Studie Randstad 2015
studenten aan het werk
inhoud
1.
intro, aanpak en meest opvallende tendensen
1.1.
intro
2
1.2.
aanpak
3
2.
resultaten
2.1.
werken tijdens het schooljaar in de lift bij studenten
4
2.2.
klusjes en vrijwilligerswerk
5
2.3.
welke types van jobs en in welke sectoren?
6
2.4.
hoe zoeken ze hun job?
7
2.5.
arbeidscontract: alarmerende situatie voor de -18-jarigen
8
2.6.
wat verdienen ze?
10
2.7.
waaraan besteden ze hun centen?
11
2.8.
wat vinden studenten belangrijk in het werk ?
en hoe tevreden zijn ze?
13
2.9.
een studentenjob: voor- of nadelig?
14
2.10.
de perceptie van de periode ‘na de studies’?
15
2.11.
het belang van het diploma?
16
3.
belangrijkste conclusies 17
1. intro, aanpak en meest opvallende tendensen 1.1. intro
waarom deze studie?
de marktsituatie
Deze studie is de ideale aanvulling op de statistieken van de RSZ en Federgon over de jobstudenten. Het is ook de enige studie die een compleet beeld geeft van de jobstudenten, onder wie ook de studenten die meer dan vijftig dagen per jaar werken. Zowel het betaalde werk bij een bedrijf als klusjes en vrijwilligerswerk komen hierin aan bod. Deze enquête, die al een tiental jaren uitgevoerd wordt, toont de voornaamste evoluties in de periodes waarin de studenten werken, hun inkomsten en waaraan ze deze besteden, net als de kanalen die hen naar deze jobs leiden. Tot slot werpt deze studie een licht op zwartwerk, dat per definitie niet in de officiële cijfers wordt opgenomen.
In 2014 gingen er ongeveer 469.6021 jongeren aan de slag als jobstudent. Dit betekent een stijging van 10% tegenover het jaar ervoor. Tussen 2010 en 2014 is het aantal jobstudenten gestegen met 20%.
Als dienstverlener, marktleider en trendsetter in de HR-sector is Randstad geïnteresseerd in het reilen en zeilen van de arbeidsmarkt. Randstad heeft vijftig jaar ervaring met het matchen van de vraag naar en het aanbod van werk en investeert daarnaast in onderzoek naar arbeidsmarktgebonden thema’s. Randstad wil die opgedane kennis delen met al zijn publieksgroepen en zich op die manier profileren als arbeidsmarktspecialist. Zo gaat Randstad jaarlijks op zoek naar de meest aantrekkelijke werkgever in België, publiceert het elk jaar een studie rond een arbeidsmarktgebonden thema, geeft het tweejaarlijks de Werkpocket uit, organiseert het bedrijf HR-themamiddagen of de Randstad Labour Market Seminar ...
Van deze jongeren richtten er zich in 2014 bijna 203.4752 tot een uitzendkantoor. Dat is 12.459 meer dan het jaar ervoor. In 2010 vonden 173.845 studenten een job via een uitzendkantoor. Sinds 2010 werkten iets meer dan vier studenten op de tien op basis van een contract met een uitzendkantoor. Zoals blijkt uit figuur 1 hieronder, is de uitzendsector erg stabiel. Deze sector helpt elk jaar 43% van de jobstudenten aan werk.
figuur 1 de markt van de studenten in 2015 500 000 450 000 400 000 350 000
Via Randstad, de marktleider, gingen in 2014 43.962 jobstudenten aan de slag.
300 000 250 000
Jongeren op zoek naar een job vinden steeds meer de weg naar een uitzendkantoor als efficiënt kanaal om snel een job te vinden en daarmee een centje bij te verdienen. We hebben er dus alle belang bij ook voor deze doelgroep onze baseline ‘good to know you’ in de praktijk te brengen. Met deze studie krijgen we een beter beeld van wat er te weten valt over studenten en werk. We delen de resultaten graag met u.
200 000 150 000 100 000 50 000 0
2010
We hopen dat deze studie ook voor u verhelderend is.
2012
jobstudenten via uitzendarbeid
We wensen u alvast veel leesplezier.
2
2011
1 2
Bron: statistieken RSZ 08.06.2015 Bron: jaarverslag 2014 van Federgon
2013 andere kanalen
2014
1.2. aanpak
Voor dit onderzoek werden 1000 studenten bevraagd. Ze waren allemaal ouder dan 15 jaar en ingeschreven in het secundair (algemeen, technisch en beroeps), het hoger of het universitair onderwijs. Voor de vijfde keer gebeurde de enquête via het internet. De subgroepen zijn representatief voor de populatie (naar geslacht, taal, regio …). Ze werden eind april 2015 bevraagd rond allerlei werkgerelateerde onderwerpen: hoeveel verdienen ze? Welk soort jobs doen ze? Waaraan besteden ze hun centen? Daarnaast werd gepeild naar de tevredenheid over hun job, hun arbeidscontract enz. Dit jaar hebben we de studenten ook gevraagd naar hun voorkeur wat de aangifte van hun prestaties betreft: per gewerkte dag (zoals nu het geval is) of per gewerkt uur (zoals een wetsontwerp voorstelt).
geslacht man
49%
vrouw
51%
taal Franstalig
46%
Nederlandstalig
54%
leeftijd < 18 jaar
22%
18-21 jaar
52%
22-25 jaar
20%
> 25 jaar
7%
studieniveau master
15%
bachelor
34%
middelbaar of lager
51%
regio
3
Vlaanderen
56%
Wallonië
34%
Brussel
10%
2. 2. resultaten 2.1. werken tijdens het schooljaar in de lift bij studenten
Deze studie legt zich vooral toe op betaalde jobs bij een bedrijf, in de overheidssector of in de non-profitsector. Maar om een volledig beeld te kunnen schetsen, hebben we ook de tendensen bij de andere tewerkstellingsvormen (zoals klusjes en vrijwilligerswerk) geëvalueerd. 87% van de jongeren werken, al dan niet tegen betaling. Deze tendens blijft al een aantal jaren stabiel en lijkt ook heel voorzichtig het maximum te bereiken. Mannen zijn gewoonlijk net zo actief als vrouwen. Hoe hoger het studieniveau, hoe vaker men als jobstudent werkt. We stellen ook vast dat twee jongeren op de drie (65%) werkperiodes en activiteiten combineren. Amper 10% van de studenten werkt logischerwijze alleen tijdens de zomervakantie en 3% alleen tijdens het schooljaar. De evolutie bij klusjes en vrijwilligerswerk blijft stabiel.
Ook interessant is dat twee studenten op de drie werkperiodes en -types combineren. Slechts 9% van de studenten werkt alleen in de zomer, 3% is enkel tijdens het schooljaar aan de slag en 9% doet alleen klusjes of vrijwilligerswerk. De overige 13% doen niets van dit alles. Zoals figuur 3 hierna toont, is het aantal studenten met een job in de zomervakantie in vijf jaar nauwelijks gestegen: van 62% in 2010 tot 69% in 2015. De toename is wel indrukwekkender bij de studenten die tijdens het schooljaar werken: van 45% in 2010 tot 63% in 2015. Een stijging met 18% in vijf jaar dus. Aan de basis hiervan liggen de wetgeving, die stelt dat studenten vijftig dagen per kalenderjaar onder het studentenstatuut mogen werken, en de wens van de studenten om steeds meer te werken.
Uitgesplitst naar de verschillende vormen van werk geeft dit het volgende resultaat.
figuur 2 studentenactiviteiten doorheen het jaar
13%
4
11%
andere
68% 62% 63% 54% 45%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
jaar
3%
jaar en andere
6%
vakantie
9% 15%
69%
niets
9%
34%
figuur 3 studenten aan het werk zomer / schooljaar
Vakantie job (zomer)
• •
69% van de studenten werkt tijdens de zomervakantie. Meer dan de helft (63%) van de respondenten werkt tijdens de rest van het jaar tegen betaling bij een bedrijf of organisatie. 46% van de studenten doet allerhande klusjes. Het aandeel studenten die vrijwilligerswerk doen, bedraagt 31%.
Job tijdens het jaar
• •
vakantie en andere vakantie en jaar vakantie, jaar en andere
2010
2014
2015
70%
80%
hoeveel tijd besteden de studenten gemiddeld aan hun job? Volgens de verklaringen van de duizend studenten die we dit jaar bevraagd hebben, werken ze steeds meer. In 2014 werkten ze naar eigen zeggen 46 dagen, maar dit jaar hebben ze met 48 gepresteerde dagen bijna het maximumaantal bereikt. Het gemiddelde cijfer ligt hoog doordat sommige studenten, vooral de categorie 23-25 jaar (58 dagen/jaar), meer dan het maximum van 50 dagen onder het studentenstatuut hebben gewerkt. Ter herinnering: in 2010 werkten de studenten gemiddeld 37 dagen per jaar. Het gaat hier dus om een stijging van 11 dagen. In 2005 kwamen de resultaten overeen met die van 2010. Logischerwijze werken de -18-jarigen (36 dagen/jaar) minder dan de jongeren van 18-22 jaar (47 dagen/jaar). Deze leeftijdscategorie heeft 7 dagen meer gewerkt dan het jaar ervoor. Bovendien blijkt dat de mannen (52 dagen/jaar) meer gewerkt hebben dan de vrouwen (44 dagen/jaar). gemiddeld aantal gewerkte dagen per jaar 18 jarigen
36 dagen/jaar
18-22 jarigen
47 dagen/jaar
44 dagen/jaar
2.2. klusjes en vrijwilligerswerk 5
23-25 jarigen
52 dagen/jaar
52 dagen/jaar
Parallel met de betaalde studentenjobs doen sommige studenten ook betaalde klusjes (babysitten, werken in de tuin, doe-het-zelven …) of vrijwilligerswerk. Het aandeel van de klussende studenten is stabiel gebleven (van 44% naar 46%). Het vrijwilligerswerk is daarentegen licht gestegen met 5% (van 26% naar 31%).
naar een nieuwe herziening van de wetgeving inzake studentenarbeid Studentenjobs zijn een bijzonder flexibele vorm van werk. Ook op wettelijk niveau evolueert deze materie mee met haar tijd. Ter herinnering: uit de studie onder studenten van Randstad in 2008 bleek dat 36% van de studenten voorstander was van een krediet van 400 uur/jaar. Maar 62% van de jobstudenten was dan weer voor een wetgeving die het mogelijk maakt om ook buiten de zomermaanden onder interessante voorwaarden te werken. Er werd naar de studenten geluisterd, want op 1 januari 2012 werd de wetgeving aangepast. Dit betekende het einde van de 2 x 23 dagen die de studenten over het schooljaar en de zomervakantie moesten verdelen. Tegenwoordig mogen de studenten in de loop van het kalenderjaar 50 dagen naar keuze werken. Een nieuwe evolutie zit eraan te komen. Op 28 januari 2015 werd in de Kamer van Volksvertegenwoordigers een wetsvoorstel ingediend om de wetgeving inzake studentenarbeid te wijzigen. Dit wetsvoorstel wil de studenten toelaten om 400 uur/jaar te werken in plaats van de huidige 50 dagen. Als dit voorstel groen licht krijgt, zullen studenten die regelmatig drie of vier uur per dag werken niet langer een volledige werkdag verliezen. In de aanloop naar de parlementaire debatten hierover hebben we een peiling gehouden bij de studenten. Drie kwart van de respondenten is te vinden voor een berekening op uurbasis van hun prestaties.
2.3.
welke types van jobs en in welke sectoren?
De evolutie van het type van functies dat de studenten uitoefenen, volgt dezelfde tendens. Een op de vier studenten oefent een ondersteunende functie in een winkel uit (kassabediende, verkoper of aanvuller). De administratievebedienden vormen met 13% van de studenten nog altijd de op één na grootste groep. We zien een lichte stijging van 2% in het aantal kelners en keukenhulpen, en eenzelfde stijging in het aantal magazijniers die instaan voor de voorraden, leveringen en verzendingen.
Wat de studenten die tegen betaling werken bij een bedrijf of organisatie betreft, is de top drie van de sectoren niet veranderd tegenover het jaar ervoor: 1. 2. 3.
Winkels: 31% Horeca en ontspanning: 24% Bouw / productie / transport: 20%
In vergelijking met de situatie in 2005 stellen we geen enkele verandering vast, behalve dat het aandeel van de sector ‘bouw / productie / transport’ op 10 jaar tijd met 8% gedaald is. We stellen weinig verandering vast in de verdeling tussen de verschillende sectoren. Het zijn dan ook nog altijd dezelfde drie sectoren die het hoogste aantal studenten tewerkstellen.
Wat de verschillen tussen mannen en vrouwen betreft: er werken meer vrouwen dan mannen in een winkel (respectievelijk 32% en 19%). Daarentegen gaan er meer mannen als productiearbeider aan de slag (20% tegenover 4%). Vrouwen kiezen dus steeds minder voor de productie (van 7% naar 4%) en iets meer voor een administratieve functie (van 13% naar 15%). Behalve het feit dat er 5% meer meisjes in de horeca werken, stellen we verder geen enkele opvallende evolutie vast.
figuur 4 verdeling per activiteitensector en omvang van de organisatie 31%
Winkels
24%
Horeca/ontspanning
20%
Bouw/productie/transp.
14%
Non-profit/overheid
9%
Diensten & Financiën
2%
Andere
19%
minder dan 6
15%
6 tot 10
16%
11 tot 20
15%
21 tot 50
9%
51 tot 100
26%
meer dan 100
0%
6
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
2.4. hoe zoeken ze hun job?
Ter herinnering: in 2014 stelden we een heuse ommekeer vast bij de kanalen die de studenten gebruiken in hun zoektocht naar een job. Zo verkozen de studenten opnieuw ’informele’ zoekkanalen zoals familie, vrienden en kennissen. Deze tendens houdt stand in 2015. Familie blijft het zoekkanaal bij uitstek. 51% (=) van de studenten doet een beroep op familie om een job te vinden. Op de tweede plaats staan nog steeds de vrienden en kennissen, met 48% (-2%). Wat de ‘officiële’ kanalen betreft, blijft het uitzendkantoor een vaste waarde met 47% (=). De publieke bemiddelingsdiensten (VDAB, Forem, Actiris) gaan licht achteruit (van 20% naar 17%), en de kranten en scholen hangen helemaal onderaan het lijstje. Met 42% zijn de jobsites (=) en de spontane sollicitaties (+3%) ook behoorlijk populair.
de kanalen die leiden naar werk Ook qua doeltreffendheid moeten we een onderscheid maken tussen de officiële en informele kanalen. De informele kanalen bieden de studenten bijna jobzekerheid, want hun sollicitatiebrief komt bovenaan de stapel te liggen ». Bij de analyse van de doeltreffendheid van de kanalen voor het zoeken naar een job zien we dus evenmin een evolutie. Met 29% (=) blijft familie het meest doeltreffende kanaal om werk te vinden. Vrienden en kennissen inschakelen haalt net als vorig jaar 19%. figuur 6 efficiëntie van de zoekkanalen 60% 40% 20%
figuur 5 populariteit van de zoekkanalen
0%
Officiële kanalen 2010
Informele kanalen 2014
Spont. soll. + jobsites 2015
Op de eerste plaats in het klassement van de officiële kanalen blijken de uitzendkantoren (16%) een stuk doeltreffender dan de publieke bemiddelingsdiensten (4%), die nek aan nek racen met de scholen (4%). De kranten sluiten het rijtje af met een magere 2%. Op een ander niveau blijken de spontane sollicitaties veel doeltreffender (19%) dan de jobsites (7%). Officiële kanalen 2010
Informele kanalen 2014
Spont. soll. + jobsites 2015
hoe deze tendens interpreteren? Hoewel de economische situatie gestabiliseerd is, verkiezen de studenten dit jaar nog altijd contacten in hun nabije omgeving die het verschil kunnen maken en hen zelfs een zekere voorrang kunnen verlenen ten opzichte van studenten zonder naasten binnen de organisatie.
7
hoe komt het dat de officiële cijfers van de markt van de studentenjobs verschillend zijn? Volgens de cijfers van de RSZ en van Federgon (cf. pagina 3) heeft 43 % van de jobstudenten een contract met een uitzendkantoor, terwijl volgens de studie 16% van de respondenten een beroep deed op een uitzendkantoor voor hun recentste contract. Een eerste antwoord schuilt in de bewoordingen van de vraag «Via welk kanaal vond u uw recentste job?». Aangezien de studenten in eenzelfde jaar meerdere jobs uitoefenen, is het mogelijk dat het resultaat verschilt van het gemiddelde over het jaar. Anderzijds staan bepaalde werkgevers zelf in voor de selectie van de jobstudenten en maken ze gebruik van de diensten van een uitzendkantoor voor de organisatie van de planningen en het beheer van de contracten.
2.5. arbeidscontract: alarmerende situatie voor de -18-jarigen
hebben de studenten een arbeidscontract? en indien ja, wordt het gerespecteerd? 82% van de ondervraagde studenten hebben naar eigen zeggen een contract, wat op een zekere stabiliteit wijst (84% in 2014). Op lange termijn blijft het aandeel ‘zwartwerk’ bij studenten stabiel, met over de jaren heen een minimum van iets meer dan 10% en een maximum van 20%. De situatie is niet zo bemoedigend voor wat de jongste studenten betreft. Een derde van de -18-jarigen zegt zonder contract te werken. In de toekomst moet deze tendens nauwlettend worden opgevolgd, want de jonge zwartwerkers worden blootgesteld aan heel wat gevaren (zie samenvatting in de kadertekst hiernaast). Uit de analyse van het zwartwerk per sector blijkt dat de horeca (23%) en ontspanning (27%) nog altijd het meest getroffen zijn, ook al is de situatie in de horeca erop verbeterd (daling van 7%). Als we rekening houden met de omvang van de bedrijven, gaan studenten vaker aan de slag zonder contract in kleine bedrijven met minder dan zeven personeelsleden. We stellen wel vast dat de kleine ondernemingen en organisaties er nog altijd goed op vooruitgaan, want 73% ervan biedt de studenten tegenwoordig een arbeidscontract aan.
zwartwerk3 Sommige werkgevers bieden zwartwerk aan. En elk jaar aanvaarden duizenden studenten hun aanbod, hoewel ze zich volledig bewust zijn van de situatie of zonder dat ze de gevolgen van het zwartwerk kunnen inschatten. Op het eerstegezicht lijkt zwartwerk financieel interessant. Maar als we deze formule van dichterbij bekijken, stellen we vast dat deze voordelen ruimschoots worden tenietgedaan door de talrijke gevaren die ermee gepaard gaan. Hieronder enkele argumenten die zouden moeten overtuigen om nooit zwartwerk te aanvaarden.
•
• •
• "Een derde van de minderjarige studenten geeft toe dat ze zonder contract werken. Deze toenemende tendens ten opzichte van vorig jaar is alarmerend. Jonge zwartwerkers nemen hiermee veel risico’s, terwijl het eigenlijk niet waard is."
8
•
In het geval van een conflict met de werkgever, heb je niets om op terug te vallen. Je bent niet ingeschreven in het personeelsregister en hebt geen contract. Je hebt geen enkel juridisch bewijs dat je voor deze werkgever hebt gewerkt. Over het algemeen is er geen enkele verzekering gesloten. Bij een ongeval ben je dus niet beschermd en krijg je geen vergoeding. Zwartwerk betekent dat je geen sociale bijdrage of belastingen moet betalen. Maar in het kader van een officieel contract ben je al zo goed als vrijgesteld van alle sociale lasten (behalve een bijdrage van 2,5%) en betaal je geen inkomensbelasting. Kortom, er staat geen enkel voordeel tegenover de risico’s. In het geval van zwartwerk worden feestdagen zeer waarschijnlijk niet betaald. Een echt contract geeft de studenten dit recht wel. Tot slot is zwartwerk volledig illegaal. Het risico dat je tegen de lamp loopt, is reëel. De financiële en juridische gevolgen zijn bovendien niet niks.
3
Bron: ACV, Randstad
wordt het contract gerespecteerd?
wordt het aantal arbeidsuren gerespecteerd?
De werkgevers houden de goede gewoonte aan om het arbeidscontract te respecteren. Dit jaar bevestigen meer dan negen studenten op de tien (94%) dat de arbeidsvoorwaarden nageleefd worden. Wanneer het contract niet wordt nageleefd, heeft slechts 1% van de studenten hier geen problemen mee.
Ook geen verandering wat het aantal uren betreft dat de studenten presteren. In acht op de tien gevallen stemmen de gepresteerde uren overeen met het contract. 9% van de studenten heeft meer gewerkt dan voorzien en is hiervoor betaald, maar 5% heeft meer gepresteerd dan voorzien zonder hiervoor betaald te worden.
figuur 7 wordt het contract gerespecteerd?
figuur 8 wordt het aantal arbeidsuren gerespecteerd? 1% 5% 81%
9%
94% 4%
5%
90%
100%
1% 0%
0%
10%
20%
contract gesrespecteerd
30%
40%
50%
60%
contract niet gesrespecteerd en geen probleem
70%
80%
90%
100%
contract niet gesrespecteerd en probleem
10%
20%
30%
gepresteerde uren = contract
40%
50%
60%
70%
meer uren gesrespecteerd en betaald
minder uren gesrespecteerd en niet betaald
80%
minder uren gesrespecteerd en betaald
meer uren gesrespecteerd en betaald
onder welk type contract werken de studenten? Studentenarbeid is een bijzonder flexibele arbeidsvorm. Daarom ook is twee derde van de contracten een arbeidsovereenkomst van korte duur. 30% van de studenten werkt met dagcontracten en 35% met een weekcontract. Tijdens de zomerperiode werken de studenten logischerwijze langer. 35% heeft dan ook een maandcontract. figuur 9 contractvormen 35%
weekcontract
9
35%
maandcontract
30%
dagcontracten
2.6. wat verdienen ze?
Het financiële aspect van studentenarbeid komt ook uitgebreid aan bod in deze studie. Hieronder vindt u de informatie over het aantal gepresteerde uren en hoeveel ze daarmee verdienen, naast hun maandelijkse zakgeld.
•
•
Wat de betaalde jobs betreft (tijdens het jaar of tijdens de vakantiemaanden), verdienen de studenten gemiddeld 2285 euro per jaar. In vergelijking met 2014 stellen we een daling van 3,4% van de gemiddelde jaarinkomsten vast. Het gemiddelde jaarinkomen van studenten blijft nochtans hoog. Er dient wel opgemerkt dat het gemiddelde naar boven wordt getrokken door enkele studenten waarvan de netto vergoeding aanzienlijk hoger ligt dan het gemiddelde. Ter informatie, het hoogst aangegeven inkomen bereikte zelfs de 50.000 euro. Als we nog verder teruggaan in de tijd, naar 2010, dan verdienden de studenten gemiddeld 1750 euro per jaar. Op vijf jaar tijd is het gemiddelde jaarloon van de studenten met 30% gestegen. Volgens de verklaringen van de studenten is er een groot verschil tussen de vrouwen (1793 euro) en de mannen (2810 euro). De mannen verdienen dus 57% meer dan de vrouwen. Deze tendens is op het eerste gezicht verrassend maar niet nieuw. In 2010 verdienden de vrouwen (1500 euro) ook al 500 euro minder dan de mannen (2025 euro). Maar dit jaar hebben de mannen (52 dagen/jaar) meer dagen gewerkt dan de dames (44 dagen/jaar). Het verschil in loon per gepresteerd uur bedraagt slechts 8% (zie kadertekst). Kortom, de arbeidsduur speelt een doorslaggevende rol.
•
56% van de studenten verdient naar eigen zeggen tussen 500 en 2000 euro per jaar. 16% van de studenten verdient minder dan 500 euro per jaar, en een vierde (28%) verdient meer dan 2000 euro. figuur 10 hoeveel verdienen de studenten (jobs)
16%
< 500€
22%
501-1000€
16%
1001-1500€
18%
1501-2000€
28%
> 2000€
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
Gemiddeld uurloon Dit jaar hebben we voor het eerst ook bij de studenten gepeild naar hun uurloon. Drie vierde van de jobstudenten kent zijn uurloon. Meer dan de helft (58%) verdient tussen 10 en 14 euro/uur, 36% krijgt 5 tot 9 euro/uur.
10
Uit onze studie blijkt dat de mannen 10,5 euro/uur verdienen en de vrouwen 9,7 euro/uur. Dit minieme verschil heeft vooral te maken met de verdeling mannen/vrouwen per sector, want mannen werken vaker als productiearbeider of magazijnier. Dit zijn zwaardere jobs met moeilijkere arbeidsuren en zijn dan ook iets beter betaald.
2.7. waaraan besteden ze hun centen?
De Belgische studenten sparen het grootste deel van hun inkomsten.
• • •
•
Iets meer studenten dan vorig jaar (69%) zetten een deel van hun inkomsten op de bank. Dit bedrag blijft stabiel en komt overeen met een vierde van het geld dat ze verdienen. Ook reserveren evenveel jobstudenten als in 2014 een deel van hun verdiende geld voor hun reisplannen. 66% besteedt een vierde van zijn inkomsten aan een reis. Ook de financiering van een eigen voertuig blijft belangrijk. 18% van de inkomsten gaat naar een auto, motor or bromfiets. Deze keuze betreft een vierde van de studenten.
•
Een vijfde van de jobstudenten werkt voor zijn studies. Dit is dus stabiel gebleven in vergelijking met het jaar ervoor. Ook het bestede bedrag blijft quasi onveranderd, namelijk 17% van de inkomsten. Toch staat de situatie in schril contrast met 2005. Toen besteedden 10% van de studenten 29% van hun inkomsten om hun studies te financieren. We zien eenzelfde tendens wat de bijdrage aan het gezinsbudget betreft: in 2015 heeft 20% van de studenten 12% van zijn inkomsten aan toe bijgedragen. In een tijdspanne van 10 jaar hebben 4% van de studenten hier een kwart van hun inkomsten aan besteed.
figuur 11 waaraan geven ze hun loon uit? % van de respondenten en gemiddeld belang
% positieve respondenten 90%
Uitgaan
80%
Kleding
70%
Vakantie Smartphone
60%
Sparen
Hobby
50%
Computer 40%
Musiek, film,..
30%
Sport Boeken
20%
Auto/moto Studie
MP3, TV,... 10% Sigaretten
Bijdrage gezinsbudget
0% 0
50
100
150
200
250
300
gemiddelde belangrijkheid/1000
11
Welke verschillen zijn er per subgroep? Sparen en vakantie zijn de twee belangrijkste posten voor alle studenten, maar de verdeling van hun uitgaven verschilt naargelang het geslacht en de leeftijdscategorie.
De mannen sparen momenteel evenveel als de vrouwen
Vrouwen geven meer geld uit aan vakantie en kleding
Mannen geven meer geld uit aan computers, andere technologische accessoires en sport
12
De -18-jarigen 22% sparen meer dan de +18-jarigen 15%
De +18-jarigen 20% geven meer uit aan hun vakantie dan de -18-jarigen 9%
De -18-jarigen 13% geven meer uit aan hun smartphone dan de +18-jarigen 8%
2.8. wat vinden studenten belangrijk in het werk en hoe tevreden zijn ze?
Wat de tevredenheid betreft, stellen we ook geen enkele verandering vast in vergelijking met de voorgaande jaren. De beschikbare middelen voor de uitvoering van de job (7,9/10) en de informatie over de functie (7,8/10) scoren nog altijd het best. De laatste twee tevredenheidscriteria zijn de informatie over hun rechten (6,9/10) en de jobinhoud (7/10). Het verschil bedraagt echter maximaal één punt.
We peilden enerzijds naar wat studenten belangrijk vinden in hun studentenjob en anderzijds naar hoe tevreden ze zijn over die verschillende factoren. Zoals gewoonlijk zijn studenten globaal heel tevreden over hun job. Hun gemiddelde tevredenheid bedraagt 8 op 10. Dezelfde score als vorig jaar. Het is dus niet verwonderlijk dat 84% in 2015 voor dezelfde werkgever zou werken en dat 85% die werkgever zou aanraden aan vrienden en kennissen voor een studentenjob. Anderzijds nemen de werkgevers vaak dezelfde studenten aan, wat de vertrouwensrelatie en de wederzijdse tevredenheid ten goede komt.
Als we de studenten moeten geloven, zijn vooral de werksfeer en het loon de doorslaggevende elementen bij een studentenjob. In het klassement van de belangrijkste criteria krijgt de werksfeer de hoogste score (8,8/10), op de voet gevolgd door het loon en de informatie over de functie (8,2/10). Helemaal achteraan staat de jobinhoud. Deze cijfers komen overeen met die van vorig jaar, behalve dat de werksfeer nu primeert. Kortom: de studenten willen in een aangename sfeer werken en goed verdienen, ook al is de job op zich niet erg boeiend.
Om zich goed te voelen in zijn job, hecht de student het meest belang aan factoren zoals de werksfeer, de informatie over zijn functie, het loon en de middelen waarover hij beschikt om zijn job uit te voeren.
figuur 12 zijn de studenten tevreden ? Tevredenheidsgraad 8.1
Werkmiddelen
7.9 Informatie over de job
Relatie met werkgever
7.7
Loon
Sfeer
7.5 Veiligheidsinformatie
7.3 Info over functie 7.1 6.9 Info over rechten
6.7
Belangrijkheidsgraad 6.5 7.400
13
7.600
7.800
8.000
8.200
8.400
8.600
8.800
9.000
2.9. een studentenjob: voor- of nadelig?
28% van de studenten vindt dat werken tijdens het jaar de studieprestaties nadelig beïnvloedt. 79% vindt werken als student een goede voorbereiding op de arbeidsmarkt. 74% van de studenten vindt dat dit hen een voorsprong geeft op studenten die niet werken. De conclusies zijn dus dezelfde als vorig jaar.
figuur 13 is het voordelig om een studentenjob te hebben?
Werken tijdens het schooljaar heeft een slechte invloed op de prestaties van de studenten
6%
22%
Werken als student is een goede voorbereiding
43%
32%
Werken als student geeft u een voorsprong op wie dat niet doet
47%
28%
0%
10%
15%
46%
20%
9-10 (helemaal akkoord)
14
29%
30%
40%
50%
7-8
19%
60%
70%
5-6
80%
6%
7%
90%
100%
<5 (helemaal niet akkoord)
2.10. de perceptie van de periode ‘na de studies’?
De problematiek van de integratie van de jongeren behoort tot de belangrijkste uitdagingen van de arbeidsmarkt. Hoe zien ze hun toekomst? Wat zijn volgens hen de hinderpalen voor een eerste job? Waartoe zijn ze bereid om een eerste job in de wacht te slepen? Hoe zijn ze van plan om zich op de arbeidsmarkt te integreren?
hinderpalen voor een eerste job We hebben eerst gepeild naar de mening van de jongeren over de moeilijkheden die ze ondervinden om een eerste job te vinden. Net als in 2014 schrijven bijna twee op de drie studenten (64%) dit toe aan een gebrek aan ervaring. 58% (+5%) wijst de economische crisis met de vinger. 42% (+3%) denkt dat er een kloof is tussen de opleiding en de gezochte profielen. Tot slot wijst 21% (+2%) op een ontoereikende beheersing van de talen. Wat de beheersing van de talen betreft, zien we een verschil tussen de drie regio’s in ons land. Hoewel de Vlamingen geen graten zien in hun talenkennis (13%), maken iets meer Walen zich daar zorgen over (23%). Maar liefst een op de drie Brusselaars (34%) ziet de talenkennis als een obstakel.
tegemoetkoming om een eerste job in de wacht te slepen Om een eerste vaste job in de wacht te slepen, zijn de studenten bereid een specifieke opleiding te volgen (72%) en zijn zes op de tien studenten (59%) bereid te investeren in hun talenkennis. Tot slot zou een op de twee studenten (49%) ermee instemmen een job uit te oefenen die niet overeenstemt met zijn of haar opleiding. Er is echter geen sprake van dat ze laten raken aan het loon, want slechts 10% zou ermee instemmen minder te worden betaald dan de marktprijzen. Al deze tendensen zijn dus dezelfde als vorig jaar. Alleen de mobiliteit wint aan belang, want vandaag zegt 63% bereid te zijn om in een andere regio te gaan werken.
15
wat doen in afwachting van een eerste job? In afwachting van een eerste vaste job zou 79% van de jongeren instemmen met betaalde stages en uitzendopdrachten (77%). Beide cijfers zijn 5% gestegen in vergelijking met vorig jaar. De jongeren lijken daarentegen minder geneigd om zich vrijwillig in te zetten. Werken voor een ngo, meehelpen met eenliefdadigheidsactie of vrijwilligerswerk doen, haalt slechts 20% van de stemmen. Nietvergoede stages (16%) scoren niet beter.
de kanalen om te zoeken naar een eerste job In de zoektocht naar een eerste job stellen we vast dat de jongeren hun kansen willen vergroten door meerdere kanalen te gebruiken. Met 71% zijn de jobsites het populairste kanaal. Gevolgd door spontane sollicitaties (66%), uitzendkantoor (60%), familie (50%), regionale tewerkstellingskantoren (53%), vrienden (47%), kranten (33%) en – op de laatste plaats – de school (24%).
welk zoekkanaal is prioritair? Mochten ze slechts één zoekkanaal gebruiken, dan zou een kwart van de jongeren (25%) de jobsites verkiezen. Een beroep doen op een uitzendkantoor (16%) staat op dezelfde hoogte als de regionale tewerkstellingskantoren (15%). Tot slot zou nauwelijks een op de tien jongeren (8%) familie inschakelen. De enige opvallende evolutie is de stijging van de spontane sollicitaties van 19% naar 23%.
promotie van de tewerkstellingssteun vereist Vorig jaar haalden we ook al het gebrek aan informatie over de tewerkstellingsmaatregelen aan. Amper een op de drie studenten (28%) meent namelijk goed op de hoogte te zijn van de tewerkstellingsmaatregelen die voor hen gelden. In dit opzicht is nog geen vooruitgang geboekt, want het resultaat blijft in 2015 gelijk.
2.11. het belang van het diploma
Is een diploma nog altijd dé sleutel tot een job? En welke diploma’s leiden het snelst naar een eerste job? Hieronder volgt de perceptie van de studenten. De studenten maken een onderscheid tussen gewoon ‘een’ job en een baan die hen echt aanspreekt. Zeven op de tien studenten denken dat een diploma noodzakelijk is om gewoon ‘een’ job in de wacht te slepen. Anderzijds denken acht op de tien studenten dat een diploma noodzakelijk is om een baan binnen te rijven die hen echt aanspreekt. Wat het opleidingsniveau dat het snelst naar een job leidt betreft, zijn de studenten zich ervan bewust dat een masterdiploma (66%) hen sneller op weg helpt naar een baan dan een doctoraat (37%) of een bachelordiploma (53%).
figuur 14 het belang van het diploma
32%
doctoraat
53%
bachelor
66%
master
35%
techn. onderwijs
33%
beroepsonderwijs
0%
16
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
3. belangrijkste conclusies
•
87% van de jongeren werkt, al dan niet tegen betaling. Stabiel resultaat in vergelijking met 2014.
•
•
•
•
•
•
17
•
Hoewel de studentenarbeid in de zomer tot 69% piekt, is het aandeel studenten die tijdens het jaar werken met nog eens 9% gestegen tot 63%. De studenten werken dus bijna evenveel tijdens het schooljaar als tijdens de zomer, ook al zijn sommigen in beide periodes aan de slag.
In 2014 werkten ze naar eigen zeggen 46 dagen, maar dit jaar hebben ze met 48 gepresteerde dagen bijna het maximumaantal bereikt. Het gemiddelde cijfer ligt hoog doordat sommige studenten, vooral de categorie 23-25 jaar (58 dagen/jaar), meer dan het maximum van 50 dagen onder het studentenstatuut hebben gewerkt.
•
Volgens de cijfers van 2014 van de RSZ en Federgon heeft 43% van de studenten een job in de wacht gesleept via een uitzendkantoor. Dit resultaat blijft al vijf jaar stabiel. De uitzendkantoren zijn dus een stabiele weg om een studentenjob te vinden.
De studenten zijn opnieuw heel tevreden over hun job. Hun gemiddelde tevredenheid bedraagt 8 op 10. Dezelfde score als vorig jaar. 84% zou in 2015 opnieuw voor dezelfde werkgever werken. En 85% zou een studentenjob bij die werkgever aanraden aan vrienden en kennissen.
•
79% vindt werken als student een goede voorbereiding op de arbeidsmarkt. 74% van de studenten vindt dat dit hen een voorsprong geeft op studenten die niet werken.
•
Het gebrek aan ervaring is nog altijd de grootste hinderpaal om een job te bemachtigen, maar dat aspect blijft wel stabiel. De andere hinderpalen (economische crisis, verschil tussen het aanbod en de opleiding, de profielen en de talen) winnen daarentegen aan belang.
•
In vergelijking met vorig jaar zijn de studenten bereid om extra inspanningen te leveren qua mobiliteit (63% tegen 56%) om een job te vinden.
•
Bij de zoektocht naar een job gaat de voorkeur nog altijd uit naar de jobsites (71%), gevolgd door spontane sollicitaties (66%). De uitzendkantoren blijven op de derde plaats staan (60%).
•
Acht op de tien jongeren vinden dat een diploma noodzakelijk is om een job te vinden die hen bevalt.
•
Volgens de studenten leidt een masterdiploma het snelst naar een job. Ze zijn opvallend minder optimistisch voor wat het technisch en beroepsonderwijs betreft, hoewel deze opleidingsniveaus in de praktijk aansluiten op heel wat knelpuntberoepen.
•
Het parlement bereidt een wetsvoorstel voor de wijziging van de wetgeving inzake studentenarbeid voor. Zo zouden de studenten een maximumaantal uren (400 uur/jaar) mogen werken in plaats van 50 dagen/jaar. Drie vierde van de respondenten verkiezen het systeem op uurbasis.
De top drie van de sectoren bleef onveranderd. De winkels (klein- en groothandel) blijven het hoogste aantal studenten tewerkstellen: bijna een op de drie. Dan volgen ’horeca en ontspanning’ (24%) en ‘bouw / productie / transport’ (20%). De evolutie van het type van functies dat de studenten uitoefenen, volgt dezelfde beweging. Een op de vier studenten (van 30% naar 26%) oefent een ondersteunende functie in een winkel uit (kassabediende, verkoper of aanvuller). De administratief bedienden vormen met 13% van de studenten nog altijd de op één na grootste groep. De doeltreffendheid. Dankzij de factor ‘nabijheid’ leveren de informele kanalen de beste resultaten op. Familie (28%) blijft het meest doeltreffende kanaal om een job te vinden, nog vóór vrienden en kennissen (19%). Uitzendkantoren blijken het meest doeltreffend van alle officiële kanalen (16%), terwijl de tewerkstellingskantoren (4 %) samen met de scholen (4%) en de kranten (2%) het rijtje afsluiten. Het zwartwerk is stabiel gebleven. 18% van de studenten heeft geen contract. Bij de -18-jarigen is de situatie wel verontrustend, want een derde van hen werkt zonder contract. We moeten waakzaam blijven en het verdere verloop van deze tendens de komende jaren blijven opvolgen.
•
Het gemiddelde loon blijft stabiel met 2285 euro per jaar.
•
69% van de studenten (+5%) spaart een deel, weliswaar nog altijd maar 25% van hun inkomsten. Kort daarop volgt de vakantie, die een belangrijke uitgavepost blijft: 66% besteedt 24% (-3%) van zijn budget hieraan.