Streekeigen Huis en Erf
Kampereiland Mandjeswaard De Pieper Zuiderzeepolder
Streekeigen Huis en Erf
Kampereiland Mandjeswaard De Pieper Zuiderzeepolder
Inhoud Voorwoord 1. Inleiding 9 1.1 Handboek Streekeigen Huis en Erf 9 1.2 Nationaal Landschap Project ‘Streekeigen Huis en Erf’ 9 1.3 Het proces 10 1.4 Werkgroep 11 1.5 Gebruikswijzer 11 2. Historie 13 2.1 Ontstaan van het polderlandschap 13 2.2 Bewoning 14 2.3 Grondgebruik 15 3. Het landschap van de polders 17 3.1 Algemene kenmerken van de polders 17 3.2 Specifieke kenmerken per polder 19 4. Beleid 23 4.1 Nationaal Landschap IJsseldelta 23 4.2 Welstandsnota’s Kampen en Zwartewaterland 23 5. Een typering van de erven 25 5.1 Voorgeschiedenis 25 5.2 Vier perioden 25 5.3 Terpboerderijen met riet en lage zijgevels tot 1930 28 5.4 Terpboerderij van 1930-1940 39 5.5 Ruilverkavelingboerderijen rond 1950 44 5.6 Ruilverkavelingboerderijen uit de jaren 1960 47 5.7 Algemene verbeterpunten 53 5.8 Ontwikkelingen van de erven in de toekomst 53 6. Beplanting op de erven 57 6.1 Erven in het landschap van de vier polders 57 6.2 Beplanting op de erven 57 6.3 Erfbeplanting: sier, nut en ongemak 60 6.4 Aanbevolen beplanting 63 7. Onderhoud aan uw boerderij 71 8. Informatie over advies en uitvoering 75 8.1 Adviserende instellingen 75 8.2 Praktische uitvoering 76 8.3 Subsidie 76 8.4 Kennis en informatie over gebouwen en erven 77 8.5 Cursussen 77
Karakteristiek erf en boerderij, 1927 (bron 1)
Voorwoord PM Marten Schrijver voorzitter werkgroep Kampereiland en de Buitenpolders
Stimuleren verbeteren erfbeplanting, boerdrijen en bijgebouwen
Weids landschap met erf en boerdrij op terp: behouden en ontwikkelen met behulp van subsidie
1. Inleiding 1.1
Handboek Streekeigen Huis en Erf
1.2
Nationaal Landschap Project ‘Streekeigen Huis en Erf’
Dit handboek is het resultaat van een goede en fijne samenwerking tussen enthousiaste leden van de werkgroep Kampereiland en de Buitenpolders, het Oversticht, Landschap Overijssel en Monumentenwacht Overijssel & Flevoland. Dit handboek dient om de bewoners van Kampereiland, Mandjeswaard, De Pieper en Zuiderzeepolder te stimuleren aan de slag te gaan met de verbetering van hun eigen erf. Het gaat hier om aanleg en onderhoud van erfbeplanting en om het herstel van bouwkundige elementen van boerderijen, schuren of andere bouwwerken op het erf.
Kampereiland en Mandjeswaard van de gemeente Kampen en De Pieper samen met de Zuiderzeepolder van gemeente Zwartewaterland behoren tot het Nationaal Landschap IJsseldelta. Voor dit deel van Nederland zijn de boerderijen en erven als één van de kernkwaliteiten van het landschap benoemd. Daarom hebben de organisaties die bij het Nationaal Landschap betrokken zijn het Project ‘Streekeigen Huis en Erf’ in het leven geroepen. Door dit project krijgen bewoners van de IJsseldelta de kans om met subsidies en deskundig advies hun boerderij of erf op te knappen. ‘De schop in de grond en de steiger tegen de gevel’. Een aantal jaren geleden is ‘Streekeigen Huis en Erf’ in polder Mastenbroek uitgevoerd. Dit project vond destijds plaats in het kader van de Nota Belvedere. Belvedere is een initiatief om cultuurhistorie een vooraanstaande plaats te geven in de planvorming van Nederland. De Belvedere gedachte ‘behoud door ontwikkeling’ staat in het project Streekeigen Huis en Erf centraal.
1.3
Het proces
Het startsein voor dit project is gegeven op 22 maart 2007 in ‘Ons Erf’ aan de Heultjesweg. Hier krijgen de bewoners van Kampereiland, Mandjeswaard, Polder de De Pieper en de Zuiderzeepolder toelichting over het project en wat ze kunnen doen aan hun erf en bebouwing. Ook een korte verkenning van de streekeigen kenmerken wordt gegeven als inleiding voor het formeren van een bewonerswerkgroep. Gelukkig heeft een groot aantal inwoners van de polders zich aangemeld om zitting te nemen in de werkgroep. Deze is zelf aan de slag gegaan, begeleid door Het Oversticht om de streekeigen kenmerken te achterhalen die in het handboek opgenomen worden als leidraad voor gewenste verbeteringen aan de boerderijen of de erven. Ondanks het ongunstige seizoen is de werkgroep van voor- tot najaar toch zeven keer bij elkaar geweest. Drie juli hebben alle bewoners kennis kunnen maken met de bevindingen van de werkgroep en is het startsein gegeven voor de inschrijvingen voor subsidie. Na de zomer is de groep nog een aantal keren bijeengekomen om de laatste hand te leggen aan dit document Werkgroepleden en planream samen aan het werk
10
Foto’s uitzoeken en verhalen uitwisselen
1.4
Werkgroep
Op de avonden zelf hebben de werkgroepleden heel enthousiast veel informatie gegeven over de historische kenmerken maar ook over de recente ontwikkelingen in de polders en op de erven. Diverse leden hebben bewoners geïnterviewd, waardoor veel bijna verloren gegane informatie naar boven is gekomen. Er is in het fotoarchief gedoken en ontbrekend fotomateriaal is nog gemaakt. Al deze gegevens hebben hun resultaat in dit handboek gekregen.
1.5
Gebruikswijzer
Dit handboek is een inspiratiebron voor verbeteringen en onderhoud aan uw boerderij en erf. Door de diverse onderwerpen die in het handboek verwoord en verbeeld zijn is het mogelijk inzicht te krijgen in de specifieke kenmerken van de boerderijen en erven in de polder. Dit kan u helpen bij het maken van keuzes over veranderingen aan uw boerderij en op het erf. Veel aspecten zullen voor u herkenbaar zijn, andere zullen nieuwe informatie geven en daarmee een aanvulling zijn op uw overwegingen. 11
Zavel / klei
Klei op zand
De Bodemkaart (bron 2) De eilanden door de jaren heen
17e eeuw
12
1724
2. Historie 2.1
Ontstaan van het polderlandschap
U weet natuurlijk allemaal hoe uw polder tot stand is gekomen en hoe de opbouw nu is. Toch is het fijn vooraf enkele zinnen aan het ontstaan te wijden, zodat het verband tussen het huidige landschap en haar wortels met het verleden duidelijk zijn. Kampereiland en de Buitenpolders danken hun bestaan aan de IJssel. Deze rivier bestond destijds uit meerdere breed vertakte rivierarmen. Bij de monding nam de stroomsnelheid van het water af en konden klei en zand worden neergelegd. Hierdoor is de IJssseldelta ontstaan. Langs de geulen van de delta heeft het zand oeverwallen gevormd die als hogere ruggen in het deltalandschap te zien zijn. Daartussen bevinden zich de laagtes, kommen, met de fijnste kleideeltjes. In 1364 bestaan er in ieder geval veertien eilanden met dertig hoeven (de term hoeven wordt gebruikt om de grootte van het land van te duiden). De eilanden waren een soort zandplaten met gras en werden door rivierarmen doorsneden. Sommige van deze armen zijn nu nog zichtbaar, zoals het Noorderdiep, het Ganzendiep en de Goot. Stormen zorgen voor brak Zuiderzeewater in de delta en geregelde overstromingen van de eilanden. In 1302 legt Kampen de eerste dijk aan. Er volgen nog vele, maar ondanks al die dijken zijn er nog steeds overstromingen en dijkdoorbraken. Deze ondermijnen samen met kwel de dijken en
1850
1905
13
veroorzaken kolken en hoge waterstanden op het land. In 1862 heeft er een flinke dijkverhoging plaatsgevonden. De bouw van de Afsluitdijk in 1932 maakt definitief een eind aan de overstromingen.
2.2
Bewoning
In 1364 krijgt de stad Kampen van bisschop Jan van Arkel de 14 eilanden en wordt de stad ook het recht van aanwas toebedeeld. Zo is de grond van Kampereiland en Mandjeswaard eigendom van de stad Kampen geworden. De jongere polders De Pieper en Zuiderzeepolder behoren bij Genemuiden. De eilanden zijn tot de 15e eeuw niet bewoond omdat ze ’s winters onder water staan; ’s zomers worden ze als weidegrond gebruikt. Pas in 1438 zijn er gegevens dat er bewoning is op Kampereiland, het eerste erf van Mandjeswaard dateert volgens het boek ‘Pachters van de stadserven op het Kampereiland’ van 1432. Het aantal erven groeide gestaag door de jaren heen. Vanaf 1682 is een nauwkeurig overzicht bijgehouden van het aantal pachters op Kampereiland. Op dat moment zijn er 56 bedrijven met 2342 ha land.
Oude foto van boerderij op terp (bron 1)
14
Mandjeswaard erf 6, 1791 (bron 1)
Als bescherming tegen het water zijn de erven al vanaf het begin op terpen, huisbelten, gesticht. De oudste terpen liggen op de oeverwallen in het zuidelijk deel van Kampereiland en op met klei afgedekte zandkoppen. Door het afsluiten van de Zuiderzee in 1932 zijn terpen niet meer noodzakelijk. Rond deze tijd worden ook de Zuiderzeepolder en de De Pieper voor het eerst bewoond. De ruilverkaveling van 1953 tot 1966 heeft voor een toename van maar liefst 61erven gezorgd.
2.3
Grondgebruik
Uit het oudste pachtboek van Kampen blijkt dat er al bewoning op Kampereiland is bij de verpachting van ‘Die Welle’ in 1438. In 1626 waren er al 40 erven. In 1627 wordt besloten de erven te verpachten, waarbij de huurtermijn op Sinte Peter (22 februari) begint. De erven zijn tot 1890 voor 10 jaar per opbod verpacht. Er bestaat een onderscheid tussen eilandboeren en stadsboeren. Eilandboeren mogen zich vestigen op het stuk land dat zij
15
Grondgebruik rond 1900 en 2000 (bron 3)
pachtten. De koe- of stadsboeren wonen in de stad en maken gebruik van de gemeenschappelijke weidegronden voor het weiden van hun vee. De eilandboeren beoefenen naast veeteelt ook akkerbouw uit op de hoge gronden voor eigen gebruik. Door de voortdurende dreiging van overstromingen neemt de akkerbouw rond 1900 echter af, en wordt de hooiproductie steeds belangrijker. Kampereiland en de Buitenpolders worden zelfs hooileverancier voor de cavalerie, waardoor een zeer belangrijke bron van inkomsten ontstond. De prachtige hooibergen op de erven zijn dan ook zeer omvangrijk in aantal en een typisch streekeigen fenomeen. De bedrijfsstijl verandert daardoor van akkerbouw met veeteelt in het produceren van hooi en boter. Om roofbouw tegen te gaan wordt in 1930 de minimale veebezetting verhoogd en komt de veehouderij steeds meer op. De eilandboeren richten zich nu meer op melkproductie en veehouderij. Daarnaast is de export van mest van de stadsboeren naar tuinbouwstreken in het westen belangrijk. Na 1945 heeft men zich voornamelijk op de melkproductie toegelegd. De meeste grond is nu als weide in gebruik.
16
3. Het landschap van de polders 3.1
Algemene kenmerken van de polders
Openheid en weidsheid is voor Kampereiland en de Buitenpolders een van de grote kwaliteiten van het landschap. Opvallend zijn ook de onregelmatige vormen die door aanslibbing, waterlopen en reliëf veroorzaakt worden. Rivierarmen en geulen, oeverwallen, dijken en wegen kronkelen zich door het landschap. De openheid wordt onderbroken door terpen met boerderijen, bomen en erfbeplanting. Deze huisbelten liggen gestrooid in het landschap, de oudste op de hoogste plekken. Vooral op Kampereiland en Mandjeswaard bevinden zich veel erven verder van de weg af waarmee ze door eigen toegangswegen, de eenboerswegen, verbonden zijn. Ook de verkaveling heeft een onregelmatige vorm, net als de wegen en waterlopen. Meestal markeren sloten de kavelgrenzen. Alleen de jongst verkavelde delen van De Pieper en Zuiderzeepolder laten ook een smalle strokenverkaveling zien. De vier polders
Zuiderzeepolder Mandjeswaard De Pieper Kampereiland
17
Erf op terp in het open landschap
De openheid van het landschap
Het patroon van het weidse landschap wordt subtiel begeleid door rietkragen. Er is een enkele solitaire boom, in De Pieper wordt zelfs een deel van de wegen begeleid door bomen. Wat de bewoners van de polders het meest opvalt bij de beleving van hun landschap is rust, stilte, leegheid, vogels, frisse lucht, koelte en wind. De koeien zullen, met de boerderijen op terpen, de weidsheid en de vlakke horizon het meest tot de verbeelding spreken van mensen van buiten de polders.
Koeien in het landschap
18
3.2
Specifieke kenmerken per polder
Kampereiland bestaat in ieder geval sinds de 14e eeuw en de pacht van het eerste erf wordt al in 1444 genoemd. De onregelmatigheid van de blokverkaveling, de waterlopen en de wegen is in deze polder het best te zien. De wegen hebben hier een patroon van grillige lussen. Op de plek waar Frieseweg en Heultjesweg bij elkaar komen is een buurtschap ontstaan met enkele huizen in rijtjes, een kerk, een school, een dorpshuis en een ijsbaan.
Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap IJsseldelta
Onregelmatige verkaveling Kampereiland
Het onregelmatige verkavelingspatroon van Kampereiland (bron 4)
Kolken Kamperzeedij
de dijk. Vooral ten noorden van Hasselt liggen veel ko Zwarte Water liggen, meer dan bij de IJssel, verspreid g veel beplanting. Tussen de erven door is er 19 fraai zicht
Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap IJsseldelta
Mandjeswaard, De Pieper en Zuiderzeepolder (bron 4)
Mandjeswaard en Zuiderzeepolder
De dijken laten de eeuwenlange strijd tegen het water zien. Van een heel aantal dijken is het dijklichaam nog zichtbaar in het landschap. Daarnaast zijn voormalige dijken zichtbaar in de loop van een weg of een perceelsscheiding. Kolken zijn ontstaan door dijkdoorbraken waarbij het water een diep gat uitschuurde. De grote diepte maakte dempen vaak onmogelijk. Bij herstel van de dijk werd deze om de kolk heengeleid, zodat een kronkel in de dijk ontstond. De Kamperzeedijk heeft hierdoor bijvoorbeeld een bijzonder kronkelig verloop. Grafhorst is op een kenmerkende wijze gelegen op de dijk van het Ganzendiep. De boerderijen op het Kampereiland en in de Buitenpolders zijn te verdelen in twee groepen, namelijk de oude terpboerderijen en de nieuwe ruilverkavelingboerderijen. De oude terpboerderijen hebben hun oorsprong in de zeventiende en achttiende eeuw en staan op terpen van 1 tot 3 meter hoog. Op en rond de terp staan veelal fruitbomen, sierbomen, een haag en een singel om de wind te keren. De bebouwing bestaat uit een lage, rietgedekte boerderij met topgevel en een asymmetrische voorgevel. Meestal staat er ook een kleine of grotere stal en soms nog een hooiberg op het achtererf.
Onregelmatige verkaveling, geknikte hoofdweg Mandjeswaard
29
20
Mandjeswaard heeft dezelfde onregelmatigheid als Kampereiland, maar hier is de hoofdweg geknikt met geknikte doodlopende ‘oprijwegen’, waarlangs onregelmatig verspreid de erven gesitueerd zijn. De pacht van de eerste boerderij staat genoteerd in 1432. In deze polders zijn de meeste erven op terpen verrezen. Van bewoning is in De Pieper pas sprake sinds 1934. Voor die tijd was de grond van de polder al wel als landbouwgrond in gebruik, maar werd er vanuit de ‘stad’ geboerd. Deze polder heeft een strokenverkaveling van verschillende richtingen, met deels brede kavels. Het wegenpatroon bestaat uit een geknikt kruis, waar de verspreide erven meest aan de wegen gelegen zijn, met maar een enkele aan een doodlopende eenboersweg. Zuiderzeepolder is sinds 1950 bewoond. Het grootste gedeelte van deze polder bezit een smalle strokenverkaveling met alleen in het noordoosten een onregelmatige verkaveling, zoals bij Kampereiland en Mandjeswaard. Vanuit Genemuiden in het oosten gaan er drie met elkaar verbonden wegen naar het zuidwesten, waar ze doodlopen. De erven zijn hier langs de wegen gelegen, met een gedeelte zelfs op regelmatige afstand van elkaar.
Stroken verkaveling, deels breed De Pieper
Smalle verkaveling Zuiderzeepolder
21
Nationaal Ontwikkelingsperspectief Landschap IJsseldelta
De IJsseldelta (bron:4)
Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap IJsseldelta
Terpboerderij Kampereiland
Bewaren karakteristieken van boerderij en bijgebouwen Bewaren karakteristieke details (bron 1)
22
2.4 Kampereiland en Buitenpolders Openheid is ook bij Kampereiland en Buitenpolders een grote kernkwaliteit. In dit deelgebied krijgt de openheid vooral vorm door de puntsgewijze verspreid gelegen verdichtingen van de terpen en andere erven. Deze terpen, ook wel huisbelten genoemd, zijn zeer kenmerkend voor het gebied. Tot aan de afsluiting van de Zuiderzee werden alle boerderijen op verhogingen gebouwd om zich te beschermen tegen overstromingen. De oudste bel-
4. Beleid
4.1
Nationaal Landschap IJsseldelta (2006)
Kampereiland en Mandjeswaard van de gemeente Kampen en De Pieper samen met de Zuiderzeepolder van gemeente Zwartewaterland behoren tot het Nationaal Landschap IJsseldelta. Voor het Nationaal Landschap IJsseldelta zijn een masterplan en een ontwikkelingsperspectief gemaakt. De boerderijen en erven van Kampereiland, de Buitenpolders en ook Mastenbroek zijn daarbij als één van de kernkwaliteiten van het landschap benoemd. Om die reden is door de organisaties van het Nationaal Landschap IJsseldelta het project ‘Streekeigen Huis en Erf’ in het leven geroepen.
4.2
Welstandsnota’s Kampen en Zwartewaterland
Om de leefomgeving te beschermen, karakteristieken te bewaren en vervelende uitwassen in de vormgeving van gebouwen te voorkomen voeren gemeenten welstandstoezicht uit. Daartoe zijn welstandsnota’s opgesteld. In deze nota’s staan criteria omschrijven waaraan een bouwwerk of aanbouw moet voldoen. Het voordeel is dat wanneer u iets aan uw boerderij of bijgebouwen wilt veranderen de welstandscommissie er op toeziet dat het resultaat bij het karakter van het bouwwerk past. Er wordt ook naar de inpassing van de gebouwen in het landschap gekeken. Het beleid is er op gericht het oorspronkelijke karakter van de polders te behouden. De polders bezitten hoge cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Er kan daarom, naast het bouwplan, naar een erfinrichtingsplan gevraagd worden om deze waarden te waarborgen. De inhoud van de welstandsnota’s inclusief de criteria zijn op te vragen bij uw gemeente.
23
Erfboerderij erf 27 (bron 1)
24
5. Een typering van de erven 5.1
Voorgeschiedenis
Kampereiland en Mandjeswaard zijn eigendom van de gemeente Kampen. De gemeente verpachtte de erven eeuwenlang zonder gebouwen. De pachter mocht wel bouwen, maar de boerderij was niet zijn eigendom, hij had geen recht van opstal en moest zelf voor het onderhoud zorgen. Bij het aanvaarden van een erf moesten de bestaande opstallen van de vorige pachter worden overgenomen. Betrof het een nieuw erf dan werd de terp op stadskosten aangelegd en moest de pachter zelf de woning en stal bouwen. Deze woningen waren meestal eenvoudig en leken volgens C.H. Peters soms eerder op schamele arbeidersverblijven (1875). Voor opstallen die eigendom waren van de gemeente Kampen had de gemeente de zorg voor het onderhoud. Dit kwam goed uit wanneer het erf opnieuw verpacht ging worden. Er waren boeren die zelf voor het onderhoud mochten zorgen. Deze kregen dan een korting op de pachtprijs. In 1927 is de gemeente begonnen met het opkopen van boerderijen. Enkele bouwvallige werden vervangen door nieuwe boerderijen. Tussen 1935 en 1939 zijn er elf nieuwe erven ontstaan. De ruilverkaveling van 1953 tot 1966 heeft geresulteerd in meer gelijkheid in bedrijfsgrootte en in verplaatsing van stadsboeren naar het landelijk gebied. De boerderijen die na 1927 verrezen, zijn door de gemeente gebouwd en daardoor uniform per periode, met uitzondering van een deel van de boerderijen die tijdens de ruilverkaveling zijn gebouwd. In 1974 waren van de verschillende boerderijtypen en perioden grofweg tweederde in eigendom van de gemeente Kampen en eenderde eigendom van de pachter. De Pieper en Zuiderzeepolder zijn lange tijd niet bebouwd geweest, men beweidde en bewerkte de gronden vanuit de omgeving waar men woonde, pas in de jaren ’60 van de 20e eeuw is men boerderijen gaan bouwen in deze polders.
5.2
Vier perioden
Er is door deze historie dan ook geen sprake van karakteristieke boerderijkenmerken per polder. Eerst bouwen op de hoogste plekken en het latere plaatsen van nieuwe erven tussen de andere heeft vooral bij
25
Kampereiland en Mandjeswaard niet alleen geresulteerd in een gestrooid patroon van erven, maar ook in het door elkaar staan van boerderijen uit verschillende perioden, dat een eigen charme geeft aan het karakter van deze polders. Wel zijn de erven volgens de periode van ontstaan in vier typen in te delen. Elke periode heeft haar eigen kenmerken. Aan de verschillen in de hoofdvorm van de gebouwen, de situering van de gebouwen op het erf, de detailleringen in de gevels, het materiaal- en kleurgebruik en de erfbeplanting is de ontstaansperiode en daarmee het erftype af te lezen.
26
Terpboerderijen met rieten kap en lage zijgevels tot 1930 Terpboerderijen met rieten kap en lage zijgevels tot 1930, met enige vorm van nieuwbouw Terpboerderijen van 1930-1940 Ruilverkavelingboerderijen rond 1950 Ruilverkavelingboerderijen uit de jaren 1960 Boerderijen die niet in een van de vorige typen onder te brengen zijn
Wanneer u aan uw boerderij of op het erf iets wilt wijzigen is het wenselijk na te gaan welke kenmerken en bijzonderheden op uw situatie van toepassing zijn. Vanuit de typering van de erven kunt u afwegingen maken voor herstel, behoud en vernieuwing van uw erf. Er zijn vier hoofdtypen van erven en boerderijen te onderscheiden • Terpboerderijen met riet en lage zijgevels tot 1930 • Terpboerderijen van 1930-1940 • Ruilverkavelingboerderijen rond 1950 • Ruilverkavelingboerderijen uit de jaren 1960
27
5.3
Terpboerderijen met riet en lage zijgevels tot 1930
Situering/Ligging De erven bevinden zich op de hoogste delen van Kampereiland en Mandjeswaard, direct aan de openbare weg of op enige afstand ervan en verbonden via een privéweg (in de streek ook wel eenboersweg genoemd). Ze liggen op terpen tot 3m hoog. Van de weg af is een rafelig silhouet te zien van diverse soorten bomen die losjes gegroepeerd zijn rond het hele erf. De hoogste staan aan de windzijde. De boerderijen zijn laag gehouden waarbij de zijde met voordeur en ramen en hun gerichtheid naar het oosten hebben, zodat de woonkant het minst last heeft van de wind.
Terpboerderij van voor 1930
Achtergevel met “ussien”aan de zijgevel (bron 1)
28
Ligging aan Eendeboersweg
De boerderij De boerderij uit deze tijd is een lage halleboerderij met kleine veestal ernaast en op het achtererf enkele kapbergen, een wagenschuur en een paardenschuur. De boerderij is met riet bedekt en heeft een topgevel met schoorsteen aan de voorkant en een wolfseind aan de achterzijde. De jongere boerderijen bezitten ook aan de voorzijde een wolfeind, zodat de schoorsteen naar achteren is verplaatst. De voorgevel heeft een asymmetrische indeling, de voordeur zit naast het midden en vanwege de lage goot zijn de buitenste twee vensters kleiner. Ook bij de zijgevels van het woongedeelte heeft men kleine ramen aangebracht. Voor de lichtinval op zolder zijn in de voorgevel twee kleine vensters aangebracht. De gevels zijn opgetrokken uit bruine baksteen, met een grijze plint aan de onderzijde. Grote deeldeuren overheersen de achtergevel, met daarnaast een gewone deur. Aan weerskanten nog twee deuren die toegang gaven tot het pad achter de koestanden. Ook waren er gaten om het teveel aan water vanuit de stal weg te laten vloeien. De zijgevels zijn onderbroken met halfronde stalramen, staldeuren en mestluiken. Aan één kant bevindt zich naast de staldeur een raampje om licht te geven aan de ‘geute’, het spoelgedeelte. Ergens dicht tegen de stal werd een kleine gierkelder gevonden , met erboven een klein gebouwtje, eerst van hout, later van steen , het ‘ussien’ genoemd waar ‘ieder op z’n tijd gebruik van moest maken’. Naast de halleboerderij komen er ook rietgedekte boerderijen voor met een dwarshuis.
Lage halleboerderij met veestoel en hooibergen
Stalraam
Stalramen en mestluiken (bron 1)
29
Beide boerderijtypen zijn rijkelijk gedetailleerd. Vlechtingen van metselwerk op de hoeken en onder de dakrand, hoek- en sluitstenen, al of niet met schulpen versierde windveren, muurankers en af en toe een levensboom. Er zaten vroeger altijd luiken naast de roedeverdeelde ramen van verschillende typen, met segmentbogen erboven en donkergrijs of zwart geschilderde vensterbanken eronder. Soms werd het woongedeelte van de boerderij wit geschilderd, om alle beschadigingen te verdoezelen. De deuren, ramen en luiken zijn rijtuiggroen, de kozijnen wit, staldeuren van buiten groen en van binnen Staphorstblauw. De hengsels en duimen van deuren en luiken waren zwart.
Voordeur naast midden, kleinere buitenste vensters, rieten kap
Rietgedekt dwarshuis met enige vorm van nieuwbouw
Veel details (bron 1)
30
Bijgebouwen De kleine stal naast de boerderij is ook van bruine baksteen of zwart geteerd hout en heeft een rieten kap met wolfeinden. De asymmetrische voorgevel bezit meestal twee vensters en een deur. Een zwart geschilderde wagenschuur, paardenstal en enkele kapbergen voor het hooi staan op het achtererf. Erven Boerderijen en bijgebouwen op het achter- en zijerf staan vaak dicht op elkaar, waarbij de kleine stal naast de boerderij bedoeld is voor het jongvee. Op het achtererf bevindt zich een losse wagenschuur. Ook zijn daar twee zeshoekige kapbergen met vaak nog een derde vijfhoekige. Daarachter bevindt zich soms nog een paardenstal.
Erf rond 1850
Kapbergen voor hooi (bron 1)
Overal op het erf kan men een kippenhok aantreffen. Ook waren er eenden en ganzen die ‘s nachts in de schuur of in andere hokken verbleven. Het was vaak een heel samenraapsel van hokken op een erf, niet alleen van de boer, maar ook van de meiden en knechten. De ruimte tussen de gebouwen is met puin met as opgevuld, verhard met klei. Rondom de woning had men grindpaden. De plek waar de mest vanuit de stal naar buiten werd geworpen, heet het ‘mestwerfje’ dat oorspronkelijk bestraat was met rode of blauwe estrikken (smalle bakstenen). Vlak achter de achtergevel bevond zich een pad van harde klinkers.
31
Aan de zijgevel van het voorhuis bevonden zich het klompenrek, houten battingen om het melkgereedschap op te hangen en later de melkrekken voor de melkbussen die van de zuivelfabriek kwamen. Deze waren blauw of groen geverfd.
Melkrek met melkbussen (bron 1)
Boomgaard, haag en kleine dieren voor het huis (bron 1)
De erfbeplanting bestaat uit een rafelig silhouet van losse bomen die op en om de terp staan. Van oorsprong waren het vaak iepen, aan de achterzijde van de boerderij kwamen ook wel wilgen (vaak geknot) en populieren voor. Voor het huis werden leilindes aangeplant. Bij de boerderijen zijn ook enkele solitaire bomen te vinden, zoals lindes, kastanjes, notenbomen en zelfs een moerbij bij erf 37. Er was nog een echte boomgaard met kalverweide ( grote hof) aan de voor- of zijkant. Daar bevond zich ook een moestuin (kleine hof). Een siertuin was er niet. Wel trof men hier en daar perkjes met goudsbloemen of dahlia’s aan en een enkele seringenstruik. Dahlia’s of irissen waren ook te vinden in een hoekje van de moestuin. Boomgaard en moestuin zijn vanaf de jaren dertig langzaam verdwenen bij herverdeling van de grond voor meer erven en omgezet in effectieve landbouwgrond. Om de woning en moestuin zijn meestal hagen aangeplant van meidoorns en soms vlier, die nu deels nog aanwezig zijn. Knotwilgen kwamen op Kampereiland voor langs de sloten om de erven. Bij Mandjeswaard ook elzensingels.
32
Kapbergen Karakteristiek voor de oude terpboerderijen zijn de fraaie kapbergen voor het hooi. Door de belangrijkheid van het hooi, niet alleen voor eigen gebruik, maar ook voor verkoop aan de cavalerie, waren er vaak drie kapbergen op het achtererf: twee zeshoekige en een vijfhoekige. De zeshoekige paardenberg was voor het hooi dat werd verkocht en de eveneens zeshoekige koeberg bevatte het beste hooi. Ook kan er nog een derde vijfhoekige kapberg zijn met hooi van mindere kwaliteit. Rieten kappen met donker gekleurde houten palen sieren de kapbergen. Nu zijn de meeste niet meer als hooiberg in gebruik, wel als overkapping van een terras of als berging. Dan zijn de zijwanden vaak van zwart geteerd hout. Kapbergen
33
Landhekken Landhekken met ronde knoppen op de palen vormden de erfafscheiding en begrenzing van melkparken en kalverweitjes. De poorten hiervan bestaan uit drie horizontale planken, twee schuin naar het midden en in het midden een verticale plank. Ook zijn er sloten als afscheiding tussen twee erfdelen gegraven of hagen geplant.
Landhek met ronde knoppen (bron 5) Melkpark met landhek (bron 1)
34
Erfnummers Een bijzondere karakteristiek van Kampereiland en Mandjeswaard zijn de gevelstenen met erfnummers. Plaatsaanduidingen gebeurde met het erfnummer, straatnamen en huisnummers waren er niet. Deze stenen werden op iedere boerderij aangebracht aan de gevel die vanaf de weg zichtbaar was. Gevelstenen geven informatie over de volgorde en dus de tijd van ontstaan van de erven. Nu zijn niet alle nummers meer even duidelijk, soms is er alleen nog een betonblok te zien op de plaats van de gevelsteen. In De Pieper heeft men nu uniforme huisnummers als karakteristieke herkenning.
Gevelstenen met erfnummers
Veranderingen in de loop van de tijd Bij zulke eeuwenoude erven staat de tijd natuurlijk niet stil, er zijn velerlei veranderingen aangebracht. Zo werden vensters gewijzigd door vergroting van de raampartij voor meer licht en de toepassing van dubbele beglazing. Ook zijn er luiken weggehaald, gevels opnieuw opgemetseld, gevoegd of gepleisterd, gevelindelingen veranderd, schoorstenen verwijderd en windveren vervangen. Hiermee is een verarming van de gevel en een vervaging van het karakteristieke beeld opgetreden. Er zijn nieuwe bijgebouwen op de erven verschenen en bestaande bijgebouwen zijn verwijderd of aangepast aan de eisen van de tijd. Ook deden mest- en voedersilo’s en mestplaten hun intrede. De eerste ligboxstallen verschenen naast de terp. Dit was een eis van de gemeente. Bovendien ontbrak op de oude terpen vaak de ruimte voor de steeds groter wordende stallen en schuren. Later werden ze ook op de vergrote terp gebouwd, nog boven het grondwater. De nieuwe stallen zijn breder, met een lagere dakhelling en van andere materialen gemaakt. Damwand en golfplaat deden hun intrede.
35
Verandering van het erf
Nieuwe schuren
Op verschillende erven is de oude boerderij vervangen door een nieuwe woning die vrijstaat of geschakeld is aan de stal. Dit schept verwarring, het gaat immers om een oud erf, maar het lijkt een nieuwe. In meerdere gevallen zijn de erven door deze ontwikkelingen uit hun jas gegroeid. De nieuwe gebouwen passen niet meer binnen de structuur van de erfbeplanting. Veel erfbeplanting is doodgegaan of verwijderd, boomgaarden en een deel van de hagen zijn verdwenen. Op de erven is ook een en ander veranderd. Grind is vaak vervangen door asfalt of beton. Pas in de jaren ’50 kwam er elektriciteit in de polders. Tot dan toe had men uiteraard ook geen verlichting buiten op de erven en langs de wegen.
“Het zal duidelijk zijn dat de aankleding van een erf in de loop van de laatste eeuw nogal is veranderd. Veel ten goede, maar van sommige zaken moet gezegd worden dat het jammer is dat het is verdwenen.” Citaat van Geuje van der Linde uit “een Kampereilandboerderij” van 14 juni 2007.
36
Verbeterpunten Men ziet toch wel erg graag de gevelstenen weer in oude glorie hersteld en bij ieder erf terugkeren. Dan kunnen tevens de namen van de erven achterhaald worden en weer zichtbaar gemaakt. Ook de traditionele landhekken wil men terug laten komen voor erf- en weidebegrenzingen. De privé eenboerswegen kunnen door deze hekken weer onderscheiden worden van de openbare wegen. Het is mogelijk windveren, versierde daklijsten, luiken, de oorspronkelijke vensterindeling en roedeverdeling, goede voordeuren en rieten daken weer terug te brengen, evenals het voegwerk en de oorspronkelijke kleuren. Ook de schuren kunnen weer hun oorspronkelijke staat verkrijgen, net als de hooibergen. De nieuwe situatie van bebouwing op het erf vraagt ook om een aanpassing van de erfbeplanting, opdat een en ander weer optimaal in te passen is, met meenemen van de kenmerken van de beplanting van de erven van voor 1900. Het is wenselijk boomgaarden en eventueel moestuinen weer onderdeel van de erven te laten zijn en opnieuw de aanplant van hagen te stimuleren. Er kan ook aandacht besteed worden aan een passende achtererfverlichting.
Beplanting in oude luister herstellen
37
“Het huis is in 1900 afgebrand en weer opgebouwd. Waarom de voorgevel zo mooi is herbouwd weet ik niet. De luiken waren bij ons groen. Het was erg donker en vochtig in huis. Dat kwam door de bomen, lindes voor en naast het huis, rechts naast het voorhuis een hele grote moerbeiboom. Moerbeibomen waren niet algemeen. Er was een bongerd en een groentetuin. Er was een doornhaag langs de groentetuin. Daar werden aardappels, sla, bonen, kool en andere groenten verbouwd. We maakten zelf zuurkool. De tuin werd in de loop van de tijd kleiner. Het werd weer gebruikt als weiland. Nu hebben de kleinkinderen er weer een paar fruitbomen neergezet. Vroeger stond er naast het huis een andere schuur, maar die is afgebroken om daar een ligboxenstal te bouwen. Ze hebben er ook een hek gezet zoals we dat vroeger hadden. Drie horizontale planken, twee schuin naar het midden en in het midden een verticale plank. Naast de deur in de zijkant van de schuur was een klompenrek, twee klossen aan de muur met een plankje er tegen. Om het huis lag grind dat zaterdags geharkt werd. In de stal werd grondwater voor de koeien opgepompt. Daar zat veel roedolm (ijzer) in. Dat was niet te drinken voor de mensen. We gebruikten het water uit de sloot voor de keuken en het schoonmaken van het melkgerei. Later kwam het water van de melkfabriek in de schone bussen naar de boerderij.” Mevrouw Hoksbergen, 91 jaar en bewoonster van Erf 37 van 1941 tot 1973.
Erf 37, rond 1940 (bron 1)
38
5.4
Terpboerderij van 1930-1940
Situering/ligging De lage halleboerderijen liggen op terpen verspreid in het landschap langs de wegen of verder er van af en door privé eenboerswegen bereikbaar. Ze zijn omzoomd door een rafelig silhouet van de erfbeplanting. De rode boerderijen schemeren hoog op de terp van de verte door deze beplanting heen.
De terpboerderij van de jaren 1930
Boerderij De lage, langgerekte in roodbruine baksteen opgetrokken boerderij heeft een met rode pannen gedekte kap met wolfeinden en een schoorsteen aan de voorzijde op de nokpunt. Het dak wordt omsloten door een brede witte daklijst en brede dakgoten. De zijgevels zijn hoger dan die van de rietgedekte boerderijen van voor 1930. De voorgevel is symmetrisch ingedeeld met twee grote vensters. Bij een deel van de boerderijen bevindt de voordeur zich in een portiek tussen deze ramen, zoals ook in de villabouw van die tijd gebruikelijk
Boerderij met symmetrische gevel, dak met wolfeind en dakpannen
De symmetrische voorgevel
39
was. Onder het wolfeind zijn meerder kleinere vensters aangebracht. Ook de achtergevel is symmetrisch ingedeeld met een van boven rechte dubbele inrijdeur en vensters en staldeuren aan weerszijden. Hier bevinden zich onder het wolfeind nog drie ramen. De zijgevels zijn ritmisch ingedeeld met kleine rechthoekige stalramen. Vensters hebben alle een lekdorpel en een strek. Deuren en ramen zijn groen gekleurd, met blauwe binnenkanten van de staldeuren. De kozijnen zijn wit en de luiken groen. Ook komen er bij een deel van de boerderijen glas in loodramen voor, zoals bij de woningen in de stad uit die periode. De meeste bewoners van deze boerderijen hebben indertijd de glas-in-loodramen vervangen door dubbel glas en deels gelukkig nog op zolder opgeslagen. Kenmerkend zijn de grote met hout omvatte ontluchtingspijpen op de daken die het ensemble een typerend silhouet geven. De boerderijen zijn voorzien van luiken en gevelstenen, maar er zijn geen plinten. Bijgebouwen Naast het hoofdgebouw bevindt zich een kleinere veestal die terug ligt ten opzichte van de boerderij. Deze stal heeft ook een met rode pannen bedekte kap met wolfeinden en roodbruine bakstenen muren. De voorgevel is asymmetrisch met een deur aan de zijkant en twee vensters daarnaast. Op het achtererf staan enkele kapbergen en een wagenschuur, die alle donker gekleurd zijn. Veelal is hout voor de wanden gebruikt, die dan zwart geteerd zijn.
Kenmerkende ontluchtingspijpen
40
Zijgevels, kapbergen en schuren
Erfinrichting 1934
Overblijfsel boomgaard
Erven Boerderij en bijgebouwen staan dicht bij elkaar, net als de rietgedekte boerderijen op de terp met alle ruimtegebrek van dien.Vaak zijn de gebouwen evenwijdig aan de weg gelegen, met de veestal vóór de boerderij gesitueerd. Het rafelig silhouet wordt gecreëerd door hoge bomen die op en rond de terp staan, waaronder in vroeger tijden veel linden, iepen en wilgen. Nu zijn daar populieren, essen en berken bij gekomen. Ook hier staan op een deel van de erven solitaire bomen. Er zijn fruitbomen voor of naast het woongedeelte van de boerderijen, overblijfsels van de vroegere boomgaarden. Vaak heeft men wel aan voor- of zijkant een siertuin ingericht, met gras, heesters en bloemenborders aan de randen. Op sommige erven zijn nog restanten van hagen op voor- of zijerven te zien. De verharding bestaat uit beton, betonplaten en asfalt voor het erf. Voor de eventuele paden naar de deur en de paden in de siertuin zijn betonstenen of grind gebruikt. Erfdelen scheidt men door houten palen met draad of horizontale houten planken. Vroeger kwamen hier net als bij de oudere erven landhekken voor. Ook sloten dienen als erfscheiding.
41
Nieuwe bijgebouwen
Veranderingen in de loop van de tijd In de loop van een kleine eeuw hebben er allerlei veranderingen plaatsgevonden. Zo werden vensters gewijzigd door de toepassing van dubbele beglazing en bij een enkele boerderij heeft men de ramen naar de daklijst toe vergroot. Ook zijn er luiken weggehaald en dakramen bijgeplaatst Er zijn nieuwe bijgebouwen op de erven verschenen en bestaande bijgebouwen zijn verwijderd of aangepast aan de eisen van de tijd. Ook deden mest- en voedersilo’s en mestplaten hun intrede op de erven. Soms geeft dat ook een rommelig aanblik, met kuilvoer onder plastic afgedekt met autobanden tussen erf en weg. Ligboxenstallen verschenen op of naast de terp. De nieuwe stallen zijn breder, met een lagere dakhelling en van andere materialen gemaakt. Damwand en golfplaat deden hun intrede. In meerdere gevallen zijn de erven door deze ontwikkelingen uit hun jas gegroeid. De nieuwe gebouwen passen niet meer binnen de structuur van de
42
erfbeplanting. Veel erfbeplanting is doodgegaan of verwijderd, boomgaarden en een deel van de hagen zijn verdwenen. Op de erven is ook een en ander veranderd. Grind is vaak vervangen door asfalt, beton, betonklinkers en tegels. Pas in de jaren ’50 kwam er elektriciteit in de polders. Tot dan toe had men uiteraard ook geen verlichting buiten op de erven en langs de wegen. Andere materialen
Verbeterpunten Men ziet graag de gevelstenen weer in oude glorie hersteld en bij ieder erf terugkeren. Dan kunnen tevens de namen van de erven achterhaald worden en weer zichtbaar gemaakt. Ook de traditionele landhekken wil men terug laten komen voor erf- en weidebegrenzingen, evenals hagen. De privé eenboerswegen kunnen door deze hekken weer onderscheiden worden van de openbare wegen. Daklijsten en –goten met hun karakteristieke kleuren kunnen weer in oude glorie hersteld worden, evenals luiken en vensterindelingen. Ook de schuren kunnen weer hun oorspronkelijke staat verkrijgen en de hooibergen worden opgeknapt. De nieuwe situatie van bebouwing op het erf vraagt ook om een aanpassing van de erfbeplanting, opdat een en ander weer optimaal in te passen is, met meenemen van de kenmerken van de beplanting van de erven van begin 1900. Het is wenselijk boomgaarden weer onderdeel van de erven te laten zijn en tuinen in te delen met respect voor hun oorspronkelijke inrichting en beplantingssortiment. Een deel van het noodzakelijke, maar niet zo fraaie rommelige aanblik tussen erf en openbare weg kan misschien verplaatst worden of uit het zicht gewerkt. Erfbordje
43
5.5
Ruilverkavelingboerderijen rond 1950
Ligging In de jaren vijftig zijn de ruilverkavelingboerderijen verschenen. Deze staan niet meer op terpen. De meeste zijn gelegen langs de weg, sommige aan privé eenboerswegen. Er bevinden zich verschillende van deze boerderijen verspreid op Kampereiland, in Mandjeswaard en een enkele in De Pieper. Hoge windsingels omranden de erven aan drie zijden. De rode hoge daken zijn in de winter tussen het strakke silhouet van de beplanting door te zien.
Ruilverkavelingboerderij rond 1950 niet op terp
Aan drie zijde omzoomd met windsingels
Boerderijen Alle boerderijen zijn naar een ontwerp van de gemeente Kampen gebouwd: breed en hoogopgaand met woonhuis en een grote schuur in één gebouw. De boerderij heeft een hoge kap met steile dakhelling, grote wolfeinden en rode pannen. Op de nok achter het wolfeind is de schoorsteen geplaatst. Voor de gevels zijn roodbruine bakstenen gebruikt. Er zijn geen plinten aangebracht. Een asymmetrisch ingedeelde voorgevel heeft drie grote horizontale woonkamerramen op ongelijke afstand van elkaar en kleine regelmatig geplaatste vensters op de bovenverdieping. Alle ramen hebben een openslaand zijlicht. De voordeur bevindt zich in de zijgevel met een kleine dakkapel erboven. In de zijgevel van het bedrijfsgedeelte zijn inspringende, de dakrand onderbrekende inrijdeuren en ritmisch gerangschikte betonnen stalramen. Drieruits betonnen stalramen geleden de achtergevel. Kozijnen zijn licht gekleurd, raamkozijnen licht of donker. De deuren hebben van oorsprong een donkerblauwe kleur. De boerderij van De Pieper heeft rode staldeuren met zwart en een lichtblauwe binnenkant.
44
De ruilverkavelingboerderij rond 1950, breed, hoogopgaand, grote wolfeinden
Voordeur in zijgevel met dakraam erboven
Ook her zijn erfnummerstenen op de gevel aangebracht, zichtbaar vanaf de weg, zoals ergens onder het raam naast de voordeur. Bijgebouwen Bij deze erven zijn er nauwelijks bijgebouwen aanwezig. Soms is er een wagenschuur op het erf te vinden die dan vaak zwart en van hout is. Er zijn mestsilo’s en ligboxenstallen bijgekomen. Erven De erven zijn omrand door een rechthoekige singel van essen aan de achter- en zijkanten. Het open voorerf bestaat uit gras, solitaire bomen komen nauwelijks voor op her erf. Op het zijerf bevinden zich de moestuinen. Als verharding is er veel beton, betonklinkers en grindtegels gebruikt. Er was geen afrastering, sloten zorgen voor de scheiding tussen de erfdelen. Soms is er ook buitenverlichting bij de boerderijen aanwezig.
Erf rond 1950
45
Veranderingen Er zijn betonplaten gekomen om het gras op te kuilen, betonnen ronde bakken voor mestopslag en machines op het erf, omdat ze te groot zijn om in de schuur te stallen. De essen in de singels zijn deels uitgevallen of ze staan heel dicht op elkaar smal de hoogte in te gaan.
Schuren uit het zicht, echte tuin en meer boomgaard
Verbeterpunten De erven uit de periode van de ruilverkaveling worden gekenmerkt door soberheid. Nu vindt men de erven wat te kaal en wenst men meer beplanting op het erf, echte tuinen en meer boomgaarden. Binnen de singel van essen is het mogelijk het erf van aanvullende beplanting te voorzien. Dit kan met solitaire bomen, boomgaarden of hagen. Uitgangspunt is wel dat het erf een ingetogen uitstraling behoudt. Grotere stallen moeten beter ingepast worden op het erf (bijvoorbeeld met beplanting). Daar waar de ramen vergroot zijn is het wenselijk de originele kleinere ramen terug te brengen. Ook ziet men liever gebakken klinkers als verharding voor de paden dan het gebruikelijke beton. Erfnummers en landhekken wil men weer in oude glorie herstellen. Voor verbering van het dak zijn de originele gevelpannen gewenst, maar deze zijn niet meer te krijgen. Hopelijk kunnen deze weer ergens in productie genomen worden.
46
5.6
Ruilverkavelingboerderijen uit de jaren 1960
Ligging Dit ruilverkavelingtype is anders dan de vorige én ook niet op een terp gebouwd. Ze komen voor op Kampereiland, in Mandjeswaard en De Pieper. Twee groepen Binnen dit type zijn twee boerderijgroepen te onderscheiden. Één waarvan het bedrijfsgedeelte hoger is dan het woonhuis en één waarbij de hoogte van het bedrijfsgedeelte lager of gelijk is aan het woonhuis. De boerderijen zijn kenmerkend door hun sobere opzet, de woningen zijn eenvoudig en details ontbreken. Huis en schuur zijn meestal door een lage aanbouw met een plat dak met elkaar verbonden. Boerderijen groep 1 Het grootste gedeelte van deze boerderijen is door de gemeente gerealiseerd, sommige echter ook door particulieren. Het bedrijfsgedeelte is duidelijk gescheiden van het woongedeelte en door een melklokaal of bijkeuken ermee verbonden.
Erf uit de jaren 1960 met rondom beplanting
Boerderij jaren 1960, groep 1 schuren hoger dan woonhuis
47
Rode zadeldaken met twee schoorstenen, grote ramen
De woningen zijn niet zo groot en hebben een rechthoekige plattegrond. De boerderij bestaat uit twee bouwlagen in rode baksteen met een zadeldak van rode pannen, twee schoorstenen op de uiteinden, nauwelijks dakoverstekken en dakgoten. De gevels zijn ingedeeld met grote ramen, horizontaal of licht verticaal gericht. Deze woonhuizen met twee bouwlagen zijn voorzien van gepleisterde accenten in deur- of raamomlijstingen. Kozijnen bezitten een lichte kleur, raamkozijnen en deuren zijn voorzien van een sprekender kleur. Ook hier zijn erfnummers aanwezig. Bijgebouwen groep 1 Op het erf zijn nauwelijks of geen opstallen. De schuur is hoger dan het woonhuis en heeft een zadel- of wolfeinddak, bekleed met rode pannen. De gevel is net als het huis opgetrokken uit rood-bruine baksteen, vaak met hout bekleed tussen nok en begane grond. De gevels van de schuur zijn regelmatig ingedeeld door verschillende stalramen en deuren. In de achtergevels bevinden zich grote dubbele deuren, terwijl de hoge bedrijfsgebouwen inspringende inrijdeuren in de zijgevel bezitten.
48
Boerderijen groep 2 Het grootste gedeelte van deze boerderijen is door de gemeente gerealiseerd, sommige echter ook door particulieren. Het bedrijfsgedeelte is duidelijk gescheiden van het woongedeelte en door een melklokaal ermee verbonden. Bij deze boerderijen is het bedrijfsgedeelte lager of gelijk aan het woonhuis van één of twee bouwlagen hoog. De woning van één laag heeft in de langsgevel een in de dakgoot verzonken dakkapel. De woningen zijn niet zo groot en hebben een rechthoekige plattegrond. De boerderijen van zowel één als twee bouwlagen zijn opgetrokken uit rode baksteen en hebben een zadeldak van rode pannen, twee schoorstenen op de uiteinden, nauwelijks dakoverstekken
Erf uit de jaren 1960 groep 2 schuur lager of gelijk aan woonhuis
en dakgoten. De gevels zijn ingedeeld met grote ramen, horizontaal of licht verticaal gericht. Woonhuizen van twee bouwlagen zijn voorzien van gepleisterde accenten in deur- of raamomlijstingen. Kozijnen hebben een lichte kleur, raamkozijnen en deuren zijn voorzien van een sprekender kleur. Ook hier zijn erfnummers aanwezig.
Groep2 schuur ongeveer even groot
Bedrijfsgedeelte en woonhuis gescheiden door melklokaal
49
Bijgebouwen groep 2 Behalve de stallen die tegelijk met de woonhuizen zijn gebouwd, bezitten deze erven ook soms een kapberg en wagenschuur. De oudste bedrijfsgebouwen hebben een met rode pannen bedekt zadel – of wolfeinddak Ze zijn vaak opgetrokken uit baksteen met hout en bedekt met dakpannen. Bij de laagbouwstallen bevinden zich veelal luchtkokers op het dak. Nieuwere stallen bezitten ook wel een golfplaten dakbedekking. Ook hier bevinden zich erfnummer-stenen en gepleisterde details in deur- of raamomlijsting. Erven Het erf is in een rechthoek omplant met een heestersingel, waarin rijen essen of elzen opgenomen zijn. Er is weinig afrastering gebruikt, sloten vormen een natuurlijke afscheiding tussen erfdelen en land. Op het voorerf staat een enkele grote boom en lage hagen begeleiden soms het pad naar de voordeur. Op het voor- of zijerf kunnen ook enkele fruitbomen voorkomen. Verder is er is veel gras, met langs voor- of zijerf enkele sierheesters of –planten. Asfalt, betonplaten, -tegels of betonklinkers is veelal als verharding gebruikt. Soms is er ook buitenverlichting bij de boerderijen aanwezig. Hagen begeleiden pad
50
Erftype 1 1960
Erftype 2 1960
Veranderingen Er zijn betonplaten gekomen om het gras op te kuilen, betonnen ronde bakken voor mestopslag en machines op het erf, als dat kan omdat ze te groot zijn om in de schuur te stallen. Door het deels uitvallen van bomen of heesters in de singels zijn er gaten in de omplanting ontstaan. Door ruimtegebrek op het erf is er soms een rommelige toestand door opslag op het voor- of zijerf merkbaar. Verbeterpunten De erfbeplanting zou herstelling behoeven, waarbij ook bekeken moet worden of bij de groter wordende erven de singel om de nieuwe bedrijfsgebouwen geplant gaat worden. Zo ontstaat een nieuwe situatie waarbij de plukken beplanting met boerderijen in het landschap groter worden. Men liever een wat vriendelijkere tuin- en erfinrichting. Door de windsingels kun je niet ver kijken. In de toekomst ziet men graag hier en daar een boom, niet een rij. Of hoge hagen in plaats van bomen rondom het erf. Deze zijn windbestendig en overzichtelijk. Ook graag hagen om rommel op het erf uit het zicht te hebben. Men vindt de erven ook te kaal en wenst meer beplanting op het erf, echte tuinen en meer boomgaarden. Grotere stallen moeten beter ingepast worden op het erf (bijvoorbeeld met beplanting). Daar waar de ramen vergroot zijn is het wenselijk de originele kleinere ramen terug te brengen. Ook ziet men liever gebakken klinkers als verharding voor de paden dan het gebruikelijke beton. Erfnummers en landhekken wil men weer in oude glorie herstellen. Voor verbering van het dak zijn de originele gevelpannen gewenst, maar ze zijn niet meer te krijgen. Hopelijk kunnen deze weer ergens in productie genomen worden. 51
Streekeigen kenmerken
52
5.7
Algemene verbeterpunten
Erfnummers op gevelstenen zijn wel de meest specifieke karakteristiek voor Kampereiland, Mandjeswaard en De Pieper, die men in ere wil herstellen. Voorts vindt men het belangrijk om de landhekken aan te brengen als erfafscheidingen, maar ook als aanduiding van het begin van de privé eenboerswegen.De hooibergen kunnen weer opgeknapt worden en in hun oude luister hersteld, ook al zal de functie anders zijn. Hagen, hoogstamboomgaarden, grind en gebakken klinkers worden gestimuleerd evenals het herstel van streekeigen siertuinen. En natuurlijk het terugbrengen van streekeigen kenmerken van de boerderijen, bijgebouwen en andere bouwkundige elementen op de erven. Het is ook fijn de rommeligheid van de erven te verbeteren. Oude machines kunnen opgeruimd worden, opslag kan zoveel mogelijk naar achter- of zijerf verplaatst worden en verborgen door hagen of andere beplanting. Kuilvoerplaten en silo’s kunnen op het zijerf bij elkaar gesitueerd worden en vanaf het landschap afgeschermd door bij het erftype passende beplanting. Om deze verbeterpunten gestalte te kunnen geven, vooral als ze te duur of arbeidsintensief zijn, is het initiatief bedacht om mensen van zorgboerderijen of werkvoorzieningschap in de polders een tehuis te bieden, waarbij ze tevens allerlei werkzaamheden kunnen uitvoeren die hen voldoening en een levensdoel geven, terwijl het landschap erop vooruit gaat. De in plastic verpakte hooibalen zijn functioneel en horen bij een moderne agrarische bedrijfsvoering. Toch vind men hun uitstraling ook storend werken op het landschap. Een betere inpassing van deze noodzakelijke balen zou al een pluspunt voor de landschappelijke uitstraling zijn. Dit kan onder meer door in het voorjaar voor mosgroen plastic te kiezen en de hooibalen af te dekken met donker gaas dat vogels
Plastic hooibalen
53
Waarbergen karakteristieken erf
Waarbergen karakteristiek landschap
54
weerhoudt erin te pikken. Ook verdient het de voorkeur de hooibalen op het achtererf of zijerf te leggen, bij de kuilvoerplaten en silo’s. Leg de balen niet in het weiland in het zicht vanaf de weg of op het voorerf buiten de singels.
5.8
Ontwikkelingen van de erven in de toekomst
De ontwikkelingen op agrarisch en maatschappelijk gebied zullen doorgaan en daarmee ook de ontwikkelingen in de polders. Het landschap zal daarbij ook veranderen. Boeren zullen hun erven blijven aanpassen aan de eisen die de zich wijzigende bedrijfsomstandigheden met zich meebrengen. Zo worden er momenteel nieuwe staltypen geïntroduceerd, die breder, lager en meer open zijn. Door de verwachte schaalvergroting zullen de stallen niet meer op de huidige erven passen. Daarnaast zal een aantal boerderijen de agrarische functie verliezen. Er zullen meer burgerwoningen komen. Sociaal gezien kunnen de polders daardoor ook veranderen. De werkgroep pleit hierbij sterk voor een zodanig gebruik van vrijkomende agrarische bebouwing dat de huidige uitstraling van de gebouwen en de erven nog aanwezig blijft. Er wordt voorgesteld om de boerderijen geschikt te maken voor meerdere huishoudens, bij voorkeur voor mensen die niet meer boeren, of de kinderen van agrariërs, die graag in hun omgeving willen blijven wonen. Ook kunnen geschikte bedrijven aan huis een plek krijgen in de polders, als ze niet te veel verkeersbewegingen met zich meebrengen. Kern bij al deze nieuwe ontwikkelingen is dat ze zodanig plaatsvinden dat de karakteristieken van erf en landschap gewaarborgd blijven.
55
Rond 1900 waren de boerderijen omgeven door beplanting
Rafelige beplanting om oude erven
56
Knotwilgen langs de sloot
6. Beplanting op de erven 6.1
Erven in het landschap van de vier polders
Zoals eerder beschreven en verbeeld zijn de beplantingsgroepen op de erven van Kampereiland en Mandjeswaard zeer kenmerkend in het landschap aanwezig. Op oude kaarten is te zien dat de boerderijen en schuren omgeven zijn door bomen, windsingels en boomgaarden. De boomgaarden waren meestal gecombineerd met een weide voor de kalveren en vormden samen de grote hof. De vaak aanwezige kleine hof bestond uit een moestuin. Door de afwisseling van beplanting op de erven was het silhouet rafelig met een aantal doorzichten. Kenmerkend zijn ook de solitaire bomen op de voorerven, zoals paardekastanje. In veel gevallen zijn er nog restanten van deze beplantingen op de erven aanwezig. Door de jaren heen zijn vele boomgaarden verdwenen en door het wegvallen van de nutsfunctie en ruimtegebrek op het erf vindt men geen moestuinen meer. Delen van singels zijn gekapt. Op de jongere erven, waaronder ook de erven van De Pieper en Zuiderzeepolder, werden strakkere groene mantels aangebracht in de vorm van dubbele bomenrijen van essen. Deze singels zien er nu nog vrij compleet uit.
6.2
Beplanting op de erven
Bomen De oudste erven met terpboerderijen werden omgeven door een rafelige beplanting van losse hoge bomen zoals linden, iepen en wilgen. Nu zijn daar populieren, vaak geplant aan de windzijde om beschutting te geven, essen en berken bijgekomen. Terwijl de iepen door de iepenziekte vaak verdwenen zijn. Ook staan er linden, kastanjes en notenbomen als solitairen op het voor- of zijerf. Singels Rechthoekige singels zijn karakteristiek voor de ruilverkavelingboerderijen. Voor de erven uit de jaren vijftig zijn de rijen essen het meest kenmerkend. Singels van erven uit de jaren zestig hebben een meer gemengd karakter: bomen met deels heesters als onderbeplanting. Knotbomen als wilg, maar ook elzen kwamen voor als singels langs de slootranden en erfgrens. Nu zijn er bij
57
een gedeelte van de erven gaten ontstaan door het wegvallen van bomen of heesters. Boomgaarden en moestuinen Had men vroeger echte boomgaarden, toen het fruitaanbod in de winkels uitbreidde en men de grond voor het bedrijf nodig had, zijn de boomgaarden verdwenen en geslonken tot enkele fruitbomen in het gras. Veel gebruikte fruitbomen zijn onder andere appels, peren, pruimen, kersen, bessen en noten. De weides van de boomgaarden werden vaak als kalverweide gebruikt, veelal op de hoeken van het erf en soms omgeven door een singel van elzen. De oudste erven tot 1930 bezaten op het voor- of zijerf moestuinen voor de zelfvoorziening. Op de nieuwere erven komt dat niet meer voor. Hier werd de grond voor weiland of siertuin gebruikt. De moestuinen waren eenvoudig van opzet met rechte vakken en paden van zand.
De boomgaard van vroeger en nu
Geleidelijk komt er meer ruimte voor de siertuin
58
Hagen Vaak aangeplant als scheiding tussen twee functies van een erf of langs de voortuin. Er werd veel meidoorn voor gebruikt, maar ook wel liguster, beuk, haagbeuk of veldesdoorn. Bij veranderingen van erven zijn een groot deel van de hagen verdwenen. Nu zijn er nog enkel hagen overgebleven Sierbeplanting op het voorerf Op het voorerf bij de boerderijen vanaf 1930 is er ruimte voor een bescheiden siertuin. Op het voorerf stonden soms hagen van meidoorn of vlier. De leilinden beschermden tegen zon en wind. De tuin bestaat uit gras, heesters en bloemborders met éénjarigen zoals dahlia’s en goudsbloemen en vaste planten. Als heesters plantte men sering, hortensia, sneeuwbal, hulst, boerenjasmijn en gouden regen. Het gras werd opgefleurd met sneeuwklokjes, tulpen en narcissen. Veranderingen In de loop der tijd is de verhouding tussen sier- en nutsbeplanting op de erven gewijzigd. Er komt meer aandacht, tijd en geld voor sierbeplanting op de erven. Tegelijkertijd is er veel nutsbeplanting zoals fruit en groenten verdwenen. Tegenwoordig zijn de voorerven grotendeels ingevuld met gras en soms sierborders. Hierdoor is de kenmerkende eenvoudige opzet van de erven op een aantal plekken verminderd. De boerderijen van Zuiderzeepolder zijn alle particulier eigendom, in tegenstelling tot de andere polders. De tuinen zijn daardoor ook meer individueel als siertuin ingericht. Van meer recentere datum hebben de gebiedsvreemde coniferen hun intrede in de polder gedaan. Het advies is om coniferen zoveel mogelijk te vervangen door streekeigen veldesdoorn. Beheer en Onderhoud Voor beheer en onderhoud van boerenerven heeft Landschap Overijssel een werkboek samengesteld. Ook kunt u daar terecht voor vragen adviezen of cursussen. In het werkboek wordt onderscheid gemaakt in verschillende beplantingselementen van het boerenerf, die ieder haar eigen soorten kent en een bepaalde mate van onderhoud en beheer vergt.
59
6.3
Erfbeplanting: sier, nut en ongemak
Het boerenerf bestaat naast de diverse opstallen uit een (sier)tuin en een agrarische gebruiksruimte. Het boerenerf is in de eerste plaats een ‘werkerf’ en daardoor is het van belang dat beplanting functioneel bruikbaar is en geen belemmering vormt in de bedrijfsvoering. Erfbeplanting werd gebruikt als beschutting tegen wind en zon, als geriefhout of hakhout, voor de eigen voedselvoorziening en om de sierwaarde. Vanuit het perspectief van een moderne bedrijfsvoering heeft indertijd de werkgroep voor Mastenbroek de voor- en nadelen van beplantingen op het erf onderzocht. Vanwege de gelijkwaardige bodem- en weeromstandigheden en overeenkomsten in het landschappelijke van de erven zijn de resultaten van Mastenbroek ook voor Kampereiland en de Buitenpolders van toepassing. De werkgroepresultaten zijn hieronder uiteen gezet. Naast deze argumenten blijven natuurlijk ook het esthetische aspect en de streekeigenheid van de beplantingen van belang. Het erf is immers ook een visitekaartje!
Veel erfbeplanting
60
Hoogstamfruitbomen Voordelen: • eigen fruit; • sierwaarde van bloesem en fruit; • is beeldbepalend en heeft een toegevoegde waarde als onderdeel van een boerenerf; • keus uit vele soorten en vormen. Nadelen: • snoei vraagt veel kennis en tijd (een snoeicursus kan hier uitkomst bieden, ook is er veel lokale kennis aanwezig; • de veelal brede lage vorm en takken (afhankelijk van snoeifrequentie en vorm) vormen een belemmering bij werkzaamheden (maaien); • het opzetten van een boomgaard vraagt veel ruimte door een ruime plantafstand. Windsingels Voordelen: • zorgen voor luwte en dus een aangenaam klimaat op het erf; • bieden privacy op het erf; • kunnen gebouwen en opstallen beschermen tegen weersinvloeden (wind, storm etc.); • camoufleren minder fraaie elementen op het erf; • geven een natuurlijk aanzien aan de erven. Nadelen: • vragen redelijk veel, maar wel eenvoudig onderhoud, om de singel dicht te houden; • bij singels langs een sloot kan geen machinale schouw plaats vinden, tenzij er een schouwpad is vrijgehouden. Lei- en knotbomen Voordelen: • landschappelijk fraai door grillige vormen; • eigenaar kan zelf vorm en omvang bepalen; • leilinden zorgen voor schaduw en koelte in de woning mits op zuid- of westzijde geplant.
61
Nadelen: • vragen regelmatig onderhoud • bij leibomen is het onderhoud vaak omvangrijk en door de hoogte niet gemakkelijk uit te voeren; • leibomen staan soms te dicht op de woning, waardoor vochtproblemen kunnen ontstaan; • linden hebben last van zogenaamd ‘drup’, een harsachtige substantie die op bijvoorbeeld kozijnen en meubilair plakt; • op donkere dagen kunnen leibomen de lichtinval in de woning behoorlijk belemmeren. Solitaire bomen Voordelen: • landschappelijk fraai en herkenbaar; • bieden schaduw op open plaatsen op het erf; • hoge natuurwaarde. Nadelen: • vragen onderhoudssnoei in de tijdelijke kroon; • kunnen de doorgang belemmeren, de stam blijft laag vertakt zonder snoei; • ondergroei is door de geringe doorlaat van licht, beperkt. Solitairen op het erf
62
6.4
Aanbevolen beplanting
De beplanting in de polders is over het geheel genomen sterk aan de bodemsoort (klei op zand) gerelateerd. Om een indruk te geven welke soorten geschikt zijn en goed op een erf passen is de volgende beplantingslijst samengesteld. Bomen Solitairen op het voorerf/in de tuin: Paardekastanje Aesculus hippocastanum Zomereik Quercus robur Linde (ook als leiboom) Tilia hollandica Op het achtererf en/of in de singel: Veldesdoorn Acer campestre Zomereik Quercus robur Gewone es Fraxinus excelcior
Meidoorn
Paardekastanje
Singels (heesters) Sleedoorn Meidoorn Wilde kamperfoelie Vuilboom Zwarte bes Schietwilg (ook geknot) Geoorde wilg Gewone lijsterbes Bittere wilg
Gewone es
Linde
Prunus spinosa Crataegus monogyna Lonicera periclymenum Rhamnus frangula Ribes nigrum Salix alba Salix aurita Sorbus aucuparia Salix purpurea
63
Hondsroos Japanse bottelroos
Rosa canina Rosa rugosa
Onderstaande soorten zijn erg krachtige groeiers en dienen beperkt gebruikt te worden: Grauwe wilg Salix cinerea Gewone vlier Sambucus nigra Hagen Liguster Meidoorn Zwarte els Veldesdoorn
Ligustrum vulgare Crategus monogyna Alnus glutinosa Acer campestre
Eventueel kunnen onderstaande soorten worden gebruikt als losse haag: Gewone vlier Sambucus nigra Trosvlier Sambucus racemosa
Meidoorn
Liguster
Veldesdoorn
De siertuin In de siertuin worden diverse soorten heesters en andere planten geadviseerd. Ten aanzien van de houtige gewassen wordt afgeraden om uitheemse soorten toe te passen. Sierheesters Boerenjasmijn Hortensia Ribes Spirea
64
Jasminium (diverse soorten) Hydrangea (diverse soorten) Ribes (diverse soorten) Spirea japonica
Sering Syrynga vulgaris (diverse soorten) Sneeuwbal Viburnum (diverse soorten) Weigelia Weigela (diverse soorten) Rozen kunnen met mate worden toegepast Vaste planten Duizendschoon Helleborus (nieskruid) Herfstaster Huislook Lupine (diverse soorten) Margriet (diverse soorten) Monnikskap Pioenroos Prikneus Slanke sleutelbloem Toorts Viooltje Voorjaarszonnebloem Eenjarigen Afrikaantjes Goudsbloem Oost-Indische kers Pronkerwt Ridderspoor Strobloem
Boerenjasmijn
Helleborus argutifolius Aster (diverse soorten) Sempervivum Aconitum cammarum Paeonia (diverse soorten) Lychnis (diverse soorten) Primula (diverse soorten) Verbascum Viola Doronicum Tagetes Calendula officinalis Tropaeolum speciosum Lathyrus clymenum Delphinium Helichrysum italicum
Monnikskap
Afrikaantjes
65
Tweejarigen Judaspenning Madeliefje Muurbloem Stokroos Vingerhoedskruid
Lunaria annua Bellis perennis Cheiranthus cheiri Althaea rosea Digitalis purpurea
Bollen en knollen Deze kunnen in het gazon en in de borders worden geplant. Convallaria majalis Muscari botryoidis Lilium Hollandicum-hybriden Crocus vernus Iris pseudacorus Narcissus (diverse soorten) Galanthus caucasicus Tulipa Liliaceae (diverse soorten)
Lelietje der Dalen Blauw druifje Boeren Lelie Bonte Krokus Lis Narcis Sneeuwklokje Tulp
Klimplanten Kamperfoelie Lonicera periclymenum, Lonicera nudiflorum Rozen kunnen met mate worden toegepast.
Lelietje der Dalen
66
Lelie
Judaspenning
Beplantingslijst fruitbomen Plantadvies voor fruitbomen in de particuliere boomgaard Er zijn verschillende soorten fruitbomen en heesters te verkrijgen. Allereerst dient men een keuze te maken uit hoogstam, halfstam of laagstam, waarbij hoogstam toch wel de grote voorkeur heeft. Het is verstandig ook even te letten op een goede onderstam ten behoeve van de groeikracht en ziekteresistentie. Onderstammen Appels M - 9 M -26 M -106 M -111 M-2 Zaailing
Peren Kwee-c Kwee-a Zaailing
Pruimen St. Julian A Bromthon
(bron 5)
67
Appels Alkmene Jonagold Bramley’s Seedling Jacques Label Golden Winter Permain Lobo Golden Delicous Lombarts Calville Glorie van Holland Lemoen appel Gravensteiner Reinette van Ekenstein Groninger Kroon Blonde Goudreinette Gloster Orange Reinette James Grieves Precent van Engeland Zoete orange Zoete Pippeling
Tranparante cronckels Tydemans Erly Worchester Jan Steen Cellini Mack Intosh Winston Notaris appel Melrose Karmijn
Peren Beurre Hardy Beure Lebrun Beure Beukens Butter Birne Beure Allexandre Lucas Comtesse de Paris Bonne Louise����������� d’Avranches � Conference Doyenne du Comise Clapp’s Favourite Dr. Julius Guyot Callebasse Tierlemont Fondante de Charneux’s Gieser Wildeman President Roosevelt President Louttreule Packham’s Triumph ����������������������������������������� Precocoe de Trevoux Seigneur d’Esperen Williams Boncretien ������������������������������������������� Williams Duchesse Zwijndrechtse wijnpeer Soldat Laboreur Pruimen Belle de Louvain Dubbele Boeren Witte Reine Claude d’Althan Monigneur Hatif
Appelboom
68
Czar Eldense Blauwe Earlt Laxton Reine Victoria Reine Claude d’Olliens Opal Reine Claude Verte
Perenboom
Pruimenboom
Walnoten (een walnoot kan niet te nat staan, dus plant deze op hogere gronden) Amanda Princesse Walnoot Chanaigne Bourreu Rode bessen Jonkheer van Tets Stanza Rolan Fay’s Prolivic Rode bes
Witte bessen Blanca Zwarte bessen Zilver gieter Phoenix Trithon Ben Lemon Frambozen Schoneman Marwe Autum Blitz
Zwarte bes
Witte bes
Bron: Dhr. J Pelleboer (aangepast voor Kampereiland en de Buitenpolders)
Framboos
69
De Onderhoudswijzer voor de Boerderij
Rottend hout door vocht (bron 6) Scheuren in gevelstenen (bron 6)
70
7. Onderhoud aan uw boerderij Om de historische boerderij, die velen van u op het erf hebben staan, te behouden, is het belangrijk de boerderij goed te onderhouden. In het onderhouden van uw boerderij hoeft u gelukkig niet alleen te staan. De provinciale monumentenwachten en de Federatie Monumentenwacht Nederland hebben gezamenlijk een handig boekje uitgegeven: ‘Onderhoudswijzer voor de Boerderij’. Hierin staat veel praktische informatie over schadeverschijnselen bij historische boerderijen. Het zou dubbel werk zijn om de inhoud van de Onderhoudswijzer hier nu compleet te herhalen. Wel willen wij u een korte samenvatting geven van de belangrijkste tips uit dit boekje. Voor een volledige weergave van alle informatie, is de ‘Onderhoudswijzer voor de Boerderij’ te bestellen bij Stichting Monumentenwacht Overijssel en Flevoland. De Onderhoudswijzer gaat vooral over het onderhouden van diverse belangrijke onderdelen van de historische boerderij. Deze belangrijke onderdelen zijn verdeeld in vier onderwerpen: gevels, daken, interieur en diversen, zoals ze ook in het inspectierapport van de monumentenwacht onderverdeeld zijn. Het onderwerp interieur wordt in dit kader niet besproken, omdat we hier alleen ingaan op de buitenzijde van de boerderij en het erf. Gevels De buitenwanden van gebouwen worden gevels genoemd. Dit is niet alleen het zichtbare bovengrondse deel, maar ook het deel onder het maaiveld. De staat van de fundering, waarop veel gevels staan, is evenals het onderste deel van de gevel zeer bepalend voor de staat van de gevel. Verder zijn ook de kwaliteit van de gevel zelf (materialen, juiste samenstelling en verbinding van de verschillende materialen) en de kapconstructie van invloed op de gevel. Vocht is in alle gevallen een groot probleem. Dit gaat op voor houten funderingen, gemetselde bakstenen muren en (on)geverfde elementen aan de gevels zoals raamkozijnen, windveren en daklijsten. De beste remedie hiertegen is het vocht uit de buurt te houden. Dit kan onder andere door een goede ontwatering van het terrein, bomen niet te dicht bij gevels in de buurt te zetten, een betere detaillering van lijsten en afdekkingen zodat het water niet langs de gevel kan lopen, regelmatige controle op beschadigingen van te verven onderdelen en deze bijwerken of deskundige vervanging van rottende onderdelen. Ook is het verstandig de gevels niet te laten overgroeien met beplanting. De wortels dringen door in het veelal poreuze metselwerk waardoor
71
stenen los kunnen komen te zitten of zelfs kapot kunnen gaan. Controleer pleisterwerk regelmatig op het ontstaan van kleine, netvormige krimpscheurtjes. Laat dit zo spoedig mogelijk reinigen, drogen en overschilderen. Ga niet onbedachtzaam met de kitspuit aan de slag. Het afdichten van naden kan de noodzakelijke ventilatie tenietdoen. Daken Dakbedekkingen en kapconstructies vormen een buitengewoon belangrijk onderdeel van elk gebouw. Als hier gebreken ontstaan, heeft dat bijna altijd vervelende gevolgen voor andere delen; anderzijds draagt een goede conditie van de kap en de dekking in hoge mate bij aan langdurig behoud van een object. Kapconstructies van historische boerderijen werden altijd van hout gemaakt. Dit materiaal was en is gemakkelijk te bewerken en bovendien was er vroeger niets anders voor handen. Houten kapconstructies lopen echter ook risico’s, zoals houtborende insecten, te zware belastingen en onjuiste onderlinge verbanden. Op Kampereiland en Mandjeswaard zijn nog boerderijen met rieten daken. Omdat rieten daken veel onderhoud vergen en bovendien brandgevaarlijk zijn, is riet in veel gevallen vervangen door dakpannen. Rieten kap, geen goot
72
Loodaansluitingen worden gebruikt om naden te dichten tussen bijvoorbeeld dakpannen en de schoorsteen. Lood is een uitstekend bouwmateriaal, met die voorwaarde dat het voldoende zwaar van kwaliteit en goed aangebracht is. Bij veel historische boerderijen komen geen goten voor, met als gevolg dat het hemelwater vrij van de dakvoet afvalt en vlakbij de gevel op de grond beland. Eerder is al aangegeven dat vocht en metselwerk geen goede combinatie is. Daarom zijn bij latere boerderijen goten aangebracht. Als u bij uw historische boerderij vanwege esthetiek en authenticiteit toch geen goten wenst te plaatsen zijn ook daar maatregelen voor te treffen opdat het afdruipende water zo min mogelijk schade aanricht. Let bij dakbedekking en kapconstructies vooral op de volgende punten: • Controleer regelmatig op aantasting van houtwormen of schimmels. • Controleer op lekkages en verzeker u ervan dat na herstel- en / of bestrijdingswerkzaamheden de oorzaak van de schade is verholpen. Lekkages kunnen ontstaan door gebroken, verschoven of afgegleden pannen, losgeraakt riet, vervuilde goten, loodaansluitingen, windveren, dakkapellen en hooiluiken. • Zorg voor een goede ventilatie van uw dakconstructie. • Voorkom dat bij daken zonder goot afvallend water van de bodem opspat tegen de gevel. Vervang zonodig bestrating door een grindbed of gras. Diversen Onder het hoofdstukje diversen wordt kort iets gezegd over bestrating, beplanting, hekwerken en vogels. Dieper wordt ingegaan op verwarming, bliksembeveiligingsinstallaties, goede bereikbaarheid en toegankelijkheid. Pas in de jaren vijftig van de vorige eeuw kwam er elektriciteit op Kampereiland en de buitenpolders. Uit onervarenheid en onachtzaamheid zijn vooral met elektriciteit veel nare ongevallen gebeurd. Nog altijd zijn ondeskundig gebruik en slecht onderhoud de meest voorkomende oorzaak van narigheid met technische installaties. Een goede ventilatie is van groot belang. Verder is ook een eenvoudige bliksembeveiliging al voldoende om brand door blikseminslag te voorkomen. Controleer de installatie regelmatig.
73
Voor het uitvoeren van onderhoud krijgt de eigenaar van een boerderij te maken met de ARBO-wetgeving. Als niet aan de eisen van de ARBO wordt voldaan, zal het steeds moeilijker worden om bedrijven te vinden die inspecties en reparaties willen uitvoeren. Voorzieningen om de toegankelijkheid te verbeteren zijn: • Het schoonhouden van alle gebouwdelen van binnen en buiten. Stof, vuil, uitwerpselen, puin trekken ongedierte aan en kunnen veilig werken belemmeren. • Zorg voor goede en veilige verlichting in alle ruimtes. • Niet beloopbare plafonds moeten van een loopbrug met minimaal één leuning zijn voorzien. Bliksemafleiding (bron 6)
74
8. Informatie over advies en uitvoering 8.1
Adviserende instellingen
Bebouwing Monumentenwacht Overijssel & Flevoland Ohmstraat 2c 8013 PZ Zwolle tel: 038-4603237 E-mail:
[email protected] Het Oversticht Aan de stadsmuur 79-83 Postbus 531 8000AM Zwolle tel: 038-413257 E-mail;
[email protected] Steunpunt cultureel erfgoed Overijssel Aan de stadsmuur 79-83 Postbus 531 8000 Am zwolle tel: 038-4213257 E-mail:
[email protected] Rijksdienst voor Monumentenzorg Broederplein 41 3703 CD Zeist tel: 030-6983211 Email:
[email protected] Stichting Historisch Boerderij Onderzoek Schelmseweg 89 Postbus 649 6800AP Arnhem tel: 026-3576222 E-mail:
[email protected]
Gemeente Zwolle Afd. Bouwadvies of Afd. Landschap Grote Kerkplein 15 Postbus 10007 8000GA Zwolle tel: 038-4989111 E-mail:
[email protected] Gemeente Kampen Afd. Bouwadvies of Afd. Landschap Oudestraat 133 Postbus 5009 8260 GA Kampen tel: 038-3392999 E-mail:
[email protected] Gemeente Zwartewaterland Afd. Bouwadvies of Afd. Landschap Telvorenstraat 23 Postbus 23 8060 AA Hasselt tel: 038-3853000 E-mail:
[email protected] Nieuwbouw in de polder DLV Bouw, Milieu en Techniek Deenter Tel: 0570-501535 E-mail:
[email protected]
75
Erfinrichting
8.2 Praktische uitvoering
Het Oversticht Aan de stadsmuur 79-83 Postbus 531 8000AM Zwolle tel: 038-413257 E-mail;
[email protected]
Monumentenwacht Overijssel & Flevoland Ohmstraat 2c 8013 PZ Zwolle tel: 038-4603237 E-mail:
[email protected]
Beplantingen
8.3
Landschap Overijssel Contactpersoon Robert Pater Huis ’De Horte’ Poppenallee 39 7722 KW Dalfsen tel: 0529-401731 E-mail:
[email protected]
Bebouwing
Groenloket Overijssel Huis ‘De Horte’ Poppenallee 39 7722 KW Dalfsen tel: 0529-401731 E-mail:
[email protected] Gemeenten: zie Bebouwing
76
Subsidies
Gemeente Kampen Afd. Bouwadvies Oudestraat 133 Postbus 5009 8260 GA Kampen tel: 038-3392999 E-mail:
[email protected] Beplanting Landschap Overijssel Huis ’De Horte’ Poppenallee 39 7722 KW Dalfsen tel: 0529-401731 E-mail:
[email protected]
8.4 Kennis en informatie over gebouwen en erven IJsselacademie Molenstraat 28a 8261 JW, Kampen tel: 038-3315235 E-mail:
[email protected] Het Oversticht Aan de stadsmuur 79-83 Postbus 531 8000AM Zwolle tel: 038-413257 E-mail;
[email protected] Historisch Centrum Overijssel Eikenstraat 20 8021 WX Zwolle tel: 038-4266300 E-mail:
[email protected]
8.5
Cursussen
Cursus Boerenerven Cursus Snoeien Hoogstamfruitbomen Landschap Overijssel Huis ‘De Horte’ Poppenallee 39 7722 KW Dalfsen tel: 0529-401731 E-mail:
[email protected]
77
Colofon Dit handboek is mede tot stand gekomen dankzij de enthousiaste inzet van de werkgroep Streekeigen Huis en Erf Kampereiland en de Buitenpolders. Werkgroep Henny Boxman Arwin van Dijk Jolanda Duitman-de Munnik Harry ten Hove Willem Koersen Miny Pelleboer-Troost Johannes Post Marijke Post Helms Ruitenberg Marten Schrijver Roelof Steenbeek Marja Stoel Jannie van der Streek Hilco van der Wal Projectteam ir. Tamara Ekamper Linda de Haan MA ir. Monique Marcelis Wolak
(Het Oversticht) (Het Oversticht) (Marcelis Wolak landschapsarchitectuur)
Auteur ir. Monique Marcelis Wolak Fotografie en illustraties ir. Monique Marcelis Wolak Marten Schrijver Bron 1: Pachters van de stadserven op het Kampereiland Bron 2: www.bodemdata.nl Bron 3: Topografische kaart van Nederland 1:25.000 Bron 4: Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap IJsseldelta Bron 5: Streekeigen huis en erf Polder Mastenbroek Bron 6: Onderhoudswijzer ���������������������������������� voor de Boerderij
78
Initiatief Dit project vindt plaats in het kader van Nationaal Landschap IJsseldelta. Het project Streekeigen Huis en Erf is een initiatief van Landschap Overijssel, Monumentenwacht Overijssel en Flevoland en Het Oversticht. Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door • Provincie Overijssel • Gemeente Kampen • Gemeente Zwartewaterland • Gemeente Zwolle • Nationale Postcodeloterij Vormgeving Marcelis Wolak landschapsarchitectuur, Doorwerth
© Het Oversticht, februari 2008 Postbus 531 8000 AM Zwolle
79