Een bloeiend erf Erfbeplanting en landschapsintegratie
bloeiend erf
PROVINCIE VLAAMS-BRABANT Provincieplein 1, 3010 Leuven - dienst land- en tuinbouw 016-26 72 72 / fax 016-26 72 61
[email protected] - Monique Swinnen, gedeputeerde voor land- en tuinbouw / 016-26 70 57
[email protected]
VLM VLAAMS-BRABANT Diestsevest 25, 3000 Leuven 016-31 17 00
[email protected] REGIONALE LANDSCHAPPEN GROENE CORRIDOR Leuvensestraat 117 - 1800 Vilvoorde 02-253 43 04 /
[email protected] ZUID-HAGELAND Provincieplein 1 - 3010 Leuven 016-26 72 82 /
[email protected] DIJLELAND Naamsesteenweg 573 - 3001 Leuven 016-40 85 58 /
[email protected] NOORD-HAGELAND Gelrodeweg 2 - 3200 Aarschot 016- 63 59 54 / info@rlnh ZENNE, ZUUN EN ZONIËN Donkerstraat 21 - 1750 Gaasbeek 02- 452 60 45 /
[email protected] KVLV-AGRA Remylaan 4b, 3018 Wijgmaal-Leuven 016-24 39 62 & 63 / fax 016-24 39 09
[email protected] BOERENBOND Diestsevest 40, 3000 Leuven 016-28 60 00 / fax 016-28 60 09 www.boerenbond.be AVBS - ALGEMEEN VERBOND VAN BELGISCHE SIERTEELT EN GROENVOORZIENING Denen 157, 9080 Lochristi 09-326 72 10 / fax 09-326 72 11
[email protected] / www.avbs.be BVTL - BELGISCHE VERENIGING TUIN- EN LANDSCHAPSARCHITECTEN Leopold II-laan 53, 1080 Brussel 02-347 04 31 /
[email protected] / www.bvtl.be TUINAANNEMERS BRABANT/LIMBURG Annemie Wuyts (0498-82 84 96) BFG: Stefan Leys BELGISCHE FEDERATIE GROENVOORZIENERS Zuidstationstraat 2, 9000 Gent 09-224 03 11 / fax 09-224 03 18
[email protected]
www.vlaamsbrabant.be/landbouw
ERASMUSHOGESCHOOL BRUSSEL Bacheloropleiding Landschapsarchitectuur en Tuinarchitectuur Laarbeeklaan 121, 1090 Jette 0479-77 41 92
inhoud 2 3
___ Een bloeiend erf ___ Kroon op het werk
VISIES OP ERFBEPLANTING EN LANDSCHAPSINTEGRATIE 5 ___ Landbouwer en landschapsbouwer 6 ___ De architectuur van het landschap 8 ___ Landschap in beweging ENKELE VOORBEELDEN VAN LANDSCHAPSBOUWERS 11 ___ In Bertem 13 ___ In Meensel-Kiezegem 15 ___ In Tollembeek PLANTEN, BOMEN EN STRUIKEN 18 ___ Boerenbloemenhof 19 ___ Bloemenakker of bloemenweide 20 ___ Klimmen en dalen 21 ___ Hoogstamboomgaarden 23 ___ Bomen en bomenrijen 25 ___ Knotbomen 26 ___ Houtkanten 29 ___ Hagen en heggen NATUUR OP EN ROND HET ERF 31 ___ Streekeigen soorten 32 ___ Kriebelbeesten 33 ___ Bacterievuur
Zorgen voor het landschap Hier en daar ziet u ze nog in het Vlaams-Brabantse landschap: imposante vierkantshoeven, monumentaal erfgoed en trotse getuigen van vele eeuwen noeste landbouwbedrijvigheid. In die voorbije eeuwen en vooral de laatste decennia is de landbouw in VlaamsBrabant drastisch veranderd. Boeren werken nog altijd hard, maar landbouw heeft nu bedrijfsgebouwen nodig die er helemaal anders uitzien. Ook het landschap is sterk veranderd. Mensen kunnen een landschap op een heel verschillende manier ervaren of waarderen. Dat hangt af van hun achtergrond, kennis of plaats in die (leef)omgeving. Wie bijvoorbeeld als land- of tuinbouwer zijn boterham op het land verdient, wil vooral aangepaste en functionele bedrijfsgebouwen. En dat kan inderdaad soms botsen met wie het platteland alleen als een restant uit een ver verleden wil bewaren. Een aantrekkelijk erf en een mooi in het landschap geïntegreerd bedrijf zijn in de eerste plaats een aangename plek voor wie zelf op die boerderij woont, werkt en leeft. Maar ook voor de groeiende groep wandelaars en fietsers is het een beleving om mooie – oude én moderne - boerenerven te ontdekken. Steeds meer landbouwers werken aan verbreding van de activiteiten, denk maar aan hoevetoerisme, hoeveverkoop of zorgboerderijen. Voor wie veel gasten of klanten over de vloer krijgt is een aantrekkelijke boerderij zeker ook een visitekaartje en een economische troef. De provincie Vlaams-Brabant wil land- en tuinbouwers ondersteunen en helpen om te werken aan een aantrekkelijk en mooi in het landschap passend bedrijf. Deze brochure wil een steentje bijdragen aan die boeiende uitdaging. Ik hoop dat deze publicatie heel wat inspiratie oplevert voor ‘een bloeiend erf’.
Monique Swinnen gedeputeerde land- en tuinbouw
1
Een bloeiend erf
bloeiend erf 2
Laat ons van in het begin duidelijk maken dat het in deze publicatie niet alleen gaat over bloeiende planten of bloemen. Met ‘een bloeiend erf’ bedoelen we meer dan bloemen en planten ter verfraaiing van de hoeve. We willen in deze uitgave graag een stukje breder kijken. Het gaat niet alleen over een aantrekkelijk erf of een mooie huiskavel maar ook en vooral over de integratie van oude en nieuwe hoevegebouwen in het landschap. Vroeger had een boerderij heel vaak zelf een ‘groene gordel’ rond de hoevegebouwen: een boomgaard, moes- of kruidentuin, boerenbloemenhof, een poel met enkele grote schaduwrijke bomen. Meidoornhagen deden dienst als veekering, heggen als windscherm, houtkanten en knotbomen leverden gerief- en brandhout. Al die zogenaamde ‘kleine landschapselementen’ hadden een nuttige functie op het landbouwbedrijf. Ze vormden eeuwenlang een onlosmakelijk en aantrekkelijk deel van het boerenlandschap. Door de mechanisering en de schaalvergroting van de landbouw werden die landschapselementen vooral in de periode na de Tweede Wereldoorlog economisch
overbodig. Ze zijn dan ook op vele plaatsen verdwenen. Kleine boerderijen in dorpskernen die wilden uitbreiden moesten uitwijken naar de open ruimte aan de rand van het dorp. Prioritair waren en zijn nog altijd een comfortabele woning met betere stallen en ruime schuren. Bij de bouw was er niet altijd (onmiddellijk) aandacht voor inkleding of integratie in het landschap. Toch wordt dit steeds belangrijker. Boerderijen vormen geen geïsoleerde eilandjes. In onze dichtbevolkte en sterk verstedelijkte provincie hebben boeren ook buren. En een goede relatie met de buren is belangrijk. Verder is een goed imago voor de land- en tuinbouwsector van cruciaal belang. Ten slotte verplichten steeds meer gemeentebesturen bij het verlenen van een bouwvergunning voor (ver) nieuwbouw de aanleg van groenschermen. Erfbeplanting en landschappelijke inkleding zijn belangrijke hulpmiddelen om te zorgen voor een goede relatie met buren en burgers. Op die manier bevorderen we ook de verbondenheid van boeren en boerderijen met hun leefomgeving en het landschap.
De kroon op het werk 3 Eén van de initiatieven die de provincie Vlaams-Brabant nam om de aandacht voor erfbeplanting en landschapsintegratie te bevorderen was de wedstrijd ‘Een bloeiend erf’ die we in 2009 organiseerden. Via deze wedstrijd hebben we verschillende bedrijven gesteund om nog verder te werken aan landschapszorg rond hun bedrijf: We stellen er trouwens enkele voor in deze brochure. Bij het stimuleren van erfbeplanting en landschapsintegratie hangt het resultaat natuurlijk vooral af van de interesse, creativiteit, betrokkenheid en inzet van mensen die er iets moois van willen maken. Dat zijn in eerste instantie de boer en de boerin zelf, maar die kunnen ook de hulp krijgen van tuin- of landschapsarchitect, tuinaannemer of landschapsanimator.
We laten enkele mensen aan het woord die hulp en ondersteuning kunnen bieden en die vanuit hun ervaring een eigen visie naar voren brengen. In deze bescheiden publicatie kunnen we niet alle mogelijke aspecten en elementen van erfbeplanting en landschapsintegratie aan bod laten komen. We focussen op de hoofdelementen van erfbeplanting en landschapsintegratie: planten, bomen en struiken. We zetten alleen de belangrijkste soorten in de schijnwerpers. We leggen daarbij ook de nadruk op het gebruik van de soorten die het best zijn aangepast aan de natuurlijke groeiomstandigheden van onze eigen regio.
Landbouwer en landschapsbouwer
erfbeplanting en Johan Van Lathem werkt al ruim 15 jaar als landbouwer op het Hof ter Bruggen in Vollezele (een deelgemeente van Galmaarden, in de zuidwesthoek van de provincie Vlaams-Brabant). Hij deed dat eerst samen met zijn ouders, maar ondertussen werkt hij al geruime tijd zelfstandig. Het Hof ter Bruggen is al lang en stevig verankerd in het golvend landschap van het Pajottenland: op deze hoeve wordt al geboerd van in het midden van de negentiende eeuw. Het is een nog vrij klassiek gemengd bedrijf van 60 hectare met suikerbiet, wintertarwe, snij- en korrelmaïs. Het bedrijf telt ook 50 stuks melkvee, circa 20.000 braadkippen en 180 vleesvarkens. Bij de bouw van een nieuwe pluimveestal, ongeveer 10 jaar geleden, zorgde Johan voor de integratie van de nieuwe stal in het landschap.
Ik ben zeker geen uitzondering: ook verschillende collega’s landbouwers werken mee aan hoeveverfraaiing, erfbeplanting en landschapszorg. Voor mij persoonlijk hoort dat bij onze beroepsfierheid. Je mag trots zijn op je werk, maar dan moet je dat ook laten zien. Natuurlijk moet je ook altijd kijken naar heel praktische dingen: bij een pluimveestal is een goede verluchting bijvoorbeeld erg belangrijk: daar moet je bij de beplanting rekening mee houden.
Visies op erfbeplanting en landschapsintegratie 4
Landbouwer en landschapsbouwer De architectuur van het landschap Landschap in beweging
voor de aanplantingen werd terugbetaald. In het begin kregen we ook hulp van het Regionaal Landschap Zenne, Zuun & Zoniën bij het onderhoud van de aanplantingen. We hebben trouwens ook samen met het regionaal landschap twee veedrinkpoelen aangelegd. In de tijd dat er regelmatig schoolklassen op bezoek kwamen was dat een leuke attractie. Voor de aanplantingen maakten we een keuze uit streekeigen soorten. We legden een houtkant en twee hagen aan en er werden fruitbomen geplant. We zorgden voor een kleine dreef langs de oprit naar de boerderij. Ik heb een beheerovereenkomst met de Vlaamse Landmaatschappij voor het onderhoud van een houtkant en werk ook met niet-kerende grondbewerking op erosiegevoelige graanakkers. Ik vind het belangrijk dat wij hieraan meewerken: onze historische hoeve ligt kort bij de dorpskern. Het is bij de relatie met het dorp beter om een mooi verzorgd, ‘groen’ erf te hebben. Onze hoeve is ook zichtbaar van alle kanten en er loopt een wandelweg langs: niet alleen de ‘voorkant’ moet in orde zijn.
Johan Van Lathem: “Bij de vergunningverlening moesten we een groenscherm aanleggen, maar we deden veel meer dan wat echt ‘verplicht’ was. We kregen daarbij ook goede raad van de overheid en een beperkt deel (minder dan 20 %) van de investeringen
Tegelijk wil je op het eigen erf ook letterlijk wat ruimte om te ontspannen. We hebben bijvoorbeeld een eigen groentetuin en een siertuin. Soms zijn bezoekers wat verwonderd dat niet de hele oppervlakte ‘professioneel’ gebruikt wordt. Maar mag een boer ook niet wat groene ruimte op zijn eigen erf hebben? We werken hier niet alleen, maar we wonen hier ook. Het is trouwens zo ook veel aangenamer om te werken. Ik denk dat het in de nabije toekomst steeds belangrijker wordt dat je zorgt dat nieuwe bedrijfsgebouwen mooi aansluiten bij het landschap. We moeten voldoen aan een aantal regels in verband met ruimtelijke ordening. Het zal waarschijnlijk gemakkelijker zijn om een vergunning voor bijvoorbeeld een nieuwe stal te krijgen als je aandacht hebt voor een goede oriëntatie, aangepaste architectuur en inpassing in de omgeving.
5
In een bredere context vind ik bijvoorbeeld de ‘ruilverkaveling nieuwe stijl’ een goede zaak. Een landbouwer heeft behoefte aan grotere, gegroepeerde kavels. Als een bedrijf heel sterk versnipperd is, verlies je veel tijd en energie om van hot naar haar te rijden. Maar dat betekent niet dat – zoals bij de oude ruilverkavelingen – het hele landschap op de schop genomen moet worden. Hier in het heuvelachtig Pajottenland bots je trouwens ook op ‘natuurlijke grenzen’. De inrichting van dit landschap moet niet alleen voor de boer gebeuren. Een dergelijk type van ruilverkaveling zal ongetwijfeld op een veel bredere steun kunnen rekenen.”
De architectuur van het landschap
niet meer tussen boeren alleen. Integendeel, door onze dichte bebouwing grenzen landbouwbedrijven vaak aan dorpskernen en woonlinten. Inzet voor landschapszorg zal zeker helpen bij een betere acceptatie van landbouwactiviteiten door buren en plattelandsbewoners. Bij die landschapsintegratie valt het mij op dat dit nog te vaak beperkt blijft tot het eigen erf waar een ‘mooie tuin’ wordt aangelegd. In die benadering verschilt die boer natuurlijk niet veel van de instelling van veel andere burgers die graag een ‘nette en propere’ tuin hebben. Maar landschapsintegratie betekent veel meer dan een mooi erf. De bredere omgeving van de boerderij zou beter moeten ‘aansluiten’ bij het landschap. Er is de verantwoordelijkheid van het individu ten opzichte van zijn of haar omgeving, van de mensen waar hij of zij mee samenleeft. Maar er is ook een verantwoordelijkheid van die samenleving ten opzichte van het individu. Dat betekent in ons geval het voorzien van hulp en ondersteuning bij landschapszorg. Het gevoelig maken voor een keuze van plantensoorten en beplanting die aansluiten bij de omgeving en er ‘van nature’ ook thuishoren. Dat is trouwens een belangrijke opdracht bij de vorming en het werk van tuin- en landschapsarchitecten.
landschapsintegratie Pol Ghekiere is opleidingshoofd tuin- en landschapsarchitectuur in de Erasmus Hogeschool in Brussel. Hij was één van de juryleden bij de wedstrijd ‘Een bloeiend erf’.
6
Pol Ghekiere: “ Het landbouwgebied is niet langer een landschap dat alleen gebruikt wordt door landbouwers. Dan gaat het niet alleen over recreatieve activiteiten als wandelen en fietsen, maar ook over ‘hergebruik’ van voormalige boerderijen, onder andere voor de paardenfokkerij. Voor een boer is het platteland vanzelfsprekend een ‘werklandschap’. Wie hier komt wonen of zich ontspannen, moet dat ook beseffen. Maar aan de andere kant is er in deze dichtbevolkte en sterk verstedelijkte regio steeds meer sprake van een noodzakelijke verweving van activiteiten. Dat geldt niet alleen voor het landbouwgebied. Waarom zou er ook in een bedrijvenzone bijvoorbeeld geen sprake kunnen zijn van landschapszorg, infiltratie van neerslag of fietsroutes die een industrieterrein doorkruisen?
We dragen allemaal onze eigen verantwoordelijkheid bij de zorg voor het landschap. Dat geldt voor een burger die een hoeve restaureert of een nieuwe woning op het platteland bouwt. Een landbouwbedrijf valt zeker in de open ruimte visueel veel sterker op. Als je een boerderij met nieuwe bedrijfsgebouwen hebt in een kleine wooncluster dan kan je dat geheel bijvoorbeeld met een nieuwe hoogstamboomgaard laten ‘versmelten’. De zorg voor oude rassen van hoogstamfruitbomen sluit aan bij eeuwenoude tradities van fruitkweek. Ik ben ervan overtuigd dat de inzet door boeren voor landschapszorg ook positief is voor hun imago en zorgt voor een betere relatie met buren en omgeving. Boeren leven
provincie Limburg en ook (vanaf 2010) in Vlaams-Brabant. De ondersteuning van regionale landschappen en van de Vlaamse Landmaatschappij is evenzeer erg belangrijk. En dat bedoel ik bij deze laatste niet alleen in ruilverkavelingsprojecten. Daarbij is het ook van belang om op langere termijn te denken en te kiezen voor een ‘sterk’ beeld. We moeten nadenken over het resultaat binnen 20 of 30 jaar, we moeten durven kiezen voor een duurzame aanpak. Het is van belang respect te hebben voor eeuwenoude, typische, traditionele landschappen, voor een netwerk van ‘kleine landschapselementen’. Maar tegelijk zal het landschap de volgende jaren ook nog verder gaan veranderen, bijvoorbeeld door de nieuwe rol die landbouwers kunnen of zullen gaan spelen. Denk onder andere aan de opwekking van energie met windturbines of zonnecellen. Of denk aan de rol bij waterbeheer en -opvang of erosiebestrijding. Ook hier zijn er tal van nieuwe noden en mogelijkheden om deze ontwikkelingen op het platteland te begeleiden met landschapszorg. Er is zeker nog veel werk aan de winkel.”
Ik denk dat de overheid zelf een belangrijke rol moet spelen bij die ondersteuning. Denk bijvoorbeeld aan de hulp door een landschapsarchitect bij het tekenen van plannen voor de integratie van landbouwbedrijven in het landschap. Dat gebeurt al vele jaren in de
7
Landschapsatlas De Landschapsatlas is de inventaris van de relicten van de traditionele landschappen. Het is een gebiedsdekkende, wetenschappelijk onderbouwde inventaris van het Vlaamse landschap aan het begin van de 21ste eeuw. De nadruk ligt op de inventarisatie van de landschapskenmerken van bovenlokaal belang met erfgoedwaarde. In de Landschapsatlas zijn relictzones en ankerplaatsen
Regionale landschappen
aangeduid.
Een regionaal landschap is een samenwerkingsverband tussen de Vlaamse overheid, het provinciebestuur, de betrok-
Landschap in beweging
ken gemeenten en verenigingen of organisaties die actief
Relictzones werden afgebakend waar waardevolle landschapselementen voorkomen in een relatief gave, herkenbare onderlinge samenhang. Het zijn gebieden met een grote
landschap in beweging zijn rond natuur en landschap, recreatie en toerisme, landbouw en jacht ...
In Vlaams-Brabant zijn er ondertussen vijf regionale land-
schappen operationeel, die samen bijna de hele oppervlakte van Vlaams-Brabant beslaan.
Erwin Dunon is landschapsanimator voor het Regionaal Landschap Noord-Hageland en was ook één van de juryleden bij de provinciale wedstrijd ‘Een bloeiend erf’. Maar wat doet zo’n landschapsanimator nu eigenlijk?
8
Erwin Dunon: “ Met ‘animatie’ bedoelen we in feite ‘de zaken in beweging zetten’. We willen mensen in beweging krijgen om zorg te dragen voor het landschap. We nemen zelf initiatief of gaan in op vragen van diverse partners. We werken samen met particulieren (en dat kunnen dus ook landbouwers zijn) en met gemeentebesturen. De locaties waar ik als landschapsanimator werk zijn gebonden aan de relictzones en de ankerplaatsen van de Landschapsatlas omdat mijn werking wordt gefinancierd door R-O Vlaanderen, Onroerend Erfgoed. Dat is de Vlaamse overheidsdienst die zich onder andere bekommerd om landschapszorg. We werken aan herstel, beheer en onderhoud van bijvoorbeeld hoogstamboomgaarden, hagen, houtkanten, kasteelparken of klein historisch erfgoed zoals kapellen of ijskelders.
Om de werken uit te voeren doen we een beroep op landschapsteams. Dat zijn arbeidersteams van sociale economie bedrijven of reguliere aannemers. Een van mijn collega’s is een bedrijfsplanner, die voor de Vlaamse Landmaatschappij werkt. Die spitst zich toe op het sluiten van beheerovereenkomsten met landbouwers. Ik kan naast die beheerovereenkomsten ook samen met een landbouwer projecten realiseren. Een concreet voorbeeld is de aanleg van een nieuwe boomgaard met 130 hoogstamfruitbomen en de aanplanting van 2 kilometer haag. We kijken dan samen hoe we dat kunnen aanpakken en welke typische streekeigen variëteiten we best gebruiken. Onze opdracht is niet louter om visueel te werken, maar ook om bijvoorbeeld die oude fruitvariëteiten te bewaren. Onze taak heeft ook een belangrijke ecologische functie: vele landschapselementen zijn essentieel voor het overleven van talrijke soorten, zowel vogels, zoogdieren als insecten. De laatste jaren hebben we vele kilometers hagen en houtkanten en honderden hoogstamfruitbomen kunnen aanplanten. We zorgden voor aanleg en herstel van tientallen poelen. Vooral sinds de start van de beheerovereenkomsten merken we ook veel meer belangstelling van landbouwers voor landschapszorg.”
De taak van een regionaal landschap ligt vooral bij de zorg voor allerlei ‘kleine landschapselementen’ (poelen, hagen,
houtkanten, holle wegen, hoogstamboomgaarden ...) en streekeigen soorten.
Het is ook de bedoeling om de ontdekking en verkenning van het landschap te stimuleren met allerlei initiatieven (hulp bij het ontwikkelen van wandel- en fietsroutes, organisatie van evenementen, cursussen, publicaties ...). In
dichtheid aan punt- en lijnrelicten, zichten en ankerplaatsen en zones waarin de samenhang tussen de waardevolle landschapselementen belangrijk is voor de hele landschappelijke waardering.
Ankerplaatsen zijn de landschappelijk meest waardevolle gebieden van Vlaanderen. In deze gebieden is de samenhang
van de erfgoedwaarden het grootst. Ze zijn uitzonderlijk gaaf gebleven, zeer herkenbaar voor een bepaalde tijdsperiode of ze zijn uniek op Vlaams niveau. Hun waarde kan ook liggen
in een combinatie van gaafheid, herkenbaarheid en uniciteit.
www.vioe.be geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/landschapsatlas
9
elk regionaal landschap werken een landschapsanimator en een bedrijfsplanner.
Regionaal Landschap Dijleland Regionaal Landschap Noord-Hageland Regionaal Landschap Zuid-Hageland Regionaal landschap Groene Corridor
Regionaal Landschap Zenne, Zuun en Zoniën
Regionale landschappen Regionaal Landschap Dijleland Regionaal Landschap Groene Corridor
In Bertem Met een hoge haag “tussen de tuin en de loodsen
Voorbeelden van landschapsbouwers 10
in Bertem in Meensel-Kiezegem In Tollembeek
proberen we privé en werk wat te scheiden.
“
Bertem Natuur ligt aan de noordelijke dorpsrand van Bertem en is ongetwijfeld een ongewone naam voor een misschien ook wat ongewoon landbouwbedrijf. Wie hier voor het eerst het erf oprijdt ziet zeker geen ‘doorsnee’ boerderij. Links ligt de moderne, aantrekkelijke woning van Willy Ronsmans en Linda Putseys. Rechts zie je de in dezelfde stijl opgetrokken gastenkamers die aanleunen tegen de loodsen en opslagplaatsen. Van het erf heb je een uitzicht op de hellingen van het Vlaams-Brabants leemplateau, in de richting van Bertembos. Ook het natuurgebied Koeheide grenst aan de percelen van dit landbouwbedrijf. Linda Putseys: “ De voorbije jaren hebben we hier heel wat afgebroken en gebouwd. De oude stallen en schuren van het bedrijf van mijn ouders hebben we helemaal opgeruimd en we hebben hier dan zelf een nieuwe woning met achterin de bedrijfsgebouwen gezet. De bouw van de nieuwe gastenkamers waren het (voorlopig?) laatste project. Ik heb graag een verzorgde en aangename tuin, zowel voor als achter onze woning. We hebben ervoor gezorgd dat alles mooi afgeschermd is van de buren.
11
Een hoge haag zorgt ook voor een afscheiding tussen de tuin en het bedrijfsgedeelte. Zo kan je zelf ook eens rustig in de tuin zitten zonder zicht op de loodsen. Zo probeer ik privé en werk wat te scheiden. Ik hou van kleur en van bloemen. Ook voor de gasten die hier voor Bed & Breakfast op bezoek zijn, is een gezellige zithoek mooi meegenomen. Ik heb zeker nog een heleboel plannen, onder andere om tuin en terras verder in te richten.”
Verder heb ik beheerovereenkomsten met de Vlaamse Landmaatschappij voor circa 5 hectare akkerranden. Ik gebruik ook grazige erosiestroken en er komen nog meer maatregelen om erosie in te dijken. Ik ben steeds bereid om mee te werken aan nieuwe initiatieven voor natuur- en landschapszorg.”
Willy Ronsmans: “ De zorg voor het landschap gaat bij ons ook verder dan het eigen erf. In samenwerking met het Regionaal Landschap Dijleland legde ik een nieuwe hoogstamboomgaard aan. Ik werk samen met het regionaal landschap bij het hakhoutbeheer van een berm met sleedoorn.
Bertem Natuur - Landbouwbedrijf met gastenkamers Willy Ronsmans en Linda Putseys - Oude Baan 19, 3060 Bertem 016-49 06 80 / 0478-52 41 13 - www.bertemnatuur.be Oppervlakte bedrijf: 100 ha Overwegend teelt van aardappelen, maar ook vollegrondswitloof, mais, tarwe, gerst, chicorei, suikerbiet en (in beperkte mate) rundvee.
In Meensel-Kiezegem
Hoeveverkoop van aardappelen en witloof, hooi en stro., Picknick een hoeve, Boeren met klasse
Een goed plan is erg “belangrijk om verkeerde
keuzes te vermijden en later niet opnieuw te moeten beginnen
“
12
Het milieuvriendelijk fruit- en sorteerbedrijf Vanhellemont ligt wat verscholen in de plooien van het landschap, tussen de golvende rijen appelen en peren op de Hagelandse heuvelhellingen. Mario Vanhellemont zorgt vooral voor de fruitproductie, Gert coördineert de werking van het sorteercentrum en moeder en vader Jeannine en André bekommeren zich om de ontwikkeling en commercialisering van een brede waaier producten, de hoeverkoop en de zorgboerderij. We vroegen aan zoon Mario wat erfbeplanting en landschapsintegratie voor dit bedrijf betekenen. Mario: “In een eerste fase lieten we al jaren geleden een plannetje tekenen voor erfbeplanting langs de ouderlijke woning. Het was vroeger een kale bedoening met alleen asfalt en beton. We wilden een gezellig, afgeschermd privéhoekje aan de veranda en een groen scherm voor onze kleine parking. We realiseerden een ‘vogelbosje’ langs die parkeerplaats, met onder andere rode kornoelje, hazelaar en klimop. De hoofdlijnen voor de erfbeplanting werden gevormd door leilinden, enkele lijsterbessen en catalpa’s en een beukenhaag. Wilde wingerd, klimop en klimhortensia slingeren zich nu omhoog langs een opslagruimte.
13
Vanhellemont - Milieuvriendelijk fruitteeltbedrijf en sorteercentrum Familiale uitbating - André en Jeannine Vanhellemont, zonen Mario en Gert Heibosstraat 17, 3391 Meensel-Kiezegem (deelgemeente van Tielt-Winge) 016-63 32 35 - www.fruitvanhellemont.be Sinds 1969, gestart op 60 are, nu totale oppervlakte van 40 hectare 20 hectare appel: voornamelijk Jonagold en Jonagored maar ook Braeburn, Golden, Belgica, Pinova. 20 hectare peer: vooral Conférence, Durondeau en Doyenné, maar ook de stoofpeer Lucas en de nieuwe Sweet Sensation. Productie volgt (strenge) voorschriften van ‘geïntegreerde - of beter milieuvriendelijke - teelt’. Dat wil onder andere zeggen doordacht gebruik van bestrijdingsmiddelen, maximale inzet van natuurlijke plaagbestrijders. Aanwezigheid van bloemrijke (onbespoten) grasstroken tussen de fruitaanplantingen. Brede waaier van eigen producten: Jonagoldlikeur en -jenever, perenadvocaat, -jenever en -likeur, Hagelandkoffie, diverse fruitsappen (van eigen fruitproductie, maar ook coproducties met partners, onder andere speciale fruitsapjes voor scholen), honing ... Sorteercentrum voor eigen productie en voor collega’s fruittelers, bedrijfs-
In een tweede fase wilden we na de bouw van onze eigen woning ook verder gaan met de beplanting. Een neef van mij is tuinarchitect; hij tekende een plan dat we ook de volgende jaren stap voor stap gaan uitvoeren. We gebruikten onder andere leiplatanen, sierperen, hagen met beuk en haagbeuk, lage taxushaagjes en we legden een pergola met moerbei aan. Ik vind een goed doordacht plan echt belangrijk om te weten waar, hoe en wat aan te planten. Dan moet je achteraf niet opnieuw beginnen door een verkeerde plantkeuze of een verkeerde locatie voor de aanplantingen. Ik wil in de toekomst nog verder gaan, onder andere met de aanplanting van meer hoogstambomen. Achter ons bedrijf ligt nog een perceel dat we verder willen inrichten. De bestaande opslagruimte willen we uitbreiden. Ik wil dat die dan ook mooi afgeschermd wordt met bomen, zodat bijvoorbeeld fietsers achter ons bedrijf niet aankijken tegen een ‘lelijk’ dak dat boven de fruitbomen uitsteekt. Ik wil verder ook nog graag een rietveld aanleggen voor de infiltratie van het afvloeiend hemelwater en het behandeld afvalwater. Ik wil ook graag een overdekte picknickplaats voor onze bezoekende fietsers.”
In Tollembeek
bezoeken, hoeveverkoop (met fruitautomaat), zorgboerderij, Picknick een hoeve, Boeren met Klasse.
“nietWevoordoenhethetgeld.voor de eer, “
14
Tollembeek is voor de meeste Vlamingen vooral bekend als het dorp waar Urbanus woont. Bij de fokkers van Belgisch Witblauw laat het waarschijnlijk ook een belletje rinkelen, want hier kweken vader Jacques en zoon Gunther hun ferme runderen met fokdieren die bij wedstrijden regelmatig in de prijzen vallen. Wie het met kasseien verharde erf opwandelt, merkt ook een plaatje aan de muur met de volgende mededeling: ‘Laureaat erfbeplantingswedstrijd 2000. Provinciale Landbouwkamer Vlaams-Brabant’. Hier wordt dus blijkbaar al langer aandacht besteed aan erfbeplanting. Een hoge beukenhaag schermt het erf af. Rozen bloeien op het binnenerf. In de borders langs de tuin achter het woonhuis staan onder andere rozen, hortensia’s en hibiscus. In de fraaie moestuin staan aardbeien, worteltjes en prei netjes op rijtjes geplant. Langs een weiland staat een oude meidoornhaag. Mariette Paternoster: “ Dit bedrijf heb ik van mijn moeder geërfd. Het is al meer dan 200 jaar in onze familie. Ik beloofde mijn moeder om het nooit te ver-
15
kopen. Ons woonhuis dateert van 1876, maar we renoveerden de gevel wel een aantal jaren geleden. Ik zie het als onze plicht om deze boerderij goed te verzorgen. Ik houd - zoals mijn moeder – erg veel van bomen. Achter onze schuren en stallen hebben altijd populieren gestaan.”
Landbouwbedrijf Ronsijn-Paternoster Jacques en Gunther Ronsijn en Mariette Paternoster - Begijnhofstraat 14, 1570 Tollembeek (deelgemeente van Galmaarden) - 054-58 04 86 Oppervlakte : circa 30 ha, ongeveer de helft is hooi- en weiland, de overige helft akkerbouw met vooral aardappelen, wortelen en mais.
Jacques Ronsijn: “ We hebben een bomenrij met zoete kers aangeplant en we willen die nog uitbreiden. Ik zou verder ook nog graag een oude afsluiting uit betonplaten met enkele oude aanleunende berghokken opruimen en een nieuwe dreef, afgezoomd met mooie grote bomen, aanleggen. Onze koeien lopen achter de stallingen in een uitgestrekt weiland met populieren en met een oude poel. Het is niet mijn bedoeling om uit elke vierkante meter de maximale opbrengst te halen. Ik ben van mening dat een erf ook een belangrijk erfgoed is. Een boer kan en mag ook fier zijn op zijn boerderij. Als we aan een erfbeplantingswedstrijd meedoen dan doen we dat niet voor het geld, maar voor de eer.”
Eeuwenoud landbouwbedrijf. Rundveebedrijf, gespecialiseerd in het fokken van Belgisch Witblauw rundvee voor de vleesproductie.
Planten, bomen en struiken 16
Boerenbloemenhof Bloemenakker of bloemenweide Klimmen en dalen Hoogstamboomgaarden Bomen en bomenrijen Knotbomen Houtkanten Hagen en heggen
Bollen en knollen Blauwe druifjes Muscari botryoides Boerenlelie Lilium auratum Dahlia Dahlia variabilis Krokus Crocus vernus Gewone vogelmelk Ornithogalum umbelatum Gladiool Gladiolus Keizerskroon Fritilaria imperialis Kievitsbloem Fritilaria meleagris Knolbegonia Begonia tuberhybrida Lenteklokje Leucojum vernum
Narcis Narcissus ssp. Roggelelie Lilium bulbiferum Siberische lis Iris sibirica Sneeuwklokje Galanthus nivalis Tulp Tulipa ssp. Tijgerlelie Lilium lancifolium Wilde hyacint Hyacinthiodes non-scriptus Winterakoniet Eranthis hyemalis
Boerenbloemenhof
18
In de literatuur is niet veel te vinden over de inrichting van klassieke boerenerven in Vlaanderen of VlaamsBrabant. Ook over de bloemen die hier vroeger gebruikt werden is de literatuur beperkt. Dat komt waarschijnlijk omdat de inrichting van een boerenerf niet erg formeel of met een gedetailleerd uitgewerkt plan gebeurde, maar meer op het gevoel en op basis van generaties lang overgedragen kennis en gewoonten. De inrichting van de boererven was vrij functioneel. In ieder geval kwam er zo goed als altijd een moestuin met groenten en kruiden en een siertuin voor. Er konden ook bloemen (zoals afrikaantjes, goudsbloem, dahlia en siererwt) tussen de rijen groenten staan, onder andere als biologische bestrijding voor mogelijke plagen. Een moestuin werd vaak afgeboord met een losse haag van aalbes, zwarte bes en kruisbes. Structuur in de tuin werd aangebracht met lage, gesnoeide haagjes, bijvoorbeeld uit taxus, buxus (of in het Nederlands palmboompje, de twijgjes werden ook gebruikt met Palmzondag) of liguster.
bloemen De keuze voor bloemen en planten werd mee bepaald door soorten met een uitbundige bloei en/of met een lekkere geur en die als snijbloem of bij processies gebruikt konden worden. Zo ontbrak zelden de in mei bloeiende en heerlijk geurende gewone sering met witte, lichtpaarse of lilablauwe bloemtuilen. Stevige, opvallende of kleurrijke struiken fleurden het erf op. Denk aan boerenjasmijn, fuchsia, Gelderse roos, kardinaalsmuts, hortensia, krentenboompje, kornoelje en oude rozencultivars. Verder werden bollen en knollen, vaste planten en een- en tweejarige planten gebruikt. We geven een greep uit de lijst van bruikbare planten.
Een- en tweejarigen Afrikaantjes Tagetes Balsemien Impatiens balsamina Begonia Begonia semperflorens Goudsbloem Calendula officinalis Judaspenning Lunaria annua Juffertje-in-het-groen Nigella damascena Korenbloem Centaurea cyana
Leeuwenbekje Antirrhinum majus Muurbloem Cheiranthus cherii Pekbloem Silene armeria Petunia Petunia ssp. Pronkerwt Lathyrus odoratus Reseda Reseda odorata Ridderspoor Delphinium orientalis
Scheefkelk Iberis sempervirens Siertabak Nicotiana alata Stokroos Althea ficifolia Strobloem Catananche caerula Vergeet-mij-nietje Myosotis ssp. Vaste planten Akelei Aquilegia vulgaris Bergamotplant Monarda ssp. Bergcentaurie Centaurea montana Daglelie Hemarocalis ssp. Damastbloem Hesperis matronalis Duizendschoon Dianthus barbatus Eendagsbloem Tradescantia Gebroken hartjes Dicentra spectabilis Gevlekt longkruid Pulmonaria officinalis Guldenroede Solidago virgaurea Hemelsleutel Sedum telephium Herfstaster Aster dumosus Huislook Sedum sempervirens Jacobsladder polemonium caeruleum Kluwenklokje Campanula glomerata Lampionplant Physalis alkekengi Lelietje-van-dalen Convallaria majalis
Vingerhoedskruid Digitalis purpurea Vlijtig liesje Impatiens walleriana Zinnia Zinnia elegans Zomeraster Callistephus chinensis Zonnebloem Helianthus annuus
Lupine Lupinus polyphyllus Maarts viooltje Viola odorata Moederkruid Tanacetum parthenium Monnikskap Aconitum napellus Pioenroos Paeonia Prachtklokje Campanula persicifolia Puntwederik Lysimachia punctata Scharnierplant Physostegia virginia Slanke sleutelbloem Primula elatior Spoorbloem Centranthus ruber Schildersverdriet Saxifraga geum Tuinanjer Dianthus ‘Aldriidge Yellow’ Tuinmargriet Chrysanthemum leucanthemum Vlambloem Phlox paniculata Zeepkruid Sapponaria officinalis
Bloemenakker of bloemenweide Op een landbouwbedrijf kunt u er ook voor kiezen om een stukje grond om te toveren in een bloemenakker of een bloemenweide. Een bloemenakker is een akker die men jaarlijks inzaait met akkerkruiden. De bloemenakker bestaat uit eenjarige soorten. Deze akker moet elk jaar worden omgewerkt. Met een bloemenakker krijgt u zeer snel een mooie kleurrijke bloemenzee. Typische soorten zijn korenbloem, gele ganzenbloem, echte kamille, verschillende soorten klaproos en kaasjeskruid ... De provincie Vlaams-Brabant verdeelt (gratis !) bloemenmengsels voor bloemenakkers. Een bloemenweide bestaat uit meerjarige planten en dit is meteen ook het grote verschil met een bloemenakker. Een bloemenweide kunt u op verschillende manieren krijgen. U kunt een graslandje bijvoorbeeld twee keer per jaar maaien, met afvoer van het hooi, zonder te bemesten. Dan wacht u op de soorten die spontaan in dit hooilandje of deze bloemenweide opduiken. Als u minder geduld hebt dan kunt u een bloemenweide inzaaien. Dat hoeft u maar een keer te doen en dan kunt u starten met het maaibeheer. In de handel zijn bloemenmengsels voor bloemenweiden (ook zonder graszaden) te koop. Bloemenakkers en -weiden trekken heel wat insecten aan: (wilde) bijen, hommels, kevers, sprinkhanen, wespen, zweefvliegen en vlinders. Een bloemenrijke akkerrand herbergt verschillende nuttige rovers die kunnen zorgen voor de natuurlijke onderdrukking van plagen in de teelten.
19
hoogte van ruim 10 meter bereiken. De plant bloeit in de zomer met onopvallende groene bloemetjes. In de herfst verkleuren de bladeren prachtig wijnrood. Het is een bladverliezende soort. De vruchtjes zijn kleine dofblauwe besjes, die onder andere door spreeuwen worden gegeten. Een andere cultivar die ook vaak aangeplant wordt is driebladige wingerd (Parthenocissus tricuspidata) uit China en Japan. In de zomer kan een dichte begroeiing met wilde wingerd zorgen voor de afkoeling van een zuidgerichte muur.
vruchtpruikjes vormen een opvallende versiering in het kale winterlandschap. In de handel is een ruim assortiment cultivars beschikbaar met kleine of grote, vaak stervormige, bloemen. Er is keuze uit diverse kleuren: wit, roze, rood, blauw of violet. De bloeiperiode loopt van mei tot september.
Klimop (Hedera helix)
KLIMMEN EN DALEN
Klimop is een altijdgroen houtgewas met leerachtige bladeren. Klimop ontwikkelt zich tot een meterslange klimplant met een ‘stam’ die zich met hechtworteltjes aan een boomstam of muur vasthoudt. De plant kan ook kruipende stengels vormen. Klimop groeit beter op een schaduwrijke plek, liefst op een matig droge tot matig vochtige, niet te voedselarme en bij voorkeur kalkrijke bodem. In de zomer legt het boomblauwtje (een dagvlinder) zijn eitjes op klimop. Klimop bloeit in de herfst en is dan een dankbare voedselbron (nectar en stuifmeel) voor bijen, wespen, zweefvliegen, vliegen, kevers en vlinders, zoals de naar het zuiden trekkende atalanta. Dichte klimopplanten vormen een schuilplaats voor onder andere winterkoning, goudhaantje, merel, huismus en spreeuw. Een als volwassen vlinder overwinterende soort als de citroenvlinder schuilt graag in het bladerdek. Klimop wordt ook gekweekt als een struikvormende cultivar, het is een dankbare bodembedekker.
klimplanten Wat doet u met een betonnen wand of grote kale bakstenen muur? Gelukkig bestaan er planten die snel zorgen voor een levende en ook kleurrijke camouflage. Er zijn planten die op eigen houtje naar boven klimmen zoals wilde wingerd en klimop. Andere slingeren zich om een steun (rek, draad, stammen of takken) en klimmen zo naar boven; voorbeelden zijn bosrank en wilde kamperfoelie.
20
Wilde wingerd (Parthenocissus) De Nederlandse naam wilde (of valse) wingerd wordt gebruikt voor twee soorten, namelijk Parthenocissus inserta en Parthenocissus quinquefolia, beide oorspronkelijk uit Noord-Amerika. De twee soorten hybridiseren ook. Parthenocissus quinquefolia heeft sterker vertakte ranken en meer gedifferentieerde hechtschijfjes aan de ranken. Wilde wingerd is een houtige liaan, die graag in de volle zon staat en snel groeit. Het is (wat bodemsoort betreft) een weinig kieskeurige soort. De plant kruipt omhoog langs muren en hekken. De plant kan een
Bosrank (Clematis vitalba) Bosrank is een forse liaan met vezelig geribde, strobruine stengels die tientallen meters lang kunnen worden. De stengels van de plant winden zich langs bomen en struiken of steunpunten omhoog. In de tuin of langs een huis of schuur is een rek voor de aanhechting nodig. Bosrank houdt van een voedselrijke, kalkrijke, vochthoudende bodem. De wilde soort bloeit in de zomer met vrij kleine roomwitte bloemen. Tegen de winter vallen de bladeren. De zilvergrijze
Wilde kamperfoelie (Lonicera periclymenum) Wilde kamperfoelie is een liaan met kruipende en windende stengels, die zich langs bomen, struiken of een steunrek omhoog slingert. Al voor het eind van de winter lopen de knoppen uit en verschijnen de blaadjes: het eerste groene teken dat de lente in aantocht is. In het begin van de zomer bloeit wilde kamperfoelie met roomwitte, vaak wat rood of paars aangelopen bloemen. In de loop van de bloei wordt de grondkleur geler. De bloemen gaan open bij het begin van de avond en verspreiden een heerlijke, zoete geur die vanaf meters afstand te ruiken is. De bloemen lokken dan ook grote nachtvlinders (diverse soorten pijlstaarten zoals windepijlstaart of ligusterpijlstaart en uiltjes). Die blijven voor de bloemen zweven en zuigen de nectar op met hun lange roltong. Ook tuinhommels en zweefvliegen profiteren van het nectaraanbod. Wilde kamperfoelie is een soort van zonnige tot matig beschaduwde groeiplaatsen met een humeuze, matig voedselarme, min of meer zure bodem. In de handel zijn diverse cultivars van wilde kamperfoelie of van de tuinkamperfoelie (Lonicera caprifolium) te koop.
HOOGSTAMBOOMGAARDEN Historie Hoogstamboomgaarden waren vele eeuwen de enige manier om fruit te kweken. Lange tijd kwamen ze alleen voor in de buurt van kloosters, abdijen en kastelen. Later kwamen er ook boomgaarden rond boerderijen. Meestal waren dit weideboomgaarden met hoogstamfruitbomen. Hier stonden vooral appelen, peren, kersen en pruimen. Het gras in de boomgaard werd beweid met kleinvee of jongvee. Om de boomgaard stond een (meidoorn)haag als veekering. Rond vele dorpen ontstond een gordel van hoogstamboomgaarden.
21
Pomologie Vooral in de negentiende eeuw kwam de ‘pomologie’ of ‘ooftkunde’, zeg maar vruchtenkunde tot grote ontwikkeling. Door steeds opnieuw te kruisen en te enten ontwikkelden fruittelers vele honderden fruitrassen, aangepast aan de plaatselijke bodem en het lokale klimaat, vaak goed bestand tegen plagen en ziekten en met specifieke kwaliteiten. Die eigenschappen van de diverse rassen varieerden in functie van het gebruik, bijvoorbeeld fruit om te stoven, om onmiddellijk op te eten, om er stroop, jam of (appel)moes van te maken, om lang te bewaren, om op te leggen ....
boomgaard
Opmars van de laagstam Kort voor de Tweede Wereldoorlog werd geëxperimenteerd met laagstamfruitbomen, die gemakkelijker te exploiteren waren. Die zijn vanaf de jaren vijftig sterk in zwang gekomen. De meeste hoogstamfruitbomen zijn dan ook gerooid, zeker toen er een ‘rooipremie’ werd ingevoerd om de hoogstammen op te ruimen. De meer productieve aanplantingen van laagstammen veroverden het terrein.
Levend erfgoed
22
De laatste jaren is er een toenemende belangstelling voor behoud en herstel van hoogstamboomgaarden, onder andere omdat vele zeldzaam geworden rassen ook een bijzondere waarde hebben als levend erfgoed met specifieke genetische eigenschappen. Daarnaast is de landschapsecologische functie van hoogstamboomgaarden voor tal van soorten planten en dieren van groot belang. De overblijvende VlaamsBrabantse hoogstamboomgaarden vormen een aantrekkelijke leefomgeving voor veel (broed)vogels, zoogdieren, insecten en (hogere) planten. Zo broeden bijvoorbeeld de zanglijster en de grauwe vliegenvanger graag in hoogstamboomgaarden. Boomholten in oudere fruitbomen zijn ideaal als broedplaats voor de steenuil. Afgevallen appels worden in de herfst gegeten door kramsvogels en rottende peren trekken dan atalanta’s, een vlinder die overwintert in Afrika, en wespen aan. De hoogstamboomgaard is ’s nachts een jachtgebied voor vleermuizen en kerkuilen, egels zoeken voedsel op de grond en kleine roofdieren als wezel, hermelijn of bunzing gaan hier op muizenjacht.
Inrichting en beheer De soortenrijkdom hangt af van het beheer, de inrichting, de afstand tot andere boomgaarden, de relatie met het omringend landschap, bijvoorbeeld de aanof afwezigheid van hagen, heggen, houtkanten, bomenrijen, bosjes en poelen.
zomereiken
De eigenaar van een hoogstamboomgaard kan de soortendiversiteit bevorderen en kan daarbij kiezen voor: • een grote verscheidenheid aan soorten en rassen fruitbomen • gebruik van gezond snoeihout in takkenhopen • het laten staan van dode bomen • het extensieve beweiding • de gefaseerde onderhoudssnoei van de vruchtbomen • het vermijden van chemische bestrijdingsmiddelen • het aanplanten van houtkanten, hagen of heggen • het ophangen van verschillende typen nestkasten • het creëren van ruige overhoekjes • de aanleg van een poel
Steun De Nationale Boomgaardenstichting heeft een indrukwekkende collectie van honderden hoogstamfruitbomen in diverse verzamelboomgaarden opgebouwd. De stichting biedt meer dan 500 fruitrassen (zowel in leivorm, struik-, halfstam of hoogstam) te koop aan. Onder andere in samenwerking met regionale landschappen worden cursussen georganiseerd over aanleg, onderhoud en snoei van hoogstamfruitbomen. De Vlaamse overheid geeft ook subsidies voor behoud en heraanplant van zeldzame hoogstamfruitbomen. Nationale Boomgaardenstichting vzw Leopold III-straat 8 3724 Vliermaal 012-39 11 88 www.boomgaardenstichting.be
Bomen en bomenrijen Een solitaire boom in het landschap is een baken en herkenningspunt. Een machtige oude boom trekt de aandacht. Daarom horen een of meer grote bomen ook bij een landbouwbedrijf: ze trekken de aandacht naar de boerderij. Het is ook mooi meegenomen dat zo’n oude boom zorgt voor schaduw, zowel voor mensen op het erf als dieren in de wei. Een bomenrij markeert grenzen, paden en wegen in het landschap. Een statige dubbele bomenrij aan elke kant van de weg die als dreef de weg wijst naar een nieuwe of oude hoeve is een mooi visitekaartje voor elke landbouwer. In tegenstelling tot een hoge haag of houtkant zorgt een bomenrij nog voor openheid. Het zicht op de bedrijfsgebouwen wordt wel gefilterd of gebroken, maar niet helemaal weggenomen. Een bomenrij aan de windzijde zorgt er ook voor dat het erf in de luwte ligt. Bomenrijen kunnen ook letterlijk een link leggen naar het omliggend landschap. Daarom is het ook van groot belang om de bomenrij niet te beperken tot de onmiddellijke omgeving van erf of bedrijfsgebouwen. Die bomenrij mag gerust verder doorlopen langs een perceelsrand om aan te haken bij bestaande lijnvormige landschapselementen. Wist je bijvoorbeeld dat vele vleermuissoorten bomenrijen gebruiken als bakens om zich te verplaatsen door het landschap? Als we een boomsoort willen kiezen voor de aanplanting van een of enkel bomen, van een dreef of bo-
bomen
menrij, dan is er een ruime keuze, maar in dit hoofdstukje willen we vooral de aandacht toespitsen op vier ‘traditionele’ soorten die echt thuishoren in het Vlaams-Brabantse landschap, onder andere bij een boerderij: zomereik, linde, gewone es en walnoot.
Zomereik (Quercus robur) Zomereik is een van de meest typische boomsoorten in onze regio. Eiken speelden vroeger een belangrijke rol in de landbouw: varkens werden gehoed in eikenbossen en werden vetgemest met eikels. Een praktijk die nog altijd bestaat in Spanje om de befaamde ‘pata negra’ rauwe ham te produceren. Eik levert zeer waardevol hout. Op het boerenbedrijf werd eik ook gebruikt als brand- en geriefhout (onder andere voor palen en omheiningen). Zomereik groeit op diverse bodems, maar groeit wel best op een vruchtbare leembodem. Eiken kunnen zeer oud worden; we spreken dan over enkele honderden jaren. Aanduidingen als de ‘Duizendjarige eik’ zijn vaak wel wat overdreven. Wat zomereik zo interessant maakt is zijn ecologische waarde. Er leven naar schatting minstens 250 soorten insecten (sommige bronnen spreken zelfs van meer dan 400 soorten ongewervelden) exclusief op eik. Dat is heelwat meer dan bijvoorbeeld op Amerikaanse eik, een soort die vanaf de negentiende eeuw massaal
23
ne Mariakapelletjes aan de stam werden bevestigd), die beschermden tegen bliksem en toverij. Vrijstaande bomen krijgen een fraaie dichte kroon en bereiken een heel hoge ouderdom, tot minstens 600 jaar.
Gewone es (Fraxinus excelsior)
werd aangeplant, maar waar slechts enkele insectensoorten op te vinden zijn. Een enkele oude zomereik vormt dus een wereld, een hele levensgemeenschap op zich. Hij wordt niet voor niet de koning van het bos genoemd. Hij staat dan ook voor het mannelijke (linden staan dan weer voor het vrouwelijke). Boomholten in oude zomereiken dienen als schuilplaats voor onder andere bosuil en verschillende boombewonende vleermuizen, zoals de rosse vleermuis. De eikels vormen een belangrijke voedselbron voor vele vogels en kleine zoogdieren. Vlaamse gaai en eekhoorn verzamelen in de herfst veel eikels en verstoppen ze als wintervoorraad. Met name de gaai is zo één van de belangrijkste natuurlijke verspreiders van zomereik.
De gewone es ontwikkelt zich tot een hoge boom met een open kruin. De bloei valt in de eerste helft van de lente, pas later ontluiken de grote geveerde bladeren. De rechte stam heeft een vrij gladde schors met een gelige tint. De gewone es groeit graag in het licht op een vruchtbare, vrij vochtige, goed doorlatende en liefst ook kalkrijke bodem. Essen worden vaak als laanboom gebruikt. Het duurzame, elastische hout werd vroeger ook vaak gebruikt om stelen voor landbouwwerktuigen van te maken. De vruchten van de es zijn gevleugelde nootjes die door de wind worden verspreid. Als ze op een geschikte groeiplaats vallen kunnen ze massaal kiemen. De vruchten blijven lang aan de boom hangen en zijn dan ’s winters als donkere pakketjes tussen de kale takken te zien.
Okkernoot (Juglans regia) Linde (Tilia cordata en T. platyphyllos)
24
Er bestaan bij ons twee soorten: winterlinde (Tilia cordata) en zomerlinde (Tilia platyphyllos), die van nature allebei groeiden op vruchtbare, kalkhoudende leembodems. Omdat deze uitermate vruchtbare bodems al van duizenden jaren geleden omgezet werden van bos naar akkerland zijn de natuurlijke groeiplaatsen van beide soorten al lang teloorgegaan in Vlaanderen. Als oorspronkelijke wilde soorten zijn beide waarschijnlijk volledig verdwenen uit onze regio. Een kruising tussen beide, de Hollandse linde, werd en wordt heel vaak aangeplant als boom voor dreven en lanen. Linden bloeien in het begin van de zomer en verspreiden dan een overweldigende zoete geur. Imkers laten hun bijen dan op linden vliegen om lindenhoning te produceren. Ook vele andere insecten bezoeken de bloemen. De bloemetjes zelf worden ook geoogst om er lindenbloesemthee van te maken. Linden zijn heel erg goed bestand tegen snoeien. Ze worden ook opnieuw steeds vaker gebruikt als leibomen. Linden worden al heel lang gekoetserd als ‘heilige’ en ‘vrouwelijke’ bomen (vandaar dat er vroeger ook vaak klei-
Het was vroeger echt traditie dat achteraan het erf, bijvoorbeeld bij de stallingen, een okkernoot (of gewone walnoot) werd geplant. De bladeren van de okkernoot scheiden een bittere, aromatisch geurende, olie af die vliegen en muggen op afstand houdt. De okkernoot is een soort uit Zuid-Europa die echter al sinds de Gallo-Romeinse tijd in onze contreien werd aangeplant. De boom wordt tot 30 meter hoog en vormt een open, tot 10 meter brede, kroon. Met zijn dichte bladerdek is het een ideale schaduwboom. Okkernoten werden vroeger ook vaak gebruikt als laanboom, onder andere op dijken. De boom komt laat in blad en verliest zijn bladeren ook al vroeg in de herfst. Het hout van deze boom is erg geliefd als meubel- en fineerhout. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn heel wat okkernoten gesneuveld omdat het hout ook erg in trek was om er geweerkolven van te maken. De lekkere okkernoten worden door veel mensen erg gesmaakt.
knotbomen Bij knotbomen denken we spontaan aan knotwilgen, maar vroeger werden ook heel wat andere boomsoorten geknot. Er waren (veel) knotpopulieren (Populus ssp.), knotessen (Fraxinus excelsior), knotelzen (Alnus glutinosa) en knoteiken. Ook haagbeuk (Carpinus betulus) en iep (of olm) (Ulmus minor) werden als knotboom gebruikt. Een knotboom is dus geen aparte boomsoort, maar de vorm die aan een boom wordt gegeven. Dat betekent dat de takken van een boom op circa 2 meter hoogte regelmatig worden gekapt (of gezaagd) zodat er een verdikking (een knot) ontstaat waar de twijgen en takken telkens opnieuw uitschieten. De takken blijven zo buiten bereik van grazend vee. Knotbomen waren een zeer vertrouwde verschijning in het boerenlandschap omdat ze permanent branden geriefhout leverden. Van wilgenhout werden bijvoorbeeld klompen gemaakt. Bundels wilgentakken werden als brandhout gebruikt in de broodoven. Knotbomen markeren perceelsgrenzen, niet zelden aan de oevers van sloten, grachten of beken. Knotwilgen en -elzen groeien goed op natte plekken, zorgen voor oeverversteviging en verdampen veel water. Op hete zomerse dagen staan de koeien in de schaduw van de knotbomen. Knotbomenrijen functioneren ook als windscherm. Voor de knotwilgen werd en wordt vaak de schietwilg (Salix alba) gebruikt, die inderdaad zeer gemakkelijk uitschiet en snel groeit. Het volstaat om een forse tak stevig in de grond te planten om de blaadjes te zien verschijnen zodra deze nieuwe wilg wortel schiet. Fijne, buigzame wilgentakken of wilgentenen werden voor vlechtwerk gebruikt. Snelle groeiers zoals wilg en populier worden om de vier tot zes jaar geknot, voor els en es is dat om de zes tot acht jaar en voor eik een keer in de acht tot tien jaar.
moderne fruitboomgaard met knotwilgen
knotbomen steenuil
Rijk aan planten- en diersoorten.
Zeker oudere knotbomen zijn een toevluchtsoord voor vele planten- en diersoorten. Op de knot hopen zich bladeren en twijgjes op. Die verteren en vormen een humuslaag, een ideale groeiplaats voor vele planten. Op knotwilgen zijn al meer dan 200 plantensoorten gevonden. Ook veel mossen en korstmossen groeien op de schors van wilgen. Op de knot zelf kunnen vogels zoals onder andere wilde eend een nest bouwen.
Bij oudere knotwilgen gaat de knot inrotten en ontstaan boomholten: een prima broedgelegenheid voor holenbroeders als steenuil, bosuil, holenduif, ringmus, kool- en pimpelmees. Ook grote bonte specht en groene specht broeden in (oude) knotbomen. Kleine zoogdieren zoals wezel, hermelijn en bunzing schuilen graag in holle knotbomen. Op knotwilg en -populier leven ook vele insectensoorten, met name de rupsen van nachtvlinders zoals de wilgenhoutvlinder, de populierpijlstaart, de pauwoogpijlstaart, het rood weeskind, de hermelijnvlinder en het kameeltje. Bij de kevers vinden we onder andere de grote populierenhaan, de gouden aardvlo of de wilgensnuittor.
25
naam. Hoge hagen van zwarte els worden onder andere in de fruitteelt gebruikt als windscherm.
Meidoorn (Crataegus monogyna)
Boswilg (Salix caprea) Al in maart zorgt de boswilg voor de eerste nectar en stuifmeel voor de vroegste insecten. De bloemen verschijnen voor de bladeren. Boswilg is een tweehuizige plant, dat wil zeggen dat er mannelijke bomen zijn (die dragen de witte katjes met gele stuifmeeldraden) en vrouwelijke exemplaren met groene katjes. In tegenstelling tot andere wilgen groeit deze soort ook goed op drogere gronden. Sleedoorn in bloei
Sleedoorn (Prunus spinosa)
Houtkanten
houtkanten 26
Met een houtkant wordt een brede strook struiken en/of bomen bedoeld. Houtkanten werden vroeger regelmatig gekapt voor de houtopbrengst. Veel van de soorten uit een houtkant lopen dan ook tamelijk gemakkelijk opnieuw uit als ze gekapt worden (dat heet dan hakhoutbeheer). We kunnen kiezen uit een brede waaier van soorten om een houtkant samen te stellen. We kunnen variëren in hoogte door niet alleen struiken, maar ook bomen aan te planten. Houtkanten kunnen we gebruiken om een gesloten groenscherm en (brede) buffer rond (een gedeelte van) het bedrijf te creëren. Houtkanten zijn ook bij uitstek geschikt om een verbinding met andere (bestaande) lijnvormige landschapselementen te herstellen. Bij de keuze van soorten voor houtkanten is het belangrijk om te letten op de zogenaamde ‘bloeiboog’. Je kan de planten zo kiezen dat dat er van in het vroege voorjaar tot het begin van de zomer steeds opnieuw over een langere periode struiken in bloei staan. Houtkanten zijn belangrijk als schuil- en nestplaatsen voor dieren. Door een uitgebreid aanbod van vruchten zijn ze in het najaar belangrijk als voedselbron voor (trek)vogels en kleine zoogdieren. We zetten enkele soorten in de schijnwerpers die bij uitstek geschikt zijn om in Vlaams-Brabant te gebruiken. De keuze is niet alleen bepaald omdat ze in onze regio thuishoren, maar ook omdat ze (vaak) een opvallende bloeiwijze hebben en/of zorgen voor een rijk aanbod van voor wilde dieren aantrekkelijke vruchten.
Hazelaar (Corylus avellana)
De vroegste bloeier is hazelaar. De mannelijke hangende katjes die het stuifmeel verspreiden verschijnen al in de winter. De vrouwelijke bloeiwijze (heel kleine kersrode stempels die uit kleine knoppen steken) ook, maar die worden amper opgemerkt. Hazelaar kan gemakkelijk gekapt worden. De rechte twijgen worden onder andere voor vlechtwerk gebruikt. En natuurlijk leveren deze struiken ook smakelijke hazelnoten, die onder andere door Vlaamse gaaien, eekhoorns en muizen erg gewaardeerd worden.
Zwarte els (Alnus glutinosa) De zwarte els is een kleine tot middelgrote boom die al in de winter bloeit. Voor de bloei zijn de katjes paarsachtig gekleurd. Het is een typische soort van (zeer) natte gronden, die vroeger veel in houtkanten werd aangeplant, al dan niet als hakhout of knotboom. De zaadjes in de elzenproppen worden graag gegeten door sijsjes (een oude Vlaamse naam voor dit vogeltje is trouwens de elssijs). Vooral in de winter maakt de boom door zijn donkere schors een ‘zwarte’ indruk, vandaar de
Vanaf eind maart, begin april komt sleedoorn in bloei: het lijkt dan wel of er een laagje sneeuw over de donkere takken ligt. Eerst verschijnen de witte bloemetjes en dan pas de blaadjes. Sleedoorn vormt een dicht ondoordringbaar struikgewas of struweel en heeft stevige doorns op de takken. Ideaal voor vele vogelsoorten om er hun nest in te bouwen. De vruchten zijn blauwberijpte ‘sleepruimpjes’, die ook verwerkt worden in sterke drank, zoals gin. In oudere, sterk uitgegroeide sleedoornkanten kan een fraai maar in Vlaanderen relatief zeldzaam dagvlindertje leven, de sleedoornpage. Deze soort komt vooral in Vlaams-Brabant voor. De vlinder overwintert merkwaardig genoeg als eitje, te vinden in de oksels van takken op de grens van jong en oud hout.
Bij meidoorn zijn er twee inheemse soorten de eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) en de tweestijlige meidoorn (Crataegus laevigata). Deze laatste is meer een echte bossoort die in Vlaanderen veel minder voorkomt. Meidoorn is een sterk gedoornde hoge struik of kleine boom die tot 10 meter hoog kan worden. Zoals de naam aangeeft bloeit de plant in mei. De bloemtuilen bestaan uit roomwitte bloemen die een zoete geur verspreiden. Een bloeiende meidoorn is een feest voor het oog en voor de vele insecten die er nectar komen halen. Meer dan 150 insectensoorten leven exclusief op meidoorn. Meidoorn groeit op alle gronden behalve uitgesproken natte en zeer voedselarme bodems. De steenrode bessen vormen in de herfst een heel belangrijke voedselbron, onder ander voor lijsterachtigen zoals merel, zanglijster en koperwiek. De wettelijke voorschriften inzake de bestrijding van bacterievuur moeten nageleefd worden (zie p.33)
Hondsroos (Rosa canina)
27
Zoete kers (Prunus avium) In april tooit de zoete kers bosranden en houtkanten met een uitbundige bloei. Het lijkt dan wel of er een reuzenruiker in het landschap staat. Zoete kers is een tot 20 meter hoge boom die het best groeit op een lichtrijke standplaats en op een losse, humusrijke, goed vochthoudende min of meer voedselrijke leembodem. Zoete kers is de voorvader van onze gecultiveerde kersen. De vrij zure vruchten worden graag gegeten door vogels, met name spreeuwen. De steenkern wordt gekraakt door appelvinken.
Ook in mei en juni kleurt de hondsroos houtkanten en bosranden met grote roomwitte tot wat roze aangelopen bloemen. Hondsroos kan uitgroeien tot een drie meter hoge struik. Het is een soort die niet veel eisen aan de bodem stelt en bijna overal groeit. De rijpe rozenbottels zijn oranjerood. Met name groenlingen (een vinkensoort), maar ook koperwieken en kramsvogels eten er graag van.
Gelderse roos (Viburnum opulus)
Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia) Wilde lijsterbes is een kleine boom die bloeit in mei en juni. De kleine roomwitte bloemen staan in tuilen en verspreiden een weeë zoete geur. In de zomer verschijnen de bolronde oranje tot vuurrode vruchten, die inderdaad graag door lijsters worden gegeten. Lijsterbes groeit op droge tot matig vochtige, eerder zure, min of meer voedselarme bodems.
In tegenstelling tot wat de naam zou doen vermoeden hoort de Gelderse roos niet thuis in de rozenfamilie, maar wel in de kamperfoeliefamilie, zoals trouwens ook de vlier. Gelderse roos wordt tot drie meter hoog. In mei en juni staan de witte bloemen in platte tuilen met in het midden kleine en aan de rand grote bloemen. De vruchtjes kleuren bij rijpheid vuurrood en blijven lang aan de struik hangen. Ze worden alleen op het eind van de winter, na vorst, gegeten door lijsters en in het bijzonder pestvogels, die bij ons soms ’s winters als echte invasievogels opduiken. In de herfst kleuren de bladeren van de Gelderse roos ook mooi paarsrood.
Gewone vlier (Sambucus nigra)
28
Al vroeg in april verschijnen frisse groene blaadjes op de gewone vlier . Deze struik of kleine boom bloeit in mei-juni met roomwitte tuilen die een pittige geur verspreiden. Vlier is een soort die bij uitstek op stikstofrijke plekken groeit. We vinden vlier dan ook wijdverspreid in het Vlaamse landschap. De bolronde zwartglanzende vruchtjes bevatten paarsrood sap. Zowel vlierbloesem als vlierbessen worden gebruikt om er onder andere thee en siroop van te maken. De vruchten zijn rijp bij het begin van de herfst, juist als er veel zangvogels op trek zijn. Die profiteren dan ook graag van een rijkgedekte vliertafel.
Wilde kardinaalsmuts (Euonymus europaeus)
hagen en heggen In het courante taalgebruik wordt niet altijd een onderscheid gemaakt tussen een haag en een heg. ‘Haag’ wordt wel gebruikt om een strakke, minstens jaarlijks (vaak twee keer per jaar) geschoren levende afsluiting van meestal dezelfde struiken aan te duiden. Met een ‘heg’ wordt dan een afsluiting bedoeld die niet jaarlijks wordt gesnoeid en dus breder en wilder mag uitgroeien. Een heg wordt dan bijvoorbeeld maar één keer om de vijf jaar gesnoeid. In een heg kunnen ook verschillende soorten struiken staan. We zetten vier planten in de schijnwerpers: meidoorn, beuk, haagbeuk en Spaanse aak.
Meidoorn (Crataegus)
roodborstje
In mei en juni bloeit op lichtrijke plekken, met een voorkeur voor een kalkrijke bodem, de wilde kardinaalsmuts. De bloeiwijze is weinig opvallend, maar de dieproze tot purperrode doosvruchtjes die vanaf de nazomer verschijnen en de vorm van een kardinaalshoed hebben springen des te meer in het oog. Ze worden onder andere gegeten door roodborstjes.
De verspreiding van de meidoorn is vele eeuwen sterk in de hand gewerkt door mensen omdat meidoorns van oudsher als (gevlochten) haag dienden in verdedigingslinies en natuurlijk als veekering. De doornige haag was en is zeer efficiënt om mens en dier tegen te houden. Na de opkomst van prikkeldraad in het begin van de twintigste eeuw zijn vele hagen uit het landschap verdwenen. Nu worden er inspanningen geleverd om deze oude lijnvormige landschapselementen opnieuw aan te planten. De dichte doornige hagen zijn een aantrekkelijke nestplaats voor veel vogels.
Beuk (Fagus sylvatica) Rode kornoelje (Cornus sanguinea) De rode kornoelje groeit graag op lichtrijke, warme plaatsen en bloeit vrij kort in juni met schermen van roomwitte bloemetjes. De naam slaat op de ’s winters rood gekleurde twijgen. Ook jonge twijgen zijn het hele jaar rond rood en de bladeren verkleuren ook rood in de herfst. De kleine vruchten zijn mat blauwzwart gekleurd.
We kennen de beuk natuurlijk als een indrukwekkende bosboom. Maar de laatste jaren zijn beukenhagen ook sterk in opmars. Beuk heeft een gaafrandig, glad blad.
hagen
De dorre bladeren blijven de hele winter aan de takken hangen zodat een beukenhaag ook van december tot april voor een visuele afscherming blijft zorgen. In het zomerhalfjaar vormt beuk een dichte, frisse groene haag.
Haagbeuk (Carpinus betulus)
We kennen een beukenhaag, maar er zijn al wat minder mensen die weten dat haagbeuk ook bestaat. Van nature is dit een middelgrote boom die op een brede waaier van bodems groeit. In onze bossen is haagbeuk eeuwenlang als hakhout en ook wel als knotboom gebruikt. Als haag doet haagbeuk prima dienst. De blaadjes zijn licht gezaagd en niet zo glad als bij beuk. Een deel van de dorre, verschrompelde blaadjes valt in de herfst af, maar er blijven er toch wel nog genoeg aan de takken hangen, zodat er ook ’s winters sprake is van enige afscherming. In vergelijking met beuk loopt haagbeuk vroeger in de lente uit, zodat de haag in april sneller groen wordt.
Spaanse aak (Acer campestre) Spaanse aak wordt ook wel veldesdoorn genoemd. Van nature is het een grote struik of kleine boom die graag op wat lemige, meer kalkrijke bodems op lichtrijke plekken groeit. De lichtgroene gespleten blaadjes zijn veel kleiner dan bij zijn familieleden gewone en Noorse esdoorn. Deze soort wordt steeds vaker ook als haag aangeplant. In de herfst valt Spaanse aak op door het fraaie felgeel verkleurende blad.
29
Het is goed om even stil te staan bij de juiste betekenis van het begrip ‘natuur’. Je zou kunnen zeggen dat ‘natuur’ datgene is wat niet door mensen gecreëerd is. Als je in een tuin rondkijkt en een merel een regenworm uit het gazon ziet trekken, de madeliefjes ziet bloeien of een klein koolwitje ziet voorbij fladderen, dan zie je dieren en planten die we niet zelf hebben gekweekt, maar die spontaan of ‘van nature’ voorkomen.
Sleedoornpage
Natuur op en rond het erf 30
streekeigen soorten kriebelbeesten
Dat is in tegenstelling tot de vele landbouwgewassen en -dieren die we zelf na eeuwenlange inspanningen hebben gekruist, veredeld en verbeterd om ze onder andere voor onze voeding te gebruiken. We spreken bij door mensen ontwikkelde planten dan ook niet toevallig van ‘cultivars’, gecultiveerde variëteiten. En vroeger werd ook gesproken over het ‘in cultuur brengen van de woeste gronden’ als het ging over de ontginning van natuur voor landbouw. Cultuur is wat wel ‘des mensen’ is en staat in contrast met natuur. Nu hebben mensen heel lange tijd ‘de natuur’ beschouwd als ‘de vijand’. Dat is niet verwonderlijk, want in de harde strijd om te overleven konden slechte weersomstandigheden, maar evengoed ziekten en plagen (door schimmels, bacteriën, insecten, knaagdieren ...) de oogst doen mislukken met rampzalige gevolgen. Vroeger waren de hulpmiddelen (voor bestrijding van plagen of om landbouwgronden optimaal in te richten of te bemesten) relatief beperkt zodat in het landbouwgebied nog veel natuur voorkwam. Denk bijvoorbeeld aan bloemrijke hooilanden, hagen en houtkanten of akkerkruiden zoals korenbloem en klaproos. Nu hebben we wel veel meer hulpmiddelen voor een hoog productieve landbouw. Maar de ruimte voor natuurlijke elementen is heel sterk verminderd. De laatste jaren merken we een groeiende belangstelling bij landbouwers om weer wat meer ruimte voor natuur in de bedrijfsvoering in te bouwen. Een voorbeeld zijn de beheerovereenkomsten voor akkerranden. Individuele burgers worden ook aangespoord om bij de inrichting van hun tuin meer aandacht te hebben voor een natuurvriendelijke inrichting en beheer. Bij de bespreking van de plantensoorten in deze uitgave wordt daarom de aandacht gevestigd op de betekenis en rol voor diverse insecten en vogels.
veldleeuwerik
Streekeigen soorten In een tuincentrum wordt een brede waaier van plantensoorten aangeboden, maar heel veel van deze planten zijn niet inheems: het zijn cultivars die afgeleid zijn van soorten die van andere continenten of verre landen komen. Bij plantensoorten spreken we over inheemse soorten als ze ook in België van nature voorkomen. Nu zijn er natuurlijk ook wel soorten die binnen onze landsgrenzen in de natuur te vinden zijn, maar die je nooit in Vlaams-Brabant zult ontdekken. Een voorbeeld is duindoorn: een struik die – zoals de naam zelf zegt – in de duinen groeit, maar niet in onze regio. En het is natuurlijk niet de bedoeling om hier duindoorn in tuinen aan te planten. Daarom spreken we beter van streekeigen soorten, die wel spontaan in onze streek voorkomen. De keuze voor streekeigen soorten is niet alleen ecologisch belangrijk. Met ‘ecologie’ bedoelen we de wetenschap die de relaties tussen levende organismen en hun omgeving bestudeert. Streekeigen soorten zijn best aangepast aan het lokaal klimaat, aan de bodem en zullen veel minder gevoelig zijn voor ziekten en plagen. Kortom ze groeien en gedijen hier het best. In de loop van vele duizenden jaren zijn er ingewikkelde relaties gegroeid tussen planten en dieren, zoals onder andere insecten. Zo zijn sommige vlinders erg kieskeurig op welke plantensoorten ze hun eitjes afzetten om er de rupsen van te laten eten. We haalden al eerder de voorbeelden aan van bijvoorbeeld de sleedoornpage op sleedoorn of de vele honderden insectensoorten die exclusief leven op meidoorn of zomereik. Met de keuze voor streekeigen soorten zorgen we in tuin, op of langs het erf voor een (kleine, maar belangrijke) geschikte leefomgeving voor vele insectensoorten. En die insecten dienen dan weer als voedsel voor vogels. Die maken hun nesten in houtkanten, hagen, heggen en hoogstamboomgaarden. En de vele gevarieerde vruchten in een houtkant zijn een tafeltje-dekje voor vele (trek)vogels en zoogdieren. De nieuwe hagen of houtkanten kunnen we verbinden met oude lijn- of lintvormige landschapselementen in de buurt van de boerderij. Zo onstaat opnieuw een netwerk dat helpt bij de overleving en verspreiding van tal van wilde soorten. Kortom zorgen we dan voor een grotere verscheidenheid van leven of biodiversiteit in het landschap.
31
honingbij op komkommerkruid
Kriebelbeesten
32
Voor wie even de tijd neemt om te kijken wat er zo allemaal leeft in een - zelfs kleine - tuin is ongetwijfeld verbaasd over de grote verscheidenheid van kleine dieren: bijen, mieren, sprinkhanen, wespen, hommels, zweefvliegen, sluipwespen, wantsen, kevers, dag- en nachtvlinders tot en met libellen, om maar te zwijgen over spinnen, (huisjes)slakken of grotere dieren zoals zangvogels, egels, padden, dwergvleermuizen tot en met een wezel of steenmarter. Je trekt al deze dieren aan door een keuze te maken voor streekeigen struiken en bomen: in deze publicatie geven we een aantal tips. Maar ook de keuze van bloemen is belangrijk. Bloemen lokken insecten met stuifmeel en nectar. Nectar is de brandstof voor onder andere vlinders, hommels en bijen. En die laatste verzamelen nectar om er honing van te maken. Nu zijn er ook veel bloemen in allerlei bonte kleuren die maar weinig of niets aan insecten te bieden hebben. Daarom geven we hier even een lijstje met soorten die aanlokkelijk zijn voor vele insecten. De imker (bijenhouder) in uw buurt zal er u ook dankbaar voor zijn.
Vlinder- en bijenplanten Adderwortel Polygonum bistorta Beemdkroon Knautia arvensis Bernagie Borago officinalis Boerenwormkruid Tanecetum vulgare Dagkoekoeksbloem Silene dioica Duifkruid Scabiosa columbaria Duizendblad Achillea millefolium Echte koekoeksbloem Lychnis flos-cuculi Engels gras Armeria maritima Engelwortel Angelica archangelica Gewone rolklaver Lotus corniculatus Grote teunisbloem Oenothera erythrosepala Hemelsleutel Sedum telephium Herfstaster Aster dumosus Judaspenning Lunaria annua Kattenstaart Lythrum salicaria Knoopkruid Centaurea jacaea
Koninginnenkruid Eupatorium cannabium Kruipend zenegroen Ajuga reptans Leeuwenklauw Aphanes arvensis Luzerne Medicago sativa Margriet Chrysanthemum leucanthemum Munt Mentha Peperboompje Daphne mezereum Pinksterbloem Cardamine pratensis Slangenkruid Echium vulgare Sporkehout Rhamnus frangula Vergeet-mij-nietje Myosotis Vlinderstruik Buddleja davidii Wilde bertram Acchilea ptarmica Wilde marjolein Origanum vulgare Wilde tijm Thymus vulgare Witte klaver Trifolium repens Zulte Aster tripolium
BACTERIEVUUR Bacterievuur is een bacteriële ziekte die veroorzaakt wordt door de bacterie Erwinia amylovora. Deze plantenziekte komt voor in de fruitteelt (perenen appelaanplantingen), boomkwekerijen, parken, tuinen en natuur. De naam duidt op het karakteristiek bruinzwart verkleuren, verschrompelen en verdorren van bloesems, bladeren en twijgen: het lijkt of ze door vuur zijn verschroeid. Voor het bruinzwart verkleuren, zijn ook de aanwezigheid van slijmdruppels een symptoom van bacterievuur. Bacterievuur tast een brede waaier van planten aan: krentenboompje (Amelanchier), Japanse kwee (Chaenomeles), dwergmispel (Cotoneaster), meidoorn (Crataegus), kwee (Cydonia oblonga), Japanse mispelboom (Eriobotrya), appel (Malus), mispel (Mespilus), glansmispel (Photinia), vuurdoorn (Pyracantha), peer (Pyrus) en lijsterbes (Sorbus). Vooral de dwergmispel (Cotoneaster), meidoorn (Crataegus) en appel- en perenbomen hebben veel last van deze gevreesde aandoening.
Herkent u deze symptomen op één van uw aanplantingen en is het een waardplant van bacterievuur, aarzel dat niet om het meldpunt van het FAVV te contacteren. Particulieren, fruittelers en boomkwekers kunnen hun klachten en meldingen richten naar het meldpunt via:
[email protected], tel 0800-13 550, fax 02-211 82 60 Fruittelers en boomkwekers met meldingen (bv.: fruittelers met bacterievuur in hun eigen plantage) kunnen het FAVV bereiken via:
[email protected], tel 016-39 01 11, fax 016-39 01 05. Deze meldingen dienen te gebeuren via de procedure van de meldingsplicht met het meldingsformulier. Dit formulier is terug te vinden op de website van het FAVV: www.favv.be > beroepssectoren > meldingsplicht
www.vlaamsbrabant.be/landbouw
Preventieve maatregelen Preventieve maatregelen die u kunt nemen tegen bacterievuur zijn het regelmatig snoeien van de hagen en struiken (meidoorn). Bovendien is het verplicht om meidoornhagen jaarlijks te snoeien (KB 23.06.2008) in de winterperiode (tussen 1 november en 1 maart).
Bacterievuur bestrijden Indien u een infectie van bacterievuur wil wegsnoeien is het belangrijk volgende zaken in acht te nemen: Snoei minstens 50 cm onder de laagste infectieplaats Na het snoeien: - Ontsmet altijd het snoeigereedschap (met Dettol of ontsmettingsalcohol) na het verwijderen van de infectie, zo verspreidt u de bacterie niet verder. Hiervoor kan je ook gebruik maken van een snoeischaar met verstuivingssysteem, waardoor deze zich automatisch ontsmet. - Wanneer u de besmette delen hebt weggesnoeid, is het van belang deze aangetaste plantendelen zo snel mogelijk op te ruimen door deze te verbranden. Verbranden is niet altijd evident vanwege de wettelijke bepalingen (100 meter afstand houden van huizen). Bij kleine hoeveelheden, enkele scheutjes, kan men deze ook verbranden in de openhaard of kachel. Een ander alternatief is om het snoeihout in een afgesloten verpakking naar de verbrandingsoven te brengen. - Aangetaste plantendelen moeten zo snel mogelijk worden opgeruimd zodat infecties niet meer kunnen verder gezet worden.
33
Deze broc hu re is een onderdeel van het PDPOII -projec t “Een bloeiend er f ”, gerealiseerd met f inanciële steu n van de Eu ropese Unie, de V laa m se O verheid en de provincie V laa m s- Brab ant . Colofon: Deze folder werd uitgegeven door het provinciebestuur van Vlaams-Brabant in opdracht van de deputatie van de provincie Vlaams-Brabant in december 2009 / foto’s en illustraties: Pol Ghekiere, Sofie Hoste, provincie Vlaams-Brabant, © Rana - Gert Anrijs, p 21, Jan Buys, p 24, 27, 30, Rafael Delaedt, p 25, Guido Franssens, p 30, Valerie Goethals, p 20, 21,2 23, Jeroen Mentens, p 3, 5, 9, 10, 28, 29, 31, 33,34, Dirk Jan Saalting, p 22, 29, Glen Vermeersch, p 32, © Quasi, Lander Loeckx, p 8, 9 / Redactie: Marc De Coster (www.1earth.be). Wettelijk depotnummer: D/2009/8495/28 /V.u. Marc Collier, provinciegriffier, provincie Vlaams-Brabant, Provincieplein 1, 3010 Leuven (Ondernemingsnummer 0253-973-219)
EUROPEES LANDBOUWFONDS VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING: EUROPA INVESTEERT IN ZIJN PLATTELAND