leerlingendeel
1. De brief van oom Grikkelnak .......................................1
1
1 lesuur
2. Wij gaan verhuizen!......................................................3
5
1 lesuur
3. Kist ontdekt op zolder! .................................................5
15
1 lesuur
4. Het moppenspel ............................................................9
35
1 lesuur
5. De verjaardagstaart .....................................................17
81
2x1 lesuur
6. Alle donders en piraten! .............................................25
97
1 lesuur
7. De rode draak..............................................................31
109
1 lesuur
4. Het moppenspel (herhaling) ........................................9
35
1 lesuur
EEN HEEL BIJZONDERE FAMILIE
Tijdsplanning
leerkrachtendeel
INHOUDSTAFEL
8. Het is feest! 8.1 Het piratenfeest....................................................35 8.2 Wie heeft de piratenspullen? ...............................39
Opmerking: - 1 lesuur duurt gemiddeld 50 minuten - Het moppenspel (activiteit 4) wordt tweemaal gespeeld.
121
2x1 lesuur 1 lesuur
EEN HEEL BIJZONDERE FAMILIE
Leerkrachtendeel
INHOUDSTAFEL
leerkrachtendeel
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
De brief van oom Grikkelnak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .1 Wij gaan verhuizen! . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3 Kist ontdekt op zolder! . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .5 Het moppenspel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .9 De verjaardagstaart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .17 Alle donders en piraten! . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .25 De rode draak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .31 Het is feest! . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .35 8.1 Het piratenfeest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .35 8.2 Wie heeft de piratenspullen? . . . . . . . . . . . . . . . . .39
leerlingendeel
1 5 15 35 81 97 109 121
1 DE BRIEF VAN OOM GRIKKELNAK TAAK
De leerlingen lezen de brief van oom Grikkelnak aan de familie Cossimo waarin hij hen een huis schenkt. Aan de hand van deze brief en een bijhorend grondplan van de tuin komen ze te weten waar de vindplaats van de sleutel van het huis is.
VAARDIGHEID
Structurerend lezen. Om de vindplaats van de sleutel te achterhalen, moeten de leerlingen de tekst grondig lezen en goed begrijpen.
MATERIAAL
INTRODUCTIE
Per leerling: - de brief van oom Grikkelnak - de beschrijving van de plaats waar de sleutel te vinden is - de kaart van de tuin - potlood en gom Vertel het volgende verhaal: Roza en Tom Cossimo zijn een tweeling van acht jaar. Ze wonen met hun ouders Mama Sonia en Papa Paolo in een klein appartementje in de stad. Roza en Tom zijn heel onrustig op het appartement. Ze vervelen zich. Ze zijn dol op avonturen, maar op een appartement valt niet veel te beleven! Er gebeuren alleen maar saaie dingen: opstaan, eten, naar school gaan, eten en naar bed… Hun ouders hebben ook niet veel tijd om hen ergens mee naartoe te nemen waar ze leuke dingen kunnen beleven. Papa Paolo is een zeer goede tandarts, en heeft dus veel werk. Mama Sonia is een tekenares. Zij maakt altijd tekeningen voor andere mensen. Mama Sonia zegt altijd: ‘Wacht maar tot we een echt groot huis hebben. Daar kunnen jullie je gang gaan. In appartementen zijn avonturen verboden!’ Op zekere dag valt er een brief in de bus. Deze brief is geschreven door Grikkelnak, de eigenaardige oom van Tom en Roza… Zeg dat je de brief voor iedereen gekopieerd hebt. Geef aan elke leerling een kopie van de brief. Laat de leerlingen de brief stil lezen. Bespreek de brief met de leerlingen. Benadruk dat oom Grikkelnak altijd al een rare oom is geweest. En dat het dus heel normaal is dat hij zijn familie op deze manier voor de gek houdt! Vraag de leerlingen of ze de gewone familie (die op het punt staat een heel bijzondere familie te worden) willen helpen. Immers, hoe sneller de plaats achterhaald is waar oom Grikkelnak de sleutel van het huis heeft verstopt, hoe sneller ze in het huis kunnen en hoe sneller ze de verhuis kunnen organiseren! Houd deze bespreking kort. Het is immers de bedoeling dat de leerlingen zo snel mogelijk aan het lezen gaan.
KERN
Geef elke leerling de beschrijving en de kaart van de tuin van oom Grikkelnak. Laat de leerlingen de tekst individueel en stil lezen. Met hun potlood duiden ze aan de hand van de aanwijzingen het af te leggen parcours aan op de kaart van de tuin. Ondersteun de leerlingen waar nodig bij het begrijpen van de tekst. Mogelijke vragen die hierbij aan bod kunnen komen zijn: Hoe weet je dat je door het gat in de haag moet? Waar staat dat in de tekst? Weet je zeker dat je niet rond de vijver moet? Waarom?
AFSLUITING Een heel bijzondere familie
LEERKRACHTENDEEL
1
Als alle leerlingen de tekst gelezen hebben en het parcours hebben afgelegd, wordt bekeken of elke leerling tot dezelfde oplossing is gekomen. Bespreek de opdracht met de leerlingen. Wijs hen ook op de verschillende ‘addertjes onder het gras’: zo was het bijvoorbeeld heel belangrijk dat de leerlingen de volledige tekst lazen. Anders konden ze nooit achterhalen waar ze met de boot naartoe moesten. Vertel de leerlingen dat de familie van Roza en Tom nu zonder twijfel kan verhuizen. Dat willen ze natuurlijk zo snel mogelijk doen, want Roza en Tom zijn uit op avontuur!
2
LEERKRACHTENDEEL
Een heel bijzondere familie
2 WIJ GAAN VERHUIZEN! TAAK
De leerlingen voeren een opdracht uit waarbij ze met behulp van persoonsbeschrijvingen de inhoud van verhuiskisten aan de juiste personen van de familie Cossimo koppelen.
VAARDIGHEID
Beschrijvend lezen. De leerlingen moeten de persoonsbeschrijvingen en de inhoud van de verhuiskisten goed lezen en begrijpen om te kunnen bepalen bij wie de inhoud van de kisten hoort.
MATERIAAL
Per leerling: - een set van twee persoonsbeschrijvingen van de gezinsleden set A: papa Paolo en Roza set B: papa Paolo en Tom set C: mama Sonia en Roza set D: mama Sonia en Tom (Opmerking: er dient géén set samengesteld te worden van papa Paolo en mama Sonia, of van Tom en Roza). - in een eerste fase: beschrijving van de inhoud van verhuiskisten 1-8. - in een tweede fase: (wanneer er nog tijd over is): beschrijving van de inhoud van verhuiskisten 9-12. - potlood en gom
INTRODUCTIE
Vertel het volgende verhaal. De familie van Tom en Roza wil zo snel mogelijk verhuizen, dat begrijp je wel! Ze zijn immers erg blij met hun mooie huis. Maar het wordt natuurlijk een hele grote verhuizing! Iedereen heeft zoveel spullen! Ze gaan meteen alle spullen in de verhuiskisten doen. Dan is de grote dag van de verhuizing aangebroken. Oeps, nog nooit hebben ze zoveel verhuiskisten bij elkaar gezien! Wat hebben de verhuizers veel kisten voor het nieuwe huis neergezet! En van wie was nu ook weer welke kist? Het is een hele klus de vele verhuiskisten uit elkaar te houden. Hadden ze hun namen maar op de kisten geschreven, dan hadden ze nu geen probleem! Gelukkig hebben Tom en Roza een goed idee. Voorzichtig maken ze de bovenkant van elke kist open. Zo kunnen ze zien welke spullen erin zitten. En dan weten ze bij wie de kist hoort. Tenminste, als ze weten wat voor bijzondere dingen iedereen heeft. Welke hobby’s mama bijvoorbeeld heeft. En welke kleren papa graag draagt. Of wat hun lievelingsdier is. Roza en Tom hebben voor jullie op een blad geschreven wat ze in sommige kisten gezien hebben. Willen jullie ook weten van wie de spullen zijn? Lees dan maar eens mee!
KERN
Geef de leerlingen elk een set van twee persoonsbeschrijvingen. De leerlingen gaan zelfstandig en individueel aan het werk. De bijbehorende bladen met inhoudsbeschrijvingen van de kisten worden kist per kist individueel gelezen. Door de persoonsbeschrijvingen en de inhoudsbeschrijvingen goed te lezen, kan bepaald worden van wie de spullen in een kist (niet) zijn. Het kan zijn dat een bepaalde kist bij geen van de twee personen kan ondergebracht worden. Wijs de leerlingen erop dat het echter ook mogelijk is dat een kist spullen van de twee personen bevat: de familie had immers weinig tijd om alles in te pakken, dus sommige spullen zijn door elkaar geraakt. De leerlingen moeten nauwkeurig lezen om te kunnen aanduiden welke kist bij wie hoort. Dat doen ze door de betreffende persoon te omcirkelen. Het is de bedoeling dat de leerlingen gaandeweg selectiever lezen om tot de correcte antwoorden te komen.
Een heel bijzondere familie
LEERKRACHTENDEEL
3
Ondersteun de leerlingen bij deze activiteit waar nodig. De volgende vragen kunnen daarbij bijvoorbeeld gesteld worden (afhankelijk van wat de leerlingen aanduiden, want niet alle leerlingen hebben de tekst over papa Paolo bijvoorbeeld): Waarom denk je dat deze kist bij papa Paolo hoort? Waar staat dat in het verhaaltje? Zitten er ook spullen van de anderen in deze kist? Wat voor soort spullen zitten er in deze kist? Bij wie horen die, denk je? Waarom? Het is belangrijk dat de leerlingen hun keuze bepalen aan de hand van de teksten, en niet op basis van veronderstellingen die ze maken vanuit hun kennis van de wereld. De leerlingen mogen dus niet gokken en enkel beslissen over wat ze weten vanuit hun tekstjes. Ook hiertoe kun je de leerlingen aansporen door het stellen van vragen, bijvoorbeeld Ben je wel zeker dat de kist met eten voor mama Sonia is? Houdt mama Sonia wel van eten? Staat dat in de tekst? Misschien kookt mama Sonia niet graag? Wie zou er nog kunnen koken? Weet je iets over papa? Neen? Dan kun je het openlaten. Als de leerlingen de twaalf kisten aan de personen gekoppeld hebben, en er is nog tijd over binnen de les, dan mogen ze vanzelfsprekend een nieuwe persoonsbeschrijving lezen en bepalen welke van de twaalf kisten bij deze persoon horen.
AFSLUITING
De leerlingen hebben met behulp van de beschrijvingen van de kisten en de persoonsbeschrijvingen bepaald wiens spullen er in welke kisten zitten. Bespreek het werk in de hele groep. Laat de leerlingen kist per kist hun oplossingen vergelijken en beargumenteren. Probeer hen duidelijk te laten uitleggen waarom een bepaalde kist wel of niet bij een bepaalde persoon hoort, of bijvoorbeeld aan twee personen kan toegewezen worden. Laat de leerlingen daarbij indien nodig het antwoord terugzoeken in de tekst. Bij het bespreken van de tekst is het belangrijker om de leerlingen te vragen naar de reden waarom ze een bepaalde kist aan een bepaalde persoon toewijzen dan ervoor te zorgen dat alle leerlingen de ‘juiste’ oplossingen hebben. Als leerlingen met een aanvaardbare verklaring voor de dag komen, kan de kist aan meerdere personages toegewezen worden. Het is niet nodig om oneindig lang te blijven overleggen, maar het is wel belangrijk dat de keuze gemaakt wordt op basis van informatie uit de teksten en niet op basis van kennis van de wereld. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval wanneer de leerlingen kist 5 (vol met eten) bij mama Sonia situeren,‘omdat moeders zich meestal met koken bezighouden.’
Oplossing: Kist 1: Paolo Kist 2: Sonia Kist 3: Roza (en Tom) Kist 4: Tom Kist 5: Paolo (en Tom) Kist 6: Sonia (en Roza) Kist 7: Paolo Kist 8: Sonia Kist 9: Roza Kist 10: Tom Kist 11: Paolo en Roza Kist 12: Sonia en Tom
4
LEERKRACHTENDEEL
Een heel bijzondere familie
3 KIST ONTDEKT OP ZOLDER! TAAK
De leerlingen lezen verhaaltjes en gedichtjes en bepalen of die geschikt zijn voor bepaalde personen. Daarna geven de leerlingen in het kort aan wat ze van de verschillende teksten vinden.
VAARDIGHEID
Beschrijvend lezen. De leerlingen moeten de verhaaltjes en gedichtjes globaal begrijpen om er een oordeel over te kunnen geven. Structurerend lezen. Om te kunnen bepalen voor wie de verhaaltjes geschikt zijn, moeten de leerlingen de verhaaltjes lezen met de persoonsbeschrijvingen in hun achterhoofd.
MATERIAAL
Per leerling: - kopie van de brief van Roza - 2 bladen met alle persoonsbeschrijvingen van de nieuwe vrienden van Roza - selectie van enkele verhaaltjes en gedichtjes (4 à 5) uit de totale set van 12 teksten - per verhaaltje een invulformulier - potlood en gom Stel vooraf voor elke leerling een setje van 4 à 5 teksten samen. Zorg ervoor dat het merendeel van de teksten door meer dan één leerling wordt gelezen. Zorg wel voor voldoende diversiteit tussen de leerlingen onderling. Zo kunnen de leerlingen hun meningen en ervaringen uitwisselen. Vanzelfsprekend kunnen niet alle teksten aan de orde komen, maar dat is geen probleem voor het uitvoeren van de activiteit. De totale set van 12 teksten bevat verhaaltjes en gedichtjes over verschillende onderwerpen en zijn van uiteenlopende moeilijkheidsgraad. Elke leerling leest hieruit een selectie van enkele teksten. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat bijvoorbeeld zwakke lezers alleen teksten met een lage moeilijkheidsgraad lezen. De hoeveelheid teksten die gelezen kan worden per lesuur, zal voor elke leerling anders zijn. Sommige leerlingen zullen minder dan 4 à 5 teksten lezen, anderen zullen er misschien meer lezen. Voorzie daarom voldoende kopies van de verhaaltjes, zodat snelle leerlingen meer verhaaltjes kunnen lezen. De tragere leerlingen hoeven niet gedwongen te worden om hun setje volledig uit te lezen. De totale set bestaat uit de volgende verhaaltjes en gedichtjes: 1/ Het zoontje van de koning Van Keulen, M. (1995). 2/ Op school Naar een passage uit: Van Orshoven, I. (1994). 3/ Van een duizendpoot Han G. Hoekstra, H.G. (1976). 4/ Keuken vol sop Naar: Bakker, J. (1998).
Een heel bijzondere familie
LEERKRACHTENDEEL
5
5/ Afwassen Naar: Bos, B., & De Beer, H. (1989). 6/ Auto Storbeck, C. (1975). 7/ Jeronimus van Groezel Naar: Okki (1998). 8/ Het verhaal van de knol Naar: Het Groot Helen Oxenbury Sprookjesboek. 9/ Het jongetje dat van de maan at Rijmpjes en versjes uit de nieuwe doos. (1976). 10/ Mug Storbeck, C. (1975). 11/ Een spookje gaat op pad Naar: Uebe, I. (1991). 12/ De verdwenen rugzak Naar: Bridt, L. (1996).
INTRODUCTIE
Vertel het volgende verhaal: Wanneer de eerste rompslomp van de verhuis voorbij is, gaat Roza op ontdekkingstocht door het rare, nieuwe huis. Uiteindelijk belandt ze ook op de zolder. Daar ontdekt ze een geheimzinnige kist. Die is vast van haar Oom Grikkelnak geweest! Roza peutert het knarsende slot van de kist open en ontdekt dat die helemaal vol oude, vergeelde boeken zit. Roza wil die boeken wel eens beter bekijken. De boeken zijn echter zo oud, dat ze helemaal uit elkaar vallen als Roza ze uit de kist pakt. Er vallen allemaal losse bladzijden uit die vol verhaaltjes en gedichtjes staan. Roza begint die bladzijden te lezen. Er zitten heel mooie en grappige verhaaltjes tussen. Maar ook heel spannende. Ze kan bijna niet meer ophouden met lezen! Roza vindt de verhaaltjes zo leuk, dat ze denkt dat haar nieuwe vrienden die vast ook graag willen lezen! Ze heeft de stapel losse bladzijden daarom naar onze school gestuurd zodat wij de verhaaltjes en gedichtjes uit de kist ook kunnen lezen. Ze hoopt dat wij ze net zo mooi vinden als zij! Bij de verhaaltjes zat ook een brief. Geef aan elke leerling een kopie van deze brief. Lees de brief aan de leerlingen voor, de leerlingen lezen in stilte mee. Bespreek de brief met de leerlingen. Houd deze bespreking echter kort. Het is de bedoeling dat de leerlingen zo snel mogelijk aan het lezen gaan en de verschillende verhaaltjes bij de juiste personages situeren.
KERN
Na de introductie krijgt elke leerling een setje verhaaltjes en gedichtjes, de bladen met alle persoonsbeschrijvingen en per verhaaltje een invulformulier. Leg uit dat er zoveel verhaaltjes in de kist zaten, dat niet iedereen hetzelfde kan lezen. Daarom moeten de leerlingen het werk verdelen. Ze moeten Roza helpen met het uitzoeken van geschikte verhaaltjes voor haar nieuwe vrienden. Dat kan alleen maar als ze de verhaaltjes goed lezen en goed begrijpen. De leerlingen zullen dus ook moeten lezen wat de nieuwe vrienden van Roza leuk vinden en wat niet.
6
LEERKRACHTENDEEL
Een heel bijzondere familie
Neem heel kort de bladen met persoonsbeschrijvingen en het invulformulier met de leerlingen door, zodat ze weten wat de bedoeling ervan is. Het is niet de bedoeling dat de bladen met persoonsbeschrijvingen hardop of in groep gelezen wordt. Laat de leerlingen zelfstandig en individueel aan het werk gaan. Ze lezen eerst wat Roza opgeschreven heeft over haar nieuwe vrienden en lezen daarna de verhaaltjes die ze gevonden heeft in de kist van Oom Grikkelnak. Na elk verhaaltje dat ze gelezen hebben mogen ze een formulier invullen. Het is niet de bedoeling dat de leerlingen beoordeeld worden op het invullen van de bladen, noch dat ze verplicht worden om er zoveel mogelijk in te vullen. Het gaat erom dat de leerlingen kort nadenken over het verhaaltje of gedichtje dat ze gelezen hebben, om te kunnen bepalen of het geschikt is voor één van de nieuwe vrienden van Roza of niet. Sommige verhaaltjes kunnen overigens bij meerdere personen ingedeeld worden, andere bij niemand. De leerlingen mogen dus meerdere vakjes aanduiden op het invulformulier. Ondersteun tijdens deze activiteit de leerlingen die dat nodig hebben. Ga na of ze de bedoeling van de opdracht hebben begrepen. Vragen die bij de begeleiding aan de orde kunnen komen, zijn bijvoorbeeld: Waar gaat dit verhaaltje over? Waarom denk je dat dit verhaaltje bij deze persoon past? Waar staat dat in het verhaaltje? Waar staat dat op het blad met personen? Aan wie zou je dit verhaaltje geven? Wat weten we allemaal over de zusjes Kromneus en Langteen? Waar kun je daar iets meer over vinden? Zouden zij dit verhaal dan wel leuk vinden, denk je? Waarom? Als de leerlingen hun setje teksten gelezen en beoordeeld hebben, en er is nog tijd over binnen de les, dan mogen ze vanzelfsprekend nog meer teksten lezen en beoordelen.
AFSLUITING
De leerlingen hebben de verhaaltjes en gedichtjes gelezen en de antwoordbladen ingevuld. Ze kunnen nu definitief bepalen voor welke vrienden van Roza de verschillende teksten geschikt zijn. Bespreek de resultaten met de leerlingen. Bespreek ook kort de ervaringen van de leerlingen bij het lezen. In dit gesprek kunnen bijvoorbeeld vragen gesteld worden als: Was het moeilijk om te weten bij wie een verhaaltje het best paste? Welk verhaaltje vond je het leukste en waarom? Wat vonden jullie een moeilijk verhaaltje? Vertel de leerlingen wat er met de formulieren gebeurt: ze worden door de school opgestuurd naar Roza, die hen zeker heel dankbaar zal zijn voor de hulp.
Oplossing: De zusjes Kromneus en Langteen: 7, 12 Neefje Olivier: 3, 6, 7, 10, (eventueel 8 en 12) Super Oma Greet: 1, 3, 4, 11, 12 Postbode Peter: 1, 3, 7, 9 Meneer Pepperoni: 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11
Een heel bijzondere familie
LEERKRACHTENDEEL
7
Bronnen: Bakker, J. (1998). Een keuken vol sop. pp. 33-36. Hasselt: Clavis. Bos, B., & De Beer, H. (1989). De tandarts. In: De familie Mol-de Mol (deel 2). Haarlem: Oberon. Bridts, L. (1996). De verdwenen rugzak! Zonnestraal 6, pp. 3-5. Averbode. Het groot Helen Oxenbury Sprookjesboek. (blz. 13-16) (1991). Weert: M. & P. Hoekstra, H.G. (1976). Rijmpjes en versjes uit de nieuwe doos. Amsterdam: Meulenhoff. Storbeck, C. (1975). Ik en de wereld. Actieve Encyclopedie voor jongens en meisjes. Bussum: De Haan. Spoelstra, A. (1998). Jeronimus van Groezel. Okki, 30-01-1998, blz. 3. Uebe, I. (1991). Fientje Vleermuis. In: Het spook dat aan de waslijn hing. Vampierverhalen - spookverhalen - dinosaurusverhalen. Antwerpen / Dronten: Facet. Van Keulen, M. (1995). Het zoontje van de koning. In: Holle Bolle Gijs. Nieuwe verhalen, strips en versjes. Amsterdam: Querido. Van Orshoven, I. (1994). De zoon van Zwartbaard. Leuven: Davidsfonds/ Infodok.
8
LEERKRACHTENDEEL
Een heel bijzondere familie
4 HET MOPPENSPEL TAAK
De leerlingen spelen een moppenspel waarbij ze leesopdrachten uitvoeren door bij het eerste deel van een mop het passende vervolg te zoeken.
VAARDIGHEID
Kopiërend lezen. De speler die aan de beurt is moet het eerste deel van de mop begrijpelijk voorlezen, zodat de andere spelers het passende tweede deel kunnen selecteren. Structurerend lezen. De spelers moeten zoekend lezen binnen een set mogelijkheden om te bepalen of zij het passende vervolg op de mop in hun bezit hebben.
MATERIAAL
- kaartjes in twee verschillende kleuren, bijvoorbeeld groen en geel (deze kleuren geven aan of het om deel 1 of deel 2 van een mop gaat) Het aantal moppen dat gebruikt wordt, kan je vrij kiezen. (Voorstel: 5 spelers (4 leerlingen en 1 leerkracht): 30 moppen) (Idee: de ‘reservekaartjes’ kunnen eventueel in twee aparte dozen (een groene en een gele) gestopt worden.) - dobbelsteen Deze activiteit zal twee lesuren in beslag nemen. Het moppenspel wordt in de loop van het thema immers nog eens gespeeld, eventueel met moppen die voor deze eerste keer nog niet werden geselecteerd. (zie overzicht van de activiteiten en indicatie voor de tijdsplanning)
INTRODUCTIE
De spelers zitten rond een grote tafel, zodat ze tijdens het spel elkaars kaartjes niet kunnen lezen. Vertel het volgende verhaal: Jullie weten al dat er in het stadje van Roza en Tom rare mensen wonen. En ook hun meester op school is een beetje gek. Er wordt heel wat afgelachen in zijn klas... Vooral wanneer er moppen worden verteld! De meester vertelt de moppen natuurlijk niet allemaal zelf, dat zou al te saai zijn! Neen, samen met zijn leerlingen verzamelt hij moppen in een ‘moppentrommel’. Als ze er voldoende verzameld hebben, spelen de leerlingen samen met de meester het grote ‘moppenspel’. Daarvoor knipt de meester eerst alle moppen in twee stukken. Iedereen krijgt een aantal stukken. Daarna moeten de spelers van de klas de twee afgeknipte delen van een mop bij elkaar zoeken. En zo wordt er heel wat afgelachen in de klas van Roza en Tom! Controleer eerst of de leerlingen weten wat een mop is door ze eventueel zelf een mop te laten vertellen. Als ze er geen vinden, dan vertel jij er een. Vertel de leerlingen dat je de moppentrommel van de meester van Roza en Tom hebt mogen lenen. Vraag hen of zij dit spel ook eens zouden willen spelen. Na deze inleiding geef je een voorbeeld van een mop: Deel 1 (groen kaartje): Welke slang eet nooit, maar drinkt veel? Deel 2 (geel kaartje): Een tuinslang! Nadat dit voorbeeld is besproken, worden de spelregels uitgelegd.
KERN
Spelregels: Begin Er zijn groene en gele kaartjes. Op de groene kaartjes (nummers 1) staan alle eerste delen van de moppen. Op de gele kaartjes (nummers 2) staat telkens het
Een heel bijzondere familie
LEERKRACHTENDEEL
9
tweede deel. Schud het benodigde aantal kaartjes per kleur door elkaar. Verdeel de kaartjes kloksgewijs onder alle spelers. Om te beginnen krijgt elke speler twee groene en twee gele kaartjes. De spelers leggen de kaartjes per kleur voor zich op tafel. De leerlingen zitten ver genoeg uit elkaar, zodat ze elkaars kaartjes niet kunnen lezen. De rest van de kaartjes wordt in twee stapeltjes (een ‘groene stapel’ en een ‘gele stapel’) in het midden op de tafel gelegd. (Eventueel kan je een ‘gele’ en een ‘groene doos’ op tafel zetten.) Naarmate het spel vordert kunnen deze stapels worden aangevuld met nieuwe kaartjes die je uit de ‘reserve’ neemt. Elke speler leest zijn eigen kaartjes eerst stil: zo kan bepaald worden of men toevallig al een mop met de eigen kaartjes kan samenstellen. Dit stillezen is meteen ook een voorbereiding op het voorlezen van het eerste deel van de moppen later. Wanneer de speler al een mop kan samenstellen met de eigen kaartjes, mag hij die aan de groep voorlezen. Daarna mogen het groene kaartje en het bijpassende gele kaartje omgedraaid en opzij gelegd worden. De speler neemt dan een nieuw groen kaartje van de groene stapel en een nieuw geel kaartje van de gele stapel. Laat de spelers met de dobbelsteen gooien. Degene die het hoogste aantal ogen gooit, komt als eerste aan de beurt. Degene die links zit van deze speler is daarna aan de beurt, en zo wordt in wijzerszin verder gespeeld. Spel De eerste speler die aan de beurt is, leest één van zijn groene kaartjes voor aan de groep. Wie denkt dat hij het bijpassende gele kaartje heeft, mag dit voorlezen. De andere spelers luisteren goed en oordelen of de twee voorgelezen deeltjes bij elkaar passen. Als dit het geval is, geeft de speler die het groene kaartje gelezen heeft, dit aan de speler met het bijpassende gele kaartje. Wijs de leerlingen erop dat het belangrijk is dat ze het juiste tweede deel (gele kaartjes) bij de groene kaartjes vinden. De speler die op deze manier de juiste combinatie groen kaartje – geel kaartje heeft, mag de volledige mop voorlezen aan zijn medeleerlingen. Daarna draait hij de twee kaartjes om en legt ze opzij. Vervolgens neemt de speler die aan de beurt is, een ander kaartje van de groene stapel. De speler met het goede gele kaartje, mag een nieuw geel kaartje van de stapel nemen. Wanneer bij het voorlezen van het groene kaartje niemand van de andere spelers het gevraagde gele kaartje heeft, mag de speler die aan de beurt is één kaartje van de ‘groene stapel’ nemen. Om de beurt mag een speler zo een vraag stellen aan de andere spelers. De andere spelers oordelen telkens of het gesuggereerde tweede deel correct is. Er wordt verder gespeeld tot er niemand nog losse gele of groene kaartjes heeft en de stapeltjes leeg zijn.
10
LEERKRACHTENDEEL
Een heel bijzondere familie
Einde De leerling die op deze manier de meeste volledige moppen heeft verzameld, heeft gewonnen. Als je merkt dat er leerlingen zijn die een mop niet begrijpen, sta dan eventjes stil bij de betekenis, door een medeleerling te vragen de mop te verduidelijken.
AFSLUITING
Laat de leerlingen hun ervaringen bij het spel vertellen. Mogelijke vragen hierbij zijn: Wat vond je van de moppen? Vond je ze grappig? Kennen jullie moppen die ook in de ‘moppentrommel’ zouden passen? Of kunnen jullie er zelf een aantal bedenken?
Tip
Deze activiteit biedt de mogelijkheid om, buiten de remediëringsmomenten, de overige leerlingen van de klas bij de activiteit te betrekken. De leerlingen uit de remediëringsklas kunnen bijvoorbeeld een aantal leuke moppen uitkiezen om aan hun medeleerlingen voor te lezen. Het moppenspel kan ook eens in de reguliere klas worden gespeeld, bijvoorbeeld in groepjes van vijf spelers. Vraag de leerlingen bijvoorbeeld: Kunnen wij ook niet eens, samen met alle leerlingen van de klas, moppen verzamelen in een ‘moppentrommel’? En als we er voldoende verzameld hebben, ook eens het ‘moppenspel’ spelen met de hele klas? De ‘moppentrommel’ kan eventueel ergens zichtbaar in de klas worden opgesteld, bijvoorbeeld in de spelletjeshoek. De leerlingen kunnen bijvoorbeeld de verzamelde moppen op kaartjes plakken. Of elke leerling kan zijn eigen mopje opgesplitst op twee kaartjes schrijven.
Oplossing: 1 Welke slang eet nooit, maar drinkt veel? Een tuinslang! 2 Waarom zie je in de woestijn geen caravans? Je ziet er geen caravans omdat kamelen geen trekhaak hebben! 3 Wie ligt er het eerst in bed: een haas of een krokodil? De haas, want die hoeft maar twee tanden te poetsen! 4 Pieter moet als huiswerk een zebra schilderen. De volgende dag komt hij met lege handen op school. ‘Het is niet gelukt, meester,’ zegt hij, ‘want... ‘Ik kon geen gestreepte verf vinden!’ 5 Weet je hoe je je kind gemakkelijk bij je kunt houden? Als je een kangoeroe bent kun je je kind gemakkelijk bij je houden!
Een heel bijzondere familie
LEERKRACHTENDEEL
11
6 Een mevrouw zat met haar hondje in de trein. Naast haar zat een meneer. Hij rookte een pijp! ‘U mag niet roken in de trein,’ zei de mevrouw. Ze trok de pijp uit de mond van de meneer en gooide hem uit het raam. De man was boos. Hij pakte het hondje en gooide dat ook uit het raam. Toen de trein stopte, kwam het hondje eraan lopen. En wat denk je dat het in zijn bek had? De hond had natuurlijk zijn tong in zijn bek! 7 Waarom lachen kabouters als ze voetballen? Kabouters lachen als ze voetballen omdat het gras dan onder hun armen kietelt. 8 Wat krijg je als een olifant en een mol samen een kindje krijgen? Hoe je dat dier noemt, dat weet ik niet. Maar wat ik wel zeker weet is dat je dan heel grote gaten in de tuin krijgt! 9 Waarom zingt een koe nooit? Een koe zingt nooit omdat ze bang is dat de andere koeien ‘boe’ roepen. 10 Wat is het verschil tussen een egel en een schommel? Ga er maar eens opzitten, dan weet je wel wat het verschil is! 11 Waarom blaft een hond als hij vreemde mensen ziet? Omdat een hond niet kan praten! 12 Waarom eet een tijger alleen rauw vlees? Omdat een tijger niet kan koken! 13 Jantje, Pietje, vader en moeder lopen in de stad. Ze hebben niets in hun handen. Toch dragen ze iets. Ra, ra, hoe kan dat? Jantje, Pietje, vader en moeder dragen kleren. 14 Een jongetje vraagt aan een mevrouw: ‘Heeft u varkensvlees gegeten?’ De mevrouw kijkt raar op. ‘Hoezo?’ ‘Nou, uw maag knort de hele tijd!’ 15 Onderwijzer: ‘Som vijf dingen op die melk bevatten!’ Sara: ‘Boter, kaas, roomijs en twee koeien!’ 16 ‘Mama, ik was vandaag de enige uit de hele klas die het antwoord wist op de vraag van de juf!’ Mama kijkt op van haar boek en glimlacht. ‘Wat was de vraag, lief kind?’ ‘Wie heeft deze duimspijker op mijn stoel gelegd?’ was de vraag. 12
LEERKRACHTENDEEL
Een heel bijzondere familie
17 Anke schrijft tijdens de les schrijven een brief aan haar broertje uit de eerste klas. De meester kijkt verwonderd over haar schouder mee. ‘Waarom schrijf je zo traag, Anke?’ ‘Ik schrijf zo traag omdat mijn broertje nog niet zo snel kan lezen,’ zegt Anke. 18 Waarom vliegen vogels in de winter naar het zuiden? ‘Vogels vliegen in de winter naar het zuiden omdat het te ver is om te stappen! 19 Twee trage slakken staan op de berm. ‘Komaan,’ zegt de durf-slak, ‘we steken over!’ ‘Ja maar, ja maar...,’ protesteert de bange slak... ‘Ik durf niet oversteken want ik heb gehoord dat hier morgen een bus voorbijkomt...’ 20 Na een hete dag in Afrika wil een toerist een frisse duik nemen in de rivier. ‘Zwemmen hier krokodillen?’ vraagt hij aan de Afrikaan. ‘Nee hoor!’ lacht de man. De toerist neemt een flinke aanloop en duikt in het water. Hij zegt tegen de Afrikaan: ‘Hoe kan dat nou, dat hier geen krokodillen zwemmen?’ De Afrikaan antwoordt: ‘Omdat er hier haaien zijn, en waar haaien zijn, komen geen krokodillen!’ 21 Twee koeien zitten samen in bad. Gezellig. Zegt de ene koe:‘Mmmm wat ruikt die zeep lekker!’ ‘Ja,’zegt de andere koe, ‘maar ik krijg mijn vlekken er niet mee af!’ 22 Een man begiet zijn bloemen op het balkon. Zijn buurvrouw lacht: ‘Maar Albert, er zit helemaal geen water in je gieter!’ De man haalt zijn schouders op. Hij antwoordt: ‘Er hoeft geen water in de gieter te zitten, de bloemen zijn toch van plastic.’ 23 ‘Dokter,’ klaagt een patiënt, ‘ik kan ‘s nachts niet slapen. Ik heb vannacht geen oog dicht gedaan.’ ‘Geen wonder,’ zegt de dokter, ... ‘Ik kan ook niet slapen als ik mijn ogen open houd!’ 24 Twee slangen kruipen door het bos. Zegt de ene slang tegen de andere: ‘Ik hoop dat ik niet giftig ben.’ Vraagt de ander: ‘Hoezo?’ ‘Ik hoop dat ik niet giftig ben, want ik heb net op mijn tong gebeten!’
Een heel bijzondere familie
LEERKRACHTENDEEL
13
25 Een man moet naar het ziekenhuis om zijn vinger te laten afzetten. Na de operatie vraagt hij aan de dokter: ‘Dokter, kan ik nu pianospelen?’ Dokter: ‘Ja, natuurlijk!’ De man antwoordt: ‘Maar dat is geweldig! Voor de operatie kon ik nog geen piano spelen!’ 26 Dochter: ‘Papa, er is een man aan de deur met een snor.’ Papa: ‘Zeg maar dat ik al een snor heb.’ 27 Een man sliep een nacht in een hotel. Plotseling hoorde hij een eng geluid: ‘Boeoeoeoeoeoeoe, ik ben het spook met de twee rode ogen.’ Even later sliep de man weer. Ineens hoorde hij: ‘Boeoeoeoeoeoeoeoe, ik ben het spook met de twee rode ogen.’ ‘Ja,’ zei de man ‘dat weet ik nu wel. Als je nu je mond niet houdt, ...’ ‘Als je nu je mond niet houdt, ben je straks het spook met de twee blauwe ogen!’ 28 Moeder: ‘Zeg Maaike, waarom ben je zo vroeg uit bed?’ Maaike: ‘Omdat mijn droom afgelopen was!’ 29 Marie moppert: ‘Mijn moeder weet ook niet wat ze wil!’ ‘Wat bedoel je?’ vraagt haar oom. Nou, als ik ‘s avonds nog geen slaap heb, moet ik toch naar bed van mijn moeder. En als ik ‘s morgens nog moe ben, moet ik weer opstaan!’ 30 De kinderen in de klas moeten een verhaaltje schrijven over ‘Mijn kat’. De volgende dag moet Riet bij de juf komen. De juf zegt: ‘Jouw opstel is hetzelfde als dat van je broer!’ ‘Dat klopt. Mijn broer en ik hebben dezelfde kat!’ 31 Een kind vraagt aan een mevrouw: ‘Waarom breit u zo snel?’ De mevrouw antwoordt: ‘Ik brei zo snel omdat ik de trui af wil hebben voordat de wol op is!’ 32 De meester zegt tegen Rob: ‘Ik leg drie eieren op tafel. En jij legt er nog twee bij. Hoeveel eieren liggen er dan?’ ‘Ik kan geen eieren leggen, meester.’ 33 Jantje gaat met de taxi naar huis. Als hij er is, zegt de chauffeur: ‘Dat kost dan 250 frank.’ Jantje zegt: ‘Ik heb maar 200 frank. Weet je wat?’ ‘Rij maar een stukje terug met je taxi!’
14
LEERKRACHTENDEEL
Een heel bijzondere familie
34 Een klein jongetje vraagt aan zijn opa: ‘Opa, bent u vroeger ook klein geweest?’ Opa antwoordt: ‘Natuurlijk jongen!’ Waarop het jongetje zegt: ‘Wat zult u er dan grappig hebben uitgezien, met een lange baard en een bril op!’ 35 Oma zegt tegen haar kleinzoon: ‘Als je netjes je gezicht wast, krijg je een snoepje van mij. En als je ook je handen wast, krijg je er twee.’ Waarop de kleinzoon antwoordt: ‘Kan ik dan maar niet beter helemaal in bad gaan, oma?’ 36 Koen rijdt veel te snel met de auto. Een politie-agent laat Koen stoppen en vraagt: ‘Meneer, waarom reed u zo verschrikkelijk hard?’ Koen antwoordt: ‘Mijn remmen werken niet meer. Daarom wou ik vlug naar huis rijden, voor er ongelukken zouden gebeuren.’ 37 Een zoontje vraagt aan zijn vader: ‘Papa, waarom staat een ooievaar op één poot?’ De vader antwoordt: ‘Dat is toch logisch. Als de ooievaar zijn andere poot ook zou optrekken, dan zou hij vallen!’ 38 Fatma brengt een bezoekje aan de dierentuin. Ze ziet een oppasser die er een beetje bedroefd uitziet. Ze vraagt hem: ‘Waarom kijkt u zo bedroefd?’ De oppasser antwoordt: ‘Onze grootste olifant is vanmorgen gestorven.’ Waarop Fatma zegt: ‘U hebt zeker veel van hem gehouden?’ De oppasser antwoordt: ‘Nou, nee, niet zo zeer. Maar ik moet een gat in de grond maken om de olifant te begraven.’ 39 In het ziekenhuis vraagt een dokter aan een verpleger: ‘Wie heeft het been van deze patiënt in het gips gedaan?’ De verpleger antwoordt: ‘Ik heb dat gedaan. Zit het gips dan niet goed, dokter?’ Waarop de dokter zegt: ‘Dat wel. Maar het gips zit om het verkeerde been!’ 40 Een man, die een erfenis heeft gekregen en daardoor plotseling schatrijk is geworden, laat een groot huis bouwen. In de tuin laat hij drie zwembaden aanleggen: één met warm water, één met koud water, en een leeg zwembad. ‘Waar is dat lege zwembad voor?’ vraagt een bezoeker. Waarop de rijke man zegt: ‘Nou, ik heb een paar vrienden die niet kunnen zwemmen. Het lege zwembad is voor hen!’
Een heel bijzondere familie
LEERKRACHTENDEEL
15
41 ‘Waarom huil je, jongen?’ ‘Omdat mijn grote broer vakantie heeft en ik niet.’ ‘Hoe komt het dan dat jij geen vakantie hebt?’ ‘Ik heb geen vakantie omdat ik nog niet naar school ga!’ 42 Twee gekken gaan een eindje fietsen. Onderweg stapt een van de twee af en laat zijn banden leeglopen. ‘Waarom doe je dat nou?’ vraagt de ene gek. Waarop de andere gek antwoordt: ‘Ik liet de banden van mijn fiets leeglopen omdat het zadel een beetje te hoog stond!’ 43 ‘Waarom ben je toch voortdurend in dat boek aan het lezen, Karel?’ ‘Omdat ik morgen negen jaar word, en het is een boek voor jongens van zes tot acht jaar!’ 44 Wat is het verschil tussen een tandarts en een juffrouw? Een tandarts zegt:’Mondje open’ en een juffrouw zegt:’Mondje dicht.’
16
LEERKRACHTENDEEL
Een heel bijzondere familie
5 DE VERJAARDAGSTAART TAAK
De leerlingen lezen tekstjes en rangschikken deze chronologisch in een agenda. Op deze manier kunnen ze achterhalen wanneer mama Sonia en papa Paolo tijd vonden om een verjaardagstaart te bakken voor hun kinderen.
VAARDIGHEID
Beschrijvend lezen. De leerlingen moeten de globale inhoud van de teksten begrijpen, om ze op een chronologische manier te kunnen ordenen
MATERIAAL
Afbeelding van een verjaardagstaart Per twee leerlingen: - eerste lesuur: 2 kladversies van de agenda van mama Sonia (apart blad, blz. 82) en de definitieve versie van de agenda’s van mama Sonia en papa Paolo (samen op een blad, blz. 83) - tweede lesuur: 2 kladversies van de agenda van papa Paolo (blz. 81) en de definitieve versie van de agenda’s van mama Sonia en papa Paolo (waarop het deel van mama Sonia tijdens het vorige lesuur werd ingevuld) Per leerling: - potlood en gom - Set A en Set B met teksten. De teksten binnen elke set zijn per leerling in een andere volgorde aan elkaar geniet. Elke leerling leest dus dezelfde teksten, maar in een andere volgorde. De twee sets (A en B) bestaan uit de volgende teksten: Set A, teksten voor mama Sonia: Krokie en Cas moeten samen met mama Sonia naar de dierenarts Naar: Wilmink, W. (1992). Hoe eten mama Sonia, papa Paolo, Roza en Tom ‘s middags? Naar: Wille, R. (1995). Wie doet de afwas? Naar: Plaschek, W. (1996). Bezoek Naar: Verroen, D. (1982). Verhaaltje voor Roza en Tom (heksen) Naar: Groeneveld, L. (1995). Wakker Naar: Bos, B., & De Beer, H. (1989). Set B, teksten voor Papa Paolo: De tandarts en de krokodil Naar: Dahl, R. (1990). Hoe eten mama Sonia, papa Paolo, Roza en Tom ‘s middags? Een heel bijzondere familie
LEERKRACHTENDEEL
17
De familie Mol bij de tandarts Naar: Bos, B., & De Beer, H. (1989). Roza en Tom gaan in bad Naar: Van Lieshout, T. (1995). Verhaaltje voor Roza en Tom (kikkers) Naar: Boen, B. (1989). Wakker De gehele activiteit zal 2 lesuren in beslag nemen. In elk lesuur wordt 1 set tekstjes geordend en de bijbehorende agenda ingevuld.
INTRODUCTIE
18
LEERKRACHTENDEEL
Set A Vertel het volgende verhaal: Roza en Tom hebben gisteren hun verjaardag gevierd. Op dezelfde dag zal je zeggen?! Zo gek is dat natuurlijk niet, als je samen een tweeling vormt! In de namiddag mochten ze een feestje geven. Er waren heel wat mensen uitgenodigd: Mijnheer Pepperoni, de Zusjes Langteen en Kromneus, neefje Olivier en enkele vriendjes uit de nieuwe klas van Tom en Roza: Hatice, David, Margo en Kikki. Superoma Greet kon er jammer genoeg niet bij zijn: zij moest naar een vliegwedstrijd. Mijnheer Pepperoni had enkele leuke spelletjes bedacht. Iedereen amuseerde zich heel goed. Mama Sonia en papa Paolo, die anders nooit veel tijd hebben voor hun kinderen, deden natuurlijk ook mee. Toen ze heel wat spelletjes gespeeld hadden gingen ze allen terug naar binnen, en op de keukentafel stond een reuzegrote... VERJAARDAGSTAART! (Toon de afbeelding). Wat een verrassing! Mama Sonia en papa Paolo zeiden: ‘Deze taart hebben wij gisteren speciaal voor jullie gebakken!’ Roza en Tom waren erg verrast. Ze begrepen er niets van! Mama en papa hebben het altijd zo druk! Ze hebben nooit tijd voor zulke dingen! Er komen immers heel wat patiënten bij tandarts Paolo. En mama Sonia heeft veel tekenwerk: soms werkt ze thuis aan de tekeningen, soms op haar werk in de stad. Roza en Tom vroegen hun ouders dan ook wannéér precies ze de taart hadden gebakken. Je kan natuurlijk al raden dat die grappige mama Sonia en papa Paolo niet zomaar een antwoord gaven op deze vraag. ‘Weet je wat?’ zei mama Sonia, die altijd voor een grapje te vinden is. ‘Ik krijg ineens een heel goed idee: Als jullie echt willen weten wanneer wij de verjaardagstaart gebakken hebben, dan kunnen jullie daar zelf achter komen door een spelletje te spelen. Doen jullie mee?’ Roza en en Tom keken elkaar aan en beslisten dat ze het eigenlijk wel wilden weten. Mama Sonia gaf hen enkele verhaaltjes op papier. Daarin stond wat mama allemaal meemaakte en wat er met papa gebeurde, de dag voor het verjaardagsfeest. (Niet over alles natuurlijk!) De verhaaltjes van mama en papa stonden kriskras door elkaar. Roza, Tom en hun vrienden begonnen te lezen. Er was echter geen enkel verhaaltje bij dat beschreef hoe en wanneer mama en papa de tijd vonden om de reuzegrote verjaardagstaart te bakken! Dat konden Roza en Tom dus niet achterhalen door gewoon de tekstjes te lezen! Ze moesten het anders aanpakken! Vraag de leerlingen of ze Tom, Roza en hun vrienden willen helpen. Hoe kunnen ze dat zo goed mogelijk aanpakken? Vertel hen dat je kopies hebt gemaakt van de tekstjes die Roza je opgestuurd heeft en dat je ze dadelijk zal uitdelen.
Een heel bijzondere familie
Stel het volgende voor: We kunnen de tekstjes rangschikken in de volgorde waarin alles gebeurd is, apart voor mama en voor papa. Dan gaan we beide reeksen van teksten vergelijken, en op het tijdstip dat mama én papa SAMEN niets speciaals te doen hadden, hadden ze tijd om de taart te bakken! Het is het eenvoudigst om deze agenda in te vullen. Laat de lege agenda’s zien. Er zijn twee agenda’s: één van mama Sonia en één van papa Paolo. Per agenda zijn er 13 vakjes om in te vullen. Wijs de leerlingen erop dat het moeilijk zal zijn om alle verhaaltjes volledig in de agenda te krijgen: er is te weinig plaats! Ze moeten dus enkel (kort!) vermelden wat mama Sonia of papa Paolo op dat moment deden. Enkel deze informatie kan in de agenda worden vermeld, niet de hele tekst. Vertel de leerlingen dat in deze les de verhaaltjes van mama Sonia gelezen en gerangschikt zullen worden, en dat de verhaaltjes van papa Paolo in de volgende les geordend zullen worden, zodat uiteindelijk de twee agenda’s met elkaar kunnen worden vergeleken. Hierbij moet ook nog worden opgemerkt dat de leerlingen het schema per twee zullen invullen, wat betekent dat ze heel gericht hun eigen verhaaltjes moeten lezen, om achteraf aan hun medeleerling goed te kunnen vertellen waar het verhaaltje in het schema gesitueerd moet worden. De andere leerlingen hebben immers andere informatie om de agenda in te vullen. Wijs de leerlingen erop dat ze niet in alle vakjes van de agenda iets zullen kunnen invullen. Daarvoor zijn er te weinig tekstjes. Als een vakje niet kan worden ingevuld, weten we niet wat mama Sonia op dat moment deed. In de volgende les zal dan nagekeken worden op welke momenten we niets weten over wat papa Paolo deed. Controleer via een aantal vragen of de leerlingen alles begrepen hebben: Wat is het probleem van Roza en Tom? Hoe lossen ze dat het beste op? Hoe zullen jullie nu te werk gaan?
KERN
Set A Geef de leerlingen de tekstjes van set A, een lege agenda van mama Sonia én, per twee leerlingen, de definitieve agenda. Vertel hen dat ze de eerste twee of drie verhaaltjes van hun set zeker moeten lezen en dat ze nog verder mogen lezen als ze hiermee klaar zijn. (Aangezien de teksten per leerling in een verschillende volgorde aan elkaar zijn geniet, wordt elk verhaal minstens door één leerling van de groep gelezen). Leg uit dat de leerlingen hun teksten goed moeten lezen om te kunnen bepalen waar in de agenda ze elk verhaal moeten situeren. Op die manier kunnen ze nakijken over welke tijdstippen in de agenda van mama Sonia ze nog geen informatie hebben. (En waar ze dus eventueel de tijd had om, samen met papa Paolo, de verjaardagstaart te bakken!) Herinner de leerlingen er ook nog eens aan dat ze tijdens de volgende les hetzelfde zullen doen voor de agenda van papa Paolo, en dat ze pas dàn definitief het juiste tijdstip waarop beide ouders de verjaardagstaart voor hun kinderen gebakken hebben, zullen kunnen bepalen.
Een heel bijzondere familie
LEERKRACHTENDEEL
19
Individueel De leerlingen gaan zelfstandig aan het werk. Geef hen minstens twintig minuten de tijd om de eerste teksten te lezen. Als ze dan nog geconcentreerd bezig zijn, mogen ze natuurlijk ook doorgaan met lezen. Tijdens het lezen kunnen de leerlingen, als geheugensteuntje, de gelezen teksten in de juiste volgorde sorteren en wat mama Sonia deed op de kladversie van de agenda (eventueel in potlood) invullen. Ze moeten nadien aan hun medeleerling kunnen vertellen waarom ze een bepaalde tekst op een bepaald tijdstip situeren. (Op basis van de kladversies vullen ze nadien samen het definitieve dagschema in). Ondersteun de leerlingen tijdens deze activiteit waar nodig. Vragen die hierbij aan bod kunnen komen zijn bijvoorbeeld: Waar gaat dit verhaaltje over? Waarom denk je dat Mama Sonia dit ‘s morgens deed? Waarom denk je dat dit verhaaltje in de namiddag gebeurde? In groepjes van twee Als de leerlingen de eerste drie teksten gelezen hebben, en in de juiste volgorde gerangschikt (en dus ook niet meer aan het lezen zijn), mogen ze samen met hun medeleerling de definitieve agenda invullen. Beide leerlingen hebben elk de teksten die ze gelezen hebben voor zich. Leerling A vertelt kort waar een bepaalde tekst over gaat, aangezien leerling B deze tekst niet heeft gelezen. Op deze manier kan leerling B ook meebeslissen waar het verhaal gesitueerd moet worden in de agenda. Zodra is besproken wat er gebeurd is, kan dit in de definitieve agenda worden ingevuld.
AFSLUITING
Set A Als alle teksten gelezen en gesitueerd zijn, bespreek je het werk met de leerlingen. Mogelijke vragen die hierbij gesteld kunnen worden zijn: Wat is er het eerst gebeurd? Waarom hebben jullie dit verhaal ‘s morgens in de agenda ingevuld? Wat heeft mama Sonia daarna meegemaakt? Waar zien jullie in de agenda nog ‘lege gaten’ (momenten waarop je niet precies weet wat mama dan meemaakte of waar ze was)? Waar zou mama tijd gehad hebben om samen met papa de verjaardagstaart te bakken? (Maar we weten dat nog niet zeker: daarvoor moeten we wachten tot de volgende les!!!) Is één uur wel voldoende voor zo een reuze verjaardagstaart? Nee, natuurlijk niet! Het was immers een heel grote taart, dat kun je op de tekening zien! Het is de bedoeling dat de leerlingen op het einde van deze les het dagschema van mama Sonia correct hebben ingevuld. Daarbij is het belangrijk hen erop te wijzen dat sommige gebeurtenissen niet exact, maar wel ongeveer gesitueerd kunnen worden. Vervolgens kunnen een aantal vragen gesteld worden over de appreciatie van de gelezen teksten, bijvoorbeeld: Wat vinden jullie van de tekeningen bij de verhaaltjes? Wat vinden jullie een leuk verhaaltje? Waarom? Wat vinden jullie een moeilijk verhaal?
20
LEERKRACHTENDEEL
Een heel bijzondere familie
INTRODUCTIE
Set B Herinner de leerlingen aan het vorige lesuur. Vertel hun dat ze in dit lesuur het dagschema van papa Paolo zullen invullen. Merk op dat het zou kunnen dat ze bij papa Paolo dezelfde (of gelijkaardige) tekstjes tegenkomen als bij mama Sonia. Dat is dan natuurlijk op de tijdstippen dat ze iets samen doen! Wanneer dit zo is, dan is het voor de leerlingen gemakkelijk om dit tekstje juist te situeren: ze hebben immers het ingevulde dagschema van mama Sonia bij de hand!
KERN
Set B (idem als ‘Kern Set A’, maar dan voor de tekstjes van papa Paolo.) Ook hier zijn er voldoende momenten waarop de leerlingen aangespoord kunnen worden om de volledige tekst te lezen: Bijvoorbeeld wanneer een leerling, met zijn kennis van de wereld, beslist dat de tekst waar Roza en Tom ‘op reis gaan’ ‘s morgens in de agenda gesitueerd moet worden, ‘aangezien je toch altijd ‘s morgens vertrekt wanneer je op reis gaat.’
AFSLUITING
Set B Alle teksten zijn chronologisch geordend, en ook de agenda van papa Paolo is ingevuld. De leerlingen zien natuurlijk onmiddellijk wanneer papa Paolo en mama Sonia tijd hadden om de taart te bakken: ‘s avonds, terwijl hun kinderen sliepen! (Er zijn nog andere gezamenlijke momenten waarvan we niet exact weten wat mama/papa precies deden, maar dan gaat het telkens om een uurtje, en dat is veel te kort om zo een reuze verjaardagstaart te bakken en te versieren...) Bronnen: Boen, B. (1989). De zeven domme kikkers. In: Verhaaltjes voor beginners. Antwerpen: De Ballon. Bos, B., & De Beer, H. (1989). De tandarts. In: De familie Mol-de Mol (deel 2). Haarlem: Oberon. Bos, B., & De Beer, H. (1989). Wakker. In: De familie Mol-de Mol (deel 2). Haarlem: Oberon. Dahl, R. (1990). De tandarts en de krokodil. In: Rijmsoep, pp. 42-44. Vertaald door H. Vriesendorp. Baarn: Fontein. Groeneveld, L. (1995). De heksen van Grizonia. Okki, 24-11-1995 Plaschek, W. (1996). Wie doet de afwas? Okki, 16-02-1996. Van Lieshout, T. (1995). Honderd voetje-voor-voetjes ver. In: Herrie. Klein voorleesboek over een grote schreeuwlelijk, pp. 33-36. Van Goor. Verroen, D. (1982). Visite. In: Gekke juf is fijn naar school, pp. 39-41. Den Haag: Leopold. Wille, R. (1995). Hoe eet ik? In: Een mondje vol, pp. 12. Meerhout: Infoboek. Wilmink, W. (1992). Onze poes Freek moet naar de dierenarts. In: Een hond gaat op reis, pp. 10-11. Amsterdam: Bert Bakker.
Een heel bijzondere familie
LEERKRACHTENDEEL
21
PAPA PAOLO Voormiddag: 9 u: Ontbijt 10 u: papa / de tandarts kijkt de tanden van de krokodil na 11 u: 12 u: Middageten: papa eet spruitjes Namiddag: 1 u: papa / de tandarts kijkt de tanden na van de familie Mol 2 u: ..................................................................................................... 3 u: ..................................................................................................... 4 u: ..................................................................................................... 5 u: ..................................................................................................... Avond: 6 u: Avondeten 7 u: papa strijkt 8 u: papa leest een verhaaltje voor (over kikkers) 9 u: ..................................................................................................... 10 u: ..................................................................................................... 11 u: ..................................................................................................... 12 u: papa is wakker
MAMA SONIA
Voormiddag:
9 u: Ontbijt
10 u: mama gaat met Krokie en Cas naar de dierenarts
11 u: (kan bijvoorbeeld ook hier vermeld worden)
12 u: Middageten: mama eet spruitjes
Namiddag:
1 u: mama is naar haar werk
2 u: .....................................................................................................
3 u: mama krijgt bezoek
4 u: (bezoek kan bijvoorbeeld ook hier vermeld worden)
5 u: .....................................................................................................
Avond:
6 u: Avondeten
7 u: .....................................................................................................
8 u: mama leest een verhaaltje voor (over heksen)
9 u: .....................................................................................................
10 u: .....................................................................................................
11 u: .....................................................................................................
12 u: mama is wakker
Oplossing:
22
LEERKRACHTENDEEL
Een heel bijzondere familie
DE VERJAARDAGSTAART
Een heel bijzondere familie
LEERKRACHTENDEEL
23
6 ALLE DONDERS EN PIRATEN! TAAK
Deze activiteit bestaat uit het oplossen van een puzzel. De leerlingen komen een oud familiegeheim te weten, namelijk wat de naam is van de overgrootvader van Oom Grikkelnak, de beroemdste piraat aller tijden. De leerlingen moeten bij het invullen van de puzzel bij elke vraag kiezen uit drie alternatieven.
VAARDIGHEID
Structurerend lezen. Om de puzzel goed te kunnen invullen, moeten de leerlingen antwoorden op vragen afleiden uit de tekstjes.
MATERIAAL
- afbeelding van piratenvlag - afbeelding van Zwartbaard - (eventueel) een boek over piraten (zie boekenlijst) Per leerling: - instructieblad ‘Alle donders en piraten!’ - willekeurige selectie van 5 tekstjes uit de set van 10 tekstjes over piraten: Op zoek naar avontuur! Heel slecht eten! Regels Ten aanval! Strenge straffen! De verschrikkelijke piraat Z. Doodskoppen Geen vrouwen aan boord? De verdwenen schatkaart Schateiland - puzzelblad - potlood en gom
INTRODUCTIE
Laat de leerlingen met z’n allen aan één grote tafel zitten. Herinner de leerlingen aan activiteit 3 (Kist ontdekt op zolder!). In die activiteit zijn ze te weten gekomen dat Roza op de zolder van het nieuwe huis een grote kist vol boeken ontdekt heeft. Die had haar rare Oom Grikkelnak daar achtergelaten bij zijn vertrek naar een ver land. Hij kon immers niet alles meenemen, want dat was veel te veel. Vertel de leerlingen daarna het volgende verhaal: Roza speelt het liefste elke dag op de zolder van het nieuwe huis. Telkens als ze daar komt ziet ze weer iets nieuws. Er staat ook zo veel! Maar nu heeft ze wel iets heel speciaals ontdekt! Onder een loszittende plank in de vloer heeft ze een brief gevonden. Wie zou die daar verstopt hebben! En wat zou erin staan? Roza maakt hem snel open. Ze begint meteen te lezen. Het is een brief van Oom Grikkelnak. In de brief staat iets geschreven dat hij nog nóóit aan iemand van de familie verteld heeft! Het grootste familiegeheim! Weet je wat erin staat? Er staat in dat de overgrootvader van Oom Grikkelnak een heel beroemde piraat was! De schrik van alle zeeën! Nu begrijp je dus wel waarom Roza ooit een zeeroversvlag van Oom Grikkelnak heeft gekregen. Die vlag is van zijn overgrootvader geweest!
Een heel bijzondere familie
LEERKRACHTENDEEL
25
Voer nu aan de hand van de afbeelding van een piratenvlag een (zeer) kort inleidend gesprekje over piraten. Laat eventueel enkele relevante afbeeldingen zien, bijvoorbeeld uit het boek Piraten uit de Ooggetuigenreeks. Vertel dan dat Oom Grikkelnak in de brief niet zomaar verklapt heeft wie zijn overgrootvader was. Een piraat als overgrootvader is natuurlijk heel bijzonder. Dat kun je niet zomaar aan iedereen vertellen! Daarom heeft Oom Grikkelnak een puzzel gemaakt. Als de leerlingen de puzzel goed oplossen, kunnen ze te weten komen hoe de overgrootvader van Oom Grikkelnak heette. Om de puzzel goed te kunnen oplossen moeten de leerlingen wel eerst iets over piraten weten! Daarom heeft Oom Grikkelnak voor hen enkele piratenweetjes opgeschreven. Vertel dat niet iedereen dezelfde piratenweetjes zal lezen. Elke leerling kan dus slechts een gedeelte van de puzzel oplossen. Later zullen de leerlingen samen de hele puzzel invullen en weten hoe de overgrootvader van Oom Grikkelnak heette. Vertel de leerlingen dat ze de weetjes/verhaaltjes goed moeten lezen en begrijpen. Na het lezen moeten ze hun medeleerlingen kunnen vertellen wat per weetje het juiste antwoord is en waarom. De leerlingen moeten immers samen tot de juiste oplossing van de puzzel komen. Belangrijk: geef géén expliciete instructie over de opdracht. Laat de leerlingen zelf het instructieblad ‘Alle donders en piraten!’ lezen.
KERN
Geef de leerlingen het instructieblad ‘Alle donders en piraten!’, een setje van 5 tekstjes in willekeurige volgorde en een puzzelblad. Laat de leerlingen eerst individueel het instructieblad stil lezen. Daarna lezen de leerlingen hun setje verhaaltjes, beantwoorden per tekstje de bijbehorende vraag en schrijven het antwoord in de puzzel. Ondersteun de leerlingen waar nodig bij vragen of problemen bij het invullen van de puzzel. Verwijs meteen naar het instructieblad, als blijkt dat de leerlingen de opdracht niet begrepen hebben. Laat hen dat blad eventueel nog een keer lezen, om erachter te komen hoe het wel moet. Doe in géén geval de opdracht een keer voor door met de hele groep het eerste verhaaltje te lezen en de oplossing te zoeken! Het is immers de bedoeling dat de leerlingen zelf een strategie ontdekken om de puzzel op te lossen. Mogelijke vragen bij de ondersteuning zijn: Wat moet je met dit verhaaltje doen? Waarom denk je dat? Waar staat dat in de tekst ‘Alle donders en piraten’? Waar moet je het antwoord bij dit verhaaltje in de puzzel schrijven? Waarom denk je dat het daar moet? Waarover gaat het verhaaltje? Waarom denk je dat dit de goede oplossing is? Waar staat dat in het verhaaltje? Snelle lezers mogen natuurlijk meer dan 5 tekstjes lezen. Voorzie extra kopies van de teksten. Deze kunnen indien nodig uitgedeeld worden.
AFSLUITING
26
LEERKRACHTENDEEL
Als de leerlingen hun setje tekstjes gelezen hebben, begint het groepswerk. Bespreek de verhaaltjes één voor één. Leg eventuele moeilijke woorden uit. Laat de leerlingen die een bepaald verhaaltje gelezen hebben in het kort vertellen waarover het gaat en laat hen het gekozen antwoord beargumenteren. De leerlingen die het tekstje niet gelezen hebben moeten immers ook kunnen beoordelen of dat antwoord juist is. In de groep wordt vervolgens het definitieve antwoord op de vraag bepaald. Als de hele puzzel ingevuld is, kunnen de leerlingen van boven naar beneden de naam lezen van de overgrootvader van
Een heel bijzondere familie
Oom Grikkelnak, de schrik van alle piraten. De oplossing is: ZWARTBAARD. Toon het blad met Zwartbaard aan de leerlingen en bespreek de prent. Bronnen: Okki, 04-02-1994 Okki, 26-05-1995 Okki, 27-03-1998 Zonnestraal, 14-06-1996 Boekenlijst: Interessante boeken over piraten: Botting, D. (1979). Zeerovers. Time-Life International. Garwood, V. (1999). De wereld van de piraat. Amsterdam: De Lantaarn. Marchand, P. (1996). Avonturen op zee. Kaleidoscoop van de wetenschap. Lannoo: Tielt. Musschoot, D. (Red.) (1991). Lannoo’s Encyclopedie voor de jeugd. Tielt: Lannoo. Platt, C, & J. Wright (1993). Schateilanden. De fascinerende wereld van piraten, schatgravers en fortuinzoekers. Antwerpen: Standaard Uitgeverij. Platt, R. (1995). Piraten. Ooggetuigenreeks. Antwerpen: Standaard Uitgeverij n.v. Ris-Hoogendoorn (Red.) (1989). Reader’s Digest Feit of Fantasie. Amsterdam: Reader’s Digest. Van Orshoven, I. (1994). De zoon van Zwartbaard. Leuven: Davidsfonds/ Infodok.
Een heel bijzondere familie
LEERKRACHTENDEEL
27
28
LEERKRACHTENDEEL
Een heel bijzondere familie
ZWARTBAARD
Oplossing
M N 6
A
C
H
T
E
R
Z
E
E
R
O
Z
W
A
A
R
D
L
A
T
E
N
R
E
G
E
L
S
T
E
N
B
E
G
R
A
V
W
E
N
v
ó
G
R
O
E
N
P i
V
L
A
G
t
K
A
A
R
T
V
R
O
U
R
D
ª 9
30
LEERKRACHTENDEEL
B
A
A
Een heel bijzondere familie
V
E
R
E
N
7 DE RODE DRAAK TAAK
De leerlingen stellen in groep een verhaal samen door om beurt een deel van het verhaal De rode draak voor te lezen, terwijl hun medeleerlingen in stilte meevolgen.
VAARDIGHEID
Kopiërend lezen. De leerlingen kunnen hun tekst begrijpelijk voorlezen, zodat hun medeleerlingen het verhaal goed kunnen volgen. Beschrijvend lezen. Om hun deel van het verhaal op het geschikte moment te kunnen voorlezen, moeten de leerlingen dit goed begrijpen.
MATERIAAL
Per leerling: - kopie van de zes delen van het verhaal De rode draak: Een raar schip (inleiding, voorgelezen door de leerkracht) Ruzie aan boord Is het eiland behekst? De schat in de tempel De rode draak Hier wil ik blijven! (ontknoping, voorgelezen door de leerkracht)
INTRODUCTIE
Herinner de leerlingen aan de vorige activiteit. Daar kwamen ze het grootste familiegeheim van oom Grikkelnak te weten, namelijk dat zijn overgrootvader de beroemde piraat Zwartbaard was! Op het moment dat Roza en Tom het geheim van de gevaarlijkste piraat aller tijden ontdekten, herinnerden ze zich een verhaal dat hun oom hen ooit eens vertelde, toen hij bij hen thuis op bezoek kwam… Ze hadden altijd gedacht dat het een verzonnen verhaal was, zoals hun oom Grikkelnak er wel meer vertelde, maar nu begrepen ze dat het om een echt gebeurd verhaal ging!!! Het verhaal gaat over een jongetje, Tai, die zonder het goed te beseffen op het schip van kapitein Zwartbaard terechtkomt en daar in een wild avontuur verzeild geraakt. Vraag de leerlingen of ze het verhaal willen horen. Geef elke leerling een kopie van de inleiding (Een raar schip) van het verhaal De rode draak. Lees zelf de inleiding van het verhaal voor. De leerlingen volgen (in stilte) mee. Bedoeling van dit luisterlezen is vooral de leerlingen te motiveren doordat ze op een juiste, spannende toon de sfeer van het verhaal verteld krijgen. Zo worden ze als het ware het verhaal ingetrokken ondanks het feit dat ze wellicht zelf niet zo snel zouden lezen.
KERN
Bespreek (kort!) de inhoud van de inleiding met de leerlingen. Dit kan met behulp van enkele vraagjes, bijvoorbeeld: Wie is de hoofdfiguur? Waar wordt hij door zijn oom mee naartoe genomen? Waar vaart het schip heen? Weet Tai al op welk soort schip hij is terechtgekomen? Hoe denken jullie dat het verhaal zal verdergaan? Willen jullie het vervolg van het verhaal kennen? Geef elke leerling een verschillend deel van het verhaal De rode draak. Vertel de leerlingen dat ze elk een ander deel van het verhaal hebben. De leerlingen gaan nu individueel en stil de stukjes tekst voorbereiden. Wijs de leerlingen erop dat het de bedoeling is dat ze straks hun deel van het verhaal vlot voorlezen. (Want dat is precies de manier om in een dergelijk verhaal de spanning te bewaren!)
Een heel bijzondere familie
LEERKRACHTENDEEL
31
Mogelijke aandachtspunten hierbij kunnen zijn: - niet te snel lezen - juiste intonatie - de woorden duidelijk articuleren Dit voorlezen gebeurt in een bepaalde chronologische volgorde. De leerlingen weten nu nog niet waar het stuk dat zij hebben, past, maar door gericht te luisteren/mee te lezen naar wat hun medeleerlingen voorlezen kunnen zij achterhalen wanneer hun deel van het verhaal aan de orde is. Geef de leerlingen minstens twintig minuten de tijd om hun deel van het verhaal stil voor te bereiden. Help de leerlingen die dat nodig hebben bij deze voorbereiding, bijvoorbeeld door een stukje tekst samen te lezen. Iedere leerling moet zijn tekst minstens éénmaal volledig gelezen hebben. Bespreek opnieuw kort de inleiding op het verhaal wanneer de leerlingen hun eigen deel van het verhaal in stilte gelezen hebben. De leerling die denkt dat zijn deel van het verhaal aansluit bij de inleiding motiveert dit eerst, zonder hierbij te veel te verklappen! De andere leerlingen oordelen op basis van deze informatie mee. Vragen die hierbij eventueel gesteld kunnen worden zijn: Waarom denk je dat jouw stuk van het verhaal nu voorgelezen moet worden? Wat denken jullie (medeleerlingen) ervan? Op deze manier volgt een korte bespreking van elk stukje tekst. Pas wanneer het duidelijk is dat een bepaald deel van het verhaal aan de orde is, mag de betreffende leerling het stukje voorlezen. Geef de andere leerlingen pas dan het betreffende deel, zodat ze kunnen meevolgen. Suggesties voor de vraagjes per tekst: Ruzie aan boord Waarom wil kapitein Zwartbaard naar het eiland varen? Waarom zijn de mannen zo bang om naar het eiland te varen? Waarom wil Tai vluchten, weg van het schip? Wie kan ons iets meer vertellen over wat er de volgende dag zal gebeuren? (De betreffende leerling leest zijn stukje voor als antwoord op deze laatste vraag.) Is het eiland behekst? Waarom moet Tai in de mast klimmen? Er hangt een rode gloed rond het eiland. Wat betekent dat volgens sommige mannen? En volgens kapitein Zwartbaard? Het schip is natuurlijk veel te groot en te zwaar om tot op het strand te varen. Hoe zullen de kapitein en zijn mannen dan op het eiland geraken? (De leerling die het betreffende stukje tekst heeft, leest het onmiddellijk voor als antwoord op deze vraag.) De schat in de tempel Wat staat er in de tempel op het eiland? Lopen de kapitein en zijn mannen onmiddellijk naar de tempel? Waarom niet? Wie zit er voor de deur van de tempel? Wie heeft het stukje van het verhaal waarin iets meer staat over de oude man? De rode draak Is de oude man wel zo zwak als hij eruit ziet? Wat doen de mannen als ze de draak zien? Wat gebeurt er met Tai? Ondersteun de leerlingen bij het voorlezen indien nodig. Grijp alleen direct in
32
LEERKRACHTENDEEL
Een heel bijzondere familie
wanneer er fouten gemaakt worden die ten koste gaan van het begrip van de tekst. Als elk stukje tekst aan bod is gekomen zullen de leerlingen het verdere verloop van het verhaal kennen. (Maar nog niet het slot/de afloop van het verhaal!)
AFSLUITING
Bespreek kort met de leerlingen wat ze van het verhaal vinden, en hoe ze denken dat het verhaal zal aflopen. Lees het slot van het verhaal voor. De leerlingen volgen (in stilte) mee. Bespreek de ontknoping van het verhaal met de leerlingen. Vragen die hierbij eventueel aan bod kunnen komen zijn: Wat vonden jullie van de afloop van het verhaal? Hadden jullie verwacht dat het verhaal op deze manier zou eindigen? Vonden jullie het een spannend verhaal? Zouden jullie graag Tai willen zijn? Zouden jullie ook op het eiland willen blijven? Bron: Burkunk, W., & Geurts, M. (1990). De rode draak. Zoeklichtreeks. Tilburg: Zwijsen De teksten uit deze activiteit zijn gebaseerd op het verhaal van De rode draak uit de Zoeklichtreeks van Zwijsen. Deze reeks is speciaal ontwikkeld voor moeilijke lezers. Er bestaan reeds 126 boeken rond heel uiteenlopende thema’s: piraten, dieren, avonturen, griezelen, vrienden en vriendinnen. Ook vlotte lezers zullen dit soort verhalen waarderen. Wijs de leerlingen op het bestaan van deze reeks en waar ze deze kunnen terugvinden in de openbare/ klas/school-bibliotheek.
Een heel bijzondere familie
LEERKRACHTENDEEL
33
8 HET IS FEEST! 8.1 HET PIRATENFEEST TAAK
De leerlingen voeren leesopdrachten uit ter voorbereiding van een piratenfeest. Opdracht 1: individuele leesopdracht De leerlingen lezen de tekst ’Een piratenfeest organiseren’ en duiden daarin aan wat er nodig is bij het verkleden voor het feest. Opdracht 2: leesopdracht per twee De leerlingen vergelijken de gelezen tekst met een lijst van benodigdheden en schrappen de overbodige spullen van de lijst.
VAARDIGHEID
Structurerend lezen. De leerlingen moeten de teksten lezen met een bepaald doel, en moeten zo telkens relevante van niet-relevante informatie kunnen onderscheiden.
MATERIAAL
Per leerling: - de brief van Oom Grikkelnak - één deel van de tekst ’Een piratenfeest organiseren’ - markeerstift (eventueel kleurpotlood of gewone stift) - potlood en gom Per twee leerlingen: - ‘Het piratenlijstje van Roza en Tom’ De gehele activiteit zal twee lesuren in beslag nemen. Tijdens het eerste lesuur komt de individuele leesopdracht aan bod. Tijdens het tweede lesuur werken de leerlingen aan de leesopdracht per twee.
INTRODUCTIE
Herinner de leerlingen aan de rare oom van Roza en Tom. Vertel de leerlingen dat Roza en Tom op zekere dag een briefje van hun oom Grikkelnak in de brievenbus vonden. Zeg dat je de brief voor iedereen gekopieerd hebt. Deel de briefjes uit. Laat de leerlingen de brief stil lezen. Bespreek de brief van de rare oom van Roza en Tom met de leerlingen. Vragen die hierbij eventueel aan bod kunnen komen zijn: Wat schrijft oom Grikkelnak? Wat gaat er gebeuren? Wat wil de oom dat Roza en Tom gaan doen? Zou hij echt een piratenschat meebrengen? Vertel de leerlingen dat Roza en Tom speciaal voor oom Grikkelnak en de vrienden uit het dorp een piratenfeestje gaan organiseren. Niet zomaar een gewoon welkomstfeestje voor de oom, maar een feest met als thema ‘piraten’. Mogelijke vragen hierbij zijn: Hoe zou zo’n feest eruit kunnen zien? Wat zouden Roza en Tom allemaal kunnen doen op dat feest? Hoe zouden ze het huis kunnen versieren? Wat zouden ze kunnen eten en drinken?
Een heel bijzondere familie
LEERKRACHTENDEEL
35
Dit gesprekje is vooral bedoeld om de leerlingen actief te betrekken bij het feest en hen al wat voor te bereiden op wat er komen gaat. Het is zeker niet de bedoeling dat dit te veel tijd in beslag neemt. Vertel de leerlingen dat zij Roza en Tom gaan helpen om het piratenfeest te organiseren. Daarvoor zullen ze enkele opdrachten moeten uitvoeren.
KERN
Opdracht 1 Vertel de leerlingen dat je in de bibliotheek een boekje hebt gevonden over feestjes. Er stond ook iets in over een piratenfeestje. Je hebt dat deel gekopieerd voor de leerlingen. Deel de tekst ‘Een piratenfeest organiseren’ uit. Twee leerlingen krijgen het eerste deel van die tekst, de andere twee leerlingen het tweede deel. Leg aan de leerlingen uit dat ze eerst in de tekst moeten aanduiden wat Roza en Tom allemaal nodig hebben voor het feest. Daarvoor gebruiken de leerlingen een markeerstift. Verklap ook al dat ze later zullen opzoeken van wie Roza en Tom verschillende dingen kunnen lenen en wat ze moeten kopen in de winkel. Doe eventueel bij elk groepje eens voor hoe je met de markeerstift in de tekst sommige dingen moet aanduiden. Duid bijvoorbeeld iets aan wat je nu juist niet nodig hebt om een piratenfeest te organiseren. De leerlingen zullen moeten aanduiden wat je juist wel nodig hebt. De bedoeling van het voordoen is dat je de leerlingen erop wijst dat ze niet onmiddellijk bij het lezen van de eerste zin al met zekerheid kunnen zeggen wat ze precies nodig zullen hebben. Het is echt belangrijk dat ze op voorhand de hele tekst lezen vooraleer ze met zekerheid kunnen zeggen wat ze nodig zullen hebben voor het piratenfeest. De leerlingen lezen de tekst en denken vooral aan ‘wat heb je allemaal nodig om een piratenfeest te organiseren?’ Terwijl ze de tekst een tweede keer lezen, duiden ze dit aan met een markeerstift. Ondersteun de leerlingen die het nodig hebben tijdens de uitvoering van deze opdracht. Bespreek kort met de leerlingen wat ze hebben aangeduid. Ga na of iedereen ongeveer hetzelfde heeft aangeduid. Het is hier zeker niet de bedoeling dat er veel tijd wordt besteed aan het overlopen van de verschillende benodigdheden. Het is ook niet noodzakelijk dat de leerlingen allemaal hetzelfde hebben aangeduid, of dat al het nodige is aangeduid. Bij opdracht 2 gaan de leerlingen immers per twee werken met de tekst, en dan worden de belangrijke verschillen en/of tekorten vanzelf duidelijk. Vragen die bij deze bespreking eventueel aan bod kunnen komen zijn: Zijn dat spullen die moeilijk te vinden zijn? Moeten Roza en Tom veel dingen gaan kopen? Ben je zeker dat ze dat nodig hebben? Hoe weet je dat?
Opdracht 2 Vertel de leerlingen het volgende: Aangezien Roza en Tom ook hun vrienden uitnodigen op het piratenfeest, moeten ze er wel voor zorgen dat ze genoeg spullen in huis hebben. Roza en Tom hebben al een lijstje gemaakt van wat ze denken dat ze allemaal nodig zullen hebben voor hun feest. Helpen jullie hen met hun lijstje?
36
LEERKRACHTENDEEL
Een heel bijzondere familie
Vorm groepen van twee leerlingen die beiden hetzelfde deel van de tekst hebben gelezen. Geef elk duo een kopie van ‘Het piratenlijstje van Roza en Tom’ en leg hen uit wat de bedoeling van de opdracht is: Je ziet dat Roza en Tom een hele lange lijst hebben gemaakt. Ze hebben eigenlijk veel te veel opgeschreven. Maar zij hebben natuurlijk het boekje over hoe je een piratenfeest moet organiseren niet gelezen! Wat jullie nu gaan doen, is eerst aanduiden wat Roza en Tom zeker wél nodig hebben, volgens de tekst die jullie hebben gelezen. Straks leggen we dan onze twee lijstjes naast elkaar en kunnen we schrappen wat ze zeker NIET nodig hebben. Daar moeten ze dan al niet meer naar gaan zoeken. Wij helpen Roza en Tom dus om hun lijstje korter te maken. De kolommen die aan de rechterkant van het lijstje staan, daar moet je nog niet op letten, dat is voor de volgende keer. Dan gaan we namelijk zoeken bij wie ze wat kunnen gaan halen. De leerlingen duiden per twee op de lijst van Roza en Tom aan wat Roza en Tom nodig hebben volgens het deel van de tekst ‘Een piratenfeest organiseren’ dat ze net hebben gelezen en waarin ze een aantal dingen hebben aangeduid. De leerlingen duiden de dingen die nodig zijn aan met een potloodkruisje, zodat ze zichzelf eventueel kunnen verbeteren. De leerlingen mogen zich daarbij niet beperken tot de dingen die ze daarnet hebben aangeduid, want misschien zijn ze zelf ook wel onvolledig geweest. Doordat de leerlingen per twee hetzelfde deel van de tekst hebben gelezen, kunnen ze elkaar aanvullen. Ondersteun de leerlingen bij het aanduiden van de nodige spullen. Vragen die hierbij aan bod kunnen komen, zijn: Denk je dat zeerovers dat nodig hebben? Waar staat dat in de tekst? Waarom denk jij dat ze het niet nodig hebben? (Bijvoorbeeld wanneer de ene leerling het wel nodig vindt, en de andere niet) Waar kunnen we het vinden in de tekst? Wat staat er over groene kleren? Weet je zeker dat ze dit niet nodig hebben; lees dat stukje eens: misschien staat daar iets over …?
AFSLUITING
Overloop samen met de leerlingen de lijst van Roza en Tom, waarbij de twee groepjes bij elk voorwerp uit de lijst telkens aangeven of zij vinden dat Tom en Roza het nodig hebben of niet. Als geen van de twee groepjes leerlingen het nodig vindt, kan dit voorwerp van de lijst geschrapt worden. De leerlingen doen dat dan ook op hun lijst. Stel bij dit overlopen ook telkens vragen zodat de leerlingen hun keuze moeten verantwoorden en bij twijfel kunnen teruggrijpen naar de tekst. Suggesties voor vragen: Waarvoor hebben Roza en Tom dat zilverpapier dan nodig? Waarom hebben ze geen rok nodig? Hoe weet je dat ze geen laarzen nodig hebben? Houd een gesprek met de leerlingen over de opdrachten. Mogelijke vragen hierbij zijn: Zou het feest van Roza en Tom voor hun oom een duur feest worden? Moeten ze veel spullen gaan kopen? Blijft er nog veel over op de lijst?
Een heel bijzondere familie
LEERKRACHTENDEEL
37
Oplossing: (de oplossingen: doorstreept = niet nodig, niet doorstreept = nodig, ? = afhankelijk van wat de leerlingen vinden)
Het piratenlijstje van Roza en Tom cavia doeken met verfvlekken een goudvis gestreepte kleren geweren gitaar gouden verf grijze verf groene en bruine kleren groene verf hangmat houten zwaarden jurken karton kettingen kleren met scheuren erin kleren met verfvlekken erop korte broeken? (wat vinden de lln.:zomer of winter? binnen of buiten?) laarzen landkaarten lange broeken? (zie boven) lange rokken lege wijnflessen lippenstift mooie kleren ooglappen oorbellen piano piratenvlag plastiek folie plastieken zwaarden? (of hebben de leerlingen liever kartonnen of houten zwaarden?) pruiken riemen sandalen? (vinden de lln. dat gemakkelijke schoenen?) scharen schoenen met hoge hakken spaghetti sportschoenen vogels in een kooi zeeroversschip zonnebril zwart oogpotlood zwarte stiften zwarte stof zwarte verf
38
LEERKRACHTENDEEL
Een heel bijzondere familie
8.2 WIE HEEFT DE PIRATENSPULLEN? TAAK
De leerlingen lezen teksten over de verschillende personages opnieuw en duiden op de lijst van benodigdheden aan bij wie Roza en Tom bepaalde spullen kunnen vinden.
VAARDIGHEID
Structurerend lezen. De leerlingen moeten de teksten lezen met een bepaald doel, en moeten zo telkens relevante van niet-relevante informatie kunnen onderscheiden.
MATERIAAL
Per leerling: - één van de vier teksten ‘Wie ben ik?’ uit activiteit 2 ‘Wij gaan verhuizen!’ (voorzie ook een reserve-kopie van elke tekst voor de snellere lezers) - potlood en gom Per twee leerlingen: - ‘Het piratenlijstje van Roza en Tom’ waarop de leerlingen in activiteit 8.1 de benodigdheden hebben aangeduid
INTRODUCTIE
Herinner de leerlingen aan het lijstje van Roza en Tom uit de vorige activiteit. Overloop eventueel nog eens samen met de leerlingen dat lijstje. Wijs de leerlingen op het probleem waar Roza en Tom nu voorstaan: ze weten nu al wat ze precies nodig hebben, maar ze weten nog niet waar ze al die spullen kunnen vinden. Willen de leerlingen Roza en Tom nog eens helpen? Leg de opdracht uit: Herinneren jullie je nog dat onze bijzondere familie veel kisten bijhad toen ze verhuisden naar het huis van oom Grikkelnak? Daar zaten heel veel spullen in. Het zou dus goed kunnen dat Roza en Tom al heel wat spullen in huis hebben! (En zo moeten ze zo weinig mogelijk spullen in de winkel kopen.) We gaan dan ook proberen om zoveel mogelijk spullen te zoeken bij de verschillende gezinsleden. We schrijven dus bij elk deeltje van de lijst in wie zijn materiaal Roza en Tom moeten gaan neuzen om te vinden wat ze zoeken: bij papa Paolo, bij mama Sonia, bij Roza of bij Tom. Om goed te weten aan wie Tom en Roza iets moeten vragen, gaan jullie opnieuw de tekstjes lezen die over deze personen gaan. Daarna gaan jullie achter alle spullen die ze nodig hebben, aanduiden bij wie ze het kunnen vinden. Jullie gaan dat doen door telkens een kruisje te zetten in de juiste kolom. Als ze het bij papa Paolo kunnen vinden, zetten jullie een kruisje in de kolom van papa Paolo. Zien jullie welke kolom dat is? Als ze het aan mama Sonia moeten vragen, zetten jullie een kruisje in de kolom van mama Sonia enzovoort. Als Roza en Tom nog iets moeten gaan kopen, zetten jullie een kruisje in de kolom ‘winkel’.
KERN
Geef elke leerling een andere tekst uit de reeks ‘Wie ben ik?’ (zie activiteit 2). Zo kunnen de leerlingen elk het ‘Het piratenlijstje van Roza en Tom’ overlopen en een kruisje zetten in de kolom van hun persoon, als ze denken dat Roza en Tom het ding bij hun persoon kunnen vinden. Illustreer dit even met een voorbeeld van iets wat Roza en Tom niet nodig hebben, bijvoorbeeld een piano. Stel dat Roza en Tom een piano nodig zouden hebben. Dan lees ik in mijn tekstje of mijn persoon een piano heeft. Wie heeft
Een heel bijzondere familie
LEERKRACHTENDEEL
39
er een piano? Papa Paolo, mama Sonia, Roza of Tom? Goed zo, mama Sonia speelt piano, dus zal ze ook wel een piano hebben. Degene die het tekstje van mama Sonia heeft gelezen, zet dus een kruisje achter ‘piano’ in de juiste kolom, dat is de kolom van mama Sonia. Doe dit even bij de leerlingen voor, zodat ze goed weten wat de bedoeling is. Aangezien de leerlingen bij de vorige opdracht per twee hebben gewerkt, hebben ze nu ook één lijst per twee. Elke leerling kruist echter alleen in de kolom van zijn persoon aan. Ze zoeken natuurlijk ook alleen naar de spullen die nog overblijven op de lijst. De spullen die de leerlingen in de vorige activiteit hadden geschrapt van de lijst, hebben Roza en Tom niet nodig. Het is dan ook niet nodig dat de leerlingen gaan zoeken naar waar ze die spullen kunnen vinden. Het kan ook zijn dat bij bepaalde spullen meerdere kruisjes staan, wanneer die spullen bij verschillende personages te vinden zijn. Mochten de leerlingen snel klaar zijn, kunnen ze de teksten uitwisselen, om te kijken of de andere niets vergeten is en eventuele aanpassingen aanbrengen in de lijst. Zo kan een soort doorschuifsysteem ontstaan waarbij de leerlingen om de beurt een tekst van een bepaald personage lezen en telkens veranderingen aanbrengen op hun lijst. Afhankelijk van de resterende tijd en de leessnelheid van de leerlingen, zullen de leerlingen een ander aantal teksten lezen. Voorzie ook meerdere kopies van de persoonsbeschrijvingen, zodat snelle lezers meer teksten kunnen lezen dan de trage lezers. Ondersteun de leerlingen waar nodig. Vragen die bijvoorbeeld aan bod kunnen komen zijn: Jij hebt papa Paolo. Wat kunnen Roza en Tom allemaal bij hem vinden? Heeft papa Paolo gestreepte hemden? Hoe weet je dat? Staat daar iets over in de tekst? Als we er niets van weten, zullen we het maar niet bij hem zetten, want misschien houdt papa Paolo wel helemaal niet van gestreepte kleren. Wat heeft papa Paolo wel? Waar staat dat in de tekst? Ben je wel zeker? Zet dan maar een kruisje in de kolom van papa Paolo.
AFSLUITING
Bespreek de opdracht met de leerlingen door de twee lijsten (van de twee verschillende groepjes) samen te voegen. De twee groepjes hebben immers ook andere persoonsbeschrijvingen gelezen. Per voorwerp dat Roza en Tom nodig hebben, wordt gekeken bij welke persoon Roza en Tom dat voorwerp kunnen vinden. Bij de spullen waar niemand een kruisje achter heeft gezet, wordt beslist of Roza en Tom dit moeten gaan kopen in de winkel of niet. Ook bij deze opdracht is het veel belangrijker dat de leerlingen kunnen verantwoorden op basis van de tekst waarom zij wel/niet vinden dat hun persoon dit voorwerp heeft, dan dat alle leerlingen dezelfde ‘juiste’ oplossing hebben. Vandaar ook de vraagtekens in de oplossingentabel. Zo kan men ervan uitgaan dat mama Sonia karton heeft omdat ze veel tekent. Maar aangezien iedereen wel karton kan hebben/vinden, kan dit ook bij de andere gezinsleden ingevuld worden. Een schaar of een riem kan ook iedereen hebben. Vertel de leerlingen dat je de bladen zult bezorgen aan Roza en Tom en dat die vast heel blij zullen zijn.
40
LEERKRACHTENDEEL
Een heel bijzondere familie
Tip
Deze activiteit biedt de mogelijkheid om, buiten de remediëringsmomenten, de overige leerlingen van de klas erbij te betrekken: er kan bijvoorbeeld, bij wijze van afsluiter van dit thema over de bijzondere familie, een piratenfeest georganiseerd worden in de reguliere klas. Geef de leerlingen de opdracht om zoveel mogelijk spullen van thuis mee te brengen om zelf een piratenfeest te organiseren in de klas. Je geeft ook aan de leerlingen van de reguliere klas een kopie van de tekst ‘Een piratenfeest organiseren’ met dezelfde leesopdracht erbij: maak op basis van deze tekst een lijstje van de spullen die je moet meebrengen voor het piratenfeest. Zo hebben zij ook een leesopdracht, en kunnen zij ook deelnemen aan het gezamenlijke piratenfeest!
Een heel bijzondere familie
LEERKRACHTENDEEL
41
Oplossing:
Het piratenlijstje van Roza en Tom cavia doeken met verfvlekken een goudvis gestreepte kleren geweren gitaar gouden verf grijze verf groene en bruine kleren groene verf hangmat houten zwaarden jurken karton kettingen kleren met scheuren erin kleren met verfvlekken erop korte broeken laarzen landkaarten lange broeken lange rokken lege wijnflessen lippenstift mooie kleren ooglappen oorbellen piano piratenvlag plastiek folie plastieken zwaarden pruiken riemen sandalen scharen schoenen met hoge hakken spaghetti sportschoenen vogels in een kooi zeeroversschip zonnebril zwart oogpotlood zwarte stiften zwarte stof zwarte verf
42
LEERKRACHTENDEEL
Papa Paolo
Mama Sonia
Roza
Tom
winkel
X X X X X
X X?
X? X
X?
X?
X
X
X
X
X X
X
X?
X X
X X X? X
X
X
X
X?
X?
X?
X?
X X
X X X
X?
X?
Een heel bijzondere familie
X X X
X?
X?