INFORMATIEAVOND GROEP 4 2013 - 2014
ALGEMEEN: We werken in groep 4 met een dag- en een weektaak. De dagtaak staat op het bord en de weektaak wordt op een vaste dag in de week uitgereikt op een blad. De weektaak kan per leerling verschillen, omdat we die aanpassen aan de verschillende niveaus en behoeftes van de leerlingen. Op de vijfde dag moet de weektaak af zijn. De leerlingen kunnen aan hun weektaak werken als ze klaar zijn met de verwerking van een les of tijdens de tijd die er elke dag of een aantal dagen in de week voor gereserveerd is.
HOE ZIET DE AANPAK VAN EEN LES ERUIT? INOEFENEN
START VAN DE LES GROEPSINSTRUCTIES
VERLENGDE INSTRUCTIE+ BEGELEIDE INOEFENING
ZELFSTANDIG WERKEN
ZELFSTANDIG WERKEN
NABESPREKEN
EVALUATIE en AFSLUITING
HET GIP MODEL. Wat betekent GIP? GIP is een gemakkelijke snelle afkorting voor een veelbetekenende volzin: Groeps- en Individueelgericht Pedagogisch en didactisch handelen van de leerkracht.
-1-
Waarom wordt er op De Ieveling met het GIP- model gewerkt? In alle groepen zitten kinderen die op verschillende niveaus werk aankunnen. De een is snel, de ander heeft wat meer tijd nodig, de derde wil graag uitleg op verschillende manieren, de vierde heeft aan een half woord genoeg, en ga zo maar door. De grote verschillen die er bestaan tussen leerlingen stelt hoge eisen aan het klassenmanagement om alle leerlingen datgene te bieden wat ze nodig hebben. Op De Ieveling vinden we het belangrijk dat niet iedere leerkracht daarvoor zelf op eigen wijze het wiel uitvindt. We willen een gezamenlijke aanpak, een doorgaande lijn in alle groepen. Daarvoor gebruiken we het GIP- model. Wat heeft zelfstandig werken te maken met het GIP-model? Het GIP-model richt zich in eerste instantie op een goede organisatie in de groep, waardoor de leerlingen zelfstandig kunnen werken. We gebruiken hiervoor de dobbelsteen, de GIP-lat en het teken waaraan de leerlingen kunnen zien of de leerkracht ‘gestoord’ mag worden. De leerkracht krijgt daardoor de mogelijkheid om instructie en begeleiding op maat te geven. Zelfstandig werken kun je dus zien als een voorwaarde voor het geven van instructie aan individuele leerlingen of aan een groepje leerlingen. De leerlingen weten wanneer ze zelfstandig moeten werken.
REKENEN: a) hoofdrekenen: Programma ‘Hoofdwerk’ op de computer. De nadruk ligt hier op handig rekenen en automatiseren op eigen niveau. b) rekenen methode Pluspunt ( lesboek/ opdr. boek/ plusboek): De leerstof die dit jaar aan de orde komt is: * Vermenigvuldigen (tafels van 1 t/m 5 en 10) * Optellen en aftrekken tot 100 (met tientalpassering) * Handig rekenen (dubbelen, 1 meer/ 1 minder) * Hoeveelheden tot 100 plaatsen op de getallenlijn. * Tellen met sprongen (van 2, 5, 10 en 20) * Optellen, aftrekken en vermenigvuldigen in een context. * Rekenen met een lege getallenlijn. * Dagen aflezen op een jaarkalender. * Hele en halve uren en kwartieren bepalen op de analoge klok. * Tijdsduur bepalen op een analoge klok. * Geldbedragen samenstellen en aanvullen met munten en biljetten. * Rechte en gebroken lijnstukken meten in centimeters. * Grafieken aflezen van een staafdiagram. * Ruimtelijke oriëntatie (met links, rechts, dichtbij, veraf) * Een plattegrond/bouwtekening maken van blokkenbouwsels. c) automatiseren: Het “MAP”-rekenen. Binnen een vastgestelde tijd maken de leerlingen drie tot vijf keer in de week 100 sommen. In het begin besteden we voornamelijk aandacht aan de sommen tot 20 en later aan de sommen tot 100 en de tafels. Indien de leerkracht constateert dat een leerling een achterstand heeft op het gebied van automatiseren, zal er in overleg met de ouders oefenstof mee naar huis worden gegeven.
-2-
e) Tafels: oefenen op de computer of op een extra oefenblad in de weektaak. De leerlingen zullen hiervoor ook thuis moeten oefenen om uiteindelijk hun tafeldiploma te behalen. NB. Als u thuis wilt oefenen met uw kind met optellen en aftrekken tot 100 is het belangrijk dat u dezelfde strategie aanleert als wij op school aanbieden, namelijk door eerst de tientallen er af te halen of erbij te tellen en daarna pas de eenheden én door eerst naar het tiental toe te werken. Voorbeeld: 35 + 27 = 73 – 28 = 35 + 20 = 55 73 – 20 = 53 55 + 5 = 60 53 – 3 = 50 60 + 2 = 62 50 – 5 = 45
TAAL: a. Bij het onderdeel taal wordt de methode " Taalverhaal" als leidraad gebruikt. Deze methode bestaat uit een tweetal delen : Taalverhaal Taal en Taalverhaal spelling. Taalverhaal Taal bestaat uit 5 lesblokken waarin gedurende zeven weken aandacht wordt besteed aan taalvaardigheid, bestaande uit: a) mondeling ( spreken, luisteren) b) schriftelijk (lezen, schrijven) c) taalbeschouwing bestaande uit: - taalbouw (woordsoorten, zinsdelen, zinsbouw, interpunctie en teksten) - taalgebruik (taalbetekenis, taalfunctie/taalkennis) Taalverhaal spelling is een spellingsmethode voor de onveranderlijke woorden en de werkwoordspelling. Elke week worden er 2 woordpakketten behandeld. Deze woordpakketten worden op school aangeboden (instapdictee). De kinderen nemen de woorden thuis zelf verder door en krijgen daar vrijdag een dictee over. De leerlingen kunnen de woordpakketten oefenen op de computer met het programma woordtotaal van Ambrasoft. De woordpakketten staan niet los op zich, maar komen in de lessen van Taalverhaal spelling en Taalverhaal taal in diverse oefeningen aan de orde. b. Iedere leerling houdt dit schooljaar een boekbespreking. c. Woordkenniskaarten (taaltoppers) – Deze kaarten worden verwerkt in de weektaak en zijn voornamelijk ter vergroting van de woordenschat.
LEZEN: In groep 4 zijn we bezig met het voortgezet technisch lezen en starten we met de methode voor begrijpend lezen. - technisch lezen:
- Estafette(voorgezet technisch lezen) tot januari) - Stillezen / AVI-lezen volgens VNL (Vernieuwd Niveau Lezen) 2 X per week .Vanaf Januari 5 x in de week. - Extra begeleiding buiten de klas en in de klas tijdens het stillezen. - Extra (technisch) leesactiviteiten. -3-
- Boekpromotie. - Methode Goed Gelezen en gezamenlijk lezen.(vanaf Januari) - begrijpend/studerend lezen: We gebruiken de methode “Goed Gelezen”. Wekelijks krijgen de leerlingen een klassikale instructie en één of twee baklessen (leeskaarten). De leeskaarten komen in de weektaak. In de klassikale lessen leren de leerlingen de juiste strategie toe te passen, die ze in de baklessen kunnen toepassen. De baklessen worden invidueel verwerkt. De leesstrategiën (de te volgen stappen) zijn: - Wat gaan we doen? - Wat zie je? - Wat voor tekst is het? - Wat weet je? - Woorden en zinnen. - Lees de tekst - Opdrachten maken - Om te onthouden. Regelmatig krijgen de leerlingen een toets behorende bij de methode.
SCHRIJVEN: 3 X per week 1 blz. schrijven gekoppeld aan de schrijfmethode. In groep 4 leren de leerlingen het aan elkaar schrijven en de hoofdletters. Uw kind heeft in groep 3 vorig schooljaar een vulpen uitgereikt gekregen.
MUZIEK: Eens per week wordt er een muziekles gegeven. In 2013 is er een nieuwe muziekmethode aangeschaft: ‘Muziek moet je doen’. Er wordt zo veel mogelijk ingespeeld op thema' s die aan de orde zijn.
GYMNASTIEK: De gymnastieklessen worden op dinsdag en donderdag om de week gegeven. Groep 4 krijgt om de week 1 uur zwemles in het “Koggebad”.
HANDENARBEID en TEKENEN: We werken in een schooljaar een aantal weken in circuitvorm. Waarbij we verschillende technieken aan bod laten komen. De andere weken wordt er in de klas gewerkt, zo mogelijk binnen een thema.
ENGELS: Dit jaar starten we met de Engelse lesmethode ‘Take it easy’. In groep 1 tot en met 4 komt het Engelse aspect maandelijks voor en gebeurt dit spelenderwijs. In groep 5 en 6 hebben we één keer in de twee weken een Engelse les. Het accent ligt op het spreken en de woordenschat. Het digibord speelt een grote rol tijdens de lessen.
-4-
WERELDORIËNTATIE: a) Natuuronderwijs: In groep 4 kijken we elke week naar Huisje Boompje Beestje. Dit is een programma van Schooltv waarbinnen verschillende onderwerpen aan bod komen omtrent wereldoriëntatie. Daarnaast kan in de groep ook aandacht besteed worden aan natuuronderwijs binnen een thema of door een excursie.
b) Het verkeerskundig aspect: We werken met een methode voor verkeersonderwijs. Hierin worden behandeld: de voornaamste verkeersregels (voorrang, voorschriften, eisen aan een fiets, voetgangers). kennis van de belangrijkste verkeersborden verkeersgedrag c) Schoolproject: In oktober een schoolproject kinderboekenweek. In april 2014 en schoolproject over Water.
SOCIALE REDZAAMHEID: Kapstok regels 1. Voor groot en klein zullen we aardig zijn. 2. Binnen de school moet het rustig zijn, rennen mag op het plein. 3. We zullen goed voor de spullen en omgeving zorgen, dan zijn ze weer te gebruiken morgen. We gebruiken hierbij de methode “Goed Gedaan “. Verschillende sociaal-emotionele vaardigheden (competenties) komen hierbij aan bod. De onderwerpen die in de les centraal staan zijn voor groep 1 t/m 8 gelijk. Alle groepen kunnen dus tegelijkertijd aandacht besteden aan hetzelfde onderwerp. Per groep worden er binnen het onderwerp uiteraard andere nuances gelegd en in de groepen 6 t/m 8 worden deze steeds verder uitgediept. De competenties die aan bod komen zijn bijv: IK: zelfkennis, relativeren, zelfvertrouwen, zelfbeheersing, bewust keuzes maken. JIJ: verplaatsen in anderen WIJ: omgaan met verschillen, rekening houden met anderen, weerbaarheid, samen spelen en werken, samen op internet. ZIJ: omgaan met media-informatie Deze lessen worden om de week gegeven. De thema’s zijn: bijvoorbeeld: les 1: Wennen les 2: Samen één groep les 3: Grapje, plagen, pesten.
-5-