Inhoud
Inleiding ......................................................................................................................................................2 Column naar aanleiding van de Staten Generaal van de Klassieke Muziek ..............................................3 Naar een strategisch plan voor de muzieksector… .................................................................................... 6 De toekomst van het (klassieke) muzieklandschap ................................................................................... 6 Werkgroep Creatie/Productie/Presentatie/Spreiding/Programmering ............................................... 7 Werkgroep Educatie/ A&R (begeleiding)… ........................................................................................... 8 Werkgroep Promotie/publieksbereik/communicatie ........................................................................... 9 Muziekgesprek: Klassieke muziek in grote concertzalen en kleine kapelletjes ....................................... 11 In de kijker: projecten en studies.............................................................................................................. 15 DEEL 1: Een digitale toekomst voor de muzieksector!?....................................................................... 15 y Wikifonia ........................................................................................................................................ 15 y PokuMOn ....................................................................................................................................... 15 DEEL 2: Studies en thesisprojecten...................................................................................................... 18 y Prijsdifferentiatie in de Vlaamse concertzalen .............................................................................. 18 Welke diversiteit op de Vlaamse concertpodia? ............................................................................... 19 y Tussen Kunst en Markt: het professionele parcours van de conservatoriumstudent? ............... 20 y Onderzoek naar de profilering en competentie van muziekleerkrachten (pedagogisch en uitvoerend) ........................................................................................................................................ 21 y Why opera education?................................................................................................................... 22 y Onderzoek naar repetitieruimtes en creatieruimtes in Vlaanderen ............................................ 23 Lexicon van Vlaamse componisten geboren na 1800 ......................................................................... 24 Voorstelling CME (Chamber Music Europe) en Muziek Centrum Nederland ....................................25 Nabeschouwing van Francis Maes ............................................................................................................ 27
1
Inleiding Op 1 december 2007 vond voor de derde keer een ‘Staten-Generaal van de Klassieke Muziek’ plaats, een ontmoetingsmoment voor de sector met ruimte voor reflectie en het uitwisselen van ideeën. Deze dag stond voornamelijk in teken concrete plannen! In de voormiddag werd tijd gemaakt voor de bijeenkomst van de werkgroepen naar aanleiding van het “Strategisch plan voor de muzieksector” en verzamelden de muziekprogrammatoren zich in een Muziekgesprek over alternatieve locaties voor klassieke concerten. In de namiddag boden we een kijk op nieuwe projecten, studies en werden de Klara Muziekprijzen 2007 uitgereikt. De Staten generaal als een stand van zaken en een stap naar actie! Omdat we samen zouden werken aan de toekomst van de klassieke muziek.
Het MCV-team
2
Column naar aanleiding van de Staten Generaal van de Klassieke Muziek Door Francis Maes
Welke ondersteuning verlangen onze musici? Al wie betrokken is bij de klassieke muziek in Vlaanderen wordt spoedig weer verwacht op de jaarlijkse Staten Generaal. Weerom krijgen we de kans om na te denken over waar we staan, wat we willen bereiken en welke instrumenten tot verbetering we kunnen ontwikkelen. De klassieke muziek is een veeleisende kunstvorm. Liefhebbers meten de prestaties van musici met de hoogste maatstaven, die nu algemeen beschikbaar zijn via de grote internationale voorbeelden in de media. De oordelen van recensenten en beleidsmakers zijn vaak ongemeen hard voor de uitvoerders en componisten die Vlaanderen rijk is. Het ligt in de lijn van een kunstvorm die de hoogste eisen stelt om nooit tevreden te zijn. Maar is die ontevredenheid, die we in zovele panels, recensies en opiniestukken merken, wel terecht?
Af en toe heb je referenties uit het buitenland nodig om de troeven van ons eigen muziekleven in hun ware verhoudingen te zien. Je ziet ook pas de schoonheid van Gent en Brugge wanneer je er gasten uit Amerika of Australië rondleidt. Neem bijvoorbeeld de veel belaagde Vlaamse Opera. Ik herinner me een uitspraak van Konrad Junghänel – toch niet de minste in de uitvoering van muziek uit de zeventiende eeuw – in een wandelganggesprek: in Duitsland, met al zijn operatheaters zijn er amper enkele waarover men internationaal spreekt. In België zijn er slechts drie opera- instellingen, maar daaronder bevinden er zich wel twee waarover men internationaal spreekt (hij bedoelde de Munt en de Vlaamse Opera). Dat was bijna tien jaar geleden. Maar ook vorige maand sprak een Amerikaanse gastprofessor aan de Universiteit Gent me aan over de kwaliteit van de Opera in Gent. Hij kende dat niet thuis. Hij had Siegfried en Schoppenvrouw gezien: allebei een avontuur, allebei op een niveau dat je in de States niet vlug zal meemaken.
Je moet het altijd van een ander horen, want wij durven het bijna niet zeggen. Als er zoiets bestaat als een Belgische – of zelfs Vlaamse – mentaliteit is het wel het gebrek aan geloof in eigen kunnen. Een
3
Belgisch tenniswonder staat nummer één, maar we hebben allemaal wel iets aan te merken op haar karakter en zitten erop te wachten dat ze verliest. De Belgische vrouwenploeg haalt een medaille in de wereldkampioenschappen atletiek, maar de volgende dag al lees je in de krant dat je de prestatie toch moet relativeren… Waarom toch? Ze hebben het toch maar klaargespeeld!
Waarom zouden wij niet zeggen dat de prestatie van Werner van Mechelen in de rol van Alberich van internationaal niveau is? Waarom ontnemen wij het Danel kwartet zijn subsidies wanneer ze een internationale referentie zijn geworden? Waarom zeggen wij het niet als het goed is? Er is maar één soort steun die musici broodnodig hebben: de bevestiging voor hun inspanningen. Niet alleen musici, trouwens, ook organisatoren. Stel het even voor: Gustavo Dudamel wordt internationaal ontdekt als de nieuwe topdirigent. Dezelfde maand nog taat hij in de Singel. Een voorbeeld van puur geluk of van een geïnspireerde, vooruitziende programmering? Want de beslissing om Dudamel te engageren moest wel minsten een jaar eerder zijn genomen – toen andere collega’s de bui nog niet zagen hangen. Maar wat betekent dat voor ons land? Niets meer of niets minder dan dat Dudamel zich engageert, buiten alle logische carrièrewetten in, om de Singel als preferentiële partner te blijven beschouwen. Net zoals Valeri Gergiëv en Ivan Fischer ons land trouw blijven. Dergelijke relaties realiseer je door doorgedreven prospectie, internationale contacten, maar vooral door een hart op de juiste plaats.
Het muziekleven in Vlaanderen – reken er Brussel even bij – heeft de laatste tien jaar een ongeziene vlucht genomen. De referenties zijn nu niet meer “Brussel-Antwerpen-Gent”, maar “Parijs-LondenAmsterdam-Keulen”. Op die assen zijn we vandaag actief. Als Gergiëv een project van vier concerten doet in Parijs, doet hij er twee van bij ons. Gardiner bedenkt een project: Brussel en Gent doen mee. Weinig internationaal toptalent slaat ons land nog over. Een nieuw talent wordt geïntroduceerd door Deutsche Grammophon en hij of zij staat kort daarop al in Bozar. In de Bijloke, de Handelsbeurs, het Zuiderpershuis vindt de liefhebber van niet-Europese muziek wat hij tien jaar geleden misschien tevergeefs zocht. Liefhebbers van Renaissance polyfonie hebben een schitterend festival ter beschikking in Antwerpen. Je hoort internationaal niet betere uitvoeringen dan hier. Het is trouwens een festival dat de machtige architectuur en kunstpatrimonium van de stad alle eer aandoet. Zelfs hedendaagse muziek is nu met een grotere regelmaat te horen dan vroeger. De infrastructuur gaat ook vooruit. Het schitterende complex van de Bijloke opent perspectieven voor allerlei subdomeinen van de klassieke muziek. Het Concertgebouw in Brugge moeten vele steden in het buitenland benijden. In Bozar heb je dan weer die inspirerende spanning tussen een concertzaal en 4
een avontuurlijke tentoonstellingspolitiek. Ik luister er met verhoogde interesse naar Brahms, nadat ik er de tentoonstelling Blicke auf Europa heb gezien. En dan heb je nog de Kunstcampus en de vernieuwde opera in Antwerpen…
Ik geef toe: niet alles past in een hoerastemming. De Filharmonie heeft nog steeds nood aan een goede zaal. De symfonische orkesten kunnen nog extra ondersteuning gebruiken. Maar dat neemt niet weg dat we moeten erkennen wat musici en organisatoren voor ons doen. Als je het muziekleven van Vlaanderen en Brussel bij elkaar legt, heb je het equivalent voor wat er in een grote internationale stad, zoals Londen of Los Angeles, bestaat. Net zoals onze musea samengenomen – als optelsom van meerdere subtop musea - kunnen concurreren met de National Gallery. Onze musici zijn voortdurend omringd door internationale standaarden. In de conservatoria van Antwerpen en Brussel groeien ze op met internationale producties in eigen huis. Van enig provincialisme is in de geest van jonge musici geen sprake meer. Daarom verdienen ze des te meer dat we hen ondersteunen met ons enthousiasme en onze dankbaarheid. Dit gezegd zijnde, kunnen we verder nadenken over hoe nog beter kan, of hoe we in ieder geval het huidige niveau kunnen consolideren. Maar we hebben op zijn minst een product dat onze zorg en investeringen waard is. Francis Maes, Docent musicologie Universiteit Gent
5
Naar een strategisch plan voor de muzieksector De toekomst van het (klassieke) muzieklandschap “Gebrek aan visie en debat dreigen het muziekleven in Vlaanderen naar het tweede plan te duwen”, dit zijn de woorden van Herman Baeten. In een open brief, daterend van juni 2006, poneerde hij vragen zoals: “Waar willen we als sector naartoe? Wat zijn de plannen?” Herman Baeten riep de muzieksector op om zich te organiseren en een duidelijk toekomstperspectief uit te tekenen. Zijn oproep viel niet in dovemansoren en was één van de aanleidingen voor de studienamiddag op 21 mei 2007 getiteld “Generale Reflectie”, wat tegelijk de voorbode voor de derde editie van de StatenGeneraal van de Klassieke Muziek was. Ook Muziekcentrum Vlaanderen heeft in haar beleidsplan (2006-2009) de nood onderstreept aan een strategisch, sectorieel plan voor de muzieksector om zich als belangrijke en volwaardige speler te profileren zowel binnen het cultuurbeleid als binnen andere beleidsdomeinen. MCV achtte het dan ook de hoogste tijd dat de sector zelf actief op zoek zou gaan naar een antwoord op de toekomstvragen en zelf een fundamentele eerste stap zou zetten naar een duidelijke definiëring van de muzieksector. Op de studienamiddag werd een eerste aanzet gegeven door een oproep te lanceren om drie werkgroepen op te richten die zich zouden buigen over de meest belangrijke bouwstenen die het strategische plan voor de muzieksector moet bevatten: Educatie / A&R…, Creatie / Productie / Presentatie / Spreiding / Programmering én Promotie / Publieksbereik / Communicatie. De resultaten ervan kunnen een bron van input zijn voor het uiteindelijke plan, dat onder impuls van Muziekcentrum Vlaanderen verder wordt voorbereid (zie supra).
Binnen deze werkgroepen kwamen pittige discussies op gang en tot op vandaag zijn ze nog niet uitgepraat… De Staten-Generaal was enkel een tussenstop; een reflectiemoment. Tijdens de plenaire
6
sessie in de namiddag werd een eerste verslag uitgebracht en had het publiek de mogelijkheid om zijn visie op de thematiek te geven. Uit de respons die daarop werd gegeven, kunnen we concluderen dat in de toekomst nog menig debat zal gevoerd worden.
De volledige, gedetailleerde verslagen van de drie werkgroepen zal je kunnen nalezen op de website van Muziekcentrum Vlaanderen.
Werkgroep Creatie/Productie/Presentatie/Spreiding/Programmering Een eerste werkgroep zat samen om het domein creatie, productie, presentatie, spreiding en programmering uit te spitten. De voorzittersfunctie werd een duobaan voor Yves Rosseel (directeur de Bijloke) en Filip Rathé (artistiek leider Spectra Ensemble), samen hebben zij de bijeenkomsten in goede banen geleid. Binnen deze werkgroep waren zowel programmatoren, muzikanten als zakelijk leiders van ensembles aanwezig, wat uitmondde in een levendig debat tussen de creatieve en de zakelijke tak van de sector. Eenduidigheid bestond er binnen deze werkgroep over de nood aan een transparant beeld van het actuele muzieklandschap. Door dat gebrek is het niet vanzelfsprekend om de noden van de sector duidelijk en overzichtelijk te formuleren. Er is ook behoefte aan grondig wetenschappelijk onderzoek (zowel kwantitatief als kwalitatief) waardoor een globale stand van zaken kan geformuleerd worden. Zo kunnen noodzakelijke elementen voor de toekomst in kaart kunnen gebracht worden en is men in staat onderbouwde eisen naar het beleid toe op te stellen.
De enge interpretatie, door een subsidiërende overheid, van het begrip ‘creatie’ is een ander belangrijk probleem dat deze werkgroep aanstipte. Momenteel luidt de definitie “creatie is de eerste uitvoering van een nieuw werk” met als gevolg dat verdere uitvoeringen en innovatieve uitdieping van bestaand repertoire in mindere mate worden geapprecieerd / gehonoreerd. Een herdefiniëring van het begrip creatie (zoals gebaseerd op de pijlers in de economie ‘Research’ én ‘Development’) door de sector zelf, dringt zich op. Daarenboven bestaat de verplichting van overheidswege om nieuwe producties te plaatsen enkel voor structureel gesubsidieerde podiumorganisaties waardoor vele daarvan niet doorstromen naar de CC’s.
7
Ook structureel zijn er punten waar nog tekortkomingen zijn. Er bestaat de behoefte aan een “toeleidings- en tussencircuit” voor jonge muzikanten/ensembles die meer ervaring willen (moeten?) opdoen. Naast het stimuleren van een organische doorstroming (van kleine naar grote podia, naar analogie met het traject in pop, rock en jazz), lijkt de verdere uitbouw van mentorschap en ondersteuning (bijvoorbeeld het “Aanbod Podium – Nieuw Talent”) noodzakelijk. Tenslotte is er nood aan een infrastructuurplan, zowel voor presentatie als voor creatie. Het in 2004 opgerichte Repetitieruimtes.be zet m.b.t. creatieruimtes alvast een eerste stap. Deze organisatie heeft doorheen de jaren een database opgebouwd waarin betaalbare, geschikte en aangename repetitieplekken zijn opgenomen.
Werkgroep Educatie/ A&R (begeleiding)… Muzikale opvoeding is het recht van iedereen! Deze stelling werd binnen de werkgroep educatie onderbouwd. Met veel overgave heeft Herman Baeten (voorzitter Musica) de voorzittersrol op zich genomen en deze enthousiaste en strijdvaardige werkgroep geleid. Het samenbrengen van muzikanten, conservatoria, DKO en leerkrachten kon niet anders dan uitmonden in een debat waar zeer creatieve oplossingen werden geopperd om een beter muziekeducatief landschap te creëren.
Het Bamford-rapport dat in september bekend werd gemaakt, gaf al meteen stof ter discussie. In het rapport ‘Kwaliteit en consistentie - Arts and Cultural Education in Flanders’ is Bamford kritisch voor de Kunst- en cultuureducatie in het Vlaamse (leerplicht)onderwijs (te downloaden via de site van Canon Cultuurcel, www.canoncultuurcel.be). Een aantal van de aanbevelingen uit dit rapport werden door deze werkgroep op de korrel genomen. De basis van de discussie binnen deze werkgroep is meteen al het problematische beeld van muziek(educatie) dat er heerst bij zowel beleid, opvoeders, ouders als het hele maatschappelijke leven. Er is nood aan de bewustwording dat muziek een belangrijke rol kan spelen in zowel de individuele, emotionele, maatschappelijke en intellectuele ontwikkeling van elk individu. Dit alles is trouwens al bewezen in heel wat onderzoeken. Vreemd genoeg zijn deze resultaten niet alleen onbekend bij het grote publiek, zelfs binnen de muzieksector is niet iedereen op de hoogte van het grote aantal gevoerde studies. Er is dan ook dringend behoefte aan een betere communicatie rond deze onderzoeken die een doorslaggevende legitimatie kunnen aanbrengen voor de muziekeducatie. Zo kan aangetoond worden dat muziek zijn plaats binnen het reguliere onderwijs verdient en dat niet enkel het DKO, zoals nu vaak 8
wordt aangenomen, de volledige muziekeducatie op zich kan nemen.
Het huidige muziekeducatieve aanbod binnen het onderwijs werd door de leden van de werkgroep grondig geanalyseerd en zeer kritisch bekeken. Daar ontwaren ze nog tal van noodzakelijke veranderingen die doorgevoerd zouden moeten worden. Zo gaat de werkgroep dieper in op de zeer moeilijke verhouding tussen de vereiste muzikale – en pedagogische competenties van leerkrachten. Maar wat kan het onderwijs beginnen met competente leerkrachten als het ontbreekt aan een duidelijke lijn? Op dit ogenblik zijn de eindtermen diffuus en divers binnen de verschillende onderwijsnetten en de minimumvereisten onduidelijk. Muziek zou een duidelijke en voorname plaats moeten krijgen in het leven van het kind. De idee leeft dan ook binnen deze werkgroep dat een kind niet vroeg genoeg met muziek, toneel en beweging in contact kan komen. Naast het reguliere onderwijs en het DKO zijn er ook tal van satellieten rond het onderwijs die een belangrijke positie kunnen innemen in de ontwikkeling van het kind en waar dus de grootste zorg aan moet besteed worden.
Werkgroep Promotie/publieksbereik/communicatie De laatste, minst bezette, maar zeker niet de minst belangrijke werkgroep was promotie/publieksbereik/communicatie. Voorzitters van dienst waren hier Koen Van Dyck (Hoofd marketing en communicatie residentieorkest Den Haag) en Jerry Aerts (Algemeen directeur deSingel). Een goed product hebben is één zaak, de zalen laten vollopen een andere. Vertrekkend vanuit de algemene vaststelling van de dalende trend in de participatie van “moeilijkere” genres en de vermarkting van het geheel van het aanbod, stak deze laatste werkgroep de koppen bij elkaar. Gedurende drie bijeenkomsten werden mogelijk oplossingen geopperd om het bestaande en het potentiële publiek beter te bereiken. Net zoals in de inleiding al aangebracht werd door Francis Maes, leeft ook binnen deze werkgroep en in zowat de hele sector, zo bleek ook nog een keer tijdens de plenaire sessie, de overtuiging dat er niets scheelt met het product. Ook over voldoende potentieel publiek voor hedendaagse muziek moeten we ons geen zorgen maken; het probleem ligt hem echter in het bereik ervan en daar is een belangrijke rol weggelegd voor de communicatie! De oorzaak van de daling in de publieksparticipatie zou te wijten kunnen zijn aan het ontbreken van vertrouwen in (het label), het ontbreken van een community-gegeven, het gebrek aan kennis,… Kortom: de drempel moet 9
niet worden verlaagd, aan het product moet niet gesleuteld worden, men moet het publiek optillen! De muzieksector, en dan voornamelijk het klassieke en het hedendaagse genre, worstelt met een imagoprobleem. Bij het voorstellen van deze visies tijdens de plenaire sessie werd deze stellingen door het publiek onderschreven en beklemtoond dat we in plaats van de defensieve weg te kiezen, we proactief te werk moeten gaan. De hedendaagse muziek zou, naar het voorbeeld van de hedendaagse kunst, een bepaald aura moeten creëren. Bij hedendaagse kunst heeft men het gevoel dat men bepaalde dingen MOET gezien hebben. Een positiever, eenduidig imago van de “moeilijkere genres” zou men kunnen realiseren door gebruik te maken van een duidelijk marketingplan op lange termijn. In een marketingplan (arts marketing) wordt het product ruimer gezien dan de muziek zelf en wordt er rekening gehouden met de 4 P’s: Plaats, Publiek, Prijs, Product. Door een duidelijk imago te veruitwendigen, wordt het community-gegeven, het saamhorigheidsgevoel aangewakkerd onder het publiek. De werkgroep merkt op dat we te snel vervallen in een louter musicologisch discours: de “nerd-tonerd” communicatie. Er is een grote voorkennis nodig om zulke communicatie te begrijpen, maar deze zou niet noodzakelijk mogen zijn om van muziek te kunnen genieten, om muziek te beleven. Naast deze zogenaamde verdiepende communicatie (historische en musicologische feitenkennis), moet men ook aandacht hebben voor wervende communicatie waar de nadruk moet liggen op beleving van de muziek. De werkgroep is er van overtuigd dat nieuwe vormen van wervende communicatie een nieuw publiek kunnen aanspreken. Bij deze vormen van communicatie kunnen nieuwe media een middel zijn om bestaande en potentiële doelgroepen beter te bereiken. Tenslotte merkt de werkgroep op dat er omzichtig moet worden omgesprongen met de termen hedendaagse en klassieke muziek. Hierop werd ook tijdens de plenaire sessie gehamerd: “Hedendaags is alles behalve klassiek en klassiek is niet hedendaags!”. Een duidelijke definiëring van beide genres kan helpen. De vraag werd op de Staten-Generaal dan ook aan het publiek gesteld: “Wat is klassieke muziek?” Er werd geopperd voor: “Klassieke muziek is niet-versterkte, niet-gemanipuleerde muziek stoelend op schriftelijke overleving”. Maar wat met de improvisaties bijvoorbeeld? Besluiten deden we de Staten-Generaal met het voorstel om in de toekomst gewoon te spreken over (kwaliteits)muziek. Wie weet verwelkomen we jullie volgend jaar op “De Staten-Generaal van de … Muziek.”
10
Muziekgesprek: Klassieke muziek in grote concertzalen en kleine kapelletjes Het juiste aanbod op de juiste plaats. Over feeërieke kaders en andere formules die klassiek buiten de lijntjes laten kleuren.
i.s.m. CultuurLokaal
Concerten in kerken, opera’s in de bioscoop, hedendaagse muziek in een fabriekspand… Deze bijzondere kaders zijn vandaag de dag meer en meer gangbaar geworden. Organisatoren beschikken vaak niet zelf over de ideale ruimte voor het opvoeren van klassieke muziek. Daarnaast voelt iedereen aan dat we moeten blijven werken aan dat publiek. Het vraagt een inspanning om te voorkomen dat het publiek veroudert en stagneert, om jongeren aan te trekken … Maar er is potentieel dat misschien net met een extraatje kan overtuigd worden… Op de Staten-Generaal kregen muziekprogrammatoren een platform om ideeën uit te wisselen over het programmeren van klassieke muziek: de selectie van de muzikanten, de omkadering, de sfeer enzovoort.
Een programmator van het cultuurcentrum stelt het zo: programmeer wat er leeft in Vlaanderen en koppel daaraan een aantal uitstapjes naar bijzondere locaties. Verlaat af en toe de vertrouwde schouwburg en trek erop uit naar bijzondere plekjes! Door een diversiteit aan locaties, kan een divers aanbod (kamermuziek, vocaal, puur instrumentaal) nagestreefd worden. Maar het is noodzakelijk om bij het programmeren te vertrekken van de locatie. Het juiste ensemble op de juiste plaats is een must!
11
Onze muzikant gaat gedeeltelijk akkoord. Hij wil fascineren, het publiek verwennen en een goede avond bezorgen; de omkadering speelt daar een bijzonder grote rol in want de ruimte op zich zorgt ook voor een zintuiglijke ervaring. Maar hij blijkt toch niet altijd blij te zijn met het aan hem aangeboden podium. Wat in de ogen van die programmator aantrekkelijk is, is het niet altijd voor de uitvoerder die zijn programma zo puur of vernieuwend mogelijk willen brengen.
De omkadering is meer dan de locatie alleen. Extraatjes zoals programmabrochures, een inleiding, een glaasje wijn na afloop, een ontmoeting met de muzikanten… worden door het publiek enorm gesmaakt en maken het avondje nog aangenamer. En met dat programmaboekje kan je achteraf thuis verder nagenieten, bevestigt de regelmatige concertganger. Het zijn inderdaad manieren om een nieuw publiek aan te boren, confirmeren ook de muzikanten uit ervaring.
Een aantal cultuurcentra zorgen bij ‘moeilijkere’ concerten graag voor een inleiding, maar proberen daarbij het traditionele vakjargon te vermijden om zo de klassieke muziek van zijn elitaire stempel af te helpen. Het helpt niet wanneer je je publiek wil verbreden. Toch is men ervan overtuigd dat de ‘traditionele’ communicatie niet aan de kant mag geschoven worden. We willen het traditionele, vaste publiek ook niet wegjagen. Beide vormen van communicatie - de verbredende en de verdiepende leiden best een complementair bestaan.
Helaas blijkt niet elke artiest met al deze vraagstukken te zijn begaan. Ook de manier waarom ensembles programma’s presenteren laat dikwijls de wensen over, vinden de programmatoren. Ze roepen de musici op om erover na te denken, want zij krijgen te vaak dezelfde voorstellen binnen. Uiteraard spelen dan naast de muzikale kwaliteit ook andere elementen een rol: de creativiteit van het voorstel, de flexibiliteit van de musici, de vraag hoe ze de klassieke codes zullen verbreken bijvoorbeeld, …
Het probleem zit hier een beetje bij de opleiding, waar de student begeleid wordt om te musiceren. Hij riskeert te vergeten om zichzelf op tijd de juiste vragen te stellen, over de keuzes die hij maakt, over een programma en hoe dat voor te stellen, … Hier kan de programmator een handje toesteken door met de muzikant in dialoog te gaan. 12
y Enkele praktijkvoorbeelden… Klara heeft de laatste jaren een aantal concepten uitgewerkt die vruchten hebben afgeworpen. Iedereen kent vandaag de ludieke reclamecampagnes… “Klara in de stad” focust op een stad en al zijn invloeden, figuren, … “Klara in het paleis” is voornamelijk een groot feest waar elke producer een plaatsje krijgt en het publiek voor een prijsje een zeer divers programma kan proeven.
Liesbet Vereertbrugghen is, naast producer op Klara, ook concertprogrammator in Herent. Samen met het CC Herent organiseren ze 5 concerten per jaar in een klein kerkje. Vooraleer een bepaald programma te kiezen, denkt ze zeer bewust na over de meerwaarde ervan. Ze opteert vooral voor nieuw en jong talent waarmee ze, via ondermeer Gouden Vleugels, in contact komt. Ze hebben hun naam nog niet mee, nog geen referenties, maar vaak wel uitstraling (dat beetje extra boven goed kunnen spelen) – en dat zoekt en voelt men snel. Zo’n lekenpubliek uit Herent is daar zeer gevoelig aan en staat er voor open. Dergelijke activiteiten zijn een manier om aan gemeenschapsvorming te doen. Het is een engagement tegenover de gemeente.
Bij de Orfeoproducties wordt door samenwerking over de verschillende gemeentes een ruimer publiek beoogt. Ze vertrekken vanuit een thema of vanuit specifieke instrumenten, zoeken dan een locatie en vervolgens musici die in het programma en de locatie kunnen passen. Waar voorheen de verschillende gemeenten dezelfde groepen op een boogscheut van elkaar programmeerden, hebben ze nu een gemeenschappelijke affiche en programmaboekje. Wat een inleiding betreft laat Orfeoproducties graag de muzikant zelf aan het woord.
Naast bijzondere, ongewone locaties, kan ook een gangbare locatie opmerkelijk aangekleed worden. De “tapijtconcerten” van Groep Arthur bijvoorbeeld, vinden plaats in ruimtes die de concertganger wel kent, maar op een andere manier kan ervaren. Door de setting (stoeltjes, kussens, een buffetje…) wordt een thuis-gevoel gecreëerd waardoor het publiek zich sneller openstelt voor de muziek. Een leuk concept voor centra die de opdracht hebben om naar de wijken te trekken.
Toch zullen er altijd puristen zijn die niet van dit soort experiment houden. Ode Gand lost dit probleem op door het combineren van de 2 pistes: een ruime populaire programmatie voor de “massa” en een speciale programmatie voor de fijnproevers. Een bijzonder 13
geslaagd project was “Avanti”, een fietstocht waarop te midden van het natuurschoon en de vele cultuurhistorische plekjes tal van muzikale verrassingen wachtten. Zowat in elke kerk, elke kapelletje en elk boerderijtje onderweg viel er wel iets te beleven, van ‘traditionele concerten’ tot muziekinstallaties. Het publiek apprecieert dergelijke initiatieven enorm. De mensen voelen zich ontspannen, een beetje op vakantie, waardoor plots alles kan, zelfs hedendaags.
Ook House Music - of muziek bij u thuis - was een format van formaat. Het festival heeft wegens groot succes beslist het project stop te zetten om in schoonheid te kunnen eindigen. Een guerilliamethode, zo noemt Jelle Dierickx van het Festival van Vlaanderen de aanpak van zijn team. Dat team is belangrijk: iedereen moet weten waarom bepaalde keuzes worden gemaakt. y Steven Decraene (dirigent en verkozen tot ambassadeur van de klassieke muziek) merkte tijdens het gesprek wel op dat er naar zijn mening een te zwaar gewicht werd gegeven aan de locaties. Wat volgens hem primeert is lef en durf. Het publiek wil méér dan het louter reproduceren van een cd. Een geslaagd concert is een concert waar de muzikanten met volle overtuiging spelen alsof hun leven en ziel ervan afhangen! De concertganger gaat inderdaad akkoord. Vandaar ook zijn interesse voor jong talent omdat hij ondervindt dat jongeren meer gedrevenheid uitstralen.
Iedereen is het er unaniem over eens dat de muziek zelf moet primeren en dat vernieuwing bijzonder belangrijk is om muziek levend te houden. De concertzaal blijft ideaal voor de pure muzikale uitvoering. Een groot huis heeft vaak een vast publiek. Maar de meerwaardezoeker bevindt zich niet alleen in de steden. Concerten op verplaatsing zijn daar een positieve evolutie in.
14
In de kijker: projecten en studies DEEL 1: Een digitale toekomst voor de muzieksector!? Om innovaties te stimuleren en deze aan de sector introduceren gaf Muziekcentrum Vlaanderen tijdens de Staten-Generaal een platform aan enkele nieuwe initiatieven aangaande online toepassingen. De opkomst bij deze infosessies bleef echter beperkt. Zijn de online-toepassingen nog te onbekend en daardoor onbemind?
y Wikifonia Wikifonia is een website waar muziekliefhebbers zelf partituren kunnen publiceren (up te loaden als music xml bestand) en downloaden (als pdf). De ervaren internetgebruiker zal zeggen: Dit is niets nieuws! Al is Wikifonia dit keer wel een legale site… Daarvoor heeft Wikifonia een akkoord met de beheersvennootschap voor de muziekuitgevers - Musi©opy, welke maandelijks 0,25€ per partituur ontvangt. Musi©opy verstrekt licenties aan gebruikers voor het gebruik van bladmuziek (liedteksten en muzieknotaties), en betaalt de daarvoor geïncasseerde vergoeding uit aan de auteursrechthebbende muziekauteurs en -uitgeverijen. Zo krijgen alle rechthebbenden het deel dat ze verdienen. Wikifonia koos voor een Nederlands bedrijf omdat omdat Semu voor dergelijke toepassingen geen licentie verleent.
y PokuMOn Vandaag wordt door de Vlaamse cultuurhuizen wel wat geïnvesteerd in het archiveren van zowel hun eigen producties als de gastvoorstellingen; in het verleden analoog en thans meer en meer digitaal.
15
Ondertussen groeide een sterke behoefte om dat gearchiveerde materiaal te ontsluiten naar diverse categorieën van eindgebruikers, en dit volgens een gestandaardiseerd metadatauitwisselingsmodel…
PokuMOn staat voor Podiumkunsten Multimediaal Ontsloten - een partnerschap tussen Vlaamse cultuurhuizen, het IBBT, de academische wereld en de bedrijfswereld.
Het is een onderzoeksproject dat werd opgestart door het Instituut voor Breedbandtechnologie (IBBT) en ingezoomd op de problemen van online distributie en archivering van multimedia in de podiumkunsten en de (klassieke) muziek. Recente wetenschappelijke kennis op het vlak van auteursrechten, metadata en audio- en videocompressie worden aan elkaar gekoppeld, met het oog op pragmatische oplossingen voor de producenten en de receptieve huizen.
Het IBBT is in 2004 door de Vlaamse Overheid en de universiteiten opgericht om de digitalisering aan te zwengelen en de kennis van bedrijven en universiteiten met elkaar in verband te brengen. Daarbij gaat het zowel over projecten in de gezondheidszorg of mobiliteit, als in de media en cultuur.
Pokumon kan alvast steunen op voorbije onderzoekstrajecten in de cultuursector als IPEA en VACF. IPEA was een onderzoek naar uitwisselingsstandaarden voor de televisiesector. Zenders formuleerden samen afspraken over beeldformaten en beschrijvende informatie, zodat het archiveren van de digitale producties voor de lange termijn optimaal kan verlopen. VACF was een onderzoek naar de uitdagingen en functies van een kunstencentrum als Vooruit in het digitale millennium: denk maar aan web2.0, slimme geïntegreerde gebruikersprofielen en draadloze technologie.
In Pokumon richt men zich niet op één huis, maar op de samenwerking tussen de culturele spelers, om de multimedia rond een voorstelling of concert van acteur en muzikant via de verschillende organisaties naar het publiek te verspreiden.
POKUMON heeft een meervoudige doelstelling: -
Vereenvoudigen van distributie en archivering van multimedia in de podiumkunsten, door
standaarden te formuleren op maat van de sector en concrete hulpinstrumenten te ontwikkelen.
16
-
Vormen van digitale participatie aan de podiumkunsten exploreren (online, op school, via
digitale TV, …) -
Auteursrechtenstatuut van multimedia verduidelijken doorheen het traject van auteurs en
uitvoerders via receptieve huizen naar archieven.
Concreet is het onderzoekstraject onderverdeeld in zeven werkpakketten, die elk een stukje van de puzzel aanpakken. Het uitgangspunt is een state of the art rapport over de archivering en ontsluiting van podiumkunsten-multimedia: Hoe wordt in Vlaanderen gewerkt? Hoe in het buitenland? Welke zijn de nieuwste trends? Het sociaal-wetenschappelijke werkpakket onderzoekt vervolgens de noden en behoeften bij de organisaties in de cultuursector, bij het onderwijs en bij aanbieders van digitale televisie.
Twee technologische werkpakketten diepen de goede voorbeelden uit binnen- en buitenland verder uit. Er wordt zowel gekeken naar de verschillende formaten om audiovisuele informatie te comprimeren en in een bestand te verpakken, als naar de verschillende technologieën om de formaten te transcoderen (bijvoorbeeld tussen hoge televisiekwaliteit en lagere kwaliteiten, ongeacht of beeld en klank in goede of in minder goede staat zijn). De drie overige werkpakketten bestaan uit een demoapplicatie, uit onderzoek naar de auteursrechtenvraagstukken bij podiumkunstenmultimedia en uit een ontwerp van een metadatamodel voor de uitwisseling, zodat niet alleen de multimedia, maar steeds ook de credits en andere beschrijvende informatie mee geconverteerd worden.
Dit twee jaar lopende onderzoekstraject wordt gedragen door een brede groep partners uit de universiteiten, de podium- en muzieksector en de bedrijfswereld. De projectleiding is in handen van professor Rik van de Walle van UGent Multimedialab samen met Dries Moreels van het VTI.
PROJECTPARTNERS Universiteiten U Gent: Multimedialab en MICT (behoeftenonderzoek) VUB: ETRO (compressie) en SMIT (e-cultuur) K.U.Leuven: ICRI (auteursrechten) Bedrijven Videohouse (video archiving) Telenet (video on demand) Comsof Culturele instellingen Vlaamse Opera deFilharmonie Muziekcentrum de Bijloke 17
deSingel Troubleyn Rosas Koninklijk Ballet van Vlaanderen Steunpunten Vlaams Centrum Volkscultuur (mondelinge bronnen) Muziekcentrum Vlaanderen Vlaams Theater Instituut
DEEL 2: Studies en thesisprojecten Nood aan onderzoek, gebrek aan cijfers, behoefte aan een duidelijk overzicht… het zijn vaak gehoorde opmerkingen binnen de werkgroepen die werden opgericht naar aanleiding van het strategisch plan voor de muzieksector. Op de Staten-Generaal werden alvast een aantal lopende of net afgehandelde onderzoeken voorgesteld. Een korte toelichting...
y Prijsdifferentiatie in de Vlaamse concertzalen Katrien Goossens Naar aanleiding van de master in cultuurmanagement aan de Universiteit Antwerpen onderzocht Katrien Goossens hoe een concertzaal winstmaximalisatie kan combineren met zijn sociale doelstellingen. Veel zalen botsen tegen een muur wanneer ze beide opzetten proberen te verzoenen. Een strategie die hier een antwoord op kan bieden is deze van de prijsdifferentiatie. Door middel van prijsdifferentiatie kan de concertzaal een optimale opbrengst genereren en toch een zeer verscheiden publiek aanspreken. Uit het onderzoek bleek dat het systeem in Vlaanderen nog niet uitgebreid wordt toegepast. Meer creativiteit in de prijszetting zou echter een enorme meerwaarde kunnen bieden, zowel wat betreft het publieksaantal als wat betreft de inkomsten, zo besluit Katrien Goossens. Vandaag vinden we prijsdifferentiatie voornamelijk terug in de gesubsidieerde en de klassieke concertzalen en minder bij de niet-gesubsidieerde zalen of podia voor het populaire genre. Toch blijken zowel zalen die streven naar publieksmaximalisatie als zalen die streven naar inkomstenmaximalisatie er goed aan te doen de trend te volgen. Op dit ogenblik wordt het onderscheid voornamelijk gemaakt op basis van plaats en leeftijd. Maar er is nood aan een verdere uitbreiding, flexibiliteit zoals korting voor mensen met een beperkt financieel inkomen, differentiatie in comfort, …
De thesis van Katrien Goossens is gebaseerd op een niet-representatieve steekproef maar geeft een beeld van de aanwezigheid van prijsdifferentiatie in Vlaanderen. Deze eindverhandeling is dus een uitstekend vertrekpunt voor verder onderzoek. De thesis is te raadplegen bij Muziekcentrum Vlaanderen. 18
Welke diversiteit op de Vlaamse concertpodia? Een kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar de diversiteit anno 2005-2006 van de concertprogrammatie in relatie tot economische, politieke factoren en de rol van de muziekprogrammator. Kristof Meeus
Vlaanderen heeft een ruim muzikaal aanbod, maar is dat aanbod ook divers? Vinden de minder bekende muzikanten, componisten en werken een podium? Hoe gebeurt de muziekprogrammering? Wordt het publiek op haar wenken bediend? Kristof Meeus ging voor zijn eindverhandeling Sociologie aan de V.U.B. en op vraag van Muziekcentrum Vlaanderen, na hoe het gesteld is met de diversiteit in live muziek op de Vlaamse podia, en welke factoren en actoren hierop een invloed uitoefenen.
Als start bekeek Meeus een aantal actoren/netwerken op die het muzieklandschap vormgeven
De muziekindustrie, voornamelijk onder de vorm van platenmaatschappijen, die onder verschillende gedaanten op internationaal en regionaal vlak opereert; dit leidt tot een complexe verzameling van netwerken met afhankelijkheidsrelaties, waar uiteindelijk geen enkele actor op zich nog een greep kan uitoefenen.
Het live gebeuren zelf met het netwerk van musici, managers, programmatoren, technici, publiek, …
De overheid
Het is uiteraard zo dat de muziekprogrammator de meest directe invloed heeft op diversiteit, maar deze ondervindt heel wat beperkingen, soms zelf opgelegd door de organisatie, in de andere gevallen door toedoen van externe factoren en actoren zoals: het publiek, de managers, de boekingskantoren, de uitkoopsommen, het genre, de concertruimte, de tijd, ... . Het publiek zelf werkt volgens de programmatoren eerder remmend op diversiteit: het toont een drang naar passief entertainment. Wat de muziekproducties betreft, is de relatie tot diversiteit duaal, is er een spanning tussen vernieuwing, creativiteit en homogenisering onder invloed van de internationale cultuurindustrie. De Vlaamse overheid heeft belangrijke en beïnvloedende positie: het is de enige actor die duidelijk en openlijk een divers muzieklandschap nastreeft. 19
De inventarisatie van concerten tijdens het seizoen 2005-2006 toont aan dat de grootste namen op de meest diverse soorten podia spelen. Opmerkelijk genoeg geldt dat ook voor klassiek en jazz. Deze genres blijken ook het snelst hun ‘habitat’ van concertzalen en jazzclubs te verlaten.
Cultuurcentra vormen een bijzondere categorie. Het valt op dat zij voornamelijk bekende groepen boeken, zeker wat klassiek en jazz betreft. De pop- en rockbands op hun programma vind je evengoed terug op de podia van de clubs. De inventarisatie wees ook op een groot aantal producties die uitsluitend op podia van CC’s terug te vinden zijn.
Om echte uitspraken te kunnen doen over de diversiteit zou er een longitudinaal onderzoek moeten gevoerd worden. Het onderzoek van Meeus is alvast een eerste schets die ons toch enkele opmerkelijke en interessante fenomenen deed vaststellen.
De thesis is raadpleegbaar bij Muziekcentrum Vlaanderen of te downloaden via de website www.muziekcentrum.be
y Tussen Kunst en Markt: het professionele parcours van de conservatoriumstudent? Welke plaats is er voor hen op de arbeidsmarkt? (K. Carael) Welke functie heeft een afgestudeerde van een Vlaams muziekconservatorium? Wat is de jobtevredenheid van deze groep? Hoe evalueren zij achteraf hun opleiding? Rond deze en andere vragen voerde Katrien Carael haar thesisonderzoek voor Sociale en Culturele agogiek aan de V.U.B. Uit de resultaten blijkt dat het niet evident is om een carrière uit te bouwen als muzikant. De droom om “van muziek te leven”, blijft vaak een droom. Iets minder dan de helft van de afgestudeerden werkt uiteindelijk als freelance muzikant. Drie vierde komt als leerkracht terecht in het onderwijs. De meesten moeten het musiceren, willens nillens, combineren met lesgeven. Als enthousiaste nieuwkomer op de arbeidsmarkt is de pas afgestudeerde muzikant vaak bereid om elke aanbieding met beide handen te grijpen. Werk vinden blijkt geen eenvoudige opgave al verschilt het van instrument tot instrument. 20
Wel is de jobtevredenheid is bijzonder hoog. Dit staat echter wel in schril contrast met de tevredenheid over de opleiding, Wat men voornamelijk mist is een basis aan zakelijke know-how om in de muzieksector aan de slag te kunnen gaan.
Dit onderzoek is te raadplegen bij Muziekcentrum Vlaanderen.
y Onderzoek naar de profilering en competentie van muziekleerkrachten (pedagogisch en uitvoerend) Thomas de Baets Er is behoefte aan verandering binnen het onderwijs. In hoeverre de competentie van de leerkracht hierbij in vraag moet gesteld worden, wil het Orpheus Instituut uitklaren met een onderzoek dat nu in de startblokken staat. De intenties van dit onderzoek sluiten duidelijk aan bij de thematiek van de “werkgroep educatie”.
Allereerst wil muziekpedagoog Thomas De Baets nagaan in hoeverre muzikale vaardigheden van muziekleraren een invloed uitoefenen op muziekagogische veranderingsprocessen bij leerlingen van het algemeen onderwijs. Vanuit zijn persoonlijke ervaring ondervond hij een fundamentele spanning tussen enerzijds de musicus en anderzijds de leraar. Deze spanning wordt nog eens versterkt door de onduidelijkheid in bekwaamheidsbewijzen, onduidelijkheid over de inrichting van het vak, een tekort aan de nodige infrastructuur en de kleine interesse vanuit het academische veld.
De Baets wil een bijdrage leveren tot de ontwikkeling van een dynamisch profiel van een muziekleraar in het algemeen onderwijs. Dit beeld wil hij nog verfijnen door bijkomende vragen te poneren naar o.m. de noodzakelijk muzikale “skills”, de ontwikkeling van de integratie van muzikale en didactische training bij toekomstige leraren, de artisticiteit in muziekpedagogische context,… Daarvoor wilt hij zijn eigen ervaring, wetenschappelijke literatuur, empirisch onderzoek en een bijzondere casestudy combineren. Bijzonder hieraan is de koppeling van de muzikale en de agogische vaardigheden, die voorheen een relatief gescheiden bestaan leidden.
De tekst van het onderzoeksvoorstel staat te lezen op www.docartes.be en associatie.kuleuven.be/ivok Tussentijdse rapporten zal je kunnen bekijken op www.thomasdebaets.be
21
y Why opera education? 5 Case studies of views in a European Context Ann Laenen
Sinds de jaren 80 werken verschillende Europese operahuizen aan eigen educatieve programma’s. Sommige deden dat onder impuls van, en ondersteund door nationale overheden, andere op eigen initiatief, telkens benadrukkend dat deze kunstvorm toegankelijk moet zijn voor iedereen. Hoewel opera educatie op dit ogenblik een wijd verspreidde activiteit is, blijkt dit binnen het kunsteducatieve onderzoeksterrein nog een relatief onontgonnen gebied te zijn. Deze onderzoeken beperkten zich tot voorheen echter enkel tot de vraag: Wat is opera educatie? Ann Laenen gaat verder en vroeg zich af waarom: Waarom steken we tijd en energie in publieksbegeleiding/publiekswerking of hoe het ook benoemd wordt? Wat drijft de mensen die dit werk doen en waarom? Waardoor worden ze al dan niet beïnvloed?
Op zoek naar een antwoord onderwierp Ann Laenen de operahuizen voor de eerste keer aan een vergelijkende studie, waarmee ze complexe interacties tussen persoonlijke, sociale en culturele factoren blootlegde. Het is vooral de achtergrond van de betrokkenen die hierin cruciaal blijkt te zijn. Aan de hand van casestudies werden verschillende antwoorden vergeleken binnen de Europese context. De resultaten vielen uiteen in 3 grote blokken.
• In relatie tot het profiel van de educatieve verantwoordelijke/verantwoordelijke publiekswerking en het profiel van de organisatie waarvoor deze werkt, merkte Ann Laenen op dat het educatieve werk meer impact heeft als het door iedereen in huis gedragen wordt - los van de grootte van de organisatie, de budgetten, …
• De visie en de drijfveren van de verantwoordelijken, zijn evenmin onder één hoedje te vangen. Deze worden bepaald door de persoonlijke, culturele en professionele achtergrond van deze praktijkpersoon. Opvallend is trouwens dat hun visie niet of nauwelijks evalueert doorheen de jaren.
22
Dit zorgt voor een eerder traditionele vorm van publiekswerking die vaak geen aansluiting vindt bij de huidige demografische en technische ontwikkelingen in de maatschappij van vandaag - met voor - en nadelen als gevolg.
• Er is heel wat onduidelijkheid rond culturele keuzes en culturele identiteit. Uit ondervraging blijkt dat de educatieve medewerkers er wel van overtuigd zijn dat men jongeren voor de Kunsten kan triggeren. Toch heeft men dit helemaal niet in de hand, omdat de culturele keuze van iemand nu eenmaal bepaald wordt door heel wat factoren en sommige daarvan zijn erg persoonlijk en is tegelijk ook gerelateerd aan hun culturele identiteit.
Uit het onderzoek bleek ook dat er niet zoiets bestaat als dé Europese identiteit, ook al geloofden de deelnemers aan het onderzoek dat opera bij uitstek een expressie van die Europese identiteit was. Deze gedachte zette ook het denken rond het ‘interculturele’ en het betrekken van mensen met een andere dan Europese demografische achtergrond in onze Kunsten, in een ander daglicht. We moeten ons durven afvragen of het publiek bij elke voorstelling een spiegel van de huidige maatschappij moet zijn. Ann Laenen stelt dat ook hier keuzes belangrijk zijn. Interculturaliteit en diversiteit zijn woorden met vele invullingen. Door deze in een kritische reflectie te plaatsen, valt op dat men er genuanceerd mee moet omspringen.. Deze reflectie is nooit afgerond en houdt ons best nog een hele tijd bezig…
Omdat Ann Laenen de relatie publiek-instelling in de actuele maatschappij op een unieke manier verkent, is het mogelijk de resultaten van dit onderzoek te veralgemenen naar andere vormen van kunsteducatie, kunstmarketing, beleidsmakers en werknemers van de opera.
Lees het onderzoek op http://www.cultuurcommunicatie.com/?s=opera
y Onderzoek naar repetitieruimtes en creatieruimtes in Vlaanderen Wies Callens
Dit onderzoek wordt gevoerd door vzw Repetitieruimtes in samenwerking met Muziekcentrum Vlaanderen en Poppunt.
23
De vraag ernaar kwam uit 2 richtingen: zowel van de musici op zoek naar geschikte ruimten als van de gemeentes op zoek naar een geschikt beleid inzake die creatieruimtes.
Als eerste stap heeft Repetitieruimtes vzw een database ontwikkeld waarin betaalbare en geschikte repetitieruimtes worden opgenomen. Door het bevragen van zowel de muzikanten als de eigenaars wordt de nood aan creatieruimtes in kaart gebracht. Daarna volgt de uitwerking van een trajectbegeleiding: hoe kan men een tekort aan ruimtes wegwerken zowel op het niveau van steden, gemeenten als provincies?
Tegen 2009 wil Repetitieruimtes vzw een heel concreet plan op tafel leggen met suggesties voor een Vlaams creatie-/repetitieruimtenbeleid en met concrete oplossingen voor steden en gemeenten, provincies en voor privé-organisaties.
Meer info: www.repetitieruimtes.be
Lexicon van Vlaamse componisten geboren na 1800 Door Flavie Roquet
Een lexicon met biografieën, oeuvre en bibliografie van Vlaamse componisten bestond niet! Dat precies was de reden waarom de auteur zich aan het werk heeft gezet. Alle beschikbare literatuur die zich hier in mindere of meerdere mate op toelegt beperkt zich tot diezelfde namen die overal terugkeren. Dat er in dít meer dan 2000 mensen hun plaats verdienen is op zich al relevant: de 19de eeuw (waarvan nog steeds gezegd wordt dat deze weinig opleverde voor de muziekproductie in Vlaanderen) blijkt veel boeiender te zijn dan het beeld dat we er ons over gevormd hebben. De 20ste eeuw heeft zoveel talent voortgebracht dat eveneens dreigt vergeten te raken. Het boek wordt voor het culturele veld, en voor de muzieksector in het bijzonder een ware ontdekkingstocht en een standaardwerk waaruit veel verder muziekonderzoek kan voortvloeien. Het boek werd uitgegeven door Roularta. 24
Voorstelling CME (Chamber Music Europe) en Muziek Centrum Nederland Door Leo Dijsselbloem, hoofd afdeling klassieke muziek - Muziekcentrum Nederland
Op de Staten-Generaal werd de oprichting aangekondigd van de grote Nederlandse tegenhanger van Muziekcentrum Vlaanderen: ‘Muziek Centrum Nederland’. Onder deze nieuwe naam zullen vanaf 2008 de gefuseerde muziekorganisaties (Nationaal Pop Instituut, Donemus, Gaudeamus, De Kamervraag en de gezamenlijke Jazzinstellingen) optreden. Tot voor kort bestond het Nederlandse muziekveld uit een waaier van grote en sterke organisaties die de verschillende genres vertegenwoordigden. Ondanks het feit dat Vlaanderen eerder met wat afgunst opkeek naar het gediversifieerde landschap van ondersteunende muziekorganisaties in Nederland (uiteraard omdat zij daardoor zoveel mankracht en middelen hebben…) heeft Nederland nu het Vlaamse voorbeeld gevolgd, nl. één brede landelijke organisatie voor alle muziekgenres. www.muziekcentrumnederland.nl
Muziek Centrum Nederland is het kennis- en promotiecentrum op het gebied van muziek en het nationale en internationale muziekleven. De activiteiten van de opgenomen organisaties blijven behouden maar daarnaast zal ook een aantal nieuwe activiteiten op het vlak van promotie, educatie en informatie ontwikkeld worden. De instelling zal hierin een stimulerende en initiërende rol spelen. In MCN worden krachten, kennis, middelen en expertise gebundeld zodat er nog effectiever kan worden ingespeeld op de veranderende vragen en behoeften vanuit het brede muziekveld. De bekende activiteiten uit het verleden: de Internationale Gaudeamus Muziekweek, de Dag van de Kamermuziek, de Dutch Jazz Meeting en de digitale popencyclopedie zullen ook in de toekomst blijven bestaan. Niet alleen nationaal, ook op Europees vlak worden de krachten verenigd. Janneke Van der Wijk - eerder directeur van de Kamervraag - is algemeen directeur .
Onder impuls van De Kamervraag werd in 2007 naar aanleiding van een debat over de zin van netwerking (Muziekcentrum Vlaanderen was er bij) Chamber Music Europe opgericht. CME verenigt een aantal vertegenwoordigers van verschillende Europese organisaties tot een nieuw informeel 25
netwerk. Het zijn organisaties die binnen hun land een ondersteunende rol hebben voor de (kamer)muzieksector zoals Muziekcentrum Vlaanderen, Rikskonserter in Zweden, ProQuartet-CEMC in Frankrijk, CIDIM - Comitato Nazionale Italiano Musica… CME ijvert voor een internationale samenwerking en de uitwisseling van kennis en expertise met als doel de ontwikkeling en de verspreiding van de kamermuziek in Europa. www.chambermusiceurope.eu
26
Nabeschouwing van Francis Maes Francis Maes gaf met zijn opiniestuk de aanzet, hij mag nu ook afronden met zijn indrukken en zijn hoogstpersoonlijke kijk op deze editie van de Staten-Generaal.
De Staten-Generaal van de Klassieke Muziek is uitgegroeid tot een evenement dat niet meer weg te denken is uit het ritme van een muzikaal seizoen. Het onthaal in de vernieuwde Bijloke was uitstekend, de interactie met Klara stimulerend. Bovenal is het een gedroomde gelegenheid om gelijkgestemden te ontmoeten of het contact te vernieuwen. Daarom alleen al is het de moeite waard om jaarlijks de Staten-Generaal bij te wonen en verdient het initiatief alle lof. Het concept om een groot debat te laten voorbereiden in werkgroepen was een interessante keuze. De resultaten van de werkgroepen zijn gefundeerd en bieden uitstekend materiaal voor verdere ontwikkelingen. Alle respect ook voor de jonge onderzoekers, die de resultaten van hun thesisonderzoek voorstelden. Alleen mochten die resultaten hier en daar wat beter worden gekaderd door een moderator en bediscussieerd door de aanwezigen.
Ik stel me alleen vragen over de manier waarop de sector van de klassieke muziek zich laat kennen in een dergelijk evenement. Natuurlijk ligt de nadruk op reflectie. Maar een gebeuren van een dergelijke omgang is ook een gedroomde gelegenheid om als sector naar buiten te komen. Het is een ideale aanleiding om aan imagovorming te doen. Dat zou beter lukken als de dag ook wat meer een muzikaal feest was en niet alleen theoretische discussie. De enkele krantenberichten die erover verschenen lieten de muzieksector voor de zoveelste keer overkomen als een domein in crisis, waar blijkbaar niemand nog weet hoe het verder moet. Dat is jammer, want imagovorming was toch één van de thema’s van het debat. Als we uitstraling willen geven aan een aantrekkelijk imago, is het wel op de Staten-Generaal dat dit moet gebeuren. 27
Een centraal debat mag zeker niet ontbreken in een dergelijke dag van zelfevaluatie. We weten allemaal dat een debat niets oplost, maar het heeft wel het positieve effect dat het onderhuidse tegenstellingen en conflicten aan de oppervlakte brengt. Op die manier heb ik het debat ook ervaren. Wat me vooral is bijgebleven is de erg tendentieuze manier waarop het werd gemodereerd. De moderator was niet neutraal, maar stond voor een duidelijke, door de media gestuurde, visie, die zij al te nadrukkelijk aan de sprekers oplegde. De vraagstelling was erg suggestief: bv. Is het niet zo dat we nog nergens staan op vlak van onderzoek? Is het niet zo dat we onze sector zelf niet kennen? Is het niet zo dat de sector aan een imagoprobleem lijkt? Is het niet zo dat we een muzikaal equivalent van Jan Hoet nodig hebben?
Waarop de deelnemers zo verbouwereerd waren, dat ze ootmoedig toegaven dat we inderdaad nergens staan, dat we inderdaad onze sector niet kennen, dat we zitten met een torenhoog imagoprobleem en dat we wachten op een verlossende Jan Hoet. In een dergelijk gesprek herken ik mezelf niet en ook niet de kunstvorm die me aan het hart ligt. Imagovorming begint bij zelfbewustzijn. Enkel wie overtuigd is van de waarde en de kwaliteit van zijn product kan een imago scheppen. Een discussie over wat al dan niet tot de definitie van klassieke muziek behoort, lijkt misschien een academische oefening. Maar het is een cruciale stap in zelfdefinitie, en daardoor een schakel in imagovorming. Is er te weinig onderzoek? In tegenstelling tot wat werd gesuggereerd, wordt de sector van de muziek tegenwoordig even hard bestudeerd als de sector van de podiumkunsten – met achterstand, maar toch. We moeten van dat onderzoek nu ook niet meteen de hemel op aarde verwachten. Het voorbeeld van de podiumkunsten stemt tot nadenken. De grote energie aan onderzoek dat besteed werd aan het domein van theater en podiumkunsten heeft niet meteen geleid tot interessanter en beter theater. Daar heeft het creatieve talent dat Vlaanderen bezit wel zelf voor gezorgd. Als de onderzoekstraditie in de podiumkunsten iets heeft teweeggebracht, is het vooral een toenemend elitarisme in het theater. Toneel is nog enkel interessant voor de opinieleiders als het intellectuele reflectie oproept. Al de rest is in handen gegeven van de commerciële theatersector. Het is nog de vraag of we dat ook willen voor de muziek. Kennen we onze sector voldoende? Ik denk het wel. Alleen willen we hem blijkbaar nog meer beheersen en in banen leiden. Het is weerom de vraag of dit de juiste keuze is. Creativiteit is er genoeg. Moeten we niet eerder streven naar een maximale ondersteuning van de creativiteit die aan de basis
28
ontkiemt en zijn weg zoekt? Is een doorgedreven neiging tot regulering wel de juiste weg om creativiteit te stimuleren? Hebben we een mediafiguur als Jan Hoet nodig? Als hij opstaat, is hij welkom. Maar het is belangrijker dat we allemaal overtuigd zijn van de waarde van de kunstvorm waarvoor we staan. Iedereen kan op zijn eigen manier en in zijn eigen woorden het domein verdedigen. Dat ik pleit voor een meer positieve houding tegenover het huidige muziekleven is geen pleidooi voor een opgefokte hoerastemming. Natuurlijk zijn er problemen en uitdagingen. Maar het is wel cruciaal dat we ons bewust blijven van onze troeven en ons niet kwetsbaar opstellen met eindeloos zelfbeklag. Daarmee zullen we geen nieuw publiek overtuigen.
Ik ervaar de sector van de klassieke muziek helemaal niet als een terrein in crisis. De hoeveelheid repertoire, stijlen, ensembles, nationaliteiten, zelfs continenten dat het huidige live muziekleven aanbiedt, is ongezien. De keuzemogelijkheden voor het publiek zijn haast onbeperkt. En er is topniveau in alle genres… Voeg daarbij een nieuwsgierig publiek. Vanuit mijn ervaring met het hoger onderwijs kan ik getuigen dat de huidige generatie twintigers over een grote nieuwsgierigheid beschikt. Ze hebben doorgaans niet de klassieke, gestandaardiseerde voorkennis, die we al te gemakkelijk met het domein van de klassieke muziek associëren. Maar ze hebben ook geen vooroordelen of antihouding. Over de interesse en de openheid van geest heb ik in het universitair onderwijs niet te klagen. Er is geen twijfel dat er een voedingsbodem aanwezig is voor een nieuwe interesse in klassieke muziek. Jongeren van vandaag staan open voor alles en kunnen allerlei vormen van muziek perfect naast elkaar plaatsen. De ene dag naar Werchter en de volgende naar een luitrecital is helemaal niet vreemd. Het is op die nieuwe vormen van cultuurbeleving dat we moeten inspelen. Maar dat doen we niet met een goedkope hype of holle cross-over formules. We hoeven geen jongerencultuur geforceerd te imiteren. We bereiken veel meer als we onszelf blijven. We moeten het nieuwe publiek confronteren met het echte spul en daar openlijk voor uitkomen. Als we beginnen met daar in te geloven, zijn we al half op weg. De woorden waarmee we onze zaak kunnen verkopen, komen wel. Ik denk dat alles voorhanden is om van Vlaanderen een topregio te maken in alle vormen van muziekbeleving. Maar het begint met geloof in eigen kunnen en wederzijdse ondersteuning. Als iets goed is, moeten we het ook zeggen. Dat vergeten we wel eens. D
G
© Muziekcentrum Vlaanderen: Leen Fourier & Katrien van Remortel
29