‘Baas in eigen Buik’ Dolle Mina´s actiemethoden en uitwerking in de abortusstrijd in Nederland tussen 19691974
Laura Hof 0591009
[email protected] 0634252609 04-12-09 Buitenparlementaire politieke strijd in Nederland in de ‘lange jaren zestig’ Robin J. de Bruin
Inhoudsopgave
Inleiding
2
1. 1 De oprichting en organisatie van DM
4
1.2 Beginselprogramma van de DM abortusgroep
7
2. Een algemene indruk van het abortusklimaat in Nederland
8
3. DM in de abortusstrijd tot de Tweede landelijke congres
11
4. DM’s Abortusstrijd vanaf het tweede landelijk congres tot 1974
15
5. ‘Wij vrouwen eisen’
20
Conclusie
24
Literatuurlijst
27
1
Inleiding In december 1969 kwamen er in Amsterdam een aantal leden van de socialistische jeugd(SJ) bijeen in Amsterdam. Deze groep bestaande uit Michel Korzec, Alex Korzec, Nora Rozenbroek, Rita Hendriks, Huub Phillippens, Anne Marie Philippens en anderen, bespraken de ongelijke positie van de vrouw in de maatschappij. Allen waren ervoor om een nieuwe actiegroep te beginnen die de vrouw zou ‘bevrijden vanuit een socialistisch maatschappijbeeld.’1 Volgens Huub was Michel Korzec de werkelijke grondlegger, omdat hij met het idee kwam door zich te laten inspireren in een trip naar Amerika door de ‘Woman´s liberation group’. Er kwamen steeds meer vrouwen bij Huub en Marie Phillippens bijeen om te discussiëren over de positie van de vrouw in de maatschappij en de nieuwe groep die gevormd moest worden2. Na namen als ‘versierde kut’ en ‘Ijzeren Mina’3 werd de uiteindelijke naam Dolle Mina(DM).4 DM deelde veel ideeën met de feministische actiegroep Man Vrouw Maatschappij(MVM), maar vond dat de actiegeest ontbrak.5 Bovendien wilde DM veel verder dan de MVM in haar eisen gaan. In het begin van de oprichting van DM werden in verschillende steden zelfstandige groepen opgericht voor een van de verschillende punten waar DM voor stond. Een onderdeel van deze zelfstandige groepen was de abortusgroep. Deze spitste zich volledig toe op de legalisering van abortus en de abortus in het ziekenfondspakket. De vraag die nu rijst is: Welke actiemethoden heeft DM gebruikt om het abortusprobleem in Nederland onder de aandacht en welke uitwerking hadden deze methoden vanaf haar oprichting in 1969 tot en met 1974? De acties van DM in de abortusstrijd in Nederland werd in 1974 min of meer overgenomen door ‘wij vrouwen eisen’(WVE). Omdat WVE door twee Dolle Mina’s was opgericht, zal ook een paragraaf worden gewijd aan de WVE. Hier zal de belangrijkste actie van de WVE, waar DM ook aan
1
´Biografie/geschiedenis van Dolle Mina´, weergegeven op de website van het Internationaal Informatiecentrum en archief voor de vrouwenbeweging (IIAV), http://www.iiav.nl/nl/databases/catalogus/index_artikelen.html, 04-12-09 2 N.N., ´Dolle Mina-Het idee van een man?´, 7maart 2008, http://geschiedenis.vpro.nl/artikelen/39335254/, 0412-09 3 Bijnaam van de radicaal feministe Wilhelmina Drucker uit de Eerste feministische golf in de jaren 30’ 4 Scheldnaam die tegenstanders aan Wilhelmina Drucker gaven 5 V., van de Loo, De vrouw beslist: De Tweede Feministische golf in Nederland(Amsterdam 2005) 82
2
deelnam, de ‘Bloemenhoveaffaire’, uiteen worden gezet. In de eerste paragraaf zal worden ingegaan op de oprichting van DM, organisatie en de standpunten van DM en de abortusgroep. In de tweede paragraaf zal het abortusklimaat in het begin(en een deel in de loop) van de oprichting van DM in Nederland worden besproken. In de derde paragraaf zullen de actiesmethoden die DM voerde vanaf 1969 tot en met de Tweede landelijke coördinatievergadering worden uiteengezet. In de vierde paragraaf worden de actiesmethoden vanaf de Tweede landelijke coördinatievergadering tot en met 1974 uiteengezet. Als laatste zal er een paragraaf worden gewijd aan de belangrijkste actie die WVE heeft gevoerd, waar DM in vertegenwoordigd was. Omdat het archief enigszins slordig in elkaar zit, zal ik zo goed mogelijk chronologisch te werk gaan. Op deze manier worden de acties dus op chronologische wijze uiteengezet, zodat er een duidelijke lijn ontstaat van de hoogte- en dieptepunten van DM in de abortusstrijd in Nederland. Ik heb het archief zo gebruikt dat ik alle (bruikbare) informatie doorgelezen een plek heb gegeven in het werkstuk op chonologische wijze. Omdat de archiefstukken vaak maar een deel van de acties behelsen, heb ik achteraf verschillende archiefstukken moeten sorteren. Zo zit er tussen het gebruikte archiefmateriaal voorstellen, raporten en interviews over verschillende acties. Ook het materiaal dat voor ieder toegankelijk is, zoals de maandbladen, affiches en folders heb ik gebruikt. Niet alle acties kunnen worden vermeld aangezien er ook veel kleine (en onbekende) abortusacties waren gevoerd en deze niet allen in het archief gevonden kunnen worden. Dit omdat DM over het algemeen een bundeling van kleine groepen was die verspreid waren over heel Nederland. Daarom zullen dan ook de belangrijkste acties behandeld worden. Ik heb meer archiefmateriaal dan literatuur omdat ik zelf via archiefstukken mijn conclusies wilde trekken. Ik heb geen vergelijkend onderzoek gedaan naar actiegroepen die net als DM destijds dezelfde doelen nastreefden. Dit omdat Ik me in dit werkstuk alleen op DM en haar actiemethoden wil richten en niet een vergelijking wil trekken met andere actiegroepen. Ik heb zo accuraat mogelijk de data en plaats van uitgave vermeld. Dit was echter niet altijd mogelijk omdat deze gegevens bij sommige bronnen niet valt te traceren. Hierdoor ontbreken de plaats van uitgave of de volledige(r)data bij sommige bronvermeldingen.
3
1.2 De oprichting en organisatie van DM Het idee van de SJ, een kleine socialistische groep in Amsterdam, was volgens Huub en Marie Phillippens, om een marxistische vrouwenorganisatie op te zetten. Deze groep kwamen eens in de zoveel tijd bijeen om ongelijke posities in de maatschappij te bespreken. Dit na aanleiding van de bezetting van de maagdenhuis, waarin Marie Phillippens een lagere boete kreeg dan Huub omdat ze een vrouw was. Omdat ze protesteerde kreeg ze een hogere boete. Uit deze actie bleek voor de SJ de ongelijke positie die vrouwen ten op zichte van mannen hadden. Dit bespraken ze elke week in een bijeenkomst die ze organiseerden. Zoals al vermeld kwam al snel het idee op in de organisatie van SJ om tegen de ongelijke positie van de vrouw een nieuwe actiegroep op te zetten, namelijk DM. De organisatie moest geen duidelijke leiding hebben, maar wel enigszins structuur kennen. Toen de naam Dolle Mina vaststond waren er al 40 mensen, waar onder tien mannen van de partij.6 In januari begon DM met haar acties. Door ludieke acties met vrouwen op de voorgrond probeerde Dolle Mina aandacht te krijgen voor haar standpunten, en dat lukte ook. In een paar maanden tijd was Dolle Mina als een bom ingeslagen in Nederland. In de zolderkamer van Huub en Marie Phillippens was de telefoon dan ook roodgloeiend van enthousiaste vrouwen (en mannen) die DM hun steun wilden betuigen of hen vragen wilden stellen. Uit brieven blijkt ook dat veel vrouwen zich nog niet geëmancipeerd genoeg voelden om (publiekelijk) toe te geven voor Dolle Mina te zijn. Ook waren er brieven uit het hele land met vrouwen die het een verademing vonden dat er eindelijk een vrouwenorganisatie bestond met durf, die niet schuwden om met ludieke acties de ondergeschikte vrouwenpositie in de pers te brengen. De pers uit buitenen binnenland hadden hun ogen op Dolle Mina gericht, en dat was precies wat ze wilde. Echter was het beeld dat Dolle Mina slechts een vrouwenorganisatie was door de eerste acties uitgebeeld. Ook de pers zorgde ervoor dat DM in de ogen van de media en dus het publiek als vrouwenorganisatie uitgebeeld werd. Al in de beginperiode van DM waren er volgens Anne-marie Phillippens conflicten over ´mooie meiden in de krant, studentes-niet-studentes, marxisten en de anderen´ alom aanwezig. Discussies over het wel of niet op de voorgrond plaatsen van mooieDM´s, het toelaten van studenten tot DM en het verschil in mening over het toelaten van mannen 6
e
IIAV, Dolle Mina, inv.nr. 50., ´Dolle Mina´ 7 jaargang no2 , (Amsterdam 1979) 16
4
tussen marxisten en meer feministische DM´s waren dus volop aanwezig. Het was wel de bedoeling van DM om vrouwen op de voorgrond te plaatsen indien er pers aanwezig was. Hierdoor dachten veel vrouwen die zich aansloten dat DM slechts een vrouwenorganisatie voor vrouwen was en door vrouwen was opgericht. Het eerste conflict hierover dat Annemarie Philleppens zich herinnerd speelde zich af op het congres in Arnhem op 5 april 1970.7 Ten tijde van dit congress waren er al veel vrouwen die zich hadden ingezet als DM. In veel gevallen in de veronderstelling dat DM een vrouwenorganisatie was. Op dit congres werden verschillende besluiten genomen over de organisatievorm van DM. Hierbij was de doelstelling: ¨ervan uitgaande, dat een rolverdeling tussen man en vrouw niet te verdedigen is op grond van het biologies onderscheid stelt Dolle Mina zich ten doel: Een maatschappijverandering waardoor gelijke ontplooiingskansen voor iedereen, en onafhankelijk van sekse, ontstaan. Dit kan verwezelijkt worden middel van sosiale strijd, bewustwording, en daardoor beeindigingvan de sosiaal-economiese ondergeschiktheid zowel van man als vrouw.¨8 Hiermee werd duidelijk dat de onderdrukte positie van de vrouw ondergeschikt was aan de klassenstrijd, en Dolle Mina als vrouwenorganisatie deel uitmaakte van de linkse beweging. De uitwerking van deze besluiten en de wil van de Amsterdamse kerngroep die een marxistische vrouwenorganisatie wilde (maar dit niet zo stelde), zorgden ervoor dat dit de richtlijn werd van Dolle Mina. Het was nu man en vrouw tegenover de maatschappij. Aangezien mooie vrouwen altijd op de voorgrond waren in de publiciteit, was dit enigszins misleidend voor vrouwen die dachten dat Dolle Mina een organisatie van slechts vrouwen en voor vrouwen was. Het plaatsen op de voogrond van mooie vrouween DM´s, was volgens Annemarie Phillippens niet een doelbewuste strategie van DM. Dit is toevallig zo gegaan. Zo zorgde de pers (ook als ze deel uitmaakten van DM zelf) dat de mooie vrouwen van DM werden geinterviewd en gefotografeerd terwijl de wat minder mooie vrouwen van DM als ware werden weggemoffeld. Wel was de bedoeling de mannen op de achtergrond te houden. Deze misconceptie, dat niet alleen vrouwen maar dat het juist de mooie vrouwen waren die 7
IIAV, Dolle Mina, inv.nr. 15, brief van Annemarie als idee voor boek 10jarig bestaan DM, 3 april 1981 Rotterdam 8 e IIAV, Dolle Mina, inv.nr. 3, besluiten moties en verklaringen aangenomen op de 2 dag(5april) van het eerste landelijk kongres van Dolle Mina, 5 april 1970 Amsterdam, Selma Leydesdorff, Nico van ruyven
5
volgens vooropgezette strategie van DM in de pers op de voorgrond traden, is ook door veel mensen die over DM schrijven overgenomen.9 In deze zin hebben de eerste acties van DM het beeld van het Nederlandse publiek blijvend beïnvloed. Op het publiek kwam DM vooral over als een organisatie met alleen ‘dolle meiden’. Ook de pers bleef het idee hebben (en uitbeelden) dat Dolle Mina een feministische beweging was10, het geen tekenend was voor de manier waarop naar Dolle Mina als organisatie werd gekeken. Na het Eerste congres waren anonieme brieven van Dolle Mina´s die vonden dat ¨Dolle Mina een vrouwenbeweging zou moeten zijn en dat mannen in DM niet dezelfde rechten zouden moeten hebben als de vrouw¨ 11. Na dit congres werd het duidelijk dat DM niet de radicaalfeministische weg zou afslaan, en mannen bij DM welkom waren. De organisatievorm zou volgens de uitslag van het congres bestaan uit een landelijke contactgroep (met Huub Phillippens als coördinator) en vertegenwoordiging van plaatselijke groepen en afdelingen. Per plaatselijke afdeling was er geen bestuur nodig maar een coördinatie-informatie groep die de landelijke contactgroep op de hoogte diende te houden. Er was geen bindend lidmaatschap, en er werd uitdrukkelijk gesteld dat DM geen politieke partij was of wenste te worden. Bovendien hoefden de plaatselijke afdelingen niet voor elk van de punten van DM hun bijdrage te leveren.12 Zo kon je zelf een eigen DM afdeling opbouwen in je stad als die nog niet bestond. De abortusgroep is hier een voorbeeld van. Op de vergadering van 26 mei werd besloten om voor elk actiegroep verschillende coördinatoren aan te wijzen die als afgevaardigde zouden fungeren. Zo was er de Amsterdamse abortusgroep met Germaine Groenier en Hillie Molenaar afwisselend als contactpersoon.13 De eerste abortusgroep ontstond in Amsterdam, maar later zouden deze ook in onder andere Den Haag, Utrecht, Rotterdam en Dordrecht volgen.
9
E. Kloek, Verzameld verleden; veertig gedenkwaardige momenten en personen uit de vaderlandse geschiedenis(Hilversum 2004)152 10 IIAV, Dolle Mina, inv.nr 34, Evolutie, no. 5.(Amsterdam 1971) 1 11 IIAV, Dolle Mina, inv.nr 67, brief van Liesbeth Versluijs aan Hennie de Swaan, mei/april 1970 Amsterdam 12 IIAV, Dolle Mina, inv.nr.3, besluiten moties en verklaringen 13 IIAV, Dolle Mina, inv.nr. 3, lijst van coördinatoren na aanleiding van de vergadering van 26 mei, juni 1970
6
1.2 Beginselprogramma van de DM abortusgroep: standpunten inzake abortus Het beginselprogramma was bestemd voor elk nieuw lid van de abortusgroep van DM. Het beginselprogramma van de abortusgroep bevatte drie stellingen. De eerste stelling hield in dat het recht op abortus provocatus een onderdeel was van de complete ontplooiingskansen van vrouwen die bijdroegen tot haar emancipatie. De tweede stelling hield in dat abortus geen voorbehoedsmiddel, maar een noodmiddel was. De derde stelling hield in dat de tijdsperiode dat abortus provocatus kon plaatsvinden niet een ethische maar medischtechnische beslissing moest zijn. Aan deze stellingen hingen nog een vijftal eisen aan die hieronder worden beschreven. Ten eerste wilde Dolle Mina dat de wetsartikelen met betrekking tot abortus provocatus werden afgeschaft. Door deze wetsartikelen bleven er kwalijke gevolgen voor vrouwen die door het verbod illegale abortus pleegden, met de gevolgen nadien. Ten tweede wilde een algemene verbreiding(en verspreiding) van anticonceptie. Ook al waren voorbehoedsmiddelen gelegaliseerd, behielden gemeentes het recht om te bepalen of bijvoorbeeld een condoomautomaat in de desbetreffende gemeente zou worden geplaatst. Ten derde stond DM voor het recht van het kind om gewenst te zijn. De argumentatie die ze hiervoor hanteerden was dat ongewenste kinderen over het algemeen volgens onderzoek een slechtere jeugd hadden, dit door bijvoorbeeld mishandeling. Dit kwam omdat de vrouw haar kind in eerste instantie nooit heeft willen hebben. Ten vierde stelde Dolle Mina dat er een mentaliteitsverandering nodig was. Hierbij moest er eerst een mentaliteitsverandering tot stand gebracht worden bij artsen, psychiaters, gynaecologen en psychologen en alle politieke partijen. De mentaliteitsverandering zou moeten ontstaan door abortus uit de taboesfeer te halen.14 Overigens was mentaliteitsverandering een aspect die door schrijvers gelinkt word aan de tijdgeest van de Tweede feministische golf. Zoals Katrijn de Smit het beschrijft: ´Het feminisme van de tweede golf had de mentaliteitsverandering bij vrouwen en mannen als hoofddoel.15 Het vijfde punt hielden de zes praktische eisen in: 1. Abortus provocatus voor rekening van Ziekenfonds en particuliere verzekeringen, 2. Behoorlijke klinieken of andere 14 15
IIAV, Dolle Mina, inv.nr.3, Beginselprogamma Abortusgroep, 1970, 1 K.,de Smit, Hoe dol was Dolle Mina?: een geschiedeni van de Dolle Mina in Vlaanderen(Gent 2006) 13
7
mogelijkheden om op deskundige wijze abortus provocatus uit te voeren, 3. De ingreep diende zo pijnlijk mogelijk en met gebruik van de meest moderne technieken, 4. Een goede begeleiding van ongewenste zwangerschappen, 5. Verstrekken van zoveel mogelijk informatie en voorlichting over abortus provocatus aan een ieder die dit wenste of nodig hebben, 6. Bij weigering bij een arts dient er naar een andere arts worden verwezen.16 Duidelijke standpunten werden er in de abortusgroep aangenomen, dit in tegenstelling tot de complete organisatie van DM. Terwijl de mannen zich bemoeiden met de organisatie van DM in het geheel, was de abortusgroep logischerwijs een groep van vrouwen. De abortusgroep is door de jaren heen dan ook de meest constante factor van DM geweest.
2 Een algemene indruk van het abortusklimaat in Nederland ¨Art.251 bis Wetboek van Strafrecht: 1. Hij die opzettelijk een vrouw in behandeling neemt of een behandeling doet ondergaan, te kennen gevende of de verwachting opwekkende dat daardoor zwangerschap kan worden verstoord, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jarenof een geldboete van ten hoogste zesduizend gulden. 2. Indien schuldige uit winstbejag heeft gehandeld, van het plegen van het misdrijf een beroep of gewoonte maakt, of geneeskundige, vroedvrouw of artsenijbereider is, kunnen straffen met een derde worden verhoogd, 3. Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.¨17 Deze wetten kwamen op in 1911, nadat de justitie een manier zocht om vrouwen en artsen te vervolgen. Ze vond het moeilijk om te bewijzen dat de vrucht, voor de abortus nog leefde. Ook al waren er tot in begin jaren tachtig aanpassingen in de wet betreffende abortus provocatus18, bleef het strafbaar om abortus te plegen door ´niet medischebevoegden.´19 Alleen als de gezondheid van de moeder in gevaar was, was abortus provocatus in Nederland toegestaan. Artsen hadden een machtspositie; ze konden weigeren als ze dat wilden. Vrouwen met een ongewenste zwangerschap moesten dan naar de volgende dokter gaan in de hoop dat ze behandeld konden worden. Hierdoor kwamen er 16
IIAV, Dolle Mina, inv.nr.3, Beginselprogamma Abortusgroep, 1-2 J. Outshoorn, M. van Soest, Lijfsbehoud: Tien jaar abortusstrijd in Nederland(Den Haag 1977)8-9 18 Het intentioneel aborteren van een gezond vrucht, ook als de moeder gezond is 19 J.Outshoorn, M. van Soest, Lijfsbehoud, 9 17
8
veel vrouwen die nergens terecht konden, omdat artsen hen weigerden te behandelen. Veel van deze vrouwen waren gedwongen het kind te houden of moesten de illegale weg kiezen om abortus toch mogelijk te maken. Op abortus provocatus heerste in de jaren zestig en begin jaren zeventig een taboe. Er werd in de jaren zestig dan ook nauwelijks over abortus in de publieke sfeer gesproken. Abortus provocatus werd daarom heimelijk verricht. Hierdoor zijn de cijfers over abortus provocatus gevallen ook niet exact; twintigduizend tot zestigduizend gevallen van abortus provocatus was de schatting in 1968.20 Volgens een onderzoek van de Dolle Mina abortusgroep was het aantal zesentwintigduizend tot honderdduizend gevallen. Volgens hetzelfde onderziek werd hooguit vijf procent, dat neerkwam op 1000 vrouwen in 1969 behandeld door ziekenhuisteams21. Een groter aantal, naar schatting vijftienduizend vrouwen werden geaborteerd door een klein team22. Ten slotte bleef er een grote groep over, geschat werd negenduizend(maar in het onderzoek werd vermeld dat dit aantal eerder dertigduizend tot veertigduizend gevallen was) die geaborteerd werden door niet-medici. Dat kwam er op neer dat 25 vrouwen per dag met zich lieten ‘knoeien’ of zelf ‘knoeiden’.23 Als je als zwangere vrouw een abortus wilde plegen had je vaak een paar opties die met ‘knoeien’ te maken hadden. Je kon zelf proberen abortus te plegen door bijvoorbeeld een breinaald in je baarmoeder via het kruis te steken, in de hoop dat je de vrucht zo zou ‘doden’. Je kon, vaak via vriendinnen, naar een (pseudo-)dokter of vroedvrouw gaan die je een vergifmiddeltje gaf waarmee je liet volspuiten met vergif, soms met de dood als gevolg. Je kon gaan springen in de hoop dat je vrucht knapt, of zitten in de Amsterdamse bus 26, ‘het abortuslijntje’ die over een hele hobbelige weg richting Buitenveldert reed.24 Het waren methodes waar je als vrouw over moest nadenken, aangezien er een risico bestond dat je jezelf als ‘knoeier’ en je baby schade aan kon richten als de abortusmethode was mislukt. Zwangere Vrouwen waren bang dat ze na de alternatieve abortusmethode alsnog de vrucht droegen. Dan konden ze zich vanaf dat moment zorgen maken of het kindje gezond zou zijn en/of het kindje normaal ter wereld zou komen. Sommige vrouwen waren zo wanhopig dat ze zelfmoord pleegden. 20
J. Fort, ´De onderwereld kwam even boven´, De Groene Amsterdammer, 15 juni 1986, 6 Team bestaande uit psychologen, psychiaters, gynaecologen en artsen 22 Een arts in combinatie met een andere arts, psycholoog of gyneacoloog 23 IIAV, Dolle Mina, inv.nr.3, informatie over abortus provocatus van de DM werkgroep abortus, November 1970 Amsterdam, 1-2 24 J. Fort, ´De onderwereld kwam even boven´ 6 21
9
Vrouwen die welgesteld waren konden zich een reis naar Engeland permitteren en daar abortus plegen. In Engeland was abortus in 1967 min of meer legaal. Ook in Nederland kon je voor een aanzienlijk bedrag soms bij een dokter abortus plegen. Veel vrouwen die abortus wilden plegen waren echter arm. In deze zin was er dus een ongelijke positie in Nederland tussen de rijkere en de armere vrouwen die met een ongewenste zwangerschap zaten. Qua voorbehoedsmiddelen hadden armere en rijkere vrouwen dezelfde mogelijkheden. Dit omdat het gebruik van voorbehoedsmiddelen legaal was geworden in 1967. Door verbeterd onderwijs en de democratiseringbewegingen in de jaren zestig, werden de zedelijkheidsregels van de kerk minder nageleefd. Echter hadden gemeentes nog het recht om condoomautomaten niet in hen gemeente te plaatsen. De kerk was nog zeker een instelling met invloed. Als gekeken wordt naar de dagbladen ten tijde van Dolle Mina, komen er telkens tegenargumenten van geestelijken die ‘het recht op leven’ van het ‘het ongeboren kind’ voorop stelden. Het was de tijd dat in vele landen, net als in Engeland, abortus legaal werd. Voor geestelijken werd dit gezien als een verval van de zedelijke regels. Abortus hoorde voor de meeste geestelijken dan ook tot dit verval, en zou tegengehouden moeten worden. Dit beeld werd bevestigd door oproepen van geestelijken (namens de paus) aan artsen om te weigeren een abortus uit te voeren.25 Een onderzoek onder Nederlandse priesters in november 1971 wees uit dat vrijwel geen een geestelijke in Nederland het eens was met abortus of sterilisatie.26 De mening van het Nederlandse volk over abortus provocatus was, volgens een enquête die werd uitgevoerd door de Nederlandse Vereniging voor Sexuele Hervorming(NVSH), dat 79 procent van de Nederlandse bevolking voor de legalisering van abortus was tegenover 15 procent tegen. Dit was veel meer dan de 58 procent in 1986. Voor de meeste mensen (negentig procent) was het gevaar dat de moeder stierf als zij geen abortus zou plegen, een belangrijke reden om voor abortus te stemmen. Negenentwintig procent van de voorstanders was het eens met legalisering, mits de vrouw het recht op keuze werd ontzegd. Volgens de enquête heeft welstand en leeftijd invloed gehad op de mening over legalisering van abortus. Hoe rijker en hoe ouder iemand was, hoe minder degene voor abortus provocatus was.27 25
N.n, ´Kardinaal maant verpleegkundigen´, de Volkskrant, 13 april 1972 N.n., ´Onderzoek onder Nederlandse priesters: Encycliek boekt gering succes´, de Volkskrant, 24 november 1971 27 N.n., ´Rond 80 procent is in principe voor abortus´, Limburgs Dagblad, 12 november 1970 26
10
Op het gebied van de politiek bleef abortus een zaak van tegenstanders en voorstanders. Maar de abortuskwestie werd over het algemeen naar voren geschoven omdat het een omstreden onderwerp was. De politiek duidde het ook vaak als een deskundigenvraagstuk aan; iets waarover alleen deskundigen konden oordelen. Deskundigen werden het echter niet eens, en de politiek ook niet. Hierdoor werd de abortuskwestie vaak op de langere baan gezet. En juist in deze tijd kwamen er feministische bewegingen op die vonden dat zij zelf konden beslissen of abortus niet of wel geoorloofd was, waarvan DM er één van was. Hierdoor was het voor politici vanaf 1970 nodig zich duidelijker op te stellen ten opzichte van de abortuskwestie. De argumenten die door de feministische partijen, groepen en bewegingen destijds werden gegeven, maakten het moeilijk voor politici om abortus provocatus slechts als een deskundig probleem te zien. Hierdoor werd een ´herdefiniëring van het abortusprobleem´ nodig. 28 De Partij van de Arbeid (PvdA) werd in deze tijden beschouwd als de partij die voor de versoepeling van de abortuswet was, de Katholieke Volkspartij(KVP) als tegenstander van gelegaliseerde abortus. Vooral de KVP leek ook beïnvloed te zijn door geestelijken als gekeken wordt naar de dagbladen die erop lijken te wijzen dat bisschoppen KVP leden onder druk konden zetten, betreffende de abortuskwestie.29 Dit natuurlijk omdat de KVP katholieke kiezers heeft die door de mening van geestelijken werden beïnvloed.
3 DM in de abortusstrijd tot de Tweede landelijke congres De eerste grote actie van de Dolle Mina abortusgroep is ook meteen een van de meest sensationele. Op 16 maart drongen een aantal Dolle Mina´s met heupbroeken in Utrecht een vergadering van vrouwenartsen binnen. Eenmaal binnen ontblootten ze hun buiken waarop de gevleugelde kreet ´baas in eigen buik´ met grote dikke letters op stond geschreven. De meiden deelden pamfletten aan de aanwezige 50 artsen uit met de standpunten van Dolle Mina over abortus. Dit was een ongekend beeld; jonge vrouwen die hun buiken lieten zien. Met de pers dicht aan hen zijde zorgden ze ervoor dat deze actie breed in de pers werd uitgemeten. In één klap had de Dolle Mina aandacht weten te krijgen voor de 28
J. Outhoorn, M. van Soest, Lijfsbehoud, 23-25 N.n, ´Uitspraak Gijsen zet KVPérs onder druk´, de Volkskrant, 12 april 1972, N.n, ´Socialist verdedigt KVP tegen Gijsen´, de Volkskrant, 13 april 1972, N.n, ´Gesprek KVP-top en bischoppen over abortus´, de Volkskrant, 27mei 1972 29
11
abortuskwestie in Nederland en haar standpunten daarover.30 Met het idee op ludieke wijze in de pers te komen om daarna de serieuze punten aan de man te brengen, was DM de ´opstandige dochter´ van de gematigde MVM. DM was radicaler in haar eisen en ook ludieker in haar manier om die eisen algemeen bekend te maken. In die zin werkte DM volgens Kennedy als Provo.31 Ook andere schrijvers trekken de overeenkomstige lijn tussen DM en Provo.32 Het belangrijke aspect van deze actie was niet alleen de aandacht die het abortusprobleem kreeg, maar ook dat vrouwen die er niet over durfden te praten, dat nu wel durfden. Het bracht dus een zekere mentaliteitsverandering teweeg bij veel vrouwen in Nederland. Diezelfde nacht nog ging DM op pad om het DM- beginselprogramma in de brievenbussen van artsen te gooien. Ook werden er affiches geplakt met de tekst ‘dokter wikt, vrouwbeschikt.’33 Hiermee wilde Dm, zoals het punt dat in het beginselprogramma ook duidelijkduidelijk vermeld staat, de mentaliteit van de artsen veranderen. Vanaf het begin had DM dit doel: verandering van buitenaf en binnenin. DM werd hierna een uitlaatklep voor veel vrouwen die over hun ervaringen met abortus wilden en durfden te praten. Hierdoor kwamen er plannen om een boekje uit te brengen met de (nare) ervaringen van vrouwen die een abortus hebben of wilden ondergaan. Het ´zwartboek´ dat in november 1970 ontstond, kreeg als titel ‘Dolle Mina klaagt aan’. Het boekje werd via de abortusgroep en NVHS (op verzoek van DM)34 opgestuurd naar alle huis- en vrouwenartsen in Nederland. Bovenaan op pagina één stond dat abortus geen voorbehoedsmiddel, maar een noodmiddel was. Dit boekje was gericht aan alle ouders die geen seksuele voorlichting gaven, vrouwen en mannen die geen voorbehoedsmiddel gebruikten, gemeenteraden die geen condoomapparaten wilden plaatsen in hun gemeente ondanks de legalisering, huisartsen en vrouwenartsen die niet mee wilden werken aan verantwoorde abortus en iedereen op de operatiekamer. Ten slotte werd ook de samenleving en de overheid die volgens DM niet inzagen dat een ongewenst
30
M. van Soest, ´vijf jaar Dolle Mina-acties voor vrije abortus´, De Nieuwe Linie, 30 september 1974, M. van Soest, Dolle Mina 5 jaar(Den Haag 1975)7-9 31 J.C., Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw: Nederland in de jaren zestig (Amsterdam 1995) 137 32 M. Groffen, S. Hoitsma, Het geluk van de huisvrouw(Den Haag 2004) 26 33 IIAV, Dolle Mina, inv.nr.53, Dolle Mina blad 7e jaargang no.3 ( Amsterdam maart 1979) 1 34 IIAV, Dolle Mina, inv.nr.12, briefing aan alle afdeling van Marie Phillippens betreffende de appeltjes actie en het zwartboek, 1970 Amsterdam
12
kind beter niet geboren kon worden ‘aangeklaagd’.35 Dit boekje was samengesteld om de ´mentaliteit´ van ten eerste de artsen te veranderen. Het stond vol met verhalen van vrouwen die abortus wilden plegen maar daar allemaal moeilijkheden bij (artsen) ondervonden. Zo vertelt een 19 jarig meisje dat ze haar zwangerschap niet aan haar ouders durfde te vertellen, de vader van het kind niet vader wilde worden en zij door artsen gezond werd verklaard en dus in staat was om een kind te baren. De artsen die in staat waren om de abortus uit te voeren wilden daarvoor vierduizend gulden hebben, geld dat ze(en samen met haar, vele vrouwen) niet had. Uiteindelijk heeft ze het kind daarom gekregen, maar was ze niet in staat dit kind enige liefde te geven.36 Dit soort verhalen liet duidelijk de reële ervaringen zien van vrouwen die abortus wilden plegen. Het idee dat een vrouw wel blij zou zijn als het kind er eenmaal was, werd hiermee tegengesproken. Het boekje droeg bij aan beter begrip bij psychologen, psychiaters, maatschappelijke werkers en progressieve politici, voor vrouwen die besloten abortus wilden plegen. 37Deze actie had het doel om verandering van binnenuit te bewerkstelligen, de mentaliteitsverandering of taboedoorbreking bij medisch-bevoegden. Zoals in het boekje al duidelijk werd, was Dolle Mina niet voor abortus en zag ze abortus niet als een voorbehoedsmiddel, maar als een noodoplossing. Vandaar dat DM de nadruk legde op goede seksuele voorlichting en voorbehoedsmiddelen. In oktober 1970 gaf DM ook het ´pilbulletin´ uit met de tekst ´niet ouwehoeren pillen voeren’. Hierin werd voorlichting gegeven over verschillende soorten anticonceptiemiddelen en de uitwerkingen hiervan. Dit had de bewustwording over verschillende anticonceptiemiddelen voor vrouwe en mannen tot doel, dus een verandering van binnenuit. Tegelijkertijd werd er ook weer naar buiten toe actiegevoerd. Met leuzen als ‘moeder wil is wet, met de pil naar bed’ en ‘de pil moet rollen’ werd er op 10 oktober een straatactie gehouden waarbij Dolle Mina’s met grote ronde borden die de pil moesten voorstellen, door de straten slenterden. Hiermee wilden ze aandacht voor het punt ‘de pil in het ziekenfondspakket’, wat mede door DM ook zou lukken. Hierbij werkte DM samen met NVSH, waarmee ze een goede samenwerking had. In dezelfde maand werd op de eerst volgende ledenvergadering op 7 oktober gesproken over de oprichting van de ‘kleine groep’, kleinere organisaties van DM met
35
IIAV, Dolle Mina, inv.nr.3, ‘Dolle Mina klaagt aan’, november 1970, 1 Idem 3 37 M. van Soest, Dolle Mina 5 jaar, 7-9 36
13
maximaal 10 leden. Dit waren praatgroepen die met elkaar zouden praten over de standpunten van DM en de persoonlijke ervaringen van de groepsleden inzake. Tegen het einde van de zomer functioneerde Dolle Mina niet zo goed meer. ‘Velen werden minder actief, sommigen stapten er zelfs uit…een veelgehoorde klacht was dat de leden onderling eigenlijk veel te weinig persoonlijk contact met elkaar hadden.’38 Het bleek op de vergadering ook dat veel Mina´s ‘waren weggebleven, die het allemaal niet zo zagen, die teleurgesteld waren, meer Aktie wilden, of meer persoonlijk contact zochten, die om welke reden dan ook de moed hebben laten zakken.’39 Vandaar dat de kleine groep een uitkomst was voor vrouwen die zonder mannen wilden praten over persoonlijke ervaringen in een praatgroep. Deze kleinere groepen zorgden weer voor mentaliteitsverandering van binnenuit, doordat vrouwen met andere vrouwen in contact kwamen die hetzelfde meemaakten. De acties gingen zonder (veel van)deze vrouwen verder. Op 14 november gingen Dolle Mina´s de straat op met een landelijke campagne voor de ´appeltjes actie´. Hierbij betuigde DM haar steun aan Stichting voor medisch verantwoorde zwangerschapsonderbreking (Stimezo). Met als argument dat er na een abortuskliniek meerdere zouden volgen werden in heel Nederland in kraampjes appeltjes verkocht om bij te dragen aan de eerste abortuskliniek die Stimezo van plan was op te zetten.40 De appeltjes werden verkocht voor een kwartje per stuk. Sommigen besloten om voor het verkrijgen van appeltjes rond te gaan bij markthandelaren om gratis een kist appeltjes verkrijgen. 41 Samenwerking met Stimezo werkte hier heel goed. In 1971 zou deze kliniek gaan openen in Rotterdam. De steun aan Stimezo is ook te zien in de bladen van Dolle Mina, waarin opgeroepen werd om geld te doneren aan Stimezo. Stimezo had bijvoorbeeld in het novembernummer van 1970 al een pagina in het tweede nummer van het blad van Dolle Mina, de Evolutie. 42 Dat Stimezo kon ontstaan is te danken aan de (lichte) taboedoorbreking die DM bewerkstelligde in de eerste twee jaar dat ze actievoerde. Dat deze acties nodig waren blijkt wel uit de politieke toestand destijds, daar was een mentaliteitsverandering op gang maar was die verre van compleet. 38
IIAV, Dolle Mina, inv.nr.72, overwegingen voor de algemene ledenvergadering van Dolle Mina, 7 oktober 1970 39 IIAV, Dolle Mina, inv.nr.12, briefing van de algemene vergadering over de ´kleine groep´, 10 oktober 1970 Amsterdam 40 IIAV, Dolle Mina, inv.nr.67, briefing van Dolle Mina actiegroep Stimezo aan alle ´Lieve Mina´s´, oktober 1970 41 IIAV, Dolle Mina, inv.nr.12, briefing aan alle afdelingen van Marie Phillippens betreffende de appeltjes actie en het zwartboek , 1970 Amsterdam 42 IIAV, Dolle Mina, inv.nr.54, Evolutie no. 2.(Amsterdam 1970) 6
14
Het initiatiefontwerp van tweede kamerlid Johannes Henricus Lamberts en tweede kamerlid Hendrik Jan Roethof van de PvdA waarbij ze de abortus wilden legaliseren en de vrouw zelf wilden laten beslissen, ging namelijk tegen het regeerakkoord van de ministerpresident Barend Willem Biesheuvel in. De voorwaarde die het regeerakkoord stelde was dat een Multidisciplinair team zou beslissen of abortus nodig was of niet. De mening van de vrouw was hierin ondergeschikt. Deze voorwaarde was onderdeel van het regeerakkoord van minister van Volksgezondheid Lodewijk Benedictus Johannes Stuyt en minister van justitie Andreas Antonius Maria van Agt van de KVP, dat stelde dat een abortusteam uit twee artsen moest bestaan en dat er een verplichte registratie aan te pas kwam. Dit kwam er op neer dat de artsen de abortusgevallen en de redenen moesten registreren. DM was hier volledig op tegen; weer konden vrouwen niet zelf beslissen of ze zich wilden laten aborteren. DM riep dan ook vrouwen op om na de Tweede congres in de verkiezingstijd te stemmen op een van de linkse partijen.
4 Abortusstrijd vanaf het Tweede landelijk congres tot 1974 Op het Tweede congres van Dolle Mina op 17 en 18 april 1971 werd de scheidlijn tussen de radicaalfeministische gerichte en marxistische gerichte vrouwen en mannen in DM duidelijk, aan de hand van de zes punten die de ideologische en politieke standpunten van DM behelsden. Het ging om de volgende zes punten: 1‘De onderdrukking en discriminatie van de vrouw wordt in stand gehouden mede door de klasse-structuur van onze maatschappij. ‘ 2 ‘In tegenstelling tot sommige andere emancipatiebewegingen ‘dat de meest fundamentele tegenstelling niet die is tussen vrouw en man, maar tussen speciale klassen…’, 3.‘De werkelijke bevrijding van vrouw en man is alleen mogelijk in een socialistische maatschappij..’, 4. ‘Dolle Mina strijd zou voeren tegen het kapitalisme, waarbij zij zich onderdeel van de linkse stroming beschouwt.’,
15
5 ‘Dolle Mina zal strijd voeren tegen iedere vorm van militarisme en ekonomische onderdrukking en uitbuiting..’ 6 ‘De maatschappij die Dolle Mina voorstaat zal moeten leiden tot een samenleving, waarbij kwaliteit van het leven en kreativiteit voorop staat..’43 Deze duidelijke neiging van een sociale feministische naar een meer marxistische organisatie, kwam volgens Saskia Poldervaart doordat in DM de mannelijke theoretici gingen overheersen. Doordat de nadruk op socialisme kwam en niet op persoonlijke ervaringen, gingen veel bij DM vrouwen weg. De massabeweging die DM was werd kleiner. Veel vrouwen die weggingen bij DM trokken zich terug in kleine praatgroepen die ze samen met MVM organiseerden. De behoefte om zonder mannen en over persoonlijke ervaringen te praten, en tevens de nadruk op socialisme en niet de vrouwenstrijd, zorgde voor een duidelijke ideologische splitsing. Ook waren er vrouwen die het naast hun studie of werk gewoonweg te druk hadden om met de DM beweging verder te gaan.44 Toch ging de abortusstrijd verder. Zo word er in juli 1971 een brief gestuurd naar alle Kamerleden, om de afkeuring van het regeerakkoord van Stuyt en van Agt te laten weten. In september deelden vier Haagse mina´s pamfletten van de ‘zwangere man’ uit aan de leden van de tweede Kamercommissie, tijdens een hoorzitting in de kamer over het wetsvoorstel Lamberts en Roethof. Dit deden ze met de kreet ‘tegen 100.000 zwangere vrouwen staan 100.000 zwangere mannen die deze vrouwen zwanger hebben gemaakt’. Deze Haagse Mina´s meldden ook op een zelfgeorganiseerde persconferentie in het Haagse Nieuwpoort dat de Haagse Charles Schlebaum op een geheim adres aborteerde.45 Dit wisten ze naar aanleiding van een brief die in maart 1971 werd opgestuurd door een zekere Loes Bieneann, waar instond dat actievoeren zeker zin had, aangezien ze hierdoor dit geheim adres aan DM konden melden. Het ‘kliniekje’ was op het Frederiksplein gevestigd.46 De persconferentie was drukbezocht. Na een rel in de tweede kamer werd de kliniek voor 2 dagen gesloten, waarna deze werd overgenomen door de NVHS. Dit was een grote doorbraak. DM plaatste
43
IIAV, Dolle Mina, inv.nr.3, Notulen van de ideologische en politieke uitgangspunten van DM naar aanleiding van het congres te Vught op 17 en 18 april, 18 april 1971 44 IIAV, Dolle Mina, inv.nr.15, een schets van een interview van Saskia Poldervaart naar aanleiding van een boek van het tien jarig bestaan van DM, januari 1980 Amsterdam 45 J. Outshoorn, M van Soest, Lijfsbehoud, 35 46 IIAV, Dolle Mina, inv.nr.5, Brief van Loes Bieneann aan de Dolle Mina´s over een geheim abortuskliniekje op het Frederiksplein, 19 maart 1971
16
grote advertenties van de kliniek in dagbladen, gekoppeld aan een handtekeningactie, tegen het wetsvoorstel van Stuyt en van Agt die in december in het kabinet gebracht zou worden (vandaar de leuzen ‘Stuyt-ligging’ en ‘Stuyt mijn buik uit’).47 Naast veel kleinere acties was de eerstvolgende grote actie in november 1971. In de actie ‘op de vrouw af’ waarvan het startsein op 9 november werd gegeven, werden door heel Nederland condooms uitgedeeld in samenwerking met MVM. Een paar weken voor de actie werden er 6 artikelen in de Magriet gepubliceerd. Ook werd er op de dag van de actie een progamma voor n.o.s radio en vara-tv uitgezonden, met een oproep aan alle artsen en gynaecologen ‘om het recht van de vrouw te herkennen’ haar ongewenste zwangerschap te onderbreken. Hierbij werden de namen van contactpersonen en adressen van de informatiecentrums van DM bekend gemaakt48. Verder werd er een telefoonnummer van de abortusgroep in beeld gehouden. Veel vrouwen belden dit nummer. Na een selectie konden vijftien vrouwen via de NVHS naar Engeland worden gestuurd om daar abortus te plegen. Tweeënzeventig vrouwen konden in Nederland worden geholpen.49 Hierna werden er voorbereidingen getroffen om het wetsvoorstel van KVP en VVD tegen te gaan. In januari 1972 werd er, naar aanleiding van een speciale coördinatievergadering op 18 december, een brief gestuurd naar de Raad van State, die het wetsvoorstel van de KVP en VVD in behandeling had genomen. In deze brief deelde DM mee dat het wetsvoorstel het gevolg was van een zuiver politiek spelletje was omdat de VVD samen met de confessionelen moet regeren. Bij dit wetsvoorstel werd er gesteld dat een multidisciplinair team zou beslissen over het wel of niet aborteren van een ongewenste zwangerschap. Daarnaast zou de regering het recht toe-eigenen om abortusklinieken te sluiten. Beroemdheden uit Nederland waaronder Annie M.G. Schmidt verklaarden zich solidair met de abortusstandpunten van DM. Na een algemene vergadering voor een landelijke bijeenkomst die op 19 februari zou plaatsvinden, werd er door de Haagse abortusgroep zelf een paar politici uitgenodigd om over het wetsvoorstel te discussiëren. Hierin werd voor de Dolle Mina´s duidelijk hoe VVD ‘pragmatisch en opportunistisch was.’ 50 Met bovenaan op het affiche ‘Vrouw beslis’ werd naar aanleiding van het wetsvoorstel opgeroepen voor een ‘massale demonstratie voor het zelfbeschikkingsrecht 47
J.Outshoorn, M van soest, Lijfsbehoud, 37 IIAV, Dolle Mina, inv.nr.3, briefing van Huub Phillippens aan alle Amsterdamse Dolle Mina´s, September 1971 49 M. van Soest, Dolle Mina 5 jaar, 7-9 50 J.Outshoorn, M. van Soest, lijfsbehoud, 39-40 48
17
van de vrouw (op) 19 februari’ , gehouden in Utrecht. Op deze actie waren ook COC, Humanistische stichting geestelijke volksgezondheid, kritische artsen, MFAS, MVM, NVSH, Release, Verplegingskollektief, Vrouwenkontakt , de PVDA en de Vrouwenbond NVV vertegenwoordigt.51 Met honderdduizend pamfletten en vijfduizend affiches die verspreid dienden te worden gingen de vrouwen de straat op in Utrecht.52 Deze actie was een groot succes. Duizenden vrouwen waren naar Utrecht gekomen voor vrije abortus en uit protest tegen het wetsvoorstel. De volgende spectaculaire abortusactie, ook gericht was tegen het wetsvoorstel, was de actie van de ‘huifkartocht’ die begon op 15 april 1972. Het doel was om maandenlang door heel Nederland te trekken en vrouwen informatie te geven en handtekeningen te verzamelen voor het standpunt van DM op het gebied van abortus, en het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw. Zo ging de kar vanuit Brabant naar Friesland en weer terug naar Den Haag. De tocht was bedoeld om vrouwen te bereiken in Nederland, die buiten de grote steden woonden. De tocht eindigde op 12 mei, met vijfentwintigduizend uitgedeelde affiches. Hierna werd aan minister president Biesheuvel een logboek van de huifkartocht aangeboden, en werden de verzamelde handtekeningen aan de Kamerleden op het Binnenhof aangeboden. Desondanks werd het op 23 juni duidelijk dat, ondanks dat het bereik van DM in Nederland ver ging, minister van Agt en minister Stuyt niet van hen stuk gebracht zouden worden. Ze bleven min of meer bij de punten van het regeerakkoord. Maar het kabinet Biesheuvel viel en de abortuskwestie werd in de ‘ijskast’ gezet.53 Echter waren er in deze tijd al een aantal abortusklinieken in Nederland. Dit kwam mede door de mentaliteitsverandering die door DM werd bewerkstelligd. Men zou kunnen zeggen dat er min of meer een gedoogsituatie wat betreft abortusklinieken ontstond. Ook was het de verdienste van DM dat de abortus langzamerhand uit de taboesfeer verdween, en veel Nederlanders begon af te vragen waarom de vrouw niet zelf mocht beslissen over het wel of niet afbreken van haar ongewenste zwangerschap.
`
De tijd van de grote (abortus)acties was voor DM echter voorbij. In deze tijd trokken veel Dolle Mina’s zich terug in ‘kleine praatgroepen’, enerzijds uit onvrede voor de meer 51
IIAV, Dolle Mina ,inv.nr.18, pamflet voor de abortusdemonstratie op 19 februari in Utrecht, december 1971 IIAV, Dolle Mina, inv.nr.3, verslag van de vergadering van 27 januari over de organisatie van de demonstratie, 28 januari 1972 53 M. van Soest, Dolle Mina 5 jaar, 7-9 52
18
ideologische (socialistische) lijn van DM, anderzijds om zonder mannen over hen persoonlijke ervaringen te praten. Volgens één van de Dolle Mina´s was dit ook een tijd van bezinning. De mannenkwestie lijkt ook samen te gaan met de socialistische kwestie. Zo meldde DM’er Doenja Verwey in een interview achteraf: ¨Het is waar, de mannen in Dolle Mina konden het niet laten. Altijd sprongen zij erin als zij meenden dat het verloop van de diskussies bijgestuurd dienden te worden, als de lijn van de klassenstrijd verloren dreigde te gaan in partikuliere vrouwenbehoeftes.¨54 De kleine praatgroepen gingen verder met kleine straatacties. Ook de vrouwenhuizen, persoonlijk opvang van ongewenste zwangere vrouwen uit binnen- en buitenland zijn uitwerkingen van persoonlijke Dolle Mina´s die vanuit de ‘kleine groep’ opereerden. Veel vrouwen, uit binnen- en buitenland, zijn op deze manier door DM opgevangen en geholpen. Het is ook in deze twee jaar dat DM niet meer in staat was om grootschalige (abortus-) acties te voeren. Veel vrouwen hadden zich aansloten bij andere partijen of zich terugtrokken in kleine groepen. De grootste verdiensten in abortusstrijd moet in deze tijd dus toegekend worden aan de kleine groepen, die na 1972 steeds meer individueler opereerden. DM had wel in 1973 nog het boekje ‘wat wil dolle Mina’ uitgegeven met haar standpunten over abortus en in februari 1974 een intern bulletin volledig gewijd aan de abortusstrijd55. Als echter gekeken wordt naar de ‘aftakeling’ van het blad zelf, dan wordt duidelijk dat de belangstelling voor DM behoorlijk was afgenomen. Met de mededeling in het intern blad van 6 april 1974 dat bijna de helft van de abonnees hebben betaald (waarvan werd aangenomen dat ze geen lid meer waren), een kleine groep aanwezig was op de landelijke coördinatievergadering en dat de verschillende afdelingen niet meer hun verslagen toesturen, waren er Mina´s die vonden dat het beter was om DM af te schaffen dan dat het langzaam afstierf.56 Ook in 1975 komt er weer brief aan DM, van Freddy Scheper dat het misschien beter was dat DM zich onthief57, maar dit gebeurde niet. Vrouwen die nog verder wilden doorgaan met actievoeren in de abortusstrijd gingen op in de nieuwe organisatie WVE. De andere vrouwen van Dolle Mina gingen verder in 54
IIAV, Dolle Mina, inv.nr.15, monoloog interview van Doenja Verwey, maart 1980 e IIAV, Dolle Mina, inv.nr 57, Intern blad Dolle Mina 2 jaargang no.9, september 1974 56 e IIAV, Dolle Mina, inv.nr. 57, Intern blad Dolle Mina 2 jaargang no.6, 6 april 1974 57 IIAV, Dolle Mina, inv.nr .54, correspondentie van Freddy Scheper aan de Dolle Mina’s over de nieuwe organisatievorm of opheffing, 27 oktober 1975 55
19
praatgroepen. Dolle Mina als organisatie in de abortusstrijd ging door in haar bladen. In de volgende paragraaf zal de belangrijkste actie van de WVE worden besproken. DM als organisatie zou nog tot in ongeveer 1980 bestaan. Slechts een kleine aantal Mina’s bleef zich via DM vertegenwoordigen. In deze tijd waren er nog enkele ideeën voor een boek over het tienjarig bestaan van DM, maar dit mislukte. Achteraf gezien is DM aan een zwijgzame dood gestorven.
5 ‘wij vrouwen eisen’ Zoals al vermeld, was DM niet meer in staat om grootschalige acties te voeren. WVE nam dit stokje over. WVE werd opgericht in oktober 1974 door twee Dolle Mina´s, naar aanleiding van de sluiting van een abortuskliniek in Amsterdam. In WVE was eigenlijk een overkoepelend orgaan aangezien veel verschillende organisaties hierin waren vertegenwoordigd. Het was de kracht van een gedeelde opinie ten aanzien van de abortuswet. De eisen van WVE waren: abortus uit het wetboek van strafrecht, abortus in het ziekenfondspakket en de vrouw beslist. Tijdens een grootschalige abortusactie in december 1974 wordt DM door WVE gevraagd mee te doen. Dit was de eerste echte actie die WVE organiseerde. Waar ik me op zal toespitsen is de belangrijkste actie waarin WVE haar stempel drukte, namelijk de bekende ‘Bloemenhoveaffaire’. Al in juni 1974 werd abortuskliniek de Bloemenhove al bedreigd met sluiting. Minister van Agt had toen via minister van justitie Jan Andreae aangedrongen om de directie van de Bloemenhovekliniek te verzoeken om het vrijwillig te sluiten. Dit omdat in de kliniek zwangerschappen van twaalf tot achttien weken werden afgebroken. De Bloemenhovenkliniek was in Nederland destijds de enige kliniek die zwangerschappen na twaalf weken nog beëindigde. Het in beslag nemen van de medische apparaten en sluiting van de kliniek zou een einde hieraan maken. De raadkamer van de Haarlemse rechtbank besloot dat de sluiting niet doorging. Het gerechtshof in Amsterdam besloot het tegengestelde, maar de Hoge raad besloot in oktober 1975 dat het Haarlemse rechtbank gelijk had.58 Voorlopig was de kliniek veilig. Maar in mei 1976 was de dreiging w eer reëel. Dit na aanleiding van een Duitse vrouw 58
N.n., ´Interpellatie na sluiting van abortuskliniek´, NRC Handelsblad, 19 mei 1976
20
die een klacht had ingediend bij de politie, omdat ze meende dat ze een slechte (verkeerde) nazorg na een abortusbehandeling bij het Bloemenhovekliniek had gehad. Ze werd behandeld volgens normale procedures, maar kreeg later nog een ‘spontane abortus’, waarna haar man een schadevergoeding van vierduizend Duitse marken eiste. De arts en directeur van de Bloemenhovekliniek, Anton van den Bergh bood aan nazorg te betalen, maar weigerde een schadevergoeding te betalen. Hij meende dat het hoogstwaarschijnlijk een tweede vrucht van een tweeling was, maar dat is achteraf moeilijk vast te stellen. Hij wees verder op de mogelijkheid een klacht in te dienen, wat de Duitse vrouw dan ook deed. De officier van justitie liet de politie een onderzoek instellen.59 Toen besloot de minister van Justitie Willem Hendrik Andreae in overleg met minister van Agt, en met zijn volledige toestemming en steun de aanklacht serieus te nemen en op basis hiervan, buiten gerechtelijke macht om, de kliniek op 18 mei te sluiten. In de morgen van 18 mei werd dr. Van den Bergh om ongeveer 6 uur, op aandringen van mr. Andreae, verzocht om een verklaring af te leggen na aanleiding van de klacht van het Duitse echtpaar. Na het afleggen van de verklaring las mr. Andreae alsnog de aanklacht op met de mededeling dat de kliniek tot 8 uur in de morgen had om vrijwillig te sluiten. Dr. Van den Bergh nam dit niet serieus. Al een aantal vertegenwoordigers van vrouwenorganisaties, waaronder MVM, NVSH, Release Haarlem, ‘Rooie vrouwen’ en het Amsterdamse Vrouwenhuis en Dm waren vertegenwoordigd in de WVE, waren toegesneld naar de Bloemenhoveklliniek. Deze vrouwen waren niet van plan de sluiting door te laten gaan. Met 8 zwaarlijvige rechercheurs vergrendelde de minister van justitie twee van de drie behandelingskamers. De derde behandelingskamer kon niet worden vergrendeld door de aanwezigheid van de vrouwen die dit verhinderden.60 Zo besloot mr. Andreae samen met de politie in het koffiekamertje te gaan vergaderen over het verloop van hen handelen. Tijdens een twee uur durende vergadering werden ook de overige twee vergrendelingen ongedaan gemaakt door de vrouwen. Vervolgens werden de overgebleven kamers bezet. Na de vergadering deelde de hoofdofficier mee dat het onmogelijk was gebleken de Bloemenhovekliniek te sluiten door dat ‘tegenstanders’ dit onmogelijk maakten. Van verdere maatregelen werd er afgezien
59
F. Gonggrijp, ´Abortuskliniek blijft geopend, Justitie blaast aftocht na actie´, Nieuws van de Dag, 19 mei 1976 N.n., Sluiting van ´Bloemenhovekliniek door demonstranten verhinderd, Justitie trok zich terug in belang van patiënten´, Haarlems Dagblad, 19 mei 1976 60
21
omdat volgens mr Andreae de belangen van de negentien aanwezige patiënten geschaad zouden worden. Na deze mededeling klonk er een luid gejuich van de vrouwen die de kamers hadden bezet. Deze actie toonde aan hoeveel bereikt kon worden door actievoeren. Volgens Anneke Goudsmit, voorzitter van het Stichtingsbestuur van de Bloemenhovekliniek, betekende het besluit een uniek feit in de strafrechtgeschiedenis.61 Tot drie uur in de middag bleef het druk in de Bloemenhovekliniek. Langzamerhand werden de vrouwen naar huis gestuurd, met de mededeling van de directie van de Bloemenhovekliniek dat de Justitie geen verdere maatregelen zou nemen. Zouden die er wel komen dan had het bestuur van de kliniek telefoonnummers van vrouwenorganisaties die binnen een kort tijdsbestek groepen vrouwen konden oproepen. Enkelen bleven uit voorzorgsmaatregel, wat achteraf niet nodig bleek. Die nacht werden in het Binnenhof, door ‘onbekende tegenstanders’, historische gebouwen met witte verf beklad met de leuzen ‘baas in eigen buik’ en ‘Bloemenhove moet open’.62 Wie deze onbekende tegenstanders waren valt enigszins op te maken aan de leuzen. Dit was een zekere overwinning van de vrouwenorganisaties. Het lijkt erop dat minister van Agt en mr. Andreae wel erg gretig waren om de kliniek te sluiten, als je er van uitgaat dat de Duitse vrouw volgens de gebruikelijke methodes werd behandeld. Alle medewerkers van de Bloemenhovekliniek meldden dat de vrouw volgens Stimezo-richtlijnen was behandeld, en de nazorg niet anders was dan in andere vrouwen. Bovendien eiste de vrouw eerst smartengeld, waardoor je de motieven van de om een aanklacht in te dienen zou kunnen wantrouwen. Bovendien had van Agt niet gereageerd op verzoeken van tweede kamerleden Aart Geurtsen(VVD), Hendrik Jan Roethof(PvdA) samen met Johannes Henricus Lamberts(PVDA) en Elizabeth Veder-Smith(VVD) om de sluiting op te schorten totdat er een verklaring over de motieven van van Agt aan de commissie van volksgezondheid zou worden gegeven. Hierdoor vallen de motieven van minister van Agt ook te betwijfelen. Het lijkt er op dat van Agt een aanleiding zocht om de kliniek te sluiten. 63 Een overweging hiervoor zou kunnen zijn vrees voor het wetsvoorstel van Roethof en Lamberts dat abortus uit de strafwet zou halen. Dit voorstel zou in de zomer worden behandeld. Het voorstel werd niet aangenomen. Vele Mina’s , naast vele
61
Idem F. Gonggrijp, ´Abortuskliniek blijft geopend´ 63 N.n.,´ Interpellatie na sluiting van abortuskliniek´ 62
22
vrouwenorganisaties, waren teleurgesteld nadat het wetsontwerp van de PvdA en de VVD, waarin de vrouw beslist in overleg met haar arts, op 13 december 1976 in de Eerste kamer door de VVD werd afgestemd. Dit terwijl het wetsvoorstel in de Tweede kamer met 83 tegen 58 stemmen werd aangenomen.64 Het lijkt erop dat de politiek gewoon nog niet klaar was hiervoor. Zij het uit persoonlijke of morele overtuigingen, het wetsvoorstel kwam er niet doorheen. Pas in 1981 zou abortus in Nederland worden gelegaliseerd.
64
IIAV, Dolle Mina, inv.nr.53, Dolle Mina jaargang 7 no.3(Amsterdam 1979) 9
23
Conclusie Om een duidelijk antwoord te kunnen geven op de vraag: ´welke actiemethoden heeft DM gebruikt om het abortusprobleem in Nederland onder aan dacht te brengen en welke uitwerking hadden deze methoden vanaf haar oprichting in 1969 tot en met 1974? ‘, moet worden gekeken naar de manier waarop DM zich vanaf het begin van de organisatie wilde profileren. De eisen inzake abortus die DM stelde hingen samen met het idee dat er een mentaliteitsverandering moest plaatsvinden, een doorbreking van de taboe rondom abortus provocatus. Deze mentaliteitsverandering van binnenuit moest worden bewerkstelligd door de acties die DM organiseerde. Nu kunnen we stellen dat de acties van DM niet direct hebben geleid tot het inwilligen van deze eisen, maar dat door de ludieke acties en voorlichting DM de mentaliteitsverandering wel bereikte. Deze mentaliteitsverandering begon veelal bij vrouwen zelf. Door de losse organisatievorm van DM was het erg gemakkelijk voor vrouwen zelf om een DM organisatiegroep op te zetten in een stad waar die nog niet bestond. Omdat dit zo makkelijk was, verspreidde het aantal georganiseerde werkgroepen razendsnel. Ook het feit dat je als Dm geen lidmaatschap hoefde aan te vragen, zorgde ervoor dat je makkelijk mee kon doen met de organisatie. Door het ludieke karakter van DM´s acties voelden vrouwen zich gesterkt om in het openbaar over hun ervaringen betreffende abortus te praten. Dit zorgde op haar beurt weer op bespreekbaar worden, van wat daarvoor nog een taboe was. Het boekje ‘Dolle Mina klaagt aan’ zorgde ook tot een betere begrip bij artsen, psychologen, psychiaters en gynaecologen voor vrouwen met een ongewenste zwangerschap. Ook bij hen had (vooral) Dolle Mina ook een mentaliteitsverandering bewerkstelligd. De informatiebladen die DM uitbracht had de functie om informatie te verschaffen die moeilijk elders te verkrijgen was. De acties die DM organiseerden had op nationaalen regionaal niveau de functie om haar punten in de belangstelling te plaatsen. Tegelijkertijd bereikten ze zo vrouwen die anders niet afwisten van DM´s bestaan. Mede doordat Dolle Mina zo ludiek in haar karakter was bereikte ze alle lagen van de bevolking en schaarden er zoveel vrouwen(en mannen) zich achter het standpunt van DM inzake abortus. De taboe die in de Nederlandse samenleving over abortus heerste werd met deze acties langzaam doorbroken. De eerste abortuskliniek die in 1971 aan de pers werd voorgesteld heeft vooral door 24
DM in de openbaarheid kunnen treden. Door de bekendheid die DM had konden vrouwen met ongewenste zwangerschappen terecht bij informatiecentra van DM, waar ze opgevangen werden en zo nodig doorverwezen naar andere instanties. Juist deze bekendheid zorgde ervoor dat veel vrouwen in heel Nederland zich begonnen in te zetten voor de abortuskwestie. Op deze wijze zijn er tientallen werkgroepen ontstaan die individueel vrouwen opvingen uit binnen- en buitenland. Samen stonden deze groepen sterk in grote landelijke acties als op ‘de vrouw af’, de ‘huifkartocht’ en andere (vaak in samenwerking met andere organisaties als Stimezo, NVSH en MVM). Vooral de straatacties tussen 1970 tot 1972 heeft ervoor gezorgd dat de taboe rondom abortus provocatus in Nederland langzaam werd doorbroken en er een mentaliteitsverandering in Nederland op gang was inzake abortus. Deze actiemethodes hadden volgens DM een verandering van buitenaf als doel. Daarnaast was de verandering van binnenuit heel belangrijk. Deze verandering bewerksteligde DM door boekjes aan artsen, gynaecologen, psychologen uit te geven met informatie over abortus. Ook de vele informatiecentra´s verspreid over heel Nederland zorgde ervoor dat vrouwen die met een ongewilde zwangerschap zaten verwezen konden worden naar artsen die abortus pleegden. Verder werden boekjes uitgegeven als de ´pilbulletin´ die informatie gaven over preventieve middelen die zwangerschap voorkomen. Dit zorgde ervoor dat de onwetendheid over seksualiteit en zwangerschap bij vrouwen afnam. Vanaf 1972 was DM niet meer in staat was om grote abortusacties op te zetten, door het vertrek van vrouwen door ideologische kwesties, mannenkwesties en en gebrek aan een goede coördinatie tussen de losse flodders waaruit DM door heel Nederland bestond. Maar DM bleef verder strijden in haar bladen, en kleinere groepen die acties organiseerden. Het spreekwoordelijke stokje op dit gebied werden door andere vrouwenorganisaties overgenomen, waaronder WVE (waarin DM vertegenwoordigd was). Door WVE werd er in 1976 een unieke overwinning behaald. Zo had ze ervoor gezorgd dat de abortuskliniek Bloemenhoven niet werd gesloten door zich lijfelijk in te zetten en actie te voeren. Dolle Mina heeft vanaf het begin het doel gehad om vrouwen van DM in de pers op de voorgrond te plaatsen. Echter was er geen vooropgestelde plan om mooie vrouwen als reclamebord te gebruiken. Veel vrouwen die de acties op tv volgden en zich bij DM hadden geschaard dachten dat DM een vrouwenorganisatie was. Toen dit op het eerste en tweede congres niet zo bleek te zijn werd er door vrouwelijke mina´s geklaagd over mannen in DM 25
en verlieten velen DM zelfs. Desondanks bleef dit beeld bestaan. Tijdens het onderzoeken ben ik in de correspondentie veel brieven tegengekomen van mannen in DM. Het lijkt erop dat de mannen in DM (als ook enige vrouwen) de feministische richting, die DM voor het Nederlandse publiek en de pers leek op te gaan, zijn tegengegaan. Hierdoor werden veel vrouwen teleurgesteld in DM en vertrokken. Men zou zich kunnen afvragen of DM niet sterker had gestaan in de abortusstrijd als ze toch, zoals veel vrouwen wilden, de feministische kant op was gegaan. Misschien dat ze dan door een hechtere eenheid een grotere bijdrage had kunnen leveren aan de abortusstrijd. Het is zo dat de ideologische richting van DM vanaf 1972 ervoor zorgde dat DM versplinterde. Deze richting leek onvermijdelijk, doordat (juist in de kerngroep) mannen een deel uitmaakten van DM. Hebben de mannen in DM verhinderd dat DM een sterkere radicaalfeministische richting opging? Hierover kan verder onderzoek worden gedaan
26
Archivalia Internationaal Informatiecentrum en archief voor de vrouwenbeweging Archief van Dolle Mina Inv.nr. 3, Circulaires en pamfletten. 1970-1976 Inv.nr. 5, Ingekomen stukken van en minuten van uitgaande stukken aan personen, alfabetisch geordend. 1970-1973, 1975. Inv.nr.12, geen beschrijving Inv.nr 15, Stukken betreffende het tienjarig bestaan en betreffende de voorbereiding van het Dolle Mina boek 1978-1981 Inv.nr. 18, Circulaires, pamfletten, ansichtkaarten Baas in eigen Buik( Feministische Uitgeverij Sara), correspondentie en andere stukken betreffende acties. 1970-1971, (1976), 1978 Inv.nr. 34, Documentatie van en knipsels over MVM. 1969, 1971. Inv.nr. 51-54, Kopij voor het intern Blad (IB) en ingekomen stukken bij de redactie van het IB. 1970-1978
Inv.nr.57, Intern blad van Dolle Mina Jrg.1, nrs 7,9,10; jrg. 2 nrs 1-6, 8-9; jrg.3 nr.6; jrg.5 nrs15, 10; jrg.6 nrs 4-5; jrg. 7 nrs 1-4 1972-1979 Inv.nr. 67, Knipsels van ingezonden brieven in periodieken betreffende DM. 1970-1971 Inv.nr. 72, Circulaires en folders van DM over DM 1970-1972, Interne stukken van DM, z.j., knipsel van artikelen in samenwerking met DM gemaakt 1970-1972 Gedrukte bronnen De Groene Amsterdammer De Nieuwe Linie De Volkskrant 27
Haarlems Dagblad Limburgs Dagblad Nieuws van de Dag NRC Handelsblad
Literatuurlijst Groffen, m., S. Hoitsma, Het geluk van de huisvrouw(Den Haag 2004)
Kennedy, J.C., Nieuw Babylon in aanbouw: Nederland in de jaren zestig (Amsterdam 1995) Kloek, E., Verzameld verleden; veertig gedenkwaardige momenten en personen uit de vaderlandse geschiedenis (Hilversum 2004) Loo, van de, Vilan, De vrouw beslist: De Tweede feministische golf in Nederland(Amsterdam 2005) N.n, ‘Biografie/geschiedenis van Dolle Mina’, weergegeven op de website van het Internationaal Informatiecentrum voor vrouwenbeweging, http://www.iiav.nl/nl/databases/catalogus/index_artikelen.html, 01-12-09 N.n., ‘Dolle Mina-Het idee van een man?’, 7 maart 2008, http://geschiedenis.vpro.nl/artikelen/39335254, 04-12-09 Outshoorn, J., M. van Soest, Lijfsbehoud: Tien jaar abortusstrijd in Nederland(Den Haag 1977) Smit, de, K., Hoe dol was Dolle Mina?: een geschiedeni van de Dolle Mina in Vlaanderen(Gent 2006)
Soest, van, M., Dolle Mina 5 jaar(Den Haag 1975)
28
29