Informatiekunde Faculteit der Economie en Bedrijfswetenschappen Universiteit van Tilburg
April 2010
Uitgave: Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA Utrecht Telefoon: Fax: E-mail: Internet:
030 230 3100 030 230 3129
[email protected] www.qanu.nl
© 2010 QANU Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen.
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
2
INHOUD Voorwoord
5
Voorwoord voorzitter visitatiecommissie
7
Deel I
9
1. 2. 3. 4.
Inleiding Taak en samenstelling van de commissie Betrokken opleidingen Werkwijze van de commissie
Deel II 1. 2.
Algemeen deel
Opleidingsdeel
De bacheloropleiding Economie en Informatica van de Universiteit van Tilburg The master’s programme Information Management of Tilburg University
Bijlagen Bijlage A: Bijlage B: Bijlage C:
11 11 12 12
15 17 49
79 Curricula vitae van de leden van de visitatiecommissie Domeinspecifiek referentiekader Bezoekprogramma
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
81 83 87
3
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
4
VOORWOORD Dit rapport beschrijft de bevindingen van de visitatiecommissie Informatiekunde UvT OW 2009 met betrekking tot de opleidingen Economie en Informatica en Information Management aan de Universiteit van Tilburg. Het is onderdeel van de kwaliteitsbeoordeling van universitaire bachelor- en masteropleidingen in Nederland. Het doel van het rapport is om een betrouwbaar beeld te geven van de resultaten van de voor beoordeling voorgelegde opleidingen, om een terugkoppeling te geven naar de interne kwaliteitszorg van de betrokken organisaties en om als basis te dienen voor accreditatie van de betrokken opleidingen door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). De stichting Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) beoogt onafhankelijke, objectieve en kritische beoordelingen te laten plaatsvinden en opbouwende kritiek te leveren, zo veel mogelijk uitgaande van een gestandaardiseerde set van kwaliteitscriteria, maar met oog voor specifieke omstandigheden. De visitatiecommissie Informatiekunde UvT OW 2009 heeft haar taken met grote toewijding uitgevoerd. De opleidingen zijn op een grondige en zorgvuldige manier beoordeeld. Wij verwachten dat de oordelen en de aanbevelingen in zorgvuldige overweging worden genomen door de betrokken instellingen en opleidingen. Wij danken de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor hun bereidheid deel te nemen aan deze beoordeling en voor de toewijding waarmee ze hun taak hebben uitgevoerd. Onze dank gaat ook uit naar de medewerkers van de betrokken afdelingen en opleidingen voor hun inspanningen en hun medewerking aan deze beoordeling. Quality Assurance Netherlands Universities mr. C.J. Peels directeur
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
drs. J.G.F. Veldhuis voorzitter bestuur
5
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
6
VOORWOORD VOORZITTER VISITATIECOMMISSIE De visitatiecommissie Informatiekunde UvT OW 2009 heeft op een onafhankelijke, objectieve en kritische manier de opleidingen Economie en Informatica en Information Management aan de Universiteit van Tilburg beoordeeld. Zowel de bacheloropleiding Economie en Informatica als de masteropleiding Information Management benadrukken de toenemende rol van informatietechnologie bij het verzamelen, verwerken, beoordelen, gebruiken en communiceren van digitale gegevens, informatie en kennis voor besluitvorming in organisaties en de economie. Daarnaast speelt de informatietechnologie een steeds belangrijkere rol bij het ontwikkelen van innovaties bij bedrijven en in de economie. Nieuwe digitale producten en diensten worden een belangrijk onderdeel van een moderne economie. De dynamiek die door informatietechnologie wordt opgeroepen geeft specifieke eisen zowel aan de inhoud als aan de wijze waarop het onderwijs kan worden ingericht. Beide aspecten komen in de analyse en beoordeling van zowel de bacheloropleiding Economie en Informatica als de masteropleiding Information Management aan bod. Wij hopen dat dit rapport een belangrijke bijdrage zal leveren aan de verbetering van de kwaliteit van de opleidingen. De visitatiecommissie dankt de direct betrokkenen (docenten, ondersteunende medewerkers, studenten en alumni) voor hun openhartige inzichten in de kwaliteit van de opleidingen. Ik dank hierbij de leden en de secretaris van de visitatiecommissie voor hun uitstekende inzet en de zeer stimulerende discussies die zijn gevoerd zowel tijdens het visitatiebezoek als bij het schrijven van dit rapport. Prof. dr. ir. Eric van Heck voorzitter visitatiecommissie
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
7
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
8
DEEL I: ALGEMEEN DEEL
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
9
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
10
1.
Inleiding
In dit rapport brengt de onderwijsvisitatiecommissie Informatiekunde UvT OW 2009 (hierna: de commissie) verslag uit van haar bevindingen. Het rapport bestaat uit twee delen: een algemeen deel (I) en een opleidingsdeel (II). Het algemene deel gaat in op de taak, de samenstelling en de werkwijze van de commissie en geeft een beschrijving van de uitgangspunten van de commissie. In het opleidingsdeel beschrijft de commissie de beoordeelde opleidingen aan de hand van de onderwerpen en facetten uit het Accreditatiekader bestaande opleidingen van de NVAO.
2.
Taak en samenstelling van de commissie
Taak van de commissie De taak van de commissie was het uitvoeren van een visitatie van twee opleidingen op het gebied van de Informatiekunde op basis van en in overeenstemming met het Accreditatiekader bestaande opleidingen van de NVAO. De commissie is op basis van door of namens de opleidingen aangeleverde informatie en door middel van ter plaatse gevoerde gesprekken tot een oordeel gekomen over de verschillende aspecten van de kwaliteit van de opleidingen, zoals beschreven in het NVAO-kader, en heeft de punten geïdentificeerd die naar haar oordeel verbeterd zouden kunnen worden. Samenstelling van de commissie Tot voorzitter, tevens lid van de commissie, werd benoemd: • Prof. dr. ir. H.W.G.M. (Eric) Van Heck, hoogleraar Informatie management en markten aan de Erasmus Universiteit Rotterdam; Tot lid van de commissie werden benoemd: • Prof. dr. W. (Wim) van Grembergen, hoogleraar Information Systems Management aan de Universiteit Antwerpen; • Dr. A.B.J.M. (Fons) Wijnhoven, universitair hoofddocent Knowledge Management and Information Systems aan de Universiteit Twente; • Dr. C. (Cees) Terlouw, onderwijskundige en lector bij Saxion Hogescholen; • T. (Tim) Gielissen, student Informatiekunde aan de Universiteit van Amsterdam; Drs. M.M. (Melissa) Truijens, medewerker van het bureau van QANU, was projectleider voor de visitatie en secretaris van de commissie. De leden van de commissie hebben allen de onafhankelijkheidsverklaring ondertekend die QANU hanteert voor haar visitaties. Een overzicht van de curricula vitae van de commissieleden is opgenomen in bijlage A.
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
11
3.
Betrokken opleidingen
De commissie beoordeelde de volgende opleidingen: Instelling:
Opleiding (CROHO-nummer):
Variant(en):
Universiteit van Tilburg (2 opleidingen)
B Economie en informatica (50951) M Information management (60055)
Voltijd Voltijd
4.
Vervaldatum accreditatie: 09-02-2011 09-02-2011
Werkwijze van de commissie
Startvergadering Op 3 maart 2010 hield de commissie, direct voorafgaand aan het bezoek, haar startvergadering. Tijdens deze vergadering werd de commissie geïnstalleerd door de plaatsvervangend directeur van QANU, de heer S. Looijenga, waarna zij haar taakstelling en werkwijze besprak en het voorstel voor een domeinspecifiek referentiekader voor de visitatie formeel vaststelde. Het domeinspecifiek referentiekader is opgenomen in bijlage B. De voorbereiding op de bezoeken De projectleider heeft het zelfevaluatierapport van de opleidingen gecontroleerd op kwaliteit en volledigheid en, in overleg met de voorzitter van de commissie, bepaald of het rapport gebruikt kon worden voor de voorbereidingen op de bezoeken van de commissie. Het zelfevaluatierapport voldeed aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden. De commissieleden hebben voorafgaand aan het bezoek het zelfevaluatierapport van de te beoordelen opleidingen bestudeerd en op basis daarvan vragen en opmerkingen geformuleerd. Zij hebben daarnaast voorafgaand aan het bezoek enkele bachelor- en masterscripties gelezen die waren geselecteerd door de voorzitter. Tijdens de voorbereidende vergadering aan het begin van het bezoek heeft de commissie het zelfevaluatierapport, de vooraf geformuleerde vragen en opmerkingen en de afstudeerscripties besproken en de te voeren gesprekken voorbereid. De bezoeken van de commissie Het bezoek van de commissie aan de opleidingen vond plaats in maart 2010. Het bezoekprogramma is opgenomen in bijlage C. De projectleider heeft, voorafgaand aan het bezoek, nadere afspraken gemaakt met de contactpersoon van de instelling over de precieze invulling van het programma. De commissie heeft tijdens het bezoek gesproken met een groep bachelorstudenten, een groep masterstudenten en een groep docenten. Zij heeft verder een gesprek gevoerd met een vertegenwoordiging van het faculteitsbestuur, met het opleidingsbestuur of -management, een aantal afgestudeerden, de leden van de Opleidingscommissies en Examencommissie en de studieadviseurs of -begeleiders. Verder heeft zij tijdens het bezoek aanvullend materiaal bestudeerd en een spreekuur georganiseerd voor studenten of docenten die de commissie separaat wilden spreken. De commissie gebruikte het grootste deel van de laatste middag van het bezoek voor het formuleren van haar oordeel over de opleidingen. Zij heeft bij de beoordeling de door
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
12
QANU opgestelde checklist, die het Accreditatiekader bestaande opleidingen van de NVAO volgt, als uitgangspunt gehanteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter van de commissie een mondelinge rapportage gegeven van de eerste bevindingen van de commissie. De bestudering van het materiaal tijdens de bezoeken De commissie heeft tijdens haar bezoek aanvullend materiaal bestudeerd dat zij vooraf ter inzage had gevraagd. Zij heeft veelvuldig gebruik gemaakt van de mogelijkheid om informatie uit de zelfstudie of de gevoerde gesprekken te verifiëren met behulp van dat materiaal. De commissie had de opleidingen gevraagd om de volgende documenten ter beschikking te stellen: • • • • • • • • • • • • • •
alle eindwerkstukken of scripties die in de zelfstudie worden vermeld; de formulieren die worden gebruikt in het kader van de beoordeling van de scripties; voorlichtingsmateriaal (folders, brochures); studiemateriaal: verplichte literatuur, handboeken, syllabi, readers, studiehandleidingen; voorbeelden van werkstukken, portfolio’s, onderzoeksverslagen en stageverslagen; scriptiereglementen, richtlijnen voor het maken van werkstukken; stagereglementen, stagehandleidingen; reglementen met betrekking tot tentamens en examens, toetshandleidingen; toetsmaterialen (opdrachten, tentamens en dergelijke); verslagen van recente vergaderingen van de Opleidingscommissie en de Examencommissie; materiaal met betrekking tot de evaluatie van colleges en curricula, eventueel ook studententevredenheidsmonitoren; alumni-enquêtes; verslagen of rapporten van relevante ad hoc-commissies; jaarverslagen (onderwijs, onderzoek, laatste drie jaar).
Tijdens het bezoek heeft de commissie om aanvullende documentatie gevraagd. De opleidingen hebben naar de overtuiging van de commissie al het mogelijk gedaan om de commissie te voorzien van de informatie die zij wilde bestuderen. De beslisregels Het accreditatiestelsel kent een vierpuntsschaal voor de beoordeling van de facetten (onvoldoende, voldoende, goed of excellent) en een tweepuntsschaal voor de beoordeling van de onderwerpen (voldoende of onvoldoende). De commissie heeft bij het bepalen van haar oordelen voor de facetten de beslisregels van QANU gevolgd. Deze zijn: • de beoordeling ‘onvoldoende’ geeft aan dat de opleiding niet voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit die gelden voor het desbetreffende facet; • de beoordeling ‘voldoende’ geeft aan dat de opleiding voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit die gelden voor het desbetreffende facet; • de beoordeling ‘goed’ geeft aan dat de opleiding aantoonbaar uitstijgt boven het niveau dat wordt vastgelegd door de criteria voor basiskwaliteit die gelden voor het desbetreffende facet;
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
13
•
de beoordeling ‘excellent’ geeft aan dat de opleiding als een voorbeeld van best practice mag worden beschouwd met betrekking tot het desbetreffende facet.
De rapporten De commissie heeft ervoor gekozen om aparte beoordelingsrapporten te schrijven voor de bachelor- en de masteropleiding. Zij volgt daarin de keuze van de opleidingen, die tijdens de voorbereiding voor de visitatie afgesproken hebben om de zelfevaluatierapporten voor de bacheloropleiding in het Nederlands te schrijven en die voor de masteropleiding in het Engels. Het is daarbij onvermijdelijk dat de beoordelingsrapporten (net als de delen in het zelfevaluatierapport) overlap vertonen: de opleidingen van de instelling maken gebruik van dezelfde faciliteiten, worden verzorgd door dezelfde groep docenten en hanteren hetzelfde systeem voor de interne kwaliteitszorg. De secretaris van de commissie heeft, op basis van de bevindingen van de commissie tijdens het bezoek, voor beide opleidingen een conceptrapport opgesteld en die, in overeenstemming met de binnen de commissie gemaakte afspraken, verspreid onder de commissieleden. Zij heeft de opmerkingen van de commissieleden verwerkt in de conceptrapporten en die vervolgens, in het kader van de hoor-wederhoorprocedure, voorgelegd aan de betrokken faculteit en opleidingen met het verzoek eventuele feitelijke onjuistheden of andere verbeterpunten te identificeren. De reacties van de faculteit op de conceptrapporten zijn voorgelegd aan de voorzitter van de commissie, die besloten heeft of de opmerkingen en suggesties van de opleidingen werden verwerkt in de tekst. De definitieve versie van het beoordelingsrapport is vastgesteld in april 2010.
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
14
DEEL II: OPLEIDINGSDEEL
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
15
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
16
1.
Rapport over de bacheloropleiding Economie en Informatica van de Universiteit van Tilburg
Administratieve gegevens Bacheloropleiding Economie en Informatica: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Economie en Informatica 50951 bachelor wo 180 EC Bachelor of Science voltijd Tilburg 09-02-2011
Het bezoek van de visitatiecommissie Informatiekunde aan de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen van de Universiteit van Tilburg vond plaats op 3 en 4 maart 2010. 1.0.
Structuur en organisatie van de faculteit
De opleiding uit deze rapportage wordt verzorgd in de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen (FEB) van de Universiteit van Tilburg. De FEB is de grootste faculteit van de Universiteit van Tilburg: van de bijna 12.000 studenten die de universiteit telt, studeert iets minder dan de helft aan de FEB. Een kwart van alle fte personeel is werkzaam bij de FEB. Het bestuur van de faculteit bestaat uit een Facultair Management Team, bestaande uit de decaan, drie vicedecanen (Onderwijs, Onderzoek en Internationalisering), de directeur en een studentadviseur. De faculteit bestaat uit acht departementen waarbinnen het wetenschappelijk personeel (en het ondersteunend personeel van het departement) werkzaam is, te weten: • Accountancy • Economics • Econometrics and Operations Research • Finance • Fiscal Economics • Information Management • Marketing • Organization and Strategy Aan het hoofd van ieder departement staat een Head of Department. Daarnaast bestaat de FEB uit het Faculteitsbureau voor het ondersteunend personeel, dat onder andere bestaat uit een MT stafbureau, een Onderwijsbureau, een afdeling Communicatie, een Afdeling International programmes, een afdeling HRM en een afdeling ICT.
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
17
De FEB biedt 8 bacheloropleidingen en 19 masteropleidingen aan. Iedere opleiding heeft een opleidingsdirecteur die verantwoordelijk is voor de opleiding en taken heeft op het gebied van de samenstelling van het curriculum, kwaliteitsbewaking –en verbetering, toelating, informatievoorziening aan (aanstaande) studenten en communicatie met andere betrokkenen in de FEB. 1.1.
Het beoordelingskader
1.1.1. Doelstellingen opleiding F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Beschrijving De opleiding Economie en Informatica komt voort uit de oorspronkelijke opleiding Bestuurlijke Informatiekunde. Volgens het zelfevaluatierapport onderscheidt het programma zich van andere bedrijfseconomische opleidingen door de focus op de informatievoorziening ten behoeve van de besturing van organisaties en de systemen en informatietechnologie die daarbij een rol spelen. Afgestudeerden kunnen op de eerste plaats gezien worden als bedrijfseconomen met kennis van (bedrijfseconomische) besturingsvraagstukken van organisaties (profit en non-profit), en deskundigheid over het effectief toepassen van ICT binnen dit domein. Ze zijn zich bewust van de technische, bedrijfskundige en ethische consequenties daarvan. Daarnaast zijn deze afgestudeerden ICT-professionals met basiskennis van vooral ‘governance’ (regie) van ICT om daadwerkelijk complexe vraagstukken op dit gebied aanpakken. Het bachelorprogramma leidt daarmee op tot professionals die een brugfunctie kunnen vervullen tussen de ‘business’ en ‘IT’. De opleiding positioneert zich daarmee duidelijk als een informatiemanagementopleiding en niet als een IT-opleiding. De doelstellingen en eindtermen van de opleiding zijn volgens de zelfstudie ontleend aan de richtlijnen van de Association for Information Systems (AIS). Na afronding van de bacheloropleiding Economie en Informatica beschikt de student over: • inzicht in de toepassingen van informatie- en communicatietechnologie bij het ontwerp en de besturing van organisaties op operationeel, tactisch en strategisch niveau; • deskundigheid op het gebied van modelleren en analyseren van besluitvorming- en communicatiestructuren en van bedrijfsprocessen binnen en tussen organisaties; • het vermogen om een sturende dan wel adviserende rol te spelen bij het ontwerpen, bouwen, invoeren en beheren van informatiesystemen en informatiearchitectuur; • inzicht in de economische effecten van ICT op de besturing van organisaties; • inzicht in de ethische en maatschappelijke aspecten van de toepassing van informatiesystemen. De opleiding vertaalt deze doelstellingen, gespecificeerd naar drie typen kwalificaties in termen van kennis, vaardigheden en attitude, als volgt: Kennis De afgestudeerde Economie en Informatica heeft basiskennis van: • management- en bedrijfseconomische aspecten van organisaties (K1); • bedrijfseconomische aspecten van ICT in organisaties (K2);
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
18
• • •
• •
concepten en actuele ontwikkelingen in informatie- en communicatietechnologie (K3); wetenschappelijke aspecten van organisaties en veranderingsprocessen (K4); analyse en modellering van communicatie-, coördinatie-, en beslissingsproblemen op operationeel, tactisch en strategisch niveau alsook van bedrijfsprocessen binnen en tussen organisaties (K5); het ontwerpen, invoeren en beheren van informatiesystemen (K6); de ethische en maatschappelijke aspecten van informatiesystemen (K7).
Vaardigheden De afgestudeerde Economie en Informatica: • beschikt over een goed abstractievermogen, o.a. tot uiting komend in het juist gebruiken van kwalitatieve en kwantitatieve modelleertechnieken (V1); • kan van modelleringparadigma wisselen en deze combineren ten behoeve van creativiteit en zorgvuldigheid in gebruik en ontwerp van informatiesystemen en organisatiestructuren (V2); • is in staat een literatuuronderzoek uit te voeren en zich op basis daarvan een mening te vormen (V3); • kan, in het kader van het ontwerpen van ICT-systemen en -architecturen, binnen een interdisciplinair team een intermediaire rol vervullen (V4); • kan effectief schriftelijk en mondeling communiceren (V5); • is in staat sturend op te treden bij veranderingsprocessen die de invoer van nieuwe informatiesystemen en informatiestructuren met zich mee brengen (V6). Attitude Van een afgestudeerde Economie en Informatica wordt verwacht dat deze praktijkproblemen vanuit een academische benadering beschouwt. De afgestudeerde heeft daarbij de attitude om: • een persoonlijk oordeel te vormen over de juistheid van de verkregen informatie (A1); • open te staan voor andermans visies en nieuwe ontwikkelingen (A2); • in staat te zijn een eigen gefundeerde mening te geven (A3); • te blijven leren (A4) In de bijlage van de zelfstudie heeft de opleiding een benchmark opgenomen om inzicht te verschaffen in de (internationale) positionering van de opleiding. Ook heeft de opleiding nader onderzoek gedaan naar de invulling van gelijksoortige bachelorprogramma’s. Er worden drie domeinen onderscheiden die ten grondslag liggen aan het curriculum van informatiekundeopleidingen, te weten infrastructuur, systemen die de vereiste informatie leveren, en het gebruik van deze informatie door organisaties. Hieruit blijkt dat de structuur van de Tilburgse opleiding Economie en Informatica overeenkomt met die van zusteropleidingen. Alle domeinen komen aan de orde, zij het in andere verhoudingen. Vooral de inbedding in de economische faculteit komt tot uitdrukking in het relatief grote aandeel van economische en methodologische vakken, wat vergelijkbaar is met dat van andere opleidingen die vanuit een economisch dan wel management perspectief zijn opgezet. Oordeel De commissie is van oordeel dat de bacheloropleiding voldoet aan het criterium dat geldt voor dit facet. Zij heeft de eindtermen bestudeerd en vergeleken met het domeinspecifieke referentiekader, en met de richtlijnen van de AIS die ook door de commissie als
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
19
richtinggevend worden beschouwd. De commissie concludeert dat de eindtermen aansluiten bij de eisen die door zowel nationale als internationale vakgenoten worden gesteld. Zo bezit de afgestudeerde over voldoende kennis van (bedrijfs-)economische aspecten van organisaties, die nodig is als basis om vakspecifieke kennis en inzichten te kunnen toepassen. Wel is de commissie van mening dat de eindterm met betrekking tot het in staat zijn sturend op te treden bij veranderingsprocessen (V6) ambitieus is, gezien de bedrijfseconomische invalshoek die de opleiding heeft gekozen. De commissie adviseert eindterm V6 te herformuleren zodat deze meer overeenkomt met de door de opleiding nagestreefde vaardigheid sturend en richtinggevend te kunnen optreden bij keuzes die gemaakt moeten worden met betrekking tot de inrichting van bedrijfsprocessen en de functionaliteit van systemen. De commissie is van oordeel dat een dergelijke eindterm eerder gerealiseerd zou kunnen worden bij een meer bedrijfskundige insteek en adviseert de opleiding dan ook om de eindterm te wijzigen in “is in staat effectief E&I expertise in te brengen bij veranderingsprocessen”. De afgestudeerde heeft kennis opgedaan op onder andere het gebied van infrastructuur en databases. De afgestudeerde is in staat om verschillende technologieën te begrijpen en kan effectief participeren in organisatieveranderingsprocessen die de invoer van nieuwe informatiesystemen en –structuren met zich meebrengen. De eindtermen van de opleiding omvatten ook de academische vaardigheden die de AIS voorschrijft. Zo beschikt de afgestudeerde niet alleen over de vaardigheden om zowel schriftelijk als mondeling te communiceren, maar ook over de onderzoeksvaardigheden waarmee de student kwalitatieve en kwantitatieve modelleertechnieken kan gebruiken. Bacheloropleiding Economie en Informatica: het oordeel van de commissie is voldoende.
F2: Niveau: Bachelor en Master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.
Beschrijving In de zelfevaluatie beschrijft de opleiding op welke manier de eindtermen van de bacheloropleiding Economie en Informatica gerelateerd zijn aan de Dublin-descriptoren. Kennis en inzicht Deze Dublin-descriptor komt vooral aan bod in de eindtermen: (K1), (K3), (K4), (K5), (K6) en (K7). Een afgestudeerde van de bacheloropleiding Economie en Informatica heeft basiskennis van de Bedrijfseconomie, in het bijzonder van de vakgebieden Organisatie, Accounting, Marketing en Financiering. Daarnaast heeft de afgestudeerde basiskennis van de informatiekunde, in het bijzonder van bedrijfsprocesmodellering, informatieanalyse, ‘governance’ van de informatievoorziening en programmering. De afgestudeerde heeft kennis gemaakt met diverse toepassingen binnen deze disciplines en heeft op grond van deze kennis het inzicht verworven hoe praktische en wetenschappelijke vraagstukken op het gebied van informatievoorziening modelmatig benaderd en geanalyseerd kunnen worden. Dit resultaat wordt bereikt via het gebruik van internationale handboeken in de diverse cursussen, het zelfstandig verwerken van artikelen uit wetenschappelijke tijdschriften en vaktijdschriften, het verwerken hiervan in zelfstandige studies, alsook de toepassing van de opgedane kennis op praktijkproblemen. Via de inzet van docenten met een goede wetenschappelijke reputatie
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
20
wordt bereikt dat de student ook op de hoogte is van de laatste ontwikkelingen op het vakgebied door deze in de colleges te verwerken. Toepassing kennis en inzicht Deze Dublin-descriptor komt vooral aan bod in de eindtermen: (K2), (K5), (K6) en (V1). Een afgestudeerde van de bacheloropleiding Economie en Informatica is in staat om wetenschappelijke bedrijfseconomische en informatiekundige theorieën te benutten om praktische informatiekundige problemen op een gestructureerde manier op te lossen en daarbij (indien nodig) theorieën uit de verschillende bedrijfseconomische en informatiekundige deeldisciplines te integreren. Oordeelsvorming Deze Dublin-descriptor komt vooral aan bod in de eindtermen: (V2), (V3), (K7). Een afgestudeerde van de bacheloropleiding Economie en Informatica weet op een gestructureerde manier gegevens te verzamelen en deze te structureren, te analyseren en te modelleren. De afgestudeerde is daarenboven in staat om deze analyses, evengoed als deze van anderen, kritisch te beoordelen, zowel op informatiekundige als bedrijfseconomische relevantie. Communicatie Deze Dublin-descriptor komt vooral aan bod in de eindtermen: (V4), (V5) en (V6). Een afgestudeerde van de bacheloropleiding Economie en Informatica is in staat zijn informatiekundige aanpak en analyse van bedrijfsmatige problemen helder mondeling en schriftelijk te presenteren en zijn conclusies in duidelijke aanbevelingen te vertalen. Leervaardigheden Een afgestudeerde bachelorstudent Economie en Informatica is in staat om zonder problemen een bijpassende vervolgopleiding op masterniveau te volgen. Deze descriptor komt vooral aan bod in de eindkwalificatie (V7). Oordeel De commissie heeft de eindtermen van de bacheloropleiding Economie en Informatica vergeleken met de Dublin-descriptoren. De commissie stelt vast dat de eindtermen van de opleiding aansluiten bij algemeen geaccepteerde beschrijvingen van een bacheloropleiding. Dit blijkt, onder andere, uit het feit dat de afgestudeerde over basiskennis op het gebied van Economie en Informatica beschikt. Verder heeft de afgestudeerde vaardigheden ontwikkeld die hem in staat stellen om problemen op het vakgebied op te lossen en hierover zowel mondeling als schriftelijk te rapporteren. Ook de competenties die nodig zijn om relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren en hierover te rapporteren komen terug in de eindtermen. Tot slot verschaft het diploma van de bacheloropleiding Economie en Informatica toegang tot de masteropleiding Information Management. Bacheloropleiding Economie en Informatica: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
21
F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
Beschrijving Kennis en begrip van belangrijke theorieën, feiten en principes binnen zowel de informatiekunde als deelgebieden van de bedrijfseconomie en ondersteunende disciplines, is van belang binnen de opleiding Economie en Informatica. De eindtermen en de inrichting van de bacheloropleiding Economie en Informatica worden daarmee voor een belangrijk deel bepaald door de kerndisciplines binnen informatiemanagement, te weten informatiesystemen en management van informatievoorziening. Daarnaast worden de eindtermen bepaald door de basisvakken Bedrijfseconomie, de vakken op het gebied van methodologische vorming (zoals Business and IM research) en de ondersteunende algemene vakken (zoals Wiskunde en Statistiek). De inhoud van deze vakken wordt gevoed door de stand van de wetenschap van dat moment. Studenten met een voltooide bacheloropleiding kunnen doorstromen naar de masteropleiding Information Management en, afhankelijk van de invulling van de keuzeruimte, naar andere masteropleidingen. Oordeel De commissie heeft de eindtermen van de opleiding bestudeerd vanuit het perspectief van wetenschappelijke oriëntatie en heeft vastgesteld dat de eindtermen in voldoende mate aansluiten bij de eisen van de wetenschappelijke discipline en de relevante beroepspraktijk. De afgestudeerde beschikt over vaardigheden die hem in staat stellen kwalitatieve en kwantitatieve modelleertechnieken op een juiste wijze te gebruiken. Ook is de afgestudeerde in staat om besluitvorming- en communicatiestructuren binnen en tussen organisaties te analyseren. De commissie stelt vast dat de bacheloropleiding in elk geval toegang biedt tot de masteropleiding Information Management en heeft, zoals beschreven bij facet 1, geconcludeerd dat de eindtermen voldoen aan de criteria die gelden binnen het wetenschappelijke domein. Bacheloropleiding Economie en Informatica: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Doelstellingen opleiding Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Doelstellingen opleiding. Voor de bacheloropleiding Economie en Informatica is het oordeel voldoende. 1.1.2. Programma Beschrijving van het programma De eerste van drie componenten van het programma betreft de bedrijfseconomische basis. Het omvat de vier kerngebieden Marketing, Accounting, Organisatietheorie en Finance. Van QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
22
elk van deze gebieden volgt de student een basisvak en een verdiepingsvak. Deze vakken spelen een essentiële rol in het curriculum, aangezien zij de basis vormen voor het begrijpen van de informatievraag en informatiesysteembehoeftes van de organisatie. Hierdoor, zo staat beschreven in de zelfevaluatie, wordt de afgestudeerde van de bacheloropleiding Economie en Informatica volgens de opleiding een volwaardige bedrijfseconoom. De tweede component is het domein van Informatiemanagement, dat de kennisgebieden informatiesystemen en management van informatievoorziening omvat. Voor het kennisgebied informatiesystemen omvat het programma de vakken Inleiding programmeren, Databases, IS Analysis en IT Infrastructuur. Voor het kennisgebied Informatiemanagement omvat het programma de vakken Bestuurlijke Informatievoorziening voor IM, Management en Informatie, Business Process Analysis 1 en 2, het nieuwe vak Decision Tools en Information Systems Strategy. De derde component van het programma omvat methodologische vakken waarmee bachelorstudenten fundamentele kennis en vaardigheden verwerven in Wiskunde (1 en 2), Statistiek (1 en 2), Onderzoeksmethoden en -technieken (Business and IM research) en Sociale Filosofie en Wetenschapsfilosofie en Bedrijfsethiek. Voor de invulling van de keuzeruimte kunnen studenten twee vakken kiezen uit de volgende vakken: Business Networks and IOS, Decision Support Systems, Knowledge Management en Knowledge Economy, Software Project Management en Recht voor Informatiemanagement. Het programma dat de studenten volgen ziet er als volgt uit. Jaar Eerste jaar Blok 1
Blok 2 Blok 3 Blok 4 Tweede jaar Semester 1
Semester 2
Vak
EC
Inleiding in de organisatietheorie Introductie internet, Blackboard, comap, ESG, ISG Micro-economie Wiskunde 1 Wiskunde 1 Accounting 1: Financial accounting Bestuurlijke informatievoorziening Inleiding tot programmeren Marketing 1 Statistiek 1 Statistiek 1 Financiering 1 Management en Informatie
6 0 6 3 3 6 6 6 6 3 3 6 6
Business Process Analysis 1 Databases Management of Information Technology Sociale Filosofie en Wetenschapsfilosofie Wiskunde 2 Decision Tools Information Systems Strategy IS Analysis and Design IT Infrastructure Statistiek 2
6 6 6 6 6 6 6 6 6 6
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
23
Derde jaar Semester 1 Semester 2
Bedrijfsethiek Business and IM-Research Business Process Analysis 2 Verplicht economisch keuzevak Verplicht economisch keuzevak Bachelorthesis
Totaal
6 6 6 6 6 12 180
F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een HBO- of een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Beschrijving In het zelfevaluatierapport wordt beschreven dat de inhoud van alle vakken binnen de opleiding Economie en Informatica wordt gevoed door de stand van de wetenschap van dat moment. Er wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van vooral Engelstalige handboeken die in veel gevallen worden aangevuld met wetenschappelijke publicaties uit de toonaangevende wetenschappelijke tijdschriften uit het vakgebied. In enkele gevallen wordt gebruik gemaakt van door de eigen docenten bij internationale uitgevers gepubliceerde handboeken. Bij de opbouw van het programma wordt, zo wordt beschreven in de zelfstudie, vanaf het eerste jaar aandacht besteed aan de verwerving van onderzoeksvaardigheden door een actieve deelname door de studenten. Hiertoe wordt door de hele studie heen, naast het hoorcollege, bij een aantal vakken gewerkt met werkgroepen. Dit samenwerken heeft meerdere doelstellingen: werken in een (project-)team, doen van gezamenlijk onderzoek, leren rapporteren en presenteren en het verwerken van literatuur. Dit gebeurt al bij de eerstejaarsvakken Management en Informatie en Inleiding in de Organisatietheorie en dit wordt voortgezet in latere vakken zoals Business Process Analysis (1 en 2), Software Project Management, Business Networks and IOS. Omdat een aantal van deze vaardigheden ook individueel beheerst moet worden, wordt vooral aan rapporteren en presenteren ook individuele aandacht besteed. Het aantal werkvormen, zoals opdrachten en werkstukken, per blok/semester wordt overigens in overleg met het opleidingsbestuur vastgesteld, waarbij de studeerbaarheid van het programma niet uit het oog wordt verloren. Tevens wordt per blok/semester gekeken naar de fasering in de tijd om piekbelasting zoveel mogelijk te voorkomen. Verbanden met de beroepspraktijk worden op meerdere manieren gewaarborgd, zo stelt de opleiding in de zelfevaluatie. Een aantal vakken kent onderdelen waarbij studenten individueel of in groepjes een bepaalde onderzoeksvraag moeten beantwoorden door onderzoek te doen bij een bedrijf of aan de hand van gepubliceerde case studies. Met deze aanpak wordt gestart bij het vak Management en Informatie in het eerste jaar. Hierbij gaat het vaak om de toepassing en vertaling van theoretische concepten bij een bedrijf. Ook worden in de opleiding cases gebruikt die een praktijkprobleem centraal stellen waarvoor studenten een oplossing moeten zoeken.
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
24
De opleiding zet gastsprekers uit het bedrijfsleven in, die uitleggen hoe de praktijk bepaalde vraagstukken heeft opgelost en hoe dit zich verhoudt tot de theorie. Veel van de docenten uit het bachelorprogramma zijn betrokken bij het postdoctorale, op de praktijk gerichte TIAS-NIMBAS Master in Information Management programma. Een aantal docenten doet ook onderzoek in samenwerking met het bedrijfsleven, en/of heeft consultancy ervaring, die wordt verwerkt in de colleges. Tijdens het bezoek lieten enkele bachelorstudenten weten dat de onderzoeksresultaten waarover in de colleges wordt verteld, niet in alle gevallen actueel zijn. Soms wordt een inmiddels verouderd concept gepresenteerd als actualiteit. De studenten waren positief over de gastdocenten uit het bedrijfsleven, die verbanden leggen tussen theorie en praktijk. Na het bezoek heeft de opleiding informatie aan de commissieleden doen toekomen, waarin zij liet zien gebruik te maken van nieuwe management tools en analyse tools. In het vak Software Project Management, zo werd beschreven, maakt de student niet alleen kennis met wat traditioneler technieken als PRINCE-2, maar ook met moderner varianten, als SCRUM. Oordeel De commissie concludeert dat de opzet van de opleiding met een bedrijfseconomische en technische basis relatief klassiek van aard is. Actuele wetenschappelijke theorieën komen terug in het programma. Hoewel enerzijds veroudering in enkele gevallen onvermijdelijk is wanneer er gebruik wordt gemaakt van handboeken, is het anderzijds ook te voorkomen door, in aanvulling op het handboek, aandacht te besteden aan recente ontwikkelingen. Mede aan de hand van het nagezonden materiaal stelt de commissie vast dat er in voldoende mate wordt gewerkt met moderne concepten en technieken uit het vakgebied, maar dat men wel alert moet blijven voor de actuele ontwikkelingen. De wetenschappelijke verankering vanuit het onderzoeksprogramma is soms minder zichtbaar dan men gezien de samenstelling van het docentencorps zou vermoeden. Het opdoen van wetenschappelijke onderzoeksvaardigheden (en te volgen wetenschappelijke onderzoeks- en ontwerpmethoden) komen enigszins impliciet aan bod in het programma. De commissie adviseert de cursus Business Research IM meer dan nu het geval is te koppelen aan de bachelorthesis. De commissie stelt vast dat er expliciet aandacht wordt besteed aan de wetenschappelijke literatuurstudie. De verbanden met de actuele praktijk van relevante beroepen zijn, gezien de gastdocenten uit het bedrijfsleven, gewaarborgd. Concluderend stelt de commissie vast dat de opleiding voldoet aan de eisen behorende bij dit facet. Bacheloropleiding Economie en Informatica: het oordeel van de commissie is voldoende.
F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Beschrijving In het zelfevaluatierapport heeft de opleiding tabellen opgenomen waarin de eindtermen met betrekking tot kennis en vaardigheden zijn gekoppeld aan de verschillende vakken uit het
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
25
curriculum. De opleiding licht toe op welke manier deze kennis wordt verworven en de vaardigheden en attitude binnen de vakken worden ontwikkeld. Basiskennis over concepten en actuele ontwikkelingen in informatie- en communicatietechnologie (K3) wordt opgedaan in het eerstejaarsvak Inleiding tot programmeren en in de tweedejaarsvakken Databases, Decision Support Systems, IS Analysis and Design en IT Infrastructure. Basiskennis over wetenschappelijke aspecten van organisaties en veranderprocessen (K4) komt aan bod gedurende alle drie de jaren van het bachelorprogramma, en wel in de vakken Inleiding in de organisatietheorie, Bestuurlijke informatievoorziening voor IM, Management & informatie, Business Process Analysis I&II, IS Strategy, IS Strategy and Design en in het vak Management of IT. De kennis om informatiesystemen te ontwerpen, invoeren en beheren (V6) komt onder meer terug in het vak Software Project Management. In dit vak ontwikkelen studenten een applicatie voor een klant. Effectief mondeling en schriftelijk communiceren (V5) komt volgens de zelfstudie in nagenoeg alle onderdelen van de opleiding aan de orde. In het bijzonder worden deze vaardigheden ontwikkeld in de vakken Inleiding in organisatietheorie, Management & informatie, Business Networks and IOS, Software Project Management, Decision Support Systems en de bachelorthesis. De eindterm die betrekking heeft op het uitvoeren van een literatuuronderzoek en het op basis daarvan vormen van een mening (V3), komt in de vakken Decision Support Systems en IS Strategy expliciet aan bod. Ook is in het derde jaar het vak Business and IM-Research gericht op de verwerving van deze vaardigheden en worden deze gedurende de rest van het jaar uitgebouwd, met de bachelorthesis als eindpunt. Bij de opbouw van het bachelorprogramma wordt vanaf het eerste jaar aandacht besteed aan de verwerving van onderzoeksvaardigheden door middel van een actieve deelname door de studenten. Hiertoe wordt door de hele studie heen, naast het hoorcollege, bij een aantal vakken gewerkt met werkgroepen. Studenten leren werken in een (project-)team te werken, gezamenlijk om onderzoek te doen, te rapporteren en presenteren en om literatuur te verwerken. Dit gebeurt al bij de eerstejaarsvakken Management en Informatie en Inleiding in de organisatietheorie en dat wordt voortgezet in latere vakken als Business Process Analysis (I en II), Software Project Management, Business Networks and IOS. Aan rapporteren en presenteren wordt ook individuele aandacht besteed. De zelfstudie beschrijft dat de basis voor het doen van zelfstandig wetenschappelijk onderzoek wordt gelegd in het derde jaar in het vak Business and IM-Research. De studenten maken kennis met de ‘empirische cyclus’ in wetenschappelijk onderzoek bestaande uit de fasen van probleem definiëring, hypothese formulering, research design, meten van constructen, data verzameling en analyse, tot en met validatie. Het sluitstuk van de training in wetenschappelijke vaardigheden vindt plaats bij de bachelorthesis. De eindtermen die betrekking hebben op attitude zijn niet verwerkt in een tabel. De opleiding stelt dat de attitude-eisen in de opleiding aan bod komen doordat zij geacht worden veel papers te schrijven, in groepsverband aan cases werken en presentaties geven. Oordeel De commissie heeft de tabel uit de zelfstudie waarin de eindtermen gekoppeld zijn aan vakken bestudeerd en vergeleken met de eindtermen van de opleiding. Ook heeft de commissie de inhoud van de vakken bekeken. Zij stelt vast dat het programma de studenten in staat stelt alle geformuleerde eindtermen te realiseren. De eindtermen, zoals geconcludeerd QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
26
bij facet 1, zijn ontleend zijn aan de domeinspecifieke eisen. De commissie stelt vast dat de eindtermen vertaald zijn in het programma.. Bacheloropleiding Economie en Informatica: het oordeel van de commissie is voldoende.
F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Beschrijving De samenhang van het programma volgt uit de basisarchitectuur die bestaat uit vier typen van vakken, te weten enerzijds basis- en vervolgvakken, anderzijds methode- en domeingerelateerde vakken. De zelfstudie beschrijft de inhoudelijke structuur van het programma als volgt. Studenten moeten beschikken over voldoende (bedrijfs-)economische kennis om vast te kunnen stellen aan welke eisen de (bestuurlijke) informatievoorziening en de informatiesystemen in een organisatie moeten voldoen. Deze kennis vormt het uitgangspunt vanuit waar invulling wordt gegeven aan het Informatiemanagement, waartoe studenten moeten beschikken over voldoende kennis van informatiesystemen en managementvraagstukken in verband met informatiesystemen. Daarnaast moet de bachelorstudent Economie en Informatica zich basiskennis en vaardigheden eigen maken in verband met algemene methodologische vakken als Wiskunde en Statistiek. Eigen aan iedere Tilburgse bacheloropleiding is verder dat het programma een introductie moet bieden in de wijsbegeerte. Oordeel De commissie concludeert dat de opleiding een klassieke opbouw en samenhang kent. De methodologische opbouw is zichtbaar doordat in het eerste jaar inleidende vakken worden gegeven in bijvoorbeeld wiskunde en statistiek. In het tweede jaar van de opleiding volgt de student hiervan de vervolgvakken. De opbouw in kennis komt tot uitdrukking in de algemene bedrijfseconomische vakken (micro-economie, organisatietheorie, marketing, financiering en accounting), waarna de student steeds meer basiskennis verwerft in het vakgebied. Na het verwerven van deze economische basis, verdiept de student zich in het vakgebied. De klassieke opbouw en samenhang kan worden gekarakteriseerd als een strategie van ‘eerstde-pijlers-en-dan-de-brug’. Het voordeel van de klassieke strategie is dat in principe een grondige kennis wordt verkregen van de ‘pijlers’. Dit is vooral bevorderlijk voor de verticale samenhang van het programma over de jaren heen. Het nadeel is evenwel het gevaar dat men blijft bouwen aan de ‘stevige pijlers’, en er van de overkoepelende ‘brug’ – het afgestemd of geïntegreerd laten verwerven van kennis en vaardigheden van Economie en Informatica maar weinig terecht komt. De horizontale samenhang tussen de domeinen kan hiermee achterblijven. Zo geven studenten aan dat het eerste jaar erg economisch is, en dat de koppeling met informatica pas aan het einde van het eerste jaar aan de orde komt. De samenhangende beschouwing van Economie en Informatica komt in het programma wel aan de orde, bijvoorbeeld in de vakken ‘Business Process Analysis 1 en 2’, echter de aandacht voor de brugfunctie zou steviger kunnen en eerder aan de orde kunnen komen, zowel inhoudelijk als methodisch. QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
27
Over het geheel gezien stelt de commissie vast dat het curriculum een voldoende inhoudelijk, klassiek verticaal samenhangend programma heeft. De horizontale samenhang is wat aan de magere kant, maar in uitwerking wel voldoende. Bacheloropleiding Economie en Informatica: het oordeel van de commissie is voldoende.
F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Beschrijving Studenten hebben gemiddeld 15 contacturen per week. Daarmee streeft de opleiding naar 25 uur zelfstudie per week. Het aantal contacturen van een 6 EC-vak in het eerste jaar bedraagt normaal 4 uur per week. Voor een 6 EC-vak in het tweede en derde jaar zijn er gemiddeld 3 contacturen per week. Elk semester van de opleiding bevat 30 EC. De opleiding stelt dat terugkerende belemmeringen die in het verleden (mogelijk) hebben geleid tot studievertraging, de cursussen Wiskunde, Statistiek en Accounting, in het eerste jaar van het programma aan bod komen. De opleiding signaleerde een toenemende kloof tussen het instroomniveau/de voorkennis van vwo-studenten op het gebied van wiskunde en statistiek, en het niveau dat bereikt moest zijn aan het einde van het eerste jaar. De opleiding heeft de vakken Wiskunde en Statistiek gespreid over een heel semester. De studenten hebben op die manier meer tijd om wiskundige en statistische principes te laten bezinken. Ook wordt in instructie- en werkcolleges geoefend met de materie, wat leidt tot extra contacturen. Op het gebied van Accounting probeert de opleiding via pilots met weblectures, webtutorials en webtasks studenten actiever bij het vak te betrekken, om ze te motiveren eerder en intensiever met het vak aan de slag gaan. De studenten met wie de commissie tijdens het bezoek sprak, gaven aan dat er in het eerste jaar enkele struikelvakken zitten, te weten Statistiek en Wiskunde. Verder gaven ze aan dat het vak Management & informatie, dat in het eerste jaar in het laatste blok wordt gegeven, eerder in het eerste jaar verzorgd zou kunnen worden, zodat studenten eerder in aanraking komen met het vakgebied van hun studie (zie ook hiervoor). De overige vakken in het eerste studiejaar zijn namelijk economisch van aard. Studenten zouden wellicht minder snel met de studie stoppen als Management & informatie eerder in het curriculum gegeven zou worden. Ze hebben dit aangekaart bij de opleiding en hebben vernomen dat het qua planning niet realiseerbaar is. De studenten gaven aan gemiddeld per week ongeveer 30 uur aan hun studie te besteden. Ook lieten zij weten in het eerste jaar van de studie hard te moeten werken, maar dit niet problematisch te vinden. Zij vinden het programma goed studeerbaar en voelen zich uitgedaagd.
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
28
Oordeel De commissie vindt de werkelijke tijdsbesteding van de studenten aan de lage kant maar erkent dat dit een landelijke trend is. Ook constateert de commissie dat de studielast op een weloverwogen manier verspreid is over de semesters. De commissie waardeert het feit dat de opleiding de vakken Wiskunde, Statistiek en Accounting als struikelvakken erkent en er aan werkt om de studeerbaarheid van deze vakken te verbeteren. De maatregelen die de opleiding roostertechnisch heeft getroffen acht zij adequaat; echter, aandacht voor de vakdidactiek en de kwaliteit van de docenten lijkt ook van belang te zijn. De commissie adviseert voorts de opleiding om ook bij andere vakken actieve participatie van studenten te bevorderen en de (beste) studenten in het onderwijs verder uit te dagen. De commissie komt tot het oordeel dat het programma in voldoende mate studeerbaar is. Bacheloropleiding Economie en Informatica: het oordeel van de commissie is voldoende.
F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Beschrijving Het aantal eerstejaarsstudenten bij de bacheloropleiding Economie en Informatica was 17 in september 2005, 16 in 2006, 13 in 2007 en 21 in 2008. De universiteit heeft verschillende voorlichtingsactiviteiten en –middelen ontwikkeld. Zo worden er oriëntatiedagen voor leerlingen uit 4 vwo georganiseerd, wordt tweemaal per jaar een bachelorvoorlichtingsdag georganiseerd en zijn er proefstudeerdagen voor vwoleerlingen. Ook krijgen vwo-leerlingen de gelegenheid om studenten van bepaalde opleidingen te mailen met specifieke vragen. Leerlingen uit 5 en 6 vwo mogen enkele reguliere eerstejaarscolleges bijwonen. Het departement heeft zich daarnaast ingespannen om de opleiding onder de aandacht te brengen van de studenten uit het middelbaar onderwijs door middel van gastcolleges op middelbare scholen en gerichte “informatiemanagement cases” voor het VOS (Voorlichting Op Scholen) initiatief. De opleiding trekt vrijwel alleen mannelijke studenten. Bijna alle studenten zijn afkomstig van het vwo. Van de vwo-leerlingen heeft de meerderheid het profiel Economie en Maatschappij gevolgd, hoewel de laatste jaren het percentage studenten afkomstig uit één van de natuurprofielen stijgt. Toelatingseisen voor de bacheloropleiding Economie en Informatica zijn de volgende: • vwo-diploma met het profiel: • Economie en Maatschappij • Cultuur en Maatschappij, aangevuld met Wiskunde A 1,2 of Wiskunde B1 • Natuur en Techniek • Natuur en Gezondheid • vwo-diploma met Wiskunde A of B • een propedeusediploma van een Hbo-instelling behaald in 1986 of later met dezelfde pakketeisen vwo (soms een wiskundetoets extra) QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
29
•
een succesvol afgelegd toelatingsexamen (colloquium doctum)
De opleiding kent een lage instroom. De bachelorstudenten met wie de commissie sprak tijdens haar bezoek, gaven aan dat de opleiding voldoet aan de verwachtingen die zij voor aanvang van de studie hadden mede door de gekozen naamgeving Economie & Informatica. De lage instroom van de opleiding verklaren zij door de onbekendheid die de opleiding heeft onder decanen van middelbare scholen. Ook denken de studenten dat middelbare scholieren een beeld hebben van de opleiding dat niet overeen komt met de realiteit, namelijk het beeld dat de opleiding veel meer technisch van aard is dan de opleiding in werkelijkheid is. Oordeel De commissie constateert dat de kwalificaties waarover studenten moeten beschikken formeel zijn vastgelegd en overeenkomen met de relevante wettelijke eisen. De commissie stelt vast dat de toelatingseisen die worden gesteld, aansluiten bij het ingangsniveau en de doelstelling van de opleiding. Tegelijkertijd zou wellicht zowel de geconstateerde problemen met de struikelvakken Wiskunde, Statistiek, en Accounting als de kleine instroom moeten stimuleren tot intensievere contacten met de vooropleidingen. Enerzijds om goed aan te sluiten bij de vakinhoudelijke voorkennis, anderzijds om een goede beeldvorming over de opleiding in de vwo-scholen te bevorderen. Het geheel overwegende komt de commissie tot het oordeel ‘voldoende’ voor dit facet. Bacheloropleiding Economie en Informatica: het oordeel van de commissie is voldoende.
F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
Beschrijving Het programma van de bacheloropleiding omvat 180 EC. Oordeel De bacheloropleiding Economie en Informatica voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.
F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Beschrijving De opleiding kent drie typen colleges: hoorcolleges, instructiecolleges en werkcolleges/ computerpractica. Bij de werkcolleges en practica staat de zelfwerkzaamheid van de student centraal. Vooral door het stellen van vragen krijgt de student contact met de docent of student-assistent. De groepsgrootte bij een college waar zelfwerkzaamheid van de student voorop staat is beperkt. Tijdens het bezoek heeft de commissie geconstateerd dat de opleiding een nieuw didactisch concept wil invoeren: Research Based Learning (RBL). Doel hiervan is dat onderzoek, en het onderzoek dat wordt verricht door de docenten van de opleiding, nadrukkelijker dan nu het geval is naar voren komt in het programma.
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
30
Ook vernam de commissie tijdens het bezoek dat bij enkele vakken wordt gewerkt met actuele, virtuele technieken zoals ‘Second Life’. Daarnaast wordt ICT verwerkt in het onderwijs doordat bijvoorbeeld bij het vak Inleiding organisatietheorie gemaakte videoopnamen op Blackboard worden geplaatst. Bij het vak Accounting worden webtutorials gegeven en moeten de studenten webtasks uitvoeren. Oordeel De commissie stelt vast dat de opleiding in haar huidige vorm een klassiek didactisch concept heeft, omdat het onderwijs overwegend door middel van hoor- en werkcolleges wordt gegeven. Dit sluit aan bij de klassieke opbouw en samenhang van het programma (zie hiervoor). Gegeven de door de opleiding genoemde unieke combinatie van Economie en Informatica en de daarbij horende ‘brugfunctie’ had de commissie een realisering van een diepere doordenking van het didactisch concept verwacht. De recente gedachtevorming in de universiteit en de faculteit over ‘Research Based Learning (RBL)’ vindt de commissie dan ook op zijn plaats. Immers, hierdoor kan de verankering van het wetenschappelijke onderzoek in het bachelorprogramma, zoals genoemd bij facet 4, ook steviger tot uitdrukking kunnen komen in het programma. De commissie constateert echter ook dat, gelet op het implementatieplan van RBL (zie notitie d.d. 4 maart 2010), de opleiding E&I in dit kader niet tot de voorhoede van de innovatie hoort. De commissie is voorts te spreken over de manier waarop in een aantal vakken ICT-technieken op functionele wijze worden verwerkt in het onderwijs. Met deze ervaring kan de opleiding een speciale bijdrage geven aan de verdere uitwerking van RBL. Bacheloropleiding Economie en Informatica: het oordeel van de commissie is voldoende.
F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Beschrijving De Examencommissie van de FEB is ingesteld voor het afnemen van examens en de organisatie en coördinatie van tentamens. De Examencommissie heeft een aantal bevoegdheden gemandateerd. Examinatoren hebben een mandaat voor de samenstelling en beoordeling van tentamens en de ondertekening van getuigschriften. Studieadviseurs hebben een mandaat voor besluiten over vrijstellingen. Verder hebben de studieadviseurs mandaat over besluiten over toestemming met betrekking tot toegang tot vakken en/of toetsen die onderdeel uitmaken van het examen, beslissen of een tentamen moet worden afgelegd (hieronder vallen verzoeken tot vervanging van een verplicht vak), besluiten over een alternatieve toetskans en accorderen van de samenstelling van keuzeruimte binnen een opleiding. Zij moeten hierbij handelen conform de richtlijnen die de Examencommissie heeft opgesteld. De opleidingsdirecteuren verzorgen de behandeling en beoordeling van verzoeken voor toelating tot de premasterprogramma’s en de masteropleidingen. De toetsvorm is afhankelijk van de eindtermen/leerdoelen die worden nagestreefd. Wordt in een vak of onderdeel daarvan kennis en inzicht nagestreefd dan is de toetsvorm in de regel een schriftelijk tentamen. Worden in een vak of onderdeel daarvan vaardigheden nagestreefd dan wordt vooral gebruik gemaakt van opdrachten. De meeste cursussen van de opleiding Economie en Informatica worden via een schriftelijk tentamen getentamineerd, vaak in combinatie met een tussentoets, opdracht of het schrijven
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
31
van een werkstuk. Om de kwaliteit van de schriftelijke tentamens te waarborgen worden deze tentamens vooraf, zoveel als mogelijk is, door een tweede persoon gecontroleerd. Uniformiteit van de correctie van tentamens wordt gewaarborgd door middel van antwoordmodellen. Studenten weten wat er van hen verwacht wordt doordat aan hen proeftentamens met modelantwoorden ter beschikking worden gesteld. Indien er meerdere docenten bij een vak zijn betrokken, dan vindt een peer review bij het opstellen van tentamens vanzelf plaats, zo stelt het zelfevaluatierapport. In het zelfevaluatierapport wordt beschreven dat in het eerste jaar van diverse opleidingen aan de faculteit (en soms ook in andere studiejaren) presentaties en werkstukken worden beoordeeld met behulp van een beoordelingsformulier. Doel hiervan is dat helderheid wordt verschaft voor studenten over criteria waaraan een presentatie en werkstuk moeten voldoen. De docent vult dit formulier bij de beoordeling in en geeft met behulp hiervan feedback aan de studenten. Dit bevordert niet alleen transparantie naar studenten, maar zorgt er ook voor dat verschillende docenten die bij een cursus betrokken zijn, dezelfde criteria hanteren. Voor iedere cursus zijn er per jaar twee tentamenkansen. De uitslag van een schriftelijk tentamen moet binnen 15 werkdagen zijn vastgesteld. Wanneer een student deze tentamens niet haalt, zijn er in het volgende jaar weer twee kansen. Studenten mogen voldoendes herkansen om een hoger cijfer te behalen. In dat geval telt het hoogst behaalde cijfer. In 2007 heeft de Universiteit van Tilburg een extern bureau de opdracht gegeven een nulmeting uit te voeren over de kwaliteit van de tentamens, omdat er weinig zicht was op deze kwaliteit. In deze nulmeting werd aandacht besteed aan de opzet van de toetsing, het toetsconstructieproces, betrouwbaarheid en validiteit van de tentamens, het beoordelingsproces, en de mate van transparantie voor studenten. Naar aanleiding van deze nulmeting is een werkgroep ingesteld met vertegenwoordigers uit de verschillende faculteiten, welke enkele adviezen heeft uitgebracht ten aanzien van het toetsbeleid. Daarop heeft de Universiteit van Tilburg besloten met ingang van het academisch jaar 2009-2010 gedurende een periode van drie jaar alle toetsen van alle cursussen aan de Universiteit van Tilburg te analyseren op de volgende aspecten: de opzet van de toetsing, het toetsconstructieproces, het beoordelingsproces, cijferbepaling en –analyse en transparantie. De commissie heeft tijdens het bezoek enkele tentamens bestudeerd, evenals de bijbehorende antwoordmodellen. Bij de beoordeling van de bachelorthesis spelen veel aspecten een rol, zoals probleemformulering, probleemaanpak, creativiteit, onafhankelijkheid, schrijfvaardigheid, presenteervaardigheid en discussievaardigheid. Een beoordelingsformulier geeft aan hoe deze aspecten worden meegewogen bij de vaststelling van het eindresultaat. Tijdens het bezoek aan de opleiding constateerde de commissie dat de beoordelingsformulieren voor de bachelorthesis niet in alle gevallen (uitgebreid) worden ingevuld. In de meeste gevallen werd er in het daarvoor beschikbare kader geen nadere toelichting gegeven door de docent op de mate waarin aan het criterium was voldaan. Ook gaven de docenten aan dat de formulieren vaak door de eerste en tweede beoordelaar niet onafhankelijk van elkaar worden ingevuld. waardoor controle op het oordeel van een van hen niet voldoende is geborgd. De masterstudenten en alumni die de commissie tijdens het bezoek sprak vertelden dat de begeleiding die zij hadden gehad tijdens het schrijven van hun bachelorthesis veelal op eigen verzoek had plaatsgevonden. De begeleiding is volgens hen grotendeels afhankelijk van het initiatief van de student. Een ander punt dat naar voren kwam tijdens het gesprek met de QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
32
studenten was dat sommige docenten hun tentamens niet frequent vernieuwen. Bij enkele vakken valt, volgens de studenten, te achterhalen welke tentamenvragen uit voorgaande jaren worden hergebruikt. Oordeel De commissie constateert dat de opleiding protocollen hanteert ten aanzien van de tentaminering, maar dat deze nog niet structureel worden gebruikt. De commissie adviseert de examencommissie erop toe te zien dat het ontworpen toetsbeleid op systematische wijze wordt uitgevoerd. De commissie acht de tentamens die zij heeft bestudeerd tijdens het bezoek van goede kwaliteit, en concludeert dat de bijbehorende antwoordmodellen uitgebreid zijn waardoor de beoordeling en de terugkoppeling daarvan aan studenten zorgvuldig kan plaatsvinden. Wel wil de commissie opmerken dat docenten voor een aantal vakken systematisch meer nieuwe tentamens moeten ontwikkelen. De commissie plaatst voorts enkele kanttekeningen bij de begeleiding van de bachelortheses. De beoordelingsformulieren zouden zorgvuldiger moeten worden ingevuld, zodat de student uitgebreider feedback ontvangt op het geleverde werk, en de beoordeling gemakkelijker toetsbaar is voor een tweede beoordelaar, of een externe persoon. Ook meent de commissie dat voor een zo objectief mogelijke totstandkoming van het eindoordeel, de eerste en tweede begeleider onafhankelijk van elkaar een formulier moeten invullen om controle op het oordeel voldoende is geborgd. De commissie adviseert de opleiding tot slot om een proactieve houding aan te nemen bij de begeleiding van de bachelortheses. De commissie stelt vast dat door de toetsing en de beoordeling van de opleiding in voldoende mate wordt getoetst of de studenten de leerdoelen van de programmaonderdelen hebben gehaald. Bacheloropleiding Economie en Informatica: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Programma Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Programma. Voor de bacheloropleiding Economie en Informatica is het oordeel voldoende. 1.1.3. Inzet van personeel F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Beschrijving In het zelfevaluatierapport wordt aangegeven dat de FEB als uitgangspunt hanteert dat alle medewerkers gepromoveerd zijn (of bezig zijn met een promotietraject). Op een aantal uitzonderingen na, zo beschrijft de zelfstudie, is dit inderdaad het geval. Alle medewerkers hebben zowel een onderzoeks- als onderwijstaak. Ook aio’s hebben een onderwijstaak, 20% gedurende drie jaar. De FEB hanteert sinds 1996 het tenure track beleid voor jonge, recent
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
33
gepromoveerde wetenschappers. Zij worden gerekruteerd op de jaarlijkse internationale job markets, onder meer in de Verenigde Staten, krijgen vervolgens een uitnodiging om in Tilburg een lezing te komen geven en krijgen daarna eventueel het aanbod voor een tenure trackaanstelling. De tenure track-aanstelling is een tijdelijke aanstelling voor een periode van zes jaar. In deze periode moeten de medewerkers hoogwaardige onderzoeks- en onderwijsprestaties laten zien. Wanneer zij daaraan voldoen krijgen zij een vaste aanstelling (tenure). In tegenstelling tot andere FEB medewerkers, hebben zij een onderwijstaak van 40% en een gegarandeerde onderzoekstaak van 60% van hun tijd. Vaste medewerkers krijgen onderzoekstijd op basis van de kwaliteit en kwantiteit van hun onderzoeksoutput in het verleden. Vaste medewerkers besteden gemiddeld 60% van hun tijd aan onderwijs en 40% aan onderzoek. Voor een vaste aanstelling moeten de medewerkers uit de tenure track zelfstandig artikelen hebben gepubliceerd in tijdschriften die door de FEB als ‘top, zeer goed of goed’ zijn gekwalificeerd. Daarbij moeten ze onderwijsevaluaties hebben die van een hoger niveau zijn dan die van het gemiddelde van collega’s die soortgelijke cursussen geven. Uit de gesprekken van de commissie met docenten blijkt dat er ook een “Adjunct Professor”traject is. Dit traject is bedoeld voor medewerkers die door de sterke focus op hun onderwijstaak niet binnen de gestelde tijd aan de onderzoekseisen van een tenure track kunnen voldoen. In het zelfevaluatierapport wordt verwezen naar de website ‘Experts en expertise’ van de Universiteit. Hierin is van alle docenten informatie opgenomen over de onderwijs- en onderzoeksactiviteiten, publicaties, nevenwerkzaamheden en eventuele bijzonderheden. Het onderzoek van de faculteit wordt uitgevoerd binnen CentER (Center for Research in Economics in Business). Het onderzoek van de faculteit neemt een hoge plaats in op verschillende internationale ranglijsten. Zoals beschreven in het zelfevaluatierapport staat de FEB op de vierde plaats in Europa (en wereldwijd op plaats 27) op de ranglijst van de Research Papers Economics website en op de derde plaats (in Europa, wereldwijd op plaats 52) op de ranglijst van de University of Dallas (2003). De kwaliteit van het wetenschappelijke personeel blijkt verder uit de beoordeling van de onderzoeksprogramma’s van de faculteit door verschillende instanties (VSNU in 2002, Scientific Council van CentER in 2005, onderdeel van de interne Mid-Term Review en VSNU in 2009). De onderzoeksprogramma’s worden veelal beoordeeld met ‘goed (4)’ of ‘excellent (5)’. Oordeel De commissie constateert dat de meeste docenten die onderwijs verzorgen binnen de opleiding gepromoveerd zijn. De commissie stelt verder vast dat de meeste docenten die het onderwijs verzorgen, als onderzoeker relevante bijdragen leveren aan het vakgebied. De docenten publiceren veelal in toonaangevende tijdschriften en genieten een goede reputatie op onderzoeksgebied. Zoals opgemerkt bij facet 4 kan er in het programma meer gebruik gemaakt worden van deze publicaties. De commissie stelt vast dat er een traject met betrekking tot “Adjunct Professors” wordt geïntroduceerd. De commissie vindt de naamgeving “Adjunct” verwarrend omdat in de VS daarmee hoogleraren worden aangeduid die niet tot de vaste staf behoren. De commissie is positief over het feit dat de faculteit innovaties in het onderwijs met excellente docenten wil bevorderen, echter de onderzoekscomponent en de invulling en naamgeving van deze nieuwe functie dient beter te worden ingevuld. QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
34
Bovenstaande in acht nemende, stelt de commissie vast dat de bacheloropleiding Economie en Informatica wordt verzorgd door docenten die in voldoende mate een relevante bijdrage leveren aan het onderzoek in hun vakgebied. Bacheloropleiding Economie en Informatica: het oordeel van de commissie is voldoende.
F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Beschrijving In zelfstudie wordt opgemerkt dat het lastig is om de staf-student ratio per opleiding uit te drukken, aangezien docenten binnen de faculteit in meerdere opleidingen vakken verzorgen. Er zijn geen overzichten beschikbaar van de hoeveelheid fte per docent per vak per opleiding. Daarom wordt de staf-student ratio en de staf-diploma ratio voor de FEB als geheel berekend. De student-staf ratio ligt rond de 20. Doorgaans geven vaste medewerkers gemiddeld 60%, tenure trackers 40% en aio’s 20% van hun tijd onderwijs (maar dit kan fluctueren). De voorbije jaren kende de bacheloropleiding Economie en Informatica een beperkte instroom waardoor de ‘eigen’ cursussen altijd in kleine groepen konden worden gegeven. Hierbij merkt de opleiding op dat een aantal vakken, onder meer Decision Support Systems, Business Networks and IOS, en Information Systems Strategy, een behoorlijk aantal (ongeveer 50) studenten aantrekken uit de andere opleidingen van de faculteit. Voor de bedrijfseconomische en algemenere vakken voegen de studenten Economie en Informatica zich bij grotere groepen. Sinds het academisch jaar 2009-2010 schuiven voor het eerst ook uitwisselingsstudenten aan bij de eigen colleges, maar desondanks is de reguliere groepsgrootte voor de eigen cursussen zelden groter dan 40 studenten. Tijdens het bezoek viel het de commissie op dat de samenstelling van het docentencorps geen grote diversiteit kent. Oordeel De commissie concludeert dat er voldoende staf aanwezig is om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. De kleinschaligheid van de opleiding garandeert een voldoende aantal docenten waarmee studenten in relatief kleine groepen onderwijs wordt gegeven. Bacheloropleiding Economie en Informatica: het oordeel van de commissie is voldoende.
F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Beschrijving Ieder jaar houden de Heads of Departments functioneringsgesprekken met hun medewerkers, waarvoor gespreksformulieren zijn ontwikkeld. Voor de bespreking van het onderwijs wordt o.a. gebruik gemaakt van de resultaten van de cursusevaluaties.
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
35
De opleidingsdirecteuren kunnen in hun jaarlijkse bespreking met de Heads of Departments aangeven wanneer zij niet tevreden zijn over het functioneren van een docent. Zij kunnen eventueel een aan hun opleiding toegewezen docent weigeren. Tijdens het bezoek bevestigde een onderwijsdirecteur dat dit incidenteel gebeurt. De Faculty Evaluation Committee (FEC) heeft criteria opgesteld voor bevorderingen van FEB-medewerkers. Eén van deze criteria betreft de onderwijsprestaties. Bij andere bevorderingen wordt ook gekeken naar de bijdrage van de medewerker aan onderwijsinnovatie en de ontwikkeling van onderwijsprogramma’s. Met ingang van 2010 voert de Universiteit van Tilburg de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) in voor alle nieuwe medewerkers van de Universiteit van Tilburg. Het Onderwijsbureau van de FEB bereidt momenteel de oprichting voor van een onderwijsexpertisecentrum binnen de faculteit om de binnen de faculteit aanwezige expertise op onderwijskundig en didactisch gebied bij docenten te inventariseren, te bundelen en beschikbaar te stellen aan alle medewerkers. De faculteit organiseert diverse keren per jaar een vierdaagse basiscursus didactiek voor beginnende (universitair) docenten en AIO’s. De cursus is voor deze doelgroepen verplicht. Ieder jaar vinden één of meerdere workshops plaats over onderwijskundige thema’s. In de afgelopen twee jaar betrof dit bijvoorbeeld het begeleiden van scripties, case onderwijs, toetsing en interculturele communicatie. Deze workshops worden georganiseerd door het Onderwijsbureau. Meestal worden externe deskundigen gevraagd voor het geven van een inleiding op dit gebied. Doorgaans zijn er ongeveer 20 deelnemers aan een dergelijke workshop. Sinds enkele jaren organiseert de Stuurgroep ‘ICT en onderwijs’ van de FEB aan het eind van het collegejaar een themabijeenkomst, waarin docenten die ervaringen hebben opgedaan met ICT-toepassingen in het onderwijs worden uitgenodigd hun ervaringen te delen met andere medewerkers van de faculteit. Daarnaast biedt het Onderwijsbureau op diverse manieren individuele ondersteuning aan docenten. Alle medewerkers van de Universiteit van Tilburg zijn sinds het academisch jaar 2008-2009 verplicht deel te nemen aan een Engelse taaltoets. Naar aanleiding van de resultaten van deze toets krijgen zij een advies voor eventuele verbetering van hun Engelse taalvaardigheid. Medewerkers die naar aanleiding van de toets of op eigen initiatief hun Engelse taalvaardigheid willen verbeteren kunnen hiervoor terecht bij het Talencentrum van de Universiteit van Tilburg. Er zijn cursussen algemeen Engels, academisch schrijven en er is individuele begeleiding bij het geven van onderwijs in de Engelse taal. Tijdens het bezoek aan de opleiding vertelden de docenten dat wanneer zij onvoldoende scoren bij de Engelse taaltoets, zij belang hechten aan het volgen van een cursus. De studenten die de commissie sprak merkten op dat zij de Engelse taalvaardigheid van hun docenten niet altijd van voldoende kwaliteit vinden. Ook lieten zij weten in enkele gevallen grote verschillen te signaleren in de didactische kwaliteit van hun docenten. Oordeel De commissie stelt vast dat de kwaliteit van het personeel op vakinhoudelijk en onderwijskundig gebied over het geheel gezien voldoende is; echter, dat in een aantal individuele gevallen speciale aandacht noodzakelijk is. De commissie heeft geen reden aan te QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
36
nemen dat de organisatorische kwaliteiten van het docerende personeel niet adequaat is. De commissie constateert echter wel dat studenten verschillen ervaren betreffende de didactische kwaliteit van de docenten. Ook het Engels van een aantal docenten verdient nadere ontwikkeling. In de functioneringsgesprekken zouden dit voor de betreffenden punten van aandacht moeten zijn. Zowel op universitair als facultair niveau worden voldoende mogelijkheden geboden om docenten te helpen bij hun didactische ontwikkeling, en de verbetering van hun Engelse taalvaardigheid. Bacheloropleiding Economie en Informatica: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Inzet van personeel Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Inzet van personeel. Voor de bacheloropleiding Economie en Informatica is het oordeel voldoende. 1.1.4. Voorzieningen F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Beschrijving De Universiteit van Tilburg beschikt over 75 collegezalen van verschillende grootte met in de meeste zalen ingebouwde computer- en beamerfaciliteiten. De universiteit beschikt naast deze collegezalen ook over diverse computerpracticumruimten met multimediavoorzieningen. Wanneer daarin geen college wordt gegeven kunnen studenten deze ruimten gebruiken voor zelfstudiedoeleinden. Ook zijn er enkele zalen ingericht als afstudeerruimten. De Universiteit van Tilburg heeft een Elektronische Studiegids (ESG) waarin alle opleidingen en programma’s staan beschreven, cursusbeschrijvingen zijn opgenomen en de college- en tentamenroosters zijn te vinden. Deze ESG is voor iedereen toegankelijk, ook voor belangstellenden van buiten de universiteit. Daarnaast zijn in het Blackboard Learning System vrijwel alle cursussen ondergebracht en hebben docenten gedetailleerdere informatie over hun cursussen opgenomen. Voor samenwerking tussen studenten beschikt de Universiteit van Tilburg over BSCW, een programma dat samenwerking op afstand via het internet mogelijk maakt. Elk jaar doet de dienst Studentenzaken onderzoek naar de mening van studenten over diverse zaken, waaronder een aantal voorzieningen van de universiteit. Hieruit blijkt dat de mening van de studenten over de kwaliteit van de collegezalen en lesruimtes redelijk positief is. Over de hoeveelheid werkplekken voor zelfstudie zijn de studenten minder positief, maar vanaf 2007-2008 was wel een lichte stijging van de gemiddelde score te zien ten opzichte van het jaar daarvoor. De bibliotheek wordt, ten tijde van het bezoek van de commissie, verbouwd. Wanneer de verbouwing gereed is zullen er meer studieplekken beschikbaar zijn voor studenten. De studenten lijken de laatste jaren ook tevreden over de ICT faciliteiten. De commissie heeft tijdens het bezoek aan de opleiding een rondleiding gehad over de campus. Zij heeft collegezalen van diverse grootte gezien en heeft de werkplekken voor studenten uitgebreid bekeken.
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
37
Oordeel De commissie is onder de indruk van de verschillende collegezalen die zij tijdens het bezoek aan de opleiding aantrof. Voor alle verschillende werkvormen zijn goed uitgeruste zalen beschikbaar. De vele werkplekken waar studenten, individueel dan wel in een kleine groep, aan opdrachten kunnen werken zijn eveneens goed uitgerust. Voor een opleiding waarbij ICT een belangrijke component is, zijn de aangetroffen voorzieningen in de mening van de commissie uitstekend. Bacheloropleiding Economie en Informatica: het oordeel van de commissie is goed.
F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Beschrijving De faculteit heeft vijf studieadviseurs in dienst. Iedere studieadviseur is verbonden aan een aantal bachelor- en of masteropleidingen. Daarnaast is er een coördinator van de afdeling Studieadvisering/Examencommissie die, waar nodig, op piekmomenten ook als studieadviseur actief is. Tot voor kort was het uitgangspunt van de faculteit dat studenten zelf verantwoordelijk zijn voor hun studie en studiegedrag. Mede op basis van de resultaten van enquêtes onder studenten, het vertrek van een aantal studieadviseurs in korte tijd, studievoortgangoverzichten en groeiende inzichten in de studieduur van de studenten, heeft de faculteit geconcludeerd dat zij een proactievere houding moet aannemen ten aanzien van de begeleiding. Tijdens het bezoek vernam de commissie dat de faculteit daarom in april studenten die in de problemen dreigen te komen, zal uitnodigen voor een gesprek met de studieadviseur. Tot voor kort werden studenten niet opgeroepen voor een gesprek met de studieadviseur; en kregen bepaalde groepen studenten één maal in het eerste studiejaar (nadat het voorlopige Bindend Studieadvies is gegeven, na de eerste studieperiode) een brief waarin ze werden gestimuleerd contact op te nemen met de studieadviseurs. Studenten met problemen die diep ingrijpen in hun persoonlijk leven en voor (ernstige) studievertraging zorgen, worden door de studieadviseurs doorwezen naar de studentendecanen en studentenpsychologen die werkzaam zijn bij de afdeling Studenten Advies Bureau (SAB) van de dienst Studentenzaken van de Universiteit van Tilburg. Bij het Talencentrum van de Dienst Studentenzaken kunnen studenten cursussen Nederlands, Nederlands voor Anderstaligen, Frans, Duits, Engels, Spaans, Italiaans en Chinees volgen, bijvoorbeeld ter voorbereiding op een verblijf in het buitenland of voor het volgen van een Engelstalige Masteropleiding. Alle studenten van de Universiteit van Tilburg ontvangen ‘Taalvouchers’ met een totale waarde van 12 EC waarmee ze gedurende hun studie twee taalcursussen van 6 EC kunnen volgen bij het Talencentrum. De informatievoorziening voor de studenten is als volgt ingericht. De faculteit verspreidt via een e-mail één tot twee maal per maand een digitale Engelstalige nieuwsbrief. In deze nieuwsbrief zijn ontwikkelingen over het onderwijs binnen de FEB opgenomen, worden de studenten herinnerd aan belangrijke zaken en worden wetenswaardigheden over de faculteit vermeld. De studenten die de commissie tijdens het bezoek aan de opleiding sprak, lieten
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
38
weten tevreden te zijn over de manier waarop zij over uiteenlopende zaken worden geïnformeerd. Oordeel De commissie stelt vast dat de wijze waarop de studiebegeleiding is georganiseerd klassiek en reactief van aard is, hoewel het wel meer proactief is geworden. Zij is positief over de extra studieadviseurs die de faculteit heeft aangetrokken. De commissie waardeert het plan van de opleiding om de studenten die in de problemen dreigen te raken uit te nodigen voor een gesprek, al kan dit, in het verlengde van de al meer proactieve intenties, naar het oordeel van de commissie nog wel eerder in het studiejaar plaatsvinden. Verder adviseert zij om meer voordeel te halen uit de kleinschaligheid van de opleiding. Naast het actief benaderen van de wat minder goed presterende studenten, zou studiebegeleiding volgens de commissie ook gericht moeten zijn op het opsporen en stimuleren van getalenteerde studenten. Op deze manier kunnen getalenteerde studenten naar een hoger niveau worden gebracht. Bacheloropleiding Economie en Informatica: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Voorzieningen Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Voorzieningen. Voor de bacheloropleiding Economie en Informatica is het oordeel voldoende. 1.1.5. Interne kwaliteitszorg F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Beschrijving Een groot deel van de interne kwaliteitzorg wordt geregeld op het niveau van de faculteit en is daarom voor alle bachelor- en masteropleidingen hetzelfde. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de opleiding is in handen van de opleidingsdirecteur. De opleidingsdirecteur rapporteert over zijn werkzaamheden en resultaten aan de Vicedecaan Onderwijs. Het Onderwijsbureau van de faculteit ondersteunt de opleidingsdirecteuren bij hun taak. De opleidingscommissie (OLC) houdt toezicht op de werkzaamheden van de opleidingsdirecteur en geeft hem advies over de activiteiten. De Examencommissie houdt zich, zoals besproken bij facet 11, specifiek bezig met de regelgeving rondom toetsing en examinering. Op het niveau van de universiteit is een permanente Stuurgroep Kwaliteitszorg Onderwijs ingesteld, die activiteiten rondom de onderwijskwaliteit van de universiteit als geheel coördineert. Twee maal per jaar maakt de opleidingsdirecteur een rapportage over de stand van zaken met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs, aan de hand van een vastgesteld format. De opleidingsdirecteuren worden van managementinformatie voorzien door de afdeling Kwaliteit en Innovatie van het Onderwijsbureau van de faculteit. Tijdens het bezoek heeft de commissie enkele rapportages gelezen. Het viel de commissie op dat de formats voor de halfjaarlijkse rapportage niet uitgebreid waren ingevuld. De faculteit beschikt over verschillende instrumenten om de kwaliteit van de opleiding te onderzoeken. Alle resultaten worden (zover mogelijk) opgenomen in het elektronische opleidingsdossier van de opleiding. Een opleidingsdirecteur en de OLC hebben hiermee op een overzichtelijke wijze de beschikking over alle verzamelde gegevens over de opleiding. QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
39
In het academisch jaar 2003-2004 is door de Universiteit van Tilburg de permanente Stuurgroep Kwaliteitszorg Onderwijs (SKO) opgericht, onder voorzitterschap van de rector magnificus. De overige leden zijn medewerkers afkomstig uit alle faculteiten en enkele ondersteunende diensten en studenten. De Stuurgroep stelt projectgroepen in die zich bezig houden met het formuleren van voorstellen over verschillende aspecten van onderwijskwaliteit. In de afgelopen jaren zijn o.a. de volgende projecten gerealiseerd: fraudebestrijding, scriptiebegeleiding, selectie aan de poort, roostering en inschrijfprocedures, beoordeling van tentamens, uniformering van cursus- en tentamenevaluaties, het functioneren van opleidingscommissies en de Basiskwalificatie Onderwijs. De voorstellen van deze projectgroepen worden besproken in de SKO en vervolgens in de universiteitsraad en de faculteiten. Naar aanleiding daarvan worden ze in de hele universiteit geïmplementeerd. De Universiteit van Tilburg heeft besloten om halverwege een cyclus van externe beoordeling van het onderwijs door middel van een Mid-Term Review vast te stellen of het onderwijs het geambieerde kwaliteitsniveau heeft gehaald. Deze Mid-Term Review of Education heeft bij de opleidingen van de FEB in 2007-2008 plaatsgevonden. Mede naar aanleiding van deze MidTerm Review heeft de faculteit nieuw beleid ingezet op het gebied van onderwijs en internationalisering van het onderwijs en zullen enkele curricula in de komende jaren wijzigingen ondergaan. De commissie heeft deze Mid-Term Review tijdens het visitatiebezoek bestudeerd. Alle cursussen en bijbehorende tentamens worden ieder jaar door het Onderwijsbureau geëvalueerd met behulp van een standaard evaluatieformulier. Docenten kunnen de resultaten online raadplegen. Voor de opleidingsdirecteur vormen deze evaluaties een signaleringsinstrument dat samen met andere instrumenten, waaronder klankbordgroepen en analyse van slagingspercentages en eventuele gesprekken met docenten, inzicht biedt in de kwaliteit van de cursussen. Ook panelgesprekken met groepjes studenten worden ingezet om het verzorgde onderwijs te evalueren. Klankbordgroepen bespreken tijdens het lopende semester al over eventuele verbeterpunten die bij vakken gemaakt kunnen worden. Op verzoek van de opleidingsdirecteur wordt ook het curriculum als geheel geëvalueerd. De studenten met wie de commissie sprak gaven aan niet alle (met name kwalitatieve) informatie over de cursussen kwijt te kunnen op het evaluatieformulier. Zij vermoeden dat dit de reden is waarom sommige vakken relatief goed uit de evaluatie komen. Verder gaven zij aan binnen de klankbordgroepen niet snel negatieve feedback te geven op vakken, omdat ze op het moment van bespreking het cijfer nog moeten ontvangen en een kritische reflectie op de docent nog niet aandurven. Oordeel De commissie constateert dat er door de universiteit en faculteit voldoende evaluaties worden uitgevoerd, om de kwaliteit van het onderwijs te meten. Zij is positief over het initiatief van de opleiding een Mid-Term review uit te voeren. Wel adviseert zij de faculteit om de methodes van evaluatie onder de loep te nemen, zodat studenten de mogelijkheid krijgen om al hun feedback over de vakken kwijt te kunnen. De commissie denkt hier aan het stellen van open vragen op het evaluatieformulier. Verder kan worden overwogen om de resultaten van de verschillende evaluaties op een samenhangende wijze te presenteren en geschikt te maken voor een beleidsbespreking. Concluderend stelt de commissie vast dat de programmaonderdelen binnen de opleiding periodiek wordt geëvalueerd. QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
40
Bacheloropleiding Economie en Informatica: het oordeel van de commissie is voldoende.
F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Beschrijving In 2004 is een extra onderwijskundig medewerker aangetrokken bij de faculteit die het vaardighedenonderwijs binnen de bacheloropleidingen in kaart heeft gebracht en adviezen heeft gegeven voor verbetering. Voor het eerste jaar van de bacheloropleidingen zijn onderdelen ‘Presentatievaardigheden’ en ‘Schriftelijke Vaardigheden’ ontwikkeld waarin de studenten instructie krijgen over de kenmerken van goede presentaties en papers, tips krijgen voor het presenteren en schrijven, vervolgens ook zelf een presentatie geven en een paper schrijven en tenslotte expliciete feedback krijgen over hun presentatie- en schrijfvaardigheid, van zowel medestudenten als van deskundigen. Sinds 2008-2009 zijn deze onderdelen geïntegreerd in enkele objectvakken, bijvoorbeeld in Inleiding in de Organisatietheorie voor presentatievaardigheden. Voor alle bacheloropleidingen van de faculteit (met uitzondering van Econometrie en Operationele Research) is, zoals besproken bij facet 8, een extra cursus Wiskunde/Statistiek ingevoerd in verband met de geconstateerde kloof tussen het vwo en het aanvangsniveau van de bachelor. Naar aanleiding van de visitatie in 2002 heeft de opleiding enkele maatregelen genomen. Zo zijn de eindtermen van de opleiding aangepast. Om het beeld dat studenten hadden van wetenschappelijk onderzoek realistischer te maken zijn vakken opgenomen waarin studenten een eigen onderzoeksvoorstel moeten schrijven. Daarnaast zijn voor verschillende vakken internationaal gehanteerde handboeken geïntroduceerd die een duidelijke onderzoeksinvalshoek hebben. Verder heeft de opleiding de bij facet 1 genoemde benchmark uitgevoerd, om de positionering van de opleiding ten opzichte van gelijksoortige binnen- en buitenlandse opleidingen duidelijker in beeld te krijgen. Naar aanleiding van de opmerkingen van de Mid Term Review in 2008 over het toenmalige onderwijsconcept, heeft de bacheloropleiding een programmastructuur van basisvakken (in het eerste en tweede jaar) en vervolgvakken in het derde jaar , dat start in 2010. Ook zijn facultaire protocollen ten aanzien van scriptiebegeleiding en –beoordeling ontwikkeld. De student- en docentleden van de OLC met wie de commissie sprak, bevestigden dat de laatste jaren verbetertrajecten zijn geïnitieerd door de faculteit en de opleiding. Wel gaven zij aan dat de uitvoer van verbetermaatregelen meestal veel tijd in beslag neemt. De periode tussen de constatering van een probleem en het oplossen daarvan, is daardoor vaak lang. Oordeel De commissie constateert dat er zowel op het niveau van de faculteit, als op het niveau van de opleiding maatregelen tot verbetering worden genomen wanneer evaluatieresultaten dat vereisen. De commissie vindt de onder facet 7 genoemde verbeteringen bij de vakken Wiskunde, Accounting en Statistiek hiervan goede voorbeelden, al adviseert de commissie nogmaals om meer aandacht te besteden aan de vakdidactiek . Een ander duidelijk voorbeeld van een verbetermaatregel is volgens de commissie de beoogde invoering van het Research Based Learning, dat besproken is bij facet 10, al is de opleiding niet betrokken bij de pilot
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
41
hiervan binnen de faculteit. De commissie adviseert om de tijdsspanne van de verbetercyclus te verkorten zodat maatregelen sneller doorgevoerd kunnen worden. Bacheloropleiding Economie en Informatica: het oordeel van de commissie is voldoende.
F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Beschrijving Zoals besproken bij facet 17 zijn docenten en studenten bij de kwaliteitszorg betrokken via de OLC waarin zij vertegenwoordigd zijn. Deze OLC’s bestaan uit afgevaardigden van bijna alle bacheloropleidingen van de faculteit. Tijdens het bezoek sprak de commissie met de studenten docentleden van de OLC. Deze lieten weten dat ondanks het verbetertraject van de opleiding ten aanzien van de OLC’s, de informatievoorziening naar de OLC nog niet altijd tijdig en volledig plaatsvindt. Ook worden zij nog niet altijd op een juridisch correcte wijze betrokken bij besluitvormingsprocessen. Studenten zijn verder vertegenwoordigd door de cursus- en curriculumevaluaties. Ook nemen zij deel aan klankbordgroepen. Daarnaast is de studievereniging van de opleiding actief. Deze organiseert bijvoorbeeld voorlichtingsactiviteiten voor middelbare scholieren en heeft in het verleden ook activiteiten georganiseerd voor alumni. Alumni en vertegenwoordigers uit het beroepenveld spelen, zo vermeldt de opleiding in de zelfevaluatie, tot nog toe een relatief bescheiden rol in de kwaliteitszorg. De faculteit is op dit moment bezig met de werving van een alumni officer die zich bezig gaat houden met het alumnibeleid in de faculteit. Ook wordt een Career Centre voor alumni opgezet. De opleiding heeft een Raad van Advies met vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven en andere instellingen, mede met het doel het beroepenveld actief te betrekken bij de kwaliteitszorg van de opleiding. Tijdens het bezoek heeft de commissie enkele agenda’s en notulen van bijeenkomsten van de Raad van Advies bestudeerd. Oordeel De commissie is van oordeel dat studenten, docenten, alumni en het afnemend veld voldoende worden betrokken bij de kwaliteitszorg van de opleiding. Wel constateert de commissie dat vooral de docentleden van de OLC een meer proactieve houding zouden kunnen aannemen, mede gezien de wettelijke bevoegdheden van de OLC. Ook stelt de commissie vast dat, gezien de grote hoeveelheid opleidingen die onder de OLC vallen, de OLC relatief ver van de opleiding afstaat. De commissie adviseert de OLC om, door middel van een proactieve houding, de band met de opleidingsdirecteuren te versterken en daarmee de afstand tot de opleiding kleiner te maken. Ook een regelmatiger aanwezigheid van de opleidingsdirecteur in de OLC kan hiertoe bijdragen. Eenzelfde meer proactieve instelling kan ook worden verwacht van de examencommissie in een samenspel met de hiervoor genoemde OLC en opleidingsdirecteur. De wettelijke taken en bevoegdheden van de examencommissie, en het al dan niet mandateren daarvan, verdienen in het kader van de interne evaluatie bijzondere aandacht. De commissie is verder positief over de Raad van Advies van de opleiding, aangezien een Raad van Advies doorgaans op facultair niveau functioneert. De Raad van Advies van E&I is
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
42
in dit geval immers geheel gericht op de bacheloropleiding Economie en Informatica en de masteropleiding Information Management. De commissie stelt aan de hand van de notulen vast dat de Raad van Advies regelmatig bijeenkomt en een bijzonder zinvolle bijdrage levert aan de kwaliteitzorg van de opleiding. Bacheloropleiding Economie en Informatica: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg. Voor de bacheloropleiding Economie en Informatica is het oordeel voldoende. 1.1.6. Resultaten F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Beschrijving In de zelfevaluatie staat dat de bachelorthesis studenten moet voorbereiden op het doen van zelfstandig wetenschappelijk onderzoek. Studenten moeten een eigen onderzoek uitvoeren en hiertoe een probleemstelling formuleren, een onderzoeksaanpak definiëren, literatuur verzamelen en analyseren. Het geheel moet zorgvuldig worden opgeschreven. Eén van de uitgangspunten is dat het onderzoek vernieuwende aspecten bevat die het doen van een literatuurstudie overstijgen. De tabel in de zelfevaluatie waar de eindtermen van de opleiding worden gekoppeld aan individuele programmaonderdelen, geeft aan dat de thesis gekoppeld is aan de eindtermen V3 en V5. Deze eindtermen behelzen het in staat zijn een literatuuronderzoek uit te voeren en op basis daarvan een mening vormen, en het effectief schriftelijk en mondeling communiceren. Het proces van de bachelorthesis, zoals beschreven in de zelfevaluatie, kent drie bijeenkomsten op vaste tijdstippen: één inleidende bijeenkomst, één verplichte bijeenkomst waar iedereen een presentatie over zijn resultaten geeft, en één eindbijeenkomst. Studenten kunnen hun voorkeur uitspreken voor een mogelijk onderwerp voor hun bachelorthesis door een keuze te maken uit een vooraf gepubliceerde lijst met thesisonderwerpen, maar mogen ook zelf met een onderwerp komen. De coördinator van de bachelorthesis kent op basis van de ontvangen voorkeuren onderwerpen en begeleiders aan studenten toe. De toegewezen begeleider beschikt over de expertise om het onderwerp te begeleiden en te waken over de academische kwaliteit van het werk van de student. De begeleider ziet erop toe dat het onderwerp aansluit bij de opleiding, concreet en afgebakend is en relevant is. Tussen de verplichte bijeenkomsten door werkt de student aan zijn bachelorthesis, en heeft hij contact met zijn begeleider over de voortgang. Het eindcijfer wordt bepaald aan de hand van een beoordelingsformulier, waarbij kwaliteit van de inhoud, kwaliteit van het proces en kwaliteit van de communicatie een rol spelen. Voorafgaand aan het bezoek hebben de commissieleden acht bachelortheses ontvangen en bestudeerd. Deze theses waren allen literatuurstudies. De docenten met wie de commissie tijdens het bezoek sprak bevestigden dat de doelstellingen van de bachelorthesis betrekking
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
43
hebben op de eindtermen V3 en V5, en dat het doel van de thesis daarmee het opzetten en uitvoeren van een literatuurstudie is. Oordeel De commissie gaat bij haar beoordeling van de bachelortheses uit dat de doelstelling is dat studenten een literatuuronderzoek uitvoeren en hierover schriftelijk communiceren. De commissie vond de theses slordig van aard, zowel wat betreft de methodologische opzet van het literatuuronderzoek als de uitwerking ervan. De cijfers die de commissie toekende aan de theses vielen in bijna alle gevallen lager uit dan de cijfers die door de opleiding waren uitgedeeld. De commissie stelt vast dat de bachelortheses niet als exclusieve leidraad kunnen dienen bij de beoordeling van het gerealiseerde niveau van het gehele bachelorprogramma. Reden hiervoor is dat slechts twee van de eindtermen van de opleiding worden getoetst in de thesis. De commissie vindt dit niet per se problematisch, aangezien de andere eindtermen in het overige deel van het curriculum worden gerealiseerd. De commissie heeft bij facet 5 immers geconstateerd dat alle doelstellingen worden vertaald binnen het programma. Vervolgens heeft de commissie bij facet 11 vastgesteld dat de toetsing en beoordeling in voldoende mate betrekking heeft op de doelstellingen van de specifieke programmaonderdelen. Zoals vastgesteld bij facet 5, garandeert het vak Business Project Analysis II in het derde jaar de realisatie van de eindtermen die betrekking hebben op het gebruik van kwalitatieve en kwantitatieve modelleertechnieken en de ontwikkeling van een goed abstractievermogen. Ook zijn studenten na succesvolle afronding van dat vak in staat van modelleerparadigma te wisselen, en deze te combineren in gebruik en ontwerp van informatiesystemen. De eindtermen met betrekking tot verkregen kennis worden in dit vak nagenoeg alle gerealiseerd. De basiskennis van de ethische en maatschappelijke aspecten van informatiesystemen wordt verkregen in het vak Bedrijfsethiek, dat ook in het derde jaar wordt verzorgd. Basiskennis op het gebied van het ontwerpen, invoeren en beheren van informatiesystemen wordt in het tweede jaar van de opleiding tijdens meerdere vakken verkregen. Alle stappen van het onderzoeksproces worden in het derde jaar doorlopen in het vak Business and IM-research. De commissie stelt vast dat in het derde jaar van de bachelor de eindtermen qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen worden gerealiseerd. Wel adviseert zij de opleiding om maatregelen te nemen om de kwaliteit van de bachelorthesis te verhogen, door actievere begeleiding van de studenten, het geven van concrete feedback, en het consequent hanteren van de eigen nakijkprotocollen. Na het bezoek vernam de commissie dat de opleiding maatregelen gaat nemen die ervoor moeten zorgen dat de kwaliteit van de bachelortheses omhoog gaat. De commissie heeft er vertrouwen in dat de maatregelen zullen leiden tot een hogere kwaliteit van de theses. De commissie is van mening dat een bachelorscriptie zich kan beperken tot een literatuurstudie, als de kwaliteitseisen hiervan strikt worden gehanteerd. De voorkeur van de commissie voor de invulling van de bachelorthesis gaat uit naar een kleinschalig wetenschappelijk onderzoek. De commissie is van oordeel dat een bachelorscriptie het sluitstuk moet zijn van de bacheloropleiding en dat de scriptie de opgedane wetenschappelijke kennis en vaardigheden van de student moet reflecteren. Op die manier kan de bachelorthesis ook als leidraad dienen voor de beoordeling van het gerealiseerde niveau van het gehele bachelorprogramma. Uit het materiaal dat de commissie na het bezoek ontving, blijkt dat de opleiding de denkrichting van de commissie deelt. QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
44
Bovenstaande in overweging nemend, beoordeelt de commissie het gerealiseerde niveau van de bacheloropleiding als geheel met een voldoende. Bacheloropleiding Economie en Informatica: het oordeel van de commissie is voldoende.
F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Beschrijving De Universiteit van Tilburg heeft als streefcijfers geformuleerd dat het post-Bindend Studie Advies (BSA) rendement (dat wil zeggen: de studenten die de opleiding na het eerste jaar mochten voortzetten) na vier jaar studie 70% moet zijn en na vijf jaar 90%. Momenteel heeft gemiddeld 59% van de studenten in de faculteit de bacheloropleiding na vier jaar afgerond en 74% na vijf jaar. Gemiddeld 31% van de studenten behaalt binnen de nominale studieduur van drie jaar het bachelordiploma. Bij evaluaties van de cursussen komt met betrekking tot de bachelorthesis naar voren dat de studenten het liefst de mogelijkheid zouden hebben twee maal per jaar met dit studieonderdeel te beginnen, vanuit de gedachte dat ze bij een opgelopen studieachterstand geen jaar vertraging oplopen. De faculteit meent dat de bachelorthesis een cursus is zoals iedere andere cursus en dus ieder jaar maar één maal wordt aangeboden. Bovendien wil de faculteit uitstelgedrag niet in de hand werken. Daarom heeft de faculteit besloten de bachelorthesis eenmaal per jaar aan te blijven bieden. Gemiddeld heeft na de invoering van het BSA 50% van de eerstejaars studenten Economie en Informatica een positief Bindend Studieadvies gekregen. Voor de hele faculteit bedraagt dit percentage 74%. Er zijn geen grote verschillen zichtbaar tussen de situatie voor en na invoering van het BSA. De opleiding merkt op dat het verschil tussen de opleiding Economie en Informatica en de rest van de faculteit mede wordt veroorzaakt door een uitstroom van studenten die een verkeerde inschatting maakten van de inhoud van de opleiding. Oordeel De commissie constateert dat streefcijfers worden gehanteerd ten aanzien van het rendement. Het rendement is, ook in vergelijking met andere opleidingen aan de faculteit, laag. De commissie stelt vast dat de opleiding noodzakelijke acties in gang heeft gezet, zoals de onder facet 16 genoemde proactieve houding ten aanzien van studiebegeleiding (al kan dit nog meer geïntensiveerd worden), alsook de manier waarop de opleiding aankomende studenten informeert over de opleiding zoals beschreven onder facet 8 (ook hier kan nog meer geïntensiveerd worden). Ook waardeert de commissie in dit licht bezien de wijze waarop de opleiding omgaat met de onder facet 7 genoemde struikelvakken. Tenslotte is de commissie van mening dat ook de opleidingscommissie in een samenspel met de opleidingsdirecteur hier proactiever moeten zijn. Een bijzondere aandacht is in dit verband nodig voor docenten: zij moeten het lage rendement niet als een natuurlijk gegeven beschouwen; zij zijn juist de cruciale factor die het verschil kan maken. Bacheloropleiding Economie en Informatica: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Informatiekunde, Universiteit van Tilburg
45
Oordeel over het onderwerp Resultaten Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Resultaten. Voor de bacheloropleiding Economie en Informatica is het oordeel voldoende.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
46
Samenvatting van de oordelen van de commissie Bacheloropleiding Economie en Informatica: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen Voldoende 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoet Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Eindoordeel van de commissie over de bacheloropleiding Economie en Informatica De commissie komt, op grond van haar oordelen over de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader, tot het volgende eindoordeel: De bacheloropleiding Economie en Informatica voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
47
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
48
2.
Report on the master’s programme Information Management of Tilburg University
Administrative data Master’s programme Information Management: Name of the programme: CROHO number: Level: Orientation: Number of credits: Degree: Mode(s) of study: Location(s): Expiration of accreditation:
Information Management 60055 master academic 60 EC Master of Science full time Tilburg 09-02-2011
The site visit of the assessment committee Information sciences to the Faculty of Economics and Management of the Tilburg University took place on 3 and 4 March 2010. 2.0.
Structure and organisation of the faculty
Tilburg University (UvT) specialises in the field of human and social sciences, with the Faculty of Economics and Management (FEB) being one of the six faculties. Of the almost 12,000 UvT students, slightly less than half studies at the FEB. A quarter of all fte personnel works at the FEB. The faculty has a faculty management team, consisting of the dean, three vice-deans (Education, Research and Internationalisation), the director and a student advisor. The FEB offers 8 bachelor degree programmes and 19 master degree programmes and consists of 8 departments in which the scientific personnel (and the support personnel of the department) work: • Accountancy • Economics • Econometrics and Operations Research • Finance • Fiscal Economics • Information Management • Marketing • Organization and Strategy Each department has a head of department. In addition, there is a faculty office for the support personnel. It includes sections such as the Education Office, MT Staff Office, ICT Section, HRM Section, International Programmes Section and International Student Services Section. In 2009 the FEB was served by over 290.2 fte in scientific personnel. Each degree programme has a director. The degree programme director is responsible for the contents of the curriculum, quality assurance and improvement, admissions, information provision to students (current and prospective) and communication with other involved
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
49
parties within the faculty. The degree programme director is supported in his/her tasks by a student counsellor and a student advisor. In 2007 a Mid-Term Review of Education was conducted, led by Professor Abraham of KU Leuven. With this as a stimulus, the faculty decided to formulate a new policy regarding education and internationalisation and to implement the modernisation of several curricula. With the introduction of the bachelor-master structure in 2002-2003, the FEB decided on 8 wide-ranging bachelor and 19 specialised master degree programmes (based on the former doctoraal degree programmes). New degree programmes include the bachelor degree programme in Business Studies and the master degree programme in Economics and Finance of Aging. 2.1.
The assessment framework
2.1.1. Aims and objectives S1: Subject-/discipline-specific requirements The intended learning outcomes of the programme correspond with the requirements set by professional colleagues, both nationally and internationally and the relevant domain concerned (subject/discipline and/or professional practice).
Description The Master’s programme Information Management teaches students to understand the essential role of information as a production factor in the traditional as well as services industry, the usage of ICT for leveraging the efficiency of (e-) businesses and markets, the business case of enterprise software systems, and the economics of service provisioning (cost models, pricing, etc.). The programme prepares students for strategic information management roles (CIOs), having the ability to ascertain upward and downward alignment to tactical and operational levels in the IS organization. The self evaluation report explains that after completing the MSc Information Management, graduates go on to work for a wide range of organisations both domestically and internationally. They may pursue successful careers across many different sectors, government institutions, small and medium enterprises (SMEs) or multinationals. Organizations where graduates start their careers are banks, insurance companies, pension funds, hospitals, business and IT consultancy agencies, and research institutes. Alternatively, some graduates continue their studies by obtaining a PhD research position at FEB’s Center or another research school. The learning objectives of the Information Management programme, which according to the self evaluation report and the domain specific requirements are based on the guidelines of the Association for Information Systems (AIS), are the following: Knowledge Graduates have: • expert knowledge of alignment of business and ICT for the design, management, and governance of organizations (K1); • expert knowledge in the field of modelling/analysing decision and communication structures as well as integrated business processes within and between companies (K2); • knowledge on how modern information systems may leverage business process performance and gain competitive advantages (K3); QANU / Informatiekunde, Tilburg University
50
•
expert knowledge of the scientific aspects of organizations and the management of change (K4).
Skills Graduates have the skills to: • assess new technologies and assess potential of IT for innovation (S1); • analyze (integrated) business processes, management information needs and information flows (S2); • apply contemporary Information Management models and techniques for the alignment of business processes and the supporting IT infrastructure (S3); • apply project management techniques for roll-outs of enterprise-wide systems, and lead organizational change initiatives (S4); • give advise on whether to make or buy enterprise information systems (S5); • work in interdisciplinary teams and act as communicator between the various disciplines (S6); • conduct scientific research, and write and present scientific reports and articles (S7). Attitude Graduates have the attitude to: • study and solve practical and scientific problems from an interdisciplinary point of view (A1); • take up the challenges that result from the rapid changes in technology and being able to enthuse others for these challenges (A2); • be able to judge one’s own and other’s work critically (A3); • keep learning (life-long learning) (A4). The programme has performed a benchmark study through which it positions itself nationally as well as internationally. The universities the programme has compared itself with are the Universität Munster, the University of Warwick and the Erasmus Universiteit Rotterdam. Assessment The committee studied the learning objectives of the programme and compared them to the domain specific requirements. Since the domain specific requirements refer to the guidelines of the AIS, the committee also took those into account. The committee concludes that the learning objectives of the programme put more focus on the managerial and less on the technical aspects of information management. This agrees with the way the programme positions itself. Students learn how to apply project management techniques and work in interdisciplinary teams. They also gain expert knowledge in the field of modelling/ analysing decision and communication structures. These are just some examples of learning objectives that are relevant to the professional field the students are educated to function in. The committee establishes that the bridging function the programme fulfils between management and IT is formulated clearly in the learning objectives. Students obtain, for example, knowledge on the way modern information systems may leverage business process performance.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
51
The committee concludes that the learning objectives meet all requirements regarding this standard. Master’s programme Information Management: the committee assesses this standard as satisfactory.
S2: Bachelor and master level The intended learning outcomes of the programme correspond with the general, internationally accepted descriptions of a Bachelor’s qualification or a Master’s qualification.
Description The self evaluation report indicates that the learning outcomes of the Master’s programme Information Management correspond with the five internationally accepted descriptions of a Master’s qualification, as formulated by the Dublin descriptors. Knowledge and understanding The entry requirements ensure that students in the MSc Information Management have a broad knowledge of business administration and management in general, and more in particular the management of information systems. Applying knowledge and understanding During the course of the programme, the students apply their knowledge and demonstrate progress in the development of their skills by solving cases, do group assignments, write papers, and present and discuss their results. Also, the students set up their own research project and justify their key findings in a thesis. During this final stage of the programme, the ability of the students to apply knowledge in the vocational practice and / or add to the theory is also assessed. The amalgamation of these educational models - e.g., interactive lectures, group work, individual assignments, and labs,- ensures a rich and directed educational experience for IM students, effectively covering skill-objectives S1, S2, S3, S4, S5 and S7. Making judgements As stated in the self evaluation report, one of the key attitudes of the graduates is their ability to study and solve practical and scientific problems adopting an academic research methodology. The above mentioned process of developing a research question for a Master thesis, setting up and conducting research, and subsequently writing and defending the thesis indicates that students in the programme are sufficiently immersed with this ability. During the process of writing the thesis, the student is supposed to critically evaluate and correlate contemporary research solutions, while learning to be receptive to opinions and ideas from other research disciplines. Furthermore, the Master thesis supervisor will critically judge his progress and confront the student with his or her opinion about the research problem, approach, and proposed solutions. The programme refers to the skill-objectives S1, S2, S5 and the attitude-objectives A1 and A3. Communication According to the self evaluation report, attention is paid to writing and presentation skills, especially in the Master thesis. The thesis comprises an on average forty- to fifty-pages, providing students with the opportunity to improve and demonstrate their writing skills. The thesis has to be presented and defended before a graduation committee, comprised of two internal committee members. If applicable, the external (company) supervisor is present and
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
52
acts as an advisor to the committee. The thesis should fulfil all basic requirements for any scientific document, but at the same time be understandable for peers not directly familiar with the specific topic, for example fellow students in the MSc Information Management programme. See the skills objectives S3, S5 and attitude objectives A1, A3 and A4. Learning skills Information Management graduates will have learned how to acquire knowledge by searching and critically surveying literature, selecting relevant parts, and applying them for the purposes of solving a specific research problem. At the end of the programme, students are able to conduct a small, yet realistic scientific research project on their own. To achieve these objectives, acquiring knowledge by studying the relevant theories is not enough. The problem oriented approach with assignments, papers, and, in particular, the research project for the Master thesis is quintessential for this purpose. Lastly, the programme aims at instrumenting students with a life-long learning ability, stimulating graduates at all stages of their lives to pursue learning opportunities, and keep their knowledge and skill-set up to date with modern requirements put by the quickly-evolving knowledge-based economy. See attitude objectives A1, A2, A3 and A4, and the skills S1 to S8. Assessment The learning objectives show that the programme builds on the knowledge, skills and attitude achieved in the Bachelor’s programme. This becomes clear in, for example, the learning objective that states that the graduate has expert knowledge of alignment of business and ICT for design, management and governance of organizations, as well as expert knowledge of the scientific aspects of organizations and the management of change. Not only does the graduate have knowlegde of contemporary Information Management models and techniques, but the graduate is also able to apply them for the alignment of business processes and the support of IT infratructure. Another example of how the Master’s programme builds on the objectives obtained in the Bachelor’s programme, is the fact that the graduate of the Master’s programme can not only conduct scientific research and write reports, but she/he is also able to present scientific results. The committee establishes that the intended learning outcomes correspond with the general, internationally accepted descriptions of a Master’s programme. Master’s programme Information Management: the committee assesses this standard as satisfactory.
S3: Academic orientation The intended learning outcomes of the programme correspond with the following descriptions of a Bachelor’s and a Master’s qualification: • The intended learning outcomes are derived from requirements set by the scientific discipline, the international scientific practice and, for programmes to which this applies, the practice in the relevant professional field. • An academic bachelor (WO-bachelor) has the qualifications that allow access to at least one further programme at academic master's level (WO-master) and the option to enter the labour market. • An academic master (WO-master) has the qualifications to conduct independent research or to solve multidisciplinary and interdisciplinary questions in a professional field for which academic higher education is required or useful.
Description As stated in the self evaluation report, the objectives of the Master’s programme are to teach students a solid understanding of contemporary scientific concepts, theories, methods and
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
53
techniques, and the skills to apply these. The majority of the students is employed by (consultancy) companies and governmental institutions, while a few pursue a research career continuing as a PhD student. For this reason, it is of importance that students are able to apply and understand the theoretical concepts, methods and techniques of business-IT alignment and management of information systems in practice. Given future job positions of the students, it is also important that they acquire knowledge about and skills for business case analysis as well out the selection, implementation and rollout of packaged enterprise software solutions, such as, Enterprise Resource Planning systems and web-enabled business applications. Although not officially part of the programme, many students use an internship for their thesis work. During the internships, students are typically confronted with ill-structured, real-world information management problems that require a multi-disciplinary solution. One of the key skills they obtain in the programme is that they are able to translate a practical problem in a clearly specified academic research question that can be analysed, answered, and presented adopting scientific research methods. Analyzing and solving this problem involves combining theories and concepts from various scientific disciplines, such as marketing, cost accounting, and information systems. If students choose an internship, this means working together with employees from various functional departments. Another distinguishing characteristic for Information Management research problems is that they typically involve a mixture of qualitative and quantitative research methods, e.g., the student firstly embarks on case study research, after which a survey can be used to validate a hypothesis. Therefore, the objectives of the programme include skills such as being able to apply a qualitative/quantitative approach, being able to understand, critically assess, and apply scientific literature in information management, and being able to write and present reports. The programme therefore includes many cases and assignments involving recent academic literature. The Master thesis is very important to learn how to formulate a research question, perform scientific research and to communicate the results, both written and verbally. The interaction with the supervisors requires the student to critically reflect on his own work and to work according to the highest academic standards. Courses in the Master’s programme are taught by lecturers that have an enduring track-record in management of information systems. Almost all lecturers involved in the Master programme are involved in leading international research projects, and have worked internationally at prestigious research institutes and universities. Especially during the Master programme, the lecturers incorporate the latest scientific insights related to their course; typically the latest insights have not yet materialized in textbooks, so in many cases scientific articles, including conferences papers, journal and magazine articles. In this way, the students not only get acquainted with the latest developments, but also learn from scientific research projects performed by experienced researchers. The Master’s programme Information Management particularly draws from expertise built in the domain of service oriented architectures, global sourcing, business transformation, E-business, and knowledge management. Assessment As the committee concluded under standard 1, the learning objectives of the Master’s programme are derived from the scientific discipline and the practice in the relevant professional field.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
54
The graduate has also gained academic skills to ensure she/he is capable of conducting research independently. This is shown by the learning objective that describes that the graduate of the Master’s programme can conduct research and write and present scientific reports. Master’s programme Information Management: the committee assesses this standard as satisfactory. Assessment of the theme Aims and objectives The committee comes to an overall assessment of the theme Aims and objectives on the basis of its assessments of the separate standards. In the case of the master’s programme Information Management, it assesses this theme as satisfactory. 2.1.2. Curriculum Description of the curriculum of the programme The structure of the Master’s programme Information Management is presented below. Courses Management of Knowledge and Innovation Business Process Integration Advance Resource planning
ECTS Semester Compulsory / Elective 6
1
E
6 6
1 1
E E
Logistics and Information
6
1
E
Business Transformation and IT Business Intelligence Method Engineering E-business Seminar Information Management Master thesis Information Management
6 6 6 6 6 18
1 1 1 2 2 2
E E E C C C
In the first semester of the programme, the students chose five out of seven electives. In the second semester, the student follows the 2 mandatory courses, namely E-business and Seminar Information Management. In the second semester the Master thesis is also scheduled. All courses have self-study activities for students.
S4: Requirements for academic orientation The proposed curriculum meets the following criteria for an academic orientation: • The students develop their knowledge through the interaction between education and research within the relevant disciplines • The curriculum corresponds with current developments in the relevant discipline(s) by verifiable links with current scientific theories • The programme ensures the development of competences in the field of research • Where appropriate, the curriculum has verifiable links with the current relevant professional practice.
Description The self-evaluation states that all learning objectives are linked to the Dublin-descriptors. The students develop their knowledge through the interaction between education and research within the relevant disciplines
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
55
An advantage of the research conducted by the members of the research group Information Management is that in the programme, lecturers confront students with academic skills and knowledge. Members of the group of lecturers in the Master courses have publications in top-tier journals, like e.g. IEEE Computer, Communications of the ACM, and Information Systems. Papers from top-tier journals are used in lectures to confront students with recent developments in the field of Information Management. The curriculum corresponds with current developments in the relevant discipline(s) by verifiable links with current scientific theories The self evaluation report explains that researchers in the programme some time ago notified that standard textbooks pay insufficient attention to important new topics. An example of this is services science. Therefore, members of the department not only publish in well-known academic journals, they also write or edit books on the latest topics of interest that are then used in teaching (published, for example, by Wiley and MIT Press). The programme ensures the development of competences in the field of research Several of the courses assess the knowledge and skills of students not only through written exams, but also by making assignments, writing papers, and/or presenting their findings. This trains students in doing scientific research, formulate properly and concisely, and to develop and defend statements using scholarly methods. The seminar in the second semester prepares students to address a research project with an academic attitude. It is a mixture of guest lectures by experts in the field of Information Management, and student group presentations. The presentations focus on new developments in the field of Information Management and the topics will vary from year to year. The seminar requires active participation in the discussion of the new developments. Furthermore, the main objective of the Master thesis is to learn to do independent scientific research, and to write, present, and defend scientific work concerning a topic in the field of Information Management. Where appropriate, the curriculum has verifiable links with the current relevant professional practice The Master’s programme Information Management, together with the BSc Economie en Informatica, has an Industry Advisory Board, comprised of seven leading Dutch CIOs from companies and governmental institutions such as Logica, Achmea and TNT Post. The Industry Advisory Board meets two times per year, discussing the curriculum, the fit of the programme with the job market, future developments and other related issues. In addition, the programme keeps informed about developments in the professional practice through sponsored chairs. On the operational level, several first semester courses have guest speakers from the industry to talk on practical aspects of the courses’ topics. During the seminar in the second semester experts in the field of Information Management are invited to discuss the latest developments from an application point of view. With most students doing a Master thesis on a company problem, the supervisors keep in touch with practical problems and are able to incorporate these into their teachings and research. During the site visit, the Master’s students and the alumni told the committee that they do not use scientific articles in every course. They confirmed that the handbooks that are prescribed, comply research results. However, according to the students, the information in lecture materials sometimes is outdated, especially regarding modern ICT concepts and techniques.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
56
Assessment The committee concludes that within the programme a sufficient interaction takes place between education and research. Lecturers use handbooks as well as scientific articles to link their course to relevant developments in the field of Information Management. The committee notes that, as the students and alumni stated, the use of lecture materials (sheets, articles) sometimes results in studying somewhat not current theories or techniques. However, the committee thinks that after inspecting the course syllabi, the books and articles of the Master’s programme Information Management and discussing it with the lecturers, the course materials used are in general sufficiently up to date. However, the committee advises the programme to include a table in the self evaluation report, in which the individual courses and the materials used in them are explicitly linked to the current research programme and recent publications of the lecturers. As far as the interaction with the current relevant professional practice is concerned, the committee appreciates that the Information Management department has its own Advisory Board. Adding that to the guest lecturers from the professional field through which the students get in contact with CIOs, the curriculum has sufficient links with the professional field. Master’s programme Information Management: the committee assesses this standard as satisfactory.
S5: Correspondence between the aims and objectives and the curriculum The curriculum is an adequate realisation of the intended learning outcomes of the programme and this regards the level, the orientation and the subject-/discipline-specific requirements. The intended learning outcomes are adequately transferred into the educational goals of the curriculum or parts thereof. The contents of the curriculum ensure the students’ achievement of the intended learning outcomes.
Description The self evaluation report provides an overview matrix of the relationship between the learning outcomes of the programme and the courses in the Master’s programme Information Management. Through this table the programme explains all knowledge, skill, and attitude learning outcomes are covered by the Master thesis and to a large extend by the Seminar Information Management, which is an essential part of the programme. Except one, each of the other courses focuses on two or more knowledge learning outcomes, three or more of the skills, and two or more of the attitude learning outcomes. In the self evaluation report, this is explained by the fact that the Master’s programme Information Management is a broad, multi-disciplinary one. The self evaluation report states that, given the relatively small group size, many of the courses in the programme are interactive in nature, requiring active participation of students both during lectures as well as lab sessions. Notably, in some courses students have to solve cases. An example is the course Innovation and Knowledge Management. During this course small groups of students have to apply knowledge acquired during the course to solve cases, such as a business case for an innovation plan. Lastly, some courses comprise computer labs including tutorials and assignments- in which students learn to apply software tools and platforms. For example, during the course Business Process Integration participants learn to model and analyze integrated business processes relying on the latest software service technologies. The course Logistics and Information, for example, equips students industrially.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
57
During, for example, the courses Advanced Research Planning, Business Process Integration and Method Engineering, research methodology skills are obtained. During the courtse Advanced Research Planning, students also perform case studies. Business Intelligence aims to develop the skill to extract specific information from a large amount of data, and recognising patterns. During the site visit, the committee spoke about the ‘bridging function’ of the programme with several delegations. Assessment Having studied the table in which the intended learning outcomes are linked to the individual courses, as well as the course materials provided by the programme, the committee has the opinion that the curriculum is an adequate realisation of the intended learning outcomes. Completion of the curriculum therewith ensures the obtaining of the learning outcomes. For example in the course Business Proces Integration, students acquire expert knowledge of business and ICT alignment for the design, management and governance of organisations. After completion of this course, students can give advice on the application of information systems to leverage business process performance and gain competitive advantages. The skills the students develop during this course are analysing business processes, conducting research, working in interdisciplinary teams and governing the alignment of business processes and the supporting IT infrastructure. During amongst others the courses Management of Knowledge and Innovation and Logistics and Information, students develop skills that enable them to manage projects and lead organisational change initiatives. Master’s programme Information Management: the committee assesses this standard as satisfactory.
S6: Consistency of the curriculum The contents of the curriculum are internally consistent.
Description Apart from the second semester courses Seminar Information Management and E-Business, the programme has no compulsory courses. The reason why there are no compulsory courses in Semester 1 is the limited number of courses offered, which makes formulating tracks difficult for the programme. The programme states that, by offering all courses as an elective, a student can add flavour to the programme according to his/her preferences. For example, students who choose the more technical oriented course Method Engineering, choose courses with a similar orientation like Business Process Integration and Business Intelligence also. The self evaluation report states that since the number of courses in the current Master programme is rather limited it is difficult for a student to specialise. The alumni indicated that they would like to have received more guidance in choosing their study path. The students the committee spoke to, confirmed the need for a common denominator throughout the programme. A new three track Master programme has been formulated in order to enhance consistency and cohesiveness of the programme. Therefore, the existing electives will be grouped into cohesive tracks, namely the Business track, the Management of IT track, and the Service QANU / Informatiekunde, Tilburg University
58
Science track. Each track within the programme emphasizes a particular course cluster and specializes towards a specific job profile, e.g., business consultant, chief information officer (CIO), or service manager. During the construction of the self evaluation report, the proposal was being discussed with the faculty’s management team. At the time of the site visit the faculty approved the proposal. This cluster-centric structure of the programme should keep the programme “open”, so students may continue to choose courses of their liking, while guaranteeing a fit with job profile requirements. The tracks could also be of use when admitting students from other Bachelor programmes than the Bachelor programme Economie en Informatica. For example the Business track is well suited for students with a BSc in Business Administration, whereas the Service Science track is not. The programme states that two new courses need to be developed: IT Governance and Enterprise Architecture. Assessment The committee concludes that the current programme does not have the necessary common denominator. The programme lacks cohesion, since students choose their electives arbitrarily. It is solely up to the students to bring in any structure to their programmes. Although the programme has formulated a plan that should provide more structure to the programme, the committee concludes that the cohesiveness of the programme at the moment of the site visit is insufficient. The committee advices the programme to further develop a vision on effective CIO’s so that program requirements can be articulated in relevant courses and and their relations taking into account advanced topics like enterprise architecture, IT governance, and cloud computing. Idem for the two other job profiles (consultant and service manager) the program and tracks want to aim at. The programme also should consider that recent alumni will not yet start in this CIO position and need to consider entrance level expertises that enable the young Information Management expert to achieve this position during a successful career. Master’s programme Information Management: the committee assesses this standard as unsatisfactory.
S7: Workload The curriculum can be successfully completed within the set time, as certain programme-related factors that may be an impediment in view of study progress are eliminated where possible.
Description The self evaluation report describes the workload for Semester 1 as balanced, although special attention has to be paid to working on cases and writing papers, in order to avoid peaks in workload. Semester 2 is split into two parts. In the first seven weeks, the programme offers one 6 ECTS course in a rather condensed way and the 6 ECTS seminar. In the mean time students are encouraged to think about their thesis, contact companies, and develop a research proposal for the master thesis. To analyse, among others, the workload, once or twice a year a meeting with a group of students (called sounding board) is organized by the programme. In this meeting, students can raise all kinds of problems or complaints about the programme, individual courses or
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
59
lecturers. Although there are sometimes complaints about individual courses, the programme has never received complaints about the amount of course work. The individual course evaluations, according to the self evaluation report, also show no indication of problems in that direction. The FEB allows students that have 2 courses open in their Bachelor programme to enter the Master programme, but these students are not allowed to work on their Master thesis before they have completed them. This sometimes implies that a student cannot start working on the thesis before September of the next academic year. The students the committee spoke with indicated they find the programme doable. Some students declared that the programme could be more challenging. The lecturers indicated that students, however, do not pass the exams easily. Assessment The committee concludes that the workload is not extremely heavy. However, for some students it is not easy to pass all exams quickly. Some students seem to underestimate (and face difficulties with) the intellectual challenges that are required for this master programme. The committee suggests that the workload can be increased, since the students clearly indicated they would like more challenges. This could be achieved by, for example, demanding more active and intellectual participation from the students. The committee thinks that the amount of time students spend on their studies is somewhat low, but acknowledges that this is not uncommon in the Netherlands. There has been no sign of structural obstacles in the programme that prevent students from completing their studies in the nominal time. The committee therefore establishes that the workload of the programme is sufficient. Master’s programme Information Management: the committee assesses this standard as satisfactory.
S8: Admission requirements The structure and contents of the intended curriculum are in line with the qualifications of the incoming students: • Academic bachelor’s programme (WO-bachelor): VWO (pre-university education), propaedeutic certificate from a hogeschool (HBO)or similar qualifications, as demonstrated in the admission process • Master’s programme (WO-master): a bachelor's degree and possibly a selection (with a view on the contents of the discipline).
Description The number of students that enrol in the Master’s programme increased from 36 in 20052006 to 54 in 2008-2009. The percentage of female students is low. The percentage of students from abroad increased in 2008-2009 to 39%; the majority of them come from Asia. The criteria for enrolment are the following: • A Bachelor degree of FEB/Tilburg University in Information Management (Economie en Informatica/Informatiekunde) gives direct access to the MSc Information Management; students are allowed to start with the programme with 12 credits lacking in the Bachelor programme; • A Bachelor degree of FEB/Tilburg University in Business Administration (Bedrijfseconomie), International Business or Business Studies including the courses Databases, Business Process Analysis 1 and Information Systems Strategy) gives direct
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
60
access to the MSc in Information Management; students are allowed to start with the programme with 12 credits lacking in the Bachelor programme; • The Premaster programme in Information Management of FEB/Tilburg University; students are allowed to start with the programme with 12 credits lacking in the Premaster programme; • Another university Bachelor degree which includes the following areas: • Mathematics and Statistics (18 ECTS) • Academic Training (24 ECTS) • Management or Marketing (12 ECTS) • Finance (12 ECTS) • Accounting (12 ECTS) • Databases (6 ECTS) • Business Process Analysis 1 (6 ECTS) • Information Systems Strategy (6 ECTS) In addition, international students have to demonstrate sufficient knowledge of English which can be demonstrated by taking either a TOEFL or an IELTS test. The required minimum core for TOEFL is 575 (paper based), 233 (computer based) or 90 (internet based); for IELTS 6.5 (6.0 on parts). Native speakers and students who completed their undergraduate education in English do not have to show their proficiency in English. Students who do not have a degree of one of the partner institutions of Tilburg University must also submit a GMAT score. During the visit the committee spoke with several master students, many of whom had followed the pre-master programma prior to their enrolment into the Master’s programme. These students, having graduated from an HBO programme, indicated that they had found the pre-master programme challenging and felt it had prepared them well for the Master’s programme. During the conversation with the lecturers, the committee was told that often pre-master students have difficulties adopting a analytical and critical mind set necessary for academic research. Assessment The committee appreciates the fact that the programme is able to let former professional bachelor (hbo-students succesfully adopt the academic mind set, despite the problems that sometimes arise. Also the committee recognises the percentage of foreign students as a strong aspect of the programme. The committee has noted that the entry requirements of the programme have been formalised, and that these requirements agree with the relevant legal demands. The committee therefore concludes that the programme meets the requirements concerning this standard. Master’s programme Information Management: the committee assesses this standard as satisfactory.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
61
S9: Credits The programme meets the legal requirements regarding the range of credits: • Academic bachelor’s programme (WO-bachelor): 180 credits • Academic master’s programme (WO-master): a minimum of 60 credits.
Description The curriculum of the master’s programme Information Management comprises 60 EC and complies with the formal requirements with respect to the size of the curriculum. Assessment The master’s programme Information Management complies with the formal requirements with respect to the range of credits.
S10: Coherence of structure and contents The educational concept is in line with the aims and objectives. The study methods correspond with this educational concept.
Description The teaching philosophy of the programme is to transfer knowledge by (interactive) lectures and to let the students acquire the related skills by ‘learning by doing’. The self evaluation report explaines that exercises, assignments (writing and presenting), cases (small and extensive), and the Master thesis reflect this approach. Teaching of 5 of the 7 courses is in relatively small groups (normally less than 50 students) which facilitates interaction during the lectures. In general, according to the programme, lectures serve to highlight the main points in order to assist students in gaining a better knowledge and understanding of the course's subjects, as well as to offer directives for gaining more specialized in-depth knowledge of the course's subject, by self-study. Interactive lectures are used in those cases where the course's objectives go beyond those offered by regular textbooks and theories, e.g. a high-detail discussion of a particular topic. The Master thesis completes the programme and serves to provide sufficient evidence of a student's ability to independently carry out a research project using a scientific attitude and based on the acquired knowledge in Information Management. The self evaluation report indicates that much of the teaching is done interactively so that students will learn more by actively participating and interacting with the lecturers and other course participants than by just consuming what the lecturer says. They are challenged to actively participate in the lectures, do assignments to apply theory to specific problems in practice, etc. The exercises and computer classes teach them to design solutions or analyze problems with the rigor necessary for an academic approach. This problem-directed approach shows them that theory and methods are not goals by themselves, but tools to analyze real-life problems in the field of Information Management. Often case studies are used to illustrate the problems. The assignments force students to dig deeper in the material of the courses. It also teaches them how to structure a research project and it helps them to improve their writing and communication skills. People from the industry, who talk about the real life problems they encounter, often augment this with presentations.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
62
Assessment The committee assesses the educational concept as more or less traditional, as most of the teaching is done through lectures for groups of about 50 students. Within this rather traditional framework of lectures interactive participation takes place and some more problem based assignments should be done. The committee appreciates that the university and faculty is developing the educational concept of Research Based Learning. This could provide more structure to the programme, besides the aforementioned tracks that are being designed. However, it is at this moment only a plan, and it is not decided yet in which year it will be implemented; the Information Management programme is not an early adopter of the educational innovation. The committee establishes that the interactive participation the programme strives for is sufficiently achieved by the amount of exercises the students do, the papers they write, and the presentations they perform. The committee concludes that the programme herewith meets the requirements concerning this standard. Master’s programme Information Management: the committee assesses this standard as satisfactory.
S11: Learning assessment By means of evaluations, tests and examinations, the students are assessed in an adequate and for them insightful way to determine whether they have achieved the intended learning outcomes of the programme or parts thereof.
Description In the self-evaluation report the faculty indicates that there is a faculty-wide board of examiners. This board focuses specifically on the regulations concerning testing and examination and is made up of scientific staff members. The board of examiners is assisted by an official secretary working in the Education Office. The board of examiners holds a meeting on current business every two weeks and organises several policy meetings each year. The board of examiners recently delegated several of its tasks: •
•
•
•
The preparation and assessment of examinations and the signing of certificates have been delegated to examiners, they are usually FEB personnel along with several staff members from other faculties; The FEB student counsellors have been given a mandate for the following aspects: decisions about exemptions on the examiner's recommendation, decisions about permission for entrance to degree programmes and/or tests forming part of examinations, decisions about whether an examination has to be taken (this includes requests for replacing a compulsory course), decisions about an alternative opportunity for a test, agreeing with the arrangement of the degree of choice within a course. In doing so, the student counsellors must act in accordance with the guidelines prepared by the board of examiners; The processing and assessment of applications for admission to the premaster programmes and the master degree programmes have been delegated to the degree programme directors; Ensuring satisfactory and expert invigilators during a test has been delegated to the Central Student Administration.
For each degree programme there are two slots for examination annually, the examination and the resit. The FEB employs a year schedule with one examination period after each semester. For the master programmes, the examinations are held at the end of the semester.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
63
After the second semester the regular examinations are held first, followed by the resits from semester 1 and then the resits from semester 2. According to the self evaluation report the examinations are diverse in order to ensure that the objectives are met. For example, written exams are used to test knowledge objectives. Most courses use a combination of tests (written exam, assignment, computer practicum, writing discussion papers, presentations) to assess not only knowledge and understanding, but also skill and attitude objectives. The quality of assessment is assured in a number of ways. Where possible, multiple instructors staff courses. Furthermore, most courses use a multiple of assessments so that a single judgement at a single point does not solely determine course grades. Students are given the opportunity to discuss their exam answers for learning purposes and to find out what the appropriate answers should have been. Finally, a standardised evaluation form is used to assess courses, exams and the Master thesis. In 2007 the University of Tilburg commissioned a baseline measurement of the quality of the examinations. With this as a basis, a test expert was engaged to analyse all tests of all courses during a period of 3 years (for objective, test preparation process, assessment process, grading and transparency). During the visit, the committee studied several exams and looked at the standardised forms used for the assessment of the Master thesis. The committee notices that none of the forms had been filled out extensively. Assessment The committee established that the programme has protocols for the examination of courses but that these protocols are not used on a structural basis. The committee advises that the board of examiners supervises the structural execution of the examination policy. The committee also advises that the programme fills out the assessment forms of the Master thesis more extensively. The committee concludes that, having studied several exams and the sheets with exemplary answers, the exams adequately test the extent to which students have achieved the intended learning outcomes. The committee therefore determines that the programme sufficiently meets the criteria for the standard concering the learning assessment. Master’s programme Information Management: the committee assesses this standard as satisfactory. Assessment of the theme Curriculum The committee comes to an overall assessment of the theme Curriculum on the basis of its assessments of the separate standards. In the case of the master’s programme Information Management, it assesses this theme as satisfactory. The assessment of the standard ‘consistency of the curriculum’ as unsatisfactory is based on the procedures concerning the outline of the individual programmes. As the programme management is aware of the problem and has consequently designed three tracks that will be implemented in September 2010, the committee concludes that this is not weighty enough for an unsatisfactory assessment on the theme ‘curriculum’.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
64
2.1.3. Staff S12: Requirements for academic orientation The programme meets the following criteria for the deployment of staff for a programme with an academic orientation: Teaching is principally provided by researchers who contribute to the development of the subject/discipline.
Description The FEB indicates in the self evaluation report that as a matter of principle, all staff members have a doctorate degree (or are actively engaged in earning a doctorate) and have both research and teaching tasks. Trainee research assistants also have a teaching task, 20% for three years. Since 1996, the FEB has applied a tenure track policy for young scientists who recently earned their doctorate degree. They are recruited at the annual international job market in the United States, are then invited to give a seminar in Tilburg and subsequently are offered a tenure track position. The tenure track position is a provisional position for a period of six years. The permanent staff members are awarded research time according to the quality and quantity of their prior research output. The permanent staff members devote on average 60% of their time to teaching and 40% to research. In the self evaluation report reference is made to the university website ‘Experts and expertise’. It contains information about the teaching and research activities, publications, extra duties and any unusual aspects of all lecturers. The faculty's research is conducted within CentER, Center for Research in Economics in Business. It occupies a high position in different international rankings. For example, the FEB is in 4th place in Europe (and 27th in the world) in a ranking published on the Research Papers Economics website and 3rd place (in Europe, 52 in the world) in the ranking of the University of Dallas (2003). The quality of the scientific personnel is apparent from the assessment of the faculty's research programmes done by different agencies (VSNU in 2002, Scientific Council of CentER in 2005, part of the internal Mid-Term Review and VSNU in 2009). The research programmes, including the research programme Computerized Information Systems that is associated with this master programme, are mostly awarded a ‘good (4)’ or ‘excellent (5)’ grade. Assessment The committee concludes that most of the lecturers have their PhD’s. Also the committee has established that most lecturers are researchers who contribute to the development of their discipline. They publish articles in mostly leading journals. The committee advices the lecturers to use the findings of their research in their courses on a structural basis. The committee appreciates that the faculty would like to stimulate innovation in education and excellence in teaching. The commission suggests to improve the trajectory of “Adjunct Professor” both in terms of research component of this position and its label. Adjunct professor in the US means a professor that is not a full member of the faculty, which is not the attention of FEB. Taking these arguments into account, the committee establishes that the Master’s programme Information Management is taught by researchers who contribute sufficiently to the development of the discipline. Master’s programme Information Management: the committee assesses this standard as satisfactory.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
65
S13: Quantity of staff Sufficient staff are deployed to realise the desired quality of the programme.
Description The student/staff ratio was 19.99, 21.23 and 19.42, respectively, in the academic years 20052006, 2006-2007 and 2007-2008. During the visit, the committee noticed that there is little diversity in the compounding of the teaching staff. The programme is taught mainly by men. Assessment The committee has concluded that there is sufficient staff to execute the programme. The relatively small scale of the programme would enable to guarantee that courses can be run in small groups. Master’s programme Information Management: the committee assesses this standard as satisfactory.
S14: Quality of staff The staff deployed are sufficiently qualified to ensure that the aims and objectives regarding the content, didactics and organisation of the programme are achieved.
Description As specified under standard 12, the FEB has a tenure track for promising young scientists. After a provisional position lasting six years, they can be awarded a permanent position if they demonstrated excellent research and teaching skills during that period. The heads of the departments conduct annual performance reviews with the staff members. The results of the course evaluations are used to discuss the pedagogical task. In the annual review between the degree programme director and the head of the department about the personnel requirements of the programme, the degree programme director can indicate which staff member she/he would like to employ or would not like to employ. The teaching performance is also critically reviewed when considering whether to promote staff members. The Faculty Evaluation Committee (FEC) has established criteria for the promotion of staff members. It assumes the contribution of the staff member to innovation in education and the development of teaching programmes. For new lecturers and trainee research assistants the faculty organises a compulsory foundation course in didactics. Starting in 2010 the Fundamental Qualification in Education (BKO) will be introduced across the university for all new staff members. Lecturers can have individual supervision upon request or because it is indicated by the course evaluations. This option is used several times a year. In addition, regular meetings with a specific theme are organised for the staff members, for example on ICT and education, supervision of theses, testing and intercultural communication. Given the drive towards internationalisation (see standard 8), there are increasingly more English-spoken subjects within the course curriculum. Therefore, since 2008-2009 each staff member is required to pass an English language test. Based on the results staff members receive a recommendation to improve their command of English. In the university's language lab, staff members can take various courses. The number of staff members who actually do so is still limited.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
66
Within the faculty the establishment of a faculty education expertise centre is prepared. The objective is to gather, combine and distribute the knowledge present within the faculty in the field of educational studies and didactics. The students perceived the English proficiency of some lecturers as inadequate. Also, in some cases the didactical qualities of their lecturers differ a lot. The students also declared that not all lecturers yearly renew the exams for their course. Assessment The committee concludes that the quality of the staff both discipline specific as well as didactically is adequate. The committee found no reason to assume that the organisational skills of the staff are insufficient. The committee establishes that the students experience a variety in didactical skills, but concludes that only incidentally the didactical skills of lecturers are inadequate. Nevertheless, it is a point of attention in the annual performance reviews to evaluate critically the didactical performance taking into account the results of students’ evaluation. On the level of the university as well as the faculty, lecturers are offered the opportunity to develop their didactical skills and their English proficiency. The committee thinks that, especially for the lecturers, more attention is needed for their own professionalization, also taking into account that another educational model as Research Based Learning is planned. The committee generally assesses the qualifications of the staff that ensure that the aims and objectives regarding the content, didactics and organisation of the programme, are achieved as satisfactory. Master’s programme Information Management: the committee assesses this standard as satisfactory. Assessment of the theme Staff The committee comes to an overall assessment of the theme Staff on the basis of its assessments of the separate standards. In the case of the master’s programme Information Management, it assesses this theme as satisfactory. 2.1.4. Services S15: Facilities Housing and facilities are adequate to achieve the learning outcomes.
Description All courses of Tilburg University are housed on campus. All facilities and materials required to provide education are present on campus and accessible to all students. The faculties share all teaching facilities. The students' satisfaction with the facilities is evaluated each year. To provide education, there is a large number of lecture halls and classrooms available, with varying numbers of places (<25 to >300 seats), almost all equipped with internet access and modern teaching facilities. In addition, there are several computer practice rooms available which can be used by students for self-study when they are not being used for classes. The evaluation results given in the self-evaluation report reveal that the students are in general positive about the quality of the lecture halls and classrooms. For this aspect the faculty scores 3.74 (on a scale of 1 to 5, in the academic year 2008-2009). QANU / Informatiekunde, Tilburg University
67
There are also several rooms available with a total of 930 workplaces for students (including 500 workplaces in the library). Some of the student workplaces have lockers with an electric socket. At various places the setting resembles an internet café. In March 2009 the Tilburg public library opened a municipal study centre where students have free access to the university network. All of these facilities are available to all students of Tilburg University. The university has a videoconference room which can also be used by the students and has installed a wireless network, which the students can log into from their own laptop. In addition, there is a secondhand bookstore on campus, where students can buy and sell books. The campus also houses a central library, which was under construction during the visit of the committee. The FEB utilises different systems for electronic supervision of the teaching. First of all, the Electronic Course Catalogue (ESG), which lists all degree courses, programmes and electives. It also provides information about lecture and examination timetables. Second, there is Blackboard, which covers all courses and in which lecturers provide detailled information about the courses. Blackboard is primarily used for sending the students messages about a particular course, storing copies of presentations used during the lectures and issuing assignments. The third system is BCSW, a programme that enables collaboration at a distance via the internet. Using this programme members of a group (project) have access to a common workspace where documents can be stored, shared and modified. In addition, discussions can be conducted through this programme and agreements made. From the talks held by the committee with the students, it became apparent that many are not familiar with the BSCW programme, and thus they do not utilise it fully. Through the student portal on the university website, students gain access to different applications (with just one log-in). The student portal also provides students with information about supervision, student administration, etc. During the site visit the committee visited a number of different class rooms, as well as computer practice rooms where students were working on assignments individually and in groups. Assessment The committee was impressed by the variety of halls and classrooms it found during the visit. For each kind of teaching method, well equipped classrooms are available. The working spaces where the students can work on assignments in groups or individually, are also well equipped. Since the programme has a strong ICT-related orientation, it is obvious that the ICT-facilities the committee found are excellent. The committee has concluded that the programme is well prepared for the challenges of the near future. However, the committee assumes that the programme is aware of the need for investments in the IT-infrastructure, in order to keep up with the rapid IT-developments in the field. Master’s programme Information Management: the committee assesses this standard as good.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
68
S16: Tutoring Tutoring and information provision for students are adequate in view of study progress. Tutoring and information provision for students correspond with the students’ needs.
Description In the self-evaluation report the faculty indicated that the students are responsible for their own course of study and behaviour. The initiative to seek support when problems arise lies mainly with the student him/herself. In the self-evaluation report a distinction is made between facilities at the faculty level and at the university level. At the university level, counsellors and psychologists are available at the Student Affairs Service. Students can contact them through the student counsellor or independently. At the Language Lab of the Student Affairs Service, students can take various language courses. All students of the university are given ‘language vouchers’ with a total value of 12 ECTS with which they can take two language courses of 6 ECTS at the Language Lab during their course of study. The faculty has recently employed extra student counsellors, and currently employs 5 (4.0 fte). Each student counsellor is associated with a number of bachelor and/or master degree programmes. The coordinator of the section can also act as a student counsellor in busy periods. The student counsellors offer support on course-related issues like problems with progress, selection processes and questions about the contents of the course and required skills. The student counsellors are also involved in information provision activities for prospective students and introductory activities for freshers. The student counsellors confer regularly with the degree programme director(s) of the degree programmes with which they are associated about information provision activities and developments in the course programmes. The student counsellors have both consultations by appointment and open office hours. For international students and exchange students, the International Student Services is available (6 staff members, 5.0 fte) to answer specific, individual questions about studying abroad. The university website plays an important part in information provision to students (see also standard 15 about facilities). In addition, the students periodically receive an English-language newsletter about developments regarding the teaching within the faculty. In the Blackboard course ‘FEB facts you need to know’, the rules and procedures of the faculty and university are explained. The faculty also organises information provision meetings on course selection (after the first general year of the Bachelor in General Economics, Business Economics and Fiscal Economics) and the range of choices after the bachelor degree programme. The evaluation results from the self-evaluation report revealed that students of the FEB are in general less satisfied with the supervision than the other students in the university. A rising trend is evident, however (from 2.3 in 2006-2007 to 3.3 in 2008-2009, on a scale of 1 to 5). The students the committee spoke to during the visit declared they are positive about the way the faculty informs them about various relevant topics. They also indicated that the supervision they receive during their writing of the theses, depends mostly on their own initiative.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
69
Assessment The committee establishes that the way the tutoring is organised is rather classical and reactive. The committee appreciates the fact that the faculty employed extra study counsellors. Besides supporting the students who are having trouble following and completing the programme, the committee stresses the importance of also stimulating and motivating talented students. Tutoring should not solely focus on guiding the less talented students, but also on helping talented students achieving excellent results. The committee stresses that the supervision on the theses could be offered more proactively. The committee concludes that the tutoring and information provision of the faculty is adequate in view of study progress, and that it corresponds with the students’ needs. Master’s programme Information Management: the committee assesses this standard as satisfactory. Assessment of the theme Services The committee comes to an overall assessment of the theme Services on the basis of its assessments of the separate standards. In the case of the master’s programme Information Management, it assesses this theme as satisfactory.
2.1.5. Internal quality assurance system S17: Periodical evaluations The curriculum is periodically evaluated in the light of verifiable objectives and other measures.
Description The internal quality assurance system is described in the self-evaluation report for the FEB as a whole. In the faculty the degree programme directors are responsible for the quality of the education. Degree programme committees (OLC) monitor the actions of the degree programme directors and give advice about their activities. The OLCs also advise the faculty board about the Education and Examination Regulations. For reasons of efficiency, there are in total three clusters of degree programme committees, each with equal numbers of scientific staff members and students. Hardly any full professors participate in them. The degree programme committees meet at least three times a year to discuss the semi-annual reports from the degree programme directors about the current state of affairs and the Education and Examination Regulations. It appears from the talks conducted that there are more than three meetings per year in practice. It also became apparent that the degree programme committees clearly have an advisory rather than a legislative role. Along with the contact with the degree programme committees, the degree programme directors are supplied with management information by the FEB education office. The education office carries out examination and curriculum evaluations. All courses and associated examinations are evaluated every year at the end of the course by the Education Office using a standard evaluation form, on which students indicate on a scale of 1 to 5 the extent of their agreement with a number of statements. Lecturers and the heads of departments are shown the evaluation results. In addition, the education office organises curriculum evaluations among students to explore all or part of the curriculum (one particular academic year), usually through a written questionnaire.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
70
If the causes of problems in a course are difficult to uncover, panel discussions are set up at the request of the lecturer teaching a course, the degree programme director or the head of the department. Invitations to be on the panel are sent to several students and possibly the lecturer. A discussion is initiated with staff members of the education office on a topic referring to the teaching in the course, and suggestions are made for improvement. Another form of panel discussion involves groups of students talking about course-related issues and service provision to students. Starting in 2009-2010 this form of panel discussion has been implemented. During the semester, student review groups discuss the operational aspects of the individual courses that are running. Along with these evaluation methods, there are also alumni surveys and contacts with the relevant job market. The students of the Master’s programme the committee talked with during the visit indicated that the standard evaluation form does not offer sufficient opportunities for feedback on the courses. They suspect that is partly the reason that most coures have generally positive evaluations. The students also declared not to be too critical during meetings of the student review groups, since those meetings take place before the grades are set by the lecturers. Assessment The committee concludes that the university as well as the faculty perform sufficient evaluations in order to measure the quality of the curriculum. The committee advises to examine the methods of evaluation, to provide students with evaluations forms that evaluate every aspect of the course or programme. Adding open question to the forms could contribute to that. The committee has established that the courses within the prorgammme are evaluated periodically. Master’s programme Information Management: the committee assesses this standard as satisfactory.
S18: Measures for improvement The outcomes of the evaluation form the basis of verifiable measures for improvement that contribute to the achievement of the objectives.
Description Neither the individual teacher evaluations nor the exam evaluations have been structurally problematic for the Master’s programme, according to the self-evaluation report. Teaching skills are at a sufficiently high level, and generally speaking the teaching evaluations fluctuate between good and excellent marks. In general the courses are well assessed, although there is some room for improvement. Lecturers with low teaching evaluations discuss their performance with the department head and, whenever required, steps are taken to improve their performance. Teaching ratings below 3.5 are considered too low. The programme notes that in general class sizes below 25 students tend to get better evaluations. Whenever performance is too low, the academic director takes measures for improvement. For example, in 2006, the Seminar Information Management was evaluated poorly. This was particularly due to a mismatch between the expertise of professors assigned to this course, and the contents of this course. This deficiency was remedied by replacing the professors in 2007. In that year, the course was evaluated very well (with an excellent score in 2008). In 2007, some exams were evaluated poorly. The complaints were discussed with the lecturers
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
71
involved, and the problems were remedied witnessing future exam evaluations. Lastly, during the 2009 sounding board meeting, some complaints were raised regarding the materials used in the course “Business Transformation and IT”, while they were expecting the lecturers of Business Intelligence and Advance Resource Planning to stimulate and challenge them more during the lectures. However, these latter complaints are not supported by the course evaluations. Another problem is that many students start their thesis work too late. Students that fail courses often wait until after the resit in March to start work on the thesis, but also other students often start working on their thesis too late, resulting in long throughput times and peaks during the summer. At the moment of the site visit, students get information on thesis requirements and are encouraged to start working on it in the first half of February, but there is no organised follow up. The individual student has to be proactive timely and many fail to do so. The Academic Director is working on a proposal to improve the thesis procedure. One recurring complaint from student and alumni panels is the weak cohesive structure underpinning the programme. In particular, regularly students complain about a lack of clarity with regard to the job profiles they wish to pursue and the offered courses. In the self-evaluation report, the programme has formulated a SWOT-analysis in which several aspects that need improvement are identified. It concerns the cohesiveness of the programme and the current ICT infrastructure. The selfevaluation report shows that new it intensive courses need to be developped. Also it is is difficult for students to finish their Master thesis in time, especially when it is combined with an internship at a company and/or requires intensive data gathering. Thus, although they are generally satisfied with the individual courses (witnessing course evaluations and panel discussions), there are structural complaints with regard to the programme, as well as a number of threats and opportunities. Assessment The committee has noted that on the level of the faculty, as well as the university, measurements for improvement are taken when evaluation results demand it. The committee finds the improvements described under standard 6 good examples, even though the actual tracks have not yet been implemented into the programme. Another improvement that is momentarily designed, concerns the implementation of the new educational concept of research based learning. With reference to standard 16, the committee advises to offer a more proactive supervision for the theses: a proactive attitude ought not solely be the responsibility of the students. The committee suggests that extra investements in ICT infrastructure are made available for new IT intensive courses. On top of the excellent existing infrastructure, more investments are needed in order to create new innovative IT intensive courses, such as the Enterprise Service Bus. Master’s programme Information Management: the committee assesses this standard as satisfactory.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
72
S19: Involvement of staff, students, alumni and the professional field Staff, students, alumni and the relevant professional field will be actively involved in the internal quality assurance system.
Description As described under standard 17, there is a formal student sounding board that meets at least once during the academic year with the academic director of the programme. Students indicate concrete issues/problems and ways to improve the quality in the programme. Every year a one-day session is organised for staff members to discuss the content of the BSc and MSc programmes. In preparation of these meetings the academic director, if necessary assisted by other staff members, writes small reports on what is perceived as week points or areas for improvement. These reports are discussed, but every staff member is encouraged to make suggestions. During the visit the committee had the opportunity to read a few of those reports. The committee notices that the reports were brief, therefore the committee got the impression that the reports are a formality, more than an actual means to involve students and staff with the quality assurance. Most of the thesis research is done in combination with an internship. When evaluating the thesis the company representative(s) are asked what their opinion is of the quality of the knowledge, skills and attitudes of the candidate. This information is used to detect potential shortcomings and where possible remedy these during the semester or for the next academic year. The programme has an Industry Advisory Board that meets twice a year and discusses, among others, the curriculum and required level of learning outcomes. The board also advises on, and supports the, efforts to increase the inflow. The committee studied several agendas and minutes of the meetings of the Industry Advisory Board. Several panel sessions with alumni have been organised to discuss the content of the programme and proposals for improvement. Their experiences of what was/is important and what aspects, especially in the areas of skills and attitude, need to be improved have proven to very valuable. The self-evaluation report states that these panel sessions are not organised often enough. Assessment The committee thinks that the members of the OLC in general, and the lecturers in particular, could adopt a more proactive attitude as OLC. Legally, the OLC can claim a more prominent role in the quality assurance system. Also, the committee concludes that the OLC is positioned relatively far from the programme and the programme director. The relationship with the programme director could be tightened by inviting the director to OLC meetings more often, and by adopting a more proactive attitude. The committee is very positive about the Industry Advisory Board. After reading the minutes of the board, the committee concludes that it meets on a regular basis and that it makes relevant contributions to the quality assurance of the programme. The committee concludes that students, staff, alumni and persons from the vocational field are sufficiently involved with the quality assurance of the programme. Master’s programme Information Management: the committee assesses this standard as satisfactory.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
73
Assessment of the theme Internal quality assurance system The committee comes to an overall assessment of the theme Internal quality assurance system on the basis of its assessments of the separate standards. In the case of the master’s programme Information Management, it assesses this theme as satisfactory. 2.1.6. Results S20: Achieved learning outcomes The achieved learning outcomes correspond with the aims and objectives regarding level, orientation and subject/discipline-specific requirements.
Description Students commence working on their thesis full time at end of March or early April. They are encouraged to start thinking about a thesis topic earlier, as finding a good topic takes time and inspiration. In particular, students are motivated to present a thesis topic during the seminar in Information Management. During this seminar, not only attention is paid to research methodologies, but also various internal and external (industry) speakers are invited to discuss the state-of-the art in a particular thematic area. The basic idea behind this approach is that it will stimulate and assist students in exploring open and challenging research questions. Also, students pursuing an internship need to start early as finding and securing a position is sometimes cumbersome and time-consuming. Students are informed about the process of writing a thesis in two ways. Firstly, generic information on the thesis, including thesis requirements, are published on Blackboard and presented during the first half of February. Secondly, there is a special presentation at the end of the Seminar Information Management where information about the graduation project is shared, and where students can ask questions to the thesis coordinator. Mostly the subject of the thesis is derived from a problem a company has. However, the problem should meet the following criteria: • the research involved should be related to topics dealt with in the MSc Information Management; • the project should broaden or deepen the student's understanding by applying current theories or techniques to new fields of application, or by developing new methods/theories for solving existing or new problems; • the project should allow students sufficient scope to operate creatively and independently. The table described under standard 5 indicates that all learning objectives of the programme are realised in the Master thesis. The learning objectives for student as stated elsewhere in the self-evaluation report, however, are the following: • to formulate and describe a problem independently; • to find the appropriate (scientific) literature independently and judge the literature in a critical way; and • to apply these findings through a known scientific approach to the problem at hand. Matching of student projects to faculty members is achieved in the following manner. Firstly, students are expected to present a preliminary project description, including some keywords. Secondly, on the basis of this description, the thesis coordinator - in close collaboration with the Head of the Department - matches thesis projects with the faculty members taking into account expertise and workload.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
74
In order to graduate, the thesis must be presented (in public) and defended (in public, or just in the presence of the exam committee). Criteria for evaluation consist of quality of the research question, the method used, the way in which findings and conclusions are presented, the policy recommendations, and also style. Every thesis is evaluated by at least two faculty members; the supervisor as well as a second faculty member knowledgeable of the thesis’ topic. A standard form is used to assess the thesis and the defence, serving as the foundation to determine the grade. The self-evaluation report states that throughout the year students are trained in theory, research and communication skills (writing, presenting, discussing). Furthermore, students have debates with lecturers and with guest speakers from outside the university, may have done an internship, and are trained in doing independent research during the thesis phase. The graduates easily find jobs that fit well with their training. First jobs of the graduates include information manager at KLM, junior consultant (EDP auditor) at PriceWaterhouseCoopers, junior ICT consultant at companies like Logica en Cap Gemini. The alumni the committee spoke with confirmed that finding an appropriate job after their graduation had been fairly easy. Prior to the visit, the committee members read 5 Master theses. During the visit the committee had the opportunity also to study the standardised forms that were used to assess the theses. Assessment Having read the Master theses prior to the visit, the committee has concluded that the problems tackled in the theses are mostly derived from the practice. All theses were written for a company, which explains the somewhat practical orientation of the subjects. The majority of the theses do, subsequently, not provide a scientific contribution to the field. The committee members assessed all theses with a 6 or higher, although in a few cases their grades turned out to be lower than the grades the students had actually received. The committee established that, even though the theses were of sufficient quality, they can probably not be transferred easily into a academic conference or journal article. The committee members conclude that not all intended learning outcomes are achieved in the Master thesis. The committee finds this acceptable, since all learning objectives are achieved throughout the programme. As concluded under standard 5, the learning outcomes are all related to the individual courses. The committee established under standard 11 that through the exams the students are adequately assessed in the achievement of the intended learning outcomes. The committee therefore concludes that the achieved learning outcomes adequately correspond with the aims and objectives regarding level, orientation and subject-specific requirements. Master’s programme Information Management: the committee assesses this standard as satisfactory.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
75
S21: Study progress Target figures that are comparable to other relevant programmes are formulated to express the expected success rate. The programme’s success rate complies with these target figures.
Description Whereas in 2005-2006 20% and in 2006-2007 15-17% of the students graduated within their first year of study, in 2007-2008 46% obtained their diploma in one year. The latter cohort is a rather special group of students, since some of them started as a student in the old doctorandus programme in Informatiekunde, but switched to the Master’s programme when they were not able to graduate in the old programme due to study delay. They did not have to take all courses in the new programme. After two and three years of study, the percentage of graduates increases, but still many students were not able to graduate within these periods. The average time for students to graduate is 18 full months for the cohort 2005-2006, 10 for the cohort 2006-2007 and 15 for the last cohort of students. As stated in the self-evaluation report it is expected that for the cohort 2007-2008 this number will increase since some students are still enrolled in the programme. During the visit, the lecturers told the committee that the international students tend to study nominally, whereas Dutch students usually take more time to finish their degree. The students confirmed this situation, explaining they find extracurricular activities, such as being a member of the board of the student association and having a parttime job, important as well. Assessment The committee has studied the data concerning study progress in the self-evaluation report and concludes the progamme has not set specific targets. The rate of the study progress of the programme is somewhat lower than the rest of the faculty, but the committee concludes that the discrepancy is small. International students are able to graduate within a year, and as described under standard 7, the workload of the programme does not pose any problems that may hinder students from graduating on time. The committee appreciates the fact that the programme will implement measures which will help Master students writing their theses before completion of the second semester. The committee therefore assesses this standard as satisfactory. Master’s programme Information Management: the committee assesses this standard as satisfactory. Assessment of the theme Results The committee comes to an overall assessment of the theme Results on the basis of its assessments of the separate standards. In the case of the master’s programme Information Management, it assesses this theme as satisfactory.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
76
Overview of the committee’s assessment Master’s programme Information Management: Theme 1. Aims objectives
2. Curriculum
Assessment and Satisfactory
Satisfactory
3. Staff
Satisfactory
4. Services
Satisfactory
5. Internal quality Satisfactory assurance system
6. Results
Satisfactory
Standard 1. Subject-/discipline-specific requirements 2. Bachelor and master level 3. Academic orientation 4. Requirements for academic orientation 5. Correspondence between the aims and objectives and the curriculum 6. Consistency of the curriculum 7. Workload 8. Admission requirements 9. Credits 10. Coherence of structure and contents 11. Learning assessment 12. Requirements for academic orientation 13. Quantity of staff 14. Quality of staff 15. Facilities 16. Tutoring 17. Periodical evaluations 18. Measures for improvement 19. Involvement of staff, students, alumni and the professional field
Assessment Satisfactory
20. Achieved learning outcomes 21. Study progress
Satisfactory Satisfactory
Satisfactory Satisfactory Satisfactory Satisfactory Unsatisfactory Satisfactory Satisfactory Complies Satisfactory Satisfactory Satisfactory Satisfactory Satisfactory Good Satisfactory Satisfactory Satisfactory Satisfactory
The committee’s overall assessment of the master’s programme Information Management The committee concludes, on the basis of its assessments of the themes and standards from the assessment framework, that the master’s programme Information Management fulfils the formal requirements which are a prerequisite for accreditation.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
77
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
78
BIJLAGEN
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
79
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
80
Bijlage A: Curricula vitae van de leden van de visitatiecommissie Prof. dr. ir. H.W.G.M. (Eric) Van Heck (1960) behaalde in 1985 het doctoraalexamen in de Cultuurtechniek aan de Landbouwhogeschool Wageningen, waarna hij als programmeur en systeemanalist werkzaam was bij Cap Gemini. In 1987 werd hij tot universitair docent benoemd en in 1993 rondde hij aan de Landbouwuniversiteit Wageningen zijn proefschrift Design Management of EDI Systems af. In 1995 werd hij research fellow bij het Center for Economic Research (CentER), Tilburg University. Vanaf 1997 is hij verbonden aan Rotterdam School of Management, Erasmus Universiteit en is momentaal hoogleraar Informatie management en markten en academic director Business Information Management. Hij was als student verbonden aan Cornell University (1982), als visiting scholar aan New York University (1994) en MIT Sloan School of Management (2009) en als gasthoogleraar aan Helsinki School of Economics (2002-2005) en de Ludwig-Maximilians University in München (2006). Hij publiceerde met diverse medeauteurs 14 boeken en verschillende wetenschappelijke publicaties o.a. in California Management Review, Communications of the ACM, Decision Support Systems, Electronic Markets, European Journal of Information Systems, European Management Journal, Harvard Business Review, Information Systems Research, International Journal of Electronic Commerce, International Journal of Production Economics, Journal of Information Technology, and WirtschaftsInformatik. Hij leidt in samenwerking met diverse bedrijven en buitenlandse universiteiten verschillende innovatieve onderzoeksprojecten. Prof. dr. W. (Wim) van Grembergen (1947) is professor aan de Faculteit Economie en Management van de Universiteit Antwerpen en de University of Antwerp Management School. Voorheen was hij gastdocent aan de Katholieke Universiteit Leuven en verzorgde hij onderwijs aan de Universiteit van Stellenbosch in Zuid-Afrika, het Instituut voor Economische wetenschappen in Moskou en de Queensland University of Technology in Australië. Hij doceert informatiesystemen op bachelor-, master- en postinitieel niveau en doet onderzoek naar business transformations door informatie technologie, het MBA-programma UFSIA, de huidige Universiteit van Antwerpen. Tussen 1989 en 1995 was hij directeur van een IT-audit masterprogramma. Momenteel is hij academic director van het onderzoekscentrum Information Technology Alignment and Governance Research Institute. Dr. A.B.J.M. (Fons) Wijnhoven (1957) behaalde in 1984 zijn doctoraaldiploma in Politicologie, met afstudeerrichting Onderzoeksmethodologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. In 1995 promoveerde hij aan de Universiteit Twente op Informatiemanagement en het leren van organisaties. In 1985 begon hij zijn carrière als junior docent Organisatie van het Openbaarbestuur aan dezelfde universiteit. In 1987 werd hij junior docent Informatiemanagement en werd uiteindelijk in 2001 universitair hoofddocent Kennismanagement en Informatiesystemen. Hij is verder gastdocent en –onderzoeker geweest bij onder andere de Helsinki School of Economics, de Universiteit Nijerode, de Technical University of Sebutal in Portugal en de Universiteit van Muenster. T. (Tim) Gielissen (1986) behaalde in 2005 de propedeuse Media en cultuur aan de Universiteit van Amsterdam alvorens aan de bacheloropleiding Informatiekunde aan de Universiteit van Amsterdam te beginnen. In 2008 behaalde hij met honours en cum laude het diploma, waarna hij doorstroomde naar de masteropleiding Informatiekunde aan dezelfde instelling. Vanaf 2008 is hij betrokken bij het PoliticalMashup project en ontwikkelde daarvoor het PoliDocs.nl-prototype. In 2009 publiceerde hij op basis van dit prototype
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
81
verschillende artikelen en won met zijn team de XML Holland Award. Gielissen heeft in april 2010 de masteropleiding Informatiekunde cum laude afgerond. Dr. C. (Cees) Terlouw (1947) was onderwijzer in het basisonderwijs en leraar aardrijkskunde in het voortgezet onderwijs. Hij studeerde in 1976 af als onderwijskundige van de Universiteit van Groningen, en was vervolgens werkzaam bij de Universiteit Twente als onderzoeker, consultant en docent bij de faculteit Bestuurskunde, het Centrum voor hoger onderwijsbeleid, en het (toenmalige) Onderwijskundig Centrum. In 1987 promoveerde hij aan de Universiteit Twente op een proefschrift over een onderwijsontwikkelingsmethode voor onderwijs gericht op het leren probleemoplossen. In 2001 werd hij directeur van het Instituut ELAN, het instituut voor de eerstegraads lerarenopleiding, aansluiting vo-ho, en nascholing van de Universiteit Twente. Vanaf november 2007 is hij lector Instroommanagement & Aansluiting bij Saxion Hogescholen en directeur van het Landelijk Informatie Centrum Aansluiting (LICA) t.b.v. het hbo.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
82
Bijlage B: Domeinspecifiek referentiekader Doel van het domeinspecifieke kader Het domeinspecifieke kader geeft in algemene zin inzicht in de aard en het niveau van de eindkwalificaties van de opleiding. Het was uiteraard van belang in het kader van de visitatie Informatiekunde dat de opleidingen zouden weten aan de hand van welk domeinspecifiek kader de visitatiecommissie hun opleidingen zou beoordelen. Daarom heeft de commissie het kader vooraf ter kennisname aan de opleidingen gezonden. Voor de visitatie Informatiekunde hanteerde de commissie als domeinspecifiek kader zowel de gemeenschappelijke kern van de Informatiekunde die in Nederland is opgesteld als de gangbare internationale beschrijving van het vakgebied van Informatiekunde. De gemeenschappelijke kern staat centraal. De internationale beschrijving is bedoeld om de afstemming met de internationale ontwikkelingen in het vakgebied mogelijk te maken. De visitatiecommissie heeft naar voren gebracht dat dit domeinspecifieke kader ruimhartig door de commissie wordt geïnterpreteerd en dat het kader tijdens de visitatie ook ruimhartig gehanteerd zal worden. De visitatiecommissie heeft bewust voor deze interpretatie en hantering gekozen om recht te doen aan de eigen invalshoek van de opleidingen die in het vakgebied van de informatiekunde werkzaam zijn. De eigen invalshoek aan de UvT is de bedrijfseconomische/management invalshoek: management en gebruik van informatiesystemen ten behoeve van de besturing van organisaties (en ten behoeve van de verantwoording die daarover dient te worden afgelegd); oftewel, de afstemming van de vraag naar en het aanbod van IT ten behoeve van het optimaliseren van de performance en besturing van organisaties. Gemeenschappelijke kern Informatiekunde In 1999 is in overleg met vertegenwoordigers van de opleidingen in VSNU-verband met het oog op de opname in het CROHO de volgende beschrijving van de gemeenschappelijke kern van de opleidingen Informatiekunde tot stand gekomen: Informatiekunde richt zich op theorievorming en onderzoek naar het effectief structureren, verwerken en communiceren van informatie en de rol die informatietechnologie daarbij speelt. Informatieprocessen bij individuen en organisaties worden niet alleen uit technisch maar ook uit cognitief, sociaal en bedrijfskundig perspectief bezien. Deze gemeenschappelijke kern dateert uit 1999. De visitatiecommissie is zich ervan bewust dat sindsdien de ontwikkelingen in het vakgebied niet hebben stilgestaan. Het kan dan ook zijn dat opleidingen niet meer alle perspectieven omvatten maar zich op een of meer van de perspectieven richten. De visitatiecommissie ziet Informatiekunde als het integreren van informatietechnologie en informatiemanagement met een of meer andere wetenschappen. Deze wetenschappen kunnen verschillende zijn, al naar gelang de invalshoek die opleidingen kiezen. Zoals hierboven aangegeven is de UvT invalshoek een waarbij IT en Informatiemanagement wordt geïntegreerd met bedrijfeconomie, daarnaast wordt aandacht besteed aan andere relevante disciplines zoals organisatieverandering, recht en ethiek.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
83
Vergelijking in internationaal verband Nederlandse universitaire opleidingen op het gebied van Informatiekunde zullen zich bij voorkeur moeten meten op het internationale vlak. In die zin is het van belang dat de Nederlandse opleidingen zich richten op wat in internationaal verband op het gebied van Informatiekunde maatgevende ontwikkelingen zijn. Een internationale standaard voor de informatiekundige opleidingen is het door de Association for Computing Machinery (ACM) en door Association for Information Systems (AIS) ontwikkelde modelcurriculum voor de opleidingen op het vakgebied Information Systems. Voor dit modelcurriculum verwijst de opleiding naar J.T. Gorgone, P. Gray e.a.: MSIS 2000, Model Curriculum and Guidelines for Graduate Degree Programs in Information Systems, ACM, AIS, 1999. Voor het BSc en MSc programma verwijst de opleiding naar dit model, maar neemt een recentere versie van CACM 2008 als uitgangspunt; de Tilburgse opleidingen zijn vergeleken met Nederlandse en Buitenlandse opleidingen”. Deze internationale standaard zal de visitatiecommissie eveneens hanteren in het licht van de invalshoek die de opleidingen zelf hebben gekozen en van de ontwikkelingen die zich sedert 1999 hebben voorgedaan. Het modelcurriculum is uit de volgende onderdelen opgebouwd: • Foundations. In dit deel zijn disciplines opgenomen die de inleiding vormen op het gebied van de Information Systems. Daaronder zijn Fundamentals of Information Systems, Information Technology, Hardware en Software en Programming, Data and Object Structures. • Information Systems Core. Tot dit deel behoren disciplines als Data Management, Analysis, Modelling and Design of Information Systems, Data Communication and Networking, Project and Change Management en Information Systems Policy and Strategy. • Integration. In dit deel zijn cursussen of activiteiten geplaatst, die als doel hebben de verschillende disciplines te integreren. • Career Tracks. Dit deel heeft betrekking op (keuze)disciplines, gericht op de beroepen die de afgestudeerde na zijn studie kan uitoefenen. Deze beroepen bevinden zich op het gebied van wetenschappelijk onderzoek, consultancy, management, electronic business, datamanagement en andere. De commissie wijst erop dat in ons land masteropleidingen studenten ook voorbereiden op wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijk publiceren, dit in tegenstelling tot opleidingen in de Verenigde Staten. Ter afsluiting Opleidingen kunnen goede redenen hebben om in hun domeinspecifieke kader bepaalde accenten te leggen. Dit bevestigt dat er geen standaardkader bestaat dat in detail is voorgeschreven. Daar staat tegenover dat de gemeenschappelijke kern en het weergegeven modelcurriculum een referentiekader bieden waaraan de visitatiecommissie de opleidingen wil toetsen. De commissie hanteert de zelfgekozen doelstellingen van de opleidingen als een belangrijk referentiepunt voor de beoordeling. De beoordeling door de commissie richt zich dan op de vraag of deze zelfgekozen doelstellingen passen bij een wetenschappelijke opleiding en of ze
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
84
op hoofdlijnen overeenkomen met de gemeenschappelijke kern van Informatiekunde en met het internationaal gevalideerde modelcurriculum.
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
85
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
86
Bijlage C: Bezoekprogramma Programma bezoek visitatiecommissie Informatiekunde 2 maart 2010 Tot 18:00 18:00 – 19:00 19:00 – 21:00 3 maart 2010 09:00 – 10:45 11:00 – 14:00
14:00 – 15:00
optioneel Aankomst commissieleden Instructie commissieleden (intern) Diner (intern)
Installatie en instructie van de commissie Voorbereidende bijeenkomst van de visitatiecommissie: bespreking van de zelfevaluatierapporten en de afstudeeropdrachten van de te beoordelen opleidingen; bestuderen documenten Gesprek met inhoudelijk verantwoordelijken (opleidingsdirecteur, afdelingsvoorzitter, verantwoordelijk hoogleraar, opstellers zelfevaluatierapport, opleidingscoördinatoren etc.)
15:00 – 15:30 15:30 – 16:00 16:00 – 16:15 16:15 – 17:00
Bachelorstudenten Masterstudenten Pauze Docenten
17:00 – 17:30 17:30 – 18:00
Intern overleg commissie Alumni
19:30 – 21:30
Diner voor commissieleden, evt. met vertegenwoordiger CvB, decaan, opleidingsdirecteur
4 maart 2010 09:00 – 09:30
Studenten van de opleidingscommissie
09:30 – 10:00
Docenten van de opleidingscommissie
10:00 – 10:30 10:30 – 11:00
Examencommissie en studieadviseur Rondleiding en eventueel spreekuur
11:00 – 11:30
Overleg commissie, voorbereiding op gesprek met formeel verantwoordelijken Afsluitend gesprek met formeel verantwoordelijken (faculteitsbestuur, opleidingsdirecteur) Lunch Opstellen voorlopige bevindingen Mondelinge rapportage voorlopig oordeel, afsluiting bezoek Receptie
11:30 – 12:30 12:30 – 13:00 13:00 – 16:00 16:00 – 16:30 16:30 – 17:00
QANU / Informatiekunde, Tilburg University
87