Klassieke Muziek van de
Staten Generaal
Zaterdag 18-11-06 Concertzaal de Bijloke Gent
Een initiatief van Muziekcentrum Vlaanderen in samenwerking met Klara, Knack, Concertzaal de Bijloke en Sabam.
Inleiding • Facts & figures in klassiekland • Verslag van de Staten Generaal van de Klassieke Muziek • En nu? Klassiek ‘anders’ bekeken • Enkele relevante studies
I
n 2005 organiseerden Muziekcentrum Vlaanderen, Klara en Concertzaal de Bijloke naar aanleiding van 75 jaar radio voor het eerst een ontmoetingsmoment voor de klassieke muzieksector: een treffen van klassieke musici, componisten, concertorganisatoren en beleidsmakers. Onder de naam “Staten Generaal van de Klassieke Muziek” (een uiteraard ludiek gekozen titel) werd te midden van het feestgedruis een minidebat gevoerd over een aantal actuele muziekgevoelige thema’s.
U
Inleiding •
it de spontane gesprekken en reacties achteraf bleek overduidelijk dat de sector behoefte heeft aan ontmoetingsmomenten met ruimte voor reflectie en het uitwisselen van ideeën. Een vervolg kon dus niet uitblijven. Bovendien sluit een dergelijk initiatief perfect aan bij de missie van Muziekcentrum Vlaanderen: overleg met de muzieksector, noden in kaart brengen, kennis en ervaring delen, beleidsrelevante vragen formuleren, …
D
eze missie en bijhorende opdrachten kregen opnieuw gestalte tijdens een echte “Staten Generaal”, op 18 november 2006. De werktitel van het eerste jaar werd behouden, het programma aangepast zodat er naast ontmoeting ook voldoende tijd was om een aantal thema’s grondiger uit te diepen. De aanwezigen konden zich in drie rondetafelgesprekken en een plenaire sessie buigen over de relatie tussen klassieke muziek en het hoger onderwijs, het publiek, de pers en het beleid. Nadien werd er uiteraard ook een glas geheven: op de toekomst van de klassiek en op de winnaars van de Klara-muziekprijzen. Tot slot genoot een volle Bijloke van een prachtig concert met als centrale gast de winnaar van de Klara-carrièreprijs, Frédéric Devreese.
M
et deze publicatie bieden we u een samenvatting van de gesprekken en willen we tegelijkertijd een aanzet geven tot verdere reflectie en verder debat over de toekomst van de klassieke muziek in Vlaanderen. Een debat dat blijvend ondersteund zal worden door Muziekcentrum Vlaanderen en hopelijk net als de klassieke muziek een ‘never-ending story’ wordt.
W
ij kijken alvast uit naar het volgende hoofdstuk en hopen u te mogen begroeten tijdens een nieuwe Staten Generaal van de Klassieke Muziek in 2007!
Het MCV-team
K
lassieke muziek in cijfers uitdrukken: geen evidente opdracht, te meer omdat er tot hiertoe niet zo heel veel gegevens beschikbaar zijn. Naar aanleiding van de Staten Generaal zette Roel Vanhoeck (MuziekZaken/Muziekcentrum Vlaanderen) zich aan het speuren en rekenen. Aan de hand van enkele eenvoudige becijferingen en grafieken leverde hij voldoende stof tot reflectie en verder debat.
Facts & figures in klassiekland •
In zijn uiteenzetting nam hij drie domeinen onder de loep: het subsidiebeleid met betrekking tot klassieke muziek, het aanbod en de participatie.
Cijfers over het subsidiebeleid werden echter tot op heden amper in kaart gebracht. Daarom geven we de berekeningen van Roel Vanhoeck graag mee in deze publicatie. De hierop volgende statistieken zijn gebaseerd op de cijfers van het IVA Kunsten en Erfgoed (jaarverslagen en “Analyse van de subsidies in het kader van het Muziekdecreet”, periode 1999-2004), cijfers van het Kabinet van de Minister van Cultuur en enkele eenvoudige eigen berekeningen. Geen exhaustieve wetenschappelijke studie dus, maar wel een poging om enkele tendensen en evoluties in het subsidiebeleid op een overzichtelijke manier in beeld te brengen. Structurele subsidies aan muziekensembles (bedrag per jaar, zonder grote instellingen) Miljoenen 10 9
Een interessante bron voor gegevens in verband met de spreiding van het muziekaanbod is de studie van Prof. Jan Colpaert en Katrien Lauwerysen (onderzoekers EMS/EHSAL) in opdracht van Cultuur Lokaal en Muziekcentrum Vlaanderen. Op de studiedag “Overal muziek?!” in mei 2006 maakten zij de resultaten van hun onderzoek bekend. Een verslag kan u downloaden via www.muziek centrum.be/news/newsdetail.asp?Id=3560.
8 7 6 5 4 3 2 1
Totaal Totaal Klassiek
0
Een andere studie van Prof. Jan Colpaert, in opdracht van CultuurNet en Cultuur Lokaal en uit 2006, omvat gegevens over klassieke muziek en participatie: “Onbetreden Paden, een verkenning van de toekomstige culturele vrijetijdsbesteding van de 45-plusser”. Ook het steunpunt Re-Creatief Vlaanderen voert onderzoek naar participatie: “Cultuurparticipatie in breedbeeld: Eerste analyse van de survey: Cultuurparticipatie in Vlaanderen 2003-2004”, John Lievens en Hans Waege.
1985
1986
1987
1990
1999 2002
2003 2006
2007 2008
Vaststelling: • De bedragen voor de structurele subsidiëring van ensembles klimmen tot een hoogtepunt in de periode 2003-2006. Vanaf 2007 nemen we een daling waar. Opmerkingen: • De grote klassieke instellingen zijn de Vlaamse Opera, deFilharmonie en VROVRK. Totaal “klassiek” omvat klassieke muziek en hedendaags klassieke muziek. • Cijfers 2003-2006: exclusief de subsidies voor I Fiamminghi, dat in 2003 werd ontbonden. 7
Verandering in het landschap: structurele subsidies ensembles
Structurele subsidies aan concertorganisatoren Miljoenen Euro
30
5
25 4
20 15
3
2
10
Totaal aantal gesubsidieerde ensembles
5
Totaal aantal nieuwkomers
0
Totaal aantal nieuwkomers klassiek 1995
1999
2003
2007
1 Totaal Totaal Klassiek
0 1999
2000
2001
2002
2003
2004 2006
2007 2008
Vaststelling: • Het budget voor concertorganisatoren kent de laatste 10 jaar een forse groei. De plotse sprongen schrijven we toe aan de opening van het Concertgebouw Brugge (vanaf 2002), de nieuwe bijdrage voor Flagey (vanaf 2007), en de verhoging van de middelen voor Concertzaal de Bijloke (stijging tot 750.000 vanaf 2007). Opmerkingen: • In 2005 en 2006 wordt Flagey voor ca. 1 miljoen euro gesubsidieerd via budgetten voor “Brusselse aangelegenheden”. (Niet opgenomen in de tabel) • Ter vergelijking: Vanaf 2007 ontvangen de 21 klassieke ensembles samen ca. 7 miljoen euro, 4.5 miljoen euro gaat naar concertorganisatoren en een kleine 2 miljoen naar “klassieke” muziekfestivals (waarvan het grootste deel voor het Festival van Vlaanderen bestemd is).
8
Vaststellingen: • In 1995 worden 26 ensembles structureel erkend. In 2007 zijn er dat 27, waaronder 13 nieuwe. Dit komt overeen met een vernieuwing van 48% sinds 1995. De 13 nieuwe ensembles ontvangen samen 17% van het totale budget voor de structurele subsidiëring van ensembles in 2007. • Specifiek voor klassieke muziek: In 1995 klasseert men 25 van de 26 ensembles onder de categorie klassiek. In 2007 zijn er dat 21, waarvan 8 nieuwe (= vernieuwing van 38%). 13% van het totale budget voor 2007 wordt verdeeld onder deze 8 ensembles.
9
Structurele subsidies grote instellingen (Vlaamse Opera, deFilharmonie en VRO-VRK)
Vergelijking structurele subsidies muzieksector en grote instellingen Miljoenen 30
Miljoenen 16
25
14 12
20
10
15
8
10 5
Totaal 3 grote instellingen
0
Totaal Klassiek (zonder grote instellingen)
6 4 Vlaamse Opera 2
deFilharmonie 1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Vaststelling: • De bedragen voor de 3 grote instellingen nemen min of meer evenredig toe. Opmerking: • In 2006 stijgt het budget voor de Vlaamse Opera dankzij de verhoogde inbreng van de Nationale Loterij (tot 3 miljoen euro).
10
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007
VRO-VRK
0
Vaststelling: • Het bedrag dat de drie grote instellingen (Vlaamse Opera, deFilharmonie en VRO-VRK) samen ontvangen is bijna dubbel zo hoog dan de totale som voor de overige spelers in het klassieke veld (inclusief concertorganisatoren, festivals en ook de muziekeducatieve organisaties).
11
Totaal budget voor muziekprojecten (exclusief compositieopdrachten en opnames) Aantal gesubsidieerde projecten per genre.
Duizenden Euro 1600 1400
60
1200
50
1000
40
800
30
hedendaags jazz
20
600
klassiek 10
400 Totaal
pop wereld
0 1999
200
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Totaal Klassiek 0 1999
2000 2001 2002
2003 2004 2005 2006
Vaststelling: • Het budget voor klassieke muziekprojecten kent een piek in 2002 maar nadien tekent zich een daling af. Dit geldt ook voor andere kunstendisciplines.
12
Vaststelling: • Na 2001 neemt het aantal ondersteunde klassieke en hedendaags klassieke muziekprojecten af. Popmuziek wint terrein. Opmerking: • In 1999 worden 68 projecten gesubsidieerd. Drie jaar later zijn het er 130. In 2006 keurt men 80 van de 141 ingediende projectaanvragen goed.
13
Budget voor opnames Duizenden 120
100
80
60 40
20
Totaal budget Klassiek
0 1999
2000 2001 2002
2003 2004 2005 2006
Vaststelling: • Ook wat opnames van muziek betreft neemt het budget voor klassiek na 2001 af. (cijfers van 2006 waren nog niet beschikbaar)
14
15
Verslag van de Staten Generaal van de Klassieke Muziek op 18 november 2006 in Concertzaal de Bijloke.
•
Rondetafelgesprek ‘Klassieke muziek & hoger onderwijs’ Is het Hoger Muziekonderwijs afgestemd op de muziekpraktijk en de mogelijkheden op de arbeidsmarkt? Moderator: Herman Mariën (Jeugd en Muziek Vlaanderen) Gesprekspartners: Marc Erkens (LemmensInstituut), Daan Vandewalle (pianist) Commentator: Dirk Van Damme (kabinetschef van Vlaams minister van Onderwijs, Frank Vandenbroucke) Voor we op de eigenlijke vraag van het debat “Is het hoger muziekonderwijs afgestemd op de muziekpraktijk?” kunnen antwoorden, is het nodig de recente hervormingen binnen het hoger muziekonderwijs onder de loep te nemen. Dit hervormingsproces wordt omschreven als het ‘academiseringsproces’. Wat houdt ‘academisering’ juist in? Letterlijk betekent dit dat het onderwijs gestoeld moet zijn op wetenschappelijk en/of artistiek onderzoek. Dit gebeurde reeds aan de universiteiten en moet nu ook aan de hogescholen gebeuren. Dit proces, waarbij de docenten en de
studenten nu ook aan wetenschappelijk of artistiek onderzoek moeten doen, zou moeten afgerond zijn tegen 2012. Dan zouden de hogescholen op vlak van onderzoek en onderwijs op dezelfde kruissnelheid moeten zitten als de universiteiten. Sinds 1996 bezitten de conservatoria een hogeschoolstructuur. Om de academisering te doen slagen heeft de wetgever besloten associaties te vormen tussen hogescholen en universiteiten. Dit betekent dat de conservatoria verbonden worden aan één universiteit die mee de verantwoordelijkheid draagt over het academiseringsproces. Dit heeft zo zijn gevolgen. Ten eerste impliceert deze hervorming dat er een definitie moet komen van artistiek onderzoek, dat wezenlijk verschilt met het traditionele wetenschappelijk onderzoek zoals dat sinds jaren gevoerd wordt op de universiteiten. Dit debat rond wat artistiek onderzoek nu juist is en of een artiest überhaupt aan onderzoek kan doen, loopt al een 5-tal jaren. De signalen die vanuit de sector naar het ministerie van onderwijs 17
gingen, waren in het verleden niet altijd even duidelijk. Sommigen pleitten voor een professionele opleiding zonder onderzoek, anderen voor een academische. De 4 conservatoria hebben recent een gezamenlijk standpunt ingenomen waarbij resoluut werd gekozen voor een academische opleiding en niet voor professionele masters. Volgens de panelleden en verschillende leden uit het publiek vormt deze academisering en het daarmee gepaard gaande artistiek onderzoek een grote kans en uitdaging. De musicus blijkt dus ook een denkend mens te zijn. Maar dat was al langer bewezen. Artistiek onderzoek was intrinsiek reeds lang aanwezig. Het punt is nu, dat dit artistiek onderzoek ook gecommuniceerd moet worden, via teksten of andere kanalen die typisch zijn voor muziek. Ten tweede impliceert dit academiseringsproces dat er bij de hervorming van het hoger onderwijs niet werd gekozen voor één grote kunsthogeschool of één groot Conservatorium, maar dat de verschillende conservatoria via hun associaties en universiteiten in een soort van concurrentiepositie staan. Hierbij pleit het panel en het publiek van dit debat enerzijds tot meer samenwerking en anderzijds tot een duidelijkere profilering per conservatorium. Dit profiel moet ook gecommuniceerd worden naar de student en het werkveld. Welk conservatorium is bijvoorbeeld sterk op het vlak van improvisatie of oude muziek, hedendaagse muziek enz.? Verder moet ook de vraag worden gesteld of alle conservatoria alles moeten aanbieden. Zijn er bijvoorbeeld 4 harpleerkrachten nodig in Vlaanderen?
18
Is het hoger muziekonderwijs afgestemd op de muziekpraktijk en de mogelijkheden op de arbeidsmarkt? De hamvraag van het debat. Hierbij formuleerden enkele leden uit het publiek en het panel echter eerst enkele bedenkingen. Ten eerste is het niet belangrijk wélke plek een muziekstudent zal bekleden op de arbeidsmarkt maar wel hoe hij of zij die invult. De muziekstudent moet in de eerste plaats gebeten zijn door muziek en moet dit op een gedreven manier doorgeven via welke kanalen dan ook. Ten tweede is het nodig om eerst de arbeidsmarkt te analyseren en te definiëren alvorens de finaliteit van het hoger kunstonderwijs te bepalen. Zo kan de arbeidsmarkt ook duidelijkere vragen stellen met betrekking tot het profiel van de musicus. Ten derde moet een musicus zich niet enkel richten naar de arbeidsmarkt maar moet hij of zij door zijn persoonlijkheid ook het muziekveld sturen. Denk maar aan de oude muziek die in de jaren 1960 nog volledig behoorde tot de subcultuur en nu het grootste deel van de dominante cultuur uitmaakt. Om zulke artistieke persoonlijkheden op te leiden, lijkt het academiseringsproces uiterst geschikt. Ten vierde moet een opleiding niet enkel leiden naar de arbeidsmarkt maar ook naar een persoonlijke ontwikkeling, zowel van de musicus als van het toekomstige publiek. Het panel en het publiek kwamen tot de conclusie dat de arbeidsmarkt wel heel ruim is. Die valt uiteen in drie domeinen: onderwijs, muziekpraktijk en cultuurmanagement. Een belangrijke vaststelling hierbij was dat ruim 85% van de studenten van het hoger muziekonderwijs terecht komt in het Deeltijds Kunstonderwijs, kortweg het DKO. Hierin draagt het hoger muziekonderwijs dus een grote verantwoordelijkheid. Hierop ontspon er zich een discussie omtrent het DKO. Niet iedereen was gelukkig met de huidige structuren ervan en men stelde zich vragen omtrent de beperkte lestijden voor de studenten en het evaluatiesysteem. Bovendien is het moeilijk voor leerkrachten van het DKO
om nog als musicus in het veld te functioneren omdat zij vaak ’s avonds en in het weekend moeten lesgeven. Hierdoor dreigt er wel een kloof tussen het DKO en de arbeidsmarkt. Toch is voor de aanwezigen het DKO in Vlaanderen een uniek onderwijssysteem in de wereld. Het moet gekoesterd worden want het is niet duur en regionaal goed verspreid. De plaats die de muzische vorming in het dagonderwijs krijgt werd ook sterk in vraag gesteld. Zowel het panel als het publiek ervaart hier een grote leemte. Kabinetschef Dirk Van Damme erkent dat er, ondanks de goede bedoelingen van de eindtermen, waarin wel plaats is voor muzische vorming, een correctie dient te komen in het reële curriculum van het dagonderwijs. Dit is een moeilijke uitdaging volgens hem. Maar het DKO moet de tekorten in het dagonderwijs niet compenseren. Ook het tweede domein van de arbeidsmarkt, dat van de muziekpraktijk en de uitvoerende musicus is heel breed. De mogelijkheden voor uitvoerders zijn heel divers: orkesten, ensembles, kamermuziek en solist. Het is de taak van het hoger muziekonderwijs om toptalent op te leiden. Hierbij werd opgemerkt dat een 5-jarige opleiding wel zijn beperkingen heeft. Bovendien vragen bepaalde domeinen zoals bijvoorbeeld de hedendaagse muziek, nog eens een aparte benadering. Men kwam ook tot de conclusie dat de maatschappelijke relevantie van het hoger kunstonderwijs hoger is dan winnaars te leveren voor de Koningin Elisabethwedstrijd. Ook middelmatige artiesten kunnen in cultuurorganisaties hun bijdrage leveren op de muziekmarkt en komen dus in het derde domein van de arbeidsmarkt terecht. Zij kunnen hun bezetenheid voor muziek via allerlei kanalen doorgeven.
De uiteindelijke vraag, of de conservatoria voldoende voorbereiden op de kennis en de werking van het muziekveld, werd niet unaniem positief beantwoord. Niet alle studenten in alle conservatoria krijgen duidelijke antwoorden op vragen als, “Hoe kan ik subsidies aanvragen?” of “Hoe ziet de structuur van het muziekveld eruit?”. De meeste conservatoria passen hun curriculum wel aan, maar een consensus hierover bestaat niet. Kabinetschef Dirk Van Damme concludeerde dat het muziekveld wel een erg ruim arbeidsveld is. Hij stelde zich de vraag of het niet opportuun zou zijn de verschillende domeinen ook binnen de opleidingen reeds te splitsen, zonder dat er sprake is van een eersterangs- en tweederangsopleiding. Bijvoorbeeld door een opsplitsing te maken, zoals in Nederland, tussen een uitvoerend en een onderwijzend musicus. Conservatoria moeten volgens hem een grotere verantwoordelijkheid nemen ten opzichte van de arbeidsmarkt. De vraag of er te veel conservatoria zouden zijn in Vlaanderen beschouwde hij als irrelevant. Alle vier hebben ze hun plaats binnen het muzikale landschap. In het debat ontbrak volgens hem de stem van de student. Bovendien gaf hij alarmerende cijfers van de VDAB mee, waaruit blijkt dat 13% van de afgestudeerden na twee jaar nog nooit hebben gewerkt. Een boeiend debat met duidelijke standpunten! Verslag: Kristin Van den Buys
“Om kunstenaars op te leiden moet men beroep kunnen doen op kunstenaars. Daarom is het belangrijk dat alle docenten in de opleiding van de basis tot de top actieve kunstenaars zijn. De leraar-ambtenaar draagt heel weinig bij tot een goede opleiding.” Dirk Coutigny 19
de leeftijd van 45 jaar een kantelpunt betekent voor de klassieke concertganger: eens die leeftijdsgrens voorbij, stijgt de interesse spectaculair. Het zou te maken hebben met een zekere intellectuele en emotionele maturiteit die nodig is om klassieke muziek naar waarde te schatten en zulks is nu eenmaal vaak leeftijdsgebonden. Een collectieve kwantificeringshysterie lijkt zich van ons meester te hebben gemaakt. Combineer dat met de beleidsimperatief ‘gij zult uw publiek laten participeren’ en de discussie krijgt een heel andere lading. Er staan subsidies op het spel en opeens zijn we helemaal niet meer zo overtuigd dat de twintigers van nu op hun 45ste op hun beurt de stap richting klassiek nog zullen zetten.
Rondetafelgesprek ‘Klassieke muziek & het publiek’ Moderator: Xavier Vandamme (Bozar) Gesprekspartners: Jan Briers (Festival van Vlaanderen) en Dirk Coutigny (Symfonieorkest van Vlaanderen) Commentator: Jerry Aerts (deSingel) Drie vragen vormen de aanzet tot dit debat. 1. Verliest klassieke muziek aan publiek? 2. Zal er in de toekomst nog publiek zijn voor klassieke muziek? 3. Wat kunnen we daaraan doen? Met name de derde vraag is erg suggestief en ze zet meteen de toon: we moeten ons blijkbaar ernstig zorgen maken. De grote opkomst voor het debat laat trouwens eenzelfde ongerustheid vermoeden. In vergelijking met de twee andere voormiddagdebatten, lokt het publieksdebat immers opvallend veel… publiek. Een vreemde constatering van bij het begin van de discussie: de sector toont zich net opvallend blij met zowel de kwaliteit als de
opkomst voor klassieke concerten. “Nooit tevoren zijn er zoveel concerten georganiseerd als nu, we hebben uitstekende zalen en de bezettingsgraad voor klassiek wordt als zeer bevredigend ervaren.” Als dat werkelijk klopt, waarover moeten we dan een hele voormiddag debatteren? Over een manifeste contradictie tussen feiten en perceptie? Dat de concertzalen bijvoorbeeld niet in hoofdzaak door tieners worden bevolkt, zal niemand ontkennen, maar met een steeds groeiende groep actieve senioren, is dat demografisch bekeken niet eens abnormaal. Dertig jaar geleden was dat, blijkens heel wat reacties, eigenlijk niet anders. Recente cijfers wijzen uit dat “Er leeft een soort gêne, denk ik, om voor de klassieke formule te blijven gaan. We voelen een noodzaak, iets als een hete adem in de nek om te moeten innoveren. Alsof we enkel zo ons publiek zullen bereiken”. Xavier Vandamme
Tijdens het debat wordt heftig gereageerd tegen de manier waarop de media de problematiek presenteren. De sector slaat daarbij meteen ook een mea culpa: wellicht spelen we zelf teveel het zwakke broertje, terwijl het net erg goed gaat met de klassieke muziek. Wellicht moeten we zelf wat positiever durven communiceren over het werkveld. Wat er ook van zij, de vraag naar publiek en hoe het te winnen en te behouden, houdt ons bezig. Het debat twijfelt dan ook tussen vaak tegenstrijdige vaststellingen en analyses. Wat jongeren betreft bijvoorbeeld: het publiek is beduidend jonger waar muziek wordt geassocieerd met theater en dans. Tegelijk wordt er beweerd dat jongeren net conservatief zijn en makkelijker komen opdagen voor het grote repertoire, neem nu een Chopin-recital. Op beleidsvlak: de overheid zou per initiatief of per genre quota moeten opleggen, zodat we tenminste weten waar ons aan te houden. Of net niet: laat ons het globale resultaat bekijken, zonder “Vaak wordt nogal negatief gesproken over een ouder publiek, alsof dat geen zeer zinvol publiek is” Bart Demuyt.
deze of gene muziekvorm te isoleren. Over concertformules: er is niets fout met een circuit van traditionele concerten, aangevuld met specifieke, wervende initiatieven voor jongeren of neofieten. Het jonge publiek wordt immers veel minder opgevoed met klassieke muziek dan vroeger. Maar ook: vroeger klonk er niet meer klassiek in de huiskamer dan nu, integendeel. Zijn we ondertussen niet allemaal kinderen van de popcultuur van de jaren 1960? Het heeft ons zeker niet belet om onze weg te vinden naar de klassiek. Toch bestaat er een zekere consensus hierover: muzikanten en organisatoren moeten hun verantwoordelijkheid opnemen voor wat ze presenteren en dat zo goed mogelijk verdedigen bij het publiek. Hiervoor zijn er communicatie- en marketingtools bij de vleet en die behoren ondertussen tot het standaard kennispakket van elke zichzelf respecterende cultuurmanager. Als klassiek op dit moment niet de meest hippe cultuurvorm is, dan heeft dat misschien meer te maken met omkadering dan met het product zelf. Een goede ontvangst, aangepaste horecafaciliteiten, een warm contact tussen artiesten en publiek, het creëren van een community rond muziekbeleving: een bredere definitie van de concertervaring kan de problematiek opengooien en de randvoorwaarden creëren om een veeleisender publiek aan te trekken zonder de muziek in haar artistieke integriteit aan te tasten. Verslag: Xavier Vandamme “Ga na een concert niet al te beleefd applaudisseren, maar roep luid als je echt meent dat het goed is. Fluit het uit! Roep: ‘awoe! dat heb je slecht gedaan!’ als het echt niet naar je zin was. Als dat soort consensus verdwijnt, wanneer je volledig plaats maakt voor de beleving van klassieke muziek, pas dan zal er niet meer zo neerbuigend op de toekomst van de klassieke muziek worden gekeken. Ik roep iedereen dus op om actief naar concerten te gaan en duidelijk te laten merken wat je ervan vindt.” Jerry Aerts 21
20
de slinkende redactionele ruimte. Met slechts drieduizend tekens om verschillende concerten te bespreken, moet men de woorden eindeloos wikken en wegen. De kritische houding komt in het gedrang door schrijnend plaatsgebrek. Van klassiek wordt nu ook nieuwswaarde verwacht, anders krijgt het geen plaats in de krant. Een recensie van een concert dat voorbij is, heeft, volgens de huidige hoofdredactie van De Morgen, die nieuwswaarde niet. Voor concerten van bijvoorbeeld Bruce Springsteen, Madonna of zelfs Cecilia Bartoli worden nochtans uitzonderingen gemaakt. Volgens Wouter Van Driessche kampt de popverslaggeving met hetzelfde euvel: muziek die voor een nichepubliek bedoeld is of niet commercieel is, moet steeds harder roepen om aandacht. Hans Waege vond dat commercialisering ook in klassieke muziek steeds meer doorweegt: er is vaak interesse voor sensatienieuws uit het klassieke veld; voorstellingen en cd’s krijgen sterquoteringen maar de kadering van de besproken werken ontbreekt. Alleen in een operarecensie is er nog enigszins ruimte voor die duiding en kan er al iets meer verteld worden.
Rondetafelgesprek ‘Klassieke muziek in de pers’ Moderator: Karel Nijs (Klara) Gesprekspartners: Pieter Bergé (musicoloog KUL) en Wouter Van Driessche (popjournalist Focus Knack) Commentator: Hans Waege (deFilharmonie en Re-Creatief Vlaanderen) In de geanimeerde discussie over de spannende relatie pers en klassieke muziek, kwamen pijnpunten naar boven: de juiste taal vinden om over klassieke muziek te schrijven, de slinkende ruimte in de schrijvende pers en op televisie, de nieuwswaarde van klassieke muziek, het gebrek aan professionele krachten in de muziekpers, de noodzaak van een muziektijdschrift voor een langetermijnvisie. De vele interventies uit het publiek zetten samen met het panel ook hoopvolle denksporen uit. Karel Nijs opende met een algemene vraagstelling waarop Wouter Van Driessche meteen een parallel trok tussen de “klassieke pers” 22
en de verslaggeving in het lichte genre waarmee hij beter vertrouwd is. Sinds de jaren 1960 heeft pop en rock een nieuwe taal gevonden die gegroeid is uit de muziek zelf (zie het baanbrekende werk van het Amerikaanse tijdschrift Rolling Stone). Bij klassieke muziek heeft die evolutie nooit plaatsgevonden. Daar zou volgens hem de verslaggeving blijven steken in een academisch idioom dat te veel voorkennis veronderstelt. Die taal is ook niet geënt op de ,,mainstream media”. Is het niet mogelijk om klassieke muziek in mensentaal te verwoorden? Sportredacties hanteren ook een vakjargon dat voorkennis vergt, waarom zou dat niet kunnen voor muziek? Voor Pieter Bergé is academisme uit den boze, maar rond basistermen als tempo, dissonanten e.a. kan je niet heen, anders vervalt men in een puur emotionele spraak. Kwaliteitskranten hoeven ten slotte ook niet te schrijven voor een doorsnee veertienjarige. Ook Rudy Tambuyser (De Morgen) wou niet uitgaan van een vermeende gebrekkige leeservaring van het krantenpubliek. Het schrijven over klassieke muziek is vooral lastiger geworden door
Hendrik Storme, communicatiemedewerker bij De Bijloke, merkte echter op dat marketing en commercialisering niet enkel een plaag zijn. Human interest kan een handige insteek zijn om het publiek, of een breder publiek, te bereiken. Dirk De Greef (Coda cd-distributie) vreesde dat het basispubliek (o.m. gevormd in het muziekonderwijs) afhaakt als er niet een minimum gepubliceerd wordt: met een cd-rubriek die slechts om de twee weken verschijnt (bijvoorbeeld bij Focus Knack), kan men de vinger niet aan de pols houden. Ter illustratie: in 2005 kwamen er 2400 releases op de markt in ons land. Ofwel kiest men dan voor een representatieve verslaggeving, ofwel stopt men er beter mee? Voor een concert van deFilharmonie in Keulen –,,en we zijn nochtans geen Wiener Philharmoniker”–, zijn er telkens een vijftal recensies in Duitse kranten. Overvloed kan dus wel lonen. Elders slaagt men er dus blijkbaar beter in om klassieke muziek in het brandpunt van de actualiteit te houden.
Een ander pijnpunt is het gebrek aan professionele krachten in de klassieke muziekpers. Bij geen enkele redactie zitten specialisten klassieke muziek. Die zijn veroordeeld tot een freelance-bestaan, in combinatie met een ander hoofdberoep. Pieter Bergé had kritiek op het hobbyisme dat zo dreigt te ontstaan: men leest in de krant de persoonlijke voorkeur van de recensent. Hans Waege getuigde van blunders die ontstaan wanneer journalisten zonder gespecialiseerde kennis van klassiek muziek zich toch op het terrein wagen. Na deze opsomming van problemen, riep Karel Nijs op tot het formuleren van positieve initiatieven en nieuwe denksporen. Wouter Van Driessche stelde voor dat klassieke muziek zich door de frisse wind in andere branches zou laten inspireren. Een goed voorbeeld is Klara’s Top 75 in het kielzog van de tijdloze 100 van Studio Brussel. Literaire bijlagen van kranten hadden enkele jaren geleden afgedaan maar dankzij een nieuwe aanpak nemen ze opnieuw meer ruimte in. Misschien kunnen de kwaliteitskranten scoren met goed gemaakte klassieke muziekbijlages, naar het voorbeeld van de supplementen die enkele malen per jaar bij Die Zeit verschijnen (reactie van Rudy Tambuyser). Er is ook dringend nood aan flitsender fotomateriaal (,,Waarom steeds een vrouw achter een piano of met een viool in de hand.”). Uit het publiek werden alternatieve bronnen voor kritische reflectie geciteerd: gespecialiseerde internetsites of nog de recent gelanceerde recensieblog bij Knack.
“Bestook massaal stations als JimTv en TMF! Ze zullen het horen donderen in Keulen! Ze zullen zeggen dat ze niets met jullie project kunnen aanvatten. Maar doe het! Wie weet komt er toch iets van en kan je een nieuw publiek bereiken”. Lut Behiels
23
Hans Waege lanceerde de idee dat de overheid, die nu zowel uitvoerders als publiek in een of andere vorm subsidieert, ook een minimale ondersteuning aan de media zou kunnen geven. Via het Muziekcentrum Vlaanderen zou men een professionele ploeg recensenten kunnen samenstellen die een ruim aanbod aan cd’s bespreekt. Op die manier kan het kritisch vacuüm dat nu dreigt te ontstaan enigszins opgevangen worden. Een andere concrete invulling van mediatisering met publieke ondersteuning was het buitenlandse voorbeeld van de BBC Proms. Die brengt zo klassieke muziek van de hoogste kwaliteit op de nationale antenne. Met de schaarse uitzendingen die op de VRT televisie te zien zijn, moet de kijker met een honger naar klassieke muziek nu uitwijken naar een betaalzender als Mezzo. Uit Nederland haalde men ,,De Week van de Klassieke Muziek” aan, als voorbeeld om aandacht te genereren voor het hele werkveld.
of ,,Rolling Stone” gaan steeds meer film of lifestyle brengen om financieel niet kopje onder te gaan. Hans Waege voegde nog toe dat de communicatie radicaal herdacht moet worden omdat het grote publiek op Mozart, Bach en Beethoven na, zich niets meer kan voorstellen bij de naam van een componist. Haalt het nog iets uit om Sjostakovitsj in het groot op de affiche te plaatsen? Of communiceert men beter via thema’s als muziek en oorlog? Begint de communicatie over klassieke muziek van nul af voor de massa neofieten of predikt men het nieuws voor de niche die al bekeerd is? Die finale opmerkingen brachten ons terug bij het begin van de discussie. Dit rondetafelgesprek riep meer vragen op dan conclusies. Stof genoeg voor een volgende Staten Generaal.
Hans Waege pleitte voor een constructieve houding in heel de sector (,,Samenwerken in plaats van mekaar af te maken”). De pers maakt daar volgens hem deel van uit. Voor Pieter Bergé moet de journalist steeds kritische afstand bewaren tegenover de spelers op het veld. Alleen maar ophemelen is daar niet bij.
Moderator: Werner Trio (Klara) Gespreksparners: Bart Demuyt (Concertgebouw) Petra Vermote (componist, ComAV/ISCM-Vlaanderen, lid van de beoordelingscommissie muziektheater), Karl Van den Broeck (Knack), Steven Mariën (musicoloog, student zang), Florian Heyerick (Ex Tempore, musicoloog, dirigent), Stephane Leys (oKo, Collegium Vocale).
Panel en publiek ervoeren ook de noodzaak van een muziektijdschrift om de waan van de dag te overstijgen. Samenwerken met Nederland of een publicatie met een ruimere invalshoek dan alleen klassieke muziek: daarmee hoopt men een maandblad leefbaar te houden. Wouter Van Driessche smoorde de hoop: ook legendarische popmagazines in het buitenland als “Les Inrockuptibles”
Hoe zou een wereld zonder klassieke muziek kunnen zijn? Wat zijn de gevolgen van het Kunstendecreet voor de klassieke muziek? Hoe verhouden de gesubsidieerden zich tot elkaar? Deze drie hoofdvragen vormden de leidraad voor een geanimeerd slotdebat, dat zowel ruimte liet voor filosofische overpeinzingen als voor felle uitspraken.
“Op de cultuurredactie, waar zeven mensen in loondienst zijn, is er niemand die van klassieke muziek nog maar een gaatje kaas heeft gegeten. Dat maakt het zeer moeilijk om een coherent verhaal te mogen vertellen.”
“Bestaat er een wereld zonder klassieke muziek en hoe zou die er dan uitzien?” Over deze openingsvraag zijn de panelleden vrijwel unaniem: geen van hen kan zich inbeelden in een wereld zonder klassieke muziek te leven. Zou het op zekere dag afgeschaft worden, dan wordt het de volgende dag opnieuw uitgevonden. De
Verslag: Véronique Rubens
Rudy Tambuyser.
24
Debat over het muziekbeleid. redenen hiervoor zijn legio: de gedrevenheid van de musici, de mogelijkheid om het onuitspreekbare te vertolken, de wisselwerking met het publiek, de pure ‘wil’ om klassieke muziek te spelen. Want klassieke muziek is een stuk van de identiteit. Kunst is ook een manier van overleven. Het democratiseringsproces van de laatste jaren heeft er wellicht toe bijgedragen dat musici vandaag klassieke muziek meer dan ooit kiezen uit volle overtuiging. Voordien gebeurde dit echter vaak vanuit een zekere burgerlijke dwang: hoeveel meisjes hebben piano gestudeerd omdat vader vond dat zoiets moest? De panelleden zien voor klassieke muziek dan ook een mooie toekomst weggelegd. Misschien zal haar positie in de maatschappij “Mijn bestaansreden ligt in de klassieke muziek, het is een stuk van mijn identiteit. Dat geldt voor kunst in het algemeen: we zijn mensen dus we maken kunst. Klassieke muziek is daar een onderdeel van. Kunst is ook een manier van overleven. Vanuit het beleid wordt steeds meer diversiteit gevraagd, neem die klassieke muziek weg en het veld vervlakt.” Petra Vermote
25
wel veranderen, maar die nieuwe situatie zal in ieder geval beter en gezonder zijn. Dit alles sluit aan bij geluiden die regelmatig op de Staten Generaal te horen waren: het gaat eigenlijk wel goed met de sector, nog nooit zijn er zoveel concerten geweest, nog nooit is er zoveel geld naar de sector gevloeid, al heeft de klassiek wel haar stem in de media verloren. Toch valt op hoe vaak de sector vanuit een defensieve houding reageert. Hier kwam de open brief van Herman Baeten ter sprake: er werd gewezen op de nood aan een eigen medium waar zo’n brief in thuishoort. Een interne discussie is niet ongezond, mag zelfs gerust hard zijn, maar moet niet in de grote media gevoerd worden, want dergelijke messentrekkerij maakt een buitenstaander afkerig.
Over subsidies en criteria. Heeft iemand eigenlijk nog zicht op de sommen geld die naar de zakelijke omkadering en naar “dossierschrijvers” gaan? Dat de commissie vragende partij is om de zakelijke omkadering bij kleinere ensembles te clusteren, is alvast een teken aan de wand. Deze clustering om kosten te drukken is volgens de panelleden zeker een goede piste, maar het is niet evident om hier een juiste vorm in te vinden. Zou een impresariaat de zaken vooruit helpen? Of moet men vooral trachten verschillende competenties te bundelen? Een specialist in promotie, een specialist in cijfers… in plaats van de zakelijk leider die alles moet kunnen. Het is in ieder geval een belangrijke denkoefening. Als het gesprek over subsidiecriteria gaat, klinkt verschillende keren het woord ‘wapen’. Subsidies zouden aanleiding geven tot intriges, waarbij men de ene beloont en de volgende afstraft. Andere stemmen spreken dit resoluut tegen: sinds de invoering van het Muziekdecreet worden telkens objectieve criteria vooropgesteld, die men onder het nieuwe Kunstendecreet heeft verfijnd. Een artistieke beoordeling blijft moeilijk, maar als de commissie in het veld genoeg prospectie voert, kan je wel een vrij objectief oordeel 26
vormen. Het blijft natuurlijk een advies waarmee de minister nog alle kanten opkan, wat op zich geen probleem is zolang dat op een redelijke manier gemotiveerd wordt.
Het cijfermateriaal. De cijfers die net voor het debat werden gepresenteerd, spreken voor zich: de grote instellingen krijgen bijna dubbel zoveel middelen als de rest van het veld samen. Samen met het kleine aantal nieuwe ensembles kan dit misschien leiden tot een artistieke sclerose? Deze situatie is deels een beleidskeuze, maar de panelleden wijzen ook op de historische groei ervan. De meerderheid is er nochtans van overtuigd dat reflectie over de eigen positie in het veld belangrijk is om een beleid op lange termijn te kunnen realiseren. Er werd ook gewezen op de noodzakelijke dialectiek tussen een centrum en de marges. Tegen een centrum kan je je bijvoorbeeld afzetten en dat creëert een goede dynamiek.
deogames tot klassiek) vandaag de motor van de economie is. De omzet van de sector liet in 2003 zelfs die van de auto-industrie en de ICT-bedrijven achter zich. Bovendien kende zij tussen 1999 en 2003 een snellere groei dan de economie in het algemeen. Ook de werkgelegenheid heeft er baat bij. In Vlaanderen loopt deze trend gelijk en doet enkel de chemie het beter. Als dat geen signaal is voor de overheid: investeren in cultuur loont wel degelijk! Zoals Karl Van den Broeck het stelde: als Apple veel iPods verkoopt, is dat omdat er heel veel muziek op die iPod kan. Hondenbrokken kan je er niet op kwijt...! Verslag: Wies Callens
Ook het grote aantal structurele erkenningen en het geringe aantal projectsubsidies deed vragen rijzen. Misschien moet de sector eens grondiger nadenken over wat nu precies bedoeld wordt met “structurele erkenning”? Zouden bepaalde ensembles niet beter per project worden gesubsidieerd in plaats van structureel, zodat er in een later stadium kan nagedacht worden over structurele subsidiëring? Trouwens, niet elk ensemble hoeft een snelle dood te sterven na de stopzetting van structurele bijdragen. Een andere subsidievorm die met betrekking tot muziek vandaag zelden ter sprake komt is de individuele werkbeurs. Blijkbaar zijn musici daar weinig van op de hoogte. Of is dit vanuit het kabinet slecht gecommuniceerd? Dergelijke beurzen zouden voor een nieuwe dynamiek kunnen zorgen. Het debat eindigt met een positieve noot: een rapport over de rentabiliteit van cultuur in Europa wijst erop dat cultuur (van vi27
Echo’s van op de Staten Generaal.
En nu?
•
De klassieke muziek moet uit het defensief. De sector moet samenwerken. Het gaat goed met de klassieke muziek. De muzische vorming in het dagonderwijs moet beter. We moeten positiever communiceren over het werkveld. Creëer een community rond muziekbeleving. Er is een gebrek aan professionele krachten in de klassieke muziekpers. De overheid moet een minimale ondersteuning geven aan (klassieke) muziekmedia. Er waren nog nooit zoveel klassieke concerten. De sector moet nadenken over wat structurele omkadering is. Er is nood aan een eigen medium waarin de sector kan discussiëren. Cultuur is de motor van de economie. ...
En nu? Zoals geschreven in de inleiding wil Muziekcentrum Vlaanderen samen met de sector verder nadenken over de toekomst van de klassieke muziek. Samen en dus in onderling overleg en in samenwerking met de sector. 28
Wat staat er al op de agenda? • Participatie in een onderzoek naar noden in het hoger muziekonderwijs: een initiatief van CANON (de cultuurcel van het departement onderwijs) en het Kunstenloket met als centrale vraag in hoeverre diverse opleidingen afgestemd zijn op de behoeften van de professionele muzieksector in Vlaanderen. Het onderzoek loopt vanaf maart 2007. • Een benchmarking analyse van het veld: “Meten is weten, gissen is missen”. Dit onderzoeksinstrument werpt een blik op trends, ontwikkelingen en prestaties van podia. Via een centrale database met gegevens over publieksopkomst, demografie, programmeringsprofielen, ticketprijzen, productiekosten, budgetten en andere bedrijfsgegevens… kunnen podia zich toetsen aan gelijkaardige organisaties in het veld. Een handige tool die heel wat inzicht zal bieden en bijvoorbeeld kan helpen bij het opstellen van een goed beleidsplan. Dit initiatief wordt gelanceerd door Muziekcentrum Vlaanderen in samenwerking met oKo en de andere kunstensteunpunten (VTI, VAI, IBK, IAK) en in nauw overleg met het IVA Kunsten en Erfgoed. • Jaarlijkse informatiedagen rond actuele thema’s • Overlegmomenten met de sector en met de overheid •… Resultaten en verslagen hiervan zullen gepresenteerd worden op de volgende “Staten Generaal van de Klassieke Muziek” eind 2007. 29
Klassiek ‘anders’ bekeken
•
I
n het rondetafelgesprek over klassieke muziek in de pers werd er al op gewezen; niet enkel klassieke muziek krijgt hoe langer hoe minder ruimte in de media. De niet-commerciële muziek in haar geheel heeft het moeilijk om de nodige persaandacht te krijgen. Misschien is dit niet de enige parallel tussen de verschillende muziekgenres? Hoe kijkt pakweg een collega uit de pop- en rocksector naar de thema’s die aan bod kwamen op de Staten Generaal van de Klassieke Muziek? We laten Maarten Quaghebeur van het management- en boekingskantoor Rock’ O Co aan het woord: Met zijn open brief heeft Herman Baeten de klassieke mu-zieksector opgeroepen om eens goed na te denken over de toekomst. Niet enkel de klassieke sector moet zich hierover bezinnen. Het hele muziekveld zou daar eens over moeten nadenken. Wat houdt een structurele erkenning in? Moet er meer zakelijke clustering komen? En hoe kan dat georganiseerd worden? Waar vinden artiesten meer middelen om hun eigen project te realiseren? … Het zijn vragen die voor de hele muzieksector relevant zijn. De verscheidenheid in het muzieklandschap hebben we onder meer aan de steun van de overheid te danken. Het geeft kleine genres de kans om te overleven waar dit in een vrij marktsysteem
32
niet mogelijk zou zijn. Die “bijsturing in smaak” is positief en moet men zeker behouden. Maar de overheid bezit natuurlijk geen kip die gouden eieren legt. Of er genoeg budget voor muziek wordt vrijgemaakt is een andere vraag. Maar de sector zelf moet afstappen van de truc om zoveel mogelijk geld te vragen, om er toch zeker van te zijn genoeg centen op te strijken. Collegiaal is dat niet. Geef in een duidelijk onderbouwd dossier aan wat je nodig hebt om te doen wat je wilt doen. Subsidies mogen ook niet als een “beloning” gezien worden. Het is niet omdat een ensemble kwalitatief bijzonder hoogstaand werk aflevert, dat ze daarom per definitie meer subsidies verdienen. Een aantal zaken binnen de klassieke sector verschillen wel met de pop- en rocksector. Auteursrechten en de inning van die gelden is iets waar de klassieke sector misschien wel meer bij mag stilstaan. Verhalen over cumuls van muzikanten bij verschillende ensembles roepen toch ook wel vragen op. Ik sta er vaak versteld van hoeveel publiek klassieke concerten kunnen trekken, ondanks de geringe of soms zelf minieme persaandacht. Ook de pop- en rocksector heeft het moeilijk om met
31
een niet-commercieel product de media te bereiken. Als er dan een cd-recensie gepubliceerd wordt, is dat helemaal geen garantie op grote publieke belangstelling. Concerten waarbij maar een heel klein publiek opdaagt zijn binnen de niet-commerciële pop en rock geen uitzonderingen. Het belang van muziekeducatie moet niet te veel beklemtoond worden. Is het zo dat er meer jongeren aan sport zouden doen als iedereen tijdens de les naar een sportmanifestatie zou gaan? Een gepassioneerde leerkracht zal meer invloed uitoefenen. Misschien moet men het allemaal eens anders gaan aanpakken. Een straf computerspel met een stevige klassieke soundtrack bijvoorbeeld, dat zou jongeren aanspreken en hen met dat genre laten kennis maken op een manier die aansluit bij hun leefwereld. De oproep om samen te werken en om niet langer met negatieve verhalen naar de media te stappen is heel terecht. Sla de handen ineen, kijk naar nieuwe ontwikkelingen in de maatschappij, in de muziekwereld en in de kunstwereld. En laat horen dat muziek een levende sector is waarin heel wat te beleven valt. Verslag: Wies Callens
32
35
E
ind 2006, rond de periode van de Staten Generaal verschenen een aantal studies, rapporten en wetenschappelijke publicaties over cultuur en muziek in het bijzonder. Sommige zorgden op de dag zelf alvast voor commotie. Bijvoorbeeld: “Jongeren vinden weg naar klassiek niet”, een artikel op de voorpagina van de Standaard. Andere artikels werden geciteerd tijdens de debatten. Een kleine bloemlezing uit interessante lectuur voor een verdere bevraging over de toekomst van de klassieke sector.
Klassieke muziek: dito publiek? Publieksonderzoek in vijf Vlaamse klassieke muziekzalen.
Enkele relevante studies.
•
Dit rapport bevat de resultaten van een publieksbevraging in vijf Vlaamse concertzalen door het steunpunt Re-Creatief Vlaanderen (2005). Een aantal cijfers uit dit onderzoek werd aan de vooravond van de Staten Generaal in de Standaard gepubliceerd. Het onderzoek is een aanzet om het Vlaamse muzieklandschap van gegevens te voorzien over wie welke concerten bijwoont en waarom. Bovendien wordt ook toegelicht hoe de muziekliefhebbers zich informeren over het aanbod, met welke verwachtingen ze de concertzaal binnenstappen, waar ze vandaan komen, welke muziek ze thuis beluisteren, etc.. Voor het onderzoek werden 51 concerten geselecteerd, verdeeld over de Handelsbeurs, Concertzaal de Bijloke, het Concertgebouw, de Singel en de Elisabethzaal met op het programma symfonische muziek, kamermuziek of jazz. Dat Bozar niet in het onderzoek betrokken werd, heeft te maken met de budgetten: voor het uitvoeren van het onderzoek in andere talen was geen geld.
36
Enkele bevindingen. • De klassieke concertganger heeft een wat ouder leeftijdsprofiel en een hoog opleidingsniveau. • Het ‘zone 30’ idee (dat mensen zich niet verder dan 30km verplaatsen) lijkt hier niet op te gaan, wellicht door het uniek karakter van de concerten. • De meeste bezoekers komen naar een concert uit interesse voor de uitvoering, het ensemble of de uitvoerder. Of omdat ze liefhebber zijn van het genre. Sociale motieven, zoals bijvoorbeeld een avondje uit, spelen een minder belangrijke rol. • Opmerkelijk is dat 80% van de bezoekers vaker concerten zou willen bezoeken. • De klassieke brochure van het concerthuis zelf blijft het belangrijkste informatiekanaal. De website en de e-nieuwsbrief nemen deze rol vooralsnog niet over. Meer info: www.re-creatiefvlaanderen.be.
35
“De 24 uur van Vlaanderen, het dagelijkse leven van uur tot uur.” In dit boek brengen onderzoekers van de VUB verslag van acht jaar onderzoek naar de tijdsbesteding van de Vlaming. Hoeveel tijd besteden de Vlamingen aan koken, slapen, sociale en culturele activiteiten, ... . Bij de vrijetijdsbesteding maken de onderzoekers een onderscheid tussen tijdsrijken (een vrij grote groep van de bevolking met veel vrije tijd) en tijdsarmen (een kleinere groep met minder vrije tijd).
Opmerkelijk is dat net de groep met de minste vrije tijd, veel vaker culturele activiteiten op de agenda heeft staan en een veel rijkere vrijetijdsbesteding heeft. Het boek is uitgegeven bij Lannoo Campus. Meer info: www.lannoo.com.
Study on the Economy of Culture in Europe Eén van de doelen die de Europese Commissie op de top in Lissabon (maart 2000) vooropstelde is om van de Europese kenniseconomie de meest dynamische en competitieve ter wereld te maken, met betere jobs en een grotere sociale cohesie. De rol van de culturele sector en creatieve industrieën zijn in deze context lang genegeerd. Voor velen is kunst een kwestie van vermaak of intellectuele verrijking, maar de economische waarde ervan werd over het hoofd gezien. Dit is mogelijk te wijten aan het ontbreken van statistisch materiaal om de vergelijking met andere, beter gedocumenteerde sectoren aan te gaan. Daarom bestelde de Europese Commissie een studie waarin de directe en indirecte bijdrage van de culturele sector tot de realisatie van de Lissabon-doelstellingen zou worden onderzocht. Voor alle duidelijkheid, de culturele sector en de creatieve industrieën moet men vrij ruim interpreteren. Het gaat om de kunsten, mode, interieur en product design, architectuur, reclame en de industrie die de culturele producten produceert (film, media, videogames, platenfirma’s,...) De resultaten zijn verrassend. Cijfers tonen aan dat cultuur de 36
economie en de sociale ontwikkelingen in Europa aandrijft, en borg staat voor innovatie en cohesie. Tegelijkertijd illustreert de studie hoe cultuur de Europese eenwording promoot, omdat cultuur de verschillende gemeenschappen in al hun diversiteit samenbrengt en sociale waarden verkondigt. Enkele algemene cijfers uit het onderzoek: De omzet van de cultuursector in 2003 bedroeg meer dan 654 miljard euro, de auto-industrie haalde 271 miljard in 2001 en de ICT sector zorgde in 2003 voor een omzet van 541 miljard euro. In dat zelfde jaar leverde cultuur 2,6% van het BNP van de Europese Unie op. Vastgoedactiviteiten daartegenover zorgden voor 2,1%, de voedingsindustrie, drank- en tabaksproducenten voor 1,9%, de textielindustrie voor 0,5% en de chemische industrie voor 2,3%. Tussen 1999 en 2003 groeide de sector met 19,7%, een percentage dat hoger ligt dan dat van de algemene economische groei. In 2004 werkten 5,8 miljoen mensen in de sector, wat overeenstemt met 3,1% van de totale werkende Europese bevolking. De totale tewerkstelling in de Europese Unie daalde in de periode 2002 tot
2004, maar in de culturele sector stelt men een stijging van 1,85% vast. Het valt bovendien op dat bijna 47 % van de werknemers in de sector een universitair diploma bezit (bijna dubbel zoveel in vergelijking met de totale cijfers). Zowel het aantal zelfstandigen als het aantal tijdelijke en deeltijdse werknemers ligt (veel) hoger dan in andere sectoren. De volledige studie kan u bekijken op: http://ec.europa.eu/ culture/eac/sources_info/studies/economy_en.html.
Ook het Flanders District of Creativity presenteerde in december 2006 een studie rond de creatieve industrie in Vlaanderen. De sector (mode, muziek, film, kunsten, media, architectuur en vormgeving) is goed voor 11 miljard euro omzet en realiseert daarbij een toegevoegde waarde van 4 miljard euro. Het aantal jobs en het aantal bedrijven is tussen 1995 en 2003 met 26% gestegen. Dat is 1.5 keer zo snel als de rest van de economie. Het cijfer ligt zelfs boven het Europese gemiddelde. Alle info op www.flandersdc.be.
Virtueel Publiek en Cultuurparticipatie Nieuwe media als communicatiemiddel. In oktober 2006 vond rond dit thema aan de Universiteit Antwerpen een studiedag plaats, waarop verschillende voorbeelden van virtuele cultuurparticipatie werden belicht. In de slotconclusie stipt Stefaan Kolgen (artistiek leider C.H.I.P.S. vzw en medeorganisator van de studiedag) aan dat de snelheid waarmee het virtueel publiek de nieuwe trends binnen internet en de mobiele media opneemt en er ook effectief mee aan de slag gaat, in schril contrast staat met het weifelende, of zelfs onbestaande interactieve aanbod van de cultuurhuizen en overheden. We kunnen er niet omheen, het virtuele gegeven neemt in het alledaagse leven aan belang toe. Kolgen roept het beleid en de culturele sector daarom op om het virtuele niet als een afzonderlijke discipline te beschouwen. Wel als een onderdeel van de realiteit. Reëel en virtueel vullen elkaar aan en versterken elkaar. Het ene vervangt het andere niet. Het gaat om twee belevingsvormen die elkaar verrijken.
Op maandag 4 december organiseerde CultuurNet Vlaanderen in het PSK de 4de Dag van de Cultuurcommunicatie. Met als centraal thema ‘C’est arrivé près de chez vous’ werden de mogelijkheden voor culturele marketing om dicht op de huid van het publiek te zitten verkend. Het verslag vind je op www.cultuurnet.be/ dagvandecultuurcommunicatie. Naar aanleiding van de beleidsnota Cultuur 2004-2009 startte het IVA Kunsten en Erfgoed, in samenspraak met het kabinet Cultuur, met een beleidsvoorbereidend traject e-cultuur in Vlaanderen. Dirk De Wit en Debbie Esmans kregen de opdracht om een beleidsvoorbereidend document te schrijven. De publicatie brengt aan de hand van talrijke praktijkvoorbeelden in kaart wat e-cultuur kan betekenen voor de verschillende culturele velden. “E-cultuur. Bouwstenen voor praktijk en beleid” kan u lezen op www.cjsm.vlaanderen.be/e-cultuur.
Verslagen van de studiedag alsook heel wat interessante lectuur in verband met deze thema’s zijn terug te vinden op de site www.virtueleparticipatie.be.
37
Meer Armslag voor Jazz In opdracht van het IVA Kunsten en Erfgoed werd door Simon Korteweg een studie uitgevoerd naar de situatie van jazz in Vlaanderen en Brussel. Ze is bedoeld als voorzet voor discussie en reflectie. Jazz zit in de lift, dat gevoel heerst al enkele jaren en wordt bevestigd door de cijfers, zowel op gebied van publieksparticipatie als wat het aanbod betreft. Ook binnen opleidingen merkt men een verdere professionalisering. Tegenover die sterke groei staat echter een nog veel te wankele sector. Muzikanten hebben moeite om de eindjes aan elkaar te knopen, er zijn weinig repetitieruimten of experimentele jazzateliers en de podia ontwikkelen nauwelijks een consequent en krachtdadig jazzbeleid. De oorzaak
Colofon Deze publicatie is een uitgave van Muziekcentrum Vlaanderen. Verantwoordelijke uitgever: Stef Coninx Redactie: Wies Callens, Petra Geens en Katrien van Remortel voor Muziekcentrum Vlaanderen Grafische vormgeving: Sarah Wouters Foto’s: Isabel Devos Overname van teksten is alleen toegestaan met bronvermelding en na overleg met de uitgever.
is onder meer te zoeken in de regelgeving rond subsidiëring. Die is niet alleen bureaucratisch, maar bovendien heel sterk op de leest van klassieke muziek geschoeid. Toch ziet Korteweg heel wat mogelijkheden in het nieuwe Kunstendecreet maar moet in de eerste plaats het budget voor jazz opgetrokken worden. De studie verzamelt ook een aantal reacties uit het veld en formuleert op basis van al deze gegevens een aantal aanbevelingen naar het beleid toe. De volledige studie is te lezen op de site www.wvc.vlaanderen. be/muziek.
Muziekcentrum Vlaanderen vzw Steunpunt voor de professionele muzieksector Steenstraat 25, 1000 Brussel T: +32 2 504 90 90 F: +32 2 502 81 03
[email protected] www.muziekcentrum.be