Inhoudsopgave Voorwoord
3
Buxtehude in Groningen
4
Eerste dag
Donderdag 11 oktober 2007 Drie organisten improviseren ‘in de stijl van Buxtehude’
5
Sietze de Vries: Creativiteit versus stijlkopie?
6
Tweede dag Vrijdag 12 oktober 2007, 16.00 uur Het orgel van Noordwolde, een Buxtehude orgel?
9
Tweede dag Vrijdag 12 oktober 2007, 19.00 uur Heeft Buxtehude voor de beiaard geschreven?
10
Tweede dag Vrijdag 12 oktober 2007, 20.00 uur Hoe speel je de orgelwerken van Buxtehude?
12
Derde dag
2
Voorwoord
Zaterdag 13 oktober 2007 Buxtehude in Groningen, aspecten van de belangrijkste vertegenwoordiger van de Noord-Duitse school.
14
Orgelbespelingen
15
Dagprogramma
15
Musici Buxtehudefestival
16
Disposities
19
Voor u ligt het programmaboekje van het driedaagse Buxtehudefestival in Groningen van 11 t/m 13 oktober 2007. Het festival is een onderdeel van de Buxtehudemanifestatie die in 2007 in Groningen wordt gehouden. Dit driedaagse festival is het hoogtepunt van de Buxtehudeherdenking die door de Stichting Groningen Orgelland en de Stichting Avondtmusyck Martinikerk Groningen in en rondom de Martinikerk te Groningen wordt gehouden. In 2007 wordt herdacht dat deze componist, schrijver en musicus, wiens werk als het hoogtepunt van de muziekcultuur uit de Noord-Duitse barok geldt, driehonderd jaar geleden is overleden. Dit feit is aanleiding tot het organiseren van een festival rond het fameuze Schnitgerorgel in de Martinikerk. Het programma is aantrekkelijk en wil de vele aspecten rond de persoon van Dieterich Buxtehude voor het voetlicht brengen. De beide organiserende instanties hopen dat zij u als bezoekers en toehoorders een interessant programma kunnen presenteren, waarbij u nader kunt kennismaken met deze ook voor Groningen belangrijke persoon.
Jan Oostindiën, voorzitter Stichting Groningen Orgelland Jan Willem van Willigen, voorzitter Stichting Avondtmusyck Martinikerk Groningen
3
Buxtehude in Groningen
Eerste dag: donderdag 11 oktober 2007 Drie organisten improviseren ‘in de stijl van Buxtehude’
In 1707 overleed de organist en componist Dieterich Buxtehude. Hij was een van de belangrijkste vertegenwoordigers, zoniet de belangrijkste, van de zogenaamde NoordDuitse Barokmuziek. Veel orgels van de Groninger ‘orgeltuin’ zijn gebouwd tijdens het leven van Buxtehude. Deze orgels en Buxtehude ‘spreken’ als het ware dezelfde muzikale taal. Het is dan ook vanzelfsprekend dat in Groningen, zowel in de stad als in de provincie, ruime aandacht zal worden besteed aan de herdenking van zijn sterfjaar. Naast de uitvoering van alle orgelwerken van Buxtehude en andere Buxtehudeconcerten, is het Buxtehudefestival een evenement met een onderlinge samenhang. Geprobeerd wordt om een groot aantal facetten van zijn leven en werk te belichten. Ook zal de samenhang met de Groninger orgels en orgelcultuur naar voren komen. De Stichting Groningen Orgelland en de Stichting Avondtmusyck Martinikerk Groningen hebben hun best gedaan om gedurende dit festival belangrijke spelers en sprekers uit te nodigen, zowel uit Groningen als van elders, om hun (muzikale) verhaal te vertellen. Zij zullen u kennis laten maken met hun visie op Buxtehude en zijn muziek.
Plaats: Tijd: Organisten: Toegangsprijs:
Martinikerk Groningen 20.00 uur Erik van Bruggen, Chiel Jan van Hofwegen en Sietze de Vries Zie achterzijde omslag
De improvisatiekunst van Buxtehude We kennen de orgelwerken van Buxtehude van diverse gedrukte uitgaven. De vraag is of Buxtehude deze werken ook van het blad heeft gespeeld. Welke rol speelde de improvisatiekunst in de muziekpraktijk van de componist? We zijn helaas vanuit de bronnen hierover weinig geïnformeerd. Tijdens het improvisatieconcert van vanavond zal er ruime aandacht aan dit onderwerp worden besteed in de vorm van klinkende muziek en toelichtingen hierop. De drie organisten hebben hun sporen als improvisator verdiend. Sietze de Vries en Chiel Jan van Hofwegen zijn winnaars van het prestigieuze concours van Haarlem en Erik van Bruggen is een erkend specialist als improvisator in de barokstijl.
Dit boekje wil u een gids zijn bij de evenementen van de Buxtehudedriedaagse. Hans Beek, projectleider Buxtehude 2007
4
Erik van Bruggen zal in zijn improvisaties de stijl van de vrije orgelwerken van Buxtehude proberen te benaderen (Preludium/Toccata). Ook laat hij een korte koraalbewerking horen. Chiel Jan van Hofwegen zal als ‘strenge vorm’ een ciacona improviseren. Daarna volgt een partita: korte variaties op een koraalthema, waarbij diverse klankkleuren de revue passeren. Sietze de Vries heeft gekozen voor een koraalfantasie, waarbij verschillende vrije en strenge vormen gecombineerd worden binnen het raamwerk van een koraalmelodie.
Toelichting op het programma, op het fenomeen improviseren en op de Noord-Duitse school, wordt gegeven door Hans Beek en Pieter Dirksen. Zij zullen ingaan op de relatie tussen de improvisatiekunst en de geschreven composities van de Noord-Duitse componisten. Sietze de Vries zal uitleggen op welke manier hij als improvisator te werk gaat.
5
Sietze de Vries: Creativiteit versus stijlkopie? Improviseren: het omzetten van eigen creativiteit in klank. Maar in welke muzikale taal gebeurt dat? Heb je als organist een ‘eigen’ taal die bij jou past, of maak je, al dan niet bewust, keuzen uit de diverse ‘taalperioden’ in de orgelliteratuur? Het spelen in een zelf ontwikkeld idioom zou als voordeel hebben dat je ook zelf de regels bepaalt. ‘Spellingsfouten’ komen dan in je eigen taal niet voor. Maar wat te doen als je ervoor kiest om in oudere stijlen te improviseren; als de eigen creativiteit tot uiting komt in een ‘antieke’ taal? De vrijheid van eigen creativiteit wordt dan drastisch aan banden gelegd omdat de regels van het ambacht de muzikale taal gaan bepalen. Dit is dan ook juist wat het spelen in oude stijlen zo moeilijk maakt: de grootmeesters van wie we de literatuur kennen hebben ons de regels gedicteerd en die kunnen we niet zomaar naast ons neerleggen.
Bestaansrecht Heeft het improviseren in oude stijlen dan eigenlijk wel bestaansrecht? We leven nu toch in de 21ste eeuw? Ik wil deze vraag om het bestaansrecht graag met een volmondig ‘ja’ beantwoorden. Mijn uitgangspunten daarbij zijn: Improviseren: kunstenaar of instrument? Hedendaags improviseren; wat is dat eigenlijk?
6
Als je de improvisatiekunst benadert vanuit de organist, dan komen zijn persoonlijke gevoelens voorop te staan. De kunstenaar heeft iets te vertellen en het orgel is ‘slechts’ het gereedschap daarvoor. Het instrument is dan dus logischerwijze aan de creativiteit van de kunstenaar ondergeschikt. Om het te chargeren: het ego van de organist komt tot klinken, niet zelden ondanks in plaats van dankzij het instrument. Hetzelfde geldt overigens voor organisten die een standaard ‘succesrepertoire’ hebben dat op ieder instrument, ongeacht de stijl en bouwtijd, ten gehore gebracht wordt. Het merkwaardige is dat veel organisten die deze visie bij het spelen van literatuur verafschuwen, juist wel waarde hechten aan het strikt persoonlijke aspect als het gaat om improvisaties. Deze moeten bij voorkeur eigentijds zijn, alhoewel dat begrip moeilijk te duiden is. Is bijvoorbeeld de compositiestijl van Messiaen eigentijds, Ligeti, Manneke, Pärt,.Of Van Twillert, Bolt, Sanderman? ‘Hedendaagse’ improvisaties kunnen heel gemakkelijk tot ‘kunst om de kunst’ verheven worden; de luisteraar moet maar gissen wat er gebeurt en wat er bedoeld wordt. Daarmee is overigens absoluut niet gezegd dat er geen fraaie hedendaagse orgelmuziek is! Componeren en improviseren zijn in dit opzicht dan ook twee wezenlijk verschillende zaken. Ook wil ik niet impliceren dat improvisaties in de eerste plaats de luisteraar en niet de kunst zouden moeten dienen. Wel denk ik dat we niet de illusie moeten hebben dat we bijna dwangmatig steeds iets ‘nieuws’ moeten creëren. Zeker niet als het gaat om onze historische orgelcultuur.
Daarmee kom ik bij een heel andere benadering van het improviseren: die vanuit het instrument. Op een vroeg 18e-eeuws barokorgel zullen niet veel organisten een programma vullen met werken uit de Franse Romantiek. Zeker in onze tijd is het gemeengoed om je te verdiepen in het instrument en daar vervolgens passende literatuur bij te zoeken. Toch is dit nog maar een deel van het verhaal. De gebruikelijke musiceertrant in de bouwtijd van onze beroemde barokorgels was namelijk niet het tot klinken brengen van passende literatuur, maar het improviseren. Van Johann Sebastian Bach is bijvoorbeeld bekend dat hij weergaloos improviseerde; zijn composities zijn daar de weerslag van. Die dienden trouwens ook als model voor de leerlingen en niet alleen voor liturgisch gebruik of als concertwerken. Zo geeft Bach in het voorwoord van het Orgelbüchlein aan dat de koraalbewerkingen ‘modellen’ zijn van verschillende variatievormen. De studenten konden vervolgens deze modellen gebruiken om -naast hun technische vaardigheden- hun improvisatietalent verder te verdiepen en te ontplooien. Dat Bach daarmee tegelijk meesterwerken van onschatbare waarde componeerde zal duidelijk zijn, maar er wordt slechts zelden licht geworpen op het feit dat veel composities vanuit didactisch perspectief ontstonden. In dit verband kunnen ook de zes triosonates genoemd worden, die Bach voor zijn zoon Wilhelm Friedemann componeerde.
Breuk improvisatie - literatuur We kunnen gevoeglijk aannemen dat er in vroeger tijd zeer veel geïmproviseerd werd. Niet alleen van Bach, maar ook van muzikanten als Sweelinck en Weckmann, of van meesters uit de romantische tijd (César Franck!) is bekend dat zij hoofdzakelijk improviseerden. Het had een vanzelfsprekende plaats naast het componeren en het bestuderen van literatuur. Pas in de tijd van Charles-Marie Widor (1844-1937) ontstaat er een compleet andere orgelschool, die tot op de dag van vandaag zijn sporen nalaat. Widor’s docent, JacquesNicolas Lemmens (1823-1881), was de grondlegger van deze methodiek, die een sterke nadruk op de techniek en veel minder op de creativiteit legt. Als je bij César Franck aan het Parijse conservatorium studeerde, besteedde je zeker de helft van de lessen aan de improvisatiekunst; in de tijd van zijn opvolger Widor werd dit drastisch teruggebracht. Vanaf deze periode ontstaan ook de orgel- en pianomethodes zoals we die nu nog kennen en die vanaf les één werken met de noot-greep associatie. De bekende Folk-Dean methode bijvoorbeeld wordt nog volop gebruikt, en is een zeer effectief middel om creativiteit uit te bannen. Sowieso werd het -zeker vanaf de negentiende eeuw- steeds gemakkelijker om de beschikking te hebben over orgelboeken. Dit heeft vanzelfsprekend ook meegewerkt aan de sterke terugloop van het improvisatieambacht. Gelukkig laat creativiteit zich niet zomaar verdringen en zijn er altijd veel improviserende organisten gebleven, overigens ook juist in Frankrijk (bijv. Marcel Dupré/ Pierre Cochereau).
Improviseren als ambacht Improviseren als volwaardige partner naast literatuurspel impliceert dat het ook een gedegen studie vergt. De muzikale stroom wordt door een bedding van vaardigheden geleid; cre-
7
ativiteit en ratio werken samen om tot een overtuigende muzikale taal te komen. De uitspraak van Cor Kee: ‘improviseren kun je leren, maar je moet het kunnen’ vat dan ook kernachtig samen waar het om gaat. Creativiteit is iets waar je niet vrijelijk over beschikt; het is deel van je persoon en dus bij een ieder in verschillende mate aanwezig. Vaardigheden zijn echter te leren, al zal het huwelijk tussen ratio en creativiteit bij de één vanzelfsprekender verlopen dan bij de ander. Deze benadering van het improviseren als ambacht is overigens ook goed toe te passen op de meer hedendaagse stijlen: ook in een hedendaagse taal kun je pas verstaanbaar spreken als er duidelijke structuren (ambachtelijke vaardigheden) herkenbaar zijn. Deze structuren komen niet uit de lucht vallen: we moeten te rade gaan bij de grootmeesters die muziek voor ons hebben vereeuwigd in hun composities. Het creëren van iets compleet nieuws is een utopie; wel kun je voortborduren op de verworvenheden uit het verleden om tot iets nieuws te komen. De grote Leipziger cantor weer als voorbeeld: hij creëerde compleet nieuwe genres door o.m. Italiaanse (Vivaldi) en Franse (De Grigny) invloeden samen met zijn Noord-Duitse muzikale achtergrond (Böhm/Buxtehude) tot een nieuwe eenheid te smeden.
8
De improvisatiekunst van vandaag komt daarmee in een ander licht te staan. Veel muzikale verrichtingen, zoals die bijvoorbeeld in Haarlem tijdens de improvisatieconcoursen klinken, gaan niet verder dan het ideeëngoed van Dupré, Messiaen en avant-gardistische klanken uit het midden van de vorige eeuw. In wezen verschilt dit dus niet van improviseren in bijvoorbeeld een barokke stijl, je kiest alleen in plaats van een achttiende-eeuws idioom een stijl die ‘slechts’ honderd of vijftig jaar oud is! En voor beiden geldt dat je daarbij je eigen creativiteit inzet. Een verschil is wel dat de ene stijl meer aan regels is gebonden (en dus meer objectief van een ‘kwaliteitslabel’ is te voorzien) dan de andere. Een ander wezenlijk onderscheid is de instelling van de organist: komt het ‘kunstwerk orgel’ tot klinken of horen we alleen de zielenroerselen van de kunstenaar? De optimale situatie is een combinatie van beiden: de organist laat met zijn eigen creativiteit het instrument optimaal klinken. Improviseren in (Noord-Duitse) barokstijl is één van de meest complexe manieren om je eigen creativiteit tot klinken te brengen, al was het alleen al omdat de grote meesters als Bruhns, Buxtehude, Weckmann en Bach nooit te evenaren zijn. Wel is het een uitdaging om door middel van een ‘antieke taal’ het Noord-Duitse barokorgel tot klinken brengen op een manier die het op het lijf geschreven is!
Tweede dag: vrijdag 12 oktober 2007, 16.00 uur Het orgel van Noordwolde, een Buxtehude orgel? Plaats: Tijd: Organist: Toegang:
Hervormde Kerk Noordwolde 16.00 uur Jan Harryvan Gratis
Het orgel van Noordwolde is gebouwd tijdens het leven van Buxtehude. Kun je dan zeggen dat de muziek van Buxtehude uitstekend klinkt op dit onlangs gerestaureerde orgel? Jan Veldkamp van Mense Ruiter Orgelmakers B.V. gaat nader op deze vraag in, terwijl Jan Harryvan het orgel in al zijn facetten zal laten horen. Zou Buxtehude dit een ideaal orgel hebben gevonden voor de vertolking van zijn composities?
9
Tweede dag: vrijdag 12 oktober 2007, 19.00 uur Heeft Buxtehude voor de beiaard geschreven? Plaats: Tijd: Beiaardier:
Martinikerk Groningen 19.00 uur Adolph Rots
Buxtehude op beiaard
10
In samenwerking met de Stichting Martini Beiaard Groningen speelt de stadsbeiaardier Adolph Rots op de beiaard van de Martinikerk. Hoewel van Dietrich Buxtehude geen rechtstreekse gegevens bekend zijn over een muzikale relatie met klokken of klokmuziek is enige bekendheid van hem met muziek van en voor klokken wel te veronderstellen. Door hun handelscontacten met de Hollandse en Vlaamse steden kwamen veel rijke hanzesteden (Aken, Mainz, Darmstadt, Dantzig, Stockholm, Lübeck, Hamburg) in het bezit van een klokkenspel. Zo bezat Lübeck, de stad waar Buxtehude zolang heeft gewerkt, een kleine beiaard in de dakruiter van de Marienkirche. Dit spel stond in verbinding met het beroemde astronomische uurwerk in de kerk. De klokken waren in het jaar 1508 gegoten door de uit Nederland afkomstige gieter Hinrick van Kampen, die mogelijk gerelateerd was aan de beroemde Kamper gieter Geryt van Wou. De Katharinenkirche in Hamburg kreeg in 1661 zelfs een beiaard gegoten door de beroemde François Hemony. In 1663 werd dit spel overgeplaatst naar de Nikolaikirche en in 1665 uitgebreid met enkele basklokken door Pieter Hemony. Helaas ging deze beiaard in 1842 verloren tijdens een stadsbrand. In de tweede helft van de 17de eeuw was klokkengieter Albert Benning in Lübeck werkzaam. Hij was afkomstig uit Hamburg en mogelijk in de leer geweest bij de Hemony’s. Hoewel de Duitse hanzesteden geen beiaardtraditie kenden zoals in de Nederlanden het geval was, is uit het bovenstaande te concluderen dat Buxtehude wel met carillonmuziek in aanraking is geweest; ervoor gecomponeerd heeft hij, voor zover bekend, niet. Werken van Buxtehude op een beiaardconcert zijn dus altijd bewerkingen van composities voor andere instrumenten; in dit geval voor orgel en klavecimbel. In deze bewerkingen worden de eigenschappen van de beiaard optimaal gebruikt om de muzikale bedoeling van de originelen weer te geven. Karakteristiek voor de beiaard is de na aanslag vrij uitklinkende klokkenklank, de hoge ligging en de in de aanslag te variëren dynamiek. Om Buxtehude te plaatsen in een muzikale omgeving zijn enige werken van noordelijke tijdgenoten toegevoegd. De orgelprelude van Jan Podbielski is de enige compositie die van hem is bewaard gebleven en komt voor in een orgeltabulatuur ontstaan in Warschau. Jacob van Eyck (350 jaar geleden overleden) was klokkenexpert en beiaardier in Utrecht. Samen met de gebroeders Hemony werkte hij aan het perfectioneren van de stemming van klokken. De Echofantasie en de variaties op Questa dolce sirena staan in de verzameling Der Fluyten Lusthof uit 1646 met door hem gecomponeerde blokfluitmuziek. Veel van de daarin voorko-
mende variatietechnieken lijken geïnspireerd door de speeltechnieken op beiaard. De programmanummers 1 en 8 betreffen werken voor orgel van Buxtehude en de nummers 4 5 en 6 zijn klavecimbel-/klavichordcomposities. Het carillon van de Martinitoren bestaat uit 52 klokken, ruim vier octaven dus. Het staat op koortoonhoogte en is in middentoon gestemd. 30 klokken werden in 1662/63 gegoten door François Hemony. De overige werden tijdens een grote restauratie van het carillon in 1984/85 toegevoegd door de klokkengieterij Eijsbouts te Asten. Ook de drie grootste luidklokken met de tonen F, G en A kunnen vanuit het klavier bespeeld worden.
Programma 1
Toccata in F BuxWv 157 - Dietrich Buxtehude (1637-1707)
2
‘Questa dolce serena’ Jhr. Jacob van Eyck (1590-1657) thema - modo 1 - modo 2
3
Fantasia en echo - J. van Eyck
4
Aria Rufilis (Partite diverse) BuxWv 248 - D. Buxtehude, variatio 1-2-3
5
Suite in d BuxWv 233 - D. Buxtehude allemande d’amour - courante sarabande d’amour - sarabande II - gigue
6
Courante simple (Partite diverse) Bux Wv 245 D. Buxtehude variatio 1-2-3-4-5-6-7-8
7
Praeludium in d - Jan Podbielski (1680-1730)
8
Ciacona in e BuxWv 160 - D. Buxtehude
Bewerkingen: 1: A. Abbenes, 2, 3: Chr. Bos, 4, 5, 6: A. Rots, 7: F. Stanis, 8: B. Winsemius
11
Tweede dag: vrijdag 12 oktober 2007, 20.00 uur Hoe speel je de orgelwerken van Buxtehude? Plaats: Tijd: Organist: Toegangsprijs:
Martinikerk Groningen 20.00 uur Wolfgang Zerer Zie achterzijde omslag
Buxtehude op orgel Wolfgang Zerer geldt als een internationale autoriteit als vertolker van de orgelwerken van Buxtehude. In zijn literatuurconcert zal hij zijn visie laten horen op de interpretatie van de diverse genres van de orgelliteratuur van Buxtehude, uitgevoerd op een omvangrijk stadsorgel met navenante klankmogelijkheden. Op het programma staan composities die de verschillende genres en componeertechnieken van Buxtehude vertegenwoordigen. De nummers 1 en 11 zijn niet koraalgebonden, dus vrije werken. De componist is niet gebonden aan een voorgeschreven melodie. Toch hanteert hij de regels van de barokke componeertrant maar die bieden hem wel de mogelijkheid om te schrijven in de stylus fantasticus, verbonden met de regels van de ars retorica. Deze composities zijn als het ware een (twee)gesprek tussen de spreker en de toehoorder. De nummers 2 en 10 van het programma zijn voorbeelden van koraalvoorspelen die Buxtehude zeer waarschijnlijk zelf gebruikt heeft in de eredienst. We weten dat de kerkgangers de omspeelde melodieën dikwijls niet direct konden herkennen en die met het daarna te zingen lied verbinden. De nummers 3, 4 en 9 zijn voorbeelden van liedbewerkingen met meerdere coupletten. Mogelijk zijn ze gespeeld in afwisseling met koorzang (de alternatimpraktijk). Nummer 5 is een voorbeeld van een compositie in een strenge en voorgeschreven barokke stijl. Het is mogelijk om dit stuk te verbinden met de getalsymboliek en astronomische uitgangspunten. Programmaonder12
deel 6 is een compositie gebaseerd op het thema van de lofzang van Maria en dit thema behoort tot de vroegste liturgische onderdelen van de (Lutherse) Kerk. Van bijna alle (NoordDuitse) barokcomponisten kennen we een of meerdere composities die op een Magnificatthema zijn gebaseerd. Onderdeel 8 is een koraalfantasie, een lang en breed uitgemeten stuk waarin alle tekstregels van het koraal worden geparafraseerd. Het is niet helemaal duidelijk in welke context deze lange composities werden uitgevoerd. Heden ten dage denkt men dat het pronkstukken waren die bij speciale gelegenheden werden uitgevoerd. De componist etaleerde als het ware zijn vaardigheden middels het schrijven van deze supercomposities. Het programma punt 7 tenslotte is een voorbeeld van een niet kerkelijk gebonden werk. Het is een Klavierstück en dat betekent dat het op een klavierinstrument van elke hoedanigheid kan worden gespeeld en het sluit aan bij de Italiaanse traditie die ook Buxtehude heeft beïnvloed. Deze stukken werden ook in huiselijke kring uitgevoerd.
Programma* 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Praeludium in g BuxWv 148 Der Tag, der ist so freudenreich BuxWv 182 Nun lob mein Seel den Herren BuxWv 213 Ich ruf zu dir, Herr Jesu Christ BuxWv 196 Passacaglia in d BuxWv 161 Magnificat primi toni BuxWv 203 Canzona in C BuxWv 166 Gelobet seist du Jesu Christ BuxWv 188 Nun lob mein Seel den Herren BuxWv 212 Komm, heiliger Geist, Herre Gott BuxWv 199 Toccata in F BuxWv 156
* Helaas is in de orgelagenda abusievelijk een ander programma afgedrukt dan dat wat vanavond door Wolfgang Zerer wordt gespeeld.
13
Derde dag: zaterdag 13 oktober 2007
Orgelbespelingen
Buxtehude in Groningen, aspecten van de belangrijkste vertegenwoordiger van de Noord-Duitse school.
Wim van Beek
Te Deum Laudamus BuxWv 218
Vincent van Laar
Nun freut euch lieben Christen g’mein BuxWv 210
Plaats: Tijd: Toegangsprijs: Dagvoorzitter:
Pieter Dirksen
Magnificat primi toni BuxWv 204 Gelobet seist du Jesu Christ koraalfantasie; BuxWv 188 Ich dank dir schon durch deinen Sohn, koraalmotet; BuxWv 195 Nun freut euch, lieben Christen g’mein (koraalfantasie; BuxWv deest) Praeludium in d BuxWv 140
Harald Vogel:
Niet koraalgebonden werken Orgelwerke aus dem Manuskript E.B. 1688 (Bibliothek der YaIe University, USA) Toccata/Sigr./Box de Hude/ex D ped: 1684 BuxWv 155 Praeludium/D. Box de Hude./ Org: Libeck./Ped ex a BuxWv 152 Canzon/Sig./D. Box de H. ex C BuxWv 166 Praeludium/del Sig./ D. Box de H ex e BuxWv 142
Martinikerk Groningen 10.00 uur Zie achterzijde omslag Ewald Kooiman
Medewerking aan deze dag wordt verleend door: dr. Cor Edskes, prof. Harald Vogel, prof. dr. Ewald Kooiman, dr. Pieter Dirksen, Wim van Beek en Vincent van Laar. De dag bestaat uit een drietal lezingen, vier orgelbespelingen en een discussieforum. Het programma beoogt verschillende aspecten van leven en werk van Dieterich Buxtehude voor het voetlicht te brengen. De presentatie wordt gehouden in een van de prachtige stadskerken van Groningen, de Martinikerk, waar de orgelwerken worden gespeeld op het schitterende Schnitger/Hinszorgel.
Harald Vogel: De Italiaanse traditie in het orgelwerk van Buxtehude Behalve door Sweelinck (en zijn leerlingen) is Buxtehude ook nadrukkelijk beïnvloed door de Italiaanse traditie. De componisten Frescobaldi en Froberger hebben hier een belangrijke rol in gespeeld. Professor Harald Vogel zal hier in zijn inleiding en in het door hem te spelen programma nader op ingaan.
Pieter Dirksen: Buxtehude en de Sweelinck-traditie 14
We weten nu vrij zeker dat Buxtehude leerling is geweest van Heinrich Scheidemann. Daarmee behoorde hij tot de Noord-Duitse Sweelinck-school. In zijn vroegste werken waaronder een pas ontdekte koraalfantasie - zijn hiervan duidelijke sporen te vinden. Maar Buxtehudes orgelwerk als geheel is niet denkbaar zonder deze achtergrond. Pieter Dirksen zal deze achtergrond verder toelichten.
Cor Edskes: Buxtehude en zijn orgels Op welke orgel speelde Buxtehude en wat was karakteristiek voor deze orgels? Komt dit overeen met de kenmerken van het Noord-Duitse en het Noord Nederlandse orgeltype? Oftewel, komen de werken tot hun recht wanneer ze gespeeld worden op de fraaie orgels in Groningen of had Buxtehude een ander klankideaal voor ogen? Cor Edskes geeft het antwoord.
Toelichting Prof. Harald Vogel Das Programm enthäIt Werke von Buxtehude aus dem zwischen 1680 und 1688 geschriebenen Manuskript ,,E.B. 1688”. Es wurde von dem Dresdner Organisten Emanuel Benisch geschrieben und enthä1t Werke italienischer, süd-,mittel- und norddeutscher Meister. Die Vorlagen für den größten Teil dieser Handschrift lieferte wahrscheinlich Vinzenco 15 Albrizi, der ab 1676 in Dresden als Hofkapellmeister wirkte und der Lehrer von Benisch war. Hier ist die originale norddeutsche Dagprogramma o.l.v. Ewald Kooiman Notation (die Buchstabentabulatur) in die 10.00-10.30 Inloop ,,italienische Tabulatur”, die heute gebräuch10.30-10.45 Welkom liche Liniennotation um- gewandelt worden. 10.45-11.15 Muziek Vincent van Laar Die Werke Buxtehudes in diesem Manuskript 11.15-12.00 Inleiding Cor Edskes zeigen einen starken italienischen Einfluss. Es 12.00-12.30 Muziek Wim van Beek handelt sich um ein Repertoire, das nur selten 12.30-13.00 Lunch 13.00-13.45 Inleiding Harald Vogel vom Plenum Gebrauch macht und dafür 13.45-14.15 Muziek Harald Vogel mehr den expressiven Stil des figurierten ,,du14.15-15.00 Inleiding Pieter Dirksen rezze e ligature’’ und der Elevationstoccaten 15.00-15.30 Thee Frescobaldis mit dem Principalklang 8’) zeigt. 15.30-16.00 Muziek: Pieter Dirksen 16.00-16.45 16.45-17.00 17.00-
Forum Sluiting Uitloop
Musici en inleiders Buxtehudefestival Erik van Bruggen Erik van Bruggen studeerde orgel bij Elly Kooiman, Klaas Bolt, Hans van Nieuwkoop en Peter van Dijk. Hij is gespecialiseerd in improvisatiestijlen van de 16 e tot en met de 18e eeuw en in het bespelen van het pedaalclavichord. Als eerste nam hij een CD op met “orgel”werken van J.S. Bach, op een pedaalclavichord naar J.D. Gerstenberg (1760), gemaakt door Dick Verwolf (clavichordmaker te Leiden). Erik van Bruggen is cantor-organist van de Waalse Kerk te Leiden, alwaar hij het historische Steevens/Assendelftorgel (1746/1750) bespeelt. Tevens bevat deze kerk 2 pedaalclavichorden (reconstructie van een 17 e eeuws exemplaar en een kopie naar Gerstenberg). Daarnaast geeft hij orgelconcerten en cursussen in binnen-en buitenland.
16
Chiel Jan van Hofwegen Chiel Jan van Hofwegen (1978) volgde privé-orgel- en improvisatielessen bij Henk van Egmond. Van 1996 tot 2002 studeerde hij aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag: hoofdvak orgel en improvisatie bij Jos van der Kooy, bijvak piano bij Jan Wolffs, bijvak klavecimbel bij Alessandro Santoro en basso continuo bij Patrick Ayrton. In mei 2002 behaalde hij het diploma orgel eerste fase. Van 2002 tot 2004 studeerde hij zij-instroom PABO aan de INHOLLAND-Hoge- school te Rotterdam. In 2006 behaalde hij zijn Mastersdegree eigentijdse orgelimprovisatie aan het Koninklijk Conservatorium bij Jos van der Kooy. Sinds 2005 studeert hij hoofdvak muziektheorie aan hetzelfde conservatorium bij Paul Scheepers, Diederik Wagenaar, Arie Boers en Theo Goedhart. Verder is hij werkzaam als leerkracht basisonderwijs op de Ds. G.H. Kerstenschool te Ridderkerk. Chiel Jan volgde masterclasses literatuur en improvisatie bij o.a. Peter Planeyavski, Naji Hakim, Arvid Gast, Rienk Jiskoot en Ton Koopman. In 1998 behaalde hij op het Nationaal Improvisatieconcours te Elburg de prijs voor de vrije improvisatie. In 2000 won hij op het Nationaal Improvisatieconcours Amersfoort ter gelegenheid van het Bachjaar 2000 de tweede prijs. Tijdens het Nationaal Improvisatieconcours te Zwolle kreeg hij in 2003 een eervolle vermelding. Op het internationale improvisatieconcours te Haarlem ontving hij in 2006 samen met de Hongaar Robert Kovacs een gedeelde eerste prijs. Van 1993 tot 2003 was Chiel-Jan organist van de Gereformeerde Gemeente te Hardinxveld Giessendam. Sinds 2004 is hij organist van de Gereformeerde Gemeente te Alblasserdam. Daarnaast is hij voorzitter van de V.O.G.G. en lid van de examencommissie van de voornoemde vereniging. Tevens heeft hij een bescheiden lespraktijk met orgel- en pianoleerlingen. Sietze de Vries Sietze de Vries (*1973) ontving zijn eerste orgellessen van Jaap Niewenhuijse aan de muziekschool te Gouda. Aan het Stedelijk conservatorium te Groningen studeerde hij
bij Johan Beeftink, Jan Jongepier (improvisatie) en Wim van Beek. In 1994 behaalde hij als laatste leerling van Wim van Beek het diploma Docerend Musicus met de hoogste onderscheiding. Het Uitvoerend Musicus diploma behaalde hij in 1996 aan het Koninklijk Conservatorium te ‘s Gravenhage bij Jos van der Kooy. Bij hem studeerde hij verder in vrije improvisatievormen, dat hem in 1998 de ‘aantekening improvisatie’ opleverde. Aan de Hogeschool van Alkmaar studeerde hij kerkmuziek en behaalde de bevoegdheidsverklaring I. Sietze de Vries is zeer actief als concerterend organist in binnen- en buitenland. Zijn concertreizen en masterclasses brachten hem o.a. in Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Denemarken, Noorwegen, Zweden, Engeland en de Verenigde Staten. Ook behaalde hij in totaal vijftien prijzen bij diverse nationale en internationale orgelconcoursen, zowel op het gebied van literatuur als dat van het improviseren. Hoogtepunt en tevens afsluiting van zijn concoursdeelname was het winnen van het internationale improvisatieconcours te Haarlem in 2002, waarvan hij in 1998 en 2000 ook al finalist was. Sietze de Vries is op diverse CD’s te beluisteren; als interpreet van literatuur uit alle stijlperioden, maar ook als improvisator in diverse stijlen. Als docent en componist is hij zowel in binnen- als buitenland veel gevraagd. Meer informatie op www.sietzedevries.nl Jan Harryvan Jan Harryvan (1960) studeerde aan het Stedelijke Conservatorium te Groningen de hoofdvakken orgel en koordirectie bij o.a. Wim van Beek en Cees Rotteveel. In het kader van deze vakken volgde hij zanglessen bij Jitske Steendam en later bij Sophie Ratelandt, stemvorming bij Chris Verhoog, orkestdirectie bij Zsolt Déaky, en kerkmuziek bij Caspar Honders. Na afronding van zijn orgelstudie aan dit conservatorium ontving hij een studiebeurs voor lessen bij Jean Langlais en zijn echtgenote Marie-Louise Jacquet-Langlais aan de Schola Cantorum te Parijs. Hij behaalde aan dit instituut het “Diplôme de Virtuosité” met de hoogste onderscheiding. Tevens nam hij lessen bij Albert de Klerk te Haarlem. In 1997 ontving hij nogmaals een beurs voor de interpretatie van orgelwerken uit de romantiek bij Daniel Roth, titualair organist aan de Saint-Sulpice, Parijs. Jan is sedert 1977 actief als koordirigent bij koorgezelschappen in diverse samenstellingen. Tussen 1994 en 1997 was hij vaste begeleider van het Stadsknapenkoor Elburg en continuo-speler bij een aantal koren in Groningen. Ook nam hij deel aan koorprojecten in Jutland, Denemarken. Hij organiseerde de orgelserie “Organo ad libitum” in de Mirtekerk te Groningen met uitvoeringen van orgelwerken uit de 20e eeuw. Voor de interpretatie van de muziek uit renaissance en barok nam hij in 1998 lessen bij Stef Tuinstra aan de Noord Nederlandse Orgelacademie te Groningen. Tegenwoordig is Jan cantororganist van de Hervormde Gemeente te Noord- en
Zuidwolde, en koordirigent van een aantal koren in en rond Groningen. Van hem verschenen cd ‘s met orgel- en koorwerken van o.a. Duruflé in de Kathedrale Basiliek St. Bavo te Haarlem, Alain op het Walcker-orgel te Riga (Letland), en Bach in Vollenhove. In 2003 verscheen een cd gespeeld op het nog niet gerestaureerde orgel te Noordwolde. Een cd met opnamen van het thans gerestaureerde orgel is in voorbereiding. Adolph Rots Adolph Rots (1947) studeerde orgel, kerkmuziek en schoolmuziek aan het Utrechts Conservatorium. Zijn opleiding tot beiaardier volgde hij aan de Nederlandse Beiaardschool in Amersfoort, waar Bernard Winsemius zijn hoofdvakdocent was. Hij is stadsbeiaardier van Groningen (Martinitoren), Appingedam, Veendam en Winschoten en organist-cantor van de Nicolaï-kerk in Appingedam. Als studie- en stagebegeleider was hij vele jaren verbonden aan de Pedagogische Academie van de Hanzehogeschool in Groningen. In binnenen buitenland (o.m. in de Verenigde Staten, Frankrijk, Duitsland en Denemarken) heeft hij vele beiaardconcerten gegeven. Hij is redacteur van ‘Klok en Klepel’, het magazine van de Nederlandse Klokkenspel Vereniging. Van zijn hand verschenen verscheidene publicaties over orgels, klokken en beiaarden, waaronder in 2005 de inventarisatie van alle luidklokken en carillons in de provincie Groningen.
enigde Staten. Als gasthoogleraar was hij werkzaam aan verschillende universiteiten en conservatoria in Europa, Zuid-Afrika, Korea en de Verenigde Staten. Hij maakte zeer veel L.P.’s en CD’s, waaronder twee maal het complete orgelwerk van Bach. In 2003 werd hem de prestigieuze ‘Preis der deutschen Schallplattenkritk’ toegekend. Op het gebied van de uitvoeringspraktijk publiceerde hij boeken en artikelen in verschillende talen. Ook ontplooide hij grote activiteiten als uitgever van onbekende orgelmuziek. Aan de Vrije Universiteit in Amsterdam was hij verbonden als hoogleraar Orgelkunde en hij is daar nog actief als Universiteitorganist; aan de Internationale Zomeracademie in Haarlem doceert hij de interpretatie van Bachs orgelwerken. Ook was hij hoofdleraar voor orgel aan het Amsterdamse Sweelinck Conservatorium. De Koninklijke Nederlandse Organisten Vereniging benoemde hem tot lid van verdienste. Ewald Kooiman is Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.Vanwege zijn verdiensten als internationaal concertorganist en zijn jarenlang voorzitterschap van het Haarlems Orgelfestival verleende de stad Haarlem hem de penning van verdienste.
Wolfgang Zerer • geb 1961 in Passau / Deutschland • 1973-1980 Orgelunterricht beim Passauer Domorganisten Walther Schuster • ab 1980 Studium in Wien: - Orgel bei Michael Radulescu - Dirigieren bei Karl Österreicher - Kirchenmusik - Cembalo bei Gordon Murray • Weitere Studien in Amsterdam (Cembalo bei Ton Koopman) und in Stuttgart (Kirchenmusik / Orgel bei Ludger Lohmann) • Preisträger bei Orgelwettbewerben (z.B. Brügge, Innsbruck) • Lehraufträge in Stuttgart und Wien • Seit 1989 Professor für Orgel an der Hochschule für Musik und Theater Hamburg • Seit 1995 Gastdozent für Orgel am Conservatorium Groningen / Niederlande • Seit 2006 Lehrtätigkeit an der Schola Cantorum in Basel / Schweiz • Konzerte, Meisterkurse, Jurytätigkeit, CD-Aufnahmen, etc. in den meisten Ländern Europas, Israel, USA, Südkorea und Japan
Pieter Dirksen Pieter Dirksen geeft recitals op orgel en clavecimbel. en speelt continuo in diverse ensembles. Hij studeerde muziekwetenschap en publiceerde een groot aantal artikelen en edities op het gebied van de barokke muziek. Hij promoveerde in 1996 cum laude op een proefschrift over de klaviermuziek van Jan Pieterszoon Sweelinck. De handelsuitgave van deze studie verscheen in 1997 en werd onderscheiden met een Praemium Erasmianum. Daarnaast zijn met name zijn talrijke studies betreffende de muziek van Johann Sebastian Bach bekend geworden; hij is lid van de redactieraad van het gerenommeerde Bach-Jahrbuch. Bachs muziek staat al sinds zijn jeugd in het centrum van zijn muzikale universum, maar daarnaast heeft hij zich ook altijd sterk aangetrokken gevoeld tot de rijkdommen van de zeventiende eeuw: de Engelse virginalisten, Sweelinck, de Noordduitse school, Froberger, het mediterrane repertoire, de Franse ‘klassieke’ traditie. Pieter Dirksen is lid van de Nederlandse Bachvereniging, het Combattimento Consort Amsterdam en het kamermuziekensemble La Suave Melodia. Als continuospeler werkte hij verder mee aan diverse andere orkesten en ensembles. Daarnaast is hij een veelgevraagd solist op clavecimbel en op historische orgels in binnen- en buitenland, en werkte hij mee aan tal van opnames. Pieter Dirksen is titulair organist van het historische orgel van Andries Severijn (ca.1650) in de Martinuskerk te Cuijk. In 2003 verscheen een opname van de vroegste versie van Bachs Kunst der Fuge (Luister: 9). De door hem mede-geïniteerde en -gespeelde complete opname van Sweelincks orgel- en clavecimbelmuziek kreeg in hetzelfde jaar een Edison.
Ewald Kooiman Ewald Kooiman behoort tot de toonaangevende Europese organisten. Een uitgebreide concertpraktijk voerde hem door de meeste Europese landen, door Korea, Japan, Zuid-Afrika en de Ver-
Harald Vogel Harald Vogel gilt als eine führende Autorität auf dem Gebiet der norddeutschen Orgelmusik. Er ist Direktor der Norddeutschen Orgelakademie, die er 1972 mit dem Ziel gründete, die alte
17
Spielweise auf den originalen Orgeln zu vermitteln. Harald Vogel hat in aller Welt konzertiert und an zahlreichen Instituten gelehrt, wodurch viele Organisten und Orgellehrer in ihrer Spielweise beeinflußt wurden. Seit 1994 lehrte er als Professor an der Hochschule für Künste Bremen. Harald Vogel trug in seiner Tätigkeit für die Ev.-reformierte Kirche (bis 2006) die Verantwortung für einen großen Teil der historischen Orgeln in Nordwestdeutschland. Als Orgelsachverständiger hat er viele Restaurierungs- und Neubauprojekte in aller Welt betreut. Unter seinen vielen Einspielungen nehmen die Aufnahmen historischer Instrumente, die für Radio Bremen zwischen 1961 und 1975 gemacht wurden und heute bereits einen wichtigen dokumentarischen Wert besitzen, eine besondere Stellung ein. Als Autor hat er die grundlegenden Publikationen zu den „Orgeln in Niedersachsen” und zur „Orgellandschaft Ostfriesland” vorgelegt. Als Herausgeber hat er die Neuausgaben der „Tabulatura nova” von Samuel Scheidt, der Clavierwerke von Jan Pieterszoon Sweelinck und der Orgelwerke von Nicolaus Bruhns (Edition Breitkopf ) betreut.
18
Cor Edskes Cor Edskes is geboren in 1925 in Groningen. Al vroeg krijgt hij zijn eerste orgellessen en hij wordt op 14 jarige leeftijd benoemd als organist in de Hervormde Kerk van Uithuizen. In 1942 wordt hij organist in de Doopsgezinde Kerk van Groningen. Zijn orgelleraren zijn achtereenvolgens Van Meurs, George Stam, Simon C. Jansen, Flor Peeters en Helmut Walcha. Na zijn orgelstudie bekwaamt Edskes zich tot orgeldeskundige door het bezoeken van orgels, metingen te verrichten, met orgelbouwers mee te werken en grondig archiefonderzoek. In 1954 volgt zijn benoeming als adviseur in de Synodale Orgelcommissie. In 1970 vestigt hij zich als zelfstandig orgeladviseur. Hij adviseert bij nieuwbouw en restauratie van orgels in binnen- en buitenland. Hij werkt onder anderen samen met Marcussen (Roskilde 1991) en Jürgen Ahrend (Hamburg 1993). In 1996 ontvangt hij een eredoctoraat van de Universiteit van Göteborg in Zweden. Hij adviseert onder meer bij de volgende orgels: Amsterdam, Nieuwe Kerk, Groningen, Martinikerk, Groningen, Nieuwe Kerk, Kantens, Hervormde Kerk, Medemblik, Hervormde Kerk, ‘t Zandt, Hervormde Kerk, Cappel, St. Petri & Paul, Grasberg, Hamburg, Jacobikirche, Lüdingworth, Rysum, Stade, St. Cosmae & Damiani, Uttum, Westerhusen, Helsingör, St. Mariae, Roskilde, Domkirke. Edskes is als organoloog een eminent kenner van de vele gebieden van de orgelbouw en -muziek.
Vincent van Laar Vincent van Laar studeerde orgel en clavecimbel aan de conservatoria van Utrecht en ‘s-Gravenhage. In 1984 behaalde hij het diploma orgel UM, in 1988 het diploma clavecimbel UM. Zijn leermeesters waren onder anderen Nico van den Hooven, Harald Vogel, Glen Wilson en Bob van Asperen. Vincent van Laar werd prijswinnaar van orgelconcoursen in Zeerijp (1981), Toulouse (1983) en Alkmaar (1991). Hij treedt veelvuldig op in binnen- en buitenland als organist, clavecinist en continuospeler. Hij verzorgde vele radio-opnamen. Op cd verscheen van hem onder meer het integrale orgelwerk van Melchior Schildt. Ook werkte hij als organist mee aan de cd-box “Het historische orgel in Nederland” en aan de NM classics cd-opname van Sweelincks complete klavierwerken. Als continuospeler en solist is hij verbonden aan Concerto d’Amsterdam en het Aliud Consort. Als gast treedt hij regelmatig op met het Noord Nederlands Orkest en het Radio Kamerorkest. Wim van Beek Wim van Beek studeerde aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Hij behaalde de einddiploma’s voor orgel en piano met onderscheiding. Hij was leraar aan Het Koninklijk Conservatorium te Den Haag en aan het Stedelijk Conservatorium in Groningen. Als organist is hij sinds 1956 verbonden aan de Martinikerk te Groningen. Wim van Beek concerteerde in de meeste landen van Europa. Ook trad hij dikwijls als soloorganist op bij symfonie- en kamerorkesten. Jan Veldkamp Jan Veldkamp (1949), orgelmaker-intonateur bij Mense Ruiter Orgelmakers te Zuidwolde. Hij begon op 18-jarige leeftijd als leerling-orgelmaker bij de Fa. Reil te Heerde, dicht bij zijn toenmalige woonplaats Epe. Verdere orgelmakers-ervaring heeft hij opgedaan bij de Fa. Seifert in Kevelaer en meerdere jaren bij Flentrop Orgelbouw in Zaandam. Vanaf 1980 is hij werkzaam bij Mense Ruiter Orgelmakers, waar hij samen met Dolf Tamminga de leiding van het bedrijf heeft.
Dispositie Hoofdorgel Martinikerk Groningen Rugpositief 1. Quintadena 16' goti/FCS 2. Prestant 8' FCS 3. Bourdon 8' 1542 4. Roerfluit 8' FCS 5. Octaaf 4' Ahr 6. Speelfluit 4' Ahr/1542 7. Nasard 3' Ahr 8. Gedektquint 3' FCS 9. Octaaf 2' FCS 10. Fluit 2' 1542 11. Sesquialtera II 1 1/3 Ahr
Pedaal 1. Prestant 32' ArS 2. Prestant 16' m.e. 3. Subbas 16' Ahr 4. Octaaf 8' m.e. 5. Gedekt 8' Hin 6. Roerquint 6' VO 7. Octaaf 4' m.e./FCS 8. Octaaf 2' Ahr 9. Nachthoorn 2' Hin 10. Mixtuur IV 1 1/3 Ahr 11. Bazuin 16' ArS
12. 13.
12. 13.
Mixtuur IV-VI Cimbel III 1/5
FCS/Ahr Ahr
14. Basson 16' 15. Schalmei 8' 16. Hobo 8'
Ahr Ahr Hin
Hoofdwerk 1. Prestant 16' 2. Octaaf 8' 3. Salicet 8' 4. Quintadena 8' 5. Gedekt 8' 6. Octaaf 4' 7. Gedektfluit 4' 8. Octaaf 2'
m.e. m.e. Loh Hel Hel FCS Loh Ahr
9. 10. 11. 12. 13. 14.
Vlakfluit 2' Tertiaan II 4/5 Mixtuur IV-VI 2/3 Scherp IV 1/2 Viola da gamba 8' Trompet 8'
Loh Ahr ArS/Ahr Ahr Ahr ArS
Dulciaan 16' Trompet 8'
14. Cornet 4' 15. Cornet 2'
Verklaring afkortingen goti Gotisch pijpwerk m.e. pijpwerk uit de 15e/16e eeuw DeM De Mare Hel Helman ArS Arp Schnitger Hin Alb. A. Hinsz FCS Frans Caspar Schnitger Loh Lohman VO Van Oekelen Ahr Jürgen Ahrend
Ahr ArS
ArS Ahr
Bovenwerk 1. Prestant I-III 8' 1542 2. Holfluit 8' DeM/Ahr 3. Octaaf 4' m.e. 4. Nasard 3' ArS/Ahr 5. Sesquialtera II 1/3 Ahr 6. Mixtuur IV-VI 1/3 Ahr 7. Trompet 16' Ahr 8. Vox humana 8' Ahr Koppels HW en RP BW en HW Tremulant gehele orgel Tremulant RP De toonhoogte: a' = 466 Hz Stemming: stemming volgens Hinsz; een stemming die Neidhardt III dicht benaderd Klavieromvang Klavieren, C- c''' Pedaal, C D - d'
19
Dispositie van het orgel in de dorpskerk te Noordwolde Manuaal Praestant 8’ Roerfluit 8’ Viola di Gamba 8’ Octaaf 4’ Fluit 4’ Fluit 2’ Mixtuur 3-6 st. Trompet 8’
Rugpositief H H L H H R H/F H/F
Praestant 4’ Holpijp 8’ Roerfluit 4’ Octaaf 2’ Speelfluit 2’ Flageolet 1’ Vox Humana 8’
Pedaal H H/L H/F H F L F
Bourdon 16’ Praestant 8’ Octaaf 4’ Bazuin 16’ Cornet 4’ H F L R
F H H/F H/F H/L
overwegend Huisz, ca 1658 Freytag 1802 Lohman 1833 Ruiter 2006
Tremulant (opliggend - hele werk), Trekkoppel Manuaal-Rugpos. bas/discant, Pedaalkoppel Manuaal, Ventiel Manuaal, Ventiel Pedaal, Windlossing, Schel, Nonens Windvoorziening: vier spaanbalgen (1802), Winddruk: 75 mm (31 gr Groninger voet), Toonhoogte: a1=460,3 Hz bij 20°C (iets minder dan 1/2 toon boven normaal , Stemming: iets ongelijkzwevend
11 / 12 / 13 oktober 2007
Gids voor het driedaagse
Buxtehudefestival in Groningen
Organisatie: Stichting Groningen Orgelland, Stichting Avondtmusyck Martinikerk Groningen
Toegangsprijzen Per concert €7,50; Symposium €15,– ; Passe-partout €25,– Bij het tonen van een abonnement/bewijs van lidmaatschap van een orgelblad/vereniging (bijvoorbeeld adreswikkel): €2,50 (Passe-partout €5,–) reductie. Dit geldt eveneens voor het tonen van de waardebon in de Groninger Orgelagenda 2007
Colofon Samenstelling brochure: Hans Beek, Kees Kugel, Bert Veening Fotografie: J.W.A. van Willigen | Grafische verzorging: Studio Vincenti Dordrecht Met dank aan: Kunstraad Groningen | Provincie Groningen Orgelcommissies STAD Groningen | Meindersma-Sybenga Stichting | EDR