INHOUDSTAFEL
1. Inleiding
p. 6
2. Sprekers van de dag Jean-Jacques VISEUR: verwelkoming Willy DEMEYER: inleiding Jean-Pierre GOOR: doelstellingen van de dag Jean-Jacques JESPERS: media en onveiligheid Frédéric DUBOIS: onveiligheid en geschreven pers Christophe GILTAY: onveiligheid en gesproken pers Jean-Jaques VISEUR: lokale autoriteiten en media Ronald CEULEMANS: preventie en media Philippon TOUSSAINT: maatschappelijk werkers en media Delphine PENNEWAERT: EURESTE project, een voorbeeld van contact met de media Maryse ROLLAND: slachtoffers en de media
p. 7 p. 7 p. 10 p. 14 p. 19 p. 22 p. 23 p. 24 p. 24
3. Aanbevelingen voor de lokale actoren
p. 33
p. 25 p. 31
Bijlage 1:
Programma van de dag
p. 35
Bijlage 2:
Deelnemerslijst
p. 36
1. INLEIDING Begin 2006 publiceerde de Koning Boudewijn Stichting een rapport met de titel “Luisteren naar mensen over onveiligheid”, wat een werkelijke interesse opwekte bij het publiek en de betrokken actoren. In de lijn van deze studie, heeft de Koning Boudewijn Stichting een samenwerking afgesloten met het Belgisch Forum voor Preventie en Veiligheid in de Steden om in Brussel en Wallonië studiedagen te organiseren met het doel de werkpraktijken van de lokale actoren betreffende veiligheid en preventie te verbeteren. Deze samenkomsten richten zich tot de institutionele actoren alsook tot hun partners op lokaal niveau: afgevaardigden en agenten van de steden en gemeenten, in het bijzonder diegene die genieten van Strategische veiligheids- en preventieplannen, promotoren van lokale projecten, verenigingen en burgers. Hun doelstellingen beogen: de sleutelthematieken, voor de strijd tegen het onveiligheidsgevoel, als doelgroep kiezen; de goede praktijken, die bijdragen tot de vermindering van het onveiligheidsgevoel, op de voorgrond plaatsen; en erover debatteren zodat de lokale actoren inspiratie kunnen opdoen. De eerste bijeenkomst werd georganiseerd op 14 november 2007 te Brussel (Cultureel Centrum Jacques Franck in Sint-Gillis) en had als onderwerp de partnergerichte aanpak en de burgerparticipatie in de strijd tegen het onveiligheidsgevoel. De ontmoeting van 25 juni 2008 was de 2de uitwisselingsdag tussen professionals en had als thema de impact van de media op het onveiligheidsgevoel. Deze dag had tot doel het beroep van journalist beter te leren kennen; te debatteren over lokale ervaringen van contacten met de pers; de invloed van de media op het onveiligheidsgevoel analyseren; verschillende werktuigen voorstellen aan de lokale actoren om hun relaties met de media over vragen rond onveiligheid te vergemakkelijken. Om de debatten tussen professionals op gang te brengen heeft het BFPVS talrijke specialisten uitgenodigd1: journalisten van de geschreven en gesproken pers, lokale afgevaardigden, woordvoerders van NGO’s, enz. Deze dag, georganiseerd in het symbolische kader van de Gemeenteraadszaal van het Stadhuis van Charleroi, heeft meer dan 80 deelnemers bijeengebracht2.
1 2
Het programma van de dag vindt u in bijlage 1. De lijst van de namen en functies van de deelnemers vindt u in bijlage 2.
6
2. SPREKERS VAN DE DAG J.-J. VISEUR, Burgemeester van Charleroi, heeft een korte inleiding gegeven en zijn tevredenheid geuit de deelnemers aan dit symposium te kunnen ontvangen in het Stadhuis van Charleroi. Hij heeft ook de nadruk gelegd op zijn persoonlijke interesse voor deze thematiek (zie zijn tussenkomst verder in de tekst).
Integrale tekst van de heer W. DEMEYER, Voorzitter van het BFPVS en burgemeester van Luik Inleiding van het BFPVS
Beste collega ‘s, Dames, Heren, Als voorzitter van het Belgisch Forum voor Preventie en Veiligheid in de Steden heb ik het genoegen deze studiedag over “het onveiligheidsgevoel en de impact van de media” in te leiden. Mijn rol bestaat erin beknopt onze vereniging en het kader van deze dag voor te stellen. Laten we van de aanwezigheid van de pers gebruik maken om bekendheid te geven aan het werk dat de gemeenten, sinds 10 jaar, uitvoeren op Belgisch niveau. Inderdaad, vanaf 1994 zijn de gemeenten vragende partij naar een plaats, een forum om te discussiëren, informatie uit te wisselen, situaties te analyseren en overleg te plegen; een forum dat politieke en technische verantwoordelijken samenbrengt die op gemeentelijk niveau werken rond preventie. Zo werd in 1995, op initiatief van de vijf grote steden, voorzien van een veiligheidscontract, het Belgisch Forum opgericht. 13 nieuwe leden gaan ons nu vervoegen, wat het totale aantal leden brengt op meer dan 80 steden en gemeenten, afkomstig uit de 3 gewesten van het land. De kwaliteit van ons werk, het secretariaat, en in het bijzonder de rol van Véronique KETELAER, project manager van het Belgisch Forum voor Preventie en Veiligheid in de Steden, die deze studiedag georganiseerd heeft, hebben ons eveneens de mogelijkheid gegeven talrijke contacten te leggen en onze expertise bekend te maken. Zo zijn wij, voor de Belgische Staat, het contactpunt “burgermaatschappij” binnen het Europese Netwerk van criminaliteitspreventie en sinds meer dan 1 jaar, hebben we een partnerschap opgericht met de Koning Boudewijn Stichting dat de praktijken van lokale actoren wil verbeteren om zo het onveiligheidsgevoel te bestrijden.
7
Ik maak van deze gelegenheid gebruik om de Koning Boudewijn Stichting, vandaag vertegenwoordigd door Dhr. Jean-Pierre GOOR, hartelijk te bedanken voor de steun en blijk van vertrouwen in het Belgisch Forum. Deze studiedag, gewijd aan “het onveiligheidsgevoel en de impact van de media” heeft nl. plaats In het kader van dit partnerschap. De essentiële rol op lokaal niveau en in het bijzonder die van de gemeenten, hoeft niet meer aangetoond te worden. Meerdere aanbevelingen op internationaal en Europees niveau (Raad van Europa of Europese Commissie) zijn het resultaat van het werk dat dagelijks verwezenlijkt wordt in onze wijken. Dit is eveneens zo voor het Rapport van de stichting in verband met het onveiligheidsgevoel dat u binnen enkele ogenblikken zal worden voorgesteld door Jean-Pierre GOOR. Het is trouwens op basis van onze expertise en onze verankering op lokaal niveau dat de Stichting gekozen heeft om met ons samen te werken aan de vermindering van het onveiligheidsgevoel. Dit partnerschap draait rond 3 acties: • De methodische begeleiding van vijf Brusselse en Waalse steden (Charleroi, La Louvière, Moeskroen, Amay en Brussel-Stad) gedurende anderhalf jaar in processen van pluri – actoren deelname; • De organisatie van uitwisselingsdagen onder professionals, kader waarin wij ons vandaag bevinden • De samenstelling van een handboek met goede praktijken tegen eind 2008. Inderdaad, steeds meer steden en soms kleine gemeenten, worden geconfronteerd met criminele of accidentele feiten, die de aandacht trekken van de media. Deze situaties vereisen een efficiënte communicatie die de bevolking informeert en geruststelt zonder een onnodig onveiligheidsgevoel te geven. Hoewel de politieke functie goed bedreven is in dit soort oefeningen, weet men hoe moeilijk en stresserend het is om de media te woord te staan. Het lijkt dan ook nuttig om in het kader van onze studiedagen en gezien de verzoeken van de steden, te helpen bij het tot stand brengen van een specifieke communicatiepolitiek inzake materies die behoren tot preventie of veiligheid. U zal het met me eens zijn dat het slechtste moment om zich voor te bereiden op communicatie het ogenblik van een crisis is, het ogenblik waar zaken op hol slaan, waar de emotie de overhand kan nemen. Om maar één beduidend voorbeeld te geven, zal ik het incident aanhalen waarbij jonge adolescenten slachtoffers werden bij het gebruik van gas van aanstekers. Dit voorbeeld doet vele vragen rijzen: hoe klaarheid scheppen in de omstandigheden van het ongeluk, de ouders geruststellen, andere ongelukken voorkomen, niet de handelaars de schuld in de schoenen schuiven, …
We moeten ook dagelijks criminaliteitscijfers, opgezette preventieacties,... meedelen. Moeten we de mensen informeren over risico’s zoals gauwdiefstal? Hoe moeten we een toename van autodiefstallen of inbraken meedelen? Hoe moeten we praten over alcoholmisbruik door jongeren, partnergeweld,….
8
Ik zal niet uitwijden over het geweld dat een bepaalde Brusselse gemeente enkele weken geleden gekend heeft, maar ik weet hoe moeilijk het geweest moet zijn voor de autoriteiten, de politiezone en de preventiedienst om het hoofd te bieden aan de mediaberichten veroorzaakt door dit type uitbarstingen. Dit alles zonder rekening te houden met de evolutie die de mediaberoepen ondergaan. Er zijn steeds minder journalisten, hun werkomstandigheden worden steeds moeilijker en de tijdsdruk steeds groter. Men voelt dit nu aan omdat de mediadossiers steeds vollediger moeten zijn en de persconferenties aantrekkelijker en dichtbevolkt. Dit vereist dus een meer professionele aanpak. Dit is zonder twijfel één van de redenen waarom steden die genieten van een strategisch preventie- en veiligheidsplan, nu ook een halfjaarlijks communicatieplan moeten opstellen. Dit vormt voor sommige gemeenten een grote vernieuwing, voor anderen zal dat de gelegenheid zijn om reeds gebruikte werkmethodes te formaliseren. Luik heeft inderdaad vanaf het begin van zijn veiligheidscontract, altijd kunnen rekenen op een voltijdse werkkracht voor de externe communicatie. Zodoende heeft mijn medewerkster, Mevrouw Laurence COMMINETTE, die instaat om de aanbevelingen van deze dag op te stellen, sinds vele jaren een werkelijke communicatiepolitiek ontwikkelt in Luik, die specifiek gericht is op de stedelijke acties en haar materies. Doorheen de jaren heeft ze ook een netwerk van contacten met de Luikse pers ontwikkeld voor wie ze een onvermijdelijke actor is geworden wanneer ze informatie willen over specifieke materies. En in tegenstelling tot wat men zou kunnen denken, wordt het onderscheid zeer goed gemaakt tussen de algemene communicatie van de stad en de meer specifieke, nl. over preventie en veiligheid. Dit stelt me in de mogelijkheid om zelf direct de verschillende vragen van de pers over sommige zeer gevoelige onderwerpen zoals drugsverslaving, en hooliganisme te beantwoorden of, met kennis van zaken verscheidene interviews door te verwijzen naar meer gespecialiseerde agenten. Ik hoop dus dat studiedagen zoals deze ons de mogelijkheid zullen geven onze ervaringen uit te wisselen en onze praktijken te verbeteren, want als we elkaar beter kennen, zullen we ook beter communiceren! Ik ben bijzonder tevreden te zien met welke snelheid en wil tot uitwisseling de persvertegenwoordigers onze uitnodiging aanvaardt hebben. Ik bedank ook alle actoren hier vandaag aanwezig en hoop dat deze bijeenkomst zeer leerrijk zal zijn voor iedereen.
9
Integrale tekst van de heer J.-P. GOOR, Projectverantwoordelijke, Koning Boudewijn Stichting Het rapport over het onveiligheidsgevoel en de invloed van de media
Meneer de Burgemeester, Dames en Heren, Ik dank het Belgisch Forum voor Preventie en Veiligheid in de Steden en in het bijzonder Véronique KETELAER die deze studiedag heeft georganiseerd en dankzij wie de Stichting een inleiding kon geven op deze studiedag over het onveiligheidsgevoel en de media. Ik dank eveneens de heer Jean-Jacques VISEUR om ons vandaag te verwelkomen op het Stadhuis van Charleroi. De vraag over het onveiligheidsgevoel en de rol van de media werden aangekaart in het rapport “Luisteren naar mensen over onveiligheid” dat de Stichting 2 jaar geleden heeft gepubliceerd. Dit rapport had als doel een bijdrage te leveren om het onveiligheidsgevoel beter te omkaderen zoals deze beleefd worden door de burgers. De invloed van de media op het onveiligheidsgevoel werd praktisch door alle groepen, op wie beroep werd gedaan voor dit rapport, aangehaald. De samenwerking met het Belgisch Forum voor Preventie en Veiligheid in de Steden heeft als doel het werk van de Stichting over het onveiligheidsgevoel, uit te diepen. Wij hebben een gelijkaardig partnerschap met het VVSG aan Vlaamse kant. In het kader van dit partnerschap worden negen lokale medewerkers gevolgd, methodologische ondersteund door twee van onze partners. Het betreft originele ervaringen van samenwerking tussen burgers, de lokale autoriteiten en verenigingen om samen te handelen tegen het onveiligheidsgevoel op wijkniveau of op gemeentelijk niveau. Deze ervaringen worden gerealiseerd in Charleroi, La Louvière, Moeskroen en Brussel voor de Franstalige kant. Ze zullen gepubliceerd worden in de vorm van een methodologische gids op het einde van het proces begin 2009. Deze werkdag, gewijd aan het onveiligheidsgevoel en de media, past eveneens in het kader van dit partnerschap. In het begin van het programma, dat geleid heeft tot de opstelling van het rapport, is de Stichting uitgegaan van een bevinding: de nood aan veiligheid van de burgers is wettelijk, en maakt essentieel deel uit van hun welzijn, zelfs al uit deze zich op diverse en soms zelf tegenstrijdige manier. Men moet dus de verwachtingen van de mensen decoderen en wat ze wensen uit te drukken doorheen hun onveiligheidsgevoel. Tijdens dit werk hebben we ons vastgeklampt aan het individuele beeld van onveiligheid. Een beeld vormt zich vaak op basis van objectieve feiten, zoals een slachtofferervaring, maar kan ook voortkomen uit een puur subjectief onveiligheidsgevoel dat op geen enkel tastbaar element berust, maar ook al is het een gevoel, een werkelijk gegeven is waarmee rekening moet worden gehouden.
10
Wij hebben de vraag van het onveiligheidsgevoel willen aankaarten in het licht van sociale justitie, want zelfs al behoort het onveiligheidsgevoel tot het geheel van de maatschappij, niet iedereen beschikt over dezelfde hulpmiddelen of hetzelfde weerstandsvermogen. Men dient dus bijzondere aandacht te schenken aan zwakkere categorieën zoals: bejaarden, vrouwen, kinderen, minderbedeelden, vreemdelingen, …
Het bijzondere van onze aanpak was de burgers zelf te betrekken, alsook andere actoren dan de klassieke veiligheidsactoren, in het kader van het probleem en de zoektocht naar oplossingen. Het algemeen Rapport over het onveiligheidsgevoel is het resultaat van drie elkaar aanvullende methodes. In eerste instantie moet men: •
naar de mensen te luisteren: door rekening te houden met de mening en de dagelijkse ervaringen van de personen betrokken in het luisterproces. Daarom hebben we de organisatie van het luisterproces overgelaten aan zes studiecentra op 34 verschillende plaatsen in België, zonder te zoeken naar de vertegenwoordiging van de objectieve onveiligheidsfenomenen, maar door te zorgen voor een evenwicht tussen verschillende beelden van het onveiligheidsgevoel, enerzijds in zones met rustige maar minder veilige reputatie en anderzijds in de steden en landelijke zones. Dit heeft ons de mogelijkheid gegeven om het decor te schetsen, in de vorm van een patchwork, doorheen deze 34 scènes. Voor elke scène werden groepen samengesteld, lettend op een grote diversiteit van deelnemers. Zo hebben we gelet op de visies van mannen en vrouwen, jongeren en bejaarden, Belgen en mensen van vreemde herkomst … We hebben geluisterd naar jongeren in de scholen en vervallen wijken, bejaarden in sociale woningen, bewoners uit wijken met een onveilige reputatie, bewoners van meer vreedzame of nog landelijke zones… Andere scènes hebben ons de mogelijkheid gegeven om te luisteren naar slachtoffers van economische herstructureringen, pendelaars, metro- en busgebruikers, maar ook naar groepen die minder gehoord worden: daklozen, asielzoekers, mensen zonder papieren of nog de slachtoffers van huiselijk geweld.
•
Bij de tweede stap hebben we getracht het volgende beter te begrijpen: het naar voren brengen van de veelvuldige dimensies van onveiligheid en de factoren die ertoe bijdragen, vertrekkende vanuit de analyse van de resultaten van de luisterprocessen en hun confrontatie met de deskundigen, veiligheidsactoren en het sociale middenveld. Zo hebben we een reeks dimensies die bijdragen tot het onveiligheidsgevoel kunnen omkaderen, zoals het verval van publieke ruimtes, de angst voor diefstal of agressie, de overlast en gebrek aan burgerzin die vaak aan de basis liggen van enorme frustraties, druggebruik, of nog de verzwarende factoren zoals onveilige omgevingen of zwakke straatverlichting. Het gewicht van bepaalde maatschappelijke evoluties werd ook in het daglicht gesteld, zoals de sociaal-economische onveiligheid, het verlies van houvast dat voortkomt uit onduidelijke sociale normen en codes en de waarden die daarmee samenhangen, het individualisme, de stress en het sociale isolement en de moeilijkheden die voortvloeien uit het samenwonen, vooral in een meer en meer multiculturele samenleving. Ten slotte hebben talrijke mensen het vergrootglaseffect van de media vernoemd als verzwarende factor voor hun onveiligheidsgevoel.
11
•
Ten derde, hebben we 157 concrete initiatieven ondersteund die strijden tegen het onveiligheidsgevoel, dit voor een bedrag van 605.000 €, ten gevolge van projectoproepen genoemd: “Het onveiligheidsgevoel, ook onze zaak”. Deze oproepen waren gericht op een extreem breed publiek (verenigingen, wijkcomités, burgers, verzameld in informele groepen, scholen, bedrijven, publieke instanties,…) die een concrete bijdrage wilden leveren aan de strijd tegen het onveiligheidsgevoel met verschillende initiatieven: verkenningswandelingen met vrouwen om de onveilige elementen in hun buurt aan te duiden, de verkeersveiligheidacties met ouderen aan de schoolpoorten, “propere wijk” acties die de handelaars en bewoners betrekken, buurtbemiddeling, preventiecampagne tegen geweld en afpersing op school, het betrekken van de “buurtvaders” die via dialoog bijdragen tot een betere sociale controle van de jongeren, of nog deze bekritiseerde reflectie door de Liga voor Mensenrechten in de scholen wat betreft de bewakingscamera’s, …
De vraag van de media en het onveiligheidsgevoel komen op een transversale manier in de meeste luisterprocessen voor. Een brede consensus komt voor bij de deelnemers over de invloed van de media op het onveiligheidsgevoel. De logica van de media, die wil dat ze zich richten op iets wat niet gaat, wordt aangebracht als oorzaak. Een bejaarde persoon uit Luik stelt vast: “Goed nieuws is geen nieuws, maar slecht nieuws is altijd nieuws voor de media. Ze houden ervan om verschrikkelijke en gevaarlijke zaken te vertellen, anders interesseert het niemand. Er wordt te veel over gesproken, maar dat doet tenslotte de media leven.” De media dragen op deze manier bij tot het zogenaamde “vergrootglaseffect”, welke een mateloos belang aan bepaalde feiten geeft. Sommigen onderstrepen ook dat het gebrek aan vorming over de media het moeilijk maakt te mediaberichten te ontcijferen. Andere factoren, buiten de klassieke media, hebben ook hun invloed: geruchten, min of meer ingebeelde verhalen die van mond tot mond worden rondverteld, de televisieseries, de videospelletjes die ervan beschuldigd worden het geweld te banaliseren. De invloed van de media wordt in het bijzonder vermeld door bejaarde personen die meer tijd spenderen om de krant te lezen en naar de televisie te kijken, die vaak teruggetrokken leven en een misvormd beeld hebben van de huidige wereld die ze geneigd zijn te vergelijken met de idyllische wereld uit hun jeugd. Ook bij vrouwen komt de invloed van de media naar voren: velen onder hen verwijzen naar de zaak Dutroux en zeggen dat ze zich sindsdien anders gedragen: de deur op slot, de kinderen niet meer alleen buiten laten. Een onder hen verklaart: “het komt zeker door de media, die hebben ons geleerd om bang te zijn…”
In de luisterprocessen gedaan bij mensen van vreemde afkomst, leidt het onjuiste of valse beeld dat door de media over hun maatschappij wordt gegeven tot frustraties. Voor de jonge turken uit Limburg, vergroot de media het onveiligheidsgevoel door een systematisch samensmelten tussen feiten die niets met elkaar te maken hebben: de hoofddoek en de burka, het terrorisme en de Islam, ze voelen zich gestigmatiseerd en hebben de neiging om zich terug te trekken in hun identiteit en enkel nog contacten onder hen te hebben.
12
Talrijk zijn ook de burgers die klagen over de stigmatisering van hun buurt door de media, zowel in Droixhe als in Borgerhout. Bepaalde journalisten blijven de clichés zelfs verder voeden om de slechte reputatie van buurten te onderhouden, zelfs al is de situatie volledig geëvolueerd. “Uw zak wordt gestolen in het stadscentrum, dit maakt 3 zinnen uit in de varia-rubriek. Uw zak wordt gestolen in Droixhe, dit is minstens 1 kwart pagina met een mooie foto van de wijk”, getuigt een bewoner. Naast het luisterproces, heeft de Stichting ook meerdere debatten georganiseerd, waarvan één met journalisten en experts over de rol van de media. Zonder in te gaan op de inhoud van dit debat, erkennen de meeste Belgische journalisten dat zij een duidelijke verantwoordelijkheid hebben, maar zijn zij van mening dat de Belgische media deze verantwoordelijkheid serieus nemen. Deze verantwoordelijkheid veroorzaakt geen schuld van de media: zij zijn slechts één van de actoren in een zeer complexe samenleving en zijn zeker niet de enige die beschuldigd worden. De media zijn een weerspiegeling van de samenleving, ze brengen verslag uit van wat er zich voordoet, en de onveiligheid is een realiteit waarmee ze rekening moeten houden. Ik zal hier niet verder op ingaan, want het is net dit thema waarover Jean-Jacques JESPERS en de andere journalisten zullen uitwijden.
13
Integrale tekst van de heer J.-J. JESPERS, Journalist en lesgever aan de ULB3 Hoe behandelen de media de onveiligheid en hoe beïnvloeden ze het onveiligheidsgevoel?
Ik stel voor te beginnen met te trachten een kader te schetsen binnen welke deze vraag zich vandaag stelt. En zoals altijd moet men zich buigen over het verleden, om te begrijpen wat er vandaag gebeurt. Wanneer de democratie zich ongeveer anderhalve eeuw geleden nestelt in onze contreien, kent men aan de pers een zeer specifieke rol toe binnen de werking van de staat. Volgens de liberale theorie van de democratische staat, zijn de media een essentiële component van de publieke sfeer, d.w.z. een essentiële component van deze sociale ruimte, onafhankelijk van de politieke en economische sferen, waar de burgers kunnen debatteren en een mening vormen, waardoor ze op de staat zowel een formele macht kunnen uitoefenen (door verkiezingen) als een informele (door publieke druk). De rol van de pers bestaat er in de burgers in te lichten over de uitoefening van deze formele en informele macht, vandaar de wetten op de persvrijheid. Dit is de theorie, de pers gezien als “vierde macht”, een notie (of fictie?) op welke we momenteel nog steeds steunen. Maar de pers zal zeer snel een ander gezicht laten zien. Met de democratie verschijnen ook de alfabetisering, en de industrialisatie met ondermeer de uitvinding van het linotype en de draaiende pers. In 1836 ontdekt Emile DE GERARDIN, oprichter van “La presse”, samen met de Amerikaanse en Britse persuitgevers dat het empathische relaas van de actualiteit een rendabel goed is. Dit is wat men noemt de “reïficatie” (of beter gezegd, de merchandising) van de massa-informatie. Deze stelt zichzelf als doel om symbolisch te voldoen aan de impulsen en dromen van een recent gealfabetiseerd publiek, via teksten en indrukwekkende beelden. Het is ook in die periode dat in Groot-Brittanie het klassieke onderscheid tussen kwaliteitspers en populaire pers verschijnt. Enerzijds the Times, “quality paper” en anderzijds the Sun met een blote vrouw op pagina 2, “popular”. Vandaag heeft dit onderscheid plaats gemaakt voor een ander onderscheid, voorgesteld door Jean-François DUMONT: analysepers en emotiepers. Analysepers: La Libre ; emotiepers: La Nouvelle Gazette. Maar zelfs die typologie past niet meer, want ook La Libre kopt “emotionele” titels, om nog maar te zwijgen over Le Soir. Een voorbeeld: de dag van de toevallig gelijktijdige aanhoudingen van Pierre CARETTE, Bertrand SASSOYE, Wayoub FAYOUMI en twee andere extreem linkse militanten die niets te maken hadden met de CCC, titelt La Libre (analysekrant) “De come back van de CCC!” met een uitroepingsteken. Werkelijk, tegenwoordig is de hoofdcomponent van de massa-informatie de emotie, ondanks waardevolle terughoudendheid en nobele uitzonderingen (hier belichaamd door Françoise BARE). Begrijp ons goed: ik spreek hier niet over Arte (of toch…), over Courrier International, over Monde diplomatique of het tijdschrift Politique. Ik heb het over massamedia, degene die zich geroepen voelen om de massa aan te spreken.
3
Université Libre de Bruxelles, Franse Universiteit
14
De verschijning van de televisie in de jaren ’50 heeft het werktuig gewijzigd, maar heeft daarmee ook het mechanisme dieper ingeslagen. In de eerste plaats kent de democratische Staat in Europa aan de televisie een populaire educatieve rol toe en het behoud van het pluralisme. Maar aan het einde van de jaren ’70 verplaatst de progressieve privatisering van de zenders in de audiovisuele wereld de handelslogica van de populaire pers. De televisie zal voortaan de affectieve media bij uitstek zijn. Men is progressief overgegaan van een televisie met een boodschap (de publieke zenders uit de jaren ’50-’70) naar een televisie van relaties met als essentiële ambitie het onderhouden van een affectieve band met de kijker wat het lidmaatschap en getrouwheid van deze laatste verzekert, dit zijn de beslissende factoren voor de verovering en behoud van de marktaandelen. Deze relatietelevisie is fusioneel4: haar doel, schrijft Dominique Mehl, is om “ de afstand te verkleinen, delen van gelijke tot gelijke, de hiërarchieën af te schaffen, een typische medeplichtigheid van een verkleinde gemeenschap oprichten […]. Het eindresultaat van deze vorm van televisie, haar voltooiing is de fusie: fusie tussen de rollen op het scherm en degene die kijken, fusie tussen de uitzender en zijn toehoorder.5” Om deze fusie waar te maken, bouwt de relatietelevisie de realiteitsshow uit als een fictie, als een tragedie, met haar rollen, haar intriges en vooral haar gevoelens. De nieuwsuitzendingen vermenigvuldigen de “waargebeurde verhalen”, de verhalen waar bekende of minderbekende personen geconfronteerd worden met “door het lot bepaalde situaties”. Het gaat er vooral om, volgens Marlène COULOMB-GULLY, “om emoties op te wekken: angsten, pijnen, euforie, schrik, verrassing. Dit in spektakel brengen van de wereld zou de vrucht zijn van een precieze dosering van spanningen en drama’s, hoop en opluchting, gekopieerd op het model van de Amerikaanse films van B series.6” Elke werkelijkheidsvoorstelling – zelfs complex – door de televisie draait rond een verhaal, een “voorstelling” waarvan het hoofddoel de zoektocht naar een emotionele schok zal zijn. Zo zal de kadrering van televisie namelijk onze blik focussen op de emotie: gezien de gereduceerde dimensie van het scherm zal de cameraman inzoomen. De expressie op de gezichten, de “menselijke aanwezigheid” zijn van groot belang in dit kader. De symbolische voldoening van onbewuste verlangens wordt geassocieerd met de consumptie van de media: het is een middel om trouwe luisteraars te krijgen. Het is ook daarom dat de televisie live uitzendingen verkiest, om ons de huivering te geven met meerdere mensen tegelijk dezelfde symbolische ervaring te beleven. Herinnert u zich het overlijden van Koning Boudewijn, de overwinningen van Justine Henin, de Witte Mars, enz… De journalist is meer en meer een scenarist, en minder en minder een kritische analist van de realiteit.
4 LE PAIGE (Hugues), « Les médias et le « disfonctionnement » », loc. cit. 5 MEHL (Dominique), La fenêtre et le miroir, Paris, Payot, 1992, p. 16. 6 COULOMB-GULLY (Marlene), Les informations télévisées, Paris, PUF, coll. « Que sais-je », 1995, p. 96.
15
De relationele televisie kan dus ook gekwalificeerd worden als medelijdend7. Het in beeld brengen van het reële door die televisie evacueert reflectie en analyse en laat de kijker slechts één enkele reactie toe, ten aanzien van de drama’s of problemen van de wereld: medelijden met een gevoel van onmacht, tegenover evenementen voorgesteld als het resultaat van het noodlot.
Zelfs de politieke en sociale gebeurtenissen worden op deze wijze behandeld door de media: het faillissement van Sabena of het verlies van jobs bij VW-Vorst hebben het voorwerp uitgemaakt van meer scènes van “ambiance”, waar de slachtoffers van de beslissing hun onmacht of hun woede uitten, dan scènes met verklaringen over de echte verantwoordelijken voor het faillissement of partiele sluiting. De politieke crisis van het jaar 2007, werd gepresenteerd als een feuilleton waar theaterstukken, agressies, weerstanden, slagen en fronten, enz… elkaar opvolgden.
Welnu, men weet dat de media de onderwerpen van debat en van bezorgdheid op de dagorde zetten: dit noemt men de agenda-setting functie van de media. Dit wil zeggen dat de media een directe actie hebben op het verloop van het sociaal proces en dat van het samenleven. Zal de democratie, onder invloed van de media, op een dag plaatsmaken voor de emocratie, zoals deze werd omschreven door Michel HASTINGS? We kunnen ons deze vraag stellen wanneer we de reacties zien van de politieke leiders op sommige media realisaties. Herinnert u zich nog: nadat de pers gerapporteerd had dat één van de twee beschuldigden van de moord op Joe Van Holsbeeck, Mariusz, genoten had van een pedagogische uitstap (bovendien volledig conform met het reïntegratie programma van de publieke instellingen van de jeugdbescherming), hadden politieke leiders en aan hun hoofd zelfs de Minister van Justitie, zich bij de media gevoegd in de verontwaardiging en veroordeling van die uitstappen, om verkiezingsprofijt te trekken uit door de media veroorzaakte emotie betreffende deze zaak: dit had het publiek eigenlijk nooit moeten weten.
Komen we nu tot het onveiligheidsgevoel. Een van de redenen voor dit gevoel schuilt waarschijnlijk in de evolutie van de verwachtingen ten overstaan van de mens. In de middeleeuwen verwachtte men niet van de mens dat hij zich beheerste en zich op geraffineerde manier gedroeg: in de “tavernes” werd er gevochten, de opvolging van koningen gebeurt via moordslag. De Rennaissance en vervolgens de periode van de Verlichting gaan bij de burgerij de aristocratische zorg voor “het goede gedrag” en de zelfbeheersing doen groeien. Het beeld van de ideale man is voortaan een wezen zonder gebreken, oprecht en pacifist. Met de tijd zal dit beeld zich meer en meer opdringen. Vandaar onze groeiende ontzetting voor elk feit van geweld en onze indruk dat elk feit van dit soort een signaal is voor het falen van de beschaving. Welnu, men moet wel toegeven dat elke mens een donkere zijde heeft die getemd moet worden. Is het niet de smaak voor het macabere, dat het volk aantrok naar de circusspelen in Rome of naar de plaatsen waar publieke executies plaatshadden, die nu nog automobilisten aanzet tot vertragen om bebloede slachtoffers van een ongeluk te aanschouwen op de autosnelweg?
LITS (Marc), L’émotion dans les médias, séminaire de l’Observatoire du récit médiatique, Louvain-la-Neuve, 1996, p. 1.
7
16
Maar er is nog een andere reden voor de overwaardering van het geweld in de maatschappij: het is het vergrootglaseffect van de media dat, door op één gebeurtenis of één bijzonder fenomeen te focussen, hieraan een virtueel belang geeft dat groter is dan het werkelijke belang. Welnu, de media berichten niet over feiten van geweld om hun werkelijke sociale impact, maar om hun affectieve impact, hun capaciteit om het publiek te boeien, dus uiteindelijk voor het commerciële potentieel. Op die wijze neemt het publiek doorheen de media het geweldsfenomeen waar als erger dan het in werkelijkheid is. De media nemen ook deel aan de aanmaak en het onderhoud van het onveiligheidsgevoel.
Ik zal u een klassiek voorbeeld citeren: tussen 07.01.2002 en 05.05.2002 heeft de Franstalige televisie, alle zenders inbegrepen, 18.766 onderwerpen (uitzendingen) aan misdaden gewijd; kleine en grote, van steenwerpen tot autodiefstallen, van overvallen tot rellen, hetzij een gemiddelde van 987 onderwerpen per week en een stijging met 126% van deze materies: nochtans is het aantal misdaden en misdrijven nooit gestegen tijdens deze periode8. Volgens maatregelen van het TNS-Secodip instituut9, was het dominante thema in de Franse media van maart 2001 tot maart 2002 de onveiligheid, voor de werkloosheid of de pensioenen: alle peilingen toonden nochtans aan dat ze de belangrijkste bronnen van bezorgdheid voor de Fransen waren. In maart 2002 bereikte de onveiligheid zijn hoogtepunt: een UBM index van 3700, tegen 530 voor de werkloosheid. Ten gevolge van deze werkelijke afrossing, heeft Jacques CHIRAC van de onzekerheid het “leitmotiv” van zijn verkiezingscampagne gemaakt en werd hij door de andere kandidaten op de voet gevolgd. Op 21 april overschreed de extreem rechtse kandidaat Jean-Marie LE PEN de etappe van de eerste verkiezingstoer met 17,5% van al de stemmen. Meerdere personaliteiten hebben bij die gelegenheid de media ervan beschuldigd het extreem rechtse bed te hebben opgemaakt. Laten we noteren dat tussen de 2 verkiezingstoeren, de TNS-Secodip index voor de onveiligheid gezakt is met 67% op de Franse televisiezenders, zonder dat het geweld effectief daalde10.
Vanwaar deze verbetenheid? Er zijn meerdere verklaringen, namelijk voorgesteld door Daniel SCHNEIDERMANN in “Le Cauchemar médiatique”, maar velen zijn gelinkt aan een fenomeen van op hol slaan van de media. We kunnen deze mediatieke bevlieging als volgt omschrijven: een gebeurtenis wordt aan het licht gebracht door een invloedrijke media (vaak een televisiezender) die deze als significant beschouwd en er een redactioneel belang aan hecht; de andere media (en allereerst de concurrerende media) overdrijven de één meer dan de ander en maken het feit extreem, zonder de werkelijke draagwijdte te onderzoeken, zonder de bronnen te verifiëren, en dit door “echopraxie” of door schrik om een essentieel nieuwsfeit te missen; in fine, de gebeurtenis blijkt minder beduidend dan de cover van de media deed geloven.
8 AMALOU (Florence), « La télévision a accru sa couverture de la violence durant la campagne », Le Monde, 28.5.2002, p. 22. 9 Unité de bruit médiatique, indice composite qui intègre la surface consacrée par un média à un sujet et le nombre de personnes de plus de 15 ans susceptibles d’avoir été exposées à cette information. La mesure de l’UBM a été effectuée quotidiennement par TNS-Secodip sur plus de 80 médias imprimés, radiophoniques et télévisuels français. Les résultats de l’étude sont disponibles sur le sitE Internet de TNS-Secodip à l’adresse URL suivante : http://www.ubm.secodip.com/dossierActualite.htm 10 L’étude TNS-Secodip a été commanditée par Le Monde : cf. AMALOU (F.), loc. cit. Cf. aussi SCHNEIDERMANN (D.), op. cit., et X., « L’insécurité plus forte que tout », Médias, n° 2, 2002, p. 22 (non signé).
17
De onveiligheid of het geweld zijn dragende thema’s voor de media, naargelang ze elementaire impulsen binnen het publiek aanwakkeren, maar vooral naargelang de verhalen van geweld geen voorafgaande informatie vereisen, noch om verteld te worden, noch om gevolgd te worden. Volgens een enquête van de socioloog Jean-Marie CHARON bij Franse audiovisuele journalisten, zijn de meeste redactieverantwoordelijken van de audiovisuele media geneigd om “de complexe onderwerpen” te verwaarlozen ten voordele van “faits divers”11. De “fait divers” vormt het meest natuurlijk passende journalistieke genre voor deze emotionele opvatting van de informatie. De interpretatie van een “fait divers” vereist geen voorafgaande kennis. Ze doet enkel beroep op onbewuste herinneringen waarvan het weer te voorschijn roepen onmiddellijk waarneembare emoties bezorgt (angst, sympathie, droefheid, vreugde, lust, libidineuze ophitsing, opluchting van niet betrokken te worden, enz.), zonder de noodzaak zijn toevlucht te moeten zoeken in mentale processen van assimilatie en accommodatie.
Het vergrootglaseffect van de visuele verslaggeving op bepaalde, meer spectaculaire, aspecten van de sociale realiteit heeft aanzienlijke effecten op de perceptie die de maatschappij van zichzelf heeft. De karikaturale gedaanteverwisseling van de wereld verspreid door de media neemt, in de ogen van een geïndividualiseerd, passief en sedentair publiek, de plaats in van de reële wereld. De identiteitsterugtrekking, het sedentaire leven, het isolement, de negatie van de buitenwereld, de stijging van de angst, de emotionele perceptie van de inzet, het wantrouwen ten aanzien van instituties, het stigmatiseren van verschillen, al deze verontrustende trekken van de westerse samenleving in het begin van de 21e eeuw zijn waarschijnlijk niet exclusief toe te schrijven aan de invloed die de media uitoefenen op de collectieve voorstellingen. Maar ze heeft er zonder twijfel sterk toe bijgedragen. Het ging waarschijnlijk niet om een met voorbedachten rade gewild resultaat door de massamedia: het is enkel het effect van hun redactionele marketing exclusief emotioneel en onbezorgd over de sociale effecten van de informatie. Toch stemt dit resultaat waarschijnlijk bepaalde machtige mensen gelukkig.
Gaan we even anderhalve eeuw terug: in die periode schreef Honoré DE BALZAC (die van GIRARDIN één van de rollen van La Comedie Humaine had gemaakt) reeds: “Om te vermijden dat het volk gaat nadenken, moet men hen gevoelens opdringen”.
11 « Droit de déontologie dans l’audiovisuel », enquête de l’Observatoire des pratiques et des métiers de la presse du CFPJ, commandée par le CSA, sous la direction de J.-M. Charon & Cl. Furet ; cf. Le Monde, 30.08.1996, p. 15.
18
Integrale tekst van de heer Fr. DUBOIS, Onafhankelijk juridisch verslaggever De keuze van de onderwerpen en de behandeling van het onderwerp onveiligheid in de geschreven pers
Ik ben sinds 2001 zelfstandig journalist. Ik ben begonnen voor “la Nouvelle Gazette” en nu werk ik voor “le Soir”, “la Dernière Heure” en “Vers l’Avenir”. Ik ben vooral gespecialiseerd in juridische materies en diverse onderwerpen; financiële – politieke zaken, correctionele zaken, misdaden, dodelijke ongevallen, …..ik informeer ook “Télésambre”.
1. De eisen van verschillende kranten -
-
-
-
“Le Soir”: de “faits divers” zijn niet één van de prioriteiten van de krant. Alleen uitzonderlijk ernstige en ongewone gebeurtenissen worden in een tekst gegoten. Men vraagt de reporter een zekere afstand te nemen van de onderwerpen. “Vers l’ Avenir”: geen specifieke verzoeken tenzij het geven van nieuws. De krant behoudt haar streekkarakter: ze publiceren de ongevallen, overvallen en gebeurtenissen van “minder” belang. “La Dernière Heure”: de “faits divers” en het sport zijn de stokpaardjes en daarom zijn de eisen van de hoofdredacteurs dwingend. De krant heeft hiermee een zekere cultuur ontwikkeld waarbij gespeeld wordt op het emotionele, het volkse en indien nodig opblazen van informatie. Men eist systematisch foto’s van de slachtoffers en de daders zodat de journalisten de onaangename taak hebben de families te benaderen. “La Nouvelle Gazette” : dezelfde filosofie als bij “La Dernière Heure”.; het bijkomend aspect van streeknabijheid kan m.b.t. de veiligheid funeste gevolgen hebben. Een alledaags burenconflict kan de voorpagina halen zoals “terreur sur Marcinelle”.
2. De rol van de media De taak van de geschreven pers is te informeren, duidelijkheid te scheppen over de situaties, complexe materies zoals justitie vulgariseren, oproepen van getuigen verspreiden, nuttige telefoonnummers doorspelen. Moet een anekdote uitgebuit worden? Volgens mij kan men er zich niet van onttrekken daar het de bevolking rechtstreeks treft. Niet over een feit spreken kan de indruk wekken dat men probeert de zaken te verbergen en dit doet het gevoel van onveiligheid toenemen. Het komt erop neer de feiten zo objectief mogelijk en zinvol weer te geven zonder de informatie op te blazen of er sensatie nieuws van te maken, feiten ophelderen via de tussenkomst van een deskundige ( jurist, psycholoog, enz.) De media kunnen ook werken als alarmbel. Men spreekt van een 4e macht en het is duidelijk dat de pers soms kan functioneren als een “lobby” en de politiek tot reageren aanzetten. Een goed voorbeeld hiervan is de “Nouvelle Gazette” met haar reeks “Maintenant ça suffit” tijdens de criminele golf die “le Pays Noir” overspoelde. Door steeds op dezelfde nagel te kloppen werd uiteindelijk de aandacht getrokken op de problemen van Charleroi. Het gevolg hiervan was een bezoek van de Eerste Minister en beloften voor versterking. Zoals vorige week vrijdag, blijft de pers regelmatig de goede of slechte criminaliteitscijfers publiceren. De goede statistieken worden daardoor ook ineens naar voren gebracht, wat bewijst dat we niet alleen systematisch slecht nieuws weergeven.
19
3. De afwijkingen •
Tabloids in de media (DHisering, RTLisering): men stelt vast dat de Belgische kranten de Engelse tabloids imiteren zowel wat de vorm als de sensationele inhoud betreft: titels die de aandacht trekken en populaire, om niet te zeggen populistische onderwerpen. De anekdote is koning en het werkt. Het is daarom dat de Franstalige pers, de meeste met een dalend leescijfer, deze manier van werken kopieert. Zo kan men vaststellen dat RTL onderwerpen van “La DH” overneemt en omgekeerd: de een beroept zich op de ander om een zin te geven aan zijn uitgeverspolitiek.
•
Het commerciële aspect ten koste van de openbare veiligheid (vb: de zelfmoorden van 2 jonge meisjes in Gosselies). Zelfmoorden worden gewoonlijk niet vermeld in de nieuwsbladen tenzij het gaat om spectaculaire zelfmoorden die een maatschappelijk debat tot stand brengen. Alle media hadden, met betrekking tot het voorval in Gosselies, besloten deze zaak te relateren daar het ging om een dubbele zelfmoord van adolescenten gemotiveerd door een eventueel behoren tot de gotische cultuur. “DH” en “La Nouvelle Gazette” hebben het als voorpagina nieuws gepubliceerd en klasgenoten werden geïnterviewd. “Sud Presse” heeft zelfs een reporter naar de families gestuurd en een foto van een van de meisjes uitgegeven ongeacht het verzet van de familie. Bedenking: moet men zover gaan in het verpersoonlijken van het onderwerp zelfmoorden? Zou het niet mogelijk zijn zich te beperken tot het doorgronden van de zaak zonder in het emotionele te vervallen. De zelfmoorddaad heeft de neiging aanstekelijk te zijn; het is wetenschappelijk bewezen dat het tot de daad overgaan van een iemand een wanhopige aanzet om tot hetzelfde over te gaan. In dit geval zijn het de media die bijdragen tot de zogenaamde “besmetting”. Onlangs heeft men in Japan en Engeland vastgesteld dat zelfmoord kan uitdraaien op een modetrend. De Nederlandstalige pers heeft in het kader van dit fenomeen een werkgroep opgericht onder de naam “Verder”. De discussies van deze groep hebben tot enkele aanbevelingen geleid: vermijd teveel details en weeg goed af of het geschikt is als voorpagina nieuws al dan niet met illustratie. Als journalist kan men een leven redden. Maar nogmaals, dit principe staat tegenover de eisen van de verkoop. Persoonlijke ervaring…
•
De websites die informatie verstrekken: de journalisten worden momenteel verzocht permanent mee te werken aan het verstrekken van informatie via internetsites. Het risico is uiteraard zeer groot; hoe sneller men gaat, hoe groter het percentage van vergissingen. Het zou ertoe kunnen leiden dat men een brand in de nucleaire centrale van Thiange bericht terwijl het gaat over enkele banden die branden op 50 meter ervan. Het “onmiddellijke” heeft zijn risico’s; Orson Welles was er getuige van toen hij voor de radio “La guerre des Mondes” live voorlas. Een bijkomend probleem is dat webmasters meestal geen journalisten zijn.
20
4. De journalist tussen hamer en aambeeld Rekeninghoudend met de commerciële eisen, de deontologie en het openbaar nut bevindt de journalist zich vaak tussen hamer en aambeeld. Daarenboven is de uiteindelijke beslissing zeer zelden persoonlijk. De directie, voor wie de verkoop primordiaal is, oefent druk uit op zijn werknemer of freelance die het risico loopt een klant te verliezen. En dan hebben wij nog het tarief van de betaling per regel; de journalisten onder werkcontract verdienen geen frank meer en de zelfstandige journalisten kunnen enkel de dagelijkse kost verbeteren door het aanbrengen van een sensationeel nieuwtje. Persoonlijke ervaring m.b.t de zelfmoorden in Gosselies; van bij het begin heb ik erop gestaan dat er geen sprake kon zijn het dossier sensationeler te maken door foto’s van de meisjes of interviews van de verwanten. Er moest over dit voorval geschreven worden zonder het op te blazen. Ik denk dat ik gehoor heb gekregen, zelfs bij “la DH”. Bij SudPress werd echter het tegenovergestelde geëist.
21
Ch. GILTAY, Eindredacteur van het gesproken journaal van RTL – TVI 12 De invloed van de gesproken pers op het gevoel van onveiligheid: Aanpak van het gesproken RTL – TVI journaal door de uitgever
Voor Ch. Giltay is RTL-TVI een zender die zo dicht mogelijk bij de bezorgdheid van de mensen wil staan. Deze nabijheid bestaat uit geografische, fysieke en mentale dimensies. Dit is dan ook de reden waarom onderwerpen dicht bij de mensen (criminaliteit, sociale onzekerheid, verkeersonveiligheid) worden bevoordeeld.
Sinds 1996 stelt hij een toename in kracht vast van deze tendensen, die zich uiten in een soort “persoonlijke” zelfs affectieve relaties tussen de media en de toeschouwers. RTL-TVI baseert zich op deze weerspiegelingverhouding zodat de redactielijn van de zender aansluit bij de bezorgdheden van de toeschouwer.
Ch. Giltay komt terug op het beroep van journalist: de journalist die vaak in dezelfde omstandigheden werkt als een arbeider en die hoofdzakelijk beoordeeld zal worden op zijn stiptheid. Het is misschien wel spijtig vast te stellen dat “een goed onderwerp” vooral een onderwerp is dat tijdig binnengebracht wordt en dat de journalist niet meer betaald wordt indien hij het onderwerp meer zou uitdiepen.
Hij onderlijnt twee actuele gevaren voor de journalistiek: 1. de “story telling” waarbij een persoon een niet waar verhaal opdist zodat het door de media zou weergegeven worden; 2. het opnieuw aanpassen van de informatie door de burgers ( iedereen kan dankzij de technologische middelen informatie produceren) wat een progressieve verdwijning van de figuur van de journalist met zich meebrengt (zie de overtuiging waarbij “echte mensen” de waarheid spreken).
Voor Ch. Giltay is het fundamenteel dat het publiek zich bewust is van deze afwijkingen en dat het moet opletten bij het ontcijferen van de media.
deze tekst is een samenvatting van de uiteenzetting van Ch. Giltay daar er geen integrale tekst van de spreker beschikbaar is.
12
22
J.-J. VISEUR, Burgemeester van Charleroi13
Verhouding tussen de lokale autoriteiten en de media met betrekking tot het thema van de onzekerheid
J.-J. Viseur, burgemeester van Charleroi snijdt in zijn 2e tussenkomst het thema aan van de plaats van de politiek ten overstaan van de media. Het is voor hem vanzelfsprekend dat deze thematiek essentieel is voor het lokaal gezag vermits het gaat over fenomenen die een risico van destabilisatie van de sociale cohesie met zich kunnen meebrengen. Hij benadrukt de noodzakelijkheid van transparantie tussen de politieke autoriteiten en de media hoewel dit soms moeilijk te realiseren is gezien andere inzetten. Hij is getuige van een versnelling van de tijd op journalistiek niveau en vraagt zich af met welke middelen de transparantie en het respect van de verplichtingen gebonden aan het uitoefenen van een openbare functie te verzoenen zijn. Hij beklemtoont het belang van een duidelijke communicatie van cijfers en dus statistieken ( o.a. van de politie) niet te gebruiken als aangevers. Zo worden in Charleroi de “transparante” politiestatistieken regelmatig meegedeeld; deze geven duidelijk de positieve en negatieve tendensen weer. Uiteindelijk wijst hij op de verantwoordelijkheid van de politici m.b.t. de bekoring van het populisme. Dan stelt zich de vraag of men een samenleving wil ontwikkelen gebaseerd op angst; een maatschappij van wantrouwen tegenover een maatschappij van vertrouwen.
deze tekst is een samenvatting van de uiteenzetting van J.-J. VISEUR daar er geen integrale tekst van de tussenkomst beschikbaar is.
13
23
R. CEULEMANS, Preventieambtenaar, gemeente Sint-Jans-Molenbeek14 Ervaring van een verantwoordelijke van de preventiedienst in zijn contacten met de media R. Ceulemans, preventieambtenaar van Sint-Jans-Molenbeek vermeldt verschillende voorbeelden aangaande zijn gemeente waarbij hij wijst op volgende elementen: een eventueel negatief effect van een informatieselectie die nadien hernomen wordt binnen een breder kader; het gebrek aan onderzoek naar de echtheid van door sommige media verspreidde informatie die op het terrein rampen kan veroorzaken en de geheime verstandhouding tussen sommige journalisten en sommige politici. In andere situaties ziet men de positieve rol die de media kunnen spelen als zij de informatie met een zekere distantie en gezond verstand behandelen.
Ph. TOUSSAINT, Directeur, Dynamo AMO ( Brussel)15 De sociale straatwerkers en de communicatie naar de media toe : de gids van Dynamo internationaal
Ph. TOUSSAINT, directeur van de vzw Dynamo Internationaal (AMO in Brussel), stelt een werktuig voor dat de vzw ontworpen heeft om de contacten te bevorderen die gelegd kunnen worden tussen de sociale werkers en de media.
Dit werktuig “sociaal straatwerk en communicatie naar de media toe” kan geraadpleegd worden op de site van Dynamo Internationaal op volgend adres: http/www.travail-de-rue.net/fr/outils guides 01 fr 00.htm. Deze gids werd ontwikkeld op basis van de vaststelling dat het soms moeilijk is voordeel te halen uit een weerklank in de pers met betrekking tot positieve burgerinitiatieven als preventieactiviteiten die meestal noch sensationeel noch “sexy” zijn: Als gevolg van een communicatiefout heeft deze vzw een nieuwe communicatiestrategie ontwikkeld. Met deze nieuwe gids wil Dynamo International de sociale straatwerkers werkwijzen voorstellen voor hun pogingen tot communicatie en wijzen op de positieve rol die de media kunnen spelen in het uitwerken of waardevol maken van een project.
14 deze tekst is een samenvatting van de uiteenzetting van R. CEULEMANS daar er geen integrale tekst van de tussenkomst beschikbaar is. 15 deze tekst is een samenvatting van de uiteenzetting van P. TOUSSAINT daar er geen integrale tekst van de tussenkomst beschikbaar is.
24
Integrale tekst van mevrouw D. PENNEWAERT, Psychologe, verantwoordelijke van de « Service d’Intervention Psychosociale Urgente (Sisu) » (psychosociale interventie- en urgentiedienst) en algemeen coördinator van het project EURESTE16 Voorbeeld van een strategie voor contact en vertrouwen met de mensen uit de mediawereld: het project EURESTE
De aanslagen van 11 september 2001 maar ook deze van 11 maart in Madrid drie jaar later deden vragen rijzen naar de oorzaken en de gevolgen van terroristische daden. Was de schok die wij voelden op het moment van de aanslagen geen mediaschok die het realiseren van het gebeuren voorafging? We zouden zelfs volgende vraag kunnen stellen: zou terrorisme kunnen bestaan of zou de angst zich kunnen verspreiden als er geen mediaberichten zouden zijn over terreur, veroorzaakt door bedreigingen en daden. Met de steun van de Europese Commissie hebben wij in 2005 een project opgestart dat de promotie van Europese hulpmiddelen voor familieleden en slachtoffers van terroristische daden beoogt. Het ging erom de soms zeer indirecte hulpbronnen te identificeren die wij individueel, gezamenlijk en institutioneel ter beschikking hebben om het hoofd te bieden aan de wil van sommigen, om angst aan te jagen door opzettelijke kwaadwillige daden. De besluiten van de pilootfase van het project in 2006 brachten ons tot de identificatie van drie onvermijdelijke protagonisten zowel op niveau van preventie als wat betreft maatregelen en beschikkingen die er achteraf moeten komen, - de overheid - justitie - de media Steunend op deze besluiten en met de wens de hulpmiddelen en het netwerk te kunnen identificeren, leek het ons interessant beroepskrachten uit de mediawereld te ontmoeten, eerder dan hen te nemen als doelwitten van informatie en/of vorming in de verschillende aspecten van de crisis en haar impact op de slachtoffers en het grote publiek. Ik moet bekennen dat dit laatste hun eerste idee was. Het is om te getuigen van deze ontwikkeling en om u de resultaten mee te delen dat ik hier vandaag uitgenodigd ben en ik maak van de gelegenheid gebruik om de organisator van deze kwaliteitsvolle studiedag, Mevrouw V. KETELAER, hartelijk te bedanken.
16
www.eureste.org
25
In crisissituaties spelen de media, radio, televisie, kranten, internet in op ons gebrek aan informatie en onze nood om te begrijpen, te handelen,.... Ik werk sinds 13 jaar op het terrein en de crisissen hebben mij tot nadenken gezet over onze nood als mens, geconfronteerd met de dood, met een crisis, met het aanzien van het soms onmenselijke. De mens is zo gemaakt dat hij, naast zijn primaire basisbehoeften, nood heeft aan twee fundamentele dingen: ten eerste, de behoefte om te voelen dat hij bestaat, dat hij iemand is, dat met hem rekening wordt gehouden; en ten tweede de behoefte om iets te betekenen voor de anderen, aan te voelen dat hij tot een groep, een gemeenschap behoort. De sociale contacten zijn niet enkel de bindende kracht van het leven in een gemeenschap, maar zij doen ons ook aanvoelen dat wij tot een volk, een levende omgeving behoren (het tegenovergestelde van “no man's land”). Maar een crisis, een aanslag, een ramp, geweld veroorzaakt scheidingen, ontmenselijkt. Relaties behouden en versterken gebeurt via directe contacten, uitwisselingen, luisteren. Daarom is, in een crisissituatie, de eerste nood van het systeem en van de individuele mens een nood aan informatie. Niet “absoluut”, “rauw”, om te “weten”, maar een informatie die drager is van banden: Is mijn zoon erbij betrokken? Is hij nog in leven? Waar is mijn vrouw? Mijn moeder? Waarom telefoneert mijn dochter niet? Om deze emotionele vragen te beantwoorden zijn alle bronnen goed! De details, die soms moeilijk te vertellen zijn en vooral moeilijk om aan te horen, worden door familieleden van betrokken personen verdrongen. Tegenwoordig is het journalistieke werk, onder al zijn verschillende vormen, misschien een van de vectoren die ervoor zorgt dat de sociale banden bestaan of behouden blijven, op nationaal of internationaal niveau, zelfs al gaat het hierbij niet om zijn primaire functie. Gewend aan crisissituaties van het catastrofetype, waren wij gewoon aan de aanwezigheid van journalisten bij en rond deze situaties. Perspunt, persverantwoordelijke van de federale overheidsdiensten en van andere overheden en organisatie van de communicatie naar de media toe zijn de gebruikelijke praktijken. De instrumenten bestaan dus... Welke meerwaarde, wat is de noodzaak om samen te werken met de media? Enerzijds worden de media vaak bekritiseerd omwille van hun gebrek aan respect, professionalisme, ethiek en verantwoordelijkheid, enz. Anderzijds konden wij, ondanks de bestaande instrumenten, het een en het ander observeren...
26
Vervolgens is er het fenomeen van de “ Citizen Journalist” dat zich uitbreidt. De diversificatie van de instrumenten en de methoden van mediatisering van de informatie kan het imago en de geloofwaardigheid van het beroep kwetsbaar maken. Tenslotte wordt de versterking van sociale en institutionele hulpmiddelen, in geval van crisissen, voorafgaand aan deze voorbereid (stroomopwaarts). In een crisissituatie zal men enkel correct doen wat men in het dagelijkse leven goed doet, niet meer en soms minder! Welke strategie moet dan gebruikt worden om contacten te leggen, buiten een bijzondere crisissituatie, met andere woorden zonder respectief “belang”, behalve dan dat van de ontmoeting? Eerst hebben wij de basis gelegd voor enkele contacten met actoren van de crisis, met professionelen uit de mediawereld die betrokken waren bij de verslaggeving van de aanslagen van 11 september en deze van 11 maart, evenals met vertegenwoordigers van verenigingen van slachtoffers van verschillende grote rampen. Heel vlug kregen we bevestiging van wat we al konden observeren op het terrein: de journalisten, de slachtoffers en anderen (overheid en actoren van de crisis) praten veel met elkaar maar luisteren weinig. Persoonlijk heb ik moeten vaststellen dat ik eigenlijk zeer weinig afwist van de beroepen uit de mediawereld. De eerste etappe was dus het volgen van seminaries en vorming hieromtrent. Een soort onderdompeling in een besloten kringetje. Het was een fase voorafgaand aan de toenadering, observatie en begrip. Hier ontmoette ik, tot mijn grote verrassing, gepassioneerde journalisten/leerkrachten die enthousiast waren over het idee hun verschillende beroepen toe te lichten evenals de geschiedenis van de journalistiek, de evolutie ervan, het werkverband van nu, het beroepsstatuut en de risico's van het vak, hun ongelooflijke motivatie om de waarheid en het waarom ervan te achterhalen en om dit over te brengen... De tweede meer subtiele fase betrof dan de toenadering. En opnieuw gingen de deuren open bij de beroepsorganisaties, vertegenwoordigers van de persgroep, de geschreven pers, de federaties van locale TV-stations. Wij werden ontvangen en contacten werden gelegd. Er werd geluisterd en er groeide wederzijds begrip. De tweede etappe betreft het doorgeven van de opgedane kennis aan de collega’s. In februari jl. hebben wij dus een conferentie georganiseerd met de hulp van de vereniging van beroepsjournalisten met als thema “journalisten en professionelen van de crisis: uitwisseling van ervaringen en noden”: het begrijpen van de professionele knelpunten van de anderen. Rond de ervaring van de ramp van Gellingen werden de verschillende actoren van de crisisberoepen en de media samengebracht. Deze bijeenkomst bood aan de professionelen van de twee beroepen de gelegenheid om van gedachten te wisselen over de realiteit van hun werk, de verplichtingen en moeilijkheden die ze dagelijks tegenkomen. De dynamiek van de uitwisseling en hun inhoud betekende een bevestiging van het belang van het opbouwen van interprofessionele vertrouwensrelaties. Een studiedag, twee weken geleden, heeft het netwerk van uitwisseling en debatten verlengd en uitgebreid. Ik bezorg u hiervan de besluiten.
27
Over hindernissen en knelpunten, en ook te bereiken doelstellingen -
Wanneer onbegrip en slechte ervaringen samengaan met wantrouwen Hulpverleners bij crisissituaties wantrouwen de journalisten. De oorzaak hiervan ligt in het onbegrip van het beroep van journalist en de neiging om bepaalde slechte ervaringen met de media te veralgemenen.
-
De journalisten op zoek naar een waarheid… Sommige journalisten, teneinde zo dicht mogelijk bij de slachtoffers te kunnen zijn, hechten veel belang aan rechtstreekse contacten met de hulpverleners en de slachtoffers ondanks het bestaan van een persverantwoordelijke. Het is voor hen erg belangrijk in het brandpunt van de actie te zijn om het gebeuren en de uitgedrukte emoties te kunnen begrijpen. Zij zijn vooral op zoek naar de waarheid van mensen, van het moment en niet zozeer de wetenschappelijke of juridische waarheid.
-
De schok van de temporaliteit (het tijdsaspect) De balans van een catastrofe en de oorzaken ervan zijn de eerste onderwerpen die de journalisten willen aansnijden. Het is echter moeilijk hierop direct een antwoord te formuleren. De balans van een catastrofe evolueert. Opdat de verspreide informatie het minst schadelijk zou zijn voor de betrokkenen is het belangrijk dat het crisisteam zich beperkt tot een betrouwbare balans beschikbaar op dat ogenblik en dus buitensporige inschattingen vermijdt. Met betrekking tot de vragen naar de oorzaken is het belangrijk zich te beperken tot de vragen relatief aan zijn bevoegdheid. Het is aan de gerechtelijke of lokale overheid zich hierover uit te spreken.
-
De knelpunten van het crisisteam Het niet toelaten van journalisten op de plaats van de catastrofe heeft te maken met veiligheidsmaatregelen en het gaat dus niet om een poging hen te verbieden hun beroep uit te oefenen. In dezelfde zin kunnen we stellen dat sommige hulpverleners weigeren op vragen te antwoorden omdat zij hiervoor geen officiële toestemming gekregen hebben: de bedoeling is niet de journalisten te beletten informatie in te winnen.
-
De kracht van beelden Een deel van het misverstand tussen het crisisteam en de media ligt in de problematiek van het beeld. Sommige journalisten beweerden dat ze een hele reeks radioreportages hadden kunnen maken over zeer gevoelige onderwerpen, die ze ongetwijfeld niet op dezelfde manier en met hetzelfde gemak hadden kunnen doen indien ze uitgerust waren geweest met een camera of een fototoestel.
-
De rol van de hulpverleners mag niet verward worden met deze van een criticus De hulpverleners zijn zich bewust van de staat waarin slachtoffers en hun naasten zich kunnen bevinden na een ramp en voelen zich daarom verantwoordelijk ten opzichte van de slachtoffers. Ze hebben de neiging om een overdreven beschermende rol te spelen naar de journalisten toe. Nochtans vormen de slachtoffers geen homogene groep: sommigen ontvluchten de journalisten als de pest, anderen voelen zich bedot als ze zich niet hebben mogen uitdrukken. Het is niettemin belangrijk dat de mensen uit de mediawereld beseffen dat een slachtoffer van een ramp, vooral in de eerste fase, niet altijd in staat is uit vrije wil te kiezen of zij/hij al dan niet wil praten. Hier kunnen de hulpverleners betrouwbare tussenpersonen zijn tussen de journalist en een slachtoffer.
28
Over de krachten en de hulpmiddelen, evengoed als steun -
Als de media aan de noden van de slachtoffers beantwoorden De media spelen in een rampsituatie een belangrijke rol ten opzichte van de slachtoffers. De media heeft inderdaad een dubbele rol. Enerzijds een informatiefunctie: de media als tussenpersoon voor officiële berichten, raadgevingen, waarschuwingen. Anderzijds, een meer symbolische functie: de media leggen contacten, maar de journalistiek verheldert en functioneert ook als geheugen en vaststelling.
-
Een interview kan “voorbereid” worden! De mensen uit de media vinden het meer dan gegrond dat een hulpverlener vooraf de thema's (≠ concrete vragen) mag weten die tijdens het interview zullen aangehaald worden evenals de spreektijd waarover hij zal beschikken om de vragen te beantwoorden. Om te vermijden dat verkeerde informatie de ronde doet, verklaren sommige hulpverleners zich bereid om te antwoorden op de ene of de andere vraag van journalisten zonder hen systematisch door te sturen naar de administratieve overheid. Daarom achten zij het belangrijk vooraf het type vragen te kennen die hen gesteld zullen worden en te beschikken over echte en gecontroleerde informatie.
-
Geven en nemen Voor de journalisten zijn betrouwbaarheid, beschikbaarheid en kwalitatieve informatie de kwaliteiten van een goede woordvoerder. Om een goede dynamiek te creëren, is het belangrijk te waken over het opbouwen van een wederzijdse vertrouwensrelatie. Enerzijds stelt dit de journalisten gerust en kunnen zij een relatie met een referentiepersoon, die hen betrouwbare informatie kan geven, opbouwen. Anderzijds moet de woordvoerder zich geen zorgen maken over de inhoud van de informatie die door de media verspreid zal worden.
-
Zelfdiscipline van de Belgische journalisten Verschillende terreinwerkers hebben de menselijke kwaliteit aangehaald van de Belgische media (alle beroepen in overweging genomen) wanneer zij over rampen berichten. Er bestaat een zelfdiscipline (≠ zelfcensuur) in de Belgische pers die men zelden bij onze Europese buren vindt.
-
Journalist : één beroep maar verschillende functies (vakgebieden) Er bestaan binnen het beroep van journalist verschillende vakgebieden en heel specifieke communicatiekanalen. Elk van deze variabelen brengt verschillende noden en verplichtingen mee in het bijzonder met betrekking tot temporaliteit (werd eerder aangehaald). Het is belangrijk dat de hulpverleners zich hiervan bewust zijn en niet iedere vraag uit de journalistiek op dezelfde manier behandelen.
29
Bijkomende pistes als hulp... -
Interprofessionele ontmoetingen aanmoedigen; studenten journalistiek betrekken bij rampoefeningen en workshops; Activiteiten, zoals er bestaan in de scholen, ontwikkelen voor het grote publiek om te leren omgaan met de media; Andere beroepen sensibiliseren voor de mediaberoepen; De journalisten die een rol hebben gespeeld, durven betrekken in het opmaken van de balans van de acties op het terrein;
Wat de procedure betreft, als een eenvoudig voorbeeld, een realiteit Een vertrouwensrelatie wordt opgebouwd. Die is niet te koop, of de prijs die betaald moet worden kan hoog liggen... Het vertrouwen en een band zijn slechts het eindresultaat van overleg, kennis en wederzijdse erkenning. Ik had het voorrecht een openheid en gastvrijheid bij de mediamensen, die ik ontmoet heb, te mogen vaststellen. Er kon gedebatteerd worden over hun beroep en de diversiteit ervan; er was ook belangstelling om meer te weten te komen over het onze. Menselijkheid en verantwoordelijkheid karakteriseren volgens mij de mediamensen. Menselijkheid (mens zijn) en Verantwoordelijkheid (zichzelf verantwoorden, zich verantwoorden voor een andere). Hier heeft men te doen met de fundamentele noden van een mens. Met des de meer reden als men slachtoffer is van een geweld hetgeen iedereen kan overkomen. Naast het feit dat het belangrijk is de contacten te herstellen tussen de mensen die geraakt zijn door een ramp, is het cruciaal contacten te leggen tussen de hulpverleners, de verschillende openbare diensten en mensen van de media. Het is voorzichtig niet op een crisis te wachten vooraleer hierover na te denken. De vertegenwoordigers van de burgers, overheid en alle actoren die berichten bezorgen aan de media, hebben de verantwoordelijkheid dit te doen met: − moed − bescheidenheid − fijngevoeligheid en ten gunste van de slachtoffers en het grote publiek, zelfs als de opportuniteit van het contact de bilaterale belangen dient. De manier waarop de hulpverlening verstrekt wordt is belangrijker dan de inhoud ervan. In situaties van crisissen of geweld zijn de verwachtingen zeer groot maar de middelen vaak zeer karig. De intentie van de handelingen en de betekenis van de woorden zijn zeer krachtig. Tenslotte is het scheppen van vertrouwensrelaties en het respecteren van de mediaberoepen een goede manier om chaos te vermijden in de berichtgeving en de informatie die voor, tijdens en na de crisissen aan de burgers gegeven wordt. Met vrijheid over emotie denken betekent een bescherming van de democratie, maar is ook de verantwoordelijkheid van eenieder. Jongleren tussen, om professionele redenen te nemen, afstand en empathie is geen gemakkelijke zaak... Dit brengt ons naar een ethiek van het informeren over geweld en slachtoffers en de mediatisering kan dan ook, op secundaire wijze, de emotie gaan lenigen...
30
Integrale tekst van mevrouw M. ROLLAND, Communicatieverantwoordelijke, Child Focus Hoe slachtoffers (en professionelen) helpen om de media te woord te staan? Ervaring en nieuw instrument van Child Focus
Eind 2007 heeft Child Focus, meer bepaald met de medewerking van andere verenigingen voor hulp aan slachtoffers en de vereniging van beroepsjournalisten, een brochure gepubliceerd met de titel “Omgaan met de media”: mediatips voor de slachtoffers. Dit is een informatiebrochure om de slachtoffers te helpen om te gaan met de communicatiemedia. De gezinnen waarvan de kinderen verdwenen of seksueel misbruikt zijn, zijn soms genoodzaakt in contact te treden met de pers. Meestal geven de Belgische media blijk van respect voor de slachtoffers. Maar de zaken verlopen niet altijd zoals het hoort. Verkeerde inlichtingen, vertrouwelijke verklaringen, respectloze foto's of grove vragen verschijnen nog in de kranten of op de televisie. Deze “ontsporingen” zijn soms te wijten aan het feit dat de belanghebbende zich niet altijd bewust is van de negatieve gevolgen van hun ondoordachte of onhandige verklaringen aan de journalisten. De journalisten kunnen, wat hen betreft, geconfronteerd worden met de moeilijkheid om betrouwbare informatie te krijgen als, bijvoorbeeld, de gerechtelijke overheid of politie geen mededelingen willen verstrekken. Ze zijn ook afhankelijk van de uitgeversfilosofie. Bij Child Focus hebben we de media voortdurend nodig, of het nu is om verdwenen kinderen te helpen terug te vinden of om onze sensibilisatiecampagnes en studies, betreffende het verdwijnen van kinderen en seksuele uitbuiting, te ondersteunen. Over het algemeen is de samenwerking op dit niveau opperbest. Maar in het kader van het psychologisch steunen van noodleidende ouders geconfronteerd met de media hebben wij een en ander probleem ervaren. Ik herinner me zo bijvoorbeeld een journalist die absoluut wilde praten met de ouders van een klein kind dat ontvoerd was geweest en teruggevonden met een schedelbreuk. Ik vraag hem welk soort vragen hij wil stellen, want misschien kan ik er zelf op antwoorden... Ziehier zijn vraag: “Is het waar dat vliegen eieren gelegd hebben in de open schedel van het kind?” Er is het geval van de moeder die, gebroken door het vernemen van het overlijden van haar dochter, haar ex-man heftig beschuldigt van verwaarlozing en in een dagblad uitvoerig de intieme details over hun relatie uit te doeken doet. Haar twee andere kinderen werden op school gemeden als de pest en de moeder heeft juridische problemen gehad. Een papa wiens dochter vermoord werd teruggevonden, heeft het erg moeilijk gehad met de eindeloze “mediaparade” voor zijn deur, ...
31
Deze brochure is dus een nuttig instrument. Ze legt het functioneren van de pers uit, geeft nuttige raad om de contacten met de journalisten in goede banen te leiden: Voorbeelden: - beslissen om niet te praten of om anoniem te blijven; - niet uit te wijden over persoonlijke informatie over zichzelf of de familie; - als men te erg geïntimideerd of geëmotioneerd is, een woordvoerder in zijn omgeving zoeken (advocaat, leraar, ...); - een perspunt organiseren om een soms pijnlijk verhaal niet verschillende keren te moeten herhalen; - als kinderen het woord moeten nemen: ze goed voorbereiden want ze kunnen niet goed het onderscheid maken tussen wat ze wel of niet mogen vertellen. Niet vergeten dat het bij wet verboden is de naam en voornaam te vermelden van minderjarigen waarvoor een maatregel inzake jeugdbescherming geldt. - vragen dat bepaalde beelden niet getoond worden. Er wordt ook raad gegeven voor wanneer de verschenen informatie verkeerd is en als het slachtoffer wil reageren. De brochure “Omgaan met de media”: mediatips voor slachtoffers werd op grote schaal voornamelijk via de Justitiehuizen verspreid en ze dient als referentie voor verschillende hulpdiensten: de deskundigen van Child Focus voor verdwijning en seksuele uitbuiting van kinderen: de politieagenten belast met de ten laste neming van slachtoffers. Ze kan besteld worden bij het Nationaal Forum voor slachtofferbeleid17.
17
informatie m.b.t. dit forum – tel: 02 / 210.56.26
32
3.
AANBEVELINGEN VOOR EEN BETERE COMMUNICATIE
Om de werkzaamheden af te sluiten, heeft het BFPVS (Belgisch forum voor Preventie en Veiligheid in de Steden) Laurence COMMINETTE, communicatieverantwoordelijke van de Stad Luik, gelast met de aanbevelingen, geadresseerd aan de plaatselijke preventie-actoren samen te vatten. Ze werd in haar taak bijgestaan door Philippe BELLIS, preventieambtenaar van de gemeente Sint-Gillis.
Het doel van dit deel van het boekje is verschillende aanbevelingen te halen uit de interventies van de dag: interventies die zowel de kwaliteit en de diversiteit van de meningen van de sprekers weerspiegelen, als hun oprechtheid om hun beroep en de moeilijkheden, die ze tegenkomen als ze geconfronteerd worden met het delicate onderwerp van de verwerking van informatie en de communicatie betreffende vragen inzake onveiligheid, ter sprake te brengen. Deze aanbevelingen zijn bestemd om gebruikt te worden door de steden en gemeenten, met het oog op het uitwerken van een communicatiebeleid rond deze vragen, een beleid dat noodzakelijk is geworden door de evolutie van de relatie tussen media en onveiligheid. Het verslag van de Koning Boudewijnstichting, gewijd aan de onveiligheid, heeft duidelijk onderlijnd dat hoewel het thema van de onveiligheid altijd aanwezig is geweest in de informatie, er momenteel een “vergrootglaseffect van de media” voor dit thema vast te stellen is: de onderwerpen relatief aan de onzekerheid worden vergroot door de media ingevolge een reeks elementen verbonden met hun functioneren: zoeken naar een contact en een relatie met de ontvanger van de informatie gebaseerd op emotie; eenvoud in het behandelen van dit soort informatie (geen voorafgaande vorming nodig van de journalist); de veelheid van de dragers... De studiedag heeft ook de invloed van de evolutie van de media op deze kwestie aangetoond. Zo kennen bijvoorbeeld de persberoepen een sterke evolutie. De commerciële druk, de fusie tussen persgroepen, het krimpend personeelsbestand en tijdsgebrek maken het uitoefenen van dit beroep tamelijk lastig . In de praktijk is het niet nodig een communicatiespecialist te zijn om zijn projecten bekend te maken en een efficiënte communicatie te verzekeren m.b.t. de veiligheidskwesties; deze taken vragen niettemin een bepaalde specifieke kennis over de media en de werkregels. Verschillende keren heeft deze studiedag aangetoond hoezeer de verschillende noties van tijd tussen de media (korte tijdsperiode, gebaseerd op de hoogdringendheid) en de overheid (noodzaak tot het nemen van afstand omwille van de verantwoordelijkheid betreffende de verklaringen) een impact hebben op het thema van onveiligheidsgevoel.
33
Om dit element in overweging te nemen, is het aanbevolen: •
Dat de openbare instanties vooruitlopen op de actualiteit, d.w.z. dat ze niet wachten op een ramp of een misdaad die de media interesseert, vooraleer te werken aan een communicatieplan.
•
Dat de lokale overheden een duidelijke communicatieprocedure vastleggen waarbij minstens een duidelijk antwoord wordt gegeven op volgende vragen: wie mag er antwoorden op de media? Binnen welke grenzen? Op wie kan men een beroep doen?
•
Dat de lokale overheden een lijst opmaken met alle gegevens van de contactpersonen en de media (redacties, ...).
De dag heeft eveneens verschillende keren aangetoond hoe noodzakelijk het voor de stad of de gemeente is de manier van werken van de media in overweging te nemen. •
Zo kan in verband met de pers, de kennis van de planning van een redactiedag (en meer bepaald het feit dat de redactievergadering om 9u ‘s morgens gehouden wordt, de uren dat dagbladen afgesloten worden en de ogenblikken waarop journalisten meer (of minder) beschikbaar zijn) enkel maar een positief effect hebben op het behandelen van de informatie.
•
Het is eveneens aanbevolen tijd te nemen om voorafgaande contacten te leggen met de plaatselijke journalisten of met degenen die belast zijn met de onderwerpen die men wil behandelen. De vakantieperiodes, tijdens welke er dikwijls een gebrek aan nieuws is, zijn een goed ogenblik om contacten te leggen of uit te bouwen of om informatie over een project te verspreiden.
Het is ook van essentieel belang voor de overheidsinstanties om hun communicatiekanalen goed te kiezen (televisie, radio, geschreven pers) de voor- en nadelen en bijzonderheden ervan te kennen. •
Daarom is enkel een persbericht niet voldoende; het is belangrijk om, voor een betere overdracht van informatie, dit bericht ook telefonisch te herhalen.
•
De manier waarop een persbericht is opgesteld heeft eveneens een belangrijke invloed: dit moet kort, gestructureerd en nauwkeurig zijn en moet een antwoord geven op volgende vragen: wie doet wat, wanneer, waar en waarom?
•
Tijdens een persconferentie moet men rekening houden met de verschillende eigenschappen van de informatie (geluid maar ook beeld) en bijgevolg “beeld voorzien” voor cameramensen en fotografen.
•
Niet vergeten dat men een interview kan voorbereiden en zelfs kan herbeginnen, en dat men vragen kan stellen over de invalshoek die de journalist gekozen heeft.
34
Bijlage 1
Programma van de dag17 9h
Verwelkoming Jean-Jacques VISEUR, Burgemeester van Charleroi
9h10
Inleiding en doel van de dag Willy DEMEYER, Voorzitter van het BFPVS, Burgemeester van Luik: doelstelling van de dag Jean-Pierre GOOR, Projectverantwoordelijke, Koning Boudewijnstichting: verslag over het onveiligheidsgevoel en de invloed van de media
9h30
Hoe de media de onveiligheid behandelen en het onveiligheidsgevoel beïnvloeden Jean-Jacques JESPERS, Journalist en lesgever ULB
10h
De keuze van de onderwerpen en de behandeling van het thema onveiligheid in de geschreven pers Frédéric DUBOIS, onafhankelijk journalist, gerechtsverslaggever
10h20 Invloed van de televisie op het onveiligheidsgevoel: redactionele benadering van het televisiejournaal bij RTL en TVI Christophe GILTAY, eindverantwoordelijke televisiejournaal RTL TVI 10h45
KOFFIEPAUZE
11h00
Relaties tussen lokale overheid en media rond het thema onveiligheid Jean-Jacques VISEUR, Burgemeester van Charleroi
11h20
Ervaring van een verantwoordelijke van een preventiedienst in de contacten met de media Ronald CEULEMANS, Preventie ambtenaar, gemeente Sint-Jans-Molenbeek
11h40
Debat met de zaal
12h30
LUNCH
14h10
De straathoekwerkers en de communicatie naar de media toe: de gids van Dynamo International Philippon TOUSSAINT, Directeur, Dynamo AMO (Brussel)
14h30 14h50
Debat met de zaal KOFFIEPAUZE
15h
Voorbeeld van een strategie voor contacten en vertrouwen met de mediamensen: het project EURESTE Delphine PENNEWAERT, Psychologe, Verantwoordelijke van de dienst Sisu (Rode Kruis België), Algemeen Coördinator van het project EURESTE
15h20
Hoe de slachtoffers (en professionelen) helpen om antwoord te geven aan de media: ervaring en nieuw instrument van Child Focus Maryse ROLLAND, communicatieverantwoordelijke, Child Focus
15h40
Debat met de zaal
16h
Aanbevelingen van de dag Laurence COMMINETTE, communicatieverantwoordelijke, Preventieplan, Stad Luik
16h15
Besluiten en afsluiten van de dag
17
Dag geleid door Fr. BARE, RTBF journalist
35
Bijlage 2
Deelnemerslijst NAAM
VOORNAAM
FUNCTIE
STAD
BASSAN
Marie-Agnès
Veiligheidsadviseur
Charleroi
BASTIAENS
Sophie
Preventieambtenaar
BELLIS
Philippe
Preventieambtenaar
Sint-AgathaBerchem Sint-Gillis
BIANCALANA
Dan
Criminoloog bij Forum Luxembourgeois de sécurité urbaine (Syndicat des Villes et Communes du Luxembourg)
Luxembourg
BIRON
Bénédicte
Projectleider « Beveiliging » Preventie- en nabijheidsplan
Liège
BLAISE
Benjamin
Opdrachthouder – FESU
Paris
BOONEN
Jérôme
Charleroi
BROUSMICHE
Alain
Socioloog - verantwoordelijke Cellule recherche et concertation - Division Prévention Drogues Teamleider – Dienst Preventie Wijkanimatie
BYA
Arnaud
Preventieambtenaar
Marche-enFamenne
CAMBIER
Pierre
CARBONI
Sergio
Carolo rue
Charleroi
CARTERET
Mawena
Interne Evaluatrice - Preventiedienst
Schaarbeek
Charleroi
CEULEMANS
Ronald
Preventieambtenaar
Molenbeek
CHARLES
Régine
Psycholoog - Carolo Contact Drogues
Charleroi
COMMINETTE
Laurence
Communicatieverantwoordelijke - Preventieplan
Liège
CROUGHS
Florence
Algemene Coordinator van de vzw PAJ (Prévention Animation Jeunesse)
Sint-PietersWoluwe
CUISINIER DAUWE
Laurence Véronique
Morlanwelz Brussel
DE BIASIO
Yvano
Preventieambtenaar Attachée bij het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Preventieambtenaar
DE CLERCK
Benoît
Coordinator Plan Drogue - Adjunct-Directeur
Charleroi Brussel
Charleroi
DE LUTIS
Christel
Sociaal Bemiddelaar - asbl Bravvo – Wijk Laken Noord
DEBOUNY
Sarah
Projectbeheerder Preventieplan
Liège
DEBRUYNE
Vincent
Journalist - Redactie La Dernière Heure
Charleroi
DEMEYER
Willy
Voorzitter BFPVS – Burgemeester Stad Luik
Liège
DESTINE
Eric
DEWEZ
Francis
Schoolbemiddelaar – Gemeente Sint-Gillis
Brussel Schaarbeek
DHUYVETTER
Bertrand
Preventieambtenaar
DI MATEO
Clara
Schoolbemiddelaar – vzw Bravvo - Marollenwijk
Brussel
DOBRYNINE
Alice
Preventieambtenaar
Vorst
DUFRASNE
Grégory
Preventieambtenaar
La Louvière
DUQUESNE
Gérard
Coördinator Dienst Preventie en Wijkanimatie
Charleroi
EESTERMANS
Leo
Brussel
FIKKERT
Julie
Adviseur Vlaamse Vereniging van de Steden en Gemeenten – Cel Politie en Veiligheid Schoolbemiddelaar – Cel schoolverzuim van Preventiedienst
GERARD
Laurence
Interne Evaluatrice
La Louvière
GILTAY
Christophe
Redactiechef televisienieuws RTL-TVI
Brussel
GOOR
Jean-Pierre
Projectverantwoordelijke – Koning Boudewijnstichting
Brussel
HALLENG
Frédérique
Criminoloog – Kabinet Burgemeester Stad Luik
Liège
HANIN
Marie-Hélène
Adjunct -Coördinator - Conflictpreventie - vzw Bravvo
Brussel
HORNAY
Agnès
Psycholoog - Preventiedienst
Fléron
HUCORNE
Jean-Michel
Evere
36
JENTGES
Isabelle
Preventieambtenaar
Etterbeek
JESPERS
Journalist en lesgever ULB
Brussel
JOACHIM KETELAER
JeanJacques Caroline Véronique
Brussel Brussel
KOSZULAP
Marianne
Psycholoog - Criminoloog - Projectcoördinator (Sisu) Opdrachthouder – Belgisch Forum voor Preventie en Veiligheid in de Steden (BFPVS) vzw Verantwoordelijke – Cel Sociale Cohesie
LAURENT LECLERE
Pascal Pierre
Journalist, redactiechef bureau Hainaut «Le Soir» Adjunct-Directeur – Afdeling Preventie - Wijken
Mons Charleroi
MAHY
Marilyn
Liège
MEGGETTO
Franco
Communicatie- en analyseverantwoordelijke Université de Liège Woordvoerder lokale politie
PARMENTIER PATTYN PENNEWAERT
Marie Joël Delphine
Schoolanimatrice vzw PAJ Prévention Animation Jeunesse Coördinator Centre d’Accueil Trait d’Union Psycholoog – Verantwoordelijke dienst SISU
Brussel Charleroi Brussel
PERETH
Jean-Pierre
Preventieofficier Zone Zuid
Brussel
PERIQUET
Laurent
Opvoeder – Directeur Preventie en Veiligheid
Charleroi
PEZZIN
Preventieambtenaar
PINCHART
JeanFrançois Michaël
Marche en Famenne Etterbeek
PRADAL
Fabrice
QUINET RATZ
Pascal Séverine
Adjunct van de Preventieambtenaar Animatrice voor de senioren
Châtelet Amay
ROLAND
Patricia
Wijkbemiddelaar
Charleroi
ROLLAND
Maryse
Persverantwoordelijke - Child Focus
Brussel
ROUSSEL
Philippe
Hoofdredacteur, Redactiedirecteur Televisienieuws RTL TVI
Brussel
RUYSEN
Katrien
Interne Evaluatrice
Evere
SARI
Ayla
Preventieambtenaar
Fléron
SAYE
Isabelle
Psycholoog - Carolo Contact Drogues
Charleroi
SIMAL
Sophie
Brussel
SMAL
Olivier
Ministerie Binnenlandse Zaken, directie Locale Preventie en Veiligheid Administratief secretaris Preventiecel - Preventieambtenaar
SPANN
Nicolas
Sociaal Bemiddelaar - vzw Bravvo – Wijk Mussensteeg/Anneessens
STALPAERT
Ann
SWENNEN
Yves
Coördinator Project Sociale Cohesie Leopold I - Picol vzw Partenariat Intégration Cohabitation Attaché Ministerie Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Brussel
THIBAUT
Christine
Adjunct-Coördinatrice Dienst Preventie Wijkanimatie
Charleroi
Interne evaluator
Charleroi
Charleroi
Charleroi
Sint-LambrechtsWoluwe Brussel Laken
TOUSSAINT
Philippon
Directeur – DynAMO International vzw
Brussel
VAES
Sophie
Brussel
VAES
Judith
Service d’Encadrement des Mesures Judiciaires Alternatives (SEMJA) - vzw Bravvo Periferia asbl
VAN LEISBERGHE
Thomas
Gemeenschapswerker - Wijkcontract De Kaaien
Laken
VANBLERICQ VELASTI VISEUR
Anne-Sophie Laetitia JeanJacques Frédéric
Schoolbemiddelaar “vzw PAJ Prévention Animation Jeunesse”
Brussel
Burgemeester van Charleroi
Charleroi
Beveiligingsadviseur
Châtelet
VOSTIER
Brussel
WELLENS
Fanny
Woordvoerder voor Zone Zuid (Sint-Gillis, Vorst, Anderlecht)
Brussel
WERER
Sandy
Criminoloog – Forum Luxembourgeois pour la Sécurité Urbaine
Luxembourg
ZECCHINI
Laurent
Politiek Secretaris, Kabinet Minister Paul Magnette, Minister van Leefmilieu
Brussel
37