Op zoek naar het kasteel van Albert Banjaert, deel II *
door Jean Roefstra
Een eerste poging tot gericht archeologisch onderzoek naar Banjaert
I
n mijn eerste artikel over Banjaert heb ik veel aandacht besteed aan het ontrafelen van vele dwaalsporen en misvattingen over het huis van het geslacht Banjaert dat eens nabij de Grote Kerk gestaan moet hebben. Ik vermoedde deze aan de zuidzijde van de Grote Kerk in de kerkbuurt. De Archeologische Werkgroep van de Kennemer Oudheidkamer (heden de Archeologische Werkgroep Beverwijk-Heemskerk), die sinds de jaren zestig van de twintigste eeuw geregeld archeologische onderzoekingen pleegde in de omgeving van de kerk, had zich tot dat moment nooit met het bestaan van Banjaert beziggehouden en heeft dus nooit een verband gelegd met de door hen rond deze locatie aangetroffen archeologische sporen en vondsten.1 Verderop in dit artikel kom ik terug op deze voor het onderzoek naar Banjaert waardevolle gegevens. Al vanaf 1986 ben ik op zoek naar archeologische aanwijzingen voor het bestaan van Banjaert ter hoogte van het rond die tijd geruimde Agathakerkhof, Lommerlust en Kerkstraat.2 Een oppervlakkig veldonderzoek van deze terreinen leverde helaas niets duidelijks op, althans voor zover het vondsten betrof uit de twaalfde eeuw. Een enkele archeologische boring leverde alleen wat middeleeuws puin en wat houtskooldeeltjes in donkerbruine grond op. Om duidelijkheid te verkrijgen waren eigenlijk enige proefputten noodzakelijk ten zuidoosten van de Grote Kerk. Hier verwachtte ik nog een restant te vinden van een mogelijke gracht om het huis van Albert Banjaert. Helaas belemmerde de verspreiding van menselijke resten op de veldjes nabij het geruimde kerkhof de voortgang van het onderzoek. Hierdoor werd toen voorlopig van verder onderzoek afgezien. De archeologische werkgroep werd even later geheel in beslag genomen door de maandenlang durende opgraving van de woontoren onder het huidige C&A aan de Breestraat. Van uitstel kwam afstel, althans voorlopig. Het jaar daarop werd tijdens de sloop van woningen aan de Jan Alsweg een zijgevel zichtbaar met enorme middeleeuwse bakstenen. Letterlijk voor de kraan uit deed ik toen snel een meting van het formaat bakstenen. Slechts enkele minuten later werd alles afgevoerd. Het hergebruikte baksteenformaat van deze eensteensmuur: 32x14x9 centimeter is te dateren tussen 1190 en 1225. 3 De herkomst van deze bakstenen was aanleiding tot veel misverstanden. Ze zouden van een nabijgelegen locatie aan de Jan Alsweg komen, van een grote fundering, en zijn hergebruikt voor de bouw van het pand.4 Deze locatie aan de Jan Alsweg werd tevergeefs onderzocht. Er werden wel andere vondsten gedaan die pasten in de door mij verwachte periode.5 Achteraf bezien is dit heel begrijpelijk aangezien de Jan Alsweg en de Kerkstraat in elkaar overliepen op een kaart van 1970. Deze vermeldt geen naam op dit punt, maar het gaat wel degelijk om de Kerkstraat. De informatie die ik toen kreeg bleek achteraf niet te kloppen. De situatie was voor 1986 drastisch veranderd. Dankzij C.E. de Boer die, naar aanleiding van de verhalen over oude funderingen, enkele oudbewoners uit deze buurt interviewde, werd meer inzicht verkregen over de werkelijke locatie van de door mij gezochte fundering.6 Uit de verhalen van de buurtbewoners bleek dat er ook andere funderingen aanwezig moesten zijn. Niet vreemd, want de oudste bebouwing werd tussen 1960 en 1982 systematisch gesloopt waarbij heel wat zichtbaar geweest moet zijn. Het gaat om het terrein tussen de Jan Alsweg, Torenstraat en de Kerkstraat. Dit komt overeen met de archeologische waarnemingen in hetzelfde gebied (Jan Alsweg, Peperstraat, Torenstraat, Kerkstraat en het park achter de kerk).7 Er waren dus meer fundamenten gezien in de Kerkbuurt. Vele waren opgedolven om goedkoop aan bouwmateriaal te komen. Om een beter inzicht te verkrijgen was het nodig om het archief van de Archeologische Werkgroep Beverwijk-Heemskerk te raadplegen. Deze werkgroep, destijds Werkgroep van de Kennemer Oudheidkamer geheten, is al sinds de jaren zestig actief geweest met kleinschalig onderzoek in de omgeving van de Kerkbuurt. De bestaande lijst van onderzoeken bleek zeer beknopt te zijn, in enkele gevallen niet correct en vrijwel ontoegankelijk behalve voor enige leden van de Archeologische Werkgroep. Ik vond echter voldoende aanknopingspunten die de verhalen over fundamenten en andere vondsten onderbouwden. Er kon een relatie gelegd worden met bewoning in de twaalfde en dertiende eeuw. In combinatie met de historische geografie en het feit dat de oudste kerken en adellijke gebouwen meestal kort bij 41
1. Luchtfoto uit de jaren 70 van de oudste kern van Beverwijk. Stichting Prentenkabinet Van der Linden, met dank aan M.Tuin.
elkaar zijn te vinden kwam ik, in 1986, tot de stelling dat het huis van Albert II Banjaert in de Kerkbuurt te vinden moest zijn. Recentelijk werden de corresponderende archeologische dagrapporten toegankelijk die voorheen in eigen bezit waren.8 Bij het schrijven van het eerste artikel over Albert Banjaert (in Ledenbulletin 2000 nummer 24) waren deze gegevens dus nog niet beschikbaar. Ook voor het tweede artikel, in het jubileumnummer van de Archeologische Werkgroep BeverwijkHeemskerk in het jaar 2002, kwamen deze gegevens te laat.9 In mijn eerdere artikelen over Banjaert plaats ik het kasteel aan de zuidzijde.10 Helaas werd daarbij in 2000 op een door mij aangeleverd kaartje, door een redactionele fout, een verkeerde locatie aangegeven.11 De aanwijspijl staat er verkeerd. Deze hoort te wijzen naar de kerkbuurt en niet naar het gebied ten westen van de Jan Alsweg.
➨
„
Inmiddels is er ook door anderen gepubliceerd over de mogelijke locatie van Banjaert in Beverwijk. In het in 2003 verschenen boek “Midden Kennemerland in de Vroege en Hoge Middeleeuwen” is er een hoofdstuk aan gewijd.12 Op enkele van de veronderstellingen in deze publicatie ga ik hierna nader in.
2. Het kaartje zoals het afgebeeld had moeten worden in Ledenbulletin 24. De windroos is hier op de kadastrale kaart van 1832 met 15º gecorrigeerd.
42
Een opmerkelijke poort…
3
4
5
In “Hart van Kennemerland” is een prachtige aquarel te vinden uit de achttiende eeuw van de oude Kerkstraat waarop een poortgebouw is te zien.13 Van dezelfde poort zijn diverse latere afbeeldingen verschenen.14 Er valt direct iets op. Een opmerkelijke poort in een hoge muur die wat afwijkt van de rooilijn van de overige bebouwing. Boven de poort een drietal zuiltjes, waarmee de suggestie van kantelen word gewekt, met bekroning van enkele beeldjes. Dit poortachtige gebouw is op een ruiter te paard berekend, gezien de hoogte en de verschillende houten poortdeuren. Dit soort poorten vind men overal in het land bij kastelen, ruïnes en buitenplaatsen. Vaak geeft een dergelijke poort een symbolische, niet meer bestaande hoge status aan, zoals de poort bij de burcht van Leiden, de voormalige commanderij van de Duitse orde in dezelfde stad, kasteel Schagen en kasteel Medemblik enzovoort. Een dergelijke poort vind men door heel het land bij voormalige of bestaande monumentale gebouwen,met name buitenplaatsen.. Nu kan erg gemakkelijk het beeld ontstaan dat deze poort - gelegen ter hoogte van de huidige Kerkstraat nummers 17-25 - misschien een overblijfsel zou kunnen zijn van het kasteel Banjaert.15 Uit de archeologische gegevens komt dit echter niet naar voren.16 En dat is niet het enige. De eerste afbeelding van deze poort was mij al bekend in 1996 op de pentekeningen van H.Gerlings die gedateerd worden in ca.1880 welke zijn getekend naar Pieter Bruins, zestiende eeuw (1583).17 De originelen van Pieter Bruins zijn natuurlijk duidelijker en bovendien ingekleurd, maar helaas, de afgebeelde poort van het veronderstelde kasteelachtige gebouw wordt eenmaal – in 1583 – ten zuiden van de kerk afgebeeld. Op een eerdere kaart van dezelfde Pieter Bruins uit 1580 is er niets te zien. Na eenmaal afgebeeld te zijn in 1583 komt het in 1590 niet meer voor op een andere kaart van Bruins. Wel staat er dan een belangrijk gebouw schuin voor de Grote Kerk, maar of hiermee hetzelfde bedoeld wordt? Op een andere kaart van Bruins is in 1593 hiervan niets meer te zien. Overigens is Bruins, zijnde een landmeter, alleen topografisch betrouwbaar. Zijn illustraties zijn zuiver bedoeld ter oriëntatie en niet naar de werkelijkheid getekend. Doel van deze kaart en is dan ook het ingemeten perceel land in de nabijheid van de kerk. Om de positie van dit perceel vast te leggen tekent hij een kerk met omgeving (waarbij een kasteelachtig gebouw/poort), waarschijnlijk op basis van herinnering. Op verschillende tekeningen, kaarten en schetsen door Bruins vervaardigd - in deze regio -veranderen de kerk van Beverwijk, kasteel Adrichem, kasteel Assumburg en de kerk van Heemskerk dan ook steevast van uiterlijk. Het is dan ook uiterst gevaarlijk om aan deze afbeeldingen van gebouwen en kastelen conclusies te verbinden en zij zijn, op zijn zachtst gezegd, in strijd met de werkelijkheid. Niet dat er geen gebouwen aanwezig zijn, maar veel van de door hem getekende gebouwen – onder andere het huis op de kaarten voor de kerk - ziet men terug op kaarten van hem door heel Noord en Zuid Holland, al verschilt, per kaart, de grootte van de gebouwen, ruïnes, poorten (met of zonder zogenaamde kantelen), kerken en kastelen.18
6 3. Detail P. Bruins 1580, A.V.K. Kennemer Atlas, inventarisnummer 51-318. De oudste afbeelding van Bruins, geen gebouw of poort. 4. Detail P. Bruins 1583, A.V.K. Kennemer Atlas, inventarisnummer 51-999010 W. 5. Detail P. Bruins 1590, A.V.K. Kennemer Atlas, inventarisnummer 51-319M. Het belangrijke huis staat ineens naar voren. De poort ontbreekt. 6. Detail P. Bruins 1593, Kaart in het bezit van de gemeente Heemskerk. Het poortgebouw ontbreekt hierop.
7
8
9
10
11
12
7-12. Zes details van afbeeldingen uit de collectie van Museum Kennemerland van “ het groene poortje” in de Peperstraat nabij de toren van de Grote of St.Aagtenkerk. Zie verder onder noot 14.
43
13. De kaart van Jacob van Deventer uit 1560 met daarop de belangrijkste gebouwen in Beverwijk
Om nu te concluderen dat naast de kerk van Beverwijk de resten van een kasteelachtig gebouw zouden staan op basis van P. Bruins, acht ik niet verantwoord.19 Om die reden heb ik deze kaart uit 1583 dan ook niet als betrouwbare bron gebruikt. Misschien is er symbolisch op basis van een herinnering een kasteelachtig pand aangegeven ter herinnering aan het huis van Albert Banjaert. Ik stel verder vraagtekens bij de mogelijkheid om op basis van een schilderij en/of tekening de maat van de gebruikte stenen af te leiden. De poort heeft volgens mij meer te maken met de ommuring (een eensteens?, dikke (tuin?)muur) van een buitenplaats. Deze muur met poort zou dan behoord hebben aan de buitenplaats “de Raep” iets dat Koenen et.al. ook aangeven.20 Maar helaas: geen restant van een eventuele voorpoort of toegang tot kasteel Banjaert. Het is dan ook veelzeggend dat Jacob van Deventer op zijn kaart uit circa 1560 geen belangrijk gebouw naast de Grote Kerk afbeeldt, zoals hij wel doet voor de andere belangrijke gebouwen in de stad zoals het leprozenhuis, de beide kloosters, kasteel Adrichem en de lakenhal in de Breestraat.
Archeologische aanwijzingen voor het huis Banjaert in de oude Kerkbuurt De nederzetting Sint Agathenkerk ligt op een oude strandwal, waarschijnlijk uit het Laat Neolithicum (2900-2000 voor onze jaartelling).21 Sporen uit de Midden-Bronstijd B (1500-1150 voor onze jaartelling) zijn ook aangetroffen op dit deel van de strandwal.22 De strandwal loopt in noordelijke richting, waarbij hij wordt doorbroken door het Oer-IJ-estuarium. Achter deze strandwal (in het oosten) heeft zich een veengebied ontwikkeld, dat vanaf de Vroege Middeleeuwen is ontgonnen.23 De kerk van Beverwijk stond, in tegenstelling tot wat eerder vaak beweerd werd, niet op het uiteinde van een geest. Dit komt naar voren in nauwkeurige hoogtemetingen van het gebied in Beverwijk en Heemskerk. In feite kan het statische fenomeen ´geest´ zoals de Cock (1965) het voor de vroege middeleeuwen stelt, hier enigszins worden tegengesproken daar de vroeg middeleeuwse vondsten zich niet hierop (de zogenaamde ´geest`) concentreren, maar eerder aan de randen van het complex van de strandwallen en zelfs in het estuariumgebied van het Oer-IJ te vinden zijn.24 De aanwezigheid van vroeg middeleeuwse vondsten op de vindplaatsen, geassocieerd met de geest van Heemskerk,25 kunnen beter beschouwd worden als liggende op een strandwal, die parallel loopt aan de eerder genoemde en oostelijker gelegen, laat-neolithische strandwal.26 Omdat in Beverwijk de laat-neolithische strandwal en de zogenaamde ‘geest Hofland’ elkaar overlappen, is hier nog geen goed onderscheid te maken op archeologische gronden.
➤
In het grondplan om de Grote Kerk op de kadasterkaart uit 1832 zijn misschien nog in de Middeleeuwen gevormde percelen te zien. Het grondplan lijkt grotendeels overeen te komen met de kaart van Jacob van Deventer uit circa 1560. Op één van de percelen staat nog steeds 44
14. Kaart met alle archeologische onderzoeken/ waarnemingen 1969-2005 door de Archeologische Werkgroep Beverwijk-Heemskerk. Kaart B. Hendriks en J.Roefstra 2005.
Poort
E
A D
C
B
15. Kadastrale kaart van de kerkbuurt uit 1832, met daarop aangegeven: A =Locatie oude tufstenen kerk (eerste vermelding 1043-1049) B =Mogelijke locatie van de burcht van Albert II Banjaert C = Mogelijke locatie voorhof-terrein met de voorraadschuren, woonverblijven en overige dienstgebouwen. D = Jan Alsweg, voormalige Heerenweg E =Grote Houtweg, voormalige Heerenweg F =Koningstraat, voormalige Koningsweg G =Mogelijke toegangsweg, vanaf de veertiende eeuw ontstaat een rooilijn van de latere Kerkstraat. De kaart is een voorlopige hypothese
de Laat Middeleeuwse Grote Kerk. Op het perceel ten zuiden en zuid oosten van de kerk zijn in 1986 en 2005 archeologische boringen uitgevoerd.27 Het vermoeden bestond dat het huis Banjaert grensde aan D het kerkhof van de Grote Kerk (zuidkant) en de voormalige percelen Kerkstraat nummer 9 tot en met 21 ( perceel van de voormalige boerderij Vessies). Ik hoopte hier de mogelijke gracht te vinden en een eventuele aanwijF zing voor een burcht (een kunstmatige hoogte met daarop een adelijk gebouw/ burcht).28 Een tweede doel was te onderzoeken wat de betekenis van een vreemde lus van een waterloopje (?) kon zijn, zoals voorkomt op de kadasterkaart van 1832. Maar helaas bleek de bodem zeer verstoord te zijn tot circa 1.40 meter onder het maaiveld. De brokjes Middeleeuwse baksteen die ik aantrof zijn vermoedelijk afkomstig van de uit hergebruikte middeleeuwse bakstenen29 bestaande kerkhofmuur van de begraafplaats die behoorde tot de voormalige, in de twintigste eeuw gesloopte Agthakerk aan de Peperstraat. De eventuele gracht(en) of motte/huis van Albert II Banjaert waren hier niet te vinden, als er überhaupt ooit sprake van is geweest. In ieder geval is hiervan niets te zien op een kaart uit 1560.30 De grootschalige woningbouw op een groot deel van dit perceel heeft mogelijk alle sporen vrijwel uitgewist. 16. Kaart met de verspreidde De archeologische waarnemingen door de Archeologische Werkgroep tussen de jaren 1967-2005 op het aangetroffen bouwmaterialen: perceel voor de Grote Kerk, omgeven door de Kerkstraat, Torenstraat en Jan Alsweg geven daarentegen wel Tufsteen en middeleeuwse aanwijzingen voor bewoning in de tijd van het huis van Albert II Banjaert. In de Torenstraat is een grepbaksteen tot 1300. pel-sloot met in de vulling daarvan middeleeuwse bakstenen (datering circa 1250) aangetroffen. Misschien Kaart B. Hendriks en duidt dit op een afscheiding van het perceel met de omgeving? J.Roefstra 2005. Brokken tufsteen (een poreuze natuurlijke steensoort afkomstig uit de Eiffel en voornamelijk gebruikt = Tufsteen 1000-1200 als bouwmateriaal tussen de tiende en twaalfde eeuw voor exclusieve gebouwen), bakstenen fundamenten, eeuw (1190-1225) zijn geconcen▲ = Middeleeuwse baksteen brokken of losse bakstenen uit de twaalfde en eerste kwart van de dertiende (kloostermop) 1190-1225 treerd ten westen maar vooral ten zuidwesten van de huidige kerk.31 ● = Middeleeuwse baksteen De brokken tufsteen kunnen zowel van de kerk als van het huis van Albert II Banjaert afkomstig zijn. (kloostermop) 1210-1240 Dat valt niet te onderscheiden. ■ =Middeleeuwse baksteen Toch valt daar nog wel wat over te zeggen. De huidige kerk heeft met name aan de west-, zuid- en noord(kloostermop) 1270-1290 oostkant zogenaamde vulmuren. Daarin werd tijdens de restauratie voornamelijk tufsteen en kalkspecie als secundaire puinopvulling aangetroffen.32 Ook in de fundamenten zijn tien tot twaalf lagen tufsteen aangetroffen aan de zuidoostzijde. Deze zijn qua formaat aangepast aan de baksteen formaten in de fundering van de kerk.33 Als deze zelfde situatie zicht voortzet in de gehele west-, zuid-, oost- en middenbeuk, dan kan het zijn dat hiervoor puin is gebruikt mede afkomstig van een adellijk huis in de directe omgeving. Dan komt hiervoor alleen Banjaert in aanmerking. Een enorme tufstenen kerk bij deze kleine nederzetting is zo onwaarschijnlijk dat deze eigenlijk niet in aanmerking komt.34 Het grote formaat Middeleeuwse bakstenen of brokken fundamenten daarvan, die juist voornamelijk ten zuidwesten en zuiden aangetroffen worden, kunnen niet anders dan van Banjaert afkomstig zijn. Zij ontbreken in het binnen- en buitenmuurwerk en in de fundamenten van de kerk.35 Gezien de datering kunnen zij dan ook aan Banjaert verbonden worden, althans voor 1204. G
♦
En dan nog een wel uiterst belangrijk gegeven… Op diverse plaatsen in de Kerkbuurt is een houtskoollaag aan getroffen op een bepaalde diepte.36 Dankzij het aardewerk dat hierin en hierbij werd aangetroffen, kan gesteld worden dat rond het jaar 1200 ter plaatse en in de zeer nabije omgeving een enorme brand heeft plaatsgevonden.37 Deze sporen kunnen in verband gebracht worden met een 45
belangrijk jaartal in de geschiedenis van de nederzetting Sint Agathenkerk, namelijk 1204. In dat jaar legden de troepen van Lodewijk van Loon tijdens de zogenaamde Loonse oorlog (1203-1206) de nederzetting Sint Agathakerk, dat onder toezicht stond van Albert II Banjaert en zijn goederen geheel in de as volgens de monnik Allinius die de oorlog van nabij beschreef.38 Oftewel: alles werd verwoest en verbrand. Ook het huis van zijn strijdmakker Wouter van Egmond ontkwam niet aan de verwoesting door dezelfde troepen. Tot op heden is echter deze voorganger van het zogenaamde slot op den Hoef van de Van Egmond´s nog steeds zoek. Van het voormalige Sint Agathakerk-dorp bleef, als we de berichten moeten geloven, niets meer over. De archeologische sporen en vondsten, zoals brandsporen met veel houtskool, aardewerk uit dezelfde tijd, gesmolten ijzerklompjes, spijkers op meerdere plaatsen duidden op een grote brand. Het ligt voor de hand dat buiten het huis van Albert II Banjaert (deels van hout, middeleeuwse baksteen en deels tufsteen?), de tufstenen/(houten?) kerk, alle houten dienstgebouwen gebouwen en naast gelegen nederzetting op het voorterrein verbrandden om dergelijke duidelijke sporen in de bodem achter te laten. Men vind deze sporen op ongeveer 1.10 meter (dit kan variëren) onder het huidige maaiveld. Dat dit diep ligt is niet vreemd. Niet alleen ligt het 800 jaar terug, maar latere bebouwing en ophoging tot in de jaren tachtig bij de gehele nieuwbouw van de Kerkbuurt kunnen dit veroorzaakt hebben. Een groot aantal veldkeien die in de Torenstraat werden aangetroffen zou ook een aanwijzing kunnen zijn: men vind veldkeien vaak als fundering bij de oudste kerken en kastelen, maar op een aquarel van Cats is te zien dat men keien voor de bestrating heeft gebruikt.39 Net als bijna alle brandsporen, fragmenten aardewerk, cultuurlagen uit de 12-en dertiende eeuw bevinden zoals ik schreef ook de oudste bouwmaterialen zich in hetzelfde gebied. Een deel van deze sporen uit de periode Banjert zijn al in het laatste kwart van de dertiende eeuw verstoord Een stenen huis uit het laatste kwart van de dertiende eeuw werd eerder gebouwd tegenover de kerk.40 Naar alle waarschijnlijkheid gaat het hier om het huis van Bartholomeus Uter Wike.41 Het zogenaamde “Scuurviertel” bevindt zich dan eveneens in de directe omgeving. In de veertiende eeuw verschijnen drie stenen huizen aan de west-zuidwestzijde van de kerk die waarschijnlijk de rooilijn voor de latere Kerkstraat bepalen.42 De aangetroffen archeologische sporen en vondsten laten zien dat in de veertiende eeuw (1300-1399) de eerdere sporen uit de 12e- en 13e eeuw (de periode Banjaert) ernstig verstoorden in de Kerkbuurt, Peperstraat, Koningstraat en Jan Alsweg. En natuurlijk ook veel later tot in deze tijd.43
17. Tufsteen in een van de pilaren van de Grote Kerk. foto J.P. Kleijne Mak
Hoe zou de Kerkbuurt en het huis Banjaert er uitgezien kunnen hebben voor de verwoesting in 1204? Zoals ik al stelde vanaf 1998 is het huis Banjaert onderdeel van het eerste domeinhof, gelegen op de oude strandwal Hofland genoemd. Het complex, een adelijk huis (Banjaert), een voorterrein met opslag schuren en kerk, lijkt omgeven te zijn door greppels/sloten( grachten?) Nabij ligt de oudste nederzetting Sint Agathenkerk, later Wijc en nog later Beverwijk geheten. De zogenaamde Noord-Zuidroute –of Heerenweg - door het graafschap Holland, liep naar het complex toe vanuit de Koningsweg (nu Koningstraat) en voorlangs het complex (Jan Alsweg; op de kaart van Van Breen, de Heerenweg genoemd 44) en vervolgt zijn weg 18. De kerkbuurt in 1924.
46
19. De Kerkbuurt in het begin van de jaren tachtig. Foto C.E. de Boer, Velsen Noord
20. Sloop en Nieuwbouw Kerkbuurt, gezicht op terrein van “Vessies” Kerkstraat nummer 21. Foto: C.E. de Boer, Velsen Noord
als de Grote Houtweg. Een mogelijke toegang tot het complex is een zijweg vanuit de Koningsstraat-Grote Houtweg (de later ontstane Kerkstraat) die leidde naar het voorterrein of voorhof welke toegang gaf tot het versterkte huis van Albert II Banjaert en de oudste kerk. Een goed voorbeeld van een Domeinhof van een curtis vind men vooral in Vlaanderen, namelijk in Petegem. Dit goed archeologisch onderzocht complex bestaat uit een Karolingisch domeinhof, voorhof met bedrijfsgebouwen en de oudste kerk dat evolueert naar een dertiende eeuwse burcht door grachten omgeven.45 Het gaat hier om een zaalvormig gebouw uit met een gescheiden woonvertrek. Interessant is het feit dat ook in de Kerkbuurt in het door mij veronderstelde “Banjaertcomplex” Karolingisch aardewerk en zelfs een Karolingische heiligenfibel is aangetroffen.46 Het is mogelijk dat van het complex Banjaert sporen zijn gevonden van de eerste Vroegmiddeleeuwse -en Laatmiddeleeuwse fase door elkaar heen (van hout naar verstening). In de regel bevindt de kapel zich in een afgescheiden ruimte van het zaalvormig gebouw. Omstreeks de 12 eeuw moest dit gescheiden worden in een wereldlijk en geestelijk deel. De kapel/kerk bevinden zich dan gescheiden –door bijvoorbeeld een gracht, greppel of kerkmuur– van het adelijke huis. Het alleroudste Vroegmiddeleeuwse domeinhof zou hierdoor zelfs in theorie op de plaats van de Grote Kerk gestaan kunnen hebben. Het huis van Albert II Banjaert zal naar alle waarschijnlijkheid een zaalvormiggebouw geweest zijn met omgrachting. Het complex is zeer strategisch gelegen aan de Noord-Zuidroute zodat het mogelijke (Friese) invallers de pas af snijdt. Interessant is daarom de ligging van het Oude Hof te Heemskerk, een voorganger van de latere burcht van Heemskerk 47 ten noorden van dit complex aan dezelfde route. Het grafelijke Hof en later het kasteel Oud Haerlem ten noordoosten van Beverwijk sluit de route via het zogenaamde latere Wijkermeer-Oer IJ voor invallen vanuit Uitgeest/Akersloot af. Er is (nog) niet veel gepubliceerd over het verband tussen oude kerken en domeinhoven/ burchten/kastelen en archeologische opgravingen, zeker wat Noord-Holland betreft.
21. De locatie van het archeologisch onderzoek in de Torenstraat in 1969. Foto: C.E de Boer, vanaf de Wijkertoren.
47
Een mooi voorbeeld vind men echter in Alkmaar. Naast de oudste tufstenen kerk is een omgracht terrein teruggevonden van een hof, in 1491 vermeld als het “Hooge huijs”, daterend uit de elfde-/ twaalfde eeuw.48 In Heemskerk een omgracht zaalvormig grafelijk hof, vermeld in een grafelijke oorkonde uit 1248, nabij de Euratomsingel.49 Ook in Castricum heeft men in de nabijheid van de oude tufstenen kerk in 2003 een omgracht zaalvormig gebouw archeologisch opgegraven, hoewel men niet direct het belang ervan in zag.50 Ook in de rest van Nederland komen deze zaalvormige gebouwen voor, zoals in Den Haag, Delft, Den Bosch etcetra, al dan niet later versteend.
Verklaring van de naam Banjaert: Al in een vroeg stadium van het onderzoek is gezocht naar een verklaring voor de naam Banjaert. Is het een familienaam, een functienaam of een bijnaam? Het bleek niet al makkelijk te zijn. Onderzoek naar twaalfde- en vroeg-dertiende eeuwse familienamen en geslachten staat wat dat betreft nog in de kinderschoenen. Recentelijk bespreekt Antheun Jansse in zijn Ridderschap in Holland deze periode, maar zeer summier tot teleurstelling van vele vakgenoten.51 Het etymologisch woordenboek kent geen Banjaert of Baniaert. Geopperd is een afleiding van de titel baanderheer (Baenrots). 52 Brokken stelt echter in zijn uitgebreide studie dat de functie van baanderheer niet voor 1341 in Holland voorkwam.53 Hij stelt dat de eerste baanderheren (Bainroeds) in Holland zijn: Floris I van Haemstede en Daniel van der Merwede.54 Wel is er in het Necrologium van de Abdij van Egmond een bijzondere vermelding te lezen. Daarin staat dat Wouter van Egmond de eerste baanderheer (van Holland) wordt genoemd in het jaar 1321.55 De naam Baenroets(rits) komt, qua uitspraak en schrijfwijze, niet in de buurt van de naam Banjaert, Banjaard of Baniart.56 Men zal ook tevergeefs zoeken naar het woord Baanderheer, Baenrits of Baanrots in de Middelnederlandse of Latijnse teksten, in de oorkondeboeken van Holland en Zeeland tot 1299.57 Ook in het Vroege Middelnederlandse Woordenboek zal men vruchteloos zoeken.58 Als deze naam of functie daadwerkelijk al bestond voor 1300 zou hij hierin toch te vinden moeten zijn. Een vaandeldrager of banierdrager komt in 1289 voor het eerst en eenmalig voor in de Oorkondenboeken van Holland en Zeeland. Ene Volpond wordt als vaandeldrager genoemd. Let wel: geen baanderheer maar vaandeldrager. Letterlijk staat er in het Latijn Signiferum.59 Deze Volpond was dus vaandeldrager. Enige overeenkomst met het woord Banjaert, Baenrots ontbreekt geheel. Hoe zit het dan? Wel, er is een aanwijzing voor de familienaam. In 2000 stelde ik al dat Albert Baernsoen de vader van Albert II kan zijn.60 De naam verschijnt pas in een veertiende eeuws afschrift van het origineel uit 1200, maar in de Latijnse versie staat Bernardi of Barnardi, Albertus Banjaard.61 Is in de veertiende eeuw werkelijk een schrijffout gemaakt zoals sommigen stellen?62 In het register van de Oorkondeboeken van Holland en Zeeland wordt onder Baniart vermeldt : “Albert zoon van Bernard”.63 Tussen 1200 en 1215 komt Albert II vier maal voor.64 Deze Bernard of “Bernardo Tylensi” komt eenmaal tezamen voor met “ Albertus Baniart” in de akte van 1204 te Utrecht. 65 Wie was deze Bernard of Bernardi van Tylensi? In het oorkondenboek van Brabant, waar de stad Tiel onder viel, vinden we in een akte van kort voor 1206, het volgende: B(ernardus) Dei gratie Tylensis ecclesie prepositus, of tewel Bernard(us) bij de gratie Gods, proost van de kerk van Tiel.66 Hij wordt voor het laatst vermeld in 1204. Twee jaar later wordt er een Otto als proost van Tiel vermeld.67 Is deze Bernard(us) overleden kort na 1204 en voor 1206? Het lijkt er wel op. Het valt op dat hij geregeld voorkomt in de periode na Albert I Banjaert (1162-1174) en tot 1206, in de periode Albert II (1200-1223).68 Voor het jaar 1164 komt hij nog niet voor als proost van Tiel.69 Hij is dus verbonden aan de Bisschop van Utrecht. Hij is dan ook, als afgevaardigde van de bisschop, aanwezig bij het verdrag van Willem I en de bisschop in 1204. Er kan met enige voorzichtigheid gesteld worden dat Bernard van proost van Tiel de zoon is van Albert I Banjaert en de vader van Albert II Banjaert. En daarmee kom ik tot een belangrijke hypothese : de verklaring van de naam Banjaert zou kunnen zijn dat Albert de zoon is van Bernard (Bernardus of Bernardi) De achternaam van Albert II zegt dus dat hij Albert zoon van Bernard is. Dit is een veel verklaarbaarder uitleg voor de naam Banjaert. Albert is de zoon van Bernardi. Geen functienaam dus, maar Albert is vernoemd naar zijn vader. Bijgevolg heeft de veertiende eeuwse schrijver van de Middelnederlandse vertaling van de oorkonde van het jaar 1200, het bij het juiste eind. De enige spelfout die hij heeft kunnen maken, als men dat stelt, is tussen Albert Baernsoen of zoals uit het Latijn - Albert Barnardi of Bernardi´s zoon. Is dit de verklaring voor de naam Banjaert, namelijk Albert zoon van Bernard? Naamkundig past dit namelijk erg goed bij elkaar. In Vlaanderen komt men misschien zijn verre afstammelingen tegen onder de naam Bayard, Baeyaert, Boiyart.70 Ik stelde ook al veel eerder dat de meeste adel in de twaalfde eeuw en begin dertiende eeuw geen familienaam draagt.71 En als ze een achternaam hebben lijkt deze wel erg makkelijk voor een andere naam of heraldisch wapen verruild te worden, per gelegenheid.72 Dit maakt onderzoek naar de oudste geslachten ook zeer ingewikkeld. Er is gewoonweg (nog) te weinig bekend.73 48
Overzicht van de leden van het geslacht Banjaert naar nieuwe inzichten. N.N. | Albert I Banjaert vermeld 1164 - 1174 Overlijdt te Egmond in 1184. 89 | Bernard (Banjaert) proost van Tiel Wordt vermeld na 1174 en het laatst in 1204 | Albert II Banjaert (Ambachts?)heer van St.Agathenkerk vermeld in 1200-1204 † 18 januari 1223 begraven in de abdij van Egmond 90
Albert (zoon van Albert II, vader van Ada?) Priester in Wijk, vermeld in 1267 91 | ? | Ada Banjaert – Nicolaas –?– Ryklae Begraven in 1290 op het kerkhof 131092 Vóór 138993 van de buurkerk te Egmond 94 | ? | Catharina x Adriaan van Rietwijk Overlijdt in 1389 95 Kan er dus gesteld worden dat de naam Banjaert als familienaam verder nog tot in de veertiende eeuw is blijven bestaan? Gezien de personen die de naam dragen durf ik dat wel aan.74 Waarom vernemen we na 1204 niets meer van Albert II Banjaert te Sint Agathakerk-dorp? De latere graaf Willem I, voor wie Albert II Banjert vocht, komt als winnaar uit de Loonse oorlog in 1205, toch krijgt hij in eerste instantie alleen maar Friesland en een deel van Zeeland toegewezen.75 De schaarse bronnen laten zien dat de gravin-weduwe en haar schoonzoon Lodewijk van Loon voorlopig de macht in Holland hebben, althans voor de eerstvolgende paar jaar. De partijgangers van Willem I zijn dus vogelvrij voor eventuele wraakacties. 22. Ridderspoor, fragment uit circa 1100-1200, elders gevonden.
23. De vermoedelijke locatie van het huis van Albert II Banjaert op het terrein van Vessies. Foto C.E de Boer, genomen vanaf de Wijkertoren, 1979 .
49
De verblijfplaats van Albert II Banjaert is platgebrand. Van hem vernemen we niets meer tot het jaar 1215.76 Vreemd genoeg treedt Willem I zelf nogal merkwaardig op tegen zijn medestanders. Wouter van Egmond wordt, na enige moeilijkheden met de abdij van Egmond, door Willem I opgepakt en opgesloten in Heemskerk.77 Of Albert II Banjaert teruggekeerd is naar zijn verwoeste woonplaats is een open vraag. Mogelijk heeft hij verblijf gehouden op het domeinhof van de curtis dat gelegen was in Heemskerk.78 Graaf Willem I was meer in het buitenland dan in zijn graafschap. Zijn bestuursrecht over Holland blijft tot 1213 een onzekere zaak. Er wordt tenminste regelmatig gedreigd om Lodewijk van Loon in zijn plaats te stellen.79 Pas in 1213 mag Willem I zich onbetwist graaf van Holland noemen na belening van Holland door keizer Otto IV.80 Het lijkt erop dat Albert Banjaert II niet meer in zijn bezit en zijn lenen bevestigd is. In die periode heeft Willem I voornamelijk zijn tegenstanders uit de Loonse oorlog om zich heen. Dit zou een diplomatieke actie kunnen zijn om de rust in het graafschap te bewaren. Albert II Banjaert verschijnt nog eenmaal in een grafelijke oorkonde in 1215.81 In 1217 gaat het helemaal mis. Willem I wordt in de kerkelijke ban gedaan. En hij niet alleen; ook zijn medestanders delen dit lot.82 Het kan niet anders dan dat Albert Banjaert hier ook onder viel. Om de kerkelijke ban op te heffen is Willem I verplicht om op kruistocht te gaan en dat geld natuurlijk ook voor zijn medestanders En dit gebeurt dan ook.83 Na zijn terugkomst leeft Albert II Banjaert nog een paar jaar voor hij in 1223 overlijdt. Hij wordt begraven in de Abdij van Egmond.84 Zijn nazaten zijn onder andere in Egmond te vinden.85 Misschien is Albert, priester in Wijk (Beverwijk, voorheen Sint Agathenkerk-dorp) vermeld in 1267, een zoon van hem.86 Door Koene et al wordt gesteld dat de door mij opgevoerde personen met de achternaam Banjaert geen familie zijn van Albert II Banjaert, maar dit bestrijd ik. De auteurs onderbouwen hun commentaar niet of nauwelijks en wanneer zij dat doen vermelden zij geen bronnen. Wel haalt men een nietszeggend artikel aan als zou ik mij daarop baseren.87 In mijn publicaties staan mijn bronnen hierover steeds duidelijk aangegeven. Zoals ik al beschreef, de naam Banjaert heeft niets met de functie baanderheer te maken, en vrouwen in die functie al helemaal niet in de middeleeuwen. Tot ver in de veertiende eeuw zijn nazaten te vinden. Dan pas wordt het onduidelijk en/of stil.88 In het aangekondigde uitgebreide vervolg op dit onderzoek zal ik hierop verder gaan, maar dit valt vrijwel buiten onze regio.
24. Locatie domeinhof Hofland. De centrale boerderij van de curtis Hofland is mogelijk de latere verblijfplaats geweest van Albert II Banjaert (Roefstra 1998, 2000, 2002) Tekening J. Roefstra met dank aan G. Castricum.
25. Booronderzoek op het terrein naast de Grote Kerk door leden van de Archeologische Werkgroep Beverwijk –Heemskerk: J. Hendrikse, J.P. Kleijne Mak en J. Roefstra, foto M.C. Vet. 2005
50
26. Cor de Boer aan het graven op het terrein van Lommerlust in 1979. Foto: Roel van Gulik.
27. Roel van Gulik in een proefput bij de N.H. Kerk, 1982. Foto: Archeologische Werkgroep.
Samenvatting en conclusie. Het valt te betreuren dat de oudste kern van Beverwijk nooit grootschalig en vlakdekkend archeologisch is onderzocht. De enige kans om de oude nederzetting met de resten van het huis van Albert Banjaert goed te kunnen onderzoeken is hierdoor voorgoed verloren gegaan. Men was helaas niet op de hoogte van het bestaan van het huis van Albert Banjaert. Door onderzoek is dit pas in de tachtiger jaren aan het licht gekomen. Dankzij de Archeologische Werkgroep is er nog veel ontdekt. Alles tezamen kan een goede hypothese gevormd worden over hoe de oudste kern van Beverwijk er ongeveer uitzag. Het huis waarin Albert II Banjaert zeker zetelde, mogelijk een zaalvormig houten gebouw, later versteend, stond aan de Kerkstraat, ingesloten door de Jan Alsweg, Grote Houtweg en Kerkstraat, nabij en ten zuiden-zuidwest van de Grote Kerk. Archeologische vondsten en brandlagen, alsmede het verband van een adelijke woning-huis en kerk, de oudste wegen, historische geografie, vormen voor mij het bewijs dat het huis van Albert Banjaert, al dan niet als grafelijk leen of eigen bezit (allodiaal goed), het eerste hoofdgebouw was van de curtis Hofland en stond ten zuidwesten van de huidige Grote Kerk. Het complex en de nederzetting Sint Agathenkerk werd verwoest in 1204 tijdens de zogenaamde Loonse oorlog (1203-1206). Albert II verdween door de politieke ontwikkelingen uit zijn woonplaats. Zijn nazaten vestigden zich elders. De leenopvolgers (of mogelijke verwanten), Albert priester in Wijk, Albert van Velsen en zijn zoon Gerard van Velsen - deze laatste was met zekerheid heer van Wijk of Beverwijk - vestigden zich niet meer in de verwoeste Kerkbuurt maar op de plek waar, in de veertiende eeuw, kasteel Adrichem zou verrijzen. De oorspronkelijke nederzetting Sint Agathenkerk, welke dus in 1204 met de grond gelijk werd gemaakt, zou weer opgebouwd worden. In de veertiende eeuw stonden er vier belangrijke stenen huizen nabij de kerk. Een daarvan was het dertiende eeuwse huis van Bartholomeus Uter Wike. Of de toenmalige kerk geleden heeft onder de verwoesting van 1204 is niet duidelijk, aannemelijk is dit echter wel. In ieder geval bestond de tufstenen kerk niet meer na 1270. Tussen 1270-1290 is de kerk herbouwd of vernieuwd. De economische impuls door de verkregen marktrechten door de ambachtsheer Gerard van Velsen, is hierbij waarschijnlijk van invloed geweest. Zo komt voorlopig een eind aan de speurtocht naar het huis van Albert II Banjaert, gelegen nabij de Grote Kerk in Beverwijk. Heemskerk, 2001-2005 De volgende personen wil ik bedanken voor hun medewerking aan dit artikel: Prof. J.G.N. Renaud voor zijn waardevolle opmerkingen met betrekking tot de visie op oude burchtenkastelen en het verband met de oudste kerken. Pieter de Baar, archivaris van Leiden zijn voor zijn waardevolle suggesties en transcripties van archiefstukken. Rob de Vries voor zijn waardevolle adviezen uit zijn eigen onderzoek en zijn doorlopende steun voor het onderzoek naar Banjaert. Daarnaast voor hun medewerking in welke vorm dan ook: Berry Hendriks, leden van de archeologische Werkgroep Beverwijk-Heemskerk, met name: Jos Kleijne Mak. Mijn dank gaat vooral uit naar de redactie van het Ledenbulletin van het Historisch Genootschap Midden Kennemerland.
* Dit artikel vormt een samenvatting die uitgebreider - met name voor wat betreft de archeologische gegevens - zal worden gepubliceerd, in : Roefstra, J. et al, in voorbereiding. 51
Bijlage I Akte 103, Tienden van Heemskerk ,,Dyederic grave van Hollant ende Alijt sijn wijf vercopen heren Geryt van Haerlem die tyende in Hemcenkerke ten erfleen: dairbij waeren Ada marchgravinne van Brandenburch, Willem van Theylinge, Jan van Haerlem, Gijsbert van Amestelle, Phillips van Wassenare, Jacob Castlleyn, Hugo van Northge, Arnt ende Henric van Risewic, Aelbert Baniart, Wouter van Egmond, Agnieze ende Hadewych van Teylingen. Actum publice aput Harlem anno Domini incarnationis M°.CC.III°.`` Uit: Van den Klooster, 1983
Bijlage II Oorkonde uit 104 Waarin Albert II Banjaert tesamen met zijn vader Bernard proost van Tiel voorkomt Sint-Maartenaltaar te Utrecht, tweede helft 1204. Ik Willem, door Gods genade graaf van Holland, aan alle christengelovigen nu en in eeuwigheid. Daar ik geheel het leen, dat mijn broeder Dirk, graaf van Holland, zaliger nagedachtenis, van de kerk van Utrecht rechtmatig bezeten had, uit de hand van mijn heer Diederik, bisschop van Utrecht, ontvangen heb en hem alles rechtsbevoegde gezworenheb rechtsgetrouwheid in acht te zullen nemen, is, om te voorkomen dat er ooit enige onenigheid zou kunnen ontstaan tussen het bisdom Utrecht en het graafschap Holland, deze overeenkomst tussen ons gesloten op loff elijke wijze en tot een altijddurende vrede. Alle lijfeigenen of slaven, die tot het bisdom behoorden maar in het land van de graaf van Holland verblijven, met uitzondering van de soldaten en hun kinderen, heeft mijn heer de mijn heer de bisschop van Utrecht aan mij gegeven. Op gelijke wijze heb ik aan de kerk alle lijfeigenen of slaven gegeven, die naar men zei tot het graafschap behoorden maar op het gebied van de bisschop verbleven, met uitzondering van de soldaten en hun kinderen, met toevoeging van deze voorwaarde, dat wanneer er van hen van het gebied van de bisschop naar het graafschap gaan of omgekeerd van het graafschap naar het gebied van de bisschop, zij van hem zullen zijn, in wiens gebied zij zijn gaan wonen. Ik en mijn mensen hebben ook onder ede beloofd, dat voortaan bij geen enkele gelegenheid de Rijn bij Swathenburg of elders afgezet zal worden. Tevens heb ik onder ede beloofd, dat ik nooit kooplieden zal verhinderen zout of andere koopwaar op het gebied van de bisschop af te leveren. Op gelijke wijze zal ook de bisschopkooplieden niet verhinderen naar mijn gebied te gaan. Betreff ende het graafschap Friesland zal in Oostergo en Westergo en in Stauria (hetgeen toegevoegd is) , de overeenkomst die indertijd gesloten is tussen bisschop Godfried en mijn vader, graaf Floris, ook onverlet gehandhaafd blijven. Deze luidt aldus:
5
28. Orginele grafelijke oorkonde verkoop Hof Hofland 1248
De bisschop en de graaf zullen met gezamenlijke instemming een afgevaardigde naar Friesland zenden om de profane goederen te bestieren en alle opbrengsten die aan het graafschap behoren en de revenuen van de profane goederen zullen na aftrek van de kosten, verdeeld worden tussen bisschop en de graaf. Maar mocht het gebeuren, dat de graaf niet naar Friesland gaat, dan zullen vertegenwoordigers van de bisschop en van de graaf tezamen gaan om met het gemeenschappelijke kosten de opbrengsten voor het graafschap te innen. Geldwisselaars, belastinginners, schouten, dorpelingen en allen die een beneficie hebben ontvangen en die in het graafschap wonen, zullen eerst hun leen of ambt ontvangen uit de hand van de bisschop en daarna uit die van de graaf van Holland en hen beiden trouw zweren, Tevens is aangaande de jurisdictie in het nabij Montfoord gelegen Heeswijk dit overeengekomen, dat een afgevaardigde van de bisschop daar de profana goederen zal beheren en dat de graaf van Holland slechts een vierde deel van de opbrengsten ervan hebben zal en dat de rest volledig zonder meer aan de bisschop zal toevallen. Bovendien is betreffende de grenzen tussen het gebied van de bisschop en Holland het volgende tussen ons overeengekomen: Indien aangaande enig land of tiende de bisschop jegens mij of mijn mensen een kwestie heeft, zal ik het zonder meer aan de bisschop overlaten ofwel zal ik zweren, dat het rechtens mij toekomt. Op gelijke wijze zal, wanneer ik bij de bisschop of bij diens mensen een kwestie naar voren breng, de bisschop het zonder meer aan mij overlaten ofwel een van zijn prioren of van de lijfeigenen van de kerk met derde hand zweren dat die grond of die tiende rechtens tot de kerk behoort en de kerk zal zo vrijuit gaan. Bovendien is overeen gekomen, dat wanneer een van de mensen van de bisschop iets kwalijks overkomt, hij bij mij geen enkel verhaal zal hebben, behalve in het geval dat ik hem goedgunstig wil zijn of dat hij het in de curie van de bisschopvoor het oordeel van zijn gezellen brengt en omgekeerd. Gedaan in het jaar na de menswording des Heren, in het 7e jaar van het pontificaat van de bisschop, te Utrecht voor het altaar van Sint Maarten, waarop ik mijn mensen heb aangeboden die ik voor die van hem geruild heb, waarop ik ook gezworen heb evenals mijn mensen Wouter van Egmond, Albert Banjaert, Jakop de burggraaf van Leiden, Gyselbert van Lecke, Albert Rufus en verschillende anderen; met als getuigen: Hendrik, hertog van Lotharingen, Otto, graaf van Gelre, Gerard graaf van Are, Hendrik van Kuik, Gerard van Xanten, Wouter van de Sint Pieter, Bernard van Tiel , Bertold van Oldenzaal, Remboud proost van de Sint Maria, Elia van de Sint Pieter, Giselbert van de Sint Jan, Hendrik deken van de Sint Maria, en een menigte lijfeigenen en burgers van Utrecht, deze overeenkomst, zoals hier beschreven, onverlet te zullen naleven. Vertaling uit het Latijn met dank aan Broeder van der Drift Osb, Abdij van Egmond, 2000. De akte is gepubliceerd in : Koch, OHZ I, 1970, akte nummer 271.
Literatuur: Alders, G.P., De vroegste baksteen in Holland en Friesland, in: Westerheem XXXIV, nummer 1, 1985. Alders, G.P. & J. Roefstra, Archeologische beleidsnota gemeente Beverwijk (concept), 2005. Arend, J.P. Algemeene geschiedenis des vaderlands van de vroegste tijden tot op heden, tweede deel, van het jaar 900 tot 1581 na Christus, eerste stuk, p. 192-221, Amsterdam 1841. Boer, D.E.H. de & E.H.P. Cordfuncke, Graven van Holland, portretten in woord en beeld, Zutphen 1995. Bitter, P. Graven en begraven, Archeologie en geschiedenis van de Grote Kerk te Alkmaar, 2002. Brokken, H.M., De creatie van baanderheren door de graven Willem IV en Willem V, in: Regionaalhistorisch tijdschrift Holland, jaargang 11, nummer 2, p. 61-64, 1979 Burgers, J.W.J., Allinus, grafelijke kapelaan en Egmondse geschiedschrijver, in: Egmondse Studien 3, redactie G.N.M. Vis, Uitgeverij Verloren, Hilversum 1997. Callebaut, C., Een Schelde burcht te Petegem, in: Archeologica Belgica, p.78-82, Brussel, 1977. Callebaut, C., Het oud kasteel te Petegem, in: Archeologica Belgica, nummer 206, p. 103-107, Brussel, 1978. Callebaut, C., Het oud kasteel te Petegem, in: Archeologica Belgica, nummer 213, p. 142-146, Brussel, 1979. Callebaut, C., Het oud kasteel te Petegem, in: Archeologica Belgica, nummer 223, p. 89-92, Brussel, 1980. Callebaut, C., Het oud kasteel te Petegem, De Karolingische Curtis en haar ontwikkeling tot de XIIIe eeuw, in: Archeologica Belgica, nummer 237, p. 142-146, Brussel, 1981. Coenen, J.M.A., Graaf en Grafelijkheid. Een onderzoek naar de Graven van Holland en hun omgeving in de dertiende eeuw, proefschrift, 1986. Debrabandere, F., Woordenboek van de familienamen in België & Noord-Frankrijk Gulik, R. van., Onderzoek bij de Hervormde kerk, jaarverslag 1971 van de archeologische werkgroep van de Kennemer Oudheidkamer, 1971. Hartog, E. den., De oudste kerken van Holland, van kerstening tot 1300, 2002. 53
Hulst, M., Archeologisch onderzoek bij het Europaplein, in: 40 jaar amateur archeologie in Beverwijk en Heemskerk, Ledenbulletin 26, Historisch Genootschap Midden-Kennemerland-Museum Kennemerland, p.11-15, 2002. Klooster, L.J. van den. Over de herkomst van de Van Wassenaers en de Van Raephorst´en en van Jacob burggraaf van Leiden, in: NL 1983, p. 175-194,1983. Janse, A.,Ridderschap in Holland, Portret van een adellijke elite in de Late Middeleeuwen, Adelsgeschiedenis I, 2001. Kleijne Mak, J.P., Een Midden-Bronstijd akker uit Beverwijk (in voorbereiding) Koene, B, Morren, J. en F. Schweitzer., Midden Kennemerland in de Vroege en Late Middeleeuwen, 2003. Koenen, H.J. Sicconidenlegende legende : nadere beschouwingen omtrent den oorsprong van het huis TeilingenBrederode, in: De Wapenheraut, jaargang 9, 1905. Kuys, J., Leeuw, L. de, Paquay, V., en R. Schaik, De Tielse kroniek, een geschiedenis van de Lage Landen van de volksverhuizingen tot het midden van de vijftiende eeuw, met een vervolg over de jaren 1552-1566, 1983. Linden, J. van der.De grafzerken in en buiten de Grote Kerk te Beverwijk. Uitgave van het Historisch Genootschap Midden-Kennemerland, 1995. Linden, J. van der. Beverwijk rond het jaar 1840, in: Ledenbulletin 18, Historisch Genootschap MiddenKennemerland – Museum Kennemerland, p 2-20, 1994. Mulder-Bakker, A.B. (1967) Graaf Willem de eerste, ridder zonder vrees of blaam, in: Groniek, Groninger Historische Studentenpers, p. 62-77. Roefstra, J., & Kleijne Mak J.P., Een nieuwe kijk op Oosterwijk (in voorbereiding) Roefstra, J., Op zoek naar Albert Banjaert en zijn huis te Beverwijk (Sint Agathenkerk), in; Castelogica nummer 2/3, Nederlandse Kastelen Stichting, p. 279-284, 1997. Roefstra, J., Onderzoek naar een bodemreliëf te Heemskerk, in; Castelogica nummer 2, Nederlandse Kastelen Stichting, p. 335-342, 1989. Roefstra, J. Wie was Albert Banjaert en waar stond zijn kasteel?, in: Ledenbulletin 24, Historisch Genootschap Midden-Kennemerland en Museum Kennemerland, pagina’s 14-27, 2000. Roefstra, J., Van curtis tot kasteel., in: 40 jaar amateur archeologie in Beverwijk en Heemskerk, Ledenbulletin 26, Historisch Genootschap Midden-Kennemerland-Museum Kennemerland, p.24-34, 2002 Roefstra, J., De oudste bewoningsgeschiedenis van kasteel Adrichem te Beverwijk. 40 jaar amateur archeologie in Beverwijk en Heemskerk, Ledenbulletin 26, Historisch Genootschap MiddenKennemerland-Museum Kennemerland,p.71- 75, 2002. Roefstra, J., Beverwijk –Koningstraat, in: W.Blazer & J. Roefstra, Archeologische kroniek Noord Holland over 2001, Historisch Tijdschrift Holland, 34e jaargang, 2002. Scholtens, H.J., Uit het verleden van Midden- Kennemerland, 1947. Smulders, S. De schoolstraat al in de 1e eeuw bewoond, in: Jaarboek Oud Castricum, 28e jaargang, 2005. Vaars, J.P.L. Archeologische opgravingen aan de Hoogdorperweg te Heemskerk, Hollandia reeks, 24, 2004. Venetien, J. van.,Hart van Kennemerland. Album van leven en werken in Midden-Kennemerland door de eeuwen heen. IJmuiden, 1968. Venetien, J. van & Verwer, R.M.T., De stede Beverwyck affghetekent door Daniel van Breen 1648-1649, 1974. Woltering, P.J., “Beverwijk”, in: AKNH over 1983, Regionaal-historisch tijdschrift Holland, 1984. Woltering, P.J. & S.W. Jager, “Heemskerk”, in: AKNH over 1989, Regionaal-historisch tijdschrift Holland, 1990.
Uitgegeven bronnen: Antonius Hovaeus (overleden 1568) Kronijcke ende historie van het edele en machtige geslachte van den Huyse Egmondt. Alckmaer, T.P. Baart, 1630 : Baart, Thomas Pietersz. Bockenbergij, P.C.,Egmondanorum, Gouda, 1589. Camps,H.P.H. Oorkondenboek van Noord Brabant tot 1312, de Meijerij van ´s- Hertogenbosch (met de heerlijkheid Gemert) Eerste stuk (690-1294), 1979 Heeringa, K., Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301, Deel II, 1940. Koch, A.C.F., Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299, Eind 7e eeuw tot 1222, Deel I, Den Haag, 1970. Kort, J.C., Het archief van de heren van Haarlem, 1976. Kruisheer, J. G., Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299, 1222-1256, Assen/ Maastricht, 1986. Kruisheer, J. G., Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299, 1256-1278, Assen/ Maastricht, 1986. Kruisheer, J. G., Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299, 1278-1291, Assen 1997. Jan van Leyden, Kronyk van Egmond, 1732 Meilink, P.A., Het archief van de abdij van Egmond, 3 delen, 1951. Moors, P.J.J., Oorkondeboek van Holland en Zeeland tot 1299, Index van namen op de delen I, II en III, 1998. Opperman, O., Fontes Egmundenses, Werken uitgegeven door het Historisch Genootschap te Utrecht, 3e serie nummer 61, 1933. Uitterhoeve, A., Annales Egmundenses, De jaarboeken van Egmond, in: Alkmaarse Cahiers, deel I, 1990. Van Wijn, Necrologum Egmundense, Huiszittend leeven, 11e deel, 1e stuk, 1812. 54
Noten 1 Mededeling van R. van Gulik, sinds 1962 lid van de Archeologische Werkgroep. 2 Dit na overleg met de toenmalige assistent van de Provinciaal archeoloog G.P. Alders, Archeologische Depot Noord-Holland (ADN) te Haarlem. Er waren veel verhalen over deze locatie met betrekking tot grote bakstenen en brokken fundamenten die gezien zijn tijdens de sloop en nieuwbouw van de Kerkbuurt en directe omgeving van de Kerstraat. 3 Vriendelijke mededeling van G.P. Alders. Zie ook de literatuurlijst: Alders 1985. 4 Zie Roefstra, 1997: Een bodemreliëf te Heemskerk, 2000: Wie was Albert Banjaert en waar stond zijn kasteel? 5 Deze onderzoekslocatie is bij de Archeologische Werkgroep gecodeerd als vindplaats BEV 102B en 107. Met dank aan J.P. Kleijne Mak, veldcoördinator Beverwijk. 6 Met name het interview met de heer Grolle leverde zeer bruikbare gegevens op met betrekking tot de gezochte fundering en ook verdere verhalen over funderingen in de Kerkbuurt. Ook de heer C.E. de Boer zelf bleek een waardevolle bron voor inzicht in de oude Kerkbuurt, evenals de heer J. Hendrikse. 7 Archief Archeologische Werk groep, deel Beverwijk, J.P. Kleijne Mak. Inventarislijst Code Bevnummers: 16, 17, 19, 21, 26, 35, 36, 37, 38, 48, 58, 76, 77, 82, 85, 87, 88, 102B, 107, 138 en 156. 8 Dagrapporten van de Archeologische Werkgroep tot 1982, R. van Gulik. Bewerkt door J.P. Kleijne Mak: Lijst van archeologische vondsten gedaan in Beverwijk, m.u.v. het Hoogoventerrein, 2005. Voor Heemskerk: J. Roefstra: Lijst van archeologische vondsten gedaan in Heemskerk, 2005. De gegevens zijn inmiddels verwerkt in de beleidsnota’s voor de gemeente Beverwijk (in concept) en Heemskerk door G.P. Alders en J. Roefstra, 2005, Steunpunt Cultureel Erfgoed te Wormer. 9 Roefstra, J. (2002) Van curtis tot kasteel. 40 jaar amateur archeologie in Beverwijk en Heemskerk, Ledenbulletin 26, Historisch Genootschap Midden-Kennemerland-Museum Kennemerland, p. 24-34. 10 Roefstra 1998, 2000, 2002 11 Ledenbulletin 24, blz.16, kaartje links onderaan, afbeelding 5. Kennelijk hebben Koene et al zich in hun commentaar hierop gebaseerd en verder niet meer naar de tekst gekeken. Ik zou volgens hen zelfs Banjaert aan de Koningstraat-Jan Alsweg tegenover de kerk plaatsen. 12 Koene, B, Morren, J. en Schweitzer, F. (2003) Midden Kennemerland in de Vroege en Hoge Middeleeuwen. Ten onrechte wordt mij hierin verweten dat ik informele informatie van de auteurs zou hebben gebruikt om de plaats van het kasteel te bepalen. Dit wordt echter door meerdere mensen bestreden. 13 Aquarel vervaardigd door J. Cats (1741-1799) afgedrukt in Venetien, 1968, p. 137. 14 Dit zijn onder andere: Schilderij van Jan Ekels de oude, Gezicht in de Peperstraat naar de Koningsstraat met het groene poortje en de toren van de Grote of St. Aagtenkerk, omstreeks 1760, detail (afb. 7) collectie Museum Kennemerland. Cats (afb. 8) zie noot 13., Litho (afb. 9) P.A. Schipperius (18401929), met dank aan A. van Dongen, Tavenier circa 1784 (afb. 10) collectie Museum Kennemerland. C.W. Bruinvis (afb. 11-12) , tekeningen 1844 voor- en achteraanzicht poortje: collectie Museum Kennemerland. Met dank aan de conservator van Museum Kennemerland, de heer J.G. Berkhout die de afbeeldingen met gegevens beschikbaar stelde. Voor de foto’s gaat mijn dank uit naar de heer P. Oort. Ook in Venetien, J. van & Verwer, R.M.T. (1974) wordt deze poort afgebeeld op de kaart Van Breen 1649). Zie ook Roefstra 2002, p. 31. In het Museum of Fine Arts te Boston is nog een prachtig schilderij te vinden waarop poort en kerkbuurt zijn afgebeeld. Het zou mooi zijn als een kopie of foto hiervan eens een plaatsje zou krijgen in Museum Kennemerland. 15 Dit gebeurt dan ook. In Midden Kennemerland in de Vroege en Hoge Middeleeuwen, hfs 12 Albert Banjaert, p. 131-142. pagina 138. Bovendien stelt men de locatie van het gebouw op de tekening van Bruins (1583) gelijk aan de locatie van de poort op de plattegrond van Van Breen (1648-1649). Dit kan niet waar zijn. Het verschil tussen de locatie van de poort bij Bruins in 1583 en Van Breen 1648-1649 is minstens 5 percelen! Op de kaart van 1970 is dit een afstand van minstens 100 meter. Als er overigens serieus overwogen moet worden dat Bruins werkelijk een dergelijk pand gezien heeft of bedoelt. 16 Onderzoekscode BEV 77 en 19. Het gaat vooral om latere baksteen. Fundamentresten van de poort zijn in theorie nog te onderzoeken omdat een groot deel hiervan zich buiten de rooilijn van de huidige bebouwing bevindt in de Kerkstraat nummers 17-25. 17 Archief van Kennemerland (AVK) Kennemer Atlas, H. Gerlings, ca. 1880: inventarisnummer 53-004344-4347 G. 18 Mijn dank gaat uit naar de heer F. Tames, conservator van de Kennemer Atlas, A.V.K. te Haarlem die mij vele kaarten en kaartboeken toonde van Pieter Bruins en de gedachtewisselingen mbt het steeds voorkomen van dezelfde afgebeelde gebouwen op de kaarten. En de betrouwbaarheid van de afbeeldingen überhaupt. 19 Koene, B, Morren, J. en Schweitzer, F. (2003) Midden Kennemerland in de Vroege en Hoge Middeleeuwen, p. 137. Om nu te suggereren dat het muurwerk van de poort op basis van een afbeelding gemetseld is van middeleeuwse bakstenen (de zogenaamde kloostermoppen) zoals door de auteurs gesuggereerd wordt, acht ik geheel onwaarschijnlijk. Het metselwerk verschilt o.a. niet met de andere gebouwen zoals te zien is op het schilderij van Ekels en de andere afbeeldingen. Ook is het opvallend dat de zogenaamde muren van het gebouw bij Bruins 1583 achter de gevel/poort in potlood getekend zijn. Is dit wel origineel of verbeelding? Als Bruins het belangrijk had gevonden zou hij het gebouw wel in kleur gezet hebben. Als 55
hierover überhaupt iets valt te zeggen op basis van een schilderij, pentekening, prent en dergelijke. Het fotografisch tijdperk was nog ver weg. 20 Koene, B, et al (2003) , p. 138-140. 21 Vaars 2004. Een zelfde vondst op de locatie voormalig buurthuis de Lichtboei werd al in 1989 gedaan, zie dagrapporten Hoogdorperweg 1989, J. Roefstra en Wiegmans, intern dagrapport 1989. 22 Kleijne Mak (in voorb.), vriendelijke mededeling 23 Hulst 2001 24 Vriendelijke mededeling van J.P. Kleijne Mak 25 Wiegmans, 2001: 40 jr. enz. 26 vgl. Van Heeringen 1989, kaart 3 27 J. Roefstra, archeologische verkenning in 1986, in overleg met de assistent van de provinciaal archeoloog drs. G.P. Alders, aan de Zuidoostkant van de Grote Kerk en voormalig kerkhof Peperstraat. Dagrapporten onderzoek code Bevnummer 156 door J.P. Kleijne Mak 2005. Mijn dank gaat naar Jaap Hendrikse en Jos Kleijne Mak voor de medewerking aan dit booronderzoek. In 2005. 28 Zie: Roefstra 2000 en 2002. 29 Vriendelijke mededeling van mevrouw C.A. Kleijne-Schelvis en de heer P. Kleijne. Helaas was de muur al gesloopt in 1986 zodat het juiste formaat en de datering onzeker is. In ieder geval mogelijk voor 1250. 30 Kaart Jacob van Deventer circa 1560. Afgedrukt in : Venetien, J. van, (1968) , pagina: 29. 31 Voor de datering van de bakstenen gaat mijn dank uit naar drs. G.P. Alders. Zie ook Alders: 1985. 32 Verslagen opgemaakt door wijlen de heer J. van der Linden sr. Met dank aan J. van der Linden jr. 33 Gulik, R. van (1971) 34 Over de oudste geschiedenis van ede Grote Kerk is een publicatie, J. Roefstra et al, in voorbereiding 35 Gulik, R. van (1971) Niet een losse baksteen van dit formaat is aangetroffen in de fundering of opstaand muurwerk van de Grote kerk, onderzoek door ondergetekende ea. Vriendelijke mededeling van de heer Kelder. Ook in de aantekeningen van wijlen J. van der Linden sr. ontbreekt dit baksteenformaat 36 Bev nummers: 102, waarneming 1986 Jan Alsweg, Bev nummer: 36 (In combinatie met tufsteen, dit is zeer interessant) , 87, e.v. 37 Beverwijk code Werkgroep: BEV 17, BEV26, Bev 36, BEV 87, 88 (vanwege de onduidelijkheden kunnen niet meer plaatsen genoemd worden verder, maar zij liggen allemaal in het gebied Torenstraat, Kerkstraat, Jan Alsweg) Met dank aan Jos Kleine Mak : Inventarisatielijst. R. van Gulik dagrapporten juni-oktober 1983 ea. De geborgen vondsten betreffen: houtskool, tufsteen, verbrande spijkers, gesmolten metaal of slak, Pingsdorf aardewerk (Import voorkomend tot 1200) Andenne met glazuur, vroege kogelpot e.a. Determinatie: J.P. Kleijne Mak en J. Roefstra. Zie ook o.a.: Woltering, P.J., (1984) “Beverwijk”, in: AKNH over 1983, p.215. 38 Burgers, 1997, Allinus, grafelijke kapelaan en Egmondse geschiedschrijver. Een samenvatting werd gegeven in Roefstra 2002. Er valt wel e.a. op te merken aan zijn zogenaamde “oorlogsverslag” . Oorspronkelijk was hij met zijn familie (Van Haerlem) aangesloten bij de medestanders van Lodewijk van Loon de tegenstander van Willem I. Toen de laatste overwon heeft hij zijn verhaal aangepast om in de gunst van Willem I te komen. Zo kan het komen dat hij vele ridders ineens niet meer bij naam noemt of gebeurtenissen kleiner maakt of wijzigt of zelfs geheel maar weglaat. (Met dank aan de heer P. de Baar voor de gedachtewisselingen hierover). Was het misschien veiliger om het huis van Wouter wel te vermelden omdat deze immer gevangen zat te Heemskerk? Egmond was ook het keerpunt van de inval, daarna trokken alle troepen zich haastig terug. Het hoeft helemaal niets te betekenen dat hij het huis van Banjaert niet speciaal vermeldt als verwoest. Dat is voor meerdere burchten, kastelen en huizen waarschijnlijk van toepassing. Hoe mooi het verslag ook is van Allinius, toch moet men bedenken dat hij het beter achtte om de tegen Willem I aangebrachte verliezen, zijn vijanden, en tegenvallende gebeurtenissen te verzwijgen e.d. Burgers constateert eveneens dat Allinius zijn best doet om zijn familie in een goed blaadje bij Willem I te verkrijgen door een verslag aan te bieden waarin de daden van deze en Willem I mooier belicht werden dan de waarschijnlijke werkelijkheid. 39 Aquarel vervaardigd door J. Cats (1741-1799) afgedrukt in Venetien, 1968, p. 137. 40 Bev nummer 76 en 36. o.a. Het steenformaat is te plaatsen tussen 1270-1295, vriendelijke mededeling van drs G.P. Alders. Het aardewerk aangetroffen in de directe omgeving hiervan, Proto-steengoed, is in de zelfde periode te dateren. 41 J.C. Kort, 1998, p.96, nummer 33. In combinatie met leen nummer 29, p.94 en Meilink, 1951 Archief Abdij tweede stuk regestenlijst nummer 179, d.d. 1318 p.57. En overig onderzoek in leenregisters en eigen onderzoek (Uter Wike, in voorbereiding). De schuur van de scuurviertel waarschijnlijk zeer nabij of op de voorhof van Banjaert. Bartholomeus Uter Wike wordt voor het eerst vermeld in 1303 (Meilink, Regest 127). Mijn dank gaat uit naar mijn collega onderzoek Rob de Vries. 42 Het betreft onder andere: Bev-nummers 19, 35, 36 , 76 , 87, 88 e.v. De aangetroffen baksteen formaten dateren 1320 en circa 1360. (25 x12 x 6 = 1800 cm3) Met dank aan drs G.P. Alders. Misschien vormen deze funderingen een aanwijzing voor de huizen van: “Willem Hugen zoen priester cappellaen” en Claes van Adikkendam uit de akte van 1345, voor het eerst gepubliceerd in: Alders et al, 1998, 65. En de Van Adrichems (Scholtens, 1947, pagina: 97.) Leden van dit geslacht liggen ook begraven in de 56
Grote Kerk., zie hiervoor: J. van der Linden, 1995. Als men aanneemt dat in de Middeleeuwen in de leenregister geregeld de kust als het noorden gezien wordt, ligt de locatie zoals vermeld waar Albert Banjaert gehuisd heeft in 1345, dan ook ten zuiden van deze huizen op de locatie Kerkstraat 21. 43 Dit kan gesteld worden na het doornemen van de opgravinggegevens, verslagen en aantekeningen. Ik dank hier mede ook met name J.P. Kleijne Mak voor zijn medewerking en suggesties met betrekking tot de interpretaties van de sporen en vondsten. Een artikel over de archeologische sporen en periode na 1204 Kerkbuurt en de kerk is in voorbereiding bij J. Roefstra en J.P. Kleijne Mak. 44 Venetien, J. van & Verwer, R.M.T. (1974), pagina: 46. 45 D. Callebaut, Het oud kasteel te Petegem, 1978, 1979, 1980 en 1981. 46 Roefstra 2002, p. 30. Zie ook: Woltering 1984 en 1985. 47 Alders, Archeologisch kroniek van Noord Holland over 1989, p. 322, 1990. 48 P. Bitter, Graven en begraven, p. 71-81. Ook in Haarlem is een vergelijkbare situatie, grafelijk hof op de Grote Markt en de oudste Bavo kerk, A. Numan 1998. In Leiden de burcht en de Hoogelandse kerk, P. Bitter en P. de Baar, 1992. 49 Roefstra, Een bodemreliëf te Heemskerk, in Castelogica, 1998 50 Smulders, S. 2005. Over het zaalvormige gebouw is een artikel in voorbereiding bij: M. van Raaij en J. Roefstra 51 Janse, A. (2001) 52 Koene, B, Morren, J. en F. Schweitzer (2003) Midden Kennemerland in de Vroege en Hoge Middeleeuwen, p. 133-134. 53 Brokken, H.M. (1979) De creatie van baanderheren door de graven Willem IV en Willem V. In 1986 heb ik al deze mogelijkheid besproken met drs. G.P. Alders, maar ook hij kon geen andere conclusie trekken dat de naam Banjaert niets te maken had met de functie Baanderheer. Ik liet deze mogelijkheid dan ook rusten en nam dit niet mee in mijn publicaties. 54 Brokken, H.M. (1979) zie noot 41. Willem IV zich heeft laten inspireren bij het beleg van Doornik in 1340, zie p.61. Voor die tijd bestond dit niet in Holland. 55 Van Wijn 1812, 125 “ Walterus de Egmunda, primi Baronis” Jan van Leyden, Kronijk van Egmond, 1732, p.272: “Wouter van Egmond, zoon van Heer Gerard, vader van Jan van Egmond, eersten Baanderheer, in den jare 1321”. Vertalingsfouten met de titel Baron of toch een eerdere baanderheer? De nazaten van Wouter komen ook enkele malen voor met de zelfde titel in Van Wijn. 56 Koch, 1970, OHZ I 57 Koch, 1970 OHZ I, Kruisheer z II, III, IV, 1986, 1992, 1997. 58 Pijnenburg 2001, deel I. Op pagina 307 staat duidelijk dat het woord “Banier” niet eerder voorkomt dan 1285, en dan nog wel in Vlaanderen. 59 OHZ IV akte nummer 2380, 19 maart 1289, regel 33. Dit is dan vier jaar later dan in Vlaanderen , zie noot 61. 60 Roefstra 2000. 61 Koch 1970, OHZ I, aktenummer 244, p.411. Albertus Banjaard. 62 Koene et al 2003, Op pagina 132 noot 7 stellen zij dat dit niet meer is dan een tekstfout van de vertaler. Uit de verdere tekst is dan op te maken dat ik foutief dus stel dat Barend de vader zou zijn van Albert II Banjaert. Wie echter alle zeven versies van akte nummer 244 leest kan ontdekken dat Albertus Banjaerd onder de verwijzing “u” wijst op Bernardi en Barnardi op pagina 411. En ook Baernsoen. Nu staat een schrijver in de veertiende eeuw toch wel heel wat dichter bij het jaar 1200 dan wij hedendaagse onderzoekers. Ik ben ervan overtuigd dat alle afschriften van het origineel uit 1200 wel degelijk wijzen op een Bernard, Benardi vader van Albert II Banjaert zoals de oorkonden uit Brabant en Utrecht dan ook doen! 63 Moors, P.J.J. (1998) p.5, Albert Baniard (II, noot auteur), zoon van Bernard (uit het Latijn) 64 Zie Koch OHZ I, oorkonden 244, 271 en nummer 357. Zie ook Roefstra 2000 op pagina 27 de transcriptie in het Nederlands van de Latijnse tekst van nummer 357 ( 28 augustus 1215) Kort, J.C. (1976) Inventaris verloren stukken nummer 10, jaar: 1203. Zie Bijlage I voor de akte zoals afgedrukt bij: Van den Klooster, 1983. 65 Zie noot 67, nummer 271 (het jaar 1204) Zie ook Oorkondeboek Sticht Utrecht ,aktenummer 567, eveneens 1204, p.33: Bernardo Tiylensi. 66 Camps,H.P.H. (1979) Oorkondenboek van Noord Brabant tot 1312 etc. Aktenummer 102, p. 170-171. Originele oorkonde. Vertaling uit het Latijn door J. Roefstra met behulp van mijn collega onderzoek de heer R. de Vries, 2005. 67 Zie noot 24, p. 171 68 Zie noot 71, periode 1200-1204, met name (voor de periode na 1164 tot 1199 is het onderzoek naar deze Bernard nog lopende) akten nummers 545, 549, 551, 552, 560 en 567. 69 Heeringa, K. (1940) Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301, Deel I, aktenummer 422, p.379-380. 70 In Vlaanderen en Frankrijk komt een geslacht Bayard voor. Deze familienaam komt etymologischtaalkundig wel erg dichtbij onze Banjaerts. Opmerkelijk genoeg komt de naam Albert hierin ook voor. Helaas is (nog) niet te bewijzen dat onze Banjaerts hier een eventuele familieband mee hebben. Zie 57
Debrandere, Woordenboek. Is dit misschien de link die gezocht moet worden? Opmerkelijk genoeg komt het bekende Fort Boyard ook voor als: fort Banjaard. Vriendelijke mededeling van mijn collega onderzoek de heer R. de Vries. 71 Roefstra 2000. 72 Antheun Jansse, Ridderschap in Holland, 2001. 73 Antheun Jansse, Ridderschap in Holland, 2001, met name, p.15. 74 Zie Roefstra 2000 en 2002, Albert 1267? Ada Banjaert overleden in 1290, Nicolaas, vermeld in 1310, Catharina, 1389 en Ryklae voor 1381. Ik kom op deze nazaten nog in het vervolg terug. 75 Boer, D.E.H. de & E.H.P. Cordfuncke (1995) p.60. 76 Roefstra, Banjaert: 2000, Pagina 19. 77 Hovaeus, uitgave 1630, p. 44. “Kwade” Wouter zou te Heemskerk gevangen worden gezet. (Waar? De oude Hof of het Hof Hofland? Beide komen hiervoor in aanmerking. Men dient echter wel Hovaeus kritisch te lezen, althans de drukken, een en ander wordt namelijk verwisseld qua periodes.) 78 Roefstra 1998, 2000 en 2002. 79 Mulder-Bakker, A.B. (1967) pagina met name 73. 80 Boer, D.E.H. de & E.H.P. Cordfuncke (1995) pagina´s 60-61. 81 Zie noot 75. 82 Oorkonden boek Sticht Utrecht, deel II (1940) nummer 636 (22 maart 1217) nummer 637, dito 83 Zie noot 81. nummer 649 (23 juli 1217) 84 Roefstra 1997, 2000, 2002 85 Roefstra 2000, p. 16 86 Roefstra 2002, Van curtis tot kasteel, zie p. 29-20, noot 58 en bijlage III bij dit artikel. Of hebben zijn afstammelingen zich later Uter Wike genoemd? Een artikel mbt het geslacht Uter Wike, J. Roefstra et al, te verschijnen. 87 Koene, B et al 2003. Ik wil hierbij opmerken dat het een ieder natuurlijk vrij staat om de stellingen in dit en mijn vorige artikelen te weerleggen, maar dan wel met gebruikmaking van goede argumenten en bronnen. Helaas heeft men het hier nodig gevonden om selectief een aantal punten uit het artikel te lichten waardoor deze niet meer in context stonden. 88 Roefstra 2000. pagina 16, noten 34-37. Zie ook vooral Van Wijn (1812) Necrologium Egmundense. A. Hulsbosch stelt in zijn: Egmondse Annalen uit de veertiende eeuw, pagina 45, dat dit Necrologium voor 1384 opgesteld is. 89 Dossier Banjaert, aanwezig in het C.B.G., waarschijnlijk geschreven door H.J. Koenen? Gebaseerd op oudere bronnen zoals De Leydis, Heda, Scriverius en Johannes Douza. De sterfdatum past goed in het door mij eerder gepubliceerde chronologie van de Banjaerts, 1997, 2000 . 90 Roefstra, 2000, p.16 ea. 91 Zie noot 90 92 Zie noot 90 93 Zie noot 90 94 Zie noot 90 95 Zie noot 90.
58