Studentenstudie Randstad 2011
studenten aan het werk, in België, Nederland en Frankrijk
Studentenstudie 2011
1
inhoud 1. intro, aanpak en meest opvallende tendensen …………………
p. 3
1.1.
intro ………………………………………………………………………………...
p. 4
1.2.
aanpak ………………………………………………………………………………
p. 5
1.3.
meest opvallende trends ……………………………………………………..
p. 5
2. resultaten ……………………………………………………………………
p. 6
2.1.
werken jongeren? Zeker en vast! ………………………………………
p. 7
2.2.
wat doen ze precies? ………………………………………………………..
p. 8
2.3.
hoe zoeken ze hun job? …………………………………………………….
p. 9
2.4.
arbeidscontract: zwartwerk voornamelijk in kleinere bedrijven
p. 10
2.5.
wat verdienen ze? …………………..………………………………………
p. 11
2.6.
welke bestemming krijgen hun centen? …………………………….
p. 12
2.7.
wat vinden ze belangrijk en hoe tevreden zijn ze? ……………….
p. 13
3. Bijlage: hervorming studentenarbeid …………………………… p. 15
Studentenstudie 2011
2
1. intro, aanpak en meest opvallende tendensen
Studentenstudie 2011
3
1.1. intro waarom deze studie? Als human resources-dienstverlener, marktleider en trendsetter is Randstad geïnteresseerd in het reilen en zeilen van de arbeidsmarkt. Het bedrijf heeft meer dan 45 jaar ervaring met het matchen van de vraag naar en het aanbod van werk en investeert daarnaast ook in onderzoek naar arbeidsmarktgebonden thema’s. Randstad wil die opgedane kennis delen met al zijn publieksgroepen en zich op die manier profileren als arbeidsmarktspecialist. Zo gaat Randstad jaarlijks op zoek naar de meest aantrekkelijke werkgever in België, publiceert het elk jaar een studie rond een arbeidsmarktgebonden thema, geeft het tweejaarlijks de Werkpocket uit, organiseert het bedrijf human resources-themamiddagen, ... wat heeft Randstad met studenten? We schatten dat er deze zomer in België meer dan 420 000 jongeren aan de slag gaan als jobstudent, een absoluut record vermits 5 jaar geleden ongeveer 350 000 studenten werkten. In 2010 gingen 174 000 studenten aan de slag via een uitzendkantoor, toen al een kleine stijging t.a.v. 2009. Volgens Federgon worden dat er dit jaar ongeveer 190 000, 45% van alle jobstudenten. Via Randstad steken in België jaarlijks bijna 35 000 jobstudenten hun handen uit de mouwen tijdens de maanden juli, augustus en september. En dan hebben we het nog niet over de bijna 30 000 studenten die regelmatig via Randstad werken tijdens het jaar. Jongeren op zoek naar een job vinden steeds meer de weg naar een uitzendkantoor als efficiënt kanaal om snel een job te vinden en daarmee een centje bij te verdienen. We hebben er dus alle belang bij ook naar deze doelgroep onze baseline ‘good to know you’ in de praktijk te brengen. Met deze studie krijgen wij een beter beeld van wat er te weten valt over studenten en werk. We delen de resultaten graag met u.
We hopen dat deze studie ook voor u verhelderend is.
We wensen u alvast veel leesplezier.
Studentenstudie 2011
4
1.2. de aanpak Voor dit onderzoek werden 1 000 studenten, ouder dan 15 jaar en ingeschreven in het secundair, het hoger of het universitair onderwijs, bevraagd. Voor de tweede keer gebeurde de enquête via het internet. De subgroepen zijn representatief voor de populatie (naar geslacht, taal, regio, …). Ze werden bevraagd rond allerlei werkgerelateerde onderwerpen: hoeveel verdienen ze? Welk soort jobs doen ze? Waaraan besteden ze hun centen? Daarnaast werd gepeild naar hoe tevreden ze zijn met hun job, het arbeidscontract, …
1.3. de meest opvallende tendensen 1. 80% van de studenten werkt (jobs in bedrijven tijdens de schoolvakanties, tijdens de rest van het schooljaar, klussen en vrijwilligerswerk samen). 2. Het aantal jobstudenten in de zomer kent een lichte stijging, van 62% naar 66%. 3. Het aantal studenten dat werkt als vrijwilliger (sportclub, jeugdbeweging, NGO, …) blijft stabiel: bijna drie op tien. 4. Het aantal studenten dat tijdens het jaar in een bedrijf werkt stijgt licht 45% naar 47%. 5. Het aantal studenten dat klust stijgt licht van 46% naar 48%. 6. Studenten die tegen betaling werken in een bedrijf, doen dat meestal als winkelbediende, administratief bediende, horecamedewerker, magazijnier, productiearbeider of een functie als animator, redder, e.d. 7. Studenten hechten het meest belang aan de sfeer op het werk, informatie over de inhoud van de job, de middelen en het loon dat ze ermee kunnen verdienen. 8. 13% van de studenten verklaart zonder arbeidscontract te werken. Maar liefst 20% van de studenten jonger dan 18 heeft geen contract. In de horeca werkt 22% in het zwart. Opvallend is wel dat 34% van de studenten aan de slag in kleinere bedrijven zonder contract werkt. 9. Studenten hebben gemiddeld een jaarsalaris van 1 900 euro met studentenjobs, een stuk hoger dan vorig jaar (1 750). Hoe ouder ze zijn, hoe meer ze verdienen. Met klussen verdienen ze gemiddeld 850 euro per jaar, een stijging met 10%. 10. De studenten sparen globaal genomen één vijfde van het verdiende geld. Daarnaast besteden studenten hun centjes vooral aan ontspanning en persoonlijke spullen: vakantie, kleding, uitgaan, GSM, …
Studentenstudie 2011
5
2. resultaten
Studentenstudie 2011
6
2.1. werken jongeren? Zeker en vast! Vooral in de zomervakantie, maar ook meer en meer tijdens het schooljaar In dit onderzoek peilden we naar verschillende vormen van werk: van een klusje bij een buur tot een job op regelmatige basis in een bedrijf of organisatie gedurende het jaar of tijdens de vakantie. Daarenboven werd ook vrijwilligerswerk meegenomen. Vier op vijf jongeren blijken op één of andere manier te werken. Dit aandeel blijft stabiel in vergelijking met vorig jaar. Vrouwen zijn iets actiever dan mannen (83% t.a.v. 76%). Hoe hoger het studieniveau, hoe vaker men als jobstudent werkt: bij studenten uit het secundair onderwijs ligt dit percentage rond 70%, bij studenten uit het hoger onderwijs is dit ongeveer 90%. Uitgesplitst naar de verschillende vormen van werk geeft dit het volgend resultaat. • • • • •
66% van de studenten werkt tijdens de zomervakantie, een stijging met 4%. Bijna de helft (47%) van de respondenten werkt tijdens de rest van het jaar tegen betaling bij een bedrijf of organisatie. 48% van de studenten doet allerhand klusjes. het aandeel studenten die vrijwilligerswerk doen bedraagt 28%, net zoals het jaar daarvoor. 71,2% van de studenten doet betaald werk in bedrijven en instellingen.
Bij de studenten die werken doet 31% ook vrijwilligerswerk, bij de studenten die niet werken doet slechts 19% aan vrijwilligerswerk. figuur 1: Werken als student in 2011, welk soort werk? % respondenten (15-25 jaar)
66%
Vakantiejob (zomer)
62% 47% 45%
Job tijdens het jaar 28% 28%
Vrijwilligerswerk
2011
48% 46%
Klusjes
0%
10%
20%
30%
40%
50%
2010 60%
70%
De grote vaststelling blijft dat werken als student de norm is geworden. Het maakt anno 2011 deel uit van de jeugdcultuur. Het hernemen van de economie in de loop van 2010 geeft een licht positieve invloed op het aandeel studenten die in een bedrijf of instelling werken tegen betaling. De helft van de studenten werken nu al tijdens het schooljaar in een bedrijf of instelling.
Studentenstudie 2011
7
2.2. wat doen ze precies? Wat de klusjes betreft geeft bijna de helft van de studenten (48%) aan af en toe te klussen tegen betaling. De klusjes zijn, in volgorde van belang: babysitten (54%) in de tuin werken (27%, een stijging van 6%) kleine huishoudelijke klussen (22%, een stijging van 5%)
• • •
Tabel1: Verschillen tussen mannen en vrouwen babysitten tuin werken auto’s wassen huishoudelijke taken
mannen 29% 47% 25% 23%
vrouwen 79% 8% 4% 21%
Niet minder dan 79% van de vrouwelijke studenten steekt de handen uit de mouwen als babysitter (+6%). Hun mannelijke collega’s babysitten heel wat minder (29%), maar nemen het klussen in de tuin vooral voor hun rekening (47% t.o.v. 8%). De mannelijke studenten wassen ook meer auto’s dan hun vrouwelijke collega’s (25% t.a.v. 4%). Beiden doen ook veel huishoudelijke taken, met een kleine voorsprong voor de mannelijke studenten. Bijna één student op drie werkt als vrijwilliger, dit blijft stabiel t.a.v. 2010. Van het totaal aantal uren dat men als vrijwilliger aan de slag gaat, is men voor • • • •
39% actief als leider in een jeugdbeweging 17% actief als monitor in een sportclub 14% aan de slag bij een NGO 8% actief in de zorgsector voor bejaarden
Bij de studenten die tegen betaling aan de slag gaan in bedrijven (zowel tijdens de schoolvakanties als tijdens de rest van het jaar) stellen we op het niveau van de functies logischerwijze vast dat deze ook samenhangen met de sectoren waarin jongeren het meest terechtkomen: sector handel: 29% horeca/ontspanning: 23% bouw, productie en transport: 17%
functies winkelbediende: 24% horecamedewerker: 11% administratieve bediende: 16%
De dames gaan meestal aan de slag als winkelbediende (31%), administratief bediende (18%) of horecamedewerker (11%). Hun mannelijke collega’s vinden we in mindere mate terug als winkelbediende (17%) en administratief bediende (14%), ze werken evenveel in de horeca (11%), maar gaan daarnaast vaker aan het werk als productiearbeider (16% vs. 1%) of als magazijnmedewerker (14% vs. 4%). Opvallend is dat de sector non-profit/overheid met 5% gedaald is en daardoor niet meer in de top 3 van de sectoren voorkomt. De belangrijkste reden is waarschijnlijk dat de industrie zich heeft herpakt.
Studentenstudie 2011
8
figuur 2: Werken als student in 2011, in welke sector? % respondenten (15-25 jaar)
Handel
29%
Horeca/ontspanning
23%
Bouw/productie/transport
17%
Non-profit/overheid
13%
Diensten & Financiën
11%
Andere
6% 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
2.3. hoe zoeken ze hun job? De studenten zetten verschillende kanalen tegelijkertijd in om een job te zoeken. In 2010 ging 1 student op 2 via een uitzendkantoor op zoek naar een vakantiejob, een stijging met 5%. De belangrijkste andere kanalen om een job in een bedrijf te zoeken waren spontane sollicitaties (45%), vrienden en kennissen (34%), familie en jobsites (telkens 32%). figuur 3: Gebruikte rekruteringskanalen door studenten % respondenten Uitzendkantoor
60%
Spontane sollicitatie (bij bedrijf zelf) Vrienden en kenissen Familie
50% 50%
45%
40% 34%
32%
32% Jobsites
30%
VDAB/Forem/Actiris 19%
20%
18% Kranten
12%
Scholen
10% 1%
Andere
0% job
Via familie krijgen jobstudenten in alle sectoren het gemakkelijkste een vakantiejob. Daarnaast vinden studenten voornamelijk via uitzendarbeid een vakantiejob in de grote industrieën, de dienstensector en de handel. Alleen in de handel gaat men het meest aan de slag dankzij spontane sollicitaties.
Studentenstudie 2011
9
2.4. arbeidscontract: zwartwerk voornamelijk in kleinere bedrijven Beschikken de studenten over een arbeidscontract? En als dat het geval is, wordt dat contract nageleefd? 87% van de bevraagde studenten bevestigt een contract te hebben. Net zoals de voorbije jaren zijn het voornamelijk de -18 jarigen die aan de slag gaan zonder contract (20%). Boven 22 jaar is dit slecht 8%. Als we kijken naar de sectoren, stellen we vast dat zwartwerk nog steeds het meest voorkomt in de horeca: 22% van de studenten. Opvallend is wel dat 34% van de studenten aan de slag in heel kleine bedrijven (minder dan 6 personeelsleden) zonder contract werkt. Ter vergelijking, bij grote bedrijven (meer dan 100 personeelsleden) werkt slechts 5% zonder contract. De informatiecampagnes die studenten waarschuwen voor de gevolgen van zwartwerk en misbruiken, hebben dus toch wel een positief effect gehad, maar er is toch nog werk aan de winkel. Van de studenten met contract zegt 93% dat de voorwaarden van het contract perfect worden nageleefd, 3 procent geeft aan dat de voorwaarden niet volledig nageleefd worden, maar daar geen problemen mee heeft. 16% van de studenten met een contract geeft aan dat het aantal uren dat ze presteerden niet overeenkomt met het aantal uren voorzien in het contract. 12% presteerde meer uren dan bepaald in het contract (een daling met 4%). Bijna de helft daarvan werd er niet voor verloond. zwartwerk Heel wat werkgevers bieden jobs ‘in het zwart’ aan. En elk jaar opnieuw zijn er duizenden jobstudenten die bewust of uit onwetendheid zo’n ‘zwarte’ job aanvaarden. Zwartwerk ziet er op het eerste zicht winstgevende uit. Maar als je het wat van naderbij bekijkt, dan zie je dat de eventuele voordelen niet opwegen tegen de vele gevaren die aan zwartwerken verbonden zijn. We geven hierbij een overzicht van de belangrijkste argumenten om niet aan zwartwerk te beginnen: •
• •
• • •
Als zwartwerker heb je bij conflicten met je werkgever geen enkel been om op te staan. Je bent niet ingeschreven in het personeelsregister, je hebt geen contract, er is geen enkel juridisch bewijs dat je bij die werkgever arbeid gepresteerd hebt. Voor zwartwerkers wordt meestal geen arbeidsongevallenverzekering afgesloten. Als je een arbeidsongeval krijgt dan sta je er helemaal alleen voor. Zwartwerken betekent dat er op je loon geen RSZ en belastingen betaald worden. Als jobstudent ben je echter grotendeels (op 2,5% na) vrijgesteld van het betalen van sociale zekerheid en al helemaal van belastingen. Het is dus niet zinvol om je hiervoor op glad ijs te wagen. Er bestaat een heel grote kans dat je feestdagen niet krijgt uitbetaald. Met een contract heb je daar recht op. En, last but not least, is zwartwerk illegale tewerkstelling. Je loopt een reëel risico om betrapt te worden. De financiële en juridische gevolgen voor de werkgever zijn niet van de poes.
Bron: ACV, Randstad
Studentenstudie 2011
10
2.5. wat verdienen ze? Het financiële aspect van studentenarbeid komt ook uitgebreid aan bod in deze studie. We gaan na hoeveel uren studenten werken en hoeveel ze daarmee verdienen, naast het maandelijkse zakgeld (40% krijgt minder dan 50 €, 39% krijgt tussen 50 en 100€): •
De klussers verdienen ongeveer 850 euro per jaar, een stijging met meer dan 10%. Het jaar daarvoor verdienden ze nog 770 euro. Het gemiddelde bij de mannen ligt in tegenstelling tot vorig jaar lager (825 euro) dan het gemiddelde bij de vrouwen (iets meer dan 880 euro). Dit komt omdat vrouwen meer bijklussen dan mannen. Dit jaar zijn er meer studenten die bijklussen en gemiddeld verdienen ze ook 80 euro meer dan verleden jaar. Het aantal gepresteerde uren is ongeveer gelijk gebleven, 110 uur per jaar.
•
Wat de betaalde jobs (tijdens het jaar of tijdens de vakantiemaanden) betreft, stellen we vast dat studenten een gemiddeld jaarsalaris hebben van 1 900 euro. Hoe ouder men is, hoe meer men verdient. Onder de 18 jaar verdienen studenten gemiddeld 1 025 euro, boven de 22 jaar verdienen ze gemiddeld 2 600 euro. Vrouwen verdienen minder dan mannen (1 750 versus 2 000 euro). De meeste studenten verklaren tussen 500 euro en 1 500 euro te hebben verdiend. 1 op 3 verklaart meer dan 1 500 euro te verdienen per jaar. Het gemiddeld aantal gewerkte dagen blijft ook stabiel op 41. figuur 4: Hoeveel verdienen ze?
% respondenten
20%
<= 500
25%
501-1000 22%
1001-1500 16%
1501-2000
17%
>2000 euros 0%
5%
10%
15%
Studentenstudie 2011
20%
25%
30%
11
2.6. welke bestemming krijgen hun centen? Het grootste stuk van het budget van de Belgische studenten belandt in het spaarvarken. • • • • •
Bijna 62% van de studenten spaart een stuk van hun budget en bij diegenen die sparen, gaat ongeveer 30% van het verdiende geld het spaarvarken in. 71% verklaart een deel (bijna 12%) van hun spaarcenten te besteden aan hun GSM. 70% houdt een deel van het geld (ongeveer 14%) om uit te gaan, 66% spendeert dan weer een deel (18%) aan kleding. Daarnaast is de vakantie een belangrijke uitgavenpost: 57% spendeert 28% van de verdiende centen aan vakantie. Zoals steeds blijkt het werken om de studies te betalen een vrij beperkt fenomeen te zijn. Van de 19% studenten die een deel van het geld besteden aan de studies, gaat het over 23% van het budget. In totaliteit wordt maar 4% van het loon aan de studies gespendeerd.
figuur 5: Studenten: waaraan geven ze hun loon uit? % positieve antwoorden
% respondenten en gemiddelde belangrijkheid
90% GSM Uitgaan
80% 9
70%
Kleding Vakantie
10
Sparen
12 19
60% 16 50%
Informatica Hobby
40%
6 Muziek, film, ... 3
30% Boeken 20%
2 2
Auto/moto
3
Sport 5 4
2
MP3, TV, ...
3
2
10%
Studies Huishoud
Sigaretten
0% 0
50
100
150
200
250
300
350
400
gemiddelde belangrijkheid /1000
Hoewel alle studenten met hun geld voornamelijk sparen en persoonlijke zaken betalen, zijn er qua uitgavenpatroon toch enkele verschillen vast te stellen tussen mannelijke en vrouwelijke studenten. De verschillen zijn trouwens zeer stereotiep: • •
Vrouwen geven meer geld uit aan kleding en vakantie. Mannen geven meer geld uit aan computergerelateerde accessoires.
Ook qua leeftijd zijn er verschillen. Studenten jonger dan 18 geven meer geld aan computergerelateerde accessoires. De ‘oudere’ collega’s (18-25 j) besteden meer geld aan hun vakantie.
Studentenstudie 2011
12
tabel 2: waaraan besteden studenten hun verdiende centen? Mannen 19% 14% 8% 10% 9% 10% 7% 3% 4% 4% 2% 3% 2% 2% 2% 3%
Sparen Vakantie Kleding Uitgaan, cinema GSM Informatica Auto, moto, brommer, ... Studies Hobby Sport Deelname huishouden CD, DVD, download MP3, TV, DVD-speler, ... Sigaretten Boeken Andere
Vrouwen 19% 18% 16% 10% 9% 3% 3% 5% 3% 2% 4% 2% 2% 2% 2% 2%
< 18 jaar 22% 8% 13% 10% 11% 10% 4% 2% 4% 4% 1% 3% 3% 1% 2% 2%
+ 22 jaar 16% 22% 11% 8% 7% 4% 4% 7% 3% 2% 6% 2% 1% 2% 2% 3%
2.7. wat vinden studenten belangrijk in het werk en hoe tevreden zijn ze? We peilden enerzijds naar wat studenten belangrijk vinden in hun studentenjob en anderzijds naar hoe tevreden ze zijn over die verschillende factoren. Zoals gewoonlijk zijn studenten globaal heel tevreden over hun job. De gemiddelde tevredenheidsscore bedraagt 7,9 op 10, een iets lagere score dan vorig jaar (8,1). 84% zou in 2011 voor dezelfde werkgever werken. Studenten hechten al jaren het meeste belang aan de sfeer op het werk en informatie over de jobinhoud (8.3) alsook de middelen en het loon (8,2) dat ze kunnen verdienen. De studenten zij het meest tevreden over de informatie over de jobinhoud (8,0), daarna over de sfeer en de middelen (7,9) en dan pas over het loon (7,7). Zoals blijkt uit onderstaande grafiek, hechten studenten relatief minder belang aan de jobinhoud: de belangrijkheidsgraad bedraagt hier 7.5. figuur 6: belang en tevredenheid van de studentenjob Tevredenheidsgraad 8,1
informatie jobinhoud
middelen
Relatie baas
7,9 7,7
sfeer loon
7,5
Info veiligheid
7,3 7,1 6,9
jobinhoud
6,7 6,5 7,4
7,5
7,6
7,7
7,8
7,9
8,0
8,1
8,2
8,3
8,4
Belangrijkheidsgraad
Studentenstudie 2011
13
72% van de jobstudenten vindt het prima dat zij betere (para)fiscale tewerkstellingsvoorwaarden hebben dan gewone werknemers, een daling van 6%. In Wallonië vindt een groter deel van de studenten dat ze dezelfde parafiscale voorwaarden moeten krijgen als gewone werknemers dan in Vlaanderen (resp. 32 en 22%). 51% van de studenten vindt wel dat ze door deze voorwaarden een voordeel hebben t.a.v. de gewone werknemers op de arbeidsmarkt. Opnieuw ligt dit percentage hoger in Wallonië (57%) dan in Vlaanderen (47%). 29% van de studenten vindt dat werken tijdens het jaar de studieprestaties nadelig beïnvloed. De mannelijke studenten vinden dit nadeliger dan de vrouwelijke studenten (32% vs. 26%). De studie ging ook na of de studenten naast het doen van studentenwerk stages hadden gevolgd in het kader van hun opleiding. 40% van de respondenten heeft dit effectief gedaan. 74% vindt een stage i.f.v. de studies een goede voorbereiding op de arbeidsmarkt. Zowel bij de mannen als de vrouwen vindt 76% dat dit een voorsprong biedt t.o.v. anderen. In Wallonië (79%) is men hiervan nog meer overtuigd dan in Vlaanderen (74%). 63% van de studenten geeft tenslotte aan geen vakantiejob te zoeken in de lijn van hun studies. We kunnen ons afvragen of hiermee in bepaalde gevallen geen kansen gemist worden.
Studentenstudie 2011
14
Bijlage: hervorming studentenarbeid De nieuwe regeling bepaalt het volgende: 1. Jaarlijks aantal toegelaten dagen aan beperkte bijdragen: 50 Het aantal dagen dat studenten jaarlijks binnen de regeling van de studentenarbeid kunnen presteren, wordt opgetrokken tot 50, gespreid over het hele jaar. 2. Slechts één enkele solidariteitsbijdrage De twee bestaande periodes met hun uiteenlopende specifieke socialezekerheidsbijdrage-percentages (23 dagen gedurende de zomer aan 7,51 procent, 23 dagen buiten de zomertijd aan 12,51 procent) worden vervangen door een jaarlijks contingent aan dagen ‘studentenarbeid’ met één enkele socialezekerheidsbijdrage van 8,13 procent, die dus voor het hele jaar geldt. Aangezien het vastgelegde contingent 50 dagen bedraagt, is deze hervorming budgettair neutraal. Deze socialezekerheidsbijdrage bestaat uit twee deelbijdragen, namelijk een solidariteitsbijdrage van 5,42 procent ten laste van de werkgever en een solidariteitsbijdrage van 2,71 procent ten laste van de student, wat neerkomt op een nieuw evenwicht vertrekkend van de verschillende percentages die nu worden toegepast. 3. De huidige beperking tot zes maanden voor een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten wordt opgetrokken tot twaalf maanden Momenteel kan een student slechts gedurende zes maanden met een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten bij dezelfde werkgever worden tewerkgesteld. Het optrekken van die beperking tot twaalf maanden zal het voor werkgevers mogelijk maken contracten voor de duur van een jaar te sluiten en bijvoorbeeld een student voor één weekenddag gedurende het hele jaar of gedurende de twee volledige zomermaanden aan te werven. 4. Een efficiënter controlesysteem voor de Sociale Zekerheid Een teller om zowel de student als de werkgever toe te laten het overblijvende saldo aan dagen te tellen Bovendien wordt ook het systeem gemoderniseerd om het aantal effectief gepresteerde dagen te tellen. Elke werkgever zal voortaan een « multi-Dimona »-aangifte doen, waarin het aantal dagen studentenarbeid die de student op basis van de gesloten overeenkomst verricht, per kwartaal vermeld worden. Deze gegevens vormen de basis van de nieuwe « teller studentarbeid » van de RSZ, die op elk moment door zowel de student als de werkgever geraadpleegd zal kunnen worden. Deze laatste zal er voortaan dus zeker van kunnen zijn dat de student het contingent van 50 dagen per jaar niet heeft overschreden! Dit systeem zal het voor de controlediensten mogelijk maken om de toepassing van de bestaande regels daadwerkelijk te controleren, terwijl de werkgevers voortaan de gewenste rechtszekerheid hebben wat betreft het aantal nog beschikbare dagen en de studenten de mogelijkheden die hen ter beschikking gesteld worden beter kunnen benutten zonder onbeschermd te zijn tegen risico’s, met name wat betreft eventuele arbeidsongevallen. De consultatie van het saldo van het dagencontingent door de werkgever zal mits strikte naleving van de privacy van de student gebeuren. Alleen het overblijvende dagensaldo zal toegankelijk zijn. De consultatie van dat contigent zal kunnen via de webstek van de RSZ en middels een toegangscode die de student aan de werkgever meedeelt.
Studentenstudie 2011
15
Behalve het saldo van het contingent zal de student ook een volledig zicht krijgen van de dagen waarvoor een Dimona-aangifte is gebeurd en van de werkgevers die deze aangiften hebben gedaan. Ook dat zal kunnen via de webstek van de RZS, waar de student zich via de elektronische identiteitskaart toegang toe verleent. Een zeer vaak up-to-date gebrachte teller Het saldo van het contingent zal altijd up-to-date zijn, aangezien de Dimona-aangiftes bijna onmiddellijk online worden geregistreerd en verwerkt. Het systeem van een teller van het aantal dagen dat iemand binnen de regeling van de studentenarbeid werkt, bestaat momenteel niet, wat de huidige regeling zwaar en moeilijk te controleren maakt. Het principe van Dimona bestaat erin dat men de RSZ via elektronische communicatie op de hoogte brengt van de tewerkstelling van een werknemer, aan de hand van een uniek identificatienummer, het RSZ-nummer van de werkgever of zijn nummer van de Kruispuntbank van de ondernemingen, evenals het INSZ-nummer van de werknemer. Dimona legt de arbeidsrelatie tussen de werkgever en de werknemer met zekerheid en op eenvormige wijze vast. Wat betreft de werkgever die de student minder dagen doet werken dan aangegeven door de Dimona-in, wordt het quotum automatisch rechtgezet op het moment van de ‘cross control’ multiDimona/Dimona op het einde van de tweede maand die volgt op het einde van het betrokken kwartaal. Bovendien doet de werkgever ofwel spontaan een rechtzetting van het contingent (maar zonder dat er een verplichting is om dat systematisch te doen); ofwel, indien de werkgever geen spontane rechtzetting heeft gedaan, doet hij het op de uitdrukkelijke vraag van de student om zijn quotum recht te zetten met het aantal niet gewerkte dagen, bijvoorbeeld omdat hij deze dagen wil gebruiken om bij een andere werkgever te werken; ofwel, indien de werkgever weigert de rechtzetting te doen, kan de student zich richten tot de RSZ om het saldo van het contingent te doen rechtzetten. Dit laat toe om de formaliteiten te beperken die door de werkgevers vervuld moeten worden, terwijl ook de belangen van elke partij in acht worden genomen. Zolang het contingent van 50 dagen wordt gerespecteerd, worden de socialezekerheidsbijdragen van de regeling ‘studentenarbeid’ toegepast. Zodra er een overschrijding van het contingent is bij eenzelfde werkgever of de bepalingen met betrekking tot het contingent niet worden nageleefd, volgt er een sanctie. 5. Gezinsbijslagen: naar een beter evenwicht Momenteel mogen studenten in de loop van het eerste, het tweede en het vierde kwartaal 240 uur per kwartaal werken en mogen ze wat de gezinsbijslagen betreft, in het derde kwartaal onbeperkt werken. Bij overschrijding verliest men de kinderbijslagen voor het betrokken kwartaal. Maar, indien deze overschrijding in het tweede kwartaal gebeurt, verliest men de bijslagen voor het tweede en derde kwartaal. Het kernkabinet heeft beslist deze bijzondere regel eveneens op te heffen, dit wil zeggen: indien deze overschrijding in het tweede trimester gebeurt, verliest men alleen de bijslagen voor het tweede trimester. 6. Inwerkingtreding per 1 januari 2012, waarna een evaluatie volgt Joëlle Milquet en Laurette Onkelinx zullen de wettelijke en reglementaire aanpassingen ter zake aan de volgende ministerraad voorleggen. Dit gaat om een beslissing die in lopende zaken genomen kon worden, aangezien ze zich inschrijft in de continuïteit van een beslissing ter zake die door het kernkabinet van 12 februari 2010 al genomen werd. Deze hervorming van de studentenarbeid wordt dus van kracht per 1 januari 2012 en zal het voorwerp uitmaken van een eerste evaluatie voor het einde van het tweede kwartaal van 2013 door de Nationale Arbeidsraad in samenwerking met de RSZ, de Fod Werk en Fod Sociale Zekerheid. Bron: persbericht van het kabinet van de minister van Werk
Studentenstudie 2011
16