Inactivity. Congenital or acquired? Ergotherapie en vrije tijd bij volwassenen met een verstandelijke beperking Studiegebied Gezondheidszorg Opleiding Bachelor in de Ergotherapie Academiejaar 2013-2014 Module Bachelorproef Promotor(s) Mevrouw Victoria Verhelst Ergotherapeut Mevrouw Lieve Dhulst Ergotherapeut Student Pieterjan Catteeuw
Howest – departement Professionele Bachelors Kortrijk, Campus RDR, Renaat de Rudderlaan 6, 8500 Kortrijk
Inactivity. Congenital or acquired? Ergotherapie en vrije tijd bij volwassenen met een verstandelijke beperking Studiegebied Gezondheidszorg Opleiding Bachelor in de Ergotherapie Academiejaar 2013-2014 Module Bachelorproef Promotor(s) Mevrouw Victoria Verhelst Ergotherapeut Mevrouw Lieve Dhulst Ergotherapeut Student Pieterjan Catteeuw Howest – departement Professionele Bachelors Kortrijk, Campus RDR, Renaat de Rudderlaan 6, 8500 Kortrijk
Woord vooraf Deze bachelorproef is het laatste onderdeel van de opleiding Bachelor in de Ergotherapie aan Howest Kortrijk. Dit werk werd mogelijk gemaakt dankzij de raad en inbreng van de ergotherapeuten en orthopedagogen van Plein 25, onderdeel van vzw Den Achtkanter. Hierbij wil ik dan ook graag mijn oprechte dank betuigen aan Plein 25 voor hun professionele ondersteuning gedurende het proces van deze proef. Hun visie en advies hebben ertoe bijgedragen dat ik veel bijgeleerd heb en dat ik zodoende ook een betere proef heb kunnen maken. Daarnaast wil ik mijn externe promotors Mevr. Tine Vanhee, Mevr. Victoria Verhelst en Mevr. Lieve Dhulst bedanken voor de begeleiding tijdens deze stage. Hun constructieve opmerkingen en advies waren een grote hulp tijdens het realiseren van dit eindwerk. Graag wil ik ook mijn interne promotor Dr. Danielle De Groote bedanken, voor het begeleiden en bijstaan in dit proces. Tenslotte nog een speciaal woord van dank aan mijn familie, vrienden en vriendin die mij gemotiveerd en gesteund hebben gedurende dit hele project.
4
Abstract PIETERJAN CATTEEUW Inactivity. Congenital or acquired? Steutelwoorden: Ergotherapie – Activiteiten dagelijks leven – Verstandelijke beperking – Vrije tijd – Participatie Voor personen met een verstandelijke beperking is het niet altijd vanzelfsprekend deel te nemen aan de maatschappij en haar activiteiten. Zij krijgen sinds jonge leeftijd ondersteuning aangeboden, maar de manier waarop ondersteuning wordt geboden kan op vele manieren worden geïnterpreteerd. De omgeving, en de reactie op het handelen van de persoon met een beperking, bepalen in grote mate het denken en functioneren van de persoon. Aangeleerde hulpeloosheid kan hierbij een obstakel vormen en de participatie in de maatschappij belemmeren. Bij deze bachelorproef is de focus gelegd op vrije tijd. Hierbij is het belangrijk oog te hebben voor de ontwikkelingsmogelijkheden van een persoon met een verstandelijke beperking. Begeleiding op maat biedt kansen voor de persoon om zo zelfstandig mogelijk te functioneren. Met de ergotherapeutische visie en de visie van de voorziening is er gestreefd naar een optimaal niveau van zelfstandig functioneren. Aan de hand van individuele en gepersonaliseerde activiteiten is een middel ontworpen om ook op vlak van vrije tijd zo zelfstandig mogelijk te functioneren. Rekening houdend met de kwaliteit van het leven en de wensen van de persoon is er gewerkt naar zelfstandigheid en mogelijkheid tot participatie. Aan de hand van assessments, interviews en observaties is er richting gegeven aan dit proces. In de conclusie kan men de invloed van individuele activiteiten op maat vinden, zowel bij het individu als in de groep.
5
Inhoudsopgave Woord vooraf .......................................................................................................................................... 4 Abstract ................................................................................................................................................... 5 Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 6
1
Inleiding ........................................................................................................................................... 8
2
Achtergrond project ........................................................................................................................ 9
3
4
2.1
Voorstelling organisatie........................................................................................................... 9
2.2
Plein 25 .................................................................................................................................... 9
2.3
Mediërend Agogisch Handelen ............................................................................................. 10
2.3.1
Inleiding M.A.H. ............................................................................................................. 10
2.3.2
Methodiek ..................................................................................................................... 11
2.3.3
De drie pijlers binnen M.A.H. ........................................................................................ 12
2.3.4
Problem Solving ............................................................................................................. 12
2.4
Probleemdefiniëring .............................................................................................................. 14
2.5
Onderzoeksvraag ................................................................................................................... 16
2.6
Doelstelling ............................................................................................................................ 17
Leven met een verstandelijke beperking ...................................................................................... 18 3.1
Definitie ................................................................................................................................. 18
3.2
Vrije tijd en verstandelijke beperking ................................................................................... 19
3.3
Empowerment ....................................................................................................................... 20
3.4
Kwaliteit van bestaan ............................................................................................................ 22
Ergotherapie .................................................................................................................................. 23 4.1
Het begrip .............................................................................................................................. 23
4.2
Gehanteerde kaders .............................................................................................................. 24
4.2.1
Methodisch handelen.................................................................................................... 24
4.2.2
CMOP-E.......................................................................................................................... 25
4.3
5
Assessments .......................................................................................................................... 27
4.3.1
Activity Card Sort ........................................................................................................... 27
4.3.2
Personal Outcomes Scale .............................................................................................. 28
Praktische luik................................................................................................................................ 29 5.1
Inleiding ................................................................................................................................. 29
5.2
Individuele activiteiten en crea-box ...................................................................................... 30
5.2.1
Bernice ........................................................................................................................... 30 6
5.2.2
Ilse ................................................................................................................................. 34
5.2.3
Heleen............................................................................................................................ 37
5.2.4
Nadine ........................................................................................................................... 39
5.3
Groepsactiviteiten ................................................................................................................. 42
6
Resultaat ........................................................................................................................................ 43
7
Discussie en conclusie ................................................................................................................... 46
8
Literatuurlijst ................................................................................................................................. 48
9
Bijlagen .......................................................................................................................................... 50 9.1
Cliëntgegevens ...................................................................................................................... 50
9.2
Uitwerking crea-box .............................................................................................................. 60
7
1 Inleiding Vandaag streeft men ernaar personen met een verstandelijke beperking zoveel mogelijk te betrekken in de maatschappij. Het is niet enkel en alleen belangrijk dat ze er een deel van uitmaken, het is ook van fundamenteel belang dat ze beschouwd worden als volwaardige burgers. Door gebruik te maken van een aangepaste benadering probeert men dit zo optimaal mogelijk te realiseren. Daarnaast is het ook belangrijk dat men op zo een holistisch mogelijke wijze omgaat met de persoon met een verstandelijke beperking. Op die manier kunnen ook personen met een verstandelijke beperking op ieder handelings-/levensgebied van het dagelijks leven namelijk werken, vrije tijd, wonen en relaties zo zelfstandig mogelijk deelnemen. Voor deze doelgroep zijn niet alle activiteiten die zich voordoen in het dagelijks leven vanzelfsprekend. Ze ondervinden hierbij heel wat moeilijkheden op cognitief, metacognitief, emotioneel en sociaal vlak. Naast deze factoren hebben zij ook een verhoogd risico op bijkomende problematieken zoals het ontwikkelen van gedragsproblemen of psychiatrische stoornissen. Ook vinden ouderdomsverschijnselen sneller plaats bij deze groep dan bij de normaal ouder wordende persoon. Deze elementen die voor een persoon met een verstandelijke beperking een obstakel vormen op weg naar participatie in de maatschappij kunnen door middel van coaching en de juiste benadering zo goed mogelijk opgevangen worden. Het is belangrijk dat de ondersteuning die de persoon met een verstandelijke beperking krijgt, afgestemd is op de mogelijkheden van de persoon en niet enkel op de beperkingen. De vraag van Plein 25, een tehuis voor personen met een verstandelijke beperking, is om hun bewoners te activeren op vlak van vrije tijd. Bepaalde bewoners vallen snel in passiviteit, wat een risicofactor is voor achteruitgang in vaardigheden en het zelfstandig dagelijks functioneren. Het ontbreken van spontaniteit, initiatiefname en interesse leiden naar een inactieve levensstijl die heel wat gevolgen heeft op vlak van zelfstandig functioneren. Daarnaast is er sprake van aangeleerde hulpeloosheid, waarbij begeleiding zaken van de persoon met beperking overneemt. Met de beste bedoelingen biedt men hulp aan, maar zo zet men de persoon niet aan tot zelfstandig denken en handelen. Op die manier wordt hen aangeleerd hulpeloos te zijn. Dit zorgt ervoor dat zij zich in dit opzicht weigerachtig en onzeker opstellen ten opzichte van nieuwe handelingen en activiteiten. Samen met de bewoners en hun wooncoach is er een stap gezet naar het vinden van activiteiten die passen binnen het kader van de setting en hun visie. Aan de hand van wetenschappelijk onderzoek, het afnemen van assessments, interviews, observaties en ervaringen is een eindproduct ontwikkeld dat gebruikt kan worden door de persoon met een verstandelijke beperking die snel in passiviteit zou vervallen. Door het zinvol invullen van vrije tijd wordt niet enkel de bewoner zelf positief beïnvloed, maar tegelijkertijd heeft dit gevolgen voor de totale groep van bewoners en de sfeer in de voorziening.
8
2 Achtergrond project 2.1 Voorstelling organisatie Vzw Den Achtkanter biedt ondersteuning aan zowel volwassenen met een verstandelijke beperking, al dan niet met een bijkomende (gestabiliseerde) psychische problematiek, als aan volwassenen met een niet-aangeboren hersenletsel. Door het optimaal benutten van de mogelijkheden van de persoon streeft men naar een volwaardig burgerschap. Men tracht door ondersteuning op maat de zelfstandigheid van de personen te optimaliseren. Samen met de mentor werkt de persoon met een beperking een levenstraject uit op de handelings/levensgebieden: werken, vrije tijd, wonen en relaties, dit met de nodige opvolging. Op ieder gebied tracht men zo kwaliteitsvol mogelijk te werken om te kunnen antwoorden op de nieuwe en steeds veranderende zorgvraag. Medewerkers zien de personen met beperkingen als gelijkwaardige, unieke personen, mensen met rechten en plichten (Vzw Den Achtkanter, 2005). Er zijn verschillende settings verspreid binnen de regio Kortrijk waarbij ondersteuning wordt geboden onder de vorm van dagbesteding, buitenprojecten, residentieel wonen en ambulant wonen. Verder wordt enkel het tehuis, namelijk Plein 25 grondiger omschreven, daar de bachelorproef enkel in deze setting plaatsvond.
2.2 Plein 25 Het tehuis Plein 25 biedt ondersteuning onder de vorm van residentieel wonen. 15 bewoners, zowel personen met een verstandelijke beperking als personen met een niet-aangeboren hersenletsel, wonen hier met ondersteuning van wooncoaches. Het doel van deze setting is de personen een eigen thuis te geven waar zij zo zelfstandig mogelijk kunnen functioneren. Medewerkers en omgeving coachen de bewoners om zo hun eigen leven in te vullen en inhoud te geven. Ergotherapeuten en orthopedagogen proberen samen de werking van Plein 25 zo vlot mogelijk te laten verlopen, dit met elk hun eigen visie en technieken en met als doel vanuit een gemeenschappelijke visie te werk te gaan. Naast het coachen van wonen in het algemeen, bieden de wooncoaches ook ondersteuning in de dagdagelijkse vaardigheden die nodig zijn om zo zelfstandig mogelijk te wonen. Hier maakt het luik vrije tijd ook deel van uit. De bewoners worden in hun levenstraject dermate gestimuleerd om zo zelfstandig mogelijk keuzes te maken.
9
2.3 Mediërend Agogisch Handelen 2.3.1 Inleiding M.A.H. Vzw Den Achtkanter maakt gebruik van een specifieke begeleidingsstijl voor personen met een verstandelijke beperking, namelijk MAH of Mediërend Agogisch Handelen. M.A.H. is gebaseerd op de theorieën van Feuerstein, Greenberg, Haywood en toepassing van het E.I. (eigen initiatief) model van Timmer. In M.A.H. kunnen er drie grote luiken omschreven worden (Dhulst L., 2004). 1. M.A.H. is een visie. Deze begeleidingsstijl beschouwt personen met een verstandelijke beperking als personen met mogelijkheden, en gelooft dat men kan leren en veranderen. Het verhogen van de zelfstandigheid en zelfregulering staat centraal, waarbij men praktische vaardigheden en leervaardigheden zo optimaal mogelijk bevordert. Personen met een verstandelijke beperking kunnen initiatief nemen, problemen oplossen en verantwoordelijkheid opnemen. Men streeft ernaar om de aangeleerde hulpeloosheid om te zetten naar een gedrag waarbij men bewust invloed kan uitoefenen en overtuigd is van het eigen kunnen. De aangeleerde hulpeloosheid is namelijk een verschijnsel waarbij de personen met een verstandelijke beperking de overtuiging hebben dat zij de eigen situatie niet kunnen beïnvloeden. Daarnaast leggen zij de oorzaak daarvan bij zichzelf waarbij zij zich in bestaande of nieuwe situaties hulpeloos gedragen. 2. M.A.H. omschrijft de kenmerken van de omgeving die uitnodigt tot leren en ontwikkelen. Er zijn enkele voorwaarden verbonden aan die omgeving. De denkruimte ontstaat pas wanneer de omgeving uitnodigt en stimuleert tot het oplossen van problemen. 3. M.A.H. is een geheel van strategieën Deze strategieën (ortho-agogische strategieën) omschrijven wat de coach concreet kan doen om de cliënt cognitief competenter te maken. Ze kunnen deze aanwenden om zelfstandigheid na te streven. De houding die de omgeving aanneemt ten aanzien van de persoon met een verstandelijke beperking bepaalt in grote mate het functioneringsniveau van die persoon. Het is vooral belangrijk dat de nadruk gelegd wordt op hun mogelijkheden en niet op hun beperkingen. Gebruik makend van bestaande activiteiten en aangepaste begeleidingsvormen streeft men naar het maximaal ontplooien van mogelijkheden. Het doel is het verhogen van het functioneringsniveau waarbij niet enkel praktische vaardigheden maar vooral de (meta)cognitieve vaardigheden worden gestimuleerd.
10
2.3.2 Methodiek Als methodiek maakt men gebruik van mediatie, waarbij de omgeving doelgericht tussenkomt om de cliënt te stimuleren aanspraak te doen op de cognitieve mogelijkheden (Warnez, 2002). Mediërend leren bevordert het zelfstandig denken en initiatief nemen om te exploreren. Mediatie is een wederzijdse en activerende interactie tussen coach en cliënt, waarbij de coach bepaalde activiteiten of situaties kiest om vooropgestelde doelen te bereiken. Wanneer er zich een bepaalde situatie voordoet kan de coach in interactie treden met de cliënt. De cliënt wordt gestimuleerd door gebruik te maken van cognitieve functies om te leren en problemen op te lossen, dit door de tussenkomst van de coach. Die tussenkomst van de omgeving moet voldoen aan drie criteria namelijk intentionaliteit, transcendentie en zingeving. Men kan pas van mediatie spreken wanneer aan alle drie de criteria voldaan wordt (Dhulst L., 2004). 1. Intentionaliteit (en wederkerigheid) Vooraleer men kan spreken van intentionaliteit moet de persoon met een verstandelijke beperking prikkels uit de omgeving, die soms niet of verkeerd worden opgenomen en/of verwerkt, kunnen begrijpen en een plaats geven. Aan de hand van een activiteit probeert men deze prikkels te ordenen zodat de persoon ze kan verwerken met als doel hierin verder te ontwikkelen. Het is van zeer groot belang dat de persoon de intentie van een activiteit begrijpt en de bedoeling ervan vat zodat men gericht te werk kan gaan en kan leren uit fouten. Daarbij is wederkerigheid een belangrijk kenmerk van de cliënt, want wanneer hij de bedoeling niet vat kan er geen sprake zijn van intentionaliteit. 2. Transcendentie Het is belangrijk dat een gemedieerde leerervaring ook kan worden doorgetrokken naar situaties op een ander moment of naar andere situaties. Het reflecteren over de opdracht en het vooruitkijken naar de toekomst zijn hier van groot belang. 3. Zingeving De betekenis, de zin en de waarde van de prikkels zorgen ervoor dat men de leergierigheid en leerbereidheid aanspreekt van de persoon met een verstandelijke beperking. Het is van groot belang dat de persoon de betekenis van situaties en activiteiten snapt zodat ze even stilstaan bij de bedoeling van die bepaalde situaties en activiteiten. Andere mediatiekenmerken zijn: bekwaamheidsgevoel, gedragsregulering en –controle, deelgenootschap, individuatie, doelgerichtheid, openheid voor uitdaging, bewustzijn van modificeerbaarheid, optimisme en bewustzijn van lidmaatschap.
11
2.3.3
De drie pijlers binnen M.A.H.
De drie pijlers binnen M.A.H. kunnen we als volgt omschrijven. De omgeving, coach, therapeut en begeleider gebruiken een bepaalde activiteit of situatie als middel om de persoon (hier de bewoner) zijn (meta)cognitieve vaardigheden te laten aanspreken. Op die manier wordt gebruik makend van de omgeving en de mediërende benaderingsstijl het denkproces gestimuleerd bij de persoon met een verstandelijke beperking en komt hij tot het gebruiken van die (meta)cognitieve vaardigheden om zo problemen op te lossen in die bepaalde omgeving.
2.3.4 Problem Solving Om (doel)gericht te handelen en daarbij de probleemoplossingsvaardigheden ontwikkelingsgericht te
stimuleren hebben Dhulst L. & Warnez J. (1995) een hulpmiddel ontwikkeld, namelijk 15 X PS (Problem Solving). Dit is gebaseerd op Depondt L. (1985) ‘Juf, ik kan het niet!’: 10 manieren om problemen te helpen oplossen (Warnez, 2002). Het doel van dit hulpmiddel is om de deelnemers geleidelijk aan meer initiatief te laten nemen in het oplossen van hun problemen. Er worden 15 niveaus omschreven die nodig zijn bij het oplossen van een probleem. De coach kan zich baseren op deze niveaus om in een bepaalde situatie tussen te komen. Men probeert de persoon met een verstandelijke beperking altijd te benaderen op het hoogst mogelijk niveau, waardoor er kan geleerd worden en bij een volgende situatie ingegrepen kan worden op een nog hoger niveau. Op die manier streeft men ernaar de probleemoplossingsvaardigheden zo optimaal mogelijk te stimuleren. De 15 niveaus zijn: 1. 2. 3. 4.
Probleem in de plaats van de deelnemer oplossen Een deeltaak samen met de deelnemer oplossen Voortonen Uitleggen hoe het moet
12
Niveau één tot en met vier gebeurt bij het aanleren van (nieuwe) praktische vaardigheden. Daarnaast kunnen ook om veiligheidsredenen of bij andere problemen deze niveaus worden toegepast. 5. Een goede oplossing noemen 6. Meerdere goede oplossingen noemen 7. Nog te onderzoeken oplossingen noemen Niveau vijf tot en met zeven omvat het initiatief over hoe een strategie moet worden uitgevoerd. 8. Uitnodigen tot gericht nadenken 9. De probleemsituatie verhelderen door de oorzaak te benoemen 10. De probleemsituatie verhelderen door de oorzaak te bevragen Bij niveau negen tot en met tien gaat men inzoomen op de oorzaak van het probleem. Men geeft aan wat er te zien is in de probleemsituatie en dat iets in die situatie niet correct is. Hierbij kan men zich afvragen of de cliënt de link maakt naar een oplossingsstrategie wanneer de oorzaak gekend is. 11. De probleemsituatie beschrijven Bij niveau elf gaat men de probleemgevoeligheid aanspreken. 12. Stimuleren van controle achteraf 13. Stimuleren van controle tijdens 14. Stimuleren van controle vooraf Niveau 12 tot en met 15 omvat metacognitie en zelfregulering. 15. Reflecteren Voorbeeld in de praktijk (Veys E., 2013): Beschrijving situatie: Wanneer J. koffie zet, gebruikt hij te veel water volgens de hoeveelheid koffiepoeder. De verhoudingen kloppen niet waardoor de koffie waterachtig smaakt. De begeleiding vraagt: “J., hoe komt het dat de koffie slap smaakt?”. Bespreking: Er wordt duidelijk opgemerkt door de opvoeder zelf wat het probleem is (“de koffie smaakt slap”) en er wordt gevraagd wat de oorzaak hiervan is, (namelijk “hoe komt het…”). Dit gebeurt in één zin. Dit is een tussenkomst op niveau 10. Er wordt nog niet verwacht dat de cliënt probleemgevoelig is en daarom wordt het probleem omschreven voor hem. J. wordt wel uitgedaagd om zelf de oorzaak van het probleem uit te zoeken en te formuleren. Hij moet voor zichzelf de verschillende stappen van het zetten van koffie doorlopen en controleren of hij alles goed heeft uitgevoerd. Zo kunnen de begeleiders voor zichzelf nagaan of hij wel de juiste stappen heeft aangeleerd en toepast. Of zou er iets schelen aan de koffiemachine zelf? Wat kan er nog fout gelopen zijn? We gaan er van uit dat J. zelf de oorzaak van het probleem kan aangeven. J. kan nauwelijks lezen en de kans is dus groot dat hij niet kan aflezen hoeveel ml water hij vanboven in de koffiemachine moet gieten. Toch zijn er verschillende mogelijkheden om dit probleem aan te pakken:
13
-
-
-
J. kan hulp vragen bij het vullen van de maatbeker. Hij kan de maatbeker vullen en eerst laten controleren door een opvoeder vooraleer hij het water in de koffiemachine giet (= niveau 2). Er kan een streep getekend worden op de maatbeker die J. gebruikt. Zo weet hij steeds tot waar hij de maatbeker moet vullen met water. Zo heeft hij geen controle van de opvoeders nodig maar kan hij zelfstandig te werk gaan (= niveau 8). Dit werd effectief toegepast in Plein 25. J. kan de hoeveelheid water (bv. 650 ml) leren aflezen (= niveau 3).
Men gaat er bij deze oplossingsmogelijkheden vanuit dat J. een maatbeker kan gebruiken en dat hij de verschillende stappen kent en correct kan toepassen. We veronderstellen dat aan de taakeisen is voldaan. Zo niet, moet dit hem worden aangeleerd en zitten we bij niveau 4 of lager. Bespreking op lager niveau: Niveau 9: De probleemsituatie verhelderen door het benoemen van de oorzaak van het probleem, “J., de koffie smaakt slap! Je hebt te veel water gebruikt bij het zetten van de koffie”. Dit moet J. de aanzet geven om uit te zoeken hoeveel water hij dan wel moet gebruiken en hoe hij dit correct kan afmeten. Wat is er fout gegaan? Hier kunnen dezelfde oplossingen worden toegepast als die van niveau 10. Eigenlijk is het enige verschil met niveau 10 dat hij hier niet zelf moet nagaan hoe het komt dat de koffie slapjes smaakt. Hij hoeft niet alle stappen van het koffiezetten te doorlopen en na te gaan of hij ze correct gevolgd heeft of zich af te vragen of er misschien iets scheelt aan de koffiemachine zelf. De opvoeder geeft aan dat het probleem ligt bij de gebruikte hoeveelheid water. Bespreking op hoger niveau: Niveau 11: De probleemsituatie beschrijven, “ De koffie smaakt slap”. Op dit niveau beschrijven we louter de situatie. We zeggen wat we zien maar geven zelf niet aan dat hier eigenlijk een probleem is. J. moet dit zelf inzien. Men geeft de oorzaak niet aan zoals bij niveau 9. Het is de bedoeling dat J. zich spontaan afvraagt hoe het komt dat de koffie slap smaakt. Als J. de oorzaak zelf kan aanwijzen, zal er toch nog samen aan de oplossing moeten worden gewerkt. Hier kunnen dezelfde oplossingsstrategieën worden gebruikt als bij niveau 9 en 10. Het probleem is hier namelijk dat hij de cijfertjes op de maatkan niet kan lezen en dus de maatkan altijd maar bij benadering vult.
2.4 Probleemdefiniëring Overdag gaan de meeste bewoners naar hun werk, terwijl de ouderen die met pensioen zijn in het tehuis aanwezig blijven. De oorspronkelijke hulpvraag van het tehuis, Plein 25, is om de bewoners die met pensioen zijn een actievere invulling van hun vrije tijd te geven. De tijd die vroeger ingevuld werd door werken dient nu vervangen te worden door enerzijds huishoudelijke activiteiten zoals bijvoorbeeld meehelpen met het bereiden van maaltijden, strijken, … en anderzijds vrije tijd. De aanleiding naar deze hulpvraag is onder andere een onrustige en gespannen sfeer vanaf de thuiskomst van de werkende bewoners tot het avondmaal. Door het ontbreken van activiteiten, waardoor vrije tijd niet zinvol wordt ingevuld, gaan bewoners zich bemoeien met andere bewoners waarop deze dan weer geagiteerd reageren. Dit zorgt voor conflicten in de groep, waarbij hun beperkte interpersoonlijke vaardigheden het soms bemoeilijken inzicht te krijgen in het conflict. Daarnaast is het ook belangrijk voor de bewoners zelf om actiever deel te nemen aan activiteiten in 14
hun vrije tijd. Het beleven of bereiken van iets zorgt voor voldoening en succeservaring. Dit heeft op zich ook invloed op het zelfbeeld van de bewoner. Sedert de opstart van het project zijn twee van die ouderen overleden waardoor er slechts twee ouderen overblijven in de voorziening. Hierdoor dient de hulpvraag doorgetrokken te worden naar een bredere groep, namelijk volwassenen met een verstandelijke beperking. Naast de bewoners die met pensioen zijn, bevat de selectie nog twee bewoners waarbij activering omtrent vrije tijd ook van toepassing is. Deze bewoners zijn in overleg met hun wooncoach gekozen. Deze beschikken over meer informatie over hun huidige activiteits- en functioneringsniveau. De totale groep van vier volgbewoners hebben een algemeen gemeenschappelijk aandachtspunt namelijk “passiviteit reduceren door middel van activering”. Dit aandachtspunt is zeer ruim omschreven maar is voor elk van deze bewoners toch zeer belangrijk. Daar deze cliënten zeer weinig variatie hebben als er gesproken wordt over vrije tijd, kan een interventie zoals het aanleren van een hobby, een variatie brengen in hun vrijetijdsbesteding. De orthopedagogen en ergotherapeuten van het tehuis trachten de cliënten zoveel mogelijk te stimuleren of te laten deelnemen aan zowel interne als externe activiteiten. Zij beschikken over informatie van externe instanties, die kunnen instaan voor het invullen van vrije tijd aan de hand van externe activiteiten en reizen. Daarnaast beschikt Plein 25 ook over een tiental gezelschapsspelen waaronder puzzels en kaartspelen. Naast die gezelschapsspelen is er een gebrek aan gepaste activiteiten op maat om de cliënten te motiveren en hun vrije tijd in te vullen. Men stuit op een aantal problemen betreffende de huidige werking en het aanbieden van activiteiten. Ten eerste zijn de gezelschapsspelen opgeborgen in een opbergkast die niet rechtstreeks beschikbaar is voor de bewoners. Met als gevolg dat de bewoners weinig tot geen initiatief nemen om gebruik te maken van één van die mogelijke spelen om hun vrije tijd in te vullen. De opbergkast is niet zichtbaar voor de bewoners, waardoor er ook geen prikkels worden aangeboden. Ten tweede is er een gebrek aan spelen die passen binnen het interesseveld van de bewoners. Slechts enkele bewoners spelen af en toe een spel. Alle andere bewoners hebben geen tot weinig de mogelijkheid deel te nemen aan die spelen doordat die niet binnen hun interesseveld liggen. Ze blijven bij de activiteiten die ze op huidig moment uitvoeren of wachten af tot iemand van het personeel hen stimuleert om iets te doen. Ten derde is het moeilijk om constant ondersteuning te bieden per bewoner bij het uitvoeren van activiteiten. Doordat geregeld administratie moet gedaan worden dienen cliënten op eigen initiatief en eigen handelen verder te gaan om activiteiten uit te kiezen en uit te voeren. Wanneer de aangegeven obstakels worden overzien, kunnen vijf grote aandachtspunten omschreven worden voor het mogelijk maken van zelfstandige initiatiefname en deelname aan activiteiten.
-
Toegankelijkheid: Eerst en vooral moeten activiteiten kenbaar zijn voor de cliënten en moeten ze toegankelijk zijn op de momenten wanneer de persoon dit wil. Dit zou bijvoorbeeld kunnen aan de hand van een opbergkast die zichtbaar is voor de bewoners en die zich bevindt in de leefruimte waar de bewoners meestal verblijven.
15
-
Kennis: Soms ontbreekt de kennis van spelen omdat zij die nog nooit geprobeerd of gezien hebben. Het informeren over de spelen, samen met het toegankelijk maken van die aanwezige of nieuwe spelen, kunnen leiden tot een breder kennisveld van de cliënt.
-
Gepersonaliseerd: Veelal worden activiteiten aangeboden waarvoor slechts weinig personen interesse hebben. Door activiteiten binnen het interesseveld van de cliënt aan te bieden, vergroot de motivatie om ze uit te voeren. Vooral wanneer men cliëntgericht werkt en rekening houdt met de interesses en mogelijkheden van de cliënt, kunnen er activiteiten op maat worden aangeboden. Persoonlijk bezit van voorwerpen kan hier een belangrijke rol in spelen, omdat zij waarde hechten aan de voorwerpen of middelen die van hen persoonlijk zijn.
-
Zelfstandigheid/bruikbaarheid: Het is belangrijk dat men initiatief neemt en een bepaalde activiteit zelfstandig kan uitvoeren. Dit kan allereerst door activiteiten aan te bieden binnen het interesseveld. Daarnaast is het ook belangrijk het uitvoeren van een bepaalde activiteit mogelijk te maken. Wanneer men cliëntgericht werkt probeert men de activiteit aan te passen aan de mogelijkheden van de cliënt, zodat de cliënt kan groeien. Op die manier kan de cliënt op een zelfstandige manier zijn tijd zinvol besteden met een minimum aan begeleiding.
-
Motivatie: Als laatste punt is het zeer belangrijk dat activiteiten uitdagend zijn maar tevens ook realiseerbaar blijven voor de cliënt. Men kan bijvoorbeeld een hobby uitkiezen waardoor een eindproduct bereikt wordt waar de bewoner trots op kan zijn. Op die manier ervaren de cliënten succes waardoor ze gemotiveerd blijven om steeds verder op zoek te gaan naar activiteiten die voor hen succesvol zijn.
2.5 Onderzoeksvraag Op welke manier kan men personen met een verstandelijke beperking motiveren tot het uitvoeren van activiteiten om hun vrije tijd zinvol in te vullen? Het hoofddoel van dit project is om vooral diegene die snel in passiviteit vervallen te activeren aan de hand van gepersonaliseerde activiteiten. Het uitvoeren van deze activiteiten beïnvloedt zowel het individu als de groep. Daarbij dient rekening te worden gehouden met hun interesseveld, de context en de visie van de setting. De voorziening en de mogelijkheden die de persoon met een verstandelijke beperking bezit dienen in acht te worden gehouden. Er dient ook rekening gehouden te worden met de methode van werken en het bieden van ondersteuning. De betrokkene moet een kans krijgen te groeien in zowel persoonlijkheid als in mogelijkheden.
16
2.6 Doelstelling Er kan meer inzicht verkregen worden in het aandachtspunt “passiviteit reduceren via activering” door middel van doelstellingen. Deze doelstellingen kunnen opgemaakt worden in voor iedereen geldende doelstellingen maar er dient tevens rekening gehouden te worden met de individuele behoeften van de vier volgcliënten. Er kan een onderverdeling gemaakt worden tussen de hoofddoelstelling en subdoelstellingen van dit project. De hoofddoelstelling is voor elk van de volgbewoners van toepassing en is ruim omschreven, terwijl de subdoelstellingen slechts voor één of enkele volgbewoners gelden. Deze doelstellingen zijn geformuleerd in het begin van het project waarbij later, tijdens het praktisch gedeelte, de specifiekere doelstellingen zijn opgesteld. Hoofddoelstelling:
-
Het creëren van een omgeving of hulpmiddel waardoor de bewoners hun vrije tijd spontaan of mits enige aansporing zinvol kunnen invullen. Dit kunnen we omschrijven als activatie.
De hoofddoelstelling omschrijft concreet het doel van dit project, waarmee men doorheen het proces rekening moet houden. Om dit mogelijk te maken dienen verschillende deelstappen uitgevoerd te worden die in de subdoelstellingen omschreven worden. Subdoelstellingen:
-
Het interesseveld van de bewoner in kaart brengen aan de hand van assessments, observaties en interviews. De bewoners informeren en motiveren over activiteiten binnen hun interesseveld aan de hand van gesprekken, voortonen en samen uitvoeren. Het toegankelijk maken van activiteiten die kunnen uitgevoerd worden op vrije momenten tussen 16u en 17u30. Het aanbieden van activiteiten binnen hun interesseveld, passend binnen de context van de setting en de voorziening. Een hulpmiddel of strategie gebruiken om activiteiten die binnen hun interesseveld liggen gebruiksvriendelijk te kunnen aanbieden.
17
3 Leven met een verstandelijke beperking 3.1 Definitie Een persoon met een verstandelijke beperking functioneert op cognitief en gedragsmatig vlak anders dan andere mensen. Toch hebben deze personen het recht op een kwaliteitsvol leven en hebben ze net als iedereen behoefte aan onderdak, werk, relaties, veiligheid en kansen tot ontplooiing. De American Association on Intellectual and Developmental Disabilities (AAIDD) definieert een verstandelijke beperking als ‘een significante beperking op zowel intellectueel functioneren als adaptief gedrag, wat tot uitdrukking komt in dagdagelijkse sociale en praktische vaardigheden’ (AAIDD, 2010). Daarbij komt deze tot uiting voor het 18de levensjaar. Het intellectueel functioneren refereert naar de algemene mentale capaciteit zoals leren, redeneren en probleemoplossend denken. Het intellectueel functioneren kan nagegaan worden aan de hand van een IQ test waarbij een score tussen de 70 en de 75 een beperking aangeeft. Aan de hand van het IQ kan een verstandelijke beperking ingedeeld worden in vier gradaties of vormen (DSM-IV1). Adaptief gedrag omvat conceptuele, sociale en praktische vaardigheden die mensen aanleren en uitvoeren in het dagelijkse leven. ‘Conceptuele vaardigheden omvatten bijvoorbeeld taal-, geld-, tijdgebruik, aantal begrippen en zelfregulering. Daarnaast verstaat men onder sociale vaardigheden interpersoonlijke vaardigheden, verantwoordelijkheid, zelfvertrouwen, omgaan met sociale problemen en regels. Als laatste verstaat men onder praktische vaardigheden de activiteiten van het dagelijks leven, beroepsvaardigheden, gezondheidszorg, reizen en vervoer, schema's en routines, veiligheid, gebruik van geld en gebruik van de telefoon’ (AAIDD, 2010). Het is duidelijk dat men met een verstandelijke beperking anders denkt, moeilijker kan omgaan met bepaalde situaties en obstakels ondervindt in de dagdagelijkse activiteiten. Belangrijk is dat men zich vooral focust op de mogelijkheid tot aanleren en veranderen en niet enkel en alleen op de beperking. Natuurlijk moet er rekening gehouden worden met de beperkingen, maar dit mag men niet als uitgangspunt aanschouwen. Daarnaast stijgt de levensverwachting van personen met een verstandelijke beperking door de betere gezondheidszorg. Naast het cognitieve en het gedragsmatig aspect van personen met een verstandelijke beperking, is ook het ouderwordingsproces, dat invloed heeft op alle vlakken van een persoon, een belangrijk element (Visietekst “Ouderen met een handicap”, 2008). Ouderdom wordt vanaf een bepaald moment geassocieerd met een groeiende kwetsbaarheid, namelijk frailty. Deze aan leeftijd geassocieerde kwetsbaarheid zorgt ervoor dat men op verschillende gebieden minder goed gaat functioneren. Bij mensen met een verstandelijke beperking bestaat, naast het normale ouderwordingsproces, een verhoogd risico op functionele beperkingen, chronische aandoeningen en geestelijke gezondheidsproblemen (Evenhuis, 2011). Activering, op zowel cognitief als fysisch vlak, is een belangrijk hulpmiddel om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen leven. Ook op vlak van vrije tijd is het belangrijk een actieve levensstijl te verwerven en te onderhouden. Het aanleren en/of onderhouden van vaardigheden dragen bij tot het zelfstandig functioneren van de persoon met een verstandelijke beperking. Op die manier kan men 1
DSM-IV: Diagnostic and statistical manual of mental disorders
18
preventief een actievere levensstijl verwerven, waardoor de mogelijkheid verhoogd wordt om de activiteiten van het dagelijks leven zo lang mogelijk zelfstandig uit te voeren.
3.2 Vrije tijd en verstandelijke beperking Het uitvoeren van activiteiten of het handelen in bepaalde situaties is voor personen met een verstandelijke beperking niet altijd vanzelfsprekend. Vaak hebben zij te maken gehad met faalervaringen, wat op zich geen oorzaak is voor het verminderd initiatief nemen tot handelen. De manier waarop de omgeving reageert en intervenieert op dit “falen”, bepaalt mede de ontwikkeling van een houding waarbij de persoon met een verstandelijke beperking zich weigerachtig opstelt tegenover nieuwe activiteiten of handelen in bepaalde situaties (Warnez, 2002). Deze houding kan omschreven worden als aangeleerde hulpeloosheid. De omgeving van personen met een verstandelijke beperking belet vaak dat zij beroep moeten doen op hun probleemoplossende vaardigheden. Zij voelen zich veilig in die omgeving, waarbij zij zich laten helpen en waardoor de kans op falen wordt vermeden. Wanneer zij lange tijd vermijden om te falen en zij geen initiatief nemen om problemen op te lossen of streven naar succes, worden ook de vaardigheden om problemen op te lossen niet meer aangesproken. De ‘problemen’ die zich voordoen in bepaalde situaties of bij bepaalde activiteiten worden opgelost door de omgeving met als gevolg dat zij geen initiatief meer nemen dit zelf te doen (De Corte, 2003). Wanneer er gesproken wordt over vrije tijd, kan ook aangeleerde hulpeloosheid hier een obstakel vormen. Activiteiten waarbij zij “gefaald” hebben en daardoor de oorzaak bij zichzelf hebben gelegd, zorgen ervoor dat zij weigerachtig staan ten opzichte van activiteiten, ook vrijetijdsactiviteiten. Hierdoor kunnen vooral nieuwe activiteiten moeilijk plaatsvinden. Door het vasthouden aan een veilige omgeving, waarbij veel voor hen gedaan wordt, ondernemen zij niets meer. Hierbij is het van groot belang, zoals bij mediërend agogisch handelen reeds aangegeven, dat de omgeving op een gepaste wijze tussenkomt. Empowerment maakt een belangrijk deel uit van activering. Deze maakt het mogelijk om zelf keuzes te maken en alle problemen die zich daarbij kunnen voordoen op te lossen. Door ondersteuning op maat te bieden kan de betrokkene zelf initiatief nemen activiteiten uit te voeren en problemen op te lossen. Hierbij wordt de betrokkene gestimuleerd om zoveel mogelijk beroep te doen op het eigen denkvermogen. Deze ervaringen kunnen ervoor zorgen dat de betrokkene groeit in mogelijkheden. De activiteiten moeten uiteraard passen binnen de context van de persoon en zijn omgeving. De begeleider biedt als coach ondersteuning maar streeft toch naar een maximale zelfstandigheid van de persoon met een verstandelijke beperking.
19
3.3 Empowerment Empowerment staat voor de wil en de mogelijkheid om zelf beslissingen te nemen over het eigen levenstraject. Zoals De Coninck (2008) beschrijft in haar boek is institutionalisering een gevaar voor empowerment. Dit is vooral een gegeven in woon- en zorgcentra waarbij de oudere het evident vindt dat ze zich aanpassen aan de normen van de setting waarin ze verblijven. Hiermee wordt geduid dat het belangrijk is zoveel mogelijk eigen waarde toe te kennen aan een persoonlijk levenstraject en steeds keuzes te blijven maken op zoveel mogelijk vlakken van het dagelijks leven. Dit begrip sluit aan bij de visie van de setting. Empowerment is een belangrijk proces, dat aansluit met grip krijgen op het eigen leven waardoor men zo zelfstandig mogelijk een eigen levenstraject kan uitstippelen. Empowerment is een proces waarin de persoon zijn eigen leven kan controleren en is gebaseerd op een zestal principes (Steensens, 2007):
-
Positief werken Inclusief werken Participatief werken Krachtgericht werken Integraal werken Relatiegericht werken
Volgens Bastiaens (2005) zijn er een aantal stappen om tot een werking van empowerment te komen:
-
De eerste fase enabling, wat betekent ‘het in staat stellen tot’ het maken van keuzes die leiden tot de controle van eigen leven en gezondheid. Zelf keuzes leren maken, hulpmiddelen aanbieden om makkelijker keuzes te maken, hindernissen wegnemen die dit proces belemmeren behoren tot de eerste en niet te verwaarlozen stap. Er moet plaats zijn om zelf verantwoordelijkheid op te nemen. Samen op zoek gaan naar oplossingen en antwoorden komt hierbij aan bod.
-
De tweede fase educatie, houdt in dat de persoon gecoacht wordt zodat hij kan reflecteren over het eigen handelen en gezondheid. Wanneer de persoon niet de kennis bezit om te kiezen of oordelen, dan is het belangrijk dat de kennis wordt bijgebracht. Pas dan kunnen er bewust eigen keuzes gemaakt worden.
-
Fase drie is de keuze-ondersteuning, het ondersteunen van de persoon bij het beslissen van iets. Er wordt ondersteuning geboden in zowel het denken, het verschaffen van informatie, als in de communicatie op een neutrale wijze. Er wordt geen richting aangegeven maar er wordt ondersteuning geboden in het afwegen van de voor- en nadelen van de opties.
-
De vierde en laatste fase is de cliënt betrokkenheid, waarbij de persoon maximaal betrokken wordt bij eigen keuzes en beslissingen. Het uitvoeren en evalueren van vooropgestelde keuzes en doelen wordt samen met de persoon die de beslissingen heeft gemaakt besproken(Geenen, 2011).
20
Empowerment is dus meer dan enkel een begrip of techniek. Het gaat over een proces, waarbij de cliënt in staat gesteld wordt keuzes te maken. Het is een houding die gedragen wordt door medewerkers maar ook door de setting en de maatschappij. Participatie is een belangrijk kenmerk van empowerment. Het betekent een voortdurend zoek- en leerproces voor hulpvrager maar ook de hulpverlener (Van Regenmortel, 2009). Net als bij M.A.H. is er niet enkel één niveau waar kan worden op gewerkt maar verschilt de tussenkomst van persoon tot persoon en van situatie tot situatie. Empowerment vindt zijn plaats in de visie van de ergotherapeut en zijn methodisch handelen. Stapsgewijs en in samenwerking met de cliënt, wordt er doorheen het methodisch handelen zoveel mogelijk getracht de cliënt op zelfstandige wijze zelf te laten kiezen voor de beste oplossing. Het sluit aan bij het doel dat de ergotherapeut wil bereiken, namelijk zelfstandigheid op het hoogst mogelijk niveau bij het handelen van de cliënt. Keuzes maken hoort ook in dit gehele proces en kunnen we linken met vrije tijd. Als ergotherapeut kan men de cliënt diverse mogelijkheden aanreiken zoals bijvoorbeeld hobby’s en activiteiten binnen het kader vrije tijd. Daarnaast kan men de cliënt ondersteunen in hun keuze, het nemen van beslissingen en het uitvoeren van hun keuzes.
21
3.4 Kwaliteit van bestaan De kwaliteit van bestaan is een belangrijk gegeven voor ieder persoon. Ook bij personen met een verstandelijke beperking is een optimale kwaliteit van leven van fundamenteel belang. Schalock en Wehmeyer (2001) tonen aan dat de kwaliteit van bestaan kan worden onderverdeeld in acht domeinen elk met zijn indicatoren. Daarnaast maken de domeinen een deel uit van drie grote hoofdfactoren. Onafhankelijkheid:
-
Persoonlijke ontwikkeling. Dit domein omvat opleiding, persoonlijke competentie en vaardigheden. Het gaat hier over de mogelijkheid dingen te leren en vaardigheden toe te passen waar de persoon interesse voor heeft. De mogelijkheid om naar een optimale zelfzorg te streven en de mogelijkheid tot ontplooiing vinden hier hun plaats. Zinvolle activiteiten die zorgen voor een bepaalde voldoening dragen hieraan bij.
-
Zelfbepaling. Hieronder vallen autonomie, persoonlijke controle, persoonlijke doelen en waarden en eigen keuzes kunnen maken. De cliënt moet de mogelijkheid krijgen eigen keuzes te maken en een eigen levenstraject uit te stippelen. Zelfbepaling is vooral ook bij vrije tijd van groot belang, dit om een optimale motivatie te bereiken.
Sociale participatie:
-
Interpersoonlijke relaties. De sociale omgeving en de ondersteuning die voortvloeit vanuit die omgeving. Het gaat hier om de relaties, vriendschappen van de cliënt en de interacties die zich daarbij voordoen. De relaties die intimiteit en affectie met zich meebrengen dragen bij aan de kwaliteit van het sociale gebeuren.
-
Sociale inclusie. De maatschappelijke omgeving waaraan de cliënt deelneemt en deel van uitmaakt. De rollen die de cliënt op zich neemt, de mogelijkheid tot werken en deelnemen aan activiteiten.
-
Rechten. Universele rechten van de mens behoren ieder persoon toe. Hier kunnen we rechten van vrije meningsuiting, het recht op een eigen kamer, het recht op privacy en een menswaardige omgang terugvinden.
Welbevinden:
-
Emotioneel welbevinden. Gemotiveerd zijn, gelukkig zijn en het zich veilig voelen in een bepaalde omgeving ,zowel fysiek als sociaal, dragen bij aan het emotionele welbevinden. Bij de dagdagelijkse interacties en activiteiten dient de cliënt een gevoel te ervaren van succes en blijheid.
-
Fysiek welbevinden. Het ervaren van het lichaam en de mogelijkheid tot behandeling wanneer er zich ziekte voordoet. Het gaat vooral om de gezondheid van de cliënt en alle zaken die daarop een invloed hebben namelijk voeding, recreatie, mobiliteit, toegang tot gezondheidszorg en de activiteiten van het dagelijks leven. 22
-
Materieel welbevinden. Het hebben van werk en een financieel inkomen bepalen het materieel welbevinden. Het hebben van persoonlijke bezittingen, een eigen kamer, een eigen toilet en/of douche zorgen ervoor dat de cliënt op een waardige manier door het leven kan.
Deze domeinen met hun hoofdfactoren dragen allemaal samen bij aan de kwaliteit van het bestaan. De toegang tot elk van dit domein zorgt ervoor dat op elk niveau kan gewerkt worden samen met de cliënt. De kwaliteit van bestaan vindt zeker zijn plaats in de ergotherapeutische visie, daar de ergotherapeut de zelfstandigheid van de cliënt zo optimaal mogelijk wil bereiken op de deelaspecten onafhankelijkheid, sociale participatie en welbevinden. Bij elk domein kan er een link gelegd worden als het over vrije tijd gaat. De kwaliteit van bestaan gaat uiteraard over meer dan enkel vrije tijd. Het is belangrijk dat er met elk domein rekening gehouden wordt wanneer we activiteiten of situaties gebruiken als middel om de persoon met een verstandelijke beperking aan te zetten tot denken en handelen. Hoe meer voldaan aan elk domein, hoe optimaler de vrije tijd kan worden ingevuld.
4 Ergotherapie 4.1 Het begrip Een ergotherapeut wordt ingezet bij het aanleren, opnieuw leren, optimaliseren en onderhouden van vaardigheden en strategieën die bijdragen aan het functioneren van de cliënt. Het doel van een ergotherapeutische interventie is zorgen voor een optimale zelfstandigheid in mensen hun leer-, leef-, werk- en ontspanningsomgeving en dit door middel van activiteiten. Men doet beroep op het handelen en de handelingsprocessen die zich daarbij voordoen. Het Vlaams Ergotherapeutenverbond (VE) en het Vlaams Overleg Ergotherapie (VLOE) hanteren een visie die steunt op vijf grote pijlers:
-
De kern is het handelen van de cliënt in een specifieke handelingscontext in functie van de kwaliteit van leven, waarbij de ergotherapeut zich duidelijk profileert in relatie tot de maatschappelijke veranderingen en tendensen.
De ergotherapeut focust zich op het handelen van de cliënt maar houdt hierbij rekening met alle zaken die het handelen kunnen beïnvloeden. Men gaat uit van de mogelijkheden, wensen en interesses van de cliënt en speelt hierop in om zo binnen de handelingscontext te blijven. Men gaat cliëntgericht te werk om een optimale autonomie te bekomen op alle vlakken van het dagelijks leven (Vlaams ergotherapeutenverbond, 2009).
23
4.2 Gehanteerde kaders 4.2.1 Methodisch handelen Ergotherapeuten maken gebruik van methodisch handelen waarbij zij bewust handelen in bepaalde stappen. In dit proces proberen zij de cliënt en het cliëntensysteem zo veel mogelijk te betrekken bij het bespreken, begrijpen en oplossen van een problematiek (Kinébanian & le Granse, 1998). Het Canadian Process Practice Framework of CPPF is een procesmodel dat kan worden gebruikt tijdens het methodisch handelen. Het omvat acht stappen in logische volgorde die richting geven aan het totale handelingsproces. Deze stappen worden omschreven als actiepunten met sleutelvaardigheden om het handelen mogelijk te maken (Craik et al., 2007).
-
Actiepunt één: Enter/initiate. Hierbij start de professionele relatie tussen cliënt en ergotherapeut. Het is het begin van de samenwerking waarbij de ergotherapeut de cliënt beter leert kennen maar andersom de cliënt ook zijn therapeut beter leert kennen.
-
Actiepunt twee: Set the stage. Deze stap omvat het benoemen, valideren en prioriteren van de problemen en het handelen zoals de cliënt deze ervaart. Hier kunnen het handelen en de problemen die zich daarbij voordoen geïnventariseerd worden in bijvoorbeeld het CMOP-E of Canadian Model of Occupational Performance and Engagement (Townsend & Polatajko, 2007), wat in punt 4.2.2 verder omschreven wordt.
-
Actiepunt drie: Assess/evaluate. Het vaststellen van componenten van het handelen en de condities van de omgeving zijn hier op hun plaats. De sterke kanten en hulpbronnen van de cliënt en therapeut worden omschreven.
-
Actiepunt vier: Agree on objectives and plan. Onderhandelen over uitkomsten en maken van het plan van aanpak. Hier worden in samenspraak met de cliënt doelen opgemaakt die realistisch zijn. Daarbij wordt ook overeen gekomen hoe deze doelen behaald zullen worden.
-
Actiepunt vijf: Implement the plan. Het uitvoeren van het plan van aanpak door het handelen. Hier gaat men na wat nodig is om het vooropgestelde plan uit te voeren en hoe men de cliënt hierbij maximaal kan betrekken.
-
Actiepunt zes: Monitor and modify. Uitvoeren, observeren en aanpassen van het plan van aanpak. De uitvoering van het plan van aanpak kan immers op een andere manier verlopen dan gepland. Daarom is het belangrijk steeds bij te sturen om de vooropgestelde doelen nog steeds te behalen.
-
Actiepunt zeven: Evaluate the outcome. Het evalueren van de uitkomsten, maar ook het aanvullen van eventueel andere handelingsproblemen. Daarnaast moet men zich afvragen of er eventueel verdere interventie nodig is en wie nog kan ingeschakeld worden om het plan van aanpak uit te breiden.
-
Actiepunt acht: Conclude/exit. Korte besluitvorming en einde van de ‘therapie’. 24
De link die hier kan gemaakt worden met mediërend agogisch handelen vinden we terug bij iedere stap in het methodisch handelen. Gedurende iedere stap in het CPPF kan men op een mediërende wijze en vorm van empowerment te werk gaan. Er wordt ondersteuning geboden tijdens het vaststellen van de prioriteiten van de cliënt. Tevens wordt tijdens het plan van aanpak zoveel mogelijk beroep gedaan op de mogelijkheden bij de cliënt tot leren. Het mediërend agogisch handelen kunnen we doorheen het methodisch handelen gebruiken om de cliënt zoveel mogelijk te stimuleren om beroep te doen op het eigen denken en zelfregulering. 4.2.2 CMOP-E Het CMOP-E of Canadian Model of Occupational Performance and Engagement is een driedimensionale weergave van de relatie tussen een persoon met drie componenten van het handelen, drie handelingsgebieden en de omgeving met vier elementen. De focus ligt op de uitvoering van en het betrokken zijn bij het handelen (Townsend & Polatajko, 2007).
Figuur 1 A visualiseert het CMOP/ B visualiseert de onderlinge verbondenheid tussen de persoon, handelen, omgeving en spiritualiteit (Townsend & Polatajko, 2007)
De uitvoering van het handelen (Occupational performance) wordt hierbij gezien als de dynamische interactie tussen de persoon, zijn handelen en omgeving. De drie componenten kunnen niet los gezien worden van elkaar en beïnvloeden elkaar voortdurend. Ergotherapie (Occupational Therapy) richt zich daar, waar het handelen van de persoon en zijn omgeving overlapt.
25
Tabel 1: Het CMOP-E met zijn facetten en onderverdelingen (Kinébanian & le Granse, 1998). Persoon
Omgeving
Handelen
Fysiek: Omvat het doen van een persoon en alle sensorische, motorische en sensomotorische functies. Affectief: Omschrijft de gevoelens en bevat sociale, emotionele functies met interpersoonlijke en intrapersoonlijke factoren. Cognitief: Mentale functies zowel cognitief als intellectueel. Er wordt bijvoorbeeld niet enkel gekeken naar een functie zoals het geheugen maar naar het proces van denken tijdens het handelen. Spiritueel: De motivatie en drijfveer van de persoon. Geloof, waarden en normen. Fysiek: Natuurlijke en bebouwde omgeving van persoon. Sociaal: Alle sociale elementen uit de omgeving, patronen van relaties en sociale groeperingen. Institutioneel: Maatschappelijke organisaties en activiteiten/praktijken. Cultureel: Etnische, raciale, ceremoniële en routinematige activiteiten gebaseerd op ethiek en het waardesysteem van bepaalde groepen. Zelfredzaamheid: Met betrekking tot zelfzorg, mobiliteit. Productiviteit: Op vlak van werken en wonen, in welke mate draagt de persoon iets bij als we kijken naar productiviteit. Vrije tijd: Hoe wordt vrije tijd ingevuld, hobby’s, interne en externe activiteiten.
Op basis van de informatie geïnventariseerd in het CMOP-E kan men de handelingsproblemen die de cliënt ervaart benoemen, valideren en prioriteren. Naast het inventariseren van kenmerken kan men ook de wisselwerking in kaart brengen tussen de persoon die handelt en een bepaalde omgeving. Occupational therapy werkt op het vlak waar de persoon met zijn kenmerken overlapt met zijn omgeving en zijn handelen. Dit kunnen we linken met mediërend agogisch handelen. De cliënt kan in een bepaalde situatie of activiteit problemen in het handelen ondervinden, waarbij de ergotherapeut die situatie of activiteit gebruikt als middel. De ergotherapeut kan een rol spelen in de omgeving en is deels de omgeving die tussenkomt in het handelen van de persoon. Rekening houdend met de kenmerken van de persoon, tracht de ergotherapeut de omgeving aan te passen om de cliënt zo optimaal en zo zelfstandig mogelijk te laten functioneren. Op fysiek vlak kunnen bijvoorbeeld hulpmiddelen worden ingezet om bepaalde disfuncties van de persoon of omgeving te compenseren. Maar wanneer men de link met M.A.H. maakt, gaat dit veel verder dan enkel fysische hulpmiddelen. Men tracht het denken van de persoon te stimuleren door onder andere hulpmiddelen maar ook door te geloven dat de cliënt ontwikkelingsmogelijkheden heeft op cognitief vlak. Er is een tussenkomst in het denkproces tijdens het handelen in een bepaalde situatie en net daar bevindt zich ook het domein van de ergotherapeut. Rekening houdend met alle elementen die een invloed hebben op elkaar en op het handelen, kunnen doelen worden opgesteld in samenspraak met de cliënt/betrokkene. Men gaat zich vooral richten op het handelen maar steeds rekening houdend met alle aspecten die het handelen kunnen beïnvloeden. 26
4.3 Assessments 4.3.1 Activity Card Sort De Activity Card Sort of ACS meet het activiteitenpatroon van een persoon waardoor de ergotherapeut beter in staat is de hulpvraag van die persoon in kaart te brengen. Oorspronkelijk is de test ontworpen om bruikbaar te zijn in de geriatrie. De doelgroep omvat ouderen waarbij ziekte of beperkingen invloed hebben op dat activiteitenpatroon en waardoor er veel van de activiteiten in het dagelijks leven niet meer vanzelfsprekend zijn. De laatste Amerikaanse versie van de Activity Card Sort is gepubliceerd in 2008 onder leiding van Carolyn M. Baum. Daarnaast is ook een Vlaamse versie van de ACS gerealiseerd door studenten aan de Howest Kortrijk. Deze is bruikbaar voor de residentiële settings in de geriatrie en is aangepast aan de taal van de oudere. De test gaat als volgt te werk. Er worden afbeeldingen gebruikt waarbij men de dagdagelijkse activiteiten aantoont. Bij elke activiteit die op een afbeelding getoond wordt, dient de cliënt te antwoorden of hij/zij:
-
De activiteit in het verleden heeft uitgevoerd De activiteit nu minder uitvoert De activiteit niet meer uitvoert De activiteit nu nog uitvoert De activiteit nooit heeft uitgevoerd
Daarbij wordt tevens de tevredenheid bevraagd over de huidige situatie van uitvoeren bij deze activiteit. Men gaat drie verschillende facetten na: instrumentele algemene dagelijkse levensverrichtingen, activiteiten inzake vrije tijd en activiteiten inzake sociale contacten. Op die manier kan men het activiteitenpatroon van de persoon van vroeger en nu in kaart brengen en kan men samen met de persoon een traject uitstippelen. Op de setting van dit project zijn twee ouderen aanwezig waarbij dit assessment kan worden afgenomen daar zij het profiel hebben van een oudere. Voor de overige twee bewoners die deelnemen aan dit project, kunnen ook zij bevraagd worden met de ACS. Deze assessment bevat veel van de dagdagelijkse activiteiten waar ook zij aan deelnemen of wensen aan deel te nemen. Dit assessment is gekozen omdat het makkelijk toegankelijk is voor personen met een verstandelijke beperking en dit door de visualisaties die de test bevat. Tevens kan er een globaal beeld gevormd worden met de resultaten over waar de interesses liggen bij de cliënten om zo richting te geven aan de interventies.
27
4.3.2 Personal Outcomes Scale Om de kwaliteit van bestaan te meten kan de Personal Outcomes Scale of POS gebruikt worden (Van Loon et al., 2008). Dit assessment is voor zowel de cliënt en het cliëntensysteem, als voor hun manager of coach een interessant middel om een beeld te vormen over de cliënt en zijn of haar omgeving. Daarnaast kunnen op basis van de verkregen resultaten interventies uitgevoerd worden om de kwaliteit van bestaan zo optimaal mogelijk te maken. Men doet de meting op basis van specifieke indicatoren die verbonden zijn aan de acht domeinen van de kwaliteit van bestaan. Deze zijn de persoonlijke ontwikkeling en zelfbepaling, persoonlijke relaties, sociale inclusie en rechten, en als laatste luik het emotioneel, fysiek en materieel welbevinden. Daarbij wordt elk item geëvalueerd op een 3-punt Likert-schaal. Dit gebeurt op twee manieren, enerzijds door zelfbeoordeling en anderzijds door geobjectiveerde beoordeling (Van Loon et al., 2008). Vzw Den Achtkanter maakt gebruik van de POS om de kwaliteit van bestaan van de persoon met een verstandelijke beperking in kaart te brengen. Doordat er een exemplaar mocht worden ingekeken kon er een beeld gevormd worden van welke vlakken nu vooral belangrijk zijn als er gesproken wordt over vrije tijd en de kwaliteit van bestaan. Uit dit assessment werden de vragen geselecteerd die relevant zijn inzake vrije tijd. Op basis van deze vragen kon er afgeleid worden op welke vlakken er kon worden bijgedragen aan de kwaliteit van het bestaan aan de hand van gepersonaliseerde en individuele activiteiten.
28
5 Praktische luik 5.1 Inleiding In het praktische luik wordt het proces omschreven dat is doorlopen doorheen dit project. Hier wordt er rekening gehouden met het methodisch handelen van de ergotherapeut en de visie en benadering van de setting/voorziening. Allereerst worden in het praktische luik de individuele activiteiten weergegeven per volgcliënt. Gedurende dit proces van het aanbieden, uitvoeren en evalueren van de individuele activiteiten, is tevens een middel ontworpen om die activiteiten aan te bieden. Dit middel, namelijk de crea-box, bevat de individuele activiteiten die uitgeoefend worden en kunnen op die manier op een interessante wijze worden aangeboden aan de cliënten. In dit proces zijn er per volgcliënt een aantal stappen gevolgd volgens het CPPF, om zo optimaal mogelijk te werk te gaan. Per volgcliënt is het handelen geïnventariseerd aan de hand van gesprekken met de cliënt, gesprekken met hun wooncoach en het inkijken van hun persoonlijke gegevens (actiepunt één en twee CPPF). De verkregen informatie wordt geïnventariseerd om een beeld te krijgen van de betrokkene. Op basis van het CMOP-E die men in de bijlage ‘cliëntgegevens’ kan vinden, is er een sterkte/zwakte analyse opgemaakt met zijn bevorderende en belemmerende factoren. Vervolgens is er per volgcliënt een concrete en korte conclusie opgesteld uit de gegevens en de resultaten van de ACS en de kwaliteit van bestaan (actiepunt drie CPPF). Deze resultaten zijn terug te vinden in de bijlage ‘cliëntgegevens’. Op die manier kan er richting gegeven worden aan de doestellingen en de interventie. De resultaten zijn tevens geëvalueerd samen met hun wooncoach, om een zo correct mogelijk beeld te krijgen over de op te maken doelstellingen (actiepunt vier CPPF). Eén à twee maal per week zijn er per volgcliënt individuele activiteiten aangeboden, uitgeprobeerd en geëvalueerd. De interventies vonden telkens plaats van 16u tot 17u30. Dit waren de vrije momenten voor de groep en dus ook voor de volgcliënten. Hier worden enkele individuele activiteiten kort weergegeven per volgcliënt. Rekening houdend met de vooropgestelde doelen per cliënt zijn individuele activiteiten opgesteld, aangeboden, uitgevoerd en geëvalueerd. Telkens volgt een kort besluit met de bevindingen (actiepunt vijf en zes CPPF). Als laatste punt kan men per volgcliënt het effect van het middel terugvinden dat is ontworpen tijdens het aanbieden van individuele activiteiten. Het wordt omschreven als de ‘crea-box’. Een illustratie van de crea-box kan gevonden worden in de bijlage ‘uitwerking crea-box’. In overleg met het team van wooncoaches is dit middel per volgcliënt uitgewerkt. Het biedt een mogelijk antwoord op de aandachtspunten die besproken werden bij de probleemdefiniëring. De antwoorden hierop kunnen teruggevonden worden bij de resultaten. Naast de individuele activiteiten en het hulpmiddel zijn ook nog groepsactiviteiten aangeboden, al dan niet met deelname van de volgcliënten. De overige actiepunten die plaatsvinden in het CPPF, actiepunt zeven en acht, worden ingevuld bij het resultaat, de discussie en de conclusie.
29
5.2 Individuele activiteiten en crea-box 5.2.1
Bernice
Actiepunt één en twee: “Enter/initiate” en “Set the stage” Bernice is een 74 jarige vrouw met een matige verstandelijke beperking. Ze helpt mee in het huishouden, echter vaak uit eigenbelang. Hiermee wordt bedoeld dat zij bijvoorbeeld opruimt omdat ze zeer sterk vasthoudt aan structuur en netheid. Hierbij kan ze het moeilijk plaatsen dat bepaalde voorwerpen niet op hun plaats staan. Dit bijvoorbeeld als voorbereiding van een activiteit waar de voorwerpen eigenlijk helemaal niet in de weg staan . Wanneer er activiteiten plaatsvinden, al dan niet binnen haar interesseveld, is er soms een gebrek aan motivatie. Hoe ze zich op dat moment voelt bepaalt vooral hoe ze zich opstelt tegenover activiteiten. Daarnaast kan ze niet altijd worden vertrouwd in wat ze vertelt of wat ze wil. Haar stemmingswisselingen zorgen er namelijk voor dat ze geen constante motivatie heeft voor een bepaalde activiteit. Bernice houdt zeer vast aan de structuur van het tehuis. Hierdoor is ze vaak bezig met taken in het tehuis, die op dat moment nog niet moeten gebeuren. Ze wil alles zo snel mogelijk in orde krijgen en zet bijvoorbeeld de tafel om 16u terwijl men maar om 17u30 eet. Dit zorgt ervoor dat de ruimte niet meer gebruikt kan worden voor activiteiten. Vaak bemoeit ze zich met anderen waarbij ze haar eigen aandeel in conflicten moeilijk kan inschatten. Wanneer ze dat toch beseft, dan verontschuldigt ze zich en geeft ze een hand. Daarnaast is Bernice zeer gedreven wanneer ze activiteiten uitvoert waar ze interesse voor heeft. Ze feliciteert medebewoners wanneer er iemand gewonnen heeft in een spel. Bij de huishoudelijke activiteiten neemt zij overdag, op eigen initiatief, taken op zich. Sterkte Zwakte Bevorderende factoren Belemmerende factoren
Gedreven wanneer ze een activiteit doet binnen haar interesseveld. Stemmingswisselingen Weinig interesse in nieuwe activiteiten Enthousiasme Doorzettingsvermogen Initiatief nemend
Mobiliteit Egocentrisme Hardhorigheid Houdt zeer vast aan structuur
30
Actiepunt drie: “Assess/evaluate”
-
ACS: Bernice helpt geregeld met de huishoudelijke taken en ze houdt zeer sterkt vast aan haar gekende activiteiten. Daarbij is ze zich zeer bewust van wat ze wel en niet wil. Activiteiten die hoge fysieke inspanning vereisen en te druk zijn wil ze niet doen. Een grote groep zorgt voor onrust en spanningen. Vooral rustige activiteiten binnen haar interesseveld zijn belangrijk maar daarvoor moet ze in de stemming zijn. Activiteiten in een kleine groep, zoals petanque, slaan vooral aan omdat ze dit kent en ze meer individuele aandacht krijgt dan wanneer ze zich in een grote groep bevindt.
-
Kwaliteit van bestaan: Er kan gewerkt worden op vlak van persoonlijke ontwikkeling met betrekking tot het aanleren van nieuwe vaardigheden en het aanbieden van al dan niet gekende activiteiten. Daarnaast is het belangrijk op fysiek vlak actief te blijven en haar zoveel mogelijk te betrekken bij groepsactiviteiten die fysieke activering inhouden. Activiteiten in de aard van haar huidige bezigheden kunnen dan ook zorgen voor meer variatie in haar vrijetijdsbesteding.
Actiepunt vier: “Agree on objectives and plan” Prioriteit Hoofddoelstelling
Deelname aan activiteiten in het tehuis inzake vrije tijd De cliënt participeert aan het dagelijks leven door het uitvoeren van zinvolle activiteiten binnen haar interesseveld De cliënt onderhoudt haar huishoudelijke vaardigheden zoals bijvoorbeeld de tafel zetten De cliënt onderhoudt haar cognitieve vaardigheden en wordt gestimuleerd tot denken bij problemen De cliënt neemt deel aan zowel interne als externe activiteiten binnen het kader van vrije tijd
Subdoelstellingen
Actiepunt vijf en zes: “Implement the plan” en “Monitor and modify” Uit de resultaten van de afgenomen assessments was af te leiden dat Bernice vooral vasthoudt aan activiteiten met een vrij lage fysieke inspanning die zij reeds af en toe deed. Zij werd gedurende dit project steeds gestimuleerd om haar huishoudelijke taken te volbrengen. Daarnaast werden de activiteiten waar zij graag aan deelneemt frequenter aangeboden. Met deze doelstelling tracht men haar zoveel mogelijk nieuwe activiteiten aan te bieden om het interesseveld uit te breiden, steeds rekening houdend met haar huishoudelijke activiteiten. Dit heeft als doel de participatie in het algemeen te verhogen. Onderstaand werden enkele activiteiten geanalyseerd. Knutselen met vilt
-
Korte beschrijving: Het opeenleggen van viltvormen en samenbinden met een lint om zo een bloem te maken. Benodigdheden: Viltvormen, lint en aangepaste naald. Groeperingsvorm: In groep. 31
-
-
Strijkparels
-
-
Bakken
-
-
Inkijken van fotoalbums
-
Verloop: Deze activiteit werd aangeboden aan andere bewoners maar de cliënt nam hier initiatief om zelf ook mee te knutselen. Ze nam spontaan verschillende kleuren en een lint en begon te werken. Ze ondervond bij het knutselen geen problemen en kon met de instructies een correct eindresultaat behalen. Achteraf vroeg ze om dit aan haar rollator te hangen als versiering. Bevindingen: Door het observeren van anderen krijgt ze interesse. Wanneer de cliënt enthousiast is om aan een bepaalde activiteit deel te nemen, toont ze doorzettingsvermogen en een positief gedrag ten opzichte van de medebewoners. Dit creëert een goede sfeer in de groep als gevolg. Korte beschrijving: Het vormen van een figuur met strijkparels. Benodigdheden: Strijkparelbord, Maxi strijkparels, strijkpapier, strijkijzer en strijkplank. Groeperingsvorm: Individueel. Verloop: De cliënt observeerde de activiteit bij een andere bewoner. Naar aanleiding van het eindresultaat wou zij dit ook proberen. Er was geen materiaal voorzien om twee figuren te maken, dus werd de afspraak gemaakt dit later te doen. De cliënt stemde in met deze afspraak. Op latere tijdstippen werd de activiteit meermaals aangeboden maar wou ze niet meer deelnemen. Bevindingen: De cliënt functioneert vooral in het hier-en-nu. Het is moeilijk een activiteit voor te bereiden, daar haar stemmingswisselingen zorgen voor een moeilijk te voorspellen resultaat. Korte beschrijving: Het maken en bakken van appelflappen. Benodigdheden: Bladerdeeg, appelmoes, boter, bakplaat en oven. Groeperingsvorm: Individueel of in groep. Verloop: Bakken is een interesse van de cliënt maar bij het aanbieden van de activiteit op een vrij moment wou ze niet deelnemen. Ze nam plaats in de zetel en keek toe hoe een andere bewoner meewerkte. Er werd een drietal keer gemotiveerd en uitgenodigd om deel te nemen, maar tevergeefs. Ze vertelde dat ze de hele dag niets meer wilde doen en kon geen antwoord geven waarom dit zo was. Bevindingen: Bij het aanmoedigen kan er frustratie ontstaan omdat ze geen woorden vindt om haar gevoelens of mening te uiten. De stemmingswisselingen zorgen voor een negatieve invloed op activering en deelname aan activiteiten. Korte beschrijving: Het inkijken van persoonlijke fotoalbums en het vormen van dialoog met de cliënt. Dit kan omschreven worden als reminiscentie2. Benodigdheden: Persoonlijk fotoalbum. Groeperingsvorm: Individueel. Verloop: Het inkijken van albums is een interesse van de cliënt maar bij het
2
Reminiscentie bestaat uit interventies om herinneringen aan verwerkte ervaringen op te roepen en vorm te geven.
32
-
aanbieden toonde ze geen interesse om te vertellen. De albums werden naast haar gelegd terwijl ze aan tafel zat. Ze opende deze spontaan en begon te vertellen over de foto’s en de personen die op de foto stonden. Herinneringen kon ze zeer gemakkelijk ophalen waardoor ze over de gebeurtenissen begon te spreken. Bevindingen: Activiteiten die binnen haar observatieveld liggen krijgen dan ook aandacht. De cliënt merkt direct veranderingen in de fysieke omgeving op, waardoor ze geprikkeld wordt en daarop reageert. In deze situatie kunnen we niet spreken van een ‘dwingende aanpak’ maar van een verandering in de omgeving die de persoon in staat stelt zelfstandig iets te ondernemen.
Besluit individuele activiteiten: De belemmerende factor in het uitvoeren van activiteiten met Bernice zijn vooral haar stemmingswisselingen. Ten eerste is het belangrijk dat de aangeboden activiteiten binnen haar interesseveld liggen maar er is steeds onzekerheid over de mogelijkheid van het uitvoeren van deze activiteit. Dit komt vooral voort uit haar stemmingswisselingen. Individuele activiteiten bestaan vooral uit zaken waarmee ze reeds vertrouwd is. Nieuwe activiteiten zijn voor haar moeilijker. Het is belangrijk dat men haar blijft stimuleren om deel te nemen aan zowel individuele als groepsactiviteiten maar zonder te forceren. Wanneer dit toch gebeurt brengt dit frustratie teweeg bij Bernice. Dit wordt dan nog eens versterkt door het onvoldoende kunnen verwoorden van haar gevoelens. Ze heeft actiever deelgenomen aan activiteiten doordat ze haar frequenter werden aangeboden en niet zozeer door een andere aanpak waarbij er individueel werd gewerkt. Daarnaast wordt gekeken om te werken met een beloningssysteem. Dit kan bekrachtigen in functie van activeren, motiveren en positief gedrag. Activiteiten zoals bijvoorbeeld iets gaan drinken of gaan uiteten zijn een beloning voor het goede gedrag. Naarmate dit proces vordert kan men dit gaan afbouwen. Dit wil uiteraard niet zeggen dat deze activiteiten niet meer zullen plaatsvinden. Het heeft als doel een positief gedrag te verkrijgen gedurende de ganse dag maar dit vanuit een dagdagelijks functioneren en niet enkel omdat er een beloning aan vasthangt. Besluit crea-box: De box werd bij Bernice aangekocht maar is niet gebruikt, daar er geen individuele activiteiten plaatsvonden om te integreren in dit middel. Ze genoot vooral van haar gekende activiteiten en stond weinig tot niet open voor nieuwe activiteiten zoals bijvoorbeeld knutselen. Het is eventueel een mogelijkheid om haar albums en strijkparels te integreren en deze activiteiten opnieuw aan te bieden. Dit kan een taak zijn voor haar wooncoach.
33
5.2.2
Ilse
Actiepunt één en twee: “Enter/initiate” en “Set the stage” Ilse is een 44 jarige vrouw met een matige verstandelijke beperking. Overdag werkt ze in een kaarsenatelier en bij thuiskomst wacht ze tot het maaltijdgebeuren. Ze verschuilt zich achter haar visuele en motorische problematiek. Deze beperkingen zorgen ervoor dat activiteiten niet altijd vlot verlopen waardoor ze onzeker is en een laag zelfbeeld heeft. Bij het aanbieden van nieuwe activiteiten staat Ilse open om deze uit te proberen maar toch met een aarzelende benadering. Ilse is meestal goedgezind en enthousiast. Na het uitvoeren van activiteiten is ze dankbaar en spreekt ze er geregeld over. Sterkte
Neemt deel aan activiteiten mits enige stimulatie
Zwakte Bevorderende factoren
Aangeleerde hulpeloosheid Enthousiast karakter Staat open voor nieuwe dingen Visuele beperking Motorische beperking Denkt vooral vanuit sociale wenselijkheid Neemt beslissingen vanuit die sociale wenselijkheid
Belemmerende factoren
Actiepunt drie: “Assess/evaluate”
-
ACS: Ilse kan gestimuleerd worden op heel wat vlakken. Enkel ontbreekt er een hobby die zelfstandig kan worden uitgevoerd. Voor er deelname is aan één van de activiteiten uit de ACS, dient ze gestimuleerd te worden. Toch is er onmiddellijk reactie bij het aanbieden van een activiteit ook al is ze erg twijfelachtig over haar eigen capaciteiten. Het doel is om gepersonaliseerde hobby’s te vinden die op zelfstandige basis uitgevoerd kunnen worden en waarbij er een minimum aan stimulatie of motivatie nodig is. Overdag is de bewoner aan het werk in het kaarsenatelier en een gepersonaliseerde activiteit bij thuiskomst kan zorgen voor het opvullen van lege momenten.
-
Kwaliteit van bestaan: Er kan gewerkt worden aan het onderhouden van de huidige vaardigheden en eventueel kunnen nieuwe vaardigheden worden aangeleerd inzake vrije tijd. Daarnaast is het belangrijk Ilse te laten uitkomen voor haar eigen mening, daar zij meestal beslist vanuit de sociale wenselijkheid van de groep. Haar laag zelfbeeld en de aangeleerde hulpeloosheid zorgen ervoor dat ze niet spontaan initiatief neemt. Het is belangrijk haar nieuwe activiteiten te laten ervaren en haar de daar bijhorende succeservaring te laten beleven.
34
Actiepunt vier: “Agree on objectives and plan” Prioriteit Hoofddoelstelling
Het vinden van een gepaste hobby De cliënt participeert aan het dagelijks leven door het uitvoeren van zinvolle activiteiten binnen haar interesseveld De cliënt heeft een zinvolle hobby waarmee ze haar vrije tijd kan invullen. Dit zijn creatieve activiteiten. De cliënt ontwikkelt en/of onderhoudt vaardigheden inzake vrije tijd door het aanleren van nieuwe activiteiten
Subdoelstellingen
Actiepunt vijf en zes: “Implement the plan” en “Monitor and modify” De cliënt wil vooral meer creatieve activiteiten uitvoeren in haar vrije tijd. Vanuit de doelstelling om een hobby aan te leren is er aan de slag gegaan met nieuwe activiteiten. Deze activiteiten vereisen vaardigheden die de cliënt al dan niet bezit, met als doel verder te groeien in het uitvoeren van die vaardigheden. Onderstaande activiteiten werden geanalyseerd. Schilderen
-
-
Knutselen met Fimo
-
Korte beschrijving: Verschillende schildersessies in het kader van Pasen. Benodigdheden: Paaseieren, verf, penseel en krant. Groeperingsvorm: Individueel. Verloop: Bij het aanbieden van het schilderen was Ilse meteen enthousiast om mee te doen. Ze koos zelf haar kleuren en ging aan de slag. Bij deze sessies was ze heel geconcentreerd bezig en wou ze niet gestoord worden. Haar visuele beperking vormde voor Ilse geen obstakel. Haar motorische beperking belemmerde haar wel om de potjes verf te openen (de ergotherapeut dit deed in haar plaats). Telkens wanneer ze klaar was met een paasei te schilderen vroeg ze wat ermee moest gedaan worden. Toen ik haar vroeg waar we dit konden hangen of plaatsen antwoordde ze “Misschien in een Paasboom?”. Wanneer ze haar resultaat zag in de Paasboom vertelde ze dat zij dit gedaan had. Ilse was fier op haar werk en vertelde dat haar wooncoach zeer blij zal zijn dat ze zoveel gewerkt had. Bevindingen: Haar visuele en motorische beperking belemmeren haar niet de activiteit uit te voeren (in deze situatie schilderen). Mits kleine ondersteuning en controle kunnen deze beperkingen worden gecompenseerd. Daarnaast is Ilse zeer trots op haar werk en vertelt dit aan haar medebewoners. Korte beschrijving: Het kneden van de materie en het maken van een beeldje. Benodigdheden: Fimo, tandenstokers, mesje, stift en oven. Groeperingsvorm: Individueel. Verloop: Om de fijne motoriek te onderhouden kan kneden gebruikt worden als activiteit. Bij het tonen van het eindresultaat wou Ilse snel beginnen. De materie dient zacht gemaakt te worden waarbij Ilse alle stukken één voor
35
-
Strijkparels
-
-
één kneedde. Ondertussen vormde de therapeut het beeldje. Ze vroeg steeds bevestiging en vroeg hoe ver we al stonden. Na afloop diende dit nog in de oven verwarmd te worden maar was er geen tijd meer. Een paar dagen erna vroeg de cliënt immers zelf om dit te doen omdat ze het beeldje op haar kamer wou plaatsen. Bevindingen: Ilse kneedde de materie niet perfect maar oefende toch op haar fijne motoriek. Die liet haar echter niet toe goedgevormde delen van het beeldje te vormen waardoor de therapeut dit moest overnemen. Toch heeft ze hierbij een succeservaring gehad waarbij ze met trots zei tegen haar medebewoners dat ze dit had gemaakt en dat de begeleiding haar geholpen had. Korte beschrijving: Het vormen van een figuur met strijkparels. Benodigdheden: Strijkparelbord, Maxi strijkparels, strijkpapier, strijkijzer en strijkplank. Groeperingsvorm: Individueel. Verloop: Er worden verschillende sessies met strijkparels gewerkt. Door Ilse haar motorische en visuele beperkingen is er gekozen om te werken met Maxi Strijkparels. Die zijn makkelijker te zien, te hanteren en te manipuleren. Bij het maken van die figuren was het moeilijk om het beeld over te brengen van de afbeelding naar het parelbord. Het voorbeeld werd onder het parelbord gekleefd zodat zij enkel de juiste kleur diende te plaatsen. Mits enige fouten waarbij zij strijkparels op de verkeerde plaats zette doordat de kleuren te dicht op elkaar zaten, kon zij dit tot een goed eindresultaat brengen. Daarnaast heeft Ilse onder begeleiding zelf de figuur gestreken. Bevindingen: Haar beperkingen zorgen voor extra aandacht en sturing. Toch geniet zij van haar eindresultaat, ook al heeft ze hulp gekregen.
Besluit individuele activiteiten: Individuele creatieve activiteiten zijn zeer geschikt voor Ilse. Vooral naar motoriek toe kan er blijven geoefend worden om huidige vaardigheden te onderhouden en eventueel nieuwe aan te leren. Creatieve activiteiten uitvoeren als hobby kan een mogelijke oplossing zijn voor de cliënt. Schilderen en werken met de strijkparels lieten haar succes ervaren waarbij een mooi eindproduct verkregen is. Besluit crea-box: Deze individuele activiteiten zijn zeer makkelijk te integreren in de crea-box. Ook bij het gebruik ervan mogen de resultaten er wezen. Ilse vroeg geregeld naar haar box, maakte wekelijks gebruik van de geïntegreerde activiteiten en versierde de box. Het zal een uitdaging zijn steeds op zoek te gaan naar nieuwe activiteiten op maat, maar dit is zeker te realiseren samen met haar wooncoach.
36
5.2.3
Heleen
Actiepunt één en twee: “Enter/initiate” en “Set the stage” Heleen is een 57 jarige vrouw met een matige verstandelijke beperking. Overdag werkt ze waarbij ze de was doet en was plooit. In het verleden was Heleen één van de beste wevers in het weefatelier. Haar enige hobby, namelijk breien, voert ze uit in de vrije tijd op haar werk waarbij ze voor personeel zaken breit. Bij thuiskomst vervalt ze in passiviteit. Ze neemt plaats in haar zetel en wacht het maaltijdgebeuren af. Door negatieve ervaringen in het verleden wil ze in het tehuis niet meer breien. Naast deze hobby heeft ze zeer weinig interesse voor andere activiteiten tenzij er een beloning aan vasthangt. Haar tremor en epilepsie aanvallen zorgen ervoor dat ze veel rust. Na een aanval wil Heleen onmiddellijk terug werken maar deelnemen aan activiteiten is een andere zaak. Daarnaast start ze geregeld spontaan een gesprek, waarbij ze ervaringen en verhalen uit het verleden vertelt. Sterkte
Kan aangeven wat ze wil
Zwakte Bevorderende factoren
Weinig tot geen interesse voor deelname aan activiteiten Goed in handwerk Doorzettingsvermogen Vlot in communicatie Epilepsie Tremor
Belemmerende factoren
Actiepunt drie: “Assess/evaluate”
-
ACS: Het gebrek aan motivatie om bij thuiskomst na het werk nog iets te doen is een groot obstakel. Heleen geniet van rusten. Ze zit alleen in de zetel en kijkt rond. Toch is het belangrijk om een activiteit te vinden die de bewoner boeit, waardoor ze actiever wordt en zich beter voelt. Samen met de wooncoach zijn er al wat activiteiten uitgevoerd. Met die informatie kan er een specifieke activiteit gevonden worden waarmee ze de tijd zinvol invult. Overdag werkt de bewoner en is er vooral nood aan een hobby bij thuiskomst. In haar vrije tijd op het werk breit de bewoner maar vooral in het tehuis wordt haar vrije tijd niet ingevuld met activiteiten of een hobby.
-
Kwaliteit van bestaan: Er kan gewerkt worden aan het onderhouden van huidige vaardigheden en eventueel nieuwe aan te leren. Ze is weinig geïnteresseerd in nieuwe activiteiten tenzij ze weet dat ze een mooi eindresultaat of eindproduct zal krijgen. Het zal vooral zoeken zijn naar activiteiten waarin ze echt interesse heeft maar het aantal zaken die ze wil doen zijn minimaal. Toch kan er gedurende het gehele handelingsplan samen met haar wooncoach gekeken worden voor een cliëntgerichte activiteit op maat.
37
Actiepunt vier: “Agree on objectives and plan” Prioriteit Hoofddoelstelling Subdoelstellingen
Het vinden van een gepaste hobby De cliënt participeert aan het dagelijks leven door het uitvoeren van zinvolle activiteiten binnen haar interesseveld De cliënt heeft een zinvolle hobby waarmee ze haar vrije tijd kan invullen. Dit kan een activiteit zijn rond handwerk.
Actiepunt vijf en zes: “Implement the plan” en “Monitor and modify” Het is vooral de bedoeling om activiteiten aan te bieden waar ze voldoening uithaalt. Op basis van aangeboden activiteiten kan men dan zoeken naar een geschikte hobby die door Heleen op zelfstandige basis kan worden uitgevoerd. Onderstaande activiteiten werden geanalyseerd. Knutselen met Fimo
-
-
Knutselen met papier
-
-
Naaien
-
Korte beschrijving: Het kneden van de materie en het maken van een beeldje. Benodigdheden: Fimo, tandenstokers, mesje, stift en oven. Groeperingsvorm: Individueel. Verloop: Heleen observeerde het eindresultaat van Ilse en vertelde dat ze dit ook wou maken. De afspraak om dit ‘s anderdaags te doen werd gemaakt. De activiteit werd meerdere malen aangeboden maar dit was tevergeefs. Ze vertelde dat ze beefde en dit niet meer na haar werk wou doen omdat ze wou rusten. Bevindingen: Het is moeilijk om Heleen te stimuleren, zelfs voor haar wooncoach. Zelfs wanneer Heleen zelf aangaf dit te willen doen, werd nadien niet meer ingegaan op het aanbod. Haar tremor is een obstakel maar niet in de mate om niet te kunnen deelnemen aan activiteiten. Korte beschrijving: Het versieren van een voorwerp (doos) met knutselpapier. Benodigdheden: Voorwerp, knutselpapier, versierlijm en penseel. Groeperingsvorm: Individueel. Verloop: De wooncoach stelde deze activiteit voor omdat dit in het verleden een succes was. Toen er samen met Heleen op haar kamer werd gekeken om het materiaal te verzamelen wist ze niet wat er bedoeld werd. Toen het materiaal getoond werd, zei ze dat dit niet van haar was en dit nooit zou willen proberen. Er werd getracht haar te motiveren om dit nog eens te proberen maar zonder succes. Bevindingen: Iemand die een sterke band heeft met Heleen kan haar eventueel actiever laten zijn in haar vrije tijd. Het is zeer moeilijk om een specifieke activiteit te vinden die haar boeit, ook al heeft ze die in het verleden uitgevoerd. Er zullen meer mogelijkheden moeten worden overlopen maar Heleen daadwerkelijk activeren is geen makkelijke klus. Korte beschrijving: Het naaien van naamkaartjes in kledij. Benodigdheden: Naald en draad, naamkaartjes, kledij en schaar. Groeperingsvorm: Individueel. Verloop: Heleen vroeg spontaan naar hulp en de benodigdheden om 38
-
naamkaartjes in haar kledij te naaien. De begeleider zette steeds de eerste steek in, waarna Heleen zelfstandig verder deed. Af en toe vroeg ze hulp om een gebroken draad te herstellen. Haar tremor was minimaal waardoor ze zeven kledingstukken voorzag van naamkaartjes. Ze was vastberaden dit allemaal klaar te krijgen tegen het maaltijdgebeuren. Bevindingen: Heleen kan goed naaien en wou dit spontaan doen. Een activiteit waarbij er naaien aan te pas komt kan een optie zijn. Daarnaast stelde de wooncoach voor haar naamkaartjes van andere bewoners ook te laten innaaien. Haar tremor zorgt hier voor geen problemen en is afhankelijk van de spanning die ze in de groep ervaart.
Besluit individuele activiteiten: Heleen voelt goed aan wanneer haar iets zal lukken en wanneer niet. Wanneer er geen motivatie is voor de cliënt, is het zeer moeilijk haar te laten deelnemen aan activiteiten, zelfs diegene die binnen haar interesseveld liggen. Ze linkt haar vrije tijd vooral met rust, waardoor het moeilijk is haar te activeren. Wanneer ze de draad weer opneemt, zoals het naaien (naar het einde van dit project toe), blijft ze dit enigszins onderhouden. Besluit crea-box: Voor Heleen werd tevens ook een box aangekocht, die werd gevuld met de activiteiten die mogelijk waren maar ze werden niet uitgevoerd. Meerdere malen zijn deze activiteiten in de box aangeboden, zonder veel succes. De wooncoach zal de activiteiten nader opvolgen en het naaien, en mogelijks ook het breien, integreren in de vrije tijd van de cliënt. 5.2.4
Nadine
Actiepunt één en twee: “Enter/initiate” en “Set the stage” Nadine is een vrouw van 63 jaar met het syndroom van Down en een matige verstandelijke beperking. Ze zit vast in een bepaald patroon waarbij haar interesse enkel uitgaat naar strijken. Dit heeft als gevolg dat ze moeilijk te motiveren is om deel te nemen aan andere activiteiten. Vaak verzint ze dingen om niet te hoeven deelnemen aan andere activiteiten. Daarnaast heeft ze geen andere ‘gekende’ hobby’s waardoor er een gebrek is aan het invullen van haar vrije tijd. Wanneer Nadine deelneemt aan activiteiten waar ze interesse voor heeft, zoals bowlen, toont ze doorzetting en is ze competitief ingesteld. Samenspel verloopt moeilijk omdat ze er zelf van overtuigd is dat ze altijd wint. Wanneer haar de realiteit verteld wordt, begrijpt ze dit en neemt ze er vrede mee. Beginnende maar gestabiliseerde dementie zorgt ervoor dat zij geregeld wat vergeet waardoorhaar vaste structuur haar veiligheid biedt. Sterkte Zwakte Bevorderende factoren Belemmerende factoren
Zeer zelfstandig persoon Staat open voor ‘leren werken met de computer’ Zit vast in strijkpatroon
Heel wat mogelijke vaardigheden Competitief ingesteld Houdt zeer vast aan structuur en huidige activiteiten Dementieproces
39
Actiepunt drie: “Assess/evaluate”
-
ACS: Nadine houdt veelal vast aan haar vaste dagstructuur waarbij ze in de voormiddag strijkt. Bij afname van de test met de computer was ze heel enthousiast omdat ze hiermee mocht werken. Het werken met een computer is zeker een optie die het overwegen waard is. Naast de computer en het strijken volgt ze twee maal in de week muziekles. Ze gaat graag mee op uitstappen die binnen haar interesseveld liggen maar soms ook met tegenzin omdat ze liever wil strijken. Het doel is om naast het leren werken met de computer, een activiteit te vinden die Nadine kan uitvoeren in haar vrije tijd. Ze beschikt over heel wat mogelijkheden, maar er zal zeker met een bepaalde structuur moeten gewerkt worden.
-
Kwaliteit van bestaan: Er kan gewerkt worden aan het onderhouden van huidige vaardigheden en eventueel nieuwe aan te leren. Daarnaast kan er gewerkt worden aan het verwerven van vaardigheden met de computer en deelname aan groepsactiviteiten te stimuleren.
Actiepunt vier: “Agree on objectives and plan” Prioriteit Hoofddoelstelling Subdoelstellingen
Het kunnen uitoefenen van vaardigheden binnen het interesseveld van de cliënt De cliënt participeert aan het dagelijks leven door het uitvoeren van zinvolle activiteiten die binnen haar interesseveld liggen De cliënt verwerft vaardigheden om te werken met de computer De cliënt neemt deel aan groepsactiviteiten binnen het kader van het tehuis. De cliënt ontwikkelt en/of onderhoudt haar vaardigheden inzake vrije tijd De cliënt heeft variatie in haar dagbesteding
Actiepunt vijf en zes: “Implement the plan” en “Monitor and modify” Uit de doelstelling kan men allereerst te werk gaan met de computer. Dit ligt binnen haar interesseveld en ze is er zeer enthousiast over om dit te leren. Werken met de computer brengt wat variatie in haar daginvulling. Daarnaast kan er niet elke dag met de computer gewerkt worden dus is het belangrijk Nadine bij zoveel mogelijk andere activiteiten te betrekken. Onderstaande activiteiten werden geanalyseerd. Computer & tablet
-
Korte beschrijving: Het verwerven van vaardigheden met de tablet en computer aan de hand van individuele activiteiten op maat. Benodigdheden: Computer of tablet, gratis applicaties en spelletjes en tekstverwerker. Groeperingsvorm: Individueel. Verloop: Wekelijks heeft Nadine op de computer of tablet gewerkt. Geregeld vroeg de cliënt naar de activiteit, zelfs op die momenten wanneer ze mocht strijken. Er zijn verschillende sessies uitgewerkt: Het benoemen van afbeeldingen op de tablet. De cliënt versleepte de afbeeldingen zelfstandig om naar de volgende afbeelding te gaan. De 40
-
Breien
-
-
afbeeldingen waren de activiteiten van het dagelijks leven waarover er een conversatie kon worden gevoerd met de cliënt. Het benoemen van afbeeldingen en het typen van de inhoud van de afbeelding. Er werd gewerkt rond verschillende thema’s zoals seizoenen, voeding, dieren, beroepen, … Bevindingen: Het niveau waarop kan gewerkt worden is niet hoog maar toch uitdagend. Steeds nieuwe afbeeldingen aanbieden zorgt voor vernieuwing. Ze heeft voldoening aan de activiteit, daar zij meerdere malen per week vraagt naar computerlessen. Korte beschrijving: Het breien van een deken. Benodigdheden: Wol en breinaalden. Groeperingsvorm: Individueel of in groep. Verloop: Maandelijks komen twee vrijwilligers de bewoners begeleiden bij het breien. Nadine wou niet meedoen maar toonde toch interesse bij het zien van het deken. Hierbij heeft ze een half uur gebreid, waarbij haar vaardigheden iedereen fascineerden. Ze bezit de vaardigheid zeer regelmatig te breien met een mooi eindresultaat als gevolg. Bevindingen: Deze activiteit kan individueel worden verder gezet op vrije momenten. Hierbij dient ze geregeld herinnerd te worden aan de mogelijkheden die ze heeft om haar vrije tijd op te vullen. Ze is niet altijd gewillig haar brei uit te halen, daar ze zeer vasthangt aan de structuur van het tehuis en ‘er geen tijd meer is om te breien’ terwijl dit niet het geval is.
Besluit individuele activiteiten: Nadine bezit veel vaardigheden om activiteiten uit te voeren maar maakt hier weinig tot geen gebruik van. Naast het strijken dat ze dagelijks onderhoudt, is het makkelijk haar te motiveren om bijvoorbeeld met de computer te werken. Wanneer er geen tijd is om met de computer te werken, is het enigszins moeilijk om haar te laten deelnemen aan andere activiteiten ook al liggen die binnen haar interesseveld. Ze klampt zich vast aan de neergeschreven taken/activiteiten in haar agenda. Zo staat er wekelijks een computerles in haar agenda gepland maar kunnen hierbij zeker nog andere activiteiten worden toegevoegd. Besluit crea-box: Daarnaast had Nadine heel wat individuele activiteiten op haar kamer. De box is aanwezig op haar kamer waarin woordzoekers, knutselgerief en breimateriaal aanwezig zijn. Geregeld is Nadine na stimulatie van begeleiding gaan breien op haar kamer. Ze was trots op haar box, waardoor ze deze aan iedereen van de begeleiding liet zien.
41
5.3 Groepsactiviteiten Naast de individuele activiteiten werden ook groepsactiviteiten aangeboden voor de totale bewonersgroep. Er moet rekening gehouden worden met de financiële situatie, waardoor elke dag persoonlijke activiteiten aanbieden voor een hoog kostenplaatje kan zorgen. Het doel van algemene activiteiten voor het tehuis is om zoveel mogelijk bewoners te betrekken bij het groepsgebeuren en om sociale interactie en/of samenspel te bevorderen. Deze activiteiten kunnen uiteraard ook aangeboden worden aan de volgcliënten, waarbij het belangrijk is hen bij zoveel mogelijk situaties en activiteiten te betrekken.
-
Algemene creatieve activiteiten: Er is gedurende dit project materiaal aangekocht om te knutselen. Elke bewoner kan hierin zijn interesse zoeken en vinden, samen met de wooncoach. Op die manier is het niet enkel voor de volgcliënten zinvol maar ook voor de totale bewonersgroep. Veel activiteiten die enkel voor de volgbewoners gebruikt werden, wekten veel interesse op bij medebewoners. Daardoor is ook de interesse om actief bezig te zijn in vrije tijd aangewakkerd.
-
Activiteiten: Tijdens dit project zijn heel wat algemene activiteiten aangeboden en uitgeprobeerd. Het zijn activiteiten die in groep kunnen worden uitgevoerd of individueel maar toch toegankelijk zijn voor iedereen. Zo is er een dartsbord aangekocht omdat veel van de bewoners interesse toonden. Naast het dartsbord is er ook afgesproken om een computer te plaatsen, zodat ook anderen die interesse toonden hiervoor, de kans krijgen te leren werken met de computer.
-
Spelotheek: Driewekelijks is er een bezoek gebracht aan de spelotheek te Kortrijk. Iedere keer gingen verschillende bewoners mee om zelf een keuze te maken in het aanbod van spelen en activiteiten.
Vooral voor de begeleiding is het interessant deze activiteiten bijvoorbeeld te inventariseren. Gedurende dit project is ook een activiteitenmap opgestart maar werd er niet verder op ingegaan wegens tijdsgebrek. Dit kan als aanbeveling worden meegegeven om een verder product uit te werken. Het nut van zo een activiteitenmap is dat men de spelen in het tehuis kan inventariseren om zo gericht activiteiten aan te bieden. Daarnaast kunnen er bijvoorbeeld ook externe instanties in vermeld staan om zo makkelijker en sneller hierop beroep te kunnen doen wanneer men dat wenst.
42
6
Resultaat
Conclusie uit observaties: Na het invoeren van de crea-box met individuele activiteiten en de algemene activiteiten kunnen volgende conclusies uit observaties gemaakt worden. 1. Allereerst is er een groeiende interesse voor het uitvoeren van activiteiten door een aantal bewoners. Zo zijn er bewoners die vroegen of ook zij een crea-box mochten hebben. De bewoners observeren andere bewoners die activiteiten uitvoeren en krijgen zelf zin om ook actief bezig te zijn. Ook bij het maken van uitstappen kijken ze uit naar wie allemaal meegaat en maken zij een keuze op basis van hun vrienden in het tehuis. Veelal gebeurt deelname door observaties. Enkele bewoners die van tevoren minder actief waren en vooral geactiveerd werden door begeleiding, voeren nu op eigen initiatief meer activiteiten uit. 2. Daarnaast is er een betere sfeer in het tehuis doordat iedereen zich kon bezighouden met eigen activiteiten. Jammer genoeg is dit niet elke dag het geval maar draagt het uitvoeren van zowel individuele als groepsactiviteiten bij aan de groepssfeer. De bewoners namen samen deel aan activiteiten waardoor ze op een positievere manier met elkaar omgingen. 3. Door het frequenter uitvoeren van activiteiten en het aanbieden van nieuwe activiteiten zijn de cliënten gegroeid in kennis. Ze weten hoe activiteiten in elkaar zitten en weten die ook te benoemen. Op die manier gaan zij veel spontaner vragen naar voorheen uitgevoerde activiteiten. 4. Sommige bewoners zijn zeer moeilijk te motiveren, ook al wordt er gewerkt rond hun interesses en wordt het op vele vlakken mogelijk gemaakt om deel te nemen aan zowel individuele als aan groepsactiviteiten. Ze vullen hun tijd in op een eigen manier, waarbij het opnemen van nieuwe activiteiten binnen hun structuur zorgt voor wroeging. Sommige van de bewoners zitten vast in hun structuur en voelen zich daar veilig in, waarvoor eerder een agogische aanpak van toepassing zou zijn. 5. Zoals aangegeven bij vorig punt zitten sommige bewoners vast in hun structuur die hen veiligheid biedt. Een belangrijk obstakel hierbij is namelijk het dekken van de tafel. Bij thuiskomst om 16u willen sommigen dat de tafel gedekt wordt, waardoor het moeilijker wordt om de ruimte te gebruiken voor activiteiten. Wanneer dit veranderd kan worden naar een later tijdstip, kan de ruimte meer uitnodigend zijn voor het uitvoeren van activiteiten. Een verandering van de werking en het bewust maken van dit probleem naar de bewoners toe kan een oplossing bieden voor dit probleem.
43
Conclusie uit onderzoek: De kwaliteit van het bestaan werd op enkele vlakken bekeken en gemeten. Met betrekking tot vrije tijd werd de kwaliteit vooral positief beïnvloed door het frequenter aanbieden en uitvoeren van activiteiten. Deze test werd bij de volgcliënten op het einde van het project nogmaals afgenomen. Op basis van hun interesses zijn bepaalde activiteiten meer uitgevoerd dan vroeger en werden nieuwe activiteiten aangeboden, waardoor de resultaten op een positieve manier werden beïnvloed. Per volgcliënt zijn de resultaten na het project kort weergegeven: Bernice
Ilse
Heleen
Nadine
Vooral op het vlak ‘sociale inclusie’ was er een verandering merkbaar. Activiteiten zoals winkelen en uit eten gaan werden meer uitgevoerd waardoor er een positieve evolutie was op dit vlak. Op andere vlakken werden hetzelfde gescoord, wat niet betekent dat dit negatief is. Op vlak van persoonlijke ontwikkeling kan de cliënt haar vaardigheden meer uitvoeren. Daarbij heeft ze nog enkele vaardigheden bijgeleerd zoals het werken met strijkparels, wat zij als succesvol ervaart. Daarbij kan ze op vlak van zelfbepaling meer aangeven wat ze wil doen en voelt ze zich gerespecteerd in haar keuzes. Ze maakt zelf meer keuzes dan ze vroeger deed doordat ze minder beslist uit sociale wenselijkheid van de groep. Deze cliënt heeft op alle vlakken weinig tot geen evolutie in de resultaten. Haar dagstructuur is nog steeds dezelfde als tevoren waarbij er weinig progressie is. De resultaten zijn voor de cliënt nog steeds positief, daar zij geen problemen heeft met haar weinig actief zijn. De cliënt heeft vooral op vlak van het aanleren van nieuwe vaardigheden progressie gemaakt. De sessies waarbij ze leerde werken met de computer heeft zij ervaren als positief waardoor zij ook succes ervaart.
Conclusie: Bernice, Ilse en Nadine hebben op één of meerdere vlakken vooruitgang geboekt, daar zij nog steeds tevreden zijn met hun huidige activiteiten maar tevens ook actiever bezig zijn met activiteiten in hun vrije tijd. Heleen ervaart haar eigen leven als succesvol, wat op zich nog steeds een goed kenmerk is. Maar qua activiteiten houdt zij zich zeer vast aan haar huidige dagstructuur en is het moeilijk om haar te laten deelnemen tegen haar zin.
44
Eindproduct: Het eindproduct, de crea-box voor elke volgcliënt, is een middel dat bijdraagt aan het antwoord op de aandachtspunten die werden opgesomd bij de probleemstelling. Voor sommige bewoners is het een oplossing om hun interesse aan te wakkeren en actiever bezig te zijn in hun vrije tijd. Hieronder zijn enkele positieve invloeden omschreven bij die aandachtspunten:
-
Toegankelijkheid: De activiteiten in de crea-box zijn veel makkelijker toegankelijk, doordat de box op de kamer van de cliënt aanwezig is. De cliënten kunnen op die manier zelfstandig op hun kamer activiteiten uitvoeren. Daarnaast zal er in de toekomst een opbergkast in de leefruimte aanwezig zijn waar dergelijke crea-boxen kunnen in geplaatst worden. Op die manier is het voor de cliënten, die door mobiliteitsproblemen niet zelfstandig de box naar de leefruimte kunnen brengen, makkelijk toegankelijk. Het is belangrijk voor de sociale interactie en de groepssfeer dat zoveel mogelijk activiteiten plaatsvinden in de leefruimte. Op die manier kunnen anderen observeren en nieuwe activiteiten leren kennen.
-
Kennis: Het toonbaar maken van nieuwe activiteiten en het uitvoeren ervan hangt samen met het vorige aandachtspunt. Het wekt de nieuwsgierigheid van de bewoners maar tevens is het belangrijk dat steeds bij nieuwe activiteiten ondersteuning wordt geboden. Het zien en het observeren van nieuwe activiteiten zijn belangrijke prikkels maar daarbij is het van groot belang dat bewoners weten wat er kan gedaan worden.
-
Gepersonaliseerd: De crea-box is een persoonlijk item of middel waarin activiteiten zitten die van de bewoner zelf zijn. Op die manier kunnen ze bijvoorbeeld iets maken waardoor het eindproduct van hen alleen is. Daarnaast kan men de box ook versieren of personaliseren met een foto.
-
Zelfstandigheid/bruikbaarheid: Dit hangt samen met de toegankelijkheid. Enabling is een belangrijke factor die hieraan bijdraagt. Het letterlijk ‘mogelijk maken van’ zorgt voor een verhoogde zelfstandigheid. Men kan met de crea-box op een zelfstandige manier openen, een activiteit kiezen en deze uitvoeren.
-
Motiverend: Daarnaast is het belangrijk dat er steeds verder gewerkt wordt met deze hulpmiddelen en dat men de bewoners blijft aansporen deel te nemen aan activiteiten. Het feit dat de activiteiten deel uitmaken van de leefruimte maakt het mede mogelijk om bewoners te activeren. Toch mag de taak van de wooncoaches niet vergeten worden: blijven motiveren en begeleiden bij zowel het kiezen van activiteiten als het uitvoeren ervan.
45
7 Discussie en conclusie -
Antwoord op onderzoeksvraag Op welke manier kan men personen met een verstandelijke beperking motiveren tot het uitvoeren van activiteiten om vrije tijd zinvol in te vullen? Ergotherapie kan hulp bieden bij het mogelijk maken van toegang tot activiteiten die binnen het interesseveld liggen van personen met een verstandelijke beperking. Aan de hand van hulpmiddelen en gerichte ondersteuning gedurende interventies, samen met het methodisch handelen, kan men activiteiten op maat aanbieden. Rekening houdend met empowerment, de kwaliteit van bestaan en mediërend agogisch handelen kan in tehuis Plein 25 de zelfstandigheid van cliënten verhoogd worden. De crea-box is een hulpmiddel waarbij vooral toegankelijkheid en gebruiksvriendelijkheid op de eerste plaats staan. De zelfstandigheid wordt geoptimaliseerd door het zelf kunnen hanteren van het hulpmiddel. Toch hebben de personen met een verstandelijke beperking steeds begeleiding nodig maar kan men deze begeleiding aanbieden onder de vorm van ondersteuning. Deze ondersteuning betekent dat men de cliënt bijstaat in het maken van keuzes en het uitvoeren van (denk)handelingen waardoor de begeleider meer op de achtergrond staat maar steeds alert is. De box met zijn gepersonaliseerde activiteiten is slechts één van de mogelijkheden om personen met een verstandelijke beperking te activeren. Vooral het gebrek aan motivatie is nog steeds een werkpunt waarbij een agogische aanpak aangeraden is.
-
Koppeling van resultaten aan literatuurstudie De positieve resultaten uit zowel observaties als uit onderzoek zijn verkregen door allereerst de interventies die werden uitgevoerd waarbij een middel ontworpen is om de cliënten actiever te laten zijn. Met de visies van empowerment en de kwaliteit van het bestaan is er gestreefd naar een zo maximaal zelfstandig functioneren inzake vrije tijd. Daarbij is steeds rekening gehouden met de methode mediërend agogisch handelen om de cliënt op een zo zelfstandig mogelijke manier te laten functioneren. De houding die werd aangenomen ten opzichte van de cliënten zorgde voor een optimale samenwerking waarbij een merkbare evolutie was bij de cliënten. Wanneer we een houding integreren in het methodisch handelen van de ergotherapeut, die gelooft in de mogelijkheden van de cliënten, kan er op vlak van vrije tijd heel wat interventies worden uitgevoerd. De aangeleerde hulpeloosheid is op zich nog steeds voelbaar maar het is zeer opmerkelijk dat zelfs personen die nooit initiatief namen op huidig moment spontaan vragen naar een activiteit. De kwaliteit van bestaan is slechts op enkele vlakken gestegen voor de volgcliënten, wat niet wil zeggen dat dit negatief is. Wanneer het bijvoorbeeld mogelijk gemaakt wordt om bepaalde vaardigheden meer uit te voeren, kan dit de mening veranderen van de cliënt tegenover de eigen keuzevrijheid. Ze krijgen meer de kans te laten zien wat ze kunnen.
46
-
Aanbevelingen naar verder onderzoek De crea-box mag dan wel een handig hulpmiddel en medium zijn om personen met een verstandelijke beperking aan te zetten tot activering, toch dient er nog meer beroep gedaan te worden op het agogische aspect van dit gebeuren. Het doorbreken van structuren die een obstakel vormen voor activering dienen individueler en specifieker te worden bekeken. De crea-box maakt het mogelijk om frequenter deel te nemen aan activiteiten en is een makkelijk bereikbaar en toegankelijk middel. Toch kan er best met het agogisch team overlegd worden hoe men bepaalde cliënten, die vastzitten in hun veilige structuur, kunnen motiveren.
-
Aanbeveling verdere uitwerking product De crea-box is slechts uitgewerkt voor vier volgcliënten maar bevat meer potentiële gebruikers. Het was een aanzet tot het verkennen van de mogelijkheden van de cliënten in deze setting. Daarnaast werden de scores van de Activity Card Sort doorgegeven aan de wooncoach van iedere bewoner zodat zij kunnen verder werken met deze gegevens. Ook is er van bewoners die niet individueel begeleid werden vraag naar een eigen crea-box, wat toch als een positief gegeven kan worden beschouwd. Het is natuurlijk belangrijk dat de wooncoach steeds op zoek gaat naar nieuwe activiteiten voor de cliënten die steeds een uitdaging vormen. Naast de crea-box zal er ook een opbergkast aanwezig zijn in de toekomst waarin de crea-box van bepaalde bewoners kan worden opgeborgen. De opbergkast kan steeds aangevuld worden met relevante activiteiten voor het tehuis en haar bewoners. Naast deze hulpmiddelen kan er ook door en voor de begeleiding verder gewerkt worden aan een activiteiteninventarisatie. Op die manier kan men een beeld scheppen van de mogelijkheden om activiteiten aan te bieden.
47
8 Literatuurlijst American Association on Intellectual and Developmental Disabilities (AAIDD). (2010). Definition of Intellectual Disability. geraadpleegd op 9 april 2014 via http://aaidd.org/intellectualdisability/definition Bastiaens, H. (2005). Empowerment van de patiënt: Een bruikbaar concept in de welzijns- en gezondheidszorg? Antwerpen: Welzijnsgids. Craik, J., Davis, J. & Polatajko, H. J. (2007). Introducing the Canadian Process Practice Framework: Amplifying the context. In E.A. Townsend & H.J. Polatajko. Enabling Occupation II: Advancing an occupational therapy vision for health, well-being, & justice through occupation, pp.229-246. Ottowa, ON: CAOT Publications ACE. De Coninck, L. (2008). Ergotherapie in de gerontologie. Basisboek voor kwaliteitsvolle hulpverlening. Leuven: Acco. De Corte, K. (2003). Emancipatorisch werken in een residentiële voorziening: moeilijk, maar niet onmogelijk. Geraadpleegd op 20 april 2014 via http://www.kareldecorte.be/VVOartikel_emancipatie.pdf Dhulst, L. (2004) Mediërend agogisch handelen in den Achtkanter. MAH introductie stagiairs. Evenhuis, M. H.(2011). Gezondheid van ouderen met verstandelijke handicaps. Nederlands tijdschrift geneeskunde; 155:A2598. Geraadpleegd op 19 september 2013 via http://www.ntvg.nl/publicatie/Gezondheid-van-ouderen-met-verstandelijke-handicaps/volledig Geenen, K. (2011). Ergotherapie in de Geriatrie. Basisboek voor kwaliteitsvolle hulpverlening. Leuven: Acco. Kinébanian, A. & le Granse, M. (1998). Grondslagen van de ergotherapie. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg. Law, M., Cooper, B,. Strong, S., Stewart, D., Rigby, P. & Letts, L. (1996). The Person-EnvironmentOccupation Model: A transactive approach to occupational performance. Canadian Journal of Occupational Therapy, 63(1), pp. 9-23. Schalock, R. L. & Wehmeyer, M. L. (2001). Self Determination and Quality of Life: Implications for Special Education Services and Supports. Geraadpleegd op 31 maart 2014 via http://jennyhatchjusticeproject.com/sites/default/files/selfdetermination_quality_of_life_implicatio ns_special_education.pdf Steenssens, K. (2007). Empowerment barometer. Procesevaluatie van empowerment in buurtgebonden activeringsprojecten. Leuven: Acco. Strong, S., Rigby, P., Stewart, D., Law, M., Letts, L. & Cooper, B. (1999). Application of the PersonEnvironment-Occupation Model: A practical tool. Canadian Journal of Occupational Therapy, 63, pp. 122-133.
48
Townsend, E. A. & Polatajko, H.J. (2007). Enabling Occupation II: Advancing an occupational therapy vision for health, well-being & Justice through Occupation. Ottawa, ON: CAOT Publications ACE. Van Loon, J., Van Hove, G., Schalock, R. & Claes, C. (2008). Persoonlijke Ondersteuningsuitkomsten Schaal Individuele kwaliteit van bestaan – Scoreboek. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. Van Loon, J., Van Hove, G., Schalock, R. & Claes, C. (2008). Persoonlijke Ondersteuningsuitkomsten Schaal. Schaal voor de beoordeling van de individuele kwaliteit van bestaan. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. Van Regenmortel, T. (2009). Empowerment als uitdagend kader voor sociale inclusie en moderne zorg. Journal of Social Intervention: Theory and Practice, 18, issue 4, pp. 22-42. Veys, E. (2013). PS X 15 – REFLECTIES OP CONCRETE VOORBEELDEN. Niet gepubliceerd, vzw Den Achtkanter, 16p. Visietekst “Ouderen met een handicap”. (2008). Geraadpleegd op 5 december 2013 via http://www.westvlaanderen.be/kwaliteit/welzijn_/wegwijzerennetwerking/rog/Documents/synthesenota_themagroe p.pdf Vlaams Ergotherapeutenverbond. (2009). Ergotherapie visie. Geraadpleegd op 13 april 2014 via http://www.ergotherapie.be/2004buiten/ergotherapie/ergotherapie_visietekst.pdf Vzw Den Achtkanter. (2005). Opdrachtsverklaring 09/2005. Geraadpleegd op 13 april 2014 via http://www.achtkanter.be/akt/start.asp?id=129 Warnez, J. (2002). Mediërend Agogisch Handelen, Een cognitieve benadering van volwassenen met verstandelijke beperkingen. Leuven: Acco.
49
9 Bijlagen 9.1 Cliëntgegevens Volgcliënt 1
1. Persoonlijke gegevens Naam: B.P. Geslacht: Vrouw Leeftijd: 74 jaar Ziektebeeld: Matige verstandelijke beperking 2. CMOP-E Persoon Fysiek
Affectief
Cognitief
Spiritueel
Omgeving Fysiek
Institutioneel
Sociaal
Immobiliteit Arteriële hypertensie Artrose lumbaal Slechthorend Aorta-insufficiëntie Mitralis-insufficiëntie 2010: subcapitale humerusfractuur links Voelt zich goed in haar omgeving Wisselende stemming Toont genegenheid Is graag eens alleen met begeleiding Luistert zelden naar instructies Matige verstandelijke beperking Beperkte selectieve aandacht Beperkte gerichtheid op het gebruik van woorden en begrippen Gedreven tot activiteiten die ze spontaan zelf wil doen Heeft oog voor orde Maakt gebruik van een rollator Voldoende materiële bezittingen Voldoende rust en ontspanning Hulpmiddelen in kamer (wandbaren) Residentieel wonen Thuisverpleging Regelmatig conflicten met andere bewoners 50
Handelen Zelfredzaamheid
Productiviteit
Vrije tijd
Beperkt inzicht interpersoonlijke relaties Is soms ‘buitenbeentje’ van de groep door kritiek die ze anderen geeft Heeft nog contact met familie Heeft rollator nodig binnenshuis Kan niet zelfstandig instaan voor persoonlijke verzorging Initiatiefnemend om huishouden op orde te krijgen (vaak uit eigen belang) Helpt soms bij het bereiden van maaltijden Gaat graag weg (vooral met goed weer) Speelt graag gezelschapsspelen Kijkt graag in fotoalbums
3. Kwaliteit van bestaan: resultaten Persoonlijke ontwikkeling
Zelfbepaling
Persoonlijke relaties
Sociale inclusie
Emotioneel welbevinden Fysiek welbevinden
Momenteel leert ze weinig tot geen vaardigheden en wil ze vooral de dingen doen die ze nu doet. Bewoner vindt dat zij het recht heeft om zelf keuzes te maken. Ze kan dit ook aangeven en doet dit ook. Ze kan vaak haar eigen keuzes maken. Soms is er deelname aan sociale activiteiten, dit wanneer ze georganiseerd zijn. Natuurlijk moeten deze binnen haar interesseveld liggen. De bewoner vindt dat zij genoeg kan deelnemen aan maatschappelijke activiteiten zoals winkelen, recreatie en uit eten gaan. Het antwoord ‘soms’ was voor haar genoeg. In de dingen die ze doet voelt ze zich gelukkig en heeft ze een succesvol gevoel. Ja De bewoner is van oudere leeftijd en is de oudste in de voorziening. Hier heeft ze voldoende rust en ontspanning maar is er zelden tot geen deelname aan sport of recreatieve activiteiten. 51
4. ACS: resultaten IADL-Activiteiten (Instrumentele Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen)
Vrije tijd (lage fysieke inspanning)
Vrije tijd (hoge fysieke inspanning):
Sociale activiteiten
Afwassen De was doen (plooien) De tafel dekken Rusten Naar de kapper gaan Naar de markt gaan Bakken Schrijven Gezelschapsspelen Muziek/radio beluisteren Tv/films kijken Fotoalbum inkijken Wandelen (zelfstandig of met de rolwagen) Petanque Overige sport-/spelactiviteiten (balspelen) Een boottocht doen Reizen Familiebijeenkomst bijwonen Telefoneren Uit eten gaan Dansen Café bezoeken
52
Volgcliënt 2
1. Persoonlijke gegevens Naam: I.N. Geslacht: Vrouw Leeftijd: 44 jaar Ziektebeeld: Matige verstandelijke beperking 2. CMOP-E Persoon Fysiek
Affectief
Cognitief
Spiritueel
Omgeving Fysiek
Institutioneel
Sociaal
Handelen Zelfredzaamheid
Amblyopie Scoliose Encefalitis kinderjaren Immobiliteit Goed gehoor Onzeker t.o.v. nieuwe activiteiten Vrijwel altijd goed gehumeurd Voelt zich veilig in omgeving Matige verstandelijke beperking Aangeleerde hulpeloosheid Enthousiast om samen iets te doen Maakt gebruik van een rollator op haar werk Aangepaste douche Voldoende materiële bezittingen Residentieel wonen Thuisverpleging Kinesist Goede relatie met bewoners Graag in groepsgebeuren, kan zichzelf daarin verliezen Neemt beslissingen naar sociale wenselijkheid en overdenkt eigen mening zelden Houdt rekening met medebewoners Is beïnvloedbaar Neemt wekelijks contact op met broer Door sensorische en motorische problemen beperkte zelfzorg 53
Productiviteit
Vrije tijd
Werkt in kaarsenatelier Helpt met bereiding van maaltijden Stofzuigt eigen kamer Gaat maandelijks naar de fitness Doet graag activiteiten, heeft enkel een aansporing nodig
3. Kwaliteit van bestaan: resultaten Persoonlijke ontwikkeling
Zelfbepaling
Persoonlijke relaties
Sociale inclusie Emotioneel welbevinden
Fysiek welbevinden
De bewoner werkt nog en volgt vaardigheidslessen. Ze leert dus enkele nieuwe dingen maar inzake vrije tijd zijn dat er weinig tot geen. Hier kan ze soms aangeven wat ze wil en niet altijd. Dit komt vooral doordat de bewoner beslist naar sociale wenselijkheid. Ze doet dit graag en neemt met soms genoegen. Toch verliest zij zichzelf soms in het groepsgebeuren en staat ze op de achtergrond. Soms neemt ze deel aan maatschappelijke activiteiten. Hiermee is ze blij. Ze vindt dat ze gelukkig is en goed is in de dingen die ze doet. Toch staat ze met een zeer laag zelfbeeld t.o.v. nieuwe activiteiten. Het antwoord ja slaat op de dingen die ze huidig mee bezig is. Ze krijgt voldoende rust en ontspanning, en is door haar sensorische en motorische beperking beperkt in bewegingsactiviteiten. Zelden tot nooit neemt ze deel aan fitness.
4. ACS: resultaten IADL-Activiteiten (Instrumentele Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen)
Vrije tijd (lage fysieke inspanning)
Winkelen en boodschappen doen Helpen bij het bereiden van maaltijden Stofzuigen Het zetten van de tafel Naar de kapper gaan In contact komen met kinderen Sport toeschouwen Naar de markt gaan Bakken Bloemschikken 54
Vrije tijd (hoge fysieke inspanning):
Sociale activiteiten
Schilderen Overige creatieve activiteiten (strijkparels, iets knutselen) Gezelschapsspelen Zingen en muziek Wandelen Fitness Bowling Petanque Museum bezoeken/op uitstap gaan Reizen Familiebijeenkomsten bijwonen Telefoneren Uit eten gaan Dansen Café bezoeken
55
Volgcliënt 3
1. Persoonlijke gegevens Naam: H.V. Geslacht: Vrouw Leeftijd: 57 jaar Ziektebeeld: Matige verstandelijke beperking 2. CMOP-E Persoon Fysiek
Affectief
Cognitief
Spiritueel
Omgeving Fysiek
Institutioneel
Sociaal
Handelen Zelfredzaamheid
Epilepsie Osteoporose Encefalopathie Toont appreciatie wanneer je iets voor haar doet Vertelt graag over haar verleden Matige verstandelijke beperking. Gericht op het gebruik van woorden en begrippen Kan eigen keuzes maken Weinig motivatie om nieuwe zaken te proberen Weinig intrinsieke motivatie om tot activatie te komen
Voldoende materiële bezittingen Voldoende rust en ontspanning Aangepaste douche Brace voor wervelkolom Residentieel wonen Thuisverpleging Belt af en toe naar familie Heeft graag contact met familie Zit veel alleen in de leefruimte
Kan gericht om hulp vragen Door fysieke problematiek beperkt in zelfzorg Werkt (was en was plooien) Helpt in het huishouden: was plooien Enige hobby is breien op het werk Moet zeer sterk gestimuleerd worden om deel te nemen aan
Productiviteit
Vrije tijd
56
activiteiten 3. Kwaliteit van bestaan: resultaten Persoonlijke ontwikkeling
Zelfbepaling
Persoonlijke relaties
Sociale inclusie
Emotioneel welbevinden
Fysiek welbevinden
M.b.t. vrije tijd leert de bewoner vrijwel geen nieuwe vaardigheden. Op haar werk leert ze wel breien, maar dit is een gekende vaardigheid. Daarnaast maakt ze geen gebruik van een computer of dergelijke maar dit ligt niet binnen haar interesseveld. Soms wordt de bewoner zeer sterk gestimuleerd om deel te nemen aan een activiteit, waardoor ze soms kan kiezen wat ze wil doen. Hier hangt meestal een beloning aan vast zoals bijvoorbeeld iets gaan drinken of bowlen. Ze neemt soms graag deel aan sociale activiteiten die binnen haar interesseveld liggen. Soms neemt ze deel aan maatschappelijke activiteiten, zoals uit eten gaan of recreatie. Dit vind de bewoner meer dan genoeg. Ze is goed in de huidige dingen die ze doet, namelijk breien. Ze antwoordde ja op de vraag “kan je zeggen dat je een gelukkig persoon bent?”. Ze neemt zelden tot nooit deel aan activiteiten die fysische inspanning vergen. Ze wil voldoende rust en ontspanning en die neemt ze ook.
4. ACS: resultaten IADL-Activiteiten (Instrumentele Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen)
Vrije tijd (lage fysieke inspanning) Vrije tijd (hoge fysieke inspanning):
Sociale activiteiten
Het afkuisen van de tafel Ziet graag dieren (gaat graag wandelen met de hond) Rusten Naar de kapper gaan Op kinderen passen TV/films kijken Geen hobby’s Actief wandelen (mist stimulatie) Fitness (zelden) Bowling Reizen Uit eten gaan Café bezoeken 57
Volgcliënt 4
1. Persoonlijke gegevens Naam: N.B. Geslacht: Vrouw Leeftijd: 63 jaar Ziektebeeld: Matige verstandelijke beperking & Syndroom van Down 2. CMOP-E Persoon Fysiek
Affectief
Cognitief
Spiritueel
Omgeving Fysiek
Institutioneel Sociaal
Handelen Zelfredzaamheid Productiviteit
Vrije tijd
Geleidingsdoofheid Linker oog onregelmatig astigmatisme & amblyopie 1992: Maligne melanoma rechter onderbeen, geen metastasering 2014: Ontsteking beursslijmvlies linker heup Eigengericht karakter Nood aan alleen zijn Nood aan geborgenheid, aandacht en veiligheid Matige verstandelijke beperking Syndroom van Down Verwardheid, beginnende dementie Verminderde alertheid Moeite met luisteren Kan lezen en schrijven Grote werklust Interesse in computers
Voldoende materiële bezittingen Picto-agenda Residentieel wonen Heeft 9 broers en 1 zus Wekelijks gaat ze op bezoek bij 1 van hen
Kan zich zelfstandig wassen Maakt eigen kamer schoon Strijkt elke voormiddag, zit vast in dit strijkpatroon Gaat 2 maal per week naar de muziekles, speelt blokfluit Speelt graag gezelschapsspelen
58
Werkt graag met de computer
3. Kwaliteit van bestaan: resultaten Persoonlijke ontwikkeling
Zelfbepaling
Persoonlijke relaties Sociale inclusie Emotioneel welbevinden Fysiek welbevinden
De bewoner is met pensioen en buiten haar huidige huishoudelijke taken leert ze weinig tot geen nieuwe vaardigheden. Ze zou graag met de computer leren werken. Toch kan ze vaak laten zien hoe goed ze kan strijken. Soms kan ze eigen keuzes maken. Ze houdt vooral vast aan structuur en zou activiteiten vermijden om te kunnen strijken. Soms deelname aan sociale activiteiten met de andere bewoners. Soms deelname aan maatschappelijke activiteiten, gaat soms mee naar de markt. Ze vindt dat ze de dingen die ze doet zeer goed kan en voelt zich een gelukkig persoon. Doet zelden tot nooit mee aan sport maar wel aan recreatieve activiteiten zoals bowling bijvoorbeeld. Ze krijgt genoeg rust en ontspanning.
4. ACS: resultaten IADL-Activiteiten (Instrumentele Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen)
Vrije tijd (lage fysieke inspanning)
Vrije tijd (hoge fysieke inspanning):
Sociale activiteiten
Strijken Tafel dekken Helpen bij bereiding van maaltijden Stofzuigen Sport toeschouwen Naar de markt gaan Bakken Gezelschapsspelen Computeren (wil dit doen) Zingen (speelt wekelijks blokfluit) Fotograferen Krant, tijdschrift of boek lezen Muziek/radio beluisteren TV kijken Actief wandelen Petanque Concert/theater bezoeken Reizen Familiebijeenkomsten bijwonen Uit eten gaan Café bezoeken 59
9.2 Uitwerking crea-box Dit is een voorbeeld van de uitwerking van de crea-box bij Ilse. Na het integreren van persoonlijke activiteiten heeft ze de box versierd met voorwerpen die ze zelf uitkoos.
60