Eerstelijns ergotherapie voor mensen met een verstandelijke beperking Het op de kaart zetten van de eerstelijns ergotherapie voor mensen met een verstandelijke beperking in Apeldoorn
Adviesrapport
Junior adviseurs: Remco Leerkes Rianne van de Poll Senior adviseur: Ruth Zinkstok Juni 2009 In opdracht van: ’s Heeren Loo Hogeschool van Amsterdam Amsterdam School of Health Professions Opleiding ergotherapie
Eerstelijns ergotherapie voor mensen met een verstandelijke beperking Het op de kaart zetten van de eerstelijns ergotherapie voor mensen met een verstandelijke beperking in Apeldoorn
Adviesrapport
Hogeschool van Amsterdam Amsterdam School of Health Professions Opleiding Ergotherapie In opdracht van ’s Heeren Loo-midden, Apeldoorn
Afstudeerproject
Eerstelijns ergotherapie voor mensen met een verstandelijke beperking
Senior adviseur
Ruth Zinkstok
Junior adviseurs
Remco Leerkes Rianne van de Poll
Amsterdam, 2009 Copyright Hogeschool van Amsterdam
2
Samenvatting afstudeerproject (Juni 2009) Eerstelijns ergotherapie voor mensen met een verstandelijke beperking Het op de kaart zetten van de eerstelijns ergotherapie voor mensen met een verstandelijke beperking in Apeldoorn. Remco Leerkes en Rianne van de Poll ’s Heeren Loo is een organisatie voor mensen met een verstandelijke beperking verspreid door heel Nederland. Het adviesrapport is gemaakt in opdracht van de afdeling ergotherapie van ’s Heeren Loo, Apeldoorn. Binnen de afdeling ergotherapie is één ergotherapeut werkzaam met een dienstverband van 0,44fte. De paramedische dienst wil deze formatie uitbreiden naar één fte. Om de uitbreiding mogelijk te maken, is het noodzakelijk dat de cliënt de ergotherapeut weet te vinden. Op dit moment is afdeling ergotherapie zowel intern als extern erg onbekend. Om de toegankelijkheid van de ergotherapie te verbeteren zodat cliënten die behoefte aan dagelijkse activiteiten kunnen uitvoeren en de weg naar ergotherapie weten te vinden, heeft de paramedische dienst van ’s Heeren Loo, locatie Apeldoorn, aan de Hogeschool van Amsterdam gevraagd om een afstudeerproject te verrichten dat zich richt op het vergroten van de toegankelijkheid van ergotherapie voor mensen met een verstandelijke beperking in de regio Apeldoorn. Dit resulteerde in de volgende vraagstelling: Op welke manier kan de ergotherapie zich het beste profileren binnen ’s Heeren Loo, Apeldoorn en in de regio, zodat de vraag naar ergotherapie herkend wordt en de cliënt en het cliëntensysteem weet met welke hulpvraag men bij de ergotherapeut terecht kan? Bij het opstellen van het adviesplan is literatuurstudie gedaan en een marktverkenning uitgevoerd. Uit de literatuurstudie zijn belangrijke gegevens over de trends en ontwikkelingen in de zorg voor de doelgroep en over de doelgroep zelf naar voren gekomen. In de marktverkenning is er een enquête afgenomen onder de ergotherapeuten van ’s Heeren Loo en zijn er verschillende interviews afgenomen met interne en externe disciplines. Tijdens de marktverkenning kwamen de volgende problemen naar voren: onbekendheid van de afdeling ergotherapie, een beperkt takenpakket en overlap van ergotherapeutische taken met andere disciplines. Uit de marktverkenning en enquête kwam voorts ook naar voren dat er in regio Apeldoorn voldoende ergotherapeutische vragen aanwezig zijn. Op basis van deze bevindingen zijn aanbevelingen geformuleerd gericht op de volgende gebieden: Organisatie van ’s Heeren Loo, ergotherapie algemeen, eerstelijnszorg, andere disciplines en promotiemateriaal. De aanbevelingen zijn in overleg met de opdrachtgever opgesteld.
3
Certificaat Eerstelijns ergotherapie voor mensen met een verstandelijke beperking Het op de kaart zetten van de eerstelijns ergotherapie voor mensen met een verstandelijke beperking in Apeldoorn Van: Remco Leerkes Rianne van de Poll De zorg voor mensen met een verstandelijke beperking is in Nederland volop in beweging. Sinds enkele jaren wordt er steeds vaker gewerkt vanuit het burgerschapsparadigma. In dit paradigma worden mensen met een verstandelijke beperking beschouwd als volwaardige burgers, die vanwege hun beperkingen ondersteuning nodig hebben die gericht is op de individuele situatie. Binnen dit paradigma kan ergotherapie een belangrijke rol vervullen bij het vergroten van de zelfstandigheid van een cliënt. Om de mogelijkheden van ergotherapie in de zorg aan mensen met een verstandelijke beperking beter te profileren hebben twee studenten met belangstelling voor ergotherapie bij deze doelgroep, een adviesrapport opgesteld. In het adviesrapport worden aanbevelingen gedaan over de taken die door de ergotherapie in ’s Heeren Loo verricht kunnen worden waarbij rekening is gehouden met de meest actuele trends en ontwikkelingen in de zorg aan mensen met een verstandelijke beperking. Ook is er een theoretische onderbouwing opgesteld waarin de aanpak van het proces wordt beschreven en is er een presentatie gehouden voor de paramedici van ’s Heeren Loo. Het advies is bedoeld om bij te dragen aan het optimaliseren van de eerstelijns ergotherapie in regio Apeldoorn.
4
Voorwoord Voor u ligt het resultaat van twintig weken, met enthousiasme, werken aan het afstudeerproject in opdracht van ’s Heeren Loo-midden, locatie Apeldoorn. Tijdens de twintig weken is er een literatuurstudie en een marktverkenning uitgevoerd en heeft de projectgroep uit de verkregen gegevens een adviesrapport en theoretische onderbouwing opgesteld. Het afstudeerproject was niet mogelijk geweest zonder de hulp die wij hebben ontvangen van verschillende instanties en personen. Graag willen wij van de gelegenheid gebruik maken om de volgende mensen te bedanken. Speciale dank gaat uit naar onze senioradviseur vanuit de Hogeschool van Amsterdam Ruth Zinkstok. Zij stond voor ons klaar wanneer wij hulp en adviezen nodig hadden en heeft ons altijd goed geholpen met adequate adviezen en feedback. Ook willen wij Daphne Kolderhof bedanken, de opdrachtgeefster vanuit ’s Heeren Loo, Apeldoorn. Wij willen haar bedanken voor het aandragen van het project bij de Hogeschool van Amsterdam, haar medewerking en inzet. Dankzij haar hebben wij een duidelijk beeld gekregen van de ergotherapeutische zorg in regio Apeldoorn. Ook willen wij Hans Oldewarris bedanken voor alle informatie die hij ons heeft aangedragen gedurende het project. Tijdens de marktverkenning heeft de projectgroep verschillende partijen gesproken zowel intern als extern. Ook hen willen wij bedanken voor hun medewerking en tijd. Daarnaast willen wij de ergotherapeuten van ’s Heeren Loo bedanken voor het invullen van de enquête. Als laatste willen wij alle andere mensen bedanken die wij tijdens ons project hebben gesproken en die ons op weg hebben geholpen. Projectgroep, Remco Leerkes Rianne van de Poll Juni 2009
5
Inhoudsopgave 1. Inleiding ................................................................................................................... 8 2. Achtergrond van het project........................................................................................ 9 2.1 Aanleiding ........................................................................................................... 9 2.2 Doelstelling.......................................................................................................... 9 2.3 Probleemstelling ................................................................................................... 9 2.4 Vraagstelling...................................................................................................... 10 2.5 Keuze van de doelgroep ...................................................................................... 10 3. Beschrijving van de organisatie ................................................................................. 11 3.1 Geschiedenis...................................................................................................... 11 3.2 De organisatiestructuur ...................................................................................... 11 3.3 Missie en visie .................................................................................................... 11 3.4 Aanbod zorg ...................................................................................................... 12 3.5 ’s Heeren Loo-midden, Apeldoorn ......................................................................... 12 3.6 Ergotherapie ...................................................................................................... 13 3.7 Samenvatting .................................................................................................... 13 4. Doelgroep ............................................................................................................... 14 4.1 Enkele demografische ontwikkelingen ................................................................... 14 4.2 Beschrijving van de doelgroep.............................................................................. 14 4.3 Niveaus van verstandelijke beperkingen ................................................................ 15 4.4 Kinderen met een verstandelijke beperking............................................................ 15 4.5 Volwassenen met een licht verstandelijke beperking ............................................... 17 4.6 Samenvatting .................................................................................................... 18 5. Het Cliëntsysteem.................................................................................................... 19 5.1 De hoofdactoren ................................................................................................. 19 5.1 Het cliëntsysteem van kinderen met een verstandelijke beperking ............................ 19 5.2 Het cliëntsysteem van volwassenen met een licht verstandelijke beperking................ 20 6. Trends en ontwikkeling............................................................................................. 21 6.1 Ontwikkelingen van de doelgroep in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking................................................................................................................ 21 6.2 Vermaatschappelijking van de zorg ....................................................................... 21 6.3 Vraaggestuurde zorg........................................................................................... 22 6.4 Wet en regelgeving............................................................................................. 23 6.5 Financiering ....................................................................................................... 23 6.6 Samenvatting .................................................................................................... 24
6
7. Taken en diensten op het gebied van ergotherapeutische zorg voor mensen met een verstandelijke beperking .............................................................................................. 25 7.1 Takenpakket ergotherapie in kader van zorg voor mensen met een verstandelijke beperking................................................................................................................ 25 7.2. Huidig takenpakket ergotherapeut ’s Heeren Loo, Apeldoorn ................................... 25 7.3. Overlap met andere disciplines............................................................................ 26 7.4. Samenvatting ................................................................................................... 26 8. Gegevens van de marktverkenning ............................................................................ 27 8.1 Uitkomsten enquête ............................................................................................ 27 8.2 Te verwachten ergotherapeutische behoefte .......................................................... 30 8.3 Gegevens interviews ........................................................................................... 31 8.4 Gesprekken en observatie ergotherapeut............................................................... 33 8.5 Beoordelen van promotiemateriaal........................................................................ 33 9. Conclusie en aanbevelingen ...................................................................................... 34 9.1 Conclusie........................................................................................................... 34 9.2 Aanbevelingen ................................................................................................... 34
10. Implementatieplan ................................................................................................. 43 10.1 Schema ........................................................................................................... 43 10.2 Stappenplan..................................................................................................... 43 11. Geraadpleegde literatuur ........................................................................................ 45 12. Bijlage .................................................................................................................. 48 Bijlage 1: Indeling Apeldoorn..................................................................................... 48 Bijlage 2: Concentratie mensen met een verstandelijke beperking in Nederland............... 50 Bijlage 3: Samenstelling potentiële doelgroep en gezondheidsanalyse ............................ 51 Bijlage 4: Dagbesteding en speciaal onderwijs ............................................................. 55 Bijlage 5: Folder ...................................................................................................... 57
7
1. Inleiding Voor u ligt het adviesrapport geschreven voor de afdeling ergotherapie van ’s Heeren Loo. Apeldoorn. Het document bestaat uit adviezen en aanbevelingen ten aanzien van de profilering van ergotherapie in de zorg aan mensen met een verstandelijke beperking. Het doel van het project is de afdeling ergotherapie op weg helpen, bij het op de kaart zetten van de eerstelijns ergotherapeutische zorg in regio Apeldoorn. Leeswijzer Het adviesrapport is opgedeeld in tien hoofdstukken: • In hoofdstuk één ‘achtergrond van het project’ wordt de aanleiding, doelstellingen, probleemstelling en vraagstelling van de opdracht beschreven. Ook wordt de keuze van de doelgroep in dit hoofdstuk beschreven. • In hoofdstuk twee wordt de beschrijving van de organisatie besproken. • In Hoofdstuk drie ‘beschrijving van het werkterrein’ worden de demografie, de samenstelling potentiële werkgroep, de gezondheidsanalyse, speciaal onderwijs en dagbesteding beschreven. • In hoofdstuk vier wordt de doelgroep beschreven. Er wordt een uitgebreide beschrijving gegeven van kinderen met een verstandelijke beperking en van volwassenen met een licht verstandelijke beperking. • In hoofdstuk vijf wordt informatie over het cliëntsysteem beschreven. • In hoofdstuk zes ‘trends en ontwikkeling’ worden de laatste trends en ontwikkelingen in de zorg aan mensen met een verstandelijke beperking beschreven. • In hoofdstuk zeven worden de taken en diensten van een ergotherapeut in de zorg aan mensen met een verstandelijke beperking beschreven. • In hoofdstuk acht worden de gegevens van de marktverkenning beschreven. Het hoofdstuk is opgedeeld in de volgende paragrafen: de uitkomsten uit de enquête, de toekomstige behoefte aan ergotherapie, gegevens interview, gesprekken en observatie ergotherapeut en beoordelingscriteria van het promotiemateriaal. • In hoofdstuk negen ‘conclusie en aanbevelingen’ worden conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan voor de afdeling ergotherapie op basis van onze bevindingen naar aanleiding van de marktverkenning en literatuurstudie. • In hoofdstuk tien wordt de implementatie van het adviesplan beschreven aan de hand van een schema en stappenplan.
8
2. Achtergrond van het project In dit hoofdstuk wordt de achtergrond van het project beschreven. De aanleiding van het project staat beschreven in paragraaf één. Hieruit volgt in paragraaf twee de probleemstelling en in paragraaf drie de doelstelling. In paragraaf vier staat de vraagstelling. Deze is onderverdeeld in hoofd- en deelvragen. In paragraaf vijf wordt de keuze van de doelgroep verantwoord. 2.1 Aanleiding ’s Heeren Loo is een organisatie die zowel intra- als extramuraal zorg verleent. ’s Heeren Loo heeft verschillende vestigingen in Nederland. Het paramedische aanbod verschilt per vestiging. Bij ’s Heeren Loo midden, locatie Apeldoorn, is één ergotherapeut werkzaam met een dienstverband van 0,44 fte. De paramedische dienst wil de formatieplaats gaan uitbreiden naar één fte. Om de uitbreiding mogelijk te maken is het noodzakelijk dat de cliënt de ergotherapeut weet te bereiken met zijn/ haar hulpvraag. In de instelling wonen ongeveer zevenhonderd cliënten met een verstandelijke beperking. De ergotherapeut heeft verschillende pogingen ondernomen om de ergotherapie op het terrein meer bekendheid te geven. Hiernaast zijn er pogingen ondernomen om cliënten in de eerstelijnszorg met zijn/ haar hulpvraag wegwijs te maken naar de afdeling ergotherapie van ’s Heeren Loo. Intern heeft de ergotherapeut verschillende e-mails rondgestuurd en folders verspreid. In deze e-mails en folders stelde zij zich voor en gaf zij een korte toelichting op haar takenpakket. In de eerstelijnszorg heeft de ergotherapeut veel verschillende pogingen gedaan waaronder het versturen van e-mails, brieven, folders en het voeren van telefoongesprekken. De verschillende pogingen hebben nauwelijks tot extra vraag naar ergotherapie geleid, noch intern, noch in de eerstelijnszorg. De extra vraag die kwam na verschillende pogingen ontstond was vaak van korte duur. Toch denkt de ergotherapeut dat er in de eerstelijnszorg een grote groep cliënten aanwezig is met een hulpvraag omdat op andere locaties er wel veel vraag naar ergotherapie is. Om de bereikbaarheid van de ergotherapie te verbeteren zodat cliënten die behoefte hebben aan het uitvoeren van dagelijkse activiteiten, de weg naar ergotherapie weten te vinden, heeft de paramedische dienst van ’s Heeren Loo, locatie Apeldoorn, aan de Hogeschool van Amsterdam gevraagd om een afstudeerproject te richten op het bereiken van mensen met een verstandelijke beperking in de regio en de mensen in hun netwerk. 2.2 Doelstelling 1. Het doel van het project is om advies te geven over het opzetten van een eerstelijns ergotherapeutische dienstverlening aan mensen met een verstandelijke beperking in de regio Apeldoorn. 2. De doelgroep en relevante mensen uit het netwerk van de doelgroep informeren over de mogelijkheden van ergotherapie bij het vinden van oplossingen voor het uitvoeren van dagelijkse activiteiten. Opdracht aan de projectgroep is om relevante informatie te verzamelen om een adviesrapport op te stellen voor de paramedische dienst. In dit adviesrapport zullen ook aanbevelingen worden gedaan die gericht zijn op het bereiken van mensen met een verstandelijke beperking in de regio. 2.3 Probleemstelling De afdeling ergotherapie van ’s Heeren Loo, Apeldoorn ervaart bij het opzetten van de eerstelijns ergotherapie in regio Apeldoorn problemen. Er zijn meerdere pogingen gedaan tot profilering in de eerstelijnszorg deze pogingen resulteerde van enkele tot geen hulpvragen.
9
Toch denkt de ergotherapeut dat er in de eerstelijnszorg een grote groep cliënten aanwezig is met een hulpvraag. 2.4 Vraagstelling 2.4.1 Hoofdvraag Op welke manier kan de ergotherapie zich het beste profileren binnen ’s Heeren Loo, Apeldoorn, zodat de vraag naar ergotherapie groeit en de cliënt en het cliëntensysteem weten met welke hulpvraag zij terecht kunnen? (Inhoud cliëntsysteem komt terug in de subvragen) 2.4.2 Subvragen 1. Wat zijn relevante trends en ontwikkelingen met betrekking op de doelgroep en de vraagstelling? • Ontwikkelingen van de doelgroep • Wet en regelgeving • Financiën 2. Hoe ziet het netwerk van mensen met een verstandelijke beperking er uit? 3. Hoe ziet de werkwijze en aanpak van andere ergotherapeuten in dit werkveld er uit? 4. Welke producten en diensten kan de ergotherapie zowel intern als in de eerstelijnszorg leveren? • Wat zijn gemiste vraagstellingen? • Wat is de ergotherapeutische behoefte van de cliënt? 5. Met welke concurrentie heeft de ergotherapie van ’s Heeren Loo te maken in het potentiële werkgebied? • Hoe is de huidige bekendheid van en behoefte aan ergotherapie bij het potentiële werkveld? • Hoe ziet het werkveld eruit; demografie, status van gezondheid, sociale omgevingsanalyse (gemeente Appeldoorn)? 6. Welke methodieken voor profileren zijn er en welke past het best bij de huidige situatie? • Hoe kan de vraag naar ergotherapie gecontinueerd worden? 2.5 Keuze van de doelgroep In het afstudeerproject richt de projectgroep zich op mensen met een verstandelijke beperking. Om het project in te perken heeft de projectgroep ervoor gekozen om het project vooral te richten op kinderen met een verstandelijke beperking en op volwassenen met een licht verstandelijke beperking. De projectgroep heeft gekozen voor de doelgroep: kinderen met een verstandelijke beperking. Deze doelgroep is belangrijk in de eerstelijnszorg, aangezien kinderen steeds langer thuis blijven wonen. (BOSK, 2005) Zowel de thuissituatie als de school van een kind komen in aanmerking voor eerstelijns ergotherapie. Als tweede heeft de projectgroep gekozen voor volwassenen met een licht verstandelijke beperking. Deze doelgroep is de belangrijkste doelgroep binnen de vermaatschappelijking. Steeds meer mensen met een licht verstandelijke beperking gaan in de ‘gewone wijk’ wonen en behoren dientengevolge tot de doelgroep van de eerstelijns ergotherapie. (Rood, 2008) Binnen deze doelgroep zal de projectgroep zich niet richten op de mensen met gedragsproblemen, omdat deze doelgroep vaak niet gaat wonen in de ‘gewone wijk’.
10
3. Beschrijving van de organisatie Voor een adequate beeldvorming over ’s Heeren Loo (de organisatie waarvoor dit project wordt uitgevoerd) wordt in dit hoofdstuk informatie over de organisatie beschreven. De projectgroep heeft gekeken naar de organisatiestructuur, de missie en visie, het aanbod van de zorg, de locatie Apeldoorn en de ergotherapie. De informatie uit dit hoofdstuk is afkomstig van de internetsite van ’s Heeren Loo. 3.1 Geschiedenis In 1891 opende de vereniging tot opvoeding en verpleging van achterlijken en idioten, die tot stand was gekomen door predikant Dr. mr. Willem van den Bergh, een instelling op landgoed Ermelo. Het was een instelling voor protestants-christelijke gezinnen met een kind met een verstandelijke beperking. In 1911 wordt in Ermelo een instelling voor meisjes geopend die later fuseert met de eerste instelling tot ’s Heeren Loo-Lozenoord. Ook in andere delen van Nederland worden instellingen geopend: in 1923 de Willem van den Bergh stichting te Noordwijk, in 1947 het van Arkel instituut te Soest, 1952 Groot-Schuylenburg te Apeldoorn, 1966 Westerhonk te Monster, 1986 Harteberg te Wekerom, 1971 Noorderhaven te Julianadorp, 1990 Baaldenborg te Hardenberg. Baaldenberg maakt zich een aantal jaren later los van ’s Heeren Loo. In 2001 Sloot te Bedum en in 2005 Sloot Waalburg te Druten. 3.2 De organisatiestructuur Ongeveer twintig jaar geleden waren de acht zorginstellingen, relatief autonoom en werden op afstand aangestuurd door de vereniging van ’s Heeren Loo. In 1994 werd de vereniging omgebouwd tot stichting met een professionele raad van bestuur. In 2003 zijn de acht oude instellingen, opgesplitst in vijf regio’s. De sectoren noord-, midden-, west-, zuid- en kwadrant. Kwadrant omvat de jongeren hulpverlening. In het organogram staan de verschillende regio’s weergegeven.
’s Heeren Loo heeft ongeveer 8.700 cliënten, meer dan 11.500 werknemers en 3.800 vrijwilligers. Er zijn enkele honderden voorzieningen in ongeveer zeventig plaatsen. 3.3 Missie en visie 's Heeren Loo draagt met hoogwaardige ondersteuning bij aan een zinvol bestaan van mensen met een verstandelijke beperking. Respect, verbondenheid, geborgenheid en verantwoordelijkheid zijn daarbij richtinggevende waarden in de missie van ’s Heeren Loo. De Missie van ’s Heeren Loo is als volgt:
11
Wat is een zinvol bestaan? Wij denken dat het leven zin krijgt in de ontmoeting met medemensen. Het gaat erom te kennen en gekend te worden. We vinden het dan ook belangrijk dat onze cliënten, te midden van anderen, vorm en inhoud aan hun leven kunnen geven en zo kunnen deelnemen aan de samenleving. Respect betekent dat we onze cliënten beschouwen als gelijkwaardige medemensen. Daarom streven we ernaar cliënten zich zoveel mogelijk te laten ontplooien. Daarbij krijgt iedere cliënt een eigen, individuele benadering. Verbondenheid betekent dat we zeer betrokken zijn bij onze cliënten. Een grote affiniteit met mensen met een verstandelijke beperking is een voorwaarde om bij ’s Heeren Loo te mogen werken. Bovendien heeft verbondenheid te maken met onze opvatting dat contact met andere mensen nodig is om een zinvol bestaan op te bouwen. Geborgenheid is belangrijk voor mensen met een verstandelijke beperking omdat zij zich sneller dan anderen onveilig kunnen voelen. Ze missen soms overzicht en zijn beperkt in hun handelen en communiceren. Daarom is geborgenheid een voorwaarde bij het bieden van ondersteuning. Verantwoordelijkheid geeft aan dat we voortdurend kijken naar het vermogen van onze cliënten om zelf verantwoording te nemen. Wij nemen hen niet uit handen wat zij zelf kunnen. Daarnaast zijn wij als medewerkers altijd bereid om verantwoording af te leggen tegenover onze cliënten, hun wettelijk vertegenwoordigers, financiers, omwonenden en anderen.
Deze missie sluit aan bij de visie van ’s Heeren Loo: Onze visie is dat we onze cliënten zoveel mogelijk willen laten integreren in de samenleving. Mensen met een verstandelijke beperking hebben het recht deel te nemen aan de maatschappij. In de praktijk kan dit betekenen dat cliënten wonen in een gewone woonwijk, werken in een bedrijf, uitgaan in het café op de hoek en sporten bij een sportclub waar ook mensen zonder verstandelijke beperking komen. Deze visie heeft in de afgelopen jaren geleid tot ingrijpende veranderingen binnen onze organisatie. Vroeger werden mensen met een verstandelijke beperking meestal uit huis geplaatst en daar was onze organisatie op ingericht. Nu proberen we mensen zo lang mogelijk thuis te ondersteunen. Als dat niet meer gaat, bieden we een voorziening aan waarbij er zoveel mogelijk contacten zijn met de samenleving.
3.4 Aanbod zorg De oude instituten van ’s Heeren Loo hebben zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot veelzijdige zorgcentra met een even veelzijdig zorgaanbod. Van ambulante zorg bij cliënten thuis tot vierentwintig-uurs opvang in een woonlocatie. De woningen zijn gevestigd op bestaande instellingsterreinen en in de ‘gewone woonwijk’. Ook biedt ’s Heeren Loo verschillende vormen van dagbesteding. Hierbij kan worden gedacht aan dagbesteding in de vorm van ontspanning, sport en recreatie tot werken in een bedrijf. Ook is er de mogelijkheid tot verschillende vormen van specialismen zoals de mogelijkheid tot medische zorg, tandheelkundige zorg, orthopedische zorg en paramedische zorg. Eveneens is er tijdelijke zorg aanwezig zoals tijdelijke opvang en logeer- en weekendopvang. 3.5 ’s Heeren Loo-midden, Apeldoorn ’s Heeren Loo-midden Nederland, locatie Apeldoorn werd in 1952 opgericht in het voormalig Joods psychiatrisch centrum in het Apeldoornsche Bosch. De instelling kreeg de naam Groot Schuylenburg en was in eerste instantie bedoeld voor christelijke kinderen. Deze kinderen ontvingen de gehele dag zorg, ze woonden op het terrein, gingen er naar school en kregen medische zorg. De afgelopen jaren is de doelgroep uitgebreid. Op dit moment biedt de instelling zorg aan ongeveer 770 cliënten. De doelgroep varieert van jong tot oud en van mensen met een licht
12
tot ernstige verstandelijke beperking. De instelling biedt woonmogelijkheden en dagbesteding. Ook zijn er ook verschillende specialisten aanwezig zoals artsen, tandartsen, pedagogen en het paramedisch team. Het paramedisch team bestaat uit fysiotherapeuten, logopedisten, diëtisten en de ergotherapeut. De komende jaren zal er veel veranderen in de instelling. Steeds meer cliënten gaan buiten het instellingsterrein wonen. Naast de instelling wordt een nieuwe woonwijk gebouwd ‘Groot Zonnehoeve’. Op dit terrein gaan naast de ‘gewone’ mensen ook mensen vanuit het instellingsterrein wonen. 3.6 Ergotherapie In de acht hoofdinstellingen van ’s Heeren Loo zijn ergotherapeuten aanwezig. De manier waarop ergotherapie wordt ingevuld, verschild per instelling. Zo verschillen de taken en diensten en is er een groot verschil in het aantal fte’s. De ergotherapeuten hebben twee keer per jaar een ergotherapeutisch overleg. Ook vindt er bijna geen samenwerking plaats tussen de verschillende locaties Dit afstudeerproject wordt uitgevoerd voor de ergotherapie van locatie Apeldoorn. Op deze locatie is er sinds vier jaar één ergotherapeut werkzaam en is er een dienstverband van 0,44 fte. De ergotherapeut behandelt cliënten van het instellingsterrein en probeert ook externe cliënten uit regio Apeldoorn te behandelen. Het takenpakket bestaat uit de volgende taken: • Hulp bij eet en drinkproblemen • Hulp bij ADL-problemen. • Behandelingen gericht op problemen bij schoolse vaardigheden • Sensomotorische integratie therapie 3.7 Samenvatting ’s Heeren Loo is jaren geleden op gericht uit een verschillende zorginstellingen voor mensen met een verstandelijke beperking. De instellingen en voorzieningen zitten door heel Nederland verspreid. ’s Heeren Loo biedt woonvoorzieningen, dagbesteding en specialisme. In alle acht hoofdvestigingen is er een afdeling ergotherapie aanwezig. Dit afstudeerproject wordt uitgevoerd voor afdeling ergotherapie van ’s Heeren Loo, Apeldoorn. Hier is één ergotherapeut werkzaam met een dienstverband van 0,44 fte. De ergotherapeut behandelt cliënten van het instellingsterrein en wilt haar werkgebied graag gaan uitbreiden met externe cliënten uit regio Apeldoorn.
13
4. Doelgroep In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de vraag: ‘Wie behoren er tot de doelgroep van de eerstelijnszorg?’. Om een volledig beeld te geven is er gekozen voor een uitgebreide beschrijving van de doelgroep. In paragraaf één worden enkele demografische ontwikkeling aangegeven. In paragraaf twee wordt de definiëring van het begrip: ‘mensen met een verstandelijke beperking beschreven en in paragraaf drie worden de verschillende niveaus van mensen met een verstandelijke beperking besproken. Hierna wordt er in paragraaf vier en vijf informatie gegeven over kinderen met een verstandelijke beperking en mensen met een licht verstandelijke beperking. In het project staan deze twee doelgroepen centraal. 4.1 Enkele demografische ontwikkelingen Tijdens de marktverkenning heeft de projectgroep demografische gegevens over het werkterrein opgezocht. Deze gegevens geven een beeld van de samenstelling van de bevolking in de regio Apeldoorn. Een overzicht van de gegevens is te vinden in de bijlage onder de “overzicht van demografische gegevens van Apeldoorn”, “de samenstelling van de potentiële doelgroep & de gezondheidanalyse” en “de gegevens over de dagbesteding & het speciale onderwijs”. De indeling van Apeldoorn geeft weer in welke wijken Apeldoorn is verdeeld. In de toekomst zal de eerstelijnszorg in Apeldoorn plaats vinden vanuit GOEDEN (gezondheidcentra onder één dak). In elke wijk van Apeldoorn komt er een GOED van waaruit de eerstelijnszorg wordt geregeld. Wanneer de afdeling ergotherapie zich binnen de wijken wil profileren kan de ergotherapeut het overzicht van de verschillende wijken gebruiken. Uit de gegevens over de mensen met een verstandelijke beperking kwam naar voren dat de concentratie van mensen met een verstandelijke beperking in regio Apeldoorn relatief groot is (RIVM, 2003). Opvallend is dat in tegenstelling tot het westen van het land, er in Apeldoorn meer dagbestedingsplaatsen zijn per 10.000 cliënten. Uit de gegevens over de gezondheid van Apeldoorn kan worden geconcludeerd dat zowel in vergelijking met de rest van Nederland als Europa de mensen in Apeldoorn vinden dat ze gemiddeld gezond zijn. 4.2 Beschrijving van de doelgroep In Nederland wordt de laatste jaren het begrip: ‘mensen met een verstandelijke beperking’ gedefinieerd aan de hand van internationale definities. Eén van deze definities is afkomstig uit het Diagnostic and Statical Manual of Mental Disorder (DSM). Dit is een Amerikaans handboek voor diagnose en statistiek van psychische aandoeningen. De hieronder weergeven definitie is afkomstig uit DSM-ΙV: • Verstandelijk niveau ligt duidelijk onder het gemiddelde functioneren: een IQ van zeventig of minder bij een individueel toegepaste IQ-test. (Hiermee worden kennis-, vaardigheids- en gedragsmaatstaven bedoeld die kunnen dienen om het gemiddelde niveau van uitmunten te onderscheiden) • Gelijktijdige tekortkomingen in aanpassingsgedrag, dat wil zeggen of betrokkene erin slaagt te voldoen aan de normen die horen bij de kalenderleeftijd in vergelijking tot zijn of haar culturele achtergrond, zoals sociale vaardigheden en verantwoordelijkheden, communicatie vaardigheden, ADL-vaardigheden (algemene dagelijkse levensverrichtingen), vaardigheden onafhankelijk functioneren en zelfredzaamheid. • De achterstand is zichtbaar voor het achttiende levensjaar. (Nijgh, L. 2007) Een andere definitie is afkomstig uit de ICD-10. De ICD-10 is de tiende versie van de Internationaal Classification of Diseases and Related Health Problems. Hierin wordt het begrip als volgt gedefinieerd: Een toestand van gestopte of onvolledige ontwikkeling van het verstand, die vooral gekenmerkt wordt door een, tijdens de ontwikkelingsperiode aan het licht tredende stoornis van vaardigheden, die mede bepalend is voor het algehele intelligentieniveau, dat wil zegen cognitieve, verbale, motorische en sociale vermogens. Dit kan voorkomen met of zonder een psychische of lichamelijke aandoening. Het ontstaat vrijwel altijd voor het zesde levensjaar wanneer de hersenen nog niet zijn volgroeid. (Nijgh, L. 2007)
14
4.3 Niveaus van verstandelijke beperkingen De mate van de verstandelijke beperking verschilt per persoon. Dit verschil wordt gerelateerd aan verschillende criteria. Een belangrijk criterium is het intellectueel vermogen van een persoon. Het intellectueel vermogen van een persoon kan gemeten worden met een intelligentietest. Het resultaat dat hier uit voortkomt, is een score, ook wel het intelligentiequotiënt (IQ) genoemd. Een indeling op basis van een IQ wordt ook wel een IQ classificatie genoemd. (Aldekamp, Renier & Smit, 2003 ) Naast het IQ wordt ook het begrip verstandelijke leeftijd gebruikt. De verstandelijke leeftijd geeft aan op welke leeftijd een persoon functioneert. Iemand met een verstandelijke leeftijd van drie is qua verstandelijk functioneren te vergelijken met een kind van drie dat een normale ontwikkeling heeft doorgemaakt. Maar vaak is er wel een verschil in het gedrag zichtbaar doordat iemand met een verstandelijke beperking meer levenservaring heeft en ook de lichamelijke ontwikkeling verder is dan bij een kind van drie jaar. De indeling van de verschillende niveaus is als volgt: Niveaus
Kenmerk
IQ
Zwakbegaafd
Deze doelgroep kan mogelijk geheel zelfstandig of met enige begeleiding wonen en een beroep uitoefenen. Deze doelgroep wordt in staat geacht te lezen en te schrijven. Deze doelgroep kan worden getraind om een aantal vaardigheden (bijv. ADL, arbeidsmatige activiteiten) min of meer zelfstandig uit te voeren. Deze doelgroep is afhankelijk van zeer intensieve omgevingsondersteuning Bij deze doelgroep is de gerichtheid op de omgeving beperkt en zijn de cliënten afhankelijk van allesomvattende omgevingshulp.
70-85/90
Verstandelijke leeftijd 11-16 jaar
55-70
4-12 jaar
40-55
2-4 jaar
25-40
1-2 jaar
<25
0-1,5 jaar
Licht verstandelijke beperking. Matige verstandelijke beperking.
Ernstige verstandelijke beperking.
Diepe verstandelijke beperking.
4.4 Kinderen met een verstandelijke beperking Een belangrijke doelgroep van het afstudeerproject zijn de kinderen met een verstandelijke beperking. De afgelopen jaren blijven kinderen met een verstandelijke beperking steeds vaker thuis wonen. Deze kinderen hebben recht op onderwijs, net als alle andere kinderen in Nederland. Dit is vastgesteld in het VN-gedrag voor de rechten van het kind. (Batenborg, 2006) Veel van deze kinderen maken gebruik van het speciale onderwijs. Hierdoor behoren kinderen met een verstandelijke beperking dientengevolge tot een belangrijke doelgroep voor de eerstelijns ergotherapie. 4.4.1 Ontwikkeling Ieder mens heeft de mogelijkheid om zich te ontwikkelen. Dit geldt ook voor kinderen met een verstandelijke beperking. Alleen heeft die beperking veel invloed op het hele
15
ontwikkelingsproces van een kind. Kinderen met een verstandelijke beperking zijn trager in het zich eigen maken van nieuwe vaardigheden in vergelijking met andere kinderen. Iemand met een verstandelijke beperking is niet alleen trager op cognitief gebied maar vaak ook op andere ontwikkelingsgebieden zoals: de sociaal-emotionele ontwikkeling, de motorische ontwikkeling en de zintuiglijke ontwikkeling. Het is belangrijk om bij opvoeding en ondersteuning van een kind met een verstandelijke beperking je te richten op alle ontwikkelingsgebieden.(Nijgh, L. 2007) De cognitieve ontwikkeling Met cognitie wordt o.a. het verstandelijke redeneren bedoeld. De cognitieve ontwikkeling vindt plaats aan de hand van verschillende stappen. We kunnen ervan uitgaan dat de cognitieve ontwikkeling van een kind met een verstandelijke beperking via dezelfde stappen verloopt als bij andere kinderen. Alleen bij kinderen met een verstandelijke beperking is er vaak een tekort aan adaptief gedrag, dat wil zeggen dat zij problemen ervaren met het toepassen van geleerde vaardigheden in de praktijk. Ook nemen kinderen met een verstandelijke beperking vaak minder initiatief. Kinderen met een verstandelijke beperking moeten daarom worden uitgedaagd om initiatief te nemen, zodat zij de wereld om zich heen kunnen ontdekken en begrijpen. (Nijgh, L. 2007) De sociaal-emotionele ontwikkeling Tijdens de sociaal-emotionele ontwikkeling leren kinderen om te gaan met gevoelens en met relaties. Kinderen met een verstandelijk beperking doorlopen hierbij dezelfde fasen als een ander kind, maar ook hier is sprake van een vertraging. De ernst van de verstandelijke beperking heeft veel invloed op de vertraging. Kinderen met een ernstige verstandelijke beperking blijven vaak reactief. De kinderen reageren vaak reflexmatig op de acties van anderen. Terwijl een kind met een licht verstandelijke beperking leert dat zijn actie een reactie van een ander zal opleveren. (Nijgh, L. 2007) Motorische ontwikkeling Kinderen met een verstandelijke beperking ervaren vaak problemen met zowel de fijne als grove motorische ontwikkeling. Er zijn de afgelopen jaren verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de motoriek van kinderen met een verstandelijke beperking. Sommige onderzoeken tonen aan dat er sprake is van een vertraagde ontwikkeling. In andere onderzoeken wordt aangetoond dat de motorische ontwikkeling bij een kind met een verstandelijke beperking anders verloopt. (Nijgh, L. 2007) Zintuiglijke ontwikkeling Veel kinderen met een verstandelijke beperking ervaren zintuiglijke problemen. Kinderen met een ernstige verstandelijke beperking hebben extra risico op visuele- en gehoorproblemen. Ook de prikkelverwerking van een kind met een verstandelijke beperking is vaak verstoord. (Nijgh, L. 2007) 4.4.2 Het gezin In het verleden werden veel kinderen met een verstandelijke beperking opgenomen in een instelling. Dit komt de laatste jaren steeds minder vaak voor. Veel kinderen worden tegenwoordig thuis opgevoed. Thuis opgroeien, betekent dat er een groot beroep wordt gedaan op de ouders en op andere leden van het gezin. Dit begint bij de geboorte van een kind met een verstandelijke beperking. In sommige gevallen is het niet meteen duidelijk dat er sprake is van een verstandelijke beperking. Het komt vaak voor dat ouders het gevoel hebben dat iets niet klopt maar dat dit niet wordt erkend door hulpverleners. Wanneer de verstandelijke beperking wordt vastgesteld, is dit voor ouders vaak een schok. De emoties zijn heftig en tegelijkertijd vraagt de opvoeding van een kind met een verstandelijke beperking veel extra aandacht en inspanning van de ouders. Om de zorg in het gezin te verlichten kan er hulp worden aangeboden vanuit verschillende instanties MEE biedt bijvoorbeeld verschillende mogelijkheden voor ondersteuning en er bestaan logeerhuizen waar kinderen tijdelijk kunnen verblijven. (Nijgh, L. 2007)
16
4.4.3 Onderwijs Orthopedagogisch dagcentrum Wanneer een kind een meervoudig beperking heeft, kan het overdag worden opgevangen in een orthopedagogisch dagcentrum. De leeftijd binnen een orthopedisch dagcentrum varieert van één tot achttien en de ontwikkelingsleeftijd ligt tussen vier maanden en twee jaar. De kinderen die naar een orthopedagogisch dagcentrum gaan, zijn in hun dagelijks functioneren sterk afhankelijk van andere mensen. Daarom ontvangen deze kinderen zorg en begeleiding. Ook wordt er gewerkt aan de individuele ontwikkeling van een kind aan de hand van een ontwikkelingsplan. (Nijgh, L. 2007) Speciaal onderwijs Sinds 2000 hebben alle kinderen recht op onderwijs, ongeacht het niveau of beperking van een kind. Het speciaal onderwijs is verdeeld in vier clusters: 1. Onderwijs voor blinden en slechtzienden 2. Voor doven en slechthorenden 3. Voor kinderen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking 4. Voor kinderen met een psychiatrische aandoening of gedragsstoornis. Kinderen met een verstandelijke beperking vallen in cluster drie (Nijgh, L. 2007) en hebben daarom recht om onderwijs te volgen binnen een ZMLK-school. Dit is speciaal onderwijs voor zeer moeilijk lerende kinderen in de leeftijd van vier tot twintig jaar. Naast aandacht voor schoolse vaardigheden is erop deze scholen ook veel aandacht voor praktische- en zelfredzaamheidvaardigheden. In Nederland gaat ongeveer een derde van de kinderen met een verstandelijk beperking naar het speciaal onderwijs. In vergelijking met andere landen stuurt Nederland veel kinderen naar het speciaal onderwijs. De overheid wil hierin verandering brengen en heeft daartoe allerlei beleidsmaatregelen ontwikkeld zoals: ‘Weer samen naar school’ en ‘het rugzakje’. Hiermee wil de overheid ervoor zorgen dat kinderen met een beperking vaker naar het reguliere onderwijs gaan.(Nijgh, L. 2007) Dit sluit aan bij de wet voor gelijke behandeling. Mensen met een verstandelijke beperking hebben recht op dezelfde mogelijkheden als mensen zonder een beperking. Zo ook in het reguliere onderwijs. (Ministerie van volksgezondheid welzijn en sport, 2009) 4.5 Volwassenen met een licht verstandelijke beperking Een andere belangrijke doelgroep van het afstudeerproject zijn volwassenen met een licht verstandelijk beperking. Binnen deze doelgroep is er de laatste jaren een trend zichtbaar. Steeds meer mensen met een licht verstandelijk beperking gaan wonen in een ‘gewone wijk’ en behoren dientengevolge tot de doelgroep van de eerstelijns ergotherapie. De projectgroep richt zich niet op de groep mensen met een licht verstandelijke beperking in combinatie met gedragsproblemen omdat deze groep vaak niet gaat wonen in de ‘gewone wijk’. In deze paragraaf wordt de ontwikkeling van mensen met licht verstandelijk beperking en hun woonsituatie beschreven. 4.5.1 Ontwikkeling Cognitieve ontwikkeling Mensen met een licht verstandelijk beperking hebben een IQ tussen de vijfenvijftig en zeventig. De ontwikkelingsleeftijd varieert van vier tot twaalf jaar. Hieraan is af te lezen dat er grote verschillen zichtbaar zijn binnen deze groep als het gaat om het functioneren. ( Nijgh, 2007) De cognitieve ontwikkeling van iemand met een licht verstandelijke beperking verloopt vertraagd. De verwerkingssnelheid ligt lager en de capaciteit van het werkgeheugen is kleiner, evenals het vermogen om zich te concentreren. De tekorten in het aanpassingsgedrag zijn vaak opvallender dan het lage IQ. Vaak krijgt de omgeving pas een vermoeden van een achterstand in de ontwikkeling, wanneer er problemen voordoen bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten. Generaliseren, blijft voor mensen met een licht verstandelijke beperking een probleem want mensen met een verstandelijke beperking kunnen geleerde vaardigheden moeilijk toepassen in nieuwe situaties. (Geert van, 1997)
17
Sociaal-emotionele ontwikkeling Mensen met een licht verstandelijke beperking hebben emotioneel gezien een achterstand. Over het algemeen heeft deze doelgroep weinig zelfvertrouwen en een niet realistisch zelfbeeld. Hierdoor heeft de doelgroep geen goede kijk op wat ze wel en niet kunnen. Een belangrijk kenmerk van mensen met licht verstandelijke beperking is het hebben van een beperkt sociaal aanpassingsvermogen. Voor hen is het lastig om sociaal gedrag te leren. Zij ervaren problemen met het afstemmen van hun gedrag op anderen en zijn vaak erg op zichzelf gericht. Regelmatig ontstaan hierdoor problemen in sociale situaties. Veel mensen met een verstandelijke beperking hebben hierdoor een klein sociaal netwerk. (Verstegen, 2005). Motorische ontwikkeling Het kan voorkomen dat mensen met een licht verstandelijke beperking niet alleen verstandelijk, maar ook motorisch minder presteren dan normaal begaafde mensen. In sommige gevallen verloopt de motorische ontwikkeling, in tegenstelling tot de ontwikkeling van de cognitie, anders in plaats van langzamer. De motorische problemen worden steeds zichtbaarder wanneer iemand ouder wordt. (Gemert 1997) 4.5.2 Woonsituatie Steeds meer mensen met een licht verstandelijk beperking gaan wonen in de ‘gewone wijk’. Dit gebeurt door middel van begeleid zelfstandig wonen of door het wonen in gezinsvervangende tehuizen. Begeleid zelfstandig wonen is een vorm van ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking die zelfstandig wonen. Iemand kan ondersteuning krijgen bij verschillende vaardigheden die met wonen te maken hebben. Welke ondersteuning iemand krijgt verschilt per persoon en wordt individueel opgesteld. In een gezinsvervangend tehuis wonen mensen met een verstandelijke beperking die in een groep leven en daarbij steun krijgen van een aantal vaste begeleiders. Overdag gaan volwassenen met een licht verstandelijke beperking vaak naar een werkvoorziening of dagbesteding. Het niveau van hulp varieert en wordt gericht op de individuele hulpvraag. (Nijgh, L. 2007) 4.6 Samenvatting Geconcludeerd kan worden dat het intellectuele vermogen een belangrijke rol speelt bij de bepaling van de mate van de verstandelijke beperking. Ook zal in de toekomst de doelgroep in de eerstelijnszorg qua aantal zal toenemen. Dit komt doordat kinderen met een verstandelijke beperking vaker en/ of langer thuis blijven wonen en omdat veel mensen met een verstandelijke beperking buiten de instelling gaan wonen. Ook kan worden geconcludeerd dat kinderen met een verstandelijke beperking vaak trager zijn in het eigen maken van nieuwe vaardigheden in vergelijking met andere kinderen. Het is belangrijk om bij opvoeding en ondersteuning van een kind met een verstandelijke beperking je te richten op alle ontwikkelingsgebieden (Nijgh, L. 2007). Voor de ergotherapie kan dit betekenen dat er meer werk ligt op gebied van wonen en zelfredzaamheid (met o.a. ondersteuning van de ouders) en bij de ondersteuning van het kind tijdens de ontwikkeling. Bij de volwassenen met een licht verstandelijke beperking kan worden geconcludeerd dat het moeilijk is om nieuw geleerde vaardigheden te kunnen toepassen in nieuwe situaties (van Geert, 1997) en dat het kan voorkomen dat mensen met een licht verstandelijke beperking niet alleen verstandelijk, maar ook motorisch minder presteren dan normaal begaafde mensen. Dit neemt naar mate men ouder worden veelal toe. Hierin ligt voor de ergotherapie een mogelijkheid om deze mensen te ondersteunen.
18
5. Het Cliëntsysteem In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de vraag: ‘Hoe ziet het cliëntsysteem van mensen met een verstandelijke beperking eruit?’. Met het cliëntsysteem bedoelt de projectgroep alle mensen die om de cliënt heen staan. Het cliëntsysteem speelt zowel een belangrijke rol bij het ontdekken van een probleem als bij het inschakelen van de juiste discipline voor het probleem. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste mensen rondom een cliënt beschreven. In paragraaf één worden de hoofdactoren besproken. In paragraaf twee wordt het cliëntsysteem van kinderen met een verstandelijke beperking weergeven. In de derde paragraaf wordt het cliënten systeem van volwassenen met een licht verstandelijke beperking weergegeven. 5.1 De hoofdactoren Onder het cliëntsysteem verstaat de projectgroep alle personen die om een cliënt heen staan. Het cliëntsysteem bestaat uit vier hoofdactoren (RVZ, 2003) 1. De cliënt en zijn systeem 2. De samenleving 3. De faciliteerders 4. De dienstverleners Omdat het cliëntsysteem per cliënt verschilt, wil de projectgroep de belangrijkste actoren weergeven in de komende twee paragrafen. De cliëntsystemen zijn opgesteld aan de hand van de vier hoofdactoren en de verschillende interviews die de projectgroep heeft gehouden. 5.1 Het cliëntsysteem van kinderen met een verstandelijke beperking In de grafiek hieronder worden de belangrijkste mensen weergegeven uit het cliëntsysteem van kinderen met een verstandelijke beperking. Kinderen met een verstandelijk beperking
De cliënt en zijn systeem
familie
De ‘samenleving’
Omgeving
School
Leraar
De ‘faciciteerders’
overheid
Financiers
GezondheidsInstellingen
Verenigingen
Schoolarts
De dienstverleners
Mee
Huisarts
GOED
19
5.2 Het cliëntsysteem van volwassenen met een licht verstandelijke beperking In de grafiek hieronder worden de belangrijkste mensen uit het cliëntsysteem van volwassen met een licht verstandelijke beperking weergegeven.
Licht verstandelijk beperkten extern
De cliënt en zijn systeem
De ‘samenleving’
De ‘faciliteerders’
overheid
Werk/dagbesteding
Familie
Lotgenoot
vereniging
De buurt
De dienstverleners
Financiers
Gezondheidsinstellingen
Begeleiding Mee
Huisarts
GOED
5.3 Samenvatting Met het cliëntsysteem worden alle mensen bedoeld die om de cliënt heen staan. Het cliëntsysteem speelt zowel een belangrijke rol bij het ontdekken van een probleem als bij het inschakelen van de juiste hulp of discipline voor het probleem. Uit dit hoofdstuk kan worden geconcludeerd dat er veel individuen en partijen deel kunnen uitmaken van het cliëntsysteem en dat dit kan verschillen per persoon. Voor de ergotherapeut kan dit betekenen dat de kennis over de ergotherapie breed moet worden uitgezet en dat er meerdere partijen moeten worden betrokken bij het profileren van de ergotherapie. Hierdoor heeft de ergotherapie meer mogelijkheden om de cliënten te bereiken.
20
6. Trends en ontwikkeling De zorg voor mensen met een verstandelijk beperking is in Nederland volop in beweging. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste ontwikkelingen in de zorg aan mensen met een verstandelijke beperking beschreven. De verschillende ontwikkelingen worden meegenomen bij het opstellen van de uiteindelijke aanbevelingen. In paragraaf één wordt informatie gegeven over de ontwikkeling van de doelgroep. In paragraaf twee wordt de vermaatschappelijking van de zorg beschreven. In paragraaf drie staan de wet en regelgeving weergegeven en in paragraaf vier worden de ontwikkelingen van de financiering van de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking beschreven. 6.1 Ontwikkelingen van de doelgroep in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking Het exacte aantal mensen met een verstandelijke beperking is in Nederland niet bekend. Geschat wordt dat er in Nederland ongeveer 112.000 mensen met een verstandelijk beperking wonen met een IQ onder de tachtig. Van deze groep heeft bijna de helft van de mensen een lichte verstandelijke beperking (IQ tussen vijftig en tachtig) en iets meer dan de helft heeft een matige tot zeer ernstige verstandelijke beperking (IQ lager dan vijftig). Op grond van de demografische ontwikkeling wordt verwacht dat het aantal mensen met een verstandelijke beperking de komende vijftien jaar vrijwel stabiel blijft. Wel zal in deze groep sprake zijn van vergrijzing. Het percentage vijftigplussers met een verstandelijke beperking zal toenemen van 16.000 (15%) in 2002 tot 26.000 (25%) in 2020. De oudere cliënten zullen vooral behoefte hebben aan vormen van verzorgd of beschermd wonen. (Jonker, J.J. 2005) In 1998 waren er bijna zevenduizend nieuwkomers in de zorg voor mensen met een verstandelijk beperking, in 2001 waren dat er bijna negenduizend en in 2003 liep dit aantal verder op tot ongeveer vijftienduizend. Voor deze sterke groei zijn verschillende oorzaken. Zo is de groep gebruikers van de zorg aan mensen met verstandelijk beperking in de afgelopen jaren uitgebreid met mensen die zwakbegaafd zijn. Bovendien trok deze sector ook cliënten aan uit de jeugdzorg en de Geestelijke Gezondheidszorg. Deze sectoren kampten met lange wachtlijsten. De wens dat mensen met een verstandelijke beperking de mogelijkheid krijgen om zo zelfstandig mogelijk te leven, kreeg steeds meer draagvlak. Daardoor nam de vraag naar zorg op maat toe. (Jonker, J.J. 2005) Hoewel er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat het aantal kinderen met een verstandelijke beperking toeneemt, maken toch steeds meer jongeren gebruik van het speciaal onderwijs. In 2000 gaan bijna 14.000 jongeren met een verstandelijke beperking naar het ZMLK-onderwijs. Dit is zeventig procent meer dan aan het begin van de jaren negentig. Het 'weglekken' van LOM/MLK naar ZMLK, de toename van allochtonen in het speciaal onderwijs of de toename van het aantal vroeggeboorten bieden onvoldoende verklaring voor deze groei. Het vermoeden bestaat dat deze groei ook gekenmerkt wordt door de hiervoor benoemde nieuwkomers, namelijk de zwakbegaafde mensen. (De Klerk, 2002). 6.2 Vermaatschappelijking van de zorg 6.2.1 De vermaatschappelijking van de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. De laatste jaren zijn de opvattingen over de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking ingrijpend veranderd. Na de tweede wereld oorlog werd de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking geïnspireerd door het normalisatieparadigma. Deze benadering ging er vanuit dat mensen met beperkingen recht hadden op een normaal leven. Tot de jaren zeventig was het gebruikelijk om mensen met langdurige lichamelijke, verstandelijke of psychiatrische beperkingen in grote instellingen buiten de stad te huisvesten. In de jaren zeventig ontstond steeds meer kritiek op het bestaan en functioneren van de instellingen. Critici waren van mening dat deze instellingen hospitaliserend werkten. Men vond het beter om mensen met een beperking niet in de instelling op te nemen, maar wilden hen een zo gewoon mogelijk leven laten leiden. Op dit moment ontstond het beleid van extramuralisering. Extramuralisering is het verlenen van zorg buiten de muren van een instelling. Het begrip
21
vermaatschappelijking ontstond in het begin van de jaren tachtig. De geestelijke gezondheidszorg gebruikte het begrip om de extramuralisering aan te duiden. Via de term ‘vermaatschappelijking’ sprak men de wens uit dat als de zorg buiten de muren van de instelling werd verleend, de zorgvrager makkelijker kon deelnemen aan de samenleving. (Rood, 2008) Sinds enkele jaren wordt in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking steeds meer gewerkt vanuit het burgerschapsparadigma. In dit paradigma worden mensen met een verstandelijke beperking beschouwd al volwaardige burgers, die vanwege hun beperking ondersteuning nodig hebben die gericht is op de individuele situatie. Deze visie past binnen de ideeën van de vermaatschappelijking van de zorg. Hierdoor is er de afgelopen jaren een verschuiving zichtbaar van wonen op een instellingsterrein naar wonen in een ‘gewone’ woonwijk. (Jonker, J.J. 2005) 6.2.3 Omgekeerde integratie Opdat mensen met een beperking kunnen integreren, worden mensen niet alleen vanuit het instellingsterrein in de wijk geplaatst. Ook het omgekeerde komt voor. De maatschappij wordt naar het instellingsterrein gehaald. Dit noemt men omgekeerde integratie. Hierbij wordt de behuizing op het instellingsterrein omgebouwd tot een nieuwe woonwijk. In deze woonwijk komen er naast woonvoorzieningen voor cliënten, ook woningen voor de ‘gewone’ mens. (Rood, 2008) 6.3.3 Woonvoorzieningen De vermaatschappelijking heeft geleid tot verschillende soorten woonvoorzieningen, naast de bestaande woningen op instellingsterreinen. Ten eerste ontstonden gezinsvervangende tehuizen, waarin groepen van vijftien tot vijfentwintig mensen woonden en leefden. Ten tweede kwamen er sociale woningen nabij het instellingsterrein, waarin tien tot twintig mensen wonen en een normale gezinssituatie wordt nagebootst. Als laatste is er begeleid zelfstandig wonen voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Deze bewoners leven zelfstandig en krijgen een aantal uren per week ondersteuning. (Rood, 2008) 6.4.3 Visies op de vermaatschappelijking Uit verschillende onderzoeken en meningen blijkt dat er verschillend wordt gedacht over de vermaatschappelijking van de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. In 2006 is er een onderzoek uitgevoerd door het Sociaal Cultureel Planbureau (Kwekkeboom, 2006) naar de ervaringen over zelfstandig wonen en deelnemen aan de samenleving bij mensen met een verstandelijke beperking en mensen met psychiatrische problemen. Uit het onderzoek kwam naar voren dat veel cliënten tevreden waren met hun woonsituatie in de wijk, maar hun arbeidspositie vaak slecht is. Ook hebben cliënten vaak weinig sociaal contact. De conclusie uit het onderzoek was dat het wonen in een ‘gewone’ wijk niet zorgde voor een grotere deelname aan de samenleving. Gelijke gegevens kwamen uit het onderzoek van Hogeschool Avans Breda. De conclusie uit dit onderzoek was dat zowel instellingen, als cliënten en professionals zien dat er een keerzijde zit aan de vermaatschappelijking omdat de financiële mogelijkheden vaak beperkt zijn en het sociale netwerk erg klein. Ook zijn er de afgelopen jaren verschillende pogingen geweest tot vermaatschappelijking die zijn mislukt. Zo hebben de Twentse Zorgcentra in 2007 honderd cliënten terug gehaald naar het instellingsterrein vanwege de moeizame integratie en vereenzaming. De kwestie in Twente heeft aangetoond dat vermaatschappelijking van een recht een plicht lijkt te worden. De vermaatschappelijking van de zorg voor mensen met verstandelijke beperkingen moet niet over wonen gaan maar vooral ook over welzijn, vrije tijd, werk en zorg. Of de vermaatschappelijking mogelijk is, hangt af van de behoeften en mogelijkheden van een cliënt, d.w.z. van zijn sociale vaardigheden, lichamelijke beperkingen, gedragsproblemen en zorgbehoeften. Voor een kleine groep mensen is de vermaatschappelijking van de zorg niet haalbaar.(Rood, 2008) 6.3 Vraaggestuurde zorg De afgelopen jaren vindt er binnen de zorg aan mensen met een verstandelijke beperking een verschuiving plaats van aanbodgerichte zorg naar vraaggerichte zorg. Dit houdt in dat de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking niet wordt bepaald door het aanbod van een
22
voorziening maar zoveel mogelijk wordt bepaald door de wensen van een cliënt. Mensen met een verstandelijke beperking bepalen hiermee zelf hun ondersteuningsproces. Natuurlijk is het onmogelijk om volledig de wil van een cliënt te volgen. Er moet daarom gezocht worden naar een goede balans tussen de keuzevrijheid van een cliënt en de afweging van de professionals. Ook moeten de familie hierbij worden betrokken. (Sebregts, 2007) 6.4 Wet en regelgeving 6.4.1 Wet Gelijke Behandeling De wet gelijke behandeling biedt rechtsbescherming aan mensen met een beperking wanneer zij ongelijk worden behandeld in werk of onderwijs. (Ministerie van volksgezondheid welzijn en sport, 2009) Mensen met een beperking hebben dezelfde rechten en plichten als alle andere burgers. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van het gehandicaptenbeleid is dan ook de gelijke behandeling. Mensen met een verstandelijke beperking moeten op een zelfde manier kunnen participeren als mensen zonder beperking. Om te kunnen participeren, moet er soms wel een uitzondering worden gemaakt voor iemand met een beperking. Op 30 maart 2007 heeft Nederland het Verenigde Natieverdrag over de rechten van personen met handicap ondertekend. De rechten van mensen met een verstandelijke beperking zijn in de landen van de Verenigde Naties hetzelfde. Hiermee wordt bedoeld dat de rechten en gewenste ontwikkelingen in een verdrag zijn opgenomen. Het VN-verdrag, moet zorgen voor gelijke behandeling van mensen met verstandelijke beperking zodat dat zij niet gediscrimineerd worden. Hoewel Nederland het verdrag heeft ondertekend is deze nog niet geratificeerd. Nederland zou dit moeten doen aan de hand van een invoering- en goedkeuringswet. Tot op heden wordt deze ratificaties door de regering uitgesteld. (Chronische ziekte en Gehandicaptenraad, 2008) 6.4.2 Wet Maatschappelijke Ondersteuning De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) is sinds één januari 2007 van kracht. In de WMO is vastgelegd dat alle mensen met beperkingen de mogelijkheid moeten hebben om mee te doen met de samenleving. Dat meedoen, geldt voor mensen met een lichamelijke, psychische of verstandelijke beperking. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning die mensen met een beperking nodig hebben om in de samenleving te kunnen participeren. In de WMO zijn voorzieningen ondergebracht die voorheen vielen onder de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) en delen van de AWBZ. Dat betekent dat de gemeente verantwoordelijk is voor de verstrekking van huishoudelijke hulp, maar ook voor hulpmiddelen zoals rolstoelen, vervoersvoorzieningen of woningaanpassingen. (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2009) 6.4.3 Wet Sociale Werkvoorziening De Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) is er voor mensen die om verschillende redenen alleen in aangepaste omstandigheden kunnen werken. De WSW biedt zowel mensen met veel als weinig ervaring de kans om te werken. De mogelijkheden binnen de WSW zijn heel divers. Het kan gaan om werk in een zeep- of kaarsenmakerij, winkel, drukkerij, restaurant, werk op de postkamer van een bedrijf of bij de plantsoenendienst. Maar ook een baan als computerprogrammeur, webmaster, monteur, boekbinder, archivaris, portier of receptionist is mogelijk. De kwaliteiten en zelfstandigheid als WSW-werknemer staan voorop. De werkgever houdt daarbij rekening met de eventuele beperkingen. WSW-banen worden gesubsidieerd. Dat betekent dat de gemeente het grootste deel van het salaris betaalt of dat een werkgever loonkostensubsidie krijgt. (Stimulansz, 2008)
6.5 Financiering De financiering van de zorgsector onderging de afgelopen jaren de nodige veranderingen. Hieronder worden de belangrijkste veranderingen binnen de financiën van de zorg aan mensen met een verstandelijke beperking beschreven.
23
6.5.1 Zorgpakketten De financiering van instellingen is in 2009 veranderd. Voor 2009 ontvingen instellingen een bedrag op basis van de beschikbare capaciteit (het aantal bedden). Nu bepaalt de ‘zorgzwaarte’ van de cliënt het bedrag. Voor cliënten die minder zorg nodig hebben krijgen de instellingen minder geld dan voor cliënten met een grote zorgvraag. In een zorgzwaartepakket staat beschreven hoeveel en welke zorg een cliënt nodig heeft. De hoeveelheid zorg die een cliënt nodig heeft wordt vastgesteld door het ‘CIZ’ (centrum voor indicatie stelling). Als het CIZ vindt dat iemand behoefte heeft aan wonen in een woonvorm met hulp ontvangt de persoon een indicatie: ‘zorg met verblijf’. In de zorg aan mensen met een verstandelijk beperking zijn negenentwintig verschillende zorgpakketten. Deze zijn als volgt verdeeld. o Verstandelijke gehandicapten: zeven pakketten o Licht verstandelijk gehandicapt: vijf pakketten o Sterk gedraggestoorde licht verstandelijk gehandicapt, behandelcentra: één pakket o Lichamelijk gehandicapt: zeven pakketten o Zintuiglijk gehandicapt, auditief en communicatief: vier pakketten o Zintuiglijk gehandicapt, visueel: vijf pakketten. (ministerie van volksgezondheid welzijn en sport, 2009) 6.5.2 Persoonsgebonden budget Het persoonsgebonden budget (PGB) is een bedrag waarmee iemand zelf zorg, hulp en begeleiding kan inkopen. Iemand kan hiermee zelf bepalen hoe het geld wordt besteed. Een PGB kan worden aangevraagd voor iedereen met een ziekte of handicap. Het ‘centrum indicatie stelling’ stelt vast of iemand recht heeft op een PGB. (Ministerie van volksgezondheid welzijn en sport, 2009) 7.5.3 Rugzakje Ouders van kinderen met een handicap, die naar een reguliere basisschool gaan, kunnen geld aanvragen via het rugzakje. Dit geld is bedoeld voor bijzondere voorzieningen rondom school. Samen met de school beslissen de ouders waar aan dit geld wordt uitgeven. De begeleiding van deze kinderen loopt via Regionale Expertise Centra. Als het Regionale Expertise Centrum een ergotherapeut inschakelt, dan loopt de financiering via het Rugzakje. (Ergotherapie praktijk ‘zorg op maat’ 2007) 6.6 Samenvatting In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste trends en ontwikkelingen uitgewerkt. Een van de trends is de toename van de doelgroep. De redenen hiervoor zijn de uitbreiding van de doelgroep met mensen die zwakbegaafd zijn en de aantrekking van cliënten uit de jeugdzorg en de geestelijke gezondheidszorg (veelal door de lange wachtlijsten). Tevens is er een groeiende vraag naar speciaal onderwijs, maar de reden hiertoe is onbekend. Ook is er een toename van de vraag naar zorg op maat omdat ervan mensen met een verstandelijke beperking wordt verwacht dat zij zelfstandig worden. De vermaatschappelijking is een trend welk nu duidelijk zichtbaar begint te worden. Wanneer de ergotherapie inspeelt op de huidige trends en ontwikkeling zal de ergotherapeutische vraag toenemen op het gebied van wonen en zelfredzaamheid. Hierbij is het belangrijk om rekening te houden met de wetten en de mogelijkheid op financiering. De belangrijkste staan beschreven in het hoofdstuk.
24
7. Taken en diensten op het gebied van ergotherapeutische zorg voor mensen met een verstandelijke beperking In dit hoofdstuk wordt informatie gegeven over de taken en diensten van de ergotherapie in de zorg aan mensen met een verstandelijke beperking. In paragraaf één wordt het taken- en dienstenpakket van de ergotherapie bij mensen met een verstandelijke beperking besproken. In paragraaf twee wordt het huidige taken- en dienstenpakket van de ergotherapeut van ’s Heeren Loo, midden, locatie Apeldoorn beschreven. In paragraaf drie wordt het overlap tussen de verschillende disciplines beschreven. 7.1 Takenpakket ergotherapie in kader van zorg voor mensen met een verstandelijke beperking Om een adequaat beeld te vormen van de ergotherapeutische taken- en dienstenpakket in de zorg aan mensen met een verstandelijke beperking, heeft de projectgroep een enquête afgenomen onder de ergotherapeuten van ’s Heeren Loo. Vanuit de ingevulde enquêtes heeft de projectgroep een lijst opgesteld van taken en diensten van de ergotherapie in de zorg aan mensen met een verstandelijke beperking. 7.1.1 Taken Hieronder wordt de lijst van de verschillende taken en diensten van ergotherapie in de zorg aan mensen met een verstandelijk beperking weergeven. • Advies bij eet- en drinkproblemen • Advies en behandeling gericht op problemen bij ADL-vaardigheden • Behandeling en advies gericht op problemen bij schoolse vaardigheden • Behandeling en advies gericht op problemen bij spel • Behandeling en advies gericht op problemen bij vrijetijdsbesteding • Behandeling en advies gericht op problemen bij huishoudelijke taken • Sensorische integratie en/of sensomotorische integratie • Advies bij mobiliteitsproblemen o Rolstoelen o Rollator o Loopwagens enz. • Advies bij problemen met het zitten en liggen • Problemen bij het tillen en zelfstandige transfers • Maken van spalken • Advies bij aangepaste kleding • Adviseren van nieuwbouwcommissies bij nieuwbouw en renovatie van woningen en dagbestedingcentra • Adviseren van woningen en dagbestedingentra’s over woningaanpassingen • Het bieden van arbo-advies aan werknemers • Aanbieding scholing en cursussen voor begeleiding 7.2. Huidig takenpakket ergotherapeut ’s Heeren Loo, Apeldoorn De projectgroep heeft door middel van de enquête en interviews met de opdrachtgever achterhaald wat het taken- en dienstenpakket is van de ergotherapeut van ’s Heeren Loo, Apeldoorn. In deze paragraaf staan het taken- en dienstenpakket weergeven. De ergotherapeut richt zich op de volgende taken, diensten en problemen: • Advies bij eet- en drinkproblemen • Advies bij Problemen met de ADL-vaardigheden • Behandelingen gericht op problemen bij schoolse vaardigheden • Sensomotorische integratie therapie Ook neemt de ergotherapeut deel aan de volgende werkgroepen: • Het eet- en drinkteam • Het slikteam
25
7.3. Overlap met andere disciplines Tijdens het project heeft de projectgroep interviews afgenomen met de volgende disciplines: de fysiotherapie, de logopedie en de afdeling verpleegkundig materiaal. In de volgende paragraaf wordt informatie gegeven over het overlap van taken en diensten tussen ergotherapie en andere disciplines. 7.3.1 Fysiotherapie Binnen het taken- en dienstenpakket van ergotherapie en fysiotherapie is er vaak veel overlap. Ook in ’s Heeren Loo, locatie Apeldoorn is dit het geval. Een belangrijke oorzaak hiervoor is gebaseerd op het verleden. Tot vier jaar geleden was er in de instelling nog geen ergotherapeut werkzaam. De huidige ergotherapeutische taken werden toen gedaan door de fysiotherapie en logopedie. Nog steeds doet de fysiotherapie in de instelling taken en diensten die ook binnen de vakkennis van de ergotherapie passen. Dat zijn de volgende taken: • Rolstoel advies en aanpassingen • Advies zitvoorzieningen • Arbo-advies Ook wordt sensomotorische integratie therapie gegeven door zowel de ergotherapie als de fysiotherapie. 7.3.2 Logopedie Binnen ’s Heeren Loo, locatie Apeldoorn is er geen overlap zichtbaar tussen de ergotherapie en logopedie. De ergotherapie en logopedie hebben duidelijke afspraken gemaakt wanneer het gaat om eet- en drinkproblemen. De logopedie richt zich hierbij op de slikproblemen en de ergotherapie op de hulpmiddelen. 7.3.3 Afdeling verpleegkundig materiaal Afdeling verpleegkundig materiaal is een functie waarbinnen verpleegkundig materiaal wordt aangevraagd en geleverd. Afdeling verpleegkundig materiaal regelt veel verschillend materiaal zoals: Hoog-laag bedden, po-stoelen, toiletbeugels en vernevelaars etc. Het afgelopen jaar is er steeds meer samenwerking ontstaan tussen de paramedische dienst en de afdeling verpleegkundig materiaal. Afdeling verpleegkundig materiaal vraagt aan de paramedische dienst advies en hulp bij instrueren van begeleiding. Ook vraagt de paramedische dienst hulpmiddelen aan bij de afdeling verpleegkundig materiaal. In de toekomst zal de samenwerking worden vergroot door projecten zoals zorg voor decubitus. 7.4. Samenvatting Bij de instellingen van ’s Heeren Loo zijn er veel verschillen in de taken en diensten van de ergotherapie. In paragraaf één staat een verzameling weergeven van alle taken en diensten van de ergotherapie bij mensen met een verstandelijke beperking. Wanneer deze taken worden vergeleken met de taken van ’s Heeren Loo, Apeldoorn kan worden geconcludeerd dat er Apeldoorn voldoende mogelijkheid bestaat om het taken- en dienstenpakket te vergroten. Hierbij moet rekening worden gehouden met de taken en diensten van de andere disciplines, omdat er in ’s Heeren Loo, Apeldoorn is er veel overlap is tussen de verschillende disciplines. Dit is ontstaan doordat de taken tot vier jaar geleden waren verdeeld onder de verschillende discipline. In het hoofdstuk advies, algemene ergotherapie zal de projectgroep advies geven over het vergroten van het taken- en dienstenpakket.
26
8. Gegevens van de marktverkenning In dit hoofdstuk staan de uitkomsten en gegevens van de marktverkenning die de projectgroep heeft uitgevoerd. In de eerste paragraaf staan de gegevens die de projectgroep heeft verzameld uit de enquêtes. In de tweede paragraaf staan de gegevens gericht op de ergotherapeutische behoefte. In de derde paragraaf staan de samenvattingen beschreven van de interviews die de projectgroep heeft gehad met verscheidene partijen. 8.1 Uitkomsten enquête In deze paragraaf worden uitkomsten weergegeven van de enquête die is afgenomen bij de ergotherapeuten van ’s Heeren Loo. Één ergotherapeut heeft de enquête niet ingevuld en één enquête was niet volledig ingevuld. De laatste is wel gebruikt bij het opstellen van de volgende gegevens. 8.1.1 Ergotherapie bezetting In de grafieken hieronder wordt per locatie weergeven wat de bezetting is van de ergotherapeuten. In de eerste grafiek wordt weergeven hoeveel cliënten er wonen per instelling. In de grafiek ernaast staat het aantal fte. per instelling weergeven. De blauwe kolom geeft het aantal fte. zoals deze in de instelling is weer. De gele kolom geeft het aantal fte. zoals deze zou zijn wanneer alle instellingen uit 770 cliënten zou bestaan weer. De 770 cliënten zijn gebaseerd op het aantal cliënten van Apeldoorn. In beide grafieken zijn de instelling op dezelfde wijze geordend. In beide grafieken geeft kolom één Apeldoorn weer. De gegevens uit de grafieken tonen aan dat in verhouding tot het aantal cliënten Apeldoorn over de kleinste bezetting ergotherapie beschikt. Het aantal fte. bij een instelling met 770 cliënten is bij Apeldoorn het laagste. Aantal cliënten
Aantal fte. per instelling
4 1000
3,5 3
800
2,5 600
fte. Per instelling
2 cliënten
400
fte. Per 770 cliënten
1,5 1
200 0 Apeldoorn
0,5 3
6
0 Apeldoorn
4
In de eerste grafiek is te zien dat er van de locaties van ’s Heeren Loo, twee locaties groter zijn dan locatie Apeldoorn. Locatie Apeldoorn is dus een vrij grote locatie van ’s Heeren Loo. In de tweede grafiek wordt aangetoond dat Apeldoorn over de kleinste bezetting beschikt. Wanneer alle instellingen 770 cliënten zouden hebben, heeft Apeldoorn het minst aantal fte. ergotherapie. 8.1.2 Taken en dienstenpakket In de grafieken hieronder worden de gegevens uit de enquête gericht op het taken en dienstenpakket weergegeven. Van elke taak staat weergeven binnen hoeveel procent van de instellingen de taken en diensten worden verricht door de ergotherapie. Takenpakket Eten en drinken Problemen ADL-vaardigheden Problemen met spel
Taak ergotherapie 100% 100% 33%
Geen taak ergotherapie 0% 0% 67%
27
Problemen vrijetijdsbesteding Problemen met huishoudelijke taken Problemen schoolse vaardigheden Sensorische problemen Mobiliteitsproblemen Problemen bij het zitten en liggen Dienstenpakket Adviezen nieuwbouw Woningaanpassing Arboadvies Aanbieding scholing en cursussen
67% 50% 67% 100% 67% 83%
33% 50% 33% 0% 33% 17%
67% 67% 50% 67%
33% 33% 50% 33%
Aanvulling op taken- en dienstenpakket enquête: De volgende taken worden door één van de instelling ingevuld als voor hen nog een belangrijke taak: • Problemen met tillen en zelfstandige transfers • Spalken • Aangepaste kleding • Sta-ortheses en loophulpmiddelen • Eet en drinkproject Samenvatting: De ergotherapie in ’s Heeren Loo-Apeldoorn richt zich op de volgende taken: • ADL-vaardigheden • Probleem schoolse vaardigheden • Eet en drinkproblemen • Sensorische problemen De andere taken en diensten worden in de instelling niet vervuld of vervuld door een andere discipline. De gegevens uit de enquête tonen aan dat alle genoemde ergotherapeutische taken en diensten tot de mogelijkheid behoren van ergotherapeuten werkzaam in de zorg aan mensen met een verstandelijke beperking, o.a. omdat alle genoemde taken worden ingevuld door in ieder geval twee instellingen. 8.1.4. Verdeling taken onder verschillende disciplines In de volgende paragraaf staat weergeven wat de overlap en verschillen zijn tussen de instelling wanneer het gaat om dienst en taakverdeling. In de enquête gaf 50% van de respondenten aan dat er geen duidelijke taakverdeling was, 33% vindt dat de taakverdeling goed is geregeld en 17% heeft hierover geen mening. In de tabel hieronder staat in het kort weergeven wat de overlap is en welke afspraken er zijn gemaakt. Overlap en afspraken tussen andere disciplines Overlap/afspraken Overlap/afspraken logopedie fysiotherapie Apeldoorn In goed overleg, In goed overleg,
Bij eten en drinken tot de mond Instelling 1
Logo doet eten en drinken, te weinig wordt advies gevraagd aan ET.
Instelling 2
Duidelijke afspraken over eten en drinken, communicatie en hulpmiddelen
afspraken SMI, ergotherapie doet fijn motorisch Samen overleg over zit-sta houding vraag gaat naar degene met de meeste tijd Alles wordt overlegd. Duidelijke afspraken zijn FT: rolstoel en arbo ET: andere
Overlap/afspraken andere disciplines
Veel samenwerking met speltherapeut
Samenwerking met speel-o-theek, instrumentmaker en diëtetiek
28
Instelling 3 Instelling 4
Instelling 5
Instelling 6
Bij verdelingen van aanvragen verdeelt Duidelijke afspraken over eten en drinken en communicatie en hulpmiddelen Goede afspraken over communicatie en eten en drinken
Duidelijke afspraken over eten en drinken. Bij communicatie veel overlap.
zitvoorzieningen Bij verdelingen van aanvragen verdeeld FT: Behandelend, SI ET: Adviserend, rolstoelen en loophulpmiddelen Ft: lopen, liggen, trainen ET: praktisch handelen, hulpmiddelen. Behalve loophulpmiddelen en spalken (FT) FT: problemen rondom bewegen. ET: Praktische problemen
Werkgroepen en advies geven aan wijkverpleegkundige Initieel overleg diëtetiek, bewegingsagoog en spelbegeleiding
Samenvatting: De gegevens tonen aan dat in ieder geval de helft van de ergotherapeutische afdelingen binnen ’s Heeren Loo te maken heeft met taakoverlap met andere disciplines. 8.1.5. Regionaal overleg Alle acht instellingen van ’s Heeren Loo nemen deel aan het overleg van ’s Heeren Loo. Vijf instellingen nemen ook nog deel aan een ander regionaal overleg. 8.1.6. Externe ergotherapie In de volgende paragraaf worden de verkregen gegevens over de externe ergotherapie weergeven. Één instelling gaf aan geen externe cliënten te behandelen, de andere instellingen behandelen wel externe cliënten. In de tabel staat weergeven welke doelgroepen er zijn bij de externe ergotherapie. De tabel laat tevens zien hoeveel instellingen externe cliënten behandelen.
Aantal instellingen
Speciaal onderwijs Integrale vroeghulp Huisartsen MEE Dagcentra Thuiswonende cliënten Begeleid wonen gezinvervangend tehuis kinderdagverblijf Gezinsvervangende tehuis
0
0,5
1
1,5
2
2,5
3
3,5
Samenvatting: Bij de antwoorden van de enquête gaf één instelling aan geen externe cliënten te behandelen. Alle andere instellingen waaronder Apeldoorn geven aan dit wel te doen. Wel wordt zichtbaar uit de enquêtes dat de externe ergotherapie zich vaak richt op één of twee gebieden. Er is
29
geen instelling die zichzelf extern richt op alle mensen met een verstandelijke beperking van de regio. Deze gegevens tonen aan welke externe mogelijkheden er zouden kunnen bestaan voor de ergotherapie van Apeldoorn. Er zijn veel verschillende gebieden waarop de ergotherapie zich kan richten. 8.1.5. Profilering Er zijn vijf instellingen die externe cliënten behandelen. In de volgende paragraaf richt ik mij enkel op deze vijf instelling.
Vindt er een verwijzing plaats door externe instellingen Hebben de externe instelling kennis over ergotherapie Hebben deze voorziening voorlichting gekregen over ergotherapie Welke vorm van voorlichting is er toegepast
Verstrekken de externe instellingen ook voorlichtmateriaal Van de ergotherapie
Apeldoorn
Instelling 2
Instelling 3
Instelling 4
Instelling 5
Nee
Ja
Ja
Ja
Ja
Nee
Nee
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
-
folders brief huisarts voorlichting terugkoppeling huisarts leerkracht
Nee
Onbekend
Folders Brieven
Nee
Enkel algemene folder ’s Heeren Loo
Nee
Ja Alleen de ZMLK-school Bij ZMLKschool Presentatie FunctieBeschrijving
Nee
Aanvulling van één instelling: De verwijzingen/aanmeldingen komen vanuit AVG poli ziekenhuis (via eigen instellingsarts) of vanuit schoolarts of fysiotherapeuten, zelden uit eigen initiatief van de cliënt (vertegenwoordigers) op basis van kennis van ons beroep. 8.2 Te verwachten ergotherapeutische behoefte Tijdens de marktverkenning heeft er een interview plaatsgevonden met de dagbesteding de Mackerij en de Binnentuin. Dit is een plek waar mensen met een licht verstandelijke beperking werken. In dit interview is er gevraagd naar het algemeen functioneren, gebruik van mogelijkheden van de werknemers en de bekendheid van de ergotherapie. Duidelijk bleek dat de ergotherapie niet wordt ingeschakeld. De bekendheid is minimaal en de begeleiding accepteert beperkingen of traint zelf de werknemers op nieuwe taken. Gezegd moet worden dat de werkplaats goed georganiseerd is en goed lijkt te functioneren, maar dat alle mogelijkheden niet optimaal worden gebruikt. Er is een taakverdeling en wanneer een werknemer daarin functioneert, zal een taakuitbreiding niet direct aan de orde zijn. Er zijn medewerkers van twee verschillende woningen uit de eerstelijnszorg geïnterviewd. Vragen over de kennis van de ergotherapie en gebruik van de ergotherapie werden gesteld. Verder waren er vragen over de behoefte van de medewerkers en de bewoners van de
30
woningen in de toekomst ten aanzien van de ergotherapie. En/ of de groepen adviezen hadden uit eerdere ervaringen met de ergotherapie of ten aanzien van profilering. Opvallend was dat de antwoorden zeer verschillend waren. Bij een groep waar mensen wonen met een hoog niveau, is de kennis aanwezig; De begeleiding van deze groep weet welke vragen bij de ergotherapie horen (maken gebruik van aangepast bestek), terwijl de andere groep (eveneens een woning voor hoog niveau cliënten) amper tot geen kennis heeft van de mogelijkheden. De groep die geen kennis heeft van de mogelijkheden staat wel open voor scholing, kennisvergroting over de mogelijkheden. 8.3 Gegevens interviews Tijdens de marktverkenning heeft de projectgroep verschillende interviews afgenomen met de verschillende disciplines ’s van Heeren Loo, Apeldoorn en met de gemeente. In deze paragraaf staan de resultaten van de interviews beschreven. Allereerst worden de gegevens van interviews met de paramedische dienst beschreven. Begonnen wordt met de fysiotherapie hierna volgt de logopedie. Hierna de gegevens van het interview met de arts en het verpleegkundig materiaal. Als laatste staat er een samenvatting van de gesprekken met de gemeente over het GOED. 8.3.1 Fysiotherapie In het gesprek met een fysiotherapeute kwam naar voren dat de ergotherapie weinig aanwezig is en haar eigen taken heeft waar weinig zicht op is. Veel vragen worden vaak doorgespeeld naar de fysiotherapie of de logopedie, dit omdat voor de komst van de ergotherapie deze verdeling al bestond. Vaak worden vragen doorgespeeld aan de fysiotherapie, omdat de bezetting beter is en er dus een snellere reactie gegeven kan worden. 8.3.2 Logopedie Twee werkgroepen waar logopedie en ergotherapie aan deelnemen: 1. Eet en drinken: bezig met preventie voor eet en drinkproblematiek 2. Slikproblemen: complexe problemen, advies in een team richting eten Kennis over het takenpakket van Daphne is minimaal en voor de logopedie een grijs gebied. Één van de logopedisten werkt ook in een verpleeghuis en is hier wel bekend met de taken van ergotherapie. Zij is van mening dat de taken van de ergotherapie hier minder breed zijn en ziet hier veel overlap met de fysiotherapie. Met SI vragen gaat logopedie naar de fysiotherapie, het is wel bekend dat ze af en toe hierin iets samen doen. De logopedie behandelt ook externe cliënten. Geeft hierbij aan dat ze ook willen gaan profileren. Op dit moment komen de aanvragen vaak via mond-op-mond reclame. Bieden logopedie bij mensen thuis en bij het Rietveld. Profilering vindt op dit moment plaats aan de hand van een folder, dit is niet zinvol geweest. Afdeling logopedie geeft aan dat profilering per discipline plaats vindt en niet als paramedisch team. 8.3.3 De artsen De arts geeft aan haast nooit cliënten rechtstreeks te verwijzen naar de ergotherapie. De arts verwijst cliënten met problemen vaak door naar de fysiotherapie, vanuit hier worden cliënten wanneer nodig verwezen naar de ergotherapie. Dit komt omdat de arts niet voldoende inzicht heeft over de taken van de ergotherapie en niet weet welke cliënten en problemen kunnen worden doorverwezen. Ook hebben wij aan de arts gevraagd naar een manier om hen (artsen) beter inzicht te geven in de taken van ergotherapie. Deze raadde ons aan dat Daphne een keer uitleg moest komen geven over ergotherapie op een artsenoverleg. (deze vindt ongeveer drie keer per maand plaats).
31
8.3.4 Afdeling verpleegkundig materiaal Afdeling verpleegkundig materiaal regelt al het bijzonder verpleegkundig materiaal. In het verleden werkten de afdeling bijna niet samen met de paramedische dienst. Hier komt langzaam verandering in sinds iemand anders afdeling verpleegkundig materiaal heeft overgenomen. Op dit moment bestelt de afdeling verpleegkundig materialen voor de paramedische dienst bij vaststaande leveranciers. Ook vraagt afdeling verpleegkundig materiaal advies en hulp bij adviseren aan de paramedische dienst. Hierdoor heeft afdeling verpleegkundig materiaal steeds vaker contact met ergotherapie. Op dit moment zijn er tevens plannen om een decubitus werkgroep op te richten bestaande uit: afdeling verpleegkundig materiaal en ergotherapie. 8.3.5 GOED Een GOED is een gezondheidscentrum waarin huisartsen en andere zorgverleners samenwerken in één organisatie, vanuit een gemeenschappelijke doelstelling en een gemeenschappelijk gebouw. Een vast criterium is de samenwerking van minimaal drie disciplines uit de eerstelijnszorg waarvan in elk geval huisartsen deel uitmaken. Disciplines die veel in een GOED samenwerken zijn: huisartsen, fysiotherapeuten, tandartsen, logopedisten, thuiszorg, maatschappelijk werk en een apotheek. • Realiseren van tenminste één GOED per wijk. • Het vergroten van de toegankelijkheid (bereikbaarheid) en de kwaliteit van de eerstelijnsvoorzieningen voor de burgers. Apeldoorn is niet bevoegd om te bepalen waar de eerstelijnszorg zich vestigt, maar vanaf 2003 bleken er veel opmerkingen te komen over de slecht verzorgde eerstelijnszorg in Apeldoorn; dit heeft gezorgd voor een convenant, met daarin een groeimodel wat de basis werd voor de huidige eerstelijnszorg. De samenwerking met o.a. SCOOP (diagnostisch centrum), apothekers, thuiszorg & maatschappelijk werk zorgen voor de basisbehoefte binnen de zorg en zijn de directe verwijzing naar de disciplines die een dienst verlenen gericht op de kwaliteit van leven, dus ook de ergotherapie. Echter zijn veel elementen al onderverdeeld. Bijvoorbeeld het Portaal in Apeldoorn welk de voorzieningen aan gehandicapten levert en deze ook indiceert. De huidige GOEDEN lijken geen ergotherapie te kennen, althans de beleidsmedewerkers kunnen er geen noemen. Hier volgt een overzicht van de GOEDEN. Apeldoorn hanteert GOED zorgcentra door heel Apeldoorn waarvan een themakaart aanwezig is die dit in kaart brengt, deze is niet digitaal vrijgegeven omdat het niet up tot date is en de gemeente dergelijke stukken niet vrijgeeft. Hiervan een kort overzicht: Bestaande GOEDEN: • Eglantier • Waleweingaarde • De Linie (praktisch naast ’s Heeren Loo midden Nederland) • Aletta Jakobs Gerealiseerde en/ of GOEDEN in ontwikkeling: • Loolaan • De Heeze/ Europaweg • Dok Zuid • Hoenderloo • Stationsstraat/ Molenstraat (ontwikkeling stagneert) • Ankelaar (dependance Kristal richting Zuidbroek) Vernieuwing of wenselijke GOEDEN: • Juliana-locatie (oud ziekenhuis gebied) • Kanaalzone • Orden • Hubertus (voorheen zorgcentrum) Er is een kadernota aanwezig waarin een tijdspad wordt aangegeven deze ontwikkelingen, worden echter niet vrijgegeven.
8.4 Gesprekken en observatie ergotherapeut Tijdens de initiatieffase heeft de projectgroep verscheidene keren gesprekken gehad met de afdeling ergotherapie. Ook heeft de projectgroep de opdrachtgever geobserveerd gedurende een werkdag. Uit de gesprekken en observatie kwam duidelijk naar voren dat afdeling ergotherapie onvoldoende rapporteert. Hierdoor is de verslaglegging onvoldoende en is er weinig zicht op de werkzaamheden en resultaten van de afdeling ergotherapie. 8.5 Beoordelen van promotiemateriaal Tijdens de marktverkenning heeft de projectgroep het promotiemateriaal van de ergotherapie beoordeeld. De projectgroep acht de informatie in de folder niet als slecht maar de folder is niet professioneel. De folders richten de informatie op één gebied van de ergotherapie. Twee folders zijn gericht op kinderergotherapie, hierbij wordt aangegeven dat ergotherapie op kindergebied onderontwikkeld is. Deze informatie komt niet professioneel over bij de beoogde lezers van de folder. Ook is de projectgroep van mening dat de plaatjes in de folder onduidelijk zijn en hierdoor weinig functie hebben.
33
9. Conclusie en aanbevelingen 9.1 Conclusie Op basis van de marktverkenning en de literatuurstudie die de projectgroep heeft uitgevoerd, kan worden geconcludeerd dat er voldoende ergotherapeutische vragen aanwezig zijn bij zowel de interne als de externe cliënt. De projectgroep heeft aan de hand van de demografische gegevens weergegeven hoe de bevolking van Apeldoorn er uit ziet. Precieze cijfers van het aantal mensen met een verstandelijke beperking in 2009 zijn onbekend. Wel zijn er cijfers en voorspellingen opgesteld in 2003. Deze voorspellingen geven aan dat er op dit moment ongeveer twee duizend mensen met een verstandelijke beperking woonachtig zijn in Apeldoorn. Hiervan zijn er ongeveer 770 woonachtig op het terrein van ’s Heeren Loo. Wanneer je deze cijfers vergelijkt met de cijfers verkregen uit de enquête, beschikt ’s Heeren Loo, Apeldoorn over een grote groep mensen met een verstandelijke beperking. Ook in de rest van Apeldoorn wonen veel mensen met een verstandelijke beperking. Daarentegen is het aantal fte. in Apeldoorn het laagst. Wanneer er vanuit wordt gegaan dat de cliëntengroep in Apeldoorn ongeveer evenveel vragen heeft als cliënten in andere delen van Nederland, zou er in Apeldoorn voldoende ergotherapeutische vragen aanwezig moeten zijn. Wanneer de projectgroep kijkt naar de trends en ontwikkeling in de zorg aan mensen met een verstandelijke beperking, kan er worden geconcludeerd dat er vanuit de trends een kans bestaat op meer vraag naar ergotherapie. Binnen de trends en ontwikkelingen staat de vermaatschappelijking centraal en zullen mensen met een verstandelijke beperking in de toekomst vaker meedoen in de maatschappij. Hierdoor wordt de zelfstandigheid van mensen met een verstandelijke beperking steeds belangrijker. Wanneer de ergotherapie zich richt op de vragen die kunnen ontstaan bij de vermaatschappelijking kan de vraag naar ergotherapie worden vergroot. Hoewel de projectgroep van mening is dat er voldoende vragen zijn, bereiken deze vragen op dit moment niet de ergotherapie. De projectgroep heeft verschillende activiteiten ondernomen om te achterhalen waar dit aan ligt. Uit de verschillende interviews kwam duidelijk naar voren dat de afdeling ergotherapie vrij onbekend is, zowel intern als extern. Begeleiders, paramedici, artsen en de gemeente zijn niet bekend met de precieze taken en diensten van de afdeling ergotherapie. Hierdoor wordt de afdeling ergotherapie weinig ingeschakeld. Ook zijn begeleiders vaak niet in staat om de juiste hulpvragen te signaleren en te formuleren. Eén van de redenen hiervan is dat ergotherapie nog maar kort bestaat bij ’s Heeren Loo, Apeldoorn. De functie bestaat op dit moment vier jaar. Hierdoor heeft de afdeling ergotherapie een klein netwerk en is er veel overlap tussen de taken van de afdeling fysiotherapie en de afdeling verpleegkundig materiaal. Een ander punt is de beperkte aanwezigheid. De afdeling fysiotherapie gaf aan eventuele ergotherapeutische vragen zelf uit te voeren omdat er niemand aanwezig is bij de afdeling ergotherapie. Wanneer de bekendheid van de ergotherapie in de eerstelijnszorg wordt, bekeken is deze vrij beperkt. Tot op heden zijn er weinig gerichte stappen ondernomen om de ergotherapeutische eerstelijnszorg op gang te zetten. Hierdoor is het cliëntsysteem in de eerstelijnszorg onbekend met de mogelijkheid tot ergotherapie. 9.2 Aanbevelingen De aanbevelingen zijn gericht op de afdeling ergotherapie en verdeeld onder de volgende kopjes: Organisatie, ergotherapie algemeen, eerstelijnszorg, andere disciplines en promotiemateriaal. Bij elke aanbeveling wordt aangegeven welk probleem de projectgroep is tegen gekomen tijdens de marktverkenning en waar dit probleem naar voren kwam. De aanbevelingen zijn, onderbouwd met behulp van informatie uit de marktverkenning en de bestudeerde literatuur. Bij enkele aanbevelingen wordt, aangegeven hoe een probleem het best kan worden aangepakt. Hier heeft de opdrachtgeefster dan specifiek om gevraagd.
34
9.1.2 Organisatie Adequate bereikbaarheid van de afdeling ergotherapie Tijdens interviews in de definitiefase kwam naar voren dat woon- en dagbestedingsgroepen vaak het e-mailadres van de ergotherapie niet kunnen vinden. Op dit moment is het emailadres alleen te vinden onder de naam van de ergotherapeut. Wanneer begeleiders de naam van de ergotherapeut niet kennen wordt de e-mail vaak niet verstuurd of deze wordt verstuurd naar de afdeling fysiotherapie. Hierdoor loopt de afdeling ergotherapie veel vragen mis. Duidelijk afwezigheidsplan voor de afdeling ergotherapie Tijdens verschillende interviews in de definitiefase kreeg de projectgroep vaak te horen dat de afdeling ergotherapie slecht te bereiken is. Dit komt door de beperkte aanwezigheid van de afdeling ergotherapie. Wanneer de afdeling ergotherapie niet aanwezig is, worden vragen uitgevoerd door andere disciplines. Hierdoor loopt de afdeling ergotherapie vragen mis. De projectgroep is van mening dat er een plan moet worden opgesteld om de bereikbaarheid te vergroten aan de hand van een afwezigheidsplan. Adequate telefonische bereikbaarheid Gedurende de marktverkenning kwam naar voren dat de afdeling ergotherapie slecht telefonisch te bereiken is. Dit komt door de beperkte aanwezigheid van de ergotherapeut en bij aanwezigheid is de ergotherapeut vaak bezig met behandelen en het geven van advies. Uit een onderzoek van zorgvisie komt naar voren dat bellers naar zorginstellingen grotendeels ontevreden zijn met de bereikbaarheid, vooral wanneer de bellers een specifieke contactpersoon willen spreken. Bellers vinden het vooral vervelend dat er niet wordt opgenomen of niet of te laat wordt teruggebeld. Wanneer de eerstelijnszorg wordt uitgebreid, zal de afdeling ergotherapie steeds vaker gebeld worden. Hiermee wordt de telefonische bereikbaarheid erg belangrijk. (Symphony Technologie, 2009) Uitbreiden fte. ergotherapie Uit de marktverkenning komt naar voren dat veel problemen verband houden met de beperkte aanwezigheid van de ergotherapeut. De projectgroep raadt de afdeling ergotherapie aan om duidelijk te kijken naar het aantal fte. en de invulling van deze uren 9.2.2 Algemeen ergotherapie Vergroten van de naamsbekendheid afdeling ergotherapie Uit de marktverkenning komt naar voren dat de taken van de ergotherapie onbekend zijn, zowel intern als extern. De woon- en dagbestedingsbegeleiding weten vaak niet van het bestaan van de afdeling ergotherapie of zijn onbekend met de taken en diensten van de afdeling. De projectgroep is van mening dat het belangrijk is om de naamsbekendheid te vergroten. Ook de onderstaande punten zijn belangrijk bij het vergroten van de naamsbekendheid: 1) Weet en maak zichtbaar waarin de afdeling ergotherapie uniek en onderscheiden is. Uit de marktverkenning kwam naar voren dat de meerwaarde van ergotherapie onbekend is bij andere disciplines, cliënten en het cliëntensysteem. Daarom raadt de projectgroep aan de meerwaarde van ergotherapie duidelijk aan te geven. (Kwakman, 2004) 2) Vorm een visie over de afdeling ergotherapie
35
De projectgroep is van mening dat het belangrijk is om een visie te vormen over de ergotherapie van ’s Heeren Loo Apeldoorn en deze op papier te zetten. Uit de marktverkenning blijkt dat het voor professionals vaak lastig is om te formuleren wat hun vakgebied inhoudt. Wanneer hun visie duidelijk is geformuleerd kan deze ook worden gecommuniceerd en worden gebruikt bij behandelingen, voorlichting, de folder en de internetsite. (Kwakman, 2004) 3) Maak een productomschrijving Tijdens de marktverkenning kwam naar voren dat er niets op papier staat over welke taken en diensten er toebehoren aan de afdeling ergotherapie. Het projectteam raadt de afdeling ergotherapie aan een lijst te maken waarin alle taken en diensten worden beschreven. Deze productomschrijving geeft het cliëntsysteem inzicht in de vragen en problemen waarmee het cliëntsysteem naar de ergotherapie kan gaan. Takenpakket Uit de marktverkenning komt naar voren dat de afdeling ergotherapie een beperkt aantal taken heeft. Bovendien is er veel overlap met de taken van de afdeling fysiotherapie. De projectgroep raadt de afdeling ergotherapie aan het takenpakket te differentiëren. Samen met de ergotherapeut is de volgende lijst van taken gemaakt. • Behandelingen en advies gericht op spel en vrijetijdsbesteding. • Behandelingen en advies gericht op problemen bij huishoudelijke taken. • Advies bij aangepaste kleding. • Adviseren van nieuwbouw en renoveren. • Het bieden van arbo-advies aan werknemers. • Aanbieden scholing en cursussen voor begeleiding. Persoonlijk ontwikkelingsplan In overleg met de ergotherapeut heeft het projectgroep besloten dat het belangrijk is om een persoonlijk ontwikkelingsplan op te stellen. Door middel van een persoonlijk ontwikkelingsplan kan gewerkt worden aan persoonlijk doelen. Daarmee kan de afdeling ergotherapie in beeld brengen hoe het profileren wordt aangepakt. Hierdoor kan er continu worden aangetoond wat de vaardigheden, kennis en competenties van de ergotherapeut zijn. Daardoor krijgen de andere disciplines meer inzicht in het vakgebied van ergotherapie en de meerwaarde hiervan. (Brouns, 2008) Stappen van een persoonlijk ontwikkelingsplan: Stap 1: Waar staat u op dit moment? • Waar bent u goed in? • Wat wilt u verbeteren? Stap 2: Waar wil u heen? • Aan welke competenties wilt u werken? • In welke richting wilt u ontwikkelingen? Stap 3: Passen u wensen binnen het profileringplan? • Passen u wensen binnen het plan ter verbetering van de bekendheid van ergotherapie? Stap 4: Hoe kom je daar? • Stel SMART doelen op? • Onderzoek je behoefte aan ondersteuning (geld/tijd/middelen en aandacht) Stap 5: Welke stappen ga je daar toe zetten? • Welke activiteiten gaat u ondernemen? • Hoe kunnen je collega’s u hiermee te helpen? Stap 6: Voer het plannen uit • Voer stappen uit en stel plan zo mogelijk bij. Stap 7: Evalueer het traject • Evalueer de doelen en de genomen stappen. • Stel een nieuw plan op en blijf continu vernieuwen. (Engelaer training en advies, 2008)
36
Adequate verslaglegging In de gesprekken met de afdeling ergotherapie kwam naar voren dat er binnen de afdeling weinig verslaglegging plaats vindt. De projectgroep is van mening dat het belangrijk is om aan dit punt te werken. Adequate verslaglegging is belangrijk om de volgende redenen: • Om eigen handelen te sturen, te bewaken en/of te evalueren. • Om eventuele overdracht naar collega’s te vergemakkelijken. • Om gegevens na te gaan wanneer u een verslag wilt opstellen voor de verwijzer/begeleiders en of andere disciplines. • Om je werk inzichtelijk te maken voor verwijzers, cliënten en andere disciplines. • Om gegevens te kunnen tonen om die kwaliteit van de ergotherapie aangeven. • Om cliënten/cliëntsyteem te informeren zodat deze een keuze kan maken over de behandeling. • Om gegevens uit te kunnen wisselen voor de communicatie met zorgverzekeraars en de gemeente. Ook is een therapeut verplicht volgens de wet WGBO (de Wet op Geneeskundige Behandelingsovereenkomst) een dossier bij te houden en deze moet minstens tien jaar worden bewaard. (NVE, 2000) 9.2.3 Eerstelijnszorg Adequaat netwerk Tijdens de marktverkenning werd duidelijk dat de afdeling ergotherapie extern onbekend is. Ook heeft de afdeling ergotherapie een beperkt netwerk en netwerkvaardigheden. Literatuur toont aan dat het hebben van een netwerk belangrijk is bij het opzetten van eerstelijnszorg. Het projectgroep verstaat onder netwerken: het opbouwen en onderhouden van relaties op basis van gezamenlijk vertrouwen en respect, voor de langere termijn. (Reinders, 2007) Onderstaande punten zijn belangrijk bij het opzetten van een adequaat netwerk: 1) Zorg voor een goed intern netwerk. 2) Zorg voor een goed extern netwerk. • Bedenk van tevoren wat de ergotherapie de andere partij te bieden heeft. • Maak de eerste keer altijd persoonlijk contact. • Maak tijdens een afspraak kort en krachtig duidelijk wat ergotherapie is. (voor wie kan je van nut zijn, wanneer en hoe?) • Vraag in plaats van te vertellen. Luister naar de ander en toon interesse. (weet waarin de ander geïnteresseerd is.) • Het tweede contact kan ook plaatsvinden aan de hand van een e-mail of een telefoongesprek. • (Reinders, 2007) (Krauwurst, 2008) 3) Onderhoud contacten Bij een goed netwerk is het van belang deze goed te onderhouden. Hieronder volgt een opsomming van punten die belangrijk zijn bij het onderhouden van een netwerk. • Heeft u een nieuw contact informatie beloofd, stuur dit dan binnen 24-uur naar hen op. • Vraag niet alleen maar geef ook iets terug. • Hou de contacten op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen. • Bouw een vertrouwensband op. • Zorg voor regelmatig contact. 4) Verslaglegging van het netwerk. De projectgroep is van mening dat het belangrijk is bij te houden welke gegevens je naar welke contacten hebt opgestuurd, en wanneer je voor het laatst contact hebt opgenomen met een persoon. (Reinders, 2007)
37
Inzichtelijk werkgebied Om het beeld van het potentiële werkterrein van de ergotherapeut m.b.t. de doelgroep te verduidelijken heeft het projectgroep gegevens over het werkgebied opgezocht. Deze gegevens staan in hoofdstuk drie beschreven. Om het werkgebied overzichtelijk te houden, raadt het projectgroep aan om een kaart van de regio Apeldoorn op te hangen. Op deze kaart kan de ergotherapeut aan de hand van punaises aangeven welke gebieden bekend zijn met de ergotherapie en in welke gebieden de mogelijkheid bestaat om de ergotherapie te profileren. Op deze kaart kan duidelijk worden aangegeven waar de scholen, dagbestedingcentra en GOEDEN zijn gevestigd. Op deze manier kan worden bij gehouden hoe de profilering verloopt en wat de volgende stappen zijn. Profilering bij de GOEDEN Tijdens de marktverkenning heeft de projectgroep contact opgenomen met de gemeente Apeldoorn. Tijdens dit gesprek werd aangegeven dat de eerstelijnszorg in Apeldoorn in de toekomst wordt geregeld door GOEDEN (gezondheidzorg onder één dak). In elke wijk van Apeldoorn komt er een GOED, die de eerstelijnszorg regelt in deze wijk. Om de eerstelijnszorg blijvend uit te voeren, zal de afdeling ergotherapie contact moeten leggen met de verschillende GOEDEN. De projectgroep heeft een gesprek gehad met Jeanette Huizer (regioadviseur eerstelijnszorg CARANS-SCOOP). Uit dit gesprek kwam naar voren dat de GOEDEN, ’s Heeren Loo zien als een intramurale zorgverlening. Hierdoor zullen GOEDEN niet snel contact opnemen met ’s Heeren Loo. Om te kunnen profileren binnen de GOEDEN, werd in de gesprekken aangegeven dat de afdeling ergotherapie persoonlijk contact moet opnemen met de verschillende GOEDEN. Ook wordt er geadviseerd om goed bereikbaar te zijn, om direct te kunnen antwoorden bij de eerste verwijzingen. Profilering bij het speciaal onderwijs Tijdens de marktverkenning kwam naar voren dat de afdeling ergotherapie contact heeft opgenomen met verschillende scholen en dat de afdeling ergotherapie in één school cliënten heeft behandeld. Bij deze laatste school is het contact de afgelopen tijd minder goed geworden. De projectgroep is van mening dat het via speciaal onderwijs mogelijk is om de eerstelijnszorg uit te breiden. De projectgroep is van mening dat bij de profilering bij het de scholen de volgende stappen belangrijk zijn. Deze informatie is gebaseerd op literatuur, een interview met de ergotherapeut van ’s Heeren Loo, Apeldoorn en een gesprek met een school in het speciaal onderwijs: • Zoek de achtergrond van de school uit. Denk hierbij aan het bezoeken van de internetsite, uitzoeken van de doelgroep, uitzoeken van de disciplines, is er al een ergotherapeut werkzaam? Heeft de school al een overeenkomst met een andere instelling? Zoek uit met wie het beste contact kan worden opgenomen. Veel scholen hebben bijvoorbeeld een commissie van begeleiding of een interne begeleider, schoolartsen en orthopedagogen in dienst. (SBO de Boemerang, 2009) (SBO de vorm, 2009) (SBO Prinsenhof, 2009) (Zonnehoek, 2009) • Bedenk van tevoren wat de afdeling ergotherapie de school te bieden heeft. Welke therapieën worden al aangeboden? En wat kan de ergotherapie daarop aanvullen? • Maak een afspraak met een contactpersoon en spreek persoonlijk af. • Vertel de contactpersoon wat de ergotherapie kan bieden, maar luister ook naar zijn verhaal. Toon interesse. • Bouw een goed netwerk op in de school aan de hand van netwerkvaardigheden. • Behoud voldoende contact, en maak afspraken om de samenwerking te evalueren. (Reinders, 2007)
38
Profilering bij externe woning- en dagbestedinggroepen Tijdens de gesprekken met woon- en dagbestedingsbegeleiding kwam naar voren dat deze vaak niet weten van het bestaan van de afdeling ergotherapie op ’s Heeren Loo (o.a. de Binnentuin/ Mackerij). Wanneer een woongroep wel bekend is met het bestaan van de afdeling ergotherapie, is kennis over het takenpakket vaak onbekend. Het is daarom van belang om de bekendheid over de afdeling ergotherapie onder woning- en dagbestedingsgroepen te vergroten. Ook kwam er tijdens de marktverkenning naar voren dat groepen onderling vaak weinig informatie uitwisselen. Het is daarom belangrijk om de groepen afzonderlijk te informeren. De groepen moeten door middel van de informatie, zelf in staat zijn om hulpvragen te formuleren. De naamsbekendheid kan worden vergroot door: • Persoonlijk contact met de woon- en dagbestedingsgroepen. • Het ophangen van posters waarmee geïnformeerd wordt naar de afdeling ergotherapie. In de gesprekken met een woongroep (Duinroos) werd aangegeven dat folders vaak niet werken omdat deze enkel worden gelezen door diegene die hem ontvangt en niet door al het personeel van een afdeling. • Zorg voor een goede bereikbaarheid Woon- en dagbestedingsgroepen gaven aan dat wanneer de groep geen respons krijgt bij het telefoneren, men afhaakt en op een andere manier het probleem probeert op te lossen. Profilering bij diverse zorgcentra Naast bovengenoemde instellingen zijn er ook nog mogelijkheden om de eerstelijnszorg te profileren aan de hand van de volgende instituten: thuiszorg, MEE, integrale vroeg hulp, regionaal expertise centrum groot Gelre, SCOOP (service organisatie eerstelijnszorg), de Kap (mantelzorg) etc. Financiën Vanuit gesprekken met de ergotherapeut kwam naar voren dat de financiën rondom externe cliënten niet altijd goed geregeld is. De projectgroep raadt daarom aan hier nader onderzoek naar te doen en hier een goed plan voor op te stellen. 9.2.4 Overige hulpverleners Naamsbekendheid afdeling ergotherapie bij artsen ’s Heeren Loo In het gesprek met de arts kwam naar voren dat de arts niet weet welke vragen er kunnen worden doorgespeeld naar de afdeling ergotherapie. Hierdoor worden veel vragen doorgestuurd naar de afdeling fysiotherapie. Tijdens het gesprek gaf de arts zelf aan dat de ergotherapeut van de afdeling ergotherapie een keer langs moet komen op een artsenoverleg om de taken en diensten van de afdeling ergotherapie toe te lichten. Naamsbekendheid afdeling ergotherapie bij begeleiding Tijdens de gesprekken met woon- en dagbesteding begeleiding kwam naar voren dat zij vaak niet afweten van het bestaan van de afdeling ergotherapie of niet weten welke taken en diensten de afdeling ergotherapie aanbiedt.
39
De projectgroep is van mening dat de naamsbekendheid kan worden vergroot aan de hand van de volgende punten: 1) Maak intern ook gebruik van de bovengenoemde netwerk vaardigheden. 2) Schrijf tussen- en eindevaluaties en stuur deze altijd op naar de groep. Op deze manier krijgt de groep een duidelijker beeld over de behandeling en de taken van de ergotherapie. En zullen zij het vervolg eerder de hulp vragen van de ergotherapie. (NVE, 2000) 3) Biedt scholing en cursussen aan bij de begeleiding. Naamsbekendheid afdeling ergotherapie paramedische dienst Tijdens de gesprekken met logopedie en fysiotherapie kwam naar voren dat veel leden van het paramedisch team onbekend zijn met de precieze taken van de afdeling ergotherapie. Ook werd er zichtbaar dat er tussen de fysiotherapie en de afdeling ergotherapie veel overlap is in het taken- en dienstenpakket. De projectgroep is van mening dat dit probleem kan worden verbeterd aan de hand van de volgende punten. 1) Plan een workshopmiddag voor de paramedici waarin voorlichting wordt gegeven over de afdeling ergotherapie. 2) Investeer tijd in het op papier zetten van een duidelijke taakverdeling en de afspraken hier rondom. Overige aanbevelingen paramedische dienst Ook heeft de projectgroep nog een aantal punten die niet direct te maken hebben met de afdeling ergotherapie maar die wel belangrijk zijn bij een goede zorg aan de doelgroep vanuit de paramedische dienst. Dit zijn de volgende punten: 1) Investeer tijd in multidisciplinair werken om klantvolgend werk te bevorderen. De projectgroep is van mening dat binnen het klantvolgend werken belangrijk is om multidisciplinair te werken. Ook is het belangrijk om zorgaanbod af te stemmen op de cliënt. Dit is bij een paramedisch team mogelijk door middel van een goede samenwerking. (Kuiper, 2004) Literatuurstudie toont aan dat multidisciplinaire samenwerking leidt tot een beter resultaat in de eerstelijnszorg. 2) Plan een overlegmoment om gezamenlijk een plan op te stellen om de eerstelijnszorg te bevorderen. De projectgroep is van mening dat je als paramedische dienst krachtiger kan profileren dan als disciplines afzonderlijk. Wij adviseren het paramedisch team gezamenlijk een plan op te stellen. 3) Maak een map met bijzondere vragen/ problemen en bespreek deze gedurende het paramedisch overleg. De projectgroep is van mening dat er weinig overleg plaatsvindt in het paramedische team. Om de samenwerking te vergroten raadt de projectgroep aan een map te maken voor bijzondere vragen. Hiermee worden de vragen bedoeld die niet binnen de vastgestelde taakverdeling valt. Deze vragen kunnen door iedereen worden gelezen en besproken om aan de hand daarvan te beslissen hoe deze vraag wordt aangepakt. Samenwerking met de afdeling verpleegkundig materiaal Uit de gesprekken met de ergotherapeut en de afdeling verpleegkundig materiaal kwam naar voren dat er steeds meer overleg plaats vindt tussen de disciplines. De projectgroep acht het van belang om deze samenwerking te blijven verbeteren en uit te breiden. Hierbij is het van belang om duidelijke afspraken te maken waarneer de afdeling verpleegkundig materiaal de paramedische dienst moet inschakelen. Zo kan er bijvoorbeeld een afspraak komen dat de ergotherapeut altijd moet worden ingeschakeld om advies te geven bij het plaatsen van beugels.
40
9.2.5 promotiemateriaal Duidelijke folder De projectgroep heeft tijdens de marktverkenning de verschillende folders van de afdeling ergotherapie beoordeeld aan de hand van literatuur. De projectgroep acht deze folders niet slecht maar vinden de folder niet professioneel. De projectgroep raadt aan om de folder te vernieuwen. Bij het maken van een goede folder moet er met de volgende punten rekening worden gehouden (IZB, 2009): • •
•
•
• • • • •
•
Wat is uw doel en kunt u dat het beste bereiken via een folder of moet u naar andere communicatiemiddelen grijpen? Wees vooraf kritisch over de mediumkeuze. Denk na over wat u wilt bereiken met de folder. Schrijf van tevoren op wat de ontvanger van de folder na lezing moet weten, denken en doen. Baken de boodschap af. En houd die bij de hand tijdens het schrijven. Bepaal de doelgroep van de folder en stem daar inhoud, taalgebruik en vormgeving op af. Bedenk bijvoorbeeld of u de lezer aanspreekt met u of jij. 'U' kan afstandelijk overkomen, het gebruik van 'jij' kan de lezer een gevoel van betrokkenheid geven, maar ook te amicaal overkomen. Overvraag de folder niet. Een folder bekeert geen mensen, maar is een middel om interesse te wekken. Dus prop geen complete dogmatiek in drie zinnen in de folder. Durf onvolledig te zijn, als maar duidelijk is waar men het vervolg kan krijgen. Een lezer stelt zichzelf altijd de vraag: Wat heb ik eraan?' Probeer die vraag in de foldertekst te beantwoorden. Schrijf vanuit het standpunt van de lezer. Dus niet: 'de kerk doet dit of dat', maar: 'u kunt dit of dat beleven'. Bij een langere tekst: verdeel deze in afgeronde tekstblokken, die los van elkaar gelezen kunnen worden. Werk in de folder toe naar een reactie van de lezer met bijvoorbeeld een antwoordbon of emailadres voor meer informatie. Zet hem aan tot actie. Illustraties van mensen trekken altijd. Zorg dat de mensen op de foto's naar de tekst kijken. Automatisch volgt men namelijk de kijkrichting van mensen op foto's. Zo valt de aandacht op de tekst. De illustraties moeten het begrip versnellen van de lezer en de tekst ondersteunen. Fotobijschriften worden vaak het eerst gelezen. Zorg dat ze helder zijn en nieuwsgierigheid naar de rest van de tekst opwekken.
Overzichtelijke poster De projectgroep is van mening dat het naast een folder ook belangrijk is om een poster te maken. In de instelling wordt veel gebruik gemaakt van prikborden met informatie. De folder is hiermee erg geschikt voor intern gebruik. Ook kunnen ze goed worden ingezet op plekken waar de doelgroep vaak komt. Kenmerken voor een goede lay out zijn (Makkers Unlimited, 2008): • • • • • • • • • • •
De poster is ook zonder mondelinge toelichting te begrijpen. De poster heeft een in het oog springend detail, bijvoorbeeld een opvallende foto van actievoerders, een plaatje van een slijptol of het logo van je actie. De poster heeft een korte, opvallende titel (Max. 5 woorden). De toelichtende teksten zijn beknopt en functioneel en geven alleen hoofdlijnen weer. Foto’s, tekeningen en grafieken spreken voor zich. Teksten staan in kolommen of in blokken. Het verband tussen teksten en illustraties is duidelijk. Afmeting voldoende groot: 60x90 cm of A0 (84,1 x 119,4 cm). Meestal geen liggende of vierkante posters. Leesbaar op 1½ meter afstand. Schreefloze letter, bijv. Arial, Helvetica, Verdana of Tahoma, minimaal 18 punts. Er zijn goed contrasterende kleuren op een rustige achtergrond gebruikt. Logo van je organisatie staat erop.
41
Website paramedische dienst Tijdens de verkenningsfase heeft de projectgroep de website van ’s Heeren Loo geraadpleegd. De projectgroep is van mening dat de website erg onduidelijk is en de informatie over de paramedische dienst slecht te vinden is. Ook is de informatie beperkt. Uit literatuur komt naar voren dat een internetsite de nieuwe manier is van promotie. Veel cliënten (cliëntsysteem) gebruiken het internet om vooronderzoek te doen naar oplossing van problemen en bij het vinden van de juiste therapeut. (Kris consult, 2008) De projectgroep heeft een paar tips voor het opzetten van een adequate website. 1) Maar door linken naar de website vanuit andere sites (bijvoorbeeld de site van ’s Heeren Loo). 2) Meld de site aan bij verschillende zoekmachines zoals: www.google.nl, www.zoeken.nl, www.alvista.nl, www.isle.nl (aanmelden is gratis). Zorg er hierbij ook voor dat er de site duidelijke zoektermen heeft. (Upnet, 2007)
42
10. Implementatieplan Tijdens de realisatiefase heeft de projectgroep een gesprek gehad met de opdrachtgevers. In dit gesprek zijn de aanbevelingen besproken en is er een start gemaakt met het implementatieplan. In dit hoofdstuk worden de eerste drie maanden van het implementatieplan besproken. Het hoofdstuk is verdeeld in twee paragrafen. In de eerste paragraaf staat een schematisch stappenplan. In de tweede paragraaf wordt het stappenplan toegelicht. 10.1 Schema Activiteiten per week
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
Productenboek opstellen Bereikbaarheid afdeling ergotherapie vergroten Verbeteren verslaglegging Bekendheid afdeling ergotherapie vergroten bij artsen Bekendheid afdeling ergotherapie vergroten bij paramedisch team Folder opstellen Eerstelijns ergotherapie opstarten bij GOEDEN Evaluatie doelen en opstellen vervolg plan
één keer per maand wordt vindt er een evaluatie plaats.
10.2 Stappenplan 10.2.1 Productenboek opstellen In de eerste weken van het implementatieplan is tijd gemaakt voor het opstellen van een productenboek. In dit boek beschrijft de taken en diensten die zij kan leveren. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt wat de taken en diensten van afdeling ergotherapie zijn. Het productenboek kan worden gebruikt om de taken en diensten met andere disciplines te vergelijken en bij het profileren bij de artsen en de begeleiding van woon- en dagbesteding. 10.2.2 Bereikbaarheid afdeling ergotherapie vergroten In de eerste weken van het implementatieplan wordt er gekeken naar de bereikbaarheid van de afdeling ergotherapie. Er wordt gewerkt aan de volgende punten: vindbaarheid emailadres, telefonische bereikbaarheid en aanwezigheid. 10.2.3 Verbeteren verslaglegging In de eerste weken van het implementatieplan is het belangrijk dat er aandacht wordt besteed aan de verslaglegging van afdeling ergotherapie. In deze weken wordt er gekeken op welke manier afdeling ergotherapie verslag gaat leggen en wanneer de verslaglegging gaat plaatsvinden. 10.2.4 Bekendheid afdeling ergotherapie vergroten bij artsen Om de bekendheid te vergroten is het belangrijk om de artsen meer inzicht te geven in de taken en diensten van de ergotherapie. Bij dit doel wordt er een afspraak gemaakt met de artsen en wordt gekeken op welke manier de informatie wordt gegeven aan de artsen. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van het eerder opgestelde productomschrijving.
43
10.2.5 Bekendheid afdeling ergotherapie vergroten bij het paramedisch team In de eerste weken van het implementatietraject wordt er tijd gemaakt om de bekendheid van ergotherapie te verbeteren bij het paramedisch team. Er wordt bekeken op welke manier de bekendheid kan worden vergroot en het plan daarvoor wordt vervolgens uitgevoerd. 10.2.6 Folder opstellen De projectgroep is gestart met het opstellen van een folder. De komende periode moet deze folder worden uitgewerkt en aangepast aan de huisstijl van ’s Heeren Loo. 10.2.7 Eerstelijns ergotherapie opstarten bij GOEDEN Gedurende het implementatieplan wordt er tijd besteed aan het profileren binnen de GOEDEN. In de beginfase wordt er gestart met het oriënteren op de GOEDEN. Moeten de GOEDEN gezien worden als een concurrent of als een kans. Vanuit de oriëntatie wordt er een start gemaakt om een plan op te stellen om ergotherapie te profileren binnen de verschillende GOEDEN. 10.2.8 Evaluatie doelen en opstellen vervolg plan Op elke eerste dinsdag van de maand is er ruimte ingepland om de activiteiten en doelen te evalueren. Aan de hand van de evaluatie kunnen nieuwe doelen en een stappenplan voor de volgende maand worden opgesteld.
44
11. Geraadpleegde literatuur Aldenkamp, A.P., Renier, W.O. & Smit, L.M.E. (2003). Neurologische aspecten van de ontwikkelingsproblemen bij kinderen. Garant, Antwerpen/Apeldoorn. Batenburg van Th. A., Dokter N.S., Mulder B.F. (2006). Leerplichtige leerlingen zonder onderwijs. Gronings Instituut voor Onderzoek en Onderwijs. Groningen. BOSK. (2005). Geraadpleegd op: 18-02-09. op het World wide web: http://www.bosk.nl/templates/mercury.asp?page_id=7670 Brouns F., Firssova O. (2008). geraadpleegd op 03-05-08. Op het World wide web: http://dspace.ou.nl/handle/1820/1587 CG-raad. (2008). Geraadpleegd op: 17-02-09. op het World wide web: http://www.cgraad.nl/gelijkebehandeling/20080326.html Engelaer training en advies. (2008). Geraadpleegd op: 03-05-08. Op het World wide web: http://www.engelaer.com/POP%20stappen.pdf Ergotherapie praktijk op maat. (2007). Geraadpleegd op: 18-02-09 op het World wide web: http://www.ergo-zorgopmaat.nl/financiering.htm Geert, P.L.C. van., (1997). Theorieën van leren en ontwikkeling. Kluwer, Alphen aan den Rijn. Gemeente Apeldoorn (2009). Geraadpleegd op: 20-03-08 op het World wide web: http://www.apeldoorn.nl/ IZB. (2009). Geraadpleegd op: 19-05-08 op het World wide web: http://www.izb.nl/index.php?cId=231&aId=192 Jonker J. et all. (2005). Zorg voor verstandelijk gehandicapten: ontwikkeling in de vraag. SCP-publicatie, 2005/9, 1568-1262 Klerk, M.M.Y. (2002). Rapportage gehandicapten 2002: Maatschappelijke positie van mensen met lichamelijke beperkingen of verstandelijke handicaps. Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag. Krautwurst, F. & Verhoeven, N. (2008) Netwerken Tips & Tools. Van Schouten & Nelissen, Zaltbommel. Kris consultent. (2008). Geraadpleegd op: 03-05-09 op het World wide web: http://www.marketing-internet-online.com/10_voordelen_internet_marketing.html Kwekkeboom, M.H. (2006). Een eigen huis, ervaringen van mensen met een verstandelijke beperking of psychiatrische problemen met zelfstandig wonen en deelname aan de samenleving. SCP-publicatie, 2006/2 Kuiper, C., Balm, M. (2004). Paramedisch handelen, het ontwikkelen van beroepsattitudes. Lemma, Utrecht. Kwakman, F. (2004). Personal Branding: naam maken als professionals. Academic Service, Den Haag. Makkers Unlimited. (2008). Geraadpleegd op: 10-05-09 op het World wide web: http://www.makkersunlimited.nl/makkers/tip_trucs/publiciteit/posterpresentaties
45
Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport (2009). Geraadpleegd op: 18-02-09 op het World wide web: http://www.minvws.nl/dossiers/wmo/voor-burgers/ Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport (2009). Geraadpleegd op: 18-02-09 op het World wide web: http://www.minvws.nl/dossiers/zorgzwaartebekostiging/voor-clienten/uwzorgzwaartepakket/ Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport (2009). Geraadpleegd op: 18-02-09 op het World wide web: http://www.minvws.nl/dossiers/persoonsgebonden_budget_pgb/default.asp Nederlandse Vereniging voor Ergotherapie. (2000). Miniumeisen verslaglegging ergotherapie. NVE. Utrecht. Nijgh, L. (2007). Basisboek ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking. Uitgeverij Nelissen, Soest. Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. (2002). Samen leven in de samenleving. Quantes, Rijswijk. Reinders A., Freijsen M. (2007). De N-factor, succesvol netwerken. Nieuw Amsterdam Uitgevers, Amsterdam. RIVM. (2004). Geraadpleegd op 20-03-09. op het World wide web: http://www.rivm.nl/vtv/object_map/o423n21152.html RIVM. (2005). Geraadpleegd op 20-03-09. op het World wide web: http://www.rivm.nl/vtv/object_map/o1521n21465.html Rood, E. (2008). Vermaatschappelijking van de zorg : gelukt voor iedereen? Grafisch bedrijf. Barneveld. ’s Heeren Loo. (2009). Geraadpleegd op 25-02-09. op het World wide web: www.sheerenloo.nl Speciaal Basis Onderwijs de Boemerang. (2009). Geraadpleegd op 15-05-09. Op het World wide web: http://www.deboemerang.com/sbo/ Speciaal Basis Onderwijs de Prinsenhof. (2009). Geraadpleegd op 15-05-09. Op het World wide web: http://www.cso-deprinsenhof.nl/ Speciaal Basis Onderwijs de Vorm. (2009). Geraadpleegd op 15-05-09. Op het World wide web: http://www.vorm.apeldoorn-onderwijs.nl/ Sebregts, E. (2007). Vraaggestuurde zorg van trend naar praktijk. Erasmus Universiteit, Rotterdam. Stimulansz. (2008). Geraadpleegd op: 18-02-09. Op het World wide web: http://www.kennisring.nl/smartsite.dws?id=23169 Symphony Technology. (2009). Geraadpleegd op 25-04-09. Op het World wide web: http://www.symtech.nl/nieuws/zorg-slecht-telefonisch-bereikbaar/ Gemert van, G.H., Minderaa, R.B. (1997) Motorische ontwikkeling van verstandelijk gehandicapten. Assen, Van Gorcum. Verstegen H.A.P. (2005). Zorg voor mensen met een licht verstandelijke handicap met meervoudige problematiek. Onderzoek & praktijk, tijdschrift voor de LVG-zorg, 3, p. 5-8.
46
Upnet Services. (2007). Geraadpleegd op 03-05-09. Op het World wide web: http://www.upnet.nl/?m=onlinemarketing Zonnehoek de. (2008). Geraadpleegd op 15-05-09. Op het World wide web: http://www.zonnehoek.org/
47
12. Bijlage
Bijlage 1: Indeling Apeldoorn In de komende overzichten zal een beeld worden gegeven van de stedelijke en landelijke demografische gegevens van Apeldoorn. De gegevens kunnen gebruikt worden om een beeld te vormen van de zones waarin de GOEDEN functioneren. De gegevens in dit hoofdstuk zijn afkomstig van de site van de gemeente Apeldoorn. Landelijke indeling Apeldoorn
48
Stedelijke indeling Apeldoorn
49
Bijlage 2: Concentratie mensen met een verstandelijke beperking in Nederland Hieronder wordt een beeld gegeven van de concentratie van mensen met een verstandelijke beperking in Nederland. (RIVM, 2003)
50
Bijlage 3: Samenstelling potentiële doelgroep en gezondheidsanalyse In bijlage 4 wordt een beeld geschetst van een mogelijke situatie waarin de potentiële cliëntengroep zich bevindt in de eerste lijn. Dit kan helpen om een idee te krijgen van het nieuwe werkveld.
51
Bevolking naar leeftijd (stedelijk/landelijk & etniciteit en huisvestiging)
52
53
Gezondheid in Apeldoorn
(RIVM, 2005) Apeldoorn voelt zich gezond; in Europa scoort Nederland gemiddeld en in Nederland scoort Apeldoorn gemiddeld.
Doordat in het adviesrapport enkel relevante informatie wordt weergeven zal alles over ongezond gedrag van jongeren worden genegeerd. Ouderen kunnen wel in de vervaging van de instellingsmuren een mogelijke doelgroep in de eerstelijnszorg zijn. Ouderen vinden zichzelf gezond, desondanks liegen de cijfers er niet om.
Opvallend is ook hier weer dat de cijfers van de verstandelijke gehandicapten in de kadernota van de gemeente Apeldoorn niet aan bod komen.
54
Bijlage 4: Dagbesteding en speciaal onderwijs Hieronder worden de volgende overzichten weergegeven: • Een overzicht van dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking in Nederland. • Een lijst van het speciale onderwijs in regio Apeldoorn. Een overzicht van de dagbestedingplaatsen van ’s Heeren Loo staat weergegeven op de site van ’s Heeren Loo.
Dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking in Nederland
55
Speciaal onderwijs in regio Apeldoorn
Afkortingen: SBO = Speciaal basisonderwijs VSO/ LOM = Voorgezet onderwijs voor kinderen met leer en opvoedingsmoeilijkheden VSO/ MLK = Voortgezet onderwijs voor moeilijk lerende kinderen VSO/ ZMLK = Voortgezet onderwijs voor zeer moeilijk lerende kinderen VO = Voortgezet onderwijs SO = Speciaal onderwijs VTSO/ MGF = Meervoudig gehandicapt en zeer moeilijk lerend VTVSO/ MGF = Meervoudig gehandicapt en zeer moeilijk lerend OPDC = Orthopedagogisch didactisch centrum LZ/P = Langdurig ziek/ psychisch beperkt
56
Bijlage 5: Folder
57