Inleiding Gerrit Jan de Bruyn Stad en natuur zijn voor ons gevoel vaak twee onverenigbare uitersten in ons bestaan: we wonen en werken in de stad, een door mensen gemaakte steenwoestijn, en in onze vrije tijd trekken we de natuur in, bossen, duinen, waddenzee, waar we liefst zo min mogelijk sporen van menselijke invloed willen zien. Maar zoals er in ons land geen natuur te vinden is zonder menselijke invloed, zo is er ook geen stad zonder natuur en wie Leiden een beetje beter kent weet die natuur in de hele stad te vinden. Zo'n kleine duizend jaar geleden waren de natuurlijke omstandigheden aan de Rijnmond zo gunstig dat er een snel groeiende nederzetting ontstond. De combinatie van de voor handelsverkeer geschikte Rijn en strandwallen en een stelsel van getijdenkreken zoals Vliet, Mare, Zijl, Korte Vliet en Roomburger Wetering vormde de natuurlijke basis voor de groei van een van de oudste en belangrijkste Hollandse steden. De oernatuur die de ontwikkeling van de stad mogelijk maakte moest door diezelfde ontwikkeling wijken: waar eens ooibossen groeiden staat nu een stadhuis en Vliet en Mare zijn voor een groot deel gedempt. Maar juist als mensen de natuur om zich heen zien verdwijnen neemt hun behoefte toe om zich te omringen met iets natuurlijks. Waar en wanneer zich de gelegenheid ook voordeed, of het nu om een Burchtheuvel, een ramp met een kruitschip of een gesloopte stadswal ging: overal werden er groene perkjes gemaakt en bomen geplant. Bij latere grote stadsuitbreidingen werd welbewust grond gereserveerd voor grotere parken zoals de Leidse Hout en Polderpark Cronesteyn. En nog weer later gingen bewoners van smalle, boomloze straten en steegjes ertoe over om wat straatstenen voor de gevel weg te halen en geveltuintjes te creëren. Zo is Leiden geworden tot een bonte mengeling van oude en jonge geschiedenis en oude en jonge natuur. Zo kunt u langs rivier en kreken, singels en grachten genieten van bomen, planten, paddenstoelen en vogels, die hun plek hebben gevonden tussen de mooie en minder mooie oude en moderne gebouwen die onze stad rijk is. In Leiden is het nog steeds lekker lopen en met dit boekje in de hand kunnen we nog veel nieuwe schatten ontdekken. Wandelingen door het zuidelijke deel van Leiden Twee met elkaar verbonden wandelingen leiden u door het zuidelijke deel van Leiden. De wandeling ‘Landschap in Leiden’ laat u de tuinrijke Professoren- en Burgemeesterwijk zien, met daarbij het Park Roomburg en Polderpark Cronesteyn. Dit polderpark is tevens het overstappunt naar de andere wandeling door Leiden-Zuidwest: ‘Langs Vliet en Trekvliet’. In deze wandeling maakt u kennis met het Hooghkamerpark en met Leiden Zuidwest: ook als het over stadsnatuur gaat een vaak onderschat stadsdeel. U zult merken dat de wandeling door zuidwest in het teken staat van oude getijdenkreken, die in de loopt der tijd zijn vergraven tot trekvaarten en kanalen.
Landschap in Leiden Bep van Houten, Jan-Hendrik Labots De wandeling ‘Landschap in Leiden’ begint bij de Kraaierstraat. Deze straat geeft een prachtig beeld van stad en land. Kijkt u de ene richting uit, dan ziet u oude stadswoningen en een gracht; kijkt u de andere kant op, dan ziet u de oude stadsgrens met Het Plantsoen. Loop vanuit de Kraaierstraat linksaf de 2de Gortestraat in. Daar komt u op een pleintje omzoomd door oude wevershuisjes. In het midden staat een majestueuze plataan. Deze boom is het hele jaar door zo mooi dat het ommetje zeker de moeite waard is. Loop nu terug naar de Kraaierstraat. Vanuit de Kraaierstraat loopt u met Het Plantsoen links en rechts van ons (zie de wandeling ‘Slingeren langs de singels’), via de brug de singel over. Rechts staat een tamme kastanje. Een mooie boom die echter geen volgroeide vruchten geeft. In de singel zwemmen eenden, meerkoeten, een enkele fuut en (steeds meer in de directe omgeving broedende) meeuwen. Afhankelijk van het seizoen is een aanzienlijk deel van de singel begroeid met waterlelie en gele plomp. Steek de weg over en loop het parkje in. Op het veldje treft u bomen die in de wijk meer voorkomen, zoals de watercipres met zijn kegelvorm en fijne blaadjes (deze boom kan wel 2500 jaar oud worden!), een prunus, een iep en grote zwarte populieren. Achter het hek van Trigon staat een enorme vleugelnoot. Door de Burgemeester- en Professorenwijk Volg vanaf de brug over de singel de Zoeterwoudse Singel linksaf. Ter hoogte van de Cronesteinkade vindt u de oude stadsmolensluis. Met deze sluis, andere waterwerken en de Roodenburger molen, die u later zult tegenkomen, kon ooit het waterpeil naar de wens van boeren geregeld worden. Eenmaal de sluis overgestoken kunt u een blik werpen op de Cronesteinkade en langs de Stadsmolensloot. De kade is voorzien van een fraaie rij haagbeuken. Op andere plaatsen komt u ook haagbeuken tegen, die er dan wel weer anders uitzien. Aan deze kant van de singel staat een mooie rij linden die aan het begin van de zomer bloeien en dan een heerlijk zoete geur verspreiden. Ze leveren een belangrijke bijdrage aan de groene cirkel die het oude stadscentrum omringt. Soms ziet u in de lente rond de linden nog plukjes van vogelmelk, een stinzenplantje dat in Het Plantsoen uitbundiger voorkomt. Blijf de singel volgen. In de Wasstraat aan uw rechterhand staan elzen aangeplant. Dit is een boomsoort die niet zo vaak langs de straat te zien is, maar die hier toch uitstekend past: toen de wijk nog niet gebouwd was, stonden er zeer waarschijnlijk meer. Op de hoek met de Thorbeckestraat staat op de hoek een prachtige hulst die het huis wel lijkt te ondersteunen. Ter hoogte van de Fruinlaan kunt u nog een keer naar Het Plantsoen kijken. Op deze hoek van het Plantsoen staan prachtige kastanjes en een grote els aan de kant van het water. Aan deze kant van het water staat een grote rietkraag waar elk jaar een zwaan zijn eieren uitbroedt. U verlaat de singel en loopt de Fruinlaan in. Laat de Cobetstraat met aan weerszijden een indrukwekkende rij haagbeuken rechts liggen. Verderop komt u op de hoek van het fraai gebouwde Stedelijk gymnasium wederom een mooie haagbeuk tegen. Ook vindt u hier om de hoek een taxus. De taxus hoort tot de oudste boomsoorten van onze streek: er zijn takken gevonden die dateren van voor de ijstijden, dat wil zeggen meer dan een miljoen jaar geleden. Over het zebrapad steekt u de Burggravenlaan over en slaat dan rechtsaf om even later links voorbij het water de Meyerskade op te lopen. Op de hoek passeert u een kastanje waaronder je tevergeefs kastanjes zult zoeken. Maar let op het enorme formaat van de zijtakken. Menige boom heeft niet eens een stam die zo dik is! Rechts langs het water loopt een tegelpad. Volg dat pad en loop via het bruggetje aan de overzijde van het water naar rechts. Langs het water komt u weer watercipressen tegen. Langs de oever treft u hier in de zomer zwanebloemen met roze bloemschermen of, later in het jaar, vruchtjes gelijkend op koffiebonen. Onder de treurwilg door volgt u het water. Een rij flinke coniferen links biedt schuilplaats aan menige vogel. Kijk even over uw rechter schouder. Werp een blik over de volle lengte van de sloot en zie het spitse groene torentje van het gymnasium boven al het andere groen uitsteken. Het gevoel van de grote stad lijkt opeens ver weg. Steek de weg over en loop door de hekjes langs de hoge flat het Park Roomburg in. Kies het pad dat naar links afbuigt. Langs het pad bloeit in de zomer vaak van alles dat hier wordt ingezaaid. De nog maar onlangs aangelegde vijver biedt een verscheidenheid aan planten en ook de groene kikker heeft de vijver ontdekt. Door de langzaam in het water aflopende oever is meer ruimte voor verschillende soorten planten, elk met een eigen voorkeur voor waterhoogte. Bovendien treft u hier allerlei insecten en waterdieren. Zo zwemt hier het stekelbaarsje en kunt u fraaie libellen en waterjuffers zien vliegen. Behalve lisdodde (met zijn grote sigaren), gele lis, watermunt en grote pollen pitrus groeit hier onder andere het waterdrieblad. Dit plantje bloeit al in april met prachtige teerwitte bloempjes. De pas geplante knotwilgen staan er nog wat dunnetjes
bij, maar dat kan in een paar jaar snel veranderen. Ook hier staan op kleine eilandjes moerascipressen gepland. Loop in het park rechtdoor over het pad tussen de tennisvelden en de speeltuin door. In deze speeltuin kunnen kinderen uit de buurt ook buiten de openingstijden spelen. De hazelaar langs het pad geeft hazelnoten en de kastanje verblijdt kinderen met knutselmateriaal. Ga aan het eind van het pad voor het water linksaf, slalom door het hekwerk en loop rechtdoor over de oever langs de hockeyvelden. Ook hier staan populieren met diep gegroefde stammen, wat moeilijk te zien is omdat de klimop zich erom heen omhoog werkt. De boom heeft hier trouwens weinig last van. Langs het pad vindt u onder andere dovenetel, hondsdraf en fluitenkruid, ook wel “Hollands kant” genaamd vanwege de uitbundig witte bloeiwijze waarmee hij de wegkanten kan bekleden. Langs de waterkant staat een monumentaal restant van wat ooit een grote treurwilg was. Er zit nog een beetje leven in, want hij loopt voorzichtig weer uit. Een zwam fleurt de stam verder op door aan de buitenkant een opvallend geel vruchtlichaam te vormen. Een vlier heeft ook een plekje op deze boom gevonden om tot groei te komen en de grote bonte specht vindt hier zijn maaltje. Zo is deze stam op verschillende manieren nog springlevend. Op het einde van de kade staat een meidoorn (met rode bessen in de herfst) en een sleedoorn (met zwarte bessen die zelfs als ze rijp zijn de tanden nog ‘slee’ maken). Daarna komt u op een grasveldje bij de Hazewinkelstraat. Ook hier bloeit aan het einde van de sloot in de zomer een kleurrijke verzameling aan bloemen. Sla linksaf de straat in en vervolg uw weg over het tegelpad tussen de huizen. Eenmaal voorbij de huizen ziet u de Roodenburger molen links voor u. Dit is één van de laatste gebouwde stenen grondzeilers (met wieken tot op de grond), gebouwd in 1893 en bedoeld om het waterpeil te regelen. Deze functie is inmiddels door machines overgenomen, maar de molen kan het nog steeds. Door toename van de hoge begroeiing rondom is het wel steeds moeilijker geworden om de wieken goed te laten draaien. Het asfaltschelpenpad buigt naar rechts en daarna naar links en u loopt door een meerjarig bloemenweitje, waarna we de Stadsmolensloot weer tegenkomen bij de Kanaalweg alwaar u rechtsaf slaat. Steek de Stadsmolensloot over en loop langs de parallelle weg langs de Kanaalweg verder in de richting van de kanaalbrug over het Rijn-Schiekanaal. Polderpark Cronesteyn Steek het kanaal over via de fietsbrug en ga daarna rechtsaf over het spoor het Polderpark Cronesteyn in. U krijgt meteen al een mooi doorkijkje door het park. Ga rechtdoor het voetpad op (met voetgangersbordje) het park in naar de waterspeelplaats. Rechts langs het Rijn-Schiekanaal zit altijd wel een blauwe reiger en links heeft u een bossage met hazelaar, braam en populier. Neem het eerste voetpad linksaf de waterspeelplaats op. Als het niet vriest worden hier de pompen aangesloten en kunnen kinderen zich uitleven op en met het water. De griendbosjes op de eilandjes worden elke drie jaar geknot. Ga over de stapstenen heen en loop om de waterspeelplaats heen. Rechtsachter de speelplaats ziet u het Reigersbos, met elzenhagen en smalle Italiaanse populieren, waar een grote reigerkolonie elk jaar broedt. De populieren zijn ooit aangeplant om de toenmalige boomgaard tegen wind te beschermen. Ga bij de volgende T-kruising Linksaf. Rechts ziet u stenen bouwsels die een beetje op grote bijenkorven lijken en een molentje. Dit is het kunstwerk ‘De Kleigeisers’. Ga het bruggetje over de Mallesloot over en sla na de brug rechtsaf. Volg het fietspad als u uitzicht wilt en neem het voetpad als u door bos wilt lopen. De verkaveling van Cronesteyn stamt uit de middeleeuwen en ook de Mallesoot ligt er al eeuwen. In de sloot, meestal voor ons verborgen, zitten bijzondere vissen zoals de beschermde bittervoorn, de kleine modderkruiper en de kroeskarper. Heidelibellen en soms zelfs een platbuik zonnen in de zomer op de brugleuning en diverse soorten waterjuffers dansen over het water. Langs de oever een rijke vegetatie met onder andere egelskop, watermunt, wolfspoot en moerasandoorn. Na de brug loopt u tussen twee essen door. Let op de propjes aan de takken: dit zijn gallen gemaakt door een galmijt, die de nog onrijpe vruchten van de es voor eigen doeleinden gebruikt. De mijt legt er eieren in en de boom vormt op het signaal van de mijt de vruchten om tot een gal, waardoor het larfje, als het uit het ei komt, zowel voorzien is van een woning als van voer. Galwespen, mijten, vliegen en muggen vormen allemaal op deze manier gallen. Ook op de eiken die hier rechts langs het pad staan zijn vaak verschillende gallen te vinden. Meestal zitten ze onderop blad en tak, het is soms even zoeken. Fiets- en voetpad komen elkaar later weer tegen, maar de beschrijving volgt het fietspad naar rechts. U loopt nu tussen weiland en struweel. In dit struweel vindt u rode en gele kornoelje, meidoorn, liguster, sleedoorn, kardinaalsmuts en wegedoorn. Veel zangvogels vinden hier hun plek. In de winter zult u vooral merels, roodborsten en winterkoninkjes horen, terwijl in de lente de zwartkoppen, tjiftjaffen en fitissen overheersen. ’s Zomers blijven fitis en tjiftjaf het langst actief: zelfs op warme dagen blijven ze zingen. Rechts komt u langs goed uitgegroeide schietwilgen. Passeer het bruggetje en achterliggende laantje en let op de grote oude knotwilg: dit is de Wachter van het Polderpark. Even verderop staan bomen met een merkwaardige schors – ruitjes en een soort wenkbrauwen boven afgezaagde takken. Hun blad is aan de onderkant lekker zacht en wit – dit zijn abelen. De abeel is familie van de populier. Blijf de Mallesloot volgen. In de sloot staan biezen geplant die het water dat het park instroomt filteren van voedingsstoffen. Het water wordt zo minder voedselrijk wat de diversiteit aan waterplanten ten goede komt.
De weilanden waar u langs loopt – aan de overkant van de sloot – bevatten grassen die vroeger op elk weiland te vinden waren. Let er maar eens op in de zomer: u kunt zonder veel moeite wel tien verschillende soorten pluimen ontwaren in het veld. Bij de kruising van voetpad en fietspad gaat u rechtsaf het voetpad op. Op dit voetpad heeft u een mooi uitzicht over het park, de weilanden, het Reigersbos en in de verte het bezoekerscentrum. We horen de A4 – verkeersdrukte is in een West-Nederlandse stad nooit ver weg. U ziet aan de overkant een begroeid eilandje en als het vriest is hier vaak nog een schuilplaats voor watervogels met open water. Het begroeide eilandje vormt samen met twee eilandjes verderop waar u zo meteen overheen loopt de moerastuin. Toen het polderpark in 1982 werd aangelegd, is de meest voedselrijke grond van de moerastuin afgegraven. Het eerste eilandje is vervolgens ongemoeid gelaten en u ziet hier dus een begroeiing die half Holland weer snel zou krijgen als de mens niet zou ingrijpen: een natte-voeten bos met vooral veel elzen, wilgen, berken en vlieren. Loop door tot het hoge houten bruggetje rechts en steek dit over de moerastuin in. Pas op, de brug kan glad zijn! Omdat hondenpoep de bodem verrijkt en omdat grondbroedende vogels het niet kunnen vinden met deze dieren, is de moerastuin voor honden verboden. Ga na de brug linksaf het graspad op. Door het afgraven van de grond, de hogere vochtigheid en een natuurlijk maaibeheer is de grond behoorlijk voedselarm en kunnen tal van bijzondere planten hier groeien. In mei ziet het hier geel van de kleine klaver, gele ratelaar en boterbloem. In juni komt het purper van rietorchideeën en rode klaver erbij en in juli en augustus verschiet dit naar blauw door het knoopkruid en de blauwe knoop. In augustus kan het hier als de zon schijnt een waar vlinderparadijs zijn met kleine vuurvlinders, dagpauwogen, zandoogjes, atalanta’s en diverse blauwtjes. Ook de libellen doen dan mee en patrouilleren over de sloten. Kleine karekieten bevolken de rietkragen en meestal broedt hier een paar zwanen (niet storen, ze verdedigen hun nest fel). Loop over het pad rechtdoor en maak eventueel een ommetje over een van de andere paden. Ga het bruggetje over, langs wilg, els en berk.Ga bij het volgende zijpaadje even rechtsaf: hier begint de moerastuin toch echt op een veenmoerasje te lijken, met veenmossen, koningsvaren, waterdrieblad (dat we in Park Roomburg reeds tegenkwamen), echte koekoeksbloemen, kattestaart en blauw glidkruid. Na het knuppelpad rechtsaf het bruggetje over, op het fotobord staat nog eens aangegeven wat er zoal bloeit in de moerastuin. Na de picknicktafel bij de T-kruising rechtsaf langs de speelwei met grote populieren, waar eventueel uitgerust kan worden. Rechts weer lang gras met rode zuringpluimen in mei, geel koolzaad en andere bloemetjes van voedselrijke grond – madelief, paardebloem, ereprijs, vogelmuur. Links achter u is het volkstuincomplex. Ga rechtsaf de brug over. Aan uw linkerhand ziet u weilanden waar in het voorjaar grutto’s, tureluurs, scholeksters en kieviten hun jongen grootbrengen. Hebt u een verrekijker mee, dan valt hier even te pauzeren. Deze weilanden horen samen met een boerderij bij het polderpark. Door een ecologisch verantwoord maaibeheer kunnen de weidevogels ongestoord broeden, er wordt namelijk pas na de langste dag gemaaid. Reigers, kraaien, eksters en de vele kauwtjes die ook het park bevolken eisen wel hun tol – in de vorm van weidevogeleitjes en -jonkies. Het blijft eten en gegeten worden in die mooie natuur. Bij de schuine sloot die door de weilanden heen steekt – waar in de toekomst een toegankelijke graskade langs zal lopen – kunt u in de winter vaak smienten (door de Duitsers toepasselijk fluiteendjes – pfeifenten – genoemd), aalscholvers, nijlganzen en meerkoeten aantreffen. De meerkoeten overwinteren en masse in het park. U blijft rechtdoor lopen langs het evenementenveld en langs het bezoekerscentrum. Als het hek open staat, is de beheerder aanwezig. Op zondagmiddag bemensen vrijwilligers het restaurantgedeelte en de tentoonstellingszaal. Voor een kop thee, informatie en een sanitaire stop wordt deze plek aanbevolen. En de ezel wil altijd wel een aai. Na het bezoekerscentrum ziet u rechts het reigersbos. Ga rechtdoor tot de picknickbank en direct daarna linksaf de houtwal op. U komt nu langs de Stochemhoeve, de zorgboerderij waar geestelijk gehandicapten de mooie stadscamping beheren. Het ooievaarsnest is nog nooit bewoond. Links kijkt u uit over het boerenland, tussen de elzen, wilgen en hazelaars door. Ook de houtwal is een historisch element in deze polder. De stobben van de essen die om de paar jaar worden geknot kunnen al een eeuw oud zijn. Het hout werd en wordt als geriefhout gebruikt. In de herfst zijn er fraaie paddestoelen te zien. Vaak hoor je hier fazanten kokken .Na de stadscamping ziet u rechts de schooltuinen (voorheen een groentekwekerij), met kruidentuin en bijenstal. Op de houtwal hangt in april al een zachte geur van uien, die als u rechtsaf de brug opgaat duidelijk sterker wordt. De grond is in april en mei onzichtbaar dankzij duizenden witte sterbloemetjes. Geur en sterren horen bij de daslook, een beschermde plant die meestal erg schaars is maar hier zeer aanwezig. Tijdens de bloei van de daslook komt het fluitenkruid ook een handje helpen. De zee van wit is sprookjesachtig mooi in de zon. Kinderen noemen dit landgoedbos het uienbos. Bij het landgoed heeft ook een kasteel gehoord - op het eilandje in de slotgracht - dat echter al lang is afgebroken. Historisch geïnteresseerden kunnen er een boek over aanschaffen dat geschreven is door de bekende Leidse historicus Ed van der Vlist. Ga bij de T-kruising linksaf. U volgt het bospad in een bos van esdoorn, iep, linde en es. Hier en daar ook een jonge beuk of een meidoorn. Langs een zijpaadje kunt u op twee bankjes nog even
van het uitzicht over de polder genieten. Jonge lammetjes kunt u in maart hier rond zien springen, net als hazen die met de lente in hun hoofd als gekken achter de vrouwtjes aanzitten. Met een beetje geluk is hier een buizerd te zien, die vanaf een hekje naar veldmuizen speurt of een torenvalk die dat speurwerk vaak biddend boven het weiland doet. Verder na de bocht in het pad ligt links de boerderij die de weilanden gebruikt. Het landgoedkarakter wordt benadrukt door de aanwezigheid van rododendron: geen inheemse plant maar wel erg mooi in bloei. In de slotgracht broeden altijd meerkoeten in het voorjaar, op hoge burchten in het water. En zoeken de buizerd en de torenvalk naar muizen, de sperwer jaagt in het bos op kleine vogels die hier in groten getale aanwezig zijn: vinken, koolmezen, pimpelmezen, boomkruipers enzovoort. Verderop veel bomen die vol klimop zitten. Bij de kruising gaat u linksaf de brug over, hier is nog wat oud steenwerk uit de tijd van het kasteel te zien. Oversteken en linksaf langs het kanaal het voetpad op. (Pas op voor fietsers). Volg daarna nog even het fietspad het park uit en de brug onderdoor naar Restaurant Cronesteyn. Hier kunt u wat nuttigen en bedenken of u de wandeling vervolgt door Leiden Zuidwest of de terugtocht aanvangt richting Plantsoen en Kraaierstraat. Voor de weg terug zie onder. Het vervolg van de route wordt daarna beschreven. Loop uit het restaurant terug het polderpark in U kunt de kortste weg nemen langs het kanaal, maar ook op diverse plekken nog een ommetje maken door het park. Loop in ieder geval door tot aan de andere kant van het park – waar u eerder het park in bent gekomen – en sla linksaf de fietsbrug op. U ziet aan de ‘Cronesteynkant’ van het kanaal een niet zo lang geleden aangelegde ecologische zone. Deze zone verbindt Cronesteyn met een ander stadspark: De Bult. Ook hier kunt u kiezen voor een omweg door de zone. Jonge eiken bepalen het beeld en in de zomer bloeit de zone uitbundig. De waterpoel in het midden wordt omzoomd door ratelaar en ook staat hier een wilg die hoewel op zijn kop gewoon doorgroeit. Na de fietsbrug rechtsaf over de parallelle weg langs het kanaal. Sla vervolgens voor de Stadsmolensloot linksaf de Lorentzkade op. Langs deze kade staat bij het Professorenpad aan uw linkerhand een grote wilg. Deze wilg bood in 2004 onderdak aan zowel broedende halsbandparkieten als grote bonte spechten. Loop de Lorentzkade uit tot de tweede brug die u oversteekt. Hier staan een paar oude Italiaanse populieren die in de winter vaak tjokvol zitten met spreeuwen. Direct na de brug linksaf en daarna de eerste rechtsaf de Cronesteinkade op. Aan het eind daarvan ziet u weer de singel met aan de overkant het Plantsoen. Uw wandeling is ten einde.
Langs Vliet en Trekvliet Gerrit Jan de Bruyn, Marijke Schellekens De wandeling door het zuidwesten van Leiden start bij restaurant Cronesteyn bij de Lammebrug en sluit direct aan op de wandeling Landschap in Leiden. U staat hier aan de oever van de Vliet die vroeger de Roomburgerwetering heette en een zogenaamde getijdenkreek was. De wandeling leidt u langs de stadsgrens en door een aantal buitenwijken van Leiden. U zult merken dat u vaak dezelfde kenmerken tegenkomt, die overal in dit stadsdeel opduiken: de in de loop der tijd tot kanalen en trekvaarten vergraven oude getijdenkreken rond de Oude Rijn en de tussenliggende ontginningssloten. U kunt het tunneltje onderdoor richting Cronesteyn. Hier ongeveer lag tijdens het beleg van Leiden in 1574 de Lammenschans en tevens de eerste windwatermolen van Leiden. Tegenwoordig staat er een mooie rij elzen langs het water (let op de elzenproppen). Draai na het tunneltje om en neem het trappetje de brug op. Steek het water over en loop na de brug naar beneden naar de kleine fietsrotonde. Daar gaat u linksaf – let op: het is een fietspad hier – en bij de T-kruising rechtsaf. Vervolgens gaat u weer een brug over (dit is de brug over de oude Trekvliet, net als de Vliet een oude getijdenstroom die is gekanaliseerd) en neemt meteen daarna het zandpaadje naar links langs het water. U loopt nu recht op een groep prachtige abelen af. Let op de wiebertjesstructuur op de wittige stammen. Ga de verharde weg naar links op: het Delftse Jaagpad. Blijf dit jaagpad voorlopig volgen. De naam van het pad zegt het al: vroeger (vanaf ca. 1637) kon je met de trekschuit van Leiden naar Delft en werd er “gejaagd” op het pad waar u nu loopt. Als de weg naar rechts buigt ziet u aan de overkant weer het restaurant liggen vanwaar u vertrokken bent. Het is hier een wirwar van water en bruggen en dat was het vroeger ook al zo: u staat bij een oud knooppunt van water en wegen. Rechts wordt een nieuwbouwwijk gebouwd (Vlietpoort) waarbij de vijver – let op de natuurlijke oevers met riet en waterplanten – die nog niet zo lang geleden gegraven is, wordt behouden. Veel boerderijen aan de overkant van het water stammen uit de Gouden Eeuw, de 17de eeuw. Boerderijen van vóór die tijd stonden aan de kant van het Jaagpad. Links aan de overkant ziet u een oude veevoederfabriek, die inmiddels is geadopteerd door kauwen die dankbaar gebruik maken van de gaten die in de muur zijn gevallen. Na een slootje ziet u aan uw rechterhand de Rioolwaterzuiveringsinstallaties liggen. Links aan de overkant van de Vliet wordt steeds een doorkijkje gegeven naar de weilanden van de Oostvlietpolder en komt een fraai huis in zicht: de Delftse Schouw (ook 17de eeuw). Boven de deur de wapens van Delft (links) en Leiden (rechts) met zes majestueuze lindes ervoor Vanaf hier liep het jaagpad aan de overkant en moesten dus de paarden in een schouwboot worden overgezet. Links van dit huis zien we loodrecht op de Vliet een dijkje lopen richting de A4: dit is de oude Hofweg, die al op kaarten uit de 16de eeuw staat getekend (“Den Hofwech”). Aan deze kant van het water bestaat de Hofweg nog steeds: hij loopt langs Allemansgeest, kruist de Voorschoterweg en komt dan uit op de Leidseweg. Het pad buigt naar rechts langs de (nieuwe) Korte Vliet. De brug die u vervolgens vóór u ziet, de Hooghkamerbrug, kunt u oversteken om aan de overkant (dit is Voorschoten) weer over het pad richting Vliet te lopen. Vervolg uw weg richting Allemansgeest, loop over de hoge brug (over alwéér een oude getijdenkreek, de oorspronkelijke Korte Vliet, niet te verwarren met de nieuwe Korte Vliet) en ga rechtsaf de Hofweg op. U loopt tussen twee rijen van knotwilgen door en vervolgens langs een behoorlijk aantal oude elzen. Langs de sloot groeien riet en oeverplanten en zelfs op de koppen van de knotwilgen groeien allerlei plantjes en grasjes. Steek de Voorschoterweg over en vervolg uw weg over het laatste stukje Hofweg. Steek de Leidseweg over en loop even rechtdoor het St. Nicolaespad op. Langs de sloot links ziet u een aaneengesloten rij bomen met gladde stammen staan, in allerlei vormen. Dit zijn beuken en ze staan aan de rand van de buitenplaats Berbice. Iets verderop ziet u tussen de bomen oude muren staan: het bouwen van tuinmuren was in de 18e eeuw populair voor het telen van fruitgewassen die eigenlijk niet voor het Nederlandse klimaat geschikt waren. De fruitbomen werden langs de muren aan de zuidzijde geleid, opdat ze zoveel mogelijk zon konden vangen. Bovendien zorgden de nissen voor een microklimaat met weinig wind en gaven de stenen er ook ’s avonds nog lang warmte af. De tuinmuren van Berbice zijn de oudste in hun soort in Nederland. Ga weer terug naar de Leidseweg en sla daar rechtsaf, u komt dan bij het toegangshek van Berbice. Als u begunstiger bent van het Zuid Hollands Landschap mag u het park in, anders kunt u even doorlopen en het landhuis en de tuin vanaf de Voorschoterweg bekijken. In het park vallen niet alleen de grote oude bomen op, maar ook de vele mossoorten. U loopt haast over een tapijt van mos, met – in het voorjaar – het blauw van de boerenkrokussen en het wit van de sneeuwklokjes. Er staan en liggen ook enorme dode bomen in dit park,
vaak met allerlei soorten zwammen erop. Dode bomen laat men tegenwoordig staan of liggen omdat ze een thuis bieden aan talloze diertjes en vogels. In dit onverwachte stukje natuur hoort en ziet u in alle jaargetijden veel vogels; typische bossoorten als de grote bonte specht, sperwer, boomkruiper en tegenwoordig ook de halsbandparkiet kunt u hier aantreffen. Voor het witte toegangshek van Berbice steekt u de Leidseweg weer over, dan even rechts aanhouden en vervolgens linksaf langs de Voorschoterweg weer richting de Hooghkamerbrug. Het laatste stuk tot de brug loopt u aan de linkerkant van het fietspad. Ga de Hooghkamerbrug over en neem aan de overzijde het pad langs het water. U loopt nu weer langs de Korte Vliet. Rechts ligt het Hooghkamerpark, een wijkpark met een kinderboerderij. Blijf langs het water lopen en ga vóór de brug (de Apollobrug) even rechtsaf, het park in. Meteen vooraan rechts komt u langs drie mooie moerascipressen en een ingepakte beuk. Dit inpakken wordt soms gedaan om te voorkomen dat de kwetsbare stam, die moeilijk zonlicht kan verdragen, verbrandt. Loop gerust even het hele park rond, maar de wandeling vervolgt over de brug links (de Joseph Haydnbrug) naar de Korte Vliet. Vervolg uw weg naar rechts over het voetpad dat langs het water loopt. Blijf dit pad volgen tot na het tennisbanencomplex. Ga de brug (Fortuinbrug) over en vervolgens rechtsaf. U loopt nu langs de Fortuinsloot. Deze dwarswetering werd vroeger gebruikt als verbinding tussen de oorspronkelijke Korte Vliet en de Trekvliet. Blijf langs de Fortuinsloot lopen (na de Brahmslaan aan de andere kant, langs de Mendelssohnkade) tot de Beethovenlaan. Ga die linksaf op en neem het pad linksaf aan de andere kant van het water. Blijf dit pad volgen. Meteen vooraan links en rechts staan jonge populieren, maar verderop ook volwassen exemplaren: links aan het water twee moerascipressen en in de eerste bocht een flinke eik. U loopt nu in het Beethovenpark, een klein wijkpark. U vindt hier behalve veel groen en water ook een speeltuintje, een sportveldje en een picknickweide. Loop het hele park door tot u op de Debussystraat uitkomt. Na de Mozartstraat neemt u het voetpad (met de zwart/gele paaltjes) linksaf langs het water. Tussen de nieuwe appartementencomplexen zijn waterpartijen aangelegd met aan een kant een natuurvriendelijke oever. Hier groeit in de zomer een keur aan moerasplanten, zoals dotterbloem, pinksterbloem, zwanebloem, kattenstaart, moerasspirea, zilverschoon en zelfs orchideeën. Ga aan het eind van dit pad even rechtsaf en meteen na het bruggetje weer linksaf richting Hoflandbrug en ga die op. Blijf aan deze kant lopen en stop even halverwege de brug. Vanaf hier kunt u links aan de Voorschotense kant van de Korte Vliet in de verte de oude getijdenkreek zien liggen, waar meestal veel watervogels zitten. Dit is een stukje van de oude Korte Vliet die u ook al bij Allemansgeest zag. Als u naar rechts kijkt, ziet u even verderop de hoge brug liggen, waar u straks overheen gaat. Deze is echter moeilijk met een rolstoel of kinderwagen te nemen. Later in de route krijgt u aanwijzingen hoe u dit kunt oplossen. Aan de overkant van het water zitten links vaak groenlingen in de berm. Ga nu aan de andere kant van de brug lopen tot u op de Leidseweg (weer in Voorschoten) komt. Steek deze weg over om even een uitstapje te maken naar buitenplaats Ter Wadding. Het woord ‘wadding’ of ‘wad’ betekent doorwaadbare plaats. Mogelijk kon men hier ooit - vanaf de noordpunt van de Voorschotense strandwal - de Oude Rijn oversteken. Dat was in ieder geval vóór de aanleg van de buitenplaats, want de aanduiding Ter Wadding werd al in 930 genoemd. Achter Ter Wadding is een parkbos van bomen en struiken, waarvan de toegang hier rechtdoor aan de Trompweg ligt. Neem op de Trompweg het eerste fietspad rechtsaf. U komt nu in een mooi groen wijkje dat u doorkruist om in het parkbos te komen. Ga linksaf bij de T-kruising, dan rechtsaf en almaar rechtdoor slingerend tot de ijzeren hekjes bij de ingang van het parkbos van Ter Wadding. U kunt even een rondje maken in het bos. Verlaat het parkbos op dezelfde plaats via de ijzeren hekjes en ga de eerste weg linksaf om dit wijkje weer te verlaten langs een voetpad dat naar de Leidseweg loopt. Ga dan de Leidseweg linksaf op. U passeert nu enkele mooie oude boerderijen: een landelijk stukje Voorschoten. Ten slotte komt ook het huidige landhuis Ter Wadding (1770) in zicht. In de lente is het hier wit van de sneeuwklokjes. Ga de Waddingerbrug over en neem aan de andere kant weer het pad langs de Korte Vliet terug. (Als u niet over de hoge brug kunt, kunt u een alternatieve route nemen door even door te lopen en dan rechtsaf langs de buitenrand van de Coebel, evenwijdig aan het water, om te lopen tot u rechtsaf via de Sweelinckbrug de wijk weer uit kunt. Over de brug neemt u linksaf het pad langs het water waar u de route weer kunt oppakken.) U loopt hier op een landtong. De bermen worden extensief beheerd en maar een of twee keer per jaar gemaaid. Het water aan uw linkerhand is ook een overgebleven stukje van de oude Korte Vliet. Ga de hoge brug over en meteen daarna linksaf langs de Boshuizerwatering. Blijf dit pad volgen, laat de Sweelinckbrug links liggen (hier komt de alternatieve route er weer bij) tot aan de dierenweide. Ga daar het rode bruggetje over. Ook langs de Boshuizerwatering (ook weer een dwarswetering tussen Vliet en Korte Vliet) vindt u ’s zomers een rijkdom aan wilde bloemen: fluitenkruid, reuzenberenklauw en in het voorjaar veel speenkruid.
Links weer de rij knotwilgen die u al eerder aantrof langs watertjes. Rechts een monumentale paardekastanje met een “rondombankje”. Na het rode bruggetje ziet u aan uw rechterhand de restanten van de vroegere schooltuin van het voormalige Rembrandtlyceum (nu Da Vinci-college). U kunt via het smalle paadje even dit gebiedje in: er is destijds een vijvertje gegraven en de grond is gebruikt voor de aanleg van enkele “heuvels”. De meidoorns die hier staan stammen ook uit die tijd. U komt nu op de Noachstraat uit. Ga bij nummer 47 rechtsaf tot u op de hoek met de Brandts Buyskade komt. U kijkt hier uit op een milieuvriendelijk wijkje dat Ecobel genoemd wordt. Ga rechtsaf de Brandts Buyskade op en steek de Churchilllaan over. Aan de overkant even rechts en meteen linksaf het Boshuizerpad nemen dat tussen de sportvelden doorloopt en op de Boshuizerkade uitkomt. U loopt hier - midden in een woonwijk - weer tussen de knotwilgen door. De meeste wilgen hebben takken die naar hun kleur ‘Frans geel’ worden genoemd: de beste soort wilgenteen om te vlechten. Rechts ziet u enkele enorme abelen, afgewisseld met elzen. Aan het eind van het pad ziet u een gekandelaberde wilg. Deze wijk heet Boshuizen, naar de 13de-eeuwse ontginning met die naam. Er is ook een kasteel Boshuizen geweest: dit heeft op het laatste sportveld aan uw linkerhand gestaan (nog te zien aan de wat lichtere en iets verheven grasmat ter plaatse). Zowel de Boshuizerkade als de Churchilllaan waren vroeger ontginningssloten. Ook de evenwijdig met deze wegen lopende Rijn- en Schiekade, waar u straks nog komt, en het Rapenburg zijn oorspronkelijk met dit doel gegraven. Ga aan het eind van het pad even linksaf en dan rechtsaf de Willem Klooslaan op. Ga bij de witte berken rechtsaf en blijf de berken volgen. Dan even linksaf en meteen weer rechtsaf langs het hek en over het bruggetje naar de Telderskade. Aan het einde van het lange hek ziet u links en rechts een tiental grote platanen (met de gevlekte stammen). Ga op de Telderskade linksaf en vervolg uw weg tot over de spoorwegovergang (traject Leiden-Utrecht). U komt nu op de al eerder genoemde Rijn- en Schiekade en gaat die rechtsaf op. De Rijn en Schiekade is in 1971 gedempt en in 1986 weer open gegraven. Ga linksaf de hoge brug (Wouterenbrug) op. Deze brug is een kwaak of kwakel, een brug die zo hoog is dat de meeste boten er onderdoor kunnen. Dit is een leuk punt om even stil te staan: rechts het water van de Trekvliet – met het jaagpad erlangs – en links het water van de als ontginningssloot gegraven en later voor de scheepvaart verbreedde Rijn- en Schiekade. Achter u liggen schilderachtige dieper gelegen huizen met weer een stukje van een oud getijdenkreekje ervoor. Rechts voor u de Leidse Vliet die vanaf hier dus verder Trekvliet heet. Links voor u ‘t Kasteeltje uit 1911. Naast de voordeur staat nog de naam van degene die het huis ontworpen heeft: Margaretha Baronesse von Uexküll. In het witte huis dat hierachter ligt, het Ehrenfesthuis, was Albert Einstein geregeld te gast. Vervolg uw weg langs de Jan van Goyenkade en neem de 1e brug rechts, weer een hoge brug. Eenmaal de brug over komt u in de Tuinstadwijk (Stadhouderslaan). De deels vóór 1900 gebouwde huizen in deze wijk vielen destijds onder de gemeente Zoeterwoude. In 1896 werden de bewoners van deze huizen definitief bij Leiden ingelijfd en daarmee werd de bevolking van Zoeterwoude in één klap gehalveerd. Let op de vele geveltuintjes (rozen en stokrozen) en op de versieringen in het metselwerk en de voegen. Houdt rechts aan en vervolg uw weg door de Staalwijkstraat. Deze komt uit op de Herenstraat, die u rechtsaf in gaat. Vervolgens vóór de spoorwegovergang linksaf, de Kastanjekade op. Hier staan, hoe kan het ook anders, enorme kastanjes die ’s zomers de trein naar Utrecht aan het oog onttrekken. Aan het eind van de Kastanjekade nadert u Station Lammenschans.( Wanneer u op dit punt genoeg gewandeld heeft, kunt u ook rechts het spoor onderdoor lopen langs de Lammenschansweg richting Lammebrug naar het vertrekpunt van deze route: restaurant Cronesteyn.) In het andere geval steekt u de brede Lammenschansweg over en vervolgt u uw weg schuin links rechtdoor, de De Sitterlaan in. Neem niet de ventweg langs de Lammenschansweg, maar pas de volgende straat links, de Van der Waalsstraat. Aan het eind van die straat gaat u de Zeemanlaan rechtsaf op. Aan uw linkerhand ziet u een stuk van een wijkje dat gebouwd is rondom de Petruskerk, die u boven de huizen uit ziet steken. Dit driehoekige wijkje is gebouwd door de architect A.J. Kropholler (1934) en geheel volgens zijn ideaal: de kerk als centrum van een kleine buurt. U steekt weer een brug (Lorentzbrug, 1934) over en slaat na de brug meteen linksaf de Van den Brandelerkade op. Deze kade gaat vanzelf over in de Cronesteinkade. Voor het witte huis aan uw linkerhand staan een paar mooie oude leilinden. Bij de eerste straat rechts, de Roodenburgerstraat, kunt u nog een blik werpen op het vroegere Joodse Weeshuis, tot voor kort de GGD. Even verderop rechts staat het witte gebouwtje van de OudKatholieke Kerk. U bent nu weer op de Zoeterwoudse Singel aangekomen. Als u naar links gaat kunt u de brug rechts naar de Kraaierstraat weer nemen om op uw beginpunt uit te komen.