studenten aan het werk
studie Randstad 2016
inhoud 1.
intro en aanpak.......................................................................................................................................................................... p. 3
1.1. intro - waarom deze studie?........................................................................................................................ 3
1.2. aanpak.......................................................................................................................................................................... 4
2. resultaten ........................................................................................................................................................................................ p. 5
2.1. dubbel zoveel studenten tijdens het schooljaar aan het werk als in 2004............................. 5
2.2. handel en horeca meest populair.............................................................................................................................. 7
2.3. familie, vrienden en uitzendkantoor: dé zoekkanalen bij uitstek.................................................. 8
2.4. uitzendkantoor en jobsite meest eficiënte officiële kanalen.............................................................. 9
2.5. nog steeds 30% van de -18-jarigen zonder contract aan de slag.............................................10
2.6. studenten verdienen gemiddeld 2400 euro per jaar.............................................................................12
2.7. inkomsten gaan vooral naar sparen en vakantie......................................................................................13
2.8. het loon is de belangrijkste drijfveer om te werken................................................................................14
2.9. studenten schatten de toekomst vrij rooskleurig in................................................................................16
3.
belangrijkste conclusies...................................................................................................................................................p. 18
2
1. intro en aanpak 1.1. intro waarom deze studie? • Vorig jaar waren er in ons land bijna een half miljoen jongeren aan de slag als jobstudent. • 217.880 studenten vonden hun job via een uitzendkantoor. Dat zijn er 14.405 meer dan het jaar voordien. • Meer dan een persoon op drie (36%) die via een uitzendkantoor aan de slag gaat, is student. • In 2015 zette Randstad 43.600 studenten aan het werk. De cijfers spreken voor zich. De uitzendkantoren vervullen een steeds belangrijkere brugfunctie tussen studenten en werkgevers op de Belgische arbeidsmarkt. Onze consultants zijn daarbij dagelijks dé spilfiguur tussen studenten en ondernemingen en kennen de noden van beide klantengroepen door én door. Dankzij deze studie verzamelen we daarenboven al 12 jaar lang goed onderbouwde data over wat er te weten valt over de verhouding tussen studenten en werk. En als grootste human resources-dienstverlener van het land willen we deze expertise ook graag delen. Al sinds de allereerste studie in 2004 gaan we jaarlijks bij een representatieve groep van 1000 studenten na wanneer ze werken, welke jobs ze doen en in welke sectoren ze aan de slag gaan. Omdat we vinden dat “werk” meer is dan betaalde arbeid uitoefenen in een bedrijf, onderzoeken we ook in welke mate de studenten zich engageren als vrijwilliger of klussen doen. We gaan na hoe ze die jobs zoeken, hoeveel ze verdienen en waaraan ze hun geld uitgeven. We rapporteren hoeveel studenten zonder een arbeidscontract aan de slag gaan en peilen naar hoe tevreden ze zijn over hun job en naar wat ze belangrijk vinden. En net omdat we dat al die jaren nauwgezet doen, kunnen we ook vandaag weer interessante verbanden leggen en evoluties rapporteren. You never get a second chance… Deze studie onderzoekt heel wat facetten van de allereerste contacten die jongeren hebben met onze arbeidsmarkt. En hoewel de resultaten van deze studie op tal van vlakken een zeer geleidelijke evolutie of zelfs een status quo vertonen - wat aantoont dat de gehanteerde methodologie erg degelijk is - kunnen we ook dit jaar enkele interessante evoluties optekenen. Deze studie is wat ons betreft verplichte lectuur voor al wie met kennis van zaken wil meepraten over jongeren en werk. En we durven zelfs te hopen dat ze ook inspiratie kan bieden voor de beleidsmakers en de bedrijven die net zoals wij hun steentje willen bijdragen om dat eerste contact van jongeren met de arbeidsmarkt in goede banen te leiden.
We wensen u alvast veel leesplezier.
3
1.2. aanpak Voor dit onderzoek werden 1000 studenten bevraagd die ouder zijn dan 15 jaar en ingeschreven in het secundair (algemeen, technisch en beroeps) of het hoger onderwijs (universiteit, hogeschool). De enquête werd eind april 2016 online ingevuld. De subgroepen zijn representatief voor de populatie (naar geslacht, taal, regio, …). De studenten werden bevraagd rond allerlei werkgerelateerde onderwerpen: Hoeveel verdienen ze? Welk soort jobs doen ze? In welke sectoren? Waaraan besteden ze hun geld? Hoe tevreden zijn ze over hun job? Gingen ze aan de slag met een arbeidscontract? Hoe schatten zij hun kansen in op de arbeidsmarkt na hun studies?
tabel 1: de respondenten geslacht taal leeftijd
studieniveau
regio
4
man
49%
vrouw
51%
Franstalig
46%
Nederlandstalig
54%
< 18 jaar
22%
18-21 jaar
52%
22-25 jaar
20%
> 25 jaar
7%
master
15%
bachelor
34%
middelbaar of lager
51%
Vlaanderen
56%
Wallonië
34%
Brussel
10%
2. resultaten
2.1. dubbel zoveel studenten tijdens het schooljaar aan het werk als in 2004
De verklaring moeten we vooral zoeken bij de veranderde wetgeving die het werken als student tijdens het schooljaar sterk versoepelde. Vóór 1 oktober 2005 konden studenten alleen tijdens de zomermaanden aan de slag onder het voordelige studentenstatuut. Vandaag mogen ze 50 kalenderdagen per jaar werken onder dit statuut.
Met deze studie onderzoeken we in de eerste plaats de verhouding tussen studenten en betaalde arbeid bij een bedrijf, in de overheidssector of in de non-profitsector. Maar omdat we werk niet willen reduceren tot werken als jobstudent, gaan we in deze studie ook telkens na of de studenten klussen tegen betaling of zich inzetten als vrijwilliger.
• Slechts 10% van de studenten werkt alleen tijdens de zomervakantie en 3% alleen tijdens het schooljaar. Het overgrote deel van de studenten combineert dus beide periodes.
Slechts 16% van de jongeren werkt niet. Ze verrichten geen betaalde arbeid, doen geen klussen en zetten zich niet in als vrijwilliger. Het overgrote deel van de studenten werkt dus wel.
• Studenten werken gemiddeld 46 dagen per jaar. De studenten jonger dan 18 jaar werken gemiddeld 37 dagen. De studenten tussen 23 en 25 jaar gemiddeld 59 dagen.
Uitgesplitst naar de verschillende vormen van werk geeft dit het volgende resultaat.
• Slechts 2% van de bevraagden geeft aan dat ze ook werken tijdens de schooluren. Hoewel het aandeel in realiteit waarschijnlijk iets hoger ligt dan ze toegeven, lijkt de vrees dat studenten in grote getale zouden gaan spijbelen en de schoolbanken overdag zouden inruilen om te gaan werken, dus ongegrond.
• 66% van de studenten werkt als jobstudent tijdens de zomervakantie. Het aantal studenten dat tijdens de zomermaanden aan de slag gaat, is opnieuw vrij stabiel gebleven en schommelt sinds het begin van de peilingen tussen 65 en 70%.
• 4% van de studenten doet allerhande klusjes tegen betaling zoals babysitten of helpen in de tuin.
• 54% van de respondenten werkt als jobstudent tijdens de rest van het jaar. Hoewel dat aandeel voor de eerste keer licht terugvalt – vorig jaar gaf 57% van de studenten aan tijdens de rest van het jaar te werken – is dat bijna een verdubbeling ten opzichte van de eerste meting in 2004. Ter vergelijking: bij de eerste meting in 2004 gaf slechts 30% van de studenten aan te werken tijdens het schooljaar.
• 30% van de studenten zet zich in als vrijwilliger. Dat aantal is sinds het begin van de metingen erg stabiel gebleven (33% in 2004). Hoewel sinds 2004 bijna dubbel zo veel studenten het hele jaar door werken, ging dat dus niet ten koste van hun engagementen als vrijwilliger.
5
naar een nieuwe herziening van de wetgeving inzake studentenarbeid? Vandaag mogen studenten in de loop van het kalenderjaar 50 dagen werken. Het ziet ernaar uit dat dat binnenkort zal veranderen. Op 28 januari 2015 werd in de Kamer van Volksvertegenwoordigers een wetsvoorstel ingediend om de wetgeving die studentenarbeid regelt, te wijzigen.
Deze figuur toont de toename van het aantal studenten dat tijdens het schooljaar werkt. De beide rode pijlen geven aan wanneer de studentenwetgeving werd aangepast. Vanaf 1 juli 2005 mochten studenten ook buiten de zomerperiode 23 dagen aan de slag onder het voordelige studentenstatuut. Begin 2012 werd de regeling van 23 dagen tijdens de zomerperiode en 23 dagen in de rest van het jaar aangepast.
Dit wetsvoorstel wil studenten toelaten om een vast aantal uren per jaar te werken in plaats van de huidige 50 dagen (de voorstellen gaan van 400 uur tot 550 uur). Als dit voorstel groen licht krijgt, zullen studenten die regelmatig drie of vier uur per dag werken niet langer een volledige werkdag verliezen per keer dat ze aan de slag gaan.
Tot op vandaag kunnen studenten 50 dagen per jaar met een studentencontract aan de slag. Het ziet ernaar uit dat het effect van deze versoepeling enigszins is uitgewerkt. Het aandeel werkende studenten tijdens het schooljaar lijkt te plafonneren.
grafiek 1: % studenten die tijdens het jaar werken 60
studenten zijn zelf vragende partij. in onze peiling van twee jaar geleden gaf drie kwart van de respondenten al te kennen dat ze te vinden zijn voor een aanpassing van de wetgeving.
50
51
40 30
40
45
42
41
2007
2008
47
54
57
54
49
36 30
20 10 0
2003
2005
6
2006
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2.2. handel en horeca meest populair
grafiek 2: in welke sectoren gaan de studenten aan de slag (%) ?
De top drie van de sectoren die de meeste studenten tewerkstellen, blijft door de jaren heen vrij stabiel. De handel en de horeca/ontspanning doen nog steeds veruit het meeste beroep op studenten.
35 30 29 25
25 20
1. Handel: 29% 2. Horeca en ontspanning: 25% 3. Overheid en non-profit: 13% 4. Productie: 11% 5. Financiële sector en andere diensten: 9%
15 13
10
11
9
Wat de verschillen tussen mannen en vrouwen betreft: er werken meer mannen als magazijnier (11% tegenover 5%), er werken meer vrouwen als winkelbediende (30% tegenover 14%). Er gaan ook opmerkelijk meer mannen als productiearbeider aan de slag (16% tegenover 4%).
7
2
3 Andere
3
Schoonmaak
4
Bouw
Financiële sector en andere diensten
Productie
Overheid en non-profit
Als we kijken naar het soort jobs die studenten uitoefenen, krijgen we onderstaande rangschikking, die eveneens vrij stabiel is gebleven. Gevraagd naar de laatste job die ze deden, geeft immers • 22% van de studenten aan dat ze werkten als winkelbediende; • 15% als administratief bediende; • 10% als productiearbeider; • 8% als magazijnier; • 7% als redder, monitor of animator.
Horeca/vrije tijd
Handel
0
Transport
5
2.3. familie, vrienden en uitzendkantoor: dé zoekkanalen bij uitstek Hoewel we een daling noteren, blijven de informele kanalen dé kanalen bij uitstek om een studentenjob te zoeken. 47% van de studenten doet een beroep op familie om een job te vinden (tegenover 51% vorig jaar). Op de tweede plaats staan de vrienden en kennissen, met 44% (-4%). De vrienden en kennissen moeten die tweede plaats dit jaar echter delen met een officieel kanaal, namelijk de uitzendkantoren. Bovendien moeten we nog een kanttekening plaatsen bij de score van de uitzendkantoren. De kans is immers groot dat studenten die aan de slag willen bij de overheid, de uitzendkantoren logischerwijs niet als een valabel zoekkanaal zien. De spontane sollicitatie wordt met 35% een pak minder populair dan vorig jaar (42%). De populariteit van de jobsites neemt niet meer toe. Vorig jaar waren ze nog voor 42% van de studenten een valabel kanaal. Vandaag doet slechts 39% een beroep op de sites. Studenten doen wel vaker een beroep op de scholen om een studentenjob te vinden (9% vorig jaar, 13% nu). grafiek 3: zoekkanalen: % respondenten 60 2016
50 40
51 47
44
48
44
2015
47 39
42
42 35
30 20
13
9
10 11 Kranten
Scholen
VDAB/FOREM/ACTIRIS
Spontane sollicitaties
Jobsites
Uitzendkantoren
Vrienden en kennissen
Familie
0
2 1 Andere
17 17
10
8
30 25
28 28
2016 2015
20
21 19
19 15
16 16
16
10 7 7 4 4
4 4 Scholen
VDAB/FOREM/ACTIRIS
Spontane sollicitaties
Jobsites
Uitzendkantoren
Kranten
2 2
0
2
1
Andere
5
Vrienden en kennissen
We vroegen de studenten ook hoe ze hun laatste job gevonden hebben. Hier maken we opnieuw een onderscheid tussen de officiële en de informele kanalen. De informele kanalen bieden de studenten bijna jobzekerheid. De kans is immers groot dat de sollicitatiebrief van een student die via zijn netwerk aan de slag wil, bovenaan de stapel komt te liggen. Via de officiële kanalen krijgen ze daarentegen veel meer te maken met de wetten van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en is er dus veel meer sprake van concurrentie.
grafiek 4: vindkanalen: % respondenten
Familie
2.4. uitzendkantoor en jobsite meest eficiënte officiële kanalen
Met dit resultaat blijken de uitzendkantoren nog steeds een stuk doeltreffender dan de publieke bemiddelingsdiensten (4%). En hoewel steeds meer studenten de scholen gebruiken als kanaal om een studentenjob te zoeken, kunnen deze die verwachtingen niet inlossen. Hoewel 13% van de studenten de scholen ziet als een valabel zoekkanaal, vond slechts 4% van de studenten ook effectief een job via de school.
Als we kijken naar de informele kanalen, dan blijft familie met 28% het meest doeltreffende kanaal om werk te vinden. Meer dan 1 student op vijf vond een studentenjob door vrienden en kennissen in te schakelen (21% tegenover 19% vorig jaar). In het klassement van de officiële kanalen, staan de uitzendkantoren (16%) op een gedeelde eerste plaats met de spontane sollicitaties (19% vorig jaar).
9
2.5. nog steeds 30% van de -18-jarigen zonder contract aan de slag
Hoewel twee wetswijzigingen de studentenarbeid zowel voor studenten als voor hun werkgevers een pak interessanter hebben gemaakt en de risico’s die men neemt met zwartwerk in de verste verte niet opwegen tegen de voordelen van de huidige regeling, gaat vandaag nog steeds bijna 1 student op 5 aan het werk zonder contract. In het regeerakkoord dat de krijtlijnen trekt van deze legislatuur zijn tal van bladzijden gewijd aan de strijd tegen sociale fraude. Toch lijkt ons land er niet in te slagen om het aantal jobstudenten zonder arbeidscontract terug te dringen.
Alle wetswijzigingen en sociale fraudebestrijding ten spijt, blijft het aantal studenten die vandaag aangeven dat ze zonder contract aan het werk gaan met 18% erg hoog. Niet in het minst wat de jongste studenten betreft. Bijna 30% van de -18-jarigen zegt immers zonder contract te werken. Uit de analyse van het zwartwerk per sector blijkt dat de horeca (24%) en sector van de vrije tijd (31%) nog altijd het meest getroffen zijn. Als we bovendien rekening houden met de omvang van de bedrijven, gaan studenten vaker aan de slag zonder contract in bedrijven met minder dan tien personeelsleden (26%).
Grafiek 6 toont de evolutie van het zwartwerk bij de jobstudenten. De rode pijlen geven aan op welke momenten twee wetswijzigingen studentenarbeid interessanter maakten, en daarmee een belangrijke voedingsbodem voor zwartwerk wegnamen. De erg voordelige regeling maakt het inschakelen van studenten zo interessant, dat het onbegrijpelijk is dat vandaag nog steeds één student op vijf aan de slag gaat zonder contract.
grafiek 5: % -18 jarigen zonder contract 45 40
Zoals gezegd, ziet het ernaar uit dat de regeling waarbij studenten 50 dagen per jaar mogen werken, omgezet zal worden naar een regeling waarbij ze een vast aantal uren zullen mogen werken. Daarmee schaaft de wetgever de regelgeving opnieuw bij om ze nog beter af te stemmen op de realiteit op de werkvloer. Werkgevers hebben vandaag immers steeds meer nood aan flexibele krachten die snel kunnen ingeschakeld worden voor beperkte periodes.
42
35 30
32
31 28
27
25
29
25
20 19
20 17
15 10 5 0
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
10
worden contracten gerespecteerd? 89% van de respondenten die tijdens hun laatste job aan de slag gingen met een contract, geeft aan dat de arbeidsvoorwaarden nageleefd werden. Vorig jaar lag dat aandeel met 94% net iets hoger. Wat het aantal gepresteerde uren betreft, stemmen ze in acht op de tien gevallen overeen met de uren die vastgelegd werden in het contract. 9% van de studenten heeft meer gewerkt dan voorzien en werd hiervoor ook uitbetaald. 4% van de studenten heeft meer uren gepresteerd dan voorzien in het contract zonder hiervoor betaald te worden.
met welk soort contract werken de studenten? Studentenarbeid is een bijzonder flexibele arbeidsvorm. 24% van de studenten werkt met dagcontracten en 27% met een weekcontract. Tijdens de zomerperiode werken de studenten logischerwijze langere periodes. 30% heeft dan een maandcontract.
grafiek 6: % studenten zonder contract 25 20 15
21
20 17
17
15 13
10
12
16
16
2012
2013
18
18
2014
2015
13
5 0
2003
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
11
2.6. studenten verdienen gemiddeld 2400 euro per jaar
• De mannelijke studenten verdienen gemiddeld heel wat meer dan de vrouwen (3096 euro, tegenover 1747 euro). Het verschil wordt grotendeels verklaard door de arbeidsduur. Dit jaar hebben de mannen dan ook gemiddeld 10 dagen meer gewerkt dan de vrouwen (51 dagen tegenover 41 dagen). Als we kijken naar hun gemiddeld uurloon, dan zien we wel dat de mannen per uur gemiddeld meer verdienen dan de vrouwen: de mannen gemiddeld 10,7 euro per uur, en de vrouwen gemiddeld 9,9 euro per uur.
Het financiële aspect van studentenarbeid komt ook uitgebreid aan bod in deze studie. Hieronder vindt u de informatie over het aantal gepresteerde uren en hoeveel de studenten daarmee verdienen, naast hun maandelijkse zakgeld. • Wat de betaalde jobs betreft (tijdens het jaar en tijdens de zomermaanden), verdienen de studenten gemiddeld 2400 euro per jaar. Dat is een lichte stijging ten opzichte van vorig jaar (2285 euro).
• 49% van de studenten verdient naar eigen zeggen tussen 500 en 2000 euro per jaar. 21% van de studenten verdient minder dan 500 euro per jaar, en 30% verdient meer dan 2000 euro.
grafiek 7: hoeveel verdienen de studenten? <=500
21%
501-1000
17%
1001-1500
16%
1501-2000
16%
>2000 euros 0%
12
30% 5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
2.7. inkomsten gaan vooral naar sparen en vakantie
welke verschillen zijn er per subgroep?
De Belgische studenten sparen het grootste deel van hun inkomsten.
Sparen en vakantie zijn de twee belangrijkste posten voor alle studenten, maar de verdeling van hun uitgaven verschilt naargelang het geslacht en de leeftijdscategorie.
• Iets meer studenten dan vorig jaar (72% tegenover 69%) zetten een deel van hun inkomsten op de bank. Gemiddeld sparen ze een vierde van het geld dat ze verdienen.
• De mannen sparen evenveel als de vrouwen.
• Ook reserveren evenveel jobstudenten als in 2015 een deel van hun verdiende geld voor hun reisplannen. 68% besteedt een vierde van zijn inkomsten aan een reis.
• Vrouwen geven meer geld uit aan vakantie en kleding. • Mannen geven meer geld uit aan computers, andere technologische accessoires en sport.
• Bijna de helft van de studenten spendeert iets meer dan 10% van zijn inkomsten aan de financiering van een eigen voertuig of aan transport.
• De -18-jarigen (25%) sparen meer dan de +22-jarigen (15%).
• Bijna acht op de tien studenten gebruiken hun eigen inkomsten voor een avondje uit, maar dit is slechts goed voor 13% van hun budget.
• De -18-jarigen (14%) geven meer uit aan hun kledij dan de +22-jarigen (10%).
• Bijna één student op vier (23%) gebruikt zijn inkomsten om de kosten van de studies (mee) te betalen. Dat is een lichte stijging tegenover vorig jaar (20%). Daar waar ze vorig jaar nog 17% van hun inkomsten bijdroegen aan de betaling van hun studies, is dat aandeel nu teruggelopen naar 13%. Ook het aantal studenten dat een bijdrage levert aan het gezinsbudget is licht gestegen van 20% naar 23%. Bij diegenen die een bijdrage leveren, gaat het om 11% van hun inkomsten (tegenover 12% vorig jaar).
• De +22-jarigen (20%) geven meer uit aan hun vakantie dan de -18-jarigen (8%).
tabel 2: waaraan besteden de studenten hun inkomsten? 2016 Sparen Vakantie Kledij Uitgaan, bioscoop Smartphone Computer, internet Hobby Transport Studies Bijdragen tot gezinsbudget Sport Boeken Muziek, films Sigaretten Multimedia
TOTAL 18% 17% 12% 10% 9% 8% 3% 5% 3% 3% 4% 2% 2% 1% 2%
M 18% 15% 7% 9% 11% 13% 3% 6% 2% 2% 5% 2% 3% 1% 3%
V 18% 19% 16% 11% 8% 4% 3% 5% 4% 3% 3% 3% 1% 1% 1%
13
<18 jaar 25% 8% 14% 12% 12% 9% 3% 2% 2% 2% 3% 2% 3% 1% 2%
18-21 jaar 18% 18% 12% 10% 9% 9% 2% 6% 3% 2% 4% 2% 2% 1% 2%
22+ 15% 20% 10% 9% 9% 8% 2% 8% 4% 4% 4% 2% 2% 1% 1%
2.8. het loon is de belangrijkste drijfveer om te werken We gingen bij de studenten na wat zij belangrijk vinden aan een studentenjob. Daaruit blijkt dat ze het loon dat ze met de studentenjob kunnen verdienen het belangrijkst vinden. Als we hen vragen om een score te geven op 10, dan staat het loon helemaal bovenaan met een score van 8,2/10.
studenten werken om geld te verdienen. ze hechten heel wat minder belang aan de
Daarnaast hechten ze veel belang aan de beschikbaarheid van informatie om de job goed te kunnen doen (8,1/10) en aan de werksfeer (8/10). Hoewel ze onderling wel van plaats verwisselen, blijft deze top drie doorheen de jaren vrij stabiel. Helemaal onderaan, vinden we - net zoals de voorgaande jaren - de jobinhoud terug (7,5/10). Kortom: de studenten doen studentenjobs om geld te verdienen. Ze hechten heel wat minder belang aan de jobinhoud. Dat ze gemotiveerd zijn om het goed te doen, blijkt uit het feit dat ze veel belang hechten aan goed geïnformeerd zijn.
jobinhoud.
14
grafiek 8: zijn de studenten tevreden? mate van tevredenheid relatie met leidinggevende
7,9
middelen
info over de jobinhoud
7,7
loon werksfeer
7,5 info over veiligheid 7,3 7,1 jobinhoud
6,9
info over rechten
6,7 6,5 7,4
7,5
7,6
7,7
7,8
7,9
8,0
8,1
8,2
8,3 belang
Studenten zijn globaal genomen erg tevreden over hun job. Die tevredenheid vertaalt zich, net zoals vorig jaar, in een gemiddelde score van 7,8 op 10. Maar liefst 86% van de studenten zou in de toekomst opnieuw als student voor dezelfde werkgever willen werken. En hoewel de meeste studenten hun studentenjob niet kiezen in functie van hun studies wil toch 33% van de studenten na de studies aan de slag "bij de werkgever die hen als jobstudent aan het werk zette".
Ondanks het feit dat loon de belangrijkste drijfveer is om een studentenjob te doen, is - wanneer we hen er expliciet naar vragen - 78% van de studenten toch van oordeel dat werken als student een goede voorbereiding is op de arbeidsmarkt. 73% van hen vindt dat de ervaring hen een voorsprong oplevert ten opzichte van studenten die niet werken. Wat de tevredenheid betreft, stellen we vast dat ze het meest tevreden zijn over hun loon, over de informatie over de job en over de middelen die hen ter beschikking werden gesteld om de job te doen. Elk van deze drie factoren kreeg een gemiddelde tevredenheidsscore van 7,8/10. Ze zijn het minst tevreden over de jobinhoud en de informatie die ze kregen over hun rechten en plichten als jobstudent. Beide factoren kregen een gemiddelde score van 7/10.
Beide resultaten geven het potentieel van studentjobs als rekruteringskanaal aan. Studentenjobs zijn voor bedrijven hét kanaal bij uitstek om toekomstige werknemers aan te trekken, te evalueren en een duurzame relatie met hen op te bouwen.
15
2.9. studenten schatten de toekomst vrij rooskleurig in
12% ziet het als een mogelijk obstakel), maken de Waalse en de Brusselse studenten zich hier meer zorgen over (26%). Omdat de laatste maanden in tal van media doemberichten opduiken over de erg negatieve impact van de technologische evoluties en de robotisering op de arbeidsmarkt, gingen we na in welke mate deze berichtgeving de studenten al kopzorgen baart. Volgens onheilsprofeten zouden de technologische evoluties immers 50 à 80 procent van de bestaande banen irrelevant maken.
Tot slot gingen we nog na hoe de studenten hun kansen op de arbeidsmarkt inschatten. 35% van hen denkt 1 à 3 maand na de studies werk te vinden. 15% is nog optimistischer en is ervan overtuigd dat ze binnen de maand na het afstuderen aan de slag zullen zijn. Slechts 5% van de respondenten vreest dat hij of zij meer dan een jaar na het afstuderen niet aan de slag zal zijn. Als we deze verwachtingen aftoetsen aan de reële termijnen, dan kunnen we zeggen dat de studenten globaal genomen iets te optimistisch zijn.
We stelden de studenten dan ook de vraag in welke mate de technologische evoluties een negatieve impact zouden hebben op hun eigen kansen op de arbeidsmarkt. 50% ligt er voorlopig niet wakker van. 31% is wel van oordeel dat hun jobkansen rechtevenredig zullen slinken met de evoluties op technologisch vlak. 20% heeft geen mening. Het is vooral die laatste groep studenten die de komende periode vatbaar zal zijn voor de onrust die van zulke berichtgeving uitgaat.
Als we vragen naar welke obstakels hun toegang tot de arbeidsmarkt zouden kunnen belemmeren, dan vreest bijna twee op de drie studenten dat een gebrek aan ervaring wel eens een belemmering zou kunnen vormen. Nog steeds de helft, maar wel 8% minder dan vorig jaar, wijst de economische crisis met de vinger. 43% denkt dat de kloof tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt wel eens roet in het eten zou kunnen gooien.
Gevraagd naar de kansen die de verschillende diploma’s bieden op de arbeidsmarkt, dan zien we dat zich hier een waterval aftekent. 61% van de studenten denkt dat een masterdiploma de meeste kansen biedt om snel een job te vinden. Dat aandeel daalt naar 51% voor een bachelordiploma en zakt verder in elkaar als het over de kansen van de mensen met een diploma van technisch (33%)
Tot slot vreest 20% van hen een ontoereikende talenkennis. Wat die talenkennis betreft, zien we een verschil tussen de drie regio’s in ons land. Hoewel het gros van de Vlaamse studenten er geen graten in ziet (slechts
16
en beroepsonderwijs (26%) gaat. Hoewel de resultaten afhankelijk van de gekozen studierichting onderling nog sterk kunnen verschillen, zijn deze verwachtingen globaal genomen vrij realistisch. Kijken we tot slot naar waartoe studenten bereid zijn om een eerste job in de wacht te slepen, dan zien we dat 69% van de studenten bereid is om een bijkomende opleiding te volgen. 59% is bereid om de talenkennis bij te spijkeren. 55% is bereid om in een andere regio te gaan werken om een job te vinden. Deze resultaten liggen in lijn met de resultaten van vorig jaar.
17
3. belangrijkste conclusies
è Studenten zijn globaal genomen vrij tevreden over hun studentenjob. 86% van de studenten zou opnieuw als student aan de slag willen bij het bedrijf waar ze als jobstudent werken en maar liefst 33% van hen geeft zelfs aan dat ze er ook na hun opleiding aan de slag willen. Beide cijfers wijzen erop dat studentenjobs een stevig onderschat rekruteringskanaal zijn.
populaire sectoren
aantal werkende studenten
è Gevraagd naar hun laatste job, geeft 22% van de studenten aan dat ze werkten als winkelbediende, 15% werkt als administratief bediende, 10% als productiearbeider, 8% als magazijnier en 7% als redder, monitor of animator
è Hoewel hun aandeel stabiliseert, zijn er anno 2016 (54%) bijna dubbel zo veel studenten die tijdens het schooljaar werken als bij de eerste meting in 2004 (30%).
è De top drie van de sectoren die de meeste studenten tewerkstellen blijft door de jaren heen vrij stabiel. De handel en de horeca/ontspanning doen nog steeds veruit het meeste beroep op studenten. Handel: 29%, Horeca en ontspanning: 25%, Overheid en non-profit: 13%
zoek- en vindkanalen è Hoewel steeds meer studenten het hele jaar door werken, doet slechts 2% van de studenten dat ook tijdens de schooluren. Op basis van deze cijfers moeten we ons dus geen zorgen maken dat veel studenten spijbelen om te kunnen werken. è 16% van de studenten werkt niet. Ze werken niet tegen betaling, doen geen klussen en engageren zich niet als vrijwilliger è Hoewel sinds 2004 bijna dubbel zo veel studenten werken buiten de zomerperiode, ging dat niet ten koste van hun engagementen als vrijwilliger. Het aandeel studenten dat aan de slag gaat als vrijwilliger blijft sinds het begin van de metingen vrij stabiel en schommelt rond de 30%. è Slechts 10% van de studenten werkt alleen tijdens de zomervakantie en 3% alleen tijdens het schooljaar. De meeste studenten combineren beide periodes en werken dus het hele jaar door.
18
è Hoewel we een daling noteren, blijven de informele kanalen dé meest populaire kanalen om een studentenjob te zoeken. 47% van de studenten doet een beroep op familie om een job te vinden (tov 51% vorig jaar).
è 89% van de respondenten die tijdens hun laatste job aan de slag gingen met een contract, geeft aan dat de arbeidsvoorwaarden nageleefd werden. Vorig jaar lag dat aandeel met 94% net iets hoger.
Op de tweede plaats staan de vrienden en kennissen, met 44% (-4%). De vrienden en kennissen moeten die tweede plaats dit jaar wel delen met een officieel kanaal, namelijk de uitzendkantoren (44% tegenover 47% vorig jaar).
è Studenten zijn vragende partij voor een aanpassing van de wetgeving. Drie kwart van de studenten is voorstander van een aanpassing naar een vast aantal uren per jaar in plaats van de 50 dagen.
è De uitzendkantoren en de spontane sollicitaties (16%) zijn de meest doeltreffende officiële kanalen om een studentenjob te vinden. Met dit resultaat blijken de uitzendkantoren een stuk doeltreffender dan de publieke bemiddelingsdiensten (4% =).
studenten en loon è Met de betaalde jobs verdienen studenten tijdens het jaar en tijdens de vakantiemaanden gemiddeld 2400 euro per jaar. Dat is een lichte stijging ten opzichte van vorig jaar (2285 euro).
met of zonder contract è Ondanks twee wetswijzigingen die studentenwerk aantrekkelijker maken en een aangescherpte strijd tegen sociale fraude ten spijt, gaat bijna één student op vijf vandaag nog steeds aan de slag zonder contract. Bij de jongste studenten loopt dat aandeel zelfs op tot bijna 30%.
è 72% van de studenten spaart. Gemiddeld sparen ze een vierde van het geld dat ze verdienen. Bijna éen student op vier levert een bijdrage aan het gezinsbudget en evenveel studenten financieren (een stuk van) hun studies met het geld dat ze verdienen. ... en de toekomst è 31% van de jongeren is ervan overtuigd dat de technologische evoluties een negatieve impact zullen hebben op hun jobkansen. è Studenten schatten hun kansen op de arbeidsmarkt na hun studies vrij positief in. Slechts 5% denkt dat hij of zij na een jaar na het afstuderen nog steeds geen job zal hebben. è Studenten zijn ervan overtuigd dat de kansen op de arbeidsmarkt het grootst zijn met een masterdiploma (61%), Slechts 33% gelooft in de kansen met een diploma van het technisch secundair onderwijs en slechts 26% in de kansen met een diploma van het beroepsonderwijs.
19
è 69% van de studenten is bereid om een bijkomende opleiding te volgen om een eerste job in de wacht te slepen. 59% is bereid om de talenkennis bij te spijkeren. 55% is bereid om in een andere regio te gaan werken.
www.randstad.be