Ijkingstoets burgerlijk ingenieur-architect VUB-UGent, juli 2013 Algemene feedback In totaal namen 49 studenten deel aan deze toets. Hiervan waren 29 studenten geslaagd. Na omzetting van de scores op 35 (er waren immers 35 vragen) naar een geheel punt op 20, worden de volgende observaties gemaakt: • • • • • •
geen enkele student behaalde meer dan 16/20; 4 studenten behaalden 14/20 of meer; 13 studenten behaalden 12/20 of meer; 29 studenten behaalden 10/20 of meer; 39 studenten behaalden 8/20 of meer; 10 studenten behaalden minder dan 8/20.
Hieronder staan de vragen, telkens met het juiste antwoord. We vermelden ook bij elke vraag hoeveel procent van de deelnemers deze vraag correct beantwoordde en hoeveel procent deze vraag blanco liet. Vraag 1 Welk van de volgende getallen ligt het dichtst bij het getal A. B. C. D. E.
8+ 3+
7 13 6 35
?
π e 11 5
2, 7 3, 1
Antwoord 1: D (correct: 63%; blanco: 0%) Vraag 2 Hoeveel getallen van 5 cijfers zijn er, waarin de cijfers 1,3,4 elke eenmaal voorkomen, en het cijfer 2 tweemaal? A. B. C. D. E.
120 96 60 24 12
Antwoord 2: C (correct: 57%; blanco: 4%) Vraag 3 Een diagonaal in een veelhoek is een lijnstuk dat twee niet-aanliggende hoekpunten verbindt. Hoeveel diagonalen bezit een regelmatige m-hoek (m ∈ N)? A. 2(m − 3)2 B. (m − 2)(m − 3) C. m(m − 3) m(m − 3) D. 2 m(m − 2) E. 2 Antwoord 3: D (correct: 90%; blanco: 0%)
Vraag 4 De functie f : R → R met functievoorschrift f (x) = xm , m ∈ Z, bezit de volgende eigenschappen: • • • •
de de de de
grafiek grafiek grafiek grafiek
van van van van
f f f f
vertoont een vertikale asymptoot vertoont een horizontale asymptoot vertoont geen extrema is symmetrisch t.o.v. de oorsprong
Welke van de volgende waarden van m is mogelijk? A. B. C. D. E.
m=2 m=1 m=0 m = −1 m = −2
Antwoord 4: D (correct: 63%; blanco: 0%) Vraag 5 De matrix
1 λ 7
3 2 6 5 9 8
is niet inverteerbaar. Waaraan is λ gelijk? A. B. C. D. E.
λ=0 λ=1 λ=2 λ=3 λ=4
Antwoord 5: E (correct: 35%; blanco: 47%) Vraag 6 Een vierkante matrix A noemen we idempotent is als A2 = A. Wat is de verzameling van de viertallen (a, b, c, d) ∈ R4 waarvoor onderstaande matrix idempotent is? 1 0 0 A = a b 0 c d 1 A. B. C. D. E.
{(0, 1, 0, 0)} S {(x, 0, −xy, y) | x, y ∈ R} {(0, 1, 0, 0)} ∅ S {(1, 0, −1, 1)} {(0, 1, 0, S0)} {(x, 0, x, −1) | x ∈ R} {(0, 1, 0, 0)}
Antwoord 6: B (correct: 20%; blanco: 37%)
Vraag 7 Gegeven het gelijkbenig trapezium ABCD met afmetingen zoals op de figuur hieronder. −−→ −−→ Bepaal het inproduct (of scalair product) van de vectoren AB en DA. A. B. C. D. E.
1 2 λ(µ − λ) 1 2 λ(λ − µ) 1 2 λ(µ − λ) cos(α) 1 2 λ(λ − µ) cos(α) 1 2 λµ cos(α)
D
µ
C @ @ @ @ @ @
α A
@ @
λ
B
Antwoord 7: A (correct: 8%; blanco: 27%) Vraag 8 Van een gelijkbenig trapezium, met lengte van de kleine basis λ, is gekend dat het middelpunt van de omgeschreven cirkel op de grote basis ligt. Welke van de volgende uitspraken kan onmogelijk waar zijn voor dergelijk trapezium? A. B. C. D. E.
De kleine basis is even lang als de opstaande zijde. De grote basis is dubbel zo lang als de √kleine basis. De oppervlakte van het trapezium is 3 4 3 λ2 . De hoek tussen de grote basis en de opstaande zijde is Het trapezium is de helft van een regelmatige zeshoek.
π 4
rad.
Antwoord 8: D (correct: 45%; blanco: 8%) Vraag 9 Gegeven het vlak α met vergelijking ax + by + cz + d = 0. Hierin zijn a, b, c, d re¨ele parameters, alle verschillend van nul. Welke van onderstaande vergelijkingen stelt een vlak voor loodrecht op α? A. B. C. D. E.
−bx + ay + cz + d = 0 ax − cy + bz + d = 0 bx + ay + d = 0 dx − cy + bz − a = 0 cx − az + b = 0
Antwoord 9: E (correct: 31%; blanco: 45%) Vraag 10 Het middelpunt O van de omgeschreven cirkel van de driehoek ABC is gelegen op de zijde BC. Hoeveel van de volgende uitspraken zijn waar voor elke dergelijke driehoek? • • • • A. B. C. D. E.
O is het midden van BC b AO is de bissectrice van de hoek A de driehoek ABC is rechthoekig in A de driehoek OAB is gelijkzijdig 0 1 2 3 4
Antwoord 10: C (correct: 53%; blanco: 2%)
Vraag 11 Uit het hoekpunt A van de driehoek ABC laat men de loodlijn neer op de zijde BC en men noemt het voetpunt van deze loodlijn D. Stel dat er geldt dat |AD|2 = |DB| |DC| waarbij |AD| de lengte voorstelt van het lijnstuk AD en analoog voor |DB| en |DC|. Hoeveel van de volgende uitspraken zijn dan waar voor elke dergelijke driehoek? • • • • A. B. C. D. E.
D is het midden van BC de driehoek ABC is rechthoekig in A de cirkel gaande door A, B en D raakt aan AC b AD is de bissectrice van de hoek A 0 1 2 3 4
Antwoord 11: C (correct: 18%; blanco: 14%) Vraag 12 Gegeven de vierkantsvergelijking ax2 + bx + c = 0 met a, b, c re¨ele co¨effici¨enten. Welke van de volgende keuzes voor deze co¨effici¨enten levert dan twee re¨ele wortels op waarvan de som strikt positief is en het product strikt negatief? A. B. C. D. E.
0 < 2a < 2c < b 2a < b < 0 < 2c 2a < 0 < 2c < b 2a < 2c < b < 0 2c < 0 < 2a < b
Antwoord 12: C (correct: 47%; blanco: 16%) Vraag 13 Indien het stelsel
2 1 1
1 2 1
λx x 1 1 y = λy λz z 2
oplossingen moet hebben verschillend van de nuloplossing, welke waarden van λ zijn dan mogelijk? A. B. C. D. E.
λ=0 λ = 1 en λ = 4 λ = −1 en λ = 4 λ = −1 en λ = −4 geen enkele waarde
Antwoord 13: B (correct: 22%; blanco: 41%) Vraag 14 Hoeveel lokale extrema vertoont de grafiek van de functie f : R → R met functievoorschrift f (x) = A. B. C. D. E.
0 1 2 3 4
Antwoord 14: C (correct: 43%; blanco: 4%)
x3 −1
x2
Vraag 15 Gegeven zijn twee vaste punten A en B op afstand L van elkaar. We beschouwen alle punten P die voldoen aan −→ −−→ 1 2 AP · AB = L 2 −→ −−→ Hierbij staat het linkerlid voor het inproduct (of scalair product) van de vectoren AP en AB. Deze punten liggen op: A. B. C. D. E.
de cirkel met als middellijn het lijnstuk AB de cirkel met middelpunt A en straal L de middelloodlijn van het lijnstuk AB het lijnstuk AB een rechte evenwijdig met het lijnstuk AB
Antwoord 15: C (correct: 24%; blanco: 29%) Vraag 16 Welk perspectief (binnenzicht) kan bij het onderstaand grondplan horen? Grondplan:
Perspectieven: A.
B.
D.
E.
Antwoord 16: B (correct: 92%; blanco: 0%)
C.
A.
B.
C.
D.
E.
PRODUCED BY AN AUTODESK EDUCATIONAL PRODUCT
PRODUCED BY AN AUTODESK EDUCATIONAL PRODUCT
PRODUCED BY AN AUTODESK EDUCATIONAL PRODUCT
Vraag 17PRODUCED BY AN AUTODESK EDUCATIONAL PRODUCT Hier zie je de ontvouwing van een kubus. Daaronder staat de kubus vijf maal afgebeeld, telkens vanuit een ander standpunt. Een kubus komt niet overeen met de ontvouwing, welke?
Antwoord 17: E (correct: 69%; blanco: 2%) Vraag 18 Welke ontvouwing kan bij het onderstaand, gesloten volume horen? Het volume:
De ontvouwingen: A.
C.
B.
D.
Antwoord 18: C (correct: 61%; blanco: 12%)
E.
Vraag 19 Als je enkel de volgende vier stukken hebt om een kubus te stapelen, welke stapeling is dan onmogelijk?
A.
B.
C.
D.
E.
Antwoord 19: A (correct: 96%; blanco: 0%) Vraag 20 Welke gevel kan bij het onderstaande perspectief (binnenzicht) horen? Het perspectief:
A.
B.
Antwoord 20: A (correct: 82%; blanco: 2%)
C.
D.
E.
Vraag 21-22-23: Samengestelde wiskunde-oefening Gegeven de volgende integraal: Z π2 Im = sin2m (x) dx 0
afhankelijk van een natuurlijke parameter m. Vraag 21 Waaraan zijn integralen I0 en I1 gelijk? A. B. C. D. E.
I0 I0 I0 I0 I0
= π2 en I1 = π4 = 1 en I1 = π2 = 1 en I1 = 12 = π2 en I1 = −1 = π2 en I1 = 13
Antwoord 21: A (correct: 71%; blanco: 4%) Vraag 22 Welk van de volgende betrekkingen is correct? A. B. C. D. E.
(2m − 1)Im−1 = 2mIm (2m − 1)Im−2 = 2mIm (2m − 1)Im−1 = (2m − 2)Im (2m − 1)Im−2 = (2m − 2)Im 2mIm = (2m − 1)Im
Antwoord 22: A (correct: 39%; blanco: 37%) Vraag 23 Waaraan is de integraal I6 gelijk? A. B. C. D. E.
231 2048 231 2048 π 231 4096 231 4096 π 231 1024 π
Antwoord 23: B (correct: 6%; blanco: 63%) Vraag 24-25-26: Samengestelde ruimtelijke oefening Er worden drie antwoorden verwacht bij deze oefening: een uit de reeks met linkerzijgevels, een uit de reeks met rechterzijgevels en een uit de reeks met achtergevels. Kies die drie gevels die alledrie samen met de voorgevel (die hieronder staat) een mogelijk volume vormen.
Dit is het overzicht van alle gevels:
Antwoord 24: de juiste linkergevel is D (correct: 67%; blanco: 0%) Antwoord 25: de juiste rechtergevel is C (correct: 35%; blanco: 0%) Antwoord 26: de juiste achtergevel is D (correct: 63%; blanco: 2%)
De test bevat tot slot nog drie samengestelde vragen tekst-en-beeldanalyse. Na elke tekst worden drie vragen gesteld waarin wordt gepeild naar de correctie interpretatie van de tekst en het bijhorend beeld. Om de vragen te beantwoorden is geen voorkennis nodig over het onderwerp en moet niet ieder woord in de tekst worden begrepen. Ook hier is er telkens slechts ´e´en correct antwoord per vraag.
Vraag 27-28-29: Eerste samengestelde tekst-en-beeldvraag Architectuur is meer dan alleen het gebouw. Elk gebouw is immers eerst en vooral een project. Even belangrijk als het eindresultaat is de handelingscontext die de speelruimte van het architectuurproject afbakent. Op welke manier gaat de ontwerper om met de initi¨ele opdracht, met contextuele gegevenheden en externe randvoorwaarden? In welke mate determineren die voorwaarden het ontwerp, en hoeveel speelruimte blijft er over voor architectonisch experiment? In het geval van de Sint-Ursula basisschool waren de plek waar het gebouw werd opgericht en de bestemming van het gebouw heel dwingend. De schoolterreinen van Sint-Ursula liggen op een relatief klein terrein in een dicht stedelijk weefsel. De terreinen van de school zijn deel van een grotere campus, die door drie andere, Franstalige scholen, wordt bezet. De basisschool ligt in een kansarme buurt. Vele leerlingen en ouders van de leerlingen zijn niet-Nederlandstalig. Om met deze specifieke doelgroep om te gaan wenste de opdrachtgever een gebouw dat ook na de schooluren voor buurtactiviteiten zou kunnen worden opengesteld. De directie wilde een ’brede school’ realiseren. Deze randvoorwaarden determineerden in belangrijke mate de architectuur van de Sint-Ursula basisschool.
Het ontwerp voorziet in een sculpturaal volume op de hoek van de Molenbeeksestraat en de D. Lef`evrestraat. Het gebouw laat zich niet onmiddellijk of eenduidig lezen als een schoolgebouw. Het zou ook een groot huis kunnen zijn. Het nieuwe schoolgebouw telt drie verdiepingen. Zijn gestalte kwam tot stand door de morfologie van de omringende gebouwen op het volume te laten inwerken. Het is een snijvorm die uit de projectie van naburige kroonlijsten en gevelvlakken werd verkregen. Een knik op het hoogste punt bevestigt de straathoek. Ter hoogte van de toegang wijkt het volume terug om de ingang te markeren. De L-vormige plattegrond maakt plaats voor een voorplein, waardoor ook een bestaande waardevolle bomenrij werd ontzien. De polyvalente zaal werd deels ingegraven om de horizon van de schoolmuur niet te verstoren. De volumes werden gegenereerd uit de voorwaarden die ter plekke werden gevonden. Het gebouw moest zich ook openstellen voor buitenschoolse activiteiten: naschoolse opvang, taalonderricht aan de ouders, participatieprojecten, enzovoort. De opdrachtgever verlangde dat enkele lokalen ook na schooltijd bruikbaar bleven. De gevraagde polyvalentie leidt hier evenwel niet tot betekenisloze flexibiliteit. Het gebouw is zo opgevat dat het in zijn gestalte, ruimtelijke articulatie en functionaliteit die dubbele agenda kan dienen. Een aantal gemeenschappelijke voorzieningen in het gebouw kunnen worden betreden zonder dat de indruk wordt gewekt dat men ’naar school’ gaat. De refter, de polyvalente zaal en een wisselklas vormen een cluster op de begane grond die rechtstreeks van de straat bereikbaar is. De klaslokalen bevinden zich op de verdiepingen en kunnen bij avondactiviteiten gemakkelijk worden afgesloten. Hoewel het gebouw rond twee, bijna identieke trapkokers brandtechnisch correct is georganiseerd, krijgt bijna elke klas een andere vorm en ori¨entatie. Terwijl de kinderen ouder worden, worden ze hoger in het gebouw gehuisvest. De leerlingen klimmen in hun school. De vensters bieden een wisselend zicht op de stad. In het verzekeren van de dubbele toegang en dus van het dubbele gebruik maakt het ontwerp een duidelijke stelling. Een entree tot de school is meer dan een deur alleen. De toegang trekt een grens en biedt een passage. Ze articuleert de overgang van het publieke domein naar een apart gebied. De school en het buurtcentrum zijn beide instellingen die een onderscheiden rol dienen te vervullen. Het specifieke van de instelling dient op de plaats van de toegang reeds tot uitdrukking te komen. Daarom voorziet het ontwerp twee ’poorten’. Een eerste poort doorbreekt de tuinmuur en geeft toegang tot een voorplein. Het is de eigenlijke schoolpoort. Hier kunnen de kinderen verzamelen om de school te betreden en hier wordt de groep ontbonden na schooltijd. Een tweede poort ontsluit de cluster op de begane grond. Ze bevindt zich op de straathoek waar het gebouw een inham maakt. Die toegang is uitgerust met een eigen sas, onthaal, vestiaire en sanitair. De bezoekers van het buurtcentrum moeten niet door de schoolpoort, maar worden als aparte gebruikers aangesproken.
Door de interne organisatie schikt het gebouw zich naar een tweeledig gebruik. Een meervoudige functionaliteit veronderstelt nochtans geen neutraliteit. Het gebouw kan niet door om het even welk ander programma bezet worden, zoals het gebouw ook niet ingewisseld kan worden voor gelijk welk ander gebouw. Het dankt zijn particuliere verschijningsvorm aan een vooropgesteld meervoudig programma en het dubbele statuut van de instelling. Zo vormt het een zelfstandige figuur die toch aansluiting vindt met haar omgeving. Het gebouw behoort tegelijk een buurthuis en een school te zijn. Zijn complexe gedaante is de precieze architecturale uitdrukking van die bijzondere voorwaarden. Maar door rigoureus vanuit een aantal harde uitgangspunten te denken, krijgt ook het experiment een kans. Noch de bijzondere gestalte van het gebouw, noch de manieren waarop de verschillende gebruikers worden aangesproken, noch de wisselende positie van de ramen werden door de opdrachtgever gevraagd, maar zijn ontstaan tijdens het ontwerpproces. Het zijn dergelijke motieven waardoor de architectuur van het schoolgebouw verbijzondert. Ondanks de dienstbaarheid die uit het project spreekt, legt de architectuur de speelruimte bloot die in de vraag en de randvoorwaarden besloten lag. Vraag 27 Dit schoolgebouw heeft een markante verschijningsvorm. Wat heeft deze vorm vooral bepaald? 1. De voorkeur van de architecten voor een sculpturale vorm die is ingegeven uit esthetische overwegingen. 2. De wil van de architecten om de vorm te nemen die ondubbelzinnig de schoolfunctie van het gebouw duidelijk maakt. 3. De keuze voor het materiaal heeft de uiteindelijke vorm gedicteerd. 4. De vorm komt voort uit lijnen en vlakken die door de omliggende gebouwen en omgeving zijn gedefinieerd. 5. De keuze om de school eruit te laten zien als een huis. Antwoord 27: D (correct: 88%; blanco: 0%) Vraag 28 Het gebouw heeft een complexe organisatie van de circulatie (toegangen, trappen, gangen,). Waarom is hiervoor gekozen? 1. De architecten prefereren complexiteit boven eenvoud. 2. De onregelmatige vorm van het terrein maakt zon complexe oplossing noodzakelijk. 3. Deze organisatie maakt een onafhankelijk functioneren mogelijk van de diverse functies die in het gebouw zijn gehuisvest (school, buurthuis,). 4. Een complexe organisatie van de circulatie vereenvoudigt de constructie van het project. 5. Dit was de meest goedkope oplossing. Antwoord 28: C (correct: 100%; blanco: 0%) Vraag 29 De auteur gebruikt de term brede school. Wat wordt daarmee bedoeld? 1. Een school die openstaat voor leerlingen van diverse origine en sociale achtergrond. 2. Een school waarin op een alternatieve manier wordt lesgegeven door het klassieke lescurriculum te verbreden met andere vakken. 3. Een school waarvan de infrastructuur op bepaalde momenten van de dag ook kan ingenomen worden voor ander gebruik. 4. Een school waarvan de footprint (dit is: de oppervlakte van de gelijkvloerse verdieping) bewust groter is dan strik noodzakelijk. 5. Een school die een andere dagindeling hanteert en waarbij lessen over een langere periode worden gespreid zodat ook s avonds wordt lesgegeven. Antwoord 29: C (correct: 96%; blanco: 0%)
Vraag 30-31-32: Tweede samengestelde tekst-en-beeldvraag Houtbouw is aan een opmars bezig, Duurzaam en ecologisch bouwen. Onderstaande tekst is een artikel waarin de bouwmethode houtskeletbouw aan bod komt. In het bijzonder wordt de duurzaamheid van bouwen met hout besproken. Bron: Bijlage bij De Standaard van 16 november 2011 In de Scandinavische landen wordt 90% van de woningen in houtbouw gerealiseerd. Ook in ons land zijn houten woningen, vooral dan houtskeletbouw, aan een opmars bezig. Dat komt niet alleen door de toenemende belangstelling voor hout. In vergelijking met de traditionele manier van bouwen heeft houtskeletbouw een aantal belangrijke voordelen. Zoals de snelheid van uitvoering, de droge bouwmethode, de lichtheid van de constructie, en het gemak om uitstekend te isoleren. Houtbouw betekent dat alle dragende elementen van een woning uit hout zijn vervaardigd. [...] Bij een houtskeletwoning bestaan de binnenwanden uit verticale, meestal massieve naaldhouten stijlen van bijvoorbeeld 38 x 89 mm of 46 x 96 mm die op een vaste afstand van 40 cm of 60 cm van elkaar worden geplaatst en onderling met elkaar verbonden zijn door horizontaal bevestigde kepers van dezelfde doorsnede. Zo worden kaders gevormd. De structuur is stabiel dankzij het plaatmateriaal dat op de houten kaders wordt vastgespijkerd. In de vakken tussen het skelet en de panelen komen isolatie en alle uitrustingen (verwarming, elektriciteit, enz.). De binnenzijde wordt meestal afgewerkt met gipskartonplaat. Rondom de structuur wordt meestal gekozen voor bakstenen of een houten betimmering. Snelle bouwmethode In de Verenigde Staten en in Zweden wordt tegenwoordig ruim 90% van alle eengezinswoningen opgetrokken met een houten skelet. Dat komt vooreerst door de snelheid van uitvoering, een gevolg van de min of meer doorgedreven automatisering van de fabricage- en montagetechnieken. De graad van prefabricage is afhankelijk van de bouwfirma en gaat van een eenvoudige open plaat die enkel de stijlen en de dwarsregels van het skelet bevat, tot gesloten platen waarin de thermische isolatie, het dampscherm en de binnenwand zijn ingewerkt. Het werk op de werf beperkt zich tot de montage van de geprefabriceerde platen. Een houtskeletwoning is snel wind- en waterdicht, en klaar voor de afwerkfase. Gemiddeld verlopen er maar vier maanden tussen het uitgraven van de funderingen en het moment dat je kan verhuizen. Droog bouwsysteem Houtbouw is een ’droge’ bouwtechniek. Na afwerking kan je zo goed als meteen in je nieuwe woning intrekken. Klassieke bouwtechnieken daarentegen moeten worden gevolgd door een droogproces. Voor de constructie en afwerking van een traditioneel gebouwde woning is er gemiddeld 6.000 liter water nodig, vocht dat uit de woning zal moeten verdwijnen. Bij houtskeletbouw komt er alleen voor de dekvloer bouwvocht in een woning. Nieuwe houtskeletwoningen hoeven dan ook niet ’drooggestookt’ te worden. Dat laat niet alleen een snellere afwerking toe, het vermijdt ook mogelijke gezondheidsrisicos voor je gewrichten en luchtwegen. Een woning zonder veel bouwvocht is bovendien gemakkelijker te verwarmen. Beperkt gewicht Een houtskeletwoning is een stuk lichter dan een klassiek gemetselde woning. Daardoor kan een lichtere fundering volstaan, wat je flink wat geld kan besparen. Voor een traditionele woning moet de ondergrond een draagvermogen hebben van ongeveer 2,5 kg/cm2 . Voor een houten woning is een draagvermogen van ongeveer 1,5 kg/cm2 voldoende. Dat maakt houtskeletbouw een ideale bouwmethode voor bouwgronden met minder draagkracht. Dankzij het lichte gewicht is houtskeletbouw ook een prima oplossing voor het ’optoppen’ van een woning, het bouwen van extra verdiepingen op een bestaand pand.
Minder verwarming volstaat De wanden van een houtconstructie kunnen veel gemakkelijker een veel hogere isolatiewaarde bereiken dan een traditionele, ge¨ısoleerde spouwmuur van dezelfde dikte. Dit komt doordat de structuur zelf met isolatie gevuld wordt en hout op zich een betere warmteweerstand heeft dan ’koude’ materialen zoals baksteen, kalkzandsteen, enz. Een muur in houtskeletbouw met stijlen van 38x140 mm, gesoleerd met 14 cm minerale wol, en met een buitenspouwblad in metselwerk heeft een totale dikte van ongeveer 30 cm en een warmtedoorgangsco¨effici¨ent (U-waarde) van ongeveer 0,25 W/m2 K. Een traditionele, ge¨ısoleerde spouwmuur in metselwerk heeft bij eenzelfde muurdikte een U-waarde die ongeveer dubbel zo hoog is. De U-waarde staat voor het warmteverlies per vierkante meter. Een goede isolatie betekent niet alleen een besparing van energie, maar vooral een behaaglijk woonklimaat. Door de geringe geleidbaarheid is er bijna geen verschil in temperatuur tussen het wandoppervlak en de omgeving. Bouwfirmas van houtskeletwoningen stellen dat een houtskeletwoning maar tot 18◦ C verwarmd moet worden om hetzelfde comfortgevoel te krijgen als in een traditioneel gebouwde woning met een binnentemperatuur van 20◦ C ` a 22◦ C. Lange levensduur Een houten huis kan even lang mee gaan als een huis in baksteen of beton. Mits een goede preventieve behandeling en een doordacht ontwerp wordt een houten woning niet aangetast door schimmels of door insecten. Hernieuwbaar en recycleerbaar Hout is ´e´en van de weinige hernieuwbare grondstoffen. Een bos kan je weer aanplanten of op een natuurlijke manier verjongen. Hout heeft bovendien een geringe milieubelasting, zowel tijdens de productie als in de gebruik- en afvalfase. Voor de productie van een houten ligger is vijf maal minder energie nodig dan voor de productie van een betonbalk met vergelijkbare technische eigenschappen. Op het einde van hun levenscyclus kunnen houten geraamtes en zware planken gemakkelijk worden hergebruikt. Nadien kunnen ze worden gerecycleerd tot bijvoorbeeld spaanplaat. Houtresten kunnen worden gecomposteerd of kunnen dienen als energiebron. Vermindert de CO2-uitstoot Hout is een natuurlijk materiaal dat door bomen wordt aangemaakt op basis van water, CO2 en zon. Het meeste hout bestaat uit 50% koolstofdioxide, 42% zuurstof, 6% waterstof, 1% stikstof en 1% diverse elementen. In hout wordt de CO2 uit de lucht gedurende lange tijd opgeslagen in vaste vorm, waardoor het broeikaseffect wordt afgeremd. Gemiddeld slaat 1 m3 hout 0,9 ton koolstofdioxide op. Daarnaast speelt het zogenaamde substitutie-effect: er kan nog eens 1,1 ton extra koolstofdioxide- uitstoot worden bespaard door hout te gebruiken in plaats van materialen zoals beton of plastiek. Elke kubieke meter hout in plaats van materialen die voor hun productie fossiele energie verbruiken, kan in totaal dus ongeveer 2 ton CO2 besparen. Vraag 30 Het artikel belicht vooral de voordelen van houtbouw, maar wijst ook op enkele voorzorgen die moeten worden genomen. Op welk van deze voorzorgen en randvoorwaarden wijst dit artikel duidelijk? 1. De verwarmingsinstallatie moet aangepast worden aan de houten structuur om een aangenaam comfortgevoel te verkrijgen wanneer slechts tot 18◦ C verwarmd wordt. 2. Om het broeikaseffect af te remmen moet het hout de juiste samenstelling hebben. 3. Door de snelle bouw moet de planning van de werken nauwkeurig worden uitgewerkt. 4. Omdat hout kan worden aangetast door insecten moet een gepaste bescherming worden voorzien. 5. Er moet aan prefabricage worden gedaan opdat houtskeletbouw financieel haalbaar zou zijn. Antwoord 30: D (correct: 82%; blanco: 0%)
Vraag 31 In de inleiding op het artikel wordt de opbouw van het skelet van een houtskeletwoning beschreven. Welke van volgende tekeningen komt daarmee overeen?
A.
C.
B.
D.
E.
Antwoord 31: C (correct: 43%; blanco: 4%) Vraag 32 Als je als architect een opdrachtgever en toekomstige bewoner zou willen overtuigen van de voordelen van houtbouw, bij welke stelling kan het artikel je dan zonder twijfel helpen? 1. Houtbouw vereenvoudigt aanpassingen van de structuur en het hergebruik van de materialen dankzij de standaardafmetingen en modulaire opbouw. 2. Houtbouw is een goed ingeburgerde bouwmethode waarin in ons land al voldoende ervaring is. 3. Houtbouw kan een even goed of zelfs beter wooncomfort bieden dankzij de goede isolatie. 4. Houtbouw is een duurzame bouwmethode omdat bossen steeds verantwoord worden beheerd. 5. Houtbouw beperkt de gezondheidsrisicos omdat het gebruik van schadelijke bouwmaterialen vermeden wordt. Antwoord 32: C (correct: 78%; blanco: 2%) Vraag 33-34-35: Derde samengestelde tekst-en-beeldvraag Hieronder worden twee beelden gegeven van het Chambell House in Tel Aviv, ontworpen door de architect Ben-Ami Schuhlmann. De bovenste foto toont het huis in 1934, kort na de voltooiing; de onderste foto dateert van 1992. De woning is ook het onderwerp van twee onderstaande teksten. De eerste tekst is een reflectie op beide fotos, geschreven in 2006 door architectuurfotograaf Arni Haraldsson. De tweede is de offici¨ele declaratietekst van UNESCO (de Organisatie der Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur), geschreven in 2003 naar aanleiding van de nominatie als werelderfgoed van de wijk ’de Witte Stad’ in Tel Aviv waarin dit huis ligt. (bron afbeeldingen: Oase, nr. 69, 2006, p. 96)
TEKST 1 Arni Haraldsson (bron: Oase, nr. 69, 2006, p. 97) Voor en na. Voor: een foto genomen toen dit flatgebouw, een voorbeeld van de Internationale Stijl zoals die zich in Isra¨el en met name in Tel Aviv en Haifa manifesteerde, nog nieuw en opwindend was en er amper in was gewoond. Na: toen de sporen van bewoning zich door de jaren heen hadden vastgezet en hun stempel hadden gedrukt, en de gevel van het gebouw van volmaakt naar onvolmaakt hadden getransformeerd, van uniek naar alledaags, van ’internationaal’ naar gewoon ’nationaal’. In het idioom dat binnen een bepaalde stroming van het architectonisch purisme gangbaar is, zou men geneigd zijn te zeggen dat dit gebouw, dat ooit zo trots de voor zijn tijd karakteristieke gestroomlijnde machine-esthetiek tentoonspreidde, nu onherkenbaar is veranderd en ’geperverteerd’, zoals uit de onderste afbeelding blijkt. In deze context kunnen verandering en ontering echter ook wijzen op een zekere mate van comfort en gebruiksgemak, al liggen regionalisme en zelfs nationalisme op de loer. De balkons en het dakterras zijn overdekt. Een regenpijp is maar ´e´en van de vele toevoegingen die bijdragen aan de rommelige totaalindruk. Niet ´e´en, maar twee Isra¨elische vlaggen sieren de gevel, in beide gevallen in zijn meer recente uitvoering. We zien dat ook de stad is veranderd: elektriciteitskabels die gewoonlijk gemeenschappen met elkaar verbinden, snijden hier het beeld in twee¨en. Het is zelfs noodzakelijk gebleken een stoplicht te plaatsen bij het kruispunt links, net buiten beeld. Terwijl op de bovenste foto het ongerepte gebouw trots poseert voor de fotograaf, is op de onderste weinig moeite gedaan om de schijn op te houden: aan alle kanten gaat het leven gewoon door, hier en daar tot op straat aan toe. Kennelijk blijft niets hetzelfde. TEKST 2 declaratie van UNESCO (opgenomen in: Nitza Szmuk (ed.), Tel Avivs Modern Movement. The White City of Tel-Aviv. A World Heritage Site, Tel-Aviv Yafo Municipality, Tel-Aviv, 2004, p. 146) The White City of Tel Aviv - The Modern Movement De Witte Stad van Tel Aviv is ingeschreven op de lijst van Werelderfgoed van de conventie voor de bescherming van het culturele en natuurlijke erfgoed van de wereld. De opname in deze lijst bevestigt haar buitengewone waarde, die bescherming verdient voor het welzijn van de mensheid. Tel Aviv werd gesticht in 1909 en kwam tot bloei onder het Britse mandaat (1920-1948). De Witte Stad werd gebouwd vanaf de vroege jaren 1930 tot 1948, en was gebaseerd op een stedenbouwkundig plan opgemaakt door Sir Patrick Geddes volgens modernistische, organische planningsprincipes. De gebouwen zijn ontworpen door Joodse architecten die waren opgeleid in Europa, waar ze ook actief waren alvorens naar Palestina - Eretz Israel te emigreren. Zij cre¨eerden een buitengewoon architecturaal ensemble van de Moderne Beweging in een nieuwe culturele context.
Vraag 33 Wat maakt volgens de auteur van de eerste tekst, Arni Haraldsson, dit huis tot een toonbeeld van moderne architectuur? 1. 2. 3. 4. 5.
Het huis is gebouwd in beton. Het huis heeft een plat dak. Het huis wordt gekenmerkt door een gestroomlijnde vormgeving. Het huis heeft veel balkons. De trappenpartij is duidelijk afleesbaar in de gevel.
Antwoord 33: C (correct: 90%; blanco: 4%) Vraag 34 Hoe wordt, volgens de declaratie van UNESCO, de architecturale waarde van dit huis best beargumenteerd? 1. 2. 3. 4. 5.
Omwille van het unieke karakter ervan; zo staat er maar ´e´en huis in Tel Aviv. Omdat het getuigt van de architectuur van het Britse mandaat in Tel Aviv. Omdat dat het gebouwd is door architecten die elders zijn opgeleid. Omdat het deel uitmaakt van een groter, stedelijk ensemble met een sterke stilistische coherentie . Omdat het een schoolvoorbeeld is van de architectuur van de moderne beweging.
Antwoord 34: D (correct: 73%; blanco: 0%) Vraag 35 Beide teksten suggereren of impliceren een andere visie op de markante transformatie die deze woning, net als vele andere huizen in de Witte Stad van Tel Aviv, in de loop van de tijd heeft ondergaan. Geef aan welke van de hieronder vermelde combinaties de meest plausibele lijkt. 1. Beide auteurs vinden dat het huis moet worden beschermd. 2. Beide auteurs vinden dat het huis niet moet worden beschermd. 3. Haraldsson vindt, in tegenstelling tot de auteur van de UNESCO-declaratie, dat het huis moet worden beschermd. 4. De auteur van de UNESCO-declaratie vindt, in tegenstelling tot Haraldsson, dat het huis moet worden beschermd. 5. Geen van de auteurs geeft een mening over deze kwestie. Antwoord 35: D (correct: 59%; blanco: 8%)