DE DOLLE DIERENKRANT
DE DOLLE DIERENKRANT
Leerkrachtendeel
1 ROMMEL OP DE REDACTIE! TAAK
De leerlingen ordenen een krant. Zij zoeken bij elk artikel een titel en een tekening.
VAARDIGHEID
Beschrijvend lezen. Om de goede titel en tekening bij een artikel te vinden, moeten de leerlingen de globale inhoud van de artikels begrijpen.
MATERIAAL
- envelop, waarop geschreven staat: SPOED en het adres van de school - een gewone krant - enveloppen of paperclips Per leerling: - kopie van de brief van Victor Vogel - een set (A) van vijf uitgeknipte artikels, titels en tekeningen (voor het eerste lesuur) en een set (B) van zes uitgeknipte artikels, titels en tekeningen (voor het tweede lesuur) De twee sets bestaan uit de volgende artikels: Set A 1. Hond wordt verliefd op konijn (naar Van Laerhoven, B.) (1991). 2. Vos is erg geschrokken! (naar Van De Waarsenburg, T.) 3. De slimme vos 4. Konijn beleeft groot avontuur! (naar Schröder, R., & Busser, M.) (1997). 5. Wat een pret! Set B 6. Rothond? (naar Okki, nr.13, 15-03-1996). 7. Waarom zijn alle dinosaurussen uitgestorven? (Ranger, L.) (1997). 8. Nieuw dier met vlekken! 9. Hond krijgt eindelijk naam (naar Verleyen, K.) (1996). 10. De uil (naar Huber, D.). 11. Maak zelf een kooi voor je cavia! (naar Krever, A. & Koolen J.). De gehele activiteit zal twee lesuren in beslag nemen. In elk lesuur wordt één setje artikels geordend.
INTRODUCTIE
Vertel de leerlingen dat de postbode vanmorgen niet alleen de krant heeft bezorgd (toon de gewone krant), maar dat er ook een speciale brief in de bus zat. Op de envelop staat dat de brief met spoed bezorgd moet worden. Het zal dan wel een heel belangrijke brief zijn! De brief is van Victor Vogel, de hoofdredacteur van De Dolle Dierenkrant. Zeg dat je de brief voor iedereen gekopieerd hebt. Geef aan elke leerling een kopie van de brief. Lees de brief aan de leerlingen voor, de leerlingen lezen mee. Bespreek de brief met de leerlingen. Houd deze bespreking kort. Het is de bedoeling dat de leerlingen zo snel mogelijk aan het lezen gaan.
KERN
Ga even na of alle leerlingen de betekenis kennen van de woorden ‘artikel, redactie...’ Verduidelijk indien nodig aan de hand van de (gewone) krant. Elke leerling krijgt set A (artikels, titels en tekeningen). Leg uit dat de chaos zo groot was dat Victor Vogel, de hoofdredacteur, al het materiaal heeft verdeeld in twee sets, één van vijf artikels en één van zes artikels. De tweede set (B) zal in de volgende les geordend worden, zodat uiteindelijk de hele krant klaar is.
De Dolle Dierenkrant
LEERKRACHTENDEEL
1
De leerlingen gaan zelfstandig aan het werk. Ze moeten de artikels goed lezen om tot de goede oplossing te komen. Bied tijdens deze activiteit hulp aan de leerlingen die dat nodig hebben. Stel vragen die de leerlingen helpen de tekst te begrijpen, bijvoorbeeld: Waar gaat dit artikel over? Waarom denk je dat deze tekening bij dit artikel past? Wat gebeurt er op de tekening? Bij welk artikel past dat? Vertel de leerlingen dat ze uiteindelijk de twee sets in een lege krant moeten plakken. Ze moeten dus nu de artikels, titels en tekeningen die ze al uitgezocht hebben goed bij elkaar houden, bijvoorbeeld in een envelop of met paperclips.
AFSLUITING
De leerlingen hebben de artikels, titels en tekeningen voor de krant geordend. Bespreek het werk met de leerlingen. In dit gesprek kunnen vragen gesteld worden over de inhoud van de artikels, bijvoorbeeld: Welk artikel vonden jullie het leukst en waarom? Waarom past deze titel of deze tekening bij dit artikel? Wat vonden jullie een moeilijk artikel? Hoe hebben jullie de juiste titel en tekening bij het gepaste artikel gevonden ? De goede oplossingen moeten aan bod komen, zodat de leerlingen kunnen zien of ze het goed gedaan hebben. Hierbij is het van essentieel belang dat de leerlingen hun oplossing beargumenteren door naar de teksten te verwijzen. Opmerking: Als de leerlingen alle artikels, titels en tekeningen van de twee sets geordend hebben, en er is nog tijd over binnen de les, dan mogen ze de krant als extra activiteit in elkaar plakken. (zie: Extra activiteit: Hoe plak je de krant in elkaar?) Als er aan het eind van de twee lesuren geen tijd meer over is voor de extra plakactiviteit, dan kan die eventueel buiten de remediëringsuren uitgevoerd worden. Bronnen: Huber, D. De uil met zeven zuurtjes. Amsterdam: Ploegsma. Krever, A. & Koolen J., Houden van en zorgen voor mijn cavia! Den Bosch: Malmberg. Okki nr. 13, p. 22-23, 15-03-1996. Ranger, L. (1997). Laura’s gedichten. Vertaald door Guus Middag & Gerrie Bruil. Amsterdam: De Bezige Bij. Schröder, R., & Busser, M. (1997). Er zweeft een roos varken door de lucht. In: Het grote versjesboek. Van Holkema & Warendorf. Van De Waarsenburg, T. De hik-hik-hik. In: Bonbon de heks. Tilburg: Zwijsen. Van Laerhoven, B. (1991). Een lief mormel. Tilburg: Zwijsen. Verleyen, K. (1996). Een naam voor Hond. Leuven: Davidsfonds/Infodok.
2
LEERKRACHTENDEEL
De Dolle Dierenkrant
EXTRA ACTIVITEIT: HOE PLAK JE DE KRANT IN ELKAAR? TAAK
Nadat de leerlingen de twee sets met artikels gesorteerd hebben, plakken ze de krant volgens de aanwijzingen in elkaar.
VAARDIGHEID
Beschrijvend lezen. Om de krant goed in elkaar te kunnen plakken, moeten de leerlingen de aanwijzingen stap voor stap kunnen begrijpen.
MATERIAAL
- A3-blad waarop de woorden ‘links’, ‘rechts’, ‘boven’ en ‘onder’ op de juiste plaats geschreven staan. Dit blad kan op het bord gehangen worden. Per leerling: - de ‘lege’ krant (titelbladzijde + ‘Binnenlands nieuws’ blz. 2-6, achteraan in het leerlingendeel, gekopieerd op A3-formaat) - gesorteerde artikels, titels en tekeningen van set A en B uit activiteit 1 - aanwijzingen ‘Hoe plak je de krant in elkaar?’ - lijm
INTRODUCTIE
Vertel de leerlingen dat ze nu de gesorteerde artikels in de krant mogen plakken. Victor Vogel wil natuurlijk een mooie krant. Daarom heeft hij een aantal aanwijzingen gegeven over hoe de krant in elkaar geplakt moet worden, zodat alles mooi in de krant past. Geef elke leerling een blad met aanwijzingen. Laat de leerlingen de aanwijzingen stil lezen. Controleer daarna of de opdracht begrepen is, bijvoorbeeld: Wat moet je doen met het verhaal van het konijn dat gaat vliegen? en Wijs eens aan op dit papier. Wijs hierbij naar het A3-blad dat op het bord hangt. Geef de leerlingen de benodigde materialen: de lijm, de lege krant (A3-bladen) en de gesorteerde artikels uit de vorige activiteit.
KERN
De leerlingen lezen de aanwijzingen en plakken de artikels vervolgens in de krant. Wijs leerlingen die moeilijkheden hebben met termen als ‘links’ en ‘boven’ op het A3-blad dat op het bord hangt.
AFSLUITING
Als alle leerlingen de krant in elkaar geplakt hebben, worden de kranten vergeleken. Bespreek eventuele verschillen en verwijs daarbij naar de aanwijzingen, bijvoorbeeld: Waarom heb je de krant zo in elkaar geplakt? Waar staat dat in de tekst van Victor Vogel? Vertel de leerlingen dat je een kopie van de krant zal opsturen naar Victor Vogel.
De Dolle Dierenkrant
LEERKRACHTENDEEL
3
2 NIEUWSLEZERS GEZOCHT! TAAK
De leerlingen worden gevraagd om voor de televisie (of eventueel de radio) het nieuws uit De Dolle Dierenkrant voor te lezen.
VAARDIGHEID
Kopiërend lezen. De leerlingen lezen de artikels uit De Dolle Dierenkrant voor, zodat de andere leerlingen ze goed kunnen begrijpen.
MATERIAAL
- eventueel: een kartonnen doos zonder bodem als tv-kader Per leerling: - de uiteindelijk goed in elkaar geplakte krant van activiteit 1 - kaartjes met vragen over de artikels
INTRODUCTIE
Vertel dat de redactie van De Dolle Dierenkrant nieuwslezers zoekt die het nieuws uit de krant op de televisie kunnen voorlezen. Victor Vogel, de hoofdredacteur van de krant, was zo tevreden over het resultaat van de vorige opdracht, dat hij de klas wil vragen of zij deze nieuwsuitzending over De Dolle Dierenkrant willen maken. Bespreek met de leerlingen waar een goede nieuwslezer op moet letten. Mogelijke aandachtspunten hierbij zijn: - niet te snel lezen - juiste intonatie - de woorden duidelijk articuleren - goed letten op de leestekens
KERN
Geef elke leerling één artikel dat hij/zij moet voorlezen. De keuze van deze artikels kan bepaald worden door de interesse van de lezer. De leerlingen moeten zich goed kunnen voorbereiden op het voorlezen van de tekst. Geef ze daarom voldoende tijd om hun tekst eerst stil te lezen. Elke leerling komt als nieuwslezer aan de beurt. Laat de nieuwslezer plaatsnemen achter het kartonnen tv-kader. De overige leerlingen kijken naar het nieuws en hebben het betreffende artikel niet voor zich. Vertel deze leerlingen vooraf dat ze na de ‘uitzending’ vragen moeten beantwoorden over het nieuws, zodat ze met dat doel luisteren. Feedback over het lezen van de nieuwslezer wordt voornamelijk achteraf gegeven. Grijp alleen direct in wanneer er fouten gemaakt worden ten koste van het begrip van het artikel. Bij de feedback kunnen onder meer de bovengenoemde aandachtspunten besproken worden. Aan de kijkers worden na de ‘uitzending’ vragen gesteld over het nieuws. Deze vragen staan op kaartjes, die voorgelezen worden door de leerling die als nieuwslezer aan de beurt is. Hij controleert ook als eerste of de vragen goed beantwoord worden. Wanneer de nieuwslezer de verkeerde antwoorden niet corrigeert, probeer dan door vragen te stellen op het goede antwoord aan te sturen.
AFSLUITING
4
LEERKRACHTENDEEL
Bespreek de opdracht met de leerlingen. Hoe hebben de leerlingen bijvoorbeeld hun rol als nieuwslezer en als luisteraar ervaren?
De Dolle Dierenkrant
Tip
Deze activiteit biedt de mogelijkheid om, buiten de remediëringsmomenten, de overige leerlingen van de klas bij de activiteit te betrekken: het nieuws kan in de klas gebracht worden als radionieuws. De verschillende nieuwsberichten worden tijdens de remediëringsles door de leerlingen voorbereid, voorgelezen en opgenomen op cassette. Vervolgens kan deze opname op een ander moment beluisterd worden door de hele klas. Vertel deze leerlingen vooraf dat ze na de ‘uitzending’ vragen moeten beantwoorden over het nieuws, zodat ze met dat doel luisteren. De leerlingen die leesremediëring volgen kunnen nadien, als volleerde quizmasters, hun medeleerlingen vragen stellen over het nieuws.
Oplossing:
Hond wordt verliefd op konijn 1. Hoe heet de hond? Bul. 2. Hoe heet het baasje van de hond? Jon. 3. Wie is Wolstaart? Een konijn uit het bos. 4. Hoe komen Bul de hond en Wolstaart het konijn elkaar tegen? Bul liep met Jon in het bos. Bul was overal aan het snuffelen. Hij stootte met zijn kop tegen een boom. Hij moest een beetje huilen. Wolstaart troostte Bul. 5. Waarom kreeg de hond een raar gevoel in zijn buik? Omdat hij een beetje verliefd werd op het konijn.
Vos is erg geschrokken! 1. Waarom belde Mevrouw Vos de dokter? Mijnheer Vos had de hik. 2. Wat moest Mijnheer Vos eerst doen van de dokter? Veel water drinken. 3. Hielp dat? Nee, hij hikte nog steeds. 4. Wat moest Mijnheer Vos daarna doen van de dokter? De dokter zei dat Mijnheer Vos niets meer mocht eten. 5. Waarom was de hik opeens over? Mijnheer Vos was zo erg geschrokken van wat de dokter zei, dat de hik opeens weg was!
De Dolle Dierenkrant
LEERKRACHTENDEEL
5
De slimme vos 1. Wie is de baas van het Berenbos? Baloe. 2. Wat deed de oppasser? Hij gooide een vis op de grond. 3. Wie hadden er wel zin in een vis? De beer (Baloe) en de vos. 4. Hoe kreeg de vos de vis te pakken? Baloe had de vis in zijn muil. De vos wilde de vis afpakken. Baloe begon met volle mond te brullen en daarom liet hij de vis vallen. Zo kon de vos de vis pakken. 5. Welk dier is het slimste dier van het Berenbos? De vos.
Konijn beleeft groot avontuur! 1. Hoe heet het konijn? Sari (Konijn). 2. Waarom was het konijn eerst heel blij? Omdat er een jongetje over haar kopje aaide. 3. Wat deed het jongetje dan? Het jongetje haalde Sari Konijn uit haar kooi en bond zijn ballon aan haar vast. 4. Wat gebeurde er toen met het konijn? Het jongetje liet het konijn en de ballon los en zo vloog Sari de lucht in. 5. Wie heeft het konijn gered? De oppasser. 6. Loopt het verhaal goed af? Ja, Sari Konijn werd gered door de oppasser. Ze had zich geen pijn gedaan. De oppasser gaf Sari een lekker worteltje en de jongen moest als straf zonder eten naar bed.
Wat een pret! 1. Wat is de grootste rat van de wereld? Een reuzenrad! 2. Waarom eet een tijger altijd rauw vlees? Omdat hij niet kan koken! 3. Welke slang eet nooit, maar drinkt veel? Een tuinslang! 4. Waarom zie je nooit een vis met een bril op? Omdat er geen brillen met ruitenwissers bestaan! 6
LEERKRACHTENDEEL
De Dolle Dierenkrant
Rothond? 1. Wie is het baasje van Max? Marie. 2. Waarom begon Max opeens te rennen? Max zag een poes. 3. Wat gebeurde er toen? Marie riep Max, maar die luisterde niet en rende heel hard achter de poes aan. 4. Waarom viel de buurman op de grond? Max keek niet uit en liep tegen de buurman. Zo viel de buurman op de grond. 5. Was Max echt weggelopen? Nee. Hij was alvast naar huis gelopen. 6. Is Max echt een rothond? Nee, natuurlijk niet. Hij is vaak heel lief. Maar soms kan hij wel eens stout zijn.
Waarom zijn alle dinosaurussen uitgestorven? 1. At de Tyrannosaurus Rex ook groenten? Nee, hij at alleen maar vlees. 2. Hoe zagen de handen van de Tyrannosaurus Rex eruit? Hij had heel kleine handen. 3. Welke kleur had het vel van de Tyrannosaurus Rex? Zijn vel was groen. 4. Waarom zijn alle dinosaurussen uitgestorven? Eerst at de Tyrannosaurus Rex alle dinosaurussen op. Hij is doodgegaan omdat er dan niets meer te eten was.
Nieuw dier met vlekken! 1. Wat zag boer Jef vandaag? Een geit met paarse vlekken. 2. Was dat een nieuw dier? Nee. 3. Hoe kan het dat de geit paarse vlekken had? De geit had een pot met paarse verf omgetrapt en ze zat nu helemaal onder de verf. 4. Wat deed boer Jef toen? Boer Jef heeft de geit snel gewassen. 5. Ziet de geit er nog steeds vreemd uit? Nee, nu is de geit weer proper en staat ze opnieuw in de wei. De Dolle Dierenkrant
LEERKRACHTENDEEL
7
Hond krijgt eindelijk naam 1. Hoe merkte Victor dat zijn hond verdrietig was? De hond wilde niet meer mee gaan wandelen naar het bos. Zelfs als Victor hem een bot gaf, was de hond niet blij. 2. Waar moest de hond toen naartoe? Naar de dokter/dierenarts. 3. Was de hond ziek? Nee, maar Victor dacht wel dat de hond daarom zo verdrietig was. 4. Moest de hond pilletjes nemen? Nee, want hij was niet ziek. 5. Waarom begon de hond te huilen? Hij was verdrietig omdat hij nog geen naam had. (Victor noemde hem altijd gewoon Hond). De hond wou graag een naam. 6. Wat is de naam van de hond nu? Max.
De uil 1. Hoeveel zuurtjes had de uil? Zeven. 2. Hoeveel verschillende dieren vroegen de uil om een zuurtje? Vier. 3. Noem twee dieren die de uil om een zuurtje vroegen. De egel, de tor, het konijn en de hagedis. 4. Wat deed de uil met zijn zuurtjes? Hij at ze allemaal zelf op!
8
LEERKRACHTENDEEL
De Dolle Dierenkrant
Maak zelf een kooi voor je cavia! 1. Heeft een cavia een grote of een kleine kooi nodig? Een ruime/grote kooi (groot genoeg zodat de cavia zich voldoende kan bewegen). 2. Waar kun je de kooi van maken? Van hout. 3. Waarom moet je hooi en zaagsel in de kooi leggen? Dat is lekker warm voor het dier. Daar kan de cavia zich in verstoppen. En hij kan er ook in slapen. 4. Hoeveel stenen bakjes heb je nodig? Twee (één voor droogvoer en één voor water). 5. Waarom moeten de stenen bakjes zwaar zijn? Dan kan de cavia ze niet omduwen. 6. Waarom is het dak van de kooi van gaas? Zo kan je het dak eraf halen om de kooi schoon te maken, of om water en voer te geven. Het gaas houdt de kat tegen. 7. Mag een cavia buiten in een kooi zitten? Nee, je zet de kooi best op een warme plaats zonder tocht. (Als het warm is in de zomer mag de kooi misschien wel eens buiten staan.)
De Dolle Dierenkrant
LEERKRACHTENDEEL
9
3 DOLLE DENKPUZZEL TAAK
De leerlingen vullen een puzzel in aan de hand van een aantal tips.
VAARDIGHEID
Beschrijvend lezen. Om de puzzel correct in te kunnen vullen, moeten de leerlingen de tips grondig lezen en goed begrijpen.
MATERIAAL
Per leerling: - de ‘lege’ krant (‘Puzzelpagina’ blz. 7, gekopieerd op A3-formaat) - opgave bij de puzzel - dolle denkpuzzeltips - lege denkpuzzel om in de krant te plakken - denkpuzzel om in te vullen en ondersteboven als oplossing in de krant te plakken (verkleind kopiëren) - potlood en gom
INTRODUCTIE
Vertel de leerlingen dat er ook een denkpuzzel in de krant staat. De lezers van De Dolle Dierenkrant lossen deze puzzel op en willen natuurlijk in de krant kijken of ze het goede antwoord hebben gevonden. Daarom moet de redactie (de leerlingen) eerst zelf de puzzel oplossen. Dan kan Victor Vogel, de hoofdredacteur, de goede oplossing ondersteboven in de krant afdrukken. Om de denkpuzzel goed te kunnen invullen moeten de leerlingen de verhaaltjes met informatie (de dolle denkpuzzeltips) goed lezen. Zo weten ze welk antwoord ze moeten kiezen.
KERN
Laat de leerlingen individueel de denkpuzzel invullen. Hierbij moeten ze kiezen uit de verschillende antwoordmogelijkheden in de opgave bij de puzzel: ‘Naam’, ‘Dier’, ‘Wat doet het?’ (Het invullen kan eventueel eerst in potlood gebeuren, zodat de leerlingen nog woorden kunnen veranderen). Geef de leerlingen de aanwijzing om in de opgave bij de puzzel (‘Naam’, ‘Dier’, ‘Wat doet het?’) aan te kruisen wat ze al hebben ingevuld. Zo kunnen ze gemakkelijk zien welke mogelijkheden er overblijven. Geef de leerlingen ruimschoots de tijd om over de oplossing na te denken. Bied niet te snel hulp! Als dat toch nodig is, verwijs dan vooral naar de tekstjes.
AFSLUITING
Bespreek de oplossing klassikaal. De leerlingen mogen de denkpuzzel op het volgende blad (‘Puzzelpagina’) in de krant plakken met de oplossing er ondersteboven bij.
Oplossing:
10
LEERKRACHTENDEEL
Naam
Dier
Wat doet het?
1. Bea
koe
melk geven
2. Ben
aap
slingeren aan de takken van de bomen
3. Lies
giraf
blaadjes uit de toppen van de bomen eten
4. Stijn
dolfijn
kunstjes doen
5. Pol
mol
tunnels graven
De Dolle Dierenkrant
EXTRA ACTIVITEIT: EXTRA DOLLE DENKPUZZEL TAAK
De leerlingen vullen een nieuwe derde kolom van de puzzel in aan de hand van nieuwe bladen met tips.
VAARDIGHEID
Beschrijvend lezen. Om de derde kolom van de puzzel correct te kunnen invullen, moeten de leerlingen de tips grondig lezen en goed begrijpen.
MATERIAAL
Per leerling: - de ‘lege’ krant (‘Puzzelpagina’ blz. 8, gekopieerd op A3-formaat) - extra dolle denkpuzzeltips - lege denkpuzzel om in de krant te plakken - denkpuzzel om in te vullen en ondersteboven als oplossing in de krant te plakken (verkleind kopiëren) - potlood en gom
INTRODUCTIE
Vertel de leerlingen dat Victor Vogel een foutje heeft gemaakt. In de puzzel moet ook nog een kolom komen over wat zo raar is aan de dieren. De lezers willen natuurlijk ook de oplossing van deze kolom te weten komen. Vraag de leerlingen daarom of ze deze laatste kolom ook willen invullen aan de hand van nieuwe tips. Victor heeft de oplossing van de dieren en hun naam uit de vorige puzzel al netjes ingevuld. De leerlingen mogen nu de rare, ongebruikelijke dingen die de dieren doen in de laatste kolom schrijven.
KERN
De leerlingen vullen de derde kolom van de denkpuzzel in. Dit gebeurt eerst in potlood zodat eventueel nog woorden veranderd kunnen worden. Geef de leerlingen opnieuw ruimschoots de tijd om over de oplossing na te denken. Bied niet te snel hulp!
AFSLUITING
Bespreek de oplossing klassikaal. Daarna mogen de leerlingen de ingevulde puzzel eveneens ondersteboven op de ‘Puzzelpagina’ in de krant plakken, onder de lege puzzel.
Oplossing: Naam
Dier
Wat is raar?
1. Bea
koe
Bijvoorbeeld: ze is de enige koe met een (paarse) bril.
2. Ben
aap
Bijvoorbeeld: hij ruimt ‘s avonds de dierentuin op.
3. Lies
giraf
Bijvoorbeeld: zij kijkt op zondag naar het voetbal.
4. Stijn
dolfijn
Bijvoorbeeld: hij gaat op vakantie met een konijn.
5. Pol
mol
Bijvoorbeeld: hij heeft een waterglijbaan onder de grond.
De Dolle Dierenkrant
LEERKRACHTENDEEL
11
4 DOLLE DIERENSPEL TAAK
De leerlingen spelen een spel waarbij ze leesopdrachten moeten uitvoeren naar aanleiding van vragen die beantwoord moeten worden.
VAARDIGHEID
Kopiërend en structurerend lezen. De leerlingen moeten gericht lezen om het juiste antwoord te kunnen vinden.
MATERIAAL
- spelbord - verrassingskaartjes - probleemkaartjes (twee sets in drie verschillende kleuren: roze, geel en groen) - dobbelsteen en zandloper Per leerling: - oplossingenbladen (twee sets in drie verschillende kleuren: roze, geel en groen) - één pion Deze activiteit zal twee lesuren in beslag nemen. Het dolle dierenspel wordt in de loop van het thema immers nog eens gespeeld. (zie overzicht van de activiteiten en indicatie voor tijdsplanning)
INTRODUCTIE
De leerlingen zitten aan tafel rond het spelbord. Vertel het volgende verhaal: De dieren van het Dolle Dierendorp hebben vandaag enorme pech. Ze hebben allerlei problemen. Leo de burgemeester weet gewoonlijk voor elk probleem een oplossing. Hij heeft deze oplossingen op oplossingenbladen staan zodat hij ze snel kan opzoeken. Vandaag, op deze pechdag, krijgen de dieren te maken met een heleboel problemen en tot overmaat van ramp is Leo ziek geworden. Hij kan de oplossingen dus niet opzoeken. Het enige wat de dieren kunnen doen is zélf alles opzoeken in de papieren van Leo. Zouden de leerlingen de dieren willen helpen? Na dit verhaal geef je een voorbeeld van een probleem, bijvoorbeeld probleem 1 uit de set roze 1: Ai, dat jeukt! Tommie Tijger is gestoken door een mug. Hij krabt heel hard. Dat mag niet. Dan gaat de muggenbeet bloeden. Wat kan hij beter doen? Deel de eerste set oplossingenbladen (roze 1, geel 1, groen 1) uit en laat de leerlingen de oplossing zoeken op blad roze 1: Hij kan zalf op de plek smeren. Dan jeukt de muggenbeet minder. Hij kan er ook een pleister over plakken. Dan kan hij niet hard krabben. Nadat het goede antwoord is gegeven, worden de regels van het spel uitgelegd.
KERN
Spelregels: Begin De pionnen worden op de viskom geplaatst. Laat de leerlingen met de dobbelsteen gooien. De leerling die het hoogste aantal ogen gooit, mag beginnen. Hij krijgt de zandloper. Degene die links zit van deze leerling is daarna aan de beurt, en zo wordt in wijzerszin verder gespeeld en wordt de zandloper doorgegeven. Spel Wie start op de viskom mag zelf een probleemkaartje kiezen van om het even welke kleur (roze, groen of geel). In alle andere gevallen moet men een kaartje
12
LEERKRACHTENDEEL
De Dolle Dierenkrant
nemen met dezelfde kleur als het vakje waarop men zich bevindt. Dat kaartje wordt voorgelezen door de leerling die links zit van degene die aan de beurt is. Probleemkaartjes De problemen staan op kaartjes met drie verschillende kleuren (roze, geel en groen). De leerlingen hebben elk de eerste set van de drie gekleurde oplossingbladen (roze 1, geel 1, groen 1). Hierop staan mogelijke oplossingen die bij de problemen horen. Als alle problemen van deze eerste set opgelost zijn, krijgen ze de tweede set (roze 2, geel 2, groen 2). De leerling die aan de beurt is leest het goede antwoord voor. De andere leerlingen lezen en luisteren mee om te controleren of het antwoord juist is. Als de leerling het antwoord goed heeft binnen één minuut (wordt gemeten met zandloper), dan mag zijn pion drie plaatsen vooruit. Dan is het de beurt aan de volgende leerling. Als die leerling het correcte antwoord niet binnen de minuut weet, mag de linkerbuurman antwoorden. Hij krijgt ook één minuut de tijd. Als hij het juiste antwoord vindt, mag hij 1 plaats vooruit. Dit motiveert de overige leerlingen om actief met hun medeleerling mee te lezen. Wanneer de tweede leerling het antwoord ook niet binnen de gestelde tijd kan geven, mogen de andere leerlingen het antwoord geven. Zij worden echter niet meer beloond met 1 plaats vooruit. Verrassingskaartjes De verrassingskaartjes verwijzen naar de verrassingshokjes op het spelbord. Deze zijn te herkennen aan de tekeningen van verschillende vogels (Erik Eend, Dries Duif, Irene Ibis, Miep Mus, Ali Adelaar en heer Haan). Wanneer een leerling op een van deze vakjes komt tijdens zijn beurt, moet hij de instructie opvolgen die beschreven staat op het bijbehorende kaartje. (Er zijn drie verschillende instructiekaartjes per tekening. Als een kaartje gebruikt is, mag het onder het stapeltje worden gelegd.) Einde De leerling die met zijn pion het eerst bij het einde van het spel op het hokje met heer Haan is, heeft gewonnen en volgt zijn instructie op. Suggesties voor feedback tijdens het spel Ondersteun de leerlingen tijdens de activiteit waar nodig. Vragen die hierbij aan de orde kunnen komen, zijn: Wat is het probleem? Is dit de beste manier om het probleem op te lossen? Is er geen andere mogelijkheid? Ben je zeker dat dit de enige mogelijke oplossing voor het probleem is? Wat vinden jullie (de andere leerlingen) ervan? Opmerking: De bedenktijd is vastgesteld op één minuut. In de loop van het spel zullen de leerlingen sneller op de antwoorden komen. De bedenktijd kan vanaf dat moment vanzelfsprekend ingekort worden.
AFSLUITING
Laat de leerlingen hun ervaringen bij het spel vertellen, bijvoorbeeld: Waarop hebben jullie gelet bij het zoeken van de oplossing? Was het noodzakelijk dat jullie altijd àlle mogelijke oplossingen bij de problemen lazen? De leerlingen zullen in de loop van het spel steeds sneller tot een oplossing gekomen zijn. Ga even in op het feit dat bij deze activiteit de leerlingen niet altijd alles hoefden te lezen om tot de goede oplossingen te komen.
De Dolle Dierenkrant
LEERKRACHTENDEEL
13
5 NOG MEER ROMMEL OP DE REDACTIE! 5.1 EEN NIEUWE KRANT! TAAK
De leerlingen maken een krant op basis van een selectie uit een aantal artikels. Hierbij moet rekening worden gehouden met een aantal criteria.
VAARDIGHEID
Beschrijvend lezen. Om een juiste selectie te maken, moeten de leerlingen de artikels en de criteria goed begrijpen.
MATERIAAL
- twee dozen: één voor goedgekeurde en één voor afgekeurde artikels (oudpapierdoos) Per leerling: de ‘lege’ krant (‘Binnenlands nieuws’ blz. 9-11, gekopieerd op A3 formaat). - selectiecriteria (‘Wat mag erin?’) bij ‘Een nieuwe krant !’ - 1 van de drie sets van 7 artikels (set A, B of C). Deze sets bevatten dezelfde teksten, maar in een andere volgorde aan elkaar geniet: Set A 1. Moeder schopt kind (naar Taptoe, nr. 1, 30-9-1994) * 2. Hond gezocht! 3. Tuin vernield door jongens? (mol) (naar: Van Andel, L. & Kleer, D. (1993). De mol. Gorinchem: De Ruiter. Reeks: De kijkdoos) * 4. Wat een leuke apen! * 5. Kom gauw kijken! (pauw) * 6. Hond wordt verliefd op konijn * 7. Kom gauw kijken! (kameel)(eventueel *) Set B 1. Wat een leuke apen! * 2. Kom gauw kijken! (kameel)(eventueel *) 3. Moeder schopt kind * 4. Hond wordt verliefd op konijn * 5. Kom gauw kijken! (pauw) * 6. Tuin vernield door jongens? (mol) * 7. Hond gezocht! Set C 1. Hond wordt verliefd op konijn * 2. Wat een leuke apen! * 3. Kom gauw kijken! (pauw) * 4. Tuin vernield door jongens? (mol) * 5. Kom gauw kijken! (kameel)(eventueel *) 6. Moeder schopt kind * 7. Hond gezocht!
14
LEERKRACHTENDEEL
De Dolle Dierenkrant
Eventueel: extra setje voor snelle lezers (met extra selectiecriteria) 8. Geit is schilder * 9. Hond valt in de sloot (zonder tekening) * 10. De hik slaat toe (naar Okki, nr. 12, 1-3-1996) NB: De artikels die gemarkeerd zijn met een *, worden geselecteerd aan de hand van de criteria.
Tip
Aangezien de leerlingen uit het remediëringsgroepje al een dergelijke activiteit hebben uitgevoerd (zie activiteit 1) kan het zijn dat ze niet meer zo gemotiveerd zijn dit nog eens te doen. Je kan deze activiteit dus als extra beschouwen en zelf beslissen of de leerlingen dit nog moeten uitvoeren. Een andere mogelijkheid is deze activiteit door de hele klasgroep te laten uitvoeren. In verschillende groepen kunnen de verschillende sets artikels gelezen en besproken worden. Leerlingen helpen elkaar of vragen ook nog hulp aan de leerkracht. Je kan zelf als tweede leerkracht mee gaan ondersteunen in de klas. Voor de leerlingen van het remediëringsgroepje kan dit wel motiverend zijn, want zij weten al hoe het moet. Voor de klasleerkracht is het een kans om te ervaren wat goede leestaken zijn en hoe hij of zij daarbij een goede ondersteuning kan bieden.
INTRODUCTIE
Herinner de leerlingen aan activiteit 1. Bij die activiteit moesten ze de juiste titels en tekeningen bij de artikels zoeken. Victor Vogel, de hoofdredacteur van de krant, was erg tevreden over het werk van de kinderen. Daarom wil hij nog eens de hulp van de leerlingen vragen. Nu mogen de leerlingen de redactie zijn en bepalen wat wel en niet in de nieuwe krant komt. Victor Vogel heeft een heleboel artikels van de journalisten gekregen, maar niet alles mag in de krant. Hij heeft een lijst gemaakt met alles wat wel en niet in de krant mag. Vertel de leerlingen dat zij nu aan de hand van die lijst moeten kiezen wat er in de krant mag komen. Wijs hierbij naar de twee dozen: die voor de goede artikels en de oud-papierdoos. De leerlingen moeten bepalen wat in welke doos terecht moet komen.
KERN
Na de introductie krijgt elke leerling de selectiecriteria bij ‘Een nieuwe krant!’ (‘Wat mag erin?’) Raad de leerlingen aan om eerst deze criteria te lezen. ‘Extra’ hoeven ze nu nog niet te lezen. Geef de leerlingen ook elk één van de drie sets artikels. In elke set zitten 7 artikels. Vertel de leerlingen dat ze de eerste drie of vier artikels van hun set zeker moeten lezen. Ze mogen eventueel verder lezen. Leg uit dat ze hun artikels goed moeten lezen om te bepalen of ze al dan niet in de krant mogen komen. Vandaar dat het belangrijk is dat ze de selectiecriteria kennen. Tijdens het lezen kunnen de leerlingen met een ‘plus’ of een ‘min’ bij een artikel aangeven of het artikel in de krant mag komen of niet. (Dit kan eventueel ook door een J of een Lbij het artikel te tekenen). Zo kunnen de leerlingen gemakkelijk overzicht houden. Ze moeten na het lezen aan hun mederedactieleden (die andere artikels gelezen hebben), kunnen vertellen welke van hun artikels in de krant mogen komen en waarom. De leerlingen gaan eerst zelfstandig aan het werk. Geef hun minstens 20 minuten de tijd om de eerste vier teksten door te nemen. (Als ze dan nog geconcentreerd bezig zijn, mogen ze natuurlijk ook doorgaan met lezen). Ondersteun de leerlingen tijdens deze activiteit waar nodig. Vragen die hierbij aan de orde
De Dolle Dierenkrant
LEERKRACHTENDEEL
15
kunnen komen zijn: Waar gaat dit artikel over? Waarom denk je dat dit artikel in de krant past? Waarom denk je dat dit artikel niet in de krant mag? Als de leerlingen de eerste drie of vier artikels van hun set gelezen hebben en aan de hand van de criteria beoordeeld hebben (en dus niet meer aan het lezen zijn), begint het groepswerk. Laat de leerlingen met z’n allen aan één grote tafel zitten. Samen zijn ze de redactie van de krant en moeten ze de opdracht voltooien. De leerlingen hebben elk hun eigen set van 7 artikels en het blad met selectiecriteria voor zich. Bespreek de artikels één voor één. Laat een leerling die een bepaalde tekst gelezen heeft in het kort vertellen waar die over gaat, want de leerlingen die het artikel niet gelezen hebben moeten ook goed weten waar het verhaal over gaat. Zij moeten natuurlijk ook mee kunnen beslissen of het artikel in de krant mag komen of niet. Daarna vertellen de leerlingen die de betreffende tekst voorbereid hebben of het artikel geselecteerd is en waarom. In de groep wordt vervolgens besloten of het artikel inderdaad wel of niet in de krant mag komen. Zodra een artikel besproken is, mogen de leerlingen dat in de doos met goedgekeurde of afgekeurde artikels doen. Snelle leerlingen die bij de voorbereiding al eerder klaar zijn met het lezen en selecteren van de artikels uit hun set, mogen nog een extra setje teksten lezen. Dit setje bestaat uit drie artikels waarvan er twee geselecteerd moeten worden. Daartoe lezen ze de ‘Extra’ selectiecriteria.
AFSLUITING
16
LEERKRACHTENDEEL
De leerlingen hebben de artikels voor de krant geselecteerd. Deze artikels mogen alvast in de krant worden geplakt (‘Binnenlands nieuws’). Vertel hun dat de artikels die geselecteerd zijn goed bewaard moeten worden. Wie weet gooit Victor Vogel nog meer artikels in de brievenbus!
De Dolle Dierenkrant
5.2 BIJNA OPGERUIMD! TAAK
De leerlingen maken een krant op basis van een selectie uit een aantal artikels, titels en tekeningen. Hierbij moet rekening gehouden worden met een aantal criteria.
VAARDIGHEID
Beschrijvend lezen. Om een juiste selectie te maken, moeten de leerlingen de artikels en de criteria goed begrijpen.
MATERIAAL
- twee dozen: één voor goedgekeurde en één voor afgekeurde artikels (oudpapierdoos) Per leerling: - de ‘lege’ krant (‘Binnenlands nieuws’ blz. 12-13, gekopieerd op A3-formaat) - selectiecriteria (‘Wat mag erin?’) bij ‘Bijna opgeruimd!’ - 1 van de drie sets van 7 nieuwe en oude artikels met titels en tekeningen (set A, B of C). Deze sets bevatten dezelfde teksten, maar in een andere volgorde aan elkaar geniet. Set A 1. Hond valt in de sloot (+ 3 tekeningen) * 2. Hond wordt verliefd op konijn 3. ‘Domme Tom’ of ‘Wat een leuke apen!’ * 4. Konijn vliegt door de lucht 5. Tuin vernield door jongens? (+ 2 mogelijke vervolgen van het verhaal) * 6. Moeder schopt kind * 7. ‘Vieze geit’ of ‘Geit is schilder’ of ‘Boer schrikt heel erg!’ * Set B 1. ‘Domme Tom’ of ‘Wat een leuke apen!’ * 2. Konijn vliegt door de lucht 3. ‘Vieze geit’ of ‘Geit is schilder’ of ‘Boer schrikt heel erg!’ * 4. Hond wordt verliefd op konijn 5. Tuin vernield door jongens? (+ 2 mogelijke vervolgen van het verhaal) * 6. Moeder schopt kind * 7. Hond valt in de sloot (+ 3 tekeningen) * Set C 1. Tuin vernield door jongens? (+ 2 mogelijke vervolgen van het verhaal) * 2. Moeder schopt kind * 3. ‘Vieze geit’ of ‘Geit is schilder’ of ‘Boer schrikt heel erg!’ * 4. Hond wordt verliefd op konijn 5. Konijn vliegt door de lucht 6. ‘Domme Tom’ of ‘Wat een leuke apen!’ * 7. Hond valt in de sloot (+ 3 tekeningen) * Eventueel: extra tekst voor snelle lezers 8. Kameel heeft de hik * NB: De artikels die gemarkeerd zijn met een *, worden geselecteerd aan de hand van de criteria.
De Dolle Dierenkrant
LEERKRACHTENDEEL
17
INTRODUCTIE
Herinner de leerlingen aan activiteit 5.1. Bij die activiteit moesten ze een aantal artikels selecteren die in de volgende De Dolle Dierenkrant komen. Victor Vogel, de hoofdredacteur van de krant, was erg tevreden over het werk van de kinderen. Daarom wil hij nog eens de hulp van de leerlingen vragen. Hij heeft nog meer artikels gekregen en ook nog wat titels en tekeningen! Bovendien is hij helemaal in de war! Bij sommige verhalen staan wel twee of drie titels of tekeningen. Welke moet Victor nu kiezen? Gelukkig heeft hij opnieuw een lijst gemaakt met alles wat wel en niet in de krant mag. Ook heeft hij de artikels die de leerlingen de vorige keer gekozen hebben al bij de setjes gedaan. Vertel de leerlingen dat zij nu de krant mogen maken. Wijs hierbij naar de twee dozen: die voor de goede artikels en de oud-papierdoos. De leerlingen moeten bepalen wat in welke doos terecht moet komen. Vervolgens mogen de leerlingen de geselecteerde artikels en tekeningen ook nog in de krant plakken.
KERN
Na de introductie krijgt elke leerling een blad met de selectiecriteria (‘Wat mag erin?’) bij ‘Bijna opgeruimd!’ Raad de leerlingen opnieuw aan om eerst deze criteria te lezen. Geef de leerlingen ook elk één van de drie sets artikels. In elke set zitten zeven artikels. Vertel de leerlingen dat ze zeker de eerste vier artikels van hun set moeten lezen. Ze mogen eventueel verder lezen. Leg uit dat ze hun artikels goed moeten lezen om te bepalen of ze al dan niet in de krant mogen komen. (Belang van de selectiecriteria nogmaals onderstrepen!) Tijdens het lezen kunnen de leerlingen met een ‘plus’ of een ‘min’ bij een artikel aangeven of het artikel, de titel of de tekening in de krant mag komen of niet. Zo kunnen de leerlingen gemakkelijk overzicht houden. Ze moeten na het lezen aan hun mede-redactieleden (die andere artikels gelezen hebben), kunnen vertellen wat in de krant mag komen en wat niet en waarom. De leerlingen gaan eerst zelfstandig aan het werk. Geef hen minstens 20 minuten de tijd om de eerste vier teksten door te nemen. (Als ze dan nog geconcentreerd bezig zijn, mogen ze natuurlijk ook doorgaan met lezen.) Ondersteun de leerlingen tijdens deze activiteit waar nodig. Vragen die hierbij aan de orde kunnen komen, zijn: Waar gaat dit artikel over? Waarom denk je dat dit artikel in de krant past? Waarom denk je dat dit artikel niet in de krant mag? Als de leerlingen de eerste vier artikels van hun set gelezen hebben en aan de hand van de criteria beoordeeld hebben (en dus ook niet meer aan het lezen zijn), begint het groepswerk. Laat de leerlingen met z’n allen aan één grote tafel zitten. Samen zijn ze de redactie van de krant en moeten ze de opdracht voltooien. De leerlingen hebben elk hun eigen set van 7 artikels en de selectiecriteria voor zich. Bespreek de artikels één voor één. Laat een leerling die een bepaalde tekst gelezen heeft in het kort vertellen waar die over gaat, want de leerlingen die het artikel niet gelezen hebben moeten ook goed weten waar het verhaal over gaat. Zij moeten natuurlijk ook mee kunnen beslissen of het artikel in de krant mag komen of niet. Daarna vertellen de leerlingen die de betreffende tekst voorbereid hebben of het artikel, de titel of de tekening geselecteerd is en waarom. In de groep wordt vervolgens besloten of dat artikel of die tekening inderdaad wel of niet in de krant mag komen.Waar de leerlingen moeten kiezen tussen verschillende titels of tekeningen, is er geen ‘juiste oplossing’. Het is juist de bedoeling dat erover onderhandeld wordt. Zodra een artikel besproken is, mogen de leerlingen dat in de doos met goedgekeurde of afgekeurde artikels doen.
18
LEERKRACHTENDEEL
De Dolle Dierenkrant
Snelle leerlingen die bij de voorbereiding al eerder klaar zijn met het lezen en selecteren van de artikels, titels en tekeningen uit hun set, mogen nog een extra tekst lezen. Deze tekst wordt niet geselecteerd.
AFSLUITING
Bespreek het werk met de leerlingen. In dit gesprek kunnen bijvoorbeeld de volgende vragen worden gesteld: Vond je het leuke teksten? Zou je het een goede krant vinden? Tot slot mogen de leerlingen de geselecteerde artikels en tekeningen in de krant plakken (‘Binnenlands nieuws’).
Tip
De artikels die verdwijnen in de oud-papierdoos kunnen eventueel worden gescheurd. Zo zijn de leerlingen als het ware verplicht om goed na te denken vooraleer ze een artikel in de oud-papierdoos gooien.
De Dolle Dierenkrant
LEERKRACHTENDEEL
19
6 WAAR IS DE AAP? TAAK
Deze activiteit bestaat uit twee kruiswoordraadsels. Het eerste gaat over de verblijfplaats van de aap en bij het tweede kruiswoordraadsel komen de leerlingen te weten wat voor soort aap het is. De leerlingen kunnen bij het invullen van de kruiswoordraadsels telkens kiezen uit drie alternatieven.
VAARDIGHEID
Beschrijvend lezen. Om de kruiswoordraadsels goed te kunnen invullen, moeten de leerlingen de oplossingen afleiden uit de tekstjes en daarom de tekstjes goed begrijpen.
MATERIAAL
- eventueel een speelgoedaap of een tekening van een aap, die verstopt kan worden op de speelplaats (zie verder onder Afsluiting) Per leerling: - de ‘lege’ krant (‘Kruiswoordraadsels’ blz. 14-15, gekopieerd op A3-formaat) - instructieblad ‘Puzzelen maar’ en verhaaltjes bij kruiswoordraadsel 1 en 2 - leeg kruiswoordraadsel (1 en 2) om in de krant te plakken - kruiswoordraadsel (1 en 2) om in te vullen en ondersteboven als oplossing in de krant te plakken - potlood en gom De gehele activiteit zal twee lesuren in beslag nemen. In elk lesuur wordt één kruiswoordraadsel opgelost. Dit is echter niet noodzakelijk
INTRODUCTIE
(kruiswoordraadsel 1) Vertel de leerlingen dat er een aap is ontsnapt uit de dierentuin. De aap heeft een kruiswoordraadsel gemaakt. Als de leerlingen het kruiswoordraadsel oplossen, komen ze te weten waar de aap zich momenteel bevindt. Het kruiswoordraadsel ziet eruit als volgt. De leerlingen moeten verhaaltjes lezen om tot de goede oplossing te komen. Na elk verhaaltje staat telkens een vraag. De leerlingen kunnen dan kiezen uit drie antwoordmogelijkheden. Het goede antwoord bij elk verhaaltje moet in het kruiswoordraadsel ingevuld worden. Wijs de leerlingen erop dat er per vakje één letter (hoofdletter!) ingevuld moet worden. Laat de leerlingen eerst alle verhaaltjes lezen en het passende antwoord aanduiden en pas achteraf het kruiswoordraadsel invullen met de antwoorden die ze gevonden hebben. Laat het kruiswoordraadsel in potlood invullen, zodat er eventueel nog woorden veranderd kunnen worden.
KERN
(kruiswoordraadsel 1) De leerlingen lezen eerst de instructie en de tips stil door. Laat de leerlingen daarna individueel het kruiswoordraadsel oplossen. Ze lezen dus eerst de verhaaltjes en duiden het passende antwoord aan. Pas daarna vullen ze het kruiswoordraadsel in met de antwoorden die ze gevonden hebben. Ondersteun de leerlingen indien nodig bij vragen of problemen bij het invullen van het kruiswoordraadsel. Ondersteun ze vooral bij het lezen van de tekstjes en het zoeken naar de goede antwoorden. Laat ze zoveel mogelijk zelf het antwoord in de tekst zoeken. Geef de leerlingen ook voldoende tijd om dat te doen.
AFSLUITING 20
LEERKRACHTENDEEL
De Dolle Dierenkrant
(kruiswoordraadsel 1) Bespreek de oplossing klassikaal. Leg eventuele moeilijke woorden uit. Laat de leerlingen van boven naar beneden de verblijfplaats van de aap lezen. De oplossing is: SPEELPLAATS.
INTRODUCTIE
(kruiswoordraadsel 2) Vertel de leerlingen na het oplossen van het eerste kruiswoordraadsel dat de aap niet genoeg kan krijgen van deze raadsels en dat hij er daarom nog één gemaakt heeft. Het tweede kruiswoordraadsel kan op dezelfde wijze opgelost worden als het eerste. Nadat de leerlingen dit kruiswoordraadsel opgelost hebben, weten ze met wat voor soort aap ze te maken hebben, en welk soort net ze bijvoorbeeld moeten meenemen om de aap te vangen.
KERN
(kruiswoordraadsel 2) De leerlingen lezen eerst de instructie en de tips stil door. Laat de leerlingen daarna individueel het kruiswoordraadsel oplossen. Ondersteun de leerlingen indien nodig bij vragen of problemen bij het invullen van het kruiswoordraadsel.
AFSLUITING
(kruiswoordraadsel 2) Bespreek de oplossing klassikaal. Leg eventuele moeilijke woorden uit. Nadat de leerlingen dit kruiswoordraadsel opgelost hebben, weten ze dat ze met een GORILLA te maken hebben. Verstop een speelgoedaap (of een tekening van een aap) op de speelplaats. De leerlingen kunnen als afsluiting van deze activiteit daadwerkelijk de aap gaan zoeken. De leerlingen mogen daarna de kruiswoordraadsels (zowel de lege als de opgeloste versie) ook nog op de puzzelpagina van De Dolle Dierenkrant plakken.
De Dolle Dierenkrant
LEERKRACHTENDEEL
21
Oplossing: Kruiswoordraadsel 1
1
F
I
E
T
2 3
B
4
S P
A
A
R
D
E
N
E
V
E
R
E
V
I P
E
N
U
W
J
E
S
5
S
L
A
6
O
P
A
L
E
E
L
A
U
W
I
A E
L
T
G
A
N
S
O
O
R
I
V
I
E
R
E
I
T
V
L
I
N
D
E
R
R
E
L
K
W
A
7 8
B
9 10
W
O
R
T
11
M
U
I
S
Oplossing: Kruiswoordraadsel 2
1 2
Z
3 4
G
5 6 7 22
LEERKRACHTENDEEL
K
A
De Dolle Dierenkrant
L
7 DOLLE DIEREN 7.1 EEN HEEL RAAR DIER TAAK
De leerlingen tekenen aan de hand van een beschrijving een heel raar dier.
VAARDIGHEID
Kopiërend lezen en beschrijvend luisteren. Om ervoor te zorgen dat leerling 1 het dier correct kan tekenen, moet leerling 2 de beschrijving begrijpelijk voorlezen.
MATERIAAL
Per twee leerlingen: - beschrijving van het dier: ‘Een heel raar dier’ Per leerling: - de ‘lege’ krant (‘Buitenlands nieuws’ blz. 16, gekopieerd op A3-formaat) - blad waarop het lijf van het dier al getekend is (rechthoek) - potlood, gom, kleurpotloden (stiften)
INTRODUCTIE
Vertel de leerlingen over Pol. Pol is een jongen die op vakantie is geweest naar een ver land. Daar heeft hij een heel raar dier gezien. Pol heeft een foto van dat dier gemaakt, maar die is hij helaas tijdens de reis verloren. De foto van het dier moest eigenlijk in de krant komen. Nu heeft Pol dus een probleem. Gelukkig weet hij nog wel hoe het dier eruit zag. Hij heeft daarom meteen een beschrijving van het dier gemaakt. De leerlingen moeten nu goed de beschrijving van Pol lezen. Dan kunnen ze zelf het dier tekenen, zodat ze weten hoe het dier er uitziet en zodat de tekening toch nog in de krant kan komen. Vertel de leerlingen dat ze per twee zullen werken. De ene leerling leest de beschrijving voor, terwijl de andere tekent. Achteraf worden de rollen omgekeerd. Daarna volgt hetzelfde scenario waar de leerlingen aan elkaar moeten voorlezen hoe ze het dier moeten kleuren. Het is dus heel belangrijk dat er goed voorgelezen wordt. Degene die moet tekenen of kleuren kan zich namelijk alleen maar op die gegevens baseren. Stel dan ook voor dat degene die moet voorlezen zijn tekst heel goed voorbereidt door die even stil te lezen. De leerlingen mogen elkaars werk niet zien. (Zet de leerlingen bijvoorbeeld tegenover elkaar met een opengeslagen map ertussen.)
KERN
De leerlingen krijgen per twee een blad met de beschrijving van het dier en elk een blad waarop het lijf van het dier al getekend staat. In een eerste ronde lezen de twee leerlingen aan elkaar voor hoe ze moeten tekenen, in een tweede ronde hoe ze moeten kleuren. Leerling 1 leest dus hoe het dier er uitziet terwijl leerling 2 het dier tekent. Daarna keren ze de rollen om. Als ze allebei het dier getekend hebben, gaan ze over tot het aan elkaar voorlezen van de instructies over hoe het dier gekleurd moet worden. Ze doen dat op dezelfde manier als in de eerste ronde. Begeleid de leerlingen indien nodig bij het uitvoeren van de beschrijvingen. Laat de leerlingen zo zelfstandig mogelijk werken. Let erop dat de leerlingen niet ‘vluchten’ in het tekenen. (Vertel die leerlingen bijvoorbeeld dat de deadline voor de krant gehaald moet worden en dat ze moeten doorwerken.)
De Dolle Dierenkrant
LEERKRACHTENDEEL
23
AFSLUITING
24
LEERKRACHTENDEEL
Laat de leerlingen per twee hun tekeningen vergelijken. Laat ze de verschillen bespreken. Sluit daarna klassikaal af door met alle leerlingen de tekeningen te bekijken. Vragen die hierbij kunnen gesteld worden zijn: Waarom heb je het dier zo getekend? Waar staat dat in de tekst? Laat de leerlingen dit zelf opzoeken. Vraag de leerlingen het dier een mooie naam te geven en die op het blad te schrijven. De tekening van het rare dier kan daarna in de krant geplakt worden (bij ‘Buitenlands nieuws’, aangezien het dier in het buitenland gesignaleerd werd).
De Dolle Dierenkrant
7.2 EEN HOK VOOR HET RARE DIER TAAK
De leerlingen tekenen aan de hand van een beschrijving een hok voor het rare dier.
VAARDIGHEID
Kopiërend lezen en beschrijvend luisteren. Om ervoor te zorgen dat leerling 1 het hok correct kan tekenen, moet leerling 2 de beschrijving begrijpelijk voorlezen.
MATERIAAL
Per twee leerlingen: - beschrijving van het hok: ‘Een hok voor het rare dier’ Per leerling: - de ‘lege’ krant (‘Buitenlands nieuws’ blz. 16, gekopieerd op A3-formaat) - blad waarop de omtrek van het hok al getekend is (rechthoek) - potlood - gom - kleurpotloden (stiften)
INTRODUCTIE
De leerlingen hebben in de vorige activiteit (7.1) een heel raar dier getekend. Pol heeft voor het dier ook een hok bedacht. Hiervan heeft hij een beschrijving voor de leerlingen gemaakt. Hij wil de tekening van het hok aan de directeur van de dierentuin (Flip Fruitvlieg) geven. Als het dier ooit in zijn dierentuin terechtkomt, weet Flip alvast welk hok hij voor het rare dier moet bouwen. Deze opdracht wordt per twee uitgevoerd net als bij het tekenen van het rare dier. Nu begint de leerling te lezen die bij de vorige opdracht was begonnen met het tekenen. Hierna worden de rollen omgedraaid. Wijs de leerlingen erop dat ze niet op elkaars blad mogen kijken. (Laat de leerlingen bijvoorbeeld opnieuw tegenover elkaar zitten met een opengeslagen map ertussen.) Wijs ook hier nog eens op het belang van goed voorlezen. Laat de leerlingen daarom hun tekstje even in stilte voorbereiden.
KERN
De leerlingen krijgen per twee een blad met de beschrijving van het hok en elk een blad waarop de omtrek van het hok al getekend staat. Je kan hier ook, zoals in de vorige activiteit, twee rondes inlassen. In een eerste ronde lezen de leerlingen beurtelings aan elkaar voor hoe ze het hok moeten tekenen, in een tweede ronde lezen ze elkaar voor hoe ze het hok moeten kleuren. Begeleid de leerlingen indien nodig. Help de leerlingen niet te snel! Laat ze bijvoorbeeld gedeelten van de beschrijving opnieuw lezen als ze het niet in één keer begrijpen.
AFSLUITING
Laat de leerlingen per twee hun tekeningen vergelijken en de verschillen bespreken. Sluit daarna klassikaal af door met alle leerlingen de tekeningen te bekijken. Vragen die hierbij kunnen aan bod komen zijn: Waarom heb je het hok zo getekend? Waar staat dat in de tekst? Laat de leerlingen dit zelf opzoeken. Op het einde van de les mogen de leerlingen het hok bij de tekening van het rare dier in de krant plakken.
De Dolle Dierenkrant
LEERKRACHTENDEEL
25
7.3 NOG MEER RARE DIEREN TAAK
De leerlingen plaatsen verschillende dieren volgens een beschrijving in bepaalde hokken. Deze hokken zijn op een plattegrond getekend.
VAARDIGHEID
Beschrijvend lezen. Om de dieren in de juiste hokken te kunnen plaatsen, moeten de leerlingen de tekst grondig lezen en goed begrijpen.
MATERIAAL
Per leerling: - de ‘lege’ krant (‘Buitenlands nieuws’ blz. 17, gekopieerd op A3-formaat) - tekst met de beschrijving van de dieren: ‘Nog meer rare dieren’ - plattegrond van de dierentuin - twee tekeningen van twee nieuwe rare dieren - tekst met de beschrijving van de voorkeur van elk dier voor een bepaald hok: ‘Welk hok past bij welk dier?’
INTRODUCTIE
Vertel de leerlingen dat Pol nog twee rare dieren heeft gezien in het verre land! Maar daar heeft hij gelukkig zelf al een tekening van gemaakt... Flip Fruitvlieg, de directeur van de dierentuin, zou de drie (het dier uit Activiteit 7.1 en de twee nieuwe) rare dieren dolgraag in zijn dierentuin willen hebben. Pol wil de dieren wel gaan ophalen in het verre land. Ondertussen kan Flip Fruitvlieg een naam bedenken voor de twee nieuwe rare dieren en in de dierentuin alvast drie hokken vrijhouden. Pol beschrijft welke hokken geschikt zijn voor deze dieren. Vraag aan de leerlingen of zij Flip willen helpen bij de indeling van zijn dierentuin.
KERN
Alle leerlingen krijgen een plattegrond van de dierentuin en een beschrijving van de dieren en hun voorkeur voor een bepaald hok. De leerlingen lezen individueel deze beschrijvingen en plaatsen de dieren in de verschillende hokken. De leerlingen schrijven de namen van de dieren in de hokken op de plattegrond. Zo weet Flip Fruitvlieg waar hij de dieren kan plaatsen. Ondersteun de leerlingen zo goed mogelijk tijdens het lezen van de beschrijvingen. Als de leerlingen problemen of vragen hebben, stel ze dan bijkomende vragen om ze op weg te helpen. Stel je vragen zodanig dat de leerlingen zelf tot de juiste oplossing komen voor hun probleem. Leer ze daarbij gebruik maken van relevante gegevens uit de tekst. Vragen die hierbij aan de orde kunnen komen zijn: Waarom denk jij dat dat Nora is? Waar heb je dat gelezen? Ben je wel heel zeker dat dit dier Edgar heet? Kan je me ook tonen waarom? Waarom heb je voor Nora een rond hok gekozen? Is het dàt wat Flip Fruitvlieg wil? Ja, er staat inderdaad iets over een rond hok in de tekst. Zoek het nog eens op.
AFSLUITING
Bespreek de oplossingen na afloop klassikaal. Mogelijke vragen hierbij zijn: Waarom denk je dat dit dier Nora is? Waarom komt Edgar in dat hok? De plattegrond van de dierentuin en de twee nieuwe rare dieren mogen in de krant geplakt worden (eveneens bij ‘Buitenlands nieuws’).
26
LEERKRACHTENDEEL
De Dolle Dierenkrant
8 DE VRAGEN VAN POL TAAK
De leerlingen zoeken naar aanleiding van vragen over het rare dier (activiteit 7.1) informatie op in teksten uit een encyclopedie.
VAARDIGHEID
Beschrijvend lezen. Om de goede antwoorden op de vragen te vinden moeten de leerlingen de relevante informatie uit de tekstjes van de encyclopedie grondig lezen en goed begrijpen.
MATERIAAL
- enkele jeugdencyclopedieën Per leerling: - de ‘lege’ krant (‘Buitenlands nieuws’ blz. 18, gekopieerd op A3-formaat) - opdrachtenblad met vragen: ‘De vragen van Pol’ - tekstjes over verschillende dieren (door uzelf tot een klein boekje geplooid) - potlood
INTRODUCTIE
In een vorige opdracht (activiteit 7.1) hebben de leerlingen een heel raar dier getekend. Dit is het dier dat Pol tijdens zijn vakantie heeft gezien. Het dier heeft kenmerken van verschillende bestaande dieren. Pol heeft toevallig een kleine encyclopedie met tekstjes vol informatie over dieren. Toon eventueel een aantal encyclopedieën aan de leerlingen en vraag of ze dit soort boeken kennen. Als dat niet zo is, ga er dan even kort op in. Laat een voorbeeld zien en toon hoe je daarin informatie kunt opzoeken. De tekstjes over de verschillende dieren waar het rare dier kenmerken van heeft, heeft Pol dus gekopieerd uit een encyclopedie. Pol wil graag meer weten over deze dieren en daarom heeft hij een paar vragen op papier gezet. Vraag aan de leerlingen of zij Pol willen helpen met het beantwoorden van de vragen.
KERN
Geef de leerlingen het opdrachtenblad met de vragen van Pol en de tekstjes uit de encyclopedie. De vragen van Pol worden eerst individueel en stil gelezen. Na elke vraag zoeken de leerlingen zelfstandig het antwoord in het juiste stukje tekst uit de encyclopedie op. Geef ze daarvoor voldoende tijd. Ondersteun de leerlingen hierbij indien nodig. Mogelijke vragen hierbij zijn: Waarom denk je dat dit het is? Waar kun je dit antwoord in de tekst vinden? Dit antwoord mogen ze onder de vraag schrijven. Help de leerlingen desnoods met het opschrijven van het antwoord. Dit mag niet teveel tijd in beslag nemen.
AFSLUITING
Bespreek de antwoorden met de leerlingen. Laat de leerlingen hun antwoorden motiveren. Laat de betreffende tekstjes opnieuw lezen als er onduidelijkheden zijn bij het beantwoorden van de vragen. Op het einde van de les mogen de vragen en antwoorden in De Dolle Dierenkrant geplakt worden (rubriek ‘Buitenlands nieuws’).
De Dolle Dierenkrant
LEERKRACHTENDEEL
27
9 BRIEVEN AAN DE REDACTIE TAAK
De leerlingen lezen brieven van lezers van De Dolle Dierenkrant. Zij zoeken bij elke brief een passend antwoord.
VAARDIGHEID
Beschrijvend lezen. Om het juiste antwoord bij een brief te vinden, moeten de leerlingen de brieven én de antwoorden goed lezen.
MATERIAAL
Per leerling: - de ‘lege’ krant (‘Lezersbrieven’ blz. 19-22, gekopieerd op A3-formaat) - 2 sets (‘Brieven A’ en ‘Brieven B’) met elk vier brieven van lezers aan de redactie van De Dolle Dierenkrant - 2 sets (‘Antwoorden A’ en ‘Antwoorden B’) met elk vier mogelijke antwoorden van Victor Vogel. - potlood en gom Opmerking: Stel de sets met brieven en antwoorden zelf samen. Benoem de sets A en B. Uiteraard zitten in ‘Antwoorden A’ de vier antwoorden op de ‘Brieven A’. Zorg ervoor dat de volgorde van de brieven in de sets verschillend is, zodat elke brief ten minste door één leerling gelezen wordt.
INTRODUCTIE
Laat de leerlingen rond één tafel zitten en vertel het volgende verhaal: Victor Vogel heeft opgebeld. Hij zit met een probleem. Hij krijgt altijd een heleboel brieven van lezers binnen op de redactie. Dat is natuurlijk fijn maar hij heeft het heel druk met het drukken van een nieuwe krant. Victor wil daarom aan de leerlingen vragen of zij hem willen helpen. Bij elke brief heeft hij al een passend antwoord geschreven. Helaas zijn al zijn antwoorden door elkaar geraakt. De leerlingen zullen ondertussen al opgemerkt hebben dat Victor Vogel nogal slordig is. Victor Vogel wil nu de leerlingen vragen of zij de brieven willen lezen en voor hem het juiste antwoord erbij willen zoeken. Victor Vogel heeft de brieven en de antwoorden naar school gefaxt. Jij hebt deze brieven en antwoorden gekopieerd. (Maak voor elke leerling 2 sets van vier brieven). Deel de sets ‘Brieven A’ en ‘Antwoorden A’ uit. Geef de leerlingen de opdracht om de eerste voorbeeldbrief (brief van Barbara) door te lezen en vervolgens de goede antwoordbrief (D) erbij te zoeken. Ondersteun de leerlingen waar nodig. De leerlingen schrijven vervolgens op de stippellijn boven het juiste antwoord de naam van de lezer aan wie de antwoordbrief gericht is. Bespreek eerst klassikaal deze voorbeeldopdracht. Het moet voor de leerlingen heel duidelijk zijn wat ze daarna alleen moeten doen.
KERN
28
LEERKRACHTENDEEL
De leerlingen lezen de brieven stuk voor stuk door. Nadat ze een brief gelezen hebben zoeken ze de passende antwoordbrief erbij. Geef de leerlingen hiervoor voldoende tijd. Ondersteun de leerlingen hierbij indien nodig. Vragen die aan de orde kunnen komen zijn: Waar gaat deze brief over? Welk antwoord vind jij erbij passen? Waarom vind jij dat dàt antwoord erbij past? Kan je dat aantonen? Vind je dat terug in de lezersbrief? Laat alle leerlingen gedurende een tijd werken aan de opdracht. Zorg ervoor dat elke leerling tenminste drie brieven heeft afgewerkt. De leerlingen die klaar zijn met set A, mogen verdergaan met set B.
De Dolle Dierenkrant
AFSLUITING
Bespreek met alle leerlingen de antwoorden op de brieven. Vragen die hierbij aan de orde kunnen komen zijn: Waar gaat deze brief over? Welk antwoord vind jij erbij passen? Laat de leerlingen elkaars antwoord tijdens deze bespreking controleren, bijvoorbeeld: Zijn jullie het met hem/haar eens? Waarom wel of niet? Wat lijkt jou een beter antwoord? Waarom? Gezien de hoeveelheid materiaal zullen niet alle leerlingen alle brieven en antwoorden gelezen hebben. Elke brief is aan het einde van de les echter door tenminste één leerling gelezen, aangezien de volgorde van de brieven in de sets verschillend is. Bij de nabespreking kunnen alle brieven dus aan de orde komen. Tot slot kunnen de sets met de goede combinaties van brieven en antwoorden in De Dolle Dierenkrant geplakt worden (rubriek ‘Lezersbrieven’).
Oplossing: Voorbeeld: D Brief 1: H Brief 2: E Brief 3: B Brief 4: I Brief 5: F Brief 6: C Brief 7: A Brief 8: G
De Dolle Dierenkrant
LEERKRACHTENDEEL
29
30
LEERKRACHTENDEEL
De Dolle Dierenkrant