Inhoudsopgave Pre-ambule Inleiding 1.
Landelijk context
2.
Kaders voor gemeentelijke, regionale en provinciale uitwerking
3.
Samenwerking, aanpak en aandachtspunten Transitie en Transformatie 3.1
Bestuurlijke samenwerking gemeenten en provincie Overijssel
3.2
Regionale samenwerking 3.2.1 Regio IJsselland+ 3.2.2 Regio Twente
3.3
Aandachtspunten 3.3.1 Convenant Jeugdagenda 2009-2012 3.3.2 Pilots en experimenteren 3.3.3 Routekaart 3.3.4 ‘Eenheid van taal’ 3.3.5 Eigen kracht 3.3.6 Centrum voor Jeugd en Gezin 3.3.7 ‘Grensverkeer’
4.
Thema’s voor nadere uitwerking in de vorm van experimenteren en pilots 4.1.
Burgerperspectief
4.2.
Databank Jeugd
4.3.
‘Nazorg’
4.4.
Huidige taken, verantwoordelijkheden en expertise BJzO
4.5.
Experimenten ‘2e lijns ambulante hulp zonder indicatie’
4.6.
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
4.7.
Jeugdbescherming en Jeugdreclassering
4.8.
Jeugdzorg Plus
Bijlage: Uitgangspunten c.q. toetsstenen d.d. 6 april 2011
Pre-ambule In het Regeerakkoord 2010 is een ingrijpende wijziging van het jeugdstelsel afgesproken. Het kabinet brengt uiterlijk per 1 januari 2015 alle vormen van jeugdzorg onder verantwoordelijkheid van gemeenten. Met de verschuiving van de jeugdzorg naar gemeenten wil het kabinet ervoor zorgen dat het jeugdstelsel eenvoudiger wordt en een snellere en meer effectieve inzet van ondersteuning en hulp mogelijk maakt. Het toekomstige systeem dient enerzijds te prikkelen tot een stevige inzet op preventie en het organiseren van vroegtijdige ondersteuning en hulp in de eigen sociale omgeving. Anderzijds dient het nieuwe systeem ook de bescherming van jeugdigen tegen geweld, misbruik en verwaarlozing te waarborgen. De gemeenten in Overijssel1 zien de voorgestelde decentralisatie van taken, bevoegdheden en middelen naar de gemeenten als een grote kans. Het is een uitdaging om gewenste veranderingen te realiseren in het stelsel van zorg aan kinderen en gezinnen De provincie en gemeenten in Overijssel hebben de ambitie uitgesproken om de transitie van de provinciale jeugdzorg gezamenlijk op te pakken. Toetsstenen voor het proces en de inhoud zijn gezamenlijk overeengekomen. Op 28 oktober 2011 hebben gemeenten en provincie afgesproken een ‘Agenda voor de Transformatie’ c.q. ‘Transitieplan Jeugdzorg Overijssel 2012 tot 2015’ op te stellen met als doel dat gemeenten gereed zijn om vanaf 1 januari 2015 ten volle uitvoering te geven aan de gedecentraliseerde verantwoordelijkheid van de huidige provinciale jeugdzorg (als één van de onderdelen van de decentralisatie van de jeugdzorg). De provincie Overijssel is tot het moment van decentralisatie eindverantwoordelijk voor de provinciale jeugdzorg. De continuïteit en de kwaliteit van zorg tijdens de transitieperiode dient gewaarborgd te zijn. De provincie ziet het als haar opgave deze verantwoordelijkheid voor de uitvoering van provinciale jeugdzorg op zorgvuldige wijze af te ronden. Zij heeft als ambitie de provinciale jeugdzorg goed over te dragen aan (samenwerkende) gemeenten. Daarna gaat de provincie er niet meer over. De opbouw van de verantwoordelijkheid bij gemeenten in Overijssel en de afronding van de verantwoordelijkheid bij de provincie Overijssel hangen onderling op een aantal punten samen en vragen onderlinge afstemming.
1
Onder “gemeenten in Overijssel” dient in dit document verstaan te worden: Overijsselse gemeenten + de gemeente Hattem
In het kader van het vorenstaande onderschrijvende gemeenten in Overijssel en de provincie Overijssel dat zij afspraken willen maken over: -
de ondersteuning door de provincie van de gemeenten in hun verantwoordelijkheid voor de voorbereiding van uitvoering van de gedecentraliseerde provinciale jeugdzorg vanaf 1 januari 2015 en
-
de afstemming van de opbouw bij de gemeenten en afronding bij de provincie van de verantwoordelijkheid voor de provinciale jeugdzorg.
Almelo,
Borne,
Dalfsen,
Deventer,
Mevr. J.M.M. Kuik-Verweg
Dhr. L. Albers
Dhr. M.R.H.M. von Martels
Dhr. M.P. Swart
Dinkelland,
Enschede,
Haaksbergen,
Hardenberg,
Mevr. J.B.M. Zwiep-Rosens
Dhr. E. Wallinga
Dhr. J.H. Scholten
Dhr. J. Janssen
Hattem,
Hellendoorn,
Hengelo,
Hof van Twente,
Dhr. A.G. Borst
Dhr. J.H. Coes
Mevr. A.E. Oude Alink
Dhr. P. van Zwanenburg
Kampen,
Losser,
Oldenzaal,
Olst-Wijhe,
Mevr. L. Kievit-Braakman
Dhr. J.F. Hassink
Dhr. R. Christenhusz
Mevr. J. Otterloo-Ripperda
Ommen,
Raalte,
Rijssen-Holten,
Staphorst,
Dhr. K. Scheele
Dhr. G. Hiemstra
Dhr. J. Ligtenberg
Dhr. J. Talen
Steenwijkerland,
Tubbergen,
Twenterand,
Wierden,
Dhr. P.A. van der Terp
Dhr. T. Vleerbos
Dhr. G.J. Binnenmars
Dhr. H. Bekke
Zwartewaterland,
Zwolle,
Provincie Overijssel,
Dhr. L. Boshove
Dhr. F.M. van As
Dhr. E. Boerman
Zwolle, 11 oktober 2012
Inleiding Leeswijzer In dit Transitieplan Jeugdzorg Overijssel 2012 tot 2015 is opgenomen: -
een korte schets van de landelijke context;
-
een korte opsomming van de kaders die gelden voor regionale en provinciale uitwerking van transitie en transformatie;
-
de wijze waarop overleg en aanpak provinciaal en regionaal is ingericht;
-
de thema’s waarover gemeenten en provincies, in de vorm van uit te voeren experimenten en pilots, afspraken kunnen maken voor de transitieperiode tot 1 januari 2015.
Groeidocument Landelijke, provinciale en regionale ontwikkelingen hangen onderling met elkaar samen. Landelijke kaders ontwikkelen zich nog. Op dit moment is de te lopen route in zijn volledigheid nog niet te overzien en moet er ruimte zijn om tijdens de rit te leren (bijvoorbeeld van experimenten) en dit transitieplan bij te stellen. Om deze redenen is dit Transitieplan Jeugdzorg Overijssel een groeidocument.
1. Landelijke context De decentralisatie van de provinciale jeugdzorg is onderdeel van een bredere overheveling van taken naar gemeenten. Naast de huidige provinciale jeugdzorgtaken (vrijwillige geïndiceerde provinciale jeugdzorg, jeugdbescherming en jeugdreclassering) worden gemeenten ook verantwoordelijk voor de geestelijke gezondheidzorg voor jeugdigen (jeugd-GGZ), zorg voor jeugd met een licht verstandelijk beperking (jeugd-LVB) en de gesloten jeugdzorg (jeugdzorgPlus). Bij de herinrichting van het jeugdstelsel is sprake van nauwe samenhangen met de decentralisatie van de AWBZ, de Wet werken naar vermogen (Wwnv) en de invoering van Passend Onderwijs. Deze samenhangen zijn zowel inhoudelijk als procesmatig.
2. Kaders voor gemeentelijke, regionale en provinciale uitwerking Regeerakkoord 2010 In het Regeerakkoord 2010 is afgesproken dat alle vormen van jeugdzorg onder verantwoordelijkheid van gemeenten worden gebracht. Het Rijk blijft systeemverantwoordelijk en aanspreekbaar op de maatschappelijke resultaten van het stelsel. Voor bepaalde vormen van zorg en voor jeugdbescherming en jeugdreclassering stelt het Rijk bovenlokale samenwerking van gemeenten verplicht. Voor het overige krijgen gemeenten bij de herinrichting van het jeugdstelsel een grote mate van beleidsvrijheid. Bestuurlijke afspraken Rijk/VNG/IPO De bestuurlijke en financiële randvoorwaarden voor de decentralisatie jeugdzorg staan beschreven in de Bestuursafspraken 2011-2015 (uitgewerkt in de Transitieagenda jeugdzorg).
Beleidsprogramma Stelselwijziging Jeugd Onder de verantwoordelijkheid van de Ministeries van VWS en V&J wordt in een beleidsprogramma Stelselwijziging Jeugd uitwerking gegeven aan de transitie, waaronder het opstellen van wetgevingskaders, de financiële randvoorwaarden, afspraken over regie en verantwoording en de organisatorische randvoorwaarden voor de daadwerkelijke transitie. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) zijn nauw betrokken bij de uitvoering van dit beleidsprogramma. Landelijke Transitieagenda Jeugdzorg Rijk, VNG en IPO stellen gezamenlijk een landelijk Transitieplan Jeugdzorg op voor de uitvoering van de transitie. Deze wordt periodiek aangepast. De staatssecretarissen van VWS en V&J hebben een Transitieagenda Jeugdzorg op 20 maart 2012 aan de voorzitter van de Tweede Kamer aangeboden. Onder 2.2. is de Verantwoordelijkheidsverdeling transitie beschreven, onder andere: “De transitie op regionaal/lokaal niveau vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de afzonderlijke c.q. samenwerkende gemeenten, Rijk en de afzonderlijke provincies (conform bestuursafspraak waar Rijk, VNG en IPO gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de transitie op landelijk niveau), in goede afstemming met regionale partijen, zorgverzekeraars, aanbieders van zorg, en met een focus op de burgers van de gemeente (ook in de zin van participatie).”.
Beleidsbrieven van de Staatssecretarissen VWS en V&J De staatssecretarissen van VWS en V&J beschrijven in beleidsbrieven aan de Tweede Kamer hun voornemens en standpunten. Landelijke wetgeving Landelijke wetgeving vormt uiteraard een kader voor dit Transitieplan. Een aantal specifieke wetten zijn in het bijzonder relevant, zoals de Wet Kinderbeschermingsmaatregelen, de Wet meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling en de huidige Wet op de jeugdzorg. De Ministeries van VWS en V&J stellen de Wet Zorg voor jeugd op. Deze moet uiterlijk 31 december 2013 zijn afgerond voor de inwerkingtreding op 1 januari 2015. Een ontwerp Jeugdwet is op 11 oktober 2012 in consultatie.
3. Samenwerking, aanpak en uitwerking Transitie en Transformatie gemeenten en provincie Overijssel 3.1. Bestuurlijke samenwerking gemeenten en provincie Overijssel Bestuurders van gemeenten en provincie overleggen tweemaal per jaar over de Transitie en Transformatie jeugdzorg Overijssel 2012 tot 2015. De agenda wordt ambtelijk door provincie en gemeenten gezamenlijk voorbereid. Tijdens deze overleggen wordt naast de algemene stand van zaken ook gevolgd of de gezamenlijk benoemde thema’s (hoofdstuk 4) allemaal in voldoende mate aan bod komen in pilots. In het licht van ‘leren van elkaar’ worden gedurende deze periode regelmatig informatie- en uitwisselingsbijeenkomsten georganiseerd. Gemeenten en provincie zijn op 6 april 2011 uitgangspunten c.q. toetsstenen overeengekomen voor het stelsel na transformatie en uitgangspunten voor de weg er naar toe, het transitieproces. Deze uitgangspunten zijn bestuurlijke toetssteen bij veranderingen en innovaties naar het nieuwe stelsel. Zie voor de toetsstenen bijlage 1.
3.2.
Regionale samenwerking
3.2.1. Regio IJsselland+ Voor de realisatie van de Transformatie Jeugdzorg is in IJsselland een regionale samenwerking gestart van gemeenten (inclusief enkele Gelderse gemeenten2) en provincie en is een visie met uitgangspunten geformuleerd, neergelegd in het Projectplan Regionale Samenwerking Transitie Jeugdzorg regio IJssel-Vecht, mei 2011. Gemeenten werken zowel bestuurlijk als ambtelijk samen in werkgroepen, waarbij de resultaten van deze werkgroepen weer terugkomen op de regiobrede ambtelijke en bestuurlijke overleggen. De provincie Overijssel is actief deelnemer in de samenwerkingsstructuur. Het doel van het project is te komen tot een vraaggestuurde, efficiënte, betaalbare en effectief werkende jeugdzorg in de regio en op lokaal niveau, waarbij regionaal en lokaal op elkaar aansluiten. Uitgangspunt is: regionaal wat regionaal een meerwaarde oplevert en lokaal wat lokaal kan. De bestuurders uit de regio IJsselland hebben de volgende uitgangspunten benoemd in het kader van de regionale samenwerking transformatie jeugdzorg. 1. Opvoeden versterken. 2. Het belang van een opvoedende leefomgeving. 3. Hulp in de directe leefomgeving. 4. Samenhangend aanbod. De definitieve regionale samenwerking Transformatie Jeugdzorg is uiterlijk op 1 juli 2012 beschreven in een projectplan 2012-2014, waarna op basis daarvan het uitvoeringsplan voor de komende jaren wordt opgesteld.
2
Hattem, Heerde en Oldenbroek
3.2.2 Regio Twente In Twente hebben de gemeenten besloten om voor de Transformatie Jeugdzorg intensief samen te werken. De Twentse samenwerking zal er toe moeten gaan leiden dat er efficiencyvoordelen ontstaan, zodat de doelstelling voor iedere afzonderlijke gemeente beter haalbaar wordt. Het uitgangspunt van de samenwerking is ‘lokaal wat lokaal kan en regionaal wat regionaal moet’. Middels vaststelling van de startnotitie ‘Transitie Jeugdzorg Twente’ in de 14 Twentse gemeenten is deze samenwerking geformaliseerd. In de startnotitie is het proces, het doel, de planning en de vorm van de Twentse samenwerking uitgediept en concreet beschreven. Inmiddels ligt er ook een actieplan 1e fase Transformatie Jeugdzorg Twente (TJT) waarin opdrachten worden verleend voor werkgroepen om aan de slag te gaan. Het doel van de TJT is te komen tot een vraaggestuurd, efficiënt, betaalbaar en effectief werkend jeugdzorgstelsel in Twente dat uitgaat van één gezin, één aanpak en één budget. Hierbij wordt het ‘recht op zorg’ vervangen door het ‘recht op een goede opvoeding’. De primaire verantwoordelijkheid voor de opbouw het stelsel ligt vanzelfsprekend bij de afzonderlijke gemeenten. De samenwerkingsstructuur wordt vormgegeven door de 14 Twentse gemeenten en wordt georganiseerd c.q. gecoördineerd door de bestuurlijk en ambtelijk coördinatoren (Enschede, Hellendoorn, Hengelo en Twenterand). De provincie Overijssel is actief deelnemer in de samenwerkingsstructuur. De Transformatie van de Jeugdzorg hangt nauw samen met de decentralisatie van de AWBZbegeleiding. Om deze reden is ervoor gekozen om de coördinerende bestuurders gezamenlijk verantwoordelijk te maken voor de aansturing van beide trajecten. Ook de ambtelijke ondersteuningsstructuur van beide trajecten wordt waar mogelijk nadrukkelijk met elkaar in verbinding gebracht. Voor beide regio's geldt: De transitie staat niet op zich. Er zijn raakvlakken met bijvoorbeeld de WWnV, de decentralisatie van de AWBZ-begeleiding, ontwikkelingen Passend Onderwijs, de doorontwikkeling CJG en de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de zorgstructuur en jeugdbeleid.
3.3.
Aandachtspunten bij uitwerking
Er is een aantal onderwerpen waarover geen (nieuwe) bestuurlijke afspraken worden gemaakt maar die wel van belang zijn om benoemd te worden. Per onderwerp wordt in deze paragraaf een korte toelichting gegeven, als achtergrond, context of aandachtspunt bij uitwerking van bestuurlijke afspraken. 3.3.1
Convenant Jeugdagenda 2009-2012
In het bestuurlijk overleg tussen gemeenten en provincie Overijssel (december 2011) is de “Voortgangsrapportage Convenant Jeugdagenda 2009-2012” vastgesteld. In die rapportage wordt een aantal onderwerpen benoemd die weer opgenomen moeten worden in de nieuwe Transitieagenda.
Een deel van deze onderwerpen komt als zodanig herkenbaar terug bij hoofdstuk 4, in de opsomming van thema’s waarmee gemeenten in de vorm van pilots kunnen experimenteren. Overige onderwerpen zijn onderdeel van uit te voeren pilots of worden ingezet als ‘te hanteren instrument’ gedurende het transitie- en transformatieproces. Er is met het uitvoeren van de afspraken uit het convenant een stevig fundament gelegd waarop verder gebouwd kan worden in de voorbereidingen op de komende decentralisatie van de jeugdzorg. Het convenant kan met een tevreden gevoel worden afgesloten. En de verdere uitvoering van het Transitieplan kan met een zelfde, dan wel met een nog grotere voortvarendheid ter hand genomen worden. 3.3.2. Pilots en experimenteren De uitdaging en opgave voor de gemeenten is om op 1 januari 2015 klaar te zijn voor uitvoering en met een getransformeerd stelsel van start te gaan. De provincie wil het voor gemeenten mogelijk maken tot 1 januari 2015 zich met pilots en experimenteren voor te bereiden en concrete ervaring op te doen met de huidige provinciale jeugdzorg en de gewenste samenhang met andere (zorg) domeinen. Hiervoor is door de provincie voor de periode april 2012 tot eind 2014 extra autonoom budget beschikbaar gesteld. Gemeenten kunnen via de Subsidieregeling ‘Transitie Jeugdzorg Overijssel’ hier een beroep op doen. Ervaringen uit deze experimenten en pilots kunnen voeding zijn voor (nieuwe) inhoudelijke en organisatorische visies, maar ook inzicht geven in de risico’s, de noodzakelijke schaalgrootte voor kwaliteit of dekking van risico’s en wat dat moet betekenen voor de gewenste inrichting en financiering van zorg, de samenwerking met andere gemeenten, ontbureaucratisering, etc. Gedurende de looptijd van de pilots worden regelmatige voortgangsgesprekken gevoerd. Bij al deze pilots staat ‘leren van elkaar’ centraal. De provincie is juridisch, politiek en financieel eindverantwoordelijk voor de provinciale jeugdzorg tot het moment van decentralisatie. De continuïteit en de kwaliteit van zorg tijdens de transitieperiode dient gewaarborgd te zijn. Binnen deze provinciale eindverantwoordelijkheid bespreken provincie en gemeenten, de maximale mogelijkheden op basis waarvan uitvoering van projectplannen mogelijk is. 3.3.3
Routekaart Transitie Jeugdzorg Overijssel
Zowel gemeenten als provincie hebben een route te gaan naar het moment van decentralisatie op 1 januari 2015. Landelijk uitgangspunt is dat de jeugdzorgtaken worden gedecentraliseerd naar afzonderlijke gemeenten. In ontwikkeling is een planningsinstrument ‘Routekaart’, waarin aan de hand van ‘Mijlpalen van bestuurlijke besluitvorming’ elke afzonderlijke gemeente (eventueel in samenhang met andere gemeenten) haar route kan specificeren die nodig is om tijdig gereed te zijn voor 1 januari 2015. Deze maken de route scherp en zijn richtinggevend voor de planning van voorbereidingen van bestuurlijke besluitvorming. Deze Routekaart biedt gemeenten ook de mogelijkheid te bezien of zij tijdig voorbereid zijn voor het moment van decentralisatie van de jeugdzorg.
De provincie staat voor de taak haar provinciale verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de provinciale jeugdzorg zorgvuldig af te ronden. Ook hier gelden ‘Mijlpalen van bestuurlijke besluitvorming’, in beeld te brengen met dit instrument ‘Routekaart’. Vanwege de samenhang tussen landelijke en regionale planning zijn, naar de laatste stand van zaken, landelijke ‘Transitie’mijlpalen opgenomen in de Routekaart. De (voortgang van de) Routekaart is een standaardonderwerp tijdens de reguliere bestuurlijke overleggen. 3.3.4 ‘Eenheid van taal’ Bij de uitwerking van de afspraken uit het Transitieplan is het belangrijk dat overheden en organisaties in het preventieve jeugdbeleid en in de geïndiceerde jeugdzorg elkaar ‘goed verstaan’. In de praktijk blijkt dat bijvoorbeeld termen zoals casuscoördinatie, casemanagement en coördinatie van zorg door elkaar heen gebruikt worden. Dit kan belemmerend werken. Helder taalgebruik over visie, processen, structuren, definities etc. is van belang om met elkaar goede afspraken te kunnen maken. In de komende jaren zullen nieuwe kaders vanuit het Rijk naar alle waarschijnlijkheid van invloed zijn op de invulling van ‘eenheid van taal’. Werkende weg zal blijken of bestaande begrippen aangepast moeten worden of dat er nieuwe begrippen (moeten) worden geïntroduceerd. 3.3.5 Eigen Kracht De aanpak van jeugdzorgproblematiek is effectiever als deze plaatsvindt vanuit de context van het gezin en zijn sociale omgeving. Om die reden benadrukken de provincie en de gemeenten in Overijssel de eigen kracht en verantwoordelijkheid van het gezin bij problemen met kinderen en jongeren. Niet het beschikbare zorgaanbod is leidend maar wat het kind/gezin écht nodig heeft. Gemeenten en provincie kijken hierbij eerst naar de “eigen kracht” van kinderen en gezinnen: “Wat kan de familie of omgeving zelf aan het probleem doen? Hoe kunnen kinderen en gezinnen optimaal verantwoordelijkheid dragen voor en regie voeren over hun eigen leven?”. 3.3.6 Centrum Jeugd en Gezin Gemeenten geven binnen de gestelde kaders lokaal vorm aan de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG). De CJG’s staan voor ondersteuning bij opvoed en opgroeivragen in het dagelijkse leven en vormen een verbinding met jeugdzorg. CJG’s blijven hun eigen gemeentelijke invulling geven voor wat betreft de werkwijze. Op onderdelen is regionale/bovenlokale samenwerking en organisatie vereist of gewenst. Om operationeel klaar te zijn voor de transitie/transformatie 2015 zullen gemeenten lokaal aansturen op het ‘transitieproof’ maken van de CJG’s. 3.3.7. ‘Grensverkeer’ Bij paragraaf 3.3.5 is benoemd dat de jeugdzorgproblematiek effectiever is als deze plaatsvindt vanuit de context van het gezin en zijn sociale omgeving. Onderwijs is één van de vindplaatsen voor kinderen en jongeren waar het (tijdelijk) niet goed mee gaat. Er zijn in alle gemeenten kinderen die buiten hun eigen gemeente onderwijs volgen. De welzijns- en zorgondersteuning is in veel gevallen lokaal georganiseerd. Er ligt een regionale opgave bij het zogenaamde grensverkeer: kinderen/jongeren die buiten hun eigen gemeentegrenzen naar school gaan, mogen niet uit beeld raken bij de eigen gemeente om optimale zorg te kunnen ontvangen.
4. Thema’s voor nadere uitwerking In dit hoofdstuk volgt een niet limitatieve opsomming en korte beschrijving van thema’s waarmee gemeenten, in de vorm van pilots, kunnen experimenteren en ervaringen opdoen. Op basis van door gemeenten op te stellen projectplannen maken provincie en gemeenten concrete afspraken. Onderstaande thema’s zijn een eerste aanzet en zeker nog niet compleet. Dit Transitieplan is een groeidocument, ook in de zin dat dit hoofdstuk in de loop van de periode aangevuld en gewijzigd kan worden. 4.1. Burger perspectief In de periode tot 1 januari 2015 ondersteunt de provincie de gemeenten op dit thema door inzet van de provinciale steunfunctie Arcon. Arcon heeft een ondersteuningsaanbod opgesteld, gericht op de versterking van de positie van cliënten, waaruit gemeenten naar behoefte kunnen kiezen. Dit aanbod bestaat uit 1. het verrichten van onderzoek; 2. versteviging van de bestaande Wmo (cliënten)raden en ; 3. de opzet van netwerken rond cliënten. Vanaf april 2012 zal dit project van start gaan.
4.2. Databank Jeugd Overijssel In oktober 2011 is de Databank Jeugd online gekomen. De databank bevat informatie over de gezondheid en het welbevinden van de kinderen en jongeren in Overijssel. Ook is er informatie opgenomen over school, werk en het gebruik van bijvoorbeeld jeugdzorg in de provincie. De Databank Jeugd is een initiatief van de provincie Overijssel en de Overijsselse gemeenten. Met het realiseren van de databank hebben zij de afspraak gerealiseerd om de informatiepositie van provincie en gemeenten te verbeteren ten aanzien van het jeugdbeleid en de jeugdzorg. Dit is echter een begin. Er zal aandacht moeten zijn voor het gebruik van de beschikbare informatie en het actualiseren en doorontwikkelen hiervan. Met de decentralisatie van de jeugdzorg van de provincie naar de gemeenten zal de behoefte aan beleidsinformatie zeker wijzigen. Gemeenten en provincie hebben oktober 2011 afgesproken samen verantwoordelijk te zijn voor het onderhouden en doorontwikkelen van de Databank Jeugd. Deze verantwoordelijkheid krijgt concreet vorm in de regiegroep Databank Jeugd. De provincie geeft invulling aan de rollen van beheerder en proceseigenaar. In aanvulling op deze twee rollen organiseert de provincie externe ondersteuning bij het daadwerkelijk realiseren van de voorgenomen activiteiten en bijeenkomsten.
4.3. ‘Nazorg’ en re-integratie (herstel, terugvalpreventie en kansen creëren) Bij zorg/hulpverleningstrajecten ligt het accent veelal op het hier en nu, bij de start van de directe hulpverlening. Nadenken over en invulling geven aan afbouw van zorg/hulp dient echter al een belangrijk onderdeel van een hulpverleningsplan te zijn. Dat is zowel het geval bij hulp en ondersteuning binnen de eigen leefomgeving als wanneer het onverhoopt nodig is om een jeugdige (tijdelijk) uit de eigen leefomgeving te halen. In al deze situaties is het belangrijk dat er sprake is van een verantwoorde afbouw van de (extra) hulp en een warme overdracht met goede nazorg/re-integratie.
Optimaal invullen van nazorg, in de breedst mogelijke zin van het woord, is van groot belang om de kansen en mogelijkheden van jongeren en gezinnen die tijdelijk extra ondersteuning nodig hebben gehad, te ondersteunen bij het weer op eigen benen staan.
4.4. Huidige taken, verantwoordelijkheden en expertise Bureau Jeugdzorg Overijssel De huidige taken en verantwoordelijkheden van Bureau Jeugdzorg Overijssel als organisatie én de kwaliteit en expertise van de medewerkers zijn onderdeel van transitie en transformatie. In de komende periode moet duidelijk worden welke taken die nu ondergebracht zijn bij Bureau Jeugdzorg (en bijbehorende expertise) behouden moeten blijven en vernieuwd moeten worden. En hoe en op welke schaal dit het beste belegd kan worden. Daarbij is de uitdaging om kennis en vaardigheden niet verloren te laten gaan voor zover dit past binnen de nieuwe visie en kaders.
4.5. Experimenten ’2e lijns ambulante hulp zonder indicatie’ In zeven Overijsselse gemeenten (Almelo, Hengelo, Hardenberg, Hellendoorn, Kampen, Zwolle en Deventer) zijn in 2011 experimenten gestart. In de experimenten wordt ambulante hulp ingezet, zonder dat hiervoor een aparte indicatie van Bureau Jeugdzorg nodig is. Hierdoor kan de ambulante hulp aan kinderen en gezinnen sneller en meer in samenhang worden aangeboden met lichtere vormen van hulp en ondersteuning (vanuit de Wmo). Doel van de experimenten is onder meer het ontwikkelen van vernieuwend, laagdrempelig en intersectoraal ambulant zorgaanbod op het raakvlak van lokale jeugdhulp en (huidige) provinciale jeugdzorg. Met dit nieuwe aanbod kan naar verwachting bovendien het beroep op zwaardere vormen van (geïndiceerde) jeugdzorg worden beperkt. Een ander doel van de experimenten is vanzelfsprekend om de gemeenten de gelegenheid te geven zich voor te bereiden op de transitie van de jeugdzorg. Deze experimenten zijn beïndigd en worden in de periode juli 2012 tot november 2012 geëvalueerd. De (individuele) eindevaluatie van de experimenten zal voor deze zeven gemeenten moeten uitwijzen wat de effecten zijn van de ingezette trajecten 2e lijns ambulante hulp zonder indicatie en hoe dit omgezet kan worden in structureel beleid c.q. uitvoering. Overige gemeenten in Overijssel worden ook in staat gesteld ervaring op te doen met de ‘inzet van 2e lijns ambulante hulp zonder indicatie’.
4.6. Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Het Rijk adviseert de taken en functies van het huidige Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), gezien de benodigde deskundigheid en de samenhang met de taken en functies in het gedwongen kader, op bovenlokaal niveau te organiseren. Tevens wordt geadviseerd aansluiting te zoeken bij de taken en functies in het kader van geweld in afhankelijkheidsrelaties (Advies- en Steunpunten Huiselijk Geweld (ASHG)). Deze zijn ook op bovenlokaal niveau georganiseerd. In de ingevoerde Wet Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling, is de verplichting opgenomen dat het AMK en de ASHG gaan samenwerken. Voor zowel de aanpak van kindermishandeling als de aanpak van geweld in afhankelijkheidsituaties is dezelfde meldcode van kracht.
4.7. Jeugdbescherming en Jeugdreclassering Jeugdbeschermingsmaatregel BJZ Een jeugdbeschermingsmaatregel (bijvoorbeeld een Ondertoezichtstelling (OTS)) wordt opgelegd wanneer de veiligheid van een kind in de opvoedsituatie aantoonbaar ontoereikend is. Het aantal OTS-en neemt ieder jaar toe. Provincies en BJZ proberen samen met het Rijk en gemeenten deze toename op te vangen. Zo zijn de doorlooptijden vanaf melding van ernstige zorg bij de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) tot de beslissing van de kinderrechter enorm verkort. Jeugdreclassering Jeugdreclassering wordt geboden aan kinderen tussen de 12 en 18 jaar die met politie en/ of justitie in aanraking zijn gekomen. De kinderrechter, Officier van Justitie of directeur van een justitiële jeugdinrichting kunnen, naast een voorwaardelijke straf, toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering opleggen. Ook de RvdK kan BJZ, afdeling reclassering opdracht geven om een kind dat in aanraking is gekomen met politie te begeleiden. Recidive wordt met best resultaat voorkomen wanneer er in overleg met het gezinssysteem en lokaal zorgnetwerk een toekomstperspectief biedend plan wordt ontwikkeld.
4.8. Jeugdzorg Plus (gesloten jeugdzorg) Sinds 2008 worden kinderen die geen strafbaar feit hebben gepleegd maar wel beschermd moeten worden, niet meer in een justitiële jeugdinstelling (JJI) geplaatst, maar in een instelling Jeugdzorg Plus. De instellingen worden gefinancierd door het Ministerie van VWS (VWS). Jeugdzorg Plus is in Nederland ingedeeld in regio’s. Overijssel vormt samen met Gelderland en Flevoland de regio Oost. Binnen deze regio verzorgt LSG-Rentray, locatie Eefde samen met de OGHeldring Stichting in Rekken het Jeugdzorg Plus aanbod. Jeugdzorg Plus valt tot aan de decentralisatie naar gemeenten per 2015 onder de verantwoordelijkheid van VWS. Jeugdzorg Plus heeft van VWS de opdracht gekregen vanaf 2012 te gaan werken met trajecten. De uitvoering van trajecten Jeugdzorg Plus per 2012 vraagt in de praktijk nadere afstemming met de provinciale jeugdzorg en provincies (en gemeenten). Gezien deze opdracht en de decentralisatie van de verantwoordelijkheid voor jeugd naar gemeenten is het een heel natuurlijk en logisch moment om als provincie en gemeenten gezamenlijk op te trekken bij de implementatie Jeugdzorg Plus in Overijssel.
Bijlage Bestuurlijk overeengekomen Provincie en gemeenten in Overijssel d.d. 6 april 2011 Transformatie jeugdstelsel Overijssel
Inleiding Gemeenten staan voor de opgave het huidige stelsel te transformeren naar een nieuw jeugdstelsel. De provincie heeft aangeboden hierin te ondersteunen. Gemeenten en provincie in Overijssel constateren dat de inmiddels verschenen landelijke visies (van gemeentelijke zijde3) voor deze transformatie in hoge mate op de kernpunten overeenkomen. Deze zijn meegenomen in onderstaand kader. Daarin is onderscheiden naar uitgangspunten het stelsel na transformatie (1) en uitgangspunten de weg er naar toe, het transitieproces (2). Deze uitgangspunten zijn bestuurlijke toetssteen bij veranderingen en innovaties naar het nieuwe stelsel. 1. Kinderen en ouders aan zet Uitgangspunten c.q. toetsstenen voor het stelsel na transformatie 1. Het recht van een kind veilig en evenwichtig op te groeien in eigen sociale context (Internationale Verdrag inzake de Rechten van het kind) 2. Verantwoordelijkheid en plicht van primair (eerstverantwoordelijken) de ouders4 en vervolgens de sociale gemeenschap om voor een kind die veilige en evenwichtige opvoedcontext te realiseren. 3. Recht van kind en ouders op ondersteuning om kinderen binnen de sociale context te houden. De ondersteuning is aanvullend op de opvoeding en community based. 4. Uitgangspunt bij ondersteuning zijn de kernwaarden: eigen kracht en verantwoordelijkheid/regie bij kind en ouders, vertrouwen en ruimte voor sociale omgeving. 5. De ondersteuningsbehoefte en mate van zelfredzaamheid van kinderen en ouders zijn leidend bij de inzet van de mate en aard van ondersteuning. 6. Sterker accent op preventie door vroegtijdig en met zo licht mogelijke ondersteuning (en zo zwaar als nodig) verhelpen van problemen. 7. Ondersteunen op kansen en zonder labels (niet: zorg verlenen vanuit problemen en labels). 8. 1 kind/gezin, 1 plan, 1 aanspreekpunt, 1 budget. De ondersteuning is samenhangend en vanuit een integrale benadering, van de verschillende leefdomeinen van kinderen en ouders zoals huisvesting, onderwijs, werkgelegenheid en zorg. 9. De veiligheid van kinderen en kwaliteit van de zorg voor de kinderen en ouders blijft tenminste op het huidige niveau en/of is verbeterd. Waar nodig is sprake van borging door bovenlokale afspraken. 10. Het stelsel is opgebouwd vanuit toevoegende waarde aan kind, gezin en sociale omgeving.
3 Van Klein naar Groot, Commissie Zorg om jeugd, vz René Paas, juni 2009. Opvoeden versterken, november 2010. Prof.dr. T.A. van Yperen en drs. P.M. Stam; Transitie van de jeugdzorg, strategisch visiedocument G32, 8 februari 2011 4
Onder ouders wordt in algemene zin de eerst verantwoordelijk opvoeders.
11. Verantwoordelijkheden en budgetten worden in beginsel zo laag mogelijk, dat wil
zeggen bij alle –ook kleine- gemeenten belegd. 12. Het stelsel is eenvoudig, transparant en belast professionals en organisaties met
minder bureaucratie. 13. Gemeenten bieden de ondersteunende instellingen ruimte voor hun taken en
voor creativiteit en innovatieve kracht van hulpverleners en organisaties. Gemeenten beperken hun rol tot het vaststellen van kaders op hoofdlijnen, het definiëren van gewenste resultaten, het (binnen de mogelijkheden) beschikbaar stellen van daarop afgestemde financiering en het inrichten van een daarop afgestemde verantwoording. 14. De zorg voor de jeugd is effectiever en efficiënter. Toetssteen is: op tijd, op maat (geen wachtlijsten). 2. De weg naar het nieuwe stelsel Uitgangspunten c.q. toetsstenen voor het transitieproces 1. De veiligheid van kinderen en kwaliteit van de zorg voor de kinderen en ouders blijft tenminste op het huidige niveau en/of wordt verbeterd. Kind en ouders ondervinden van het transitieproces geen nadelen. 2. Het transitieproces vindt zo snel als mogelijk, maar zorgvuldig plaats. 3. De kernwaarden zijn toetssteen voor veranderingen en innovaties. 4. De provincie is verantwoordelijk voor de jeugdzorg zolang geen formele overdracht heeft plaatsgevonden. De provincie trekt zich niet voortijdig terug maar gaat uit van geborgde vrijheid. Pas formele overdracht op onderdelen wanneer vanuit oogpunt van veiligheid en kwaliteit verantwoord. 5. Van belang is eenheid van taal en een goed beeld van de feiten, zodat vanuit dezelfde werkelijkheid met elkaar wordt gesproken. 6. In het transitieproces is aandacht voor de mentaliteits- en cultuuromslag binnen instellingen naar: uitgaan van verantwoordelijkheid, eigen kracht en regie bij kind en ouders, betrekken van sociale omgeving, vertrouwen en ruimte. 7. Er is ruimte voor verschillende snelheden. (Samenwerkende) gemeenten kunnen ieder in hun eigen tempo in de transitieroute te bewandelen, zonder dat ze elkaar afremmen. 8. Om te voorkomen dat in Overijssel de gemeenten niet alleen de financiering van de provinciale jeugdzorg, maar ook wachtlijsten zonder financiering, over krijgen, spannen provincie en gemeenten vanuit de eigen verantwoordelijkheden en gezamenlijk, zich de periode tot aan formele overdracht in, de instroom in de provinciale jeugdzorg te beperken en de door- en uitstroom te bevorderen. 9. Provincie en gemeenten streven naar zo spoedig mogelijke verbreding van het proces in Overijssel naar de jeugdzorgsectoren Jeugd-GGZ, Jeugd LVG en Gesloten jeugdzorg. 10. Eenvoudige regionale(bestuurlijke/organisatorische) sturingsstructuur, met de client (niet domeinen) als vertrekpunt. 11. De tijdsplanning beweegt zich binnen die van de landelijke planning. 12. Gemeenten en provincie voeden elkaar onderling met transitie-ervaringen die worden opgedaan. Zij streven naar een samenhangende aanpak. 13. Gemeenten en provincie willen dit proces ingaan met ruimte voor experimenteren, lef en vertrouwen. De ervaringen zijn input voor latere regelgeving.