Streekeigen onderhoudsWIJZER
Streekeigen onderhoudsWIJZER
Inhoudsopgave 1. Streekeigen erven 1.1 Verschillen bepalen het karakter 1.2 Onder druk 1.3 Impuls voor herstel 1.4 Behoud door onderhoud
4
2. Kenmerken van een erf 2.1 Erven en landschap horen bij elkaar 2.2 Voor en achter: structuur op het erf 2.3 Iedere regio zijn eigen type boerderij 2.4 Nut en noodzaak 2.5 Zelfvoorzienend
6
3. Wat is streekeigenheid? 3.1 Uniek voor een streek 3.2 Herkenning 3.3 Oorzaken van streekeigenheid 3.4 Overijssel in 10 streken
14
4. Streekeigen kenmerken per regio
16
5. Onderhoudstips voor streekeigen bebouwing 5.1 hoofdgebouw 5.2 bijgebouwen
36
6. Onderhoudstips voor streekeigen beplanting
84
7. Onderhoudstips voor verharding, hekwerk, waterput
Bijlagen
3
110
1.
Streekeigen erven
1.1 Verschillen bepalen het karakter In de ‘groene tuin van Nederland’ (provincie Overijssel) liggen veel boerenerven. Het lijkt alsof ze er altijd al hebben gelegen. Voor velen hebben ze iets nostalgisch, iets eigens. Erven stralen ook trots, hard werken en vernieuwing uit. Per regio of streek zien de boe-
renerven er anders uit. Juist die regionale verschillen bepalen het streekeigen karakter. 1.2 Onder druk De verschillen tussen de streken onderling zijn in de loop van de 20e eeuw steeds kleiner geworden. Ruilverkaveling, mechanisatie, kunstmest en de opkomst van nieuwe materialen zoals prikkeldraad en beton leverden veel grondwinst en tijdwinst op. En natuurlijk werd hiermee bespaard op onderhoud. Jammergenoeg werd het landschap er hiermee niet aantrekkelijker op. Dat werd eentoniger en verschraalde, er trad een verarming van ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden op. 1.3 Impuls voor herstel Het is in 2013 bijna vier jaar geleden dat bijna alle gemeenten van Overijssel een project Streekeigen huis en erf startte. Eigenaren van boerenerven werden gestimuleerd om hun boerderij, bijgebouwen en beplanting streekeigen op te knappen. Deelnemers kregen advies en een bijdrage in de uitvoeringskosten. Uiteindelijk werden een kleine 2000 erven geadviseerd en bijna zoveel opgeknapt. Gevels, luiken en daken van boerderijen werden hersteld, evenals kippenhokken, bakhuisjes, aardappelkelders en hooibergen. Ook werden hoogstamfruitgaarden aangelegd, hagen, knotlindes, kastanjes en notenbomen aangeplant.
1.4 Behoud door onderhoud Maar met alleen aanleggen en herstellen bent u er niet. Onderhoud van dit alles is nodig om het streekeigen karakter van erven, te kunnen behouden, ook in de toekomst. Daarom is deze streekeigen onderhoudswijzer uitgebracht. Hiermee wordt de kennis vanuit het gebied overgedragen aan u als erfeigenaar. Op deze manier ziet u hoe u zelf aan de slag kunt gaan en door goed onderhoud op den duur zelfs flink geld kunt besparen.
5
2.
Kenmerken van een erf
Voor we ingaan op specifieke streekeigen kenmerken lichten we eerst wat algemene principes van het boerenerf toe. Het zijn basisprincipes die helpen om het erf te begrijpen. Hoe ligt een erf in het landschap, welke boerderijtypen zijn er, hoe is het erf opgebouwd en ingericht? 2.1 Erven en landschap horen bij elkaar Erven horen bij het landschap. Boeren werken voor een groot deel in het landschap om hen heen. Waar en hoe een erf ligt en hoe het eruit ziet, wordt bepaald door de bodem en het type landschap. Voor Overijssel geldt: • Ligging in het landschap: op de zandgronden liggen de erven aan de rand van de essen en kampen (eenmans-es), ze liggen bij elkaar in clusters en zwermen; op de veengronden liggen de erven in linten; in de heideontginningsgebieden liggen de erven verspreid langs rechte wegen • Type bedrijf: op zandgronden komen van oudsher voornamelijk gemengde bedrijven voor. Gemengde bedrijven erf aan de rand van een kamp hebben meestal veel bijgebouwen. In later ontgonnen veen- en heidegebieden zijn de meeste boerenbedrijven melkveebedrijven. De akkerbouwbedrijven vind je op de als laatste ontgonnen heideontginningsgebieden. • Uiterlijk van het erf: op de oude zandgronden gaan erf en landschap in elkaar over, er is geen duidelijke scheiding. De beplanting op het erf gaat langzaam over in de beplanting in het omringende veel bijgebouwen landschap. In de jongere veen- en heidegebieden is er vaak wel een scheiding tussen het erf en het landschap door (wind) singels. Op hoge en droge gebieden komen eiken en beuken voor, terwijl in nattere gebieden vaak wilgen, elzen en populieren staan.
geleidelijke overgang naar het landschap
2.2 Voor en achter: structuur op het erf Waar staat alles op het erf? Of anders gezegd: Hoe ziet de erfstructuur en ordening van alles op het erf eruit? De eerste ordening is die van ‘voor’ en ‘achter’. ‘Voor’ staat voor wonen en ‘achter’ staat voor werken. Deze indeling is in de boerderij terug te vinden in de grootte van de ramen (voor grote ramen, achter kleine), de plaats van de schoorsteen of het soort dakbevoorzijde van de boerderij dekking (voor pannen en achter riet). Maar ook op het erf zelf is de denkbeeldige lijn tussen ‘voor’ (werkterrein van de vrouw) en ‘achter’ (werkterrein van de man) terug te vinden. ‘Achter’ staan de stallen en schuren, ‘voor’ ligt de tuin, met fruitgaard, moestuin en bleekveld. ‘Voor’ staan ook het bakhuis en de waterput. Voor Overijssel geldt: • Op de oude zandgronden is ‘achter’ naar het land gericht, zodat soms de achterzijde van het erf aan de weg ligt. Soms loopt de doorgaande weg over het erf heen. In de voormalige jongere veen- en heidegronden liggen de erven met de voorzijde naar de weg.
achterzijde van de boerderij
ordening van elementen: voor en achter
8
9
gebouwen in een losse strooiing
•
gebouwen staan parallel aan en haaks op elkaar
Op de oude zandgronden liggen de gebouwen op het erf in een schijnbaar losse strooiing. In jonge landschappen staan de gebouwen haaks of parallel ten opzichte van elkaar (en de weg).
2.3 Iedere regio zijn eigen type boerderij Globaal worden de Nederlandse boerderijen tegenwoordig in twee hoofdgroepen verdeeld: de noordelijke huisgroep en de hallehuisgroep. De noordelijke huisgroep heeft een dekbalkgebint en de hallehuisgroep een ankerbalkgebint of varianten daarvan. Onder de noordelijke huisgroep vallen de meeste boerderijen die in Friesland, Groningen, de Waddeneilanden en Noord-Holland te vinden zijn. Typen die hier genoemd kunnen worden zijn het (inmiddels verdwenen) woonstalhuis, de kop-romp boerderij, kop-halsrompboerderij, de stjelp of stolp en het Oldambster (Groninger) type. De hallehuisgroep is een bonte verzameling van typen zoals het lös hoes, het T-huis/dwarshuis, het krukhuis, de langgevelboerderij en de vooral in Limburg voorkomende binnenhofboerderij. Voor Overijssel geldt: • In heel Overijssel komt het hallehuistype het meeste voor. Bij dit type zit het woonen werkgedeelte onder één dak. De oudste vorm is het Twentse lös hoes, een open ruimte bewoond door mens en dier. • In de jongere landschappen in het noorden van Overijssel en langs de grens met Drenthe komen ook andere typen voor: Groningse boerderijen, kop-rompboerderijen en dwarsdeelboerderijen. Dit komt doordat veel boeren uit Friesland, Drenthe en Groningen hier naartoe gingen toen er land ontgonnen moest worden. Ze gin10
Friese kop-hals-rompboerderij
Groninger boerderij
Noord-Hollandse stolpboerderij
Limburge carré-hoeve
Brabantse langgevelboerderij
lös hoes
hallehuisboerderij
11
gen hier werken en namen hun eigen boerderijtype mee. Kenmerken Hallehuis • rechthoekige plattegrond • vrijstaande eikenhouten gebintconstructie • drie beuken: een middenbeuk (deel) en twee zijbeuken • scheidingswand tussen woon- en werkgedeelte • hoofdingang in voor- of zijgevel • stookplaats tegen de scheidingswand • laag aflopend zadeldak • groot dakoppervlak; schoorsteen midden op de kap • ontbreken van goten bij rieten daken • voorgevel asymmetrisch met grote venster • achtergevel symmetrisch met centraal geplaatste baanderdeuren • lage zijgevels met mestdeuren en varianten van een hallehuis stalramen
12
2.4 Nut en noodzaak Eenvoud is het woord dat bij de erven van vroeger past. Gebouwen en inrichting waren vooral functioneel. Er was nauwelijks geld, zeker niet voor luxe. Lange tijd was er weinig comfort. Functie en bedrijfsvoering bepaalden hoe het erf eruit zag. een functionele inrichting
2.5 Zelfvoorzienend Boerengezinnen zorgden helemaal voor hun eigen eten en waren zelfvoorzienend. Men maakte, verwerkte en consumeerde vrijwel alles zelf. Eigen fruitgaard, moestuin, kruidentuin en notenbomen leverden fruit (appels, peren, kersen, pruimen), groente, aardappelen, kruiden en noten. Het vee leverde vlees en melk waarmee kaas en boter werden gemaakt. En wat scharrelende kippen leverden eieren. Op enkele erven stond zelfs vroeger een bijenschuur voor honing. Om voedsel langer te bewaren werd er gewekt, gedroogd, gezouten en gezoet.
fruitgaard
moestuinen ••
13
3.
Streekeigenheid: wat is dat eigenlijk?
boerenerf in de IJsseldelta
boerenerf in Noord-oost Overijssel
3.1 Uniek voor een streek Als je door het landschap rijdt, fietst of wandelt, zie je dat boerderijen er niet overal hetzelfde uitzien. Een Twentse boerderij oogt anders dan een Sallandse hoeve. En een boerenerf in de IJsseldelta ziet er weer anders uit dan een boerenerf in het Vechtdal. Kenmerken van boerenerven die echt uniek zijn voor een bepaalde streek, noemen we streekeigen kenmerken. Dat streekgebondene kan in verschillende elementen zitten, bijvoorbeeld in de ligging in het landschap, het type boerderij, materiaal- en kleurgebruik, typen bijgebouwen en de erfinrichting. 3.2 Herkenning Streekeigen kenmerken bepalen het karakter van het landelijk gebied. Ze bepalen mede de identiteit van een regio en de diversiteit van het landschap. Aan die streekgebonden kenmerken kun je een regio herkennen. Denk aan de typische rode pannendaken van boerderijen in Twente, of de felle groene en blauwe kleuren op boerderijen in Staphorst/Rouveen. Als je de boerderijen ziet, weet je meteen waar je bent. Om het onderlinge verschil tussen de streken te behouden, is het behoud van de streekeigen kenmerken van belang.
Sallandse hoeve
Twentse boerderij
boerenerf in Noord-West Overijssel
3.3 Oorzaken van streekeigenheid Maar hoe kan het nou eigenlijk dat de boerderijen in Twente een rood pannendak hebben en de boerderijen in Salland een rieten dak? Of dat de erven in de IJsselstreek Engelse stijltuinen hebben en in de IJsseldelta siertuinen ontbreken? De oorzaken van het ontstaan van streekeigen kenmerken zijn: type bodem en landschap, het soort agrarisch bedrijf, lokale, plaatselijke materialen en ambachten, economische bloei en ja, ook mode! 3.4 Overijssel in 10 streken
1
NOORDWEST OVERIJSSEL (KOP VAN OVERIJSSEL)
2
STAPHORST/ROUVEEN
3
REESTDAL
4
IJSSELDELTA
5
VECHTDAL
6
NOORDOOST OVERIJSSEL
7
IJSSELSTREEK
8
SALLAND
9
VRIEZENVEEN
10 TWENTE
15
4.
Streekeigen kenmerken per regio?
Elke streek of regio in Overijssel heeft specifieke kenmerken. We noemen ze hieronder. Alleen de meest unieke streekeigen kenmerken worden hier genoemd. Aan deze kenmerken is de regio het meest herkenbaar. Dit wil niet zeggen dat andere kenmerken niet behouden hoeven te worden. Ook bijvoorbeeld een bakhuisje of een fruitgaard ook als deze in veel regio’s voorkomen, zijn waardevol. Mede door sloop en kap worden deze elementen steeds zeldzamer.
1 NOORDWEST OVERIJSSEL (KOP VAN OVERIJSSEL)
botenhuis
boerderij met kamelenrug
vervenershuisjes••
16
baanderdeuren in de zijgevel
koprompboerderijen •••
grote boerderijen langs de voormalige kust
houten bruggetjes over de grachten
erven liggen veelal aan het water •••
17
2 STAPHORST/ROUVEEN
sierhekjes•••
bezikhuisjes ••
baanderdeuren in de zijgevel ••
18
groene en blauwe kleuren ••
melkbussenrek
achter elkaar geplaatste boerderijen, toegankelijk via smalle paden
asymmetrische voortuin
elzensingels op de perceelsscheidingen
levensboom ••
19
3 REESTDAL
eikengaard
boerderijen met krimp ••••
20
aangebouwde schuren ••
nieuwe, rijk versierde voorhuizen met veldkeien
symmetrische voorgevels ••
schilddak aan de achterzijde van de boerderij
de rivier de Reest
Engelse stijltuinen met rode beuken
21
uilenbord
4 IJSSELDELTA
boerderijen liggen op terpen ...••
...of langs de dijk
meerdere hooibergen op één erf••
zwarte, houten schuurtjes ••
knotwilgen, populieren en essen
siertuinen ontbreken
strakke windsingels in Mastenbroekerpolder •••
22
dwarshuisboerderijen en krukhuisboerderijen••
hooiberg met hooiluik ••
lage rieten kap met flauwe dakhelling ••
bruggetjes over de weteringen ••
23
5 VECHTDAL
zwarte, houten bijgebouwtjes •••••
24
schaapskooien ••
boerderijen met rechte kopgevels in het oosten van het Vechtdal ••
rieten daken ••
vlechtwerk van stro •••
25
6 NOORDOOST-OVERIJSSEL
Groningse boerderijen •••••
boerderijnamen op de voorgevel
26
andere boerderijtypen••••
open landschap
De erven zijn rechtlijnig opgebouwd
27
7 IJSSELSTREEK
grote, chique voorhuizen••
Engelse stijltuinen ••
28
dwarshuisboerderijen ••••
misbaksels uit de steenfabrieken als erfverharding
29
8 SALLAND
hooibergen •••••
30
boerderijen met wolfseinden ••••
steltenbergen
knotbomen bij de voorgevel
31
9 VRIEZENVEEN
houten topgevels
geen of weinig bijgebouwen
32
jongere boerderijen met symetrische voorgevels met bovenramen kleine voortuinen met hekjes of hagen ••
33
10 TWENTE
weg over het erf ••
bovenkamer
onderschoer geveltekens
houten topgevel
vakwerk
stiepelteken
dwarsritschuur
waterput met haal
onderschoer ••
34
meerkapsboerderijen ••
eikengaard
veel kleine bijgebouwen
veldkeien
'knik' in het dak
aardappelkelder
Bentheimer zandsteen
35
rode pannendaken met witte windveren
5.
Onderhoudstips voor streekeigen gebouwen
De boerderij vormt de spil op het erf. De agrarische bedrijfsvoering van boerenerven komt tot uitdrukking in de boerderij en de bijgebouwen. In het voorste deel werd gewoond en het achterste deel vormde het bedrijf. Samen met de bijgebouwen vormen ze vaak karakteristieke clusters van gebouwen. Regulier onderhoud aan de gebouwen is belangrijk voor het voorbestaan van het erf. Het aanpakken van achterstallig onderhoud is tijdrovend en duur; verwaarlozing en instortingsgevaar liggen op de loer. Wanneer het onderhoud goed wordt bijgehouden en onderdelen met regelmaat worden behandeld of vervangen, voorkomt u achterstallig onderhoud. Door het reguliere onderhoud bijvoorbeeld in stappen te verdelen en ieder jaar iets te doen, houd u het overzichtelijk.
5.1 Hoofdgebouw 5.1.1 Hoofdconstructie De boerderijen in Overijssel zijn voornamelijk van het type hallehuis. Hierbij zitten het woongedeelte en het bedrijfsgedeelte onder één kap. Een voorloper hiervan is het ‘lös hoes’. Denk daarbij aan een ‘open huis’; beesten en mensen leefden in één ruimte. De hoofdconstructie van een hallehuis bestaat uit een serie achter elkaar geplaatste gebinten. De gebinten worden geplaatst op veldkeien die rusten op een stevige zandlaag. Door de gebinten wordt de ruimte in drie delen ofwel beuken verdeeld. Deze bestaan uit een (midden)deel en twee zijbeuken. In de zijbeuken stond het vee. Het gebint is het geraamte van de boerderij. Het geraamte moest erg sterk zijn, omdat het dak erop rust en het houvast biedt voor de gevels. Vaak is het daarom van eikenhout gemaakt. Er zijn verschillende typen gebinten. In het zuiden van Overijssel komt het ankerbalkgebint voor (bij de hallehuisgroep) en in het noorden van de provincie het dekbalkgebint (bij de noordelijke huisgroep). Ankerbalkgebinten zijn vaak van eikenhout, terwijl dekbalkgebinten vaak uit grenen of vurenhout bestaan.
ankerbalkgebinten ••
Hoofdgebouw
dekbalkgebinten •••
sporenkappen ••
ankerbalkgebinten
37
aantastingen door de larves van de bonte knaagkever ••
boktor
larve van een bonte knaagkever
Onderhoudstips hoofdconstructie: • Verwijder nooit zomaar constructieve onderdelen in een boerderij (of schuur) zonder de neerwaartse of zijwaartse krachten voldoende op te vangen of te ondervangen. • Laat wijzigingen door een constructeur berekenen. • Voorkom dat constructies te zwaar worden belast; bepaal hiervoor op welke belastingen constructies oorspronkelijk zijn berekend. Laat uw plannen door een constructeur berekenen. • Controleer regelmatig tijdens of na een regenbui of zich lekkages voordoen en of dakgoten niet overstromen. • Stop niet alle gaten en kieren dicht. Hout heeft ventilatie nodig zodat het kan drogen. Schimmels gedijen slecht op goed geventileerde plaatsen. • Controleer regelmatig of zich (nieuwe) houtaantastingen voordoen, in de vorm van schimmels of houtworm. Zaagselsporen kunnen op houtworm wijzen. Vraag in zo’n geval deskundig advies bij gespecialiseerde bedrijven. De Nederlandse vereniging van plaagdier bestrijding (NVPB) kan u adviseren. • Zorg ervoor dat bij herstelwerkzaamheden aangetast hout en aangetaste stenen direct worden afgevoerd uit het gebouw en de directe omgeving. Dit voorkomt dat de aantasting zich verder kan verspreiden. • Zorg ervoor dat de kap en het dak goed en veilig bereikbaar zijn voor controle; laat er niet onnodig voorwerpen liggen.
38
Hoofdgebouw TWENTE Voor de ankerbalkgebinten van Twentse hallehuisboerderijen werd aanvankelijk alleen maar eikenhout gebruikt. Eikenhout was namelijk volop voorradig in de omgeving. Uit de beschikbare bomen maakten de boerderijbouwers een weloverwogen keus. Voor de stijlen en horizontale ankerbalken werden rechte stammen gezocht. Door de goede kwaliteiten van eikenhout kunnen redelijk dunne takken al een coneikenhouten ankerbalkgebint structieve functie hebben. Nadat alle onderdelen op maat waren gemaakt en de houtverbindingen waren voorbereid, werd het gebintwerk als een bouwpakket in elkaar gezet. Bij eikenhout komen aantastingen voor van de bonte knaagknever. Deze zijn te herkennen aan kleine ronde uitvliegopeningen van 3 à 4 mm. Bestrijding van deze insecten kunt u het beste door gespecialiseerde bedrijven laten uitvoeren, bijvoorbeeld de Nederlandse vereniging van plaagdierbestrijding.
NOORDWEST OVERIJSSEL In Noordwest Overijssel, het noordelijkste deel van de provincie, komen koprompboerderijen voor. Deze boerderijen bestaan uit een woonhuis (kop) dat tegen het achterhuis (romp) aangebouwd is. De kop is smaller dan de romp, waardoor er aan de voorzijde van de romp ruimte is voor een baanderdeur. Koprompboerderijen hebben meestal een dekbalkgebint, dat uit vuren- of grenenhout bestaat. Ook naaldhout komt voor. Naaldhout is gevoelig voor aantastingen van de huisboktor. Deze herkent u aan ovale uitvliegopeningen van ong. 8 mm. Ook hiervoor kunt u het beste een gespecialiseerd bedrijf inschakelen.
kop-rompboerderijen
Groninger boerderijen
NOORDOOST OVERIJSSEL In Noordoost Overijssel, tegen Drenthe aan, komen boerderijen voor van het Groninger type. Deze boerderijen behoren tot de noordelijke huisgroep. Bij de ontginningen van het hoogveen in Noordoost Overijssel werden veel ontginners aangetrokken, die uit de provincie Drenthe en Groningen kwamen. Deze mensen namen hun ‘eigen’ boerderijtypen mee omdat die inmiddels dienst hadden bewezen. Ze zijn van een groot formaat omdat ze van oorsprong zijn gebouwd voor de akkerbouw. De boerderij moest voldoende ruimte bieden om akkerbouwgewassen in op te slaan. De voorzijde is vaak symmetrisch ingedeeld en rijk versierd. Ook hiervoor geldt dat de dekbalkgebinten in deze boerderijen die uit naaldhout bestaan, gevoelig zijn voor aantastingen van de huisboktor. Een gespecialiseerd bedrijf kan u hierover adviseren.
40
Hoofdgebouw
vlechtwerk
houten topgevel
houten raamwerk
plint van Bentheimer zandsteen
5.1.2 Gevels Tegenwoordig zijn de meeste gevels van boerderijen uit bakstenen opgebouwd. Vroeger gebruikte met leem, twijgen en plaggen. In de regel geldt hoe groter de baksteen, hoe ouder de boerderij. Al zijn er natuurlijk altijd uitzonderingen. De bakstenen werden door de jaren heen behalve steeds kleiner ook steeds ‘strakker’. In de 19e eeuw werden nog handvormstenen toegepast. Deze stenen zijn vrij zacht, poreus en onregelmatig van vorm en structuur. De bakstenen uit de 20e eeuw zijn veel ‘strakker’. Bij oude boerderijen werden de gevels vol en zat gemetseld, zonder apart aangebracht voegwerk. Later werden de gevels platvol afgevoegd. Hoe rijker de boer was, hoe meer de gevels werden afgewerkt, bijvoorbeeld met een duurdere snijvoeg, gepleisterde plinten en speklagen. Traditioneel zijn de voorgevels van boerderijen van het hallehuistype asymmetrisch ingedeeld. Aan één zijde bevindt zich de voordeur. In het midden zijn enkele schuiframen met roedeverdeling opgenomen. Soms zit er aan de andere zijde een kelder met daarboven een opkamer. De meeste achtergevels zijn (bijna) symmetrisch ingedeeld: in het midden de baanderdeuren, daarnaast aan beide zijden een (gietijzeren) stalraam, meestal een staand model, en aan de buitenzijden vaak kleinere deuren die toegang geven tot het gedeelte achter de grup, zodat de boer via deze deuren de mest kon uitrijden. Boven de baanderdeuren kan een (hooi)luik zitten.
41
verkeerde steensoort
carboleum
snijvoegwerk
houtrot op dekplank
Zandstenen plint
scheurvorming in het metselwerk en de plint
potdekselwerk ••
42
Hoofdgebouw In de negentiende eeuw ging men steeds vaker over op het pleisteren van gevels. De reden hiervoor zal vaak esthetisch gemotiveerd zijn geweest: een pleisterlaag kon een onregelmatig gevormde muur waarin allerlei reparaties zichtbaar waren, verhullen. De toepassing van pleisterwerk past bij de toenemende verstrakking van de boerderij-architectuur die vanaf het begin van de negentiende eeuw zichtbaar wordt.
Onderhoudstips gevels: • Voorkom zo veel mogelijk dat er water langs de gevel loopt, bijvoorbeeld door lijsten en afdekkingen beter te detailleren. Wanneer water langdurig in de gevel kan trekken kunnen vorstschades aan metsel- en voegwerk het gevolg zijn. Onderdelen komen dan los te zitten. • Voorkom dat bij daken zonder goot afvallend water van de bodem opspat tegen de onderzijde van de gevel. Vervang zo nodig de bestrating rond de boerderij door een grindbed of gras. • Zorg dat uitstekende randen en lijsten worden beschermd door een afdekking in lood, zink of koper. • Voorkom muurbegroeiing (klimop bijvoorbeeld). • Neem voorzorgsmaatregelen tegen het inwateren van metselwerk. Houd bijvoorbeeld windveren en dekplanken in goede conditie. • Verwijder kapot gevroren stenen en vervang ze door stenen die in afmeting en hardheid overeenkomen met de bestaande gevelstenen. Neem hetzelfde metselverband over. • Verwijder slecht voegwerk voldoende diep en breng nieuw voegwerk en voegmortel aan met dezelfde hardheid en kleurstelling van het overige voegwerk. Neem hetzelfde type voegafwerking over, bijvoorbeeld snijvoeg, knipvoeg of platvolle voeg. • Wanneer de muurankers niet goed vast zitten, bevestig deze dan met smeedijzeren spijkers aan de balkkop. • Gebruik liever geen impregneermiddelen. Deze zijn slecht voor het milieu en vaak is het middel erger dan de kwaal. Door de muur waterafstotend te maken, hechten herstellingen aan het voegwerk niet meer aan het achterliggende metselwerk. Meestal werken deze middelen maar een paar jaar, daarna gaat de gevel juist meer water opnemen. • Controleer pleisterwerk regelmatig op het ontstaan van kleine, netvormige krimpscheurtjes. Reinigen, zo nodig laten drogen, en zo snel mogelijk overschilderen met eenminerale muurverf is de beste remedie. • Herstel losgeraakt pleisterwerk door de losse delen af te nemen en de ondergrond (het metselwerk) goed schoon te maken. Vervolgens kan een nieuwe pleisterlaag worden toegevoegd. Een goede vakman weet welke mortel hij moet gebruiken.
43
TWENTE In Twente hebben de boerderijen typische kenmerken als het om de gevels gaat. Denk aan de vakwerkgevels, de houten topgevels en de toepassing van Bentheimer zandsteen in bijvoorbeeld de plint. Vakwerk is een techniek die in de middeleeuwen al werd toegepast. Het dragende skelet van de gevel bestaat uit een houten raamwerk en de vierkante vakken worden opgevuld met leem en vlechtwerk en later met duurzamer metselwerk (of open gelaten voor een raam of deur). Doordat hout ‘werkt’, zijn de aansluitingen op het metselwerk gevoelig voor het binnendringen van water en vuil. Daarom is het zaak om regelmatig het vakwerk te controleren op naden. Bij houtrot in het houten skelet kan het deel dat rot is, vervangen worden door dezelfde houtsoort. De vakwerkvulling (het metselwerk) moet goed gecontroleerd worden en slecht voegwerk meteen vervangen. Slecht voegwerk kan schade opleveren aan de houten vakwerkconstructie.
vakwerk
houten raamwerk
Op de kopgevels van Twentse boerderijen zitten vaak houten topgevels. Verticale houten planken sieren de nok. Vroeger werd hierachter hooi bewaard. De Twentse boerderijen waren groot en de zolder had voldoende ruimte voor de opslag van hooi. Het hooi moest drogen en om goed te kunnen ventileren werd er tussen de verticale houten planken wat ruimte gelaten. Tegenwoordig zijn de planken dicht tegen elkaar gelegd. De houten planken van de topgevels kunnen onbehandeld blijven. Het maakt als het ware een soort patinalaag aan waardoor het vergrijst.
houten topgevel ••
44
Hoofdgebouw Als laatste is er nog de toepassing van Bentheimer zandsteen in de gevels. Dit type natuursteen is erg duurzaam. Het werd vooral gebruikt voor muurplinten en sluitstenen van deur- en vensterbogen. Bij de niendeuren loopt de zandstenen plint vaak iets door in de deuropening, in de vorm van een kwart cirkel. Men paste deze schampstenen toe om te voorkomen dat de uitstekende assen van de vroegere (hooi)wagens (het schilderwerk van) de kozijnstijlen zouden beschadigen. Bentheimer zandsteen heeft weinig tot geen onderhoud nodig. Zorg ervoor dat het voegwerk tussen de verschillende delen tijdig vervangen wordt, zodat er geen vorstschade kan ontstaan. Wanneer de koppelingen tussen de delen uit ijzeren ankers bestaan, is het belangrijk om roestvorming tegen te gaan. Dit kan door de koppelingen aan te gieten met mortel of lood of ze te vervangen door ankers van roestvrij staal. Bij beschadigingen van zandsteen kunnen nieuwe stukken zandsteen door een vakman worden ingeboet. Let er wel goed op dat u zandstenen elementen nooit met een zoutzuur, een hogedrukreiniger of een harde borstel schoonmaakt. Dit veroorzaakt onherstelbare schade. Water en een zachte borstel volstaat.
NOORDOOST-OVERIJSSEL REESTDAL IJSSELSTREEK Bijzonder voor de boerderijen in deze streken zijn de voorgevels. Ze hebben meer details en zijn ‘chiquer’ dan andere boerderijen in Overijssel. De rijk ogende boerderijen in het Reestdal en de IJsselstreek zijn ontstaan door economische voorspoed in de vorige eeuw. Hier woonden welgestelde boeren. Met het geld dat zij verdienden aan boter of aardappelen, werd het comfort en uiterlijk van het woonhuis aangepast. In het Reestdal werden oude woonhuizen vervangen door nieuwe. Ze zijn gebouwd volgens de stijl die toen in de mode was. De woonhuizen van de boerderijen in de IJsselstreek werden niet alleen vervangen maar ook uitgebreid. Door de uitbreiding van het woonhuis aan twee kanten, heeft de plattegrond van de boerderij de vorm van een T. Typische detailleringen van de boerderijen in deze streken zijn bijvoorbeeld de grote
chique voorhuizen ••
45
chique voorhuizen
vensters, de kleine ‘zaadvensters’ op de verdieping, speklagen in het metselwerk, gepleisterde banden, brede en versierde gootlijsten, gekleurde stenen in de boogvulling boven de ramen, gepleisterde ornamenten en tegeltableaus. Wat ze allemaal gemeen hebben, is de symmetrische indeling van de voorgevel. Deze gevels vergen extra onderhoud. Het vele houtwerk moet goed in de verf worden gehouden. Voegwerk tussen tegeltableaus moet in goede conditie gehouden worden. Dus vervang het tijdig als het bijvoorbeeld los laat. Vaak komt het voor dat roestende kozijnankers het metselwerk kapot drukt, Dit is te verhelpen door het roestende kozijnanker door een vakbekwame specialist te verwijderen. 46
blauwe en groene kleuren••
STAPHORST/ROUVEEN Typisch voor Staphorst/Rouveen is de consequente toepassing van de felle kleuren groen en blauw in de voorgevel (en in de erfinrichting). Deze kleuren zijn toegepast op kozijnen, deuren, luiken, hekwerk en het melkrek. De kleuren hebben een betekenis: groen staat voor jong leven in de natuur, wit staat voor reinheid en blauw staat voor de onheilwerende waarde die men hier in het verleden aan toekende. Voor het onderhoud is het belangrijk om deze delen goed in de verf te houden. Om de streekkleuren zoveel mogelijk te handhaven, kunt u de gemeentelijke afdeling monumentenzorg raadplegen voor de kleurnummers. 47
boerderij met krimp
REESTDAL Boerderijen in het Reestdal hebben in de zijgevel een verspringing. Meestal zit deze op de scheiding tussen en woon- en werkgedeelte. Het woonhuis is smaller dan het achterhuis. De verspringing wordt daarom ook wel ‘krimp’ genoemd.
48
Hoofdgebouw 5.1.3 Vensters en gevelopeningen Ramen en deuren zijn natuurlijk in de eerste plaats functioneel. Door ramen kan het daglicht binnen komen. In het woongedeelte zijn de ramen veel groter dan in de stal omdat hier meer daglicht nodig was. Ramen en deuren zijn belangrijk voor hoe een gebouw eruit ziet. Door de eeuwen heen is dat steeds weer veranderd, zowel door nieuwe technische mogelijkheden als door modeverschijnselen. Kozijnen, vensters en deuren kunnen daarom veel zeggen over de bouwtijd van een boerderij. Vroeger waren ruiten ook werkelijk kleine ruitvormige stukjes glas. Door ze te omlijsten met lood, kon men in de 17e en 18e eeuw glasvlakken maken die opgedeeld waren in kleine ruitjes. Toen er vanaf het midden van de 19e eeuw grotere glasmaten kwamen, ontstonden T-vensters, bestaande uit twee verticale glasvlakken naast elkaar, met daarboven een liggend vlak. Om het woonhuis te beschermen tegen kou in de winter en warmte in de zomer, hebben veel boerderijen luiken. De vensters konden op deze manier simpel worden afgedekt.
mestdeuren
aanbrengen van een opgeklampte deur
uitstuken van een aangetaste deur ••
uitstuken van een aangetaste deur
geheng
Hoofdgebouw Onderhoudstips vensters en gevelopeningen:
• •
• • • •
• • • • • • •
Voorkom dat muurbegroeiing (klimop bijvoorbeeld) over het houtwerk heen groeit. Controleer schilderwerk regelmatig op afbladderen en schraalheid. Let vooral op details zoals randen, hoeken, naden, verbindingen, kopse kanten, boven- en onderzijden van ramen en deuren. Schenk altijd speciale aandacht aan liggende onderdelen zoals dorpels. Werk beginnende scheurtjes bij. Zet ze goed in de grondverf zodat ze met de volgende schilderbeurt weer geheel mee behandeld kunnen worden. Schilderwerk aan de zuid- en westzijde heeft vaker onderhoud nodig dan schilderwerk aan de oost- en noordzijde. Schilder niet bij vochtige omstandigheden, kou of felle zon. Luiken zijn zeer onderhoudsgevoelig en vragen bijzondere aandacht. Zorg dat de bovenzijde is afgedekt met een loden afdekking en zet ze geregeld in de verf. Controleer kozijnen en luiken regelmatig op openstaande naden en houtrot. Dorpels lopen meer gevaar dan stijlen. Lichte houtrot kan worden opgevuld met een vulmiddel herstellen. Grotere beschadigingen moeten worden verwijderd en opgevuld met hetzelfde hout waar het kozijn of het luik van gemaakt is. Zorg dat hang- en sluitwerk niet gaat roesten door het ijzerwerk goed in de verf te houden en de gehengen en scharnieren in het (smeer)vet te houden. Ga niet onbedachtzaam met de kitspuit aan de gang. Afdichten van naden kan de noodzakelijke ventilatie tenietdoen. Controleer of de stopverf goed vastzit en waterdicht aansluit op de beglazing. Een vakbekwame schilder kan eventuele losse stopverfzomen vervangen. Laat schade aan glas-in-lood beoordelen door een specialist. Ontroest waar nodig ankers, tralies, duimen en andere kleine ijzeren onderdelen en behandel ze met Paratol of een epoxycoating Houd baanderdeuren goed in de verf. Voor een goede schilderbeurt de baanderdeuren een keer uitnemen zodat ook de onderkant goed in de verf blijft. De onderkant is gevoeliger voor houtrot. Wanneer er toch houtrot is ontstaan in de baanderdeuren, kan een vakkundig timmerman deze netjes uitstukken en vervangen door hout van dezelfde houtsoort en afmetingen.
51
STAPHORST/ROUVEEN NOORDWEST OVERIJSSEL Via de baanderdeuren kon groot materieel naar de deel worden gereden (bijvoorbeeld een volgeladen hooiwagen). Hoewel bij de meeste boerderijen de baanderdeuren in het midden van de achtergevel zitten, wijken de boerderijen in Staphorst/Rouveen en Noordwest-Overijssel af. De baanderdeuren zitten hier in de zijgevel. Deze boerderijen zijn namelijk van het type dwarsdeel. De deel (of meerdere delen) zit als het ware dwars in de boerderij. De deel komt niet op de achtergevel uit maar op de zijgevel. Daardoor zitten er in de zijgevel baanderdeuren in plaats van in de achtergevel. Zijbaanders vallen meestal iets naar binnen ten opzichte van de zijgevels. De zijvlakken worden met houten planken afgewerkt (potdekselwerk). Deze planken dienen regelmatig te worden behandeld met Ecoleum. Bij de zijbaanders wordt het rieten dak wat opgetild om hoogte te creëren. Daardoor is de dakhelling op de zijbaanders wat flauwer dan de dakhelling op de boerderij. Water kan moeilijker weglopen en het riet aantasten. Een rietdekker kan bij een periodieke onderhoudsbeurt het riet op de zijbaanders opstoppen.
baanderdeuren in de zijgevel
52
Hoofdgebouw REESTDAL STAPHORST/ROUVEEN Zowel bij de traditionele als de nieuwere voorgevels is het gebruikelijk dat boven de voordeur, in hetzelfde kozijn, een raam wordt opgenomen. Dit bovenlicht wordt van de deur gescheiden door een dwarsregel of kalf. In het Reestdal en in Staphorst/Rouveen is in het bovenlicht vaak een levensboom is aangebracht. Oorspronkelijk waren deze decoraties van hout en opgenomen in het glas. In de negentiende eeuw werden op grote schaal gietijzeren levensbomen toegepast, die voor het glas worden geplaatst. De levensboom geldt als christelijk symbool dat het boerengezin beschermt tegen rampspoed en komt meestal voor in protestantse gebieden. Het stamt af van een oud Germaans vruchtbaarheidssymbool. De levensboom moet goed in de verf gehouden worden. Het schilderwerk daarnaast kan u periodiek onderhouden door het samen met het lappen van de ramen af te nemen. Schrale plekken in het schilder-
levensboom ••
werk moeten worden hersteld.
TWENTE Bij Twentse boerderijen heeft het vakwerk lange tijd een stempel gedrukt op de indeling van de voorgevel. Aanvankelijk werden ramen aangebracht tussen de eerste en tweede regel van onderen, waardoor ze nogal laag en klein bleven. Later werden de ramen aangebracht tussen de eerste en derde regel, zodat meer licht kon binnentreden.
onderschoer ••
Schuifvensters met smalle kruisroeden en kleine ruitjes zijn karakteristiek voor de historische Twentse boerderijen. Het gebruik van roeden was noodzakelijk om voldoende kleine glasoppervlakken aaneen te schakelen in een tijd dat men nog geen grote oppervlakken vlak glas kon maken. Daarnaast is de onderschoer in Twente karakteristiek. Dit is een baanderdeur die iets terug ligt ten opzichte van de gevel. Hierdoor ontstaat een soort stiepelteken afdak. Oorspronkelijk hadden veel Twentse boerderijen aan de achterzijde een schilddak. Om een baanderdeur te maken in de achtergevel moesten de deuren inpandig worden gemaakt om hoogte te creëren. Later zijn veel boerderijen aan de achterzijde uitgebreid waardoor de schilddaken en onderschoeren verdwenen. In het midden van de twee baanderdeuren, op de stijl ofwel stiepel, staat vaak een stiepelteken. Deze versiering heeft vaak de vorm van een zandloper. Het teken beschermt de bewoners tegen het kwaad.
TWENTE SALLAND IJSSELSTREEK VECHTDAL NOORDWEST OVERIJSSEL Veel Overijsselse boerderijen hebben groene luiken. Maar pachtboerderijen die bij landgoederen horen, hebben luiken met bijzondere patronen en kleuren. Hierdoor zijn ze goed te herkennen als landgoedboerderij. De kleuren van deze luiken verwijzen naar de familie die het landgoed in eigendom heeft. Ze zijn veelal ontleend aan het familiewapen van de adellijke eigenaren. Voor het onderhoud van luiken is regelmatig schilderen van
gekleurde luiken in de kleuren van het landgoed Twickel
54
Hoofdgebouw belang. Luiken zijn onderhoudsgevoelig. Voor de juiste kleuren kunt u gebruik maken van de kleurenwaaier. De 'kijkwijzer, landgoedluiken Overijssel' is verkrijgbaar bij de IJsselacadamie, www.ijsselacademie.nl. Hierin staan per landgoed in Overijssel alle specifieke kleuren en patronen. De groen geschilderde luiken verwijzen naar de ‘vrije boeren’. Deze boeren hoefden geen pacht af te staan aan een landheer, ze waren eigenaar van de boerderij en de grond. 5.1.4 Daken Traditionele boerderijen zijn voorzien van een zadeldak. Aan de voorzijde is dit meestal afgeschuind door een wolfseind. Dit biedt enkele technisch-constructieve voordelen. Zo hoeft de voorgevel minder hoog te worden opgemetseld en neemt de windgevoeligheid van het gebouw af. Een nadeel is dat wolfseinden slecht bereikbaar zijn voor onderhoud. Er zijn al gauw lange ladders of ingrijpender materiaal nodig, vooral omdat bij rieten daken vaak goten ontbreken. Boerderijen zijn vrijwel altijd gedekt met riet of pannen. Naast stro en plaggen is riet een van de oudste dakbedekkingen die we kennen. Vaak was het materiaal in de naaste omgeving beschikbaar en omdat arbeid vroeger goedkoop was, was het toen niet erg dat het maken van een rieten dak arbeidsintensief was. In kleine steden, dorpen en op het platteland is riet tot in de twintigste eeuw een voor de hand liggend bouwmateriaal gebleven, ondanks toegenomen aanleg- en verzekeringskosten. Met de opkomst van de steenfabrieken langs rivieren werden stenen en pannen gemaakt van de klei in de uiterwaarden. Ook boerderijen kregen steeds meer pannen daken. Soms alleen bij het voorhuis. Pannen waren immers duurder dan riet.
herstel van rieten dakbedekkingen ••••
55
nieuw rieten dak met knelplank
goten met blad
mos op het dak
begroeiiing op het dak
een koperen kilgoot tussen het riet en de pannen
stormschade
nokafwerking van dakleer
nokafwerking met een rietrol
nokafwerking van gebakken materiaal
56
Hoofdgebouw Onderhoudstips daken: • Zorg bij rieten daken voor optimale omgevingsomstandigheden. Het dak moet het liefst volop in de zon en de wind liggen en overhangende boomtakken en bijgevolg drupwater moeten zo veel mogelijk worden voorkomen. • Controleer het dak voor zover mogelijk op (beginnende) schade. Laat bijvoorbeeld gaten in het riet (door vogels of storm) zo snel mogelijk repareren en losgeraakte rietvorsten opnieuw vastzetten. Denk ook om eventuele windveren en dergelijke. • Wacht niet te lang met het vernieuwen van het riet. Lekkage leidt vaak tot vervolgschade aan bijvoorbeeld de kapconstructie (schimmels en dergelijke). • Vermijd een te dik pak isolatie onder het riet. Dit kan namelijk condensatievocht veroorzaken. • Schenk extra aandacht aan het riet op dakkapellen. Door de flauwere dakhelling slijt het riet hier sneller. • Zorg voor voldoende overdekking door riet op plaatsen vaar het riet aansluit op pannen • Vervang gebroken en afgewaaide pannen zo spoedig mogelijk. • Voorkom dat klimplanten over het dak of in goten gaan groeien en vermijd vogelnesten en vuil onder de pannen. Hierdoor kunnen dakbeschot, tengels en panlatten namelijk versneld inrotten. • Leg weggezakte pannen zo snel mogelijk terug in de juiste positie. • Controleer pannen op verpulvering en afschilferen en zorg zo nodig voor vervanging • Controleer op losscheuren van nokvorsten en kepervorsten en laat zo nodig reparaties uitvoeren. • Controleer waar mogelijk van binnen regelmatig op lekkage, rotting en aantasting door insecten van panlatten of dakbeschot. • Gebruik aluminium of koperen nagels voor het vastzetten van dakpannen. • Gebruik nokvorsten die horen bij het type dakpan. • Gooi bij renovatie oude dakpannen niet zomaar in de container. Sommige oudere typen zijn zeldzaam geworden en worden veel gevraagd. Hergebruik is vaak goed mogelijk. Bij bedrijven in tweedehands bouwmaterialen zijn oude typen pannen nog vaak te krijgen. Neem wel een eigen pan mee voor de juiste maat. • Klop eenmalig opgewaaid lood weer terug in de oorspronkelijke positie. Vraag bij herhaaldelijk opwaaien advies aan de loodgieter. Breng geen siliconenkit aan, maar gebruik alleen juiste bevestigingsmaterialen om lood vast te zetten. Laat u bij twijfel adviseren door een vakman. • Controleer regelmatig of goten, vergaarbakken en afvoerpijpen schoon zijn. Vanwege bladval is in het najaar extra aandacht vereist. • Voorkom dat door loden goten water stroomt dat organische zuren of zwavel bevat, voorkom dat door zinken goten water stroomt dat kiezelzuur, chloriden, koperoxide of carbolzuur bevat en voorkom dat door koperen goten water stroomt dat zwaveluitstoot, rioolgassen, ijzeroxide en bitumenzuur bevat. • Tref onmiddellijk maatregelen als blijkt dat lekkages van goten of afvoeren 57
IJSSELSTREEK In de IJsselstreek komen veel boerderijen in de vorm van kruk- of T-huizen voor. In de voorhuizen zijn vaak een paar ruime en hoge vertrekken te vinden die dienden als pronkkamer of slaapvertrek. Hoe ouder de boerderij, hoe eenvoudiger de architectuur. Enkele zeer rijke boeren lieten aan het einde van de 19e eeuw een nieuw voorhuis bouwen met geld dat werd verdiend in de aardappelenteelt. Hierbij werden vaak de stijlkenmerken van de toenmalige villabouw toegepast. Bij T-boerderijen met pannen daken is de kilgoot (aansluiting tussen het voorhuis en de deel) onderhoudsgevoelig. De kilgoot moet goed schoongemaakt worden om verstoppingen en lekkages te voorkomen. Bij T-boerderijen met rieten daken geldt hetzelfde. De kilgoot is hier vaak van koper omdat zinken goten door het vrijkomende kiezelzuur (lekwater uit riet) eerder doorslijten.
T-boerderij of dwarshuisboerderij••
NOORDWEST OVERIJSSEL Karakteristiek voor de boerderijen in Noordwest Overijssel, zijn de rieten ‘kameeldaken’ met een opvallende ‘bult’ op de grens van voorhuis en deel. De deel is hoger dan het voorhuis. Door de relatief onbelangrijke akkerbouw in dit gebied, bestond er geen behoefte aan een breed dorsdeel. Men had meer behoefte aan opslag voor hooi, dat diende als veevoer. Om ruimte te bieden aan de groeiende hooioogst werd het achterhuis in de loop van de tijd verhoogd, waardoor het kenmerkende profiel ontstond. Bij het onderhouden van het rieten kamelendak gelden dezelfde algemene tips als voor ‘normale’ rieten daken. Wel is het riet op de kamelenrug gevoelig voor stormschade. Eventuele gaten die hierbij ontstaan, dienen direct weer te worden opgestopt. een 'kameeldak'
58
Hoofdgebouw
windveren••
TWENTE De randen van daken van Twentse boerderijen zijn afgewerkt met windveren. Windveren zijn houten planken die langs de dakrand zijn aangebracht om de dakaansluiting netjes af te werken. Vaak komt er een profiel aan deze windveren voor. Op de windveren zijn over de dakpannen dekplanken aangebracht waardoor er een vrijwel waterdichte aansluiting van gevel en dakvlak ontstaat. Deze houten onderdelen van de gevel en aansluiting zijn onderhoudsgevoelig. Het houtwerk moet goed in de verf gehouden worden. Dat geldt met name voor de dekplanken die natuurlijk meer waterbelasting hebben dan de windveren. Eiken windveren en dekplanken in Twente worden ook wel onbehandeld aangebracht. Deze hebben geen onderhoud nodig. Wanneer ze vergaan zijn, moeten ze gewoon vervangen worden.
59
Op de top van het dak staan mooie houten geveltekens als beëindiging van de nok en geveltop. Deze hadden aanvankelijk een symbolische betekenis en zouden bedoeld zijn geweest om onheil en boze geesten af te weren. Daarnaast wisten mensen door de tekens bij welke religieuze groepering de bewoners van het erf hoorden. Dit gold ook voor de decoratieve tekens die werden aangebracht op de uitneembare middenstijl van de deeldeuren (de ’stiepel’) of in de vorm van religieus getinte teksten boven de deeldeuren. Geveltekens zijn vaak voorzien van een geschilderde toplaag. Zorg er voor dat deze tekens goed in de verf blijven staan. Kijk ze elk jaar goed na wanneer u het schilderwerk schoonmaakt.
REESTDAL Aan de achterzijde van de boerderij komt op veel plaatsen de constructie met een uilenbord (oelenbord, oelebret, ûlebret) voor. Het achterste dakvlak loopt dan aan de bovenzijde niet door tot aan het uiteinde van de nok, maar sluit ongeveer anderhalve meter lager haaks aan op de constructie van het zadeldak. Hierdoor ontstaat als het ware een driehoekig stukje achtergevel. Er zijn ook boerderijen bekend waar op doorstekende uiteinden van de gebintplaten speciaal een grote houten driehoek is aangebracht om de constructie met een uilenbord mogelijk te maken. Het driehoekige vlak wordt traditioneel afgetimmerd met planken, waarin een raam, rozet of alleen een gat wordt gemaakt. Ook sierlijsten, een makelaar en decoraties kunnen deel uitmaken van het uilenbord. De Friese uilenborden zijn hier beroemd om. De vrij grote uilenborden langs de Reest zijn eenvoudiger uitgevoerd.
uilenbord
Hoofdgebouw De meeste uilenborden zijn niet makkelijk bereikbaar. Daarom schiet het onderhoud er nogal eens bij in. Terwijl het houtwerk wel een reguliere schilderbeurt kan gebruiken. Laat het schilderwerk door een professionele schilder uitvoeren die het juiste materieel kan inzetten, bijvoorbeeld een hoogwerker. Eventueel kan de rietdekker bij een controle- of herstelbeurt van het riet het uilenbord schilderen. De rietdekker heeft speciale dakstoeltjes die op het rieten dak aangebracht kunnen worden.
REESTDAL STAPHORST/ROUVEEN Typich voor het Reestal en Staphorst/ Rouveen is het schilddak Een schilddak of schildkap is een daktype dat wordt gevormd door twee driehoekige schilden of dakvlakken aan de korte kant en twee trapeziumvormige schilden aan de lange kant van het gebouw. Mede door de lagere doorlopende dakschilden was de kap minder storm gevoelig. Ook kon de ruimte beter benut worden boven de koeien (hooi boven de hildevloer). Onderhoud is vooral van belang aan het rietdek. Door de lange lengtes en vaak hoge kappen is een goed rietdek van groot belang. Pikgaten van vogels moeten direct worden opgestopt, Nokafwerking van gebakken rietvorsten of rietrol ook periodiek laten onderhouden door de rietdekker. In Staphorst/Rouveen worden ook stroken bitumen of zink als nokafwerking gebruikt.
schilddak aan de achterzijde van de boerderij
5.2 Bijgebouwen 5.2.1 Bakhuis Bij de boerderij staat soms een klein ‘huisje’. In dit ‘huisje’ werd brood gebakken, de was gedaan of veevoer gekookt. Het wordt dan ook bakhuis, stookhok of stookhut genoemd. Een belangrijk kenmerk van een bakhuis is de schoorsteen. Het bakhuis is gebouwd van steen en heeft een pannen zadeldak om brandgevaar te voorkomen. De ingang zit in de kopgevel en die is meestal symmetrisch. Het bakhuisje staat dicht bij het woongedeelte van de boerderij. Zo kon de vrouw des huizes er makkelijk naar toe. Soms werd er zelfs tijdens de zomerperiode in gewoond. Deze bakhuizen, zomerkeukens en zomerhuizen, zijn over het algemeen wat groter. De zomerhuizen hebben echt een woonfunctie en hebben daarom meerdere en grotere ramen en meer detaillering. Niet bij alle erven stond een bakhuis, want niet iedereen kon dit betalen. In de meeste bakhuizen werd ook brood gebakken voor de buren. De boeren die zich geen bakhuis konden veroorloven hadden soms buiten, onder een overkapping, een kleine oven. De stenen oven was bedekt met leem en had een ijzeren deurtje. Bakhuizen komen in vrijwel alle regio’s voor, met uitzondering van Vriezenveen en Staphorst/Rouveen.
het bakhuisje staat op het voorerf
62
Bijgebouwen
grote en kleine bakhuisjes, maar allemaal met een schoorsteen ••••••
herstel van het metselwerk
windveer met dekplank
63
Onderhoudstips bakhuis • Controleer regelmatig de dakbedekking; houd dakvlakken vrij van mos, algengroei en bladeren. • Herleg opgewaaide of weggevallen pannen. Gescheurde pannen dienen direct vervangen te worden. • Vervang de strodokken tussen de pannen eens in de 30 a 50 jaar. Strodokken worden vaak toegepast op bakhuisjes met oudhollandse pannen. Ze zorgen voor een betere afdichting van het dak tegen bijvoorbeeld jachtsneeuw. • Zorg dat de windveren en dekplanken goed in de verf blijven staan, deze hebben de hoogste vochtbelasting; Maak de vervuilde verflagen jaarlijks schoon en eventuele beschadigingen aan de verflaag direct bijwerken. • Voegwerk op maaiveldhoogte en rond de schoorsteen verwaterd het eerste door de hogere vochtbelasting, dus daaraan is eerder onderhoud te verwachten, bij vervanging van het voegwerk op deze plekken goed letten op de samenstelling van het voegwerk zodat er geen kleurverschillen ontstaan. Dit kan een vakbekwame voeger weer op een goede manier herstellen. • Herstel uitgesleten en weggevallen voegen in de schoorsteen. • Dek de schoorsteen die niet meer in gebruik is af met een gietijzeren of betonnen plaat tegen inwatering. Breng de plaat aan op steunen van baksteen of roestvrij staal.
TWENTE In Twente hebben de bakhuisjes vaak dezelfde kenmerken als de boerderij. Ze hebben rode pannen, witte windveren en vakwerkgevels. Zorg dat de windveren en dekplanken/waterborden goed in de verf blijven staan. En zorg dat het metsel- en voegwerk van de vakwerkvulling goed blijft. Anders nemen de vakwerkdelen meer water op, met houtrot als gevolg.
bakhuisjes met vakwerk, witte windveren en een houten topgevel ••
64
Bijgebouwen 5.2.2 Hooiberg In hooibergen, ofwel kapbergen, werd hooi, stro en rogge opgeslagen. Het hooi wordt gebruikt als veevoer. Ze staan meestal vlakbij de deel waar de koeien staan. Hooibergen hebben een hijssysteem. Dit regelt dat het dak naar beneden en boven kan bewegen, afhankelijk van de hoeveelheid opgeslagen hooi. De roeden gaan dwars door het dak heen. De hoeveelheid roeden bepaalt het aantal hellingsvlakken van het dak. Er bestaan één-, twee-, drie-, vier-, vijf- en zesroedige (hooi)bergen. De éénroedige worden ook wel paraplu’s genoemd. Tweeroedige hooibergen komen in Overijssel bijna niet meer voor. Nu komen er meestal één-, vier- en vijfroedige hooibergen voor, met houten roeden en een rieten dak. Sommige hooibergen hebben een zadeldak of een verhoogde tasvloer.
eenroedige hooiberg
tweeroedige hooiberg
drieroedige hooiberg
vierroedige hooiberg
65
hooiberg met een verhoogde tasvloer
Bij een steltenberg is er een verhoogde tasvloer en zijn er aankappingen aan de zijkant. De tasvloer is zo hoog dat eronder ruimte is voor het opbergen van gereedschap, trekkers en kleinvee. Op veel erven hebben ooit meerdere hooibergen gestaan. In de IJsseldelta zien we nog steeds vaak twee of drie hooibergen op één erf . Sommige hebben een grijperskast met takelsysteem; een hooiluik in het dak van de berg waarmee het hooi naar boven kon worden gehesen. Hooibergen komen oorspronkelijk niet voor in Noordwest Overijssel, Staphorst/Rouveen, Vriezenveen en Twente. Wanneer er hooi werd opgeslagen, werd dit in de boerderij gedaan. Veel boerderijen in Noordwest Overijssel hebben daardoor een kamelenrug en de boerderijen in Staphorst/Rouveen zijn daardoor erg lang. De grote boerderijen in Twente hadden op zolder ruimte genoeg voor opslag van hooi. Wellicht heeft het pannendak van de Twentse boerderij ook meegespeeld in de brandveiligheid. Pas vanaf de 18e eeuw was deze ruimte niet groot genoeg meer en werden er hooibergen gebouwd. Deze werden vooral in het westen van Twente (Rijssen, Wierden, Markelo) gebouwd. In Vriezenveen kwamen in principe geen hooibergen voor. Het hooi werd opgeslagen in een grote schuur (schöppe). Sporadisch is er een hooiberg te vinden. Deze vierroedige hooibergen hebben een dak van stro in plaats van riet. Van oorsprong was de zijkant open in verband met ventilatie (drogen van het hooi), maar tegenwoordig zijn veel hooibergen aan de zijkanten dichtgemaakt met hout of plaatwerk.
66
Bijgebouwen
bergijzers ••
metalen berglier
lichte kapconstructie voor golfplaten
katrol
lanverbinding
oude hooiblazer
Onderhoudstips hooiberg • Controleer de dakbedekking; houd de dakvlakken vrij van mos, algengroei, bladeren en overhangende takken • Bij rietbedekking dienen slijtgaten en pikgaten direct opgestopt te worden. Pikgaten worden door het uitwaaien van riet snel groter. • Bij metalen golfplaten de zwarte toploog roestvrij houden door om de 10 à 12 jaar deze te behandelen met een zwarte roestwerende verf. • Let op de aansluiting van het dak op de roeden. Hier ontstaan vaak lekkages. Los dit op door een simpele goot en leid het water langs de roeden. • Houd de roeden vrij houden van begroeiing door planten en algen. • Het ijzeren hijssystemen (berglier/katrollen) roest vrij houden door deze periodiek te behandelen met een zwarte roestwerende verf. • Vervang roestende staalkabels wanneer nodig. • Draaiende delen regelmatig met vet doorsmeren. • Controleer de roeden op maaiveld hoogte regelmatig op inrotting. Als deze slecht zijn moeten zij in hun geheel vervangen worden. • Als de hooiberg niet meer in functie is, kunt u het dak vastzetten. Daardoor wordt de hooiberg stabieler.
SALLAND In Salland komen steltenbergen voor. Steltenbergen zijn vierroedige kapbergen met een hoog geplaatste tastvloer met aankappingen aan één, twee of drie zijden van de berg. De tasvloer wordt gebuikt voor opslag van hooi stro of rogge. De aankappingen werden meestal gebruikt als varkenshokken of voor stalling van kleinvee. De ruimte onder de tasvloer wordt gebruikt voor opslag of stalling van werktuigen. Door inwatering langs de roeden zijn de verbindingen, korbelen en ankerbalken van de tasvloer gevoelig voor inrotting. Het is om die reden van belang dat de ruimte tussen de kap en roeden tegen inwatering met roggestro of riet wordt dicht gedrukt. Omdat de dakhelling van de aankappingen meestal klein is en er een hoge waterbelasting van de kap is door lekwater, dient de panbedekking op de aankappingen te worden vrij gehouden van ophopende bladeren en mos- en algengroei.
steltenberg
68
IJSSELDELTA Voor meer opslag van hooi en rogge door de toepassing van kunstmest in het begin van de 20e eeuw, zijn er grotere kapbergen of meerdere kapbergen op één erf ontstaan in de IJsseldelta. Deze nog rietgedekte kapbergen worden door vijf of zes eiken roeden gedragen. De roeden zijn veelal direct in de grond gezet en om die reden gevoelig voor inrotting op maaiveld. Voor de stabiliteit van de zware kapbergen is het van belang dat de roeden, lannen en lanverbindingen en draagpennen regelmatig op sterkte en inrotting gecontroleerd worden. Later zijn de roeden meestal in staal uitgevoerd en de kappen gedekt met gegalvaniseerde golfplaten. Materialen als staal en golfplaten zijn duurzamer en minder onderhoudsgevoelig dan hout en riet. Voor behoud dienen de ijzeren onderdelen regelmatig op roestvorming te worden gecontroleerd en te worden geschilderd. Draaiende delen van de lier constructies moeten regelmatig worden doorgesmeerd. Ook typisch voor de IJsseldelta zijn de hooibergen met hooiluik. Het hooi kon via het hooiluik op de berg worden gelegd. Ze worden ook wel koekoeksbergen genoemd. De hooiluiken in de hijskapel zijn meestal van hout en moeten goed in de verf gehouden worden, de gehengen en duimen (ijzer) goed in de roestwerende verf houden en periodiek smeren met consistent vet.
meerdere hooibergen op één erf
hooibergen met een hooiluik ••
SALLAND TWENTE In Salland en West-Twente komen veel hooibergen voor met een verhoogde tasvloer. Door de tasvloer te verhogen, werd het hooi beter beschermd tegen vocht en was eronder plaats voor opslag. De roeden van hooibergen met tasvloeren zijn niet direct in de grond geplaatst maar op baksteen poeren, zodat ze minder snel aangetast worden door houtrot. De ankerbalken tussen de roeden met de korbelen geven hier de stabiliteit aan de hooiberg. Het is daarom belangrijk deze verbindingen regelmatig op sterkte te controleren.
hooiberg met een verhoogde tasvloer
Bijgebouwen 5.2.3 Kippenhok Op bijna alle erven in Overijssel, veehouderijen en gemengde bedrijven, werden kippen gehouden voor de eieren (en het vlees). Overdag liepen de kippen los op het erf of in een ren, ‘s nachts gingen ze op stok in het kippenhok. Kippenhokken waren wat wij nu ‘duurzaam’ zouden noemen. Ze bestaan meestal uit hergebruikte materialen. Het zijn kleine, rechthoekige gebouwtjes met een lessenaarsdak (soms zadeldak). In de hoogste lange gevel zitten hoge ramen, in de zijgevel zit de deur. De gevel met ramen zit aan de zuidkant vanwege de warmte en het licht. Dit bevordert de leg. Vaak staan ze daarom aan de rand van het erf, waar ze veel zon kunnen vangen. Daarnaast geven die hokken ook vaak stank en stof en heb je er aan de rand van het erf minder last van. Vaak werden de kozijnen wit geschilderd om in het donker het gebouw te kunnen vinden. Op sommige erven komen meerdere kippenhokken voor.
diverse kippenhokken ••••
Onderhoudstips kippenhok: • Zorg voor een goede afwatering van het omliggende terrein om een hoge concentratie van water bij de fundering te voorkomen. • Zorg ervoor dat bomen niet te dicht op de gevels staan. Ze kunnen de vochthuishouding rond de fundering verstoren en met hun wortels op termijn de fundering omhoog drukken. • Houd het dak vrij van ophopende bladeren, mos en algen. Gezien de geringe dakhelling en de hoge waterbelasting door lekwater vanuit omringende bomen is het dak gevoelig voor lekkage. • Herleg opgewaaide of weggevallen pannen. Gescheurde pannen dienen direct vervangen te worden. • Houd het schilderwerk goed bij; schilder kozijnen, deuren en wanden om de 3 a 4 vier jaar, maak afgelakte windveren en dekplanken jaarlijks schoon en werk kleine beschadigingen direct bij. • Controleer houten delen zoals gepotdekselde wanden en de kapconstructie jaarlijks op actieve houtworm en boktor. 72
Bijgebouwen 5.2.4 Jongveestal Bij veel boerderijen is parallel aan de boerderij een veeschuur gebouwd. De veeschuren werden voornamelijk gebruikt voor stalling van jongvee. Vaak werden er aan de ene zijde van de schuur kalveren en pinken gestald en waren aan de andere zijde de varkenshokken. Soms werd de voorzijde van de jongveestal ingericht als kookhuis. Hier kookte men dan het varkensvoer. De ruimte werd zomers nogal eens gebruikt als zomerverblijf. Soms is de jongveestal met een tussenlid verbonden met de boerderij.
jongveestallen ••••
Onderhoudstips jongveestal • Controleer regelmatig de dakbedekking; houd dakvlakken schoon van mos, algengroei en bladeren. • Herleg opgewaaide of weggevallen pannen, gescheurde pannen dienen direct vervangen te worden. • Voorkom zo veel mogelijk dat er water langs de gevel loopt en let er goed op hoe u lijsten en afdekkingen aanbrengt. • Zorg dat uitstekende randen en lijsten worden beschermd door een afdekking in lood, zink of koper. • Zorg voor een goede afwatering van het terrein. • Neem voorzorgsmaatregelen tegen het inwateren van metselwerk; vervang uitgesleten voegwerk en repareer lekkende goten 73
• •
• •
Houd de begroeiing van en dicht bij gevels beperkt. Houd in elk geval kozijnen, daklijsten, windveren, ander schilderwerk en goten vrij van begroeiing. Kies bij het (opnieuw) schilderen van de gevel (hout of steen) een juiste soort beschermingsmiddel; door een verkeerde keus kan de vochthuishouding ernstig worden verstoord. Gebruik beits voor ruwere houtoppervlakken, aflakverf voor ramen, deuren en kozijnen en vochtregulerende muurverf op steenachtige ondergronden. Ingerotte planken van houten wanden kunnen worden uitgestukt of indien nodig in zijn geheel vervangen worden. Bestrijd mossen op gevels. Ze kunnen worden verwijderd door behandeling met
TWENTE In Twente zijn de jongveeschuren vaak wat groter van opzet. Ze zijn niet gebouwd als aparte schuur, maar parallel aan de boerderij vast gebouwd. Hierdoor zijn de zogenaamde meerkapsboerderijen ontstaan. Meerkapsboerderijen zijn zeer gevoelig voor lekkage op de plek van de zakgoten tussen de verschillende kappen. De zakgoten raken namelijk gauw verstopt door ophoping van ingewaaide bladeren. De goten dienen om die reden minimaal twee keer per jaar te worden schoongemaakt. Bij hevige sneeuwval moet de sneeuw uit de goot worden geschept.
meerkapsboerderijen
Bijgebouwen 5.2.5 Kapschuur Op bijna elk Overijssels erf komt een kapschuur voor of heeft er één gestaan. Het is vaak een houten schuur, de gevels bestaan uit gepotdekselde planken die zwart of vergrijsd zijn. Soms rusten de houten gevels op een gemetselde plint. Vaak had de kapschuur, ook wel wagenschuur genoemd, meerdere functies; het stallen van wagens en trekkers, stalling van dieren en opslag van hooi, fruit en gereedschap. Door de gebintconstructie van de kapschuur, die op poeren rust, is deze gemakkelijk in compartimenten te delen. Elk compartiment had zijn eigen functie. De kapschuur heeft een zadeldak (met overstekken) en één hoge open zijde waar het materieel naar binnen kan. Soms is (een deel van) de open zijde dicht gemaakt. De kapschuur sluit meestal aan op het bedrijfsmatige deel van het erf. Of hij staat op een beschutte plek net buiten het erf, bijvoorbeeld aan de overzijde van de weg.
diverse kapschuren •••
diverse kapschuren ••
Onderhoudstips kapschuur: • De hoog opgaande wanden en dakvlakken zijn gevoelig voor stormschades; houd de kapschuur vrij van overhangende takken, dode takken direct uit de bomen snoeien. • Regelmatig controleren van de bevestiging gevelbeschieting, panlatten of dakplaten. Deze kunnen slecht worden door het doorroesten van nagels. • Controleer regelmatig of de draagstijlen van de gebintconstructie nog op de poeren staan. Door stormschade of schade door landbouwwerktuigen willen de gebintstijlen nog wel eens gaan schuiven. Afgeschoven stijlen dienen opnieuw op de poeren geplaatst te worden en eventueel met ankers te worden bevestigd. • Controleer de houtconstructie op actieve aantastingen van houtworm en boktor en bestrijd ze indien nodig. • Ingerotte planken van houten wanden kunnen worden uitgestukt of indien nodig in zijn geheel vervangen worden. • Gepotdekselde wanden om de twee a drie jaar met een teer vervangend middel behandelen. 76
Bijgebouwen 5.2.6 Aardappelkelder: Na het oogsten werden de aardappels voor eigen gebruik bewaard en opgeslagen in de aardappelkelder. Het bewaren van aardappels gaat het beste op een koele en droge plek. Door een gat in de grond te graven en dit af te dekken met plaggen of pannen bleven de aardappelen koel en liepen ze niet uit. Ook ’s winters kon men dan nog van de voorraad gebruik maken. Een aardappelkelder is een klein vierkant of rechthoekig gebouwtje zonder ramen. In de kopgevel zit een kleine lage deur. De kap bestaat uit een zadeldak of een tongewelf. Er zijn hele eenvoudige aardappelkelders en wat luxere. De meest eenvoudige types hebben geen zijgevels en het dak bestaat uit stro. De meest luxe types hebben een zijwand van Bentheimerzandsteen, een dak met pannen en een stenen vloer. Alles daartussen kwam ook voor, bijvoorbeeld zijwanden van plaggen. Aardappelkelders werden bij voorkeur naast een houtwal of in een bosje gebouwd vanwege de verkoelende schaduw. Onderhoudstips aardappelkelder: • Houd de kelder vrij van begroeiingen (behoudens de kelders die zijn afgedekt met plaggen). • Controleer regelmatig de dakbedekking; houd dakvlakken vrij van mos, algengroei en bladeren. • Herleg opgewaaide of weggevallen pannen, gescheurde pannen dienen direct vervangen te worden. • Zorg voor een goede waterafvoer rondom zodat de kelder niet blank komt te staan. • Houd de windveren en dekplanken goed in de verf. Maak de vervuilde verflagen jaarlijks schoon en werk eventuele beschadigingen aan de verflaag direct bij.
SALLAND TWENTE Aardappelkelders komen vrijwel alleen in Twente en Salland voor. In andere streken dienden kelders of andere plekken in de boerderij zelf voor de opslag van aardappels
ingegraven aardappelkelders ••
77
(bijvoorbeeld de ruimte onder de bedstee). 5.2.7 Schaapskooi: In de schaapskooi werd de schaapskudde gehouden die de heide begraasde. Heide was vroeger, in de tijd dat de veeteelt in dienst stond van de akkerbouw, een belangrijk gewas. Heideplaggen werden in de stal vermengd met mest van het koeien (potstalsysteem). Dit mengsel werd gebruikt om de akkers vruchtbaarder te maken. Het werd jaren achter elkaar over de akkers verspreid, waardoor de akkers langzaam werden opgehoogd (essen, engen, enken). Om de heide in stand te houden, werd het begraasd door schapen. Zou men dat niet doen, dan komen er struiken en bomen. Schaapskooien komen voor in het Reestdal, Vechtdal, Salland en Twente. In deze regio’s waren gemengde boerderijen aanwezig. De boeren gebruikten voor het verbouwen van gewassen de natuurlijke bemesting van vee én er was heide in de directe omgeving. Ze zijn er in allerlei vormen. Gebouwen met een rechthoekige plattegrond of bootvormige plattegrond waarbij de hoeken zijn afgeschuind. Bij een rechthoekige schaapskooi zitten de deuren in de lange zijgevel. Bij een bootvormige schaapskooi zitten de deuren in de smalle kopgevels. De hoeken zijn afgeschuind omdat de schapen elkaar op deze manier niet in de hoeken dooddrukken bij het verlaten van de kooi. De schaapskooi bestaat uit een kuil met een dak van riet of pannen. In de kuil werd de mest opgevangen. Bij de hele eenvoudige bootvormige types zijn de zeer lage wanden van plaggen. Ook wanden van gepotdekseld hout komen voor. Veel schaapskooien staan los
schaapskooien met een bootvormige plattegrond
•••
schaapskooi met een rechthoekige plattegrond
78
Bijgebouwen van het erf, vlakbij de heidevelden. Onderhoudstips schaapskooi: • Controleer regelmatig de dakbedekking en laat er onderhoud aan uitvoeren zoals bij rietbedekking regelmatig laten kammen en opstoppen. • Houd de houten wanden goed in de conserverende coating zodat houtrot aan potdekselwerk voorkomen wordt. Vooral rond het maaiveld zijn planken gevoelig voor houtrot. Gebruik een teer vervangend middel. • Vervang ingerotte planken door planken van een duurzame houtsoort zoals bijvoorbeeld eikenhout. • Voorkom begroeiing van struiken direct tegen de schaapskooi.
VECHTDAL In het Vechtdal hebben schaapskooien, en ook andere schuren, de typische patronen van gevlochten stro op de wanden. Vlechtwerk wordt uitgevoerd in riet en stro en is bevestigd met wilgentenen. Het riet is als achtergrond vaak verticaal aangebracht en afgewerkt met een ruitvormig patroon. Het vlechtwerk was vroeger een goedkope afwerking en omdat het een open structuur had, werd de schuur goed geventileerd. Vlechtwerk is vooral op de weersgevoelige zijden onderhoudsgevoelig door inrotting van de wilgentenen. De knopen in het vlechtwerk zakken dan weg en het achterliggende verticale riet zakt daarmee ook weg. Voor behoud van dit vlechtwerk is een dakoverstek van belang. Regenwater valt daardoor niet direct op het vlechtwerk. Versleten rietbedekkingen dienen om die reden op tijd vervangen te worden. Laat de rietdekker bij het onderhoud aan het rieten dak ook meteen de wanden nakijken op gebreken, deze kun-
vlechtwerk van stro ••••
nen dan gelijktijdig worden verholpen. 5.2.8 Endskamer en bezikhuisje Endskamers of bezikhuisjes werden gebouwd voor de oudere generatie op het erf. Ouders die gestopt waren met boeren en het bedrijf hadden overgedragen aan zoon of dochter, wilden graag nog wel betrokken blijven bij het bedrijf en hun kinderen. Bovendien was er geen oudedagsvoorziening. En zo werden er in Staphorst/Rouveen en Twente kleine huisjes op het erf gebouwd tegen de boerderij. In de overige regio’s bood de boerderij zelf plek, ging men in het zomerhuis wonen of creëerde men een woning in een ander bijgebouw op het erf.
STAPHORST/ROUVEEN In Staphorst werden de huisjes naast de boerderij gebouwd, in dezelfde rooilijn als de voorgevel. Hier worden ze bezikhuisjes genoemd. Ze hebben vaak dezelfde kenmerken als de boerderij. Ze zijn gebouwd van steen, hebben een zadelkap met pannen en dezelfde felle groene en blauwe kleuren op kozijnen, deuren en plinten. Let bij het onderhoud vooral op lekkages bij de aansluiting op de boerderij. Controleer de aansluiting met de boerderij regelmatig op verstopping. Deze aansluiting is vaak met een soort zakgootje uitgevoerd en is verstopping gevoelig, met lekkages als gevolg. De goten dienen minimaal twee keer per jaar te worden schoongemaakt.
bezikhuisje
bovenkamer
TWENTE In Twente werden de huisjes aan de voorzijde van de boerderij gebouwd. We noemen ze endskamers of bovenkamers. Ook deze ‘huisjes’ hebben dezelfde kenmerken als de Twentse boerderijen, bijvoorbeeld dezelfde vakwerkgevels en houten topgevel. Ook hier geldt dat bij het onderhoud vooral gelet moet worden op de aansluiting op de boerderij. Deze aansluiting is vaak met lood uitgevoerd. Door opwaaien of het doorslijten van het lood kunnen al snel ernstige lekkages ontstaan. Opgewaaide loodwerken dienen te wor-
80
Bijgebouwen den teruggeklopt en vastgezet. Doorgesleten loodwerken moeten worden vervangen. 5.2.9 Botenhuis Botenhuizen zijn schuren waaronder kleine bootjes konden worden aangemeerd. Ze zijn gedeeltelijk over het water gebouwd. De botenhuizen zijn van hout en hebben een rieten of pannen dak. Onderhoudstips botenhuis: • De draagstijlen van het botenhuis staan direct in het water of de drassige grond en zijn om die reden inrottingsgevoelig. Ingerotte draagstijlen dienen met beleid te worden vervangen. Het is van belang de stijlen tot op een voldoende draagkrachtige zandlaag te vervangen. Plaatselijke aannemers weten vaak wel op welke diepte deze lagen zich bevinden. • Belast de botenhuizen niet zwaarder dan waarvoor ze gebouwd zijn. De zandlagen waarop ze staan, zijn meestal dun. Door toename van de belasting bestaat de kans dat de draagstijlen door de zandlaag heen zakken
NOORDWEST OVERIJSSEL Het botenhuis is typisch voor Noordwest Overijssel. In deze streek lag vroeger veel moeras (Wieden-Weerribben). Wanneer veen wordt gedroogd wordt het turf, vroeger een goedkope brandstof voor de kachel. Om het veen te kunnen drogen, werden sloten gegraven waarmee het water kon worden afgevoerd. De turf werd via deze sloten afgevoerd. Wegen konden in dit moerassige gebied niet worden aangelegd omdat ze wegzakten door het gewicht. Door het grote netwerk van waterwegen vond ook het vervoer van mensen, dieren en andere goederen over het water plaats. Iedereen had wel één of meerdere bootjes. Als die geen dienst deden, lagen ze in het botenhuis: gedeeltelijk over de sloot hellende schuren die dienst deden als botenstalling. Na de turfgraverij vond er een verschuiving plaats van de veenderij naar de agrarische sector. De afgegraven veengebieden werden als hooi- en rietland benut. Veel botenhuizen worden daardoor ook gebruikt als hooischuur. Onder het botenhuis kan het riet droog worden gelost. Het riet werd opslagen op de zolder van het botenhuis. Soms waren er kieren tussen de houten geveldelen aanwezig om het hooi voldoende te kunnen ventileren. Veel van deze zogenoemde hooikappen zijn te vinden bij grote Gieterse boerderijen.
botenhuizen die over het water hangen•••
81
5.2.10 Karnhuisje Vroeger werd de melk met de hand gekarnd op de deel van de boerderij. Door het karnen kreeg je boter. Later gebeurde het karnen meer machinaal. Met een molen werd een as aangedreven die de stok op een neer liet bewegen waarmee de melk werd gekarnd. Deze molen stond in een karnhuisje, een klein gebouwtje dat vaak vlakbij het melkhok van de boerderij stond. De molen werd aangedreven door een hond of paard, die rondjes liep om de as aan te drijven. Het karnhuisje heeft daarom ook vaak een ronde vorm. Soms is het acht- of tienkantig. Op de vloer lagen (veld)keien of klinkers om het paard grip te bieden en het vloerniveau stabiel te houden.
karnhuisje als aanbouw
een rond karnhuisje
tienkantig karnhuisje
een rond karnhuisje
82 de ronde vorm in de gevel verraad het karngedeelte
Bijgebouwen Onderhoudstips karnhuisje: • Controleer gevels en dakbedekking regelmatig op gebreken zoals lekkage. • Laat rieten dakbedekking periodiek onderhouden (kammen en opstoppen)
IJSSELDELTA STAPHORST/ROUVEEN SALLAND Karnhuisjes komen voor in Staphorst/Rouveen en de IJsseldelta. Dit zijn typische melkveeregio’s. Ook in Salland komen ze voor. Het zijn vrijstaande gebouwtjes. Soms is een karnhuisje tegen de boerderij aangebouwd. De boerderij heeft dan een ronde ‘aanbouw’ aan de zijgevel.
karnhuisje voor herstel
karnhuisje na herstel
83
6.
Onderhoudstips voor streekeigen beplanting
Vroeger was erfbeplanting functioneel. Knotlinden bij de boerderij zorgden voor bescherming tegen de zon, de singel om het erf als beschutting tegen de wind, de notenboom verjoeg de vliegen, in de boomgaard en moestuin werden fruit en groente gekweekt en de haag eromheen beschermde tegen wildvraat. Tegenwoordig is beplanting op het erf veel meer dan alleen maar functioneel. Het heeft een ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarde. Iedere streek heeft weer eigen typen beplanting, afhankelijk van de ligging in het landschap, het type bodem, economische bloei en mode. Beplanting is levend materiaal en heeft regulier onderhoud zodat het zich kan vormen tot
onderhoud aan een houtwal
snoei met een kettingzaag
een dicht geheel
waarvoor het bedoelt is. 6.1 Singel en houtwal Een singel bestaat uit bomen, struiken en kruiden. Door de onderbegroeiing is het een dicht geheel waar je niet doorheen kunt kijken. Een singel kan meerdere rijen beplanting hebben en wel tien meter breed worden. De singels had men vroeger vooral als beschutting tegen de wind. Ze hielden het vee binnen en de wilde dieren buiten het erf. Het hout werd gebruikt als brandstof en geriefhout. Een houtwal die men heeft gemaakt van aarde en laten begroeien met bomen, struiken en kruiden. Langs de houtwal loopt vaak een sloot (ontstaan doordat de aarde gebruikt werd voor de wal) Je vindt houtwallen met name op de zandgronden: in Twente, Salland en in Noordwest-Overijssel. In houtwallen worden veelal berken, eiken en essen aangeplant. Essenhout was zeer geschikt om gereedschap van te maken. Meidoorn, sleedoorn, braam, lijs-
terbes en vuilboom vormden de struiklaag. Onderhoudstips singel en houtwal: • Regelmatig afzetten (terug snoeien), dit houdt de singel en houtwal vitaal. • De hoogte waarop bomen en struiken worden afgezaagd, is gelijk aan de diameter van de stammen. • Zet de houtwal of singel met snelgroeiende soorten (zoals berk, wilg, els) eens in de 8 tot 10 jaar af en met langzaam groeiende soorten (zoals eik, beuk, es) eens in de 15 tot 20 jaar. • Eventueel kunt u enkele mooie bomen, oude bomen met veel holtes en zeldzame struiken laten staan. • Zet niet alle houtwallen en singels tegelijk af. Zo blijft er voor dieren altijd een goede schuilplaats. • De stobben moeten voldoende licht krijgen om weer goed uit te kunnen lopen. Zorg er dus voor dat u ook de struiklaag snoeit. • Als er kans is op vraat van vee plaats dan een raster op ongeveer een meter van de voet van de boom. • Haal dode en kwijnende planten en struiken uit de singel en vervang ze. Zo blijft de singel vitaal. • Vervang ze door inheemse boom- en struiksoorten die passen bij de streek. Het vervangen wordt inboeten genoemd. Vaak kunt u aansluiten bij het huidige assortiment van de singel of houtwal zodat de samenstelling hetzelfde blijft. • Verwijder het teveel aan opslag van jonge bomen en struiken, zo blijft de singel of houtwal gevarieerd. • Combineer het onderhoud samen met het onderhoud aan de naastgelegen sloot. • Het hout dat is afgezet, is te gebruiken in takkenrillen zodat veel dieren ervan kunnen profiteren. • Groeit er klimop in oude bomen? Dit kan gewoon blijven zitten. In Twente is het zelfs heel gewoon dat ze in de eiken groeien. In tegenstelling tot veel vooroordelen verstikt klimop de boom niet. Klimop biedt zelfs extra ruimte bescherming en broedgelegenheid voor vele vogels en voedsel voor vele insecten. Loopt er vee,
85
plaats dan rasters. Want het blad is erg aantrekkelijk voor het vee. Een singel of houtwal op het erf is een belangrijk ‘groen’ onderdeel van het erf. De aanof afwezigheid van een singel of houtwal om het erf, bepaalt mede de samenhang met landschap. Een erf met een strakke singel rondom, in een open landschap zoals de IJsseldelta, vormt een groen eilandje in een lege ruimte. De singel is een sterke ruimtelijke scheiding tussen het open landschap en het erf. Bij een erf met rondom een rafelige singel in een besloten landschap zoals Salland of Twente is de overgang tussen erf en landschap veel geleidelijker. De aanwezigheid van een singel of houtwal, de opbouw en de boomsoorten die erin voorkomen, verschillen per streek.
TWENTE SALLAND Een houtwal in Twente en Salland heeft een dichte structuur. De wal zelf is ongeveer 3 a 4 vier meter breed. Houtwallen in deze streken dienen regelmatig afgezet te worden met een cyclus van 7 tot 12 jaar. een dichte houtwal met overstaanders
IJSSELDELTA De windsingels om de jongere erven in de IJsseldelta, bestaan uit een dubbele rij met bomen (essen). Omdat deze singel geen onderbegroeiing heeft, is het onderhoud wat eenvoudiger. Af en toe moeten de bomen gesnoeid worden en dode takken verwijderd. Onder de bomen wordt het gras kort gehouden door het regelmatig te maaien. Dode bomen kunnen worden ver-
windsingel
86
vangen door nieuwe van dezelfde soort.
STAPHORST/ROUVEEN De elzensingels in Staphorst/Rouveen scheiden de lange smalle kavels van elkaar. Ze bestaan alleen uit elzen en zijn erg smal. Ze dienen regelmatig afgezet te
elszensingels
worden met een cyclus van 5 tot 10 jaar. Houd bij het aanplanten van een nieuwe singel of houtwal rekening met de volgende tips: • Gebruik bosplantsoen van 60 tot 100 cm hoog. • Plaats de bomen in het midden en de struiken aan de randen met een onderlinge afstand van 1,5 bij 1,5 meter. • Pas op droge gronden bijvoorbeeld zomereik, ruwe berk toe en op natte gronden bijvoorbeeld zwarte els, wilg, zachte berk. • Kies in de struiklaag bijvoorbeeld voor lijsterbes, sleedoorn, hondsroos en kardinaalsmuts. • Plaats bij aanwezigheid van vee altijd een raster. 6.2 Fruitbomen en boomgaard Op alle boerenerven werd fruit geteeld voor eigen gebruik. Appels, peren, pruimen en kersen hadden een plekje voor op het erf. Bij kleine boerderijtjes stonden vaak een paar fruitbomen in een klein rijtje of verspreid over het erf. Grotere boerderijen hadden vaak een boomgaard. Om maximaal gebruik te maken van de grond, kozen de boeren meestal voor hoogstamfruit. Zo kon het jongvee, dat je graag dichtbij huis wilde hebben, er onder lopen en bleef het gras onder de bomen kort. Het verschil tussen laagstam, halfstam of hoogstam zit in de hoogte van de eerste vertakking van de stam. Bij hoogstambomen begint de eerste vertakking op een hoogte van minstens 180 cm. Om de fruitgaard staat vaak een haag of singel om de fruitbomen te beschermen tegen wind en kou. Fruitbomen en boomgaarden zijn heel belangrijk om te bewaren. Ze hebben grote cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarden. Steenuiltjes broeden vaak in oudere fruitbomen, vlinders komen op het fruit af en de bomen zelf zijn zeker in het bloesemseizoen prachtig. Belangrijk is het om bijen in de buurt te hebben, zij zorgen 87
enkele losse fruitbomen
een boompaal met rubberen band
oude hoogstamfruitgaard
nieuw aangeplante boomgaard
Onderhoudstips fruitbomen en boomgaard: • De beste periode voor snoeiwerk is februari/maart mits het niet vriest. • Snoei pitvruchten, zoals appel en peer, in de periode januari tot maart/april. • Snoei steenvruchten, zoals pruim en kers, na de oogst in augustus/september of voor de bloei in april. • Dun een dichte kroon uit tot een aantal vitale gesteltakken (hoofdtakken) die veel vrucht kunnen dragen. • Verwijder altijd beschadigde en verkankerde takken. • De boom reageert door waterloten aan te maken, van die lange dunne takken recht omhoog. Deze moeten in juni voor de langste dag verwijderd worden. • Ontsmet het gereedschap na elke snoeibeurt met spiritus in verband met vruchtboomkanker. • Haal nooit meer dan een derde van de takkenmassa weg. • Als er veel oude bomen staan, plant dan vast ook nieuwe aan om van fruit te kunnen blijven genieten. • Gebruik altijd een stevige ladder en plaats deze altijd naar het midden van de boom, knapt een tak, dan breekt de boom je val. • Op veel plekken in de regio zijn hoogstambrigades en locale vrijwilligersgroepen actief, die zich inzetten voor het behoud van de hoogstamboomgaarden. Zij staan u graag met raad en daad bij.
88
voor de bestuiving van de bloesem. Boomgaarden verschillen niet veel per streek. De opbouw van hoogstamfruitbomen, omringd door een haag of singel, is gelijk. Het type haag kan verschillen van meidoorn, liguster tot beuk. De fruitrassen verschillen wel wat per streek, maar niet veel. Streken ontwikkelden, afhankelijk van de grondsoort, eigen appel-, peren- en pruimenrassen. Elk ras kende een eigen bestuivingtijd, oogsttijd, gebruikstijd en gebruikswijze. In bijlage 4 vind u een tabel met geschikte fruitrassen voor een mooie hoogstamboomgaard met lekker fruit dat past bij uw erf. Veel van deze rassen hebben goede eigenschappen en zijn bestand tegen ziektes. Ze zijn goed aangepast aan de grond en de waterstand in de streek. Het is dan ook belangrijk oude rassen te behouden. Soms binnen maar ook wel buiten de boomgaard werden op het erf een kweepeer, perzik, abrikoos en mispel aangeplant. Wat minder bekend, maar zeker niet minder de moeite waard.
IJSSELSTREEK Op de gronden langs de IJssel was de bodemgesteldheid zo gunstig, dat daar ook fruit voor de verkoop werd geteeld. Een belangrijke bron van inkomsten voor deze boeren! Deze boomgaarden zijn erg groot en bestaan uit laagstam en middelstam bomen. Deze boomgaarden zijn makkelijker te onderhouden omdat je niet de ladder op hoeft. Ook de pluk is daardoor makkelijker. In tegenstelling tot de hoogstamboomgaard, graast hier geen jongvee. Rondom lopen hoge elzensingels die beschermen tegen de wind. Veel fruitbomen en boomgaarden zijn aangeplant in de eerste helft van de 20ste eeuw en zijn nu aan het einde van hun levensduur. Ze zullen binnenkort aan vervanging toe zijn. Vervang een fruitboom zodra het nodig is. Door de bomen een
89
laagstamfruitgaard
voor een te vervangen, kunt u blijven oogsten. Hieronder tips voor aanplant van een fruitboomgaard: • Fruitbomen onderhouden is een leuke, maar intensieve bezigheid, houd daar rekening mee bij het aanplanten. • Het reguliere snoeien neemt gemiddeld een kwartier (bij jonge aanplant) tot een half uur (bij tien jaar oude bomen) per boom per jaar. • Nieuwe fruitbomen plant je ongeveer 6 tot10 meter uit elkaar zodat deze voldoende kunnen uitgroeien. Houd zowel 6 tot10 meter afstand tussen de bomen in een rij en 6 tot 10 meter afstand tussen de rijen. Dat lijkt heel veel, maar is echt nodig. Laat de individuele rijen precies aansluiten bij de opvolgende. Plaats aan de zuidwestzijde één boompaal bij elke boom zodat de boom niet direct omvalt bij zware regen of veel wind en pas boombanden toe om de boompalen te bevestigen aan de paal. • Gebruik liever geen verduurzaamde boompalen. Deze verontreinigen de bodem. Er zijn milieuvriendelijke palen van europees hardhout (eik, robinia en kastanje) in de handel. • Plaats een boomkorf rond de jonge aanplant als u de boomgaard wilt beweiden. Plaats het raster ca. 10-15 cm boven de grond zodat u het onkruid met de hand rond de stam kunt verwijderen. • Jongvee en schapen weiden gaat prima, maar laat jongvee niet te lang in de boomgaard lopen in verband met wormproblemen. Zorg voor deugdelijke afrasteringen bij het weiden van paarden, pony’s en geiten, want ze vreten de bast van stam en takken. • Het is aan te bevelen een deel van de rand van de boomgaard te beplanten, zeker de noordelijke en/of oostelijke rand als windschut. Kies voor de omringende beplanting bomen en struiken die natuurwinst opleveren. Kies voor struiken en bomen die bessen of zaden dragen, zoals Gelderse roos, lijsterbes, vlier of els. Daarmee bevordert u de aanwezigheid van vogels als zanglijster, merel en sijs. Leg de beplanting zo breed mogelijk aan, des te groter is de natuurwinst. Zorg wel voor voldoende afstand tot de fruitbomen, zodat u bij het snoeien en plukken geen hinder van de rand ondervindt. • Hang nestkasten op voor holenbroeders In net aangeplante boomgaarden zijn nog geen holen aanwezig voor holenbroeders, zoals koolmees en steenuil. • Valfruit trekt dagvlinders aan, vooral atalanta’s. Ook vogels, zoals koperwiek, en dassen lusten graag fruit. Ruim daarom niet al het valfruit op. 6.3 Kleinfruit Op een boerenerf werd ook altijd wat kleinfruit geteeld. Denk hierbij aan rode, zwarte en kruisbes, framboos, japanse wijnbes, braam, kweepeer, perzik en abrikoos. naast de schuur stond vaak een vlier om het onheil af te weren. De plek van het kleinfruit op het
90
erf is verschillend en afhankelijk van de wensen van de boerin. Vaak maakt het deel uit van de moestuin. Onderhoudstips kleinfruit: • Snoei ieder jaar (van oktober t/m januari). Hierdoor blijft de struik gezond, productief en houd deze zijn vorm. Er zijn twee soorten van snoei. • Snoei die gericht is op veel opbrengst: Verwijder ieder jaar oud hout om een teruglopende opbrengst en het kleiner worden van de vruchten tegen te gaan. Al het klein fruit brengt vruchten voort op hout dat ten minste één jaar oud is. Op oud hout worden ook wel vruchten gevormd, maar beduidend minder in aantal en omvang. • Snoei die gericht is op de vorm van de struik: om de vorm van de struik in stand te houden is ook jaarlijks vormsnoei nodig. Vormsnoei gebeurt hoofdzakelijk aan struiken. Laat 4 of 5 hoofdtakken staan en snoei die tot op het derde oog. • Vormsnoei is er altijd op gericht om zoveel mogelijk (zon)licht en luchttoetreding in de stuik te bevorderen. In een te dichte struik zullen bladeren en vruchten sneller beschimmelen en verrotten. • Scheutvormers worden voornamelijk geleid door ze aan gespannen draden te binden. • Extra snoeien buiten de normale snoeiperiode, is soms nodig om door ziekte aangedane takken en bladeren te verwijderen. • Let bij frambozen op de uitlopers. Ze vermeerderen zich snel.
6.4 Moestuin Sier- en moestuin zijn in sommige streken gescheiden, maar vaak zien we een versierde moestuin, waar bloemen en groenten elkaar afwisselen. De moestuin moest het hele jaar rond het gezin te eten kunnen geven. Je vond er in ieder geval aardappelen, keuken- en geneeskrachtige kruiden, allerlei groenten en soms ook kleinfruit. De aardappels werden opgekuild, onder de bedstee bewaard of in speciale aardappelkelders bewaard (Twente). Appels en kruiden werden gedroogd en allerlei groenten en fruit werden ingemaakt of in zout gelegd. Om vraat van wild te voorkomen en de moestuin te beschermen tegen de wind, werd om de moestuin vaak een strakke haag aangelegd van meidoorn, liguster of beuk. Deze soorten hebben een dichte structuur, de meidoorn
oogsten uit de moestuin
91
heeft bovendien stekels. Een hekje in de haag biedt toegang tot de moestuin. Vraat van insecten werd voorkomen door bijvoorbeeld afrikaantjes en dille aan te planten. Belangrijk is dat de moestuin zichtbaar is vanuit de keuken. Op achteraf plekken zie je vaak dat de moestuin lastiger te onderhouden is. Gemak dient de
een omhaagde moestuin
mens tenslotte. Onderhoudstips moestuin: • Snoei de haag twee keer per jaar en zorg ervoor dat er een ruime doorgang is tussen groentebedden en haag. Zo krijgt de groente voldoende water, voeding en licht en kunt u makkelijk bij de groente komen. • Denk aan ruime looppaden. • Maak de bedden niet te breed, zodat je overal goed bij kunt. • Zaai en plant netjes op de rij. Dat maakt de groente makkelijk te onderscheiden van het onkruid. • Wied zeer regelmatig, liefst bij droog weer. De onkruiden schieten dan niet direct weer wortel als je ze geschoffeld hebt. • Zaai en plant vooral groenten die je lekker vindt en experimenteer eens met nieuwe groenten. • Sommige planten kun je heel goed samen opkweken omdat ze elkaar versterken of helpen terwijl anderen elkaar juist ongunstig beïnvloeden. Let ook op welke groenten niet na elkaar in een groentebed kunnen staan. Tips over combinatieteelt en wisselteelt zijn op internet te vinden. • Geniet van de heerlijke smaak van zelfgeteelde groenten.
Streekeigen verschillen in het uiterlijk van de moestuin zijn er bijna niet. Grootte en samenstelling van de moestuin zijn afhankelijk van de behoefte en grootte van het gezin. Het type haag is afhankelijk van het type bodem. Meidoorn groeit goed op wat nattere bodems en liguster en beuk op drogere bodems. In rooms-katholieke streken zag je vaker bloemen in de moestuin. Die gebruikte men voor de versiering van het altaar. 6.5 Knot- en leibomen Als de voorgevel van de boerderij op het zuiden of westen staat, zie je vaak knotbomen of leibomen voor de gevel van de boerderij staan. Deze zijn niet alleen mooi, maar gaven ook een zekere status aan de boerderij. Toch was dat niet de voornaamste reden dat ze 92
knotlindes ••••
leilindes ••
er stonden. Knot- en leibomen voor het voorhuis zijn zonneschermen in de zomer en beschermen het huis tegen de warmte. Geen overbodige luxe, maar noodzaak omdat aan deze kant van het huis de kelders met opslag voor zuivel zaten. De linde is de bekendste knotboom, maar je ziet ook wel knotkastanjes, peren en essen. Je ziet de knotbomen en leibomen in heel Overijssel. Lei- en knotbomen worden meestal aangeplant in oneven aantallen. De bomen staan op minstens 5 meter van het huis en op onderlinge afstand van 8 meter. Het verschil tussen leibomen en knotbomen is dat knotbomen steeds op vaste gesteltakken worden geknot. Leibomen worden horizontaal geleid door middel van een frame. In het verleden werden de bomen vaak in knotvorm gesnoeid. Tegenwoordig zie je 93
steeds meer leibomen. Leibomen die tegenwoordig te koop aangeboden worden, worden op deze manier gekweekt. Onderhoudstips voor knotbomen en leibomen: • Tot een leeftijd van circa vijftig jaar kunnen knot- en leibomen het beste jaarlijks gesnoeid worden. Daarna groeien de takken minder snel en is een tweejaarlijkse snoeibeurt voldoende. • Snoei in september of oktober, het zonnescherm wordt dan namelijk in zijn geheel naar beneden gehaald. Het blad dat dan nog aan de bomen zit, kan samen met het snoeiafval worden opgeruimd. • Als de bomen vitaal zijn, kan de snoei ook in de wintermaanden plaatsvinden zodat de boom nog extra voedingsstoffen kan opslaan wat de groeikracht bevordert. • Snoei bij lei- en knotbomen de jonge loten van de knot tot op ongeveer 2 cm. • Let bij leibomen er op dat u de bindmiddelen, gebruikt bij het opbinden aan het frame, regelmatig controleert. Doet u dat niet. dan kunnen er snijwonden in de takken ontstaan.
94
Let bij nieuwe aanplant op het type boom dat u koopt. De leilindes die je kant en klaar met frame kunt kopen, zijn meestal te laag waardoor de zon er overheen naar binnen schijnt. Daarnaast wordt het uitzicht geblokkeerd. Jammer dus. Door een lindeboom zelf om te vormen tot knotlinde of leilinde, houd je het uitzicht en hoef je geen zonnescherm aan de gevel te maken. Onderhoudstips voor nieuwe aanplant leibomen en knotbomen: • Plant om een knot- of leiboom te vormen een gewone boom. • Plaats de stammen zo dat ze tussen de ramen staan (uitzicht!) • Knip alle takken die naar voren en naar achteren wijzen af. Wanneer je de boom wat draait hoef je misschien veel minder takken te snoeien. Een boom heeft namelijk een voorkeur om scheuten zijdelings te vormen, daar kun je gebruik van maken. • Snoei de laagste takken tot zo’n 2 meter boven de grond af. • Voor een knotboom geldt: Ga pas knotten als de armen lang genoeg zijn. Na verloop van tijd ontstaan er vele armen en vuisten. Als de boom ouder wordt, laat hij zijn takken zakken. Het is dus belangrijk dat de takken in het begin schuin omhoog wijzen. Ook een paardenkastanje, es of iep zijn geschikt als zonnescherm. • Voor een leiboom geldt: Zet de boompalen vast in een raamwerk met stevige zijpalen (lengte circa 5 meter). Plaats beide zijpalen aan de buitenkant van de leibomenrij. Span tussen de zijpalen draden om hierlangs de leggers (zijtakken) van de boom te leiden. De afstand tussen de leggers is 50 tot 70 cm en de hoogte van de eerste legger is circa 2,5 meter zodat het uitzicht behouden blijft.
STAPHORST/ROUVEEN VRIEZENVEEN Niet overal worden knot- en leibomen toegepast. In de streken Staphorst/Rouveen en Vriezenveen komen ze van oorsprong niet of weinig voor. In Staphorst/Rouveen was er vaak weinig plek op het voorerf. De paar fruitbomen voor de boerderij gaven al voldoende schaduw. Daar, waar ze wel worden toegepast, zijn geen streekgebonden
ontbreken van knotbomen bij de voorgevel
verschillen te ontdekken. Soms staan de bomen in het grind, soms in het gras. 6.6 Hagen en heggen Vroeger werden hagen als veekering gebruikt. Deze functie is later door het prikkeldraad overgenomen. Ze dienen ook als windscherm of privacybewaker. Heggen en hagen hebben daarnaast een recreatieve, landschappelijke en ecologische waarde. Maar wat is eigenlijk het verschil tussen een heg en een haag? Een heg is strak geschoren, bestaat vaak uit meidoorn, liguster, veldesdoorn, beuk of haagbeuk (vaak één soort) en wordt jaarlijks onderhouden. Een haag is hoger en breder, bestaat vaak uit (een mix van) meidoorn, sleedoorn, roos of wilg, wordt eens in de zes jaar onderhouden en heeft een grote ecologische waarde. Een heg zie je meestal op het voorerf: rondom een moestuin, siertuin of boomgaard, of langs de entree. Een haag staat vaak op het achtererf: achter een
verschillende soorten hagen •••••
stal of schuur of langs een weide of akker. Onderhoudstips voor heggen: • Een heg moet geknipt of geschoren worden. De frequentie van de snoei hangt af van een aantal factoren: de soort, de groeikracht, de vorm, de functie en de eisen die aan de heg gesteld worden. Meestal worden heggen gemiddeld twee keer per jaar gesnoeit. Knippen met handmatige snoeisnaar of scheren met een automatische heggenschaar, het kan allebei. Over het algemeen loopt een heg beter uit bij handmatig knippen, door de scherpere snede van de snoeischaar. • Bij een meidoorn is het belangrijk de heg de eerste keer voor de langste dag van het jaar, in mei-juni, te knippen. Dit maakt het knippen van deze heg een stuk aangenamer, omdat de doorns dan nog niet houtig zijn. De tweede keer knippen kan in september. • Een ligusterheg kan wel vier keer per jaar geknipt worden, omdat de liguster een snel groeiende struik is. Een haag is robuuster en kan éénmaal per jaar worden gesnoeid. • Knip of scheer je een heg na de langste dag, dan groeit de heg veel minder uit. Uitlopers van na 24 juni (sint Jan) hebben zelfs een naam; Sintjanslot. • Knip de heg of haag wanneer het bewolkt en niet te warm is. Zo voorkomt u uitdroging en zonbrand van het blad. • Om de bovenkant op een mooie gelijkmatige hoogte te knippen kan het handig zijn om een draad te spannen. • Belangrijk is dat de onderkant iets breder uitgroeit dan de bovenkant, zodat de zon ook op de onderkant van de heg kan schijnen. De heg of haag behoudt dan zijn besloten karakter. • Bij sterk verminderde vitaliteit kun je de heg het beste tot enkele tientallen centimeters boven de grond afzetten om opnieuw te laten uitgroeien. Bij oude stammen kun je de heg afzetten op 40 cm om te verjongen. Let op, door plotselinge toename van licht in de heg of haag krijgen soorten als brandnetel, kleefkruid, hop en haagwinde de overhand. Nazorg in de vorm van onkruidbestrijding is nodig om er zeker van te zijn dat de stammen weer uitlopen. Wieden dus. • Heb je gaten in de heg, dan kunt u ook afleggen. U snoeit dan een tak uit de
heg en plant die in de grond ter hoogte van het gat. De tak zal gaan wortelen en langzaam zal het gat kleiner worden. Onderhoudstips voor hagen: • Snoei slechts eens in de zes jaar alle struiken. Hierdoor krijgen de struiken de kans om in bloei of bes te komen. Dit trekt natuurlijk insecten, vogels en zoogdieren aan.
97
vlechtheg
•
Zet de struiken dan geheel (tot 20 cm) of gedeeltelijk (tot 1 meter) af.
Heggenvlechten is een bijzondere vorm van onderhoud dat vroeger veel werd toegepast. Tegenwoordig wordt dit oude vlechtheg ambacht weer beroepsmatig uitgevoerd. In iedere heg vallen na verloop van tijd gaten. Bijvoorbeeld omdat vee er aan vreet, de onderste takken te weinig licht krijgen en er struiken doodgaan. Bij het vlechten worden de takken en stammen gebogen of ingekapt zodat ze horizontaal komen te liggen. De takken worden in elkaar geschoven. Na het vlechten groeit de heg weer uit en wordt weer ondoordringbaar. Zo’n heg is goed voor allerlei planten en dieren en vormt ook een goede veekering. Vrijwel iedere heg die minimaal drie meter hoog en 5-8 jaar oud is, kan gevlochten worden. Er zijn speciale cursussen voor. Wanneer een nieuwe haag of heg gewenst is, houd dan rekening met de volgende tips. • Voor het aanplanten van een heg of haag wordt 3-jarig bosplantsoen gebruikt van 60 tot 100 centimeter hoog. Je kunt het beste aanplanten in het voorjaar of najaar. • Voor het ontwikkelen van een dichte knip- en scheerheg is de aanplant van 1 rij met 2 à 3 jaar oude planten (bosplantsoen) voldoende. Per strekkende meter kunt u 4 stuks bosplantsoen aanplanten. • De aanplant dient direct na het planten door snoeien te worden getopt. Door het verwijderen van het hoofdgroeipunt worden de knoppen onder in de plant gestimuleerd waardoor er van onderuit een brede basis ontstaat. • Geef de jonge aanplant, vooral de eerste twee jaar voldoende water in droge perioden en houd het onkruidvrij. • Bescherm een heg of haag de eerste vijf tot tien jaar met een raster om veevraat te voorkomen. De IJsselstreek en Salland zijn beroemd om de prachtige meidoornhagen die uitbundig bloeien en volop bessen dragen in de uiterwaarden van de IJssel. En alleen in Staphorst/Rouveen komen hagen van hulst voor. 6.7 Siertuin De tuin bij de boerderij werd vroeger niet ontworpen. Traditionele boerentuinen zijn voorbeelden van volkskunst waar geen tuinarchitect aan te pas kwam. Een tuin ontwikkelde zich onder invloed van de ideeën en wensen van de boerin. Omdat het nut op de eerste plaats kwam, zijn de tuinen eenvoudig en vooral doelmatig. Juist daardoor stralen ze vaak harmonie en evenwicht uit. In de traditionele boerentuin komen een gazon (dat tevens bleekveld is), wat fruitbomen en wat heesters voor. De tuin wordt omgeven door een heg, hek of sloot. De functie ‘sier’ werd er aan toegevoegd. Echte sierborders kennen we pas vanaf 1900. In welvarender streken werd sier belangrijker dan het nut. De status van de eigenaar kon eraan worden afgelezen. Traditionele boerentuinen, zoals ze vroeger voorkwamen, zijn zeldzaam geworden. Afhankelijk van de ouderdom en ontwik98
keling van het erf, zie je verschillende typen boerentuinen. 1. Klassieke nutstuin. Deze bestaat alleen uit een groente- of versierde nutstuin. Meestal staan de planten op rijen. De hoofdvorm is een rechthoek of vierkant met een centraal middenpad en een onderverdeling in smalle bedden. Eventuele bloemen stonden ook in rijen waardoor de nutstuin een fleurige uitstraling kreeg. 2. Renaissancetuin. De opzet van deze tuin komt uit het Franse Versailles, de tuinen van Lodewijk XIV. Varianten zag je eerst bij de adel en vervolgens ook bij de welgestelde boeren langs de rivieren de IJssel en de Reest. Deze tuinen stammen uit het begin van de 19e eeuw. Je herkent ze aan: a. De strak gesnoeide heggen/hagen/leibomen en struiken, in rijen geplant. b. Buxusstruiken in figuren geknipt. c. De duidelijke symmetrie.
siertuin met buxuspatronen
3. Boerentuinen in landschapsstijl. Deze tuinen zijn ontstaan in Engeland. Vanaf het einde van de 19e eeuw tot het begin van de 20e eeuw zien we deze tuinen ontstaan op boerenerven in Overijssel. Kenmerkend voor deze tuinen zijn: a. Kronkelende paden door de grote tuin. b. Door de mens aangebrachte bodemverhogingen. c. Meanderende beken. d. Grote vijverpartijen. e. Solitaire (alleenstaande) bomen, aanplant van exoten (planten die van origine niet in Nederland voorkomen). f. Rijkbloeiende struiken in een grote variatie. g. A-symmetrische opzet.
Onderhoudstips voor siertuin: • Wied regelmatig het onkruid tussen de planten; met de hand, de schoffel of hak. • Verjong planten regelmatig door ze te scheuren. • Neem stekjes van planten. • Kijk eens in buurtuinen welke planten het daar goed doen, grote kans dat bij u dezelfde planten succesvol zullen groeien en bloeien. • Let op verschillen in structuur en hoogte bij de beplanting en kies sterke soorten. • Maai het gras zeer regelmatig. • Buxusstruiken (oftewel palmboompjes, zoals ze vroeger genoemd werden) kunnen in haagjes en in figuren geknipt worden. Wel even een touwtjes spannen 99
voor een mooi strak resultaat.
IJSSELSTREEK REESTDAL In de IJsselstreek en in het Reestdal vinden we boerentuinen in Engelse landschapsstijl. Echte juweeltjes. Rond het begin van de 20e eeuw ging het de boeren voor de wind. Hun inkomsten uit de aardappelteelt en de boterproductie staken ze Engelse stijltuinen ••• in vernieuwing of uitbreiding van het woonhuis. Ook de tuin werd flink onder handen genomen. De van oorsprong eenvoudige boentuinen werden omgetoverd tot romantische paradijzen. Kenmerkend voor deze tuinen zijn de onverwachte doorkijkjes. De gevel van boerderij spiegelt in het water en lijkt daardoor vanaf de weg nog voornamer. De uitgegraven vijvergrond is opgeworpen tot een “bergje”, dat het nutsgedeelte van de tuin en een deel van het bedrijf aan het oog onttrekt. In het zacht glooiende gazon staan bijzondere soorten parkbomen. In het Reestdal meestal een rode beuk. Licht reliëf doet de tuinen groter lijken. Zorgvuldig aangelegde slingerpaden (van grind) en perken met (bloeiende) heesters versterken het perspectief. In de zomer geven rozen en perkbloemen kleur aan de tuin. De plantenkeuze wordt net als in de “gewone” boerentuin bepaald door wat het goed doet op de grondsoort waar het erf vergen zich bevindt. Ook meer bruggetjes en prieeltjes komen hier mooi tot hun recht. Deze tuinen aanzienlijk onderhoud dan een standaard boerentuin.
• • •
Maak de vijver in de herfst schoon: verwijder dood of woekerend plantenmateriaal, en span een net over de vijver zodat de vijver niet overvol raakt met herfstbladeren. Maak een wak als het vijverwater in de winter dichtvriest. Zo kunnen rottingsgassen ontsnappen. Een onkruidje hier of daar valt in deze tuin wat minder op, maar belangrijk is het grote geheel te onderhouden, zoals het onderhoud aan de paden (met bijvoorbeeld grind of houtsnippers), de prieeltjes en de grote solitaire bomen.
Bij dit type grote en bijzondere tuin, met cultuurhistorische en natuurlijke waarde, is 100
het wellicht goed gespecialiseerde boeken, websites of specialtisten te raadplegen.
IJSSELDELTA In de IJsseldelta zijn geen siertuinen. Hier liggen de boerderijen op een terp en daardoor was er simpelweg geen plek voor een siertuin. De tuinen zijn bescheiden en sober met veel gras en wat solitaire bomen zoals witte paardenkastanje, een treurwilg of wat fruitbomen. Langs de randen van het voorerf komen rijen met knotwilgen voor. Vaak zie je in het vroege voorjaar sneeuwklokjes in het gras.
ontbreken van siertuinen
STAPHORST/ROUVEEN Veel tuinen in Staphorst/Rouveen zijn asymmetrisch opgebouwd. Dat komt door het voetpad dat vanaf de weg, door de tuin, naar de voordeur loopt. Omdat dat voordeur naast het midden van de gevel zit, loopt het pad ook naast het midden van de tuin. De twee vakken die aan beide zijden van het pad ontstaan zijn vaak ver-
asymmetrische voortuinen ••
schillend ingericht. Zo bestaat het ene vak bijvoorbeeld uit moestuin en het andere deel uit gazon.
6.8 Solitaire bomen en boomgroep Solitaire bomen staan vrij in hun omgeving en vallen meestal duidelijk op door hun vorm of afmeting. Ze kunnen bewust als eenling zijn geplant. Soms ook zijn het overblijfsels van een grotere houtopstand (bosje, houtwal, bomenrij). En soms zijn het zaailingen van besdragende bomen/struiken die door vogels zijn verspreid. Een solitair wordt soms gebruikt als ijkpunt bij landmeten en als markering van eigendomsgrenzen. Ook als sierboom in de tuin komen solitairen voor. Bijvoorbeeld voor en/of naast het woonhuis zodat de boerderij mooi in het groen ligt of aan de zuidwestzijde van de boerderij voor scha101
de grote impact van een solitaire boom •••
onderhoud aan de boom op je erf
duw. Vaak staat bij het terras een walnoot die beschermt tegen vliegen. Ook bij de toegang komen solitaire bomen voor. Wanneer een aantal bomen dicht bij elkaar staat en een landschappelijke eenheid vormt, spreek je van een boomgroep. Onderhoudstips voor solitaire bomen en boomgroep: • Een solitaire boom of boomgroep vraagt weinig onderhoud. Uit esthetisch oogpunt, omdat het mooi kan zijn, kan er gesnoeid worden. Het is wel nodig om regelmatig schurende takken en dood hout, zogeheten zuigers, te verwijderen. • Snoeien doet u over het algemeen in de wintermaanden (november-maart), met uitzondering van haagbeuk, walnoot, wilde paardekastanje, esdoorn en berk.
102
Deze soorten kunt u het beste snoeien in de periode september begin januari in verband met sapuittreding of bloeden.
NOORDWEST OVERIJSSEL IJSSELDELTA Van oudsher werden op erven in Noordwest Overijssel en de IJsseldelta iepen toegepast. Lange tijd werden er echter geen iepen geplant vanwege de gevreesde iepenziekte. Inmiddels is er een resistente iep ontwikkeld en kunt u deze kenmerkende boom weer aanplanten in deze streken.
de iep
TWENTE REESTDAL In Twente en het Reestdal komt een bijzonder type boomgroep voor: de eikengaard. Een eikengaard bestaat uit een cluster van zo’n 10 a 30 eikenbomen in het gras. De eikengaard ligt meestal aan de achterzijde van het erf of ernaast, maar kan ook op grotere afstand van het erf gelegen zijn. Van oorsprong werd dit eikenhout gebruikt voor het herstel van de boerderij en de schuren. De bomen werden daarom dicht op elkaar geplant (op een afstand van 5 meter uit elkaar), zodat ze recht naar boven groeiden. Van rechte stammen kon men mooie rechte planken zagen. Een eikengaard is makkelijk te onderhouden. Bij volwassen bomen is het alleen nodig om eventuele dode takken te verwijderen. Maai ook het gras onder de bomen om opslag geen kans te geven. Wanneer de bomen nog jong zijn, snoei dan tevens de bomen van onderaf op zodat de groei in de boomkronen plaatsvindt. Door dit regelmatig opsnoeien, ontstaan slechts kleine zaagwonden waardoor de aanwe-
103
eikengaarden •••
zigheid van noesten in de latere planken beperkt zal blijven. Uitdunnen kan, indien dit gewenst is, nadat de bomen de eindhoogte hebben bereikt. 6.9 Bomenrij en laan Een bomenrij daarentegen is een lijnvormig landschapselement met een aaneengesloten rij bomen. Je spreekt van een bomenlaan wanneer twee of meerdere rijen bomen op regelmatige afstand van elkaar staan opgesteld, met daartussen een weg. De eerste lanen werden aangelegd langs bestaande wegen in de tijd van Napoleon. Ook zijn met de komst van landgoederen veel lanen aangelegd (zowel in de strakke Franse Barokke stijl als in de
bomenrij ••
wat lossere Engelse Landschapsstijl). Lanen geven een zeker aanzien en status. Veel boerderijen die in eigendom zijn van landheren, zijn gelegen aan lanen. Sommige erven die op afstand liggen tot de doorgaande weg, hebben laanbeplanting langs de inrit. • Onderhoudstips voor bomenrij en laan • Bomenrijen en lanen vragen weinig onderhoud. Het is wel nodig om regelmatig zogeheten zuigers, schurende takken en dood hout te verwijderen. • Ook kunnen zo af en toe (zij)takken worden verwijderen die de doorgang van vrachtwagens en landbouwmachines belemmeren. Zaag, vanaf de stam bekeken, direct achter het einde van de takkraag. Maak geen onnodig grote wondvlakken. Snoei de bomen niet te hoog op. Houd als regel aan 1/3 stam, 2/3 kroon, zo heb je een goede verhouding, ook met betrekking tot de wortels van de boom. Veilgheid is belangrijk. Laat u bij het snoeien van bomen informeren door een hovenier of specialist. • Verwijder zware dode takken uit bomen die op het erf of langs een weg staan om schade door vallend hout te voorkomen. Bij solitaire bomen die in gras- of bouwland staan is dit niet nodig. • Snoeien doet u over het algemeen in de wintermaanden (november-maart), met uitzondering van haagbeuk, walnoot, wilde paardekastanje, esdoorn en berk. Deze soorten kunt u het beste snoeien in de periode september begin januari in verband met sapuittreding of bloeden. Ook dient u de boomband te controleren op voldoende spanning en na 4 tot 5 jaar te verwijderen.
104
•
•
Wanneer een dode boom in een rij of laan vervangen moet worden, frees de wortels van de dode boom dan weg en voeg bemeste grond toe Dat hoeft geen potgrond te zijn. Pas dezelfde boomsoort toe als waar de rij of laan uit bestaat. Bomen zijn waardevol, raadpleeg daarom bij twijfel een specialist.
TWENTE SALLAND IJSSELSTREEK VECHTDAL NOORDWEST-OVERIJSSEL In Overijssel komen bomenrijen in alle streken voor. Lanen echter komen vooral voor waar landgoederen zijn gelegen: in Twente, Salland, IJsselstreek, Vechtdal en Noordwest-Overijssel. Dit zijn veelal streken met hoger gelegen zandgronden. De combinatie van de in cultuur gebrachte zandgrond en een natuurlijke beek of rivier bood de ideale omstandigheden voor een mooie wandeling op het landgoed. Boomsoorten die veel worden toegepast in lanen zijn eik, beuk, linde en es. 6.10 Overhoekje De delen van het erf die geen functie hebben voor de bedrijfsvoering noemen we overhoeken. Vaak is een overhoek begroeid met ruigte omdat er geen beheer plaatsvindt. Zo’n lapje grond ligt er soms wat ‘verwaarloosd’ bij. Overhoekjes zijn bij
overhoekje
laan als erfrit
uitstek plekken waar het erf een heel bijzondere bijdrage levert aan de natuur en aan de biodiversiteit in Overijssel. Je vindt er een soortenrijke, grazige vegetatie, een hoogopgaande ruigtevegetatie en struweel. Dat zijn precies plekken voor vogels, zoogdieren, amfibieën en insecten om te schuilen, voedsel te zoeken en/of te nestelen. Onderhoudstips overhoekje: • U kunt ervoor kiezen niets te doen op een overhoek op uw erf. Zo’n situatie is voor sommige dieren, zoals (spits)muizen, aantrekkelijk genoeg. Vaak oogt zo’n terrein wat ruig. • Heeft u daar bezwaar tegen, ontwikkel dan een grazige vegetatie op de overhoek, al dan niet in combinatie met extra elementen zoals een poel, steen- of takkenhoop of struweel. Want hoe meer variatie hoe groter het aantal soorten. • Een grazige vegetatie ontwikkelt u door te maaien. Maai na de bloei en voer het maaisel af (of leg het op een hoop). Dit bevorderd het uitzaaien van planten en het verschralen van de bodem. Gefaseerd (in tijd en plaats) maaien biedt meer mogelijkheden voor planten en dieren dan alles in één keer maaien. • Door selectief te wieden, minder gewenste planten uit te steken en gewenste planten de kans te geven zich uit te zaaien, past u maatwerk toe. Maatwerk vergroot de kwaliteit van de natuur. • Wees geduldig. Soms is er al vlug resultaat maar het kan ook een paar jaar duren.
Heeft u op uw erf nog geen overhoek maar lijkt dit u wel wat, pas dan de onderstaande tips toe bij het aanleggen van een overhoek. • Kies een geschikte plek. Vaak is dit een hoekje waar in de loop van de tijd van alles en nog wat terecht is gekomen. Zo’n plek is moeilijk te gebruiken voor andere doeleinden en juist erg geschikt als overhoek. • Haal ijzerdraad en andere materialen weg, zet stenen op een hoop en orden dakpannen. • Wied of maai selectief. Door regelmatig planten als grote brandnetel en zevenblad uit te trekken of af te maaien krijgen andere planten een betere kans. Laat grote brandnetel op een enkele, zonnige plek staan. De grote brandnetel is een belangrijke voedselplant voor rupsen van veel vlindersoorten. • Gebruik geen chemische bestrijdingsmiddelen. • Maai zo vaak als nodig. Kiest u niet voor een ruige, maar voor een grazige vegetatie, maai de overhoek dan eerst een aantal jaren regelmatig. Gebruik op kleine overhoeken een zeis of bosmaaier en op grote een cyclomaaier. Staat er veel vegetatie, maai dan minimaal drie à vier keer per jaar. Als de grond armer wordt en de vegetatie minder snel groeit, kunt u de maaifrequentie terugbrengen tot één- à tweemaal per jaar. Maai dan in juni - juli en in september - oktober. Is de vegetatie heel soortenrijk en de gewasproductie laag, maai dan eenmaal per (twee) jaar in augustus. Laat een deel van de vegetatie staan voor overwinterende dagvlinders, 106
•
• •
• •
zoals de argusvlinder. Voer het maaisel af of zet het op een hoop. Bestaat de vegetatie vooral uit gras of ruigteplanten, zoals ridderzuring of grote brandnetel, voer het maaisel dan direct af. Bevat de vegetatie veel kruiden, zoals pinksterbloem of margriet, laat het dan een aantal dagen liggen. Deze planten kunnen zich dan uitzaaien. Voer het maaisel wel binnen een week af, dat voorkomt verruiging. Plag zonodig de grond af. Op een overhoek die vroeger dienst heeft gedaan als stortplaats van voerresten en ander afval groeien vaak vooral distels, kweek en/of grote brandnetel. Zaai eventueel zelf nieuw zaad op de overhoek. U bevordert hiermee de vestiging van gewenste planten. Dit kan ook door bloemrijk hooi van een naburig hooilandje op de overhoek te leggen. Zorg er wel voor dat de overhoek niet te voedselrijk is. Veel plantensoorten kunnen zich dan niet handhaven. Ontzie de overhoek bij het schonen van sloten. Slootschoonmateriaal is voedselrijk en bevoordeelt snelgroeiende planten zoals grote brandnetel. Breng extra elementen aan op de overhoek. Is de overhoek groot genoeg, overweeg dan een steenhoop, takkenhoop, struweel of poel aan te leggen. Hierdoor zullen meer dieren een plek kunnen vinden in de overhoek.
6.11 Bleek Een bleekveld is een kort gemaaid grasveld dat omzoomd wordt door een haag. Het grasveld wordt gebruikt om linnen, het bleek wasgoed, op te bleken door de zon. Linnen dat net uit de was komt, heeft vaak een gelige kleur en een bepaalde geur. Door het linnen op een grasveld in de zon te leggen, wordt het frisser en lichter van tint. Daarnaast verdwijnt door de combinatie van zon en zuurstof het resterende vuil. De haag die er omheen staat, voorkomt dat dieren op het erf bij de was kunnen komen. Een bleekveld was vaak minimaal 100m2 groot. Door de komst van waspoeder met bleekmiddel, eind jaren 50, is de functie van een bleekveld verdwenen. Het bleekveld ligt meestal op een zonnige plek op het voorerf, omdat dit het terrein van de boerin is. Tegenwoordig kun je op dit zonnige grasveld een fijn zitje maken, of de kinderen laten spelen. Misschien doet u dit al, zonder dat u wist dat dit grasveld van oorsprong een bleekveld is!
Onderhoudstips bleek:
107
•
Het onderhoud van een bleek is simpel. Maai het gras regelmatig. Voor een kort gemaaid grasveld, moet het minimaal 1x per week gemaaid worden in de periode mei t/m september.
6.12 Broeihoop Een broeihoop is een hoop maaisel in de vorm van gras of riet, bladeren, slootafval en eventueel houtsnippers. Vaak wordt het aangevuld met wat ruiger materiaal om te voor-
broeihoop
komen dat het een dichte, natte koek wordt. In combinatie met vocht gaat dit materiaal ‘broeien’. Een broeihoop is zeer geschikt voor bijvoorbeeld ringslangen, zij zoeken voor de afzet van hun eieren een warme en vochtige plek.
Onderhoudstips broeihoop: • Laat de broeihopen van begin juni tot eind september zoveel mogelijk met rust. Het broeiproces zorgt voor de essentiële warmte die de eieren van de ringslang nodig hebben voor hun ontwikkeling. Gedurende twee à drie maanden moet in de hoop een gemiddelde temperatuur heersen van 26 graden. • Eens in de één a twee jaar, tussen oktober en mei, dient de broeihoop te worden omgezet. Gebruik een wijde vork en woel de hoop daarmee om. Als de 108
broeihoop 1,5 meter hoog is, worden de eieren meestal op 40 tot 50 cm vanaf de grondbodem gelegd. Leg dan naast de oude broeihoop een nieuwe aan en mix het nieuwe en het oude materiaal. Het oude materiaal heeft al de juiste bacteriën en is watervasthoudend. Broeihopen zijn in ons opgeruimde land schaars geworden. Terwijl het op een erf juist erg makkelijk kan zijn om je maaisel niet af te hoeven voeren maar lekker dichtbij op een broeihoop kunt leggen. Wanneer u een broeihoop op uw erf wilt, houd dan rekening met de volgende tips: • Leg hem aan in april of mei, want in mei zoekt het ringslagvrouwtje al naar geschikte plekken om haar eieren te leggen. Het kan ook in oktober, de broei komt dan in het volgende voorjaar op gang. • Kies een geschikte locatie. Bijvoorbeeld een zonnige, beschutte plaats, in de buurt van water en ver weg van wegen. Zorg dat het materiaal om een broeihoop te maken vlakbij te vinden is. • Gebruik takken op de bodem als onderlaag, niet in de hoop zelf. • Maak van gras, riet, bladeren, slootafval en houtsnippers lagen van 30 a 40 cm. Wissel de lagen af met lagen dunnen takjes en twijgjes. • Maak bovenin een inkeping zodat er regenwater in kan komen. • Bij de aanleg mag de hoop kleddernat worden, maar niet op een natte ondergrond liggen. Daarna mag de hoop niet voordurend nat zijn, wel vochtig. • Een broeihoop heeft een ronde vorm (circa 2 x 2 x 1,5 meter) zodat de temperatuur stabiel blijft. • Meestal broeit een hoop al na drie weken. Mocht dat niet het geval zijn, woel de hoop dan om, maak hem nat en voeg wat nieuw materiaal toe. • Indien er vee wordt geweid zet dan het gebied rond de hoop af met een hekwerkje om vertrapping te voorkomen.
109
7.
Onderhoudstips voor verharding, hekwerk, waterput
7.1 Erfverharding Erfverharding was lange tijd een luxe. ‘s Zomers was het erf stoffig en ‘s winters een grote modderpoel. Alleen op de meest noodzakelijke plekken werd het erf verhard, zoals bij de baanderdeuren, paden naar de meest gebruikte schuren, bij het melkhok en rond de waterput. Het zijn plekken die veel bereden werden of waar veel met vloeistoffen werd gewerkt. Van oorsprong werden materialen toegepast uit de omgeving, zoals grind
verschillende soorten verharding zoals grind, gebakken klinkertjes en betonklinkers ••••••
110
veldkeitjes
een karrespoor van zand en puin
en veldkeien. Langs de boerderij lag vroeger vaak een grindbed. Dit had vooral een praktisch nut. De meeste boerderijen met een rieten dak bezitten namelijk geen dakgoot. Het regenwater stroomt direct van het dak op de grond. Door het grind wordt het water goed gedraineerd. In sommige gevallen zijn langs de gevel klinkergoten aangelegd die het overtollige water afvoeren. De rest van het erf bestond uit zandpaden, soms met puin. Later werden gebakken klinkers gebruikt, vooral daar waar intensief gelopen wordt zoals bij deuren en langs de achtergevel tussen hooiberg en boerderij. Vanaf de jaren ‘70 van de vorige eeuw werden betonklinkers, betonplaten en asfalt toegepast.
Onderhoudstip erfverharding • Om verharding schoon te houden kunt u een laagje scherp zand over de verharding strooien. Het zand neemt het vuil op. Veeg vervolgens het zand weer weg. • Bij een grindbed zal de toplaag om de paar jaar wat aangevuld moeten worden. Daarbij kunt u gelijk de ingezonken plekken herstellen. • Houd het grindbed vrij van bladafval. Eventueel onkruid voorkomt u door regelmatig harken. • Door halfverhardingen regelmatig oppervlakkig aan te harken krijgen mos, algen en onkruid minder kans. Vroeger deed men dat elke zaterdag om het grind er zondags netjes bij te hebben liggen. • Blijft bijvoorbeeld op beschaduwde plekken lang water staan, dan kunt u voorzichtig gaten naar de zandfundering prikken. Als het regenwater weer beter afstroomt naar de ondergrond, neemt de algengroei vaak vanzelf af. • Als u ook met auto’s over het grind wilt rijden, is het praktisch honingraatmatten onder het grind te leggen. Het grind blijft dan beter liggen en de auto’s zakken niet weg. • Bij grind is het handig kantverharding zoals opsluitbandjes aan te brengen, anders heb je voor je het weet grind op het gras of in de border. • Je kunt bij een onverhard pad ook maaien op hoge stand. Daarmee maak je een soort karrenspoor met groene middenberm waardoor je een oprit krijgt die er wat groener uit ziet. 111
TWENTE In Twente werden vaak Bentheimer zandsteen gebruikt. Dit werd gewonnen in het Duitse Bentheim. Het is een wat zachte steen die makkelijk te bewerken is. Bentheimer zandsteen werd alleen in de buurt Bentheimer zandsteen van Bentheim gebruikt op erven. Het was veel te kostbaar om de zware platen over grote afstanden te vervoeren. Bentheimer zandsteen werd als verharding toegepast als kleine platen op looppaden en als grote platen op het achtererf. Verder werd het toegepast op vloeren, in de plint, in waterputten en drinkbakken. Bewerking van zandsteen werd in Nederland in 1951 uit oogpunt van gezondheid verBentheimer zandsteen Bentheimer zandsteen boden. De bij het inademen schadelijke kwartsstof, die bij het bewerken vrijkomt, dient direct afgezogen te worden. Tegenwoordig bestaan er goede middelen waarmee de stenen op een veilige manier bewerkt kunnen worden. Eenmaal aangebracht op de plek is Bentheimer zandsteen makkelijk in het onderhoud: gewoon vegen en schrobben. Gebruik daarvoor gewoon wat water en een stoffer. Gebruik nooit agressieve schoonmaakmiddelen (zoutzuur), een hogedrukreiniger of een harde borstel, deze brengen onherstelbare schade met zich mee. Wanneer het voegwerk tussen de zandstenen elementen weg is, herstel dit dan met trasmortel. In Zuidwest Twente werd het zogenaamde kannenschrot toegepast in de verharding op het erf. Dat zijn kleine steentjes die als restanten van de pottenbakkerijen net over de grens in Duitsland werden gehaald.
TWENTE REESTDAL NOORDWEST OVERIJSSEL In Twente, in het Reestdal en in Noordwest Overijssel vind je veldkeien in de grond. Sommige keien zijn wel een meter breed. Deze keien zijn aangevoerd in de één na laatste IJstijd. Op de akkers waren deze stenen knap lastig. Machines konden erdoor kapot gaan. Op het erf waren ze wel te gebruiken. De grote keien werden als markeerpunt bij de oprit naar het erf gelegd. In Twente en het Reestdal werden ze wit geschilderd voor betere zichtbaarheid in het donker en om schades te voorkomen. Houd de stenen algenvrij door ze te schrobben en schilder ze regelmatig wit.
veldkeien als markering ••
IJSSELDELTA TWENTE In de IJsseldelta werden potten en pannen schoongemaakt op het boenstoepje. Ook werd hier de was gedaan. Het boenstoepje lag voor op het erf, grenzend aan de bleek (het grasveldje waar de was lag te bleken). Het boenstoepje grensde meestal aan de sloot of wetering vanwege de nabijheid van water om mee te wassen en boenen. ‘s Morgens werd er ook de nachtspiegel geleegd en weer uitgespoeld. Bij metselwerk met tegels is het van belang het voegwerk goed te houden, bij slecht voegwerk ontstaat er op den duur schade aan met metsel- en tegelwerk. Dus herstel voegwerk tijdig.
IJSSELSTREEK In de IJsselstreek werden als verharding ook wel restanten van stenen en misbaksels gebruikt die in de nabijgelegen steenfabrieken werden gemaakt.
TWENTE Heel bijzonder is het geschoren meidoornboompje in de buurt van Delden en Haaksbergen. Dit deed dienst als droogrek voor het melkgerei en de was. Vaak staan ze in de buurt van een boenstoepje, waar de was gedaan werd. De doorns dienen als wasknijpers.
steenfabriek
meidoornboompje als droogrek
7.2 Hekwerk Hekwerken worden op erven toegepast als afscheiding. Bijvoorbeeld een laag hekwerk om een weitje of een siertuin. Ook als toegang worden hekjes gebruikt. Bijvoorbeeld een weidehek als toegang tot een weiland en een klein sierlijk hekje als toegang tot de siertuin, moestuin of fruitgaard. Hekwerken en hekjes zijn er in allerlei materialen maar hout en ijzer worden het meest toegepast. Hergebruikte materialen kunnen prima dienst doen als hekwerk. 113
verschillende soorten hekjes en hekwerken •••
Onderhoudstips hekwerken: • Houd zowel houten als ijzeren hekwerken goed in de verf. Noteer de toegepaste kleurnummers zodat de kleuren makkelijker te bestellen zijn en ze ook behouden blijven in de juiste streek. • Eventuele rottingsplekken op houten hekwerken verwijderen en vervangen. • Vul naden in houten hekwerken niet op, ze zorgen voor ventilatie. • Verwijderen roest op metalen hekken met een staalborstel, zet ze vervolgens in de menie schilder ze daarna. • Zorg dat ze niet verdwijnen achter begroeiingen zoals klimop. Het is zonde als mooie hekwerken niet zichtbaar zijn. En bovendien zullen houten hekwerken verstikken.
Als afscheiding werd vroeger meer gebruik gemaakt van hagen. Overweeg het eens om uw hekwerk te vervangen door een haag als er voldoende ruimte is. Een haag heeft een frisse groene uitstraling en heeft meer natuurwaarde. En ja, levend materiaal vergt wel onderhoud in de vorm van snoei. Maar ook hekwerken vergen onderhoud.
114
groene en blauwe sierhekjes •••
STAPHORST/ROUVEEN De hekjes in Staphorst/Rouveen zijn bijzonder karakteristiek, zelfs uniek. Nergens anders zie je deze fel groene en blauwe hekjes die het beeld langs ‘De Diek’ bepalen. De hekjes bieden toegang tot het voorerf, de boomgaard of de moestuin. De hekjes zijn van hout of metaal. Vaak zijn de twee palen aan weerszijde van het hekje blauw geverfd en de rest groen en wit.
TWENTE In Twente komen houten hekjes voor met witte punten. De hekjes met verticale houten paaltjes zijn groen geschilderd, alleen de bovenste puntjes zijn wit.
VRIEZENVEEN In Vriezenveen staat de boerderijen in een lint langs de weg. De boerderijen staan parallel aan de kavelgrenzen waardoor ze scheef staan ten opzichte van de weg. Hierdoor is het kenmerkende zaagtandpatroon ontstaan. De voortuinen hebben een driehoekige vorm. Langs de voortuin loopt vaak een laag hekwerk dat de voortuin scheidt van de openbare weg. Omdat de voortuintjes soms erg klein zijn worden hekwerken toegepast. Een haag heeft meer ruimte nodig.
houten hekwerk met witte punten
115
verharding rondom put
restanten van een waterput
eenvoudig hijssysteem
hijssysteem met een klein afdakje
7.3 Waterput Op een boerenerf waren de eerste levensbehoeftes vroeger droge voeten en water. Om droge voeten te houden was het nodig om hoog en droog te zitten en het water op afstand te houden. Om toch schoon water direct in de buurt te hebben sloeg men waterputten. Een waterput wordt gevoed door grondwater en ligt meestal op het voorerf. Het was een taak van de vrouw om water te halen, om mee te koken en wassen. Een waterput is meestal gebouwd van baksteen. Aan de bovenzijde van de put bevindt zich een hijssysteem om een emmer gevuld met water naar boven te takelen. Soms is dit afgedekt met een klein pannendakje. In beginsel waren het simpele systemen met emmer en katrol waarbij de emmer met een los touw aan een boven hangende katrol in de put bewoog. Later komen de hijsassen waarbij het touw op een as boven de put werd aangebracht. Omstreeks het begin van de 20e eeuw kwam de waterpomp met hengsel in zwang. Hiermee kon je het water ook hoger oppompen.
Onderhoud waterput: • Zorg dat put niet kapot vriest, vervang uitgesleten metsel- en voegwerk tijdig. • Houd de put vrij van begroeiing, ook de binnenzijde. Dit voorkomt dat wortels in het voegwerk groeien en het voegwerk slijt.
SALLAND TWENTE Om de emmers water naar boven te takelen ontwikkelde men in Salland en Twente een systeem waar een grote houten haal bij kwam kijken. De gehele hijsconstructie bestaat dus uit houten onderdelen. Echter als het water te diep in de put staat is een dergelijke constructie niet mogelijk. Je moet immers de haal geheel boven de putrand kunnen halen. Voordeel van de houten puthaal was dat het contra gewicht van de haal net zo zwaar was als een volle emmer met water, dus het was minder inspannend om te bedienen. In Twente worden waterputten vaak van Bentheimer zandsteen gemaakt. Dit gesteente was makkelijk bewerkbaar en kon in allerlei (ronde) vormen worden gemaakt. De losse onderdelen worden aan elkaar bevestigd met ijzeren verbindingskrammen. Wat betreft het onderhoud gaat het voornamelijk om deze verbindingskrammen en het deel van de paal ter hoogte van het maaiveld. De houten haal hoeft namelijk niet behandeld te worden met verf of beits. Het hout kan onbehandeld gelaten worden. Het zwakste punt van het hijssysteem is het gedeelte van de paal ter hoogte van het maaiveld. Dit gedeelte is vaak het natst en daardoor gevoelig voor inrotting. Wanneer de paal geheel is doorgerot kunt u een gehele paal vervangen. De onderzijde van de nieuwe paal kan eventueel met een brander worden bewerkt zodat er een beschermend koollaagje op komt. Daarnaast vertonen putten in Twente nogal eens gebreken veroorzaakt door roestende verbindingskrammen. Door de roest breken stukken zandsteen af en dit is moeilijk te repareren. Hiervoor moeten de elementen gedemonteerd worden en na verwijdering van de roestende krammen weer met roestvaste krammen herplaatst worden. Daarna kunnen de voegen aangebracht worden. Om dit te voorkomen is het belangrijk om de verbindingskrammen in de zwarte verf te houden zodat er geen roestvorming ontstaat.
waterput met houten haal
Bijlagen 1. Woordenlijst 2. Informatie 3. Streekeigen beplanting 4. Streekeigen fruitbomen
118
1. Woordenlijst Baander(deur) Dubbele inrijdeuren die toegang geven tot de deel. Bezikhuisje Aan een (Staphorst/Rouveense) boerderij gebouwde woning bestemd voor ouders. Bosplantsoen Eén- tot driejarige struiken en bomen die gebruikt worden voor de aanplant van bosjes, singels of houtwallen. Bovenkamer Aan een (Twentse) boerderij gebouwde woning bestemd voor ouders. Bovenlicht Opening in een raam- of deurkozijn die zich boven het kalf bevindt. Dakoverstek Overhangend gedeelte van het dak, een verdieping of een gootconstructie. Dekplank Plank die boven de windveer word aangebracht voor een waterdichte aansluiting van de gevel op het pannendak. Eikengaard ‘Boomgaard’ van eikenbomen, dicht op elkaar geplant. de eiken krijgen op deze wijze mooie rechte stammen zodat ze goed te gebruiken zijn voor bijvoorbeeld planken in schuren en wagens. Endskamer Zie bovenkamer.
Erfinrichting De elementen waarmee een erf is ingericht, zoals soorten beplanting, type verharding of verlichting. Erfstructuur De ordening van gebouwen, beplanting en water op een erf. Gebint Samenstel van een bint (balk) met twee vrijstaande stijlen en bijbehorende hoekverstijvingen. Geheng Het scharnierende smeedwerk op een deur, luik of raam. De term is een ouderwets woord voor deurhengsel en afgeleid van hangen. Onderdeel van een geheng is de scharniervleugel (of blad): een langwerpig stuk metaal dat aan de draaibare deur vastzit. Geriefhoutbosje Een bosje op het achtererf dat diende voor het leveren van hout voor afrasteringspalen, gereedschappen, planken en voor brandstof. Huisterp Een door mensen opgeworpen kleine, lage heuvel, ter bescherming tegen het water. De heuvel biedt plaats aan één boerderij. Terpen werden vanaf 700 voor Christus aangelegd. Inheemse bomen en struiken Bomen en struiken die van oorsprong in een gebied voorkomen. Deze trekken vaak veel dieren aan en blijken goed aangepast aan de lokale omstandigheden.
119
Kalf Het kalf is een horizontale regel die het raamkozijn in tweeën verdeelt.
Lös hoes Hallehuisboerderij waarbij woon- en bedrijfsruimte niet gescheiden zijn.
Krimp Smaller (en vaak lager) deel van de boerderij, meestal het woongedeelte dat smaller is dan het bedrijfsgedeelte.
Makelaar Middenstijl van een kapspant waarin de nok is ingelaten en de kapbenen en eventueel ook de hoekkepers samenkomen de makelaar aan de gevelzijde wordt soms verlangd en van een spitse topversiering voorzien bij topgevels.
Kiezelzuur Een vloeistof die van nature in riet voorkomt. Korbeel of schoor Schuin geplaatste balk tussen een verticaal en horizontaal deel van een houten gebint constructie. Muurankers IJzeren verbinding tussen de constructie van de verdiepingsbalklaag en de gevel. Een muuranker wordt ook wel balkanker genoemd en beschermd de gevel tegen scheuren. Lan, berglan Horizontale balk aan de onderzijde van de hooibergkap waar de sporen op rusten of doorheen gestoken worden.
Mestdeur Kleine deur in de zij- of achtergevel van een boerderij, aangebracht om efficiënt de mest af te kunnen voeren. Metselverband Het ten opzichte van elkaar laten verspringen van verbindingsnaden. Dit wordt gedaan om ‘breuklijnen’ te voorkomen. Het wordt onder andere gebruikt bij metselwerk en bestratingen met tegels of bakstenen. Het metselverband zorgt voor een steviger samenhang tussen de verschillende delen. Niendeur Zie baander(deur).
Levensboom Een gietijzeren ornament in de vorm van een boom, dat in het bovenlicht van een deur is aangebracht.
Onderschoer Inpandige portaalvormige ruimte vóór de baanderdeuren van een (Twentse) boerderij.
Lier Hijswerktuig met horizontale geplaatste as. Bij hooibergen betreft de lier de hefinstallatie met katrollen en staalkabel, om de hooibergkap te bedienen. Deze wordt ook wel berglier genoemd.
Opgeklampte deur Een deur (luik of betimmering) die verstevigd is door dwarse, staande of schuine klampen of houten delen. Potdekselen Houten planken horizontaal overlappend op elkaar spijkeren op houten regelwerk.
120
Plint De onderste 50 cm van de buitenmuur die bestaat uit waterdicht metselwerk of pleisterwerk. Een gepleisterde plint bestaat uit een met cement gebonden stuclaag, is meestal grijs maar is in elke kleur te sausen.
Topgevel Gevel waarvan het bovendeel een driehoekig beloop heeft ter afsluiting van het dak.
Roeden Staanders waarlangs de kap van een hooiberg op en neer geschoven kan worden. Roedenverdeling Bij een venster de verschillende kleine ruitjes die binnen één kozijn op hun plaats worden gehouden met behulp van houten latten of roeden.
Uilenbord Klein, driehoekig schot op de samenkomst van twee lange dakvlakken en één korte zijde, waarin zich een luchtgat bevindt. Uilen, die in de schuur nestelen, kunnen zo in en uit vliegen. Vakwerk Vakwerk bestaat gewoonlijk uit een houten balkstructuur met een invulling. De stijlen van een vakwerkconstructie maken vaak ook deel uit van de gebintconstructie. De vulling van het vakwerk is vaak met metselwerk uitgevoerd.
Schilddak Een daktype dat wordt gevormd door twee driehoekige schilden of dakvlakken aan de korte kant en twee trapeziumvormige schilden aan de lange kant van het gebouw.
Windveer Plank aangebracht ter bescherming van de zijrand van een rieten of pannendak; tevens gebruikt als ‘omlijsting’ van de topgevel.
Slieten Houten stammetjes als vloerdelen van een verhoogde tasvloer of een zolder in een boerderij.
Wolfdak Zadeldak dat aan de bovenkant aan één of beide uiteinden is afgeschuind; de afschuining zelf is het wolfseind.
Spoor Een dunne balk die de dakvoet met de nok verbind. Bij boerderijen is deze vaak uitgevoerd in rondhout.
Worm(plaat) Draagbalk in een kapconstructie in de lengterichting van het dak. De worm(plaat) wordt onder de daksporen aangebracht, tussen de kapvoet en de nok.
Stiepelteken Symbolische decoratie op de stiepel of uitneembare middenstijl in de niendeur van een Oost-Nederlanse boerderij. Stobbe Een boomstronk die ontstaat na het snoeien of kappen en waarvan het de bedoeling is dat deze weer uitloopt.
Zadeldak Dak, gevormd door twee gelijkhellende dakvlakken.
121
2. Informatie Literatuur • ‘Boerderijen in Salland’, Stichting Sallands erfgoed, 2013. • ‘Een toekomst voor boerderijen, handreiking voor de herbestemming en verbouwing van monumentale boerderijen’, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 2010. • ‘IJsselhoeven woon- en werklandschappen’, Stichting IJsselhoeven 2009. • ‘Kijkwijzer landgoedluiken Overijssel’, Ewout van der Horst 2013. • ‘Kwaliteit van oude en nieuwe bijgebouwen op erven in Overijssel, een verkenning van typen bijgebouwen, ontwikkelingen en mogelijkheden’, Het Oversticht 2011. • ‘Omstreeks Markelo”, Maarkels Landschap 2006. • ‘Onderhoudswijzer voor de boerderij’, Stichting Monumentenwacht Overijssel en Flevoland 2003. • ‘Traditie en vernieuwing, inspiratieboek voor de transformatie van erven en boerderijen in Overijssel’, Het Oversticht 2008. • ‘Tuinen en erven in het groen, Streekeigen groen in Noordwest-Overijssel’, Provincie Overijssel en Het Oversticht 1998. Kijk voor overige literatuur op de websites van Stichting Monumentenwacht Overijssel en Flevoland, Landschap Overijssel en Het Oversticht. Instanties • Bond van Nederlandse Architecten, www.bna.nl • Bond van Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitecten, www.nvtl.nl • Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, www.cultureelerfgoed.nl • Stichting Nationaal Restauratiefonds, www.restauratiefonds.nl • stichting Vakgroep Restauratie, www.vakgroeprestauratie.nl Websites • www.bouwenbijboerderijen.nl • www.chbeheer.nl • www.erveninoverijssel.nl • www.groenloketoverijssel.nl • www.soortenbank.nl • www.ijsselhoeven.nl • www.stichtingsallandserfgoed.nl • www.ijsselacademie.nl • www.historischcentrumoverijssel.nl • www.maarkelslandschap.nl Organisaties De adviezen in het kader van het project Streekeigen Huis en Erf zijn gegeven door Stichting Monumentenwacht Overijssel en Flevoland, Landschap Overijssel en Het Oversticht. Lees verder wat zij nog meer voor u kunnen betekenen. 122
Monumentenwacht Overijssel en Flevoland Monumentenwacht Overijssel en Flevoland stelt zich sinds haar oprichting in 1981 ten doel verval van cultuurhistorische bouwwerken in de provincie te voorkomen. Om dat te bereiken worden vooral preventieve maatregelen genomen of aangegeven. Zo voert Monumentenwacht regelmatig inspecties uit, waarbij kleine gebreken direct verhopen worden. Daarnaast geeft zijn aanvullende adviezen over de aanpak van grotere onderhoudswerkzaamheden. Dit alles zonder dat daar winst meer beoogd wordt. Vandaar dat onze specialistische kennis op gebied van streek eigen bebouwing is ingezet tijdens deze Streek eigen Huis en erf projecten. Jaarlijks voert monumentenwacht Overijssel en Flevoland ruim 800 bouwkundige inspecties voor monumenten eigenaren uit. Dankzij subsidie van de Provincie Overijssel kunnen we voor onze abonnees laagdrempelige tarieven hanteren. Kijk voor het complete aanbod en verdere informatie op www.monumentenwacht-ovfl.nl. Landschap Overijssel Landschap Overijssel beschermt, beheert en ontwikkelt natuur&landschap met kwaliteit voor mens, plant en dier zodat het er goed leven is. Daarnaast organiseert Landschap Overijssel allerlei activiteiten om natuur&landschap te beleven. Het is een organisatie met deskundige mensen, betaald en onbetaald, die zich met hart en ziel inzetten voor natuur&landschap. Het werkterrein beslaat zowel de eigen natuurterreinen als het landelijk gebied in de provincie Overijssel. Ook organiseert Landschap Overijssel veelal eendaagse cursussen die te maken hebben met het beheer van het erf en landschap, zoals het snoeien van hoogstamfruit, maar ook een cursus zaag en vel. Op aanvraag geeft Landschap Overijssel ook ecologisch advies voor inrichting op en om het erf. Mooie wandelroutes, interessante cursussen, vrijwilligerswerk in natuur&landschap? Kijk voor het brede aanbod op www.landschapoverijssel.nl. Het Oversticht Het Oversticht zet zich op actieve en betrokken wijze in voor het landelijk gebied. Misschien hebt u Het Oversticht leren kennen via het project Streekeigen Huis en Erf of kent u Het Oversticht via één van onze ervenconsulenten. Zij zijn spin in het web tussen initiatiefnemers, adviseurs, gemeenten en provincie en adviseren over transformaties van erven, landgoederen en het buitengebied in brede zin. Hun onafhankelijke positie is hierbij een belangrijk uitgangspunt. Maar Het Oversticht doet veel meer om het buitengebied een levendig, bedrijvig en fijn gebied om te wonen, te werken en te recreëren te maken: we zijn actief in de ondersteuning van dorpen (dorpencoach), geven cursussen Streekeigen Vastgoed, adviseren over energielandschappen en stallen in soms kwetsbare gebieden. En dat is nog maar een greep. Lees meer op www.oversticht.nl.
123
3. Streekeigen beplanting
124
Lichte klei
Zware klei
Arme zandgrond
Rijke zandgrond
Veengrond
Vrijstaande bomen Iep Paardekastanje Tamme kastanje Linde Walnoot Wilde kers Beuk Berk Bomen voor rijbeplanting Populier Wilg Es Iep Esdoorn Eik Beuk Berk Singel en houtwal Meidoorn Zwarte els Wilg Veldesdoorn Es Vlier Eik Berk Vuilboom Lijsterbes Gelderse roos Europese vogelkers Hazelaar Hulst Hondsroos Sleedoorn Hagen Beuk Haagbeuk Meidoorn Veldesdoorn Liguster geschikt matig geschikt ongeschikt
125
4. Streekeigen fruitbomen Lijst van appels en peren Appels 1. Allington Pippin 2. Beauty of Bath 3. Beenderzoet 4. Bismark 5. Brabantse Bellefleur 6. Bramley’s Seedling 7. Court pendu plat 8. Cox’s Orange Pippin 9. Cox’s Pomona 10. Drentse Bellefleur 11. Dubbele Bellefleur 12. Dijkmans zoet 13. Early Victoria 14. Eijsdener Klumpke 15. Franse Zure 16. Glorie van Holland 17. Gravensteiner 18. Groninger Kroon 19. Ingrid Marie 20. James Grieve 21. Jasappel 22. Jonathan 23. Kantjesappel 24. Keswick Codlin 25. Keuleman 26. Koningszuur 27. Lemoenappel 28. Lunterense Pippeling 29. Manks codlin 30. Notarisappel 31. Oranje reinette (Goud reinette) 32. Ossenkop 33. Present van Engeland 34. Princesse Noble 35. Queen 36. Rode tulpappel 37. Schellinkhout 38. Schone van Boskoop 39. Sterappel 40. Transparente de Cronscels 41. Yellow Transparente 42. Zigeunerin 43. Zoete Bloemée 44. Zoete Campagner 45. Zoete Ermgaarde 46. Zoete Kroon 47. Zoete Pippeling 48. Zoete Veen
Gebruikstijd Nov-feb Aug Okt-apr Dec-feb Dec-mrt Dec-apr Jan-mrt Okt-dec Okt.dec Sep-okt Okt-nov Nov-dec Aug Nov-apr Nov-jan Sep-okt Nov-jan Sep-jan Sep-okt Nov-mrt Dec-mei Sep-mrt Sep Jan-mei Jan-mrt Nov-jan Jan-mrt Sep-okt Okt-dec Okt-dec Nov-apr Okt-jan Okt-nov Aug Okt-nov Okt-mrt Okt-dec Okt Jul-aug Sep Sep Dec-mrt Okt-mrt Okt-dec Okt-dec Okt-feb
Kenmerken Matig aroma Handappel zachtzuur Stoofappel zoet Zuur Handappel zachtzuur Moesappel zuur Zachtzuur met speciaal aroma Handappel zachtzuur Lichtzuur Zoetzuur Moesappel zachtzuur Kookappel zoet Scherpzuur Zuur Scherpzuur moesappel Handappel zachtzuur Hand/moesappel fris aroma Handappel zachtzuur Zoetzuur Handappel zachtzuur Stoofappel Handappel zachtzuur Kook/bakappel matig zuur Moesappel zuur Hand/moesappel zuur Hand/moesappel, vrij zuur Handappel friszuur Zachtzuur scherpzuur Hand/moesappel Zuur Moesappel friszuur Handappel zachtzuur Hand/moesappel zachtzuur Moesappel zuur Handappel zachtzuur Zachtzuur Moesappel zachtzuur Handappel, special aroma Zachtzuur Handappel zachtzuur Handappel zachtzuur Hand/moesappel zoet Moesappel zoet Bakappel zoet Hand/moesappel zoet Kookappel zoet Stoofappel zoet
Bestuiven met: 16, 22, 38, 41 05, 10, 11, 28 26, 38, zelfbestuiver 39, 44, 45 08, 22, 33 45 22, 38, 40 39, 45 39, 45, 46 17 24, 30, 38, 40, 41 21, 39, 43 30, 42 18, 33 11, 30, 34, 43 33, 34, zelfbestuiver Zelfbestuiver, 08, 20, 22 08, 33 05, 18, 43 33 34, 38 13, 30, 40, 41 34 05, 34 18, 30 16, 30, 42 17 38, 42 22, 30, 38, 40, 41 18,38, zelfbestuiver 05,11 20, 22 Zelfbestuiver 16, 18, 25, 33, 34, 42 05, 11, 16, 43, 44 30, 38 18, 30, 40 28, zelfbestuiver 26, 39, 46 39, 45 39, 43, 46 05, 11, 39, 43 05, 43 Zelfbestuiver
Peren 1. Juttepeer 2. Winterjan 3. Gieser Wildeman 4. Beurré Hardy 5. Triomphe de Vienne 6. Comtesse de Paris 7. Noordhollandse suikerpeer 8. Williams Duchesse 9. Doyenné de Comice 10. Avezaath Kapel 11. Bloedpeer 12. Brederode 13. Conference 14. Franse wijnpeer 15. Herenpeer 18. kleipeer 19. kruidenierspeer 20. Maagdenpeer 21. Saint Remy
Gebruikstijd sep
Kenmerken Saprijk met typisch aroma
Okt-feb Sep-okt Sep Dec-feb Aug Okt Okt-nov Okt-dec Sep-jan Dec-apr Sep-okt Sep Sep Nov-mrt Jul-aug Okt Jan-mei
Zoete stoofpeer Zoet Handpeer zoet Zoet Handpeer aromatisch sterk Zuur Zeer saprijk Stoofpeer zoetzuur Stoofpeer zoet Stoofpeer Handpeer zoet en sappig Zoet saprijk Hand/keukenpeer zoet stoofpeer Hand/keukenpeer zoet Saprijk weinig aroma stoofpeer
127
Colofon Streekeigen Huis en Erf Het project Streekeigen Huis en Erf (2009 t/m 2013) is een stimuleringsproject waarbij eigenaren van (boeren)erven een financiële bijdrage krijgen voor het herstel van hun erf. Het project is een samenwerking tussen drie uitvoerende partijen: Landschap Overijssel (projectleiding), Stichting Monumentenwacht Overijssel en Flevoland en Het Oversticht. Het project wordt gefinancierd door de provincie Overijssel, Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland, Nationaal Landschap IJsseldelta, Nationaal Landschap Noordoost-Twente, gemeente Almelo, Dalfsen, Deventer, Dinkelland, Haaksbergen, Hardenberg, Hof van Twente, Kampen, Losser, Oldenzaal, Ommen, Olst-Wijhe, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Tubbergen, Wierden, Zwartewaterland, Zwolle.
*4.&%&.0(&-*+,(&."",5 .&5'*/"/$*&3*/(%003 &VSPQFFT-BOECPVXGPOET WPPS1MBUUFMBOETPOUXJLLFMJOH &VSPQBJOWFTUFFSUJO[JKOQMBUUFMBOE
Streekeigen onderhoudsWIJZER Uitgave © 2013 Het Oversticht, in samenwerking met Landschap Overijssel en Stichting Monumentenwacht Overijssel en Flevoland, 2014 Vormgeving / opmaak volgens huisstijl Streekeigen Huis & Erf, Annelies Mikmak Financiering provincie Overijssel