VERSCHILLEN IN ZAKENDOEN TUSSEN BELGIË EN NEDERLAND
VERSCHILLEN IN ZAKENDOEN TUSSEN BELGIË EN NEDERLAND BOEKHOUDKUNDIGE, FISCALE, JURIDISCHE EN SOCIAALRECHTELIJKE ASPECTEN
Dit overzicht is een uitgave van de grensoverschrijdende BelgiëNederland adviesgroep van BDO. De ‘Belgium/Holland Desk’ begeleidt Belgische en Nederlandse ondernemers die grensoverschrijdende activiteiten (willen) ontwikkelen. In dit overzicht treft u de belangrijke verschillen aan tussen België en Nederland inzake boekhouding, fiscaliteit, arbeids- en sociaal zekerheidsrecht en vennootschapsrecht.
Contactgegevens: Contacteer uw accountmanager bij BDO of vraag naar: Voor België: Dirk Van wal +32 3 230 58 40
Voor Nederland: Vincent Wanningen +31 76 571 49 00
[email protected] www.bdo.be
[email protected] www.bdo.nl
De tekst is bijgewerkt tot 20 mei 2013
Deze publicatie is zorgvuldig voorbereid, maar is in algemene bewoordingen gesteld en bevat alleen informatie van algemene aard. Deze publicatie bevat geen advies voor concrete situaties, zodat uitdrukkelijk wordt aangeraden niet zonder advies van een deskundige op basis van de informatie in deze publicatie te handelen of een besluit te nemen. Voor het verkrijgen van een advies dat is toegesneden op uw concrete situatie kunt u zich wenden tot BDO of een van haar adviseurs. BDO en haar adviseurs aanvaarden geen aansprakelijkheid voor schade die het gevolg is van handelen of het nemen van besluiten op basis van de informatie in deze publicatie. BDO is een op naam van Stichting BDO te Amsterdam geregistreerd merk. In deze publicatie wordt BDO gebruikt ter aanduiding van de organisatie die onder de merknaam ‘BDO’ actief is op het gebied van de professionele dienstverlening (accountancy, belastingadvies en consultancy). BDO Accountants & Belastingadviseurs B.V. en BDO Belastingconsulenten CVBA zijn lid van BDO International Ltd, een rechtspersoon naar Engels recht met beperkte aansprakelijkheid, en maken deel uit van het wereldwijde netwerk van juridisch zelfstandige organisaties die onder de naam ‘BDO’ optreden. BDO is de merknaam die wordt gebruikt ter aanduiding van het BDO-netwerk en van elk van de BDO Member Firms.
INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1 JAARREKENING ................................................................ 6 1.1 Algemeen .......................................................................... 6 1.2 Omvang ............................................................................. 6 1.3 Publicatievereisten ........................................................... 7 1.4 Accountantscontrole ....................................................... 9 1.5 Consolidatie ...................................................................... 10
Hoofdstuk 5 BTW .................................................................................. 46 5.1 Werken in onroerende staat ............................................ 51
Hoofdstuk 2 BOEKHOUDING ................................................................ 2.1 Algemeen .......................................................................... 2.2 Rekeningschema ............................................................... 2.3 Waarderingsregels ............................................................ 2.4 Verplichte boeken ............................................................ 2.5 Btw-eisen voor een boekhouding ...................................
12 12 13 13 15 15
Hoofdstuk 7 SOCIALE ZEKERHEIDSREGELGEVING .............................. 7.1 Algemeen .......................................................................... 7.2 Sociale bijdragen .............................................................. 7.3 De nieuwe EU-verordeningen .........................................
Hoofdstuk 3 JURIDISCH ........................................................................ 3.1 Vennootschapsvormen .................................................... 3.2 Oprichtingsvereisten ........................................................ 3.3 Opstartformaliteiten ....................................................... 3.4 Bestuursorganen .............................................................. 3.5 Algemene vergadering van aandeelhouders .................. 3.6 Raad van Commissarissen ............................................... 3.7 Jaarverslag ........................................................................ 3.8 Ondernemingsraad ..........................................................
16 16 17 20 21 22 23 24 24
Hoofdstuk 4 FISCAAL ............................................................................. 4.1 Fiscale jaarrekening .......................................................... 4.2 Tarieven vennootschapsbelasting ................................... 4.3 Verworpen uitgaven ......................................................... 4.4 Aftrek voor risicokapitaal (notionele interestaftrek) ................................................ 4.5 Aftrek voor octrooi-inkomsten ....................................... 4.6 Andere fiscale stimuli ...................................................... 4.7 Deelnemingsvrijstelling (DBI) ......................................... 4.8 Fiscale eenheid ................................................................. 4.9 Verliescompensatie .......................................................... 4.10 Rulingbeleid ...................................................................... 4.11 Transfer pricing ................................................................... 4.12 Bronheffing – roerende voorheffing .................................
26 26 28 29 33 34 34 37 40 41 43 44 44
Hoofdstuk 6 SPECIAAL BELASTINGREGIME EXPATRIATES ..................................................................... 53
55 55 57 60
Hoofdstuk 8 INKOMSTENBELASTINGEN VOOR ZELFSTANDIGEN ................................................... 61 Hoofdstuk 9 ARBEIDSRECHTELIJKE ASPECTEN .................................... 9.1 Algemeen .......................................................................... 9.2 Collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) ................................................................................ 9.3 Overzicht van de gebruikelijke arbeidsvoorwaarden .........................................................
64 64 65 67
Hoofdstuk 10 BELASTING BIJ OVERDRACHT VAN ONROEREND GOED ................................................. 74 Bijlagen 1 WAARDERINGSREGELS ............................................ 76 2 BELGISCH MINIMUM GENORMALISEERD REKENINGENSTELSEL .............................................. 85 3 (UITTREKSEL) EU-VERORDENING 883/2004 ................................. 94
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
5
HOOFDSTUK 1
JAARREKENING
BELGIË 1.1
Algemeen
De Belgische wetgeving bepaalt dat iedere onderneming die een dubbele boekhouding voert jaarlijks een jaarrekening dient op te maken.
NEDERLAND
In Nederland wordt er onderscheid gemaakt tussen een inrichtingsjaarrekening en een publicatiejaarrekening. De inrichtingsjaarrekening wordt beschouwd als een instrument om rekening en verantwoording af te leggen aan de organen van de rechtspersoon. De publicatiejaarrekening dient als informatie naar derden.
Het is mogelijk om IFRS toe te passen in Nederland. Voor kleine rechtspersonen bestaat de mogelijkheid van toepassing van fiscale grondslagen vanaf boekjaren aanvangend.
Voor kleine en middelgrote rechtspersonen zijn vrijstellingen van toepassing.
1.2 Omvang
6
Grote ondernemingen moeten een volledig schema gebruiken. Kleine en ‘middelgrote ondernemingen’ mogen een verkort schema gebruiken.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
Kleine vennootschappen, indien niet meer dan één van de volgende criteria wordt overschreden: jaargemiddelde personeelsbestand 50; jaaromzet, excl. btw € 7,3 miljoen; balanstotaal € 3,65 miljoen. tenzij, jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100, of deel uitmaakt van een groep van verbonden ondernemingen, die geconsolideerd meer dan één van bovenstaande criteria overschrijdt, dan wel waarvan het gemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100 is.
NEDERLAND
Kleine rechtspersonen: van toepassing op rechtspersonen, waarvoor (gedurende twee achtereenvolgende jaren) minimaal twee van de drie volgende eisen gelden: gemiddeld aantal werknemers minder dan 50; netto-omzet excl. btw minder of gelijk aan € 8,8 miljoen; totaal activa minder of gelijk aan € 4,4 miljoen.
1.3 Publicatievereisten
Ondernemingen onderworpen aan de publicatie van de volledige of verkorte jaarrekening: alle vennootschappen naar Belgisch recht onder de vorm van een NV, BVBA, Comm.VA, CVBA, EESV en ESV evenals de Europese Vennootschap naar Belgisch recht.
Ondernemingen onderworpen aan publicatie: alle rechtspersonen die onderworpen zijn aan Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BV, NV, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij alsmede onder bepaalde voorwaarden stichtingen, verenigingen en sommige formeel buitenlandse vennootschappen.
Niet onderworpen aan de publicatie: de natuurlijke personen die handelaar zijn; de kleine en middelgrote vennootschappen waarvan de vennoten onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk zijn (VOF, Comm.V, CVOA); de grote vennootschappen waarvan de vennoten hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk zijn (VOF, Comm.V, CVOA) en indien geen enkele onbeperkt aansprakelijke vennoot een rechtspersoon is.
Niet onderworpen aan publicatie: ondernemingen die geen rechtspersoon zijn (eenmanszaak, VOF, CV, behoudens een VOF of CV waarvan alle beherende vennoten buitenlandse kapitaalvennoten zijn); kleine rechtspersonen die geen winst beogen: accountantsverslag met verklaring dat zij geen werkzaamheden buiten de doelomschrijving hebben verricht; gegarandeerde groepsmaatschappijen.
Publicatie bijkantoren in België: deze dienen een jaarrekening op te stellen maar dienen niet hun Belgische jaarrekening te publiceren, wel de jaarrekening van de buitenlandse onderneming, voorafgegaan door het eerste blad van het volledig schema. De neerlegging van de jaarrekening van de buitenlandse onderneming gebeurt in de vorm waarin deze rekeningen werden opgesteld en openbaar gemaakt volgens het recht van de Staat waaronder de vennootschap valt.
Ook een buitenlandse onderneming met één of meer nevenvestigingen in Nederland is in principe publicatieplichtig. De buitenlandse vennootschap dient een jaarrekening van de vennootschap te deponeren bij het Handelsregister voor zover en in de vorm waarin de vennootschap deze in het land van haar statutaire zetel openbaar moet maken. De te deponeren stukken dienen in het Nederlands, Duits, Frans of Engels te zijn gesteld.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
7
BELGIË
NEDERLAND
Wat publiceren: de jaarrekening volgens het voorgeschreven formulier (balans, de resultatenrekening, de toelichting en de sociale balans); het jaarverslag van de Raad van Bestuur of zaakvoerder: enkel verplicht voor grote vennootschappen; het controleverslag van de commissaris(revisor) indien een verslag vereist is.
Wat publiceren: de jaarrekening volgens de wettelijke voorschriften (de enkelvoudige jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening indien de rechtspersoon een geconsolideerde jaarrekening opstelt); het jaarverslag van het bestuur; de overige gegevens (inclusief de accountantsverklaring indien een controleplicht bestaat). Ten aanzien van de te publiceren gegevens gelden vrijstellingen voor kleine en middelgrote ondernemingen.
Wanneer publiceren: binnen 30 dagen na de goedkeuring van de jaarrekening door de algemene vergadering van aandeelhouders.
Wanneer publiceren: binnen 8 dagen na vaststelling van de jaarrekening door de algemene vergadering van aandeelhouders.
Sancties: Strafrechtelijke sancties: geldboete van € 275 tot € 55.000; en/of gevangenisstraf van één maand tot een jaar; mogelijke hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurders. Burgerrechtelijke sancties: de door derden geleden schade uit het niet neerleggen van de jaarrekening binnen de wettelijk gestelde termijn. Gerechtelijke sancties: op vraag van iedere belanghebbende of van het Openbaar Ministerie kan de rechtbank de ontbinding uitspreken van een vennootschap die haar jaarrekening niet heeft neergelegd gedurende drie opeenvolgende jaren. Administratieve boetes of tarieftoeslag bij laattijdige neerlegging: € 400 (€ 120 voor kleine vennootschappen) wanneer de jaarrekening wordt neergelegd tijdens de negende maand na de afsluiting van het boekjaar; € 600 (€ 180 voor kleine vennootschappen) wanneer de jaarrekening wordt neergelegd vanaf de tiende tot en met de twaalfde maand na de afsluiting van het boekjaar; € 1.200 (€ 360 voor kleine vennootschappen) wanneer de jaarrekening wordt neergelegd vanaf de dertiende maand na de afsluiting van het boekjaar.
Strafrechtelijke sancties: geldboete; en/of gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden; mogelijke hoofdelijke aansprakelijkheid en strafbaarheid van bestuurders; eventuele bijkomende straffen en maatregelen.
8
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND
1.4 Accountantscontrole
Algemeen: Register-Accountant wordt in België Bedrijfsrevisor genoemd. Een bedrijfsrevisor dient lid te zijn van het Instituut der Bedrijfsrevisoren.
Wettelijke controles mogen uitsluitend worden uitgevoerd door externe accountants van accountantsorganisaties die een vergunning hebben van de Autoriteit Financiële Markten.
De controle is verplicht: voor vennootschappen die deel uitmaken van een groep die gehouden is een geconsolideerde jaarrekening op te stellen en te publiceren; indien de criteria overschreden worden op individuele basis, of op geconsolideerde basis als de vennootschap deel uitmaakt van een groep; voor portefeuillemaatschappijen; voor vennootschappen waarvan de effecten zijn opgenomen in een officiële notering van een effectenbeurs.
Van de controleplicht zijn vrijgesteld ondernemingen die geen rechtspersonen zijn, kleine rechtspersonen en groepsmaatschappijen die voldoen aan bepaalde voorwaarden (verklaring van aansprakelijkstelling door de moedermaatschappij).
Duur mandaat van een bedrijfsrevisor: de bedrijfsrevisor wordt benoemd voor een vaste duur van drie jaar. Zijn jaarlijkse vergoeding (voor 3 jaar) is vastgesteld vóór het starten van zijn opdracht. De bedrijfsrevisor kan steeds terug worden herbenoemd.
De accountant wordt voor onbepaalde tijd benoemd. In eerste instantie is de algemene vergadering van leden of aandeelhouders bevoegd tot het benoemen van een accountant.
Overige wettelijke opdrachten
De wetgeving heeft voorzien dat bij bepaalde verrichtingen van de onderneming de bedrijfsrevisor een verslag dient op te stellen.
De wetgeving heeft voorzien dat bij bepaalde verrichtingen van de onderneming de accountant een verklaring dient te verstrekken.
Specifieke opdrachten voortvloeiende uit het Wetboek van Vennootschappen: inbreng in natura; quasi-inbreng (vrijstelling mogelijk); uitgifte aandelen beneden fractiewaarde; wijziging maatschappelijk doel; interim-dividend; omzetting naar een andere vennootschapsvorm; belangenconflict in de Raad van Bestuur; fusie of splitsing van vennootschappen (vrijstelling mogelijk);
Specifieke opdrachten voortvloeiende uit de wetgeving zijn zoals verslagstaten ten behoeve van toezichthouder (banken, verzekeraars en pensioenfondsen).
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
9
BELGIË
NEDERLAND
vereffening; beperking of opheffing van het voorkeurrecht; kapitaalverhoging door openbare inschrijving, ten gevolge van een conversie van obligaties, of ten gevolge van de uitoefening van warrants.
1.5. Consolidatie
Wie moet consolideren: een onderneming die alleen of gezamenlijk één of meer dochterondernemingen controleert (de moederonderneming); consortia (horizontale groep met centrale leiding), alsook hun dochterondernemingen.
Wie moet consolideren: een onderneming die, alleen of samen aan het hoofd van een groep staat, waarbij het hoofd van de groep in het algemeen de onderneming is waarin de leiding van de groep is ondergebracht (de moederonderneming). Een groep is een economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch verbonden zijn; een rechtspersoon die niet aan het hoofd van een groep staat, maar die in zijn groep een of meer dochtermaatschappijen heeft of andere rechtspersonen waarop hij een overheersende zeggenschap kan uitoefenen of waarover hij de centrale leiding heeft (tussenholding).
Vrijstelling van consolidatie: a indien een onderneming zelf dochteronderneming is, moet zij geen geconsolideerde jaarrekening en jaarverslag opstellen indien: goedkeuring van de vrijstelling door haar algemene vergadering met 90% van de stemmen (NV) en 80% van de stemmen voor de overige vennootschappen (vrijstelling is geldig voor 2 jaar en hernieuwbaar); de moederonderneming de geconsolideerde jaarrekening openbaar maakt in de taal van de vennootschap.
Vrijstelling van consolidatie: a vrijstelling van tussenconsolidatie: een tussenholding behoeft geen geconsolideerde jaarrekening op te stellen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: er is binnen 6 maanden na aanvang van het boekjaar geen schriftelijk bezwaar gemaakt door ten minste 10% van de leden of de houders van ten minste 10% van het geplaatste kapitaal; de financiële gegevens die de rechtspersoon zou moeten consolideren zijn opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van een groter geheel; de geconsolideerde jaarrekening en het jaarverslag van het groter geheel zijn opgesteld conform de 7e EG-richtlijn; de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij met accountantsverklaring en jaarverslag zijn opgesteld in het Nederlands, Frans, Duits of Engels;
10
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND
b
Vrijstelling van consolidatie naar omvang van de onderneming, indien niet meer dan één van de volgende criteria wordt overschreden (cijfers van de laatst opgemaakte jaarrekening op geconsolideerde basis): jaaromzet excl. btw: € 29,2 miljoen; balanstotaal: € 14,6 miljoen; personeel (jaargemiddelde): 250.
Vrijstelling van consolidatie geldt niet in de volgende gevallen: voor portefeuillemaatschappijen; één van de te consolideren ondernemingen is op de beurs genoteerd; de geconsolideerde jaarrekening moet aan de ondernemingsraad worden verstrekt, tenzij de ondernemingsraad akkoord is dat de geconsolideerde jaarrekening van de groep wordt voorgelegd.
binnen 6 maanden na balansdatum of binnen één maand na een geoorloofde latere openbaarmaking is de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij neergelegd bij het Handelsregister. b overige vrijstellingen: in de consolidatie te betrekken maatschappijen die tezamen van te verwaarlozen betekenis zijn voor het geheel. Dit wordt afgemeten aan de invloed op solvabiliteit en liquiditeit; in de consolidatie te betrekken maatschappijen waarvan de nodige gegevens slechts tegen onevenredige kosten of met grote vertraging te verkrijgen of te ramen zijn; in de consolidatie te betrekken maatschappijen waarin het belang slechts wordt gehouden om het te vervreemden. c groepen die voldoen aan ten minste twee van de drie criteria voor kleine rechtspersonen behoeven geen geconsolideerde jaarrekening op te stellen, tenzij sprake is van genoteerde effecten en/of een kredietinstelling. d joint ventures behoeven niet te worden geconsolideerd.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
11
HOOFDSTUK 2
BOEKHOUDING
BELGIË
NEDERLAND
2.1 Algemeen
Verplicht voeren van een boekhouding: elke onderneming voert een voor de aard en omvang van haar bedrijf passende boekhouding en neemt de bijzondere wetsvoorschriften betreffende dat bedrijf in acht.
Idem
Bewaring van boeken: 7 jaar; 3 jaar voor stukken die niet strekken tot bewijs tegenover derden.
Bewaarplicht van de administratie: 7 jaar; de Belastingdienst eist voor sommige stukken uit de administratie een langere bewaartermijn.
Munteenheid: de boekhouding dient te luiden in euro.
Munteenheid: er zijn geen wettelijke voorschriften met betrekking tot de te hanteren valuta in de boekhouding. De posten van de jaarrekening worden uitgedrukt in euro’s. Het gebruik van een andere valuta is toegestaan indien dat door de werkzaamheid van de rechtspersoon of de internationale vertakkingen van de groep wordt gerechtvaardigd.
12
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND
2.2 Rekeningschema
Verplicht gebruik van de minimumindeling algemeen rekeningstelsel (MAR): de ondernemingen dienen het MAR als basis te gebruiken voor het opstellen van hun rekeningschema. De omschrijving van de rekeningen mag worden aangepast aan de aard van de onderneming. Rekeningen die voor de onderneming niet dienstig zijn, moeten niet in het rekeningstelsel worden opgenomen (zie bijlage 2).
Hoofdlijnen van het MAR: 1 t.e.m.5 betreffen balansrekeningen, 6 en 7 bevatten de resultatenrekeningen: 1 rekeningen: eigen vermogen, voorzieningen voor risico’s en kosten en schulden op lange termijn; 2 rekeningen: oprichtingskosten, vaste activa en vorderingen op lange termijn; 3 rekeningen: voorraden en bestellingen in uitvoering; 4 rekeningen: vorderingen en schulden op korte termijn; 5 rekeningen: geldbeleggingen en liquide middelen; 6 rekeningen: kosten; 7 rekeningen: opbrengsten; 8 en 9 rekeningen: vrij voor analytische boekhouding; 0 rekeningen: niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen.
Er zijn geen verplichtingen ten aanzien van de inrichting van het grootboekrekeningschema.
De waarderingsregels worden door de leiding van de onderneming binnen de voorschriften van Titel 9 boek 2 BW bepaald en vastgelegd in de jaarrekening.
Bepaalde regels voor het toepassen van actuele waarde als waardering zijn vastgelegd in Besluit Actuele Waarde.
Daarnaast gelden de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ).
2.3 Waarderingsregels
Waarderingsregels dienen door het bestuursorgaan van de onderneming te worden bepaald en genotuleerd en vastgelegd in het inventarisboek. Ze zijn tevens onderdeel van de toelichting bij de jaarrekening. Voor een overzicht van de waarderingsregels verwijzen we naar bijlage 1.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
13
BELGIË
14
Het basiswaarderingsstelsel is dit van de historische waarden, nl. de aanschaffingswaarde. Onder aanschaffingswaarde wordt verstaan de aanschaffingsprijs, de vervaardigingsprijs of de inbrengwaarde. Waardering tegen vervangingswaarde is niet toegelaten.
Herwaarderingen zijn enkel toegelaten voor bepaalde activa (materiële vaste activa en deelnemingen en aandelen die onder de financiële vaste activa voorkomen) indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan (o.a. vaststaand en duurzaam – verantwoording door de rentabiliteit van de onderneming, etc.). De herwaarderingsmeerwaarde wordt integraal toegevoegd aan het eigen vermogen.
NEDERLAND
Voor kleine rechtspersonen heeft de RJ, naast de wettelijke vrijstellingen van de inrichtings- en publicatievoorschriften, ook vrijstellingen van bepaalde Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving vastgesteld. De (resterende) Richtlijnen die op de jaarverslaggeving van kleine rechtspersonen van toepassing zijn, zijn door de RJ in een afzonderlijke editie opgenomen (RJk editie). De vrijstellingen voor kleine rechtspersonen hebben voornamelijk betrekking op de presentatie en toelichting en op de verwerking en waardering en resultaatbepaling.
Voor kleine rechtspersonen bestaat de mogelijkheid om fiscale grondslagen toe te passen. De bovengenoemde RJk-regels zijn dan niet van toepassing.
Als grondslag voor waardering en resultaatbepaling komen in aanmerking: de aanschaffings- of vervaardigingsprijs en voor de bepaalde categorieën tevens de actuele waarde.
Doordat waardering op actuele waarde toegestaan is, kan een herwaarderingsreserve (al dan niet verplicht) voorkomen in de balans.
Herwaarderingen zijn in Nederland ook mogelijk op andere categorieën, dit in afwijking van België. In de toelichting dient uiteengezet te worden of, en zo ja op welke wijze, in samenhang met de herwaardering rekening wordt gehouden met de invloed van belastingen op vermogen en resultaat. De nog niet verschuldigde vennootschapsbelasting over deze hogere waardering wordt bij voorkeur gepresenteerd als een latente belastingverplichting onder de voorzieningen. De wet laat derhalve de mogelijkheid open geen rekening te houden met latente belastingverplichtingen, doch dit heeft niet de voorkeur.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND
2.4 Verplichte boeken
De volgende wettelijke boeken en registers dienen door een onderneming verplicht te worden bijgehouden: 1 register van aandelen op naam; 2 inventarisboek; 3 notulenboek.
Een onderneming dient uitsluitend een aandeelhoudersregister bij te houden voor de aandelen op naam.
Het register van aandelen op naam dient bij de oprichting te worden ingevuld aan de hand van de gegevens van de oprichtingsakte. In dit register worden onder meer ook de overdrachten aangetekend. Het register van de aandelen op naam dient te worden gehouden op de zetel van de vennootschap.
Aandeelhoudersregister: dient bij de oprichting te worden ingevuld aan de hand van de gegevens van de oprichtingsakte. Mutaties ten aanzien van de aandelen en het aandelenbezit worden geregistreerd in het register.
Inventarisboek: in het inventarisboek dienen volgende gegevens te worden ingeschreven: 1 de waarderingsregels evenals de latere wijzigingen; 2 de jaarrekening in € moet worden overgeschreven (of kleven maar zodanig dat de onuitwisbaarheid van de opgenomen gegevens wordt gewaarborgd, bijvoorbeeld door parafering). Het inventarisboek kan ook elektronisch worden bijgehouden.
Niet van toepassing.
Notulenboek: in het notulenboek dienen alle notulen te worden bijgehouden van de Raad van Bestuur of van de zaakvoerders en van de algemene vergadering van vennoten.
Niet van toepassing.
2.5 Btw-eisen voor een boekhouding
Elke btw-belastingplichtige moet een boekhouding voeren die de juiste toepassing van de btw en de controle toelaat. De btw-wetgeving schrijft o.a. expliciet de lay-out voor van een inkoopjournaal en een verkoopjournaal. Het btwaangifteformulier moet kunnen worden ingevuld aan de hand van het verkoop- en aankoopdagboek. Belgische boekhoudpakketten houden rekening met deze bijzondere bepalingen van de btw-wetgeving.
In de Algemene Wet inzake de Rijksbelastingen zijn de administratieve verplichtingen opgenomen ten behoeve van de belastingheffing. De wet bevat geen omschrijving van het begrip administratie en stelt evenmin eisen aan de wijze waarop de administratie wordt ingericht en gevoerd. De administratie dient zodanig te zijn ingericht en te worden gevoerd, dat controle daarvan door de fiscus binnen een redelijke termijn mogelijk is.
De factuur dient de wettelijke verplichte vermeldingen te bevatten.
Er zijn wel eisen gesteld aan de gegevens op een verkoopfactuur.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
15
HOOFDSTUK 3
JURIDISCH
BELGIË
NEDERLAND
3.1 Vennootschapsvormen
16
Het Belgische Wetboek van Vennootschappen erkent als handelsvennootschappen met rechtspersoonlijkheid (er zijn ook andere vennootschappen waaraan de wet geen rechtspersoonlijkheid toekent, zoals: de maatschap, de stille en de tijdelijke handelsvennootschap): 1 de vennootschap onder firma (VOF); 2 de gewone commanditaire vennootschap (Comm.V); 3 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BVBA); 4 de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (CVBA) of met onbeperkte aansprakelijkheid (CVOA); 5 de naamloze vennootschap (NV); 6 de commanditaire vennootschap op aandelen (Comm.VA); 7 het economisch samenwerkingsverband (ESV); 8 de landbouwvennootschap (LV); 9 de Europese vennootschap (SE).
Het Nederlandse Burgerlijk Wetboek voorziet in de volgende rechtsvormen: 1 de eenmanszaak; 2 de vennootschap onder firma (VOF); 3 de commanditaire vennootschap (CV); 4 de vereniging; 5 de coöperatieve en de onderlinge waarborgmaatschappij; 6 de naamloze vennootschap (NV); 7 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BV); 8 de stichting.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND
De meest gebruikte vennootschapsvormen zijn de NV en de BVBA, waarbij de vennoten in principe slechts tot het bedrag van de inbreng zijn verbonden (beperkte aansprakelijkheid).
De meest gebruikte vennootschapsvorm is de BV, waarbij de aandeelhouder in principe slechts tot het bedrag van de inbreng is verbonden (beperkte aansprakelijkheid).
De BVBA heeft als typische eigenschap het besloten karakter en de beperkte overdraagbaarheid van de aandelen. Tevens is de starters-BVBA (S-BVBA) in het leven geroepen, waarvan de opstartformaliteiten zeer beperkt zijn.
Idem voor de BV, echter uitsluitend overdracht middels notaris.
Voor de oprichting van een NV of een BV zijn onder meer vereist: 1 een notariële oprichtingsakte, inclusief de statuten; 2 oprichting kan plaatsvinden door één of meer personen, er is geen minimum aantal oprichters vereist; 3 inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel; 4 voor de NV geldt: het maatschappelijke en het geplaatste kapitaal moeten ten minste het minimum kapitaal bedragen: € 45.000; van het maatschappelijk kapitaal moet ten minste één vijfde deel zijn geplaatst.
3.2 Oprichtingsvereisten
Voor de oprichting van een NV of een BVBA zijn onder meer vereist: 1 een authentieke oprichtingsakte, gepubliceerd bij uittreksel; 2 een minimum aantal vennoten, natuurlijke of rechtspersonen (twee, behalve bij de eenpersoons-BVBA); 3 een minimum kapitaal: bij de NV € 61.500 en bij de BVBA € 18.550; 4 een financieel plan (budgetraming over een periode van minstens twee jaar – uit plan moet voornamelijk blijken dat de vennootschap (over) voldoende (start-) kapitaal beschikt).
Per 1 oktober 2012 zijn de regels voor de flexibilisering van het BV-recht in werking getreden. Door deze wijzigingen zijn veel bepalingen in het Burgerlijk Wetboek komen te vervallen of gewijzigd. De belangrijkste wijzigingen sommen wij hieronder op: Geen kapitaaleisen Het minimumkapitaal van € 18.000 is verdwenen; één aandeel van één eurocent volstaat. Geen bankverklaring vereist bij oprichting. Geen accountantsverklaring nodig bij inbreng in natura op aandelen en bij de verkrijging van goederen van aandeelhouders binnen twee jaar na oprichting van de BV (Nachgründung) en het verbod tot zekerheidstelling bij overname van aandelen in de BV (de 207c-regeling). Inkoop van alle aandelen op één na is mogelijk.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
17
BELGIË
NEDERLAND Terugbetaling van kapitaal is onmiddellijk mogelijk, zonder wachttijd en zonder verzetrecht van crediteuren. Voorschriften uitkering aan aandeelhouder(s) Aandeelhouders kunnen niet meer zelfstandig besluiten tot dividenduitkeringen. Het bestuur moet goedkeuring geven. Alvorens goedkeuring te geven moet het bestuur nagaan of de BV na de uitkering nog aan haar verplichtingen kan blijven voldoen. Hiervoor voert het bestuur een uitkeringstoets uit. Blijkt achteraf dat ten onrechte goedkeuring is verleend en het bestuur had dit behoren te weten, dan kunnen bestuurders persoonlijk aansprakelijk worden gesteld om een tekort aan te zuiveren tot maximaal het bedrag van de uitkering. Ook aandeelhouders kunnen aansprakelijk worden gesteld tot terugbetaling van het bedrag dat zij ontvangen hebben, als ook zij hadden behoren te weten dat de uitkering onverantwoord was. Hetzelfde geldt bij inkoop van aandelen en bij terugbetaling van kapitaal. Uitkeringen, inkoop en kapitaalverlaging zijn steeds mogelijk ongeacht de omvang van het eigen vermogen, mits na toepassing van de uitkeringstoets. De omvang van het aandelenkapitaal is daarbij niet relevant; wel eventuele niet-uitkeerbare reserves die de BV krachtens de wet of haar statuten moet aanhouden. Interne verhoudingen Uitgifte van aandelen zonder stemrecht of met meer of minder stemrecht dan andere aandelen is mogelijk. Het uitgeven van certificaten van aandelen blijft mogelijk. Ook kunnen aandelen zonder winstrecht of met meer of minder winstrechten dan andere aandelen worden uitgegeven. Aan het aandeelhouderschap kunnen bijzondere statutaire verplichtingen jegens de BV, andere aandeelhouders of derden worden verbonden, bijvoorbeeld een afname- of leveringsverplichting. Aan individuele aandelen kunnen bepaalde bevoegdheden worden toegekend, bijvoorbeeld de benoeming van een bestuurder.
18
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND De oproepingstermijn voor de aandeelhoudersvergadering is verkort tot 8 dagen. Voor besluitvorming buiten vergadering is geen unanimiteit meer vereist. De vaste vergaderplaats kan ook buiten Nederland liggen. Aandeelhouders kunnen het bestuur formele instructies geven voor het te voeren beleid. Een statutaire blokkeringsregeling voor overdracht van aandelen is niet langer verplicht. Beperkingen voor overdracht en prijsbepalingsregeling kunnen naar eigen inzicht geregeld worden, in de statuten of in een aandeelhoudersovereenkomst. En aandelen kunnen zelfs vrij overdraagbaar zijn. Aandelen kunnen echter ook voor beperkte termijn onoverdraagbaar zijn. Gevolgen voor de jaarrekening Een aantal wettelijke reserves is verdwenen. Bijvoorbeeld de 207c-reserve. Had de BV deze vóór 1 oktober 2012 opgenomen onder het eigen vermogen, dan komt deze te vervallen. Door de uitkeringstoets kunnen deelnemingen mogelijk geen of slechts beperkt uitkeringen doen, waarvoor de aandeelhouder-rechtspersoon in de jaarrekening een wettelijke reserve deelnemingen moet vormen. Vooral door de mogelijkheid van stemrechtloze aandelen en het afschaffen van kapitaaleisen kan de kwalificatie en waardering van deelnemingen in de jaarrekening wijzigen. Zo kan een waardering tegen nettovermogenswaarde niet meer mogelijk zijn of juist verplicht worden. Ook is mogelijk dat de verplichting om een geconsolideerde jaarrekening op te maken vervalt of juist ontstaat.
Geen voorafgaande goedkeuring van overheidswege vereist. In de praktijk neemt de oprichting meestal dan ook slechts een korte termijn in beslag.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
19
BELGIË
NEDERLAND
3.3 Opstartformaliteiten
Volgende algemene formaliteiten dienen onder meer te worden verricht bij een oprichting:
Bij inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel worden automatisch fiscale nummers toegekend indien alle gegevens zijn verstrekt; (Buitenlandse) ondernemingen die zich niet hoeven in te schrijven kunnen een formulier ‘opgaaf startende onderneming’ bij de ficus indienen.
Niet van toepassing. De accountant heeft wel de plicht om bij gerede twijfel aan de continuïteit na te gaan of het going concern principe nog kan gehandhaafd worden. Hij zal nagaan wat de invloed daarvan is op waardering van activa en passiva en de strekking van de accountantsverklaring.
1 Voorafgaandelijk aan de oprichting: het openen van een rekening bij een Belgische financiële instelling (storten van het minimumkapitaal) of inbreng in natura (bijzondere verslagen); 2 Oprichting: authentieke oprichtingsakte (o.a. bij een NV en een BVBA); 3 Na de oprichting: inschrijving in de Kruispuntbank voor Ondernemingen (KBO); aanvraag van een btw-nummer (indien vereist); afhankelijk van de activiteit en/of de grootte van de onderneming, aanvragen van eventueel wettelijk vereiste erkenning en attesten (bijvoorbeeld vestigingsattest, distributieattest, attest kennis bedrijfsbeheer, …); aanvragen van eventueel wettelijk vereiste vergunningen (bijvoorbeeld i.v.m. ruimtelijke ordening en milieu …).
Overgedragen verliezen (Art. 96,6 W.Venn.): Wanneer uit de balans een overgedragen verlies blijkt, of wanneer uit de resultatenrekening gedurende twee opeenvolgende boekjaren een verlies van het boekjaar blijkt, moeten de bestuurders of zaakvoerders de toepassing van de waarderingsregels in de veronderstelling van continuïteit verantwoorden in het jaarverslag (of in de toelichting van de jaarrekening voor kleine vennootschappen).
Verlies maatschappelijk kapitaal BVBA, CVBA, NV (Comm. VA.) (Art. 332-333; 431-432; 633-634 W. Venn.) Het bestuursorgaan dient de algemene vergadering bijeen te roepen binnen een termijn van twee maanden, wanneer zij heeft vastgesteld, of krachtens wettelijke of statutaire bepalingen had moeten vaststellen, dat het netto-actief van de vennootschap is gedaald tot minder dan de helft, respectievelijk één vierde, van het maatschappelijk kapitaal. Op voorstel van het bestuursorgaan, gerechtvaardigd in een daartoe speciaal voorzien bijzonder verslag aan de
20
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND
aandeelhouders, dient de algemene vergadering te beslissen de vennootschap al dan niet te ontbinden. Indien wordt geopteerd om de vennootschap voort te zetten, dient de algemene vergadering, op voorstel van het bestuursorgaan, de maatregelen voorzien tot herstel van de financiële situatie van de vennootschap goed te keuren. Indien het netto-actief gedaald is beneden € 61.500 voor de NV of € 6.200 voor de BVBA kan iedere belanghebbende de ontbinding van de vennootschap vorderen voor de rechtbank. De rechtbank kan wel aan de vennootschap een termijn toestaan om haar toestand te regulariseren.
3.4 Bestuursorganen
Algemeen: Raad van Bestuur bij een NV en de zaakvoerder of een college van zaakvoerders bij een BVBA.
Algemeen: Het bestuur wordt meestal directie genoemd en, met name in grotere vennootschappen, Raad van Bestuur.
Bevoegdheden: De Raad van Bestuur (bij een NV) of de zaakvoerder (bij een BVBA) is bevoegd om alle handelingen te verrichten die nodig of dienstig zijn tot verwezenlijking van het maatschappelijk doel van de vennootschap, behoudens die waarvoor volgens de wet alleen de algemene vergadering van aandeelhouders bevoegd is. De bevoegdheden kunnen worden beperkt in de statuten. Zodanige beperking kan niet aan derden worden tegengeworpen, ook niet als ze openbaar is gemaakt. De statuten kunnen echter aan een of meerdere bestuurders respectievelijk zaakvoerders de bevoegdheid verlenen om alleen of gezamenlijk de vennootschap te vertegenwoordigen. Zodanige bepaling kan wel aan derden worden tegengeworpen, mits publicatie in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad.
Bevoegdheden: De bevoegdheden van het bestuur zijn niet gedetailleerd in de wet vastgelegd. Iedere bestuurder kan de vennootschap vertegenwoordigen. De bevoegdheden kunnen door statutaire bepalingen worden beperkt.
Benoeming en ontslag: 1 Minstens 3 bestuurders (2 in het geval dat er maar twee aandeelhouders zijn) bij een NV (natuurlijke of rechtspersonen). Bij een BVBA minstens 1 zaakvoerder (natuurlijk persoon of rechtspersoon).
Benoeming en ontslag: 1 De benoeming van de bestuurders geschiedt voor de eerste maal bij de akte van oprichting en later door de algemene vergadering van aandeelhouders. Bij structuurvennootschappen benoemt en ontslaat de Raad van Commissarissen de bestuurders. 2 Een bestuurder wordt meestal voor onbepaalde tijd benoemd. Er is doorgaans sprake van een arbeidsrechtelijk dienstverband.
2 In een NV benoemt de algemene vergadering van aandeelhouders de bestuurders voor een maximale
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
21
BELGIË
NEDERLAND
termijn van 6 jaar en kunnen de bestuurders te allen tijde door de algemene vergadering worden ontslagen. In de BVBA kan de duur van het mandaat van zaakvoerders beperkt of onbeperkt zijn. 3 Telkens een rechtspersoon wordt aangewezen tot bestuurder, zaakvoerder of lid van het directiecomité, ontstaat de verplichting om een vaste vertegenwoordiger aan te duiden. De vaste vertegenwoordiger kan zowel een vennoot (aandeelhouder of lid) als een zaakvoerder of bestuurder, dan wel een werknemer van de rechtspersoon-bestuurder zijn. Deze koppeling van een natuurlijke persoon aan een rechtspersoon kan tot burgerrechtelijke of strafrechtelijke verantwoordelijkheid aanleiding geven, in dezelfde mate alsof de vaste vertegenwoordiger de opdracht in eigen naam en voor eigen rekening zou uitoefenen. 4 Delegatie van bevoegdheden: in een NV kan het dagelijks bestuur worden toevertrouwd aan de dagelijks bestuurder (gedelegeerd bestuurder).
3 Delegatie van bevoegdheden: bevoegdheden kunnen gedelegeerd worden aan werknemers binnen de vennootschap. Deze personen worden ingeschreven als gevolmachtigde in het Handelsregister. Bevoegdheden jegens derden zijn alleen rechtsgeldig wanneer deze vastliggen in het Handelsregister. 4 Het bestuursorgaan stelt jaarlijks een jaarrekening op.
5 De bestuursorganen dienen jaarlijks een jaarrekening en een jaarverslag op te stellen en dit in principe ten laatste één maand voor de datum van de gewone algemene vergadering indien een commissaris werd benoemd en minstens 15 dagen voor de algemene vergadering, indien geen commissaris werd benoemd.
3.5 Algemene vergadering van aandeelhouders
22
Voorbehouden bevoegdheden: 1 benoeming en ontslag van de bestuurders of zaakvoerders en vaststelling salaris; 2 benoeming en ontslag van de commissaris en vaststelling honorarium; 3 beslissing over de wijziging van de statuten van de vennootschap (o.a. doel van de vennootschap, verhoging of vermindering maatschappelijk kapitaal, etc.); 4 goedkeuring van de jaarrekening en bestemming van de resultaten; 5 verlenen van kwijting aan bestuurders of zaakvoerders;
Bevoegdheden: De AVA heeft alle bevoegdheden, binnen de door de wet en de statuten gestelde grenzen, die niet aan het bestuur of aan anderen zijn toegekend. De bevoegdheden die de AVA niet ontnomen kunnen worden zijn: 1 benoeming, ontslag en schorsing van de bestuurders; 2 benoeming, ontslag en schorsing van ten minste twee derde van het aantal commissarissen; 3 opdracht geven aan een accountant om door het bestuur opgemaakte jaarrekening te onderzoeken; 4 beslissing over de wijziging van de statuten, omzetting en ontbinding van de vennootschap;
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND
6 besluit tot fusie/splitsing; 7 ontbinding van de vennootschap; 8 de regeling van het verloop van de vergadering zelf (inclusief verdaging), met uitzondering van verdaging door de Raad van Bestuur; 9 besluit tot inkoop van eigen aandelen; 10 besluit tot omzetting in een andere rechtsvorm.
Gewone algemene vergadering van aandeelhouders: ieder jaar moet ten minste één algemene vergadering worden gehouden op de plaats aangeduid in de bijeenroeping, op de dag en het uur bij de statuten bepaald (datum moet binnen de 6e maand na het einde van het boekjaar). De Raad van Bestuur heeft het recht, tijdens de zitting, de vergadering drie weken uit te stellen. (enkel voor wat betreft het agendapunt ‘jaarrekening’)
De besluiten van de algemene vergadering kunnen bij geschrift worden vastgesteld, zonder dat fysieke bijeenkomst van de aandeelhouders vereist is.
5 vaststelling van de jaarrekening en besluiten over de winstbestemming (hierna moet in geval van een uitkering goedkeuring door het bestuur volgen); 6 vermindering van het kapitaal; 7 besluit tot een juridische fusie.
Er moet jaarlijks minstens één algemene vergadering worden gehouden.
Algemeen: De Raad van Commissarissen (RvC) heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de vennootschap. De RvC adviseert het bestuur.
Bevoegdheden: De RvC heeft een aantal in de wet genoemde taken: 1 de RvC is bevoegd besluiten te nemen als door tegenstrijdig belang er geen andere bestuurder(s) meer zijn die mogen deelnemen aan de beraadslaging en besluitvorming; 2 de RvC is bevoegd iedere bestuurder te schorsen. Deze schorsing kan door de AVA worden opgeheven, tenzij de RvC het bestuur benoemt en ontslaat (structuurregime); 3 de jaarrekening moet worden ondertekend door alle bestuurders en commissarissen; 4 de RvC is bevoegd, wanneer de AVA dit nalaat, een accountant opdracht te geven de jaarrekening te onderzoeken.
3.6 Raad van Commissarissen
Niet van toepassing.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
23
BELGIË
NEDERLAND
Bij de gewone BV worden de commissarissen, voor zover ze niet zijn aangewezen bij de akte van oprichting, benoemd door de AVA. Het aantal commissarissen is vrij, tenzij anders bepaald door de statuten.
Commissarissen hebben nooit een arbeidsovereenkomst met de vennootschap, zij hebben een overeenkomst tot het verrichten van enkele diensten.
Het bestuur dient een jaarverslag op te stellen. Kleine rechtspersonen zijn vrijgesteld van het opmaken van een jaarverslag, tenzij een Ondernemingsraad moet worden ingesteld. Middelgrote rechtspersonen zijn niet verplicht om het jaarverslag op te nemen in de publicatiejaarrekening, maar moeten het ter inzage voorleggen.
3.7 Jaarverslag
De Raad van Bestuur (bij een NV) en de zaakvoerder(s) (bij een BVBA) van grote vennootschappen dienen een jaarverslag op te stellen, ten laatste één maand voor de algemene vergadering, indien een commissaris werd benoemd en minstens 15 dagen voor de algemene vergadering, indien geen commissaris werd benoemd. Kleine en middelgrote ondernemingen die een verkort schema opmaken zijn niet verplicht een jaarverslag op te maken en te publiceren.
3.8 Ondernemingsraad
De oprichting van een ondernemingsraad is verplicht wanneer er gewoonlijk gemiddeld 100 werknemers tewerkgesteld zijn.
De oprichting van een ondernemingsraad is verplicht wanneer in de regel ten minste 50 werknemers werkzaam zijn.
Verplichte informatie te verstrekken aan de ondernemingsraad: 1 de basisinformatie; 2 de jaarlijkse informatie (de jaarrekening – bijwerking van de basisinformatie – de geconsolideerde jaarrekening); 3 trimestriële informatie (omzetten, kostprijzen, voorraden, etc.); 4 occasionele informatie (fusies – collectieve ontslagen – wijzigingen personeelsbeleid of personeelsvoorwaarden, etc.).
De belangrijkste bevoegdheden van de OR zijn: 1 recht op informatie: de ondernemer is verplicht om desgevraagd aan de OR alle inlichtingen en gegevens te verstrekken die deze voor de vervulling van de taak redelijkerwijs nodig heeft, d.w.z. minstens tweemaal per jaar algemene gegevens omtrent de werkzaamheden en resultaten, mededeling te doen van de verwachtingen daaromtrent, investeringen in binnen- en buitenland, jaarstukken en gegevens over het gevoerde sociale beleid; 2 adviesrecht : de OR heeft een recht van advies inzake bepaalde besluiten. De ondernemer is verplicht daarover het advies van de OR te vragen. De besluiten
24
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND hebben o.a. betrekking op belangrijke wijzigingen in de organisatie, overdracht van de zeggenschap van de onderneming; 3 medebeslissingsrecht: voor besluiten op sociaal terrein is instemming van de OR vereist (bijvoorbeeld wijziging in werk- en vakantietijden, beloningssysteem); 4 initiatiefrecht: de OR is bevoegd om over alle aangelegenheden betreffende de onderneming voorstellen te doen en de standpunten kenbaar te maken. De ondernemer is niet verplicht de voorstellen over te nemen.
Controle van informatie verstrekt aan de ondernemingsraad. De opdracht van de commissaris bestaat uit: 1 verslag opstellen over de jaarrekening en het jaarverslag; 2 certificering getrouwheid en volledigheid van economische en financiële inlichtingen; 3 verstrekte informatie aan de leden van de ondernemingsraad verklaren en ontleden.
Er is geen verplichte accountantscontrole op de aan de OR verstrekte informatie.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
25
HOOFDSTUK 4
FISCAAL
BELGIË
NEDERLAND
4.1 Fiscale jaarrekening
Er bestaat geen fiscale jaarrekening onderscheiden van de gepubliceerde boekhoudkundige jaarrekening. Bij het berekenen van de belastbare winst wordt uitgegaan van de boekhoudkundige balans en resultatenrekening, maar het boekhoudkundige resultaat wordt aangepast teneinde rekening te houden met de bepalingen van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen (WIB).
De bedrijfseconomische waardering in de jaarrekening kan afwijken van de fiscale waardering in de aangifte. De belastingbate of -last in de jaarrekening wordt berekend in overeenstemming met de belastingvoorschriften.
Verschillen tussen de boekhoudkundige winst en de fiscale winst kunnen het gevolg zijn van: 1 belastbare provisies; 2 afschrijvingsexcedenten; 3 onderschattingen van actief en overschattingen van passief ten gevolge van afwijkende fiscale waarderingsregels; 4 verworpen uitgaven; 5 vrij te stellen buitenlandse winst; 6 deelnemingsvrijstelling; 7 aftrek voor risicokapitaal;
Verschillen tussen bedrijfseconomisch resultaat en fiscaal resultaat kunnen permanent of tijdelijk zijn: 1 permanente verschillen ontstaan door fiscaal vrijgestelde baten, fiscaal niet of beperkt aftrekbare kosten en door fiscale faciliteiten, zoals de investeringsaftrek; 2 tijdelijke verschillen ontstaan wanneer de periode waarin belastbare resultaten tot het fiscale resultaat worden gerekend, niet gelijk is aan de periode waarin zij tot het bedrijfseconomische resultaat worden gerekend (bijvoorbeeld hanteren van afwijkende afschrijvingspercentages, activa bedrijfseconomisch waarderen op
26
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND
8 fiscale verliescompensatie; 9 diverse fiscale aftrekken en vrijstellingen; 10 tijdelijke verschillen (bijvoorbeeld afwijkende afschrijvingspercentages/afschrijvingsexcedenten, belaste waardeverminderingen en provisies) worden enkel uitgedrukt in de fiscale aangifte.
3
actuele waarde en fiscaal op kostprijs). Tijdelijke verschillen komen tot uitdrukking in een latente belastingschuld, die in de bedrijfseconomische jaarrekening onder voorzieningen opgenomen wordt. Deze latentie wordt berekend over het verschil tussen bedrijfseconomische en fiscale waardering, vermenigvuldigd met het geldende dan wel contant gemaakte belastingtarief. afschrijvingen: gebouwen kunnen maximaal worden afgeschreven tot de bodemwaarde. De bodemwaarde is de door de gemeente bepaalde WOZ-waarde van het gebouw. Indien het gebouw in eigen gebruik is binnen de onderneming of groep, dan mag tot 50% van de WOZ-waarde worden afgeschreven; vastgoed dat hoofdzakelijk (70% of meer) aan derden buiten de groep ter beschikking wordt gesteld, mag enkel tot de WOZ-waarde worden afgeschreven; de afschrijving over goodwill wordt op ten minste 10 jaar gesteld; er geldt een afschrijvingstermijn van minimaal 5 jaar voor alle bedrijfsmiddelen, en bij de waardering van onderhanden werk dient er voortschrijdend winst genomen te worden middels de ‘percentage of completion’-methode.
Als de bedrijfswaarde van een materieel actief lager is dan de boekwaarde, kan het actief op de lagere bedrijfswaarde (waarde going concern) worden gewaardeerd door middel van een impairment. Deze afwaardering is fiscaal aftrekbaar, en zal jaarlijks opnieuw beoordeeld moeten worden.
Waardeverminderingen op schuldvorderingen en provisies voor risico’s en kosten: deze zijn slechts fiscaal vrijstelbaar indien zij betrekking hebben op scherp omschreven verliezen of kosten die volgens de aan de gang zijnde gebeurtenissen waarschijnlijk zijn. Een louter algemene waardevermindering of provisie is steeds belastbaar.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
27
BELGIË
NEDERLAND
4.2 Tarieven vennootschapsbelasting
Normaal tarief voor vennootschappen bedraagt 33,99%. Ten gevolge van de aftrek voor risicokapitaal (notionele interestaftrek) kan het effectieve belastingtarief (gevoelig) lager uitvallen voor vennootschappen met een sterk eigen vermogen.
28
Er geldt een schijvenstelsel voor de berekening van de vennootschapsbelasting. Voor 2013 gelden de volgende tarieven: 1 voor een belastbaar bedrag van € 0 tot € 200.000 een tarief van 20% belasting; en 2 voor een belastbaar bedrag vanaf € 200.000 een tarief van 25% belasting.
Naast een schijvenstelsel is ook een aparte box ingevoerd, de octrooibox, waarbij de opbrengsten van een door de belastingplichtige zelf voortgebracht immaterieel activum tegen effectief 5% zal worden belast (keuze van belastingplichtige).
Verlaagd tarief voor KMO-vennootschappen bij een beperkte belastbare winst : €0 – € 25.000 – € 90.000 –
€ 25.000: 24,98% € 90.000: 31,93% € 322.500: 35,54%
KMO-vennootschappen zijn vennootschappen met een belastbaar inkomen van max. € 322.500, met uitsluiting van: 1 vennootschappen die deelnemingen of beleggingen bezitten waarvan de beleggingswaarde groter is dan 50% van het gestort kapitaal, de belaste reserves en de geboekte meerwaarden (de zogenaamde financiële vennootschappen); Participaties van 75% of meer in dochtervennootschappen worden buiten beschouwing gelaten; 2 vennootschappen waarvan de aandelen voor meer dan 50% in handen zijn van één of meer vennootschappen; 3 vennootschappen die dividenden uitkeren, die meer bedragen dan 13% van het gestorte kapitaal; 4 vennootschappen die in een belastbaar tijdperk niet aan ten minste één van hun bedrijfsleiders een bezoldiging hebben toegekend die gelijk is aan of hoger is dan het belastbaar inkomen van de vennootschap wanneer die bezoldiging minder bedraagt dan € 36.000.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND
4.3 Verworpen uitgaven
Bij het bepalen van de winst uit onderneming voor de inkomstenbelasting worden bepaalde gemengde kosten tot en met een bedrag van € 4.400 niet in aftrek toegelaten. Deze kosten zijn: voedsel, drank en genotmiddelen, representatie, daaronder begrepen recepties, feestelijke bijeenkomsten en vermaak, congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen, de desbetreffende reizen en het desbetreffende verblijf. Indien de belastingplichtige daarvoor kiest, kan in plaats van het bedrag van € 4.400 niet in aftrek te nemen, maximaal 73,5% van de bovengenoemde posten in aftrek worden genomen.
Receptie- en relatiekosten zijn slechts voor 50% als beroepskosten aftrekbaar.
Bij het bepalen van het resultaat voor de vennootschapsbelasting worden deze kosten in aftrek beperkt indien het vennootschapsbelastingplichtig lichaam werknemers in dienst heeft. De hiervoor genoemde posten zijn dan tot een bedrag van ten minste € 4.400 of 0,4% van het door de werknemers in het desbetreffende jaar genoten belastbare loon (indien dit bedrag hoger ligt dan € 4.400) niet aftrekbaar. Op verzoek van belastingplichtige kan worden geopteerd om 73,5% van de kosten in aftrek te brengen op het bedrijfsresultaat.
Beroepsmatig gedane restaurantkosten zijn voor 69% aftrekbaar.
Een aantal kosten is niet aftrekbaar, bijvoorbeeld kosten ten aanzien van het voeren van een zekere staat, geldboeten, kosten van misdrijven, steekpenningen, kosten van vaartuigen die worden gebruikt voor representatieve doeleinden.
Kledijkosten: kosten voor niet-specifieke beroepskledij zijn niet als beroepskosten aftrekbaar.
Kosten van optierechten op (al dan niet nieuw uit te geven) eigen aandelen worden sinds 1 januari 2007 voor vennootschappen niet langer in aftrek toegelaten.
Worden niet als beroepskosten aangemerkt: sommige uitgaven ten gunste van belastingplichtigen die gevestigd zijn in een land met een aanzienlijk gunstigere belastingregeling.
Autokosten zijn voor vennootschappen aftrekbaar in functie van de CO2-uitstoot van de personenwagen (aftrek variërend van 50% tot 90%). Tevens moet 17% van het voordeel in natura dat een werknemer of bedrijfsleider geniet bij privégebruik van een personenauto bij de verworpen uitgaven worden geteld.
Benzine is voor 75% aftrekbaar.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
29
BELGIË
Intresten van leningen worden slechts als beroepskosten aangemerkt in zover zij niet hoger zijn dan een bedrag dat overeenstemt met de overeenkomstig de marktrente geldende rentevoet.
Bepaalde intresten van voorschotten zijn ook niet aftrekbaar in de mate dat het totaalbedrag van de rentegevende voorschotten hoger is dan de som van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk en het gestort kapitaal bij het einde van dit tijdperk. Bedoeld zijn de niet door effecten vertegenwoordigde geldleningen, verstrekt door een natuurlijke persoon, die aandeelhouder is van de vennootschap of die in de vennootschap een mandaat van bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of een gelijksoortige functie uitoefent.
NEDERLAND
De Nederlandse fiscale wetgeving kent een aantal aftrekbeperkingen voor renten (inclusief kosten en valutaresultaten) betaald aan verbonden lichamen of verbonden natuurlijke personen. De beperking geldt bijvoorbeeld voor geldleningen die verband houden met: 1 een winstuitdeling of een teruggaaf van gestort kapitaal door de belastingplichtige of door een met hem verbonden lichaam dat aan deze belasting is onderworpen, aan een met hem verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon; 2 een kapitaalstorting door de belastingplichtige, door een met hem verbonden lichaam dat aan deze belasting is onderworpen of door een met hem verbonden natuurlijk persoon die in Nederland woont, in een met hem verbonden lichaam; 3 de verwerving of uitbreiding van een belang door de belastingplichtige, door een met hem verbonden lichaam dat aan deze belasting is onderworpen of door een met hem verbonden natuurlijk persoon die in Nederland woont, in een lichaam dat na deze verwerving of uitbreiding een met hem verbonden lichaam is. De rente is alsnog aftrekbaar als: er sprake is van zakelijke overwegingen voor het aangaan van de geldlening en de rechtshandeling; of de rente bij de groepscrediteur per saldo wordt belast naar een tarief van ten minste 10% over naar Nederlandse maatstaven bepaalde belastbare winst.
De fiscus kan echter de rente alsnog in aftrek beperken ondanks dat deze bij de groepscrediteur per saldo belast wordt naar een tarief van ten minste 10%, indien er geen zakelijke redenen aan de geldlening of rechtshandeling ten grondslag liggen. De rente en waardemutaties op een geldlening zonder vaste aflossingsdatum of waarbij de aflossingsdatum meer dan tien jaar later dan het tijdstip van aangaan van de lening ligt, en waarop geen of een in belangrijke mate lagere vergoeding betaald wordt dan hetgeen in het economisch verkeer door onafhankelijke partijen zou zijn overeengekomen, zijn ook in aftrek beperkt.
30
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
Thin capitalisation maatregelen Indien ondernemingen leningen verstrekken aan een verbonden onderneming wordt de aftrek van de rente verworpen in de mate dat het totaalbedrag van de groepsleningen hoger is dan vijfmaal de som van de belaste reserves bij het begin van het boekjaar en het gestort kapitaal bij het einde van het boekjaar. Voor vennootschappen die aan gecentraliseerd thesauriebeheer (cashpooling) doen binnen een groep wordt deze thin cap regeling toegepast op netting-basis (betaalde rentekost minus ontvangen renteopbrengst).
NEDERLAND
De thin capitalisation maatregelen zijn per 1 januari 2013 afgeschaft. Wel zijn er twee andere renteaftrekbeperkingen voor in de plaats gekomen, te weten de ‘bovenmatige deelnemingsrente’ en de ‘bovenmatige overnamerente’.
Bovenmatige deelnemingsrente: Per 1 januari 2013 is de aftrekbeperking voor bovenmatige deelnemingsrente in werking getreden. De nieuwe maatregel strekt ertoe de bovenmatige aftrek van rente en kosten van geldleningen die verband houden met de financiering van deelnemingen (deelnemingsschulden) te beperken. De deelnemingsschuld wordt gesteld op het eigen vermogen verminderd met de kostprijs van de deelneming(en). Het bedrag van de bovenmatige deelnemingsrente komt niet in aftrek voor zover dit bedrag een drempel van € 750.000 te boven gaat, ergo: een bedrag van € 750.000 aan rente voor deelnemingsschulden is altijd aftrekbaar. De nieuwe renteaftrekbeperking geldt in beginsel niet voor het met leningen financieren van (de uitbreiding van) operationele activiteiten. De renteaftrekbeperking geldt onder voorwaarden evenmin ingeval van reorganisaties van een concern. In dit verband kan bij een ‘reorganisatie’ worden gedacht aan een verkoop van een deelneming binnen het concern, een fusie, een splitsing of het aangaan van een fiscale eenheid.
Bovenmatige overnamerente: Sinds 1 januari 2012 is de aftrek van rente aangaande de financiering van overnames in de vennootschapsbelastingheffing aangescherpt. De aankoop van vennootschappen met een minimaal eigen vermogen en maximaal vreemd vermogen is aan banden gelegd, indien deze vennootschap na aankoop in een fiscale eenheid met de koopholding wordt opgenomen of fuseert met de koopholding. Indien zo’n vennootschap wordt gekocht en in een fiscale eenheid wordt gevoegd dan wel fuseert, wordt de rente op de acquisitielening in aftrek beperkt tot maximaal de eigen winst van de overnameholding (meestal is dat nihil). In afwijking van deze hoofdregel mag de rente tot het laagste van de volgende bedragen altijd in aftrek worden gebracht: de rente die wordt betaald onder het bedrag van € 1.000.000 aan rente; of de rente die is betaald op leningen die 60% of minder van het aankoopbedrag bedragen.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
31
BELGIË
NEDERLAND In het volgende jaar mag nog slechts de rente over 55% van het aankoopbedrag in aftrek worden gebracht. In jaar 3 nog over 50%, etc. etc. De rente over 25% van het aankoopbedrag kan altijd in aftrek worden gebracht. Zodoende wordt voorkomen dat door financiering met vreemd vermogen van overnames, het resultaat van die bedrijven door hoge rentelasten op acquisitieleningen wordt gedrukt. Door de lenende koopholding wordt na de aankoop een fiscale eenheid aangegaan of vindt een juridische fusie plaats, waardoor de rentelasten kunnen worden afgezet tegen de baten van de overgenomen vennootschap; dus na het aangaan van een fusie of een fiscale eenheid, wordt de (bovenmatige) rente in aftrek beperkt. In de jurisprudentie is beslist dat de afwaardering van een zogenoemde ‘onzakelijke lening’ niet in aftrek wordt toegelaten; een onzakelijke lening is een lening die wordt aangegaan onder voorwaarden die een onafhankelijke derde niet zou aangaan, en daarmee een (onzakelijk) debiteurenrisico wordt gelopen die een derde-partij niet zou accepteren.
Uitgaven voor sociale voordelen (o.a. maaltijdcheques, geschenkcheques, …). Algemene regel: worden niet als beroepskosten aangemerkt, de sociale voordelen die zijn toegekend aan werknemers en die ten name van de verkrijgers zijn vrijgesteld. Er is een beperkende lijst van uitgaven die bij de onderneming wel aftrekbaar zijn en bij de verkrijgers niet belastbaar zijn.
De eerste afschrijvingsannuïteit ten aanzien van tijdens het boekjaar verkregen of tot stand gebracht vaste activa wordt slechts als beroepskosten aangemerkt in verhouding tot het gedeelte van het boekjaar waarin de vaste activa zijn verkregen of tot stand gebracht (pro rata-regeling – uitzondering voor KMO-vennootschappen). Worden vennootschapsrechtelijk als KMO-vennootschappen aangemerkt, de vennootschappen die niet meer dan één der volgende criteria overschrijden: jaargemiddelde van het personeelsbestand : 50; jaaromzet, exclusief de btw: € 7,3 miljoen; balanstotaal : € 3,65 miljoen,
32
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND
tenzij het jaargemiddelde van het personeelsbestand groter is dan 100. Tijdens het boekjaar waarin het betreffende actief wordt vervreemd mag evenwel bij voortduur geen (pro rata temporis) afschrijving in aanmerking worden genomen.
De bijkomende kosten bij aankoop van vaste activa mogen niet direct in resultaat worden opgenomen, maar moeten op dezelfde wijze en volgens hetzelfde ritme als de hoofdsom van de aanschaffingswaarde van de desbetreffende vaste activa worden afgeschreven. Ook hier moet vermeld worden dat KMO-vennootschappen de bijkomende kosten wel onmiddellijk in resultaat kunnen nemen.
Verder zijn ook niet aftrekbaar: a pensioenbijdragen en premies voor bedrijfsleiderverzekering die de wettelijke 80%-grens overschrijden, evenals individuele pensioentoezeggingen waarvan de werkgeverspremie € 2.230 (te indexeren) overschrijdt; b toegestane abnormale en goedgunstige voordelen; c liberaliteiten; d waardeverminderingen en minderwaarden op aandelen (beperkte uitzondering ten belope van het verlies aan kapitaal bij ontbinding of faillissement van de vennootschap).
4.4 Aftrek voor risicokapitaal (notionele interestaftrek)
De notionele interestaftrek (aftrek voor risicokapitaal) is een fiscale aftrekpost die wordt berekend als een fictieve interestlast over het eigen vermogen van een vennootschap.
De berekeningsgrondslag voor de aftrek wordt gevormd door het gecorrigeerd eigen vermogen van de vennootschap. Onder eigen vermogen wordt begrepen de som van het kapitaal, uitgiftepremies, reserves, overgedragen winst/ overgedragen verlies (-). Dit eigen vermogen moet dan vervolgens worden verminderd met o.a. de fiscale nettowaarde van de aandelen en deelnemingen die geboekt worden onder de ‘financiële vaste activa’.
Het tarief voor inkomstenjaar 2013 bedraagt 2,74%. Voor KMO’s geldt een verhoogde aftrek van 3,24% (+0,50%).
In Nederland is er geen vergelijkbare wetgeving.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
33
BELGIË
NEDERLAND
4.5 Aftrek voor octrooi-inkomsten
Innovatiebox
Vennootschappen kunnen een belastingaftrek toepassen voor inkomsten uit octrooien. De aftrek bedraagt 80% van de inkomsten van octrooien en is zowel van toepassing op octrooien die door de vennootschap in licentie zijn gegeven als op octrooien die door de vennootschap worden gebruikt tijdens de fabricage van octrooieerbare producten. De aftrek verlaagt de fiscale druk op de nettoinkomsten tot 6,8% (in plaats van het normale tarief van 33,99%).
Voor resultaat uit onderzoek en ontwikkeling is in de vennootschapsbelasting een optionele innovatiebox met een effectief tarief van 5% ingevoerd. Deze box geldt voor immateriële activa waarvoor een octrooi wordt verleend, zoals octrooien en patenten. Tevens is met ingang van 1 januari 2008 de innovatiebox mogelijk voor Speur & Ontwikkelings (S&O)-activa. Voor S&O-activa behoeft geen octrooi te zijn verleend. Wel moet een zogenoemde WBSOverklaring (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerkzaamheden) bij het ministerie van Economische Zaken worden aangevraagd (via: www.agentschap.nl) De voordelen komen pas in de box nadat zij het bedrag van de voortbrengingskosten hebben overschreden. Daarna bestaat de belastbare winst uit de opbrengsten minus de afschrijving en eventuele andere toerekenbare kosten. De plussen én de minnen vallen onder het effectieve tarief van 5%; men kan dus onbeperkt in omvang de innovatiebox toepassen op innovatieve voordelen tegen een tarief van slechts 5%.
4.6 Andere fiscale stimuli De Belgische fiscale wetgeving kent de hierna vermelde voordelige regelingen:
De Nederlandse belastingwetgeving kent een aantal fiscaal voordelige regelingen:
Investeringsaftrek: enkel eenmanszaken hebben recht op de basis-investeringsaftrek van 4,5%, de aftrek bedraagt een percentage over het bedrag dat geïnvesteerd werd in nieuwe immateriële en materiële vaste activa.
Verhoogde investeringsaftrek: investeringen in octrooien, energiebesparende investeringen, investeringen in onderzoek en ontwikkeling op voorwaarde dat niet wordt geopteerd voor het belastingkrediet. Voor onderzoek en ontwikkeling van milieuvriendelijke producten en technologieën (14,5%) en voor investeringen in veiligheid (21,5%).
34
BV/NV: a kleinschaligheidsinvesteringsaftrek: ondernemers mogen een investeringsaftrek toepassen, de aftrek bedraagt een percentage over het geïnvesteerde bedrag; b daarnaast bestaat er een investeringsaftrek voor kosten en uitgaven voor speur- en ontwikkelingswerk (de RDA of ‘research and development’-aftrek) van 40% van de (kwalificerende) kosten en uitgaven; c energie-investeringsaftrek en milieu-investeringsaftrek: extra aftrek naast de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek; d diverse faciliteiten inzake willekeurige afschrijving: de aanschaffings- of voortbrengingskosten van milieubedrijfsmiddelen en andere, bij ministeriële regeling, aangewezen bedrijfsmiddelen kunnen door de belastingplichtige willekeurig worden afgeschreven.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
14,5% voor investeringen in oplaadstations voor elektrische voertuigen.
Investeringsaftrek voor investeringen met betrekking tot herbruikbare verpakkingen (3%).
Zeeschepen: 30%.
Gespreide investeringsaftrek: eenmanszaken met minder dan 20 werknemers hebben recht op een gespreide investeringsaftrek, die berekend wordt over de afschrijvingen van de investering (11,5%).
Verhoogde gespreide investeringsaftrek: investeringen in onderzoek en ontwikkeling van milieuvriendelijke producten en technologieën geven recht op een verhoogde gespreide investeringsaftrek, ongeacht het werknemersaantal (21,5%) (berekend op afschrijvingen).
NEDERLAND e herinvesteringsreserve: indien bij vervreemding van een bedrijfsmiddel de opbrengst de boekwaarde van het bedrijfsmiddel overtreft, kan bij het bepalen van de in het kalenderjaar genoten winst het verschil buiten de heffing blijven en gereserveerd worden. Bij een herinvestering in een ander bedrijfsmiddel wordt vervolgens (een deel van) het gereserveerde bedrag in mindering gebracht van de aanschaffings- of voortbrengingskosten van bedrijfsmiddelen die in het jaar van vervreemding of in de daarop volgende drie jaren worden aangeschaft of voortgebracht. Voor het laten bestaan van de reservering dient een voornemen tot herinvestering van de opbrengst te bestaan. Tevens zijn er enkele regels voor het gebruik van een herinvesteringsreserve bij bedrijfsmiddelen die in meer dan 10 jaar worden afgeschreven; f diverse faciliteiten inzake vermindering afdracht loonbelasting/premieheffing (bijvoorbeeld voor speur- en ontwikkelingswerk).
Op verzoek van de belastingplichtige wordt de winst uit zeescheepvaart bepaald aan de hand van de tonnage van de schepen waarmee die winst wordt behaald. De effectieve forfaitaire vaststelling van de winst gebeurt per schip, per dag en per 1.000 netto ton, volgens een degressieve schaal (gaande van € 9,08 voor de schijf tot 1.000 netto ton tot € 0,50 voor de schijf boven de 50.000 netto ton).
Voor de waardeverandering van landbouwgronden voor agrarische doeleinden geldt de landbouwvrijstelling.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
35
BELGIË
NEDERLAND
Investeringsreserve: KMO-vennootschappen kunnen onder bepaalde voorwaarden een vrijgestelde investeringsreserve aanleggen ten belope van 50% van het gereserveerde belastbare resultaat (max. € 37.500). KMO-vennootschappen zijn verplicht te kiezen tussen de toepassing van de investeringsreserve dan wel om gebruik te maken van de aftrek voor risicokapitaal. Deze keuze bindt de vennootschap voor het belastbare tijdperk zelf én voor de twee daaropvolgende belastbare tijdperken.
Belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling: De binnenlandse vennootschappen en de Belgische inrichtingen van buitenlandse vennootschappen die investeren in vaste activa die hen recht geven op de verhoogde investeringsaftrek voor octrooien en voor onderzoek en ontwikkeling, kunnen opteren voor een nieuw ‘belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling’ in plaats van de investeringsaftrek. Bij gebrek aan (voldoende) vennootschapsbelasting om het belastingkrediet te verrekenen, kan het krediet in beperkte mate worden overgedragen naar de vier volgende aanslagjaren. Na vijf opeenvolgende aanslagjaren zonder voldoende verrekening, is het saldo van het belastingkrediet terugbetaalbaar.
b meewerkaftrek: ondernemers die zich minstens 1.225 uur bezighouden met het drijven van een onderneming mogen een percentage van de winst aftrekken wanneer hun partner ten minste 525 uur meewerkt in de onderneming. De meewerkaftrek geldt niet, wanneer de partner een beloning uit de onderneming ontvangt (aan de beloning zijn voorwaarden verbonden);
Vrijstelling van regionale premies en subsidies in kader van onderzoek & ontwikkeling: Vrijgesteld van vennootschapsbelasting zijn de premies, en de kapitaal- en de interestsubsidies op immateriële en materiële vaste activa die toegekend worden aan vennootschappen in het kader van gewestelijke steun inzake onderzoek & ontwikkeling. Bij vervreemding binnen de drie jaar, wordt de vrijstelling teruggenomen.
d startersaftrek: voor startende ondernemers geldt onder voorwaarden een additionele aftrek van € 2.123;
Vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor onderzoek: Vanaf 1 januari 2009 genieten ondernemingen een vrijstelling van doorstorting van 75% (wordt opgetrokken naar 80%) van de bedrijfsvoorheffing op de bezoldigingen van dokters in de toegepaste wetenschappen, in de exacte wetenschappen of in de (dier)geneeskunde (PhD) en van burgerlijk ingenieurs, die zijn tewerkgesteld in onderzoek of ontwikkeling.
e een fiscaal geruisloze omzetting van een onderneming in een NV of BV, dus zonder afrekening met de fiscus is mogelijk; tevens is er een faciliteit voor een fiscaal vriendelijke terugkeer uit de NV of BV; f stakingsaftrek; de aftrek bedraagt maximaal € 3.630 bij staking van een onderneming; g aftrek speur- en ontwikkelingswerk: onder voorwaarden geldt een aftrek van maximaal € 12.310; en h met ingang van 2007 is een mkb-winstvrijstelling ingevoerd. In 2013 bedraagt de vrijstelling 14% van de winst.
36
Eenmanszaak/VOF/maatschap/besloten CV: Behalve bovenstaande faciliteiten tevens: a fiscale oudedagreserve voor zelfstandige ondernemers: ondernemers die zich minstens 1.225 uur bezighouden met het drijven van een onderneming mogen, onder bepaalde voorwaarden, jaarlijks een bedrag van 12% van de winst doteren aan een oudedagsvoorziening (tot een maximum van € 9.542 voor 2013);
c
zelfstandigenaftrek: ondernemers die zich minstens 1.225 uur bezighouden met het drijven van een onderneming mogen, afhankelijk van het resultaat, een bepaald bedrag van de winst aftrekken, waarbij de maximale aftrek € 7.280 bedraagt;
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND
Tevens kunnen Young Innovative Companies vanaf 1 januari 2009 genieten van een vrijstelling van storting van 75% van de bedrijfsvoorheffing op de bezoldigingen van door hen tewerkgestelde onderzoekers, onderzoekstechnici en projectbeheerders inzake onderzoek en ontwikkeling.
KMO met minder dan 11 werknemers, alsook vrije beroepers hebben recht op een vrijstelling voor bijkomend personeel, op voorwaarde dat de bezoldigingen een bepaald maximum niet overschrijden.
Met betrekking tot binnenlandse vennootschappen en Belgische inrichtingen van buitenlandse vennootschappen kan de belastbare winst uit de zeescheepvaart op forfaitaire wijze vastgesteld worden op basis van de tonnage van de zeeschepen.
4.7 Deelnemingsvrijstelling (DBI)
De deelnemingsvrijstelling (DBI) bedraagt in principe 95% op de ontvangen dividenden en liquidatiebonussen. De Belgische wetgeving voorziet ook in een overdracht van niet-benutte deelnemingsvrijstelling binnen de EU.
De deelnemingsvrijstelling is mogelijk vanaf een participatie van ten minste 10% of bij een aanschaffingswaarde van een deelneming van ten minste € 2.500.000. De inkomsten moeten betrekking hebben op aandelen die gedurende een ononderbroken periode van ten minste 1 jaar in volle eigendom worden of werden behouden. De dochtervennootschap moet aan een belasting gelijkaardig aan de Belgische vennootschapsbelasting of aan een gelijkaardige belasting in het buitenland onderworpen zijn. Bovendien mag het gemeenrechtelijke nominaal of werkelijk tarief niet lager zijn dan 15%. Vennootschappen gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie worden geacht hieraan te voldoen. Bij Koninklijk Besluit is een limitatieve lijst van landen gepubliceerd die als belastingparadijs worden aangemerkt en bijgevolg niet voldoen aan de belastbaarheidsvoorwaarden.
De deelnemingsvrijstelling geldt voor (binnen- en buitenlandse) deelnemingen waarin voor ten minste 5% in het aandelenkapitaal wordt deelgenomen. Belangen in fiscale beleggingsinstellingen en beleggingsdeelnemingen zijn uitgesloten van toepassing van de deelnemingsvrijstelling. Bij de beleggingsdeelneming wordt gekeken naar de actiefzijde van de balans en de mate van effectieve heffing. De deelnemingsvrijstelling ook van toepassing op een schuldvordering die feitelijk functioneert als eigen vermogen bij de debiteur, zelfs in een situatie dat de Nederlandse vennootschap geen, maar een gelieerde vennootschap wel, een belang van nominaal 5% in het aandelenkapitaal bezit. Vanwege de meetrekregeling is van een deelneming in een lichaam mede sprake wanneer de belastingplichtige zelf geen deelneming bezit in dat lichaam maar een aan de belastingplichtige gelieerd lichaam wel een deelneming bezit in dat lichaam.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
37
BELGIË
Dividenden van bepaalde vennootschappen worden expliciet uitgesloten van de deelnemingsvrijstelling (o.a. financieringsvennootschappen en vennootschappen met gunstig belaste offshore-winsten).
Meerwaarden gerealiseerd bij de verkoop van aandelen zijn voor 100% vrijstelbaar wanneer de aandelen gedurende minimaal één jaar werden aangehouden. Voor meerwaarden geldt geen minimum percentage van deelnemingsvereiste. Indien de aandelen geen volledig jaar werden aangehouden, wordt de meerwaarde belast aan een afzonderlijk tarief van 25,75% (aftrekposten tegenover afzetbaar). Geleden minderwaarden zijn enkel bij liquidatie van de dochter beperkt aftrekbaar (ten hoogste het verlies aan uitgestort kapitaal).
NEDERLAND
Meerwaarden op aandelen die langer dan een jaar werden aangehouden door grote vennootschappen ondergaan een forfaitaire belasting van 0,412% (geen aftrekposten tegen afzetbaar). Vennootschappen zijn groot van zodra op geconsolideerde basis één van volgende criteria worden overschreden: jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50, jaaromzet exclusief btw: € 7,3 Mio en balanstotaal : € 3,65 Mio.
De deelnemingsvrijstelling is in beginsel niet van toepassing op passieve laagbelaste beleggingsdeelnemingen. Dit geldt voor binnenlandse en buitenlandse dochters. Voordelen uit een dergelijke deelneming worden in de winst begrepen en belast, waarbij een verrekening wordt verleend die uitgaat van een buitenlandse vennootschapsbelasting van 5%. In situaties waarin de EU Moeder-dochterrichtlijn van toepassing is, kan desgewenst de daadwerkelijk op de voordelen drukkende winstbelasting worden verrekend. Indien sprake is van een kwalificerende beleggingsdeelneming, geldt de deelnemingsvrijstelling wel: de deelneming is onderworpen aan een reële heffing van 10% of meer;
38
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND
de bezittingen bestaan voor minder dan 50% uit laag belaste vrije beleggingen (dan wel de deelneming heeft doorgaans activa die voor 70% of meer uit andere dan vrije beleggingen bestaan). Van een laagbelaste beleggingsdeelneming is in elk geval sprake indien: de bezittingen van het lichaam waarin de belastingplichtige een deelneming heeft, grotendeels (meer dan 50%), onmiddellijk of middellijk, uit vrije beleggingen bestaan; Daarbij moeten tevens deelnemingen (5% of meer aandelenbezit) met dergelijke vrije beleggingen eveneens geconsolideerd worden meegeteld; dat lichaam niet is onderworpen aan een belasting naar de winst die resulteert in een heffing naar een tarief van ten minste 10% over een naar Nederlandse maatstaven bepaalde belastbare winst; en de deelneming niet is een vastgoeddeelneming. Er is onder voorwaarden sprake van een vastgoeddeelneming indien de bezittingen van het lichaam waarin de belastingplichtige een deelneming heeft - geconsolideerd beschouwd – voor 90% of meer bestaan uit onroerende zaken. Groepsvorderingen worden in beginsel aangemerkt als vrije belegging, tenzij deze bezittingen – samen met eventuele andere vrije beleggingen – 50% of minder van de bezittingen van het betreffende lichaam vertegenwoordigen, of indien sprake is van actieve groepsfinanciering. Voor deze 50%-toets tellen de bezittingen van onderliggende (klein-) dochters mee. De vraag of sprake is van vrije beleggingen wordt dan beoordeeld ‘naar de omstandigheden’. Indien de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is, geldt er een jaarlijkse waardering op waarde in het economische verkeer bij een bezit van 25% of meer in een laagbelaste beleggingsdeelneming die voor 90% of meer vrije beleggingen bezit. Eventuele voordelen uit deze herwaardering komen in aanmerking voor de verrekeningsmethode als eerder beschreven.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
39
BELGIË
NEDERLAND Zowel aankoopkosten als verkoopkosten van deelnemingen vallen onder de deelnemingsvrijstelling, die daardoor niet aftrekbaar zijn. Tenslotte vallen valutaresultaten op leningen en andere transacties die met de deelneming verband houden en dienen ter afdekking van het met die deelneming gelopen valutarisico, onder de deelnemingsvrijstelling. Instrumenten ter afdekking van valutarisico aangaande de betreffende deelneming, vallen echter slechts op verzoek onder de deelnemingsvrijstelling, waarbij tevens de inspecteur een (voor bezwaar vatbare) beschikking met eventuele voorwaarden afgeeft.
De financieringslasten (interest) ter verwerving van de deelneming zijn volledig aftrekbaar, ongeacht of het gaat om een deelneming in een Belgische dan wel in een buitenlandse vennootschap.
De deelnemingsvrijstelling geldt voor alle voor- en nadelen uit hoofde van de deelneming (dividenden en transactieresultaten). Alleen het verlies bij ontbinding van een deelneming is in principe aftrekbaar (liquidatieverlies). Het liquidatieverlies is gelijk aan het opgeofferd bedrag van de deelneming minus de liquidatie-uitkeringen. Onder liquidatie-uitkeringen worden mede verstaan positieve voordelen uit de deelneming verkregen in het jaar van staking, de vijf jaren (soms 10 jaren) vóór de staking van de onderneming van de deelneming.
4.8 Fiscale eenheid
België kent alleen een fiscale eenheid op het vlak van btw. Een groep van Belgische belastingplichtigen kan opteren om een btw-eenheid te vormen. Wanneer een belastingplichtige, lid van een btw-eenheid, een rechtstreekse participatie heeft van meer dan 50% in een andere belastingplichtige, dan wordt aangenomen dat aan de drie cumulatieve deelnemingsvoorwaarden voldaan is (financiële, economische en organisatorische band). In dat geval moet de dochtervennootschap, in principe, mee worden opgenomen in de btw-eenheid. De leden van de btw-eenheid zullen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de btw-schulden van de btw-eenheid die ontstaan tijdens hun lidmaatschap.
40
In Nederland kan een fiscale eenheid worden gevormd, indien ten minste 95% van de aandelen van een dochtermaatschappij in handen van de moedermaatschappij zijn. Andere voorwaarden zijn dat de moedermaatschappij en de dochtermaatschappij hetzelfde boekjaar hebben en aan hetzelfde belastingregime onderworpen zijn. Ook vaste inrichtingen in Nederland van buitenlandse vennootschappen kunnen in een fiscale eenheid worden opgenomen. De vennootschappen worden fiscaal behandeld als ware er slechts één vennootschap. Iedere vennootschap is hoofdelijk aansprakelijk voor de belastingschulden van de fiscale eenheid.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
De belangrijkste voordelen van een btw-eenheid zijn: a de btw is niet verschuldigd op intra-groep leveringen tussen leden van de groep. Intra-groep verrichtingen vallen met andere woorden ‘buiten het toepassingsgebied’ van de btw; b de btw-eenheid draagt bij tot bepaalde administratieve vereenvoudigingen, namelijk: de btw-eenheid moet slechts één btw-aangifte indienen voor al haar leden en de intra-groep verrichtingen moeten niet langer gefactureerd worden (maar kunnen via een intercompany rekening-courant afgerekend worden); c de btw-eenheid leidt ook tot kasstroomvoordelen aangezien btw-schulden en terugbetalingen van btw van de leden van de btw-eenheid gecompenseerd worden; d belangrijk is dat de btw-eenheid een oplossing biedt voor (gedeeltelijk) vrijgestelde ondernemingen (vb. banken, verzekeringen, ziekenhuizen, etc.) voor de niet-aftrekbare btw op leveringen tussen leden van de groep.
NEDERLAND
De belangrijkste voordelen van een fiscale eenheid zijn: a de verliezen van een vennootschap kunnen worden verrekend met de winsten van een andere vennootschap; b dat vermogensbestanddelen in beginsel van de ene aan de andere vennootschap binnen fiscale eenheid kunnen worden overgedragen zonder dat er belastingheffing plaatsvindt; c een herinvesteringsreserve die door de ene vennootschap uit de fiscale eenheid is gevormd, kan door een andere vennootschap uit diezelfde fiscale eenheid worden aangewend; d dat financiering binnen de fiscale eenheid in het algemeen niet beïnvloedt wordt door diverse renteaftrekbeperkingen, behoudens een beperking van de aftrek van de rente op schulden voor de overname van deelnemingen (€ 1.000.000 aan rente is altijd aftrekbaar, zie hierna). Een verzoek om een fiscale eenheid te vormen moet namens alle betrokken partijen worden gericht aan de Belastinginspecteur, en kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, op ieder gewenst moment (met een terugwerkende kracht tot maximaal 3 maanden) ingaan. De fiscale eenheid wordt op verzoek ontbonden, of als aan een van de voorwaarden niet wordt voldaan.
4.9 Verliescompensatie
Algemene regel: vorige fiscale verliezen kunnen onbeperkt worden gecompenseerd met de toekomstige winsten (geen carry-back).
Uitzondering: bij overdracht (verkoop van aandelen) of wijziging van de controle van een vennootschap wanneer die niet aan rechtmatige financiële of economische behoeften beantwoordt, gaan de vorige verliezen definitief verloren. Het doel van de uitzondering is het tegengaan van de handel in verlieslatende bedrijven; fiscale verliezen kunnen niet in mindering worden gebracht van abnormale of goedgunstige voordelen die de vennootschap tijdens het belastbaar tijdperk heeft verkregen.
Sinds 1 januari 2007 zijn de verliesverrekeningstermijnen in de inkomsten- en vennootschapsbelasting beperkt: in box 1 en 3 van de inkomstenbelasting is de verliescompensatie beperkt tot 3 jaar carry-back en 9 jaar carry-forward; in box 2 van de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting is de verliescompensatie beperkt tot 1 jaar carry-back en 9 jaar carry-forward.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
41
BELGIË
NEDERLAND Er bestaat een overgangsregeling voor voorwaartse verliesverrekening van bestaande verliezen gerealiseerd tot en met 2002; deze zijn tot en met 2011 verrekenbaar. Voorts is in het kader van de crisisbestrijding toegestaan dat voor verliezen over 2009, 2010 en 2011 de carrybackregeling wordt verruimd naar 3 jaar, zij het dat de voorwaartse verliesverrekening dan wordt beperkt tot 6 jaar (en dus 1 jaar verloren gaat) en kan maximaal € 10.000.000 worden verrekend onder de verruiming van de carry-backregeling. Voor de jaren 2012 en volgende geldt een verruimde verliescompensatie echter niet meer.
De openstaande verliezen van de vennootschap zijn niet voorwaarts verrekenbaar (carry-forward) indien aannemelijk is dat het uiteindelijke belang in een vennootschap met 30% of meer is gewijzigd ten opzichte van het begin van het oudste jaar met nog niet verrekende verliezen, met ingang van het jaar van wijziging. Op deze hoofdregel bestaat een aantal uitzonderingen, ten gevolge waarvan het recht op verliescompensatie toch behouden blijft. Enerzijds hebben deze uitzonderingen betrekking op wijzigingen in het belang. Anderzijds hebben deze uitzonderingen betrekking op de activa, respectievelijk activiteiten, van de vennootschap. Zo blijven bijvoorbeeld wijzigingen in het belang die voortvloeien uit het erfrecht of huwelijksvermogensrecht, dan wel een interne aandeelhouderswisseling (uitbreiding 1/3-belang) buiten aanmerking. Alsmede is er een uitzondering voor beursvennootschappen. Ondanks een wijziging van 30% of meer in het uiteindelijke belang blijft het recht op verliescompensatie toch behouden indien is voldaan aan een non-beleggingstoets, geen inkrimping van activiteiten (tot minder dan 30% ten opzichte van het oudste verliesjaar) heeft plaatsgevonden en er geen voornemen tot inkrimping van activiteiten bestaat.
42
Inperking verliesverrekening De mogelijkheid tot verrekening van verliezen behaald met houdster- en financieringsactiviteiten is ingeperkt.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND De werking van de bepaling is dat verliezen uit jaren waarin een vennootschap als houdster- en/of financieringsmaatschappij kwalificeert, slechts verrekenbaar zijn met winsten van jaren waarin de vennootschap ook als houdster- en/of financieringsmaatschappij kwalificeert. Het vergroten van (financierings)activiteiten zodat de verliescompensatie volledig wordt benut is niet toegestaan, behoudens aanneembare zakelijke overwegingen.
4.10 Rulingbeleid
Sinds 1 januari 2003 bestaat in België een algemeen regime van rulings. Dit is een voorafgaande beslissing over een rechtshandeling die bindend is voor de fiscale administratie over de wijze waarop de wet zal worden toegepast. De aanvraag moet ingediend worden bij de Federale Overheidsdienst Financiën, meer bepaald bij de dienst Voorafgaande Beslissingen in Brussel.
De Nederlandse rulingpraktijk kent een zogenoemde APA/ ATR-praktijk. Een advance pricing agreement (APA) geeft goedkeuring vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning of een methode voor de vaststelling van een dergelijke beloning voor grensoverschrijdende transacties tussen gelieerde lichamen en tussen onderdelen van eenzelfde lichaam. Een advance tax ruling (ATR) geeft zekerheid vooraf over de fiscale gevolgen van een voorgenomen transactie of samenstel van transacties. Hierbij wordt genoemd de toepassing van de deelnemingsvrijstelling voor tussenhoudstermaatschappijen, beoordeling van internationale structuren waarbij hybride financierings- of rechtsvormen betrokken zijn alsmede beantwoording van de vraag of al dan niet sprake is van een vaste inrichting in Nederland van een in het buitenland gevestigde vennootschap.
De aanvraag moet gaan over een situatie die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gekregen, dus vooraleer men overgaat tot de verrichting. Bij de aanvraag moet een volledige beschrijving van de verrichting gegeven worden met verwijzing naar de wettelijke bepalingen waarop de beslissing moet slaan, en dient gemotiveerd te zijn. De voorafgaande beslissing wordt, in principe, meegedeeld aan de aanvrager binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van indiening van de schriftelijke aanvraag.
Daarnaast heeft de staatssecretaris een aantal andere besluiten genomen waaruit een aanpassing van de oude rulingpraktijk blijkt. In het verrekenprijsbesluit bijvoorbeeld wordt aan de hand van de OECD Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations de uitwerking van het Nederlandse beleid ten aanzien van bijvoorbeeld het arm’s length beginsel en de verrekenprijsmethoden en winsttoerekening aan hoofdhuis en vaste inrichting gegeven.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
43
BELGIË
NEDERLAND
Verder kunnen nieuwe investeerders speciale afspraken (informeel kapitaalrulings) maken omtrent de waarde van bepaalde activa (bijvoorbeeld knowhow, merkenrechten, etc.) die zonder tegenprestatie naar Nederland worden overgeheveld. Dergelijke activa worden dan geactiveerd op de balans en kunnen vervolgens gedurende een aantal jaren worden afgeschreven ten laste van de belastbare winst. Ook kan onder bepaalde omstandigheden (fictieve) rente ten laste van het Nederlandse resultaat worden gebracht wegens door een verbonden lichaam renteloos ter beschikking gesteld vermogen.
In de Nederlandse wet is het arm’s length beginsel in de wet opgenomen. In dit kader dient de onderlinge prijszetting te kunnen worden onderbouwd. De Nederlandse fiscus zal steeds vaker de gegevens toetsen. Het is wettelijk verplicht om in de administratie een onderbouwing van de onderlinge prijszetting te bewaren.
Het tarief van de dividendbelasting is 15%. De inhoudingsvrijstelling voor EU-moedervennootschappen wordt, evenals voor Nederlandse moedervennootschappen, voortaan verleend bij een bezit van 5% of meer.
4.11 Transfer pricing
Het Wetboek Inkomstenbelastingen bevat algemene bepalingen die de overdracht van winsten naar buitenlandse belastingregimes moet verhinderen (artikel 26, 54 en 344 WIB). De administratieve circulaire van 28 juni 1999 geeft een samenvatting van de eerste vijf hoofdstukken van de OESO-Richtlijnen van 1995. In het kader van de aldaar voorgeschreven documentatierichtlijnen, is het raadzaam om een proactief en gefundeerd verrekenprijsdossier aan te leggen.
In 2004 is het arm’s length beginsel in de Belgische wetgeving ingeschreven. De tekst van het wetsartikel (artikel 185, §2 WIB) is gebaseerd op artikel 9 van het OESO-Modelverdrag en geeft aan de Belgische administratie de mogelijkheid om een zowel opwaartse als neerwaartse correctie van Belgische winst door te voeren.
4.12 Bronheffing – roerende voorheffing
44
Dividenden: 25%. Verlaagde tarieven in de belastingverdragen of vrijstelling onder de Europese Moeder-Dochterrichtlijn indien er een participatie is van 10% en een minimum bezitsduur van één jaar. Basistarief wordt 15% indien nieuw kapitaal wordt gestort en dividenduitkering pas na enige jaren volgt.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
Liquidatie- en inkoopboni: 10% (eveneens onder voorbehoud van gunstige belastingverdragen of Moeder-Dochterrichtlijn). Het tarief wordt verhoogd naar 25% met ingang van 1 oktober 2014 (tarief kan nog behouden blijven indien voorafgaand reserves worden geïncorporeerd met betaling van 10%).
De bestaande vrijstelling van roerende voorheffing voor dividenden uitgekeerd aan vennootschappen gevestigd in andere lidstaten van de EU (Moeder-Dochterrichtlijn) is vanaf 1 januari 2007 uitgebreid naar dividenden uitgekeerd aan vennootschappen gevestigd in landen waarmee België een dubbelbelastingverdrag heeft afgesloten. De te vervullen voorwaarden zijn identiek. Wel dient een regeling tot informatie-uitwisseling te bestaan tussen België en het verdragsland.
Interesten: 25%. Verlaagde tarieven in de belastingverdragen of vrijstelling onder de Europese Interestrichtlijn van zodra er een participatie is van 25% met een minimum bezitsduur van één jaar.
Voor natuurlijke personen (personenbelasting) is de roerende voorheffing bevrijdend en maakt zij de eindheffing uit.
NEDERLAND
Interesten en roerende inkomsten: geen bronheffing. Vorderingen van buitenlandse aanmerkelijk belanghouders op hun vennootschap in Nederland vallen onder Box 1 als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden. Onder het huidige verdrag mag Nederland in de situatie van geëmigreerde aanmerkelijk belanghouders maximaal 10% heffen en tot maximaal 52% bijheffen indien en voor zover bij emigratie uit Nederland een zogenoemde conserverende aanslag is opgelegd en nog openstaat. Nederland moet dan nog wel rekening houden met de in België geheven belasting.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
45
HOOFDSTUK 5
BTW
BELGIË
Normale tarieven: 21% standaard tarief; 0% voor dag- en weekbladen (die minstens 48 keer per jaar verschijnen); 6% voor voedingsmiddelen, boeken, weekbladen en tijdschriften die geen 48 keer per jaar verschijnen, levende dieren, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, geneesmiddelen en medische hulpmiddelen, auto’s voor personenvervoer voor invaliden, landbouwdiensten, inrichtingen voor cultuur, sport en vermaak, auteursrechten, uitvoeren van concerten en voorstellingen, sociale huisvesting; 6% voor de renovatie van woningen ouder dan 5 jaar en onder bepaalde voorwaarden; 6% voor herstellingen van fietsen, schoeisel, lederwaren, kleding en huishoudlinnen; 12% voor steenkool, margarine, brandstoffen, sociale huisvesting.
NEDERLAND
Normale tarieven: 21% standaard tarief; 6% onder andere (niet limitatief) voor voedingsmiddelen (met uitzondering van alcoholhoudende dranken), boeken, dagbladen en tijdschriften, levende dieren, verbandmiddelen, geneesmiddelen, lichamelijke prothesen, toegang tot attractieparken, gelegenheid geven tot sportbeoefening, geven van logies of kampeergelegenheid; 6% voor het schilderen en stukadoren van woningen ouder dan 2 jaar; 6% voor reparaties van fietsen, schoeisel, lederwaren, kleding en huishoudlinnen alsmede kappers; 0% onder andere voor goederen en diensten die met in- en uitvoer te maken hebben.
Het vervoer van goederen dat rechtstreeks verband houdt met de invoer van goederen of de uitvoer van goederen
46
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND
buiten de Europese Unie is een dienst die is vrijgesteld van btw, met behoud van het recht op aftrek van btw. Bijkomende diensten bij dit vervoer zoals het laden, lossen, overslaan, behandelen, stouwen, verstouwen, wegen, meten, peilen, nazien, onderzoeken en in ontvangst nemen van goederen, alsook het opbergen en bewaren van goederen, worden eveneens vrijgesteld van btw wanneer zij worden verricht bij een vervoer van goederen buiten de Europese Unie of bij een invoer van goederen.
Aangifteformulier kwartaalaangifte (optie): indien jaaromzet < € 1.000.000; in te dienen uiterlijk de 20ste van de maand na het afgesloten kwartaal; maandaangifte: jaaromzet > € 1.000.000 in te dienen uiterlijk de 20ste van de volgende maand.
In eerste instantie zal de Belastingdienst kwartaalaangiften uitreiken. Is er echter doorgaans meer dan € 15.000 per kwartaal aan te betalen btw, dan wordt het aangiftetijdvak een maand. Als per jaar minder dan € 1.883 aan btw hoeft te worden betaald, kan de Belastingdienst het aangiftetijdvak op verzoek op een jaar stellen. De aangifte moet elektronisch worden ingediend. Buitenlandse ondernemers zonder vaste inrichting of algemeen fiscaal vertegenwoordiger moeten een papieren aangifte indienen. Binnenlandse ondernemers en buitenlandse ondernemers die in Nederland een vaste inrichting of een algemeen fiscaal vertegenwoordiger hebben, dienen de aangifte in te dienen binnen één maand na afloop van het belastingtijdvak waarop de aangifte betrekking heeft. Buitenlandse ondernemers die in Nederland geregistreerd zijn dienen in beginsel binnen twee maanden de aangifte in te dienen. Jaaraangevers dienen uiterlijk op 31 maart van het jaar volgend op het jaar waarop de aangifte betrekking heeft, de aangifte in te dienen.
De btw-aangifte moet elektronisch worden ingediend.
Betaling van de uit de aangifte verschuldigde btw binnen dezelfde termijn als de indieningsdatum, zoniet nalatigheidsinterest verschuldigd à rato van 0,8% per maand. Kwartaalaangevers moeten tegen de 20ste van de tweede en derde maand van het kwartaal een voorschot betalen.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
47
BELGIË
De btw is in principe volledig aftrekbaar indien aangewend voor handelingen die recht op aftrek van btw verlenen. Beperking op de aftrek van btw voor btw-plichtigen: a tabak en geestrijke dranken: btw is niet aftrekbaar (uitzonderingen mogelijk);
b kosten van logies, spijzen en dranken, gemaakt in een hotel of restaurant: btw mag in de regel niet worden afgetrokken. Uitzonderingen: i) kosten gemaakt door het personeel indien dat personeel buiten de onderneming is belast met een levering van goederen of met een dienstverrichting; ii) kosten gemaakt door belastingplichtigen die op hun beurt onder bezwarende titel hotel- en restaurantdiensten verstrekken; iii) kosten worden doorgefactureerd; c kosten van onthaal: btw is niet aftrekbaar. Kosten ter bevordering van de verkoop zijn geen kosten van onthaal;
d handelsgeschenken: btw geheven ten aanzien van de aankoop van handelsgeschenken die gratis worden gegeven, is in principe niet aftrekbaar tenzij het om handelsgeschenken van geringe waarde gaat. Handelsgeschenken van geringe waarde waarvan de inkoopprijs minder bedraagt dan € 50, exclusief btw, zijn aftrekbaar;
e autokosten: de administratie laat de keuze uit drie methoden om het aandeel beroepsgebruik vast te stellen, waaraan de btw-aftrek gekoppeld wordt.
48
NEDERLAND
De btw is in principe volledig aftrekbaar indien goederen en diensten door de ondernemer worden gebruikt voor belaste handelingen. Beperking op de aftrek van btw bestaat onder andere in de volgende gevallen: a de goederen worden gebruikt als gift of relatiegeschenk aan niet-aftrekgerechtigden, of voor het verstrekken van loon in natura; de aftrek is uitgesloten als de kostprijs van de giften, relatiegeschenken of personeelsvoorzieningen meer dan € 227 exclusief btw per jaar per begunstigde bedraagt; b de btw over aanschaf van een roerend investeringsgoed dat gemengd zakelijk en privé wordt gebruikt kan in eerste instantie volledig in aftrek worden gebracht. Voor het privégebruik van het investeringsgoed bestaat een corrigerende heffing. Voor onroerende goederen geldt een splitsing voor zakelijk en privégebruik bij aanschaf;
c
de btw over aanschaf, onderhoud en brandstof van auto’s die aan het personeel ter beschikking gesteld zijn, kan volledig in aftrek worden gebracht. Over het privégebruik is dan in de laatste aangifte van het kalenderjaar echter wel btw verschuldigd over 2,7% van de cataloguswaarde van de auto (incl. btw en bpm), of is btw verschuldigd over het aantoonbaar werkelijke gebruik; d de Nederlandse btw over aanschaf, onderhoud en brandstof van auto’s die door een buitenlandse onderneming (zonder Nederlandse btw-aangifteplicht) aan het personeel ter beschikking worden gesteld, kan bij de Belastingdienst in Heerlen worden teruggevraagd. Voor het privégebruik wordt op basis van beleid dan een correctie toegepast ter hoogte van 16% van de voorbelasting, 84% van de voorbelasting wordt dus teruggegeven; e btw op eten en drinken dat ter plaatse wordt genuttigd zoals restaurantkosten is niet aftrekbaar;
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND
De eerste methode houdt in dat men een volledige rittenadministratie bijhoudt met onderscheid tussen het privégebruik en beroepsgebruik van de auto, waarbij er geen btw geheven wordt over het privévoordeel in natura. De tweede methode maakt gebruik van een forfait in functie van de afstand woon-werk, zodat geen aparte rittenadministratie moet worden bijgehouden. Het percentage privégebruik wordt daarbij als volgt berekend: [(afstand woon-werk x 2 x 200) + 6.000]/ totaal aantal kilometers. De derde methode laat toe om het beroepsgebruik forfaitair te bepalen op 35% (enkel mogelijk voor een vloot van minstens 4 personenauto’s). De btw is dan aftrekbaar volgens het percentage beroepsgebruik dat uit de hoger vermelde methodes volgt, met een maximum van 50%; f
collectieve sociale voordelen: alle personeelsleden die zich in dezelfde omstandigheden bevinden, zonder enig onderscheid, verkrijgen het voordeel (bijvoorbeeld gratis uitdelen van soep of dranken, gratis vervoer van arbeiders per autocar, etc.). De btw is volgens de gewone regels aftrekbaar;
f
ondernemers die btw-vrijgestelde prestaties verrichten hebben normaliter geen recht op aftrek van voorbelasting (bijvoorbeeld banken, verzekeraars, artsen, onderwijsinstellingen, etc.);
g individuele sociale voordelen: gelegenheidsgeschenken die door de werkgever aan de werknemers worden verstrekt naar aanleiding van een huwelijk, een geboorte, een promotie of een opruststelling. De btw is niet aftrekbaar; h de Belgische btw die wordt geheven over leveringen van goederen of diensten in België, kan door een buitenlandse EU-onderneming (die niet is geïdentificeerd voor btw-doeleinden in België) worden teruggevraagd;
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
49
BELGIË
NEDERLAND
Jaarlijkse klantenlisting: de listing van de binnenlandse leveringen en diensten moet ieder jaar vóór 31 maart worden ingediend. De jaarlijkse klantenlisting moet elektronisch worden ingediend.
Niet van toepassing.
Intracommunautaire listing: in te dienen door elke btw-plichtige die gedurende een bepaalde maand of kwartaal intracommunautaire leveringen heeft verricht, uiterlijk de 20ste van de maand na de betrokken periode.
Opgaaf ICP (voorheen ICL): in te dienen door elke ondernemer die intracommunautaire leveringen verricht. De Opgaaf ICL dient elk kwartaal te worden ingediend.
Binnenlandse ondernemers en buitenlandse ondernemers met een vaste inrichting of een algemeen fiscaal vertegenwoordiger, dienen de Opgaaf ICP uiterlijk op de laatste dag van de maand na afloop van het kwartaal waarop de Opgaaf ICP betrekking heeft in te dienen. Voor buitenlandse ondernemers die in Nederland geregistreerd zijn dient de Belastingdienst de Opgaaf ICP uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na afloop van het kwartaal waarop de Opgaaf ICP betrekking heeft, te ontvangen.
Indien in Nederland gevestigde ondernemers aan de ‘verwevenheidseisen’ (financiële, economische en organisatorische verwevenheid) voldoen, is sprake van een fiscale eenheid. Dat betekent dat indien geen beschikking is afgegeven er toch sprake kan zijn van een fiscale eenheid, mits maar aan de verwevenheidseisen wordt voldaan. Een beschikking fiscale eenheid geeft wel meer rechtszekerheid; die kan op verzoek worden aangevraagd. Het voordeel van een fiscale eenheid voor de btw is dat de onderdelen van de fiscale eenheid onderling geen btw aan elkaar mogen berekenen. Daarnaast hoeft de fiscale eenheid maar één btw-aangifte in te dienen. De btw-aangifte vindt dan plaats alsof er feitelijk sprake is van één btw-ondernemer. Een fiscale eenheid is alleen mogelijk voor ondernemingen die in Nederland zijn gevestigd (inclusief vaste inrichtingen).
België kent onder voorwaarden een fiscale eenheid voor de btw (zie hoger).
50
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND
5.1 Werken in onroerende staat
Sinds enkele jaren speelt de registratie als aannemer geen rol meer om na te gaan of er al dan niet inhoudingen moeten gebeuren. Het criterium voor de inhoudingsplicht en voor het ontstaan van de hoofdelijke aansprakelijkheid, is het bestaan van sociale en/of fiscale schulden in hoofde van de (onder)aannemer.
Niet van toepassing in Nederland.
De aannemer of inlener van personeel is hoofdelijk aansprakelijk voor de loonheffing, sociale premies en de btw die de onderaannemer of uitlener is verschuldigd. Het is gebruikelijk dat de aannemer of inlener een deel van het factuurbedrag naar een Geblokkeerde bankrekening (G-rekening) overmaakt. Vanuit deze bankrekening worden loonheffing en sociale premies betaald.
Om na te gaan of een aannemer fiscale en/of sociale schulden heeft, moet een gegevensbank worden geconsulteerd. De informatie in de gegevensbanken is wel beperkt tot de vaststelling of er (geen) fiscale en/of sociale schulden zijn. Hoeveel deze schulden bedragen, wordt niet in de gegevensbanken vermeld. Om dit te weten te komen, moet de opdrachtgever een attest aanvragen bij de aannemer. Is de fiscale schuld volgens het attest lager dan 15% van een betaling, dan zal enkel het bedrag van de schuld moeten worden ingehouden en doorgestort. Is de schuld volgens het attest hoger dan 15% van de betaling, of geeft de aannemer niet tijdig gevolg aan de aanvraag om een attest, dan moet 15% van de betaling ingehouden worden. Voor de sociale schulden bedraagt de inhouding 35%. Voor de fiscale schuld bedraagt de inhouding 15%. Hier moet enkel een attest worden gevraagd indien het bedrag van de factuur groter is dan of gelijk aan € 7.143. Indien de factuur is uitgereikt voor een lager bedrag, zal in ieder geval 35% (in geval van sociale schulden) of 15% (in geval van fiscale schulden) moeten worden ingehouden zodra uit de raadpleging van de gegevensbank blijkt dat de betrokkene sociale en/of fiscale schulden heeft..
Indien ten onrechte geen inhoudingen werden verricht, is de opdrachtgever hoofdelijk aansprakelijk voor de fiscale en/of sociale schulden. De fiscale hoofdelijke aansprakelijkheid is beperkt tot 35% van de totale prijs van de werken die aan de aannemer zijn toevertrouwd, exclusief btw. De aansprakelijkheid slaat op alle schulden inzake directe en met de
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
51
BELGIË
NEDERLAND
inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, alle schulden inzake voorheffingen en de buitenlandse belastingschuldvorderingen. De sociale hoofdelijke aansprakelijkheid kan oplopen tot 100% van de prijs van de werken toevertrouwd aan de aannemer of onderaannemer, exclusief btw. Dit percentage kan verlaagd worden tot 65% wanneer de opdrachtgever ook op fiscaal gebied hoofdelijk aansprakelijk wordt gehouden.
52
Ten aanzien van de btw gelden bijzondere regels omtrent de verlegging van heffing naar de afnemer, indien deze laatste zelf een btw-plichtige is. Deze verlegging doet zich o.a. voor bij werken in onroerende staat en uitlening van personeel in de bouw. De verlegde btw kan door de opdrachtgever die de btw verschuldigd is, in principe, worden afgetrokken (volledige belastingplichtige).
Bij uitlenen van personeel in Nederland geldt voor bepaalde werkzaamheden met betrekking tot onroerende zaken een verleggingsregeling. Heffing van btw wordt dan verlegd van degene die de prestatie verricht (de uitlener) naar degene die de prestatie afneemt (de inlener).
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
HOOFDSTUK 6
SPECIAAL BELASTINGREGIME EXPATRIATES
BELGIË
In België kunnen buitenlandse kaderleden een bijzonder fiscaal statuut genieten. Op grond van dit statuut worden zij als niet-inwoners aangemerkt. Dit houdt in dat zij enkel belast worden op de bezoldigingen voor de in België geleverde prestaties en andere inkomsten van Belgische oorsprong. Daarnaast mag de werkgever belastingvrij de meeruitgaven vergoeden die het gevolg zijn van hun tewerkstelling in België. Het gaat hierbij zowel om eenmalige uitgaven en lasten (bijvoorbeeld verhuiskosten) als om regelmatig weerkerende uitgaven en lasten (bijvoorbeeld kosten voor huisvesting en levensduurte, onderwijskosten voor kinderen). Weerkerende uitgaven en lasten, met uitzondering van onderwijskosten, mogen niet meer bedragen dan € 11.250 of € 29.750 naargelang het gaat om ‘gewone kaderleden’, dan wel om kaderleden tewerkgesteld in onderzoeks- of coördinatiecentra. Onder bepaalde voorwaarden zijn op de terugbetaalde meeruitgaven geen sociale bijdragen verschuldigd.
NEDERLAND
Op 1 januari 2001 is in het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna Uitvoeringsbesluit) een nieuw vergoedingsregime geïntroduceerd voor extraterritoriale werknemers. Als extraterritoriale werknemers worden zowel de ingekomen werknemer als de uitgezonden werknemer beschouwd. Indien een werknemer als extraterritoriale werknemer wordt aangemerkt, kan de werkgever aan deze werknemer de extraterritoriale kosten vrij vergoeden. Indien een werknemer aangemerkt kan worden als ingekomen werknemer, kan de werkgever een vrije vergoeding verstrekken terzake van de extraterritoriale kosten. In het Uitvoeringsbesluit is een bewijsregeling opgenomen op grond waarvan de hoogte van de extraterritoriale kosten kan worden bepaald. Deze bewijsregeling bevat enerzijds een forfaitaire regeling en anderzijds een regeling voor schoolgelden. Als vergoeding voor extraterritoriale kosten wordt in elk geval beschouwd 30% van het loon uit tegenwoordige arbeid. Dit is de 30%-regeling. Deze is echter aangescherpt voor in het buitenland wonende werknemers die binnen 150 km
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
53
BELGIË
NEDERLAND (hemelsbreed) van de Nederlandse grens wonen. Bij de opmaak van deze brochure lopen er wel procedures wegens strijdigheid met EU-recht aangaande de arbitraire grens van 150 km. De 30%-regeling kan overigens ook worden aangevraagd en toegepast op het salaris van een directeur-grootaandeelhouder (dga).
Voor de toepassing van het bijzondere statuut van buitenlands kaderlid moet een eenmalige aanvraag worden ingediend. Het statuut wordt in principe toegekend voor een onbepaalde duur en geldt zolang het kaderlid in België tijdelijk verblijft en werkt. Het bijzondere aanslagstelsel geldt voor werknemers en bedrijfsleiders die de volgende voorwaarden vervullen: de buitenlandse nationaliteit bezitten; vanuit het buitenland gedetacheerd zijn of rechtstreeks in het buitenland aangeworven; functies uitoefenen die een bijzondere kennis en verantwoordelijkheid vereisen (leidinggevende functies of kaderfuncties); tijdelijk in België werken, ofwel in een inrichting van een buitenlandse onderneming, ofwel in een Belgische onderneming van een internationale groep.
54
Splitsing van het loon De vergoeding van extraterritoriale kosten dient door de werkgever en werknemer afzonderlijk van het loon arbeidsrechtelijk te zijn overeengekomen. Grondslag Nederlandse sociale verzekeringen De 30%-vergoeding behoort niet tot de grondslag voor de sociale verzekeringen.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
HOOFDSTUK 7
SOCIALE ZEKERHEIDSREGELGEVING
BELGIË 7.1
Algemeen
Werknemer Voor de toepassing van artikel 1, onder a van EG-Vo 883/2004 wordt als werknemer aangemerkt: de persoon die valt onder het toepassingsgebied van de Wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
NEDERLAND
Werknemer Als werkzaamheden in loondienst voor EG-Vo 883/2004 worden in Nederland gekwalificeerd de werkzaamheden van personen die verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen in verband met het verrichten van werkzaamheden in dienstbetrekking of gelijkgestelde dienstbetrekking.
De belangrijkste categorie van personen die onder deze Wet vallen, zijn zij die werken in uitvoering van een arbeidsovereenkomst. Een arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij een persoon zich verbindt om tegen een loon prestaties te verrichten onder het gezag van een andere persoon. Er is dus alleen sprake van een arbeidsovereenkomst indien uit de feitelijke toestand blijkt dat de drie elementen (prestaties, loon en band van ondergeschiktheid) aanwezig zijn.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
55
BELGIË
NEDERLAND
Zelfstandige Voor de toepassing van artikel 1 sub b van EG-Vo 883/2004 wordt als zelfstandige aangemerkt: de persoon die valt onder het toepassingsgebied van het Koninklijk Besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen. Tot het toepassingsgebied behoren: zelfstandigen, helpers en meewerkende echtgenoten.
Zelfstandige Als werkzaamheden anders dan in loondienst voor EG-Vo 883/2004 worden in Nederland gekwalificeerd de werkzaamheden van personen die niet verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen.
Zelfstandige in de zin van KB nr. 38 Volgens de ‘sociale norm’ is een zelfstandige een natuurlijk persoon die een beroepsactiviteit uitoefent zonder dat hij daarvoor gebonden is door een arbeidsovereenkomst (werknemer) of een statuut (ambtenaar).
Wijzigingen ten opzichte van EG-Vo 1408/71 Dit is een wijziging ten opzichte van de regeling onder EG-Vo 1408/71. Onder die verordening werd voor het onderscheid tussen werknemers en zelfstandigen in Nederland aansluiting gezocht bij de criteria die zijn ontwikkeld onder de Wet op de Loonbelasting 1964.
Directeur-grootaandeelhouder (dga) en commissaris (van een onderneming) De directeur-grootaandeelhouder (dga) en de commissaris zijn in principe niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen.
De ‘fiscale norm’ gaat uit van de wijze waarop de fiscus het beroepsinkomen heeft belast. Eenvoudig gezegd: wie voor de fiscus zelfstandige is, is dit in principe ook voor de sociale zekerheid. Het gaat onder meer om wie volgende inkomsten geniet: winst van een nijverheid-, handels- of landbouwbedrijf; bezoldigingen van: bestuurders en zaakvoerders; bedrijfsleiders; baten van vrije beroepen, ambten, posten en elke andere winstgevende bezigheid. De ‘sociale norm’ geeft altijd de doorslag. De fiscale norm schept slechts een vermoeden dat iemand een zelfstandige is. De ‘zelfstandige’ kan dus het tegendeel bewijzen. Hij moet dan aantonen dat zijn werksituatie en de overeenkomst die hieraan ten grondslag ligt, helemaal niet aan de sociale norm beantwoordt.
56
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND Dit houdt in dat de werkzaamheden van de dga en de commissaris onder EG-Vo 883/2004 worden aangemerkt als werkzaamheden anders dan in loondienst, zowel bij de uitvoering van de werknemers- als de volksverzekeringen en de Zorgverzekeringswet. Dit is een wijziging ten opzichte van de regeling onder EG-Vo 1408/71. Onder die verordening werden de werkzaamheden van de dga en de commissaris in Nederland aangemerkt als werkzaamheden als werknemer, als zij onder de Wet op de Loonbelasting 1964 vielen. Dit laatste was meestal het geval. Gevolgen wijziging hoedanigheid Bij werken van de dga of de commissaris in één lidstaat zijn er geen gevolgen. De regels voor werken in loondienst of anders dan loondienst in een lidstaat zijn immers niet gewijzigd (werkland). Als de dga of de commissaris in twee of meer lidstaten werkt, kunnen er wel gevolgen zijn door de wijziging van zijn hoedanigheid voor de werkzaamheden in Nederland. De regels voor werken in twee of meer lidstaten kunnen namelijk anders uitpakken voor werkenden in loondienst dan voor werkenden anders dan in loondienst. Als EG-Vo 883/2004 een andere wetgeving aanwijst dan EG-Vo 1408/71, dan kan de dga of de commissaris op grond van eerdergenoemd overgangsrecht en onder de daar genoemde voorwaarden nog onderworpen blijven aan de wetgeving die EG-Vo 1408/71 aanwees.
7.2 Sociale bijdragen Zelfstandigen Zelfstandigen zijn op basis van het sociaal statuut der zelfstandigen verplicht om sociale bijdragen te betalen aan het sociale verzekeringsfonds van hun keuze.
Zelfstandigen Een zelfstandige is in Nederland premie verschuldigd voor de volksverzekeringen en voor de Zorgverzekeringswet.
Berekening De sociale bijdrage bestaat uit een percentage van de – in inkomensschijven verdeelde – netto belastbare beroepsinkomsten die de zelfstandige heeft verdiend in het refertejaar. Het refertejaar is het derde kalenderjaar vóór het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft. De bijdragen
Berekening Volksverzekeringen De Belastingdienst stelt eerst het belastbaar inkomen vast, berekent vervolgens hoeveel premies volksverzekeringen hierover verschuldigd is en trekt hiervan ten slotte heffingskortingen af. Vanaf 1 januari 2013 vindt een
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
57
BELGIË voor 2013 worden dus berekend over het beroepsinkomen van 2010. Voor de berekening van de bijdrage moet het sociale verzekeringsfonds het beroepsinkomen ‘indexeren’. Dit betekent dat het fonds het inkomen vermenigvuldigt met een factor die bij het begin van elk kalenderjaar door de overheid wordt vastgesteld. De hoogte van de sociale bijdrage is afhankelijk van de ‘categorie’ waartoe de zelfstandige behoort. Het maakt dus uit of iemand zelfstandige in hoofdberoep of helper, zelfstandige in bijberoep of meewerkend echtgenoot is.
NEDERLAND tijdsevenredige herleiding plaats van de toepassing van de heffingskortingen. Een inwoner van België die dus in december begint met werken in Nederland, krijgt dus ook maar 1/12 van de heffingskortingen. De Belastingdienst heft premie over (onder andere) winst uit onderneming en inkomsten uit arbeid niet in dienstbetrekking verricht – verminderd met een aantal posten – volgens de onderstaande tarieven. Over het deel van het belastbaar inkomen dat ligt boven € 33.363 per jaar, is geen premie verschuldigd. De procentuele premies volksverzekeringen bedraagt 31,15% over het belastbaar inkomen uit werk en woning. De maximumpremie bedraagt 31,15% van € 33.363 per jaar.
Sociale bijdrage zelfstandige in hoofdberoep of helper (1 januari 2013)
Tarieven premie volksverzekeringen (1 januari 2013)
Tot
Bijdrage
Belastbaar inkomen uit werk en woning
€0
€ 12.830,63
€ 705,68 per kwartaal
van
tot en met
AOW
Anw
AWBZ
€ 12.830,63
€ 55.405,04
22%
€0
€ 19.645
17,90%
0,60%
12,65% 31,15%
€ 55.405,04
€ 81.649,49
14,16%
€ 19.645 € 33.363
17,90%
0,60%
12,65% 31,15%
€ 81.649,49
of meer
€ 3.976,33 per kwartaal
(te verhogen met de administratiekosten van het sociaal verzekeringsfonds) Tijdens de eerste drie volledige jaren van onderwerping aan het sociaal statuut van de zelfstandigen worden voorlopige bijdragen aangerekend die achteraf worden geregulariseerd.
Premiepercentage
Totaal
Zorgverzekeringswet Het totale bedrag aan premie bestaat uit een nominaal (vast) deel en een procentueel deel. Het bedrag van de nominale premie hangt af van de soort polis (natura- of restitutiepolis), de zorgverzekeraar waarbij de polis is afgesloten en het gekozen eigen risico. De gemiddelde premie in 2013 bedraagt € 1.478 per jaar. De procentuele premie bedraagt 5,65% over het ‘bijdrage-inkomen’ over 2013: het totaal van de jaarinkomsten in belastingbox 1 (belastbaar inkomen uit werk en woning, waaronder winst uit onderneming).
58
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË Voorlopige sociale bijdrage voor startende zelfstandige in hoofdberoep (1 januari 2013) Kalenderjaar
Bijdrage per kwartaal
1e jaar
€ 657,57
2e jaar
€ 673,61
3e jaar
€ 689,65
NEDERLAND Voor werknemers in loondienst bedraagt de maximumpremie 7,75% van € 50.853 (maximaal € 3.941) per jaar. De heffing is een loutere werkgeverslast; de werknemer betaalt geen belasting over de bijdrage.
(te verhogen met de administratiekosten van het sociaal verzekeringsfonds)
Betaling Zelfstandigen moeten de sociale bijdrage elk kwartaal betalen aan hun sociale verzekeringsfonds. Het fonds stuurt daartoe in de loop van de eerste maand van elk kwartaal een factuur. De sociale bijdrage moet uiterlijk op de laatste dag van ieder kwartaal op het rekeningnummer van het sociale verzekeringsfonds staan.
Betaling Volksverzekeringen Zelfstandigen moeten de premie volksverzekeringen tegelijkertijd betalen met de inkomstenbelasting. Zij ontvangen daarvoor aan het begin van ieder jaar een aangifteformulier van de Belastingdienst. Dit formulier moeten zij invullen en vóór 1 april terugsturen. Daarna stuurt de Belastingdienst een aanslagformulier met het verschuldigde bedrag aan premie volksverzekeringen en inkomstenbelasting en de uiterste datum waarvoor het bedrag moet zijn gestort. Zorgverzekeringswet De zelfstandige moet de nominale premie elke maand betalen aan zijn zorgverzekeraar. Voor de procentuele premie ontvangt hij aan het begin van ieder jaar een voorlopige aanslag premie Zorgverzekeringswet van de Belastingdienst. De zelfstandige kan de verschuldigde premie in één keer op het rekeningnummer van de Belastingdienst storten, maar hij kan ook kiezen voor een betaling in termijnen. Vrijwillige arbeidsongeschiktheidsverzekering Er zijn twee tariefvormen: een vast tarief (standaardtarief) waarbij men de gehele looptijd van de verzekering een vaste premie per jaar betaalt;
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
59
BELGIË
NEDERLAND een leeftijdsafhankelijk tarief (combinatietarief) waarbij men start met een lage premie, die stijgt in de loop van de jaren tot een bepaald niveau. Als dat vastgestelde niveau is bereikt, blijft de premie de rest van de looptijd gelijk. De premie is fiscaal aftrekbaar voor de inkomstenbelasting.
Werknemers De bijdragen die door de werkgever worden ingehouden op het brutoloon bedragen 13,07%. De werkgeversbijdragen bedragen circa 35% voor bedienden.
BELGIË EN NEDERLAND 7.3 De nieuwe EU-verordeningen Op 1 mei 2010 traden nieuwe verordeningen in werking. Het gaat om verordening 883/2004 (basisverordening) en de verordening 987/2009 (toepassingsverordening). Deze verordeningen vervangen de verordeningen 1408/71 en 574/72. Op 28 juni 2012 is de verordening 465/2012 in werking getreden. De belangrijkste wijzigingen zijn: werknemers die voor één werkgever in twee landen werken alsmede zelfstandigen die in twee of meer lidstaten werken, moeten minimaal 25% in hun woonland werken, willen zij nog onderworpen zijn aan de wetgeving van hun woonland. De verordening 465/2012 breidt de 25%-regeling uit bij gelijktijdige tewerkstelling in loondienst voor meerdere werkgevers die gevestigd zijn in verschillende EU-lidstaten;
er bestaan geen aparte regels meer voor transportwerkers;
de standaard detacheringtermijn is 24 maanden;
de E-formulieren, die zijn gebaseerd op de ‘oude’ EU-verordeningen, zijn per 1 mei 2010 vervangen door zogenaamde Portable Documents voor belanghebbenden (zo is het E101-formulier vervangen door een A1-formulier) en SED’s (structured electronic documents) voor de uitwisseling van gegevens tussen de uitvoeringsorganisaties van de lidstaten.
60
Overgangsrecht Het uitgangspunt is dat de inwerkingtreding van de nieuwe verordening geen verandering brengt in iemands verzekeringspositie. Om die reden geldt het volgende overgangsrecht:
als op iemand uitsluitend door de inwerkingtreding van de nieuwe verordening per 1 mei 2010 de wetgeving van een andere lidstaat wordt aangewezen, blijft op grond van het overgangsrecht de wetgeving van toepassing die werd aangewezen door EU-verordening 1408/71. Dit kan alleen zolang de situatie niet wijzigt en voor een periode van maximaal 10 jaar;
personen voor wie dit geldt, kunnen er ook voor kiezen om onder de aanwijsregels van EU-verordening 883/2004 te vallen;
op het moment dat de situatie wijzigt eindigt het overgangsrecht en is EU-verordening 883/2004 van toepassing.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
HOOFDSTUK 8
INKOMSTENBELASTINGEN VOOR ZELFSTANDIGEN
BELGIË
NEDERLAND
Zelfstandigen moeten over hun beroepsinkomsten personenbelasting betalen aan de belastingadministratie.
Zelfstandigen moeten over hun belastbare inkomen, inkomstenbelasting betalen aan de Belastingdienst.
Berekening De belastingadministratie stelt het belastbaar netto-inkomen vast en berekent vervolgens hoeveel belasting hierover verschuldigd is. De Belastingdienst belast bezoldigingen van bedrijfsleiders, winst van een nijverheids-, handels- of landbouwbedrijf en baten van vrije beroepen – verminderd met een aantal posten – volgens de tarieven op de volgende pagina.
Berekening De Belastingdienst stelt eerst het belastbaar inkomen vast, berekent vervolgens hoeveel belasting hierover verschuldigd is en trekt hiervan ten slotte heffingskortingen af. De Belastingdienst belast het loon – verminderd met een aantal posten – volgens de tarieven op de volgende pagina, die ook gelden voor werknemers in loondienst.
Er geldt een belastingvrij minimum van € 7.270 per persoon, dat nog kan verhoogd worden in functie van de gezinstoestand. Bedrijfsleiders en beoefenaars van een vrij beroep kunnen een forfaitaire beroepskost van 3% met een maximum van € 2.340 in aftrek brengen, of kunnen hun werkelijke beroepskosten bewijzen.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
61
BELGIË Basisschaal belastinginhouding 2013
NEDERLAND Tarieven inkomstenbelasting 2013*
Belastbaar inkomen
Belastingheffing per jaar
Belastbaar inkomen uit werk en woning
Belastingheffing per jaar
van
tot en met
totaal
van
tot en met
minimum
totaal
€0
€ 8.590
+25%
€0
€ 19.645
€0
+5,85%
€ 8.590
€ 12.230
+30%
€ 19.645
€ 33.363
€ 1.149
+10,85% boven € 19.645
€ 12.230
€ 20.370
+40% € 33.363
€ 55.991
€ 2.637
€ 20.370
€ 37.330
+45%
+42% boven € 33.363
€ 37.330
of meer
+50%
€ 55.991
of meer
€ 12.140
+52% boven € 55.694
*De eerste 2 schijven worden tevens met de premiepercentages volksverzekeringen (31,15%) verhoogd. Over € 55.991 aan inkomen is dus € 12.140 aan inkomstenbelasting verschuldigd. Op de verschuldigde belasting brengt de Belastingdienst in ieder geval de ‘algemene heffingkorting’ in mindering; deze bedraagt maximaal € 2.001 per jaar bij volledige Nederlandse belasting- en premieplicht. Ook wordt een ‘arbeidskorting’ verleend van maximaal € 1.723. Daarnaast kan er – afhankelijk van de persoonlijke situatie – recht zijn op aanvullende heffingskortingen, zoals de alleenstaande-ouderkorting of de ouderenkorting). Voor het inkomen van grootaandeelhouders, personen die 5% of meer van het aandelenkapitaal van een BV of NV bezitten, geldt een tarief van 25%.
62
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
Betaling van belastingen Zelfstandigen kunnen per kwartaal ‘voorafbetalen’. Daartoe maakt de belastingadministratie een schatting van de over het betreffende belastingjaar verschuldigde belasting. De voorafbetalingen worden later verrekend via de definitieve aanslag.
NEDERLAND Betaling De Belastingdienst heft de inkomstenbelasting tegelijk met de premie volksverzekeringen. Daarvoor stuurt de Belastingdienst aan het begin van ieder jaar een aangifteformulier aan de belastingplichtige. De belastingplichtige (of zijn vertegenwoordiger) moet de aangifte (in beginsel elektronisch) invullen en vóór 1 april digitaal terugsturen. De aangifte kan via de website www.belastingdienst.nl worden gedownload en met een zogenoemde Digid-code worden ingediend. Daarna stuurt de Belastingdienst een aanslagformulier met het verschuldigde bedrag aan inkomstenbelasting (en premie volksverzekeringen) en de uiterste datum waarvoor het bedrag moet zijn gestort.
Zelfstandigen kunnen aangifte doen aan de hand van een voorgedrukt aangifteformulier. Dit kan ook via de website www.taxonweb.be. De uiterste indieningstermijn van de aangifte personenbelasting over de inkomsten van een bepaald jaar is 30 juni van het jaar daarop. De belastingadministratie verstuurt ten laatste in juni het jaar daarna de definitieve aanslag.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
63
HOOFDSTUK 9
ARBEIDSRECHTELIJKE ASPECTEN
BELGIË
NEDERLAND
9.1 Algemeen
9.1 Algemeen
De Belgische wetgeving maakt nog steeds het onderscheid tussen arbeiders (werklieden) en bedienden:
In Nederland is een werknemer werkzaam op grond van een arbeidsovereenkomst. Het onderscheid tussen de aard van de werkzaamheden (handenarbeid en/of hoofdarbeid) is niet bepalend voor de rechtspositie van de werknemer, dan wel de overeenkomst op grond waarvan hij werkzaamheden verricht.
Personen in dienst van overheidsinstellingen zijn doorgaans werkzaam op grond van een aanstelling. Omdat de rechtspositie van deze personen niet gebaseerd is op een arbeidsovereenkomst, maar op een aanstelling worden deze personen niet gekwalificeerd als werknemers, maar als ambtenaren.
arbeiders zijn werknemers die in hoofdzaak handenarbeid verrichten;
bedienden zijn werknemers die in hoofdzaak hoofdarbeid verrichten.
In een arrest van 7 juli 2011 sprak het Grondwettelijk Hof zich (nogmaals) uit over de verschillen in behandeling tussen arbeiders en bedienden, waarbij het Hof opmerkte dat, uiterlijk op 8 juli 2013, 20 jaar na het eerste arrest, alle verschillen in behandeling tussen arbeiders en bedienden zouden moeten weggewerkt zijn. Het is echter zeer de vraag of deze deadline zal gehaald worden en wat juist het resultaat zal zijn van dit ééngemaakt statuut.
64
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND
9.2 Collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s)
9.2 Collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s)
In België valt elke werkgever onder een paritair comité, in beginsel slechts één, op basis van de hoofdactiviteiten van de onderneming. Voor activiteiten waarvoor geen specifiek bevoegd paritair comité bestaat, is er voorzien in een algemeen bevoegd paritair comité, zoals voor de bedienden het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de Bedienden nr. 218.
Voor ongeveer 80% van de afhankelijke beroepsbevolking geldt een cao. Een cao is een overeenkomst, aangegaan tussen één of meer werkgevers of werkgeversverenigingen enerzijds en één of meer werknemersverenigingen anderzijds, waarbij afspraken zijn gemaakt over voornamelijk of uitsluitend arbeidsvoorwaarden. Uit deze omschrijving blijkt dat aan werknemerszijde altijd een collectief, namelijk een (of meer) werknemersvereniging(en) als contractspartij (onderhandelingspartner) optreedt (optreden). Aan werkgeverszijde kan zowel de individuele werkgever als één of meer werkgeversverenigingen als contractspartij (en onderhandelingspartner) optreden. Een cao is een arbeidsvoorwaardenovereenkomst, waarin het resultaat van de onderhandelingen tussen werkgevers(-organisaties) en werknemersorganisaties is vastgelegd. Gewoonlijk bedraagt de looptijd van een cao één of twee jaar; de wet bepaalt dat een cao voor maximaal vijf jaar kan worden aangegaan.
De paritaire comités zijn ook allemaal genummerd, in de 100 voor de paritaire comités enkel bevoegd voor arbeiders, 200 enkel voor bedienden en 300 voor zowel arbeiders als bedienden. Doorgaans zijn de collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) afgesloten binnen een paritair comité verbindend voor alle werkgevers die vallen in het toepassingsgebied van dat paritair comité. Dergelijke cao’s staan boven de schriftelijke arbeidsovereenkomst in de hiërarchie der rechtsbronnen, net onder de wet. Er van afwijken kan in principe dan ook enkel voor zover de cao in kwestie dit zelf toelaat. Collectieve arbeidsovereenkomsten kunnen op verschillende onderhandelingsniveaus worden afgesloten: binnen de onderneming zelf. Een cao is van toepassing op alle werknemers van de onderneming; op het niveau van een bedrijfssector; binnen de Nationale Arbeidsraad. De meest belangrijke zaken geregeld binnen de paritaire comités zijn: arbeidsduur; minimumlonen; 13e maand of eindejaarspremie; opzegtermijnen arbeiders; brugpensioen (thans werkloosheid met bedrijfstoeslag); secundaire loonvoorwaarden, zoals maaltijd- of ecocheques, maar ook aanvullende pensioenverzekeringen; syndicale afvaardiging; tijdskrediet; collectief ontslag; vorming en bijscholing; etc.
Bedrijfstak-cao en ondernemings-cao Cao’s kunnen zowel op ondernemings- als op bedrijfstakniveau worden afgesloten. De bedrijfstak-cao komt het meeste voor. Zo’n cao geldt veelal voor de ondernemingen die behoren tot een bepaalde branche of bedrijfstak; denk bijvoorbeeld aan de cao voor de kleinmetaal of de cao voor het schoonmaak- en glazenwassersbedrijf. Daarnaast heeft een aantal grote ondernemingen in Nederland (bijvoorbeeld Akzo Nobel, KPN en Philips) een eigen ondernemings-cao, die alleen geldt voor het in de onderneming werkzame personeel. Veelal treden ook bij een ondernemings-cao de landelijk opererende vakbonden op als contractspartij aan werknemerszijde. In een enkel geval treedt aan werknemerszijde een eigen personeelsvakvereniging op als onderhandelings- en/ of contractspartij. Met het cao-overleg wordt vooral beoogd de machtsongelijkheid tussen werkgever en werknemer bij onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden op te heffen. Cao’s bevatten veelal bepalingen over wezenlijke punten van de arbeidsovereenkomst zoals het loon, de functieschalen, de werktijden, vakantiedagen en overwerkregelingen. Maar vooral de meeste bedrijfstak-cao’s gaan verder. Men vindt daarin ook afspraken over arbeidsmarktbeleid, werkgelegenheidsontwikkeling en beïnvloeding van het ziekteverzuim. Ook worden voor de financiële gevolgen van bijvoorbeeld een reorganisatie vaak vooraf, bij cao, voorzieningen getroffen.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
65
BELGIË
NEDERLAND Verplichting tot naleving cao De bijzondere rechtsgevolgen die in de Wet Cao aan een cao worden gegeven, zijn alleen van toepassing als zowel werkgever als werknemer op grond van de Wet Cao zijn gebonden. De werkgever is gebonden indien hij zelf partij is bij de cao, of indien hij lid is van een werkgeversvereniging die partij is bij de cao. De werknemer is gebonden indien hij lid is van een vakbond die partij is bij de cao. Daarnaast moet de cao betrekking hebben op de werkzaamheden die de werknemer binnen de onderneming verricht. De cao is vaak niet van toepassing op leidinggevend personeel, hetgeen dan in de cao als zodanig is bepaald. De gebonden werkgever is op grond van de wet verplicht de caobepalingen ook na te leven jegens de niet-gebonden werknemers, tenzij in de cao is bepaald dat dit niet hoeft. De werkgever kan ook verplicht zijn cao-bepalingen na te leven als gevolg van een zogeheten incorporatiebeding. Dit is een bepaling in de individuele arbeidsovereenkomst waarin wordt bepaald dat de cao van toepassing is. De cao-bepalingen gaan dan deel uitmaken van de individuele arbeidsovereenkomst. Is alleen de werknemer gebonden (door zijn lidmaatschap van een vakbond die partij is bij de cao) en de werkgever niet, dan kan de werknemer – behoudens algemeen verbindend verklaring van cao-bepalingen – geen aanspraak maken op naleving van de cao-bepalingen door de werkgever jegens hem. Een algemeen verbindend verklaring betekent dat de cao-bepalingen in beginsel gelden voor alle werkgevers en werknemers in de betreffende bedrijfstak voor zover zij werkzaamheden verrichten die vallen binnen de werkingssfeer, ongeacht of zij lid zijn van de betreffende werkgeversvereniging of vakbond. Indien zowel de werkgever als de werknemer op grond van de Wet Cao aan de cao zijn gebonden, kunnen zij geen afspraken meer maken die strijdig zijn met cao-bepalingen. Dergelijke afspraken zijn van rechtswege nietig (ofwel ongeldig) en in plaats van de nietige bepaling geldt dan de cao-bepaling. Indien de gebonden werkgever en de gebonden werknemer evenwel een afspraak maken die gunstiger is voor de werknemer – bijvoorbeeld 30 vakantiedagen in plaats van 25 – dan geldt vrijwel altijd die individuele afspraak en mag dus wel worden afgeweken van de cao-bepaling. Dit wordt niet als een strijdige bepaling aangemerkt.
66
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND Alleen indien de cao-bepaling een zogenaamde standaardbepaling is, hebben partijen geen mogelijkheid om van de cao-bepaling af te wijken, ook niet in voor de werknemer gunstige zin. Verreweg de meeste cao-bepalingen zijn minimumbepalingen waarvan de werkgever en de werknemer in voor de werknemer gunstige zin mogen afwijken. Een cao eindigt door afloop van de periode van de looptijd waarvoor de cao is aangegaan, of door opzegging. Na het einde van de cao herleeft de individuele contractsvrijheid van werkgever en werknemer. In de rechtspraak wordt aan cao-bepalingen tussen de georganiseerde werkgever en diens georganiseerde werknemers echter nawerking toegekend: de arbeidsvoorwaardenbepalingen uit de cao blijven van kracht, totdat partijen bij een nieuwe overeenkomst (dit kan een cao of een individuele arbeidsovereenkomst zijn) nieuwe afspraken over die onderwerpen hebben gemaakt.
9.3 Overzicht van de gebruikelijke arbeidsvoorwaarden
9.3 Overzicht van de gebruikelijke arbeidsvoorwaarden
Omwille van de belangrijke impact van cao’s op concrete loon- en arbeidsvoorwaarden, is dit steeds te beoordelen in functie van het bevoegde paritair comité waaronder de werkgever valt. a
Soorten arbeidscontracten De belangrijkste soorten arbeidsovereenkomsten zijn de volgende: De arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd Deze arbeidsovereenkomst wordt als algemene regel vooropgesteld: wanneer de partijen omtrent de duur niets hebben voorzien of wanneer de voorwaarden van één van de overeenkomsten met tijdsbepaling niet nauwgezet vervuld zijn, wordt de arbeidsovereenkomst geacht voor onbepaalde tijd te zijn gesloten. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd Dit is een arbeidsovereenkomst die de aanduiding bevat van een bepaalde dag of van een gebeurtenis welke zich op een bekende datum moet voordoen, waarna de partijen van hun wederzijdse verbintenissen zijn ontslagen.
a
Soorten arbeidscontracten Op grond van de wet is sprake van een arbeidsovereenkomst als een werknemer zich verbindt om in dienst van de werkgever tegen loon gedurende een zekere tijd arbeid te verrichten. Om te kunnen spreken van een arbeidsovereenkomst wordt in het algemeen ervan uit gegaan dat dient te zijn voldaan aan de volgende drie voorwaarden: de werknemer is verplicht persoonlijk arbeid te verrichten; de werkgever is verplicht loon te betalen; de werknemer staat in gezagsverhouding tot de werkgever. Met name met de voorwaarde ‘gezagsverhouding’ onderscheidt de arbeidsovereenkomst zich van de overeenkomst van opdracht en aanneming van werk. Volgens de Hoge Raad is voor de vraag of een rechtsverhouding moet worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
67
BELGIË Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd moet, en dit voor iedere werknemer afzonderlijk, schriftelijk worden opgesteld uiterlijk op het tijdstip waarop de werknemer in dienst treedt. De schriftelijke vaststelling moet worden gedaan voordat de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een aanvang neemt. Werd de tijdsbepaling op het tijdstip van de indiensttreding niet schriftelijk vastgesteld, dan gelden voor deze arbeidsovereenkomst dezelfde voorwaarden als voor de arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd. Opeenvolgende arbeidsovereenkomsten met een duur van maximum twee jaar: de werkgever en de werknemer kunnen overeenkomen maximum vier opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde tijd af te sluiten, voor zover de duur van elk van deze overeenkomsten niet minder dan drie maanden bedraagt en de totale duur van deze overeenkomsten twee jaar niet overschrijdt. In uitzonderlijke omstandigheden kan de totale duur verlengd worden tot 3 jaar. De arbeidsovereenkomst voor een duidelijk omschreven werk In deze arbeidsovereenkomst is niet de precieze duurtijd (bijvoorbeeld werken voor tien maanden), maar wel het uit te voeren werk nauwkeurig omschreven (bijvoorbeeld de arbeidsovereenkomst als acteur in een bepaalde film waarbij een tijdsschema wordt gehanteerd,...). Zo hebben beide partijen eveneens van bij de aanvang een idee over de duurtijd van de overeenkomst. Voltijdse arbeidsovereenkomst Behoudens tegenstrijdig beding wordt de arbeidsovereenkomst voltijds gesloten, met name voor de maximale (wekelijkse) arbeidsduur die in de onderneming of sector geldt. Arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid Deeltijdse arbeid is arbeid die vrijwillig en regelmatig gedurende een kortere duur dan de normale arbeidsduur in de onderneming wordt verricht.
68
NEDERLAND dan wel als een overeenkomst van opdracht, bepalend wat partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond, mede in aanmerking genomen de wijze waarop ze feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven en aldus daaraan inhoud hebben gegeven. Ook de maatschappelijke positie van een werknemer die tegen loon arbeid verricht speelt een rol bij deze vraag. In de praktijk blijkt dit nog steeds niet altijd duidelijk. Zo werd op 23 februari 2011 (JAR 2011/92) door het Gerechtshof Amsterdam geoordeeld dat sprake was van een overeenkomst van opdracht. Dit werd afgeleid uit een e-mail van de arbeidskracht waarin hij uitdrukkelijk koos voor het bestaan van een zelfstandige, in combinatie met de tekst van de overeenkomst van opdracht en zijn VAR-verklaring. De omstandigheid dat de Belastingdienst de arbeidsrelatie als fictief dienstverband aanmerkte en er daadwerkelijk inhouding van loon belasting en premies volksverzekeringen heeft plaatsgevonden, deed daar naar de mening van het Gerechtshof niets aan af. Overigens staat de fiscale kwalificatie ‘fictieve dienstbetrekking’ los van een civielrechtelijke kwalificatie van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht, aldus het Gerechtshof. Arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd? De werkgever kan de werknemer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of onbepaalde tijd aanbieden. Het evidente verschil tussen deze twee is uiteraard de periode waarvoor de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan. Indien partijen opnemen dat de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd of niets hebben afgesproken over de duur van de arbeidsovereenkomst, wordt deze overeenkomst geacht te zijn gesloten voor onbepaalde tijd. Daarentegen wordt in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wel expliciet aangegeven voor welke duur zij is aangegaan. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan worden aangegaan: voor een bepaalde tijdsduur; ter vervanging van een andere werknemer, die bijvoorbeeld wegens zwangerschapsverlof tijdelijk afwezig is; voor een bepaald project, waarbij de wil van partijen niet van invloed is op de einddatum (duur van het project).
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND Tenzij anders overeengekomen, eindigt een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege, dat wil zeggen zonder dat deze arbeidsovereenkomst na verkregen toestemming van het UWV WERKbedrijf door de werkgever hoeft te worden opgezegd. Alleen indien een ‘tussentijds opzegbeding’ in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is opgenomen, kan de werkgever gedurende de loop van de arbeidsovereenkomst deze tussentijds opzeggen. Indien de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussentijds door de werkgever wordt opgezegd, is hiervoor ook toestemming nodig van UWV WERKbedrijf. Voor de goede orde: een werknemer kan de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd – met daarin vervat een tussentijds opzegbeding – wel zonder toestemming van UWV WERKbedrijf opzeggen.
De arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid moet voor iedere werknemer afzonderlijk schriftelijk worden vastgesteld, uiterlijk op het tijdstip waarop de werknemer de uitvoering van de overeenkomst voor de deeltijdse arbeid aanvangt. In dit geschrift moeten de arbeidsregeling (de arbeidsduur en de werkdagen) en het uurrooster (de werkperiodes per dag, zijnde het tijdstip van begin en einde van de prestaties, alsook het tijdstip en de duur van de pauzes) vermeld worden.
Vaste arbeidsomvang, nuluren-contract of min-max overeenkomst? Doorgaans sluiten partijen een arbeidsovereenkomst en nemen daarin een vaste arbeidsomvang op van bijvoorbeeld 36 uur per week. Indien de werkgever tijdens het sluiten van de arbeidsovereenkomst (nog) geen inzicht heeft in de omvang van de werkzaamheden welke de werknemer dient te verrichten, kan de werkgever een variabele arbeidsomvang in de arbeidsovereenkomst opnemen. De variabele arbeidsomvang kan bijvoorbeeld worden vormgegeven in een nuluren-bepaling of in een min-maxbepaling. Een arbeidsovereenkomst met een nuluren-bepaling of een min-max-bepaling wordt ook wel een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht (m.u.p.) genoemd.
b
Proeftijd Indien een proeftijd wordt overeengekomen bedraagt deze voor arbeiders minimaal 7 dagen en maximaal 14 dagen. De maximale proeftermijn bedraagt 6 of 12 maanden voor bedienden met een bruto jaarloon voor het eerste jaar van tewerkstelling van respectievelijk ten hoogste of meer dan € 38.665 (bedrag 2013). Het proefbeding moet schriftelijk overeengekomen worden vóór de aanvang van de tewerkstelling.
b
Proeftijd Het is de werkgever toegestaan, en ook aan te raden, een proeftijd op te nemen in de arbeidsovereenkomst die hij met de werknemer aangaat. Door het aangaan van een proeftijd kan de werkgever zich een oordeel vormen over onder meer de kennis en vaardigheden van de werknemer, en kan de werknemer zich eveneens een oordeel vormen over de aspecten van de werkgever die hij van belang acht voor het dienstverband.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
69
BELGIË
NEDERLAND Let daarbij wel op het volgende: de proeftijd dient schriftelijk te worden overeengekomen; de duur van de proeftijd moet voor beide partijen gelijk zijn; aan de termijn van de proeftijd dient strikt de hand te worden gehouden. Dit noemt men wel het ‘ijzeren proeftijdbeding’. De duur van de proeftijd is afhankelijk van aard/duur van de arbeidsovereenkomst: Arbeidsovereenkomst
Maximale duur proeftijd
Onbepaalde tijd
2 maanden
Bepaalde tijd twee jaar of langer
2 maanden
Bepaalde tijd korter dan twee jaar
1 maand
Bepaalde tijd zonder kalendereinddatum (bijvoorbeeld bij vervanging tijdens ziekte)
1 maand
Bij cao kan van bovenstaande termijn van één maand ten nadele van de werknemer worden afgeweken. De proeftijd kan echter ook dan niet langer zijn dan twee maanden. Is aan de hiervoor genoemde vereisten niet voldaan, dan is de proeftijd nietig. Dit betekent dat het proeftijdbeding ongeldig is en geacht wordt nooit te hebben bestaan. Een succesvol beroep op de nietigheid betekent dat de arbeidsovereenkomst nog in stand is.
c
Salaris Een salaris in België bestaat in principe uit 12 maandsalarissen, het vakantiegeld en de eindejaarsvergoeding. De eindejaarsvergoeding (of 13e maand) is een vergoeding voor een volledig jaar prestaties dat in december wordt uitbetaald aan alle rechthebbende medewerkers. Per volledige gewerkte maand heeft de werknemer recht op een gedeelte van de 13e maand. Meestal wordt een
70
c
Salaris In Nederland bestaat een wettelijk minimumloon; de hoogte van dit wettelijk minimumloon is voor jongere werknemers tot 23 jaar afhankelijk van de leeftijd. Vanaf 23 jaar is het minimumloon voor elke werknemer gelijk. Eens per jaar – doorgaans in de maand mei - heeft men wettelijk recht op de minimumvakantiebijslag, deze bedraagt 8% van het jaarinkomen. Het vakantiegeld wordt uitbetaald door de werkgever.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND
eindejaarspremie toegekend, maar het is enkel verplicht als het voorzien is in een cao op niveau van het paritair comité of de onderneming; of opgenomen is in de arbeidsovereenkomst of het arbeidsreglement. Arbeidsprestaties geven eveneens recht op vakantiegeld. Het loon wordt tijdens de vakantiedagen gewoon doorbetaald, dit is het enkel vakantiegeld. Het dubbel vakantiegeld wordt doorgaans in mei/juni betaald en is als volgt samengesteld: het vakantiegeld van arbeiders wordt uitgekeerd door de Rijksdienst voor de Jaarlijkse Vakantie of door een bijzonder vakantiefonds. Het brutobedrag komt overeen met 15,38% van het loon verdiend in het voorgaande jaar. In principe wordt het vakantiegeld uitgekeerd wanneer de hoofdvakantie wordt genomen en ten vroegste op 2 mei; het vakantiegeld voor bedienden wordt rechtstreeks uitgekeerd door de werkgever. Het omvat het normale loon voor de vakantiedagen en een supplement per gepresteerde of gelijkgestelde maand in het jaar voordien. Dat supplement komt overeen met 1/12 van 92% van het brutoloon van de maand waarin de vakantie begint.
d
Ontslag In België moet een werkgever het ontslag van een werknemer doorgaans niet motiveren en is ook geen machtiging vereist. Zowel voor de procedure als voor de termijnen wordt wel een onderscheid gemaakt tussen arbeiders en bedienden. Voor de arbeiders moet voor de termijnen meer specifiek gezien worden naar de sectorale regeling in het bevoegde paritair comité. Voor bedienden wordt dan weer een onderscheid gemaakt tussen arbeidsovereenkomsten aangevangen vóór of na 1 januari 2012.
d
Ontslag In Nederland bestaat de preventieve ontslagbescherming, dat wil zeggen dat een werkgever toestemming nodig heeft van UWV, of van een kantonrechter alvorens hij een werknemer kan ontslaan. De procedure bij het UWV duurt 6 tot 8 weken; de procedure bij de kantonrechter duurt circa 4 weken. Tijdens de proeftijd en in het geval van een dringende reden is het mogelijk een werknemer zonder preventieve toets en zonder inachtneming van de opzegtermijn te ontslaan.
Let echter op dat ingevolge de principiële eenmaking van het statuut zeker deze verschillen tussen arbeiders en bedienden zouden weggewerkt moeten worden tegen 8 juli 2013.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
71
BELGIË e
Vakantie Het aantal vakantiedagen waarop een werknemer recht heeft, wordt vastgesteld op basis van het aantal dagen dat hij effectief werkte of gelijkgestelde inactiviteitsdagen in het vakantiedienstjaar. Dat is het kalenderjaar vóór het jaar waarin men de vakantiedagen krijgt.
NEDERLAND e
Vakantie Het minimum aantal vakantiedagen waarover een werknemer op jaarbasis moet kunnen beschikken, is vier maal het aantal overeengekomen arbeidsuren per week. Een werknemer die 40 uur per week (fulltime) werkt, heeft dan recht op minimaal (4 x 40 uur) 160 uur vakantie op jaarbasis. Vakantiedagen worden naar evenredigheid gedurende het kalenderjaar opgebouwd over de periode waarover recht op loon bestaat. Een werknemer die arbeidsongeschikt wordt, bouwt bij volledige arbeidsongeschiktheid sinds 1 januari 2012 hetzelfde aantal vakantiedagen op als zijn arbeidsgeschikte collega.
f
Feestdagen In Nederland bestaan de volgende feestdagen, te weten Nieuwjaarsdag, paasmaandag, Koningsdag, pinkstermaandag, Hemelvaartsdag en de beide Kerstdagen.
Het minimum aantal wettelijke vakantiedagen waarop iemand recht heeft, bedraagt 20 dagen voor een voltijdse tewerkstelling in de 5-dagenweek (4 weken). Bij de aanvang van een activiteit als werknemer kan het zijn dat er geen recht is op de volledige 4 weken vakantie bij gebrek aan voldoende prestaties in het voorgaande jaar. Sinds 2012 bestaat er voor die categorie van werknemers de mogelijkheid om zogenaamde Europese Vakantie te nemen, waarbij het enkel vakantiegeld in dat geval moet beschouwd worden als een voorschot op later dubbel vakantiegeld of vertrekvakantiegeld. f
Feestdagen België kent 10 feestdagen: 1 januari (Nieuwjaarsdag); Pasen en paasmaandag (veranderlijke data); 1 mei (Dag van de Arbeid); O.L.H. Hemelvaart (zesde donderdag na Pasen); Pinksteren en pinkstermaandag (zevende zondag en maandag na Pasen); 21 juli (Nationale feestdag); 15 augustus (O.L.V. Hemelvaart); 1 november (Allerheiligen); 11 november (Wapenstilstand van 1918); 25 december (Kerstmis). Feestdagen die vallen op een inactiviteitsdag moeten verplicht op een andere dag genomen worden. Voltijdse werknemers zullen dus altijd recht hebben op minimum deze 10 wettelijke feestdagen.
72
Indien een van deze feestdagen op een zaterdag of zondag valt, dan wordt deze feestdag niet gecompenseerd.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË g
Ziekteverzuim De eerste dagen arbeidsongeschiktheid worden door de werkgever betaald: voor bedienden is het loon gewaarborgd gedurende de eerste 30 dagen van de arbeidsongeschiktheid (uitgezonderd korte contracten); voor arbeiders is het loon gewaarborgd gedurende de eerste 7 dagen; daarna krijgen ze gedurende 7 dagen 85,88% van hun normale loon. Van de 15e tot de 30e dag arbeidsongeschiktheid hebben arbeiders recht op een percentage van hun loon. Ook dat percentage wordt door de werkgever betaald. Houdt de arbeidsongeschiktheid langer aan, dan krijgt de werknemer een vervangingsinkomen dat wordt vergoed door de verplichte ziekteverzekering. Ook voor arbeiders zal er eerder al een tussenkomst zijn van de ziekteverzekering, meer bepaald voor het verschil tussen hetgeen de werkgever moet betalen en de verplichte ziekte-uitkering.
NEDERLAND g
Ziekteverzuim De loondoorbetalingsverplichting die de werkgever jegens de zieke werknemer heeft, is geregeld in het Burgerlijk Wetboek en geldt voor een periode van 104 weken (twee jaar). De eerste 52 weken heeft de zieke werknemer ten minste recht op 70% van zijn brutoloon. Als dit bedrag lager is dan het minimumloon, dan moet de werkgever dit minimumloon betalen. Op grond van de wet is de werkgever niet verplicht meer te betalen dan 70% van het ‘maximumdagloon’ (per 1 januari 2013 bedraagt het maximumdagloon € 194,85 bruto, inclusief vakantiebijslag per dag). Veel cao’s kennen afwijkende bepalingen over loondoorbetaling bij ziekte en vullen het wettelijk percentage van 70% aan tot een hoger percentage. Ook bij veel bedrijven die niet aan een cao gebonden zijn, is het de praktijk dat zieke werknemers meer dan 70% van hun loon tijdens ziekte krijgen doorbetaald (een aanvulling tot 100% van het laatstverdiende loon in het eerste ziektejaar is bijvoorbeeld erg gebruikelijk). Als op grond van de cao of de individuele arbeidsovereenkomst werknemers tijdens het eerste ziektejaar recht hebben op meer dan 70% van het laatstverdiende loon, dan mag de werkgever hier niet ten nadele van de werknemer van afwijken. Het kan ook zo zijn dat het bij een werkgever goed gebruik is dat tijdens ziekte steeds 100% van het laatstgenoten salaris wordt doorbetaald. In dat geval kan een wijziging van de suppletie – zeker voor werknemers die reeds in dienst zijn - eveneens lastig zijn door te voeren. Voor nieuwe werknemers is dit wellicht mogelijk, mits het onderscheid met de andere werknemers geen verboden discriminatie met zich brengt.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
73
HOOFDSTUK 10
BELASTING BIJ OVERDRACHT VAN ONROEREND GOED
BELGIË Bij de aankoop van een onroerend goed moet de verkoopovereenkomst of de notariële akte geregistreerd worden en dienen de registratierechten betaald te worden. De tarieven verschillen volgens de gewesten. Ze bedragen: 10% in het Vlaams Gewest; 12,5% in het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De belastbare grondslag waarop registratierechten worden geheven, mag niet kleiner zijn dan de verkoopwaarde van het onroerend goed. Bij wederverkoop binnen de twee jaar, wordt 60% (36% in Brussel) terugbetaald. Er gelden onder specifieke voorwaarden verlaagde tarieven voor vastgoedhandelaars. Bij inbreng in natura van onroerende goederen waarbij een kapitaalsverhoging plaatsvindt en aandelen in ruil worden
74
NEDERLAND Indien een onroerende zaak wordt aangekocht in Nederland is de verkrijger ervan 6% overdrachtsbelasting verschuldigd over de waarde in het economische verkeer. Voor de aanschaf van woningen geldt een verlaagd tarief van 2%. Bij door- of wederverkoop is wederom overdrachtsbelasting verschuldigd, zij het dat indien dit binnen 6 maanden na de eerdere verkrijging geschiedt, die eerdere verkrijging de grondslag voor de heffing vermindert. Een vennootschap wordt aangemerkt als onroerende zaak lichaam (OZL) als wordt voldaan aan de bezitseis en de doeleis. De verkrijging van aandelen wordt belast indien een aanmerkelijk belang (ten minste 1/3 gedeelte) in een OZL wordt verkregen. Er moet zijn voldaan aan drie cumulatieve eisen, wil sprake zijn van een belaste verkrijging: er is sprake van een verkrijging van een belang van 1/3 of meer, waarbij de belangen van de echtgenote en de bloedverwanten in de rechte linie en de aanverwanten tot en met de tweede graad, alsmede verbonden vennootschappen mede van belang zijn;
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND
uitgegeven, is een vrijstelling van registratierechten, tenzij voor natuurlijke personen die woonhuizen inbrengen.
Er gelden eveneens vrijstellingen bij vennootschapsrechtelijke herstructureringen zoals fusies en splitsingen.
Bij aankoop van nieuwe gebouwen kan btw van toepassing zijn in plaats van registratierechten.
de bezittingen van het lichaam grotendeels (dit is 50% of meer) bestaan uit in Nederland gelegen vastgoed (dit is de zogenaamde bezitseis), en de bezittingen van dat lichaam hoofdzakelijk dienstbaar zijn aan het verkrijgen, vervreemden of exploiteren van het vastgoed (dit is de zogenaamde doeleis).
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen Nederlands en buitenlands vastgoed, dus ook in het buitenland gelegen onroerende zaken worden meegeteld, echter moet wel het aandeel van de in Nederland gelegen onroerende zaken ten minste 30% van de bezittingen uitmaken. Verder gelden er consolidatie-eisen met betrekking tot aandelenbelangen in andere vastgoedlichamen. Verder gelden er bij fusie, splitsing en interne reorganisatie vrijstellingen waarbij onroerende zaken – onder voorwaarden onbelast kunnen worden geherstructureerd. Ook onder meer bij inbreng in (kapitaal)vennootschappen, een verkrijging bij voortzetting van een onderneming door bloedverwanten van of het verdelen van het vermogen van vennootschappen kan gebruik worden gemaakt van vrijstelling, al gelden wel strikte voorwaarden om misbruiksituaties te vermijden.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
75
BIJLAGE 1
WAARDERINGSREGELS BELGIË 1
Oprichtingskosten
Oprichtingskosten worden gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde, voor zover ze niet ten laste worden genomen gedurende het boekjaar waarin ze worden besteed.
Bij activering worden de oprichtingskosten afgeschreven over maximaal 5 jaar, behalve de kosten bij uitgifte van leningen die over de looptijd van de leningen mogen worden gespreid.
2
Immateriële vaste activa
Deze activa worden gewaardeerd tegen aanschaffingsprijs, vervaardigingsprijs of gebruikswaarde zo die lager ligt.
NEDERLAND
Het activeren van oprichtingskosten (en van kosten van de uitgifte van aandelen) vindt slechts nog in afnemende mate plaats. NB Kosten van oprichting en wijziging in het kapitaal zijn fiscaal in beginsel aftrekbaar.
Deze activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs of de vervaardigingsprijs of – onder voorwaarden – tegen actuele waarde, verminderd met de afschrijvingen. Met een (bijzondere) waardevermindering dient rekening te worden gehouden, indien deze naar verwachting duurzaam is. Dit dient ten minste elk jaar te worden vastgesteld.
In de aanschaffingswaarde mag de rente op vreemd vermogen, gebruikt voor hun financiering, worden opgenomen voor zover zij betrekking heeft op de periode vóór de bedrijfsklaarheid.
Indirecte kosten die noodzakelijk zijn voor de vervaardiging van het actief, zoals rente, en die op een redelijke en consistente basis aan het actief kunnen worden toegerekend, kunnen in de vervaardigingsprijs worden opgenomen.
De afschrijvingstermijn voor de kosten van onderzoek en ontwikkeling en de goodwill beloopt normaal niet meer dan 5 jaar. Indien de afschrijvingstermijn langer is dan 5 jaar, dient dit in de toelichting te worden verantwoord.
De afschrijving op vaste activa met een beperkte gebruiksduur dient jaarlijks stelselmatig te geschieden over de geschatte economische levensduur (fiscaal ten minste 5 jaren). Afschrijving naar rato van de verkoop of het gebruik van het product of proces voldoet ook aan deze eis. Kosten verbonden aan de oprichting en uitgifte van aandelen dienen in ten hoogste 5 jaar te worden afgeschreven.
76
Voor geactiveerde goodwill geldt dat, alleen als deze redelijkerwijze valt toe te rekenen aan een aanzienlijk langere periode van 5 jaar (fiscaal 10 jaar), over een langere gebruiksduur mag worden afgeschreven.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND
Wettelijk is het toegestaan om goodwill ineens ten laste van het eigen vermogen te brengen. Hoewel toegestaan, is de voorkeursmethode in de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving om de goodwill te activeren en systematisch af te schrijven. Het ineens ten laste van de winst- en verliesrekening verwerken van goodwill zal volgens de RJ in het algemeen niet leiden tot het voldoen aan het vereiste inzicht.
3
Materiële vaste activa
Deze activa worden gewaardeerd tegen: a aanschaffingsprijs (= aankoopprijs + bijkomende kosten) in geval van aankoop van derden; b of vervaardigingsprijs (directe en eventueel ook een evenredig deel van de indirecte productiekosten) in geval van eigen productie; c of gebruikswaarde (= realisatiewaarde voor buitengebruik gestelde activa) als die lager ligt (verplicht).
De wet staat zowel waardering op basis van aanschaffingsprijs als op basis van actuele waarde toe. Onder aanschaffingsprijs wordt verstaan: a verkrijgingsprijs (= aankoopprijs + bijkomende kosten) in geval van aankoop bij derden; b vervaardigingsprijs (directe en een redelijk deel van de indirecte kosten en eventueel de rente op schulden over het tijdvak dat aan de vervaardiging kan worden toegerekend) in geval van eigen productie. Er bestaat een verplichting jaarlijks te beoordelen of er aanwijzingen zijn voor een bijzondere waardevermindering van het materieel vast actief die als duurzaam kan worden beschouwd. Indien dergelijke aanwijzingen aanwezig zijn, dient de realiseerbare waarde (hoogste van de directe opbrengstwaarde en de bedrijfswaarde) te worden vergeleken met de boekwaarde. Afwaardering vindt plaats indien de boekwaarde hoger is dan de realiseerbare waarde.
Als actuele waarde van een goed kan worden aangemerkt: a vervangingswaarde; b bedrijfswaarde; c opbrengstwaarde. Vastgoedbeleggingen dienen bij de eerste waardering te worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs, inclusief de transactiekosten. Voor de vervolgwaardering is zowel waardering tegen actuele waarde als tegen historische kostprijs toegestaan.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
77
BELGIË
NEDERLAND Er is voorkeur voor waardering tegen actuele waarde (marktwaarde). Winsten of verliezen die zijn ontstaan door een wijziging in de reële waarde van vastgoedbeleggingen dienen ofwel rechtstreeks ten gunste van het eigen vermogen (in een herwaarderingsreserve) worden gebracht, ofwel ten gunste van het resultaat (met de vorming van een herwaarderingsreserve uit de winstbestemming).
In het geval dat wordt voldaan aan de definitie van roerende of onroerende leasing, dient bij de leasingnemer de geleasede activa te worden geactiveerd.
In het geval dat wordt voldaan aan de definitie van financial lease dienen bij de leasingnemer de geleasede activa te worden geactiveerd.
Definitie onroerende leasing: wanneer de contractueel te storten termijnen, naast de rente en de kosten van de verrichting, ook de integrale wedersamenstelling dekken van het kapitaal dat de leasinggever in het gebouw heeft geïnvesteerd.
Definitie financial lease: de juridische eigendom van het goed ligt in het algemeen bij de geldgever en de (economische) voor- en nadelen verbonden aan de eigendom worden (nagenoeg) geheel door de geldnemer gedragen (de economische eigendom berust bij de geldnemer). De economische realiteit van de leasetransactie is bepalend voor de vraag of sprake is van financial lease dan wel operational lease (de leaseclassificatie). De juridische vorm van de leasetransactie is hier van minder belang. Het karakter van de leasetransactie blijkt uit het beoordelen van de leasecontractvoorwaarden. Als operationele lease kwalificeren alle leaseovereenkomsten die niet als financiële lease kwalificeren.
78
Definitie roerende leasing: wanneer de contractueel te storten termijnen, verhoogd met het bedrag dat moet worden betaald bij de optielichting (indien de nemer de koopoptie bezit), naast de rente en de kosten van de verrichting ook de integrale wedersamenstelling dekken van het kapitaal dat de gever in het goed heeft geïnvesteerd. De koopoptie mag enkel in aanmerking worden genomen als het ten hoogste 15% vertegenwoordigt van het kapitaal dat de gever in het goed heeft geïnvesteerd.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË 4
Financiële vaste activa
Deze activa worden gewaardeerd tegen aanschaffingsprijs met inbegrip van de bijkomende kosten. De bijkomende kosten mogen ook integraal in de kosten worden verwerkt.
NEDERLAND
Deze activa worden gewaardeerd op basis van: a één van de varianten van de vermogensmutatiemethode (ingeval van invloed van betekenis); b of verkrijgingsprijs (geen invloed van betekenis); c of de actuele waarde: vervangingswaarde, bedrijfswaarde of opbrengstwaarde (geen invloed van betekenis). Er is een vermoeden van invloed van betekenis wanneer de aandeelhouder meer dan 20% van de stemmen naar eigen inzicht kan uitbrengen.
Op deelnemingen en aandelen worden waardeverminderingen geboekt ingeval van duurzame minderwaarde of ontwaarding verantwoord door toestand, rendabiliteit of vooruitzichten.
Bij toepassing van waardering op basis van nettovermogenswaarde worden verliezen van de deelneming, en bij toepassing van actuele waarde negatieve herwaarderingen, in de cijfers van de moeder tot uitdrukking gebracht zodra zij door de moeder worden geconstateerd. Het ontstaan van bijzondere risico’s kan reden zijn voor het vormen van een voorziening op de deelneming.
Herwaardering van aandelen en deelnemingen waarin geen invloed van betekenis wordt uitgeoefend, is toegestaan.
5
Voorraden
Voor goederen gekocht van derden, is de algemene regel waardering tegen aanschaffingswaarde (aankoopprijs en bijkomende kosten) of tegen marktwaarde, indien deze op balansdatum lager is.
Idem. Daarnaast mogen voorraden tegen actuele waarde (vervangingswaarde of lagere opbrengstwaarde) worden gewaardeerd.
Inzake bepaling van de aanschaffingswaarde van identieke goederen zijn er vier toegelaten methoden: a individualisering van de prijs van elk bestanddeel; b methode van de gewogen gemiddelde prijzen; c FIFO; d LIFO.
Inzake bepaling van de aanschaffingswaarde van identieke goederen zijn er vier toegelaten methoden: a individualisering van de prijs van elk bestanddeel; b methode van de gewogen gemiddelde prijzen; c FIFO; d LIFO (onder bepaalde voorwaarden).
Standaardprijzen mogen onder bepaalde voorwaarden worden toegepast.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
79
BELGIË
NEDERLAND
Onafhankelijk van de gevolgde grondslag dient in alle gevallen de op het waarderingsmoment werkelijk aanwezige voorraad te worden gewaardeerd in overeenstemming met een van de volgens de wet toegestane grondslagen.
Indien op balansdatum de marktwaarde van de goederen lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, dient afwaardering tot de lagere marktwaarde plaats te vinden.
De geproduceerde voorraden worden gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijs of tegen marktwaarde op balansdatum, als die lager is.
Aanvullende waardeverminderingen worden geboekt om rekening te houden hetzij met de evolutie van hun realisatieof marktwaarde, hetzij met de risico’s inherent aan de aard van de betrokken producten of van de gevoerde activiteit.
6
Vorderingen
Handelsvorderingen en overige vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
Vorderingen dienen te worden gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs (eerste waardering: reële waarde). Indien er geen sprake is van agio of disagio en transactiekosten is de geamortiseerde kostprijs gelijk aan de nominale waarde.
Waardeverminderingen worden toegepast zo er voor het geheel of een gedeelte onzekerheid bestaat over de betaling op de vervaldag ofwel wanneer de realisatiewaarde van de vorderingen op balansdatum lager is dan hun boekwaarde.
Voorzieningen voor oninbaarheid worden getroffen zo er voor het geheel of een gedeelte onzekerheid bestaat over de inning van de openstaande vordering.
7
Geldbeleggingen en liquide middelen
Tegoeden bij financiële instellingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
Idem.
Effecten worden gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde.
Effecten worden afzonderlijk in de balans opgenomen (niet onder liquide middelen) dan wel als onderdeel van de financiële vaste activa indien de intentie bestaat om de effecten langdurig binnen de onderneming te houden. Waardering van effecten is tegen: verkrijgingsprijs of lagere marktwaarde;
80
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND actuele waarde (wijzigingen leiden in de meeste gevallen tot een herwaarderingsreserve dan wel tot een bate of last in de winst en verliesrekening); geamortiseerde kostprijs.
Het is toegestaan om rekening te houden met een op korte termijn te voorziene buitengewone waardevermindering van vlottende activa zoals vorderingen, doch dit heeft niet de voorkeur.
Het eigen vermogen omvat: a het kapitaal; b uitgiftepremies; c herwaarderingsmeerwaarden; d reserves; e overgedragen resultaat; f kapitaalsubsidies; g voorschot aan de vennoten op de verdeling van het nettoactief (-).
Het eigen vermogen omvat: a het geplaatste kapitaal; b agioreserve; c herwaarderingsreserves; d andere wettelijke reserves, onderscheiden naar hun aard; e statutaire reserves; f overige reserves; g niet verdeelde winsten, met afzonderlijke vermelding van het resultaat na belastingen, voor zover de bestemming daarvan niet in de balans is verwerkt.
Latente belastingen op herwaarderingsmeerwaarden worden in de Belgische wettelijke jaarrekening niet verwerkt. Herwaarderingsmeerwaarden worden in hun totaliteit opgenomen onder het eigen vermogen.
Volgens de voorkeursmethode in de (ontwerp-) Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving worden latente belastingen opgenomen over herwaarderingen. Deze latente belastingen op herwaarderingen worden onder voorzieningen opgenomen. Een alternatieve methode volgens de ontwerprichtlijn is om geen latente belastingen op te nemen, en de herwaardering bruto op te nemen onder het eigen vermogen.
Wettelijke reserve: jaarlijks dient van de te bestemmen winst verminderd met de eventueel overgedragen verliezen 5% te worden toegevoegd ten gunste van de wettelijke reserve, totdat deze 10% van het maatschappelijk kapitaal bedraagt.
Er dienen wettelijke reserves te worden gevormd voor: a het op de balans geactiveerde bedrag van kosten verband houdende met oprichting en met uitgifte van aandelen en kosten van onderzoek en ontwikkeling; b het verschil tussen de wijziging in de waarde van de deelnemingen op grond van het resultaat en rechtstreekse vermogensvermeerderingen enerzijds en het dividend uit de deelnemingen en uitkeringen die kunnen worden bewerkstelligd en rechtstreekse
Waardeverminderingen worden toegepast wanneer de realisatiewaarde op balansdatum lager is dan de aanschaffingswaarde.
8
Eigen vermogen
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
81
BELGIË
NEDERLAND vermogensverminderingen anderzijds; c omrekeningsverschillen op buitenlandse deelnemingen; d het geval dat de som van het kapitaal, statutaire en wettelijke reserves kleiner is dan het wettelijk minimumkapitaal; e bij inbreng in natura en het ontbreken van een accountantsverklaring bij de inbreng; f herwaarderingen (in bepaalde gevallen); g het uitstaande bedrag van leningen ter verkrijging van het aandelenkapitaal.
Bepaalde wettelijke reserves kunnen negatief zijn.
Voor herwaarderingsreserves gelden bepaalde regels:
Interim-dividenden zijn enkel toegestaan onder zeer strikte voorwaarden, o.a. een verslag van de commissaris.
Uitkering interim-dividend is mogelijk.
Kapitaalsubsidies worden opgenomen bij toekenning tegen nominale waarde na aftrek van de uitgestelde belastingen. Subsidies dienen geleidelijk in resultaat te worden genomen volgens hetzelfde ritme als de afschrijvingen op de vaste activa waarop ze betrekking hebben.
Investeringssubsidies dienen als vooruit ontvangen bedrag onder de overlopende passiva te worden opgenomen of in mindering te worden gebracht op het geïnvesteerde bedrag. Uit de op de balans gepassiveerde investeringssubsidie dient jaarlijks een gedeelte ten gunste van het bedrijfsresultaat vrij te vallen. Dit gedeelte dient systematisch te worden berekend met inachtneming van de wijze waarop de besteding waarvoor de subsidie is verleend zelf in de jaarrekening wordt verwerkt.
9
Voorzieningen voor risico’s en kosten en uitgestelde belastingen
Voorzieningen beogen naar hun aard duidelijk omschreven verliezen of kosten te dekken, die op balansdatum waarschijnlijk of zeker zijn, doch waarvan het bedrag niet vaststaat.
Voorzieningen worden op de balans opgenomen: a tegen naar hun aard duidelijk omschreven verplichtingen die op balansdatum als waarschijnlijk of vaststaand kunnen worden beschouwd, maar waarvan niet bekend is in welke omvang of wanneer zij zullen ontstaan; b tevens kunnen voorzieningen worden opgenomen tegen uitgaven die in een volgend boekjaar zullen worden gedaan, voor zover het doen van die uitgaven zijn oorsprong mede vindt voor het einde van het boekjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal jaren.
82
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BELGIË
NEDERLAND
In de Belgische wettelijke jaarrekening worden enkel uitgestelde (= latente) belastingen geboekt op sommige gerealiseerde meerwaarden op vaste activa en op sommige kapitaalsubsidies.
Latente belastingen op herwaarderingen (en overige belastbare tijdelijke verschillen) worden onder voorzieningen opgenomen en worden berekend over het verschil tussen bedrijfseconomische en fiscale waardering vermenigvuldigd met het nominale belastingtarief c.q. tegen contante waarde (voorkeursmethode).
Definitie van voorzieningen voor risico’s en kosten: a pensioenen en soortgelijke rechten (o.a. brugpensioenen); b grote herstellings- en onderhoudswerken; c overige risico’s en kosten (technische waarborgen – hangende geschillen – termijnposities – voorzieningen voor kosten verbonden aan de beëindiging van werkzaamheden).
In de Nederlandse wet worden de volgende voorzieningen onderscheiden: a voorziening voor latente belastingen; b voorziening voor personeelsbeloningen; c overige voorzieningen.
10
Schulden
De schulden worden opgenomen tegen nominale waarde op balansdatum.
Schulden dienen te worden gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs (eerste waardering: reële waarde). Indien er geen sprake is van agio of disagio of transactiekosten is de geamortiseerde kostprijs gelijk aan de nominale waarde van de schuld.
Er wordt rekening gehouden met nog te betalen kosten op balansdatum die betrekking hebben op het boekjaar of op voorgaande boekjaren.
Idem.
Bij het opmaken van de jaarrekening dient de rechtspersoon haar functionele valuta te bepalen, in overeenstemming met bepaalde factoren.
Op balansdatum dienen: a monetaire balansposten die in een vreemde valuta luiden te worden omgerekend tegen de slotkoers van de functionele valuta; b niet-monetaire balansposten die volgens de historische kostprijs worden gewaardeerd in een vreemde valuta, te worden omgerekend tegen de wisselkoers van de functionele valuta op de transactiedatum of de benaderde koers;
Vreemde valuta De omrekening van in vreemde valuta uitgedrukte bezittingen, schulden en verplichtingen gebeurt op basis van de volgende grondslagen: a activa en passiva aangeschaft in vreemde valuta worden omgerekend tegen de transactiekoers; b monetaire activa en passiva (bijvoorbeeld vorderingen, schulden, geldbeleggingen en overlopende rekeningen) worden op balansdatum omgerekend aan slotkoers. Omrekeningsverschillen worden per munt geglobaliseerd. In geval negatieve omrekeningsverschillen worden deze ten laste van de resultatenrekening geboekt. Positieve omrekeningsverschillen blijven geboekt onder
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
83
BELGIË
NEDERLAND c
de overlopende rekeningen (zij mogen evenwel ook ten gunste van het resultaat worden geboekt). Bij het begin van het nieuwe boekjaar worden alle inventarisboekingen inzake omrekeningsverschillen tegengeboekt.
niet-monetaire balansposten die volgens de actuele waarde worden gewaardeerd in vreemde valuta, te worden omgerekend tegen de wisselkoers van de functionele valuta op het moment waarop de actuele waarde werd bepaald.
Valutakoersverschillen die voortkomen uit de afwikkeling van monetaire posten, dan wel voortkomen uit de omrekening van monetaire posten in vreemde valuta, dienen te worden verwerkt in de winst- en verliesrekening in de periode dat zij zich voordoen, met uitzondering van de valutakoersverschillen die voortkomen uit de omrekening van een monetaire post die deel uitmaakt van de nettoinvestering in een bedrijfsuitoefening in het buitenland van een rechtspersoon. Deze laatste dienen te worden verwerkt in de reserve omrekenverschillen in het eigen vermogen. De resultaten en de financiële positie van een rechtspersoon dienen als volgt te worden omgerekend in een andere presentatievaluta: a de activa en passiva dienen voor iedere gepresenteerde balans te worden omgerekend tegen de slotkoers op die balansdatum; b de baten en lasten dienen voor iedere winst- en verliesrekening te worden omgerekend tegen de wisselkoersen op de transactiedata; en c de omrekeningsverschillen uit (a) en (b) dienen in de (wettelijke) reserve omrekeningsverschillen als onderdeel van het eigen vermogen te worden verwerkt. Voor middelgrote ondernemingen is een eenvoudigere methode toegestaan.
84
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
BIJLAGE 2
BELGISCH MINIMUM GENORMALISEERD REKENINGENSTELSEL Activa
Passiva
Klasse 1 Eigen vermogen, voorzieningen voor risico’s en kosten en schulden op meer dan één jaar 10 Kapitaal 100 Geplaatst kapitaal 101 Niet opgevraagd kapitaal (-)
I IA IB
11 Uitgiftepremies
II
12 Herwaarderingsmeerwaarden 120 Herwaarderingsmeerwaarden op immateriële vaste activa 121 Herwaarderingsmeerwaarden op materiële vaste activa 122 Herwaarderingsmeerwaarden op financiële vaste activa 123 Herwaarderingsmeerwaarden op voorraden 124 Terugneming van waardeverminderingen op geldbeleggingen
III
13 Reserves 130 Wettelijke reserve 131 Onbeschikbare reserves 1310 Reserve voor eigen aandelen 1311 Andere onbeschikbare reserves 132 Belastingvrije reserves 133 Beschikbare reserves
IV IV A IV B IV B.1 IV B.2 IV C IV D
14 Overgedragen winst of Overgedragen verlies (-)
V
15 Kapitaalsubsidies
VI
16 Voorzieningen en uitgestelde belastingen 160 Voorzieningen voor pensioenen en soortgelijke verplichtingen 161 Voorzieningen voor belastingen 162 Voorzieningen voor grote herstellingswerken en grote onderhoudswerken 163-165 Voorzieningen voor overige risico’s en kosten 168 Uitgestelde belastingen
VII VII A VII B
Activa
Passiva
1680 Uitgestelde belastingen op kapitaalsubsidies 1681 Uitgestelde belastingen op gerealiseerde meerwaarden op immateriële vaste activa 1682 Uitgestelde belastingen op gerealiseerde meerwaarde op materiële vaste activa 1687 Uitgestelde belastingen op gerealiseerde meerwaarden op effecten die zijn uitgegeven door de Belgische Openbare Sector 1688 Buitenlandse uitgestelde belastingen 17 Schulden op meer dan één jaar 170 Achtergestelde leningen 1700 Converteerbaar 1701 Niet-converteerbaar 171 Obligatieleningen niet achtergesteld 1710 Converteerbaar 1711 Niet-converteerbaar 172 Leasingschulden en soortgelijke 173 Kredietinstellingen 1730 Schulden op rekening 1731 Promesses 1732 Acceptkredieten 174 Overige leningen 175 Handelsschulden 1750 Leveranciers 1751 Te betalen wissels 176 Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen 178 Borgtochten ontvangen in contanten 179 Overige schulden
VIII VIII A.1
VIII A.2
VIII A.3 VIII A.4
VIII A.5 VIII B VIII B.1 VIII B.2
VIII D VIII D
Klasse 2 Oprichtingskosten, vaste activa en vorderingen op meer dan één jaar
VII C
VII D
20 Oprichtingskosten 200 Kosten van oprichting en kapitaalverhoging
I
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
85
Activa 201 202 204
Passiva
Activa
Kosten bij uitgifte van leningen Overige oprichtingskosten Herstructureringskosten
21 Immateriële vaste activa 210 Kosten van onderzoek en ontwikkeling 211 Concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en soortgelijke rechten 212 Goodwill 213 Vooruitbetalingen
II
22 Terreinen en gebouwen 220 Terreinen 221 Gebouwen 222 Bebouwde terreinen 223 Overige zakelijke rechten op onroerende goederen
III A
23 Installaties, machines en uitrusting
III B
24 Meubilair en rollend materieel
III C
2810 2811 2812 2817 2819
282
283
284 25 Vaste activa in leasing of op grond soortgelijk recht 250 Terreinen en gebouwen 251 Installaties, machines en uitrusting 252 Meubilair en rollend materieel 26 Andere materiële vaste activa
III D
285 III E
27 Vaste activa in aanbouw en vooruitbetalingen 28 Financiële vaste activa 280 Deelnemingen in verbonden ondernemingen 2800 Aanschaffingswaarde 2801 Nog te storten bedragen (-) 2808 Geboekte meerwaarden 2809 Geboekte waardeverminderingen (-) 281 Vorderingen op verbonden ondernemingen
86
IV
288
Vorderingen op rekening Te innen wissels Vastrentende effecten Dubieuze debiteuren Geboekte waardeverminderingen (-) Deelnemingen in ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat 2820 Aanschaffingswaarde 2821 Nog te storten bedragen (-) 2828 Geboekte meerwaarden 2829 Geboekte waardeverminderingen (-) Vorderingen op ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat 2830 Vorderingen op rekening 2831 Te innen wissels 2832 Vastrentende effecten 2837 Dubieuze debiteuren 2839 Geboekte waardeverminderingen (-) Andere aandelen 2840 Aanschaffingswaarde 2841 Nog te storten bedragen (-) 2848 Geboekte meerwaarden 2849 Geboekte waardeverminderingen (-) Overige vorderingen 2850 Vorderingen op rekening 2851 Te innen wissels 2852 Vastrentende effecten 2857 Dubieuze debiteuren 2859 Geboekte waardeverminderingen (-) Borgtochten betaald in contanten
IV B.1
IV B.2
IV C.1
IV C.2
IV C.2
IV A.1 29 Vorderingen op meer dan één jaar 290 Handelsvorderingen 2900 Handelsdebiteuren 2901 Te innen wissels 2906 Vooruitbetalingen 2907 Dubieuze debiteuren IV A.2
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
V VA
Passiva
Activa
291
2909 Geboekte waardeverminderingen (-) Overige vorderingen 2910 Vorderingen op rekening 2911 Te innen wissels 2917 Dubieuze debiteuren 2919 Geboekte waardeverminderingen (-)
Passiva
Geboekte waardeverminderingen (-)
VB 37 Bestellingen in uitvoering 370 Aanschaffingswaarde 371 Toegerekende winst 379 Geboekte waardeverminderingen (-)
VI B
Klasse 4 Vorderingen en schulden op ten hoogste één jaar
30 Grondstoffen 300 Aanschaffingswaarde 309 Geboekte waardeverminderingen (-)
VI A.1
31 Hulpstoffen 310 Aanschaffingswaarde 319 Geboekte waardeverminderingen (-)
VI A.1
32 Goederen in bewerking 320 Aanschaffingswaarde 329 Geboekte waardeverminderingen (-)
VI A.2
33 Gereed product 330 Aanschaffingswaarde 339 Geboekte waardeverminderingen (-)
VI A.3
34 Handelsgoederen 340 Aanschaffingswaarde 349 Geboekte waardeverminderingen (-)
VI A.4
36 Vooruitbetalingen op voorraadinkopen 360 Vooruitbetalingen
Activa 369
Klasse 3 Voorraden en bestellingen in uitvoering
35 Onroerende goederen bestemd voor de verkoop 350 Aanschaffingswaarde 359 Geboekte waardeverminderingen (-)
Passiva
VI A.5
40 Handelsvorderingen 400 Handelsdebiteuren 401 Te innen wissels 404 Te innen opbrengsten 406 Vooruitbetalingen 407 Dubieuze debiteuren 409 Geboekte waardeverminderingen (-)
VII A VII A VII A VII A VII A
IX C.1
VII A
41 Overige vorderingen VII B 410 Opgevraagd, niet gestort kapitaal 411 Terug te vorderen B.T.W. 412 Terug te vorderen belastingen en voorheffingen 4120 tot 4124 Belgische winstbelastingen 4125 tot 4127 Andere Belgische belastingen 4128 Buitenlandse belastingen 414 Te innen opbrengsten 416 Diverse vorderingen 417 Dubieuze debiteuren 418 Borgtochten betaald in contanten 419 Geboekte waardeverminderingen (-) 42 Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen (zelfde onderverdeling als rekening)
IX A
VI A.6
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
87
Activa 43 Financiële schulden 430 Kredietinstellingen – Leningen op rekening met vaste termijn 431 Kredietinstellingen – Promessen 432 Kredietinstellingen – Acceptkredieten 433 Kredietinstellingen – Schulden in rekening courant 439 Overige leningen 44 Handelsschulden 440 Leveranciers 441 Te betalen wissels 444 Te ontvangen facturen 45 Schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten 450 Geraamd bedrag der belastingschulden 4500 tot 4504 Belgische winstbelastingen 4505 tot 4507 Andere Belgische belastingen en taksen 4508 Buitenlandse belastingen en taksen 451 Te betalen B.T.W. 452 Te betalen belastingen en taksen 4520 tot 4524 Belgische winstbelastingen 4525 tot 4527 Andere Belgische belastingen en taksen 4528 Buitenlandse belastingen en taksen 453 Ingehouden voorheffingen 454 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid 455 Bezoldigingen 456 Vakantiegeld 459 Andere sociale schulden 46 Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen 47 Schulden uit de bestemming van het resultaat 470 Dividenden en tantièmes over vorige boekjaren
88
Passiva IX B IX B.1 IX B.1 IX B.1
IX B.2
VII A
IX C.1 IX C.2 IX C.1
IX E.1
Activa 471 472 473
Dividenden over het boekjaar Tantièmes over het boekjaar Andere rechthebbenden
48 Diverse schulden 480 Vervallen obligaties en coupons 488 Borgtochten ontvangen in contanten 489 Andere diverse schulden 49 Overlopende rekeningen 490 Over te dragen kosten 491 Verkregen opbrengsten 492 Toe te rekenen kosten 493 Over te dragen opbrengsten 496 Omrekeningsverschillen: latente verliezen 497 Omrekeningsverschillen: latente winsten 499 Wachtrekeningen
IX F
X X X X X X
Ter informatie: BTW-subrekeningen 411 IX E.1 IX E.1 451
IX E.1 IX E.2 IX E.2 IX E.2 IX E.2
IX D
IX F
Passiva
Te ontvangen BTW 4111 Aftrekbare BTW op goederen en diensten 4112 BTW op creditnota’s verkoop Te betalen BTW 4511 BTW op verkopen 4512 BTW intra-communautair 4513 BTW medecontractant 4514 BTW op creditnota’s aankoop 4519 R/C BTW-administratie
Klasse 5 Geldbeleggingen en liquide middelen 50 Eigen aandelen
VIII A
51 Aandelen 510 Aanschaffingswaarde 511 Niet opgevraagde bedragen (-) 519 Geboekte waardeverminderingen (-)
VIII B
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
Activa 52 Vastrentende effecten 520 Aanschaffingswaarde 529 Geboekte waardeverminderingen (-)
VIII B
53 Termijndeposito’s 530 Op meer dan één jaar 531 Op meer dan een maand en op ten hoogste één jaar 532 Op ten hoogste één maand 539 Geboekte waardeverminderingen (-)
VIII B
54 Te incasseren vervallen waarden
IX
55 Kredietinstellingen 550 tot 559 Rekeningen geopend bij verschillende instellingen, onder te verdelen in: 0 Rekening-courant 1 Uitgeschreven cheques (-) 9 Geboekte waardeverminderingen (-)
IX
56 Postcheque- en girodienst 560 Rekening-courant 561 Uitgeschreven cheques (-)
IX
57 Kassen 570 tot 577 Kassen-contanten 578 Kassen-zegels
IX
Passiva
Kosten
Opbrengsten
Klasse 6 Kosten 60 Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen 600 Aankopen van grondstoffen 601 Aankopen van hulpstoffen 602 Aankopen van diensten, werk en studies 603 Algemene onderaannemingen 604 Aankoop van handelsgoederen 605 Aankopen van onroerende goederen bestemd voor verkoop 608 Ontvangen kortingen, ristorno’s en rabatten (-) 609 Voorraadwijzigingen 6090 van grondstoffen 6091 van hulpstoffen 6094 van handelsgoederen 6095 van gekochte onroerende goederen bestemd voor verkoop
II A II A.1 II A.1 II A.1 II A.1 II A.1
II A.1 II A.1 II A.2
61 Diensten en diverse goederen II B Deze rubriek moet worden aangepast aan de aard van de onderneming en aan de informatiebehoeften 617 Uitzendkrachten en personen ter beschikking gesteld van de onderneming 618 Bezoldigingen, premies … die niet worden toegekend uit hoofde van een arbeidsovereenkomst 62 Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen 620 Bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen 6200 Bestuurders of zaakvoerders uit hoofde van een arbeidsovereenkomst 6201 Directiepersoneel
II C
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
89
Kosten
621 622
623 624
6203 Arbeiders 6204 Andere personeelskosten Werkgeversbijdragen voor sociale verzekeringen Werkgeverspremies voor bovenwettelijke verzekeringen Andere personeelskosten Ouderdoms- en overlevingspensioenen 6240 Bestuurders en zaakvoerders 6241 Personeel
63 Afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico’s en kosten 630 Afschrijvingen en waardeverminderingen op vaste activa – toevoegingen 6300 Afschrijvingen op oprichtingskosten 6301 Afschrijvingen op immateriële vaste activa 6302 Afschrijvingen op materiële vaste activa 6308 Waardeverminderingen op immateriële vaste activa 6309 Waardeverminderingen op materiële vaste activa 631 Waardeverminderingen op voorraden 6310 Toevoeging 6311 Terugneming (-) 632 Waardeverminderingen op bestellingen in uitvoering 6320 Toevoeging 6321 Terugneming (-) 633 Waardeverminderingen op handelsvorderingen op meer dan één jaar
90
Opbrengsten
Kosten
634
635
636
637 II D
II E
II E
II E
6330 Toevoeging 6331 Terugneming (-) Waardeverminderingen op handelsvorderingen op ten hoogste één jaar 6340 Toevoeging 6341 Terugneming (-) Voorzieningen voor pensioenen en soortgelijke verplichtingen 6350 Toevoeging 6351 Besteding en terugneming (-) Voorzieningen voor grote herstellingswerken en grote onderhoudswerken 6360 Toevoeging 6361 Besteding en terugneming (-) Voorzieningen voor andere risico’s en kosten 6370 Toevoeging 6371 Besteding en terugneming (-)
64 Andere bedrijfskosten 640 Bedrijfsbelastingen 641 Minderwaarden op de courante realisatie van vaste activa 642 Minderwaarde op de realisatie van handelsvorderingen 643 tot 648 Diverse bedrijfskosten 649 Als herstructureringskosten geactiveerde bedrijfskosten (-) 65 Financiële kosten 650 Kosten van schulden 6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden 6501 Afschrijving van kosten bij uitgifte
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
II E
II F
II F
II F
II G
V VA
Opbrengsten
Kosten van leningen en van disagio 6502 Andere kosten van schulden 6503 Geactiveerde intercalaire interesten (-) 651 Waardeverminderingen op vlottende activa 6510 Toevoeging 6511 Terugneming (-) 652 Minderwaarden op de realisatie van vlottende activa 653 Discontokosten op vorderingen 654 Wisselresultaten 655 Resultaten uit de omrekening van vreemde valuta 656 Voorzieningen met financieel karakter 6560 Toevoeging 6561 Besteding en terugneming (-) 657 tot 659 Diverse financiële kosten 66 Uitzonderlijke kosten 660 Uitzonderlijke afschrijvingen en waardeverminderingen (toevoeging) 6600 op oprichtingskosten 6601 op immateriële activa 6602 op materiële activa 661 Waardeverminderingen op financiële vaste activa (toevoeging) 662 Voorzieningen voor uitzonderlijke risico’s en kosten 6620 Toevoegingen 6621 Bestedingen (-) 663 Minderwaarden op de realisatie van vaste activa 664 tot 668 Andere uitzonderlijke kosten 669 Uitzonderlijke kosten als herstructureringskosten opgenomen onder de activa (-)
Opbrengsten
VB
VC VC VC
VC VC
VC VIII
VIII A
VIII B VIII C
VIII E
VIII E
Kosten 67 Belastingen op het resultaat 670 Belgische belastingen op het resultaat van het boekjaar 6700 Verschuldigde of gestorte belastingen en voorheffingen 6701 Geactiveerde overschotten van betaalde belastingen en voorheffingen (-) 6702 Geraamde belastingen 671 Belgische belasting op het resultaat van vorige boekjaren 6710 Verschuldigde of gestorte belastingsupplementen 6711 Geraamde belastingsupplementen 6712 Gevormde fiscale voorzieningen 672 Buitenlandse belastingen op het resultaat van het boekjaar 673 Buitenlandse belastingen op het resultaat van vorige boekjaren 68 Overboeking naar de belastingvrije reserves 680 Overboeking naar de uitgestelde belastingen 689 Overboeking naar de belastingvrije reserves
Opbrengsten
XA
IXbisIIIbis XII
69 Resultaatverwerking 690 Overgedragen verlies van het vorig boekjaar 691 Toevoeging aan het kapitaal en aan de uitgiftepremie 692 Toevoeging aan de reserves 6920 Toevoeging aan de wettelijke reserves 6921 Toevoeging aan de overige reserves 693 Over te dragen winst
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
91
Kosten 694 695 696
Opbrengsten
Vergoeding van het kapitaal Bestuurders of zaakvoerders Andere rechthebbenden
Resultaten uit de omrekening van vreemde valuta 756 tot 759 Diverse financiële opbrengsten
71 Wijzigingen in de voorraden en in de bestellingen in uitvoering 712 in de voorraad goederen in bewerking 713 in de voorraad gereed product 715 in de voorraad onroerende goederen bestemd voor verkoop 717 in de bestellingen in uitvoering 7170 Aanschaffingswaarde 7171 Toegekende winst
IA
IB
72 Geproduceerde vaste activa
IC
74 Andere bedrijfsopbrengsten 740 Bedrijfssubsidies en compenserende bedragen 741 Meerwaarden op de courante realisatie van materiële vaste activa 742 Meerwaarden op de realisatie van handelsvorderingen 743 tot 749 Diverse bedrijfsopbrengsten
ID
75 Financiële opbrengsten 750 Opbrengsten uit financiële vaste activa 751 Opbrengsten uit vlottende activa 752 Meerwaarden op de realisatie van vlottende activa 753 Kapitaal- en interestsubsidies 754 Wisselresultaten
IV
92
Opbrengsten
755
Klasse 7 Opbrengsten 70 Omzet 700 tot 707 Verkopen en dienstprestaties 708 Toegekende kortingen, ristorno’s en rabatten (-)
Kosten
76 Uitzonderlijke opbrengsten 760 Terugneming van afschrijvingen en waardeverminderingen 7600 op immateriële activa 7601 op materiële activa 761 Terugneming van waardeverminderingen op financiële activa 762 Terugneming van voorzieningen voor uitzonderlijke risico’s en kosten 763 Meerwaarden op de realisatie van vaste activa 764 tot 769 Andere uitzonderlijke opbrengsten 77 Regularisering van belastingen en terugneming van fiscale voorzieningen 771 Belgische belastingen op het resultaat 7710 Regularisering van verschuldigde of betaalde belastingen 7711 Regularisering van geraamde belastingen 7712 Terugneming van fiscale voorzieningen 773 Buitenlandse belastingen op het resultaat
IV B
78 Onttrekking aan de belastingvrije reserve 780 Onttrekking aan de uitgestelde belastingen 789 Onttrekking aan de belastingvrije reserve
IV C IV C IV C
79 Resultaatverwerking 790 Overdragen winst van het vorige boekjaar
IV A
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
IV C IV C VII VII A
VII B
VII C
VII E
XB
IXbis-IIIbis XII
Kosten 791 792 793 794
Opbrengsten
Onttrekking aan het kapitaal en aan de uitgiftepremie Onttrekking aan de reserves Over te dragen verlies Tussenkomst van vennoten (of van de eigenaar) in het verlies
Klasse 0 Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen 00 Zekerheden door derden gesteld voor rekening van de onderneming 000 Crediteuren van de onderneming, houders van door derden gestelde zekerheden 001 Derden, stellers van zekerheden voor rekening van de onderneming 01 Persoonlijke zekerheden gesteld voor rekening van derden 010 Debiteuren wegens verplichtingen uit wissels in omloop 011 Crediteuren wegens verplichtingen uit wissels in omloop 0110 Door de onderneming geïndosseerde, overgedragen wissels 0111 Andere verplichtingen uit wissels in omloop 012 Debiteuren wegens andere persoonlijke zekerheden 013 Crediteuren wegens andere persoonlijke zekerheden 02 Zakelijke zekerheden gesteld op eigen activa 020 Crediteuren van de onderneming, houders van zakelijke zekerheden 021 Zakelijke zekerheden gesteld voor eigen rekening 022 Crediteuren van derden, houders van zakelijke zekerheden 023 Zakelijke zekerheden gesteld voor rekening derden
041
Goederen en waarden gehouden door derden in hun naam, maar ten bate en voor risico van de onderneming
05 Verplichtingen tot aan- en verkoop van vaste activa 050 Verplichtingen tot aankoop 051 Crediteuren wegens verplichtingen tot aankoop 052 Debiteuren wegens verplichtingen tot verkoop 053 Verplichtingen tot verkoop
06 Termijnovereenkomsten 060 Op termijn gekochte goederen – te ontvangen 061 Crediteuren wegens op termijn gekochte goederen 062 Debiteuren wegens op termijn verkochte goederen 063 Op termijn verkochte goederen – te leveren 064 Op termijn gekochte goederen – te ontvangen 065 Crediteuren wegens op termijn gekochte deviezen 066 Debiteuren wegens op termijn verkochte deviezen 067 Op termijn verkochte deviezen – te leveren
07 Goederen en waarden van derden gehouden door de onderneming 070 Gebruiksrechten op lange termijn 0700 Terreinen en gebouwen 0701 Installaties, machines en uitrusting 0702 Meubilair en rollend materieel 071 Crediteuren wegens huurgelden en vergoedingen 072 Goederen en waarden door derden in bewaring, in consignatie of in bewerking gegeven 073 Committenten en deponenten van goederen en waarden 074 Goederen en waarden gehouden voor rekening of ten bate en voor risico van derden 075 Crediteuren wegens goederen en waarden gehouden voor rekening of ten bate en voor risico van derden 09 Diverse rechten en verplichtingen
03 Ontvangen zekerheden 030 Statutaire bewaargeving 031 Statutaire bewaargevers 032 Ontvangen zekerheden 033 Zekerheidsstellers 04 Goederen en waarden gehouden door derden in hun naam, maar ten bate en voor risico van de onderneming 040 Derden, houders in hun naam, maar ten bate en voor risico van de onderneming van goederen en waarden
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
93
BIJLAGE 3
(UITTREKSEL) EU-VERORDENING 883/2004 Vaststelling van de toe te passen wetgeving Artikel 11 Algemene regels 1 Degenen op wie deze verordening van toepassing is, zijn slechts aan de wetgeving van één lidstaat onderworpen. Welke die wetgeving is, wordt overeenkomstig deze titel vastgesteld. 2 Voor de toepassing van deze titel worden de personen die een uitkering ontvangen omdat of als gevolg van het feit dat zij een werkzaamheid uitvoeren in loondienst of een werkzaamheid anders dan in loondienst, beschouwd als personen die die werkzaamheid verrichten. Deze regel geldt niet voor uitkeringen bij invaliditeit, ouderdom of aan nabestaanden, prestaties in verband met arbeidsongevallen en beroepsziekten, of prestaties bij ziekte voor behandeling voor onbepaalde tijd. 3 Behoudens de artikelen 12 tot en met 16: a geldt voor degene die werkzaamheden al dan niet in loondienst verricht in een lidstaat, de wetgeving van die lidstaat; b geldt voor ambtenaren de wetgeving van de lidstaat waaronder de dienst waarbij zij werkzaam zijn, ressorteert; c geldt voor degene die een werkloosheidsuitkering ontvangt overeenkomstig artikel 65 volgens de wetgeving van de lidstaat van zijn woonplaats, de wetgeving van die lidstaat; d geldt voor degene die wordt opgeroepen of opnieuw wordt opgeroepen voor militaire dienst of vervangende burgerdienst in een lidstaat, de wetgeving van die lidstaat; e geldt voor eenieder op wie de bepalingen van de onderdelen a) tot en met d) niet van toepassing zijn, de wetgeving van de lidstaat van zijn woonplaats, onverminderd andere bepalingen van deze verordening die hem prestaties garanderen krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten. 4 Voor de toepassing van deze titel worden al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden die normaliter plaatsvinden aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een lidstaat vaart, beschouwd als werkzaamheden die worden verricht in die lidstaat. Niettemin geldt voor degene die werkzaamheden in loondienst verricht aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een lidstaat
94
vaart en voor die werkzaamheden wordt betaald door een onderneming of een persoon die zijn zetel of domicilie in een andere lidstaat heeft, de wetgeving van laatstgenoemde lidstaat, indien hij zijn woonplaats in die lidstaat heeft. De onderneming of de persoon die het loon betaalt, wordt voor de toepassing van genoemde wetgeving als werkgever aangemerkt. Artikel 12 Bijzondere regel 1 Degene die werkzaamheden in loondienst verricht in een lidstaat voor rekening van een werkgever die daar zijn werkzaamheden normaliter verricht, en die door deze werkgever wordt gedetacheerd om voor zijn rekening werkzaamheden in een andere lidstaat te verrichten, blijft onderworpen aan de wetgeving van de eerstbedoelde lidstaat, mits de te verwachten duur van die werkzaamheden niet meer dan 24 maanden bedraagt en de betrokkene niet wordt uitgezonden om een ander te vervangen. 2 Op degene die in een lidstaat werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten en werkzaamheden van gelijke aard in een andere lidstaat gaat verrichten, blijft de wetgeving van eerstbedoelde lidstaat van toepassing, mits de te verwachten duur van die werkzaamheden niet meer dan vierentwintig maanden bedraagt. Artikel 13 Verrichten van werkzaamheden in twee of meer lidstaten 1 Op degene die in twee of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt te verrichten, is van toepassing: a de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, indien hij op dit grondgebied een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht of indien hij werkzaam is bij verschillende ondernemingen of werkgevers die hun zetel of domicilie hebben op het grondgebied van verschillende lidstaten, of b de wetgeving van de lidstaat waar de zetel van de onderneming of het domicilie van de werkgever waarbij hij voornamelijk werkzaam is zich bevindt, indien hij geen substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht in de lidstaat waar hij woont. 2 Op degene die in twee of meer lidstaten werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten, is van toepassing: a de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, indien
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
3
4
5
hij aldaar een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht; of b de wetgeving van de lidstaat waar zich het centrum van belangen van zijn werkzaamheden bevindt, indien hij niet woont in een van de lidstaten waar hij een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht. Op degene die in verschillende lidstaten werkzaamheden in loondienst en werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten, is de wetgeving van toepassing van de lidstaat waar hij werkzaamheden in loondienst verricht of, indien hij dergelijke werkzaamheden verricht in twee of meer lidstaten, de overeenkomstig lid 1 vastgestelde wetgeving. Op degene die werkzaam is als ambtenaar in een lidstaat en al dan niet in loondienst een werkzaamheid verricht in een of meer andere lidstaten is de wetgeving van toepassing van de lidstaat waaronder de dienst ressorteert waarbij hij werkzaam is. De in de leden 1 tot en met 4 bedoelde personen worden voor de toepassing van de overeenkomstig deze bepalingen vastgestelde wetgeving beschouwd alsof zij de bedoelde werkzaamheden volledig verrichten in de betrokken lidstaat en daar al hun inkomsten verkrijgen.
Artikel 14 Vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering 1 De artikelen 11 tot en met 123 zijn niet van toepassing op vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering, tenzij voor één van de in artikel 3, lid 1, bedoelde takken van sociale zekerheid in een lidstaat slechts een stelsel van vrijwillige verzekering bestaat. 2 Wanneer de betrokkene krachtens de wetgeving van een lidstaat in die lidstaat verplicht verzekerd is, kan hij in een andere lidstaat niet deelnemen aan een stelsel van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering. In alle overige gevallen waar voor een bepaalde tak van sociale zekerheid de keuze bestaat tussen verschillende stelsels van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering, wordt de betrokkene alleen toegelaten tot het stelsel dat hij heeft gekozen. 3 Wat invaliditeits-, ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen betreft, kan de betrokkene evenwel worden toegelaten tot de vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering van een lidstaat, zelfs indien hij verplicht
4
verzekerd is krachtens de wetgeving van een andere lidstaat, voor zover hij op een bepaald ogenblik tijdens zijn loopbaan onderworpen is geweest aan de wetgeving van de eerstbedoelde lidstaat op grond van of ten gevolge van een al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheid, wanneer deze gelijktijdige aansluiting krachtens de wetgeving van de eerste lidstaat uitdrukkelijk of stilzwijgend wordt toegelaten. Indien op grond van de wetgeving van een lidstaat de toegang tot een vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering afhankelijk is van het wonen in die lidstaat of van eerdere al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden, is artikel 5, onder b, uitsluitend van toepassing op personen die op enig moment in het verleden onderworpen zijn geweest aan de wetgeving van die lidstaat omdat zij daar al dan niet in loondienst werkzaamheden hebben verricht.
Artikel 15 Bijzondere regels inzake de arbeidscontractanten van de Europese Gemeenschappen De arbeidscontractanten van de Europese Gemeenschappen mogen met betrekking tot andere bepalingen dan die betreffende de gezinsbijslagen, die worden verstrekt krachtens de op hen toepasselijke regeling, kiezen tussen toepassing van de wetgeving van de lidstaat waar zij werkzaam zijn, en toepassing van de wetgeving van de lidstaat waaraan zij het laatst onderworpen waren of van de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn. Dit keuzerecht, dat slechts eenmaal mag worden uitgeoefend, wordt op de dag van hun indiensttreding van kracht. Artikel 16 Uitzonderingen op de artikelen 11 tot en met 15 1 Twee of meer lidstaten, de bevoegde autoriteiten van deze lidstaten of de door deze autoriteiten aangewezen instellingen kunnen in onderlinge overeenstemming in het belang van bepaalde personen of groepen personen, uitzonderingen op de artikelen 11 tot en met 15 vaststellen. 2 Degene die recht heeft op een pensioen krachtens de wetgevingen van een of meer lidstaten en die in een andere lidstaat woont, kan op zijn verzoek worden vrijgesteld van de toepassing van de wetgeving van deze laatste lidstaat mits hij niet op grond van de verrichting van een werkzaamheid, al dan niet in loondienst, aan deze wetgeving is onderworpen.
Verschillen in zakendoen tussen België en Nederland - Boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten
95
WWW.BDO.BE WWW.BDO.NL
BDO is de merknaam die wordt gebruikt ter aanduiding van het BDO-netwerk en van elk van de BDO Member Firms. 06/2013 –BB1332