Afgiftekantoor: Brussel X
oktober - november december 2001
M
A
G
A
Z
I
N
E
Inhoud Editoriaal 2 11 september 2001: onze alumni becommentariëren 3-9 artikel V van het NoordAtlantisch Verdrag 10 Promotie 1956 11 Dubbelinterview: Hilde Burie Georges Anthoon 12-16 Valknieuws 17-18
www.law.kuleuven.ac.be/alumni foto Rob Stevens
• Verantwoordelijke uitgever: Roger Blanpain, Tiensestraat 41, 3000 Leuven •
Varia 19
E d i t o r i a a l
Alumni On-Line Tijden veranderen, ook in cyberspace. Tot voor kort focusten de meeste websites nog quasi louter op inhoud, gebracht in een passieve interface en zeker niet overladen met telefoonlijn verstikkende want kilobytes vretende foto’s. Na de steile opgang van de in druk bevochte concurrentieslagen aan de man gebrachte breedbandnetwerken en ADSL-toegang, verschoof het accent evenwel in de richting van de visuele aantrekkingskracht van de gepresenteerde gegevens, evenals naar interactieve omgevingen. De inhoud verdween daarbij zeker niet uit de belangstelling, denken we maar aan de recente aandacht die aan het “contentmanagement” te beurt viel. VRG-Alumni bleef uiteraard niet bij de pakken zitten en paste zijn webstek aan in functie van de actuele noden der allermodernste tijd. Momenteel zijn de werkzaamheden reeds in een eindfase aanbeland. Vanaf nu kan u onze vernieuwde webstek in zijn volle glorie aanschouwen en verdwijnt de term “onder constructie” van onze virtuele uitvalsbasis. Neem alvast nu eens een kijkje op www.law.kuleuven.ac.be/alumni. Een opvallende nieuwigheid bestaat – naast de reeds voltooide en grondige opknapbeurt van de interface – in de verwelkoming van de internaut middels een popup-venster dat hem in één oogopslag informeert over kernitems zoals de datum van de aankomende alumnidag of enige andere geplande activiteit. Overige toevoegingen zijn onder meer een on-line overzicht van de voordelen van het VRG-Alumni lidmaatschap, een beknopte toelichting bij de door alumni ondersteunde projecten in de rubriek “mecenaat”, on-line archivering van het Alumni-Magazine, een rubriek waar u persoonlijke nieuwtjes kan achterlaten, en – hoe kan het ook anders – het Valklied. Dat laatste kan u in de rubriek “multi-media” trouwens downloaden in mp3-formaat, zodat de doorgewinterde alumni fanaat het desgewenst zelfs kan aanwenden als opstartdeuntje voor zijn of haar pc. Verder treft u daar enkele leuke downloads aan om uw bureaublad mee op te fleuren. Als kers op de taart is de nieuwe interface voorzien van handige links naar de eigenlijke facultaire pagina’s, inclusief verwijzingen naar onze eigenste rechtsbibliotheek, de juridische linkcollectie www.rechtslinks.be en de on-line versie van Jura Falconis. Dit alles werd verder aangevuld met doorklikpunten naar de meest markante nieuwkomers op de universitaire webservers, zoals de on-line versie van Campuskrant, de bijzonder aantrekkelijke e-nieuwsbrief die u volledig up-to-date houdt over het reilen en zeilen van uw Alma Mater, de stek van Alumni Lovanienses en de K.U.Leuven Zoekmatrix (sinds jaar en dag één van de meest uitgelezen startpunten voor om het even welke zoektocht op het Net). Uw Webmaster,
[email protected]
VRG-Alumni Secretariaat Tiensestraat 41, 3000 Leuven. Open ma-do: 8-12 u, 13-16 u. Tel. : (016) 32 54 81 Fax: (016) 32 54 80 e-mail:
[email protected] Website: http://www.law.kuleuven.ac.be/alumni/
2
Bestuursleden
Redactieleden
Peter Anthonissen, Roger Blanpain (voorzitter), Hilde Burie-Witters, Tom Burin, Yves Butaye, Patricia Ceysens, Omer Coenen, Paul Cooreman, Herman Cousy, Pascale De Neef, Paul De Scheemaecker, Mark De Zutter, Wouter Devroe, Wilfried Donceel, Dimitri Droshout, Frank Fleerackers, Wim Goossens, Frank Hendrickx, Frank Hutsebaut, Bernard Kerckhoven, Nathalie Labeeuw, Michel Looyens, Kristof Macours, Remy Merckx, Bart Meulemans, Dominique Muyldermans, Isabel Penne, Willem Rycken, Sigrid Simons, Steven Snaet, Robbie Tas (secretaris), Bernard Tilleman, Karel Van de Velde, Miche Van den Bosch, Christel Van Haecke, Frans Vanistendael, Stijn Vanoppen, Iris Van Tilborgh, Jan Wouters, Olivier Wouters, Luc Wynant.
Roger Blanpain, Laurent Coppens, Cindy Lauwers, Kristof Macours, Bart Meulemans, Luc Peeters, Katlijn Perneel, Robbie Tas, Iris Van Tilborgh, Christine Verhoeven
1 1
s e p t e m b e r
2 0 0 1
11 september 2001: onze alumni becommentariëren 11 September. Samen met mijn vrouw was ik in Florida op het ogenblik van het gebeuren. Een groepje Amerikanen kwamen ons rond 10u15 ontsteld meedelen dat er een vliegtuig neergestort was op een van de torens van het World Trade Center. Aanvankelijk dacht men aan een ongeluk. Algauw bleek het echter om een terroristische daad te gaan. Amerika was in shock. Professor Efreb Cordoba deelde me mee dat zijn zoon in de Tower was. Professor Alvin Goldman had een e-mail van de decaan van de Rechtsfaculteit van New York gekregen met de mededeling dat meer dan 200 alumni van de school vermist waren. Rechter Carole Bellows liet me weten dat haar kleinzoontje een dag en een nacht zoek was geweest: de school lag naast de Tower. Wat een ellende. Zoveel leed, zovele onschuldige slachtoffers. Waar zijn de idealen van “vrede en vriendschap” gebleven? Sindsdien is de wereld veranderd. Hoe moet het nu? VRG-Alumni vroeg het aan enkele van onze professoren en alumni. Hun waardevol commentaar kan ons helpen nadenken bij dit waanzinnig gebeuren. Roger Blanpain, Voorzitter VRG-Alumni
JAN WOUTERS (HOOFDDOCENT INTERNATIONAAL RECHT) 11 SEPTEMBER EN HET INTERNATIONAAL RECHT VRG-Alumni: Heel wat internationale instellingen (bv. NAVO, de EU,…) bevinden zich in België. Nochtans werden er in de afgelopen jaren slechts weinig aanslagen tegen deze instellingen gepleegd. Moeten we vrezen dat hierin verandering komt?
Prof. Wouters: Het type spectaculaire aanslagen dat op 11 september 2001 in de V.S. plaatsvond, mikt op zeer zichtbare symbolen van westerse macht. Ofschoon de NAVO militair en de EU economisch zeer machtige organisaties zijn, hebben hun in België gelegen zetels vooral een functioneel karakter en ogen ze eerder saai. Wat niet belet dat, als NAVO of EU zich sterker gaat profileren in de strijd tegen terrorisme – een proces dat volop aan de gang is – hun vatbaarheid voor aanslagen toeneemt. We blijven derhalve best extra waakzaam. VRG-Alumni: Door de huidige crisis staat de VNVeiligheidsraad eigenlijk buiten spel. Welke invloed zal dit alles hebben op de verhoudingen tussen het Westen en China (overigens een land dat grenst aan Afghanistan)?
Prof. Wouters: Ik ben het er niet geheel mee eens dat de Veiligheidsraad buiten spel staat. Deze heeft unaniem de aanslagen krachtig veroordeeld en nam unaniem een zeer krachtige resolutie aan die de
financiering van terrorisme aan banden moet leggen. Wel lees ik in deze resoluties – afgezien van een verwijzing naar het zelfverdedigingsrecht van staten – geen machtiging tot het gebruik van geweld. China is voorlopig bijzonder meegaand in de Veiligheidsraad. In het licht van de eigen binnenlandse problemen beseft het dat het vooralsnog enkel te winnen heeft door zich aan te sluiten bij de globale coalitie tegen terrorisme.
Prof. Jan Wouters
VRG-Alumni: De crisis evolueerde al vlug van een zoektocht naar terroristen naar het bedreigen en (eventueel) uitschakelen van een “rogue state”. Moeten de regels van het volkenrecht hierdoor aangepast worden?
Prof. Wouters: Het gaat veeleer om het neutraliseren van een “rogue regime”. Ik zie op dit punt geen nood om de geldende regels van het Handvest van de Verenigde Naties aan te passen: die leggen de verantwoordelijkheid voor het handhaven van de internationale vrede en veiligheid – waaronder uiteraard de strijd tegen internationaal terrorisme valt – bij de Veiligheidsraad. Die Veiligheidsraad kan echter niet onbewogen blijven toekijken op de Amerikaans-Britse actie in Afghanistan. Een sterkere legitimatie moet gegeven worden en moet
3
1 1
s e p t e m b e r
worden geïntegreerd in een ruimere operatie, die wat mij betreft vergelijkbaar kan zijn met het onder internationaal VN-bestuur brengen van streken als Kosovo en Oost-Timor. VRG-Alumni: “Indien ik hier zou leven zou ik ook zelfmoord plegen” is inmiddels een veel geciteerde uitspraak van Robert Fisk geworden. Wat kan het Westen doen om het ongenoegen van verschillende conflictgebieden te bedaren?
Prof. Wouters: Veel eerlijker worden in het openstellen van zijn markten voor (landbouw- en textiel) producten uit de armste landen. En daarnaast een zeer goed afgewogen multilaterale actie voeren
2 0 0 1
om deze landen via steun (niet alleen geldelijk, maar ook intellectueel, met name op het gebied van onderwijs en de uitbouw van politieke en justitiële instellingen en maatschappelijke voorzieningen) een betere toekomst te bieden. VRG-Alumni: Als u mocht kiezen, zou u dan de WTC-torens terug opbouwen, of ziet u dit eerder als een provocatie aan toekomstige terroristen?
Prof. Wouters: Ik zou op de plaats van de ramp een park aanleggen, opgedragen aan alle slachtoffers van internationaal terrorisme, met middenin een multireligieuze gebedsplaats.
MARK EYSKENS (PROM. 1956, BUITENGEWOON HOOGLERAAR EMERITUS, MINISTER VAN STAAT) 11 SEPTEMBER VANUIT ECONOMISCH STANDPUNT
Prof. Marc Eyskens
VRG-Alumni: «Hopelijk doet Belgie meer dan het zenden van wat injectienaalden en sparadrap», was een opmerkelijke uitspraak van u enkele dagen na 11 september. Wat vindt u van de goedkeuring van artikel V door de Navo in dit verband? Wat zou België volgens u moeten doen?
terrorisme, is veel mogelijk. Het Westen moet maximale druk uitoefenen op de Palestijnen en Israëli’s om tot een vredesakkoord te komen, uitgaande van het pre-akkoord van Taba (nota bene door Yasser Arafat verworpen, ondanks de zeer grote Israëlische concessies) en van het verslag van Georges Mitchell.
Prof. Eyskens: Mijn schampere opmerking had te maken met mijn ervaring tijdens de Golfoorlog in 1991 toen ik als minister van Buitenlandse zaken diende op te tornen tegen het neutralisme en het anti-navoïsme van bepaalde collega’s in de regering (socialisten en VU). Artikel V is toepasselijk zodra een lidstaat slachtoffer is van een buitenlandse aanval. Dit hoeft evenwel niet een andere Staat te zijn. President Bush heeft vanaf 11 september gesproken over een ‘act of war’ ten einde art. V (het solidariteitsmechanisme) in werking te stellen en ook beroep te kunnen doen op art. 51 van het handvest van de Verenigde Naties. Dit laatste artikel laat een aangevallen lidstaat toe zichzelf te verdedigen, ook militair, zonder voorafgaande toelating van de Veiligheidsraad. De woordkeuze van G.W. Bush was dus helemaal niet toevallig maar wel overwogen. België moet op een geloofwaardige wijze zijn solidariteit betuigen, ook militair, met de geallieerden (in onze specialiteit: militair transport en mijnenvegen).
VRG-Alumni: Door de huidige crisis kan men zich verwachten aan een heropleving van de Amerikaanse wapenindustrie die de afgelopen acht jaar behoorlijk werd afgebouwd. Zal dit leiden tot herbewapening van allerlei landen die zich nadien mogelijk tegen hun buren of het Westen zullen keren?
VRG-Alumni: Wat kan het Westen doen om het ongenoegen van verschillende confictgebieden te bedaren?
4
Prof. Eyskens: Vooral aan de Arabische landen moet worden uitgelegd hoe schadelijk het terrorisme is voor hun eigen zaak en die van de Palestijnen. Indien ze daarentegen met het Westen, en liefst onder een UNO-koepel, front vormen tegen het
Prof. Eyskens: Ik geloof dit niet. De strijd tegen het terrorisme vereist vooral gesofistikeerde detectieen inlichtingentechnologie en het afsnijden van de financieringsbronnen. Wel blijft het Amerikaanse ‘missile defense’- project (ruimteschild) gericht tegen de ‘schurkenstaten’, op de agenda staan. Dit project zullen de Amerikanen blijven aankaarten, omdat ze zich willen beschermen tegen militaire reacties vanwege de landen waar de bases van het terrorisme zouden worden bestookt. Maar met het ruimte-schild wordt een veel ruimere problematiek aangekaart, die te maken heeft met de herziening van het ABM-verdrag van 1971 op de lange afstandsraketten. Naar mijn gevoel moet dergelijk project – afgezien van zijn technologische en budgettaire haalbaarheid – in elk geval worden gekaderd in een gezamenlijke aanpak van de VS, de EU en Rusland. De weg zou dan worden geeffend voor een drastische reductie van de offensieve wapens (atoom- en bacteriologische wapens) en voor het afsluiten van een veiligheidspact tussen de Navo en Rusland. Meteen zou de uitbreiding van de Navo ook voor de Russen aanvaardbaar worden.
1 1
s e p t e m b e r
VRG-Alumni: Wat denkt u van de volgende redenering: “De alliantie van de VS met verschillende moslimlanden zal tot gevolg hebben dat er een grotere Amerikaanse aanwezigheid zal zijn in die landen, hetzij militair, hetzij economisch. Deze verhoogde aanwezigheid zal op termijn contraproductief werken aangezien fundamentalisten daardoor geconfronteerd worden met Amerikaanse symbolen (b.v. een Mc. Donalds in Kaboul) in het eigen land”.
Prof. Eyskens: De haat tegen de Amerikanen is er nu reeds maximaal. Aanwezigheid betekent ook humanitaire hulp, ontwikkelingssamenwerking en economische expansie. Een enorme taak voor het Westen en de EU en van vitaal belang voor het opkrikken van de levensstandaard van de lokale bevolkingen. Het wegebben van het fundamentalisme vergt een generatie. Het Christelijke Westen heeft er zelfs
2 0 0 1
eeuwen over gedaan (godsdienstoorlogen en inquisitie). Vooral de verspreiding van kennis en informatie (o.m. via studie- en stagebeurzen) leidt tot meer verdraagzaamheid en democratisering. VRG-Alumni:. Als u mocht kiezen, zou u dan de WTC-torens terug opbouwen, of ziet u dit eerder als een provocatie aan toekomstige terroristen?
Prof. Eyskens: Op het eerste gezicht zou ik zeggen: ‘bouw ze terug op!’ Dit is een bewijs dat beschaafde landen niet zwichten voor terrorisme. Maar wellicht zou dit een provocatie zijn voor allerlei gekken en geesteszieken. Liever dus een monument aan de slachtoffers tot bevordering van de verdraagzaamheid. Wat ook de verklaringsgronden en oorzaken wezen van het terrorisme, dergelijk aangericht kwaad blijft absoluut verwerpelijk en moet maximaal worden bestreden.
PIET DESLÉ (PROM. 1973, JOURNALIST VTM) 11 SEPTEMBER EN DE MEDIA VRG-Alumni: De berichtgeving over de huidige crisis beperkt zich in grote mate tot de vraag welke reactie de aanslagen tot gevolg zullen hebben. Aan de voedingsbodem van de aanslagen wordt bijna geen aandacht gegeven. Is het niet de taak van de media om meer duiding te geven op dit punt?
P. Deslé: Wie zomaar de ware geopolitieke voedingsbodem voor de waanzin van 11 september kan duiden, krijgt van mij meteen de Pulitzer prijs voor journalistiek. Maar dat is terloops, toch moeten de media proberen oorzaken, aanleiding en achtergrond van zo’n gebeurtenissen te schetsen. Audiovisuele en schrijvende pers hebben daar elk een eigen opdracht. Radio en televisie worden door de gefragmenteerde luister- of kijkbereidheid van het publiek opgejaagd om voortdurend nieuwe feiten te brengen, de laatste informatie. De directe nieuwshonger moet worden gestild. Daarom scoort live verslaggeving zo goed en worden specialisten in de studio’s gehaald. Maar om te velde naar achtergronden te boren, is meer tijd en voor televisie meer geld nodig. Kranten en tijdschriften kunnen met iets meer afstand uitpakken met een grondig interview of verslag. Dat is hun kracht en hun opdracht. VRG-Alumni: Door de globalisering van de media (CNN, BBC World,…) kan men haast in real time volgen wat er in de wereld voorvalt. Is dit geen bijkomende stimulans voor terroristen om spectaculaire acties te plegen aangezien zij daardoor
een wereldwijd publiek verwerven waaraan zij hun boodschap kunnen uitdragen?
P. Deslé: Bij de aanslagen in New York en Washington waren de reacties van de media perfect ingecalculeerd door de terroristen. Alleen al de timing van de vier kapingen en het feit dat het tweede vliegtuig zich voor de camera’s in de zuidelijke WTC-toren heeft geboord, bewijzen dat. Het mega-effect van die 11de september is nooit eerder bereikt, maar het fenomeen is niet nieuw. Voor alle politiek-ideologische terreurbewegingen is het streven naar maximale mediadekking een absolute prioriteit. De gevestigde macht reageert trouwens niet anders. En de redacties hebben geen keuze, zij moeten verslag uitbrengen. Het is dus verkeerd een causaal verband te leggen. Want dan hebben de media aan alles schuld en vervallen we in het oude verhaal van ‘de boodschapper heeft het gedaan… ’.
Piet Deslé
VRG-Alumni: In de huidige crisis leek het er op dat de eerste beschuldigingen vrijwel meteen door CNN werden aangevoerd, waarna de Amerikaanse regering alleen nog maar moest bevestigen dat het effectief zo gebeurde. Krijgen dergelijke globale nieuwszenders niet te veel macht?
P. Deslé: Zolang die nieuwszenders weinig deontologische fouten maken is er geen probleem. Zo is CNN bij deze terreurgolf zeer voorzichtig gebleven. Ze hebben pas na de tweede aanval de woorden ‘terror of under attack’ gebruikt, al hadden veel
5
1 1
s e p t e m b e r
journalisten op basis van de zelfmoordacties in Israël meteen aan terreur gedacht. Ook de eerste opeising van een Palestijnse groep werd bijna ‘verzwegen’ omdat het bericht niet bevestigd raakte, dus terecht. Net als iedereen heeft CNN zich suf gezocht naar wie dit kan hebben beraamd en de zender heeft de regering meteen geconfronteerd met die scenario’s. Maar is dit geen goede journalistiek? In elk geval heeft CNN zich weer laten kennen als de wereldleider in snelle, accurate en levensechte televisieverslaggeving. Een meesterschap dat kan omslaan in een, per definitie gevaarlijk, monopolie van berichtgeving. Maar zeker in Vlaanderen zijn we nog zo ver niet. VRG-Alumni: Na de aanslagen werd beeldmateriaal getoond van Palestijnen die zeer verheugd waren over het gebeurde. Rond deze beelden ontstond enige commotie toen er geopperd werd dat het om ouder beeldmateriaal zou gaan. Deze claim werd later weerlegd. Bestaat er enige vorm van controle op het “waarheidsgehalte” van hetgeen in de media naar voren gebracht wordt?
P. Deslé: Het gerucht klonk zeer onwaarschijnlijk, omdat er op geen enkele ernstige redactie zo’n risico’s worden genomen, zeker niet op een Amerikaanse. Als er ‘valse’ juichende Palestijnen per abuis waren opgediept uit het archief, dan was dit dodelijk voor de geloofwaardigheid van televisienieuws op zich. Als dit moedwillig zou gebeuren, wordt het gewoon misdadig en komt de democratie zelf onder vuur. Journalistieke ontsporingen zijn deontologisch aan te pakken, met klachten en procedures. Maar de echte controle op mogelijke misstappen zit in de kracht van de concurrentie. Dergelijke fouten worden best voorkomen of hersteld, als elke redactie zich geschaduwd weet door een andere redactie. Het weren van monopolies, vooral in de audiovisuele media, is daarom niet alleen een economische noodzaak, het is ook een democratische meerwaarde. VRG-Alumni: De frontlijnjournalistiek draaide onmiddellijk op volle toeren. Diverse reporters bevonden zich meteen in Pakistan, of zelfs in het gebied dat gecontroleerd wordt door de Noordelijke Alliantie. Sinds de landingsoperatie in Somalië waar de troepen begroet werden door cameraploegen kan men zich afvragen of al die journalisten daar eigenlijk niet in de weg lopen van de militairen. Wat denkt u hierover?
6
P. Deslé: De rasechte journalist weet dat hij of zij ter plaatse moet zijn om een verhaal correct en
2 0 0 1
volledig te vatten. Alleen beperkt de manier van oorlogvoeren dikwijls de vrijheid van de reporter. Zo zijn er tijdens de Golfoorlog met de geallieerde Westerse troepen verregaande afspraken gemaakt, die hebben ongetwijfeld het beeld van het conflict sterk beïnvloed. Gedeeltelijk werd dit beeld genuanceerd door de nog meer gedirigeerde en gemanipuleerde informatie van Irak of van Saddam Hoessein. Ook nu kunnen journalisten niet echt bij het ‘slagveld’ en wordt objectieve verslaggeving niet makkelijk gemaakt. Afghanistan geeft geen vrije toegang tot het land. Maar toch blijft het de plicht van de journalist om de waarheid te achterhalen. Dat dit soms op risico van eigen leven gebeurt, bewijst de geschiedenis van de moderne journalistiek helaas al te vaak. VRG-Alumni: Welke houding zouden de Belgische media aannemen indien het conflict zou escaleren en België effectief betrokken zou raken in militaire acties of terroristische aanslagen? Zou er in dergelijk geval genoeg onafhankelijkheid bestaan binnen de Belgische media om de zaak langs alle kanten te bekijken?
P. Deslé: België is nu al betrokken bij het conflict. Er zijn diplomatieke en militaire afspraken gemaakt. Bovendien ligt ons land in het centrum van de internationale politiek, met de NAVO, de Europese Gemeenschap. Voor terreurorganisaties is ons land ook geen onbekend werkterrein. Als klein transitland is het voor België aartsmoeilijk om niet als draaischijf te dienen voor mensen die het daglicht schuwen, voor hun materiaal en hun informatiestromen. De Belgische media hebben niet zoveel aandacht voor deze bedreiging, het gerecht boekt ook niet veel successen op dat vlak. Bovendien wordt alles wat vreemdelingen aangaat in de Vlaamse pers sedert jaren zwart-wit benaderd. Het migranten- en asieldebat kan nauwelijks in een ruimer internationaal licht worden geplaatst, omdat de pers in navolging van de politiek als de dood is om in een ‘rechtse’ of racistische hoek te belanden. Deze begripsvernauwing heeft uiteraard te maken met de rol die het Vlaams Blok speelt, of door anderen wordt toegemeten. Maar het kan een objectieve benadering van anarchisme of terrorisme bemoeilijken, want angst, en nog meer – vooringenomenheid, blijven de grootste vijand van de waarheid. Daarom hoeft de onafhankelijkheid van de media niet in vraag gesteld. Als de terreur hier echt zou toeslaan, zal het gezond verstand en het professionalisme van de collega’s-journalisten ongetwijfeld de bovenhand halen.
1 1
s e p t e m b e r
2 0 0 1
JEAN-LUC DEHAENE (PROM. 1963, SENATOR) 11 SEPTEMBER
EN DE CONSEQUENTIES OP HET VLAK VAN DE INTERNATIONALE POLITIEK
VRG – Alumni: Centraal-Azië is een delicate regio. Sommige auteurs (bv. Robert Kaplan in ”The Coming Anarchy”) vrezen voor een desintegratie van landen zoals Pakistan. In welke mate kan het Westen anticiperen op het feit dat in een dergelijk scenario er mogelijk kernwapens in handen komen van fundamentalisten?
J-L Dehaene: Dit gevaar is inderdaad niet denkbeeldig. De moeilijkheid is dat het politieke en economische luik van een operatie veel moeilijker op te zetten en vooral uit te voeren is dan het militaire luik. Daardoor geraakt het militaire vaak in een impasse (illustraties daarvan zijn Bosnië, Kosovo, Midden-Oosten, Somalië) Dit dreigt ook in Centraal-Azië als niet spoedig een spoedig een politiek alternatief voor de Taliban komt; politiek alternatief dat massaal economisch zal moeten ondersteund worden; maar zal het westen, of beter zullen alle grootmachten (ook Rusland en China) hiertoe bereid zijn? Die zelfde grootmachten zullen samen de strijd tegen de nucleaire proliferatie moeten aanpakken. Evenzeer als de strijd tegen de wapenhandel, de drugs enz die de financiële basis vormen van het terrorisme. VRG-Alumni: De huidige crisis toont het falen van de verschillende nationale inlichtingendiensten aan die, volgens diverse bronnen, nog verstrikt zitten in denkpatronen die dateren van de Koude Oorlog. Hoe kan men dit oplossen zonder in een een “1984”-achtige wereld te verzeilen?
J-L Dehaene: Het is duidelijk dat het militaire apparaat (in de ruime betekenis) dat werd opgebouwd tijdens de koude oorlog niet aangepast is aan de nieuwe uitdaging. Het is afgestemd op een klassieke oorlog. Het risico is dat het apparaat daarom ook onaangepast reageert en in een impasse geraakt, naar het voorbeeld van Vietnam of Tsjetsjenië. Er is dringend nood aan reconversie. Dat de informatietechnologie hierbij een grote rol zal spelen is evident. Dat zal nieuwe spelregels vereisen, die via trial and error (het risico is inderdaad niet denkbeeldig dat er ontsporingen zullen zijn), uit de ervaring zullen groeien. Men mag hierbij niet te snel het spook van Big Brother oproepen, want dit kan zeer verlammend werken. VRG-Alumni: Door deze crisis is er voor de eerste keer iets als een gezamenlijke Europese buitenlandse politiek ontstaan. Gaat het hier om
een toevalstreffer, of zal de Unie zich in de toekomst meer eensgezind kunnen opstellen?
J-L Dehaene: Het gemeenschappelijk buitenlands beleid van de EU blijft een zeer broos gegeven. Zolang het op intergouvernementele basis is geschoeid zal dat ook zo blijven. Crisissen zoals deze van de Balkan of na 11 september tonen wel de noodzaak aan van een gemeenschappelijk beleid en spelen als katalysator. Er is echter nog een lange weg af te leggen. Er is ook geen alternatief, althans indien Europa in het globale wereldgebeuren een rol wil blijven spelen VRG-Alumni: Een aantal auteurs voorspellen een heropleving van het “Grote Spel” waarbij verschillende grootmachten proberen om invloed te winnen in Centraal-Azië. Dit heeft onder meer te maken met de olierijke gebieden in een aantal ex-USSR staten. Wat is volgens u de geo-politieke inzet van de huidige crisis?
J-L Dehaene: Centraal Azië is sowieso een plaats die in het machtsevenwicht in de wereld een centrale rol speelt. Het is immers gelegen tussen Rusland, China, Europa en de moslimSenator wereld. Het is daarenboven olierijk. 11 September Jean-Luc Dehaene en de strijd tegen het terrorisme zijn een nieuw gegeven, die de traditionele bondgenootschappen doorkruisen. De vraag of Bin Laden en zijn bende er al dan niet inslagen de islamfundamentalisten achter zich te krijgen. VRG-Alumni: Uit het bezoek van de EU-delegatie aan Iran bleek dat de Iraanse president Khattami begrip heeft voor de Westerse inspanningen. Binnen Iran is er echter een grondige verdeeldheid tussen de progressieven (zoals de president) en de meer conservatieve strekkingen. Zullen dergelijke landen door de huidige crisis in de toekomst te maken krijgen met bewegingen die de klok willen terugdraaien?
J-L Dehaene: Het antwoord op die vraag zit vervat in het voorgaande. Hoe langer de strijd tegen het terrorisme de vorm aanneemt van een klassieke oorlog, hoe groter het gevaar. Met een klassieke aanpak komen we in een ‘Viëtnam-situatie’ terecht. De strijd tegen het terrorisme vraagt een andere aanpak waarop de grote militaire structuren niet zijn voorbereid. Dit verhoogt het risico van een ontsporing.
7
1 1
s e p t e m b e r
2 0 0 1
SOPHIE CLOCHERET (PROM. 1995, TAX CONSULTANT BIJ ERNST & YOUNG, NEW YORK) DAGBOEK UIT NEW YORK
Sophie Clocheret
Dinsdag, 11 september 2001 Wat een gewone werkdag leek te worden, werd plots verstoord door het nieuws dat een vliegtuig het WTC had geramd. Verdorie, stomme zondagsvlieger, dacht ik nog, tot een collega kwam melden dat zopas een tweede vliegtuig tegen de andere Twin Tower was gevlogen. Dat kon geen ongeluk meer zijn. Na eerst naar België gebeld te hebben om mijn familie gerust te stellen, probeerden we vanuit één van de vergaderzalen met zicht op de torens, de schade op te meten. Wat ik toen zag, was onbeschrijfelijk. Geen enkel televisiebeeld kon weergeven hoe het voelde om de tweede toren te zien instorten terwijl een transistortje ons net vertelde dat ze volop, verdieping per verdieping, mensen aan het evacueren waren. Ik heb mijn spullen bijeen gepakt en wilde alleen nog maar naar huis. Vermits alle metrolijnen waren stilgelegd moest ik te voet naar huis, temidden van al die verbouwereerde Amerikanen die maar niet konden geloven dat zoiets in hun land kon gebeuren. Woensdag, 12 september 2001 Op verzoek van de burgemeester bleven de meeste bedrijven, inclusief Ernst & Young, gesloten. Vermits we in de van de buitenwereld afgesloten veiligheidszone wonen, zat er dan ook niets anders op dan binnen te blijven en TV te kijken. ’s Avonds liepen we even richting “ground zero”, vermits we vrijdag in principe zouden verhuizen naar Duane Street, zo’n 8 blokken ten noorden van de plaats waar ooit het WTC stond. Komt niets van in huis, vreesde ik.
8
Zaterdag, 15 september 2001 De aanslagen van de voorbije week hebben de vurige liefde voor de “stars and stripes” nog aangewakkerd. Het lijkt wel of iedereen met T-shirts, vlaggen, sjaals en lintjes wil laten weten dat Amerika niet klein te krijgen is. Op iedere hoek van de straat staan trouwens al venters met T-shirts en vlaggen met slogans als “We survived the Attack on America” en “God bless America” tegen een achtergrond van de Twin Towers. Dit is per slot van rekening niet voor niets het prototype van de vrije markteconomie, al heeft het mij toch verbaasd hoe snel de fabrikanten wisten in te spelen op de feiten. Anderzijds hangen in de straten overal posters met foto’s en een beschrijving van vermiste personen, opgehangen door familie en vrienden, in de hoop dat iemand iets meer weet over hun verblijfplaats. Ook staan er op alle pleintjes kaarsen en bloemen om de vermisten
te herdenken. Het zal zeer lang duren voor deze stad terug de oude is. Maandag, 17 september 2001 New York begint inmiddels zijn hectische ritme terug aan te nemen. Hoewel lower Manhattan afgesloten blijft voor alle verkeer, is er in Midtown, waar ik werk, nog amper iets te merken van de catastrofe die deze stad bijna op de knieen heeft gekregen. “Business as usual” lijkt het wel, hoewel onze pasjes voortaan grondig gecontroleerd worden alvorens we het gebouw van Ernst & Young binnen mogen en er in de meeste receptieruimtes en vergaderzalen plaats gemaakt is voor clienten die hun kantoor verloren hebben in de aanval op het WTC. Zaterdag, 29 september 2001 Met uitzondering van de telefoon zijn alle nutsvoorzieningen in lower Manhattan inmiddels hersteld, zodat de bewoners stilaan naar hun woningen kunnen terugkeren. Wij zijn eindelijk verhuisd naar Duane Street. Hoewel de buurt nog grotendeels is afgesloten voor voertuigen, is het gewone leven ook hier hervat. Het valt op hoeveel toeristen zich voor het eerst tot in de buurt van “ground zero” durven te begeven, vooral de brandweerkazerne aan de overkant van de straat wordt gretig gefotografeerd. Er hangen foto’s van vermiste collega’s aan de muur en er liggen bloemen op de stoep, als een stille herinnering aan de onvoorstelbaar hoge tol die deze aanslagen van de stad geeist hebben. Zondag, 7 oktober 2001 Vanmiddag zijn we zelf voor het eerst tot vlakbij ‘ground zero’ gewandeld, in de voetsporen van de toeristen die volop foto’s nemen van de smeulende resten van het WTC. Wanneer ik de ravage zo met eigen ogen zie, moet ik onwillekeurig denken aan de duizenden Afghaanse burgers die momenteel uit hun huizen gejaagd worden door de eerste Amerikaanse bommen. Alsof de dood van duizenden onschuldige Amerikanen met de dood van duizenden onschuldige Afghanen opgelost kan worden. Maandag, 12 november 2001 Na een week van vergaderingen in Belgie, keer ik vanmorgen terug naar New York. De veiligheidsmaatregelen op de luchthaven van Zaventem zijn merkbaar toegenomen. We worden aan een waar kruisverhoor onderworpen omtrent de origine en de inhoud van onze bagage, en voor de reizigers met bestemming Verenigde Staten is er zelfs nog een
1 1
s e p t e m b e r
extra controlepunt toegevoegd waar alle handbagage grondig wordt gecontroleerd… Het lijkt wel of men in Belgie deze ganse “oorlogssituatie” een stuk ernstiger neemt dan in Amerika zelf. Ook in New York zijn de veiligheidsmaatregelen op de luchthavens weliswaar verscherpt, maar voorts gaat het leven opnieuw zijn gewone gang. De toeristen hebben Manhattan opnieuw gevonden en de aanwezigheid van politie in de straten is drastisch teruggebracht. Brieven van onbekende afzenders worden nog wel met de nodige voorzichtigheid geopend, maar de uitgebreide veiligheidsprocedures die een paar weken geleden werden ingevoerd, zijn inmiddels terug opgeheven. De rust lijkt zowaar teruggekeerd in het land van George W. Bush. Terwijl we opstijgen, vraag ik mij niettemin af wat, na het drama met het WTC en de Antrax-brieven die onverminderd slachtoffers blijven maken, de
volgende ellende is die ons nog te wachten staat. Ik moet niet eens lang wachten op een antwoord. Rond 11.30 u plaatselijke tijd, zo’n 20 minuten voor onze geplande landing op Newark Airport, deelt de kapitein ons mee dat er vanmorgen een “voorval” met een vliegtuig heeft plaatsgevonden, waardoor alle luchthavens van New York voor onbepaalde tijd gesloten werden. We zullen landen op een militaire basis ten noorden van New York, waar we verdere instructies moeten afwachten. Naderhand vernemen we dat het gelukkig “maar” gaat om een ongeluk. What will be next? Ik heb er geen idee van, ik geniet gewoon van elke dag dat ik in deze fantastische stad kan wonen en werken. De rest wijst zichzelf wel uit. Iris Vantilborgh Bart Meulemans
BERICHT VAN PROFESSOR GOLDMAN VANUIT On October 4th, my dear friend Roger Blanpain asked me to share my thoughts about the atrocities inflicted on September 11th. Why do people commit such atrocities as the September 11th mass murder of people of every race, major religion (and many minor ones as well), ideology, income level, and almost every nationality? To find an answer we need to seek the common trait among the targeted victims. What they shared together was that they were working at, or visiting a building that symbolized America’s influence and power. Was that adequate reason to murder thousands of people who were going about their daily efforts to earn enough to feed and educate their children, afford some leisure enjoyments, and perhaps save a little for retirement? Was it adequate reason for thousands of people in many parts of the world to acclaim their joy at the success of the terrorists? Clearly, these acts were the product of deep hatred. In our moments of weakness, all of us hate that which has hurt us or which we fear or which we envy. But civilized people direct their hatred at the specific sources of their injuries. Civilized people distinguish between self-inflicted injury and injury caused by others. Civilized people also distinguish between injuries inflicted with malice and those that unintentionally result from activities aimed in other directions. Although I have a strong love and attachment for my nation, I have never been hesitant to identify the short comings of my government or compatriots. We have many, but I hope you will agree that we also have many virtues. Therefore, I hope you will agree that these attacks were nothing
2 0 0 1
DE
VERENIGDE STATEN
other than a demonstration of uncivilized fanaticism. Moreover, it is important to realize that although these were attacks on America, in a very real sense they were attacks on all of humanity. As a boy I watched many films whose story line involved a mad scientist or monsters from outer space threatening to destroy the planet unless we became their slaves. For me the threat of the September 11th terrorists and their supporters is similar, except that these monsters are not imaginary. People living and working in the United States have not been the only target of these terror groups; we have only been their latest and most dramatic endeavor. In the monster and science fictions films the mad scientists and aliens from other worlds identified themselves; the monsters who planned, financed and helped carry out the mass murders of September 11th hide their identity. Nevertheless, we do not have to speculate to understand the goals of these real world monsters. Because they have a very rigid perception of how people should live their lives, their orthodoxy is threatened by the attractiveness, success, wealth, and power of western standards of diversity and tolerance. Difficult years face those civilized people who value living in free societies, who value diversity of life styles, and who recognize that western civilization, with all of its shortcomings, has liberated the human race to meet not only our physical needs but also to meet our spiritual needs in a more meaningful non mechanistic way. We must courageously defend our way of life as well as the physical well being of our family, friends, neighbors and compatriots.
9
1 1
s e p t e m b e r
2 0 0 1
11 september en artikel V van het Noord-Atlantisch Verdrag Als reactie op de terroristische aanslagen van 11 september 2001 heeft de NAVO voor het eerst het fameuze artikel V van het Noord-Atlantisch verdrag ingeroepen. Hieronder worden kort enkele elementen aangebracht om deze maatregel en zijn gevolgen te beoordelen. Artikel V luidt: “… een gewapende aanval tegen een of meer van [De Partijen] in Europa of Noord-Amerika [zal] als een aanval tegen [hen] allen worden beschouwd; … indien zulk een gewapende aanval plaatsvindt, [zal] ieder van [hen] de … aangevallen [Partij(en)] bijstaan, in de uitoefening van het recht op individuele of collectieve zelfverdediging …, door terstond, individueel en in samenwerking …, op te treden op de wijze, die zij nodig oordeelt – [m.i.v.] het gebruik van gewapende macht – om de veiligheid van het Noord-Atlantisch gebied te herstellen en te handhaven …”
Dit artikel is de juridische vormgeving van het essentiële principe waarop de NAVO is gebaseerd, nl. “een aanval tegen één van ons is een aanval tegen elk van ons”. Het was oorspronkelijk bedoeld als veiligheidswaarborg tegen een invasie van het Oostblok maar beperkt zich daar niet toe. Zo stelt het Strategisch Concept van 1999 duidelijk dat artikel V van toepassing is op een gewapende aanval “from whatever direction”. Wanneer de NoordAtlantische Raad vaststelt dat een aanval heeft plaatsgevonden, hetgeen is gebeurd, geldt er een verplichting de aangevallen staat bij te staan.
10
“Geen enkele bepaling van dit Handvest doet afbreuk aan het inherente recht tot individuele of collectieve zelfverdediging in geval van een gewapende aanval tegen een [VN-Lid], totdat de Veiligheidsraad de noodzakelijke maatregelen ter handhaving van de internationale vrede en veiligheid heeft genomen. Maatregelen … genomen bij de uitoefening van dit recht … dienen onverwijld ter kennis van de Veiligheidsraad te worden gebracht en tasten op geen enkele wijze de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de Veiligheidsraad … aan om … over te gaan tot zulk optreden als hij nodig acht voor de handhaving of het herstel van de internationale vrede en veiligheid.”
Uit de artikelen V en 51 blijkt dat het recht op zelfverdediging onderhevig is aan meerdere voorwaarden. Ten eerste moet er een gewapende aanval plaatsgevonden hebben. In casu lijkt aan deze voorwaarde voldaan: men kan zeker argumenteren dat de vliegtuigen gebruikt werden als een wapen. De vraag of deze gewapende aanval aan Afghanistan kan worden toegerekend is echter moeilijker te beantwoorden. Enerzijds stelt de definitie van agressie in resolutie 3314 van de VN-Algemene Vergadering dat een Staat schuldig is aan agressie wanneer hij substantieel betrokken is bij de activiteiten van groepen die handelingen verrichten equivalent aan een gewapende aanval. Anderzijds interpreteerde het Internationaal Gerechtshof dit in de Nicaragua zaak (in 1986) zo dat het leveren van wapens en het verlenen van allerlei steun onvoldoende is.
Elke staat kan deze bijstand evenwel naar eigen goeddunken invullen en moet dus, anders dan binnen de West-Europese Unie, niet noodzakelijk militaire steun verlenen. Tot nog toe heeft de VS vooral gevraagd om steun van verschillende individuele lidstaten en slechts in beperkte mate om gezamenlijke NAVO-middelen (enkele AWACS-vliegtuigen en een vlootonderdeel van de NAVO vervullen routineopdrachten voor de Amerikanen die de zo vrijgekomen middelen naar het front kunnen sturen).
Ten tweede moet er een onmiddellijke noodzaak zijn zich te verdedigen. Het VN-Handvest verbiedt namelijk preventieve zelfverdediging en gewapende bestraffing. Zelfverdediging is dus enkel gerechtvaardigd als de aanval nog aan de gang is of als er (nog) een onmiddellijke specifieke dreiging is. In casu kan dit moeilijk worden beoordeeld zonder meer kennis van inlichtingen terzake.
Artikel V berust op art. 51 VN-Handvest, dat het recht op zelfverdediging erkent als een legitieme uitzondering op het principiële geweldverbod en als volgt luidt:
Ten derde moet elke uitoefening van het recht op zelfverdediging proportioneel zijn. Naarmate de bombardementen langer blijven duren en er meer burgerslachtoffers vallen, – door de gevechten of de honger – komt deze proportionaliteit meer en meer in het gedrang.
1 1
s e p t e m b e r
Ten vierde moeten de maatregelen aan de Veiligheidsraad worden gemeld, wat gebeurd is, en ten vijfde moeten zij worden stopgezet zodra de Veiligheidsraad de noodzakelijke maatregelen ter handhaving van de internationale vrede en veiligheid heeft genomen. In het licht van de centrale rol van de Veiligheidsraad, de tijd verstreken tussen de aanslagen en de militaire reactie en de bereidheid van de Veiligheidsraad om alle nodige maatregelen te treffen, was een duidelijk mandaat van de Veiligheidsraad verkieslijk boven de huidige plurilaterale acties, zeker wanneer deze nog enige
2 0 0 1
tijd voortduren. Overigens heeft de Veiligheidsraad in deze zaak het recht op zelfverdediging bevestigd (in resoluties 1368 en 1373) maar heeft hij niet expliciet verklaard dat dit recht in casu toepasselijk is. Tenslotte moeten ook de regels m.b.t. de wijze van oorlogsvoeren worden gerespecteerd maar een bespreking daarvan zou ons hier te ver leiden. Frederik Naert (Assistent, Instituut voor Internationaal Recht, K.U. Leuven)
Promotie 1956 vierde 45-jarig lustrum In 1956 werden ze doctor in de rechten, een kwaliteitsgraad naar hun eigen zeggen sedertdien afgewaardeerd tot een plebejisch licentiaat voor al diegenen die krampachtig gepoogd hebben hun weergaloze generatie na te volgen. 50 jaren waren tot geheugengruis vermalen door de tijdmachine, sedert ze hun studies aan de K.U.Leuven aanvingen met de ontwapenende vraag, bij aankomst in het Leuvense station: ‘Waar is hier ergens de unif ?’ Deze gezamelijke ‘beLeuvenissen’, nagenoeg een halve eeuw oud en onuitwisbaar in hun al dan niet door BSE aangetaste breinen gegrift, hebben in hun latere levens veel belevenissen in het werelddorp mogelijk gemaakt en opgeleverd. Een bezinningspauze werd dan ook passend ingelast op vrijdag 5 oktober 2001 in de Faculty Club.
45 jaar afgestudeerd. Heren en dames juristen van 1956.
Proficiat promotie 1956!
Vierdaagse short-ski in Oostenrijk (Ötztal) van 16 tot 21 januari 2002 Vierdaagse skitrip naar Längenfeld (1.171 m), in het centrum van het Ötztal, op 14 km van Sölden. Het skigebied van Sölden en Hochsölden, de Ötztal Arena, is één van de bekendste van Oostenrijk, met 141 km pistes, gaande tot 3.250 m. Vertrek op woensdagavond 16-01-2002, terug in Leuven op maandagochtend 21-02-2002.
De prijs van
14.900 BEF omvat:
Verblijf in hotel Stern (***) te Längenfeld, op basis van HP (3-gangen keuzemenu met saladebuffet). Alle kamers hebben douche/bad, toilet en televisie. verblijf in tweepersoonskamer, half pension ontbijt bij aankomst busreis met Royal Class of slaapbus Skibus ter plaatse Skipas “Ötztal Arena” voor 4 dagen
• • •
•
•
Activiteit in samenwerking met de Jonge Balie van Leuven Organisatie: Globevents (Skikot) – zie onze website voor meer info en inschrijving (uiterste datum: 15 december).
11
A l u m n i
i n
d e
k i j k e r
Dubbelinterview Hilde Burie
(prom. 1970)
en Georges Anthoon
(prom. 1978)
Gewezen HR-Managers van het jaar Kunnen jullie kort het verloop van jullie carrière schetsen?
Hilde Burie
12
Hilde Burie: Ik ben in 1970 begonnen bij Philips als bedrijfsjuriste, specifiek voor arbeids- en sociaal recht. Dit was toen vrij opmerkelijk, aangezien het sociaal recht tot op dat ogenblik steeds geconcentreerd werd in het departement “Legal”. In de volgende jaren kon ik dan bij Philips doorgroeien tot onderdirecteur van de afdeling personeels- en sociale zaken. Op dat ogenblik stelde Philips ongeveer 16.000 mensen te werk. Mijn carrière kreeg een enigszins nieuwe wending toen Philips mij voorstelde ervaring op te doen in de “field”. Het resultaat was een benoeming tot personeelsdirecteur van de Leuvense vestiging. Hier werd ik na enkele jaren geconfronteerd met een eerste grote herstructurering, de sluiting van Philips Leuven. Na deze ervaring werd mij, in het kader van een andere herstructurering, de functie van “HR-manager” van alle commerciële maatschappijen van Philips in België en Luxemburg aangeboden. Een volgende stap was de functie van personeelsdirecteur van de Philips-vestiging te Brugge. Ook hier heb ik enkele herstructureringen doorgevoerd om uiteindelijk te belanden in de vestiging te Turnhout. Toen hield ik het eigenlijk een beetje voor bekeken – wat herstructureringen bij Philips betreft tenminste. Ik kreeg toen de mogelijkheid aangeboden over te stappen naar Sabena waar ik opnieuw werd geconfronteerd met herstructureringen. Dit brengt mij bij mijn huidige betrekking als personeelsdirecteur van Gasthuisberg of beter de Universitaire Ziekenhuizen Leuven. Georges Anthoon: Mijn carrière heeft tot op heden twee grote perioden gekend: mijn juridische carrière en mijn huidige HR-carrière. Mijn eindwerk aan de K.U.Leuven ging over het Egmontpact en het Stuyvenberg-pact, de staatshervorming dus. Hieraan is toendertijd een speciaal nummer van Jura Falconis gewijd. Dit nummer is eigenlijk de start geweest van mijn juridische carrière. Bij het lezen ervan viel Karel Van Miert – die net op dat ogenblik Willy Claes opvolgde bij de SP– op
mijn naam. Zo kwam ik als jurist bij de SP terecht. Vrij snel nam de SP deel aan de regering en werd ik adviseur op het kabinet Van Miert en dit tot 1981. Als adviseur op het kabinet had ik de mogelijkheid om mee te schrijven aan de wet inzake de staatshervorming. Gedurende de daaropvolgende vijf jaar ben ik op part-time basis blijven werken voor Karel Van Miert, evenwel in combinatie met mijn baan als advocaat aan de balie te Leuven en als assistent aan de V.U.B. In 1986 ben ik dan overgestapt naar het domein van de Human Resources. Aanvankelijk als personeelsmanager bij Shell. Nadien stapte ik over naar Coopers & Lybrand (het huidige Pricewaterhousecoopers) en later naar AIB-Vinçotte. In tegenstelling tot mijn eerste stappen in de HR-wereld die eigenlijk een beetje als bij toeval kwamen, was de overstap naar AIB Vinçotte een zeer bewuste keuze. Tot op dat ogenblik had ik nog geen ervaring opgedaan in de “field”, met de vakbonden. Deze ervaring werd mij bij AIB Vinçotte geboden in de vorm van een eerste herstructurering. Nadien maakte ik de overstap naar Belgacom, eerst als “HR Director” en daarna als verantwoordelijke voor het veranderingsprogramma PTS ’98 (People, Teams and Skills). Na het beëindigen van het PTS project bij Belgacom, werd ik door AXA-Royale Belge gevraagd om de verschillende mergers, fusies en veranderingsprocessen te leiden. Was het voor jullie reeds tijdens de rechtenstudies duidelijk dat jullie de richting van de HR zouden uitgaan? Waarom uiteindelijk HR en geen andere richting?
Georges Anthoon: Ik kan daar simpel op antwoorden. Voor mij is een carrière het samengaan van een stuk toeval en historische omstandigheden, in combinatie met een stuk planning. Wat mijzelf betreft wist ik absoluut niet welke richting ik zou uitgaan na het voltooien van mijn rechtenstudies in 1978. Mijn eerste professionele stappen zijn het resultaat geweest van onwaarschijnlijk toeval. Hoe kan je immers in oktober van je laatste jaar rechten weten dat de keuze voor een bepaald optievak en het eindwerk dat je hiervoor moet maken, zal leiden tot de publicatie van dit werk en de totale uitverkoop ervan. Na mijn periode als jurist in de
I n t e r v i e w
politieke wereld en mijn baliewerk had ik iets van “Is het dit nu?” Ik had op dat ogenblik het gevoel “Ik wil eigenlijk naar de industrie.” Misschien was mijn carrière heel anders verlopen indien ik op dat ogenblik in een groot advocatenkantoor had gewerkt met doorgroeimogelijkheden waar het uiteindelijk carrièrepad erin bestaat partner te worden. Aangezien deze mogelijkheid nooit aan de orde is geweest, werd mijn aandacht getrokken door een advertentie van Shell in het Rechtskundig Weekblad. Zij waren op zoek naar universitairen. Na een assessment werd ik goed bevonden voor marketing en HR. Uiteindelijk is het HR geworden. Uit dit alles blijkt dat de start van mijn carrière het resultaat is geweest van een combinatie van toeval en een beetje planning. De verschillende HR-functies daarna waren echter wel een zeer bewuste keuze. Alhoewel ook hier de factor toeval steeds een rol blijft spelen. Als AXA mijn huidige functie één jaar vroeger had willen invullen, dan zat hier vandaag iemand anders. Ik heb namelijk één gouden regel in carrièreplanning: “je moet een lopend project steeds afwerken”. Stap je halverwege een project op dan ben je de persoon van de half afgewerkte producten en daar bouw je geen carrière op. Vandaar spelen toeval en historische momenten altijd een rol. Jij moet op het juiste moment in een bepaalde situatie zitten om in te kunnen gaan op een volgende uitdaging. Je moet dus ook neen kunnen zeggen vanuit een carrièreperspectief. Hilde Burie: Toen ik afstudeerde had ik eigenlijk twee mogelijkheden: ofwel ging ik verder in de advocatuur ofwel wou ik voor een bedrijf werken in een sector waar ik me verder kon specialiseren. De advocatuur was op dat ogenblik absoluut geen logische en evidente keuze aangezien ze toen compleet onbezoldigd was. Je moest dus eigenlijk reeds een bepaald kapitaal hebben om je eigen kosten te kunnen vergoeden. Sociaal recht en vooral arbeidsrecht interesseerde mij bijzonder. Dit werd mede ingegeven door de manier van lesgeven van de professoren Blanpain en Dillemans die op dat ogenblik arbeidsrecht en sociaal zekerheidsrecht gaven. Eigenlijk liggen zij beiden aan de basis van mijn keuze voor personeels- en sociale zaken. Ook bij mij heeft het toeval een handje geholpen in de zin dat bij de aanvang van mijn carrière bij Philips beslist werd de arbeidsrechtelijke zaken voortaan te laten behandelen door een afzonderlijke afdeling binnen het legal department, m.n. de afdeling personeels- en sociale zaken van de Philips-groep. Anderzijds was de keuze om vanuit een staffunctie naar de field te gaan een zeer bewuste keuze. Ik moest kiezen
tussen enerzijds blijven zitten in het legal department en bijgevolg mogelijkerwijze uit HR stappen, om door te groeien binnen het legal department of anderzijds naar de “field” gaan en ervaring opdoen met vakbondsonderhandelingen. Hoewel ik denk dat het eerste me ook wel had gelegen, heb ik toen resoluut gekozen om de “field” in te stappen. Ik wou weten wat dat betekende, hoe het was om met de vakbonden te onderhandelen. Eens deze stap gezet en een eerste herstructurering achter de rug, wordt je planning snel voor je gemaakt. Je wordt dan gewoonlijk gevraagd van de ene herstructurering naar de volgende. Kunnen jullie kort schetsen hoe een gemiddelde dag/week er voor jullie uitziet?
Hilde Burie: Je weet wanneer je toekomt, je denkt dat je weet waaraan je begint, je denkt te weten wat je gaat doen en op het einde van de dag zeg je: “ik heb nu helemaal andere dingen gedaan”. Je slaagt er nooit in op tijd naar huis te gaan. Wanneer je dag start, weet je wanneer deze eindigt weet je nooit. Er kan elke dag iets nieuws gebeuren, je moet steeds flexibel zijn. Taken die je absoluut wil afwerken, doe je in het weekend. Inhoudelijk zal de functie van de HRdirector zeer verscheiden zijn naargelang van de omstandigheden. Algemeen gesteld komen evenwel steeds volgende domeinen terug: (1) Industriële relaties: hieronder vallen de contacten met de ondernemingsraden, het preventiecomité en de syndicale delegaties. (2) Het bijhouden van alle nieuwe wetgeving arbeidsrecht die verschijnt. (3) Management Development, waarin je alle tools kan plaatsen die de HR-manager gebruikt, zoals bvb. compensation & benefits, succession planning, carreer planning. (4) Selectie, opleiding en training. Dit laatste vind ik trouwens zeer belangrijk. (5) Interne en externe communicatie en tenslotte (6) personeelsadministratie. Specifiek voor mijn huidige functie als personeelsdirecteur van Gasthuisberg dient onder de personeelsadministratie ook de nodige aandacht besteed te worden aan de aparte cel voor geneesheren, de arbeidsgeneeskundige dienst… Zoals je ziet is HR een vrij ruim domein, waar je met het ene deelaspect al meer affectie hebt dan met het andere. Georges Anthoon: Ik werk in principe van 7 tot 19 uur. Als het spant, dan gebeurt het wel eens dat ik een aantal dingen meeneem, maar ik heb het
Georges Anthoon
13
I n t e r v i e w
gevoel dat die twaalf uur moeten volstaan. Het weekend is om dingen te lezen, daar kom ik tijdens de week niet toe: vakliteratuur, een collectieve arbeidsovereenkomst die ik moet nalezen, …. Ik ben van mening dat met minder dan 12 uur per dag je er op dat niveau niet komt.
maar je komt nooit in Parijs als je geen 20 renners hebt die je elke keer uit de wind zetten, die elke keer de spurt aantrekken, … Je wint samen en je verliest samen. Het is geen solo-rit. Ik heb dan ook een mok laten maken met daarop “HR Team of the year”.
Je hebt inderdaad een aantal functionele domeinen die steeds terugkeren. In de positie waar je als HRDirector zit, ben je sowieso generalist. Aan jou rapporteren een aantal functionele specialisten: je hebt een recruitment manager, iemand voor industriële relaties, iemand voor interne communicatie. Op sommige momenten moet je evenwel kunnen afdalen van het generalistisch niveau om mee te spelen op het specialistische domein, bijvoorbeeld als je onderhandelt met de ondernemingsraad of een cao gaat negociëren. Soms ben je wat een trainer is voor zijn voetbalploeg: de anderen spelen het spel, maar jij volgt en tekent de tactiek uit. Je doet niet echt mee aan het spel, maar je doet aan sturing en coaching. Eigen aan mijn huidige functie zijn ook de internationale activiteiten doordat AXA deel uitmaakt van een internationale groep.
Mevrouw Burie, hoe staat u tegenover de problemen van Sabena vandaag? Was de huidige stand van zaken te verwachten?
U werd beiden gelauwerd als HR manager van het jaar. Wat betekent deze onderscheiding voor jullie?
Hilde Burie: Ik vond de waardering van mijn HRcollega’s zeer belangrijk. Ik was bij Sabena op dat ogenblik zo druk bezig met het onderhandelen en het sluiten van akkoorden dat de hele buitenwereld langs mij heen ging. Je bent wel bezig met je eigen team en je bent gefocust op je maatschappij, zonder te beseffen dat er heel wat anderen zijn die met je meeleven en je steunen. De concurrentie speelt niet binnen de wereld van het HRM. We gaan heel gemoedelijk met elkaar om en hebben veel aan elkaar. Ik heb deze onderscheiding ervaren als een blijk van waardering van mijn HR collega’s voor mij en mijn hele team dat meewerkte aan de herstructurering.
14
Georges Anthoon: Voor mij is deze onderscheiding voor een deel een Oscar voor je carrière en voor een deel de waardering voor het laatste project waar je mee bezig bent. Als ik zeg Oscar voor je carrière, is het voor het traject van projecten die plaatsvonden met de teams die op dat ogenblik met je werkten. HR manager van het jaar wordt je niet met “one shot”, het is het hele traject dat hiertoe leidt – al is het natuurlijk steeds het laatste project dat in het oog springt. Deze titel is een beetje zoals de Tour de France. Er is er één met een gele trui,
Hilde Burie: Ik vind het in de eerste plaats erg voor de werknemers van Sabena. Wat er vandaag gebeurt, was inderdaad in grote mate reeds te voorzien einde 1999. Het was op dat ogenblik reeds duidelijk dat er heel hard zou moeten worden gewerkt voor de redding van Sabena. Ik zeg niet dat men hier niet hard heeft aan gewerkt, maar het is uiteindelijk dus niet gelukt. De oplossing wordt nu gezocht in een nieuwe, kleinere luchtvaartmaatschappij. Denkt u, vanuit uw ervaring met deze maatschappij, dat dit een oplossing zal bieden?
Hilde Burie: Ik weet het niet. Maar naar mijn mening zal ook dit niet lukken indien men niet bereid is veel geld te stoppen in de nieuwe maatschappij. Men heeft geld nodig om de grote vliegtuigen te kunnen gebruiken, dus daar moet geld tegenover staan. Hoe zal het nieuwe Sabena zonder de nodige financiële middelen kunnen opboksen tegen de goedkopere luchtvaartmaatschappijen zoals Virgin en Ryanair? Wat men onvoldoende beklemtoont en wat heel veel mensen onvoldoende beseffen is dat de regering voor 50,5% eigenaar is geweest van Sabena en voor de andere 49,5% was dat Swissair. De regering heeft hier een heel grote verantwoordelijkheid die ze naar mijn mening, niet heeft opgenomen. Mijnheer Anthoon, u was verantwoordelijk voor het PTS-project bij Belgacom, nu leidt u de fusie tussen Royale Belge, Ippa, Anhyp. In welk opzicht verschillen beide projecten van elkaar?
Georges Anthoon: Beide projecten zijn fundamenteel verschillend. Bij Belgacom was het uitgangspunt niet de fusie maar het opengaan van de markt. De kans die Belgacom gekregen heeft is een onwaarschijnlijke unieke kans. Belgacom wist twee jaar op voorhand dat op 1/1/98 de grenzen opengingen. Deze kennis maakte dat, in een organisatie waar verandering niet meteen de grootste capaciteit was, het besef groeide dat er iets moest gebeuren. Bovendien was er op dat moment voldoende bedrijfskapitaal aanwezig om de herstructurering te begeleiden. Als er een herstructurering
I n t e r v i e w
moest plaatsgrijpen, waren er op dat ogenblik een aantal parameters die eerder positiever dan negatief werkten. Toch bleef de schok groot. Als men aankondigt dat 1 op 2 werknemers moeten vertrekken, staat men niet bepaald te applaudisseren. 6000 mensen hebben uiteindelijk vrijwillig het bedrijf verlaten. Dat was 98 % van de “eligible population”. Het feit dat alles goed is verlopen, is te danken aan een aantal positieve factoren en een goede communicatie. Bij de herstructurering van Royale Belge, Ippa en Anhyp liggen de kaarten anders. Hier hebben we heel wat dingen gedaan op hetzelfde moment en vermoedelijk wat veel in korte tijd. De grote moeilijkheid bij deze operatie was het laten samengaan van de verschillende bedrijfsculturen die bij deze operatie zijn betrokken. Ippa was de bank van Royale Belge en die moesten we eerst losmaken van de verzekeraar om daarna te integreren in Anhyp, dat een bedrijf was met een totaal andere cultuur. Langs de zijde van de verzekeraar moest het kleine Axa België met een 1000-tal mensen worden geïntegreerd in het veel grotere Royale Belge (5000 werknemers). Evenwel, de internationale groep met het geld was in België eigenlijk de kleine speler. Dit lag moeilijk, mentaliteitsgewijs gesproken, voor de mensen van Royale Belge, die destijds neerkeken op kleine spelers zoals Axa-Belgium, maar deze waren dan plots wel degenen die je hadden overgekocht. Je hebt dus een samengaan van 4 culturen. Daarenboven komt nog dat Axa-Belgium op zich reeds het resultaat was van een fusie van 5 andere bedrijven en ook Royale Belge had vooraf heel wat fusies gekend. Ik heb al simpeler dingen meegemaakt dan dat. De setting was dus totaal anders. De vraag was: hoe maak je uit dit amalgaam van bedrijven een bankpool en een insurance pool. We hebben dat heel snel gedaan. We hebben volgende techniek gebruikt: als je een pleister op je arm plakt en je wilt die eraf krijgen, kan je dat traag doen en dan doet dat heel lang pijn ofwel doe je het snel en dan doet het even heel veel pijn (maar dan ben je er wel snel vanaf) of je kan het een verpleegster laten doen en dan weet je zelfs niet dat het eraf getrokken wordt. Wij hebben gekozen voor een combinatie van de laatste twee methodes. Wij hebben ons extern wat laten bijstaan. En we hebben het dan een jaar sneller gedaan dan gepland. Er is hier en daar wel een wiel afgereden, zoals dat gaat als je snel gaat. Achteraf zijn we tot de vaststelling gekomen dat de creatie van de bank en de verzekeringspool leidde tot supportafdelingen langs beide kanten. Kunnen we deze niet samenbrengen en één service-
departement maken voor de twee polen? Vandaar zitten we niet in een aparte juridische structuur, maar organisatorisch is het wel zo dat alle supportafdelingen voor de ene en de andere werken. Dit is duidelijk het synergiemodel dat er pas is gekomen nadat we ze eerst uit elkaar hadden gehaald. Da’s veel ineens, als ik zeg dat we nog maar van april ’99 met die operatie zijn begonnen. Maar vandaag kan ik dan ook zeggen dat de grote bladzijden zijn omgedraaid. We werken nu al een jaar met het synergiemodel en dat heeft ons een aantal extra savings opgeleverd. Als er dan door gebeurtenissen als 11 september, links en rechts sprake zal zijn van ontslagen, hoop ik dat ze niet bij ons zullen vallen omdat wij ons nu reeds verzekerd hebben van een gezonde situatie voordat het begint te spannen. Dus twee keer zijn dingen heel snel gebeurd maar met een totaal andere invalshoek. Hilde Burie: Ik heb een gelijkaardig proces tussen Sabena en Swissair begeleid. Het belangrijkste hierbij is m.i. het “cultural integration process”. Als je daar niet aan werkt, stopt daar alles mee. In het proces Sabena – Swissair was de integratie van de bedrijfsculturen des te moeilijker gelet op het feit dat het geen verschil was tussen twee Belgische bedrijfsculturen, maar tussen de Zwitserse en de Belgische cultuur. Culturele integratie is m.i. één van de belangrijkste elementen voor het welslagen van een fusie. Zonder dit slaagt een fusie niet! Wat zijn voor jullie cruciale factoren om een reorganisatie te laten slagen?
Georges Anthoon: (1): de snelle vorming van een top management team, (2): organisationele integratie: twee bedrijven hebben allebei eigen systemen. Hoe maak je hier de goede keuzes? Je weet hoe dat gaat: het not-invented-here syndroom, het is niet mijn systeem, het moet ons systeem zijn; (3): culturele integratie. Hier spelen de “Axagrams” een belangrijke rol: dat is wat de groep worldwide aanlevert als zijnde de groepscultuur. Daar doen wij al twee jaar een aantal dingen mee. Die leggen uit wat de cultuur en de waarden zijn. Dit zal op termijn stilaan de cultuur vormen; (4): het totaal herbekijken van “HR policies”. Het nieuwe bedrijf moet afrekenen met het verleden en een nieuwe toekomst bouwen en daarbij is één van de belangrijke dingen het uniforme sociaal statuut. Regelmatig gaan ook wij tegen de grond omdat het allemaal zo evident niet is. Er zijn geen mirakeloplossingen. (5): In dat hele proces is communicatie cruciaal. Vroeger was cultuur iets van “de mensen zullen dat wel weten”. Nu zeggen we het en we draaien niet rond de pot.
15
I n t e r v i e w
Uit het voorgaande blijkt dat de functie van HRmanager zeer veel aspecten omvat. Wat is de meerwaarde of tekortkoming geweest van de rechtenstudie bij het uitoefenen van deze functie?
Hilde Burie: Over fusies kan ik alleen maar beklemtonen wat hier gezegd geweest is. Gaat het over downsizing, dan is het natuurlijk een heel ander verhaal. Hierin heb je twee partijen en dat is het moeilijke in zo’n proces. Je hebt enerzijds diegene die je begeleiding moet geven om ander werk te zoeken, maar je hebt anderzijds ook diegenen die blijven. Je moet meestal zoveel tijd en moeite stoppen in het onderhandelen van begeleidingsplannen om diegenen waar je afscheid van moet nemen toch mogelijkheden en opportuniteiten te bieden, dat je vaak vergeet dat er nog mensen zijn die overblijven. Die zeggen dan vaak: we willen blijven, we zijn blij dat we mogen blijven, maar wat is nu eigenlijk de toekomst van ons bedrijf? Wat gaan we hier doen? Misschien moet ik weer van job veranderen, misschien gaan we harder moeten werken of komen we in onbekende situaties terecht… Daarin kan ik maar één ding beklemtonen: uniforme communicatie is een absolute must en ik kan alleen maar betreuren dat daar zovele fouten tegen gemaakt worden. Ik kan alleen maar bewonderen dat pers en media daar zo snel bij zijn, maar ik vind het wel de taak van de onderneming om de mensen vooraf te informeren zodat ze het nieuws niet ’s morgens op de radio moeten horen of in de krant moeten lezen.
Georges Anthoon: Marketing kwam niet aan bod in de rechtenstudies en ook de micro en macroeconomie die wordt aangeboden vind ik onvoldoende. Een aantal vakken mogen voor mij vervangen worden door goede financieel-economische vakken. Ook bedrijfscontextmatige vaardigheden zijn voor mij een must, een cursus financieel management bvb. Hilde Burie: Er is nog een grote kloof tussen universiteit en de bedrijfswereld. Uiteindelijk moet je iemand beoordelen in functie van het profiel dat je nodig hebt binnen je organisatie, maar tegelijkertijd moet je reeds onmiddellijk beginnen met een training in management skills. Het is spijtig dat de bedrijven dat allemaal zelf moeten betalen. Men zou aan de universiteit aandacht moeten besteden aan een aantal basis management skills. Als je aan universitairen moet uitleggen hoe ze iets moeten presenteren, dat is toch wel erg. Katlijn Perneel Cindy Lauwers
Hou deze datum alvast vrij:
Vrijdag 15 maart 2002 - 9de VRG-Alumnidag Juridische recylage — Academische zitting met uitreiking van de VRG-Alumniprijs aan Dhr. Jean-Louis Duplat, erevoorzitter van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen — Receptie en wandelbuffet — Fuif in het Huis der Rechten
16
V a l k n i e u w s
Semesterexamens
T
egen de invoering van semesterexamens hebben hele generaties studenten zich met hand en tand verzet. Met goede argumenten. Een student moet de tijd krijgen om de stof te assimileren, wat gestudeerd is moet kunnen bezinken. En student zijn is meer dan studeren: er moet tijd en ruimte zijn voor sociaal leven, voor studenteninitiatieven. Het verzet is vruchteloos gebleken. De K.U.Leuven heeft met ingang van het academiejaar 2001 - 2002 het semesterexamensysteem ingevoerd. De klachten bij studenten en in de buitenwereld over een onhoudbare concentratie van de examendruk aan het einde van het jaar hebben daarbij zwaar gewogen. Het feit dat voor een deel van de studenten een soepele spreiding van de examens zelfs een motief zou kunnen zijn bij de keuze van de instelling waar ze gaan studeren heeft ook meegespeeld. Ook het onderwijskundig voordeel van volgehouden concentratie op slechts enkele vakken is aangehaald. Beslissend is wellicht geweest de druk die uitgaat van de studentenuitwisseling over heel Europa en de trend die in dat verband bestaat om het onderwijs per semester te organiseren (ook al is het jaarsysteem op Europees niveau verre van uitgestorven). Enkele maanden terug kondigde de V.U.Brussel eenzelfde overstap aan. Antwerpen maakte de keuze reeds vroeger. Het semesterexamensysteem is in Leuven op oordeelkundige wijze (zij het onder nogal wat tijdsdruk) ingevoerd. De colleges lopen gedurende dertien weken van de laatste week van september tot kerstmis. Dan volgen twee weken kerstvakantie, twee weken blok, twee weken examens en een week vakantie. Het tweede semester heeft opnieuw dertien weken colleges, twee weken blok en nu drie weken examens. In principe wordt in januari door alle studenten examen afgelegd over de vakken van het eerste semester. Een tweede kans daarvoor hebben ze eerst in september (uitzonderingen voor wie door overmacht niet kon deelnemen). Na de eerste examenperiode volgt geen deliberatie, maar de punten worden wel aan de studenten meegedeeld. Vooral voor beginnende studenten wordt het wel uitkijken hoe zij met zwakke resultaten na het eerste semester zullen omgaan. In de Faculteit Rechtsgeleerdheid gaat de invoering van het semesterexamensysteem gepaard met een originele aanpassing van het programma. Reeds vele jaren kozen de studenten tweede en derde licentie in het eerste semester vijf basisvakken uit
een lijst van tien. In het tweede semester volgden dan vijf keuzevakken. De werkcolleges werden gelijktijdig georganiseerd met de basisvakken. Dat betekende dat de studenten eigenlijk de stof nog niet hadden verwerkt en daardoor ook minder nut uit de werkcolleges haalden. Anderzijds was er om praktische en principiële redenen niet voor elke student een werkcollege te volgen bij elk basisvak. De werkcolleges hadden ook een eigen doelstelling: het verwerven van vaardigheden in het omgaan met juridische teksten en problemen. Niettemin bleken bij herhaling sommige werkcolleges bijzonder gegeerd te zijn als directe voorbereiding op het examen over dat vak, wat dan weer spanningen opriep bij diegenen die voor dat werkcollege geen inschrijving gekregen hadden omdat nu eenmaal een spreiding van de studenten over de verschillende werkcolleges noodzakelijk was. In het nieuwe semestersystem volgen de studenten de werkcolleges pas in het jaar nadat ze het basisvak hebben kunnen volgen. Ze hebben de theoretische stof onder de knie – dat is althans de bedoeling – zodat de werkcolleges meer diepgang kunnen bereiken. Meteen is ook de concurrentievervalsing tussen studenten die werkcolleges volgen die hen beter op het examen voorbereiden en anderen die dat niet kunnen, uitgesloten. De werkcolleges kunnen beter uitgebouwd worden zoals ze bedoeld zijn: niet een directe voorbereiding op het examen, maar zelfstandige werkvormen, waar in kleine groepen essentiële juridische vaardigheden kunnen worden verworven en ingeoefend. Dat leidt er toe dat alle studenten in de eerste licentie werkcollege volgen bij staatsrecht en verbintenissenrecht, de twee basisvakken die in de tweede kandidatuur gedoceerd worden. In de eerste licentie worden verder alleen plichtvakken – vier in het eerste, vijf in het tweede semester – gedoceerd. Het eerste semester van de tweede en de derde licentie is dan telkens gewijd aan werkcolleges en keuzevakken waarin de reeds verworven studiegebieden kunnen worden uitgediept. In het tweede semester worden opnieuw vijf basisvakken gevolgd. Het nadeel dat de studenten zodoende in het laatste jaar nog vijf basisvakken moeten volgen in het tweede semester, wordt gecompenseerd door het feit dat de studenten deze vakken zelf kunnen kiezen. Ze kunnen voor het laatste jaar die basisvakken overhouden die ze niet echt verder wensen uit te diepen in werkcolleges en keuzevakken. De hoofdbedoeling van deze omkering, keuzevakken en werkcolleges in het eerste semester, nieuwe basisvakken in het
17
V a l k n i e u w s
tweede semester is: diepgang te geven aan het werk in kleine groepen. Dat is hét thema voor de onderwijsvernieuwing in de hele universiteit: begeleide zelfstudie. Het is voor een faculteit met grote studentenaantallen een nog moelijkere opgave dan voor anderen. Het is niettemin de eerste opgave waar we voor staan en waar we ook structureel werk van maken. En nu de concrete invulling en doorvoering. Ondertussen komt Bologna er aan. Er is consensus dat de rechtenopleiding zal herschikt worden in een driejarige bacheloropleiding en een tweejarige
mastergraad. Opnieuw denkwerk, overleg, nieuwe opties nemen. Niemand zal verwonderd zijn of er over klagen dat ook het hoger onderwijs permanent uitgedaagd wordt. Zolang de opeenvolgende structurele hervormingen de aandacht niet afleiden van het leren werken aan en worstelen met inhoudelijke vragen, het verwerven van de essentiële vaardigheden van de jurist van morgen, is er niets aan de hand. Het is de ambitie van de faculteit daar te blijven over waken.
Professor Raf Verstegen
K.U.Leuven scoort op internationale pleitwedstrijden
D
ankzij de milde steun van VRG – Alumni is de Leuvense rechtsfaculteit er in het academiejaar 2000 – 2001 in geslaagd aan vier internationale pleitwedstrijden deel te nemen en telkens een uitstekend resultaat te behalen. De grootste pluim gaat naar het team dat meedeed aan de pleitwedstrijd Jean Pictet (Fiona Ang, Ariane Van den Berghe en Simon Vande Walle, begeleid door Heidi Planken), een Engelstalige wedstrijd over internationaal humanitair recht. Op de finale te Cleveland, Ohio, haalde het team de eerste plaats, ex aequo met Islamabad University (Pakistan). Het Leuvense team won bovendien de ‘superfinale’ te Genève, waaraan ook de twee beste teams uit de Franstalige editie van deze wedstrijd deelnamen. De pleitwedstrijd René Cassin is een Franstalige wedstrijd over het EVRM. Ons team met MarieSheila Bastians, Nathalie Van Leuven en Frédéric Vanneste, begeleid door Pietro Sardaro, behaalde te Straatsburg een zeer eervolle vijfde plaats (op 61 teams). De klassieker onder de ‘international student moot courts’, Jessup, leverde eveneens indrukwekkende resultaten op. Het Leuvens team (Geert Bovy, Tim Corthaut, Bram Gillis, An Hertogen en Dries Vanpaemel, begeleid door Leen De Smet en Frederik Naert) had al een overwinning behaald op de VUB in de nationale voorronde, waarbij het ook de prijs voor beste pleiter (Geert Bovy) en voor de beste conclusie binnenhaalde. Op de internationale ronde
18
te Washington behaalde het team als puntentotaal een 4de plaats. Met twee overwinningen en twee nederlagen eindigden zij op een zeer mooie 25ste plaats. Bovendien heeft het Leuvense team voor zijn schriftelijke conclusies de zgn. “Hardy C. Dillard Award, Best Memorial World Regional Competition, Third Place” gekregen en de “Alona E. Evans Best Memorial Third Place, International Rounds”. Tenslotte heeft Geert Bovy de 14de plaats behaald op een totaal van 231 pleiters – een zeer knappe prestatie. In de Willem C. Vis Competition tenslotte, een pleitwedstrijd over internationaal handelsrecht, eindigde het Leuvense team (Donald Garner, Clare Hegarty, Bartlomiej Kurcz en Claire Morrissey, begeleid door Thalia Kruger) op een mooie 34e plaats (op 94 universiteiten uit 31 landen). De memorie van de Claimant van Leuven kreeg bovendien een “honourable mention”, een onderscheiding die enkel aan de 8 beste memories toekomt. Het instituut voor internationaal recht dankt VRGAlumni voor de steun, die hen in staat heeft gesteld om deze resultaten te bereiken. De faculteit hoopt ook het komende academiejaar 2001-2002 de traditie van de internationale pleitwedstrijden voort te zetten en hoopt hiervoor terug beroep te mogen doen op een bijdrage van VRG-Alumni. Professor Jan Wouters Professor Frans Vanistendael, Decaan
V a r i a
Verloren schapen VRG-Alumni wil een netwerk zijn van oudstudenten van de rechtsfaculteit van de K.U. Leuven. Daarom is van het groot belang dat wij de juiste adressen hebben van zoveel mogelijk afgestudeerden. Hieronder vindt u de namen van een aantal alumni waarvan wij het spoor bijster zijn. Als u het juiste adres kent van één van de onderstaande personen, aarzel dan niet om ons te verwittigen: Tiensestraat 41, 3000 Leuven, tel. 016/32.54.81 – fax 016/32.54.80, e-mail:
[email protected] Wij ontvangen op deze oproep altijd een vloed aan reacties. Wij danken al bij voorbaat iedereen voor de geleverde inspanningen! 1990 Helsen Chantal Posen Greta Ruyssen Georges-Henri Spruyt Frank Vanlommel Herbert
1995 Depret Sara De Wolf Inge Poppe Geert Schoofs Gert Vanlinthout Ellen
1991 Cloet Jan Eyskens Louis-Philip Lemaitre Christian Remans Hilde Van Acker Albert
1996 Bastiaens Jef Ceusters Gunther Jacobs Sabine Schotsmans Nele Van Overloop Nathalie
1992 Bailleux Eric De Donder Bruno De Vilder Wim Sempels Luc Van Cleemput Jan
1997 Bulckens Jan Dubois Olivier Houben Ilse Krauss Katleen Vergucht Vicky
1993 Berens Hilde De Tavernier Ann Maes Nancy Palmaers Heidi Van Biervliet Sofie
1998 De Buck Sigrid De Prins Dajo Hellemans Filip Mertens Wim Vindevogel Peter
1994 Descamps Lode Janssens Nadine Jennes Ivan Otte Johan Van Bellingen Thierry
1999 Bouckaert Xavier Geudens Godfried Nijs Stijn Van Aerschot Tina Van Dyck Tom
Personalia In deze rubriek nemen wij uw persoonlijke nieuwtjes op. De dingen des levens, huwelijken, geboortes, overlijdens, promoties of onderscheidingen kan u in deze rubriek laten afdrukken. Trad u recent in het huwelijk, heeft u kinderen op de wereld gezet of won u één of andere prijs? Laat het ons weten, en wij publiceren het.
Geboortes Freya, dochtertje van Sarah (promotie 1988) en Wim Van de Velde-Sneyers, 26 januari 2001. Thomas, zoontje van Wim (promotie 1997) en Ellen Eynatten-Moons, 17 april 2001. Simeon, zoontje van Bert (August) Schoofs (promotie 1990) en Gloria Todorova, 22 april 2001.
Huwelijken Inge Vos (promotie 1999) en Christophe Geys (promotie 1998), 9 maart 2002.
Benoemd/onderscheiden Professor Roger Blanpain werd verkozen tot voorzitter van Reprobel, dat belast is met het innen en uitbetalen van reprografierechten, overeenkomstig de wet van 1994 betreffende de auteursrechten.
VRG Oratores speurt naar oud-deelnemers aan de pleitwedstrijden onder Prof. Van Houtte en Prof. Lenaerts Hebt u ooit deelgenomen aan Jessup, Telders, Rousseau of eender welke internationale pleitwedstrijd, gelieve ons dit te melden. VRG Oratores zou uw gegevens graag opnemen in haar alumnibestand. Mail naar
[email protected] of
[email protected], contacteer ons telefonisch 016/32.54.81 of vul je gegevens in op de VRG - Alumni website, met vermelding van de wedstrijd waaraan je deelnam en het jaar van deelneming.
19
/
/
/
/