Informatieblad overleg motie Geurts 28 september 2015 9.00 – 10.00 u. Polderkamer Hoogheemraadschap van Delfland Adviesgroep Borm & Huijgens De waterschappen gaan gezamenlijk als bestuurslaag steeds belangrijker taken vervullen voor het voortbestaan van Nederland. Maar vanaf 2014 bepalen de deels discutabele Deltabeslissingen waar de waterbeheersplannen 2016-2021 aan moeten voldoen. Het wordt dan ook tijd dat de waterschappen, met bevlogen en kundige mensen, hun stem laten horen en sturing geven aan het Waterschap Nederland. Het Plan Spaargaren voor zeesluizen in de Nieuwe Waterweg, dat momenteel onderzocht wordt, verruimt de mogelijkheden voor het waterbeheer en kan het Deltaprogramma een goede wending geven. Reden om hier eens bij stil te staan.
1. Nederland 500 voor Christus De lagune is nog niet helemaal dichtgegroeid: We zien een Flevomeer en kwelders in het noorden. Toen de mens invloed kreeg op het landschap begon echter een ruim duizendjarige periode van buitensporige exploitatie van veen, bodemdaling en landverlies. De overstap van terpen naar dijken maakte grotendeels een einde aan de wordingsprocessen, Vanaf de 14e eeuw ging de veenbodem oxideren en inklinken als gevolg van het bemalen van polders. Dat gaat nog steeds met enige centimeters per jaar door. Meer dan de helft van het land brachten we beneden de zeespiegel. Oude venen werden verlaten, dijkonderhoud liet te wensen over en in oorlogstijd ging men over tot inundaties. Zo gaf de mens onbedoeld de zee de kans om gaten in het land te slaan: Waddenzee, Zuiderzee en de zeegaten in het zuidwesten. Een eeuw geleden dreigde Nederland aan het zeegatgeweld ten onder te gaan. Na de Zuiderzeevloed van 1916 werd eindelijk besloten om het grootste zeegat te sluiten: Zuiderzee werd IJsselmeer. In het zuidwesten nam men na de ramp van ’53 pas maatregelen: De Deltawerken. Zo werd onze zwaar doorbroken kustlijn met dammen grotendeels hersteld.
1
2. Zeegaten en overgebleven land Hier ziet u hoe erg het zuidwesten er in de 16e eeuw aan toe was. De zee had de vrijwel aaneengesloten kustlijn doorbroken, de delta uitgehold en het estuarium teruggedrongen tot aan de Biesbosch en achter Antwerpen. Het gespaard gebleven landoppervlak kwam in de vorm van eilandpolders letterlijk in zee te liggen. Geteisterd door stormen en watersnoden hield Zeeland zich met wisselend succes boven water.
3. Nederland zonder dijken Met zo’n 5000 gemalen en in totaal 17.500 kilometer aan dijken worden de Lage Landen continue ontwaterd. Voor de waterveiligheid moet het Waterschap Nederland haar dijkring kunnen sluiten en mag de bescherming van de kust niet van los zand aan elkaar hangen. Preventief beleid in het verlengde van de Zuiderzeewerken en de Deltawerken, is de juiste aanpak.
4. De Zuidwestelijke Delta Wat we hier zien zijn niet onze natuurlijke deltawateren, maar de restanten van de gaten die de zee in ons land heeft geslagen. Deze gaten veroorzaakten vele watersnoodrampen. Het met open armen binnenhalen van zout en getijde, wat sommigen nu propageren, is tegengesteld aan wat er werkelijk moet gebeuren. Het Deltaplan had als doelen waterveiligheid, zoet water voor landbouw en industrie en een getijloze verbinding tussen Rijn en Schelde. Men wilde na ’53 de zeegaten sluiten en de Zuidwestelijke Delta (ZWD) veranderen in een zoet Zeeuws merengebied. De deltacommissie mocht echter niet de Westerschelde en de Nieuwe Waterweg afdammen. Beide open verbindingen zijn de oorzaak van ernstige waterproblemen.
2
Maar veranderingen geven weerstand en onder druk van milieuactivisten en visserij kwam er een stormvloedkering in de Oosterscheldedam. De Oosterschelde bleef hierdoor zout met getijde. In dezelfde hype werd alsnog besloten om van de Grevelingen, een gepland zoetwatermeer, een zoutwatermeer te maken. Alleen het zoete Haringvliet mocht tot aan de dam verder verzoeten. Zeeland bleef vervolgens van rivieraanvoer verstoken en heeft nog nooit zo in het zout gelegen als nu. De situatie verergert met verdieping, ontpoldering, afgraving en het verbinden van de buitenproportioneel ruime wateren. Het Volkerak-Zoommeer (VZM) verzilten? Nooit doen! Het Haringvliet verzilten? Maak dan eerst de Grevelingen zoet! 5. Problemen zoetwateraanvoer Citaat Johan van der Gronden, vz. WNF:
“Waterschaarste in Nederland? In het stroomgebied van de Rijn, één van Europa’s hoofdrivieren? Hoe krijgen we dat voor elkaar? Heel simpel: wij gebruiken een groot deel van ons rivierwater om het zoute zeewater terug de zee in te duwen. Zo houden we het water dat voor het Groene Hart is zoet. Maar deze inrichting houdt het hele Nederlandse waterstelsel in de houdgreep.” Minder dan een tienduizendste van al het water op aarde is zoet oppervlaktewater. Van dit water in rivieren en meren is veel leven en welvaart afhankelijk. Niets is waardevoller dan dit water. We dienen er zuinig mee om te gaan.
6. Huidige situatie Volgens Rijkswaterstaat neemt de minimum zomerafvoer in de 21e eeuw af van 1700 m3/s naar 700 m3/s. Veel te weinig om het zout in de Nieuwe Waterweg terug te dringen. Zie op kaart: Waterverdeling, inlaatpunten Spui en Gouda. De overheid is veruit de grootste verspiller van zoetwater. Het landelijke tempo van verzilting is momenteel zo’n 10.000 ha per jaar.
3
7. Situatie 2050 Afname rivierafvoer zoals voorspeld: Geen houden meer aan. Inlaatpunten verzilt, algehele verzilting zet door en bedreigt de zoetwatereconomie en drinkwatervoorziening. Zoetwatervoorziening is nog lang niet veilig gesteld: Het Deltaprogramma zet slechts in op kleinschalige wateraanvoer en op het IJsselmeer als buffer voor het hele land. De waterafhankelijke land – en tuinbouwsector is ons grootste exportproduct, met een zeer hoge bijdrage aan het BNP en aan de werkgelegenheid, met de grootste opbrengst per hectare. Verzilting dreigt het meest in het sterk geïndustrialiseerde deel van het land.
8. Haven Rotterdam Het is nauwelijks te rijmen: de ‘voordeur’ Maeslantkering met een faalkans van 1:100 en voor de dijken landinwaarts stelt men de norm 1:100.000. Met de dijknormen die weer omhoog gaan zit er echter weinig reststerkte in de dijken in het oosten van de Rijnmond-Drechtsteden. Hier liggen juist de lastige stedelijke dijktrajecten met de meeste urgentie. De vele onzekerheden in metingen, aannames of modellen maken veilige keuzes voor de hand liggend. Plan Spaargaren, het onderzoek naar zeesluizen in de Nieuwe Waterweg, wordt in november 2015 openbaar gemaakt.
4
Zeesluizen betekenen: Grotere waterveiligheid: Dijken minder kwetsbaar. Pompen voor noodsituaties waarbij spuien onmogelijk is. Teveel aan rivierwater wordt afgevoerd via de ZWD.
Besparing van miljarden. Dijkverhogingen richting Gouda niet nodig. Einde aan dijkondermijnende erosie in Spui en Oude Maas.
Hoogwaterstand bij Rotterdam een meter lager, geen omslagpunt meer van rivieren en zee in de kwetsbare regio Drechtsteden, maar in een regio met waterbergend vermogen.
Maasvlaktes, Europoort en de afsluitbare Nieuwe Waterweg tot aan de Oude Maas blijven buitengaats. Oude stadshavens worden zoet en getijloos.
Waterhoogte rivieren en stadshavens meer beheersbaar. Dit is gunstig voor diepgang scheepvaart en waterveiligheid.
De gehinderde scheepvaart ten opzichte van de zeewaartse locatie vermindert aanzienlijk. Dit over twee sluiscomplexen verdeeld en met de voordelen van een beheersbaar rivierpeil en geen stromingsweerstand. Bevaarbaarheid rivieren beter gegarandeerd en in de benedenrivieren minder schutproblemen.
Einde aan grootschalig zoetwaterverlies. Veiligstelling inlaatpunten water. Dat geldt voor de inname van zoetwater voor het Brielse meer bij Bernisse, maar ook aan de Lek, de Noord, de Nieuwe Maas, het A’dam-Rijnkanaal en het Lekkanaal (zie ook motie Geurts 22 sept. 2015).
Zoetwater om de algehele verzilting tegen te gaan en het zout terug te dringen tot zo ver mogelijk tegen de kustlijn.
Geen voorzieningenniveau (waarmee we zoetwatertekort accepteren) en geen verdringingsreeks (wie krijgt bij schaarste nog wat), maar zoetwater in overvloed voor landbouw, industrie, huishoudens en export.
Aanvoer van nutriënten voor de vis- en schaaldiersectoren.
Algehele kwaliteitsverbetering van het oppervlaktewater.
Mogelijkheden voor vismigratie door zoetwateraanvoer.
Verhoging van de biodiversiteit door zoetzout overgangen en estuariene dynamiek.
Toename natuurbeleving en recreatie.
Zeesluizen zijn de sleutel tot een klimaatbestendig land.
5
Deze hoofdkeuze heeft consequenties voor het hele watersysteem. In het onderzoek n. a. v. de motie Geurts is geen aandacht besteed aan de zoetwatersituatie, maar ligt het accent vrijwel geheel op de waterveiligheid. Gezien bovenstaande is de economische bijdrage enorm en wellicht wordt dit de doorslaggevende factor, indien alle integrale aspecten meegewogen worden. Plan Spaargaren creëert een omvangrijke zoetwaterbuffer en maakt een herijking van de landelijke zoetwaterverdeling mogelijk. De geplande herijking 2009-2015, die de basis zou vormen van het Deltaprogramma, is nooit doorgezet. Met zeesluizen worden de bordjes in de delta verhangen en de mogelijkheden aanzienlijk vergroot. Maar wat moeten we dan met de Kier, verzilting van het VZM, de rijksstructuurvisie Grevelingen –VZM, de Natura 2000 plannen, een getijdencentrale in de Brouwersdam, het estuarium Haringvliet, het hele Uitvoeringsprogramma ZWD en ga zo maar door? Ook al zijn de rapporten nog zo zwaarwegend, is er na jaren consensus bereikt en wordt de inspraak vakkundig afgehandeld, dan nog dient er door plannen die averechts of overbodig zijn een streep gehaald te worden. We hoeven niet meteen alles weg te gooien, maar zullen wel alles moeten herzien in een integraal kader en afgestemd op de lange termijn. Bij gebrek aan een landelijk raamwerk werd de planvorming voor de Zuidwestelijke Delta gemanipuleerd en snel doorgedrukt. Deze zette andere deelplannen op het verkeerde been. Op basis van consensus en het creëren van draagvlak kwam het Deltaprogramma tot stand. De optelsom van regionale en sectorale deelplannen resulteerde vervolgens niet in het beoogde landelijk raamwerk voor een klimaatbestendig Nederland. De deelplannen zijn wat betreft waterveiligheid en zoetwatervoorziening ver onder de maat en zijn onvoldoende gericht op de lange termijn. Het deels herroepen van de Deltabeslissingen en een herzien Deltaprogramma lijken dan ook onvermijdelijk. 9. Een nieuwe start Een lege plankaart van de ZWD met als basisgereedschap de bestaande infrastructuur, met onder meer de dammen en kunstwerken van de Deltawerken.
Wat kun je ermee?
6
Even een schot voor de boeg:
Begin met de aanleg van zeesluizen.
Probeer daar waar mogelijk het wateroppervlak van de voormalige zeegaten alvast te verkleinen, zonder aan bergingscapaciteit in te boeten.
Laat spoedig de Grevelingen verzoeten. De daarvoor al aangelegde kokersluis kan meteen met de zuurstofloze onderlaag starten. Ook in het zuidwesten is blijvend een zoetwatervoorraad nodig.
Leg bij de monding van het Haringvliet voorlopig een migratierivier, dan kan de vismigratie zich hier alvast verder ontwikkelen.
Bij zeesluizen sluit de beperkte trekroute Nieuwe Waterweg en volgt met aanvoer van rivierwater een estuarium Haringvliet.
Bij voldoende aanvoer stroomt ook rivierwater via het VZM en Oosterschelde. Zo wordt de ecologische relatie tussen zee en rivieren hersteld.
Hoe we ook inrichten, waterveiligheid en zoetwatervoorziening bepalen de richting.
11. Slot Te vaak worden besluiten genomen op basis van halve waarheden, met onvoldoende kennis van zaken en het hanteren van onjuiste doelen. Plannen worden doorgedrukt op basis van de meest gunstige prognoses. Duurzaam krijgt daarna een houdbaarheidsdatum, robuust blijkt kwetsbaar en innovatief verandert in experimenteel. Zoals een voorzieningenniveau het zoetwatertekort accepteert, zo leggen meerlaagsveiligheid en overstromingsbestendigheid zich in zekere mate neer bij overstromingen. Daarnaast komen uit adaptief waterbeleid geen grote systeemveranderingen en lange termijn planning tevoorschijn en kustbescherming met los zand, tegen de natuurlijke processen in, zet geen zoden aan de dijk. Vooruit verdedigen met effectieve defensieve maatregelen is gewenst. Zowel de deskundigheid van betrokkenen als voldoende integrale afwegingen en onderzoek zijn nodig voor verantwoorde besluiten. De waterschappen kunnen hierbij een cruciale sturende rol gaan vervullen.
Adviesgroep Borm & Huijgens - september 2015
7
8