CONGRES VOOR LERARENOPLEIDERS 2016
Professionaliseren IN en DOOR onderzoek “We kunnen veelwetend zijn door andermans kennis maar we kunnen niet wijs zijn door andermans wijsheid." Montaigne
Uitnodiging voor inhoudelijke congresbijdragen Deadline 15 oktober 2015 Het Congres voor Lerarenopleiders 2016 dat op uitnodiging van de Vereniging Lerarenopleiders Vlaanderen (VELOV) en Nederland (VELON) georganiseerd wordt, vindt plaats op donderdag 4 en vrijdag 5 februari 2016 aan de Vrije Universiteit Brussel. Het congres wordt georganiseerd door de Vrije Universiteit Brussel – Interfacultair Departement LerarenOpleiding (IDLO). Het congres is bedoeld voor iedereen die betrokken is bij het opleiden en/of professionaliseren van leraren: opleiders in lerarenopleidingen, opleiders in scholen, betrokkenen bij professionalisering van leraren en lerarenopleiders, en leidinggevenden, politici en beleidsmakers. De congresorganisatie nodigt lerarenopleiders en onderzoekers van hogescholen, centra voor volwassenenonderwijs, universiteiten, opleidingsscholen, landelijke expertisecentra en andere instellingen in Vlaanderen en Nederland uit om deel te nemen aan het Congres voor Lerarenopleiders. We waarderen het als deelnemers binnen één van de zes zichtlijnen een inhoudelijke bijdrage leveren. Daarvoor worden centraal naast de keynote sessies en algemene inleiding vijf rondes met parallelsessies georganiseerd. De bijdragen tijdens de parallelsessies hebben een verschillend karakter. Er is ruimte voor het presenteren van onderzoek (papers, symposia, posters), voorbeeldmatige opleidingspraktijken (workshops, posters) en ontwikkelplannen (posters, workshops). We willen de ruimte tot dialoog optimaliseren door ook de mogelijkheid te geven om een debat over een actuele topic, gelinkt met het congres, te organiseren.
Professionaliseren IN en DOOR onderzoek Onderzoek doen is een krachtige motor voor leren en professionaliseren. Wat geldt voor leraren, geldt des te meer voor opleiders. Professioneel leren IN en DOOR onderzoek verdient dan ook een belangrijke plaats in de lerarenopleiding en schept bovendien voorwaarden voor een kwaliteitsvolle aanvangsbegeleiding en voor de verdere professionalisering. Bij voorkeur berusten beide op studie van de praktijk, gebruik van empirische bronnen, en zijn ze gericht op het onderzoekend ontwerpen van onderwijs door creatieve productie en evaluatie van inzichten en oplossingen die bruikbaar zijn voor de eigen praktijk. Professionaliseren IN en DOOR onderzoek betekent dat men als individu en/of als team de regie over de eigen professionele ontwikkeling in handen neemt. Onderzoekende lerarenopleiders werken vaak in een team. Waarom zou je als (beginnende) lerarenopleider geen onderzoekend team vormen samen met collega’s, binnen de eigen lerarenopleiding, samen met partnerscholen, of nog ruimer? Het thema ‘Professionaliseren IN en DOOR onderzoek’ is ruim en omvat verschillende onderzoekstradities en -thema’s: de lerarenopleider als onderzoekssubject of als onderzoeker; lerarenopleiders onderzoeken hun eigen praktijk; (collaboratief) praktijkonderzoek door opleiders, studenten en/of lerarenteams gericht op het leren van leerlingen; onderzoek over de lerarenopleiding; onderzoek gericht op het ontwerpen van leeromgevingen: leermaterialen, leerstrategieën, leerstijlen. Het Congres voor Lerarenopleiders 2016 focust op de volgende zichtlijnen: Zichtlijn 1: Identiteit van de lerarenopleider als onderzoeker Behalve dat lerarenopleiders leraar (in het hoger onderwijs) zijn, hebben ze bijkomende specifieke rollen. Ze zijn in essentie ‘leraar van leraren’ en daarenboven wordt verwacht dat ze ook ‘onderzoeker’ zijn van onder meer hun eigen praktijk. De identiteitsontwikkeling als onderzoeker is echter nog in ontwikkeling. Het is voor de VELOV en VELON prioriteit om aandacht te besteden aan de verruimde identiteitsontwikkeling van de lerarenopleider. Inzetten op de rol van lerarenopleider als onderzoeker draagt hiertoe bij. Wie ben ik als onderzoekende lerarenopleider? Hoe informeert en verrijkt het doen van onderzoek de opleidingspraktijk en het handelen van de lerarenopleider? De uitdaging ligt in het opleiden vanuit en in het ontwikkelen van een onderzoekende houding. Er kan potentieel een spanning optreden tussen de individuele professionele ontwikkeling van de lerarenopleider, in lijn met zijn/haar eigen normatieve opvattingen over opleiden, en de richting die het opleidingsteam of de opleidingsinstelling wil uitgaan. Hoe gaan we daarmee om? Zichtlijn 2: Praktijkonderzoek door (toekomstige) leraren De laatste decennia werd steeds meer nadruk gelegd op de rol van de leraar als praktijkonderzoeker en het belang om het voorbereiden op deze rol in de opleiding te integreren. Dit idee is niet nieuw. In het begin van de vorige eeuw wees Dewey er al op dat de leraar best een rol als actief onderzoeker kan opnemen. Toch zijn opleidingen nog zoekend naar de beste manier om het ‘leren onderzoeken’ en het uitvoeren van praktijkonderzoek op de meest zinvolle manier te integreren in de praktijk van de opleiding. Hoe stimuleren we een onderzoekende houding bij studenten? Hoe maken we hen
competent als leraar-onderzoeker om het leren van leerlingen te optimaliseren? Welke eigen competenties moeten we verder ontwikkelen om de studenten hierbij optimaal te begeleiden? Ook voor de professionalisering van leraren wordt praktijkonderzoek steeds meer ingezet. Onder welke voorwaarden kunnen studenten leren door de praktijk te onderzoeken en curriculummaterialen te ontwerpen, met ruime aandacht voor vakdidactische materialen en doordachte ICT-integratie? Zichtlijn 3: Opleidingspraktijk verbeteren door onderzoek Met de toenemende aandacht voor praktijkonderzoek in de opleiding van leraren, krijgt ‘congruent opleiden’ een nieuwe invulling. Als van studenten in de opleiding en leraren op de werkvloer wordt verwacht dat ze hun praktijk onderzoekend verder ontwikkelen en ontwerpen, is het evident dat dat ook van opleiders wordt verwacht. Onderzoek van de opleidingspraktijk door opleiders neemt verschillende vormen aan. Van teams van opleiders die collaboratief praktijkonderzoek uitvoeren met het oog op het verbeteren van de opleiding tot individuele opleiders die een doctoraat maken. Welke invulling geven individuele lerarenopleiders of opleidingsteams aan onderzoek en het onderzoekend ontwerpen van onderwijs? Zijn ze klaar om deze rol op te nemen? Wat zijn succesfactoren? Welke ondersteuning is nodig? De individuele professionele ontwikkeling van de lerarenopleider (bijv. in self-study onderzoek) beoogt ook een proces van ontwikkeling binnen de opleiding te stimuleren. Hoe kunnen de nieuw verworven competenties van de opleider-onderzoeker optimaal ingezet worden in het team? Wat zijn noodzakelijke condities hiervoor? Wat impliceert dit voor de thema’s waarrond gewerkt wordt in een professionaliseringstraject? Wie definieert deze thema’s? Wie is eigenaar ervan? Zichtlijn 4: Leraren, opleiders en onderzoeksinstituten – nieuwe teamverbanden en nieuwe praktijken Academisch wetenschappelijk onderzoek, praktijkgericht onderzoek, praktijkonderzoek en de onderwijspraktijk: gescheiden werelden die dichter bij mekaar komen? Hoe kunnen we dit uitbouwen en optimaal laten renderen? Lerarenopleiders hebben een voortrekkersrol te spelen. Het zijn echte bruggenbouwers die werelden samenbrengen, zowel door toekomstige leraren op te leiden voor praktijkonderzoek, en leraren erbij te ondersteunen als door zelf het goede voorbeeld te geven. Intussen zijn samenwerkingsverbanden ontstaan waarin verschillende partijen, ieder met hun eigen rol en ieder met het oog op de productie van een eigen type op onderzoek gebaseerde kennis. Welke rollen hebben de verschillende actoren in dergelijk onderzoek? Wat levert het op aan (type) kennis en aan professionalisering en praktijkverbetering? Zichtlijn 5: Impact van onderzoek in het werkveld Ondanks vele inspanningen blijft de kloof tussen onderzoek en werkveld nog steeds bestaan. Leraren(opleiders) hebben vaak het gevoel dat empirische resultaten niet toepasbaar of relevant zijn voor de dagelijkse praktijk. Omgekeerd begrijpen onderzoekers niet waarom hun resultaten de praktijk niet weten te overtuigen. Is die kloof effectief zo groot als deze stereotypering voorstelt? Wat levert onderzoek nu op voor de dagelijkse praktijk? Bieden onderzoekende teams een soelaas om onderzoek te vertalen naar de praktijk en dragen ze effectief bij aan een betere opleiding?
Worden onderzoekende (toekomstige) leraren betere leraren aan bijvoorbeeld Academische Opleidingsscholen (Nederland) of Onderzoekende Scholen (Vlaanderen)? Ontwikkelen leerlingen zich optimaler? Last but not least: hoe gaat het onderwijsbeleid om met resultaten uit onderzoek en welke implicaties heeft dit? Zichtlijn 6: Divers Sluit w bijdrage niet aan bij de vorige zichtlijnen, maar is het wel relevant voor het opleiden van toekomstige leraren, dan nemen we ze in overweging.
Voorstellen voor congresbijdragen We nodigen iedereen uit om een innoverende en voor lerarenopleiders relevante inhoudelijke bijdrage te leveren aan het Congres voor Lerarenopleiders 2016. Naast een actieve aanwezigheid kan deze bijdrage bestaan uit: Presentaties met gelegenheid tot het stellen van vragen: Onderzoekspresentatie: individueel of als symposium Good practice Interactieve sessies met inbreng van het publiek: Begeleide posterpresentatie Ontwikkelplan Debat Leergemeenschap Deze presentatievormen worden hier nader getypeerd, waarbij specifieke eisen zoals ze gelden voor het indienen van een voorstel beschreven worden. Daarnaast wordt informatie gegeven over de presentatie tijdens het congres. Onderzoekspresentatie: individueel of als symposium In een individuele onderzoekspresentatie wordt verslag gedaan van een afgerond onderzoek, uitgevoerd in de context van de lerarenopleiding. Een voorstel voor een onderzoekspresentatie kan individueel (een paper) of als onderdeel van een symposium (drie papers) worden ingediend. Tijdens het congres: per parallelsessie (75 minuten) worden drie onderzoekspresentaties gehouden (10-15 minuten). Aansluitend is er gelegenheid tot het stellen van vragen en het voeren van een discussie. De ruimte voor discussie is mede afhankelijk van de lengte van de presentatie. Elke parallelsessie heeft een zaalvoorzitter die de tijd bewaakt en de discussie leidt. Een symposium bestaat uit drie samenhangende onderzoekspresentaties (papers). Tijdens de presentaties worden de aanpak en opbrengst van (afgerond) onderzoek binnen of over de lerarenopleiding over een vergelijkbaar thema toegelicht, met aansluitend inhoudelijke feedback van een discussiant, uitmondend in discussie. Een voorstel voor een symposium wordt als geheel ingediend. De indieners kiezen zelf een voorzitter en een discussiant voor het symposium. Tijdens het congres: een symposium duurt maximaal 75 minuten. Dit betreft tijd voor de onderzoekspresentaties (10-15 minuten per paper) en tijd voor de bespreking door de discussiant, gevolgd door een discussie. De organisatoren van het symposium bepalen zelf hoe zij deze tijd verdelen over de verschillende onderdelen.
Good practice Een ‘good practice’ of praktijkpresentatie is een presentatie gericht op kennismaking met een ‘uitnodigend praktijkvoorbeeld’ dat al is uitgevoerd in de opleidingspraktijk van één of meer indieners. De nadruk ligt op ‘wat werkt en waarom’ en het is een goed voorbeeld voor anderen. Een voorstel voor een praktijkpresentatie wordt individueel ingediend. Tijdens het congres: per parallelsessie van 75 minuten worden drie praktijkpresentaties geprogrammeerd. Een praktijkpresentatie duurt maximaal 15 minuten. Aansluitend is er gelegenheid tot het stellen van vragen en discussie. De ruimte voor discussie is afhankelijk van de lengte van de presentaties. Elke parallelsessie heeft een zaalvoorzitter die de tijd bewaakt en de discussie leidt. Interactieve posterpresentatie Een interactieve posterpresentatie heeft betrekking op voorgenomen of lopend onderzoek, voorgenomen of lopende nieuwe ontwikkelingen. De nadruk ligt op het bespreken van de stand van zaken en het vragen van feedback. Het onderzoek of idee wordt gepresenteerd op een poster van A1 formaat (portrait). Tijdens het congres: er worden postersessies georganiseerd waarin gelegenheid is de posters op te hangen en daarna te bespreken met belangstellenden. Per parallelsessie (75 minuten) worden maximaal vijf posters met een zoveel mogelijk samenhangend thema kort (5 minuten) gepresenteerd door de presentatoren. Na de presentaties in er gelegenheid voor discussie. Elke parallelsessie heeft een zaalvoorzitter die de tijd bewaakt, het globale thema inleidt en de discussie leidt. Ontwikkelplan Binnen een sessie voor ontwikkelplannen worden nieuwe ideeën voor de opleidingspraktijk ter discussie voorgelegd aan het publiek. De nadruk ligt op het uitwisselen van expertise aan de hand van de ingebrachte plannen. De indieners komen zelf met een uitdagende werkwijze die leidt tot interactie. Tijdens het congres: in één parallelsessie worden twee, zoveel mogelijk inhoudelijk samenhangende ontwikkelplannen ingebracht. Het plan wordt in maximaal 5 minuten voorgelegd. Daarna volgt interactie met en door het publiek. Elke parallelsessie heeft een zaalvoorzitter die de tijd bewaakt en de discussie leidt. Debat Tijdens een debat willen we de dialoog aangaan over actuele onderwijsproblematieken. Indieners geven een maatschappelijke onderwijsproblematiek op met een controversiële stelling die uitnodigt tot discussie. Deze stelling wordt onderbouwd en/of weerlegd door twee of drie presentatoren. Tijdens het congres: per parallelsessie worden twee debatten georganiseerd. Telkens wordt het thema met de stelling kort voorgesteld (5 minuten), waarna de presentatoren hun visie toelichten en beargumenteren (telkens 8 minuten). Dit kan onder de vorm van een TED talk. Daarna volgt interactie met en door het publiek.
Professionele leergemeenschap Samenwerken in professionele leergemeenschappen is erg effectief om aan professionele ontwikkeling te doen. We bieden leergemeenschappen, themagroepen of projectgroepen, van de VELON en VELOV of ruimer, de gelegenheid om een bijeenkomst van 75 minuten in te richten tijdens het congres. Netwerken die op deze wijze een actieve bijdrage wensen te doen geven de naam van hun netwerk op, met een korte omschrijving van het thema dat ze willen behandelen. De voorzitter nodigt de leden hiervoor uit. Tijdens het congres: een leergemeenschap staat open voor iedereen, zodat belangstellenden kunnen aansluiten, en mogelijk kan het netwerk tot een internationale groep uitgroeien.
Formats Elk voorstel bevat de volgende informatie: Naam en e-mailadres van alle auteurs (deze worden niet naar de beoordelaars doorgestuurd met het oog op anonieme beoordeling van het voorstel)
Titel van de bijdrage
Keuze uit de zichtlijnen: 1) Identiteit van de lerarenopleider als onderzoeker; 2) Praktijkonderzoek door (toekomstige ) leraren; 3) Opleidingspraktijk verbeteren door onderzoek; 4) Leraren, opleiders en onderzoeksinstituten – nieuwe teamverbanden en nieuwe praktijken; 5) Impact van onderzoek in het werkveld; 6) Divers.
Keuze uit presentatievormen: 1) Onderzoekspresentatie: individueel of als symposium; 2) Good practice; 3) Interactieve posterpresentatie; 4) Ontwikkelplan; 5) Debat; 6) Leergemeenschap.
Trefwoorden die de inhoud van de bijdrage beschrijven (minimaal één trefwoord, maximaal drie trefwoorden)
Abstract (korte samenvatting van onderwerp, eventueel methode, resultaten), maximaal 200 woorden
Korte beschrijving (maximaal 50 woorden) waarom deze presentatie goed past binnen het thema van het congres
Aanvullend voor onderzoekspresentaties: Voor elk paper (ook papers die deel uitmaken van een symposium) Een lopende tekst (maximaal 600 woorden, zonder referenties, tabellen, figuren mee te rekenen) geordend naar de volgende kopjes: o Inleiding; o Theoretisch kader; o Onderzoeksvraag; o Methode; o Resultaten; o Conclusies/discussie/implicaties voor de praktijk. Voor elk symposium: Een lopende tekst (maximaal 200 woorden, zonder referenties, tabellen, figuren mee te rekenen) met een inleidende toelichting op het thema van het symposium, geordend onder de volgende kopjes: o Doelstelling; o Wetenschappelijke en praktische relevantie; o Structuur van het symposium. o Daarna volgen de teksten van de papers zoals hoger beschreven. Vermelding van naam en e-mailadres van de voorzitter en de discussiant van het symposium (deze worden voor de review niet naar de beoordelaars doorgestuurd). Aanvullend voor good practices: Een lopende tekst (maximaal 600 woorden), geordend onder de volgende kopjes: o Onderwerp; o Context; o Doel; o Theoretische inbedding; o Praktische relevantie; o Opbrengst van een evaluatie van de praktijk. Aanvullend voor posterpresentaties: Een lopende tekst (maximaal 600 woorden, zonder referenties, tabellen, figuren mee te rekenen) geordend onder de volgende kopjes: o Inleiding; o Theoretisch kader; o Methode, aanpak; o Voorlopige of mogelijke resultaten. Aanvullend voor ontwikkelplannen: Een lopende tekst (maximaal 600 woorden, zonder referenties, tabellen, figuren mee te rekenen) geordend onder de volgende kopjes: o Inleiding; o Theoretisch kader; o Praktische relevantie; o Eventueel de te verwachten opbrengst.
Aanvullend voor debat: Een lopende tekst (maximaal 600 woorden, zonder referenties, tabellen, figuren mee te rekenen) geordend onder de volgende kopjes: o Inleiding; o Theoretisch kader; o Maatschappelijke en praktische relevantie; o Stelling(en) Vermelding van naam en e-mailadres van de moderator (deze wordt voor de review niet naar de beoordelaars doorgestuurd). Aanvullend voor leergemeenschap: Een korte voorstelling van de leergemeenschap, met het thema dat besproken zal worden en de voorziene werkvorm volstaat. Een abstract is hier niet relevant. Vermelding van naam en e-mailadres van de voorzitter. Het voorstel dat wordt ingediend zal in eerste instantie gebruikt worden voor beoordeling en selectie. Na acceptatie wordt de tekst ook opgenomen in de informatie voor de deelnemers van het congres.
Indienen van voorstellen voor congresbijdragen Voorstellen kunnen worden ingediend tot en met donderdag 15 oktober 2015. Het indienen van een voorstel verloopt via de website van de VELOV, www.velov.eu. Alleen voorstellen die tijdig zijn ingediend via de genoemde website worden betrokken bij de selectieprocedure.
Beoordeling Beoordeling van de voorstellen gebeurt anoniem door twee inhoudsdeskundigen. In geval van twijfel of onvoldoende overeenstemming beslist de congrescommissie. De uitkomst van de beoordeling luidt: 1) Geaccepteerd 2) Afgewezen De indieners van een voorstel ontvangen uiterlijk in de eerste week van december 2015 uitsluitsel over het resultaat van de beoordeling. Bij de beoordeling geldt ook de relatieve kwaliteit. Er wordt rekening gehouden met een maximum aantal presentaties per parallelsessie. In geval van acceptatie wordt verwacht dat de indiener zijn/haar bijdrage zal presenteren tijdens het congres op donderdag 4 of vrijdag 5 februari 2016. Sprekers worden NIET automatisch ingeschreven voor het Congres voor Lerarenopleiders 2016. Via de website dient u zich in te schrijven.
Secretariaat Congres voor Lerarenopleiders 2016 Leids Congres Bureau Telefoon: +31(0)71 514 82 03 e-mail:
[email protected]