedrag (minus eventueel winstdeelname, art. 40 WIB) – gestorte premies MAAR! Belastbaar bedrag mag niet minder bedragen dan het bedrag dat overeenstemt met de kapitalisatie van de gestorte premies tegen 4,75% per jaar OPEGELET! Zuivere tak 23’s zonder vast rendement zijn niet belastbaar! Art. 21, 9° WIB – Er bestaat een vrijstelling voor inkomsten uit tak 21 of tak 23 met gewaarborgd rendement in elk van de volgende gevallen:
De belastingplichtige die het contract heeft aangegaan heeft alleen zichzelf verzekerd én de voordelen van het contract zijn enkel ten gunste van de verzekerde én het contract voorziet bij het overlijden in het betalen van een bedrag gelijk aan ten minste 130% van de gestorte premies … of …
Het contract is gesloten voor meer dan 8 jaar en de uitbetaling wordt effectief pas betaald meer dan acht jaar na het sluiten van het contract
-
Art. 19, §1, 4° WIB – Inkomsten verkregen uit fix-fondsen Fix-fondsen = BEVEKs waarvan bij de openbare uitgifte van de aandelen garanties aan de aandeelhouder zijn gegeven over het terugbetaalde bedrag of rendement en waarvan deze garantie loopt over vaste looptijd van max. 8 jaar = obligatie-BEVEKs = BEVEKs die in obligaties en vastrentende effecten beleggen Art. 19, §2 WIB – Iedere som die boven de uitgifteprijs wordt betaald of toegekend is belastbaar, ongeacht of de toekenning plaatsheeft op de vervaldag of voordien!
-
Art. 19bis WIB – Inkomsten verkregen uit fondsen met +40% geïnvesteerd in vastrentende effecten Fondsen met +40% geïnvesteerd in vastrentende effecten = BEVEKs die meer dan 40% van hun vermogen rechtstreeks of onrechtstreeks belegd hebben in vastrentende effecten (bv. obligaties) en dus minstens 60% in aandelen Dit wetsartikel viseert in de eerste plaats kapitalisatiebeveks, aangezien zij voorheen toelieten om belaste interesten (bij rechtstreekse investering) om te zetten in onbelaste dividenden door investering via BEVEK (zie boven – art. 21, 2° WIB)
13
Welke voorwaarden zijn aan dit wetsartikel verbonden?
De inkomsten hebben betrekking op de periode gedurende dewelke de verkrijger houder was van de rechten van deelneming. Er vindt een verlening van deze periode plaats indien de verkrijger deze rechten door schenking heeft gekregen. De verlening omvat de periode gedurende dewelke de schenker houder geweest is van de rechten van deelneming.
De verrichtingen zijn slechts belastbaar indien ze betrekking hebben op rechten van deelneming van een collectieve beleggingsinstelling waarvan de statuten of het fondsreglement geen uitkering van de netto-opbrengst voorzien (= collectieve beleggingsinstelling van het type kapitalisatie). Een collectieve beleggingsinstelling waarvan de statuten niet in de jaarlijkse uitkering voorzien van alle inkomsten die werden verkregen, na aftrek van bezoldigingen, commissies en kosten wordt geacht hieronder te vallen.
Het gaat om inkomsten van een collectieve beleggingsinstelling met Europees paspoort of een niet-Europese instelling waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is … en … De collectieve beleggingsinstelling heeft 40% in vastrentende effecten belegd (!) Opgelet – Percentage is onlangs verlaagd naar 25% (!)
Welk bedrag van deze inkomsten is belastbaar?
Geheel van inkomsten die rechtstreeks of onrechtstreeks – onder de vorm van interesten, meerwaarden of minderwaarden – voortkomen van de onderliggende belegging in schuldvorderingen op voorwaarde dat de beheerder van de beleggingsinstelling de opsplitsing van de inkomsten maakt!
Doet de beheerder dit niet (en is er dus een gebrek aan bewijs van de belaste component), dan wordt het belastbaar inkomen forfaitair bepaald als: = (Door de belegger ontvangen bedrag – Aanschaffingsprijs van de aandelen) x Percentage van het vermogen dat de beleggingsinstelling in schuldvorderingen heeft belegd
Gevolg van vorige gegevens: Belegging in een kapitalisatiebevek is onbelast (art. 21, 2° WIB) als …
Geen fix-fonds (art. 19, §1, 4° WIB)
Gemengd fonds met minder dan 40% vastrentend effecten (art. 19bis WIB)
14
Inkomsten uit verhuring van roerende goederen = Alle mogelijke opbrengsten voor het gebruik van een roerend goed of van onlichamelijke roerende rechten, die deel uitmaken van een particulier vermogen (d.w.z. die door de eigenaar niet voor beroepsdoeleinden worden gebruikt)! Bijvoorbeeld: -
Niet-professionele verhuring van strandstoelen of andere meubelen
-
Royalty’s en auteursrechten die niet aan de uitvinder of auteur zelf toebehoren, maar aan zijn nabestaanden MAAR! Royalty’s of auteursrechten die aan de auteur zelf worden uitbetaald, zijn een aparte categorie van roerende inkomsten!
Inkomsten begrepen in lijfrenten of tijdelijke renten = Alle inkomsten die voortvloeien uit renten in de vorm van periodieke betalingen ten laste van een rechtspersoon of een onderneming OPGELET! Alleen belastbaar als de schuldenaar een rechtspersoon of onderneming is! Bij bijvoorbeeld verkoop op lijfrente aan een particulier is het niet belastbaar! We maken een onderscheid tussen lijfrente aangelegd “met prijsgave kapitaal” of “zonder prijsgave kapitaal”: -
-
Zonder prijsgave kapitaal: o
art. 17, §1, 4° WIB
o
Rentegenieter (“begunstigde”) stort eerst het kapitaal bij de verzekeraar die het belegt
o
Verzekeraar betaalt daarna periodiek rente aan de rentegenieter
o
Op vervaldag van het contract betaalt de verzekeraar het volledige kapitaal terug
o
Belastbaar bedrag van de rente als roerend inkomen = volledige rente
Met prijsgave kapitaal: o
art. 20 WIB
o
Rentegenieter (“begunstigde”) stort eerst het kapitaal bij de verzekeraar die het belegt
o
Verzekeraar betaalt daarna periodiek rente aan de rentegenieter, maar vanaf de eerste periode betaalt de verzekeraar ook een deel kapitaal terug
o
Periodieke rente wordt veelal betaald tot op het ogenblik van overlijden van begunstigde
o
Kapitaal wordt afgestaan; begunstigde krijgt dit niet meer terug als ‘hoofdsom’
o
Bijvoorbeeld: Verkoop van een onroerend goed op lijfrente In zo’n geval: Waarde van het kapitaal = Registratierecht (10% in Vlaanderen)
o
Belastbaar bedrag van de rente als roerend inkomen = slechts 3% van het kapitaal
15
Inkomsten uit auteursrechten Nieuwe regeling sedert 01/01/2008 om een einde te maken aan de discussie of inkomsten uit auteursrechten dienden te worden beschouwd als beroepsinkomsten, roerende inkomsten of diverse inkomsten Art. 37, tweede lid WIB – Inkomsten uit auteursrechten worden geclassificeerd als roerende inkomsten, zelfs al is het inkomen behaald in het kader van een beroepsactiviteit MAAR! Op voorwaarde dat het inkomen uit auteursrecht lager is dan €54.890 (aangiftejaar 2013)! Bij overschrijding van deze grens wordt het excess belast als beroepsinkomsten tegen het progressieve tarief! Tweede lid van art. 37 WIB vormt dus een uitzondering op het eerste lid!
Af te trekken lasten Art. 22 WIB – Welke kosten zijn aftrekbaar?
Bevrijdende roerende voorheffing Art. 261 WIB – Roerende inkomsten worden in principe aan de bron belast door afhouding van de roerende voorheffing door de debiteur Art. 269 WIB – Tarief van de roerende voorheffing varieert tussen 10% en 25% Roerende inkomsten die aan de roerende voorheffing zijn onderworpen, hoeven NIET te worden aangegeven bij de personenbelasting! Roerende voorheffing = bevrijdend = eindheffing MAAR! Belastingplichtige mag deze roerende inkomsten wel nog steeds aangeven! o
Alleen bij aangifte van deze roerend inkomsten vervult roerende voorheffing nog zijn eigenlijke functie van voorschot op de personenbelasting voor deze inkomsten
o
Hij heeft er alleen belang bij om dit te doen wanneer het progressief tarief op het roerend inkomen lager is dan de roerende voorheffing
o
Aangezien de roerende voorheffing verrekenbaar is met de aanslag aan het progressief tarief, is het overschot terugbetaalbaar!
o
Wanneer interessant? Vooral als de belastingplichtige een laag inkomen heeft dat hoofdzakelijk bestaat uit roerende inkomsten!
Roerende inkomsten waarop geen roerende voorheffing wordt geheven, moeten WEL worden aangegeven bij de personenbelasting! Bijvoorbeeld: (art. 262 en 313 WIB) o
Inkomsten die in het buitenland werden betaald via een niet-Belgische bank
o
Hypothecaire inkomsten
o
Inkomsten van verhuring roerende goederen
o
Inkomsten van lijfrenten en tijdelijke renten
o
… 16
Omwentelingen in 2012 door Di Rupo-maatregelen: -
Invoering rijkentaks 4% o
-
Veel onduidelijkheden Lokt veel reactie uit Word terug afgeschaft vanaf 01.01.2013
Afschaffing van de bevrijdende aangifte: verplichte aangifte van alle roerende inkomsten, ondanks reeds ingehouden roerende voorheffing! o
Maatregel wordt afgezwakt en bevrijdende aangifte weer mogelijk vanaf aangiftejaar 2014
17
Beroepsinkomsten Algemene principes Art. 23 WIB – Beroepsinkomsten zijn alle inkomsten die rechtstreeks of onrechtstreeks voortkomen uit werkzaamheden van alle aard, met name: -
Winsten van nijverheids-, handels- en landbouwondernemingen (art. 24-26 WIB)
-
Baten van vrije beroepen en winstgevende bezigheden (art. 27 WIB)
-
Winsten en baten van vorige beroepswerkzaamheid (art. 28 WIB)
-
Bezoldigingen (art. 30-33 WIB)
-
Pensioenen (art. 34-35 WIB)
Art. 183 WIB – Regels inzake de bepaling van de (netto) belastbare winst in de personenbelasting zijn dezelfde voor de bepaling van de (netto) belastbare winst in de vennootschapsbelasting -
Inkomsten van een vennootschap, die onderworpen is aan de vennootschapsbelasting, worden geacht steeds voort te komen uit een activiteit die beroepsmatig wordt uitgevoerd! Deze inkomsten worden dan ook als “winsten” gekwalificeerd!
-
Met uitzondering van: o
Specifieke excepties in de vennootschapsbelasting
o
Regels uit de personenbelasting die zinloos zijn in de vennootschapsbelasting
Art. 37, eerste lid WIB – Onroerende en roerende inkomsten uit vermogen dat beroepsmatig wordt aangewend, worden fiscaal behandeld als beroepsinkomsten Gevolgen: -
Voor het eigen onroerend goed dat bedrijfsmatig wordt gebruikt, moet geen afzonderlijk kadastraal inkomen worden aangegeven!
-
Geen bevrijdende roerende voorheffing mogelijk voor roerende inkomsten die een beroepsmatig karakter hebben!
-
Regels voor de aftrek van kosten zijn deze van de beroepsinkomsten en niet deze van onroerende inkomsten en roerende inkomsten! MAAR! Art. 37, tweede lid WIB – Auteursrechten die aan de auteur zelf worden uitbetaald worden wel gekwalificeerd als roerende inkomsten als ze niet hoger zijn dan …
Tijdstip van belastbaarheid – Inkomsten worden slechts belastbaar op het ogenblik dat de verkrijger er daadwerkelijk over kan beschikken / op het ogenblik dat ze hem effectief zijn betaald of dat hij er de volledige beschikkingsbevoegdheid over verwerft = belastbaarheid op cash-basis MAAR! Winsten van nijverheids-, handels- en landbouwondernemingen worden reeds belastbaar vanaf het ogenblik dat zij een ‘zekere en vaststaande’ vordering verwerven in de uitoefening van de beroepsactiviteit, en dus niet op het ogenblik dat de vordering effectief betaald wordt! Gevolg: Ondernemingen kunnen belast worden op inkomsten die nog niet ontvangen zijn! Gevolg: Ondernemingen kunnen belast worden op winsten uit vorderingen die achteraf niet effectief betaald worden! Om dit soort onaangename verrassingen te voorkomen, laat de belastingswet toe om van de ondernemingswinst waardeverminderingen af te trekken voor scherp omschrijven toekomstige verliezen op zo’n vorderingen! (art. 48 WIB) 18
Voordelen van alle aard (VAA) – Naast de rechtstreekse vergoedingen voor de beroepsactiviteit, worden ook alle onrechtstreekse vergoedingen tot het bedrijfsinkomen gerekend! = voordelen van alle aard (VAA) = ieder voordeel dat rechtstreeks of onrechtstreeks behaald werd ter gelegenheid van de uitoefening van de beroepsactiviteit Dit geldt zowel voor: o
Winsten van nijverheids-, handels- en landbouwondernemingen
o
Baten van vrije beroepen en winstgevende bezigheden
o
Bezoldigingen
Oorzakelijk verband tussen het voordeel en de beroepsactiviteit moet bewezen worden door de fiscus! Bijvoorbeeld: o
Gratis gebruik van bedrijfswagen
o
Gratis gebruik van woning
o
Privéreizen
o
…
Art. 36, §1 WIB – Voordelen van alle aard zijn belastbaar voor hun werkelijke waarde bij de verkrijger MAAR! Koning kan deze waarde ook forfaitair bepalen! Art. 36, §2 WIB – Persoonlijk of privaat gebruik van een door de werkgever kosteloos ter beschikking gesteld voertuig (“bedrijfswagen”) vormt eveneens een voordeel van alle aard! ‘Persoonlijk gebruik’ van een voertuig = eigenlijke privéverplaatsingen tijdens weekends, vakanties of vrije tijd én woon-werkverplaatsingen Berekening van dit voordeel gebeurt als volgt: = CO2-percentage x ([cataloguswaarde x leeftijdspercentage] x 6/7) Cataloguswaarde wordt vermenigvuldigd met een percentage dat toelaat rekening te houden met de leeftijd van de auto sinds de datum van de eerste inschrijving ervan! CO2-basispercentage bedraagt 5,5% voor een referentie-uitstoot van … Vermeerdering/vermindering van het CO2-percentage afhankelijk van de uitstoot Voordeel van alle aard mag nooit minder bedragen van €820 per jaar! Als het voordeel niet kosteloos ter beschikking wordt gesteld, wordt het voordeel van alle aard berekend zoals hierboven, maar wordt het verminderd met de bijdrage die door de genieter van het voordeel zelf is betaald! (“eigen bijdrage”)
19
Winsten van nijverheids-, handels- en landbouwondernemingen Art. 24 WIB – Winsten van nijverheids-, handels- en landbouwondernemingen kunnen worden onderverdeeld: -
Art. 24, 1° WIB – Winst uit alle beroepsmatige verrichtingen Bijvoorbeeld: Verkoop van vlees door een slager Bijvoorbeeld: Winst gemaakt op de verkoop van rollen drukpapier door een krantenuitgever
-
Art. 24, 2° WIB – In boekhouding uitgedrukte of gerealiseerde meerwaardes op activa / minderwaardes op passiva (zie later)
-
Art. 24, 3° WIB – Stille reserves zijn niet belastbaar, tenzij het waardestijgingen zijn van FVA waarop vroeger fiscaal minderwaardes zijn aanvaard (zie later)
-
Art. 24, 4° WIB – Stille reserves zijn niet belastbaar, tenzij het een onderwaardering van activa / overwaardering van passiva is die in strijd is met de boekhoudwet (= anti-fraude bepaling waardoor alle onverklaarbare waardeverschillen ook tot de belastbare ondernemingswinst worden gerekend (zie later))
Boekhouding is uitgangspunt voor winstbepaling, maar tal van fiscale correcties worden toegepast! Opbrengsten van bedrijfsverrichtingen doen zich over het algemeen regelmatiger voor, dan opbrengsten van waardeveranderingen Art. 25, 6° WIB – Tot de belastbare winsten behoren eveneens de vergoedingen die de ondernemer krijgt … -
… ter compensatie van een handeling die een vermindering van winst tot gevolg kan hebben Bijvoorbeeld: Vergoeding vanwege de wegenwerken voor de deur van de visboer
-
… tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke winstderving Bijvoorbeeld: Ziektevergoeding die de visboer krijgt omdat hij tijdelijke arbeidsongeschikt is vanwege rookinhalatie bij een brand
Art. 26, eerste lid WIB – Als een Belgische onderneming een abnormaal of goedgunstig voordeel verleent, moet de waarde van dit voordeel bij haar eigen winst worden gevoegd! -
Abnormaal = niet overeenstemmend met hetgeen gebruikelijk is
-
Goedgunstig = zonder tegenprestatie
-
Abnormaal of goedgunstig voordeel = voordeel dat afwijkt van de voorwaarden die onder omstandigheden van vrije mededingen gebruikelijk zijn tussen onafhankelijke partijen = at arms-length principe Bewijslast ligt bij de fiscus, die moet bewijzen dat er überhaupt een voordeel is verleent én dat dit voordeel een abnormaal of goedgunstig karakter heeft! WAAROM? O.a. om winstverschuiving binnen een vennootschappengroep tegen te gaan! (zie apart blad)
20
MAAR! Als de belastingplichtige tegenbewijs kan leveren dat het voordeel rechtstreeks of onrechtstreeks in de belastbare inkomsten van de verkrijger begrepen is, dan wordt het niet toegevoegd aan zijn eigen belastbare winst! Vermijden van economische dubbele belasting! (= dezelfde belasting heffen op hetzelfde inkomen in hoofde van 2 verschillende belastingplichtigen) Van het toevoegen van het voordeel aan de belastbare winst van de verstrekker kan nooit sprake zijn indien het voordeel wordt toegekend aan een in België gevestigde onderneming! Het voordeel wordt dan immers altijd in rekening gebracht bij het bepalen van de belastbare inkomsten van de begunstigde/verkrijger! MAAR! In 2007 heeft de wetgever artikel 26 WIB aangepast en de volgende zin toegevoegd: “… onverminderd de toepassing van artikel 49 …” (!) Dit heeft enkel impact bij een overfacturatie / overdreven kosten (!) Bijvoorbeeld: De onderneming die een abnormaal voordeel toekent door een hoge management fee te betalen aan een in België gevestigde onderneming én deze fee aftrekt als beroepskost. Voorheen: Gezien het een in België gevestigde onderneming is, blijft de aftrek als beroepskost behouden Nu (heden): De aftrek van deze beroepskost mag verworpen worden, waardoor de economische dubbele belasting niet meer ongedaan gemaakt wordt MAAR! In een internationale context mag het tegenbewijs NIET geleverd worden als …
… genieter een gelieerde buitenlandse vennootschap is … of …
… genieter in belastingparadijs gevestigd is
In zo’n geval wordt het abnormaal of goedgunstig voordeel altijd toegevoegd aan de belastbare winst van de uitkerende onderneming! Dit leidt tot een internationale economische dubbele belasting!
21
Baten van vrije beroepen en winstgevende bezigheden Art. 27 WIB – Baten omvatten alle ontvangsten uit een vrij beroep, een ambt of een post: -
Ontvangsten uit vrije beroepen (bv. advocaat)
-
Alle niet als winst of als bezoldigingen aan te merken inkomsten uit een winstgevende bezigheid (ook “de uit de hand gelopen hobby”)
-
Meerwaarden (MW) voor vrije beroepen en winstgevende bezigheden
-
Voordelen van alle aard (VAA) voor vrije beroepen en winstgevende bezigheden
-
Vergoedingen die de vrij beroeper of winstgevende bezigheder krijgt … o
… ter compensatie van een handeling die een vermindering van baten tot gevolg kan hebben Bijvoorbeeld: Schadevergoeding die een arts krijgt omdat gij zijn activiteit in het hospitaal verplicht moet stopzetten
o
… tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke batenderving Bijvoorbeeld: Uitkering die een advocaat krijgt ten gevolge van een verzekering gewaarborgd inkomen
-
Wedden van leden van de verschillende parlementen (Vertoont grote gelijkenissen met winsten van nijverheids-, handels- of landbouwondernemingen!) (Is een soort restcategorie!)
Winsten en baten van vorige beroepswerkzaamheid Art. 28 WIB – Winsten of baten van vorige beroepswerkzaamheid omvatten: -
Winsten of baten ontvangen naar aanleiding van of na stopzetting van de onderneming/vrij beroep Bijvoorbeeld: Pas na stopzetting uitbetaalde erelonen aan een gestopte notaris
-
Stopzettingsmeerwaarden verkregen/vastgesteld na stopzetting op een vóór de stopzetting gebruikte bedrijfsactiva (zie later!) Bijvoorbeeld: Visboer verkoopt zijn winkel 2 jaar na stopzetting
-
Compensatievergoedingen of vergoedingen ter herstel van tijdelijke winstderving / batenderving (zie art. 25, 6° WIB en art. 27, 4° WIB) die ontvangen zijn na de stopzetting (Vergoedingen wegens definitieve stopzetting van de activiteit, definitieve winstderving of … … definitieve batenderving worden belast als pensioenen! Zie later!)
22
Bezoldigingen Art. 30 WIB – We maken een onderscheid tussen 3 categorieën bezoldigingen: -
Bezoldigingen van werknemers
-
Bezoldigingen van bedrijfsleiders
-
Bezoldigingen van de meewerkende echtgenoten
Bezoldigingen van werknemers Art. 31 WIB – Belastbare bezoldigingen van werknemers zijn: -
Art. 31, 1° WIB - Basissalaris + alle soorten boni (= zeer ruim begrip) MAAR! Terugbetaling van kosten eigen aan de werkgever worden niet beschouwd als bezoldiging! Kosten eigen aan de werkgever = kosten in het kader van de beroepsactiviteit die gemaakt zijn door de werknemer, terwijl deze kosten eigenlijk gedragen moeten worden door de werkgever en daarom aan de werknemer – die de kost heeft voorgeschoten – terugbetaald worden Bijvoorbeeld: Terugbetaling van dienstreizen, terugbetaling van kosten voor het gebruik van een persoonlijk voertuig voor de beroepswerkzaamheden (bv. klanten bezoeken, congres bijwonen, …), … MAAR! Art. 38, §1, 24° WIB – Niet-recurrente resultaatsgebonden bonus is vrijgesteld zolang deze minder bedraagt dan €2.430 per jaar per WN (aangiftejaar 2013)! o
In hoofde van de werknemer wordt er een solidariteitsbijdrage van 13,07% in mindering gebracht van de effectief toegekende voordelen (berekend op het volledig bedrag)
o
In hoofde van de werkgever zijn de effectief toegekende voordelen onderworpen aan een bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 33% (berekend op het volledig bedrag)
-
o
In hoofde van de werknemer is deze bonus niet belastbaar als …
o
In hoofde van de werkgever is deze bonus aftrekbaar, alsook de bijzondere sociale bijdrage
Art. 31, 2° WIB – Voordelen van alle aard verkregen naar aanleiding van het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid (bv. gratis woning, verlichting, verwarming, maaltijdcheques, bedrijfswagen, aandelenopties, …)
-
Art. 31, 3° WIB – Opzegvergoedingen en “gouden handdruk”
-
Art. 31, 4° WIB – Vergoedingen verkregen tot volledig/gedeeltelijk herstel van een tijdelijke loonderving (“vervangingsinkomsten”) (bv. ziekte- en werkloosheidsuitkeringen) Art. 31bis WIB – Ook sommige brugpensioenen en aanvullende vergoedingen worden als belastbare bezoldigingen beschouwd
23
Bezoldigingen van bedrijfsleiders Art. 32, eerste lid WIB – Er bestaan 2 categorieën van “bedrijfsleiders”: -
Bedrijfsleiders die een functie als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar van de vennootschap en soortgelijke functies (~ volmachthouder) uitoefenen
-
Bedrijfsleiders die een leidende functie in de vennootschap op vlak van dagelijks bestuur van commerciële, financiële of technische aard uitoefenen buiten een arbeidsovereenkomst (“zelfstandige manager”)
Onderscheid tussen beide categorieën is belangrijk, aangezien enkel categorie 1 valt onder de onder de “fictiebepalingen”! Bijvoorbeeld: -
art. 18, 4° WIB – Herkwalificatie van interesten als dividenden (zie eerder)
-
art. 32, 3° WIB – Herkwalificatie van onroerende inkomsten als bedrijfsinkomsten (zie eerder)
Art. 32, tweede lid WIB – Belastbare inkomsten zijn: -
Art. 32, tweede lid, 1° WIB – Vaste/variabele tantième; zitpenningen; wedde (andere dan div) MAAR! Terugbetaling van kosten eigen aan de vennootschap worden niet beschouwd als bezoldiging! Kosten eigen aan de vennootschap = kosten in het kader van de beroepsactiviteit die gemaakt zijn door de bedrijfsleider, terwijl deze kosten eigenlijk gedragen moeten worden door de vennootschap en daarom aan de bedrijfsleider – die de kost heeft voorgeschoten – terugbetaald worden Bijvoorbeeld: Terugbetaling van dienstreizen, terugbetaling van kosten voor het gebruik van een persoonlijk voertuig voor de beroepswerkzaamheden (bv. klanten bezoeken, congres bijwonen …), …
-
Art. 32, tweede lid, 2° WIB – Voordelen van alle aard en alle onrechtstreekse bezoldigingen die ook gelden voor werknemers (zie art. 31, 2°tot 5° WIB)
Art. 32, derde lid WIB – Inkomsten van natuurlijke personen die onbezoldigd een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of gelijksoortige functies uitoefenen in een vennootschap (bv. NV, VZW, …), worden niet geherkwalificeerd als “bezoldigingen van een bedrijfsleider” op voorwaarde dat de onroerende inkomsten, die dergelijke personen van de vennootschap ontvangen, niet worden geherkwalificeerd in bezoldigingen (cfr. art. 32, 3° WIB) Attractiebeginsel – Inkomsten van natuurlijke personen met een dubbele functie in een vennootschap (werknemer en bestuurder) worden gekwalificeerd als “bezoldigingen van een bedrijfsleider”, ook de bezoldigingen als werknemer! Gevolg: Enkel het beroepskostenforfait voor bedrijfsleiders mag worden afgetrokken! (art. 51 WIB – 3%)
24
Bezoldigingen van de meewerkende echtgenoten We onderscheiden 2 categorieën van meewerkende echtgenoten:
-
MEEWERKENDE ECHTGENOOT DIE ZELF GEEN SOCIAAL STATUUT HEEFT o
Zie art. 33 WIB
o
Toekenning aan zo’n meewerkende echtgenoot is gelijk aan een ‘normale bezoldiging’ voor de geleverde prestaties van de meewerkende echtgenoot MAAR! Toekenning mag niet hoger zijn dan 30% van de netto winsten/baten uit de beroepswerkzaamheid die met behulp van de echtgenoot wordt uitgeoefend! MAAR! Hoger percentage is wel toegelaten als tegenbewijs geleverd wordt dat de meewerkende echtgenoot wel degelijk een meer belangrijke bijdrage heeft geleverd in de beroepsactiviteit!
o
Gevolgen voor de geholpen en meewerkende echtgenoot:
Geholpen echtgenoot kan de toekenning aftrekken van zijn eigen beroepsinkomsten en wordt daar dus niet op belast!
Meewerkende echtgenoot verwerft eigen inkomsten, die gekwalificeerd worden als bruto belastbare bezoldigingen!
Meewerkende echtgenoot mag dus zelf nog beroepskosten aftrekken! (Reële kosten of forfait van 5%, zie samenvatting p33 en 34)
Meewerkende echtgenoot wordt automatische onderworpen aan het statuut zelfstandigen, tenzij een verklaring op eer van het tegendeel wordt geleverd
-
MEEWERKENDE ECHTGENOOT DIE ZELF WEL EEN EIGEN SOCIAAL STATUUT HEEFT o
Zie art. 86 WIB
o
Zie samenvatting p40
Pensioenen Zie apart hoofdstuk! Vrijgestelde inkomsten Er bestaan 2 categorieën van vrijgestelde inkomsten!
SOCIALE EN CULTURELE VRIJSTELLINGEN Art. 38, §1 WIB – Groep van een 25 tal vrijgestelde inkomsten: Volledige vrijstelling: -
Art. 38, §1, 1° WIB – Kinderbijslag
-
Art. 38 §1, 4° WIB – Vergoedingen die worden betaald aan mindervaliden
-
Art. 38, §1, 5° WIB – Terugbetaling van geneeskundige verzorging onder ZIV
-
Art. 38, §1, 8° WIB – Vergoedingen voor arbeidsongevallen 25
Gedeeltelijke vrijstelling: -
Art. 38, §1, 11° WIB – Aantal sociale voordelen die principieel as bezoldiging belastbaar zouden zijn op grond van art. 30 WIB worden om sociale redenen toch vrijgesteld
-
Art. 38, §1, 12° WIB – Vergoedingen voor vrijwilligerswerk bij de brandweer, ten belope van een bepaald grensbedrag
-
Art. 38, §1, 13° WIB – Inkomsten verkregen voor prestaties geleverd in het kader van een PWAarbeidsovereenkomst, ten belope van een bepaald grensbedrag per uur (Voor het resterende saldo kan de werknemer genieten van … … een belastingsvermindering, zie art. 146 3° WIB)
-
Art. 38, §1, 17° WIB – Tussenkomsten van de werkgever bij de aankoop van een PC of randapparatuur door de werknemer in het kader van een zogenaamd PC-privé-plan, ten belope van een bepaald grensbedrag
-
Art. 38, §1, 24° WIB – Loonbonus voor gemotiveerde werknemers (‘niet-recurrente resultaatsgebonden vergoeding’) ten belope van een bepaald grensbedrag (€2.430 per jaar per WN aangiftejaar 2013) o
In hoofde van de werknemer wordt er een solidariteitsbijdrage van 13,07% in mindering gebracht van de effectief toegekende voordelen (berekend op het volledige bedrag)
o
In hoofde van de werkgever zijn de effectief toegekende voordelen onderworpen aan een bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 33% (berekend op het volledig bedrag)
-
o
In hoofde van de werknemer is deze bonus niet belastbaar als beroepsinkomsten als …
o
In hoofde van de werkgever is deze bonus aftrekbaar als beroepskost, ook bijzondere RSZ-bijdrage
Art. 38, §1, 25° WIB – Maaltijd-, sport-, cultuur en ecocheques zijn vrijgesteld als ze voldoen aan de voorwaarden opgelijst in art. 38/1, §2 WIB
Voorwaardelijke, gedeeltelijke vrijstellingen -
Art. 38, §1, 9° WIB en Art. 38, §1, 14° WIB – Tegemoetkomingen die een werkgever aan zijn werknemer toekent als terugbetaling van de vervoerskosten gemaakt voor het woon-werkverkeer zijn fiscaal gedeeltelijk vrijgesteld voor die werknemer Hoeveel? Hangt af van het transportmiddel o
Openbaar gemeenschappelijk vervoer (bv. treinabonnement) = integraal
o
Andere transportmiddelen = beperkt
Door werkgever georganiseerd gemeenschappelijk vervoer: Ten belope van een treinabonnement 1e klas
Andere vervoermiddelen: Ten belope van een bepaald grensbedrag (€370 aangiftejaar 2013)
Kilometervergoeding voor fietsverplaatsingen (ook voor bedrijfsleiders!): Ten belope van een bepaald grensbedrag (€0,21 per km aangiftejaar 2013)
26
ECONOMISCHE VRIJSTELLINGEN Zo’n vrijstellingen zijn bedoeld om nieuwe investeringen te stimuleren. Belangrijkste vrijstelling is de investeringsaftrek! Art. 68 WIB – Ondernemer of beoefenaar van een vrij beroep mag zijn winst of baten verminderen met een zogenaamde investeringsaftrek -
Zo’n investeringaftrek laat de belastingplichtige toe een bepaald gedeelte van de aanschaffings- of beleggingswaarde van nieuwe vaste activa vrij te stellen van belasting
-
Investeringsaftrek is een “supplementaire fiscale afschrijving”
-
Vereenvoudigd zou je kunnen stellen dat de investeringsaftrek een afschrijving toestaat die berekend wordt op een waarde die groter is dan de werkelijke aanschaffings- of beleggingswaarde
-
Art. 75, 1° en 4° WIB – Investeringsaftrek is enkel toegestaan voor vaste activa die (1) Uitsluitend voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid in België worden gebruikt … en … (2) Afschrijfbaar zijn over minimum 3 jaar … en … (3) Niet uitdrukkelijk uitgesloten zijn in art. 75, 5° WIB (bv. personenauto’s, auto’s voor dubbel gebruik en minibussen) Eenmalige investeringsaftrek (art. 69 WIB): o
Standaardmethode
o
Investeringsaftrek wordt in mindering gebracht van de winst of baten van het belastbare tijdperk waarin de vaste activa is verkregen of tot stand gebracht
o
Investeringsaftrek wordt berekend als een percentage van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de activa
o
Zodra de aftrek is toegepast, is hij definitief verworven wat er ook gebeurt met het activa
Gespreide investeringsaftrek (art. 70 WIB): o
Belastingplichtige die minder dan 20 werknemers in dienst hebben op de eerste dag van het belastbare tijdperk waarin het activa is aangeschaft of tot stand gebracht, kunnen de investeringsaftrek over de afschrijfperiode van het activa spreiden
o
Investeringsaftrek volgt het afschrijvingsritme
o
Investeringsaftrek wordt berekend als een percentage van de jaarlijkse afschrijving
27
Meerwaarden Meerwaarden vormen het inkomen afkomstig uit waardeschommelingen van het … -
… actief (in plus)
-
… passief (in min)
Waardeschommelingen uit privé-belegd vermogen: -
Meerwaarden worden in principe niet belast
-
MAAR! Er bestaan enkele uitzonderingen in de diverse inkomsten
Waardeschommelingen uit beroepsvermogen: -
Meerwaarden worden in principe wel belast als bedrijfsinkomsten
-
MAAR! Er bestaan veel uitzonderingen die een apart tarief hebben of zijn vrijgesteld
-
Belangrijk! Zo’n meerwaarden mogen geen exploitatiewinsten zijn! Meerwaarden wordt wel geboekt op een beroepsgoed, maar het mag niet je job zijn om dit te verkopen! o
Bijvoorbeeld: Verkoop van een koeltoog is een exploitatiewinst – geen meerwaarde – als de koeltoogmaker het verkoopt
o
Bijvoorbeeld: Verkoop van een koeltoog is een meerwaarde, als de slager het verkoopt
Niet-verwezenlijkte meerwaarden Art. 44, §1, 1° WIB – Meerwaarden op bedrijfsvermogen worden niet belast zolang de meerwaarden niet verwezenlijkt zijn, ook al werden zijn in de rekeningen tot uitdrukking gebracht (bv. boeken van een herwaarderingsreserve) -
Dit wetsartikel corrigeert art. 24, 2° WIB
-
Redenering: “geen realisatie inkomen, dan geen geld om belasting te betalen”
-
MAAR! Twee uitzonderingen zijn wel belastbaar van zodra ze worden uitgedrukt: (art. 44, §1, 1° WIB) o
Meerwaarden op voorraden
o
Meerwaarden op bestellingen in uitvoering
28
Verwezenlijkte meerwaarden Art. 43 WIB – Verwezenlijkte meerwaarde is het positieve verschil tussen de ontvangen vergoeding of verkoopwaarde (verminderd met de vervreemdingskost) en de aanschaffingsprijs verminderd met fiscaal aanvaardbare afschrijvingen (of anders gezegd “fiscale boekwaarde”) Bijvoorbeeld: Machine is aangekocht in 2003 voor €2000 en wordt met 10% afgeschreven per jaar. Machine wordt in 2011 terug verkocht voor €1800. Wat is de verwezenlijkte meerwaarde?
Fiscale boekwaarde = €2000 – (80% x €2000) = €400
Verwezenlijkte meerwaarde = €1800 – €400 = €1400
Verwezenlijkte meerwaarde worden in principe wel belast! MAAR! Zij kunnen (weliswaar voorwaardelijk en tijdelijk) worden vrijgesteld van belasting … … via zogenaamde bijzondere regimes! We onderscheiden 3 bijzondere regimes!
VERWEZENLIJKTE MEERWAARDEN OP (IM)MATERIEEL VASTE ACTIVA o
Onderstaande regeling geldt zowel voor:
Art. 47, §1, 1° WIB – Gedwongen verwezenlijkte meerwaarden (bv. onteigening, opeising, …)
Art. 47, §1, 2° WIB – Vrijwillig verwezenlijkte meerwaarden (bv. verkoop) op voorwaarde dat het activa sedert meer dan 5 jaar voor de vervreemding/verkoop de aard van vaste activa heeft gehad!
o
Art. 47, §2 WIB – Verwezenlijkte meerwaarden op (im)materiaal vaste activa worden tijdelijk vrijgesteld van belasting mits deze volledig worden herbelegd in een afschrijfbaar (im)materieel vaste activa die binnen de EER wordt gebruikt voor een beroepswerkzaamheid MAAR! Art. 47, §3 WIB – Deze herbelegging moet gebeuren binnen de 3 jaar! MAAR! Art. 47, §4 WIB – Als wordt herbelegd in een gebouwd onroerend goed, een vaartuig of een vliegtuig moet de herbelegging pas binnen de 5 jaar gebeuren! Dergelijke investeringsbeslissingen kunnen niet zo snel genomen worden! (‘Roll-over relief’)
o
Ieder jaar wordt de verwezenlijkte meerwaarde belast aan het tempo van de afschrijving op het wederbeleggingsgoed!
o
Vrijstelling is dus slechts tijdelijk, aangezien de meerwaarde over tijd wel belast zal worden!
o
Art. 47, §6 WIB – Als de verwezenlijkte meerwaarde niet wordt herbelegd op de juiste wijze of binnen de juiste termijnen, dan wordt de meerwaarde zoals normaal aangemerkt als inkomen en bijgevolg onmiddellijk belast!
29
Bijvoorbeeld: Machine wordt in 2005 aangekocht voor €1000. Machine wordt terug verkocht in 2012 voor €1000, terwijl deze al volledig afgeschreven was. Met de verwezenlijkte meerwaarde wordt tijdig herbelegd in een nieuwe machine voor de aankoopprijs van €2000. Deze nieuwe machine wordt lineair afgeschreven met 20% per jaar.
Fiscale boekwaarde oude machine = €1000 – €1000 = €0
Verwezenlijkte meerwaarde in 2012 op oude machine = €1000 – €0 = €1000
Verwezenlijkte meerwaarde is tijdelijk vrijgesteld van belasting vanwege tijdige herbelegging
Verwezenlijkte meerwaarde wordt jaarlijks belast voor 20% = €1000 x 0,20 = €200
Boekhoudkundige jaarlijkse afschrijving van nieuwe machine = €2000 x 0,20 = €400
Fiscaal wordt deze afschrijving jaarlijks voor €200 (= €1000 x 0,20) verworpen
VERWEZENLIJKTE MEERWAARDEN OP AANDELEN o
Art. 171, 4°, a WIB – Meerwaarden op aandelen die gedurende meer dan 5 jaar zijn verworven en die de belastingplichtige verwezenlijkt in het kader van zijn beroepswerkzaamheid worden beslast aan slechts 16,5%
o
Art. 173 WIB – Bijzondere aanslagvoet kan niet worden toegepast op het gedeelte van de meerwaarde dat overeenstemt met voorheen fiscaal aanvaarde minderwaarden op deze aandelen. Dat gedeelte van de meerwaarde is belastbaar aan het normale progressief tarief
Bijvoorbeeld: Onderneming heeft een aandelenpakket aangekocht voor €20.000 in 1990. In 1994 werd een waardevermindering fiscaal aanvaard ten belope van €10.000. In 2012 wordt het aandelenpakket verkocht voor €25.000.
Verwezenlijkte meerwaarde op aandelen = €25.000 – (€20.000 – €10.000) = €15.000
Meerwaarde wordt als volgt belast: Aan het progressief tarief = €10.000 Aan 16,6% = €5.000
VERWEZENLIJKTE MEERWAARDEN OP GRONDEN o
Art. 44, §2 WIB – Meerwaarden op onbebouwde onroerende goederen gebruikt voor land- en tuinbouw zijn volledig en onvoorwaardelijke vrijgesteld als beroepsinkomsten MAAR! Dit geldt ‘onverminderd het belasten van deze meerwaarden als diverse inkomsten conform art. 90, 8° WIB’! Alle andere meerwaarden op ‘normale’ gronden (niet land- en tuinbouw) … … zijn wel gewoon belastbaar bij het verkopen ervan! Meerwaarden op onbebouwde onroerende goederen behorend tot het privé-vermogen … … worden in principe niet belast, maar eventueel wel als diverse inkomsten. Zie later!
30
Stopzettingsmeerwaarden Stopzettingsmeerwaarden zijn meerwaarden die worden behaald of vastgesteld ter gelegenheid van de volledige en definitieve stopzetting van een zelfstandige beroepsactiviteit. Stopzettingsmeerwaarden worden wel belast aan het normale progressieve tarief! MAAR! Meestal wordt er belast aan een afzonderlijk tarief: o
Stopzettingsmeerwaarden op immateriële vaste activa worden belast aan 33% in de mate dat deze activa niet meer bedragen dan de belastbare netto-winst/baat van de laatste 4 jaar voorafgaand aan het jaar van de stopzetting In een aantal gevallen (bv. gedwongen definitieve stopzetting, stopzetting vanaf 60j, stopzetting bij overlijden) kan dit tarief nog verlaagd worden tot 16,5%
o
Stopzettingsmeerwaarden op materiële vaste activa worden belast aan 16,5% als het geen activa betreft die als wederbeleggingsactief gelden voor gespreide belasting (zie hierboven)
o
Stopzettingsmeerwaarden op financiële vaste activa worden belast aan 16,5%. Als er hieromtrent minderwaarden werden aangenomen, zal de stopzettingsmeerwaarde ten belope van deze minderwaarde belastbaar zijn aan het gewone progressief tarief!
Art. 46 WIB – Teneinde de overgang van ondernemingen en vrije beroepen te vergemakkelijken, heeft de wetgever voorzien in een regime van tijdelijke vrijstelling van stopzettingsmeerwaarden -
Toepassing is steeds facultatief; betrokken belastingplichtige kan steeds opteren voor effectieve belasting
-
Zie HB p79 en 80
31
Vaststelling van het netto-inkomen Vrijgestelde waardeverminderingen Waardeverminderingen zijn verliezen die de belastingplichtige verwacht te zullen lijden op dubieus geworden handelsvorderingen MAAR! Art. 49, tweede lid WIB – Verliezen zijn in principe slechts aftrekbaar wanneer ze zeker en vaststaand zijn PROBLEEM! Verliezen op dubieuze handelsvorderingen zijn nog niet zeker maar wel zeer waarschijnlijk OPLOSSING! Art. 48 WIB – Waardevermindering op dubieuze debiteuren is toch aftrekbaar als … (Zie art. 22 KB/WIB)
Waardevermindering wordt geboekt
Verliezen zijn scherp omschreven
Waarschijnlijkheid van ieder verlies moet afzonderlijk blijken uit bijzondere omstandigheden (dus geen algemene risico’s!)
Vrijgestelde voorzieningen Voorzieningen voor risico’s en kosten zijn voorzieningen die de belastingplichtige aanlegt om het hoofd te bieden aan kosten die normaal op de uitslag van het boekjaar drukken, maar nog niet betaald zijn en evenmin beschouwd kunnen worden als zekere en vaststaande schulden Bijvoorbeeld: Voorzieningen die worden aangelegd met het oog op garantieverplichtingen, grote onderhouds- en herstellingswerken, pensioenverplichtingen, … MAAR! Art. 49, tweede lid WIB – Kosten zijn in principe slechts aftrekbaar als ze zeker en vaststaand zijn PROBLEEM! Voorzieningen voor risico’s en kosten zij nog niet zeker maar wel zeer waarschijnlijk OPLOSSING! Art. 48 WIB – Voorziening voor risico’s en kosten is toch aftrekbaar als … (Zie art. 24 KB/WIB)
32
Beroepskosten (af te trekken lasten) Art. 49 WIB – Uitgaven of lasten kunnen fiscaal worden afgetrokken van de beroepsinkomsten op voorwaarde dat … -
Kost is gedaan om beroepsinkomsten te verwerven of te behouden o
Er moet een band van noodzakelijkheid bestaan met de beroepsactiviteit
o
Geen privé-kosten kunnen worden afgetrokken als beroepskosten
o
Er bestaat een grijze zone:
Kosten van kindercrèches mogen niet als beroepskosten worden afgetrokken door een stewardess tijdens haar dienst
Doktersvennootschap mag geen kosten aftrekken voor een appartement aan zee
Bepaalde uitgaven zijn wel noodzakelijk om beroepsinkomsten te verwerven (bv. voeding en woonst), maar ze behoren niet tot de gewone uitgaven in de uitoefening van de functie van stewardess / doktersvennootschap -
Kost is gedaan of gedragen in het belastbare tijdperk o
Kost moet tijdens het belastbare tijdperk moet zijn betaald of eisbaar zijn geworden (Eisbaarheid volgt meestal uit een factuur, een staat van honoraria, …)
o
Belastingplichtige heeft in feite de keuze tussen 2 tijdstippen waarop de aftrek van bedrijfskosten kan gedaan worden:
Tijdstip van de betaling
Tijdstip van de eisbaarheid van de schuld
MAAR! Bedrijfskost mag uiteraard slechts eenmaal worden afgetrokken! Art. 57 WIB – Alle vergoedingen van dienstprestaties en die al dan niet in België belastbare beroepsinkomsten zijn, evenals pensionen in om het even welke vorm kunnen slechts worden afgetrokken als … Bewijs van de reële beroepskosten: -
Bestaan van de uitgave en haar beroepskarakter moet bewezen worden door de belastingplichtige
-
Bewijs moet geleverd worden aan de hand van geschreven stukken (bv. regelmatige boekhouding, facturen, kasticketten, …), maar kan eventueel ook met alle andere bewijsmiddelen van gemeen recht met uitzondering van eed
-
In bepaalde gevallen, vooral voor het ramen van het bedrijfsmatig gedeelte van een uitgave, kan de bedrijfsuitgave worden vastgelegd door een individueel akkoord tussen de belastingplichtige en de belastingsadministratie
33
MAAR! Art. 51 WIB – Belastingplichtige kan ook kiezen voor een forfaitaire kostenaftrek zonder enig bewijs voor onderstaande beroepsinkomsten: -
Baten van vrije beroepen en andere winstgevende bezigheden
-
Bezoldigingen
Niet voor pensioenen of (exploitatie)winsten van ondernemers Forfaitaire aftrek mag uiteraard niet worden gecombineerd met de aftrek van reële beroepskosten Wettelijk verschuldigde sociale zekerheidsbijdragen (RSZ-bijdragen) mogen wel bijkomend worden afgetrokken als het forfait wordt toegepast! Forfaitaire aftrek is vastgelegd op een degressief percentage van het bruto bedrijfsinkomen (= bedrijfsinkomen na aftrek van de sociale lasten) Degressief percentage bedraagt: o
Art. 51, 1° en 4° WIB – Type 1: Werknemers en baten (max. €2592,50) (Mét een extra forfait voor lange woon-werkverplaatsingen, zie art. 28 KB/WIB)
o
Art. 51, 2° WIB – Type 2: Bedrijfsleiders (max. €1555,50)
o
Art. 51, 3° WIB – Type 3: Meewerkende echtgenoot zonder eigen sociaal statuut (max. €2592,50)
Intermezzo – Voorbeelden van aftrekbare en niet-aftrekbare beroepskosten Voorbeelden van aftrekbare (reële) kosten: -
Art. 49 WIB – Kantoorkosten
-
Art. 52, 1° WIB – Huurlasten
-
Art. 52, 2° WIB – Interesten (= financiële lasten)
-
Art. 52, 3° WIB – Alle vormen van bezoldigingen van het personeel en daarmee gepaard gaande RSZ
-
Art. 52, 3° WIB – Extralegale voordelen en pensioensparen voor het personeel (zie hoofdstuk ‘Pensioenen’)
-
Art. 52, 11° WIB – Interesten betaald door bedrijfsleiders op leningen toegestaan door niet verbonden instellingen (‘derden’) om aandelen te kopen in binnenlandse vennootschappen waaruit ze periodiek bezoldigingen ontvangen, wanneer de verwerving van die aandelen noodzakelijk is voor de uitoefening van hun functie in de vennootschap
-
Art. 52bis WIB – Collectieve kinderopvang
34
Voorbeelden van niet aftrekbare (reële) kosten: -
Art. 53, 2° tot 5° WIB – Alle vormen van inkomstenbelasting, inclusief opcentiemen en accessoria MAAR! Art. 52, 1° WIB – “Onroerende voorheffing” op onroerende goederen die voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt, zijn wel aftrekbaar als beroepskost Dit is ingevoerd ter compensatie van de niet-verrekenbaarheid van … … onroerende voorheffing met de personen- of vennootschapsbelasting! MAAR! Belastingen die geen inkomstenbelasting zijn (bv. BTW, registratierechten, accijnzen, lokale belastingen, regionale belastingen, …) die verschuldigd zijn omwille van de uitoefening van een beroepsactiviteit zijn wel aftrekbaar als beroepskosten!
-
Art. 53, 6° WIB – Geldboeten
-
Art. 53, 7° WIB – Kosten gemaakt om kledij aan te kopen, behalve wanneer het gaat om specifieke beroepskledij (bv. toga voor advocaten)
-
Art. 53, 8° WIB – 50% van de professioneel gedane receptiekosten en relatiegeschenken ( 50% mag dus wel worden afgetrokken!)
-
Art. 53, 8°bis WIB – 31% van de professioneel gemaakte restaurantkosten ( 69% mag dus wel worden afgetrokken!) (Als het gaat over restaurantkosten in de voedingsector, dan kan de volledige kost worden afgetrokken!)
Bepaalde uitgaven worden niet toegestaan: -
Art. 53, 9° WIB – Bepaalde uitgaven, waarvan vermoed wordt dat het onredelijke luxe-uitgaven zijn zoals buitenverblijven, jachtpartijen, zeilpartijen zijn niet aftrekbaar!
-
Art. 53, 10° WIB – Alle kosten die op onredelijke wijze de beroepsbehoeften overtreffen zijn niet aftrekbaar!
35
SPECIAAL GEVAL – AFSCHRIJVINGEN! -
Activa mogen niet onmiddellijk als kost geboekt worden, maar moeten worden afgeschreven
-
Afschrijving gebeurt in functie van de fysische slijtage: spreiding van kost over economische levensduur
-
Er bestaan 2 soorten afschrijvingen: o
Lineaire afschrijvingen Afschrijving bestaat ieder jaar uit een vast bedrag gelijk aan een vast percentage op de aanschaffingsprijs berekening in functie van de vermoedelijke levensduur van het bestanddeel
o
Degressieve afschrijvingen Afschrijving bestaat in een (hoger) vast percentage van de waarde van het actief bestanddeel dat overblijft na het verminderen van de aanschaffings- of beleggingswaarde met het bedrag van de afschrijving, met als maximum tweemaal het percentage van de toepasbare lineaire afschrijving. Er wordt omgeschakeld naar een lineaire afschrijving van zodra de lineaire afschrijving de degressieve afschrijving overtreft (= versnelde afschrijving). Bijvoorbeeld: Machine is aangekocht voor €1000 met een normale levensduur van 5 jaar
Lineair afschrijven: Jaar 1 t.e.m. jaar 5: €200 per jaar
Degressief afschrijven met 40% per jaar: Jaar 1: 40% op €1000 = €400 Fiscale restwaarde = €600 Jaar 2: 40% op €600 = €240 Fiscale restwaarde = €360 Jaar 3: 40% op €360 = €144 // Maar switch naar lineair, dus €200 Fiscale restwaarde = €160 Jaar 4: Lineair €200 // Maar gecapped op €160 Fiscale restwaarde = €0 Jaar 5: €0
-
Art. 61, eerste lid WIB – Afschrijvingen kunnen als beroepskosten worden afgetrokken wanneer ze samengegaan met een effectieve waardemindering die zich heeft voorgedaan in het belastbare tijdperk o
Gronden hebben geen waardevermindering en zijn dus ook niet afschrijfbaar
o
Financiële vaste activa hebben wel waardeverminderingen, maar niet wegens economische slijtage. Wel omdat de realisatiewaarde op de markt lager is dan de boekwaarde.
36
SPECIAAL GEVAL – AUTOKOSTEN! -
= autokosten die beroepsmatig zijn gemaakt (‘beroepskosten’) door de belastingplichtige bij zijn verplaatsingen!
-
We moeten 2 gevallen onderscheiden: o
Autokosten met betrekking tot het woon-werk verkeer:
Bijvoorbeeld: Brandstofkosten van een IT’er die ’s ochtends naar zijn kantoor in Brussel rijdt
Aftrekbare beroepskost is forfaitair vastgelegd op €0,15 per kilometer op voorwaarde dat het voertuig waarmee de verplaatsing wordt gemaakt, hetzij … eigendom is van de belastingplichtige (‘persoonlijke wagen’) op zijn naam is ingeschreven bij de D.I.V. door een huur- of leasingovereenkomst ter zijner beschikking is eigendom is van zijn werkgever of vennootschap en het eventueel voordeel voortspruitend uit het gebruik ervan op zijn naam wordt belast (‘bedrijfswagen’)
Ongeacht of de beroepskosten zijn gemaakt met de eigen wagen of firmawagen
Zie art. 66, §4 en §5 WIB
Groene tegenoffensief: Ook forfait van €0,15 per kilometer kan worden afgetrokken als beroepskost voor verplaatsingen “anders dan met art. 66 vermeld voertuig” Met fiets, bromfiets of zelfs te voet! Ook carpoolers kunnen van deze maatregel gebruik maken, aangezien zij dat onder het oorspronkelijke artikel 66, §4 WIB niet mochten! Zie art. 66 bis WIB
OPGELET! Niet verwarren met de terugbetaling van de kosten woon-werk verkeer door de werkgever aan zijn werknemer (zie samenvatting p26)
o
Autokosten met betrekking tot het werk-werk verkeer:
Bijvoorbeeld: Brandstofkosten van een dokter die zijn patiënten gaat bezoeken
Reële kost is aftrekbaar als beroepskost, maar slechts beperkt tot 75%
Ongeacht of de beroepskosten zijn gemaakt met de eigen wagen of firmawagen
Zie art. 66, §1 WIB
OPGELET! Niet verwarren met de terugbetaling van de kosten werk-werk verkeer door de werkgever aan zijn werknemer (zie samenvatting p23)
Let wel! Deze regels zijn alleen van toepassing op natuurlijke personen (zelfstandige ondernemers, eenmanszaken, die niet als vennootschap handelen en werknemers)! Voor de autokosten van vennootschappen, zie hoofdstuk vennootschapsbelasting! 37
SPECIAAL GEVAL – COLLECTIEF VERVOER EN GEBRUIK VAN FIETS! Art. 64ter WIB – Wetgever wenste het collectief vervoer van werknemers, georganiseerd door de werkgever, fiscaal te stimuleren … en heeft daarom in een gunstregime voorzien voor de kosten die met dit vervoer gepaard gaan -
Deze kosten zijn voor 120% fiscaal aftrekbaar als beroepskosten op voorwaarde dat … o
hij de echtheid en het bedrag van deze kosten verantwoordt
o
de kosten betrekking hebben op minibussen, autobussen of autocars
Art. 64ter WIB – Wetgever wenste het gebruik van de fiets te stimuleren … en heeft daarom in een gunstregime voorzien voor de kosten die een werkgever maakt om het gebruik van de fiets door de personeelsleden voor hun woon-werk verplaatsingen aan te moedigen -
Deze kosten zijn voor 120% fiscaal aftrekbaar als beroepskosten in de mate dat deze gedaan zijn om … o
een onroerend goed te verwerven, te bouwen of te verbouwen dat bestemd is voor het stallen van fietsen, ter beschikking stellen van een kleedruimte of sanitair
o
fietsen en hun toebehoren te verwerven, te onderhouden en te herstellen die ter beschikking gesteld worden van de personeelsleden
Beroepsverliezen Beroepsverliezen kunnen voorkomen onder twee vormen:
-
BEROEPSVERLIES ALS HET RESULTAAT VAN DE BEDRIJFSACTIVITEIT DIE GEDURENDE EEN BEPAALD JAAR WERD GEVOERD, NEGATIEF UITVALT (= NEGATIEF JAARRESULTAAT) o
Art. 23, §2, 2° WIB – Aftrek van dit soort verliezen kan …
… alleen worden afgetrokken van andere beroepsinkomsten
… worden afgetrokken van alle categorieën van beroepsinkomsten, ongeacht hun aard of hun oorsprong
Beroepsverliezen kunnen dus niet worden afgetrokken van inkomsten uit vermogen (onroerende of roerende inkomsten) of diverse inkomsten. Beroepsverliezen kunnen binnen de categorie beroepsinkomsten wel worden afgetrokken van om het even welke soort beroepsinkomen. Aldus kunnen verliezen van een zelfstandige activiteit worden afgetrokken van een bezoldiging. o
Art. 79 WIB – Beroepsverliezen kunnen niet worden afgetrokken van het gedeelte van de winsten of baten dat voortkomt uit abnormale of goedgunstige voordelen uit een onderneming met wie de belastingplichtige zich in een band van afhankelijkheid bevindt
o
Volledig decumul heeft tot gevolg dat beroepsverliezen slechts kunnen worden afgetrokken door de belastingplichtige die het verlies heeft geleden! Overdracht van persoon op persoon of van vennootschap op vennootschap is niet mogelijk! MAAR! Art. 129 WIB – Overdracht van beroepsverliezen tussen man en vrouw die wettelijk gehuwd zijn is wel toegelaten! 38
o
Beroepsverliezen zijn onbeperkt overdraagbaar naar een volgend belastbare tijdperk! Beroepsverliezen uit vroegere jaren kunnen worden afgetrokken van beroepsinkomsten van latere jaren! (‘magere jaren compenseren met de vette jaren’)
-
BEROEPSVERLIES ALS EEN VAN DE BEDRIJFSVERRICHTINGEN NEGATIEF UITVALT o
Bijvoorbeeld: Verkoop met verlies
o
Art. 49 WIB – Aftrek van dit soort verliezen is zoals een aftrek van beroepskosten
Toekenning aan meewerkende echtgenoot Twee systemen voor de toekenning van een deel van de netto-belastbare beroepsinkomsten aan de meewerkende echtgenoot: Enkel een deel van de winsten of baten van de geholpen echtgenoot kunnen … … worden toegekend aan de meewerkende echtgenoot, geen bezoldigingen! Belang van zo’n toekenning is dat de meewerkende echtgenoot … … op dit inkomen afzonderlijk wordt belast vanwege het decumul! -
MEEWERKENDE ECHTGENOOT MET EIGEN SOCIAAL STATUUT o
Zie art. 86 WIB
o
Meewerkende echtgenoot met eigen sociaal statuut conform art. 86 WIB …
= meewerkende echtgenoot die een eigen beroepsactiviteit uitoefent die recht geeft op sociale uitkeringen
o
maar wiens eigen netto-beroepsinkomsten niet groter zijn dan €8700
Toekenning aan zo’n meewerkende echtgenoot is gelijk aan een ‘normale bezoldiging’ voor de geleverde prestaties van de meewerkende echtgenoot MAAR! Toekenning mag niet hoger zijn dan 30% van de winsten/baten uit de beroepswerkzaamheid die met behulp van de echtgenoot wordt uitgeoefend! MAAR! Hoger percentage is wel toegelaten als tegenbewijs geleverd wordt dat de meewerkende echtgenoot wel degelijk een meer belangrijke bijdrage heeft geleverd in de beroepsactiviteit!
o
Gevolgen voor de geholpen en meewerkende echtgenoot:
Geholpen echtgenoot kan de toekenning aftrekken van zijn eigen beroepsinkomsten en wordt daar dus niet op belast!
Meewerkende echtgenoot verwerft eigen inkomsten, die gekwalificeerd worden als netto belastbare winsten of baten!
-
Meewerkende echtgenoot mag dus zelf geen beroepskosten meer aftrekken!
MEEWERKENDE ECHTGENOOT ZONDER EIGEN SOCIAAL STATUUT o
Zie art. 33 WIB
o
Zie samenvatting p25 39
Diverse inkomsten Belastbare inkomsten Art. 90 WIB – Er bestaan 12 categorieën van diverse inkomsten: -
Art. 90, 1° WIB – Vergoedingen voor occasionele prestaties en diensten buiten de beroepsactiviteit en vermogensmeerwaarden (speculatieve meerwaarden) die niet voortkomen van het normale beheer van privé-vermogen van onroerende goederen, portefeuillemeerwaarden en roerende voorwerpen (dus geen onlichamelijke roerende rechten!) o
Soms is het moeilijk af te bakenen of een vergoeding occasioneel of uit de beroepsactiviteit is!
o
Vergoedingen die voortkomt uit het normale beheer van het privaat vermogen (onroerende en roerende voorwerpen, dus geen onlichamelijke roerende rechten!) = onbelastbaar
o
Vergoedingen die voortkomen uit het abnormaal beheer van het privaat vermogen (onroerende en roerende voorwerpen, dus geen onlichamelijke roerende rechten!) = belastbaar MAAR! Wat is abnormaal beheer? Speculatie! = “transactie met veel risico, waarbij men ten gevolge van een prijssttijging of -daling, kans heeft op veel winst maar ook groot verlies” Moet onderscheiden worden van de bedoeling die iedere belegger heeft om zijn belegging te doen opbrengen en viseert dus “het opzettelijk kopen om na korte of lange termijn met winst te verkopen maar met risico van verlies”
o
Art. 171, 1°, a WIB – Deze vergoedingen voor occasionele prestaties en vermogensmeerwaarden worden belast aan 33%!
-
Art. 90, 3° WIB – Onderhoudsgelden die worden uitgekeerd op grond van één van de artikelen van het burgerlijk en/of gerechtelijk wetboek (bv. echtscheiding, scheiding van tafel en bed, …)
-
Art. 90, 5° WIB – Opbrengsten van de onderverhuring of overdracht van huurceel van al dan niet gemeubelde onroerende goederen
40
-
Art. 90, 8° WIB – Meerwaarden op onbebouwde onroerende goederen (‘gronden’) verwezenlijkt binnen de 8 jaar na hun verkrijging o
Art. 101, §1 WIB – Meerwaarde gerealiseerd op de grond wordt berekend via een aparte formule:
(Verkoopprijs (of, als die hoger is, de verkoopwaarde die tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend) – Verkoopkosten) –
(Aankoopprijs (of, als die hoger is, de verkoopwaarde die tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend) + Aankoopkosten (reëel of forfait van 25%) te verhogen met 5% per verlopen jaar tussen de aankoop en verkoop) Bijvoorbeeld: Jos heeft een stuk grond aangekocht in 2006 voor €1000. Verkoop van het stuk grond in 2012 voor €6000. Aankoopkosten niet bewezen. Verkoopkosten zijn €20. Belastbare meerwaarde = (€6000 – €20) – ((€1000 + 25%) + 20%) = €4480 o
o
Art. 171, 1°, d en 4°, a WIB – Deze meerwaarden zijn belastbaar aan …
33% bij realisatie binnen de 5 jaar
16,5% bij realisatie tussen 5 à 8 jaar
MAAR! Art. 93, 4° WIB – Als de meerwaarde een gevolg is van een onteigening van het onbebouwd onroerend goed, dan is deze meerwaarde niet belastbaar!
-
Art. 90, 10° WIB – Meerwaarden op bebouwde onroerende goederen verwezenlijkt binnen de 5 jaar na hun verkrijging o
Art. 101, §2 WIB – Meerwaarde gerealiseerd op de grond wordt berekend via een aparte formule: (!) Gelijkaardig aan die van onbebouwde onroerende goederen (!)
o
Art. 171, 4°, e WIB – Deze meerwaarden zijn belastbaar aan 16,5%
o
MAAR! Art. 93bis, 1° WIB – Als de meerwaarde is gerealiseerd bij verkoop van de (enige) eigen woning, dan is deze meerwaarde niet belastbaar!
o
MAAR! Art. 93bis, 3° WIB – Als de meerwaarde een gevolg is van een onteigening van het bebouwd onroerend goed, dan is deze meerwaarde niet belastbaar!
41
-
Art. 90, 9° WIB – Meerwaarden gerealiseerd bij de overdracht van aandelen (‘meerwaarden op aandelen’) buiten de beroepswerkzaamheid zijn in principe niet belastbaar, tenzij … o
… deze meerwaarden verwezenlijk zijn door abnormaal beheer van het privé-vermogen
Eerste lid van art. 90, 9° WIB
Art. 171, 1°, a WIB – Zo’n meerwaarden worden belast aan 33%
Wat met ‘interne meerwaarden’ m.b.v. holding? Interne meerwaarde = meerwaarde die ontstaat als een belastingplichtige privé gehouden aandelen verkoopt aan een vennootschap waarvan hij ook aandeelhouder is en hierop een meerwaarde verwezenlijkt Belastingplichtige is zowel aandeelhouder van de vennootschap die de aandelen overdraagt als van de vennootschap die de aandelen overneemt Koper en verkopen zijn geen onafhankelijke partijen! Bijvoorbeeld: Een natuurlijke persoon, laten we hem gemakshalve meneer Peeters noemen, is een ondernemer en aandeelhouder van de vennootschap A. Hij is er over de jaren heen in geslaagd met een beperkt startkapitaal een succesverhaal uit te bouwen. Zijn onderneming heeft een groot eigen vermogen opgebouwd en hij zou graag de vruchten plukken van al dat harde werk, zonder natuurlijk al te veel belastingen te betalen. Een elegante oplossing, om de activiteit verder te kunnen uitbouwen, zou nu de volgende kunnen zijn: meneer Peeters richt een nieuwe holding op en verkoopt zijn aandelen aan deze holding. Via deze methode behoudt hij de controle over zijn onderneming en is de verwezenlijkte meerwaarde op de aandelen vrijgesteld, omdat dit volgens de rechtspraak niet gekwalificeerd wordt als ‘abnormaal beheer’.
42
o
… deze meerwaarden afkomstig zijn van aandelen die een ‘aanmerkelijk belang’ vormen en alleen als de koper een vennootschap is gelegen buiten de EER
Tweede lid van art. 90, 9° WIB
Art. 171, 4°, e WIB – Zo’n meerwaarden worden belast aan 16,5%
Aanmerkelijk belang = belastingplichtige of zijn familie bezitten rechtstreeks of onrechtstreeks meer dan 25% van de aandelen in de Belgische vennootschap Waarom dan niet gewoon stromannen gebruiken als tussenschakel ter ontwijking? Bijvoorbeeld: Natuurlijke persoon A (belastingplichtige) bezit 51% van de aandelen van zijn BVBA. Hij verkoopt zijn aandelen aan persoon B, een in België wonende natuurlijke persoon, met een meerwaarde. Op deze meerwaarde moet persoon A geen belasting betalen. Persoon B verkoopt deze op zijn beurt door aan een vennootschap die gelegen is buiten de EER, al dan niet met een meerwaarde. Op deze meerwaarde moet persoon B geen belasting betalen omdat hij geen ‘aanmerkelijk belang’ bezit in de BVBA van persoon A. MAAR! Art. 94 WIB – Alle overdrachten van de aandelen gedaan binnen de 12 maanden voorafgaand aan bovenstaande situatie zijn onderworpen aan een meerwaardenbelasting op voorwaarde dat de laatste overdracht van de aandelen geschiedt aan een buitenlandse rechtspersoon!
Vaststelling van het netto-inkomen Aan een aantal diverse inkomsten zijn geen lasten of verliezen verbonden, aangezien deze netto worden uitbetaald! Deze zijn achtereenvolgens: -
Prijzen en subsidies
-
Onderhoudsgelden
-
Opbrengsten van lotenleningen
-
Opbrengsten van jacht-, vis en vogelvangstrechten
Voor alle andere diverse inkomsten bestaan aparte regels! (zie art. 97 e.v. WIB) -
Art. 97 WIB – Van de vergoedingen voor occasionele prestaties buiten de beroepsactiviteit en vermogensmeerwaarden (speculatieve meerwaarden) die niet voortkomen van het normale beheer van privé-vermogen mogen de bijhorende kosten worden afgetrokken
-
Art. 99 WIB – Onderhoudsgelden worden slechts voor 80% in aanmerking genomen, maar hebben geen verdere kostenaftrek!
OPGELET! Art. 103 WIB – Als er door de aftrek een verlies wordt geleden binnen de categorie art. 90, 1° of 8° of 10° WIB, dan is dit verlies overdraagbaar gedurende 5 jaar binnen diezelfde categorie! Verlies bij 8° en 10° betekent dat verkoopprijs << aankoopprijs
43
Samenvoeging van alle belastbare inkomsten en aftrekposten op het geglobaliseerde inkomen Geheel van de gezamenlijke belastbare inkomsten vormt het globaal netto belastbaar inkomen (GBI)! -
Opsplitsen van het gezamenlijk belastbaar en afzonderlijk belastbaar inkomen van een belastingplichtige is belangrijk! Deze laatste categorie wordt immers afzonderlijk belast aan een afzonderlijk tarief!
-
Van het geglobaliseerde (belastbare) inkomen mogen nog een aantal aftrekposten (‘aftrekbare bestedingen’) worden afgetrokken, die door de wetgever als een echt belastingvoordeel zijn bedoeld! Zie art. 104 tot 125 WIB!
Berekenen belastbare basis: gezinsfiscaliteit Gehuwden en wettelijk samenwonende zijn volledig gelijkgeschakeld! Alles wat voor gehuwden geldt, geldt ook voor wettelijk samenwonenden! Stelsel van volledig decumul is van toepassing voor gehuwden: -
Gehuwden worden als afzonderlijke subjecten belast, maar dienen samen één formulier (‘aanslag’) in
-
Per partner wordt een afzonderlijke belastbare grondslag gevormd, die bestaat uit: Eigen beroepsinkomsten, eventueel na toepassing van de toekenning van een eigen beroepsinkomen aan de meewerkende echtgenoot en van het huwelijksquotiënt + Eigen diverse inkomsten + Overige inkomsten die eigen zijn op grond van het (huwelijks)vermogensrecht + Helft van de totaliteit van de andere inkomsten die van beide belastingplichtige zijn (bv. inkomsten uit roerende of onroerende goederen die gemeenschappelijk zijn, inkomsten van de kinderen waarvan de beide ouders het wettelijk genot hebben)
Elke partner trekt zijn eigen kosten af binnen elke categorie! Wettelijk genot van de inkomsten van de kinderen = alle onroerende en roerende inkomsten van de kinderen zolang zij geen 18 jaar zijn Art. 14, vierde lid WIB – Negatief saldo op de onroerende inkomsten van een belastingplichtige mag worden overgeheveld naar de onroerende inkomsten van zijn partner met een overschot Art. 129 en art. 23, §2, 3° WIB – Negatief saldo op de beroepsinkomsten van een belastingplichtige mag worden overgeheveld naar de beroepsinkomsten van zijn partner met een overschot OF het verlies kan worden overgedragen naar de volgende jaren! Art. 129 WIB – Negatief saldo op de diverse inkomsten van een belastingplichtige mag worden overgeheveld naar de diverse inkomsten van zijn partner met een overschot (zie ook art. 103 WIB) 44
Wat is de huwelijksquotiënt? Geval 1: Bij gezamenlijke aanslag en maar 1 partner heeft beroepsinkomsten (dus niet bij 2 verdieners en/of toekenning voor meewerkende echtgenoot): o
30% van het totaal netto-beroepsinkomen wordt toegekend aan de andere partner, met een absoluut maximum van € 9.810
o
Toegekende beroepsinkomsten worden bij de andere partner belast in decumul aan een eigen tarief
o
Zie art. 87 WIB
Geval 2: Bij gezamenlijke aanslag en beide partners hebben beroepsinkomsten, maar de beroepsinkomsten van 1 partner bedragen minder dan 30% van de totale beroepsinkomsten van beide partners: o
Beroepsinkomsten van de minstverdiener wordt aangevuld tot 30% uit de netto beroepsinkomsten van de hoogste verdiener, met een absoluut maximum van € 9.810
o
Toegekende beroepsinkomsten worden bij de andere partner belast in decumul aan een eigen tarief
o
Zie art. 88 WIB
Wordt automatisch gedaan bij verwerking van de aangifte door de fiscus Fiscus kiest automatisch het voordeligste belastingstelsel voor de belastingplichtige(n)
45
Berekening van personenbelasting Stap 1: Bepaling van belastbare grondslag of basis 1. Bepalen van het netto OI / RI / BI / DI 2. Uitsplitsen van gezamenlijk belastbaar en afzonderlijk belastbaar inkomen 3. Aanrekenen van aftrekbare bestedingen op GBI Stap 2: Bepaling van basisbelasting op GBI (= GBI x progressief tarief) Stap 3: Belastingvrije som bepalen Stap 4: Toepassing van belastingverminderingen op belasting m.b.t. het GBI o
Vermindering voor lange termijn sparen
o
Vermindering voor pensioenen en vervangingsinkomsten
o
Andere
Stap 5: Berekening van belasting op afzonderlijk belastbaar inkomen (ABI) Stap 6: Vermeerdering wegens onvoldoende voorafbetalingen = enkel in voorkomend geval = personenbelasting Stap 7.1: Vermindering wegens voldoende wegens voorafbetalingen Stap 7.2: Verrekening van voorafbetaling, voorheffingen en andere verrekenbare bestanddelen Stap 8: Aanvullende gemeentebelasting (‘gemeentelijke opcentiemen’) Alles m.b.t. stap 1 is hiervoor reeds uitgelegd! We werken vanaf nu verder van stap 2 t.e.m. stap 8
46
Stap 1: Berekenen van belastbare basis ONROERENDE INKOMSTEN (art. 7 – 16 WIB) Belastbaar inkomen Aftrekbare kosten (forfait)
Vrijstellingen
= gezamenlijk belastbaar nettoinkomen
ROERENDE INKOMSTEN (art. 17 – 22 WIB) Belastbaar inkomen Aftrekbare kosten (beperkt)
Vrijstellingen
BEROEPSINKOMSTEN (art. 23 – 89 WIB) Belastbaar inkomen Aftrekbare kosten (forfait of reëel)
Vrijstellingen Aftrekbare verliezen
DIVERSE INKOMSTEN (art. 90 – 103 WIB) Belastbaar inkomen Belastingvrije gedeelte (bv. 20% van onderhoudsuitkeringen)
Aftrekbare kosten (reëel per categorie)
= gezamenlijk of afzonderlijk belastbaar netto-inkomen
= gezamenlijk of afzonderlijk belastbaar netto-inkomen
= gezamenlijk of afzonderlijk belastbaar netto-inkomen
Bevrijdende roerende voorheffing
Meerwaarden en pensioen worden afzonderlijk belastbaar
Sommige diverse inkomsten worden afzonderlijk belastbaar
47
Stap 2: Bepaling van basisbelasting op GBI Art. 130 WIB – Op het globaal netto belastbaar inkomen (GBI) wordt het progressieve basistarief toegepast: -
25% op schijf van €0 – €8.350 Belasting = €2.087,5 (Vanwege belastingvrije som is deze schijf eerder theorie!)
-
30% op schijf van €8.351 – €11.890 Gecumuleerde belasting = €3.149,5
-
40% op schijf van €11.891 – €19.810 Gecumuleerde belasting = €6.317,5
-
45% op schijf van €19.811 – €36.300 € Gecumuleerde belasting = €13.737,5
-
50% op schijf van + €36.300
Cijfers zijn de nieuwe getallen voor aangiftejaar 2013 Bij elke aanpassing van de schijven wordt steeds meer geëvolueerd naar een eenvormige proportionele belasting (‘vlaktaks’) omdat de spanning hoogste-laagste tarief verkleint! Bijvoorbeeld: Inkomen van €50.00 betaalt een gecumuleerde belasting van €20.587 (of heeft een effectief belastingtarief van 41,18%)
48
Stap 3: Belastingvrije som bepalen Art. 131, eerste lid WIB – Belastbare inkomen van een belastingplichtige wordt steeds vrijgesteld ten belope van een bepaald bedrag! -
Vrijstelling van het belastbare inkomen moet toegepast worden aan de voet, d.w.z. op de onderste schijf van het inkomen!
-
Belastingvrije som bedraagt (niet progressief!): o
Voor inkomen van €0 – €25.270: €7.070 inkomen vrijgesteld
o
Voor inkomen tussen €25.270 en €25.540: €7.070 – (BI – €25.270) inkomen vrijgesteld
o
Voor inkomen boven €25.540: €6.800 inkomen vrijgesteld
Art. 131, 132 en 133 WIB – Verhoging van de basisvrijstelling voor personen ten laste! -
-
Art. 136 WIB – Wie zijn personen ten laste? o
Kinderen ten laste (KTL)
o
Andere personen ten laste (ATL)
Te verhogen voor kinderen ten laste (KTL): o
1 kind ten laste: + €1.440
o
2 kinderen ten laste: + €3.720
o
3 kinderen ten laste: + €8.330
o
… enzovoort …
o
+ €540 bij een kind ten laste jonger dan 3 jaar MAAR! Dan geen aftrek voor kinderopvang onder art. 104, 7° WIB!
-
+ €2.890 voor andere personen ten laste die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt
-
+ €1.440 extra verhoging als … o
Belastingplichtige is zelf gehandicapt
o
Per extra persoon ten laste die niet valt onder de hierboven vermelde categorieën (gehandicapte
o
Belastingplichtige die alleenstaande met kinderen is
Gehandicapt persoon ten laste? Alle bedragen x2! Art. 134 WIB – Belastingvrije som en decumul voor gehuwden! -
Elke partner heeft recht op zijn standaard belastingvrije som
-
Indien een partner een te laag inkomen heeft om zijn basisvrijstelling uit te putten Overheveling van het overschot van die basisvrijstelling naar de andere partner
-
Partner met hoogste inkomen heeft het recht bij voorrang op verhoogde vrijstelling voor hun kinderen ten laste
-
Belastingvrije som wordt per belastingplichtige steeds aangerekend op de opeenvolgende inkomstenschijven, te beginnen bij de eerste (= standaard) 49
Bijvoorbeeld: Twee gehuwden A en B, met: inkomen van A is €30.000 en inkomen van B is €12.500. Tezamen hebben ze 3 ‘normale’ kinderen ten laste. o
Basisvrijstelling A = €6.800 + vrijstelling 3 kinderen = €8.330 Vrijstelling van €15.130 voor de onderste inkomensschijven van A
o
Basisvrijstelling B = €7.070 Vrijstelling van €7.070 voor de onderste inkomensschijf van B
Bijvoorbeeld: Twee gehuwden A en B, met: inkomen van A is €30.000 en inkomen van B is €5.000. Tezamen hebben ze 3 ‘normale’ kinderen ten laste. o
Basisvrijstelling A = €6.800 + vrijstelling 3 kinderen = €8.330 + overheveling van basisvrijstelling B = €2.070 Vrijstelling van €17.200 voor de onderste inkomensschijven van A
o
Basisvrijstelling B = €7.070 B heeft onvoldoende om zijn basisvrijstelling volledig te benutten ten belope van €2.070 Vrijstelling van €5.000 voor de onderste inkomensschijf van B
50
Stap 4: Toepassing van belastingverminderingen op belasting m.b.t. GBI Algemeen Belastingverminderingen (of belastingkrediet) zijn dé politieke grabbelton: allerhande categorieën van belastingplichtigen (zelfstandigen, kleine spaarders, sociaal zwakkeren, ethische investeerders, …) worden bevoordeeld -
Vaak marginale impact
-
Grote symboolwaarde voor laagverdieners (en hun politieke beschermengelen)
-
Verwaarloosbaar voor grootverdieners (uitzondering: pensioenen)
Verschil tussen belastingvermindering en aftrekbare besteding: -
-
Belastingvermindering (of belastingkrediet): o
Aftrek van een bedrag (niet noodzakelijk een uitgave) …
o
… van de principieel verschuldigde belasting
o
… waardoor deze vermindert.
o
Besparing = 1/1
Aftrekbare uitgave (of besteding): o
Aftrek van een uitgave van het inkomen …
o
… waardoor het inkomen daalt
o
… en indirect de belasting.
o
Besparing = bedrag uitgave x marginaal tarief
Mogelijke belastingverminderingen Art. 289bis e.v. WIB – Belastingkrediet voor bijkomende investeringen -
Zelfstandigen (zowel ondernemers als beoefenaars van een vrij beroep) mogen 10% van de aangroei van de eigen middelen als belastingkrediet in mindering brengen van de verschuldigde personenbelasting op de beroepsinkomsten
-
DOEL? Ondernemer (natuurlijke persoon) stimuleren zijn investeringen te financieren met eigen middelen i.p.v. vreemde middelen!
-
MAAR! Dit belastingkrediet is begrensd tot maximaal €3.750! Het verschil is niet overdraagbaar!
-
Art. 291, tweede lid WIB – Als het toegekende belastingkrediet het verschuldigde bedrag van de personenbelasting op de beroepsinkomsten overstijgt, dan kan het belastingkrediet (in die mate) worden overgedragen naar het volgend aanslagjaar! Zo’n overdracht mag evenwel slechts driemaal plaatsvinden! “Eigen middelen” = positieve verschil tussen de fiscale waarde van de vaste bedrijfsactiva en bedrijfsschulden met een looptijd >1 jaar “Aangroei” = “eigen middelen” van het belastbaar tijdperk (2012) moeten hoger zijn dan hoogste bedrag van de “eigen middelen” van 3 de vorige tijdperken (2011-2009) 51
-
Bijvoorbeeld: Fiscale waarde van de vaste activa van een ondernemer bedragen voor het tijdperk 2010 €1 miljoen. Hij heeft €400.000 schulden met een looptijd van meer dan 1 jaar. Voor de 3 voorafgaandelijke tijdperken (2009, 2008 en 2007) bedragen de eigen middelen respectievelijk €400.000, €300.000 en €500.000. Eigen middelen 2010 = €1.000.000 – €400.000 = €600.000 Belastingkrediet = 10% x (€600.000 – €500.000) = €10.000 Maximaal €3.750 mag hij in mindering brengen van de verschuldigde personenbelasting op de beroepsinkomsten voor het belastbare tijdperk 2010
Art. 1451 e.v. WIB – Belastingvermindering voor lange termijn sparen -
Belastingvermindering heeft betrekking op … o
Premies van gewone levensverzekeringen
o
Persoonlijke bijdragen voor groepsverzekeringen
o
Persoonlijke bijdragen voor pensioenfondsen
o
Kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen (*)
o
Betalingen van pensioensparen
o
Aankoop van werkgeversaandelen
o
Bijdragen van het vrij pensioen van de medewerkende echtgenoot als zelfstandige (*) MAAR! Recent is dit aangepast voor hypothecaire leningen afgesloten vanaf 2005! Zij
kunnen nu (enkel) profiteren van de vereenvoudigde aftrek voor de “enige” “eigen” woning! Deze nieuwe aftrek omvat zowel de interesten als de kapitaalaflossingen! -
Belastingvermindering = 30% van de hierboven opgenoemde werkelijk gedane betalingen (zie art. 1453 WIB)
-
Meer details: zie ook hoofdstuk ‘Pensioenen’
Art. 14533 WIB – Belastingvermindering voor giften aan erkende instellingen -
Voorwaarden opdat een gift kan leiden tot een belastingvermindering: o
Gift moet minimaal €40 bedragen
o
Gift mag maximaal 10% van het totale netto-inkomen bedragen, met een maximum van €365.950
o
Gift moet plaatsvinden aan instellingen die in de wet zijn opgesomd (bv. KULeuven)
-
Belastingvermindering = 45% van de werkelijke gedane giften
-
In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het belastbaar inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de belastbare inkomsten van de beide echtgenoten
52
Art. 14534 WIB – Belastingvermindering voor de bezoldiging van een huisbediende -
Voorwaarden opdat een bezoldiging kan leiden tot een belastingvermindering: (Zie wetsartikel)
-
In aanmerking komende bedrag = 50% van de betaalde bezoldigingen + sociale bijdragen, met een maximum van €7.320
-
Belastingvermindering = 30% van het in aanmerking genomen bedrag
-
In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het belastbaar inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de belastbare inkomsten van de beide echtgenoten
Art. 14535 WIB – Belastingvermindering voor de uitgaven voor kinderoppas -
Wat? Kinderopvang voor kinderen ten laste of voor kinderen waarvoor de belastingplichtige de helft van de verhogingen van de belastingvrije som krijgt toegekend
-
Voorwaarden opdat een uitgave voor kinderoppas kan leiden tot een belastingvermindering: (Zie wetsartikel)
-
Belastingvermindering = 45% van werkelijke gedane uitgaven, maar beperkt tot een maximum bedrag van €11,20 per opvangdag
-
Niet combineerbaar met de verhoging van de belastingvrije som voor kinderen onder 3 jaar (Zie art. 132, 6° WIB)
-
In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het belastbaar inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de belastbare inkomsten van de beide echtgenoten
Art. 146 e.v. WIB – Belastingvermindering voor vervangingsinkomsten -
Complex regime
-
Afnemende forfaitaire vermindering naargelang het inkomen stijgt
-
Doel? Geen belasting voor belastingplichtige met als enig inkomen een wettelijk pensioen, werkloosheidsuitkering of vervangingsinkomen
Art. 289ter WIB – Belastingkrediet voor lage activiteitsinkomsten -
Doel? Werkloosheidsval bestrijden en een fiscale stimulus geven aan de werkende met lage beroepsinkomsten uit actieve arbeid
-
Belastingkrediet wordt berekend met apart tarief: o
Opklimmend percentage tot €6.370
o
Flatpercentage tot €15.930
o
Degressief percentage tot €20.700 €, max. 640 €.
53
Stap 5: Berekening van belasting op afzonderlijk belastbaar inkomen (ABI) Art. 171 WIB – Belangrijkste categorieën van afzonderlijk belaste inkomsten, die aan een proportionele aanslagvoet worden belast zijn de volgende: Inkomsten belastbaar tegen een aanslagvoet van 33%: o
Vergoedingen voor occasionele prestaties buiten de beroepsactiviteit (art. 90, 1° WIB)
o
Speculatieve inkomsten buiten de beroepsactiviteit (vermogensmeerwaarden die voortkomen van het abnormaal beheer van het privé-vermogen) (art. 90, 1° en 9°, eerste streepje WIB)
o
Meerwaarden op onbebouwde onroerende goederen verwezenlijkt binnen de 5 jaar na verkrijging (art. 90, 8° WIB)
o
Stopzettingsmeerwaarden op immateriële vaste activa, in zover zijn niet meer bedragen dan de belastbare netto-winst of netto-baten die in de 4 jaren voorafgaand aan het jaar van de stopzetting zijn verkregen en niet is voldaan een bepaalde leeftijdsvereisten
Inkomsten belastbaar tegen een aanslagvoet van 10%: o
Inkomsten betaald of toegekend aan aandeelhouders bij gehele of gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen (‘liquidatieboni’ en ‘inkoopboni’) (geen aangifte bij bevrijdende roerende voorheffing) (art. 18, 2°ter WIB)
Inkomsten belastbaar tegen een aanslagvoet van 15%: o
Interesten uit spaardeposito’s in de mate dat zij de vrijgestelde grens overschrijden
o
Interesten op de zogenaamde Leterme staatsobligaties van 2011
o
Dividenden op VVPR-aandelen
VVPR = Verminderde Voorheffing / Précompte Réduit
Privé-beleggers die deze aandelen bezitten genieten van een voordeligere roerende voorheffing op de geïnde dividenden: 15% in plaats van het normale tarief van 25%
o
Inkomsten verkregen uit royalty’s en auteursrechten (geen aangifte bij bevrijdende roerende voorheffing)
o
Inkomsten uit onderverhuring (art. 90, 5° WIB)
Inkomsten belastbaar tegen een aanslagvoet van 25%: o
Interesten en dividenden die niet belast worden aan 15% (geen aangifte bij bevrijdende roerende voorheffing)
Inkomsten belastbaar tegen een aanslagvoet van 16,5%: o
Bepaalde (beroepsmatige) meerwaarden op materiële of financiële vaste activa
o
Stopzettingsmeerwaarden op immateriële vaste activa in zover zijn niet meer bedragen dan de belastbare netto-winst of netto-baten die in de 4 jaren voorafgaand aan het jaar van de stopzetting zijn verkregen en verkregen vanaf de leeftijd van 60 jaar, naar aanleiding van het overlijden of ten gevolge van overmacht
o
Bepaalde diverse inkomsten:
Prijzen en subsidies
Meerwaarden op onbebouwde onroerende goederen verwezenlijkt na 5 jaar
Meerwaarden op bebouwde onroerende goederen
Meerwaarden op belangrijke deelnemingen 54
Inkomsten belastbaar tegen de gemiddelde aanslagvoet van toepassing voor het laatste jaar waarin de belastingplichtige een normale beroepsactiviteit heeft gehad: o
Opzegvergoedingen en sluitingsvergoedingen
o
Achterstallige bezoldigingen en pensioenen
Inkomsten belastbaar tegen de gemiddelde aanslagvoet van het aangiftejaar zelf: o
Voorheen verdiend vakantiegeld als de werknemer het bedrijf verlaat
o
Achterstallige baten, die door toedoen van de overheid niet in het jaar van de prestaties zelf worden betaald
o
Bepaalde achterstallige onderhoudsgelden
Inkomsten van sportbeoefenaars: -
RIJKSINWONER: o
Als de belastingplichtige naast de sportactiviteit nog een andere beroepsactiviteit – met hogere bruto belastbare inkomsten dan de bruto belastbare inkomsten verkregen uit de sportactiviteit – uitoefent:
o
16-26 jaar: 16,5%, ten belope van maximaal €18.000
≥ 26 jaar: 33%
Als de sportactiviteit de enige activiteit of de hoofdactiviteit is:
-
Progressief belast
NIET-RIJKSINWONER: Activiteit als sportbeoefenaar is gedurende meer dan 30 dagen uitgeoefend in België: o
Als de belastingplichtige naast de sportactiviteit nog een andere beroepsactiviteit – met hogere bruto belastbare inkomsten dan de bruto belastbare inkomsten verkregen uit de sportactiviteit – uitoefent:
o
16-26 jaar: 16,5%, ten belope van maximum €18.000 (~ hogere gedeelte aan 33%)
≥ 26 jaar: 33%, mits nog andere beroepsactiviteit met hogere inkomsten
Als de sportactiviteit de enige of de hoofdactiviteit is:
Progressief belast
Activiteit als sportbeoefenaar is gedurende minder dan 30 dagen uitgeoefend in België: o
Bevrijdende bedrijfsvoorheffing van 18% op de bruto vergoeding
OPGELET! In alle bovenstaande gevallen van sportbeoefenaars wordt er bedrijfsvoorheffing ingehouden op hun bruto bezoldigingen door hun sportclubs! Voor de sportbeoefenaar wordt deze voorheffing achteraf verrekend met de personenbelasting zodat het effectieve belastingtarief gebruikt wordt. Sportclubs moeten deze bedrijfsvoorheffing in theorie doorstorten naar de Belgische Staat. MAAR! Recente wetswijziging stelt dat de sportclub 80% van de bedrijfsvoorheffing voor zich mag houden! Voor de bezoldigingen betaald aan oudere spelers (≥ 26 jaar), moet de helft van dit voordeel (40%) echter opnieuw geïnvesteerd worden in jeugdopleiding! 55
Afzonderlijk belastbare inkomsten worden niet samengevoegd met de andere inkomsten om globaal en progressief belast te worden! Afzonderlijk belastbare inkomsten worden afgezonderd en apart belast aan een vast tarief, tenzij toepassing van het progressief tarief voordeliger is!
56
INTERMEZZO – VOORAFBETALINGEN -
Wie? Exploitanten (winst), vrije beroepen (baten) en vennootschapen (winst)
-
Wie niet? Loon- en weddetrekkenden, bedrijfsleiders en gepensioneerden
-
Waarom? Voor deze belastingplichtigen kan de belasting niet worden geïnd bij wijze van voorheffing aan de bron! Ten einde toch een regelmatige inning van de belasting te verzekeren legt de wet voor deze belastingplichtigen de verplichting op om de belasting vooraf per kwartaal te betalen in het jaar waarin de inkomsten verworden worden.
-
Wat? o
Elk jaar moet de belastingplichtige de verschuldigde personen- of vennootschapsbelasting op de netto-winst of netto-baat schatten
o
Een kwart van het bedrag van de vermoedelijk verschuldigde belasting moet ieder kwartaal worden voorafbetaald
-
Verrekenbaar? Verrekenbaar met met de aanslag: bijbetalen of terugkrijgen
-
Bij te weinig voorafbetalingen? Sanctie!
-
Bij te veel voorafbetalingen? Bonus!
57
Stap 6: Vermeerdering wegens onvoldoende voorafbetalingen Stap 7.1: Vermindering wegens voldoende voorafbetalingen Voor ieder kwartaal dat er te weinig werd voorafbetaald, wordt het bedrag van de verschuldigde belasting bij wijze van sanctie per kwartaal verhoogd met een debetrente! Bovendien wordt voor ieder bedrag dat ontbreekt tijdens het laatste kwartaal (december) nog gedurende 2 kwartalen een debetrente aangerekend! Wanneer tijdens een bepaald kwartaal te veel werd betaald, verwerft de belastingplichtige een creditrente op het teveel betaalde bedrag, die berekent wordt aan hetzelfde tarief als de debetrente. De creditrente kan alleen maar worden gebruikt om de debetrente te compenseren. Zij kan nooit aanleiding geven tot vermindering van het bedrag van de wettelijk verschuldigde belasting. (Alleen natuurlijke personen kunnen van deze vermindering genieten!) Debetrente = creditrente = helft van de referentievoet = helft van de rentevoet die door de Nationale Bank wordt aangerekend voor voorschotten op leningen Bijvoorbeeld: Er wordt geen enkele voorafbetaling gedaan met debet-/creditrente 0,5% Schema van debet-/creditrente: o
1e kwartaal: 6x rente van 0,5% = 3%
o
2e kwartaal: 5x rente van 0,5% = 2,5%
o
3e kwartaal: 4x rente van 0,5% = 2%
o
4e kwartaal: 3x rente van 0,5% = 1,5%
Gemiddeld percentage = 9% / 4 = 2,25% Bij de beoordeling van de uiteindelijke belastingvermeerdering gaan we steeds uit van een worstcase scenario (= geen voorafbetalingen) en minderen we dan de sanctie ten belope van de gedane voorafbetalingen MAAR! Art. 160 WIB – Belastingsvermeerdering wordt slechts voor 90% toegepast = 10% van de belastingvermeerdering wordt kwijtgescholden! Dit geldt alleen voor natuurlijke personen, niet voor vennootschappen!
58
Bijvoorbeeld: Een vrij beroeper moet €40.000 aan belastingen betalen in 2012 (aangiftejaar 2013)
-
GEVAL 1: ELK KWARTAAL BETAALT DE VRIJ BEROEPER €10.000 AAN VOORAFBETALINGEN Debit (te weinig)
Maximale belastingsverhoging: = €40.000 x 2,25
Credit (te veel)
= 900
Feitelijke belastingsvermindering: VAB1: 10.000 x 3%
= 300
VAB2: 10.000 x 2,5%
= 250
VAB3: 10.000 x 2%
= 200
VAB4: 10.000 x 1,5%
= 150
Totaal creditrente
= 900
Bedrag belastingsvermeerdering = DR-CR = 900 – 900 =0
-
GEVAL 2: VOOR DE OPEENVOLGENDE KWARTALEN BETAALT DE VRIJ BEROEPER RESPECTIEVELIJK €1.000, €12.500, €15.000 EN €10.000 AAN VOORAFBETALINGEN Debit (te weinig)
Maximale belastingsverhoging: = €40.000 x 2,25
Credit (te veel)
= 900
Feitelijke belastingsvermindering: VAB1: 1.000 x 3%
= 30
VAB2: 12.500 x 2,5%
= 312
VAB3: 15.000 x 2%
= 300
VAB4: 10.000 x 1,5%
= 150
Totaal creditrente
= 792
Bedrag belastingsvermeerdering = DR-CR = 900 – 792 = 108 Beperkt tot 90% Belastingsvermeerdering = 97,2
59
-
GEVAL 3: VOOR DE OPEENVOLGENDE KWARTALEN BETAALT DE VRIJ BEROEPER RESPECTIEVELIJK €6.000, €12.500, €15.000 EN €10.000 AAN VOORAFBETALINGEN Debit (te weinig)
Maximale belastingsverhoging: = €40.000 x 2,25
Credit (te veel)
= 900
Feitelijke belastingsvermindering: VAB1: 6.000 x 3%
= 180
VAB2: 12.500 x 2,5%
= 312
VAB3: 15.000 x 2%
= 300
VAB4: 10.000 x 1,5%
= 150
Totaal creditrente
= 942
Bedrag belastingsvermeerdering = DR-CR = 900 – 942 = – 42 Vermindering kan niet Belastingsvermeerdering = 0
Stap 7.2: Verrekening van voorafbetaling, voorheffingen en andere verrekenbare bestanddelen Berekende personenbelasting verminderen met voorheffingen, voorafbetalingen en andere verrekenbare bestanddelen
Stap 8: Aanvullende gemeentebelasting (‘gemeentelijke opcentiemen’) Art. 466 WIB – Grondslag van AGB is de personenbelasting vastgesteld … -
vóór verrekening van voorafbetalingen, voorheffingen en andere verrekenbare bedragen; en
-
vóór toepassing van de belastingvermeerdering wegens geen/onvoldoende voorafbetalingen, de bonificatie wegens voorafbetalingen of toepassing van eventuele verhogingen (zie art. 444 WIB)
Art. 468 WIB – Tarief AGB = percentage van de personenbelasting% van de PB -
Tarief is autonoom vastgesteld door de gemeente: art. 468 WIB
Art. 470 WIB – Inning gebeurt door federale belastingadministratie en wordt doorgestort naar de gemeente, onder afhouding van 1% voor administratiekosten
60
Pensioenen en uitkeringen t.g.v. arbeidsongeschiktheid Het woord ‘pensioenen’ omvat in het fiscaal recht heel wat ladingen en omslaat verschillende fiscaal regimes. Wij overlopen hierbij de fiscale regimes van de verschillende pensioenen zoals deze in het fiscaal wetboek zijn opgenomen.
Wettelijk pensioen en overlevingspensioen Wettelijk pensioen = pensioen verkregen krachtens een wettelijk stelsel van sociale zekerheid Overlevingspensioen = pensioen gekregen door de overlevende echtgenoot uit hoofde van de beroepsactiviteit van de overleden echtgenoot Art. 34, §1, 1° WIB – Wettelijke pensioenen en overlevingspensioenen zijn progressief belastbaar
Aanvullend pensioen via een collectieve of individuele pensioentoezegging Aangezien de wettelijke pensioenen in België laag zijn, kan een werkgever voor zijn werknemers supplementair voorzien in een collectieve of individuele pensioentoezegging (groepsverzekering) Bij het bereiken van de pensioenleeftijd zal de werknemer een aanvullend pensioenkapitaal krijgen Zowel de werknemer als werkgever kunnen premies betalen voor dit aanvullend pensioen
FISCALITEIT VAN DE PREMIES (WERKGEVER EN WERKNEMER) Art. 38, §1, 18° WIB – In hoofde van de werknemer worden de door de werkgever betaalde premie niet beschouwd als een voordeel van alle aard en zal dus niet belastbaar zijn MAAR! Als het om een individuele pensioentoezegging gaat, is het wel vereist dat er ook een collectieve toezegging bestaat die voor de andere werknemers op eenzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk is! Art. 1453 WIB – In hoofde van de werknemer kan hij genieten van een belastingvermindering voor lange termijnsparen op de door hem betaalde premies onder bepaalde voorwaarden Art. 1453 WIB – Welke voorwaarden? (4) Art. 1452 WIB – Bedrag van de belastingvermindering wordt berekend door 30% te nemen van de werkelijk betaalde bijdragen Art. 52, 3°, b WIB – In hoofde van de werkgever zijn de door hem betaalde premies aftrekbaar als beroepskost onder bepaalde voorwaarden Art. 59 WIB – Welke voorwaarden? (4) MAAR! Art. 53, 22° WIB – Premiebetalingen aan individuele pensioentoezeggingen (en dus niet collectieve toezeggingen!) zijn slechts aftrekbaar ten belope van een maximumbedrag!
61
FISCALITEIT VAN DE UITKERINGEN (WERKNEMER) Art. 34, §1, 2° WIB – Uitkeringen van het aanvullend pensioen worden in principe beschouwd als beroepsinkomsten en dus progressief belast met een belastingsvermindering voor pensioenen MAAR! Uitkering van kapitalen die opgebouwd zijn met werkgeversbijdragen worden afzonderlijk belast aan o
10% als … (art. 171, 2°, b WIB)
Uitkering gebeurt ten vroegste op de datum van de wettelijke pensioenleeftijd (65 jaar) én de betrokkene is minstens tot die leeftijd actief gebleven
Uitkering gebeurt bij het overlijden na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd (65 jaar) én overledene is actief gebleven tot aan de wettelijke pensioenleeftijd
o
16, 5% als … (art. 171, 4°, f WIB)
Uitkering gebeurt naar aanleiding van de wettelijke pensionering (ten vroegste vanaf 60 jaar)
Uitkering gebeurt vanaf (≥) de leeftijd van 62 jaar (zonder wettelijke pensionering)
Uitkering gebeurt naar aanleiding van het overlijden van de persoon via wie hij de rechtverkrijgende is
o
18% als … (art. 171, 2°quater WIB)
Uitkering gebeurt op de leeftijd van 61 jaar (zonder wettelijke pensionering)
o
20% als … (art. 171, 3°bis WIB)
o
Progressief in alle andere gevallen
MAAR! Uitkering van kapitalen die opgebouwd zijn met werkgeversbijdragen worden afzonderlijk belast aan o
o
10% als … (art. 171, 2°, b WIB)
Uitkering vindt plaats bij de pensionering
Uitkering vindt plaatst na de leeftijd van 60 jaar
Uitkering vindt plaats bij het overlijden
33% als … (art. 171, 1°, d WIB)
Uitkering plaatsvindt op een ander tijdstip dan de 3 gevallen hierboven
FISCALITEIT VAN HET VAPZ (ZELFSTANDIGEN) Bijdragen die betaald worden door de belastingplichtige die een winsten of baten verkrijgt, zijn aftrekbaar als beroepskosten (geen belastingsvermindering!) Uitkering is altijd belast!
62
Individuele levensverzekeringen (geen band met beroepswerkzaamheid)
Pensioensparen
Wettelijke uitkeringen wegens blijvende arbeidsongeschiktheid ten gevolgde van arbeidsongevallen en beroepsziekten
Uitkeringen wegens bestendige arbeidsongeschiktheid
Belastingvermindering
Brugpensioen
63
Inkomensbelasting: Vennootschapsbelasting Toepassingsgebied van vennootschapsbelasting Art. 179 WIB – Vennootschapsbelasting is van toepassing op binnenlandse vennootschappen Art. 2, 5°, b WIB – Wat zijn binnenlandse vennootschappen? Binnenlandse vennootschappen zijn (1) alle rechtspersonen (2) die hun zetel of voornaamste inrichting in België hebben en (3) die een exploitatie hebben of die zich bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard. 3 voorwaarden opdat een vennootschap een binnenlandse vennootschap is: (1) VENNOOTSCHAP IS EEN RECHTSPERSOON o
Rechtspersoon naar Belgisch recht of naar buitenlands recht (op voorwaarde dat de buitenlandse rechtspersoonlijkheid wordt erkend door Belgisch recht)
o
Het maakt niet uit hoe die rechtspersoonlijkheid werd verworven!
o
Vennootschap met eigen rechtspersoonlijkheid, die onderworpen is aan de vennootschapsbelasting, wordt als zelfstandige belastingplichtige behandeld Vennootschap wordt volstrekt gescheiden van haar aandeelhouders en bestuurders of zaakvoerders
o
Niet een vennootschap opgericht zonder rechtspersoonlijkheid (bv. maatschap, stille en tijdelijke handelsvennootschap, …) Vennoten worden persoonlijk belast op hun aandeel in de winsten/baten (zie art. 29 WIB) Belastbare inkomsten worden belast in hoofde van de vennoten
(2) STATUTAIRE ZETEL, VOORNAAMSTE INRICHTING OF ZETEL VAN BEHEER OF BESTUUR IN BELGIË o
Binnenlandse vennootschap = vennootschap die zijn statutaire zetel, zijn voornaamste inrichting of zijn werkelijke zetel van leiding in België heeft
o
Statutaire zetel = juridische plaats die als maatschappelijke zetel wordt aangeduid in de statuten Er bestaat een weerlegbaar vermoeden dat de … … vennootschap vanuit zijn statutaire zetel geleid wordt
o
Werkelijke zetel van leiding = plaats van waaruit de vennootschap effectief wordt geleid of waar haar voornaamste beslissingscentrum is gevestigd Zetel van leiding wordt bepaald a.h.v. een geheel van feitelijke … … omstandigheden wijzend op voornaamste beslissingscentrum Zetel van leiding is meestal de plaats waar de Raad van Bestuur… … samenkomt, debatteert en beslissingen neemt
64
o
Bijvoorbeeld: Naar buitenlands recht opgerichte vennootschap met rechtspersoonlijkheid kan een binnenlandse vennootschap zijn als ze effectief vanuit België wordt geleid Naar Belgisch recht opgerichte vennootschap kan een buitenlandse vennootschap zijn als ze effectief buiten België wordt geleid
o
Dubbele toepassingsvoorwaarde (juridische en werkelijk zetel) is opgelegd als anti-misbruikbepaling om te vermijden dat vennootschappen aan de Belgische belasting zouden ontsnappen door gewoon hun statutaire zetel te verleggen naar een land met lagere belastingdruk, terwijl de werkelijke leiding van de onderneming in België zou blijven!
(3) EXPLOITATIE OF VERRICHTINGEN VAN WINSTGEVENDE AARD o
In België gevestigde rechtspersoon moet een exploitatie hebben of zich bezig houden met ‘verrichtingen van winstgevende aard’
o
Exploitatie wordt bedoeld zoals in art. 24 WIB (nijverheid, handel, landbouw)
o
Verrichtingen van winstgevende aard = iedere andere activiteit die een regelmatige beroepsactiviteit zou zijn indien uitgevoerd door een natuurlijk persoon en dus belastbaar zou zijn
Er wordt gekeken naar de werkelijke aard van de activiteit!
Er wordt niet alleen gekeken naar verrichtingen die effectief winstgevend zijn!
Ook activiteiten van vrije beroepen en alle andere professionele bezigheden buiten de exploitatieactiviteit vallen hieronder!
Bijvoorbeeld: Advocaten-, dokters-, revisoren-, consultantsvennootschap
Art. 180 WIB – Aantal rechtspersonen worden bij wet uit de toepassing van de vennootschapsbelasting gesloten: -
Autonome havenbedrijven (Oostende, Gent, Antwerpen)
-
3 regionale vervoersmaatschappijen
-
…
Art. 181 WIB – Hoe zit het met Verenigingen Zonder Winstoogmerk? -
We onderscheiden 3 soorten VZW’s: o
Zuivere VZW’s: Geen exploitatie/winstgevende bezigheid wordt uitgevoerd Criterium 3 niet voldaan Geen vennootschapsbelasting, maar wel rechtspersonenbelasting
o
Onechte VZW’s: In strijd met hun statuten voeren ze toch een exploitatie of winstgevende bezigheid uit Vennootschapsbelasting
o
Gemengde VZW’s: Geen winstbejag, maar voeren toch een exploitatie of winstgevende bezigheid uit om hun statutair doel te realiseren (‘gemengde activiteiten’)
Bijvoorbeeld: Religieuze congregaties die een brouwerij exploiteren
Bijvoorbeeld: School die een jaarlijks mosselfeest organiseert
Gemengde VZW’s zijn principieel onderworpen aan de vennootschapsbelasting vanwege hun exploitatie of winstgevende bezigheid
MAAR! Gemengde VZW’s kunnen uit de vennootschapsbelasting geëlimineerd worden en verhuizen naar de rechtspersonenbelasting! 65
Eliminatie vanwege de aard van de vereniging (art. 181 WIB): Beroepsverenigingen; sociale werkgeverssecretariaten; sociale verzekeringskassen; onderwijs, bejaarden-en ziekenzorg, gezins-en bejaardentehulp, beschutte werkplaatsen, handelsbeurzen, enz… Private stichtingen, administratiekantoren voor certificering aandelen in vennootschappen met onmiddellijke doorstortverplichting dividend, …
Eliminatie vanwege de aard van de verrichting (art. 182 WIB): “Worden niet als verrichting van winstgevende aard aangemerkt” … Alleenstaande of uitzonderlijke verrichtingen Bijvoorbeeld: Jaarlijkse mosselfeest van de school Bijkomstige verrichtingen o
Verrichtingen van winstgevende aard zijn ondergeschikt aan het culturele, filantropische, religieuze hoofddoel (niet-winstgevende hoofdactiviteit) of het zijn verrichtingen die niet volgens normale nijverheids- of handelsmethoden worden uitgevoerd
o
Bijkomstigheid wordt getoetst via de inzet van middelen en mensen in de winstgevende en de niet-winstgevende activiteit
o
Bijvoorbeeld: Paters van Westvleteren
Bij eliminatie gaat de gemengde VZW volledig en voor alles uit de vennootschapsbelasting Bij niet-eliminatie blijft de gemengde VZW volledig en voor alles in de vennootschapsbelasting Twee bijzondere gevallen: -
BEVEKS EN BEVAKS o
Collectieve beleggingsvennootschappen = vennootschappen naar Belgisch recht in de vorm van een NV of CVA BEVEKS en BEVAKS hebben dus een rechtspersoonlijkheid BEVEKS en BEVAKS zijn aan de vennootschapsbelasting onderworpen, maar hun belastbare basis is in principe steeds gelijk aan 0 (art. 185bis WIB)
-
PENSIOENFONDSEN o
Pensioenfondsen waren vroeger, maar moeten sinds 2007 Organismen voor Financiering van Pensioenen (OFP) zijn
o
OFPs hebben rechtspersoonlijkheid en wetgever gaat er vanuit dat ze winstgevende verrichtingen uitvoeren OFPs zijn aan de vennootschapsbelasting onderworpen, maar hun belastbare basis is in principe steeds gelijk aan 0 (art. 185bis WIB)
66
Grondslag van vennootschapsbelasting in het gewone regime (exploitatiewinsten) Art. 183 WIB – Om het belastbare inkomen van een vennootschap te bepalen moeten we in principe altijd uitgaan van de regels die gelden voor de belasting van een exploitatie (art. 24, 1° WIB) in de personenbelasting! Om te weten of een inkomen belastbaar is / een uitgave aftrekbaar is, moet steeds worden nagegaan of het inkomen belastbaar is als beroepsinkomen / uitgave aftrekbaar is in de personenbelasting! Gevolgen van dit principe: o
Winst wordt belastbaar op vorderingsbasis, d.w.z. van zodra ze geboekt is (‘accrual accounting’)
o
Alle inkomsten van de vennootschap zijn bedrijfswinst, dus:
Conversie van onroerend inkomen in winst
Conversie van roerend inkomen in winst
Geen aangifte van KI van gebouw voor eigen gebruik (~ wordt geacht deel uit te maken van winst/uitgespaarde huur)
o
Niet alle kosten zijn automatisch aftrekbaar
Art. 49 ev. WIB blijft gelden
Verder gecorrigeerd en aangevuld in art. 195 tot 198bis WIB
Uitgangspunt van de belastbare netto-winst van een vennootschap: -
Boekhoudkundig resultaat van het boekjaar als bestemd door de Algemene Vergadering o
-
Winst kan worden uitgekeerd (dividend) of gereserveerd (reserves) of combinatie van beide
Met correctie! o
Omdat sommige boekhoudkundige kosten fiscaal niet aftrekbaar zijn (verworpen uitgaven)
o
Of omdat sommige inkomsten (meerwaarden op aandelen, art. 192 WIB) of reserves (provisies voor waarschijnlijke risico’s en lasten en dubieuze debiteuren) niet belastbaar zijn
o
= som maken van dividenden (uitgekeerde winst), belaste reserves (gereserveerde winst) en verworpen uitgaven
o -
= 1e bewerking
Daarna worden nog 8 bewerkingen toegepast o
= verdere eliminatie uit de (gecorrigeerde) boekhoudwinst van winstbestanddelen die fiscaal zijn vrijgesteld
o
Bijvoorbeeld: Binnenlandse-buitenlandse inkomsten opsplitsen, giften, intra-groepsdividenden, octrooiaftrek, notionele interestaftrek, verliezen
-
Eindresultaat: Belastbare fiscale netto-winst
67
Aftrekbare beroepskosten Art. 49 WIB – Wetsartikel dat zowel geldt in personen- als in vennootschapsbelasting! Er bestaat geen algemeen onweerlegbaar vermoeden dat elke uitgave een bedrijfsmatig karakter heeft Altijd aftrek van de reële kosten, geen forfait, in de vennootschapsbelasting! Enkele belangrijke en specifieke regels voor vennootschappen: -
Art. 18, 4° WIB – Herkwalificatie van interesten in dividenden bij ‘excessieve interesten’ of ‘’bij vennootschappen met een overdreven schuldfinanciering vanwege aandeelhouders of bedrijfsleiders (natuurlijke personen)’ Aftrekbare interesten worden geherkwalificeerd in niet-aftrekbare dividenden Maatregel tegen bewuste onderkapitalisatie van vennootschappen
-
Art. 54 WIB – Interesten, royalties, vergoedingen voor diensten, etc. zijn niet aftrekbaar als beroepskost als ze betaald worden aan een buitenlandse belastingplichtige die niet onderworpen is aan een inkomstenbelasting of voor de genoemde inkomsten onderworpen is aan een aanzienlijk gunstiger aanslagtarief dan die waaraan die inkomsten in België worden onderworpen Vermoeden van misbruik Omkering bewijslast, maar belastingplichtige kan het tegenbewijs leveren (‘vergoeding beantwoordt wél aan een normale marktvergoeding’) en zo de kosten toch aftrekbaar houden Maatregel tegen de betaling van fictieve of overdreven kosten aan inwoners van belastingparadijzen Maatregel tegen bewuste onderkapitalisatie van vennootschappen
-
Art. 198, 11° WIB – Interesten worden verworpen als aftrekbare beroepskost als … o
Leninggever, die de interesten ontvangt, wordt niet of aanzienlijk gunstiger op deze interesten belast in vergelijking met het gemeen recht in België … of …
o
Leninggever, die de interesten ontvangt, is een Belgische of niet Belgische vennootschap die tot dezelfde groep behoort als waartoe de leningnemer behoort … of …
o
Volledig bedrag van de besmette lening is groter dan 5 keer de som van het gestorte kapitaal bij het eind van het belastbare tijdperk en de belastbare reserves bij het begin van het belastbare tijdperk
Vennootschappen (‘leningnemer’) die gevestigd zijn in landen met een hoge belastingsdruk hebben soms de neiging om gemaakte winsten via interesten betaald op intragroepsleningen (‘besmette leningen’) te verplaatsen (i.p.v. uit te keren onder de vorm van dividenden) naar een andere groepsvennootschap (‘leninggever’) die in een fiscaal gunstiger land gevestigd is, aangezien die interesten door de vennootschap kunnen worden afgetrokken als beroepskost Het is niet meer mogelijk om ongestoord te lenen van groepsvennootschappen! Maatregel tegen bewust onderkapitalisatie van vennootschappen
68
-
Art. 198, 10° WIB – Belastingplichtige vennootschap moet zelf aangifte doen van betalingen (+ €100.000) aan personen gevestigd in … o
niet coöperatief belastingparadijs (= land dat OESO-normen niet naleeft) .. of …
o
land op Belgische lijst met een nominaal tarief van vennootschapsbelasting lager dan 10%
Bij niet-aangifte zijn deze betalingen niet aftrekbaar als beroepskost Bij aangifte zijn deze betalingen enkel aftrekbaar als beroepskost enkel en alleen als de belastingplichtige erin slaagt bewijs te leveren dat het geen artificiële constructie is -
Art. 198, 1° WIB – Vennootschapsbelasting zelf is niet aftrekbaar als beroepskost, met uitzondering van de onroerende voorheffing (art. 198,3° WIB)
-
-
Art. 198bis WIB – Autokosten o
Zelfde regels als in personenbelasting: 75% beroepsmatig deel aftrekbaar
o
Maar die 75% wordt verhoogd tot 90% of verlaagd tot 60% in functie van de CO2-uitstoot
Art. 200 WIB – Aftrek van giften is gelijk aan het principe in de personenbelasting, alleen worden de maximumbedragen wat aangepast
Vrijgestelde inkomsten Buitenlandse inkomsten In principe zijn zowel Belgische als buitenlandse inkomsten van een binnenlandse vennootschap aan vennootschapsbelasting onderworpen! Aangezien andere landen hetzelfde principe toepassen, leidt dit tot een dubbele belasting van de buitenlandse inkomsten. MAAR! Zo’n internationale dubbele belasting wordt (ten dele) vermeden voor internationale overeenkomsten die bepalen welke inkomsten in het ene land en welke inkomsten in het andere land mogen worden belast (‘dubbelbelastingverdragen’)
69
Vrijgestelde meerwaarden Algemene regels voor de vrijstelling van meerwaarden op vaste activa die worden gebruikt in de beroepsactiviteit gelden ook voor vennootschappen Vrijgesteld: o
Niet-verwezenlijkte (uitgedrukte) meerwaarden
o
Verwezenlijkte meerwaarden in geval van wederbelegging in (im)materiële vaste activa (tijdelijk en voorwaardelijk)
o
Meerwaarden op onbebouwde gronden gebruikt voor land- en tuinbouw
Belastbaar: o
Meerwaarden op voorraden (= niet-verwezenlijkte meerwaarde)
o
Meerwaarden op bestellingen in uitvoering (= niet-verwezenlijkte meerwaarde)
o
Verwezenlijkte meerwaarden
MAAR! Altijd 1 bijkomende voorwaarde in de vennootschapsbelasting: Bedrag van de vrijgestelde meerwaarde moet steeds op een onbeschikbare reserverekening worden geboekt en mag niet gebruikt worden voor om het even welke vorm van uitkering aan de aandeelhouders (“onaantastbaarheidsvoorwaarde”) Meerwaarden op aandelen Art. 192 WIB – Meerwaarden die een vennootschap realiseert op aandelen zijn in principe wel belastbaar MAAR! Onder bepaalde voorwaarden geldt een vrijstelling of een bijzonder belastingtarief
VOORWAARDEN? Dividenden die op de aandelen worden uitbetaald moeten kwalificeren voor het DBI-regime! Welke aandelen kwalificeren voor het DBI-regime? o
Kwalitatieve voorwaarde – Dividend op aandelen in binnen-en buitenlandse vennootschappen die aan de vennootschapsbelasting zijn onderwerp en niet van het DBI-regime zijn uitgesloten
o
Permanentievoorwaarde – Aandelen moeten gedurende een ononderbroken periode van minstens 1 jaar in volle eigendom aangehouden worden door de vennootschap (geen short selling mogelijk!)
o
o
Andere voorwaarden voor DBI-regime gelden niet!
Geen mininumdeelneming / minimumparticipatie
Geen boekhoudkundige verwerking
Regeling geldt ook voor zeer kleine deelnemingen!
Geen vereiste onaantastbaarheid (= definitieve vrijstelling)
70
VRIJSTELLING? o
Alle voorwaarden voldaan: Volledige vrijstelling
o
Indien niet voldaan aan permanentievoorwaarde: Bijzonder tarief van 25,75%
o
Vanaf aangiftejaar 2014: Toch 0,4% belasting op meerwaarde op aandelen verwezenlijkt door “grote” vennootschappen (~ minimumbelasting)
WAAROM? o
Doorgedreven vermijding van economische dubbele belasting! “Waarde van een vennootschap kan geraamd worden op basis van de gereserveerde winsten uit het verleden vermeerderd met het winstpotentieel voor de toekomst. Deze beide elementen (opgebouwde reserves en toekomstige winst) zijn echter belastbaar (namelijk bij de effectieve realisatie van het winstpotentieel en/of bij uitkering van de gereserveerde winst). Wanneer een aandeelhouder nu zijn aandelen met winst verkoopt aan een derde, zullen deze toekomstige belastingen uiteindelijk ooit betaald moeten worden door deze derde koper. Daarom zou het niet logisch zijn om meerwaarden op aandelen te belasten: de inkomsten die in de toekomst belastbaar zullen worden bij de koper, worden nog eens extra belast bij de verkoper van de aandelen.”
o
Meerwaarde op aandelen reflecteert een stijging van de gereserveerde winsten van de vennootschap waarin de aandelen worden aangehouden (‘dochtervennootschap’)
o
Deze gereserveerde winst wordt al belast en dus is een belasting op meerwaarde niet nodig
TEGENPOOL? o
Minwaarden op aandelen zijn niet aftrekbaar
71
Definitief belaste inkomsten (DBI) Vennootschap Xco NV wenst aan haar beide aandeelhouders een dividend uit te keren! Winst van vennootschap Zco NV bestaat enkel uit het ontvangen dividend!
Zco NV Mr. Y
30%
70%
Xco NV
Xco NV Winst voor belasting
100,00
Vennootschapsbelasting
– 33,00
Bruto-dividend In te houden roerende voorheffing
66,00 – 16,50
Netto-dividend
49,50
Netto-dividend
49,50
Netto-dividend
49,50
Mr. Y
Zco NV Verrekenbare roerende voorheffing
+ 16,50
Bruto-dividend
66,00
Winst voor belasting
66,00
Vennootschapsbelasting
21,78
Vennootschapsbelasting
21,78
Verrekenbare roerende voorheffing Te betalen aan de staat
– 16,50 5,28
Roerende voorheffing op een dividend wordt ingehouden door de uitkerende vennootschap, maar is wel ten laste van de ontvangende aandeelhouder! 72
Uitkerende vennootschap (Xco NV) -
Dividend = een component van de winst van de vennootschap Xco NV die aan de aandeelhouder(s) wordt uitgekeerd (‘return on investment’) o
… uit winst boekjaar
o
… uit overgedragen winst
o
… uit belaste reserve
o
… uit vrijgestelde reserve
-
Dividend = geen aftrekbare uitgave (voorwaarde art. 49 WIB niet vervuld)
-
Dividend wordt oorspronkelijk als winst belast met de vennootschapsbelasting
Aandeelhouder natuurlijk persoon (Mr. Y) -
Dividend = een belastbaar roerend inkomen (art. 18 WIB) o
o
15% roerende voorheffing op aandelen die VVPR zijn
VVPR aandelen niet aan toonder
VVPR aandelen zijn op naam
25% roerende voorheffing op andere aandelen
-
Roerende voorheffing is in te houden door Xco NV
-
Inhouding van de roerende voorheffing is bevrijdend voor de aandeelhouder natuurlijke persoon
73
Aandeelhouder vennootschap (Zco NV)
KAPITAALVERMINDERING (‘Ontsnappen aan RV op dividenden’) 1) Xco NV vermindert haar kapitaal met €66 2) Xco NV moet zo’n kapitaalvermindering beslissen via een formele statutaire beslissing in de Algemene Vergadering en conform de procedure in het vennootschapswetboek 3) Xco NV legt de kapitaalvermindering in een notariële akte vast 4) Xco NV moet in de notariële akte opnemen dat de kapitaalvermindering gebeurt ten belope van het werkelijk gestort kapitaal! Anders zal de fiscus de kapitaalvermindering pro rata toekennen op het werkelijk gestort kapitaal én reserves. Kapitaalvermindering aangerekend op werkelijk gestort kapitaal wordt niet beschouwd als een dividenduitkering, omdat de aandeelhouder niets anders dan de werkingsmiddelen die hij aan de vennootschap gaf terugbetaald krijgt. Kapitaalvermindering aangerekend op reserves wordt beschouwd als een dividenduitkering, waar roerende voorheffing (en eventueel vennootschapsbelasting) op verschuldigd is. 5) Art. 18, 2° WIB – Terugbetaling van het werkelijk gestort kapitaal is onbelast 6) Kapitaalvermindering om zo te ontsnappen aan de roerende voorheffing op dividenden is onbelast voor Xco NV én Zco NV
KAPITAALVERMINDERING MET INCORPORATIE VAN RESERVES (‘Ontsnappen aan RV op dividenden’) Zo’n kapitaalvermindering is niet altijd mogelijk vanwege het wettelijk vereist minimumkapitaal! In zo’n gevallen … 1) Kapitaalverhoging door incorporatie van de belaste of vrijgestelde reserves Zo’n reserves zijn geen werkelijke gestort kapitaal want er is geen inbreng van een aandeelhouder! Incorporatie van reserves in kapitaal = incorporatie van winst in kapitaal 2) Kapitaalvermindering van €66 3) … Zelfde stappen als hierboven …
Op in kapitaal geïncorporeerde belaste reserves rust een latente roerende voorheffing-claim! Fiscus zou daarom de kapitaalvermindering pro rata toekennen op het werkelijk gestort kapitaal én reserves. Op in kapitaal geïncorporeerde vrijgestelde reserves rust een latente roerende voorheffing-claim én een vennootschapsbelastingclaim! Fiscus zou daarom de kapitaalvermindering pro rata toekennen op het werkelijk gestort kapitaal én reserves. 74
DBI-AFTREK Als vennootschap Xco een dividend uitkeert aan vennootschap Zco, wordt dit dividend economisch dubbel belast … -
Uitgekeerde dividend wordt in hoofde van Xco NV belast als uitgekeerde winst
-
Ontvangen dividend wordt in hoofde van Zco NV belast als opbrengst
Eenzelfde dividend wordt tweemaal belast bij 2 verschillende belastingplichtige Twee technieken om dubbele belasting te vermijden: -
Vrijstellingsmethode – Dividenden worden geen tweede maal bij de aandeelhouder belast
-
Belastingkrediet – Dividenden worden wel een tweede maal bij de aandeelhouder belast, maar hij mag de vennootschapsbelasting betaald door Xco aftrekken van zijn eigen vennootschapsbelasting
België kiest voor vrijstellingsmethode via het regime definitief belaste inkomsten Welke inkomsten komen in aanmerking voor DBI-aftrek? -
Dividenden zoals omschreven in art. 18 WIB o
Gewone winstuitkeringen / dividenden
o
Uitkeringen die als dividenden worden beschouwd (Bijvoorbeeld: winstbewijzen zijn effecten zijn die het kapitaal niet vertegenwoordigen, maar de voordelen ervan geven wel recht op DBI-aftrek)
-
Inkoop- en liquidatieboni
Voorwaarden? (Zie art. 202, §2 en 203 WIB) -
Minimumparticipatie o
‘Grote deelnemingen’
o
10% deelneming in kapitaal of aanschaffingswaarde van ten minste €2,5 miljoen
o
Winstbewijzen worden uitgesloten voor de berekening van de minimumparticipatie, omdat het effecten zijn die het kapitaal niet vertegenwoordigen! Maar de voordelen die verbonden zijn aan deze effecten geven wel recht op DBI-aftrek!
o -
Geldt niet voor banken en verzekeraars!
Minimumbezitsduur o
‘Duurzame deelnemingen’
o
Aandelen moeten minsten 1 jaar (ononderbroken) in volle eigendom aangehouden worden
o
Bezitsduur kan lopen voorafgaand aan of volgend op de dividenduitkering (‘post factum bewijs’)
o
Aandelen moeten in volle eigendom aangehouden worden; aanhouden van aandelen in vruchtgebruik telt niet!
-
Boekhoudkundige voorwaarde o
Aandelen moeten de aard van financiële vaste activa hebben
o
Afgeschaft! 75
-
Taxatievoorwaarde o
Uitkerende vennootschap moet principieel onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting (binnenlandse vennootschap) of aan een gelijkaardige buitenlandse belasting (buitenlandse vennootschap)
o
Volstaat niet dat de winst waaruit het dividend wordt uitgekeerd belast wordt; de gehele vennootschap moet onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting!
o
Taxatievoorwaarde beschrijft welke dividenden zijn uitgesloten van DBI-aftrek
o
Zie slides
Praktische werking? -
Dividend wordt ten belope van 95% van het bruto-ontvangen bedrag vrijgesteld in hoofde van de ontvangende vennootschap
-
Op overige 5% wordt wel vennootschapsbelasting geheven
-
Effectieve belastingdruk is dus 1,65% (= 0,05 * 33%)
-
Intresten van leningen om aandelen aan te kopen zijn nog steeds aftrekbaar, ook al zijn de dividenden van die aandelen ten belope van 95% vrijgesteld!
Roerende voorheffing? -
Vennootschap Xco moet roerende voorheffing inhouden bij het uitkeren van een dividend aan Zco, maar Zco mag die roerende voorheffing verrekenen met haar vennootschapsbelasting op dat dividend (‘roerende voorheffing als echte voorheffing’)
-
Dividenduitkering kan worden vrijgesteld van roerende voorheffing als de ontvangende vennootschap … o
… een participatie van 10% of meer bezit in de uitkerende vennootschap
o
… deze participatie gedurende een ononderbroken periode van minsten 1 jaar in haar bezit is geweest (post factum bewijs toegelaten)
Bij zo’n vrijstelling moet de uitkerende vennootschap geen roerende voorheffing inhouden, maar wordt er wel nog steeds vennootschapsbelasting geheven!
76
Voorbeeld – Geen vrijstelling van roerende voorheffing
DOCHTER Xco Belastbare winst Vennootschapsbelasting (33%) Bruto-dividend In te houden roerende voorheffing (25%) Netto-dividend
100,00 – 33,00 67,00 – 16,75 50,25
MOEDER Zco Netto-dividend Verkenbare roerende voorheffing
50,25 + 16,75
Bruto-dividend
67,00
Belastbare winst (voor DBI)
67,00
Belastbare winst (na DBI van 95%)
3,35
Vennootschapsbelasting (33%)
1,11
Vennootschapsbelasting (33%)
1,11
Verkenbare roerende voorheffing
– 16,75
Terug van de staat
15,64
Uiteindelijke dividend
65,89 (= 50,25 + 15,64) (met effectieve druk van 1,65%)
Voorbeeld – Wel vrijstelling van roerende voorheffing
DOCHTER Xco Belastbare winst Vennootschapsbelasting (33%) Bruto-dividend In te houden roerende voorheffing (25%) Netto-dividend
100,00 – 33,00 67,00 – 0,00 67,00
MOEDER Zco Netto-dividend Verkenbare roerende voorheffing
67,00 + 0,00
Bruto-dividend
67,00
Belastbare winst (voor DBI)
67,00
Belastbare winst (na DBI van 95%)
3,35
Vennootschapsbelasting (33%)
1,11
Vennootschapsbelasting (33%)
1,11
Verkenbare roerende voorheffing Te betalen aan de staat Uiteindelijke dividend
– 0,00 1,11 65,89 (= 67,00 – 1,11) (met effectieve druk van 1,65%) 77
DBI-regime als de moedervennootschap verliezen heeft geleden? -
Dochtervennootschap keert een dividend uit van €50 aan de moedervennootschap die een operationeel verlies heeft geleden uit commerciële activiteit van €20
-
Voor de moedervennootschap geldt: o
WIB schrijft voor dat dividend gecompenseerd wordt met operationeel verlies en dat DBI-aftrek beperkt wordt tot de restwinst Gevolg: Indirect taxatie van het dividend
o
Dividenden die niet van de winst kunnen worden afgetrokken omdat de moeder in verlies is worden naar volgende belastbare tijdperken overgedragen
Voorbeeld:
MOEDER (BOEKJAAR 1) Commerciële activiteit
20,00
Dividend
50,00
Compensatie
30,00
DBI-aftrek
– 47,50 (= 50 * 95%), maar beperkt tot restwinst van 30
Fiscale winst
0,00
MAAR! Ten gevolge van aftrekbeperking tot restwinst is €17,5 van het dividend niet afgetrokken/vrijgesteld Overdracht DBI-overschot naar volgend boekjaar = €17,5
MOEDER (BOEKJAAR 2) Commerciële activiteit
75,00
Dividend
Geen
Compensatie
Geen
Overschot DBI van vorig boekjaar
– 17,50
Fiscale winst
57,50
Fiscaal overdraagbare verliezen Verliezen van vorige boekjaren zijn fiscaal onbeperkt overdraagbaar in de tijd Maatregel bedoeld ter compensatie van toekomstige winsten
78
Octrooi-aftrek Art. 2051 WIB – Vennootschappen mogen 80% van hun octrooi-inkomsten aftrekken van hun belastbaar inkomen -
Effectieve belastingdruk is 6,6% (= 0,20 * 33%)
-
Maatregel bedoeld om de technologische innovaties in België te stimuleren en buitenlandse octrooicentra naar België te lokken
Welke ondernemingen kunnen hiervan genieten? -
Alle Belgische ondernemingen
-
Alle buitenlandse inrichtingen die onderworpen zijn aan de belasting voor niet-inwoners in België
Welke octrooien worden bedoeld? (Zie art. 2052, §1 WIB) -
Zelfontwikkelde octrooien
-
Verworven octrooien of licenties die door de vennootschap verbeterd zijn
-
Niet voor inkomsten van andere intellectuele eigendomsrechten (bv. merken, know-how, …)
Art. 2053, §1 WIB – Welke elementen mogen in mindering worden gebracht? Octrooi-aftrek is beperkt tot de belastbare winst die overblijft na toepassing van de DBI-aftrek! -
Niet-aangewende octrooi-aftrek is niet overdraagbaar
79
Investeringsaftrek Art. 68 WIB – Vennootschap mag zijn winst of baten verminderen met een zogenaamde investeringsaftrek -
Zo’n investeringaftrek laat de belastingplichtige toe een bepaald gedeelte van de aanschaffings- of beleggingswaarde van nieuwe vaste activa vrij te stellen van belasting
-
Investeringsaftrek is een “supplementaire fiscale afschrijving”
-
Vereenvoudigd zou je kunnen stellen dat de investeringsaftrek een afschrijving toestaat die berekend wordt op een waarde die groter is dan de werkelijke aanschaffings- of beleggingswaarde
-
Art. 75, 1° en 4° WIB – Investeringsaftrek is enkel toegestaan voor vaste activa die (4) Uitsluitend voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid in België worden gebruikt … en … (5) Afschrijfbaar zijn over minimum 3 jaar … en … (6) Niet uitdrukkelijk uitgesloten zijn in art. 75, 5° WIB (bv. personenauto’s, auto’s voor dubbel gebruik en minibussen) Beperkt belang voor vennootschappen: o
Als budgettaire compensatie voor NIA werd IA voor vennootschappen op 0 gezet
o
Wel mogen vennootschappen nog de verhoogde investeringsaftrekken toepassen
Eenmalige investeringsaftrek (art. 69 WIB): o
Standaardmethode
o
Investeringsaftrek wordt in mindering gebracht van de winst van het belastbare tijdperk waarin de vaste activa is verkregen of tot stand gebracht
o
Investeringsaftrek wordt berekend als een percentage van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de activa
o
Zodra de aftrek is toegepast, is hij definitief verworven wat er ook gebeurt met het activa
o
Verhoogde investeringsaftrekken zijn:
Investeringen in octrooien, O&O, energiebesparing: 15,5%
Investeringen in beveiliging: 22,5%
Gespreide investeringsaftrek (art. 70 WIB): o
Belastingplichtige die minder dan 20 werknemers in dienst hebben op de eerste dag van het belastbare tijdperk waarin het activa is aangeschaft of tot stand gebracht, kunnen de investeringsaftrek over de afschrijfperiode van het activa spreiden
o
Investeringsaftrek volgt het afschrijvingsritme
o
Investeringsaftrek wordt berekend als een percentage van de jaarlijkse afschrijving
o
Verhoogde investeringsaftrekken zijn:
Investeringen in O&O: 22,5% van de afschrijvingsannuïteit
Als er onvoldoende winst is om de investeringsaftrek te benutten, dan kan deze onbeperkt in de tijd worden overgedragen naar volgende belastbare tijdperken, maar op het bedrag dat per later tijdperk bruikbaar is staat een limiet in euro! 80
Notionele intrestaftrek (‘belastingaftrek voor risicodragend kapitaal’) Doel van notionele interestaftrek? -
Opheffing van de benadeling van financiering met eigen vermogen
-
Belgische verankering stimuleren
Wat is notionele interestaftrek? “Fictieve (notionele) aftrek berekend op eigen vermogen, alsof het vreemd vermogen betrof!” “Fictieve intrest wordt afgetrokken van de belastbare winst!” Wie kan notionele intrestaftrek toepassen? -
Art. 205octies WIB – Alle Belgische vennootschappen tenzij diens winst niet volgens de normale regels van de Belgische vennootschapsbelasting wordt berekend
-
o
BEVEK’s en BEVAK’s zijn uitgesloten!
o
Vennootschappen mogen geen staatssteun ontvangen
Art. 205novies WIB – Geen combinatie met vrije investeringsreserve mogelijk o
Investeringsreserve = helft van de aangroei van de belastbare reserve wordt vrijgesteld als dit binnen 3 jaar opnieuw in de vennootschap wordt geïnvesteerd
o
KMO’s mogen investeringsreserve en notionele interestaftrek niet combineren!
Hoeveel is de fictieve interestaftrek? -
3% van het eigen vermogen van de balans van vorig boekjaar
-
Voor kleine vennootschap wordt dit verhoogd met 0,5% (zie art. 205quater, §6 WIB) Eigen vermogen = risicokapitaal = kapitaal + uitgiftepremies + reserves + overdragen winst/verlies + herwaarderingsmeerwaarden + kapitaalsubsidies Correcties/verminderingen op eigen vermogen als anti-misbruik en vermijding van dubbeltelling: o
Eigen aandelen (Financiële Vaste Activa)
Ingevoerd om interestaftrek in cascade te vermijden
Voorbeeld:
81
o
Aandelen van beleggingsvennootschappen waarvan de dividenden in aanmerking komen voor DBI-aftrek
o
MVA die aanleiding geven tot onredelijke beroepsuitgaven
Voorbeeld: Porsche voor de zaakvoerder
Ingevoerd om te vermijden dat een zaakvoerder zijn eigen geld in de vennootschap zou plaatsen om daarmee een goed te kopen, en daar dan nog eens notionele intrestaftrek voor te kunnen aftrekken
o
Onroerende goederen door de vennootschap aan de bedrijfsleider verhuurd
o
Ingevoerd om villa-vennootschappen tegen te gaan
Bestanddelen die als belegging worden gehouden en die door de aard ervan niet bestemd zijn om een belastbaar periodiek inkomen voort te brengen
Voorbeeld: Juwelen, goud, aandelen van kapitalisatie Beveks, kunstcollectie, …
o
Activa in het buitenland waarvan de winst in het buitenland wordt belast
o
Herwaarderingmeerwaarden (Eerst opgeteld, dan afgetrokken)
o
Kapitaalsubsidies (Eerst opgeteld, dan afgetrokken)
Voorwaarden om notionele intrestaftrek te gebruiken? Geen Is overschot aan notionele intrestaftrek overdraagbaar naar volgend belastbaar tijdperk bij onvoldoende winst? -
Nee! Enkel aanrekening op de winst van het huidig belastbaar tijdperk!
Misbruik van notionele intrestaftrek Gevaar: Winstverschuiving naar de vennootschap met de aftrek -
Vennootschap A met lage notionele interestaftrek gaat naar vennootschap B winst verschuiven (als vennootschap B bijvoorbeeld verliezen heeft geaccumuleerd)
-
Art. 207 WIB – Wetgevende reactie – Geen aftrek van een abnormaal en goedgunstig voordeel dat de vennootschap heeft verkregen Wat is een abnormaal en goedgunstig voordeel? o
Winstverschuiving onder niet-marktconforme verrichtingen
o
Winstverschuiving onder marktconforme verrichtingen zonder een economisch objectief maar alleen met een fiscaal motief is ook abnormaal!
… Zie slides … 82
Grondslag van vennootschapsbelasting in geval van vereffening of liquidatie Vennootschappen in vereffening blijven aan het gewone regime onderworpen Alle voormelde regels blijven van toepassing voor vennootschappen in vereffening
Vereffenings- of liquidatieprocedure 1) Bestuurders ontslagen en vereffenaars aanstellen 2) Alle activa van de vennootschap verkopen a. Gerealiseerde meerwaarden op de verkoop van activa worden als gewone exploitatiewinst belast b. Geen roll over relief (zie art. 47 WIB – herinvestering) mogelijk, dus meerwaarden worden onmiddellijk belast aan 33% vennootschapsbelasting c. Belaste meerwaarden worden geclassificeerd als belaste reserves 3) Schulden worden afbetaald met het netto-actief (‘eigen vermogen’) 4) Overblijvend saldo van het netto-actief wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders (art. 209 WIB) Alles wat aan de aandeelhouders wordt uitgedeeld boven het werkelijk gestort kapitaal is een dividend, waarop 10% roerende voorheffing wordt geheven! a. Eerst wordt het werkelijk gestort kapitaal terugbetaald (art. 18, 2° WIB) 0% roerende voorheffing (art. 18, 2° WIB) 0% vennootschapsbelasting (art. 18, 2° WIB) b. Daarna worden de belaste reserves uitgekeerd 10% roerende voorheffing (art. 269, 2°bis WIB) 0% vennootschapsbelasting (reeds belast) c. Daarna keren we de vrijgestelde reserves / belastingvrije reserves uit 10% roerende voorheffing (art. 269, 2°bis WIB) 33% vennootschapsbelasting (breken van onaantastbaarheidsvoorwaarde) Roerende voorheffing wordt zoals altijd ingehouden door de vereffenaar! Moeder/dochter hebben recht op een vrijstelling van de roerende voorheffing en vennootschapsbelasting, zie DBI-aftrek!
Voorbeeld Zie slides
83
Tarief van vennootschapsbelasting Gewoon aanslagstelsel Basistarief van 33% vanaf de eerste euro Bijzondere aanvullende crisisbijdrage sedert 1993 van 3 opcentiemen Effectief belastingtarief vennootschapsbelasting van 33,99% Vergelijk het tarief van de personenbelasting op €25.000 (25% tot 45%) met het tarief van de vennootschapsbelasting (24,25%) ° Vlucht naar de vennootschap Verlaagd progressief tarief voor KMO’s – 5 voorwaarden opdat een vennootschap als KMO beschouwd wordt: -
Netto-winst lager dan €322.500
-
Geen holding zijn, d.w.z. … o
Niet meer dan de helft van het eigen vermogen mag bestaan uit aandelen … equivalent met … Geen aandelenbezit dat meer is dan 50% van het fiscaal eigen vermogen
o
MAAR! Aandelen die 75% of meer vertegenwoordigen van het gestort kapitaal van de vennootschap die de aandelen heeft uitgegeven (‘dochter’) moeten niet worden meegeteld Echte holding kan toch een KMO zijn!
-
Familievennootschap zijn, d.w.z. … o
-
Geen dividenden uitkeren van meer dan 13% van het gestort kapitaal, d.w.z. … o
-
Meer dan 50% van de aandelen van de vennootschap zijn in handen van natuurlijke personen
Oppotter zijn
Voldoende wedde uitkeren aan de bedrijfsleider, d.w.z. … o
Bezoldiging van de bedrijfsleider mag niet minder zijn dan €36.000
84
Bijzonder aanslagstelsel Art. 219 WIB – Afzonderlijke aanslag “geheime commissies” van 309% (300% basis en crisisbijdrage van 3 opcentiemen) wordt geheven …
-
… op niet door fiches verantwoorde salarissen, erelonen, commissies en dergelijken o
Vennootschap mag bepaalde uitgaven slechts inbrengen als beroepskost als ze de begunstigde(n) ervan heeft kenbaar gemaakt aan de hand van individuele fiches en een samenvattende opgave (zie art. 57 WIB)
o
Zo’n bijzondere aanslag wordt niet geheven als de vennootschap aantoont dat die uitgaven door de genieter ervan opgenomen zijn in diens belastingaangifte in de personenbelasting, vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting of belasting der niet-inwoners
-
… op verdoken meerwinsten die niet onder de bestanddelen van het vermogen van de vennootschap terug te vinden zijn (“het zwart”)
Afzonderlijke aanslag heeft tot doel het verlies aan belastingen en sociale zekerheidsbijdragen van de nietverantwoorde uitgaven of verdoken meerwinsten te vergoeden! Heffing van de bijzondere aanslag heeft in essentie tot gevolg dat de fiscale last van de niet-verantwoorde uitgaven of verdoken meerwinsten worden verplaatst van de begunstigden naar de uitbetalende vennootschap Compensatie omdat de bijzondere aanslag zo hoog is: Niet-verantwoorde lonen / verdoken meerwinst zijn fiscaal aftrekbaar!
85
Inkomensbelasting: Rechtspersonenbelasting Toepassingsgebied “Alle rechtspersonen die niet aan de vennootschapsbelasting onderworpen zijn!” = spiegelbeeld van de vennootschapsbelasting Art. 220 WIB – Toepassingsgebied van de rechtspersonenbelasting: -
Alle rechtspersonen die in België een statutaire zetel /zetel van bestuur hebben en die geen exploitatie of winstgevende bezigheid voeren (“geen winstoogmerk”)
-
Alle uit de vennootschapsbelasting gesloten vennootschappen – zie art. 180 WIB “Vervoersmaatschappijen, havenbedrijven, Federale staat en onderverdelingen, OCMW’s, openbare kerkelijke instellingen, …”
-
VZW’s die uit de vennootschapsbelasting zijn gesloten omwille van de aard van hun vereniging – zie art. 181 WIB
-
VZW’s gemend type die bij eliminatie terechtkomen in de rechtspersonenbelasting – zie art. 182 WIB “Alleenstaande commerciële verrichting of een bijkomstige exploitatie, die niet volgens de courante marktvoorwaarden verloopt”
86
Grondslag Geen beroepsinkomsten of winsten Alleen onroerende, roerende of diverse inkomsten Geen samenvoeging van de inkomsten Elk type inkomen wordt afzonderlijk belast aan de voorheffing of aan een apart tarief Ook onderhevig aan de 3 opcentiemen crisisbijdragen (ACB – aanvullende crisisbelasting) Belangrijkste belastbare inkomsten: -
Kadastraal inkomen … tenzij het gebouw vrij is van kadastraal inkomen, zoals kerken, ziekenhuizen, scholen, … Zij betalen wel nog steeds onroerende voorheffing!
-
Netto-huurexcedent bovenop het kadastraal inkomen wanneer gebouw verhuurd wordt aan een natuurlijke persoon die het gebouw beroepsmatig gebruikt of aan een vennootschap is niet langer 40% (~ personenbelasting), maar slechts 20%
-
Roerende inkomsten worden belast via de roerende voorheffing … met inbegrip van alle interesten uit spaardeposito’s! (Geen vrijstelling!) Roerende voorheffing werkt ook hier bevrijdend!
-
Meerwaarden op gronden en gebouwen die in de personenbelasting als divers inkomen belastbaar zijn, worden belast aan 33 of 16,5%
-
Niet op fiches verantwoorden lonen, commissies, … zijn ook hier belastbaar aan 300% (mits genieter niet effectief belast is geworden)
87
Inkomensbelasting: Belasting van niet-inwoners Toepassingsgebied Toepassingsgebied van belasting van niet-inwoners: -
Natuurlijke persoon: Geen rijksinwoner zijn, of zetel van fortuin niet in België hebben
-
Rechtspersoon: Geen statutaire zetel, voornaamste inrichting, zetel van beheer of bestuur in België hebben
Materieel toepassingsgebied: -
Art. 228, §1 WIB – Basisprincipe en territorialiteitsprincipe o
Alle in België behaalde of verkregen inkomsten, ook door niet-inwoners, worden belast! (‘basisprincipe’)
o
Voor niet-inwoners wordt alleen het inkomen van een Belgische bron belast! (‘territorialiteitsprincipe’)
-
Art. 228, §2 WIB – Opsomming van de bedoelde inkomsten
-
Art. 228, §3 WIB – Vangnetbepaling vanaf aangiftejaar 2014 o
Reden? Heffing van een effectieve belasting verzekeren als België heffingsbevoegd is België werd soms heffingsbevoegd op basis van een dubbelbelastingverdrag, maar kon geen belasting heffen omdat de inkomsten niet in België belastbaar waren op basis van §1 en §2 – de interne Belgische wetgeving
o
Wat? Naast §1 en §2 worden 2 nieuwe categorieën van inkomsten belastbaar in het BNI
Categorie 1: Inkomsten waarvoor België heffingsbevoegd is op basis van een dubbelbelastingverdrag en die volgens de Belgische wetgeving belastbaar is Bijvoorbeeld: Vergoedingen voor technische bijstand die betaald worden aan een buitenlandse technicus of ingenieur die in België zijn diensten komt verlenen. Volgens bepaalde verdragen (bijvoorbeeld dat met India) valt zo'n vergoeding onder het begrip “royalty's”. En royalty's mogen volgens die verdragen ook belast worden in het land waaruit ze afkomstig zijn, België dus in ons voorbeeld. Het probleem is alleen dat zo’n vergoeding volgens de interne Belgische regels geen royalty is maar een winst of een baat. In het geval van een niet-inwoner kunnen die alleen in België belast worden als de technicus of ingenieur hier een vaste inrichting heeft.
88
Categorie 2: Inkomsten waarop geen dubbelbelastingverdrag van toepassing is en die niet belast worden in de staat waarin de belastingplichtige inwoner is Bijvoorbeeld: Hong Kong taxeert haar inwoners niet op hun buitenlandse inkomsten Bijvoorbeeld: Inkomsten uit de levering van diensten aan een Belgische inwoner door een niet-inwoner o
Op papier wordt elke betaling vanuit België belastbaar
o
Zelfs als de diensten buiten België worden geleverd
o
Louter het feit van een betaling voor diensten door een Belgische inwoner of inrichting is voldoende
Belastbaar enkel als niet bewezen wordt dat de inkomsten belast zijn of worden in de woonstaat
Grondslag Belangrijkste grondregels: -
Inkomen uit een in België gelegen onroerend goed Nederlander met appartement in Knokke
-
Dividenden, interesten en royalties ten laste van / betaald door een Belgische schuldenaar Fransman met Belgische obligaties
-
Baten van een zelfstandige voor een in België verrichte werkzaamheid Duitse bouwheer bouwt op Belgisch grondgebied een huis
-
Lonen en pensioenen ten laste van / betaald door een Belgische schuldenaar Duitse arbeider werkt in België in een speelgoedfabriek
-
Bedrijfswinst gerealiseerd door een Belgische inrichting Op voorwaarde dat er een duurzame, vaste (1) inrichting (2) is van waaruit er in België (3) werkzaamheden worden uitgevoerd! Zo’n inrichting kan een kantoor, fabriek, opslagplaats, stock goederen, bouwwerf, mijn, verkoopsagent, … zijn Franse vennootschap verkoopt wijn op Belgisch grondgebied
89
Aangifteplicht of niet? -
Geen aangifteplicht o
Op sommige inkomsten is de voorheffing bevrijdend voor niet-inwoners
o
Bijvoorbeeld:
Inwoner die enkel Belgische roerende inkomsten verkrijgt heeft geen aangifteplicht, aangezien de roerende voorheffing bevrijdend werkt
Niet in België wonende artiest die in België presteert, betaalt een aparte bedrijfsvoorheffing van 18% op de bruto-inkomsten minus een (kosten)forfait van €400
Niet in België wonende athleet die in België presteert, betaalt een aparte bedrijfsvoorheffing van 18% op de bruto-inkomsten minus een (kosten)forfait van €400
-
Wel aangifteplicht o
Bepaling van het belastbaar en netto-belastbaar inkomen gebeurt volgens de regels van de personen- en vennootschapsbelasting
o
Enkel kosten die verband houden met het Belgische inkomen mogen worden afgetrokken
o
Aanslag volgens de tarieven van de personen- en vennootschapsbelasting met verrekening van de voorheffingen en voorafbetalingen
o
Bijvoorbeeld:
Verhuurd onroerend goed
Winsten van buitenlandse vennootschappen met een Belgische inrichting
Lonen en pensioenen ten laste van een Belgische schuldenaar
Baten van zelfstandige activiteiten in België
Sportlui als ze meer dan 30 dagen per jaar actief zijn in België
90
Belasting over de toegevoegde waarde Begrip en werking van BTW Belasting over toegevoegde waarde (BTW) -
= belasting op besteding van economische middelen (inkomen of vermogen)
-
≠ belasten inkomsten of vermogen bij hun ontstaan
-
= indirecte belasting
-
= belasting op het eindverbruik van goederen en diensten
-
= belasting op consumptief gebruik Goederen kunnen gebruikt worden voor:
Productief gebruik
Consumptief gebruik
MAAR! Iedere verkoop ongeacht of de koper een productieve gebruiker (professioneel) is of consumptieve eindgebruiker wordt wel belast! BTW-plichtige -
= hij die een economische activiteit opricht
-
= iemand die BTW opneemt van zijn afnemer/klant en deze doorstort aan de schatkist
Verschil tussen BTW en klassieke omzetbelasting: -
-
Klassieke omzetbelasting o
Belasting op levering aan productieve gebruiker en eindconsument
o
Belasting op productief gebruik én consumptie
o
Belasting op belasting ontstaat
o
Leidt uiteindelijk tot een hogere belasting
BTW o
Geen belasting op productief gebruik, enkel op eindconsument
o
Alleen belasting op private eindconsumptie
o
Geen belasting op belasting vanwege de aftrek van de voorbelasting door producent
o
Leidt uiteindelijk tot een lagere belasting
91
Belastingplichtige in BTW Er bestaan verschillende soorten belastingplichtigen: -
Gewone belastingplichtigen
-
Belastingplichtigen vrijgesteld op binnenlandse verrichtingen
-
Niet belastingplichtige rechtspersoon (overheid)
-
Occasionele belastingplichten (nieuwe gebouwen)
-
BTW eenheid
Gewone belastingplichtigen (art. 4 WBTW) 6 voorwaarden: -
Uitoefening van een economische activiteit o
o
Omvat alle activiteiten van de producent, handelaar en dienstverrichter …
Vleesproducent
Groothandelaar
Tuinbouwbedrijf
… en de exploitatie van (on)lichamelijke zaken om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen
Leasingmaatschappij
Wel actieve holdings (inmenging in beheer van haar dochters)
Geen passieve holdings (enkel verwerven en houden van aandelen en verkrijgen van dividendinkomsten)
-
Geregelde werkzaamheid die georganiseerd en terugkerend is o
Van zodra op grond van objectieve maatstaven moet worden aanvaard dat belastbare handelingen zullen plaatsvinden start de BTW-plicht én het recht op aftrek!
o
Belastingplichtige die een toevallige handeling verricht die tot de uitoefening van zijn geregelde werkzaamheid kan worden gerekend is ook voor deze handeling een belastingplichtige (bv. een toevallige verkoop door een belastingplichtige van een voertuig dat in zijn onderneming wordt gebruikt)
-
Zelfstandige activiteit o
Werknemers en ambtenaren handelen niet zelfstandig en zijn dus niet BTW-plichtig
o
Bestuurders-natuurlijke persoon handelen voor BTW-doeleinden niet zelfstandig en zijn dus niet BTW-plichtig
o
Vennootschappen-bestuurders kunnen kiezen om hun handelen als bestuurder (in de zin van orgaan van de vennootschap) te laten vallen onder het toepassingsgebied van BTW
-
Met/zonder winstoogmerk o
Onbelangrijk of iemand bij de uitoefening van zijn activiteit winst maakt of wilt maken
o
Of de economische activiteit verlieslatend is, is irrelevant voor BTW
o
VZW’s en stichtingen zijn BTW-plichtigen als ze een economische activiteit uitvoeren tegen betaling maar zonder winstoogmerk 92
-
Hoofdzakelijk of aanvullend o
Belastingplichtige die zijn activiteit aanvullend aan een andere activiteit uitvoert, kan ook BTWplichtig zijn
o
Bijvoorbeeld: bankbediende die oldtimers opknapt en verkoopt (= aanvullend) is BTW plichtig voor zijn handelingen met die oldtimers
-
Levering van goederen en dienstverrichtingen o
Belastingplichtige moet deelnemen aan het economisch verkeer
o
Activiteit moet tegen vergoeding gebeuren, en die vergoeding moet de werkelijke tegenwaarde weerspiegelen van het geleverde goed of dienst (‘onder bezwarende titel’)
Plichten van een gewone BTW-belastingplichtige: -
BTW aanrekenen op alle uitgaande handelingen
-
Facturatieplicht bij de levering van goederen en diensten
-
Innen van belasting ten voordele van de Schatkist
-
Periodieke BTW-aangifte
Rechten van een gewone BTW-belastingplichtige: -
Vooraftrek BTW mogelijk BTW-neutraal
Vrijgestelde belastingplichtigen of belastingplichtigen zonder recht op aftrek (vrijgesteld op binnenlandse verrichtingen) (art. 44 WBTW) Art. 44 WBTW stelt een hele reeks verrichtingen vrij van BTW – Leveranciers van die goederen en diensten moeten geen BTW aanrekenen en hebben geen recht op aftrek van hun voorbelasting Bijvoorbeeld: -
Advocaten, dokters, tandartsen, ziekenhuizen, onderwijs, bibliotheek, VZW’s (niet allemaal), onroerende verhuur (!!), verzekeringen, bankdiensten en loterijen
-
Sedert 2012 zijn deurwaarders en notarissen gewone BTW-plichtigen met recht op vooraftrek!
Niet belastingplichtige rechtspersoon (overheid) (art. 6 WBTW) Uitoefening van gezag “als overheid” is geen economisch verkeer in de markt (vb. huisvuilophaling; burgerlijke stand; verkeersboetes, …) Overheid en overheidslichamen zijn voor de werkzaamheden in de uitoefening van gezagsfuncties niet onderworpen aan BTW Uitzonderingen – Overheid wel als BTW-plichtige: -
Als de behandeling als niet-belastingplichtige tot concurrentieverstoring kan leiden (bv. interimkantoor, stad baadt een sportcomplex uit tegen betaling, …)
-
Werkzaamheden en handelingen die expliciet zijn opgenomen in art. 6 WBTW (bv. telecom, water / gas / elektriciteit, goederen / personenvervoer, havenexploitaties, exploitatie van parkings, radio en TV) 93
Occasionele belastingplichten (nieuwe gebouwen en bijhorende terreinen) (art. 8 WBTW) GEBOUWEN KUNNEN MAAR VALLEN ONDER BTW ALS ZE “NIEUW” ZIJN Voor oude gebouwen geschiedt de overdracht onderworpen aan het registratierecht “nieuw” = tot 31 december van het 2e jaar volgend op het 1e gebruik Eerste gebruik van een nieuw gebouw in 2012? Niet meer nieuw vanaf 31/12/2014 Situatie 1: Gewone belastingplichtige o
BTW-belastingplichtige = beroepsoprichter – verkoper
o
Verkoper is van rechtswege een BTW-belastingplichtige volgens het algemeen principe (art. 4, §1 WBTW)
o
Bijvoorbeeld: Persoon wiens economische activiteit bestaat in het geregeld en zelfstandig leveren van nieuwe gebouwen onder bezwarende titel
Situatie 2: Belastingplichtige bij optie o
BTW-belastingplichtige = BTW-belastingplichtige uit hoofde van een andere activiteit, of zelfs een niet BTW-plichtige
o
Verkoper krijgt de mogelijkheid om voor de verkoop van dat nieuwe gebouw te opteren voor de BTW-belastingplicht (‘occasionele belastingplichtige voor die verkoop’)
o
Voordeel? Verkoper kan de BTW die hijzelf moest betalen voor de bouw recupereren door hem in aftrek te brengen van de BTW die de koper van het nieuwe gebouw aan hem zal betalen Verkoper hoeft de BTW niet af te wentelen op de koper Lagere doorverkoopprijs
o
Koper daarentegen betaalt 21% BTW in plaats van 10% registratierecht
Als hij een BTW-belastingplichtige is, die het gebouw gebruikt voor de uitoefening van zijn BTW-plichtige activiteit, dan zal hij zelf ook de BTW op die aankoop in aftrek kunnen brengen
Als hij geen BTW-belastingplichtige is, stijgt de prijs van de grond met 11% ten gevolge van de switch van registratierecht (10%) naar BTW (21%) die voor hem niet-aftrekbaar is
GROND VALT IN PRINCIPE NOOIT ONDER BTW MAAR ONDER HET REGISTRATIERECHT Grond valt alleen onder BTW-regime als het verkocht wordt tezamen met een nieuw gebouw waarvoor geopteerd wordt voor het BTW-regime (“bijhorende terreinen van nieuwe gebouwen met BTW-optie”) In alle andere gevallen is de grond onderworpen aan het registratierecht
94
Bijvoorbeeld: -
Particulier bouwt een nieuwe villa met als gemaakte kosten: o
Constructieprijs gebouw = €500.000 + €105.000 BTW
o
Grondprijs = €200.000 + €42.000 BTW
o
BTW-percentage is 21%
o
Grond wordt tezamen met nieuw gebouw verkocht
-
Korte tijd later verkoopt die particulier de villa met €100.000 winst
-
Zonder optie:
-
-
o
Registratierechten (10% * €947.000)
= €94.700
o
Totale doorverkoopprijs
= €1.041.700
Met optie: o
Vooraftrek BTW op gebouw én grond (door particulier)
= €147.000
o
Huis en grond verkoopbaar aan lagere prijs
= €800.000
o
BTW op verkoopprijs (21% * €800.000)
= €168.000
o
Totale doorverkoopprijs
= €968.000
Met optie én opsplitsing o
Doel? Goedkoper voor koper die geen BTW-belastingplichtige is
o
Vennootschap 1 is eigenaar van het nieuw gebouw Verkoop aan klant A met BTW (21%)
o
Vennootschap 2 is eigenaar van de grond Verkoop aan klant A met registratierecht (10%)
o
Verkoop gebouw (€500.000 + €100.000 + 21% BTW)
= €726.000
o
Verkoop grond (€200.000 + 10% registratierecht)
= €220.000
o
Totale doorverkoopprijs
= €946.000
Fiscus is akkoord mits dit niet à la tête du client gebeurt!
BTW eenheid (art. 4, §2 WBTW) Financieel, economisch en organisatorisch nauw verbonden vennootschappen kunnen kiezen om als één BTWplichtige te worden aangemerkt Sterke formalistische vereenvoudiging Fiscale consolidatie van groepen voor BTW! (Niet voor vennootschapsbelasting!) Implicatie: -
Slechts 1 BTW aangifte verschuldigd voor de gehele groep
-
Geen BTW meer aan te rekenen op transferprijzen en de leveringen van goederen & diensten binnen die BTW-eenheid
95
Kleine BTW-plichtige (art. 56, §2 WBTW) Kleine BTW-plichtige -
= BTW-plichtige met een jaarlijkse omzet lager dan €5.580
-
Vanaf 1 juni 2013 wordt de grens opgetrokken naar €25.000 Grote administratieve vereenvoudiging voor een heleboel kleine bedrijven
Plichten en rechten van een kleine BTW-plichtige: -
Geen BTW aanrekenen, maar wel een speciale vermelding op elke factuur (“Vrijgestelde kleine onderneming; BTW niet toepasselijk”)
-
Geen BTW-aftrek
-
Geen BTW-aangifte
-
Registreren en meedelen dat de omzet onder de vastgelegde grens zal blijven
-
Jaarlijks bewijzen dat de omzetgrens niet is overschreden
Belastbare verrichting – Levering van goederen Wat zijn goederen? Art. 9 WBTW – Goederen = lichamelijk goederen; inclusief gas, warmte en koude -
MAAR! Ook zakelijke rechten die de bevoegdheid verschaffen om een onroerend goed te gebruiken (bv. vruchtgebruik, erfpacht of opstal) o
Enkel nieuwe gebouwen!
o
Oude gebouwen zijn immers onderworpen aan registratierecht!
-
Uitgesloten zijn effecten aan toonder
-
Onlichamelijke goederen = diensten
Wat zijn leveringen? Art. 10 WBTW – Levering = overdracht of overgang van de macht om als eigenaar over het goed te beschikken -
Levering vindt plaats als … o
… een goed ter beschikking van de verkrijger of overnemer wordt gesteld ingevolge een contract tot overdracht
o
… de juridische beschikkingsbevoegdheid wordt overgedragen, ook al gebeurt er geen fysieke levering
o
… elke overdracht van economische fysieke beschikkingsmacht over een goed waardoor men een positie verkrijgt die analoog is aan die van de formeel juridische eigenaar (cfr. zakelijke rechten)
96
Met een levering gelijkgestelde handelingen zijn … -
Art. 12, §1, 1° WBTW – Onttrekking van een roerend goed voor privé-doeleinden (van zichzelf of personeel) of doeleinden anders dan die van de economische activiteit van de belastingplichtige, op voorwaarde dat er voor dat goed recht op BTW-aftrek is ontstaan Recht op de aftrek van input-BTW gebeurt onmiddellijk bij de levering van een goed/dienst (i.e. ontvangst van de factuur)! Goederen in het vermogen van een BTW-plichtige zijn door het aftrekmechanisme “BTW schoon” als en alleen als ze doorgeleverd worden onder heffing van BTW. Als die veronderstelling fout is, dan is er een BTW-aftrek ten onrechte gebeurt. Ter correctie moet er een fictieve levering aan zichzelf gebeuren met aanrekening BTW. Basisvoorwaarde – Alleen voor goederen met vooraftrek van BTW! Bijvoorbeeld: Wijnhandelaar die zelf een fles wijn nuttigt uit zijn zaak. Hij had er al BTW voor afgetrokken maar is nu zelf eindgebruiker. Bijgevolg moet hij een fictieve levering aan zichzelf (als eindgebruiker) boeken, waarop hij BTW aanrekent. Hierdoor wordt de ten onrecht afgetrokken BTW gecorrigeerd.
-
Art. 12, §1, 2° WBTW – Onttrekking van een goed om het om niet te verstrekken, op voorwaarde dat er voor dat goed rechtop BTW-aftrek is ontstaan Goederen in het vermogen van een BTW-plichtige zijn door het aftrekmechanisme “BTW schoon” als en alleen als ze doorgeleverd worden onder heffing van BTW. Als die veronderstelling fout is, dan is er een BTW-aftrek ten onrechte gebeurt. Ter correctie moet er een fictieve levering aan zichzelf gebeuren met aanrekening BTW. Basisvoorwaarde – Alleen voor goederen met vooraftrek van BTW! Maar uitgezonderd handelsmonsters en handelsgeschenken van geringe waarde (€50). Bijvoorbeeld: Electro winkel geeft een prijs aan de winnaar van een wielertoernooi. Hij moet doen alsof hij aan zichzelf levert en de BTW zelf betalen om de BTW-aftrek te corrigeren.
-
Art. 12, §1, 3° WBTW – Ingebruikneming als bedrijfsmiddel van een goed dat de belastingplichtige anders dan als bedrijfsmiddel heeft vervaardigd of laten vervaardigen Bijvoorbeeld: Meubelhandelaar plaatst een toonzaalmodel als boekenkast in zijn eigen bureau Bijvoorbeeld: Beroepsoprichter betrekt een verdiep van een zelf opgericht kantoorgebouw
-
Art. 12, §1, 5° WBTW – Het onder zich hebben bij het beëindigen van de economische activiteit van (on)roerende goederen waarvoor BTW-aftrek is geclaimd
97
-
Art. 12, §2 WBTW – Onttrekking door een beroepsoprichter/beroepsverkoper van nieuwe gebouwen, op voorwaarde dat het gebouw niet tijdig werd vervreemd Niet tijdig = voor 31.12 van het 2e jaar volgend op jaar van 1e ingebruikneming Geldt ook voor het bijhorende terrein als dit met de BTW-optie verworven is! Bijvoorbeeld: Een in 2009 opgericht gebouw dat per 31.12.11 nog niet is verkocht, wordt geacht door de beroepsoprichter te zijn onttrokken.
Handelingen die niet beschouwd worden als een levering (en dus geen belastbare verrichting zijn / worden vrijgesteld van BTW-belasting): -
Art. 11 WBTW – Overdracht van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling op voorwaarde dat de overnemer een BTW-belastingplichtige is, die de belasting zou kunnen aftrekken Overdracht van een “algemeenheid van goederen” = overdracht van het volledig vermogen van een onderneming (bij bv. fusie, splitsing, …) Overdracht van een “bedrijfsafdeling” = alle goederen in een afdeling van een onderneming, die een afzonderlijke eenheid vormen die zelfstandig kan werken (bv. R&D-afdeling) Gevolg = “voortzettingstelsel” waarbij de overnemer alle BTW-rechten en plichten overneemt
Plaats van levering (binnenlandse levering) Belgische BTW wordt enkel aangerekend als de levering in België plaatsvindt! Algemene regel: Plaats van levering = Plaats waar het goed ter beschikking wordt gesteld van de verkrijger (Zie art. 15, §2 WBTW) -
Belgisch bedrijf levert producten aan een Frans bedrijf in een entrepot in Gent Belgische BTW
-
Frans bedrijf verkoopt goederen aan een Belgisch consument in België Belgische BTW
Weerlegbaar vermoeden: Levering vindt plaats in België wanneer één van betrokken partijen in België gevestigd is
98
Uitzonderingen: -
Art. 15, §2, 1° WBTW – Vervoer naar de koper, ongeacht wie het vervoer uitvoert (vertrek: binnen EU – aankomst: binnen EU) o
Plaats van levering = plaats waar het vervoer aanvangt
o
Bijvoorbeeld: Belgisch bedrijf verkoopt goederen aan een Duits bedrijf en transporteert die vanuit Gent naar Berlijn Belgische BTW
-
Art. 15, §3 WBTW – Vervoer naar de koper, ongeacht wie het vervoer uitvoert (vertrek: buiten EU – aankomst: binnen EU) o
Plaats van levering = land van invoer
o
Bijvoorbeeld: Belgische kleinhandelaar in auto’s bestelt auto’s bij Toyota België, die deze bestelt bij Toyota Japan
Verkoop & levering Toyota Japan/Toyota België Levering vindt plaats in Japan Geen Belgische BTW
Import in België door Toyota België Belgische BTW te voldoen door Toyota België
Verkoop & levering Toyota België/Belgische kleinhandelaar Levering vindt plaats in België Belgische BTW te voldoen door Belgische kleinhandelaar (levering na import, ongeacht dat vervoer ex-EU gebeurde)
-
Art. 15, §2, 2° WBTW – Installatie en montage gebeurt door de leverancier o
Plaats van levering = plaats van installatie/montage
o
Bijvoorbeeld: Bedrijf uit Antwerpen verkoopt radiatoren aan een bedrijf uit Brussel die door de leverancier worden geïnstalleerd in een vestiging van de koper te Parijs Geen Belgische BTW
Tijdstip van levering Algemene regel: Tijdstip van levering = Tijdstip waarop het goed ter beschikking wordt gesteld van de verkrijger (Zie art. 16 WBTW) Uitzonderingen: -
Montage of installatie: Bij beëindigen van montage
-
Bij vervoer: Tijdstip van aankomst van vervoer
-
Doorlopende leveringen (bv. gas en elektriciteit): Verstrijken van de periode waarop de afrekening betrekking heeft
-
Nieuw gebouw: Uiterlijk op 31 december van het 2e jaar volgend op het jaar van 1e ingebruikneming
Vermoeden: Levering is geschiedt als het goed niet meer aanwezig is in het magazijn
99
Opeisbaarheid BTW Waarom is het tijdstip waarop BTW opeisbaar wordt belangrijk? -
Tijdstip dat de Staat/fiscus de betaling van de BTW van de leverancier van het goed/dienst kan eisen
-
Facturatieplicht van de leverancier
-
Ontstaan van het recht op aftrek voor de koper (als hij BTW-plichtige met vooraftrek is)
-
Tariefwijzigingen van de BTW
Algemene regel: BTW wordt opeisbaar op het tijdstip van de levering van het goed -
BTW wordt opeisbaar op het tijdstip van levering van het goed o
= Tijdstip waarop het goed ter beschikking wordt gesteld van de verkrijger
o
= Tijdstip waarop de verkoop plaatsvindt Tijdstip van betaling van de factuur door de klant is irrelevant voor de opeisbaarheid van BTW Verleend betalingsuitstel is irrelevant voor de opeisbaar van BTW
-
Uitzondering bij voorschotfacturen: Als de prijs voor dit tijdstip al wordt gefactureerd/betaald, dan wordt de opeisbaar van de BTW vervroegd tot de factuurdatum of het tijdstip van de voorafbetaling – datgene wat het eerste gebeurt (= versnelling BTW-plicht)
Belastbare verrichting – Levering van diensten Wat zijn diensten? Algemeen vermoeden: Iedere verrichting die geen levering van goederen is, is een dienstverrichting Diensten zijn ieder materieel of intellectueel werk -
-
Materieel werk: o
Werk in onroerende staat, zoals bouwen, verbouwen, inrichten, herstellen, …
o
Kapper, schoonmaken, herstel van IT, …
Intellectueel werk: o
Adviesbureaus, accountants, tolken, reclamemensen, telecom, TV en radio, …
o
Uitzondering – art. 44 WBTW: Medische beroepen, ziekenhuizen, deurwaarders, advocaten, …
Bijzondere categorieën van dienstverlening (niet limitatief!): -
Art. 18, §1, 2° WBTW – Terbeschikkingstelling van personeel (interim-kantoren) Bijvoorbeeld: Op het loon uitbetaald aan een secretaresse van een KMO wordt geen BTW aangerekend, want ze is niet zelfstandig. Maar als zij met verlof gaat en er wordt interimarbeid ingeschakeld, dan wordt er wel BTW aangerekend. KMO kan deze, als eindgebruiker, eveneens niet aftrekken. 100
-
Art. 18, §1, 4° WBTW – Bezoldigde lastgeving Uitzondering: Bestuurders, commissarissen, zaakvoerders, … Geen BTW op hun verloning
-
Art. 18, §1, 8° en 9° en 10° WBTW – Concessie, huur of leasing van lichamelijke roerende of onroerende goederen o
Roerend goed verhuren: altijd BTW
o
Onroerend goed verhuren: geen BTW
MAAR! Verhuring van onroerende goederen zoals parkings, entrepots, campings, hotels, … rekenen wél BTW aan
MAAR! Verhuring van onroerende goederen in de vorm van onroerende leasing rekenen wél BTW aan
-
Art. 18, §1, 11° WBTW – Horeca
-
Art. 18, §1, 13° WBTW – Bank- en financiële verrichtingen (maar veel vrijstellingen in art. 44 WBTW)
-
Art. 18, §1, 14° en 16° WBTW – Radio, TV en telecommunicatie
Met diensten gelijkgestelde handelingen zijn … -
Art. 19, §1, WBTW – Gebruik van goederen voor privé-doeleinden waarop de belastingplichtige recht op aftrek heeft uitgeoefend (cfr. onttrekking bij levering goed) Bijvoorbeeld: bedrijfswagen die door het personeel voor privé-gebruik aangewend wordt
-
Art. 19, §2, 1° WBTW – Uitvoering van een werk in onroerende staat (bv. bouwen, verbouwen, slopen, inrichten, herstellen, …) voor doeleinden van de economische activiteit van de belastingplichtige Bijvoorbeeld: Vloerder legt zelf een nieuwe vloer in zijn eigen atelier. Dit wordt beschouwd als een levering aan zichzelf waarop hij BTW aanrekent en deze ook terug kan aftrekken! Waarom? Als zo’n handeling niet als BTW-dienstverrichting zou worden gezien, dan zou dit leiden tot discriminatie ten opzichte van de belastingplichtige die dezelfde werken laat uitvoeren door een externe vloerder, en de BTW daarop wél kan aftrekken.
-
Art. 19, §2, 2° WBTW – Uitvoering van een werk in onroerende staat (bv. bouwen, verbouwen, slopen, inrichten, herstellen, …) voor privé-doeleinden (van zichzelf of personeel) Bijvoorbeeld: Loodgieter plaatst radiatoren in zijn eigen woning. Dit wordt beschouwd als een levering aan zichzelf waarop hij BTW aanrekent en deze ook terug kan aftrekken. Waarom? Als zo’n handeling niet als BTW-dienstverrichting zou worden gezien, dan zou hij bedrijfsmiddelen gebruiken voor andere dan zijn belastbare beroepsactiviteit. Als hij daarenboven hetzelfde werk zou laten uitvoeren voor een externe loodgieter, dan zou hij daar wél BTW op moeten betalen.
101
Handelingen die niet beschouwd worden als een dienstlevering (en dus geen belastbare verrichting zijn / worden vrijgesteld van BTW-belasting): -
Art. 18, §3 WBTW – Diensten bij overdracht van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling op voorwaarde dat de overnemer een BTW-belastingplichtige is, die de belasting zou kunnen aftrekken Bijvoorbeeld: Overdracht van goodwill, licenties, rechten op franchising, …
Plaats van dienst (binnenlandse diensten) Belgische BTW wordt enkel aangerekend als de dienst in België plaatsvindt! Onderscheid tussen 2 scenario’s: -
Business to Business (B2B) o
Dienstverrichter = BTW-plichtige
o
Dienstontvanger = BTW-plichtige
o
Algemene regel: Plaats van dienst = vestigingsplaats van de dienstontvanger (Zie art. 21, §2 WBTW)
-
Business to Consumer (B2C) o
Dienstverrichter = BTW-plichtige
o
Dienstontvanger = niet BTW-plichtige
o
Algemene regel: Plaats van dienst = vestigingsplaats van de dienstverrichter (Zie art. 21bis, §1 WBTW)
Uitzonderingen: -
B2B en B2C o
Art. 21, §3, 1°WBTW en art. 21bis, §2, 1° WBTW – Diensten i.v.m. onroerende goederen worden verricht daar waar het onroerend goed gelegen is
o
Art. 21, §3, 3° WBTW en art. 21bis, §2, 5° WBTW – Diensten i.v.m. activiteiten inzake cultuur, kunst, wetenschap, onderwijs, sport en vermakelijkheden worden verricht daar waar het evenement plaatsvindt
-
B2C o
Art. 21bis, §2, 10° WBTW – Intellectuele en immateriële diensten ten voordele van een niet in de EU gevestigde ontvanger wordt verricht op de vestigingsplaats van de ontvanger (Geen Belgische BTW!) Intellectuele en immateriële diensten? Merken, octrooien, reclame, adviesbureaus, accountants, banken en verzekeraars, verhuur van roerende goederen, telecom, radio en TV
o
Art. 21bis, §2, 10°, i WBTW – Telecommunicatiediensten door niet EU-operatoren aan in België gevestigde particulieren worden verricht in België Waarom? Om concurrentieel nadeel t.a.v. EU-operatoren weg te werken 102
Verlegging van heffing bij grensoverschrijdende B2B-diensten: -
Algemene regel bij de inning van BTW: Leverancier rekent BTW aan de klant aan, int deze en stort ze periodiek … … door aan Schatkist na aftrek van zijn voorbelasting (‘input-BTW’) Hoofdregel B2B: plaats van dienst = plaats van ontvanger
-
Probleem: Dienstverrichter moet buitenlandse BTW aanrekenen en die dan afdragen aan de Schatkist van het land van de afnemer. Om dat te realiseren moet hij zich in dit land als BTW-plichtige registreren, iets wat administratief omslachtig is als men veel klanten heeft!
-
Oplossing: Uitzonderlijke verlegging van de heffing in zo’n gevallen o
Dienstverrichter (vennootschap A) factureert zijn dienst aan zijn buitenlandse klant zonder BTW
o
Klant (vennootschap B) betaalt de BTW aan de Schatkist van zijn land, maar als BTW-plichtige mag hij dit bedrag aan BTW in dezelfde aangifte aftrekken als voorbelasting Dienstverrichter moet zich niet registreren in België Financiële nuloperatie Geen voor-financiëring
Tijdstip van dienst Algemene regel: Tijdstip van dienst = Tijdstip waarop de dienst is voltooid (Zie art. 22, §1 WBTW) Uitzonderingen: -
Doorlopende diensten (bv. telefoons): Verstrijken van de periode waarop de afrekening betrekking heeft
Opeisbaarheid BTW Algemene regel: BTW wordt opeisbaar op het tijdstip van de levering van de dienst -
Uitzondering bij voorschotfacturen: Als de prijs voor dit tijdstip al wordt gefactureerd/betaald, dan wordt de opeisbaar van de BTW vervroegd tot de factuurdatum of het tijdstip van de voorafbetaling – datgene wat het eerste gebeurt (= versnelling BTW-plicht)
103
Belastbare verrichting – Invoer van goederen (BUITEN EU) Invoer van goederen Alleen de invoer van goederen is aan BTW onderworpen – BTW-wetboek spreekt niet over de invoer van diensten! Alle invoer door belastingplichtigen en door particulieren is onderworpen aan BTW! Invoer = goederen komen binnen op Belgisch grondgebied vanuit derde landen of derdelandse gebieden (niet EUlanden) voor binnenlands verbruik in België Belgische BTW wordt pas geheven als het goed in België wordt ingevoerd voor binnenlands verbruik (productief of consumptief) Invoer is alleen belastbaar in het land waar het goed wordt ingevoerd voor binnenlands verbruik -
Waarom? Invoer kan andere bestemmingen hebben dan binnenlands verbruik!
-
Doorvoer of intracommunautair vervoer Frans bedrijf lost in de haven van Gent haar goederen en levert deze dan in Nederland.
Geen verbruik in België Geen Belgische BTW verschuldigd op die goederen -
Veredelingsverkeer Diamant wordt België binnengebracht om in een gouden ring te worden geplaatst. Gouden ring mét diamant wordt daarna geëxporteerd naar Nederland!
Geen verbruik in België Geen Belgische BTW verschuldigd op die diamant -
Entrepotregeling Frans bedrijf voert goederen in via de Antwerpse haven om ze daar in een entrepot te plaatsen!
Zolang ze in het entrepot staan en als ze daarna worden geëxporteerd naar een ander land, is geen Belgische BTW verschuldigd
Enkel Belgische BTW verschuldigd als ze daarna in België verbruikt zullen worden Enkel als de definitieve bestemming België is
Plaats van invoer Waarom belangrijk? We moeten weten waar goederen de Europese Gemeenschap binnenkomen, zodat we weten welke lidstaat BTW moet heffen!
Tijdstip van invoer Tijdstip van invoer = Tijdstip waarop het goed in België wordt binnengebracht (‘grens oversteekt’)
104
Belastbare verrichting – Intracommunautaire verwerving van goederen (BINNEN EU) Art. 25bis WBTW – Wat is een intracommunautaire verwerving? -
Verkrijging van de macht om als eigenaar te beschikken …
-
… over een lichamelijk roerend goed ten gevolge van een transactie ten bezwarende titel (‘met winst’)
-
… verzonden/vervoerd door de verkoper of koper of voor rekening van de koper of verkoper (‘derde transporteur’)
-
… naar een afnemer in een andere lidstaat uit de EU dan de lidstaat van waaruit het vervoer vertrekt
-
… waarbij zowel de verkoper als de koper ‘gewone’ BTW-belastingplichtigen zijn
Intracommunautaire verwerving die plaatsvindt in België (‘land van bestemming’) is onderworpen aan de Belgische BTW Waar vindt een intracommunautaire verwerving plaats? -
Art. 25quinquies, §2 WBTW – Basisregel Intracommunautaire verwerving vindt plaats daar waar de goederen … … zich bevinden op het tijdstip van de aankomst van het transport
-
Art. 25quinquies, §5 WBTW – Veiligheidsregel – Weerlegbaar vermoeden: Intracommunautaire verwerving vindt in België plaats wanneer de afnemer een Belgisch BTW nummer heeft of een bedrijfszetel/verblijfplaats in België!
Inningsmechanisme van de verschuldigde BTW werkt met een “verlegging van heffing”: -
Algemene regel bij de inning van BTW: Leverancier rekent BTW aan de klant aan, int deze en stort ze periodiek … … door aan Schatkist na aftrek van zijn voorbelasting (‘input-BTW’) Hoofdregel intracommunautaire verwerving: plaats van bestemming = land waar BTW verschuldigd is
-
Probleem: Verkoper moet buitenlandse BTW aanrekenen en die dan afdragen aan de Schatkist van het land van de afnemer. Om dat te realiseren moet hij zich in dit land als BTW-plichtige registreren, iets wat administratief omslachtig is als men veel klanten heeft!
-
Oplossing: Uitzonderlijke verlegging van de heffing in zo’n gevallen o
Verkoper (vennootschap A) factureert zijn dienst aan zijn buitenlandse klant zonder BTW
o
Klant (vennootschap B) betaalt de BTW aan de Schatkist van zijn land, maar als BTW-plichtige mag hij dit bedrag aan BTW in dezelfde aangifte aftrekken als voorbelasting Verkoper moet zich niet registreren in België Financiële nuloperatie Geen voor-financiëring
105
Bijvoorbeeld: -
Belgische slager koopt koeien uit Auvergne (Frankrijk) die door een transportfirma van Frankrijk naar België vervoerd worden
-
Delhaize koopt Chiantiwijn in Italië en vervoert die met eigen vrachtwagens naar België
-
Colruyt koopt kazen in Bordeaux en laat deze leveren in Gent (Belgische BTW) of Lille (Franse BTW)
Twee bijzondere gevallen uitgeklaard:
VERKOPER IS GEWONE BTW-PLICHTIGE / KOPER IS PARTICULIER -
-
Basisregel: o
Geen intracommunautaire verwerving
o
BTW te betalen in het land van oorsprong (zoals boven), dus niet het land van bestemming!
o
Bijvoorbeeld: Belgische particulier koopt een paard in Duitsland Duitse BTW
Uitzonderingen op deze basisregel: (wel ICV – plaats van bestemming!) o
Art. 25ter, §2 WBTW – Nieuwe vervoermiddelen Bijvoorbeeld: Belgisch bedrijf koopt 5 vrachtwagens in Italië Belgische BTW
VERKOPER IS GEWONE BTW-PLICHTIGE / KOPER IS BTW-PLICHTIGE ZONDER RECHT OP AFTREK (ART. 44 WBTW) OF NIET-BELASTINGPLICHTIGE RECHTSPERSOON (ART. 6 WBTW – BV. OVERHEID) -
Basisregel: o
Geen intracommunautaire verwerving
o
BTW te betalen in het land van oorsprong (zoals boven), dus niet het land van bestemming!
o
Bijvoorbeeld: Belgisch advocatenkantoor koopt boeken aan in Duitsland Duitse BTW Bijvoorbeeld: Ziekenhuis koopt ziekenhuisbedden aan in Frankrijk Franse BTW Bijvoorbeeld: Belgische overheid koopt een machine aan van Nederland Nederlandse BTW
-
Uitzonderingen op deze basisregel: (wel ICV – plaats van bestemming!) o
Art. 25ter, §1, 2° WBTW – Nieuwe vervoermiddelen Bijvoorbeeld: Belgisch leger (overheid) koopt Agusta-helikopters in Italië ICV in België Belgische BTW
o
Art. 25ter, §1, 2°, b en c WBTW – In vorig of huidig kalenderjaar goederen gekocht “onder voorwaarden ICV” voor meer dan €11.200 Bijvoorbeeld: Belgisch ziekenhuis koopt in 2011 en 2012 medicijnen in Spanje voor €20.000 ICV in België Belgische BTW Bijvoorbeeld: Belgisch leger (overheid) koopt in 2011 of 2012 voor €1 miljoen nieuwe geweren in Polen ICV in België Belgische BTW
o
Art. 25ter, §1, 3e lid WBTW – Belastingplichtigen of niet-belastingplichtigen kunnen in beide gevallen (nieuwe vervoersmiddelen en goederen voor meer dan €11.200 aangekocht) toch kiezen voor een ICV in België Belgische BTW betalen Enkel interessant als het buitenlandse tarief hoger is dan het tarief in België! Inzake België is het enkel interessant bij Zweden en Portugal!
106
Grondslag van BTW Art. 26 WBTW – Maatstaf van heffing = alles wat als tegenprestatie wordt verkregen voor de levering of de dienstverrichting -
Art. 34 WBTW – Bij invoer? Maatstaf van heffing = douanewaarde
-
Art. 32 WBTW – Bij ruil? Maatstaf van heffing = normale waarde van de tegenprestatie tussen onafhankelijke partijen Bijvoorbeeld: Slager verkoopt slagermessen aan een kapper in ruil voor een haarsnit BTW aan te rekenen op de normale prijs van een haarsnit en de slagermessen
Tarief van BTW -
Geen geharmoniseerde tarieven in Europa
-
Europees minimumtarief:
-
o
Laag tarief = minimaal 5%
o
Hoog tarief = minimaal 15%
Belgisch minimumtarief = 6% … voor …
-
o
Voedsel voor mens en dier
o
Water
o
Boeken en kranten
o
Medicijnen
o
WOS aan privé-woning die minstens 5 of 15 jaar oud is
o
Personenvervoer (bus, tram en trein)
o
Hotels en campings
Belgisch tussentarief = 12% … voor …
-
o
Banden voor tractoren
o
Steenkool
o
Margarine
o
Restaurant (m.u.v. drank)
Belgisch gewoon tarief = 21% … voor … o
Rest
107
Vrijstelling van BTW-belasting We maken een onderscheid tussen … -
Vrijstelling met behoud van recht op aftrek van voorbelasting
-
Vrijstelling zonder recht of aftrek van voorbelasting
Vrijstelling met behoud van recht op aftrek van voorbelasting Zie art. 39 tot 42 WBTW Situatie: BTW is een belasting op het eindverbruik. Via het mechanisme van het recht op vooraftrek / recht op aftrek van de voorbelasting, wordt de kost van BTW inderdaad finaal gelegd bij de eindverbruiker. Probleem: België staat BTW-vooraftrek toe in de veronderstelling dat het goed in België wordt verbruikt. Maar als het goed wordt verkocht/verbruikt in een andere lidstaat (intracommunautaire verwerving) of wordt uitgevoerd voor verbruikt buiten EU (export), dan ontstaat een probleem. Om BTW-vooraftrek toch te vrijwaren en om dubbele belasting te vermijden, is er een speciaal mechanisme ingebouwd: in België geproduceerde of verhandelde goederen zijn volledig vrij van Belgische BTW als ze verzonden worden naar het land van verbruik waar ze aan de eigen verbruiksbelasting onderworpen worden. Bijgevolg ontstaat er een “BTW-schone” verzending naar een andere Europese lidstaat of een land buiten de EU, of dus een vrijstelling van de output BTW. Situatie 1: Intracommunautaire leveringen, d.w.z. goederen die intracommunautair verworven worden in een andere lidstaat binnen Europa Bijvoorbeeld: Inbev produceert bier in België en betaalt daarbij BTW op de aankoop van haar grondstoffen (‘input BTW of voorbelasting’). Ze verkoopt dit bier aan een Spaanse supermarkt, waarna het naar Spanje wordt getransporteerd. ° Intracommunautaire verwerving in Spanje Spaanse BTW betaald door de supermarkt ° Intracommunautaire levering in België Inbev verstuurt een factuur zonder BTW, maar ze behoudt haar recht op de aftrek van haar voorbelasting/input BTW Vrijstelling van de BTW output Situatie 2: Goederen die geëxporteerd worden buiten EU door/voor rekening van de verkoper/koper Bijvoorbeeld: Inbev produceert bier in België en betaalt daarbij BTW op de aankoop van haar grondstoffen (‘input BTW of voorbelasting). Ze verkoopt dit bier aan een Braziliaanse supermarkt, waarna het naar Brazilië wordt getransporteerd. ° Export uit de EU en import in Brazilië Inbev verstuurt een factuur zonder BTW, maar ze behoudt haar recht op de aftrek van haar voorbelasting/input BTW Vrijstelling van de BTW output 108
Vrijstelling zonder recht of aftrek van voorbelasting Zie art. 44 WBTW Zie samenvatting inzake soorten BTW-belastingplichtige: -
Advocaten
-
Dokters, tandartsen, …
-
Financiële en verzekeringsdiensten
-
Ziekenhuizen
-
Maatschappelijk werk
-
Onderwijs
-
Bibliotheken, musea, sportinrichtingen (allemaal VZW)
-
Loterijen
Aftrekregeling Aftrek van voorbelasting bestaat erin dat de belastingplichtige slechts belasting aan de Staat moet afdragen ten belope van het verschil tussen de belasting die hij aan zijn afnemer heeft aangerekend en de belasting die hij aan zijn leveranciers heeft moeten betalen! Als de belastingplichtige meer BTW heeft betaald aan zijn leveranciers dan hijzelf heeft aangerekend aan zijn afnemers, dan verwerft hij een tegoed op de Staat dat moet worden terugbetaald. Voorwaarden om van het recht op aftrek gebruik te mogen maken: -
Alleen BTW op goederen & diensten die gebruikt worden voor belastbare output-verrichtingen mag worden afgetrokken, alsook bij een belastingplichtige met vrijgestelde output met behoud van vooraftrek
-
BTW op goederen & diensten voor privé-gebruik of niet belastbare output-verrichtingen zonder vooraftrek (zie art. 44 WBTW) mag niet worden afgetrokken
Bepalend voor het recht van aftrek van voorbelasting is bijgevolg de vermoedelijke bestemming van de goederen en diensten op het ogenblik dat de belastingplichtige het recht van aftrek van voorbelasting uitoefent! Er wordt dus niet gewacht tot de definitieve bestemming bekend is! Als nadien blijkt dat in tegenstelling tot de vermoedelijke bestemming de werkelijk bestemming een niet belaste output-verrichting was, moet de aftrek van voorbelasting worden herzien (‘herziening van aftrek van voorbelasting’)! … Zie ook slides …
109
Registratierechten Wat zijn registratierechten? Registratierechten -
= belasting die men verschuldigd is bij het feit van de registratie
-
= belasting die de verplaatsing van waarden of goederen zoals deze voortvloeit uit een rechtshandeling (‘overeenkomst’) viseert, i.p.v. de rechtshandeling zelf
-
= belasting die verschuldigd is op het juridische verloop van goederen onder levenden >< Successierechten = belasting die verschuldigd is op het juridisch verloop van goederen ex mortu
Art. 1 WReg – Wat is een registratie? Registratie is de formaliteit die bestaat in het afschrijven, ontleden of vermelden van een akte of geschrift door de ontvanger der registratie in een daartoe bestemd register In sommige gevallen is zo’n registratie een verplichting: -
Notariële akten (bv. schenking)
-
Overdracht van eigendom m.b.t. in België gelegen onroerende goederen (bv. overdracht vastgoed)
-
Geschreven overeenkomsten van verhuring / huurcontracten
-
Akten van inbreng in Belgische vennootschappen met rechtspersoonlijkheid
Registratierechten worden in de regel geheven op de werkelijke waarde van de overgedragen bestanddelen en niet de overeengekomen waarde (‘verkoopprijs’)! -
Ontvanger van de registratie kan de schatting vorderen wanneer hij meent dat de werkelijke waarde van een in België gelegen onroerend goed hoger is dan de aangegeven verkoopprijs! Art. 200 WReg – Als wordt vastgesteld dat de waarde hoger ligt dan de aangegeven prijs, is bijkomend registratierecht en nalatigheidsinterest verschuldigd Art. 200, 2e lid en 201 WReg – Ligt de werkelijke waarde meer dan 8% hoger, dan loopt de nalatige belastingplichtige bovendien nog een geldboete op en moet hij de procedurekosten betalen
-
MAAR! Registratierecht is steeds verschuldigd op de hoogste grondslag! Als de verkoopprijs hoger is dan de verkoopwaarde, dan wordt het registratierecht geheven op de bedongen verkoopprijs!
Waarom bestaan registratierechten? Het doel van deze registratie is in de eerste plaats fiscaal: het bezorgen van inkomsten aan de staat. Nochtans heeft de formaliteit ook enkele burgerrechtelijke gevolgen, zoals het verlenen van een "vaste datum" aan een akte tegenover derden, of het tegenstelbaar maken van een huurovereenkomst tegenover de latere koper van het gehuurde goed, zodat deze laatste de huurder niet uit het goed kan zetten.
110
Soorten registratierechten Wetboek onderscheidt 2 soorten registratierechten: -
-
Vaste registratierechten (forfait) o
Specifieke vaste rregistratierechten
o
Algemene vaste registratierechten
Evenredige registratierechten (percentsgewijs)
Vaste registratierechten Specifieke vaste registratierechten Specifieke vaste registratierechten zijn belastingen met een onveranderlijk bedrag, ongeacht de waarde van de verrichting in de te registreren akte Naargelang de aard van de rechtshandeling zijn er verschillende bedragen vastgelegd
Algemene vaste registratierechten Algemeen vast registratierecht bedraagt € 25 en is toepasselijk op de registratie van alle akten waarvoor het Wetboek geen specifieke tarieven voorziet! Art. 159 WReg – Hele reeks akten uitdrukkelijk onderworpen aan het algemeen vast recht en daarmee vrijgesteld zijn van een evenredig registratierecht Voornaamste vrijstelling: Overdrachten van "nieuwe gebouwen" (die geen inbreng in een vennootschap is) die aan de BTW zijn onderworpen Waarom? Wetgever heeft de cumulatieve heffing van registratierechten en BTW willen vermijden
111
Evenredige registratierechten ART. 44 WREG – 10% IN HET VLAAMS GEWEST (12,5% IN HET BRUSSELS EN WAALS GEWEST) OP OVERDRACHTEN ONDER BEZWARENDE TITEL VAN IN BELGIË GELEGEN ONROERENDE GOEDEREN Overdrachten onder bezwarende titel = verkopen, ruilovereenkomsten en alle andere overeenkomsten van overdracht van eigendom Inzake het verkooprecht zijn enkele belangrijke vrijstellingen voorzien: o
Art. 159 WReg – Overdrachten van "nieuwe gebouwen" (die geen inbreng in een vennootschap is) die aan de BTW zijn onderworpen (zie boven)
Inzake het verkooprecht zijn enkele belangrijke verminderingen voorzien: o
Art. 62 WReg – Vermindering van het registratierecht tot 5% als het onroerend goed verkocht wordt aan een vastgoedhandelaar (‘persoon die zijn beroep maakt van de aankoop van onroerende goederen met het oog op wederverkoop’) Voorwaarden:
Geen landelijke onroerende goederen
Geen onroerende goederen waarvan de verkoopwaarde meer dan 700 maal het K.I. bedraagt
Verkoop dient te gebeuren bij authentieke akte
Vastgoedhandelaar moet een waarborgsom storten
Vastgoedhandelaar moet het onroerend goed (aangekocht met een registratierecht van 5%) binnen de 10 jaar doorverkopen, zoniet is een bijkomend verkooprecht van 12,5% verschuldigd (bovenop de reeds betaalde 5%)
o
Vermindering van de berekeningsgrondslag met €12.500 bij de aankoop van het eerste vastgoed als gezinswoning Op eerste €12.500 betaal je geen belastingen
o
Bij een aankoop van een nieuwe woning binnen de 2 jaar na de aankoop van de eerste woning (die verkocht werd) heb je recht op meeneembaarheid! Registratierecht betaald op de eerste woning kan (tot maximaal €12.500) in mindering worden gebracht van het te betalen registratierecht verschuldigd op de volgende aankoop!
Hoe zit het met de inbreng van een onroerend goed in een vennootschap? Welke actie?
Welke heffing?
Inbreng door een natuurlijk persoon, van
Recht van overdracht van 10%
onroerende goederen die geheel of gedeeltelijk
(Alsof deze natuurlijke persoon de ‘woning’ aan
voor huisvesting/bewoning aangewend worden
de vennootschap verkoopt!)
Inbreng door een natuurlijk persoon, van
Inbrengrecht van 0 % (= nultarief)
onroerende goederen die niet geheel of gedeeltelijk voor huisvesting/bewoning aangewend worden Inbreng door een vennootschap
Inbrengrecht van 0 % (= nultarief) 112
ART. 83 WREG – 0,2% OP OVEREENKOMSTEN VAN BEROEPSMATIGE VERHURING EN ONDERVERHURING VAN IN BELGIË GELEGEN ONROERENDE GOEDEREN Art. 84 Wreg – Grondslag waarop het recht berekend zal worden is de som van de huurprijs en de lasten die aan de huurder worden opgelegd voor de ganse duur van het contract Bijvoorbeeld: Verhuring tegen €3.720 per jaar gedurende 9 jaar Registratierecht van €66,96 verschuldigd (= 0,2% * €33.480) Wat met de huur van onroerende goederen die uitsluitend bestemd zijn voor huisvesting van een gezin of van één persoon? Onderworpen aan het algemeen vast tarief!
ART. 131 WREG – PROGRESSIEF TARIEF (GAANDE VAN 3% TOT 80%) OP SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN Schenking moet op straffe van nietigheid gedaan worden in een notariële akte Belgische notariële akten moeten verplicht ter registratie worden aangeboden Schenking zijn altijd onderhevig aan registratierecht! Art. 131, §2, 1° WReg – Belangrijke vermindering inzake schenkingen: o
Beperking tot 3% van het tarief van het schenkingsrecht voor schenkingen bij een Belgische notariële akte van roerende goederen aan directe erfgenamen
o
MAAR! Dit lage tarief sluit niet uit dat vanaf de dag van de schenking zelf de geschonken goederen definitief het vermogen van de schenker hebben verlaten en geen aanleiding tot latere successierechten meer kunnen vormen
Bijzondere vrijstelling van het evenredig schenkingsrecht (dus onderwerping van de akte aan het algemeen vast tarief – 0% schenkingstarief): o
Schenking van activa of aandelen van een familieonderneming of familievennootschap (mét economische activiteit, dus geen portefeuillevennootschap)
o
MAAR – Art. 7 WSucc! Schenkt men deze activa of aandelen zonder betaling van het schenkingsrecht (bijvoorbeeld via buitenlandse notaris), dan geldt een bijzondere periode van 7 jaar: Indien de schenker binnen de 7 jaar overlijdt, is er alsnog successierecht verschuldigd!
Omwille van de wel zeer hoge schenkingstarieven wordt de betaling van deze rechten vaak ontweken via diverse technieken: o
Schenking voor een Nederlandse notaris
Nederlandse schenkingen moeten niet geregistreerd worden, waardoor er geen registratierecht te betalen is
o
Nederlandse schenkingen zijn wel geldig
Techniek van de "handgift"
Kosteloze materiële overdracht van bepaalde lichamelijke roerende goederen, zoals geldbiljetten, aandelen, ... 113
o
Techniek van de “bankgift”
Schenking door een loutere overschrijving van geld of effecten van de ene naar de andere rekening
o
Bankgift wordt dagelijks gebruikt
Spreiden van de schenking, door om de drie jaar een gedeelte te schenken in plaats van alles in één keer
Hierdoor zal men globaal onderworpen worden aan een lager progressief tarief
Art. 137 WReg – Opeenvolgende schenkingen verricht binnen een tijdspanne van drie jaar verricht worden samengeteld om het tarief op de laatste schenkingen vast te stellen
o
Voorafgaande inbreng in een vennootschap
Aandelen die men in ruil krijgt, kunnen later met een handgift worden overgedragen
Bij vennootschapsconstructie moet men sterk opletten voor de herkwalificatie in een rechtstreekse schenking door de Administratie
Wil men op die manier een woning schenken, dan is echter wel een inbrengrecht van 10% verschuldigd
ART. 167 WREG – BEDRAG VAN HET EVENREDIGE RECHT MAG NIET LAGER ZIJN DAN HET ALGEMEEN VAST RECHT (€25)
114
Successierechten Bepaling Successierechten zijn de belasting die wordt geheven op de waarde van de goederen die bij overlijden van een persoon overgaan op zijn rechtsverkrijgenden.
Belastbare overgangen Belastbare overgangen bij overlijden Alle overgangen ingevolge overlijden worden belast … Dus: Wettelijke erfovergangen, met inbegrip van nalatenschappen die toevallen aan de staat
Alle legaten in een testamentaire overgang
Alle contractuele erfstellingen (= Schenkingen van toekomstige goederen of de gemengde schenking van toekomstige en tegenwoordige goederen) (Niet hetzelfde als de schenking van tegenwoordige goederen die onderworpen zijn aan een registratierecht!)
Gelijkgestelde overdrachten en beschikkingen Om belastingontduiking te vermijden, bevat het Wetboek verschillende anti-misbruikbepalingen. De belangrijkste zijn de volgende: - Art. 4: schuldbekentenissen die een bevoordeling vermommen De erkenning van een schuld bij uiterste wilsbeschikking wordt als een legaat (‘belastbaar’) beschouwd. Anders zouden successierechten immers maar al te makkelijk ontweken kunnen worden door te beweren dat men nog een schuld heeft, waar het eigenlijk om een vrijgevigheid gaat. Men kan tegenbewijs geven met een bewijs buiten het testament van het bestaan en bedrag van de schuld. - Art. 5: bedingen van ongelijke verdeling van een huwelijksgemeenschap De echtgenoot die in toepassing van het huwelijkscontract meer dan de helft van de gemeenschap ontvangt op het moment van het beëindigen van het huwelijkscontract door overlijden van één van beide partners, wordt geacht het deel van de andere echtgenoot te verkrijgen ingevolge een testamentaire bepaling (‘belastbaar’). In de meeste huwelijkscontracten wordt daarom een “keuzebeding” opgenomen: de langstlevende partner heeft bij het overlijden van de andere partner de keuze om bovenop de helft die de langstlevende sowieso toekomt, ook al dan niet het geheel of een deel van huwelijksvermogen dat toekomt aan de overledene (de nalatenschap) op te eisen.
115
o
Doet de langstlevende dit, dan is er successierecht verschuldigd door de langstlevende op wat hij/zij opeist.
o
Doet deze dat niet dan vererft deze tweede helft rechtstreeks naar de kinderen die de successierechten betalen. Zo kan men een dubbele vererving (eerst naar de langstlevende en dan naar de kinderen) met dubbele successierechten vermijden indien dit financieel haalbaar is voor de langstlevende.
- Art. 7: de handgift Vrijgevigheden gedaan binnen de drie jaar vóór het overlijden, worden geacht deel uit te maken van de nalatenschap, tenzij ze onderworpen zijn geweest aan het schenkingsrecht. Bedoeld zijn natuurlijk niet de geschenken n.a.v. verjaardagen, huwelijk, enz. die in verhouding staan tot het vermogen van de erflater. De giften die art. 7 viseert zijn hoofdzakelijk de handgiften. Indien men een handgift, bankgift of een schenking voor Nederlandse notaris zonder registratie in België verricht, dan “moet” de schenker nog drie jaar leven alvorens deze schenking een nuttig effect heeft voor de vermijding van de successierechten. Schenken ouders aan kinderen met betaling van de 3% schenkingsrechten, dan verlaat dit vermogen dadelijk het vermogen van de ouders, ook voor wat betreft de heffing van de successierechten! - Art. 8: derdenbedingen Bedingen ten behoeve van derden, al dan niet door de overledene zelf gemaakt, die in vervulling gaan bij zijn overlijden, worden gelijkgesteld met een legaat. Typevoorbeeld zijn de levensverzekeringen die worden gesloten op het hoofd van de overledene in het voordeel van zijn vrouw en kinderen. Het kapitaal dat deze begunstigden bij overlijden verkrijgen, is belastbaar! Het bedrag is evenwel slechts voor de helft belastbaar als de overledene getrouwd was onder het stelsel van de gemeenschap van goederen.
116
Belastbare grondslag en tarief Voor de eigenlijke successierechten (rijksinwoner) wordt de belasting geheven op de baten van de erfenis, verminderd met de nagelaten schulden! Het actief omvat alle aan de erflater toebehorende roerende en onroerende goederen, overal ter wereld. Het passief van de erfenis zijn alle schulden die de erflater had op de dag van zijn overlijden en de begrafeniskosten. Op deze netto-basis wordt dan een dubbel-progressief tarief toegepast, dat stijgt met de waarde van de vererfde goederen én ook naarmate de verwantschapsgraad tussen de begunstigde en de erflater kleiner wordt. De successierechten worden berekend per erfgenaam. De (netto) nalatenschap wordt dus verdeeld over alle erfgenamen en er wordt vastgesteld wat elk van de erfgenamen verkrijgt. De tariefschaal wordt toegepast per erfgenaam op wat hij/zij individueel verkrijgt. Enkel wat betreft Vlaanderen geldt daarenboven de regel dat dit progressieve tarief wordt toegepast op de roerende en de onroerende goederen afzonderlijk. Waarom? Men vreest dat bij samenvoeging van de roerende activa bovenop de onroerende, de hoge marginale tarieven op de roerende activa de ontduiking van de belasting in de hand zou werken. De eerste jaren van ervaring met deze nieuwe berekeningswijze leert trouwens dat de aangegeven roerende activa inderdaad zouden zijn toegenomen. Overdracht aandelen of activa van familiale ondernemingen(art. 60bis Wet. Succ) De activa of aandelen van familiale ondernemingen of familiale vennootschappen (en de vorderingen op familiale vennootschappen) die deel uitmaken van de nalatenschap, worden, mits een aantal voorwaarden vervuld zijn, aan een verminderd tarief van 3% onderworpen.
Verplichtingen die aan derden worden opgelegd en bewijsmiddelen van de Administratie Er is in België inzake successierechten geen enkele vorm van bankgeheim, wel integendeel!
Andere specifieke belastingen in het Wetboek der Successierechten - jaarlijkse taks ter vergoeding van de successierechten V.Z.W.'s zijn in principe voor onbepaalde duur opgericht en hun vermogen wordt niet vertegenwoordigd door deelbewijzen. Zij kunnen dus niet worden onderworpen aan de succesierechten die particulieren van generatie tot generatie treffen. Daarom heeft de wet voorzien in een compensatie door op de goederen van een V.Z.W. een jaarlijkse taks te heffen ter vergoeding van de successierechten.
117