Uitnodiging voor inhoudelijke congresbijdragen Deadline vrijdag 14 november 2014 Het Congres voor Lerarenopleiders 2015 dat op uitnodiging van de Vereniging Lerarenopleiders Nederland (VELON) georganiseerd wordt, vindt plaats op donderdag 26 en vrijdag 27 maart 2015 in hotel, sport- en congrescentrum Papendal in Arnhem. Het congres wordt georganiseerd door: ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten - Docentopleidingen Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) o Faculteit Educatie Lerarenopleiding Basisonderwijs (Pabo) Instituut voor Leraar en School (ILS - Tweedegraads lerarenopleiding) o HAN Master programma’s (HMP - Eerstegraads lerarenopleiding) o Lerarenopleidingen van Gezondheid, Gedrag en Maatschappij Radboud Universiteit - Radboud Docentenacademie
De Kunst van het opleiden Een lerarenopleiding richt zich zowel op de te verwerven competenties als de vorming van een professionele identiteit bij leraren. Met het congresthema ‘de kunst van het opleiden’ willen we benadrukken dat beide kanten noodzakelijk zijn en elkaar kunnen en moeten versterken. Met het benadrukken van kunst naast kunde verwijzen we eveneens naar de twee kanten van het beroep bij de lerarenopleider. Een opleider van leraren moet zowel beschikken over de relevante competenties als over ‘de kunst’ die nodig is om deze passend bij elke situatie en persoon succesvol in te zetten. Goede leraren(opleiders) kunnen op die twee benen lopen en zichzelf in evenwicht houden. Lerarenopleiders hebben daarnaast als docent in het hoger onderwijs een speciale functie. Zij leren hun studenten hoe te onderwijzen en tegelijkertijd onderwijzen zij studenten opdat zij leren (learning to teach and teaching to learn). Binnen het congresthema onderscheiden we vier zichtlijnen waarmee we recht willen doen aan de veelzijdigheid van ‘de kunst van het opleiden’: 1. Ontwikkeling van de professionele identiteit van de lerarenopleider 2. Opleidingsdidactiek in lerarenopleidingen 3. Opleiden in de onderwijspraktijk 4. De onderzoekende lerarenopleider en onderzoek op de lerarenopleiding Het congres is bedoeld voor iedereen die betrokken is bij het opleiden en/of professionaliseren van leraren: opleiders in lerarenopleidingen, opleiders in scholen, betrokkenen bij professionalisering van leraren en lerarenopleiders, en leidinggevenden, politici en beleidsmakers. De congresorganisatie nodigt lerarenopleiders en onderzoekers van hogescholen, universiteiten, opleidingsscholen, landelijke expertisecentra en andere instellingen in Nederland en Vlaanderen uit om deel te nemen aan het congres voor lerarenopleiders. We waarderen het als deelnemers binnen één van de vier zichtlijnen een inhoudelijke bijdrage leveren. Daarvoor worden centraal naast de keynote sessies en algemene inleidingen vijf rondes met parallelsessies georganiseerd. De bijdragen tijdens de parallelsessies hebben een verschillend karakter. Er is ruimte voor het presenteren van onderzoek (papers, symposia, posters), voorbeeldmatige opleidingspraktijken (workshops, posters) en ontwikkelplannen (posters, workshops). Passend bij het thema willen we op het congres verbindingen zichtbaar (laten) maken tussen de vaardigheden die je als lerarenopleider kunt aanleren en die meetbaar zijn en daarnaast het vakmanschap op basis van intuïtie, pedagogische en praktische wijsheid. We nodigen collega’s uit met bijdragen te komen waarin die twee aspecten samenkomen. Daarnaast worden bijdragen gevraagd waarin over de grenzen van de eigen opleiding heen gekeken wordt. Wat kunnen de algemene lerarenopleidingen en bijvoorbeeld de lerarenopleidingen voor de kunsten, dans, gezondheidszorg of sport van elkaar leren? Het congres wordt gehouden op het sportcentrum Papendal. Het is daardoor ook mogelijk presentaties te houden in een sportruimte. We willen per parallelsessie minimaal een ‘bijzondere’ presentatie'. Graag zien we de veelzijdigheid van het beroep en de opleiding, en de verscheidenheid aan opleidingen waarmee we dit congres organiseren, terug in de bijdragen.
Toelichting op de zichtlijnen Zichtlijn 1: ‘Ontwikkeling van de professionele identiteit van de lerarenopleider’ Lerarenopleiders bewegen zich binnen meerdere subidentiteiten, zij zijn docent, beoordelaar, begeleider en brengen daarnaast zichzelf in. Zowel hun persoonlijke identiteit als hun beroepsidentiteit beïnvloeden de wijze waarop zij hun praktijk vormgeven. In deze zichtlijn staat met name de persoonlijke kant van de professionele identiteit van de lerarenopleider centraal: hoe zien lerarenopleiders zichzelf als persoon en als lerarenopleider en hoe geven zij vorm aan het verder ontwikkelen van hun professionele identiteit? Professionele identiteit wordt breed gedefinieerd en gezien als een voortdurend proces van interpretatie en herinterpretatie van beroepsmatig zijn, waarbij zowel de persoon zelf als de (beroeps)context een rol spelen. Hoe groei ik in mijn rol als lerarenopleider? Wat is mijn missie als lerarenopleider? Wie wil en kan ik zijn als opleider voor mijn studenten? Wat kan ik studenten meegeven en hoe kan ik als opleider ruimte geven aan de identiteitsontwikkeling van beginnende leraren? Welke inbreng is hier voor nodig en welke ‘didactiek’ kan hierbij een rol bij spelen? Professionele identiteit beweegt zich voortdurend tussen de kaders die de beroepsgroep omgeven, maar wordt ook persoonlijk ingevuld. De cultuur van de opleiding en de werkplek waar geleerd wordt, spelen hierin een belangrijke rol. Deze zichtlijn biedt ruimte aan alles wat te maken heeft met identiteitsontwikkeling, het leren kennen van je eigen (beroeps)identiteit, het nadenken over wat het beroep ‘vraagt’ aan doelen en kwaliteiten en hoe dit om te zetten in onderwijs dat de student helpt zijn/haar eigen beroepsidentiteit te ontwikkelen. Trefwoorden zijn: Professionele identiteit / Rollen van de lerarenopleider / Identiteitsontwikkeling / Ingroeien in het beroep / Opleidingsdidactiek rondom identiteitsontwikkeling Nadere informatie over zichtlijn 1 kan ingewonnen worden bij Helma Oolbekkink, via:
[email protected] Zichtlijn 2: ‘Opleidingsdidactiek in lerarenopleidingen’ De opleidingsdidactiek binnen lerarenopleidingen is continu in ontwikkeling om leraren zo goed mogelijk voor te bereiden op het werken in de onderwijspraktijk. Vragen als ‘Wanneer is didactisch handelen van de lerarenopleider effectief?’ en ‘Wat hebben toekomstige leraren nodig om leraar te worden?’ zijn onderwerpen van discussie. Naast actuele ontwikkelingen als differentiatie met behulp van ICT, passend onderwijs en praktijkgericht onderzoek maakt de toenemende diversiteit aan instroom en uitstroom (denk aan zij-instromers, onderwijstraineeships, ‘Eerst de Klas’ of educatieve minoren) deze vragen pregnanter. Onderzoek laat zien dat (beginnende) leraren verschillen in leerpatronen, leerbehoeften en in de ontwikkeling daarvan. Oplossingen worden binnen opleidingen gezocht in flexibilisering van curricula, opleiden op basis van concerns van studenten en maatwerk. De vraag blijft hier echter wat werkt en waarom dat zo is. In deze zichtlijn wordt expliciet aandacht besteed aan effectieve opleidingspraktijken waarin expliciet rekening gehouden wordt met individuele verschillen tussen (beginnende) leraren. Trefwoorden zijn: Opleidingsdidactiek / Individuele verschillen / Diversiteit Nadere informatie over zichtlijn 2 kan ingewonnen worden bij Harmen Schaap, via:
[email protected]
Zichtlijn 3: ‘Opleiden in de onderwijspraktijk’ Studenten van de lerarenopleiding brengen een groot deel van hun opleidingstijd (25-40%) door op scholen, in de beroepspraktijk. Een belangrijk deel van de opleiding bestaat dus uit werkplekleren. Lerarenopleiders leren ook zelf in hun eigen beroepspraktijk, bijvoorbeeld in het kader van de registratie van lerarenopleiders (OC&W wil dat 75% van de lerarenopleiders van 75% van de lerarenopleidingen in 2017 geregistreerd is). Het leren op de werkplek blijkt ook tijdens de inductiefase cruciaal voor het al dan niet in het lerarenberoep blijven. We vragen bijdragen die passen binnen een drietal thema’s. Thema één betreft modellen, methoden en good practices ter voorbereiding op het leren in de praktijk. Dat kan gaan over de begeleiding tijdens het leren op de werkplek maar ook over het beoordelen van de leerresultaten van werkplekleren. In het tweede thema staat het opleiden en leren op de werkplek als kern van Human Resource Development centraal (HRD). Werkplekleren, inclusief in teamverband werken aan school- of opleidingsontwikkeling, is een belangrijk onderdeel van professionalisering van leraren(opleiders). De beleidsmatige, de randvoorwaardelijke, de organisatorische en methodische aspecten van het opleiden in de (academische) opleidingsscholen vormen het derde thema. Naast de organisatorische afstemming gaat het daarbij ook om vraagstukken die te maken hebben met de sturing van het werkplekleren, de koppeling van theorie en praktijk, en de samenwerking tussen onderzoekers van de lerarenopleidingen/kenniscentra enerzijds en onderzoekende leraren op de (academische) opleidingsschool anderzijds. Trefwoorden zijn: Stages / Voorbereiden, begeleiden en beoordelen van werkplekleren / (Academische) Opleidingsscholen / Professionalisering / Inductiefase / Onderzoek in scholen / Regionale samenwerking / Interdisciplinair werken Nadere informatie over zichtlijn 3 kan ingewonnen worden bij Ruud Klarus, via:
[email protected] Zichtlijn 4: ‘De onderzoekende lerarenopleider en onderzoek op de lerarenopleiding’ Is onderzoek doen een kunst of een kunstje? En hoe leer je dat? Kan creativiteit en onderzoek doen samengaan? Onderzoek is in toenemende mate onderdeel van de lerarenopleidingen. Deze zichtlijn richt zich enerzijds op onderzoek naar het functioneren van de lerarenopleiding en/of lerarenopleider zelf, en anderzijds op de wijze waarop onderzoek doen een rol speelt in het curriculum van de opleidingen. In de lerarenopleiding ligt het accent op praktijkgericht onderzoek: onderzoek met een vraagstelling uit de praktijk en met bevindingen die bijdragen aan de ontwikkeling van diezelfde praktijk. De onderzoekspraktijken binnen de verschillende lerarenopleidingen zijn zeer divers. We willen bijdragen die zichtbaar maken hoe die verscheidenheid zich vertaalt in de inhouden van onderzoek en het leren onderzoek doen, in gekozen onderzoeksbenaderingen en methodologie, en in de beoordeling van onderzoek binnen de opleidingen. Wij verwachten nieuwe perspectieven, die kunnen helpen om het onderzoek in de eigen opleidingspraktijk, aantrekkelijk, creatief, waardevol en betekenisvol, vorm te geven. Trefwoorden zijn: Onderzoek naar de lerarenopleiding / De onderzoekende lerarenopleider / Professionalisering van lerarenopleiders door onderzoek / Onderzoek als leermiddel voor studenten leerlijn onderzoek / Begeleiding studentonderzoek / Beoordeling studentonderzoek Nadere informatie over zichtlijn 4 kan ingewonnen worden bij Gerda Geerdink , via:
[email protected]
Voorstellen voor congresbijdragen We nodigen iedereen uit om een goede en voor lerarenopleiders relevante inhoudelijke bijdrage te leveren aan het Congres voor Lerarenopleiders 2015. Naast een actieve aanwezigheid kan deze bijdrage bestaan uit: Presentaties met gelegenheid tot het stellen van vragen: Onderzoekspresentatie: individueel of als symposium Good practices Interactieve sessies met inbreng van het publiek: Posterpresentaties Ontwikkelplannen Deze presentatievormen worden hier nader getypeerd, waarbij specifieke eisen zoals ze gelden voor het indienen van een voorstel beschreven worden. Daarnaast wordt informatie gegeven over de presentatie tijdens het congres. Onderzoekspresentatie: individueel of als symposium In een individuele onderzoekspresentatie wordt verslag gedaan van een afgerond onderzoek, uitgevoerd in de context van de lerarenopleiding. Een voorstel voor een onderzoekspresentatie kan individueel (een paper) of als onderdeel van een symposium (drie papers) worden ingediend. Tijdens het congres: per parallelsessie (75 minuten) worden drie onderzoekspresentaties gehouden (10-15 minuten). Aansluitend is er gelegenheid tot het stellen van vragen en het voeren van een discussie. De ruimte voor discussie is mede afhankelijk van de lengte van de presentatie. Elke parallelsessie heeft een zaalvoorzitter die de tijd bewaakt en de discussie leidt. Een symposium bestaat uit drie samenhangende onderzoekspresentaties (papers). Tijdens de presentaties worden de aanpak en opbrengst van (afgerond) onderzoek binnen of over de lerarenopleiding over een vergelijkbaar thema toegelicht, met aansluitend inhoudelijke feedback van een discussiant, uitmondend in discussie. Een voorstel voor een symposium wordt als geheel ingediend. De indieners kiezen zelf een voorzitter en een discussiant voor het symposium. Tijdens het congres: een symposium duurt maximaal 75 minuten. Dit betreft tijd voor de onderzoekspresentaties (10-15 minuten per paper) en tijd voor de bespreking door de discussiant, gevolgd door een discussie. De organisatoren van het symposium bepalen zelf hoe zij deze tijd verdelen over de verschillende onderdelen. Good practices Een ‘good practice’ of praktijkpresentatie is een presentatie gericht op kennismaking met een ‘uitnodigend praktijkvoorbeeld’ dat al is uitgevoerd in de opleidingspraktijk van één of meer indieners. De nadruk ligt op ‘werkzame bestanddelen’ en het is een goed voorbeeld voor anderen. Een voorstel voor een praktijkpresentatie wordt individueel ingediend. Tijdens het congres: per parallelsessie van 75 minuten worden twee praktijkpresentaties geprogrammeerd. Een praktijkpresentatie duurt maximaal 30 minuten. Aansluitend is er gelegenheid tot het stellen van vragen en discussie. De ruimte voor discussie is afhankelijk van de lengte van de presentaties. Elke parallelsessie heeft een zaalvoorzitter die de tijd bewaakt en de discussie leidt.
Posterpresentaties Een interactieve posterpresentatie heeft betrekking op voorgenomen of lopend onderzoek, voorgenomen of lopende nieuwe ontwikkelingen. De nadruk ligt op het bespreken van de stand van zaken en het vragen van feedback. Het onderzoek of idee wordt gepresenteerd op een poster van A1 of A2 formaat. Tijdens het congres: er worden postersessies georganiseerd waarin gelegenheid is de posters te pitchen en daarna te bespreken met belangstellenden. Per parallelsessie (75 minuten) worden maximaal vijf posters met een zoveel mogelijk samenhangend thema kort (5 minuten) gepresenteerd door de presentatoren. Na de presentaties in er gelegenheid voor discussie. Elke parallelsessie heeft een zaalvoorzitter die de tijd bewaakt en de discussie leidt. Ontwikkelplannen Binnen een sessie voor ontwikkelplannen worden nieuwe ideeën voor de opleidingspraktijk ter discussie voorgelegd aan het publiek. De nadruk ligt op het uitwisselen van expertise aan de hand van de ingebrachte plannen. De indieners komen zelf met een uitdagende werkwijze die leidt tot interactie. Tijdens het congres: in één parallelsessie worden twee, zoveel mogelijk inhoudelijk samenhangende ontwikkelplannen ingebracht. Het plan wordt in maximaal 5 minuten voorgelegd. Daarna volgt interactie met en door het publiek. Elke parallelsessie heeft een zaalvoorzitter die de tijd bewaakt en de discussie leidt.
Formats Elk voorstel bevat de volgende informatie: naam en e-mailadres van alle auteurs (deze worden niet naar de beoordelaars doorgestuurd met het oog op anonieme beoordeling van het voorstel)
Titel van de bijdrage
Keuze uit de zichtlijnen: 1) Ontwikkeling van de professionele identiteit van de lerarenopleider; 2) Opleidingsdidactiek in lerarenopleidingen; 3) Opleiden in de onderwijspraktijk; 4) De onderzoekende lerarenopleider en onderzoek op de lerarenopleiding.
Keuze uit presentatievormen: 1) Onderzoekspresentatie: individueel of als symposium; 2) Good practice; 3) Posterpresentatie; 4) Ontwikkelplan.
Trefwoorden die de inhoud van de bijdrage beschrijven (minimaal één trefwoord, maximaal drie trefwoorden)
Abstract (korte samenvatting van onderwerp, eventueel methode, resultaten), maximaal 200 woorden
Korte beschrijving (maximaal 50 woorden) waarom deze presentatie goed past binnen het thema van het congres (vanwege: de inhoud, de wijze van presenteren, de samenwerking die gezocht is met andere opleiders, het vernieuwende element etc.)
Aanvullend voor onderzoekspresentaties: Voor elk paper (ook papers die deel uitmaken van een symposium) Een lopende tekst (maximaal 600 woorden, zonder referenties, tabellen, figuren mee te rekenen) geordend naar de volgende kopjes: o Inleiding; o Theoretisch kader; o Onderzoeksvraag; o Methode; o Resultaten; o Conclusies/discussie/implicaties voor de praktijk. Voor elk symposium: Een lopende tekst (maximaal 200 woorden, zonder referenties, tabellen, figuren mee te rekenen) met een inleidende toelichting op het thema van het symposium, geordend onder de volgende kopjes: o Doelstelling; o Wetenschappelijke en praktische relevantie; o Structuur van het symposium. Vermelding van naam en e-mailadres van de voorzitter en de discussiant van het symposium (deze worden voor de review niet naar de beoordelaars doorgestuurd). Aanvullend voor good practices: Een lopende tekst (maximaal 600 woorden), geordend onder de volgende kopjes: o Onderwerp; o Context; o Doel; o Theoretische inbedding; o Praktische relevantie; o Opbrengst van een evaluatie van de praktijk. Aanvullend voor posterpresentaties: Een lopende tekst (maximaal 600 woorden, zonder referenties, tabellen, figuren mee te rekenen) geordend onder de volgende kopjes: o Inleiding; o Theoretisch kader; o Methode, aanpak; o Voorlopige of mogelijke resultaten. Aanvullend voor ontwikkelplannen: Een lopende tekst (maximaal 600 woorden, zonder referenties, tabellen, figuren mee te rekenen) geordend onder de volgende kopjes: o Inleiding; o Theoretisch kader; o Praktische relevantie; o Eventueel de te verwachten opbrengst. Het voorstel dat wordt ingediend zal in eerste instantie gebruikt worden voor beoordeling en selectie. Na acceptatie wordt de tekst ook opgenomen in de informatie voor de deelnemers van het congres.
Indienen van voorstellen voor congresbijdragen Voorstellen kunnen worden ingediend tot en met vrijdag 14 november 2014. Het indienen van een voorstel verloopt via de website van de VELON. Alleen voorstellen die tijdig zijn ingediend via de genoemde website worden betrokken bij de selectieprocedure.
Beoordeling Beoordeling van de voorstellen gebeurt anoniem door twee inhoudsdeskundigen. In geval van twijfel of onvoldoende overeenstemming beslist de congrescommissie. De uitkomst van de beoordeling luidt: 1) Geaccepteerd 2) Afgewezen De indieners van een voorstel ontvangen uiterlijk in de tweede week van januari 2015 uitsluitsel over het resultaat van de beoordeling. Bij de beoordeling geldt ook de relatieve kwaliteit. Er wordt rekening gehouden met een maximum aantal presentaties per parallelsessie. In geval van acceptatie wordt verwacht dat de indiener zijn/haar bijdrage zal presenteren tijdens het congres op 26 of 27 maart. Sprekers worden NIET automatisch ingeschreven voor het Congres voor Lerarenopleiders 2015. Via de website dient u zich in te schrijven.
Congresorganisatie
Secretariaat Congres voor Lerarenopleiders 2015 Leids Congres Bureau Telefoon +31(0)71 514 82 03 E-mail:
[email protected]