INHOUDELIJKE ACTIVITEITEN KASTEELKLAS Algemene uitleg De leerlingen zijn in 7 groepen verdeeld. Elke groep heeft zijn eigen begeleider. Tijdens de inhoudelijke activiteiten werken steeds twee groepen samen. Samen met juf Evi begeleid ik de derde en de vierde groep van Oosterzele. Ze doen alle activiteiten, weliswaar doen de verschillende groepen dit op een ander tijdstip. Deze zijn verdeeld over de hele week.
Volgorde van de activiteiten voor O3 en O4: -
Dinsdagvoormiddag: De heks Dinsdagnamiddag: De ridder Woensdagvoormiddag: Sterke boeren en boerinnen Donderdag voormiddag: De boswachter
DE HEKS (dinsdagvoormiddag) Doelstellingen Enkele planten en kruiden benoemen en herkennen. Het nut van enkele planten en kruiden voor mens en dier verwoorden. Soep maken. / Een eenvoudig zakje dichtnaaien. Voorwerpen verzamelen die eigen zijn aan het bos om er een geluksbrenger van te maken. Verwoorden wat een braakbal is. Verloop De heks/tovenaar neemt de leerlingen mee naar de kelder van het kasteel. Daar overhandigt zij hen een boek. In dit boek staan ook opdrachten die ze moeten vervullen om een gediplomeerde heks of tovenaar te worden. Activiteiten Kruiden Aan de achterdeur van de eetzaal staan grote kruidenbakken. In het toverboek staan afbeeldingen van deze kruiden en hun nut voor de mens. De heks/tovenaar laat hen deze kruiden ruiken en proeven. De geneeskrachtige werking wordt uitgelegd. Voor de soep wordt wat laurier, tijm en peterselie meegenomen. Op weg naar het bos worden ook de bovenste blaadjes van jonge brandnetel verzameld. Soep in het bos Materiaal: soepketel, dikke handschoen, kruik met water, aanmaakblokjes, aanmaakhout, droog hout, lucifers of aansteker, handschoenen om brandnetels te plukken, tobbe, soepleper en soepbol voor ieder kind. In het bos is een vuurplaats. Daar staat een driepikkel met ketting en haak. Er wordt droog hout gesprokkeld in het bos en daarmee wordt een vuurtje gemaakt. (Opletten!) Recept soep: Vul de ketel met water (0,3 liter per leerling). Was de brandnetelblaadjes in het overblijvende water in een kom en trek ze in kleine stukjes. Zodra het water kookt mogen de groenten erbij. Vervolgens ook de stukjes brandnetel en kruiden. Wanneer de groenten bijna klaar zijn worden ook de deegwaren toegevoegd. * Bij slecht weer wordt de soep in de heksenkelder gemaakt. Alternatieve opdracht (bij slecht weer): Kruidenzakje De leerlingen knippen stukjes stof op grootte van een washandje. Aan de hand van een demonstatie wordt een eenvoudige steek getoond. Het zakje kan met gekleurd touw opgestopt worden. Wanneer hun zakje dicht genaaid is kunnen ze in de natuur (niet uit de bloembakken!) goed ruikende bloemen of kruiden zoeken. Amulet De leerlingen verzamelen voorwerpen uit de natuur (bv. lege slakkenhuisjes, botjes, steentjes, gedroogde vruchten, dennenappels, …). Daarna krijgen ze een touwtje waaraan ze deze zaken kunnen bevestigen. Leerlingen die snel klaar zijn kunnen er een toverspreuk bij bedenken Uilen en braakballen Katten en uilen zijn zowat de geliefkoosde huisdieren van heksen en tovenaars. Er wordt een braakbal getoond en ontleed. Ze vinden er botjes, schedels, tanden en huid van zijn prooi in terug. De zoekkaart in het toverboek kan ons erbij helpen. De vragenlijst i.v.m. weetjes over de uil wordt opgelost.
DE RIDDER (dinsdagnamiddag) Doelstellingen Een embleem ontwerpen voor een persoonlijk wapenschild. Inleven in situaties van vroeger en vergelijken deze situaties met hun eigen leven. Interesse tonen voor het leven in de middeleeuwen. De veiligheidsafspraken bij het boogschieten en zwaardvechten naleven. De middeleeuwen situeren in de tijd. Activiteiten Wapenschild maken De leerlingen krijgen een uitgezaagd houden schild. Ze bedenken een embleem dat past bij hun persoon, tekenen en schilderen dat op hun schild. Daarna bevestigen ze met hamer en nagels een handvat aan het schild. Erecode De erecode waaraan de ridders zich moesten houden staat op een bord geschreven. Deze wordt overlopen en in een groepsgesprek vergeleken met onze huidige maatschappij. Van page tot ridder Er hangen prenten van een page, een schildknaap en een ridder omhoog. De leerlingen zoeken met behulp van infoplaten welke deze personages zijn. Een ridder aankleden De ridderpop wordt aangekleed. De juiste volgorde en benoeming: onderbroek, wambuis, maliënkolder, arm- en beenbeschermers, ridderkleed, zwaard, harnas, helm of vizier en schild. Middeleeuwse wapens benoemen De leerlingen bevestigen het juiste naamkaartje bij de namaakwapens: hellebaard, slagzwaard, voetangel, dolk, goedendag, lans, zwaard, morgenster, pijl en boog, kruisboog. Boogschieten De leerlingen maken zelf pijlen en schieten deze af met een boog. Afspraken: - niemand gaat voorbij het koord van de schietstand; - de leerkracht geeft het teken wanneer er geschoten mag worden; - pas wanneer iedereen zijn pijlen heeft weggeschoten worden de pijlen opnieuw verzameld. Toernooi De leerlingen voeren de verschillende oefeningen uit. Behendigheid: - over een smalle balk lopen; - over een wipplank lopen; - door een buis kruipen; - van steen tot steen springen zonder de grond te raken. Het stalen ros Deze opdrachten doen de leerlingen met een fiets. Behendigheid: - fietsen tussen kegels; - over een heuveltje rijden; - met een zwaard tegen een sarassin stoten; - een lint dat bevestigd is aan een paal op hun zwaard steken.
STERKE BOEREN EN BOERINNEN (woensdagvoormiddag) Doelstellingen Zelfstandig basishandelingen uitvoeren bij de verzorging van de dieren. Onderling een taakverdeling maken. Illustreren dat een hedendaags landbouwbedrijf vroeger anders was en in de loop der tijden evolueerde door de noden van de mens. Verwoorden hoe de boerderijdieren aangepast zijn aan hun voeding. De toepassing van hefbomen ondervinden bij het gebruik van de kruiwagen. Hun gevoelens (zowel positief als negatief) naar dieren toe neerschrijven. Attitude: nauwkeurig en veilig werken en zorg dragen voor het materiaal. Verloop Samen met de Boerin verzorgen en observeren de lln de dieren op de boerderij. Ze verzamelen de nodige informatie om het werkblad in te vullen. Activiteiten De koe Koeien en/of stieren kuilvoeder en graan geven, de kalfjes eten geven en een koe melken met de hand. Leerinhoud: De koeien zijn nuttig voor de mens om de melk, het vlees en de huid: - Melk: Vooraleer een koe melk geeft, moet ze eerst een kalfje krijgen. Een koe krijgt niet zomaar vanzelf een kalf. Daarvoor laten ze een stier tussen de kudde lopen. Hij zal de koe ‘dekken’. D.w.z. dat hij een zaadje binnenin de koe brengt. Dat zaadje zal samensmelten met een eitje in de buik van de koe. Wanneer dat gebeurt, kan er een kalfje groeien in de baarmoeder. Na negen maanden zal de koe haar kalfje op de wereld zetten. De koeien van het Land van Ny zijn zeer gezonde koeien. Zij trekken zich terug op een rustig plekje in de weide, bij voorkeur tussen de struiken. De Nyerianen moeten zelden helpen bij het kalven. De moederkoe kan heel goed voor haar kalfje zorgen. Binnen het uur staat het kalfje recht en zal het m.b.v. de moeder op zoek gaan naar de melk in de uier. De eerste melk van de koe, biest genaamd, is zeer belangrijk voor het kalfje. Het zal het de eerste weken beschermen tegen allerlei ziektes. Wanneer de boer de koe enkel voor de melk wil houden, neemt hij het kalfje op jonge leeftijd weg van de moeder, zodat hij de koe zelf kan melken. De melk kan gebruikt worden om te drinken of om kaas, yoghurt, boter, … van te maken. - Vlees: In het land van Ny blijven de kalfjes bij de moeder. De ganse zomer kunnen ze hun buikje vullen met melk en gras. Wanneer ze groot zijn, zullen ze worden geslacht voor hun lekker vlees. - Huid: Hun huid wordt tot leder verwerkt. Het paard De paarden die op stal staan eten geven, stal uitmesten en bijstrooien en een paard borstelen en hoeven proper maken. Leerinhoud: In de middeleeuwen waren paarden zeer belangrijk: - Vervoermiddel: om snel ergens te zijn bereden ze een paard. Om meerdere personen te vervoeren werden de paarden ingespannen voor een koets of een kar. - Werktuig: De akkers werden bewerkt met sterke boerenpaarden. Zij trokken een ploeg en andere werktuigen. Tijdens de oogst trokken ze de zwaar beladen karren met hooi, stro, graan, …
- Oorlog voeren: De ridders trokken met hun paard naar de oorlog. Zij hadden paarden nodig die zeer lenig waren, een groot uithoudingsvermogen hadden en niet bang waren om mee ten strijde te trekken. - Amusement: In tijden van vrede oefenden de ridders zich in het vechten. Waarvoor organiseerden ze toernooien. - Voeding: Wanneer een paard gewond of oud was, werd het geslacht voor het vlees. Het schaap Een stukje wol tot draad spinnen met de hand, de schapen voederen en de schapen naar een andere weide brengen. Leerinhoud: - Wol: Tijdens de lente worden de schapen geschoren. Deze wol wordt tot wol gesponnen. - Melk: Nadat een schaap gelammerd heeft, geeft het dier melk. Met deze melk kunnen we kaas maken (bv. feta). Vlees: Schapen worden meestal geslacht voor hun lekker vlees. Schapen en geiten noemde men vaak de koe van de arme mensen. Ze werden gehoed op minder vruchtbare gronden, langs de oevers van rivieren en wegen. De kip Kuikens en kippen eten en drinken geven en hokken verschonen. Leerinhoud: De kippen hebben uitloop in de weide rond de kasteelhoeve. Ze halen hun voedsel uit de grond. ’s Avonds gaan ze op stok in de stal. Daar leggen ze ook hun eieren. Wanneer er een haan tussen de kippen loopt, zijn de eieren bevrucht. Wanneer een kip een tiental eieren heeft gelegd, gaan ze deze uitbroeden. Na 21 dagen komt er uit ieder ei een kuiken. De kuikens bootsen onmiddellijk hun moeder na en pikken hun eten op de grond. Ze blijven in de dichte nabijheid van de hen. Bij gevaar kruipen ze onder haar vleugels. De kuikens die zich te ver van hun moeder wagen, zijn een gemakkelijke prooi voor de uil, de wezel, de vos, … Het konijn In de weide eten verzamelen voor de konijnen, ze voederen, drinken geven, hokken verschonen en knuffelen. Leerinhoud: Vandaag wordt het konijn door veel mensen, vooral kinderen gehouden als huisdier. Maar vroeger werden konijnen vooral gehouden voor het voedsel en de pels. Andere dieren In het Land van Ny zijn ook nog andere dieren aanwezig: eenden, kalkoenen, varkens, poezen, … Ook zij kunnen geobserveerd en verzorgd worden door de leerlingen. De boerderij De boerderij is heel belangrijk in het Land van Ny. Er is geen supermarkt, geen winkel of bakker. Voor al wat we willen eten, zullen we dan ook zelf moeten zorgen, net zoals op een kasteel in de Middeleeuwen, meer gelukkig wel met ‘moderne’ middelen. Een Nyeriaan heeft een groot respect voor de natuur. Dat blijkt uit zijn manier van werken. Het land moet bewerkt worden - Bemesten: De boer(in) gebruikt stalmest dat zijn koeien hem geven tijdens de stalperiode. In deze stalmest zitten stoffen die het gras doen groeien. Maar in stalmest krioelt het dan ook van wormen en insecten. Zij maken gangetjes in de grond. Daardoor komt er zuurstof in de grond en kan het gras sneller groeien. Insecten en wormen staan op het menu van vogels. Het gebruik van chemische meststoffen is zoals doping in de sport. Op korte termijn zorgt het ervoor dat alles sneller groeit, maar op lange termijn doet het veel schade. Het gaat in tegen de natuur. - Zaaien: De boer(in) gebruikt bij voorkeur zaden die hij het jaar voordien zelf oogstte. Zaden die niet zo zeer een groot rendement geven, maar die sterk zijn en ziektes trotseren. Het zijn ook zaden van inheemse planten.
- Onkruidbestrijding: De boer(in) zoekt het juiste tijdstip om te zaaien en te oogsten. Daardoor krijgt het onkruid dikwijls geen of minder kans om te woekeren. - Hagen en struiken: Rondom de weilanden van het Land van Ny groeien en bloeien zeer veel hagen en struiken. Zij zorgen voor beschutting en voeding van vogels. Maar ze geven ook schaduw aan de koeien en paarden op warme zomerdagen. Voedsel voor de dieren - Graan en stro: Een deel van het graan wordt gedorst, geplet en gemalen tot bloem. Bloem dat verwerkt wordt tot brood, gebak, … Een ander deel wordt geplet en zal dienen als voedsel voor de paarden en koeien. De stengels van het graan laat de boer drogen op zijn akker. Daarna wordt het geprest in grote ronde balen of rechthoekige pakken stro. Het zal dienen voor de dieren om op te eten of om op te slapen. - Grassen, kuilvoeders, hooi: Een deel van de weilanden wordt tijdens het weideseizoen gebruikt door de koeien en de paarden om te grazen. Een ander deel wordt enkele keren per jaar gemaaid. Het gras blijft liggen om te drogen. Als het gedurende een week warm en zonnig is, wordt het in balen geperst tot hooi. Wanneer het slechts enkele dagen mooi weer is, wordt het gras door een hakselaar in kleine stukjes gesneden, in grote karren geblazen en vervolgens naar een siloplaat of kuil gebracht. Deze wordt vakkundig afgedekt met plastiek en zeil zodat er geen zuurstof meer aankan. Op die manierblijft het voorgedroofd gras goed bewaard en behoudt het zijn voedingsstoffen. Je kan het vergelijken met doeding in de supermarkt die luchtdicht verpakt is. De boomgaard In het land van Ny staan heel veel fruitbomen: appelen, peren, krieken, kersen, pruimen, notelaars, kastanjebomen, … In het voorjaar staan deze bomen in bloei. Insecten zijn zeer belangrijk bij de kruisbestuiving. Vanaf juli geven deze bomen lekker vers fruit. De leerlingen mogen het fruit dat rijp is plukken en opeten. Ze komen tot het besef dat vers geplukt, inheems fruit lekker is en veel vitaminen bevat, niet belastend is voor het milieu omdat het geen lange afstanden moet afleggen per vliegtuig.
DE BOSWACHTER (donderdagvoormiddag) Doelstellingen Het belang van de bossen in de middeleeuwen verwoorden en een vergelijking maken met het huidige belang. De biotoop van het Ardeense loofbos en veel voorkomende planten en dieren benoemen. Verwoorden hoe de das en de buizerd zich hebben aangepast aan hun leefsituatie. De invloed van de mens op de aanwezigheid van dieren en planten in het bos illustreren. Zich oriënteren met behulp van foto’s, kaart en kompas. Een landschap waarnemen en uitleggen waarom het er zo uitziet. Attitude: respect hebben voor de natuur, geen vuil achterlaten, genieten van de natuur en de stilte in het bos. Verloop De leerlingen doen een fluovestje aan. Tijdens de tocht loopt er een begeleider voor- en achteraan. Activiteit Wandeltocht Het belang van de bossen en de jacht (valkerij) in de middeleeuwen wordt uitgelegd. De leerlingen krijgen een routebeschrijving, enkele kompassen, een meter, een insectenpotje en een natuurboek. Het is de bedoeling dat de leerlingen zelf uitzoeken waar ze naartoe moeten. Indien het fout gaat, sturen de begeleiders bij.