Aflevering 7 25 juni 2010 Jaargang 14
Redactie: prof. mr. G.P.M.F. Mols mr. J. Anker mr. J.A.A.C. Claessen mr. M.P. de Graaf prof. mr. T. Spronken mr. J.H. Wesselink prof. mr. J.H.M. Willems
Inhoud Redactioneel Opgedrongen tongzoen niet als ‘‘verkrachting’’ bestempelen
.
.
. .
.
. .
. . . .
Regelgeving Verdrag tussen Ierland, het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk Spanje, de Italiaanse Republiek, de Portugese Republiek, de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannie¨ en NoordIerland tot oprichting van een Maritiem Analyse- en Operatiecentrum op het gebied van verdovende middelen Verdrag van de Raad van Europa inzake de bestrijding van mensenhandel Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme Wet Bee¨indiging tbs-maatregel met dwangverpleging Besluit tot aanpassing van het Besluit justitie¨le gegevens in verband met onder meer verstrekking van justitie¨le gegevens met het oog op deelname aan nationale programma’s voor geautomatiseerde grenspassage van andere landen Aanwijzing elektronisch toezicht Verlenging tijdelijke regeling stroomstootwapens Aanwijzing huiselijk geweld en eergerelateerd geweld Verlenging OM-beleidsregels
182
p. 542
p. 544
p. 544 p. 544 p. 545 p. 545 p. 545 p. 546
p. p. p. p.
546 547 547 548
Rechtspraak Hoge Raad p. 549 20 april 2010, nr. 3527.08, LJN BL7689 Het oordeel van het Hof dat de kennisneming van de inleidende
NbSr
INHOUD
dagvaarding na de dag van de terechtzitting in eerste aanleg moet worden aangemerkt als een omstandigheid waaruit voortvloeit dat de einduitspraak de verdachte bekend is, getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. [Sv art. 408]
183
Hoge Raad p. 549 20 april 2010, nr. 3809.08 J, LJN BL5628 Het Hof heeft niet voldaan aan de eis dat de motivering van de bewezenverklaring – behoudens indien sprake is van een bekennende verdachte – op zijn minst dient te bestaan uit de weergave in het vonnis van die onderdelen van de bewijsmiddelen die de rechter redengevend acht voor de bewezenverklaring. [Sv art. 359 lid 3]
184
Hoge Raad p. 550 20 april 2010, nr. 3863.08, LJN BL5643 Art. 60 Sr noch enige andere wettelijke bepaling voorziet in de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor meer dan e´e´n misdrijf. Voorts kan die bevoegdheid niet worden ontzegd voor feiten als onder 3 en 4 bewezenverklaard. [Sr art. 28, 60; Wegenverkeerswet 1994 art. 179, 179a]
185
Hoge Raad p. 551 20 april 2010, nr. 5146.08, LJN BK6345 De aanhaling van niet toepasselijke wetsartikelen heeft geen nietigheid tot gevolg. Beginselen van behoorlijke rechtspleging staan eraan in de weg dat de rechter, die vaststelt dat een daartoe strekkende vordering is gedaan in strijd met de Richtlijn, niettemin de ISD-maatregel oplegt. De combinatie van de ISD-maatregel en oplegging van bijkomende straf is mogelijk. [Wet RO art. 79, 130 lid 4; Sr art. 9 lid 5, 38m; Sv art. 358]
186
Hoge Raad p. 554 11 mei 2010, nr. 12144.07 P, LJN BL7660 De opvatting dat ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ter zake van ‘‘soortgelijke feiten’’ zoals bedoeld in art. 36e lid 2 Sr en ‘‘andere strafbare feiten’’ als bedoeld in art. 36e lid 3 Sr niet mogelijk is, indien vervolging ter zake van die soortgelijke of andere feiten wegens verjaring niet meer mogelijk zou zijn, is onjuist. De opvatting dat ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ter zake van een strafbaar feit waarvoor de betrokkene is veroordeeld, zoals bedoeld in art. 36e leden 1 en 2 Sr, niet meer mogelijk is indien inmiddels de in art. 72 lid 2 Sr bedoelde termijn van verjaring van het recht tot strafvordering is verstreken, is eveneens onjuist. [Sr art. 36e, 70, 72 lid 2]
187
Hoge Raad p. 555 11 mei 2010, nr. 697.08, LJN BL7662 De in art. 343 Sr gebezigde bewoordingen ‘‘ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers’’ brengen tot uitdrukking dat de verdachte het opzet moet hebben gehad op de verkorting van de rechten van de schuldeisers, dat voorwaardelijk opzet in dat verband voldoende is en dat derhalve voor het bewijs van het opzet ten minste is vereist dat de handeling van de verdachte de aanmerkelijke kans op verkorting van de rechten van de schuldeisers heeft doen
530
Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7
Sdu Uitgevers
www.nieuwsbriefstrafrecht.nl
NbSr
INHOUD
ontstaan. Het Hof heeft het bewezenverklaarde opzet uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kunnen afleiden. [Sr art. 343]
188
Hoge Raad p. 557 11 mei 2010, nr. 2845.08, LJN BL5584 Het proces-verbaal van de terechtzitting houdt niet in dat de advocaat-generaal bij het Hof en de verdachte hebben ingestemd met hervatting van het onderzoek ter terechtzitting in de stand waarin dat zich bevond ten tijde van de schorsing daarvan. Het moet er daarom in cassatie voor worden gehouden dat die instemming niet is gegeven. Bij die stand van zaken had het Hof het onderzoek ter terechtzitting opnieuw moeten aanvangen. Dit verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep. [Sv art. 322 lid 3]
189
Hoge Raad p. 558 11 mei 2010, nr. 3208.08, LJN BL7682 Het cassatieberoep tegen het arrest van 17 januari 2006 was onbeperkt ingesteld. Gelet daarop bestond er bij de behandeling van de zaak na terugwijzing door de Hoge Raad geen grond voor (analogische) toepassing van art. 423 lid 4 Sv. Het Hof heeft dus ten onrechte overwogen dat ‘‘op voet van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, de straf met betrekking tot de feiten 1 primair, 2, 3, 5, 6 en 7 opnieuw [zal] moeten worden bepaald’’. Nu evenwel uit de overige inhoud van het bestreden arrest volgt dat het Hof de straf niet op de voet van art. 423 lid 4 Sv heeft bepaald, doch opnieuw heeft opgelegd, moet worden aangenomen dat evenbedoelde overweging op een misslag berust. De Hoge Raad leest het bestreden arrest met herstel van die misslag. Daardoor komt aan de klacht de feitelijke grondslag te ontvallen zodat zij niet tot cassatie kan leiden. [Sv art. 423 lid 4]
190
Hoge Raad p. 560 11 mei 2010, nr. 3668.08, LJN BL7699 De strafrechter dient zich in het kader van een strafrechtelijke vervolging inzake een onjuiste of onvolledige belastingaangifte een zelfstandig oordeel te vormen over het antwoord op de vraag of de verdachte een te laag belastbaar inkomen heeft opgegeven. Daaraan doet niet af dat de verdachte bezwaar heeft gemaakt tegen de hem opgelegde navorderingsaanslagen en hierop nog niet is beslist. [Algemene wet inzake rijksbelastingen art. 68, 69]
191
Hoge Raad p. 562 11 mei 2010, nr. 4914.08, LJN BL6738 In aanmerking genomen dat onder 1 en 2 is bewezenverklaard het aanwezig hebben van verdovende middelen en het voorhanden hebben van voorwerpen die bestemd waren om een feit als bedoeld in het vierde lid van art. 10 van de Opiumwet te plegen, is het oordeel van het Hof dat het in het middel bedoelde geldbedrag geheel of grotendeels door middel van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde is verkregen, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. [Sr art. 33]
www.nieuwsbriefstrafrecht.nl
Sdu Uitgevers
Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7
531
NbSr
INHOUD
192
Hoge Raad p. 563 11 mei 2010, nr. 5132.08, LJN BL2853 De opvatting dat het naleven van de gebruiksbeperkingen, zoals ten aanzien van de belading, van een luchtvaartuig (mede) bepalend is voor de luchtwaardigheid van dat luchtvaartuig, is onjuist. [Wet luchtvaart art 3.8 lid 1 aanhef en onder a; Regeling Toezicht Luchtvaart art. 76]
193
Hoge Raad p. 566 11 mei 2010, 2478.09, LJN BL7812 In aanmerking genomen dat het Hof de verdachte heeft veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, terwijl de Rechtbank een gevangenisstraf van vier jaren had opgelegd, is de overweging van het Hof voor zover inhoudende ‘‘Met de rechtbank is het hof van oordeel, dat de door de officier van justitie en de advocaat-generaal gee¨iste straf te licht is. Het hof zal echter een enigszins lichtere straf opleggen dan de rechtbank deed’’, niet zonder meer begrijpelijk. De Hoge Raad neemt echter aan dat het Hof de hiervoor genoemde overweging tengevolge van een kennelijke misslag in het bestreden arrest heeft opgenomen en leest het arrest met verbetering van die misslag. Aan het middel komt daardoor de feitelijke grondslag te ontvallen. [Sv art. 351]
194
Hoge Raad p. 566 18 mei 2010, nr. 11779.07, LJN BK6910 Gelet op hetgeen het Hof heeft vastgesteld met betrekking tot de door de verdachte verrichte handelingen, geeft zijn oordeel dat de verdachte zijn dochter heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dit oordeel is toereikend gemotiveerd (zie ook het Redactioneel in deze aflevering]. [Sr art. 242]
195
Hoge Raad p. 572 18 mei 2010, nr. 12613.07, LJN BK6942 Het Hof heeft bij de beoordeling van het beroep op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie terecht tot uitgangspunt genomen dat bijzondere omstandigheden van het geval het mogelijk maken af te wijken van de strafvorderingsrichtlijnen. Het oordeel van het Hof dat de door de advocaat-generaal gegeven motivering voor de beslissing van het Openbaar Ministerie om in dit geval van de richtlijnen af te wijken en tot vervolging over te gaan, toereikend is te achten, is niet zonder meer begrijpelijk nu op dit punt een gespecificeerd verweer is gevoerd terwijl de advocaat-generaal de door hem genoemde ‘‘bijzondere omstandigheden van de onderhavige zaak’’ niet heeft geconcretiseerd. Ten overvloede geldt dat de advocaat-generaal en het Hof in het ongewisse hebben gelaten om welke richtlijn(en) het gaat. [Sv art. 348, 351; Kader voor strafvordering]
196
Hoge Raad p. 573 25 mei 2010, nr. 699.08, LJN BL5563 Hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep door de verdediging is aangevoerd, is
532
Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7
Sdu Uitgevers
www.nieuwsbriefstrafrecht.nl
NbSr
INHOUD
niet van louter feitelijke aard maar stelt daarnaast de rechtsvraag aan de orde of het betasten door de verdachte een (opzettelijk gepleegde) ontuchtige handeling in de zin van art. 246 Sr is. Daarmee is een uitdrukkelijk van grondslag voorzien standpunt in de zin van art. 359 lid 2 tweede volzin Sv ingenomen. Bij niet aanvaarding daarvan dienen in het bijzonder de redenen die daartoe hebben geleid in het arrest te worden opgenomen. De feitenrechter was op grond van de jurisprudentie op zo een verweer – een zogenoemd dakdekkerverweer – ook vo´o´r de wijziging van art. 359 Sv al gehouden uitdrukkelijk en gemotiveerd te beslissen en wat betreft de mate van motivering van zulk een door de verdediging gevoerd verweer worden thans geen andere – en dus geen zwaardere – eisen gesteld dan onder het voordien geldende recht daaraan werden gesteld. Het Hof had nader behoren te motiveren waarom het van oordeel was dat de genoemde vraag bevestigend diende te worden beantwoord. [Sr art. 246]
197
Hoge Raad p. 576 25 mei 2010, nr. 2078.08, LJN BL7668 De verdachte heeft geen schriftuur houdende grieven ingediend. Het procesverbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in dat de gemachtigde raadsman het woord tot verdediging heeft gevoerd. Gelet daarop is de vaststelling van het Hof dat de verdachte niet mondeling zijn bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk, zodat het middel dat kennelijk mede daarover beoogt te klagen, slaagt. [Sv art. 416 lid 2]
198
Hoge Raad p. 578 25 mei 2010, nr. 2082.08 E, LJN BL9018 Het Hof kon het verzoek tot het horen van getuigen slechts afwijzen op de in art. 288 lid 1 Sv genoemde gronden. Voor het onderhavige geval betekent dit dat het Hof onder ogen had te zien of redelijkerwijs valt aan te nemen dat door het afzien van de oproeping van de verzochte getuigen de verdachte niet in zijn verdediging wordt geschaad. Uit zijn op het verzoek genomen beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering kan niet zonder meer volgen dat het Hof die maatstaf heeft aangelegd. Voor zover het middel daarover beoogt te klagen is het terecht voorgesteld. [Sv art. 288, 418]
199
Hoge Raad p. 580 25 mei 2010, nr. 3713.08, LJN BL5625 Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet zonder meer volgen dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf was verkregen. In aanmerking genomen dat de verdachte de fiets heeft gekocht van een particulier via de internetsite marktplaats.nl, is niet zonder meer begrijpelijk waarom het Hof redengevend heeft geacht dat de verdachte geen aankoopbon van de fiets heeft gekregen en hij niet erop heeft gelet dat op de fiets geen sticker meer zat van de rijwielhandelaar. [Sr art. 417 bis]
200
Hoge Raad p. 582 25 mei 2010, nr. 4954.08, LJN BL6741 Gelet op de tekst van de bijsluiter die aan de verdachte is uitgereikt en aan diens
www.nieuwsbriefstrafrecht.nl
Sdu Uitgevers
Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7
533
NbSr
INHOUD
raadsman is gezonden, is de beslissing van het Hof om de verdachte mede op grond van de omstandigheid dat hij ter terechtzitting niet mondeling zijn bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven, niet ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, niet toereikend gemotiveerd. Die bijsluiter kan immers bezwaarlijk anders worden verstaan dan als inhoudende de mededeling dat de strafzaak in ieder geval op een latere terechtzitting verder – en dan voor de eerste maal inhoudelijk – zou worden behandeld, zodat de verdachte dan alsnog op de voet van art. 416 lid 1 Sv de gelegenheid zou hebben zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven. [Sv art. 416 lid 1]
201
Hoge Raad p. 584 25 mei 2010, nr. 5001.08, LJN BL6742 Het bestreden arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 juli 2008 en 10 september 2008. Het onderhavige advies van twee gedragsdeskundigen is gedagtekend 11 juni 2007, derhalve eerder dan een jaar voor de aanvang van de terechtzitting van 8 juli 2008. De verdediging heeft niet ingestemd met het gebruik van het desbetreffende advies, zodat het Hof ten onrechte de beslissing tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling op dit advies heeft gebaseerd. [Sr art. 37 lid 2, 37a lid 3]
202
Hof Amsterdam p. 585 26 maart 2010, nr. 553.09 R Hells Angels zaak. Lettend op de van belang zijnde feiten, op hetgeen namens de verzoeker aan het verzoek ten grondslag is gelegd en overigens op alle omstandigheden, acht het Hof geen gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een schadevergoeding vanwege ten onrechte ondergane voorlopige hechtenis. [Sv art. 89]
203
Hof Amsterdam p. 588 12 april 2010, rolnr. 23.1010.08 In aanmerking genomen dat de verdachte zijn problemen meer en meer onder ogen ziet en bereid en gemotiveerd is gebleken behandeling te ondergaan en dat een voorwaardelijke gevangenisstraf de motivatie en structuur voor behandeling dient vast te houden, is met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur als uitgangspunt, een ambulante behandeling thans het meest aangewezen. Nu niet aannemelijk is dat een behandelingsplek in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden binnen afzienbare termijn gevonden kan worden, is deze maatregel, hoewel wellicht geboden, niet passend. [Sr art. 38; Sv art. 351]
204
Hof Amsterdam p. 590 13 april 2010, rolnr. 23.122.09 Het beroep op noodweer faalt omdat de verdachte niet heeft gehandeld ter verdediging tegen een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding. Op die grond faalt ook reeds het beroep op noodweerexces. Gelet op de omstandigheden waaronder de openlijke geweldpleging heeft plaatsgevonden, wordt geen straf of maatregel opgelegd. [Sr art. 9a, 41]
534
Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7
Sdu Uitgevers
www.nieuwsbriefstrafrecht.nl
NbSr
INHOUD
205
Hof Arnhem p. 591 13 april 2010, rolnr. 21.3909.09 Wat de ten laste gelegde mishandeling, al of niet met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, betreft, is noch sprake van opzet noch van voorwaardelijk opzet, zodat de verdachte wordt vrijgesproken. [Sr art. 300, 302; Sv art. 352 lid 1]
206
Hof Arnhem (te Leeuwarden) p. 593 29 april 2010, rolnr. 24.2566.09, LJN BM3049 In het licht van de verklaringen van de verdachte leveren de vastgestelde omstandigheden weliswaar sterke aanwijzingen op dat de verdachte de betreffende auto heeft gestolen, maar die aanwijzingen zijn onvoldoende specifiek om buiten redelijke twijfel te stellen dat de verdachte de auto ook daadwerkelijk zelf heeft gestolen. Wat de ten laste gelegde poging tot doodslag betreft is niet aannemelijk geworden dat op enig moment sprake is geweest van een noodweersituatie, waardoor het beroep op noodweer(exces) niet kan slagen. [Sr art. 41, 287, 310; Sv art. 352 lid 1]
207
Hof ’s-Gravenhage p. 595 5 februari 2010, rolnr. 22.4530.09 De verdachte is op 14 januari 2009 aangehouden en diezelfde dag in verzekering gesteld en verhoord. De verdachte is niet door een raadsman bezocht op het politiebureau. Het verweer van de verdediging in zoverre dat de verklaring van de verdachte, onder bovengenoemde omstandigheden afgelegd, niet tot het bewijs kan worden gebezigd, slaagt. [EVRM art. 6; Sv art. 352 lid 1]
208
Hof ’s-Gravenhage p. 595 22 maart 2010, rolnr. 22.4631.09 Op 28 november 2002 is de uitspraak van de Politierechter te ’s-Gravenhage rechtsgeldig doch niet in persoon betekend aan de verdachte. Vanaf 29 november 2002 is de verjaringstermijn van zes jaar gaan lopen en derhalve op 29 november 2008 verstreken zonder te zijn gestuit. Daarmee is de zaak verjaard op grond van art. 70 Sr. Dat de mededeling uitspraak nadien, te weten op 30 augustus 2009 aan de verdachte in persoon is uitgereikt doet daaraan niet af. [Sr art. 70; Sv art. 348]
209
Hof ’s-Gravenhage p. 596 22 april 2010, rolnr. 22.5435.09 Gezien de wijze van totstandkoming van de verklaringen van een tweetal personen is het niet noodzakelijk hen te horen. De onregelmatige wijze van totstandkoming van hun eerdere verklaringen kan daarmee immers niet ongedaan worden gemaakt, terwijl in die onregelmatigheid aanleiding is gelegen deze verklaringen voor het bewijs van het tenlastegelegde onvoldoende te achten. Het verzoek van de advocaat-generaal tot het heropenen van het onderzoek teneinde hen als getuigen te horen wordt dan ook afgewezen. [Sv art. 315, 352 lid 1]
www.nieuwsbriefstrafrecht.nl
Sdu Uitgevers
Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7
535
NbSr
INHOUD
210
Hof ’s-Hertogenbosch p. 597 15 april 2010, rolnr. 20.2020.09 Gelet op de aard en de inhoud van de ten laste gelegde bewoordingen komt het Hof niet tot een bewezenverklaring dat is bedreigd met e´e´n der in art. 285 Sr genoemde misdrijven, zodat de verdachte van dit feit wordt vrijgesproken. [Sr art. 285; Sv art. 352 lid 1]
211
Hof ’s-Hertogenbosch p. 597 22 april 2010, rolnr. 20.3668.08 Er is geen wettig bewijs dat de dood van het slachtoffer het gevolg is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, zodat de verdachte wordt vrijgesproken. [Sr art. 47, 287; Sv art. 352 lid 1]
212
Hof Leeuwarden p. 598 12 maart 2010, rolnr. 24.409.07 Kosten van een juridisch medewerker worden wat de kosten van de raadsman als bedoeld in art. 591a Sv betreft eveneens in aanmerking genomen (verg. wat de uurvergoeding van de deskundige betreft in andere zin NbSr 2010, 103). [Sv art. 591, 591a]
213
Hof Leeuwarden p. 599 14 april 2010, rolnr. 24.1160.06, LJN BM1293 Bewezen is dat de verdachte, anders dan in zijn rol als bedrijfsleider van een coffeeshop op verschillende momenten een hoeveelheid softdrugs van meer dan 500 gram voorhanden heeft gehad. Het moment waarop in deze strafzaak doorzoekingen werden gedaan levert het eerste tijdstip op waarop aantoonbaar en bewijsbaar sprake is van schending van de gedoogcriteria. Deze datum wordt derhalve aangenomen als het begin van de termijn waarop de coffeeshop de bescherming die verbonden is aan het gedoogbeleid moet ontberen. [Opiumwet art. 3]
214
Rechtbank Almelo p. 600 15 maart 2010, parketnr. 8.700306.09 Het zogeheten FIT-verslag dient door de officier van justitie aan het dossier te worden toegevoegd, nu de beginselen van behoorlijke procesorde met zich brengen dat zowel de Rechtbank als de verdediging de volledigheid van het onderzoek naar belastend en ontlastend bewijs moet kunnen controleren, terwijl in deze zaak bovendien sprake is van een verdenking van een ernstig feit waarin het technisch onderzoek een belangrijke rol speelt. [Sv art. 30, 31]
215
Rechtbank Almelo p. 603 26 maart 2010, parketnr. 8.720025.08, LJN BL9065 Niet wettig en overtuigend is bewezen dat sprake is van een valse aangifte nu niet is vast komen te staan dat van de wederrechtelijke vrijheidsberoving of gijzeling van de verdachte in het geheel geen sprake is geweest. [Sr art. 188; Sv art. 352 lid 1]
536
Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7
Sdu Uitgevers
www.nieuwsbriefstrafrecht.nl
NbSr
INHOUD
216
Rechtbank Almelo p. 604 19 mei 2010, parketnr. 8.710348.10 De vordering tot bewaring wordt afgewezen omdat niet is gebleken van ernstige bezwaren tegen de verdachte. De door de verdachte erkende woorden leveren immers niet zonder meer op bedreiging met een tegen het leven gericht misdrijf of zware mishandeling. [Sv art. 63]
217
Rechtbank Amsterdam p. 605 2 februari 2010, nr. 2350.09 R Niet is komen vast te staan dat de strafzaken gevoegd zijn behandeld. De vermelding op het mondeling vonnis ‘‘(gev.ttz)’’ is in dit geval niet doorslaggevend. In raadkamer heeft de rechter beslist dat de zittingsaantekeningen van de griffier zullen worden opgezocht, om na te gaan of bedoelde strafzaken tegen verzoeker al of niet gevoegd zijn behandeld. Thans is gebleken dat deze stukken niet meer te traceren zijn. Nu de gang van zaken zoals beschreven door de raadsman niet onaannemelijk voorkomt, en uitsluitsel aan de hand van de zittingsaantekeningen niet is te verkrijgen, komt aan verzoeker het voordeel van de twijfel toe. [Sv art. 591a]
218
Rechtbank Amsterdam p. 606 22 april 2010, parketnr. 13.528459.09 Uit het gegeven signalement, het vastgestelde telefonisch contact tussen de verdachte en aangever op 28 juni 2009 en de in de woning van aangever aangetroffen sigarettenpeuken met daarop het dna-profiel van de verdachte, kan worden afgeleid dat er die bewuste avond contact is geweest tussen aangever en de verdachte en dat de verdachte zich die avond respectievelijk nacht mogelijk in de woning van aangever heeft bevonden. Deze omstandigheden kunnen evenwel opzichzelfstaand en in onderling verband beschouwd niet tot de conclusie leiden dat het de verdachte is geweest die de verwondingen aan aangever heeft toegebracht. Het feit dat aangever de verdachte in de gehouden fotoconfrontatie voor 70% heeft herkend als de man die hem zo ernstig heeft verwond, maakt dat oordeel niet anders, aangezien een dergelijke herkenning onvoldoende zekerheid omtrent herkenning biedt. [Sr art. 287; Sv art. 352 lid 1]
219
Rechtbank Amsterdam p. 608 21 mei 2010 Door de verdachte te horen over de feiten ten aanzien waarvan de verdachte nog niet in de gelegenheid was gesteld met zijn raadsvrouw te overleggen, heeft hij slechts voor een gedeelte van de tenlastelegging zijn raadvrouw kunnen consulteren. De verdachte had op het moment dat hij van poging doodslag, mishandeling en bedreiging verdacht werd, voorafgaand aan het eerste verhoor gewezen moeten worden op zijn recht om zijn raadsvrouw te raadplegen. Doordat dit is nagelaten is het consultatierecht van de verdachte geschonden. Het verzuim kan worden gecompenseerd door een matiging van de aan de verdachte op te leggen straf. [EVRM art. 6; Sv art. 359a]
www.nieuwsbriefstrafrecht.nl
Sdu Uitgevers
Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7
537
NbSr
INHOUD
220
Rechtbank Arnhem p. 609 21 april 2010, parketnr. 5.514419 Nu tegen de verdachte in de referteperiode niet meer dan tien processen-verbaal zijn opgemaakt, dient de vordering van de officier van justitie tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar te worden afgewezen (verg. NbSr 2009, 309). [Sr art. 38m; Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers (waaronder vordering van de maatregel ISD bij stelselmatige daders)]
221
Rechtbank Assen p. 610 15 april 2010, nr. 47.10 R Ingevolge de Circulaire toetsingskader verlof terbeschikkinggestelden is verlof van terbeschikkinggestelden in het buitenland niet toegestaan. [Sr art. 38b; Circulaire toetsingskader verlof terbeschikkinggestelden]
222
Rechtbank Breda p. 612 26 maart 2010, parketnr. 2.810005.09 WOTS De tenuitvoerlegging van de beslissing van het Landsgericht te Braunschweig (BRD) van 11 juli 2005 wordt ontoelaatbaar verklaard en het verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van deze beslissing wordt geweigerd. [Kaderbesluit Europees Aanhoudingsbevel art. 4 onder 6]
223
Rechtbank Dordrecht p. 613 8 april 2010, parketnr. 11.510420.06 Van een doelbewuste obstructie van het onderzoek door niet met bekwame spoed uitvoering te geven aan de door de verdediging gedane verzoeken, terwijl dat wel mogelijk zou zijn geweest, is geen sprake. Er is geen sprake van dat de officier van justitie doelbewust stukken heeft achtergehouden. De officier van justitie is daarom ontvankelijk in de vervolging. [Sv art. 348]
224
Rechtbank Dordrecht p. 614 22 april 2010, parketnr. 11.510455.09 Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad en niet heeft geschoten in een opwelling. Om in rechte met betrekking tot brandstichting het levensgevaar voor een ander of anderen als vaststaand te kunnen aannemen is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat levensgevaar inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. [Sr art. 45, 157, 289]
225
Rechtbank Dordrecht p. 615 22 april 2010, parketnr. 11.510464.09, LJN BM2043 De officier van justitie is ontvankelijk in zijn vervolging nu er geen sprake is van schending van art. 29 lid 1 Sv en ook overigens niet is gebleken dat doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte, tekort is gedaan aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak. Medeplichtigheid aan moord en het voorhanden hebben gehand van een vuurwapen zijn wettig en overtuigend bewezen. [EVRM art. 6; Sr art. 47, 289; Wet wapens en munitie art. 26]
538
Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7
Sdu Uitgevers
www.nieuwsbriefstrafrecht.nl
NbSr
INHOUD
226
Rechtbank ’s-Gravenhage p. 619 23 maart 2010, parketnr. 9.758409.09 Nu uit de pro justitiarapporten onvoldoende naar voren komt waarom een minder ver strekkende TBS met voorwaarden niet tot de mogelijkheden behoort, is het noodzakelijk dat nader over de verdachte wordt gerapporteerd. [Sr art. 37a, 38]
227
Rechtbank ’s-Gravenhage p. 619 21 april 2010, parketnr. 9.900842.08 De tenlastegelegde pogingen tot het plegen van ontuchtige handelingen zijn niet wettig en overtuigend bewezen. [Sr art. 246; Sv art. 352 lid 1]
228
Rechtbank ’s -Gravenhage p. 620 22 april 2010, nr. KG ZA 10-407, LJN BM2047 Niet aannemelijk is gemaakt dat er gegronde redenen aanwezig zijn om aan te nemen dat door zijn uitlevering jegens eiser op flagrante wijze inbreuk zal worden gemaakt op de aan hem ingevolge de art. 6 EVRM toekomende rechten, noch dat indien daarvan toch sprake zou blijken te zijn na zijn uitlevering, niet een rechtsmiddel als bedoeld in art. 13 EVRM ten dienste staat. [EVRM art. 6, 13; Uitleveringswet art. 28, 33]
229
Rechtbank Groningen p. 622 9 april 2010, parketnr. 18.30041.03 Het verzoek te verklaren dat de zaak is gee¨indigd, wordt in verband met het tijdsverloop gegrond verklaard. [Sv art. 36]
230
Rechtbank Haarlem p. 623 21 mei 2010, parketnr. 15.76101409 De vervolging van de verdachte is ondanks diens zeer jonge leeftijd niet in strijd met de beginselen van behoorlijke procesorde of art. 3 IVRK. Dat volgens de raadsvrouw niet tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde kan worden gekomen, doet daar niet aan af. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte enige seksuele intentie heeft gehad bij de ten laste gelegde handelingen, zodat vrijspraak moet volgen. [IVRK art. 3; Sr art. 246; Sv art. 348, 352 lid 1]
231
Rechtbank ’s-Hertogenbosch p. 625 8 maart 2010, parketnr. 1.995400.09, LJN BL6644 De wetgever heeft ingrepen verboden die een dier beschadigen, behalve bepaalde ingrepen, waarvan er hooguit twee plaatsvinden. De wetgever heeft dus voor alles dierenwelzijn voor ogen gehad en vervolgens een regime uitgekiend. Er is dan geen ruimte voor de opvatting van de verdachte over de rechtmatigheid van slaghameren wegens snelle identificatie, ziektepreventie of voedselveiligheid. Het beroep op overmacht in dit verband wordt verworpen. [Sr art. 40; Gezondheids- en welvaartswet voor dieren art. 40, 107; Ingrepenbesluit art. 2 lid 2; Vrijstellingsregeling art. 2]
www.nieuwsbriefstrafrecht.nl
Sdu Uitgevers
Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7
539
NbSr
INHOUD
232
Rechtbank ’s-Hertogenbosch p. 627 11 maart 2010, parketnrs. 1.825374.08 en 1.851697.08, LJN BL6679 Voeging kan op grond van art. 51b lid 2 Sv na aanvang van de terechtzitting geschieden ter terechtzitting door mondelinge of schriftelijke opgave bij de rechter, uiterlijk voordat de officier van justitie in de gelegenheid is gesteld overeenkomstig art. 311 Sv het woord te voeren. Tegen deze achtergrond heeft de benadeelde partij zich tijdig gevoegd. [Sv art. 51b lid 2, 311]
233
Rechtbank ’s-Hertogenbosch p. 627 24 maart 2010, parketnr. 1.833094.09, LJN BL8620 Bewezen is dat het opzet van de verdachte ook was gericht op het tenlastegelegde geweld bij een roofoverval. In een bepaalde periode is het contact tussen de verdachte en zijn moeder zonder afdoende motivering aan beperkingen onderworpen geweest. Aan de wet valt niet een algemeen recht te ontlenen op een onderzoek schorsingsvoorwaarden. [Sv art. 50, 490, 493; Beginselenwet justitie¨le jeugdinrichtingen art. 41, 42, 43, 44, 45]
234
Rechtbank ’s-Hertogenbosch p. 629 30 maart 2010, parketnr. 1.821140.09, LJN BL8876 De virtuele afbeeldingen zijn geen kinderporno in de zin van de strafwet (verg. in andere zin NbSr 2008, 107). [Sr art. 240b]
235
Rechtbank ’s-Hertogenbosch p. 631 30 maart 2010, parketnr. 1.845165.09, LJN BL9447 De verdachte heeft door zijn gedragingen welbewust een zeer groot gevaar voor zijn medemensen in het leven geroepen. Hij heeft welbewust onaanvaardbare risico’s genomen en is daar op zeer lichtzinnige wijze mee omgegaan. Er is dan ook sprake van roekeloosheid als schuldgradatie in de zin van art. 6 Wegenverkeerswet 1994. Straftoemeting terzake. [Sv art. 351; Wegenverkeerswet 1994 art. 6]
236
Rechtbank Leeuwarden p. 632 21 april 2010, parketnr. 17.75421410 Al hetgeen is gevolgd op het geconstateerde vormverzuim vanwege het onrechtmatige binnentreden van de woning moet worden uitgesloten van het bewijs. Dit brengt met zich dat de verdachte van de ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. [Sv art. 352 lid 1; Opiumwet art. 9]
237
Rechtbank Roermond p. 633 26 februari 2010, parketnr. 4.850431.08 In de strafzaak is door het Openbaar Ministerie in strijd met de beginselen van behoorlijke procesorde een vervolgingsbeslissing genomen, omdat daarbij niet gehandeld is overeenkomstig het gelijkheidsbeginsel. Daarom wordt de officier van justitie ook niet ontvankelijk verklaard ten aanzien van de ontnemingsvordering. [Sr art. 36e; Sv art. 348]
540
Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7
Sdu Uitgevers
www.nieuwsbriefstrafrecht.nl
NbSr
INHOUD
238
Rechtbank Roermond p. 635 19 maart 2010, parketnr. 4.993033.04, LJN BL8313 Op grond van de opeenstapeling van onverschoonbare onjuiste betekeningen van stukken, waaraan de verdachte part noch deel heeft gehad en waardoor hij ernstig in zijn belangen is geschaad, in combinatie met het uitzonderlijk lange tijdsverloop in de onderhavige zaak, kan tot geen andere conclusie worden gekomen dan het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren in de vervolging. [Sv art. 244 lid 1, 348]
239
Rechtbank Roermond p. 637 21 april 2010, parketnr. 4.860682.09 Het opentrekken van de deur van het vriesvak moet worden aangemerkt als een zoekingshandeling, die nu die niet is geschied door of met machtiging van de rechter-commissaris tijdens een doorzoeking onrechtmatig is geweest. Er is sprake van een vormverzuim bij het voorbereidend onderzoek dat niet meer kan worden hersteld. Dat leidt tot vrijspraak. [Sv art. 352 lid 1, 359a]
240
Rechtbank Rotterdam p. 638 13 april 2010, parketnr. 10.691228.09 Dat sporen op veiliggestelde sigarettenpeuken bleken overeen te komen met het DNA-profiel van de verdachte, bewijst niet dat de verdachte bij de betrokken woningen is geweest of dat hij in die woningen binnen is geweest, nu niet is uit te sluiten dat de sigarettenpeuken op andere wijze dan door toedoen van de verdachte in het trappenhuis bij de woningen zijn terechtgekomen. Nu er onvoldoende overig bewijs is, wordt de verdachte vrijgesproken. [Sv art. 352 lid 1]
241
Rechtbank Zutphen p. 639 27 november 2009, parketnr. 6.60568.95 De verpleging van overheidswege van betrokkene wordt onder voorwaarden bee¨indigd. [Sr art. 38g, 38h]
242
Rechtbank Zwolle-Lelystad p. 641 18 maart 2010, parketnrs. 7.284.09 en 7.1210.09 Niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verkrachting, als bedoeld in art. 242 Sr in de ten laste gelegde periode. [Sr art. 242]
243
Rechtbank Zwolle-Lelystad p. 642 21 mei 2010, parketnr. 7.653105.10 Nu het vooralsnog niet is uitgesloten dat geen ISD-maatregel dan wel een ISDmaatregel in een voorwaardelijke vorm zal worden opgelegd, dient de vordering van de officier van justitie tot gevangenhouding van de verdachte te worden afgewezen. [Sv 67a lid 3]
www.nieuwsbriefstrafrecht.nl
Sdu Uitgevers
Nieuwsbrief Strafrecht 25-06-2010, afl. 7
541