Inhoud Inleiding
6
1. De universiteit van de straat
8
2. Straatcultuur en aanpak
22
3. Bolletjes verzamelen
34
4. Van onmacht naar macht
46
5. Het bejegeningsprofiel
52
6. De MES-factoren
62
7. Contact maken
68
8. Jeugd en beleid
74
9. Hangplekken
76
10. Tien tips voor het omgaan met jeugdgroepen
82
11. Straattaal
86
Dankwoord
105
Over de auteurs
106
Inleiding Straatcultuur is een begrip dat door verschillende mensen op verschillende manieren wordt uitgelegd. Als we in dit boek praten over straatcultuur, dan gaat het over datgene waar de mensen op straat mee te maken hebben. We gaan ontrafelen waarom bepaalde situaties op straat gebeuren. We kijken naar de invloed van professionals daarop en naar hoe zo’n situatie wordt opgebouwd. Hoe krijg je als professional weer grip op zo’n situatie? De theorie in dit boek is door professionals op straat opgedaan met hulp van de jongeren vanuit de straatcultuur. Dit maakt dat het geen ingewikkelde theorie is, maar dat het juist heel praktisch is en goed toepasbaar is op straat. Waarom is dit boek geschreven? Dit boek is geschreven door mensen die in het werkveld dagelijks geconfronteerd werden met de straatcultuur. Hierin hebben ze een praktische weg gevonden en nu zijn zij uitstekende spelers op het gebied van straatcultuur en zien ze dat er zich landelijk herhaalt waar ze op wijkniveau mee te maken hadden. Dit boek is bedoeld voor professionals die bepaalde vragen hebben over hun contact met de jeugd op straat. Het is een soort ontdekkingstocht door de straatcultuur. Met dit boek kan het werken met jeugdgroepen leuker en makkelijker worden. Voor wie is dit boek nuttig? Dit boek is vooral op werkersniveau geschreven, dus het is vooral bedoeld voor degenen die op straat met jeugdgroepen werken. Er wordt veel gewerkt met situaties vanuit de politie, maar waar politie staat kun je ook jongerenwerker of straatcoach lezen. Het gaat over iedereen die met jeugd te maken heeft. Veel voorbeelden zullen dan ook herkenbaar zijn. Maar ook voor degenen die plannen van aanpak schrijven voor jeugdgroepen is dit boek nuttig. Als je de theorie be-
6
grijpt en je die eigen maakt, dan zal je contact met jeugdgroepen beter worden. Daarnaast zullen ook je plannen uiteindelijk meer effect hebben op de groepen. Na het lezen van dit boek zul je meer mogelijkheden zien om bepaalde situaties aan te pakken. Door de theorie te gebruiken die hier is beschreven, krijgen mensen weer zin in het werken met jeugdgroepen. De theorie is de theorie van de straat, zoals de jongeren hem zelf ook geleerd hebben vanaf het moment dat ze op straat hangen.
7
1. De universiteit van de straat Kennen en gekend worden speelt een belangrijke rol in het werken met jeugdgroepen. Het is belangrijk dat jij als professional de jeugdgroep kent en weet welke rol een jongere vervult in de groep. Maar kent de groep jou ook? Dit is een vraag die aan collega’s uit heel Nederland veel is gesteld. De antwoorden op deze vraag verschillen nogal. Van professionals hoorden we dat de jongeren bekend waren met de wijkagent en de jongerenwerker, maar niet met andere agenten. Vanuit de professional bekeken, klopt dit. De jongeren kennen de naam van de wijkagent en niet die van andere collega’s. We moeten echter niet vanuit het professionele referentiekader kijken, maar leren kijken vanuit de jongeren. We hebben deze vraag ook gesteld aan jongeren uit de straatcultuur. Zij kwamen met een verrassend antwoord. De jongeren zeggen dat ze de agenten wel kennen, maar zij bedoelen hiermee iets anders dan de professionals. Ze kennen enkele agenten bij naam. Dit zijn vaak de agenten die ze mogen of juist niet mogen. De jongeren zeggen echter alle agenten te kennen. Ze weten ook wanneer iemand nieuw is of net klaar is met de opleiding. Waarom is dit zo en waarom denken ze ons te kennen?
Straatimago Dit heeft allemaal te maken met je straatimago. Je straatimago is de manier waarop jongeren over je praten op straat. Dit zie je terug in de praktijk en in de contacten. Bij het werken met jeugdgroepen heb je niet te maken met de status politieman, jongere of jongerenwerker. Je hebt gewild of ongewild te maken met een straatcultuur en je eigen straatimago. Zonder dat je het weet, maak
8
je deel uit van de straatcultuur. Het is echter aan jou om je eigen straatstatus en -imago te bepalen en te behouden. Dit zal voor al je contacten op straat bepalend zijn voor het verloop van je verdere optreden. Moet je hier rekening mee houden? Of het gewoon toelaten? Dit is een veel gestelde vraag. Eigenlijk kun je niet anders en heb je er gewoon mee te maken. Je gaat er niet zelf over of je een straatnaam of een straatimago hebt. Dit is zo en je komt er niet van af door het te ontkennen. Het is belangrijker om ervan op de hoogte te zijn en te kijken naar je mogelijkheden om dit straatimago te beïnvloeden. Je straatimago bestaat uit twee delen: - je naam of straatnaam - je werkwijze (imago) Je straatnaam is zoals je wordt genoemd door de jongeren. Dit kan je echte naam zijn, maar het is vaak een bedachte naam die in de ogen van de jeugd op jou slaat. Je straatnaam kan zijn ontstaan uit ervaringen met je optreden op straat, iets opvallends aan jouw uiterlijk vanuit de straatscan die gemaakt is of hoe je ligt in de groep. Wanneer je bijvoorbeeld altijd iedereen bekeurt, word je al snel ‘die strenge op de motor’ genoemd. Het kan ook zijn dat je een naam krijgt op basis van uiterlijke kenmerken. Zo noemen ze een agent die er goed en verzorgd uitziet al snel ‘mooi hoofd’. Wanneer je rood haar hebt, word je ‘de rooie’ genoemd. Meer van zulke namen kun je makkelijk zelf bedenken en hier zijn voor de jeugd ook geen grenzen in. Ze zullen dan ook niet snel een straatnaam niet gebruiken omdat dat zielig of kwetsend is. Dit kan soms zelfs de bedoeling zijn. Je hoort de straatnamen ook regelmatig vallen als je in contact bent met de jeugdgroepen. Je hoort dan vanzelf de benamingen ‘de brede’, ‘groot hoofd’, ‘kaal hoofd’ en ‘de lange’. Je werkwijze is wat achter je straatnaam komt. Het kan zijn dat dit verbinding heeft met je straatnaam, zoals in het geval van ‘die strenge op de motor’. Dit is je straatnaam, maar het vertelt ook iets over je manier van optreden. Daarnaast is een jongere er ook van op de hoogte wanneer jij snel gefrus-
9
treerd bent of hoe je ‘uit je rol’ te halen bent. Of je bijvoorbeeld in bepaalde situaties bang bent of je ongemakkelijk voelt. Zo kan ‘rooie’ betekenen dat je haarkleur rood is, maar het kan ook betekenen dat je snel rood wordt in bepaalde situaties. Niet alleen de professional op straat heeft een straatimago, ook de jongeren in de jeugdgroep zelf hebben een straatnaam met daarachter een straatimago. Zo wordt iemand met een hoekige neus al snel ‘Boggel’ genoemd. Als diegene dan crimineel actief is, zal deze combinatie zijn straatimago zijn: ‘Boggel is een grote crimineel.’ Rijdt Boggel in een mooie auto en heeft hij een mooie vriendin, dan wordt er gezegd: ‘Boggel heeft het gemaakt.’ Mocht je straatnaam ‘de rooie’ zijn en het is algemeen bekend dat je heel snel kunt rennen, dan is dat je straatimago. Ze weten allemaal dat ‘de rooie’ snel kan rennen en dat hij de jongens kan pakken. Deze combinatie vormt dan je straatimago. Dit gaat rond in de hanggroep en men zal minder snel proberen bij je weg te rennen. Het kan ook zijn dat je straatimago is dat je wel eens mensen matst. Je bekeurt de jongeren dan bijvoorbeeld niet altijd, maar je geeft hun ook wel eens alleen een waarschuwing. Dit wordt dan bij jouw straatnaam gezet en de jongeren zullen dit onthouden. Als je dan wel eens een keer een bekeuring geeft, zal dit sneller geaccepteerd worden. Je hebt zelf ook invloed op je eigen straatimago zonder dat je je werkwijze hoeft aan te passen. We horen wel eens mensen zeggen dat je niet kunt bekeuren of aanhouden zonder dat je meteen uit een jeugdgroep ligt. Dit hoeft niet zo te zijn, maar alles valt of staat met de manier waarop je zoiets doet. Je kunt ieder optreden op straat zien als een toneelspel. Zo kun je altijd een bekeuring uitschrijven maar toch overkomen als een ‘strakke’ (goede) agent die een jongere ook matst. De kracht zit hem in de communicatie en vooral in de uitleg die je de jongere geeft. Je zou kunnen zeggen dat je de bekeuring ook moet kunnen verkopen.
10
Je rijdt met de dienstmotor op surveillance in je wijk. Je ziet een jongere uit de wijk langsrijden op een scooter en de scooter maakt ‘wheelies’. Dit wil zeggen dat de jongere op het achterwiel van de scooter door de wijk rijdt. De jongere wordt door jou staande gehouden en er blijkt dat er meer met de scooter niet in orde is. Zo heeft de jongere geen certificaat bij zich, heeft hij geen papieren van de scooter want die zitten in de andere jas en ga zo maar door. Je legt de jongere op dat moment uit dat hij jou is opgevallen omdat hij gevaarlijk reed op de scooter. De jongere reageert meteen dat hij wel weet wat hij doet. Je legt de jongere rustig uit dat hij zijn scooter niet fatsoenlijk kan besturen op die manier en dat hij niet op tijd kan uitwijken of kan remmen als er een kind oversteekt, omdat 50 procent van zijn scooter geen contact heeft met de weg, met alle gevolgen van dien. De jongere wil toch niet in zijn eigen wijk een buurtgenoot aanrijden? Tevens kunnen zijn ouders opdraaien voor de kosten en dat betekent al snel dat ze een schuld kunnen krijgen van 30.000 euro. Zo hoog kunnen de kosten voor een behandeling in het ziekenhuis namelijk oplopen als je iemand hebt aangereden. Dit is iets wat iemand zijn familie niet wil aandoen en de jongere al helemaal niet. Daarnaast is er een hoop niet in orde met de scooter en zijn er verschillende bekeuringen die de jongere op dat moment verdient. Deze bekeuringen benoem je ook allemaal. Je zegt dat de jongere één bekeuring krijgt en dat hij zelf mag kiezen welke. Hierbij kiest hij natuurlijk voor de goedkoopste. Uiteindelijk krijgt de jongere zijn bekeuring mee, terwijl je toch al de bedoeling had er één uit te schrijven. De jongere denkt dat hij goed gematst is en je boodschap is ook overgekomen. Het is als agent toch de bedoeling dat je met je optreden iets duidelijk maakt aan de burger. Zelf ga je ook met een goed gevoel weg.
De jongere praat hierover met zijn hanggroep en iedereen weet nu dat je ook wel eens iemand matst. Dit komt je straatimago ten goede, terwijl je gewoon je werk hebt gedaan. Over de bekeuring die is uitgeschreven, wordt nauwelijks gesproken.
11
Zoals gezegd, is je werk op straat één groot toneelspel en je kan daar handig mee omgaan. Je past je optreden over het algemeen aan aan degene die je tegenover je hebt staan. Je kijkt op welke wijze je het beste overkomt en je doel kunt bereiken. Je wilt niet alleen je doel bereiken, ook de boodschap moet overkomen. Je bedoeling met de bekeuring is gedragsverandering, en daar hoort een uitleg bij. Bij veel jongeren uit de straatcultuur blijkt dat zij moeite hebben met het begrijpen van een simpele uitleg. De tekst ‘je krijgt een bekeuring omdat je iets doet wat niet mag’ slaat niet aan. Je zult iets meer moeten doen om de boodschap te laten overkomen. De uitleg erachter is van groot belang. Uit onderzoek en gesprekken met jeugdwerkers, professionele hulpverleners en reclassering blijkt dat het grootste deel van de straatjongeren laag ontwikkeld is en zij soms een laag IQ hebben. Dit wil echter niet zeggen dat dit altijd zo is. Maar het is wel iets om rekening mee te houden in je contact met jeugdgroepen. Hierdoor komt het voor dat de jongere en de professional op verschillende wijze communiceren. De jongere hoort iets anders dan de professional daadwerkelijk zegt. Als je dit als professional meeneemt in je optreden, dan weet je dat een uitleg van belang kan zijn. Zelfs het meerdere malen herhalen van deze uitleg is soms nodig. Je zult dus uitleg moeten geven en met voorbeelden moeten komen. Doe je dit niet, dan kun je bekeuringen blijven uitschrijven – maar de boodschap zal niet overkomen. Je bereikt dus niet je doel. Sterker nog: je wordt het zat omdat de jongere het nu nog niet snapt. Je hebt hem al zo vaak bekeurd en hij blijft hetzelfde gedrag vertonen. De jongere blijft jou zien als degene die hem steeds bekeurt en hem moet hebben. De jongere zal niet meer aan je boodschap achter de bekeuring denken. Sterker nog: de jongere denkt eerder dat dit persoonlijk is dan dat hij echt iets fout doet. Kortom: dit wordt dweilen met de kraan open. Een negatief groepslid pakt dit cadeautje met twee handen aan voor zijn groepswerking. Op het verschijnsel groepswerking komen we in het hoofdstuk ‘straatcultuur en aanpak’ terug.
12
Hetzelfde geldt voor het aanhouden van jongeren. Moet je als wijkagent wel of niet zelf iemand uit je jeugdgroep aanhouden? Loopt je relatie dan wel of geen gevaar? Wij zijn van mening dat dit kan. Je uitleg eromheen is hierbij heel belangrijk en soms moet je deze uitleg ook vaker herhalen.
Met open vizier werken Zowel bij een bekeuring als bij een aanhouding is het van groot belang dat je open en eerlijk blijft. Goed is goed en fout is fout. Dit moet je uitstralen naar de jongeren, maar ook naar de hanggroep in het algemeen. We noemen dit ‘met open vizier werken’. Je geeft steeds duidelijk en zonder vooroordeel aan wat wel en niet kan. Dit betekent: gewoon dicht bij jezelf blijven en vooral eerlijk zijn.
Een jongere uit een hanggroep wordt al langere tijd gezocht omdat hij moet worden aangehouden. Het gaat om Rico, die vaak op de Lindelaan hangt. Herhaaldelijk staat de politie voor Rico zijn deur, maar hij is steeds niet thuis. Je gaat als wijkagent naar de hangplek van deze Rico toe. Een maatje van Rico hangt op de Lindelaan en vraagt waarom de politie steeds aan Rico zijn deur komt. Hier kun je inhoudelijk natuurlijk niks over vertellen. Dit maatje zegt dat Rico graag met jou wil praten over deze politiebezoekjes. Je weet dat Rico gezocht wordt en zegt dat je ook met Rico wilt praten. Het maatje regelt een ontmoeting en jij rekent Rico meteen in.
Zo’n handelwijze is begrijpelijk, maar het is in je contact niet handig. De jeugdgroep zal jou bij een volgend probleem niet opzoeken, je contact- en informatiepositie ben je kwijt. Hiermee bedoelen we dat de jeugdgroep in de toekomst minder snel contact met je opneemt en dat er al helemaal geen informatie aan je gegeven wordt. Je straatimago is dat je jongens naait en men is boos op je. Wraakacties en bedreigingen met graffiti op de muren zijn een mogelijk gevolg. Hierna zal je niet snel meer draagvlak en een informatiepositie binnen de jeugdgroep hebben.
13
Moet je Rico dan niet aanhouden? Dat is toch niet denkbaar als agent zijnde. Je moet hem wel aanhouden. Alleen moet je dit vooraf eerlijk mededelen aan het maatje van Rico, en aan Rico zelf: ‘Ik wil best met hem praten, maar hij wordt gezocht dus dan zal ik hem aanhouden, dat is mijn werk.’ Natuurlijk houd je hier een verhaal bij dat Rico in de toekomst wel aangehouden zal worden en dat hij zich nu maar beter kan ‘aangeven’ bij jou, omdat jij bekend bent met Rico. Je legt het maatje van Rico uit dat dit een hoop ellende voorkomt. De groep zal dit accepteren omdat je vooraf open en eerlijk bent geweest. Er wordt nogal eens gedacht dat wanneer je eerlijk en open bent de jongere nooit aangehouden zal worden omdat hij niet komt opdagen. Of dit zo is, is afhankelijk van jouw straatimago op dat moment. Dit is ook iets wat je moet opbouwen in een wijk. Maar je zult zien dat wanneer het één keer lukt, dit in je straatimago wordt opgenomen. Men weet dan dat jij ‘normaal’ blijft doen tegen de jongere wanneer hij wordt gezocht. Je moet je ook kunnen voorstellen dat veel jongeren bang zijn op het moment dat ze worden gezocht door de politie en dat ze niet weten wat ze moeten doen. Wanneer ze weten dat ze bij je terechtkunnen, gaat dit in de wijk rond, en je zult zien dat ze dan steeds vaker bij je komen. Als professional doe je gewoon je werk, maar dat doe je dan wel open en eerlijk. In een moeilijke wijk hebben we wel eens een wilde achtervolging meegemaakt waarbij de politie met veel voertuigen op zoek was naar een auto met daarin een gesignaleerde persoon. Tijdens deze achtervolging en de zoektocht naar de auto werden we vanuit die auto gebeld door degene die werd gezocht. Deze persoon was in paniek en wist niet wat hij moest doen. Hij deed gewoon waar hij goed in was, en dat was wegwezen. Iets later stapte deze jongere op een afgesproken plek achter in onze politieauto en werd hij door ons naar het bureau gebracht ter voorgeleiding. We legden aan hem uit wat er ging gebeuren en de zaak was opgelost. Zo kun je met een klein ‘toneelspel’ plus uitleg een mooi en veilig politieoptreden neerzetten waarbij je gebruikmaakt van je straatstatus.
14
De universiteit van de straat Het is iedereen duidelijk dat de politie bij jongeren in de straatcultuur een belangrijke rol vervult. Er wordt veel over de politie gesproken en de jongeren zien de politie door omstandigheden vaak. Hiermee maakt de politie dus een groot deel uit van de dagbesteding van de jongeren in de straatcultuur. Een jongere uit de straatcultuur is vaak van jongs af aan op straat. Je zou letterlijk kunnen zeggen dat deze jongeren ‘de universiteit van de straat’ hebben gevolgd. Sommigen zijn zelfs met een ‘bul’ geslaagd. Deze universiteit van de straat kent een aantal hoofdvakken: - de straatscan - de straatspelletjes - de straattaal Wanneer een jongere uit de straatcultuur dit ‘lessenpakket’ heeft behaald, noemen we hem ‘streetwise’. Vaak kun je in het contact met een jongere al horen dat hij ‘streetwise’ is. Dit komt terug in de houding en het taalgebruik van een jongere. Vaak herken je een bepaalde houding of bepaald woordgebruik dat bij een groep hoort. Een voorbeeld hiervan is het tweemaal ‘clicken’ met de mond als antwoord op een vraag. Dit ‘clicken’ is een geluid dat gemaakt wordt in de mond met behulp van de tong. Wanneer je een vraag stelt in een verhoor of in het contact op straat en er is geen antwoord mogelijk, dan wordt er tweemaal ‘geclicked’. Het doel hiervan is het moment van stilte te doorbreken of als vervanging van een echt antwoord. Als een jongere van dit groepsgedrag zijn eigen gedrag maakt, geeft dit aan dat hij veel op straat is. Een ander voorbeeld is het dragen van bepaalde kleding, bepaalde kleuren of de wijze waarop de jongeren petjes of tasjes dragen. Deze kenmerken kunnen per jeugdgroep of stad verschillen. Het kan dus om uiterlijke kenmerken gaan, maar ook om gedragingen en woordgebruik. In hoofdstuk 11 gaan we dieper in op de straattaal. Als een jongere aan de kenmerken van de straat voldoet, is hij dus ‘streetwise’. Dit houdt in dat de jongere de straat kent, dat hij de universiteit van de straat heeft gevolgd of deze aan het volgen is.
15
De straatscan Jongeren bij wie de straatcultuur duidelijk aanwezig is, wonen vaak in de moeilijke wijken of hangen bij lastige hangplekken. De straatcultuur is echter aanwezig bij alle jeugdgroepen, maar speelt zich overal op een ander niveau af. De jongeren kijken naar hun oudere voorbeelden en kopiëren hun gedrag. Zo leren de jongeren ook houdingen van anderen herkennen. Ze zien van jongs af aan hun oudere buurtgenoten al bepaalde dingen doen. Dit zijn dus de grote voorbeelden en hun trainers van de straatcultuur. Wil je in de straatcultuur overleven, dan is de straatscan iets wat je moet kunnen. Je scant een persoon uit de jeugdgroep, een jongerenwerker, een passant of een politieagent. Je ziet snel hoe diegene op dat moment in zijn vel zit. Heeft die persoon slecht geslapen? Is hij wel of niet scherp? Wat straalt deze persoon uit? Is hij bang? Wat zijn de sterke en zwakke punten van deze persoon? Deze scan is belangrijk voor een jongere om te bepalen of hij er iets mee kan. De jongere kan zien wat zijn eigen positie en status is ten opzichte van deze andere persoon. Staat hij boven of onder diegene? Ook zien de jongeren binnen heel korte tijd wat gevoelig ligt bij de andere persoon. Binnen enkele seconden weet een jongere bijvoorbeeld wat de professional irritant vindt. Als dit niet meteen duidelijk is, wordt het door heel korte fragmenten van straatspelletjes uitgeprobeerd op de professional. Dit testen en uitproberen van de professional is weer van belang bij het samenstellen van de populaire straatspelletjes. Het is bijna knap te noemen hoe snel en goed een jongere of jeugdgroep deze scan kan maken. Stel dat je met tien collega’s op een rij gaat staan om een straat af te zetten. Bijvoorbeeld het werken in linieverband, in het geval andere collega’s achter je staan te werken en zij niet belaagd willen worden door een groep jongeren. Er zijn helaas wijken waarbij dit soms nodig is. De groep zal dan binnen zeer korte tijd terechtkomen bij de ‘zwakste’ schakel uit de linie. Dit hoeft niet letterlijk de zwakste persoon te zijn, maar wel iemand waarvan het zeker is dat hij reageert op de straatspelletjes. Het kan dus ook juist degene zijn die fysiek het sterkste is, maar die bijvoorbeeld een ‘kort lontje’ heeft en het wel even zelf gaat opknappen. Hiernaar is de jeugdgroep in zo’n situatie op zoek. De
16
jeugdgroep voelt feilloos aan dat deze persoon niet goed in zijn vel zit, bang of juist snel boos is. Hier speelt de jeugdgroep op in en de jongeren creëren een straatspel met als doel bijvoorbeeld een aanhouding te voorkomen. Ze maken de gevormde linie bijvoorbeeld zwak door de ergernis van deze persoon te wekken en een privéstrijd uit te lokken. Als het de jeugdgroep lukt deze persoon zodanig uit te dagen dat hij uit de linie stapt, dan is het hele optreden afgezwakt en is het mogelijk de aanhouding te ontzetten. Je straatimago of wat je op dat moment uitstraalt, is belangrijk om iets dergelijks te voorkomen. Deze methode wordt bij incidenten vaak door de jeugdgroepen gebruikt om het werk van de professionals te ontwrichten. Daarnaast is het voor de straatscan belangrijk dat je altijd dicht bij jezelf blijft. Stel bijvoorbeeld dat je een collega hebt die de jongeren altijd een hand geeft. Deze collega ligt heel goed in de jeugdgroepen en een hand geven hoort echt bij zijn persoon. De teamleiding noemt deze collega als voorbeeld voor iedereen in het werken met de jeugd. Daarnaast heb je recent een cursus gevolgd waarin is gezegd dat je altijd een hand moet geven om goed contact te krijgen met een jeugdgroep. Maar dit is iets waar jij je helemaal niet prettig bij voelt. Het is niet iets wat jij graag doet. Jij maakt op een heel andere manier contact met een groep en dat werkt voor jou goed. Blijf dan vooral dicht bij jezelf en ga niet doen wat bij anderen goed werkt en waar jij je ongemakkelijk bij voelt. Een jeugdgroep merkt namelijk direct dat je niet op je gemak bent. Stel dat je op de jeugdgroep afloopt, je je hand hebt uitgestoken en je je hier niet lekker bij voelt. De jeugdgroep heeft dit dan door en geeft je geen hand. Ze maken er zelfs grapjes over. Vervolgens weet je jezelf geen houding te geven en daar gaat je contactmoment. Het is belangrijk om dingen te ondernemen richting een jeugdgroep, maar doe dan vooral dat waar jij je goed bij voelt. Mocht het voorkomen dat je op je eigen manier contact probeert te maken en het niet lukt, dan ben je niet meteen uit het veld geslagen wanneer er een grapje of een straatspel op volgt. Je zult hierop dan vanuit jezelf reageren en je volgende stap vanuit zekerheid bepalen. Je krijgt de jeugdgroep dan sneller onder controle en de straatspelletjes zijn hierdoor bij jou minder interessant en worden steeds minder gespeeld.
17
Het is dus erg belangrijk dat je op de hoogte bent van de straatscan en dat je hiermee rekening houdt als je op een jeugdgroep afgaat.
De straatspelletjes Straatspelletjes zijn de, vanuit de straatscan gevormde, contactmomenten waarbinnen de jeugd de regie voert. Het straatspel is erop gericht om je uit balans te brengen of omdat het leuk is. De jongeren kunnen verschillende redenen hebben om straatspelletjes te spelen: - entertainment van de straat - uitproberen wat de grenzen zijn - de straatscan bevestigen - status binnen de groep verkrijgen Het straatspel valt vaak samen met de straatscan. Mocht de scan uitwijzen dat je bang bent, dan is het leuk om hiermee te spelen. De jongere zal dan dicht bij je gaan staan, plotseling een beweging maken of dreigend schreeuwen. De houding die je op dat moment uitstraalt en je reactie daarbij kan leuk zijn voor de jongeren. Dan is het straatspel gespeeld en het entertainment behaald. Je zult zien dat een jeugdgroep altijd precies de woorden weet te vinden die je raken. Die volgen uit de straatscan en het bijbehorende straatspel zal dit bevestigen. Een valkuil voor de professional hierbij is de emotie die erbij komt vanuit de straatspelletjes. Hierdoor gaat een professional vaak nog meer ‘uitstralen’ of hij gaat vanuit deze emotie handelen. Allemaal cadeautjes voor de jeugdgroep en veel entertainment, waar door de jongeren nog lang om gelachen kan worden. Straatspelletjes kunnen ontstaan uit verveling en zijn het entertainment van de straat.
De Lindelaan-groep hangt weer op hun vertrouwde plek. Er wordt wat over het weekend gesproken en de dingen die gedaan zijn. Na één uur is dit over het
18
algemeen geen gespreksstof meer, want de meesten kwamen de horeca toch niet in. Iemand uit de groep heeft de nieuwste mobiele telefoon en de mooiste ringtones. Dit is het volgende onderwerp van gesprek. Na weer één uur is dit onderwerp wel besproken en staat de hele groep weer te hangen. Gelukkig komt daar in de verte het grootste entertainmentbedrijf van Nederland aan: een heel opvallende auto met daarop de tekst ‘politie’. Dit entertainmentbedrijf is in alle wijken van Nederland aanwezig. De wagen heeft meteen de aandacht van de Lindelaan-groep. De politieauto gaat iets verderop stilstaan omdat ze daar een melding hebben. De groep kijkt naar de politieauto en naar de agenten die zijn uitgestapt. De groep beweegt zich in de richting van de politieauto, want de nieuwsgierigheid dwingt hen hiertoe en er is verder toch niks te doen. De groep staat nu op een afstandje stil te kijken. Ze herkennen de agenten. Ze weten niet hun naam, maar ze kennen wel hun straatnaam met daarachter hun straatimago. De jongeren herkennen de agenten als: ‘die brede’ en ‘die rooie’. Ze weten ook vanuit het straatimago dat je met ‘de rooie’ leuke straatspelletjes kunt spelen: altijd als je tegen ‘de rooie’ iets roept, reageert hij. Ook weet de groep dat hij boos wordt als je hem bij zijn straatnaam noemt (in dit geval dus ‘de rooie’). Dit in combinatie met een rode kleur die hij dan krijgt, zodat je hem dan lekker op stang kan jagen. Dit wordt bij de jongeren vaak besproken en het is algemeen bekend bij de groep. ‘De brede’ rijdt normaal op de motor en de jongeren vinden hem ‘strak’, ofwel ze mogen ‘de brede’, en die laten ze dus met rust. Dit is ook omdat ze weten dat ‘de brede’ niet snel in de spelletjes trapt. Er is bij ‘de brede’ dus niet veel straatentertainment, en dus ook geen status te behalen voor de jeugdgroep. Ze weten ook dat wanneer je door ‘de brede’ gepakt wordt, hij je stevig vast heeft en dat je niet loskomt. Deze straatimago’s worden onbewust meegenomen in de samenstelling van het straatspel. Het kan ook dat ervoor wordt gekozen een straatspel niet in te zetten. Aangezien de Lindelaan-groep zich verveelt, is het kijken naar de agenten een leuk tijdverdrijf. Maar na een paar minuten is dit ook niet echt leuk meer, want ze krijgen totaal geen aandacht van de agenten. Deze agenten, ‘de rooie’ en ‘de brede’, zijn bezig met een andere melding en geven de groep geen onnodige aandacht. Zoals gezegd, weet iedereen uit de groep dat het leuk is als je iets
19
tegen ‘de rooie’ zegt. De groep is echter nog niet met deze agenten bezig, maar met de reacties die ‘de rooie’ altijd gaf in het verleden. Eén groepslid onder aan in de rangorde van de jeugdgroep wil wel wat positieve aandacht van de groep en waagt een kansje. Zonder dat de agenten het zien, roept hij met vervormde stem: ‘Kijk, die rooie.’ De groep lacht zo hard dat ‘de rooie’ het wel gehoord moet hebben. Het straatimago blijkt te kloppen en de agent met de straatnaam ‘de rooie’ reageert op het straatspel, mede omdat hij zich geneert voor de groep, die hard lacht. Deze reactie is wat de jeugdgroep nog harder aan het lachen maakt en hierdoor voelt de onderste in de rang zich gewaardeerd door de groep. De agent – ‘de rooie’ – reageert en roept: ‘Wie zei dat? Moet je het in mijn gezicht zeggen als je durft.’ Vanuit het referentiekader van de professional een begrijpelijke en logische reactie. Tegelijkertijd trapt de agent zo feitelijk in het bedoelde straatspel, want hij reageert vanuit emotie en frustratie. En dit gebeurt altijd wanneer hij in deze wijk werkt, en hij snapt niet waarom. Het was echter de bedoeling van dit straatspel dat hij zo zou reageren. Deze reactie maakt het voor de groep nog leuker en dezelfde jongen maakt nu nog een opmerking: ‘De rooie is boos en wordt nog rooier.’ Ook worden de woorden van de agent door de jeugdgroep steeds met een rare stem herhaald. Hierop volgt weer gelach vanuit de groep, want het straatspel begint te werken en gaat de tweede fase in. De agent – ‘de rooie’ – wordt boos en rent naar de groep, natuurlijk gevolgd door ‘de brede’. De jongeren uit de groep rennen al lachend alle kanten op. Niemand wordt gepakt en de agenten weten ook niet wie ze eigenlijk moeten hebben, omdat er stiekem en met vervormde stem wordt geschreeuwd. De agenten rijden hierna gefrustreerd weg en de jongeren komen iets later weer samen op hun hangplek. Dit incident is het gesprek van de dag en er wordt vaak en hard om gelachen. Na enige tijd komt degene die heeft geroepen erbij staan en hij mag ronduit zijn verhaal doen. Weer wordt er gelachen en alle onderdelen van het straatspel worden breed uitgemeten. Na verloop van tijd komen er nog wat andere leden uit de groep bij. Zij waren er eerder niet bij, maar ze willen natuurlijk wel het hele verhaal horen. Degene die heeft geroepen, mag nog eens zijn verhaal doen en weer wordt er gelachen. Dit verhaal is veel leuker dan de
20
verhalen over het weekend en de nieuwe telefoon. Dit verhaal blijft urenlang gespreksstof en soms komt het voor dat het zelfs dagen later nog besproken wordt. Iedere keer als er een politieauto langrijdt, wordt de groep herinnerd aan deze gebeurtenis. De jongere die heeft geroepen, krijgt veel positieve aandacht van de rest van de jeugdgroep. Dit is een mooie beloning voor de onderste rang in de groep. Tegelijk is dit een voorbeeld voor anderen in de groep die ook ‘status’ en aandacht willen. De volgende keer als er zich een soortgelijke situatie voordoet, zullen deze jongeren hetzelfde proberen te doen. Helemaal als ‘de rooie’ er weer bij is. Dit heeft gegarandeerd effect en de kans is klein dat er niet wordt gereageerd. Een nieuw straatspel is geboren en zal nog regelmatig gespeeld worden in de komende maanden.
Het is van belang dat je als professional op de hoogte bent van dit straatentertainment, want dan kun je er rekening mee houden. Mocht je een keer niet lekker in je vel zitten, bijvoorbeeld omdat je ruzie hebt met je partner of omdat je op dat moment de motivatie niet kunt vinden om de jeugdgroep in te gaan, dan is het verstandig dat je jouw optreden hierop afstemt. Dan kan het een verstandige beslissing zijn dit uit te stellen of dit een dagje niet te doen. Want de jeugdgroep zal dit door de straatscan doorhebben en er gebruik van maken. Voor je het weet, is je straatimago aangetast – dat kan binnen één dag – en het opbouwen van een goed straatimago gaat altijd langzamer dan het afbreken ervan.
21