2012 November Jaargang 6
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Dekkingsplan en veiligheidszorg
In dit nummer:
Wat gebeurt er voor en achter de schermen?
veiligheidsregio utrecht VRU: Samenwerking tussen VRU en netbeheerder Stedin pagina 2
De veiligheidszorg die we met z’n allen leveren ligt onder ons eigen vergrootglas. Is de manier waarop we die zorg nu organiseren vanzelfsprekend, of kan het beter en efficiënter? Bestuur, gemeenteraden en VRU-medewerkers buigen zich over het project Veiligheidszorg op maat, dat naar verwachting volgend jaar uitmondt in een nieuw dekkingsplan. Wat is de stand van zaken? De VooR U stelde die vraag aan een bestuurder, een raadslid en een VRU-medewerker.
brandweerzorg adequate hulp binnen een aanvaardbare tijd voor hun deur staat, mocht het toch misgaan. In dit geheel staan de parameters die bij de veiligheidszorg een rol spelen, zoals risico’s, organisatievorm, voertuigbezetting en opkomsttijden, centraal en zullen in samenhang worden gewogen. Ook is het van belang te benadrukken dat de kosten van de veiligheidszorg wel meespelen, maar niet de enige belangrijke factor vormen. Uiteindelijk gaat het om een optimalisatie van wat je als regio in huis hebt.”
Klankborden Het formuleren van uitgangspunten is een belangrijke, maar niet de enige stap in het proces. Wat gebeurt er verder? Röell: “De projectgroep zorgt ervoor dat het proces in goede banen wordt geleid en ontwikkelt inhoudelijke voorstellen. Daarnaast is er een klankbordgroep gevormd die alle ideeën en plannen met een kritisch oog bekijkt en de projectgroep en het bestuur van input voorziet. Dat is belangrijk, want zij staan met de voeten
in de kazernes en kunnen met slimme oplossingen komen waar wij nog niet aan gedacht hebben. De klankbordgroep werkt twee kanten op. Richting bestuurder, omdat die wil weten wat er speelt. Maar ook richting de organisatie, omdat de groep het verhaal uit de eerste hand aan anderen kan vertellen. Joost Polak is lid van die klankbordgroep. Hij is (vrijwillig) plaatsvervangend ploegleider op post Vleuten en werkt op de afdeling preventie van het district Utrecht. “De groep is eind 2011 ontstaan en bestaat uit zo’n vijfentwintig vertegenwoordigers uit alle districten en lagen van de VRU. Het zijn allemaal mensen uit de praktijk, die kritisch durven te zijn en verschillende functies binnen de VRU vervullen. Ons is gevraagd om de voorstellen van de projectgroep en de bestuurlijke uitgangspunten van kritische noten te voorzien. Wat is ons gevoel bij wat er voorgesteld wordt? We praten mee en we denken mee. Een van de vragen is bijvoorbeeld welk niveau de veiligheidszorg zou moeten hebben. Wat is wel en niet acceptabel? Onze reacties P
Rescueboard getest in Utrechtse singel pagina 5 FOTO: ROB JASTRZEBSKI
M
Mark Röell is burgemeester van Baarn en draagt namens het algemeen bestuur zorg voor de communicatie rondom het project. Dat de rondgang bij het bestuur begint is niet per ongeluk. “Om de veiligheidszorg binnen de regio opnieuw vorm te kunnen geven moet je eerst weten binnen welke kaders je dat moet doen. Daarom hebben we als bestuur zes uitgangspunten voorgesteld die wat ons betreft de kaders vormen. Zo vinden we bijvoorbeeld dat er overal binnen de regio één niveau van veiligheidszorg moet zijn en dat je voor de bepaling daarvan niet alleen naar uitruktijden, maar bijvoorbeeld ook naar de maatschappelijke functie van een brandweerpost moet kijken. Ook vinden we dat je creatief moet durven denken en dat oplossingen als het loslaten van de traditionele voertuigbezetting mogelijk moeten zijn. Een ander punt is dat het bij veiligheidszorg gaat om een samenspel van risico’s, burgers die zelf meedenken over veiligheid en brandweermensen die ervoor zorgen dat voldoende en
bevolkingszorg Crisisbeheersing 2.0: de plannen pagina 11
geneeskundige zorg Actievere rol voor huisartsen bij crisisbeheersing pagina 15
veiligheidsregio utrecht worden afgewogen door de projectgroep en meegenomen in de besluitvorming van het algemeen bestuur. Inmiddels zijn we drie keer bij elkaar geweest. De functie van de klankbordgroep is niet om ie“...je moet niet alleen dereen tevreden te niet alles naar uitruktijden kijken, stellen, wat we vinden maar bijvoorbeeld ook naar wordt overgenoAan de andere de maatschappelijke functie men. kant spelen we wel van een brandweerpost” een belangrijke rol in het proces. Dat moet ook. Je kunt niet aan mensen vragen om mee te denken terwijl ondertussen alles al bekokstoofd is.” O
De raden Ook de gemeenteraden nemen deel aan het proces. Serge Segboer is fractievoorzitter van de VVD in de gemeenteraad van Wijk bij Duurstede. “De burgemeester staat voor de veilig-
heid van de stad en legt hierover verantwoording af aan de raad. Wij bepalen de kaders waarbinnen de burgemeester mag bewegen. Eén daarvan is de financiële ruimte. Als gemeenteraad praten we over hoe de veiligheid gegarandeerd moet worden, over de prestaties die daarbij geleverd moeten worden en over de efficiency waarmee je tot die prestaties komt. Ik ben helemaal voor een gelijk veiligheidszorgniveau in de hele regio. Zoals onze burgemeester zei: de mensen die in Wijk wonen zijn overdag vaak niet in de stad maar daarbuiten. Als daar hetzelfde veiligheidsniveau heerst, hebben zij daar ook wat aan. Maar dat betekent niet per se dat overal hetzelfde tarief moet gelden. Als wij het in Wijk bij Duurstede efficiënter kunnen regelen, moeten we daar lokaal de winst van terugzien.” Op welke manier is een gemeenteraad bij het dekkingsplan betrokken? “Voor wat betreft onze betrokkenheid bij het proces neem je als gemeenteraad inhoudelijk afstand – we hebben veilig-
heidszorg immers aan de VRU uitbesteed – maar leggen we als contractpartij verwachtingen op. Dat gaat op de eerste plaats over de effectiviteit en als tweede over de middelen. Dus moet je ook praten over het hoe. Ik wil ook dat brandweermensen zich in het plan kunnen vinden.” Maar stel nou dat blijkt dat de brandweer in een stad groter is dan nodig. Wie houd je dan tevreden? “Veiligheid is een product, de brandweer staat in dienst van dat product. Het belang van alle burgers gaat voor, maar diezelfde burgers hebben ook belang bij gemotiveerde vrijwilligers. Zij vormen een belangrijke randvoorwaarde.” Waar staan jullie nu in het proces? “We hebben onlangs een voorlichtingsbijeenkomst van de VRU gehad. Daarna hebben we er met onze stad en burgemeester over gepraat: wat betekent het voor Wijk bij Duurstede. Uiteindelijk vraagt de burgemeester aan de raad om haar zienswijze te geven op het dekkingsplan.”
Besluit Waarmee de cirkel bijna rond is. Röell: “De burgemeesters nemen de zienswijze van hun raden bij wijze van mandaat mee naar het algemeen bestuur. Daar komt alle input samen: de voorstellen van de projectgroep, de feedback van de klankbordgroep en de kaders die de gemeenteraden stellen. Uiteindelijk neemt het bestuur in het voorjaar van 2013 een besluit over het dekkingsplan. Gemakkelijk is een dergelijk besluit bepaald niet, omdat we heel goed beseffen welke gevolgen het voor mensen kan hebben. Dat neemt niet weg dat we onze verantwoordelijkheid nemen. We doen dit gezamenlijk, net zoals het essentieel is dat we gezamenlijk dit proces doorlopen, waarbij we zoeken naar de creativiteit en flexibiliteit van mensen. Zo bouwen we een nieuwe veiligheidszorg waar zowel burgers als brandweermensen bij gebaat zijn. Dat kan niet altijd zonder pijn, maar we weten waarvoor en voor wie we het doen.” Piet Peeters
Als de pijp breekt Samenwerking tussen VRU en netbeheerder Stedin
H
Hoe onze energievoorziening in elkaar zit is nog niet voor iedereen glashelder. In de Elektriciteitswet 1998 en in de Gaswet is geregeld dat consumenten zelf een energieleverancier kunnen kiezen. De levering van energie is daarmee losgekoppeld van het netwerk dat de energie transporteert, leveranciers en netbeheerders zijn verschillende bedrijven. Stedin is netbeheerder in het Randstedelijk gebied, waaronder ook de provincie Utrecht valt, en telt ongeveer twee miljoen klanten. Het bedrijf is in dit gebied verantwoordelijk voor veilig en betrouwbaar transport van elektriciteit en gas. Martin van Bruggen en Harald Hanemaaijer staan me namens Stedin te woord.
In de grond roeren
2
“Het gebied waarvoor Stedin verantwoordelijk is, is erg verstedelijkt. Door bijvoorbeeld nieuwbouw (heien) of de aanleg van een glasvezelnet wordt daar nogal eens in de grond geroerd, hetgeen steeds vaker tot storingen leidt. Daar maken we ons in toenemende mate zorgen over: een op de drie storingen – waaronder de meeste gaslekkages – heeft graafwerkzaamheden door derden als oorzaak.” Maar komt dat ook niet door bijvoorbeeld oude gietijzeren gasleidingen? “Voor een deel wel. Daarom zijn we met name in Amersfoort en Utrecht bezig met het vervangen van tienduizenden kilometers kabels en gasleidingen. Dat heeft tijd nodig. Maar zelfs al is een leiding in goede staat, dan nog is graafgeweld soms zo heftig dat leidingen en kabels breken, zoals in Utrecht
bij het gaslek van 28 augustus het geval was. We hebben dus een meervoudige verantwoordelijkheid: aan de ene kant het terugdringen van beschadigingen, aan de andere kant het zelf investeren in nieuwe infrastructuur.” Hoe doe je dat, beschadigingen voorkomen? “Iedereen, aannemers en particulieren, die met mechanisch grondwerk aan de gang gaat moet vooraf een zogenaamde klic-melding (klic staat voor kabels en leidingen infocentrum) doen bij het Kadaster. De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten schrijft dat voor. Je krijgt dan een ‘licence to dig’ en een kaart met de locatie van leidingen en buizen. Ook krijg je informatie over contactpersonen en de ‘do’s en don’ts’ en ben je verplicht om een proefboring te doen. De kaarten zijn goed, maar de diepte is soms veranderd omdat de grond nu eenmaal blijft werken. Helaas moeten we constateren dat aannemers de kaart regelmatig niet bij zich hebben en dat het daardoor mis gaat.”
Samenwerking En als het eens flink mis gaat, hoe is de samenwerking tussen Stedin en de VRU dan geregeld? “Een veiligheidsregio is voor een netbeheerder een erg belangrijke partner, omdat we alleen samen in staat zijn om een calamiteit goed en gecoördineerd op te lossen. Daarom hebben de VRU en Stedin een convenant gesloten, waarin we die samenwerking hebben geregeld. Zo wordt er regelmatig overlegd, gaan we samen oefenen en bij een calamiteit bestaan er afspraken over de risi-
FOTO: FRANK HANSWIJK
Donderdag 21 juni 2012. In Nieuwegein slaat de bliksem in in een transformatorhuisje. Zo’n 17.000 huishoudens zitten een etmaal zonder elektriciteit. Op 28 augustus dit jaar worden in Utrecht honderd woningen ontruimd vanwege een groot gaslek. Na zeven uur mogen de bewoners weer terug naar huis. Calamiteiten als deze maken duidelijk dat maatschappelijke ontwrichting niet alleen aan de orde is bij een brand of ongeval. Een deel van de crises begint ondergronds. Een goede samenwerking tussen de VRU en netbeheerder Stedin is daarom van groot belang. Wat is er op dat gebied geregeld?
Levensaders van de samenleving. Hoe werken VRU en netbeheerders samen als het misgaat?
cocommunicatie. Dat partnerschap is zich aan het ontwikkelen, we raken goed op elkaar ingespeeld. Stedin is van nature vooral technisch gericht, maar we hebben gemerkt dat het belangrijk is om bij een calamiteit zowel technische kennis als communicatieve kennis in te brengen. Een gietijzeren transportleiding is wat anders dan een huisleiding, daar hoort een andere taal bij. Ook zijn we social media zoals Twitter gaan gebruiken om mensen op de hoogte te houden. Daarnaast is er aandacht voor de ‘koude fase’. We zien dat er bij instellingen als ziekenhuizen van alles vooraf geregeld is, mocht de stroom uitvallen. Maar dat gebeurt niet bij alle bedrijven. Kijk maar eens naar het uitvallen van een centrale van Vodafone in april dit jaar. Aan de oorzaak, een brand bij de buren, hadden ze geen enkele schuld, maar de gevolgen waren enorm. Onze rol als netbeheerder is niet om te zorgen dat daar noodvoorzieningen staan, maar wel om daarover adviezen te geven. Een ander aandachtspunt is de zelfredzaamheid van burgers bij storingen. Die is laag. Hoe is het bij je
thuis geregeld, als de pomp van je aquarium stopt? Mensen denken als eerste aan de vriezer, maar het blijkt dat deze pas na acht uur echt temperatuur begint te verliezen – mits je hem niet elke vijf minuten opent om dat te checken.”
Als de pijp breekt Hoe manifesteert zich de samenwerking bij een daadwerkelijke calamiteit? “Al bij de dreiging van een storing krijgt de VRU een telefoontje vanuit ons bedrijfsvoeringcentrum. Wanneer sprake is van een GRIP-situatie vaardigt Stedin liaisons af naar het CoPI en/of het ROT. Dat heeft voordelen voor de afhandeling van de calamiteit omdat de liaisons ondersteunen met zowel technische kennis als bij de woordvoering. In bepaalde situaties kan het handiger zijn als Stedin het verhaal vertelt.” Piet Peeters
Meer informatie bij: www.stedin.net, of op Twitter via www.twitter.com/stedin
Weerbarstig gaslek in Zuilen
R
Rond half vier begaf een aardgasleiding onder de deels opengegraven Amsterdamsestraatweg het, vermoedelijk onder het gewicht van een zware graafmachine. Een zandfontein markeerde de plaats des onheils. Hulp- en storingsdiensten snelden toe en deden ter plekke hun ding. De brandweer legde een waterscherm met waterkanonnen om ontbranding van de gaswolk te voorkomen, politie en gemeente gingen over tot ontruiming van nabijgelegen woningen en opvang van de bewoners. Het incident werd vanwege de dichtbebouwde omgeving en de omvang van het effectgebied ernstig genoeg ingeschat om GRIP 2 af te kondigen. Het ROT en het kernbeleidsteam kwamen daarop bijeen. Ter plekke stemden de hulpdiensten en de partners van de gassector hun informatie en acties af in het CoPI.
Opvang Het gemeentelijk proces Opvang en verzorging trad in werking en in de sporthal Nieuw Zuilen werd een op-
vanglocatie ingericht. Daar werden de tijdelijk ontheemde bewoners door gemeentelijke medewerkers en de beheerder van de sporthal met eten en drinken verzorgd. De procesleider opvang en verzorging regelde ook een bus bij vervoersbedrijf GVU om de bewoners naar de opvanglocatie te vervoeren. Hoewel ongeveer honderd woningen werden ontruimd, maakten uiteindelijk slechts 37 mensen gebruik van de aangeboden opvang. Kennelijk waren de bewoners voldoende flexibel en zelfredzaam om op eigen gelegenheid elders onderdak te regelen.
Langdurige operatie Het dichten van het lek bleek minder simpel dan verwacht. Storingsmonteurs van Joulz en Eneco deden hun uiterste best om de spuitende gasleiding vanaf twee kanten ‘in te blokken’ door opblaasbare ballonnen in de leiding te persen. Maar materiaalpanne zorgde voor vertraging en reservemateriaal moest van ver komen. Daardoor kon uiteindelijk pas rond
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Een langdurig gaslek was op 28 augustus in Utrecht-Noord de aanleiding voor multidisciplinaire opschaling en de ontruiming van circa honderd woningen. Tijdens wegwerkzaamheden sneuvelde een gasleiding onder de Amsterdamsestraatweg in de wijk Zuilen, waardoor een aardgaswolk zich in de buurt verspreidde. Het dichten van het lek duurde door complicaties bij het herstel ruim zes uur. De les van de dag: incidenten met vitale nutsvoorzieningen zijn soms complexer dan ze in eerste instantie lijken.
Waterscherm tegen ontbrandingsgevaar.
tien uur de leiding worden afgesloten, waarna weer werd afgeschaald naar GRIP 1 en om kwart over tien tot GRIP 0. Op dat moment konden ook de geëvacueerde bewoners onder begeleiding van brandweer en politie weer terugkeren naar hun woningen. Einde van een langdurige inzet, die voor de operationele partners vooral neerkwam op het preventief ontruimen en beveiligen van de omgeving van het incident. De feitelijke bronbestrijding kwam voor rekening van de deskundigen in de gassector. De medewerkers crisiscommunicatie
hadden op kleinere schaal dezelfde ervaring als hun Nieuwegeinse collega’s in juni tijdens de stroomstoring: het is lastig communiceren als de termijn voor herstel telkens langer blijkt dan eerder aangekondigd. Voor de omwonenden aan de Amsterdamsestraatweg en achterliggende straten liep het incident gelukkig letterlijk met een sisser af. Burgemeester Aleid Wolfsen bezocht de geëvacueerden in de opvanglocatie om zijn steun te betuigen. Rob Jastrzebski
Calamiteitenhospitaal gastheer voor OvD-dagen ‘Asbestcollege’ voor officieren van dienst
D
De asbestproblemen in de Utrechtse wijk Kanaleneiland waren een praktijkcasus met een beperkt leereffect. Want de diverse diepgravende onderzoeken naar de aanpak lopen nog en daarom kon inleider Martin van Ast geen tastbare conclusies en aanbevelingen oplepelen. Zijn sfeerimpressie van twee weken crisismanagement onder GRIP 2 regime gaf de toehorende officieren van dienst niettemin een goed beeld van de complexiteit van een groot asbestincident. Zie het artikel over de Utrechtse asbestcrisis elders in deze uitgave.
Zin en onzin Maar hoe gevaarlijk is asbest nu écht? Die vraag doemt iedere keer op als er bij een incident asbest in het spel is. Iedere OvD kan er vroeg of laat mee te maken krijgen en meestal gebeurt dat als bij een brand asbesthoudende dak- of gevelplaten sneuvelen, zoals begin april nog gebeurde in Maarn. Over het gevaar van asbest kregen de deelnemers, aansluitend op het
FOTO’S: ROB JASTRZEBSKI
De OvD-dagen werden dit jaar gehouden in een bijzondere ambiance. Het Utrechtse Calamiteitenhospitaal was de gastheer voor het jaarlijkse kennisbevorderingsprogramma voor officieren van dienst van de VRU, politie en gemeenten. Rode draad in het programma was net als voorgaande jaren het leren van incidenten, kennisdeling en kennismaking. Veel aandacht was er tijdens deze editie op verzoek van de officieren van dienst voor asbest, een actueel thema na de langdurige asbestcrisis in de Domstad afgelopen zomer.
Michel Baars doet een boekje open over asbest.
ling. Kennis van dit document wordt voor operationele beslissers in de hulpverlening van harte aanbevolen.
Parkeergarage
Deelnemers aan de OvD-dagen nemen een kijkje in het Calamiteitenhospitaal.
operationele feitenrelaas van Kanaleneiland, een leerzaam college van Michel Baars. Hij is directeur van Search ingenieursbureau BV en expert op het gebied van asbest. “De werkelijke risico’s van asbest zijn op papier enorm, maar in de praktijk zeer gering”, luidde zijn geruststellende visie. Zijn lezing had de titel: de zin en onzin van asbest. Het werd een college over soorten asbest, blootstellingsnormen en cijferkunstjes waarvoor je hogere wiskunde moet beheersen. De kern van zijn betoog kwam erop neer dat de strenge blootstellingsnormen die door het ministerie van VROM en de Gezondheidsraad worden gehanteerd zijn gebaseerd op structurele levenslange blootstelling bij mensen die beroepsmatig dagelijks met grote hoeveelheden asbest in aanraking komen. De normen zijn dus eigenlijk niet geschikt voor kortstondige piek-
belastingen voor bijvoorbeeld hulpverleners bij een brand. “Dat verschil wordt in de communicatie naar de omgeving onvoldoende duidelijk gemaakt, maar de normen die nu worden gehanteerd zijn de enige die er zijn”, aldus Baars. “Maar los van de gemeten concentratie asbestvezels bij een incident moet het beleid er altijd op zijn gericht dat het zich niet verspreidt en niet kan worden ingeademd.” Voor de toehoorders uit de operationele hoek was de belangrijkste boodschap om bij de verdenking van een asbestbesmetting bij een brand gewoon de geldende procedures te volgen. En voor wie het nog niet weet: de VROM-inspectie heeft een Plan van Aanpak Asbestbrand opgesteld, waarin de stappen staan beschreven voor maatregelen om verspreiding te voorkomen en burgers en hulpverleners te beschermen tegen blootstel-
In de tweede casus nam inleider Lex Tillart de workshopdeelnemers mee buiten de regio. Naar Haarlem om precies te zijn, waar in 2010 een grote brand in een ondergrondse parkeergarage de operationele leidinggevenden heel wat hoofdbrekens bezorgde. Hoe pak je het aan als OvD als je bij een parkeergarage komt die vol zwarte hete rook staat zonder dat je weet waar de brand woedt en hoe groot hij is? Wat zijn de risico’s voor de bebouwing bovenop de garage en wat kan je als brandweer met zo’n incident? Beeldvorming en informatie bleken de zwakke schakels en daardoor duurde het uren voordat de brandhaard met grote moeite en onder gevaarlijke inzetcondities kon worden bedwongen. De VRU-officieren mochten de casus in multi-groepjes uitdiepen, waarbij Lex Tillart als stimulans vertelde dat de brandweer er in het evaluatierapport niet zo best afkwam. Niet geheel terecht in zijn ogen want door de aard van het gebouw en de niet toereikende voorzieningen voor brandbeheersing kreeg de brandweer ook hele-
P
3
De wereld om ons heen is continu in beweging. Dit geldt ook voor de VRU. De afgelopen twee jaar hebben we samen hard gewerkt aan het bouwen en inrichten van een krachtige en nieuwe uitvoerings- en netwerkorganisatie. De doorontwikkeling naar het kennisen expertisecentrum op het gebied van risicoen crisisbeheersing –dat we willen zijn– verloopt gestaag. Ook in 2012 heeft de VRU tijdens verschillende evenementen en crises zijn meerwaarde bewezen. Als organisatie hebben we te maken met (ingrijpende) veranderingen op het gebied van wetgeving, landelijke beleid en de ambities en (financiële) mogelijkheden van de gemeenten. Dat dit iets vraagt van alle medewerkers, mag duidelijk zijn. Ik vind het dan ook heel belangrijk dat medewerkers goed geschoold zijn, en in een veilige omgeving werken waarin ook ruimte is voor het geven van feedback. In het bijzonder vraagt dit iets van leidinggevenden. Nu het raamwerk organisatorisch van de VRU stevig verankerd is, zijn we daarom gestart met een ontwikkeltraject voor leidinggevenden. In dit proces willen we tijd en energie besteden aan de mens in onze organisatie, vanuit de volle overtuiging dat dit ons werk nog verder zal verbeteren. Tijdens de leiderschapsconferentie van de VRU (31 oktober) is er gesproken over de ontwikkeling van een visie op leiderschap. Het is belangrijk te weten waar de VRU voor staat. Wat wordt er van leidinggevenden gevraagd om de organisatiedoelen te bereiken? Bedoeling van de reis die we met elkaar maken, is om één herkenbare visie op leiderschap met elkaar te implementeren in het gedachtegoed van onze organisatie. De open leiderschapstijl is aanvullend op de missie en visie van de VRU, die je terugvindt in het Beleidsplan VRU 2012-2015. Alle DT- en MT-leden van de VRU-organisatie, de teamleiders, vrijwillige postcommandanten, beroeps- ploegleiders en medewerkers met een oplegprofiel leidinggeven hebben deelgenomen aan de bijeenkomst. Daarnaast hebben de adviseurs van P&O en communicatie vanuit hun expertise een bijdrage geleverd aan de bijeenkomst. Een kleurrijk gezelschap, dat samen met alle medewerkers voor en achter de schermen bezig is en blijft met het voorkomen en bestrijden van branden, calamiteiten en crises. De bijeenkomst gaf mij zeer veel vertrouwen voor de toekomst van de VRU, waar zoveel gemotiveerde en betrokken collega’s werken aan de Veiligheid van de inwoners van de regio.
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
Hans Wink
maal geen kans. De conclusie: als de brand niet door preventieve voorzieningen klein kan worden gehouden is een effectieve brandweerinzet nauwelijks nog mogelijk. Toch een leerzame casus, want ook in de regio Utrecht neemt het aantal ondergrondse parkeergarages in rap tempo toe. En zo zetten twee praktijkcasussen en een themalezing de toon in het programma van de OvD-dagen 2012. Ter afsluiting van het programma nam Jelte Wind, hoofd van het Calamitei-
opvang van rampslachtoffers uit binnen- en buitenland zijn meerwaarde al bewezen. Voor de meeste officieren van dienst was de rondleiding de eerste kennismaking met dit bijzondere opschalingscentrum dat bij acute rampen binnen een kwartier operationeel kan zijn voor gewondenopvang. Centraal in het land met een landelijke functie, maar vooral voor de hulpverleningsketen in de regio Utrecht dichtbij en snel beschikbaar. Rob Jastrzebski
Bestuurlijke districtsbijeenkomsten GRIP 4 De in 2010 van kracht geworden Wet veiligheidsregio’s heeft gevolgen voor de positie van de voorzitter van de veiligheidsregio, met name bij een crisis waarbij GRIP 4 wordt afgekondigd. Wat betekent dat voor bestuurders?
I
Iedereen weet: als een crisis of ramp tot GRIP 4 wordt opgeschaald is het goed mis. Het is het hoogste coördinatieniveau dat we kennen, aan de orde wanneer een ramp gevolgen heeft tot voorbij de grenzen van de gemeente waarin hij is begonnen. De brand bij Chemie-Pack in januari 2011 is daar een goed voorbeeld van. De Wet veiligheidsregio’s bepaalt dat voortaan in een dergelijk geval de voorzitter van de veiligheidsregio de leiding (en doorzettingsmacht) heeft, omdat het incident ‘van meer dan plaatselijke betekenis is’. Er wordt dan een regionaal beleidsteam (RBT) gevormd. Marieke Nap, OTO specialist voor de gemeenten: “Voor de VRU is dat, net als voor de meeste andere veiligheidsregio’s, nieuw omdat GRIP 4 in onze regio nog nooit is voorgekomen. Na GRIP 4 incidenten in andere regio’s en de aanloop naar Prisma – de grote GRIP 4-oefening in juni dit jaar – ontstond in het district Binnensticht-Lekstroom het idee om een bijeenkomst te organiseren over de gevolgen van de wet op dit gebied. De samenwerking met de VRU werd gezocht, waarna we besloten om dit uitstekende idee voor de hele regio uit te werken.”
In juni hield de VRU een GRIP 4-systeemtest om te zien of de organisatie goed is voorbereid op dit hoogste opschalingsniveau.
positioneren en hoe geef je duiding aan het incident? Er is weliswaar een leidraad die op dit soort dingen ingaat, maar de ene crisis is de andere niet. In theorie zijn de procedures bij opschaling allemaal uitgewerkt, maar de praktijk wijst soms andere werkwijzen aan. De theorie zegt: heeft een incident meer dan plaatselijke betekenis, schaal dan op naar GRIP 4 en vorm een RBT. Maar wat als bijvoorbeeld een touring-
car uit Noord-Brabant verongelukt in een Utrechtse gemeente? Vergelijk dat met een dijkdoorbraak in de provincie Utrecht, met grote gevolgen voor de bevolking binnen dezelfde provincie, maar in andere gemeenten dan waarin de dijk ligt. Tijdens de bijeenkomsten wordt over dat soort dingen nagedacht, hetgeen de deelnemers als een belangrijke toegevoegde waarde ervaren.” Piet Peeters
Goed ontvangen Aldus geschiedde. “Na de eerste goed ontvangen bijeenkomst in Zeist zijn inmiddels bijna alle districten aan bod geweest. De sessies zijn bedoeld voor burgemeesters, wethouders, gemeentesecretarissen en adviseurs crisisbeheersing en worden begeleid door Bart Klijnsma. Het is goed om over de bestuurlijke consequenties van de wet te praten, met name over de doorzettingsmacht van bestuurders, want de bepalingen in de wet zijn niet altijd zwartwit. We doen dat aan de hand van een viertal casussen. Vragen die daarbij onder andere aan de orde komen zijn: wanneer schaal je op, wie doet dat en wat doet dat met de rol van de burgemeester en zijn of haar loco? Vergeet niet dat bij GRIP 4 plotseling een andere burgemeester over jouw gemeente kan gaan beslissen. Andere vragen zijn: neem je als betrokken burgemeester zitting in het RBT of blijf je in de gemeente? Hoe ga je je als burgemeester
colofon 4
tenhospitaal, de deelnemers mee in de wondere wereld van het bijzondere ziekenhuis. Het Calamiteitenhospitaal kan een belangrijke rol vervullen in de eerste opvang van patiënten bij grote calamiteiten en rampen. Vorig jaar werd het centrum nog opengesteld voor de eerste spoedopvang van tientallen patiënten van het Nieuwegeinse zorgcentrum De Geinsche Hof, dat door brand was getroffen. Het Calamiteitenhospitaal bestond vorig jaar 10 jaar en heeft in die periode bij de
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
De VRU vooruit
O
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
veiligheidsregio utrecht
VRU schittert op de Via Gladiola Directeur Veiligheidszorg Rob Frek nam op 20 juli in Nijmegen met trots het defilé af toen het vierdaagseteam van de VRU over de Via Gladiola over de finish marcheerde.
T
Tweeëndertig lopers liepen dit jaar mee onder de VRU vlag. Twee van hen moesten wegens gezondheidsproblemen voortijdig afhaken. De wandelcondities waren goed dit jaar, al werden de wandelaars gedurende de eerste dagen wel geplaagd door forse regenbuien. Maar volgens de
organisatie en het Nederlandse Rode Kruis leidde het natte weer niet tot substantieel meer uitvallers of blaarproblemen. Net als in voorgaande jaren kon het wandelteam van de VRU ook nu weer rekenen op een topverzorging. De strijd is weer gestreden en de felbegeerde vierdaagsekruisjes zijn weer geïnd. Volgend jaar hoopt de organisatie met een nog groter VRU-wandelteam deel te nemen aan de 97e editie van de Nijmeegse vierdaagse. Rob Jastrzebski
VooR U is het relatiemagazine van de Veiligheidsregio Utrecht (VRU). Het is bedoeld om partners in rampenbestrijding en crisisbeheersing in de regio en landelijk op de hoogte te houden over activiteiten van en binnen de VRU. De VRU is een samenwerkingsverband van de 26 Utrechtse gemeenten op het gebied van brandweerzorg, bevolkingszorg en geneeskundige zorg. Samen met haar partners draagt de VRU op efficiënte en effectieve wijze zorg voor het voorkomen van en bestrijden van branden, calamiteiten en crises. VooR U verschijnt minimaal vier keer per jaar. Voor meer informatie over de VRU kunt u terecht op de onze website www.vru.nl. Hoofd- en eindredactie: Afdeling Communicatie Redactie-adres: Veiligheidsregio Utrecht, t.a.v. afdeling Communicatie, Postbus 3154, 3502 GD Utrecht, tel. 088 878 1660, e-mail:
[email protected] Vormgeving: Studio WW15, Hendrik Flinterman Druk: ZuidamUithof Adreswijzigingen en of functiewijzigingen: svp doorgeven via e-mailadres
[email protected]
brandweer zorg
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Rescueboard getest in Utrechtse singel
In dit katern:
H
et Rescue Tipboard is een vinding van brandweerinnovator Jack Ruibing, verbonden aan Brandweer Haaglanden. Hij wist verschillende bedrijven bij elkaar te brengen om het reddingssysteem te ontwikkelen en een prototype te bouwen. Het resultaat is een met perslucht opblaasbaar kunststof vlot, dat met een klein eenpersoons elektrisch vaartuigje met waterjetaandrijving, een zogenaamde Seabob, kan worden voortgetrokken. Twee brandweerlieden kunnen met deze combinatie snel en veilig een te water geraakt persoon redden en naar de kant brengen.
Veiligheid Oppervlakteredding is een brandweertaak in ontwikkeling. Het is een vorm van waterredding tussen een grijpredding vanaf de kant en de inzet van een volledig uitgerust duikteam in. Tot dusver ontbraken technische middelen om oppervlakteredding mee te ondersteunen, maar nu is er een ‘marktklaar’ product. De brandweer moet het alleen nog ontdekken en dat gaat het best door het systeem in de praktijk voor collega’s te demonstreren, zoals op 3 september in Utrecht. “Veiligheid is bij waterredding altijd een belangrijk issue”, stelt Peter van der Leeden. Hij trad tijdens de demonstratie als duikploegleider op. “Belang-
rijk voor mij is of ik mijn mensen veilig het water op kan sturen om iemand te redden. Dat kan met dit systeem. Het heeft eigen drijfvermogen en je bent met zijn tweeën. Dat is altijd een voordeel als je op een drenkeling afmoet die in paniek is en zich in een paniekreflex kan vastgrijpen aan een duiker of redder.”
Onderzoek preventiecapaciteit VRU geeft een veelomvattend beeld pagina 7 FOTO: RICK ARNTZ
Op 3 september waren terrasbezoekers en zonnende studenten op de kades van de Utrechtse Weerdsingel getuige van een wel heel vreemd fenomeen. Een man sprong vijf keer achtereen in het water van de singel en moest even vaak worden gered door een oppervlaktereddingsteam van de brandweer. Een hardleers en levensmoe type misschien? Neen, het betrof een praktijkoefening met een nieuw drijvend hulpmiddel voor oppervlakteredding: het Rescue Tipboard. Het systeem werd door een waterongevallenploeg van Brandweer Haaglanden in stedelijk water uitgetest en het duikteam van district Utrecht keek mee en maakte zelf ook interactief kennis met de nieuwe materialen.
Tour de regio: “Brandweer moet kansen voor positieve communicatie benutten” pagina 6
Het netwerk Roze Rood Bruikbaar instrument Brandweerduiker Michel Verbeek is enthousiast over de nieuwe vinding. Hij ziet vooral de voordelen bij redding op groter water. “In stadswateren zoals de singels en grachten kan je vanaf de wal bijna overal snel een slachtoffer bereiken. Anders wordt
pagina 8 De stand van zaken rond een nieuwe manier van keuren pagina 8 P
dat op de grotere plassen, zoals de Haarrijnse plas of andere recreatieplassen in de regio. Zwemmen kost dan tijd en voordat je een boot in het water hebt liggen ben je een hele tijd verder. Dit systeem is compact en razendsnel op te tuigen en is ook heel makkelijk te bedienen. Ik zie het echt als een bruikbaar instrument voor oppervlakteredding.” Rob Hoefsloot, teamleider Ondersteuning Repressie van district Utrecht,
zegt dat het utrechtse duikteam voor collegiale ondersteuning van de praktijktest ter plaatse werd gevraagd, maar dat de positieve kennismaking met het Rescue Tipboard zeker een aanleiding kan zijn om verder onderzoek te doen naar de toepassingsmogelijkheden binnen de VRU. “Deze test staat los van het onderzoek naar het organiseren van oppervlakteredding dat binnen de regio loopt, maar als alternatief voor een volledig uitgerust
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
O
duikteam is dit zeker een optie.” Lex Tillart, voorzitter van de vakgroep waterongevallenbestrijding, ziet ook kansen voor het systeem. Hij vindt wel dat goed gekeken moet worden naar het risicogebied en welke technische middelen en methodieken voor redding daar het best bij passen. Tillart: “In NVBR-verband hebben we een landelijke nota gemaakt over de mogelijke invulling van oppervlakteredding. We gaan de komende jaren
bijhouden wat de ervaringen zijn en hoe vaak bij incidenten een duikinzet of oppervlakteredding wordt gedaan. Dit drijvende reddingssysteem kan heel vernieuwend zijn. Landelijk hebben we meegekeken met de ontwikkeling ervan en ik zie voordelen. Een drenkeling op een redplank krijgen is een moeilijke klus en dat kan hierdoor mogelijk een stuk sneller en eenvoudiger.” Rob Jastrzebski
Sibyl Kosutic: “Een communicatieadviseur moet voelsprieten in de organisatie hebben.”
Tour de regio De medewerkers zijn het kapitaal van elke organisatie. Hun inzet bepaalt de kwaliteit van het product. Wie zijn de mensen in de brandweerkolom van de VRU? VooR U trekt kris-kras door de organisatie en de districten en spreekt met medewerkers over hun werkplek en hun functie. In deze editie:
Sibyl Kosutic communicatieadviseur bij VRU centraal en district Heuvelrug
M
“Mijn eerste praktijkkennismaking met de VRU was in april 2008, toen ik namens de politie meewerkte aan de communicatie rond een multidisciplinaire oefening in Houten. In diezelfde periode werd ik ook gevraagd om in de communicatielijn van de politie liaison te worden voor de veiligheidsregio. Toen er bij de afdeling Communicatie van de VRU een vacature kwam besloot ik de overstap te maken. Ik werd vooral aangetrokken door de brede netwerkorganisatie die de VRU is. Daardoor kon ik mijn vaardigheden breder inzetten.”
Decentrale behoefte
6
Na drieënhalf jaar te hebben bijgedragen aan crisiscommunicatie en producten als het draaiboek crisiscommunicatie en de regionale communicatiepool, kroop het bloed waar het niet gaan kon. Sibyl wilde in haar functie graag dichterbij het operationele werkveld van de VRU actief zijn: de brandweerpoot van de organisatie met zijn lokale posten, geworteld in de gemeenten. Die kans openbaarde zich toen na de regionalisering ook binnen de districten behoefte ontstond aan communicatieondersteuning. Sibyl volgde daar in juli Arthur van Colmjon op. Een mooie combinatie met haar communicatiejob op VRU centraal, waar zij ook nog te vinden is. “De brandweerorganisatie gonst van de vernieuwings- en veranderingsprocessen”, stelt Sibyl Kosutic vast. “Ontwikkelingen die veel inzet vragen op communicatiegebied, zowel extern naar de samenleving als intern binnen de kring van eigen medewerkers. Om een goede communicatieadviseur te zijn moet je je voelsprieten in de organisatie hebben en weten wat er leeft onder de mensen. Dat kan niet als je communicatie
Communicatieadviseur Sibyl Kosutic:
“Brandweer moet kansen voor positieve communicatie benutten” Voor Sibyl Kosutic is communicatie een tweede natuur. Dat kan ook niet anders met zo’n staat van dienst. Jarenlang werkte zij als communicatieadviseur bij Politie Utrecht, zowel op de regionale afdeling als in de districten. Drieënhalf jaar geleden maakte zij de overstap naar de VRU, waar crisiscommunicatie haar specialiteit was. Sinds begin juli heeft ze een andere werkplek in district Heuvelrug. Dicht bij de uitvoerende taken van de brandweer, een al langer gekoesterde wens. alleen maar centraal organiseert, er is ook capaciteit binnen de districten nodig. Dichtbij de mensen die het uitvoerende werk doen én dichtbij het relatienetwerk van de lokale samenleving en de lokale en regionale media. Ik ben mij nu aan het inwerken via gesprekken met de districtsstaf en de postcommandanten. Ik wil beslist ook het district in en met de medewerkers op de posten kennismaken. Maar het is een groot district dus dat kost wel tijd.”
Communicatieve brandweer Gevraagd naar haar missie en ambitie is Sibyl stellig: “Ik wil mijn steentje bijdragen aan het communicatiever maken van de brandweer. Van oudsher was de brandweer daar nooit zo mee bezig, maar de landelijke en regionale veranderingen in de brandweersector vragen dat we goed met de samenleving communiceren over wat we aan het doen zijn en waarom. Ik signaleer ook kansen voor de organisatie om positief in het nieuws te komen. Ook ‘klein’ nieuws moet daarbij niet vergeten worden. Een jeugdbrandweerploeg die een goed resultaat
heeft behaald bij landelijke wedstrijden bijvoorbeeld. Of recent een bedankbrief van een zoon van iemand die met succes is gereanimeerd door een AED-team van de brandweer. Als de organisatie positief in het nieuws komt heeft dat ook een positieve uitstraling op de motivatie van de medewerkers.”
Cultuurverschil Sibyl zegt vooral in de interne communicatie nog wel te moeten wennen aan de aard van de organisatie, zeker in vergelijking met haar tijd bij de politie. “Daar werken in het operationele proces alleen beroepskrachten, terwijl de brandweer daarvoor grotendeels steunt op vrijwilligers. Die hebben een andere relatie met de organisatie en daar moet je in de communicatie ook rekening mee houden.” Qua interne communicatie liggen er de komende tijd nog grote uitdagingen, onder andere in het ondersteunen van de verdere organisatieontwikkeling en de aankomende invoering van het regionaal dekkingsplan. Hoe kunnen ingrijpende processen die gevolgen hebben voor mensen op de werk-
vloer goed worden uitgelegd met het doel draagvlak te scheppen? “In de eerste plaats door mét de mensen te communiceren in plaats van over de mensen”, zegt Sibyl stellig. “Het is belangrijk dat medewerkers op alle niveaus betrokken zijn bij belangrijke processen en zich ook betrokken vóelen. Ik zie het echt als mijn opdracht om door de juiste communicatiestrategie een groter gevoel van eenheid binnen het district te realiseren. Daarbij wil ik ook gebruik maken van energie en netwerken die er al zijn in de organisatie. Zoals lokale websites en de brandweerverenigingen.” Ook de communicatie tussen het district en de regionale organisatie is volgens Sibyl nog een aandachtspunt. “Tussen VRU centraal en de districten en lokale posten zit een cultuurverschil en mede met goede communicatie kun je die verschillen overbruggen en wederzijds meer begrip voor elkaar scheppen. Als ik vanuit mijn positie als bruggenbouwer daaraan kan bijdragen, dan is mijn missie in het district geslaagd.” Rob Jastrzebski
Eerste vuurproef voor het kwadrantenmodel Binnen of buiten? Offensief of defensief? Dikke zwarte rookwolken kolkten op zaterdag 11 augustus uit een leegstaand flatgebouw aan de Valleiweg in Rhenen. Een gevalletje brandstichting voor wetenschappelijke doeleinden. De brandweerposten Zuilen en Rhenen kwamen die ochtend in actie voor een praktijktest van het zogenaamde kwadrantenmodel: een keuzemethodiek voor risicobewuste inzettactiek. Veiliger binnenbrandbestrijding is het doel.
Na de brand in het Drentse De Punt in 2008, waarbij drie brandweerlieden tijdens een binneninzet in een loods omkwamen, is het denken over de binneninzet bij brand ingrijpend veranderd. Een onderbouwde keuzemethodiek die bevelvoerders en officieren helpt bij hun keuze voor een verantwoorde tactiek, werd node gemist. Onder de vlag van de NVBR is de afgelopen jaren gestudeerd op alternatieven voor de grove buitenaanval die niet altijd even effectief is. Dat heeft een matrix van vier tactieken opgeleverd waaruit, afhankelijk van het risico voor de manschappen, bewust een keuze kan worden gemaakt.
Vier tactieken Offensief binnen, defensief binnen, offensief buiten en defensief buiten: zo ziet het lijstje tactieken eruit, gerangschikt op risicobeleving van hoog naar laag. Een offensieve binneninzet wordt gezien als meest risicovol, omdat een brandweerploeg dan in het gebouw de brandhaard opzoekt. Daarbij liggen risico’s als flashover en backdraft op de loer. Risico’s die eigenlijk onverantwoord zijn als geen mensenlevens meer kunnen worden gered. Een defensieve buiteninzet is qua risiconiveau het tegenovergestelde. De ploeg houdt afstand van het gebouw en in feite komt dit neer op het gecontroleerd laten afbranden van het pand. Daartussen in zitten nog twee tactieken waarbij binnen en buiten met innovatieve methoden zoals bluslansen en repressieve ventilatie wordt geprobeerd de brand onder controle te brengen met beheersbare risico’s voor de manschappen. Michiel Verbree, medewerker Operationele Voorbereiding van district Utrecht, is betrokken bij de uitvoering van de test in Rhenen. Hij licht het doel toe. "We houden deze praktijktest onder de noemer van het project veilig repressief optreden. Het doel is praktijkervaring op te doen
met dit keuzemodel voor inzettactiek en zo een bijdrage te leveren aan een veiliger repressieve inzet. De VRU voert deze praktijktest uit in samenwerking met het NIFV. De resultaten zijn van landelijk belang. Vertegenwoordigers van het NIFV en de NVBR kijken daarom mee bij de uitvoering.”
Vergelijking Tijdens de praktijktest met een realistische brandhaard in Rhenen wordt de nieuwe keuzemethodiek toegepast door de ploeg van Rhenen, terwijl de collega’s van de post Zuilen te werk gaan volgens de ‘oude methodiek’. Het NIFV vergelijkt de resultaten in risicobeleving en effectiviteit en onderzoekt of het kwadrantenmodel zich leent voor landelijke implementatie. Edwin Brouwers, plaatsvervangend ploegleider in district Utrecht en mede-organisator van de test: “Tijdens de test zetten we onder andere de bluslans in, waardoor van buitenaf toch een bluspoging kan worden gedaan zonder dat een brandweerploeg het brandende pand betreedt. Zo willen we kijken of de inzet van dergelijke innovatieve blusmethoden effectief is. De VRU is de eerste regio die het kwadrantenmodel op deze manier in de praktijk test. Nog drie andere
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
G
‘Gaan we wel naar binnen of niet? Wat is er te winnen? Is het veilig?’ Die vragen flitsen frequent door het brein van elke bevelvoerder die regelmatig met zijn ploeg voor een binnenbrand in een gebouw komt te staan. De enige doctrine waarop brandweerlieden tot dusver kunnen terugvallen is de standaard binneninzet met hoge druk. Als dat niet werkt komt het vooral aan op improviseren, want andere opties dan het van buitenaf volplonzen van het gebouw en wachten tot de brand uitgaat of naar buiten komt zijn er eigenlijk niet.
Testbrand voor het kwadrantenmodel in een Rhenense flat.
regio’s zijn ook met het thema bezig. Uiteindelijk komen al die lijnen samen en zullen de resultaten van de praktijktesten worden betrokken bij net opstellen van een nieuwe brandweerdoctrine die de veiligheid van de mensen in de uitrukdienst bij binnenbrandbestrijding moet verbeteren.” Rob Jastrzebski
Op sterkte en toegerust? Onderzoek preventiecapaciteit VRU geeft een veelomvattend beeld Bij artikelen die met de doorontwikkeling van de VRU en de regionalisering van de brandweer te maken hebben gaat het vaak over de repressieve kant van de organisatie. Natuurlijk is dat niet het hele verhaal. Neem preventie en risicobeheersing. Ook die maken een hele ontwikkeling door. Een onderzoek naar de preventiecapaciteit binnen de VRU levert daar belangrijke input voor.
B
gegeven. Dit alles leverde een schat aan informatie op waarmee Save aan de slag kon.”
De resultaten
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Bojoura Kortekaas is projectleider voor het onderzoek, Hans Nederhoff is projectsecretaris. “De aanleiding voor het project was een tweetal onderzoeken bij De Waarden en Utrecht naar de benodigde capaciteit van de afdelingen Preventie. Na geïnformeerd te zijn over de onderzoeksresultaten vonden het bestuur en het directieteam van de VRU dat een soortgelijk onderzoek wenselijk was voor alle afdelingen Preventie in de regio en de afdeling Risicobeheersing. Daarbij bleek al snel dat het onderzoek niet alleen zou moeten gaan over benodigde preventiecapaciteit voor de huidige taken, maar ook over ontwikkelingen die op ons af komen, zoals de regionale omgevingsdiensten en een nieuwe manier van toezicht. Het hele preventie- en vergunningenlandschap is immers aan het veranderen. Ook wilde de VRU graag weten of alle personeel voldoende gekwalificeerd was. Tot slot is ook de ambitie van de VRU meegenomen, om aan te sluiten op de nieuwe kijk op de brandweer van morgen, waarin het bevorderen van het bewustzijn van en de verantwoordelijk voor brandveiligheid bij burgers en bedrijfsleven een
grote rol speelt. Reden genoeg dus voor een onderzoek dat meer vragen stelt dan alleen naar de preventiecapaciteit.”
Het project “De voorbereidingen voor het onderzoek zijn vorig jaar augustus gestart, gevolgd door een formele opdracht van het dagelijks bestuur. Daarna heeft een voorbereidingsgroep de onderzoeksvragen opgesteld. De groep bestond uit medewerkers van diverse afdelingen binnen de VRU, samen met vertegenwoordigers van de ondernemingsraad. Na een aanbestedingstraject heeft Save op 28 april
dit jaar de onderzoeksopdracht gekregen. Het feitelijke onderzoek is op 1 mei gestart en is in oktober afgerond.” Hoe is Save te werk gegaan? “Save heeft allereerst gevraagd om een groot aantal documenten, waarin alle huidige taken en de capaciteit staan beschreven. Daarna zijn deze gegevens gecontroleerd door werkgroepen met vertegenwoordigers uit de onderzochte afdelingen. Daarnaast zijn er diverse bijeenkomsten gehouden voor het inrichten van de Risicomodule, een tool om de taken en de capaciteit in beeld te brengen. De druk om dit alles tijdig te doen was groot, iedereen heeft daar op een geweldige manier gehoor aan
En? “De resultaten van het onderzoek zijn nog niet definitief, de conceptrapportage is onlangs aangeboden aan de projectgroep en de opdrachtgevers. Maar ik kan wel alvast zeggen dat het onderzoek ons duidelijk heeft gemaakt hoe we aan de eisen uit de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) zouden kunnen voldoen. Die bepaalt namelijk dat de manier waarop het toezicht op het naleven van brandveiligheidseisen plaatsvindt mede moet zijn ingegeven door het risico op het niet-naleven van de voorschriften. Door het onderzoek weten we hoe we dit risicogestuurd toezicht vorm kunnen geven. Ook heeft het onderzoek ons dichter bij elkaar gebracht en gezorgd voor een enorm besef van de behoefte aan uniformiteit en samenwerking binnen de VRU. Dat, samen met de inhoudelijke adviezen, is pure winst voor de hele organisatie.” Piet Peeters 7
brandweer zorg
Veilig kleurrijk kunnen zijn Het netwerk Roze Rood
FOTO: RICK ARNTZ
In Nederland vinden we onszelf verdraagzaam. We hebben respect voor verschillende afkomsten, religies en geaardheden. Toch? Maar wat als je brandweerman bent en homo? Dat is nog niet overal een gemakkelijk onderwerp, soms niet voor de mensen die het betreft, soms niet voor hun (werk)omgeving. Daarom is Roze Rood er niet voor niets. Maak kennis met een netwerk dat ernaar streeft zich op te kunnen heffen. Een kleurrijke organisatie.
B
Bart Richter is teamleider OTO van het district Rijn en Venen en voorzitter van het netwerk Roze Rood. Wat moeten we ons daarbij voorstellen? “Roze Rood is een onderdeel van de NVBR dat zich sterk maakt voor homoseksuele, lesbische, biseksuele en transgender collega’s. Het is ontstaan uit het project Brandweer ‘van binnen naar buiten’, een landelijk project dat aandacht gaf aan de kracht van diversiteit binnen de brandweer. Uit dat project zijn een aantal netwerken ontstaan, zoals het netwerk Brandweervrouwen en Roze Rood. Die netwerken wilden het ouderwetse beeld van de brandweerman nuanceren. Er is een veel grotere diversiteit aan brandweermensen dan alleen die brandweerman uit de kinderboeken, juist dat geeft meerwaarde aan de organisatie. Door diverse omstandigheden dreigde Roze Rood een beetje uit te doven. Ik heb toen contact
opgenomen met de NVBR en kreeg de kans om in een voortrekkersrol het netwerk nieuw leven in te blazen.”
Zichtbaar kleurrijk Wat wil Roze Rood? “We zijn een heel bijzonder netwerk, omdat ons doel uiteindelijk is onszelf op te kunnen heffen. We hebben ons doel pas bereikt als we niet meer nodig zijn.
“...we schrikken nog steeds van de mailtjes die we soms krijgen. Dat mensen worstelen met zichzelf en hun rol bij de brandweer.” Dat doel is een kleurrijke brandweerorganisatie waar iedereen zich veilig voelt, welke geaardheid je ook hebt. Juist die kleurrijkheid maakt je organisatie krachtig. In wat we doen zit een bepaalde tegenstrijdigheid. We
willen onszelf namelijk niet onderscheiden als een bijzondere groep, maar soms moet je jezelf juist zichtbaar maken om wie en wat je bent normaal te laten worden.” Op welke manier doen jullie dat? “Door aan mensen buiten en binnen de brandweer te laten zien dat iedereen welkom is in onze organisatie. Door het uitwisselen van ervaringen en het geven van steun. We schrikken nog steeds van de mailtjes die we soms krijgen. Dat mensen worstelen met zichzelf en hun rol bij de brandweer. Dat ze niet voor hun geaardheid durven uit te komen uit angst dat dat verkeerd valt. Daarom maken we onszelf zichtbaar. Interne activiteiten zijn onder andere het (vertrouwelijk) bieden van een luisterend oor, het organiseren van (informele) netwerkbijeenkomsten en het uitgeven van nieuwsbrieven. Externe zichtbaarheid vergroten we door het meevaren met
de Gay Pride, het meedoen aan Roze Zaterdag en het geven van voorlichting op scholen. Ook zijn we vertegenwoordigd in het Dutch Government Pride Platform en is er een goede samenwerking met de netwerken van politie, Defensie en Justitie. Er zijn nog steeds heel veel mensen die niet weten dat ons netwerk bestaat, maar het aantal leden en het enthousiasme voor Roze Rood groeit. We hebben contacten door alle lagen, leeftijden en delen van de organisatie. Dat is bijzonder, het verrijkt onze organisatie.” Piet Peeters
Meer informatie bij: www.nvbr.nl/rozerood Twitter Roze Rood: @nvbrrozerood, Twitter Bart Richter: @bartrichter Facebook: www.facebook.com/ brandweerrozerood
Afscheid van de fietstest De stand van zaken rond een nieuwe manier van keuren Het brandweervak stelt eisen aan onder meer de fysieke gesteldheid van brandweermensen, maar hoe stel je die geschiktheid het beste vast? Op termijn gebeurt dat niet meer door de huidige fietstest, maar door een vaardigheidstest die beter aansluit bij wat er van brandweermensen fysiek in de praktijk wordt gevraagd. Maak kennis met het hoe en waarom van het nieuwe keuren.
Om te begrijpen waar het idee voor een nieuwe manier van keuren vandaan komt is 1 oktober 2010 een belangrijk moment. Op die datum werd de Wet veiligheidsregio’s van kracht, samen met het Besluit personeel veiligheidsregio’s (kortweg Bpv), dat de uitwerking van de wet regelt. Het Bpv bevat bepalingen die van grote invloed zijn op de manier waarop de brandweerorganisatie omgaat met bijvoorbeeld functies en vakbekwaamheid. De toepassing van het Bpv binnen de VRU wordt uitgewerkt en begeleid in vier deelprojecten: P P P P
Functiehuis Rangconversie Vakbekwaamheid Keuringen
Over rangconversie en vakbekwaamheid heeft de VooR U al eerder bericht, dit keer is het de beurt aan het deelproject Keuringen.
Keuringsplicht 8
Het Bpv zegt op het gebied van het
keuren van brandweerpersoneel alleen iets over het wie, niet over het hoe. Het besluit bepaalt namelijk dat voor een aantal functies een aanstellingskeuring verplicht is. Voor wat betreft de andere functies is het aan de veiligheidsregio’s hoe ze daar mee omgaan. Over de manier van keuren is zorgvuldig nagedacht. De huidige brandweerkeuring bestaat uit twee delen: een medische keuring en een conditietest. Die conditietest gaat veranderen. Het besef groeide dat de huidige vorm, een fietstest, onvoldoende aansloot bij de specifieke lichamelijke belasting die het brandweervak met zich meebrengt. Het Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid, een afdeling van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam, ontwikkelde daarom een taakspecifieke conditietest voor de brandweer. Deze bestaat uit een vaardigheidsparcours met twaalf onderdelen, gevolgd door een brandweertraplooptest. Parcours en traplooptest vormen samen de vervanging van de huidige fietstest. Alles bij elkaar heet de nieuwe brandweer-
keuring ‘periodiek preventief medisch onderzoek’, kortweg PPMO.
Invoering De nieuwe PPMO is sinds 1 januari 2011 als keuringsmethode voor manschappen en bevelvoerders opgeno-
diek gekeurd moeten worden (niet alleen bij aanstelling), en ook op welke manier. In de regeling staat ook dat iedere manschap en bevelvoerder jaarlijks een conditietest moet ondergaan. Hoe het met andere brandweerfuncties zit is nog niet uitgewerkt. De regeling bepaalt tot slot dat de PPMO op 1 januari 2014 in alle veiligheidsregio’s moet zijn ingevoerd. Binnen de VRU wordt aan dat laatste hard gewerkt. Zo is er een regionaal functionaris sport aangesteld, Erwin Bartels, die de invoering van de PPMO gaat begeleiden. Naar verwachting wordt over niet al te lange tijd duidelijk wanneer en hoe de nieuwe manier van keuren bij de VRU zal worden ingevoerd. FOTO: ROB JASTRZEBSKI
H Het Bpv
men in de CAR-UWO, de uitwerkingsovereenkomst (UWO) van de collectieve arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) voor gemeenten, die geldt voor alle brandweermedewerkers, beroepskrachten en vrijwilligers. De CAR-UWO zegt daarmee dat manschappen en bevelvoerders perio-
Piet Peeters
Brand treft drie bedrijven in Cothen Vuurrood kleurde de hemel boven Cothen in de nacht van donderdag 20 september. Aan de Wijkersloot stond een bedrijfsverzamelcomplex in lichterlaaie. In het pand waren drie bedrijven gevestigd, waaronder een autobedrijf en, hoe ironisch, een leverancier van brandpreventie-artikelen zoals rookmelders.
B
Brandweereenheden uit CothenLangbroek, Wijk bij Duurstede, Doorn, Zeist, Woudenberg, Amersfoort en Bilthoven kwamen in actie voor brandbestrijding en ondersteuning.
FOTO: MENNO BAUSCH
De brand werd rond tien over een ontdekt door de politie, nadat van het bedrijf een inbraakmelding was ontvangen. Bluseenheden van de posten Cothen-Langbroek en Wijk bij Duurstede rukten uit, evenals de autoladder van de post Doorn. Bij aankomst schaalde de bevelvoerder direct op naar middelbrand en daar bleef het niet bij. Het vuur verspreidde zich
razendsnel in het bedrijvencomplex, zodat verdere opschaling en de komst van meer eenheden nodig waren. Voor de bluswatervoorziening werden ook een dompelpompeenheid uit Veenendaal en een watertankunit uit Zeist gealarmeerd. Ondanks de massale brandweerinzet bleek het complex, bestaande uit twee geschakelde bedrijfshallen, niet te redden. Het bedrijfsverzamelgebouw brandde volledig af. De nablussing duurde nog tot in de middag. Rob Jastrzebski
Wateroverlast deert Kleurrijke jeugdbrandweer Oefenweek niet De Kleurrijke Jeugdbrandweer Oefenweek (KJO) groeit zichtbaar in professionaliteit. Waarvan akte in de vorm van het eigen logo dat dit jaar voor het eerst een plekje kreeg op de poloshirts van mensen met een rol in de organisatie én aan de vlaggenmast in basiskamp Erkemederstrand in Zeewolde. Acht jeugdploegen deden dit jaar mee aan het jaarlijkse verbroederingsprogramma. De oefenweek kende slechts een dissonant: water! Veel water. De hevige regenval op zondag 8 juli leidde zelfs tot een waarachtige ‘hulpverlening wateroverlast’.
Vijf dagen lang trokken de jeugdploegen intensief op in sport en spel, waarbij ook het educatieve aspect niet ontbrak. De kennis van de deelnemers werd op de proef gesteld in een levensgroot sudokuspel en ook de communicatieve vaardigheden werden getest via een opdracht waarbij berichten moesten worden door-
Rob Jastrzebski
‘Dagje techniek’ voor Harmelense scholieren Circa driehonderd scholieren uit Harmelen maakten op 11 september kennis met technische bedrijven in hun gemeente. Het was de tweede editie van de ‘Dag van de techniek’ die Harmelense ondernemers gezamenlijk organiseren om leerlingen uit het basisonderwijs te interesseren voor een technisch beroep. Ook de brandweerpost Harmelen van de VRU nam deel aan het interactieve kennismakingsprogramma. De brandweer is immers ook een technisch bedrijf.
Z
‘Zelf doen’ was het motto op de Dag van de techniek. De scholieren konden op verschillende stands in een bedrijfshal op het industrieterrein onder begeleiding zelf aan de slag als installatiemonteur, stratenmaker, automonteur, hout- of metaalbewerker. En wat had de brandweer hen te bieden? Zelf werken met hydraulisch redgereedschap bijvoorbeeld. Althans voor de oudere groepen, want voor de jongste groepen was het hanteren van het zware materiaal teveel gevraagd. Daarnaast konden de scholieren zich bekwamen in het blussen van een gasbrand met kleine blusmiddelen en zij konden zelf ervaren hoe het is om je in een volledig verduisterde container met oefenrook te oriënteren en de uitgang te vinden. Met name bij dit spannende onderdeel waren veel kinderen niet weg te slaan. Sommigen doken wel vijf keer achtereen de (veilige) oefenrook in. “Het mes snijdt aan twee kanten”, constateert Harm Scheper, leerkracht van groep 6 van basisschool De Fontein. “Enerzijds maken de scholieren kennis met de brandweer als een technisch gespecialiseerde hulpverleningsorganisatie, terwijl ze anderzijds ook wat leren over brandgevaar en brandveiligheid. Daarnaast draagt de vroege kennismaking met de brandweer wellicht bij aan respect voor hulpverle-
ners en dat vinden we als onderwijsinstelling ook belangrijk.” Postcommandant Jeroen de With is tevreden als hij de ene na de andere school in colonneverband ziet arriveren. Na een korte introductie zwermen de scholieren in groepjes uit naar de beroepen van hun keuze en de brandweer blijkt, hoe kan het ook anders, een geliefd bedrijf. De With: “We zijn blij dat we als brandweerorganisatie aan dit programma kunnen meewerken. Het enthousiasme
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
FOTO: JORN KLAVER
De gezamenlijke inspanning van alle deelnemers en medewerkers van de organisatie waren goed voor verdere verbroedering en daar draait het toch allemaal om in het programma van de KJO?
gegeven. De spelcommissie had zich ingespannen om de ploegen een programma van topniveau te bieden. Van topniveau was ook de zorg voor de inwendige mens. Dit jaar was er voor het eerst een professionele kok: Jan Baars, vrijwilliger bij de post Utrecht-Vleuten. Zijn rol werd op waarde geschat, want nog tijdens zijn debuut werd hij al bevorderd tot teamcaptain van de keukenbrigade. Volgend jaar wordt weer op zijn culinaire inbreng gerekend. Marcel de Vries, coördinator Jeugdbrandweer, Wedstrijden en Sport, kijkt terug op alweer een geslaagde Kleurrijke Jeugdbrandweer Oefenweek: “We zitten nog steeds in de lift. Elk jaar krijgen we er een ploeg bij. Nu waren we al met acht ploegen, waarvan Maarssen als nieuwkomer een dag meedraaide om kennis te maken. Die gelegenheid bieden we jeugdploegen die voor de eerste keer deelnemen. Als ze het jaar daarop weer komen verwachten we wel dat ze de hele week het programma meemaken. Gemiddeld komt er elk jaar een ploeg bij. Volgend jaar hopen we op een nog grotere belangstelling. We hebben twintig ploegen in de regio, dus we hebben er nog wel een paar te gaan. Inmiddels denken we uit kostenoverwegingen wel na over een ander terrein, want het wordt met een groeiende groep behoorlijk prijzig op het Erkemederstrand. En onverlet het succes van het jaarlijkse programma moet het wel betaalbaar blijven. Komend jaar gaan we ons nader oriënteren op mogelijke alternatieve locaties, zodat we de oefenweek jaarlijks kunnen blíjven organiseren.”
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
H
Het openingsfeest op zaterdagavond 7 juli werd opgeluisterd door de aanwezigheid van directeur veiligheidszorg Rob Frek en portefeuillehouder jeugdbrandweer Guy Roumans. Zij peddelden per boot naar het kampement aan het Nuldernauw, een prestatie die door de deelnemers aan de oefenweek met applaus werd begroet. De zondag viel letterlijk in het water. Zware regenbuien trokken over Flevoland en al snel stond het hele tentenkamp op hydrocultuur. Er werd interregionale bijstand geleverd door klokpompen van de posten Zeist en Nijkerk in een poging om de tenten droog te houden, maar uiteindelijk moesten toch twee tenten worden verplaatst naar hogere gronden.
Zelf vlammen blussen en op de tast door een oefencontainer vol rook: een spannende kennismaking met de brandweer.
is groot, vooral bij de wat oudere groepen. In een notendop proberen we scholieren mee te geven hoe breed het brandweervak is en dat het een uitdagende organisatie is om voor te werken. Misschien lopen hier wel een paar potentiële brandweerlieden van de toekomst rond.” Rob Jastrzebski
9
Onder tropische condities hield brandweerpost Driebergen op 18 augustus een open dag ter gelegenheid van zijn 80-jarig jubileum, die ondanks het warme en zonnige weer druk werd bezocht. Het plein voor de kazerne was omgedoopt tot een informatie- en demonstratie-arena waar het publiek kennis kon maken met alle facetten van het veelzijdige brandweerwerk, zoals technische hulpverlening, brandbestrijding, hoogteredding en preventie. Tijdens de open dag werd het nieuwe watertransportmaterieel voor natuurbrandbestrijding getoond, evenals een keur aan andere voertuigen uit het district Heuvelrug. Het meest spectaculair waren de demonstraties van de exploderende gasbus en het kopje water in een pan met brandend vet. Zo moet het dus niet! En wie de enorme vuurbol heeft gezien en de hitte ervan heeft gevoeld, zal het wel laten om een brandend pannetje in de keuken op deze manier te blussen. Een brandveiligheidsadvies dat indruk maakt. Een bijzonder element tijdens de open dag was de aanwezigheid van de Dienst Verkeerspolitie van het Korps landelijke politiediensten. Het KLPD heeft al sinds jaar en dag zijn thuis-basis in Driebergen en de oudste poot van het specialistische landelijke korps, de verkeerspolitie, vierde hetzelfde weekend zijn vijftigjarig bestaan. Reden voor de twee Driebergse hulpverleningsorganisaties om samen op te trekken bij het organiseren van een rood-blauw demonstratieprogramma. En dat er ook bij de verkeerspolitie in vijftig jaar tijd heel wat is veranderd op het gebied van organisatie en materieel, bleek uit het getoonde rollend materieel: een authentieke Porsche uit de beginjaren van het korps en het hedendaagse surveillancematerieel waarmee over de veiligheid op de snelwegen wordt gewaakt. Daar gingen de harten van de autoliefhebbers tijdens de open dag sneller van kloppen. Rob Jastrzebski
10
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
L
Gerrit Hardeman is voorzichtig optimistisch: “We hebben al vijf aanmeldingen van mensen die interesse hebben in een functie bij de brandweer. Drie daarvan kwamen zaterdagmiddag al binnen, toen we de show voor de kazerne aan het opbouwen waren. Het loopt nog niet storm, maar het is een begin.” Nieuw talent is hard nodig bij de Doornse brandweerpost. Vorig jaar werd ook al een grote wervingsactie gehouden, met onder andere posters en een reeks artikelen in lokale nieuwsbladen. Maar van de mensen die zich na die campagne aanmeldden bleef er welgeteld één over. Die heeft inmiddels wel zijn opleiding voltooid,
Lichtbundels priemen in de lucht vanaf het dak van de brandweerkazerne aan de Kampweg. De basdreunen van de hedendaagse muzieksmaak van de jeugd vormen het tweede ingrediënt om jongeren naar de lokale brandweerpost te lokken. En dan is er de lasershow, georganiseerd door DM laser; een lichtvirtuoos die zijn shows onder andere draait in de Amsterdamse poptempel Paradiso. En deze avond voor een jeugdig publiek uit Doorn en omstreken. Grafische laserprojecties op een scherm en in een wolk oefenrook, afgewisseld met boodschappen over het doel van deze licht- en geluidsactie: ‘Zorg dat je erbij komt.’
dus het heeft tenminste íets opgeleverd. “Maar momenteel hebben we een flinke uitstroom van mensen, terwijl we al fors onder de streefsterkte zitten om de uitruk 24 uur per dag te kunnen garanderen”, vervolgt Hardeman. “We hopen dus dat we met deze actie de brandweer letterlijk meer in het licht zetten en dat we nieuwe mensen aantrekken. Door ‘out of the box’ te denken hebben we ons bewust gemanifesteerd op een manier waarvan we denken dat die jongeren aanspreekt. Ik hoop echt dat het zoden aan de dijk zet. De belangstelling vanavond was in ieder geval groot en de reacties waren enthousiast.” Rob Jastrzebski
Kamerikse oudgedienden winnen seniorenwedstrijd 2012 Wie echt ‘brandweerbloed’ in zijn aderen heeft raakt de passie voor het vak nooit kwijt, zelfs niet als je al twintig jaar niet meer op de actieve uitruk zit. Zoveel werd duidelijk tijdens de jaarlijkse seniorenwedstrijd in Leersum op 8 september. Hoe ludiek het er voor omstanders ook uit mocht zien met old-timer autospuiten en ‘oude knarren’ in gedateerd uitruktenue, de oudgedienden vochten voor wat ze waard waren. Zeven seniorenploegen bonden in Leersum de strijd met elkaar aan. De oudgedienden van Kamerik mochten aan het eind van de dag de eerste prijs in ontvangst nemen van burgemeester Frits Naafs van gemeente Utrechtse Heuvelrug.
en watervoerende armaturen keurig op linie hun vaste plekje hebben, wordt in ere gehouden. En verbindingsmiddelen? Die kennen de senioren niet. Of het moet manschap nummer drie zijn, die zich als ordonnans het vuur uit de laarzen of klompen loopt om berichten over te brengen van de bevelvoerder naar de nader berichtpost en vice versa. Het was een FOTO: ROB JASTRZEBSKI
FOTO’S: ROB JASTRZEBSKI
Rood en blauw samen op open dag Driebergen
Brandweerpost Doorn is op jacht naar nieuw brandweertalent en dat mag best op een moderne en flitsende manier. In plaats van de traditionele open dag om jonge mensen naar de brandweer te lokken, bedacht de post daarom iets anders. Een lasershow en drie jonge lokale DJ’s zetten op zaterdagavond 22 september de ‘brandweer in het licht’.
D
De deelnemende seniorenploegen mochten laten zien hoe zij met de vakkennis van hun tijd een binnenbrand in een bedrijfsloods zouden bestrijden. Daarbij moest ook een groep balorige dronken werklieden uit een berookte ruimte worden gered. Het verschil met de hedendaagse brandweerwedstrijden, die inmiddels zijn omgedoopt tot brandweervaardigheidstoetsen, is evident. De seniorenwedstrijden worden volledig in stijl georganiseerd, met ploegen van acht man, zonder ademlucht en met lage druk in plaats van hoge druk. Het oude aflegsysteem waarbij slangen
De ‘oudjes’ doen het nog best!
genot om te zien en door het mooie weer trokken de historisch aandoende blusacties veel bekijks. Klaas van Meeuwen en Teun den Hartog, respectievelijk oud-officieren van de korpsen De Bilt en Lopik trekken samen de kar van ‘Oud Roest’, de club van oudgediende brandweerlieden in
Midden-Nederland, die de jaarlijkse seniorenwedstrijden organiseert. “Het is een actieve club waar nog steeds veel passie voor het brandweervak heerst”, aldus Klaas van Meeuwen. “Op dit moment hebben we zo’n 140 leden en tweemaal per jaar beleggen we een bijeenkomst waarbij de oud-leden ook worden bijgepraat over de nieuwe ontwikkelingen in het brandweervak. Met de seniorenwedstrijden zijn we zo’n vijftien jaar geleden begonnen. Toen was de eerste editie in Wilnis. Aanvankelijk waren de wedstrijden om de twee jaar, maar het enthousiasme was al snel zo groot dat we zijn overgegaan naar jaarlijkse wedstrijden. De animo om de wedstrijden te organiseren is ook groot. Voor de komende drie jaar is de organisatie al in kannen en kruiken. Volgend jaar zal de huidige winnaar Kamerik het spektakel organiseren.” Rob Jastrzebski
bevolkings zorg
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Na bezinning volgt verandering
In dit katern:
Crisisbeheersing 2.0: de plannen
I
In 2011 startte een projectgroep met als taak het uitvoeren van een fundamentele bezinning op de bevolkingszorg voor de regio’s Gooi en Vechtstreek, Flevoland en Utrecht. Het project werd ondersteund door de provincie Noord-Holland en door Crisislab. De behoefte aan een dergelijke bezinning bestond al enige tijd. De manier waarop de gemeentelijke crisisbeheersing is georganiseerd dateert nog uit het begin van de jaren negentig, toen het Handboek voorbereiding rampenbestrijding de gemeentelijke taken tijdens een crisis in processen indeelde. Met name in de afgelopen jaren werd duidelijk dat een aantal van de processen uit het handboek achterhaald zijn. We zijn toe aan Gemeentelijke crisisbeheersing – bevolkingszorg 2.0, de nieuwe titel van het project.
Bevindingen Dit voorjaar is de interregionale projectgroep bevallen van een rapport waarin hun bevindingen zijn verwoord. Marjolijn de Jong legt uit: “Het onderzoek formuleert vijf uitgangspunten die als leidraad dienen voor zowel de evaluatie van de oude, als de vormgeving van de nieuwe aanpak: 1. Gemeenten zijn wettelijk gezien verantwoordelijk voor de organisatie van de crisisbeheersing, niet voor de uitvoering ervan. 2. De taken in de crisisbeheersing moeten zoveel mogelijk aansluiten bij het dagelijks werk van gemeenten. 3. Besteed een taak uit wanneer deze beter kan worden uitgevoerd door derden. 4. Houd rekening met de zelfredzaamheid van burgers. 5. Bij een crisis hebben burgers ook een eigen verantwoordelijkheid;
zorg dat ze die ook kunnen nemen. Er is vanuit dit perspectief kritisch gekeken naar de gemeentelijke processen en hoe deze bij rampen in Nederland gedurende het afgelopen decennium hebben gefunctioneerd. Een aantal processen bleek te zwaar opgetuigd of nauwelijks in een behoefte te voorzien, andere waren veel belang-rijker dan oorspronkelijk was bedacht. Burgers bleken bovendien veel zelfredzamer dan was ingeschat.”
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Om maar met de deur in huis te vallen: de manier waarop de gemeentelijke crisisbeheersing wordt georganiseerd is niet meer van deze tijd. Dit inzicht heeft geleid tot een projectmatige bezinning over hoe het anders zou kunnen. De uitkomsten daarvan zijn vertaald in plannen en liggen klaar om aan het bestuur te worden voorgelegd. De VooR U kijkt alvast voor je mee. Wat zijn die plannen?
Uit de tijd. Kritisch kijken naar gemeentelijke processen – deel 2 pagina 12
Stroomstoring Nieuwegein was crisis zonder stress pagina 13
Plannen en ambities Wat betekent dat voor de bevolkingszorg nieuwe stijl? Marjolijn de Jong: “Bij een crisis blijken gemeenten met name te maken te hebben met drie kernprocessen: 1. crisiscommunicatie 2. publieke zorg (opvang en primaire levensbehoeften) 3. voorbereiding van de nafase
Aftrap van NL-Alert pagina 14
P
bevolkings zorg Van de andere processen zoals we die nu kennen moet je je afvragen of je daar als gemeente iets mee moet en zo ja, of je dat niet beter kunt uitbesteden. Een en ander betekent een flinke vertaalslag naar de manier van organiseren. Een van de ideeën is om de drie kernprocessen waar mogelijk door regionale expertiseteams te laten uitvoeren. Dit vanuit de vraag waarom je bevolkingszorg binnen de regio 26 keer zou moeten organiseren. Dat legt een groot beslag op gemeenten en is gewoonweg niet efficiënt. Het motto van de voorgenomen nieuwe aanpak is dan ook ‘(Inter)gemeentelijk waar het moet, regionaal waar het kan.’
De uitwerking van het onderzoek in planvorming vindt momenteel plaats, de plannen worden in januari volgend jaar voorgelegd aan het algemeen bestuur van de VRU. Ondertussen stemmen we als regio’s met elkaar af dat de implementatie van de plannen in de drie regio’s op dezelfde manier gebeurt. Wie weet hebben we begin volgend jaar een flinke stap gezet, als de bevolkingszorg in midden-Nederland wel van deze tijd en onderling gelijkgetrokken is.”
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
O
Piet Peeters De organisatie van de bevolkingszorg bij crises is aan herziening toe.
Uit de tijd Kritisch kijken naar gemeentelijke processen - deel 2 In de vorige editie van de VooR U gaf Martijn Simons, adviseur crisisbeheersing van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, zijn visie op het doorontwikkelen van de gemeentelijke processen bij de crisisbeheersing. Waar elders in deze VooR U vooral het lopende project rondom dit thema aan bod komt, volgt hier het tweede deel van het perspectief vanuit de praktijk. Het woord is opnieuw aan Martijn Simons.
W
Wat zou er in jouw ogen moeten gebeuren met de huidige indeling in processen? Welke hoofdlijnen zie jij bij een nieuwe aanpak? “Die laten zich in bullets samenvatten: G maak crisisactiviteiten niet bijzonderder dan ze feitelijk zijn, vertaal crisisbeheersingswerkzaamheden zoveel mogelijk naar reguliere werkzaamheden G ga uit van een grotere zelfredzaamheid van inwoners G laat de activiteiten van de gemeente beter aansluiten op de daadwerkelijke behoefte”
Martijn Simons: “Laat de activiteiten van de gemeente beter aansluiten op de daadwerkelijke behoefte.”
draaiboek. Die worden nauwelijks uit de kast gehaald. Vervang ze door overzichtelijke, handzame taakkaarten. Dat is voldoende. Dit heeft een relatie met het opleiden van functionarissen. Stop met het massaal opleiden van medewerkers. Beperk je tot de procesverantwoordelijken en de hoofden actiecentrum en leid deze mensen zo goed op dat ze anderen aan kunnen sturen. Eenmaal goed opgeleid zijn zij uitstekend in staat om taken weg te zetten bij de mensen die vergelijkbare werkzaamheden dagelijks doen.”
Leg uit. “Om te beginnen is de aanleiding vaak het bijzondere element van een crisis, terwijl veel werk bij de beheersing ervan niet anders is dan wat mensen dagelijks doen. Op het moment dat je mensen op hun dagelijkse professie aanspreekt krijg je mensen die honderd procent gemotiveerd zijn en voor een uitstekende dienstverlening zorgen. Maar als je hetzelfde werk onder het kopje crisisbeheersing schaart, krijg je het vreemde effect dat mensen nerveus en minder effectief kunnen worden. Bij een crisis moet je mensen dus zoveel mogelijk op hun reguliere werkzaamheden aanspreken.”
Weg met het draaiboek
12
“Iets anders is het huidige systeem met draaiboeken, voor elk van de acht gemeentelijke processen is er een dik
Waar moeten bij een nieuwe aanpak de zwaartepunten liggen? “Binnen de gemeenten is behoefte aan een grotere focus op de nafase. Niet alleen de hulpdiensten hebben soms de neiging om de deur van de CoPI-haakarmbak achter zich dicht te trekken als de incidentbestrijding achter de rug is, gemeenten gaan daar soms ook in mee. Op het moment dat een crisis voor de hulpdiensten afgerond is, begint deze voor een gemeente pas echt. Het proces nafase blijkt veel belangrijker dan gedacht, kijk maar eens naar het schietincident in Alphen aan den Rijn. Maar dat geldt ook voor andere incidenten. Hoe klein een incident ook is, je moet altijd de nafase opstarten. Je krijgt bijvoorbeeld al snel met claims te maken, of met veel vragen van inwoners. In de niet-acute fase van het incident bundel je alles wat na het incident om aandacht vraagt en organiseer je de uitvoering daarvan. Ook met het oog op de continuïteit van de dagelijkse gang van zaken binnen het gemeentehuis is dat van groot belang.”
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
Nafase
“...Stop met het massaal opleiden van medewerkers. Beperk je tot de procesverantwoordelijken en de hoofden actiecentrum...”
“Op het moment dat een crisis voor de hulpdiensten afgerond is, begint deze voor een gemeente pas echt.” Het project Martijn is naast ACB ook lid van de projectgroep die de doorontwikkeling van de gemeentelijke crisisbeheersing ter hand neemt. Wat vindt hij belangrijk aan zijn inbreng vanuit de praktijk? “Waar we als gemeenten voor willen waken is dat de huidige, ver-ouderde taken onder een nieuwe naam of noemer blijven bestaan.
We zijn gebaat bij de durf om duidelijke keuzes te maken en af te schaffen wat overbodig is. Daar is bij het project duidelijk aandacht voor. Voorop staat de vraag wat de burgers van de gemeente verwachten en verlangen. Dat is essentieel voor de volgende: de vraag naar het hoe.” Piet Peeters
bevolkings zorg Ondernemers vinden zelfredzaamheid in de huur van noodaggregaten.
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
N
“Een formele alarmering hebben we nooit gehad”
Stroomstoring Nieuwegein was crisis zonder stress Nieuwegein had nog relatief veel geluk tijdens de grote stroomstoring die op 21 en 22 juni 17.000 huishoudens en honderden bedrijven trof. Als de gebeurtenis zich in de winter tijdens een koudegolf had voltrokken, zou ook de gevoelstemperatuur in de gemeentelijke crisisorganisatie heel anders zijn geweest dan nu het geval was. Nu kijkt de gemeente terug op een crisis zonder stress, die desondanks de veerkracht van het gemeentelijk apparaat en van de inwoners en bedrijven op de proef stelde. Een leerzame crisis die nog eens benadrukt waarvoor de Denk vooruitcampagne ook alweer bedoeld was.
Inventariseren Hét kenmerk van de stroomcrisis was volgens adviseur crisisbeheersing Niek van der Vlerk de onduidelijkheid over de duur van de storing. “Aan het oplossen van de stroomuitval zelf konden we als gemeente niets doen. Daarvoor waren we volledig afhankelijk van net-
beheerder Stedin. Die schoof al snel aan in het beleidsteam, maar de informatie die we kregen over de verwachte duur van het herstel was bij iedere vergadering anders, omdat het herstel gecompliceerd bleek. De gemeentelijke inspanning beperkte zich tot crisiscommunicatie, bevolkingszorg en handhaving van de openbare orde en veiligheid. Maar de vraag die bij de eerste vergadering van het beleidsteam aan de orde kwam was: Hoe kunnen we de bevolking bereiken? Zonder radio en TV heb je alternatieven nodig. Die vonden we in Twitter en andere social media, die mensen met een smartphone misschien nog zouden kunnen volgen, zolang de mobiele netten en batterijen nog functioneerden. Ook hebben we gebruik gemaakt van Burgernet, door de deelnemers te vragen alert te zijn en mensen in hun omgeving te informeren. En achteraf hoorden we dat veel mensen in de auto zijn gaan zitten om via de autoradio naar rampenzender Radio M te luisteren.” In afwachting van het opstarten van het regionaal operationeel team (ROT) in Utrecht, had het gemeentelijk beleidsteam al veel acties in gang gezet. Zoals het inventariseren van mensen met een bijzondere zorgbehoefte. Van der Vlerk: “De gemeente heeft geen kant en klaar overzicht van thuiswonende verminderd zelfred-
zamen die bij een crisis misschien in de problemen kunnen komen. Maar via thuiszorgorganisatie Vitras konden we relatief snel zo’n lijst op tafel krijgen.
teit van het gemeentelijk apparaat zelf. Afdelingshoofd Communicatie Aletta Barink herinnert zich dat er een bijzondere sfeer in het gemeentehuis heerste.
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
G
De gemeente Nieuwegein werd in de ochtend van 22 juni min of meer overvallen door het verloop van de gebeurtenissen. De verwachting was dat de stroomstoring in Nieuwegein-Zuid, die de vorige avond na een blikseminslag begon, binnen enkele uren zou zijn opgelost. Dat bericht werd ’s nachts ook via twitter gemeld. Toen Nieuwegein de volgende ochtend vroeg ontwaakte, bleek het probleem tijdens de nacht door een kettingreactie echter alleen maar groter geworden. Communicatiemedewerker Keesjan Steverink hoorde via het nieuws dat zeventienduizend huishoudens zonder stroom zaten. “Dat was een onaangename verrassing en ik ben toen direct naar het gemeentehuis gegaan, waar we met de inmiddels aanwezige functionarissen de crisisorganisatie zijn gaan optuigen. Een formele alarmering hebben we nooit gehad. Toen we met het kernteam bijeen zaten om de situatie te bespreken, besloot de burgemeester in het gemeentelijk beleidsteam (GBT) om op te schalen naar GRIP 2.”
Aletta Barink, Niek van der Vlerk en Keesjan Steverink constateren dat de stroomuitval een les was voor de hele samenleving.
Daarna zijn we met de GHOR scenario’s uit gaan werken voor hulpverlening aan deze kwetsbare mensen, mocht de storing erg lang gaan duren. Extra maatregelen bleken echter in dit stadium niet nodig.”
Gemeente op halve kracht De stroomstoring trof ook de continuï-
“Veel afdelingen hadden ook geen stroom, de noodstroomvoorziening kon een deel van het gebouw voorzien. Onder andere de ruimten waarvan het beleidsteam en de actiecentra gebruik maakten. Aanvankelijk was de beleidslijn dat mensen die toch hun werk wilden doen zoveel mogelijk werkplekken in die delen van het gemeentehuis
P
13
bevolkings zorg O
mochten betrekken. Op een gegeven moment werd dat echt te druk en hebben we iedereen naar huis gestuurd, behalve de mensen die een rol hadden in de gemeentelijke crisisorganisatie.” Een handicap was volgens Aletta Barink dat het nieuwe gemeentehuis nog niet zolang in gebruik is en dat de crisisorganisatie nog niet in de nieuwe behuizing heeft kunnen oefenen. “Het gemeentehuis bleek voor veel inwoners en bedrijven overigens een
baken in crisistijd. Mensen waren op zoek naar informatie, maar hadden geen radio en TV en konden ons ook telefonisch niet bereiken. Ook 35 winkeliers uit winkelcentrum Cityplaza stonden op de stoep met de vraag wat de gemeente voor hen kon doen. De verwachting is kennelijk toch dat de gemeente hun problemen kan oplossen. Uiteindelijk heeft de burgemeester de ondernemers te woord gestaan, maar hen ook gewezen op hun eigen verantwoordelijkheid. In dat opzicht was de stroomuitval voor de hele samenleving een les. En voor ons
gemeentelijke crisisorganisatie had de stroomuitval ook een andere lading dan bijvoorbeeld de grote brand in De Geinsche Hof vorig jaar, waarbij veel gewonden vielen. Dit was een crisissituatie zonder stress, die we met onze eigen personele bezetting en deels met ondersteuning van communicatieadviseurs uit de VRU-pool goed konden behappen. Wel constateren we dat de opschaling niet conform de draaiboeken is verlopen, al hebben het beleidsteam en de actiecentra verder prima gewerkt.”
was het een prima aanleiding om de Denk vooruitcampagne weer eens te herhalen, met een persoonlijke huis aan huisbrief van de burgemeester aan alle inwoners.”
Crisis zonder stress Barink, Steverink en Van der Vlerk constateren dat Nieuwegein veel veerkracht heeft getoond tijdens de stroomstoring, maar dat er ook een flinke dosis geluk in het spel was, zoals het jaargetijde en het feit dat de storing uiteindelijk binnen 24 uur was opgelost. Van der vlerk: “Voor de
Rob Jastrzebski
Zelfde crisis, nieuwe opleiding Basisopleiding crisisbeheersing naar versie 2 Crisisbeheersing is een vak apart, waarvoor de VRU een basisopleiding geeft. Een nieuwe versie van deze opleiding kiest een andere vorm en aanpak. Minder dia’s, meer doen. Marlies Banens licht toe.
Deelnemers aan de vernieuwde opleiding gaan interactief aan de slag met rollen en taken in de crisisorganisatie.
Interactiever Wat is het resultaat? “Een opleiding met veel aandacht voor de rollen binnen de crisisorganisatie. Welke spelers zijn er te onderscheiden, met wie heb je te maken, wat is er anders aan de manier waarop een crisisorganisatie werkt in vergelijking tot de werkwijze van de normale organisatie? Wat bijvoorbeeld ook duidelijk wordt is dat je bij een crisis helemaal niet zoveel met anderen te maken krijgt, maar dat er wel een heel apparaat aan de gang is terwijl jij je taak uitvoert. En we zoomen meer in: wat betekent het voor jou als functionaris, welke basiskennis heb je nodig om te kunnen opereren in de crisisorganisatie.” Hoe wordt dat doel bereikt? “Het programma is veel interactiever. De cursisten moeten opdrachten uitvoeren en zijn niet meer de hele dag aan het luis-
Aftrap van NL-Alert Op 8 november is de landelijke aftrap van NL-Alert. Vanaf dan is er een nieuw alarmerings- en crisiscommunicatiemiddel beschikbaar om burgers sneller en gerichter te kunnen waarschuwen voor acute gevaren in hun omgeving via een bericht op de mobiele telefoon. In heel Nederland, dus ook in de Veiligheidsregio Utrecht, wordt NL-Alert ingevoerd.
NL
NL-Alert is geen vervanging voor het sirenenetwerk en berichtgeving via radio, televisie, Twitter en websites, maar een aanvulling op deze middelen. Het grote voordeel is dat burgers in een bepaald gebied kunnen worden
14
gewaarschuwd bij gevaar en dat met een bericht direct een handelingsperspectief wordt geboden. Het is niet nodig om je vooraf aan te melden of te abonneren. Wel moet je je telefoon eenmalig instellen. NL-Alert maakt gebruik van de techniek cell broadcasting. Dit is een techniek om tekstberichten uit te zenden naar mobiele telefoons via gsm-zendmasten. De werking is vergelijkbaar met een radiosignaal. Het maakt dus geen gebruik van sms-techniek. NL-Alert wordt als groeimodel geïntroduceerd. Dit betekent dat bij de start op 8 november het bereik nog niet optimaal is. Op dit moment zijn in Nederland bijna zestig procent van de toestellen technisch in staat om NL-Alert te ontvangen. Het aantal telefoons met
teren. Dat doen we in een kortere, maar intensievere tijd: het avondprogramma is vervallen. Nieuw is een ‘light’ versie van één dagdeel, bedoeld voor nieuwe medewerkers die zijdelings met de crisisorganisatie te maken hebben.”
te maken heeft, niet alleen gemeentefunctionarissen.”
Voor wie is de opleiding toegankelijk? “Voor crisisfunctionarissen uit de gemeenten, nieuwe medewerkers van de VRU die een rol hebben in de risico- en crisisbeheersing of bij de veiligheidszorg, nieuwe medewerkers met een multidisciplinaire functie en netwerkpartners zoals bijvoorbeeld Stedin.” En? “De eerste opleidingen zijn dit voorjaar inmiddels gegeven, bij wijze van proef. De eerste ervaringen zijn erg positief, de nieuwe opleiding wordt een blijver.” Piet Peeters
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
O
Om oud en nieuw te kunnen vergelijken: hoe zat de vorige versie van de opleiding in elkaar? “De oude basisopleiding had als doel de deelnemers kennis te laten maken met de crisisorganisatie. Het waren vooral de gemeenten die er aan deelnamen, de opleiding was toegespitst op gemeentefunctionarissen. Hij duurde drie dagdelen, een lange zit met vooral veel presentaties en veel dia’s. Op een gegeven moment ontstond de wens om meer aandacht te geven aan de inhoud van de functies die bij de crisisbeheersing aan de orde zijn. Daarnaast groeide de behoefte aan een opleiding die geschikt was voor een breder publiek, bijvoorbeeld voor nieuwe VRU-medewerkers of medewerkers van externe partners zoals de waterschappen. Aan die wensen hebben we met de nieuwe opzet van de basisopleiding gehoor gegeven. De opzet is nu algemener en breder, de opleiding is bovendien toegankelijk voor iedereen die met crisisbeheersing
ontvangst loopt de komende jaren snel op. In de toekomst is NL-Alert naar verwachting standaard beschikbaar op mobiele telefoons. Op de website www.nl-alert.nl kun je zien of je toestel geschikt is om NL-Alert te ontvangen. De procedure voor het gebruik van NL-Alert binnen de VRU is te vergelijken met de procedure voor het gebruik van de WAS-palen (waarschu-
wings- en alarmeringssysteem). Net zoals het sirenenetwerk wordt ook NL-Alert vanuit de meldkamer geactiveerd. Elke inzet gebeurt onder de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag besluit tot inzet en het voorstel ligt deze bevoegdheid te mandateren aan de Operationeel Leider. Er zal gewerkt worden met standaardberichten en berichten die ter plekke worden opgesteld door een communicatieadviseur in het ROT. De medewerkers van onze veiligheidsregio die in de praktijk met NL-Alert te maken krijgen, zoals centralisten en piketfunctionarissen, krijgen in de komende periode een instructie over de werkwijze. De invoering gaat vanaf 8 november gepaard met een landelijke massamediale publiekscampagne om NL-Alert onder de aandacht van alle burgers te brengen. De landelijke campagne wordt regionaal en lokaal uitgerold. Naomi Elzas
Meer informatie over NL-Alert is te vinden op de website: www.nl-alert.nl
geneeskundige zorg
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
In dit katern:
Actievere rol voor huisartsen bij crisisbeheersing
B
Binnen de Veiligheidsregio Utrecht zijn circa 900 huisartsen werkzaam. Een aanzienlijk potentieel gedreven medisch geschoolde professionals, die een cruciale schakel in de medische zorgketen vormen. Dat de huisartsenwereld bij rampen en crises raakvlakken heeft met het veiligheidsdomein werd al in oktober 2006 onderkend door de VRU en de Utrechtse huisartsenverenigingen. Toen sloten de partijen een eerste samenwerkingsovereenkomst, maar die is inmiddels door voortschrijdend inzicht en nieuwe beleidsontwikkelingen achterhaald. Tijd voor een herziening dus, om de betrokken partners meer houvast te geven betreffende onderlinge samenwerking en ondersteuning. Het nieuwe convenant is ondertekend door vijf huisartsenverenigingen, de Primair huisartsenposten, GGD Mid-
den-Nederland, GG&GD Utrecht en de VRU. Ook Veiligheidsregio Gelderland-Midden tekende mee, want enkele huisartsengebieden overlappen de grens tussen beide regio’s. De nieuwe samenwerkingsovereenkomst biedt kaders voor de in ontwikkeling zijnde huisartsen rampenopvangplannen, de zogenoemde HAROPs. Deze HAROPs vormen het nieuwe draaiboek voor de huisartsen in de regio tijdens grootschalige infectieziekte-uitbraken en flitsrampen.
Grieppandemie “De afspraken uit het oude convenant bleken in de praktijk nauwelijks uitvoerbaar”, licht Ivonne Vliek, account- en netwerkfunctionaris GHOR, toe. “De overeenkomst was te generiek en afspraken konden heel breed worden geïnterpreteerd. Vooral
de voorbereiding op de grieppandemie in 2009 heeft veel verbeterpunten aan het licht gebracht. Er was onduidelijkheid over het moment en de structuur van opschaling en over hoe de VRU de huisartsen praktisch kon ondersteunen. In dat opzicht hebben we tijdens de pandemievoorbereiding meer last van het convenant gehad dan profijt. Nu hebben we een helder kader met afspraken over opschaling, wederzijdse ondersteuning en informatiedeling. Ook zijn de afspraken geënt op de Wet veiligheidsregio’s die ondertussen van kracht is geworden en waarin bevoegdheden, verantwoordelijkheden en verhoudingen op het gebied van publieke gezondheidszorg beter zijn omschreven.” Het convenant bevat kaders en afspraken voor achtereenvolgens infectieziekten, flitsrampen en nazorg. In elk P
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
De VRU en de huisartsen in de regio hebben een nieuw convenant gesloten voor samenwerking bij rampen en crises. Kern van de overeenkomst is dat huisartsen een actievere rol krijgen en dat heldere en praktische afspraken zijn gemaakt over werkstructuur, opschaling en ondersteuning door de GHOR. Zowel bij typische gezondheidscrises als bij flitsrampen.
OTO-stimuleringsprogramma: Crisisvoorbereiding zorg naar hoger plan pagina 16
Bijeenkomsten zorgcontinuïteit werpen vruchten af pagina 17 Nieuwe website voor de directeuren publieke gezondheid pagina 18
geneeskundige zorg van die drie thema’s heeft de huisartsenexpertise nadrukkelijk een plek. Afspraken zijn gemaakt op basis van praktische uitvoerbaarheid. Ivonne Vliek wijst ter illustratie op de nieuwe afspraken over opschaling in geval van een grieppandemie. “De draaiboeken voor een grieppandemie bleken te complex en te weinig praktisch uitvoerbaar. Zo zijn de zorgmeldpunten die in 2009 werden voorbereid uit FOTO: ROB JASTRZEBSKI
O
Huisartsen en huisartsenposten als partners in crisisbeheersing.
de plannen verdwenen omdat ze niet functioneel bleken. Volgens het nieuwe afsprakenkader maken de huisartsen ook bij een pandemie zoveel mogelijk gebruik van hun normale dagelijkse praktijkstructuur. Elke zorgaanbieder is dan verantwoordelijk voor de continuïteit van zijn eigen zorg, maar in samenspraak met gemeenten en de VRU kunnen wel nadere afspraken voor facilitaire ondersteuning worden gemaakt.”
Crisisteams Een nieuw element in het convenant is de oprichting van crisisteams van de huisartsenorganisatie, met eigen beslissingsbevoegdheid voor de achterban. Die structuur maakt het simpeler om bij een crisis als een infectieziekteuitbraak snel het afgesproken zorgbeleid regionaal te implementeren. GGD en GHOR hoeven dan niet met 900 huisartsen apart te overleggen. De crisisteams worden geformeerd door een vertegenwoordiger van de huisartsenvereniging, de medisch manager van de huisartsenpost en de
locatiemanager van de huisartsenpost.
Flitsrampen “Ook bij flitsrampen kunnen huisartsen een wezenlijke rol spelen”, vervolgt Ivonne Vliek. “Niet zozeer in de hulpverlening op de ramplocatie, al moeten nabijgelegen huisartspraktijken wel altijd bedacht zijn op spontane aanloop van gewonden. Nadrukkelijker is de rol van de huisarts in het opvang- en verzorgingsproces. In een opvangcentrum kunnen altijd nog mensen binnenkomen met verborgen of lichtere verwondingen die nader gecontroleerd moeten worden. En bij evacuaties waarbij mensen langere tijd hun huis uit moeten kunnen huisartsen ook een adviserende en ondersteunende rol spelen ten aanzien van medische zorg en bijvoorbeeld acute behoefte aan medicijnen. Die situatie deed zich afgelopen zomer nog voor bij een evacuatie in Utrecht als gevolg van de asbestbesmetting in Kanaleneiland. Dit soort praktische uitvoeringsafspraken gaan we nu samen met de huisartsenverenigingen implemen-
teren. Door huisartsen een vastere plek in een opvangcentrum te geven, is er weer een puzzelstukje in het plaatje van het opvang- en verzorgingsproces ingevuld. Samenvattend kan dankzij het nieuwe afsprakenkader de medische deskundigheid van huisartsen bij rampen en crises effectiever en praktischer worden benut.” De huisartsen in de regio zijn positief over het convenant. Carin Littooij, voorzitter van LHV Huisartsenkring Midden-Nederland en GHORhuisartscoördinator Zuidoost-Utrecht: “Het GHOR-convenant en het vervolgens in de regio’s uitgewerkte huisartsen rampenopvangplan geeft huisartsen en huisartsenposten nu ook een overlegstructuur voor de voorbereiding op rampen en ongevallen. Ook zijn dankzij de gemaakte afspraken de lijntjes met de VRU, de GGD en andere organisaties kort. Een opschaling kan snel worden gerealiseerd. En dat is precies wat we nodig hebben bij een ramp.” Rob Jastrzebski
OTO-stimuleringsprogramma
H
Het OTO-stimuleringsprogramma stelt via het ROAZ per traumazorgregio jaarlijks circa één miljoen euro beschikbaar om OTO-activiteiten te ondersteunen. In onze regio wordt het programma gecoördineerd door het Traumacentrum Midden-Nederland (UMC Utrecht). Een stuurgroep waarin ook de VRU participeert beoordeelt de aanvragen van ketenpartners in de geneeskundige zorg en beslist welke projecten mogen rekenen op een financiële bijdrage.
Strenge eisen
16
“De ROAZ-bijdrage sinds 2009 heeft al mooie resultaten opgeleverd”, stelt Robert Jan Schouwerwou, vakgroepvoorzitter GHOR van de VRU.
Crisisvoorbereiding zorg naar hoger plan
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Zorginstellingen binnen de Veiligheidsregio Utrecht zijn op het gebied van crisisvoorbereiding aantoonbaar gegroeid in professionaliteit. Dat is voor een belangrijk deel te danken aan de OTOstimuleringsgelden die sinds 2008 beschikbaar worden gesteld door het regionaal overleg acute zorg (ROAZ). Het verbeteren van opgeschaalde zorg bij rampen en crises door het stimuleren van opleidings-, trainings- en oefenactiviteiten is het doel van de regeling. Inmiddels is voor de zorgketen in de regio een nieuw OTO-stimuleringsprogramma voor de periode 2012-2015 gestart. De kwaliteitsslag wordt dankzij de financiële impuls van het ROAZ voortgezet.
De brand in De Geinsche Hof in 2011 toonde de impact van een crisis op een zorginstelling. OTO moet!
“Tal van ketenpartners, uiteenlopend van ziekenhuizen, GGD’en, verpleegen verzorgingstehuizen, verloskundigen, GGZ-instellingen en de ambulancezorg hebben dankzij het programma activiteiten op het terrein van opleiden, trainen en oefenen kunnen ontplooien. Al die inspanningen zijn gericht op het vergroten van het bewustzijn van grootschaligheid en de preparatie erop. Wat betekent het als een ziekenhuis zijn rampenopvangplan moet activeren, of als een instelling zelf getroffen wordt door een groot incident of een crisis? Wat moeten de medewerkers en de crisismanagementteams dan kunnen? Via deze aanpak willen we de samenwerking en slagkracht in de geneeskundige keten verder versterken.”
Volgens Schouwerwou zijn de regels om voor een bijdrage van het ROAZ in aanmerking te komen streng. De OTO-activiteiten moeten het primaire doel van de regeling dienen. Het geld mag daarom bijvoorbeeld niet worden gebruikt voor algemene training en opleiding van GHOR-functionarissen, omdat die al uit een andere pot via het ministerie van Veiligheid en Justitie worden betaald. Evenmin mogen er reguliere vakinhoudelijke opleidingsof trainingsactiviteiten van de ketenpartners mee worden bekostigd. “Primair gaat het om opleiden, trainen en oefenen voor opgeschaalde zorg bij rampen en crises, waarvoor in de eigen financieringssystematiek van de ketenpartners geen geld beschikbaar is.
De zorgketen staat fors onder druk door bezuinigingen, maar tegelijk zijn de zorginstellingen wel heel belangrijke ketenpartners voor de VRU. Om samen de slagvaardigheid van de geneeskundige keten op een hoog peil te brengen en te houden is het OTOstimuleringsfonds van het ROAZ dus ook voor ons belangrijk. Niet in de laatste plaats omdat zorginstellingen kwetsbare objecten zijn die ook geprepareerd dienen te zijn op incidenten in de eigen instelling.”
Concrete projecten Waar zit de winst van de OTO-stimuleringsbijdrage? Krista van Daalen, netwerkcoördinator GHOR bij de VRU, benoemt enkele concrete pro-
geneeskundige zorg jecten. “We steken als VRU veel energie in moderne scholingsmethodieken zoals serious gaming en e-learning. Dankzij het stimuleringsprogramma kunnen we daar ook zorginstellingen bij betrekken. De afgelopen jaren hebben de geneeskundige ketenpartners onder andere deelgenomen aan het e-learningtraject voor de operationele voorbereiding op incidenten in de Leidsche Rijntunnel. Ook het trainen en beoefenen van ziekenhuisrampenopvangplannen, beleidsteamoefeningen en activiteiten rond zorgcontinuïteit bij crises zijn ermee bekostigd. En naar aanleiding van de ontruiming van het Meanderziekenhuis in Amers-
Hoger management Een nieuw programma voor de besteding van het ROAZ-budget in de periode tot 2015 is inmiddels vastgesteld door de regionale OTO-stuurgroep. Welke concrete projecten staan er zoal op stapel? Krista van Daalen: “We willen onder andere het virtueel oefenen voor medewerkers van de ambulancezorg en ziekenhuizen voortzetten. Daarnaast krijgt de voorbereiding op chemische, biologische, radio-
logische en nucleaire incidenten, CBRN, meer aandacht. De ziekenhuizen zullen onder andere hun mede-
“We steken als VRU veel energie in moderne scholingsmethodieken zoals serious gaming en e-learning” werkers gaan opleiden en trainen in het omgaan met besmette slachtoffers van CBRN-incidenten en in het werken in beschermende kleding en
uitrusting. Actueel is ook het opleiden van huisartsen die een rol gaan spelen in de huisartsencrisisteams in de regio. En verder willen we het thema zorgcontinuïteit en bedrijfshulpverlening bij de medewerkers in de zorgsector op het netvlies houden. En daarbij richt OTO zich niet alleen op het uitvoerend niveau, maar ook op het hogere management. Juist die belangrijke beslissingslaag moet zich terdege bewust zijn van de impact van een grootschalig incident of een crisis op de organisatie. Het OTO-stimuleringsprogramma is voor alle organisatielagen in de zorgketen.” Rob Jastrzebski
aan de roulettetafel: interne veiligheid is de inzet.
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
N Zorgmedewerkers
foort begin 2011, hebben we voorzien in producten om de lessons learned van die gebeurtenis met de hele keten te delen.”
Bijeenkomsten zorgcontinuïteit werpen vruchten af “Bestuurlijk commitment voor trainen en oefenen nodig” Op 2 oktober vond in Nieuwegein de vijfde platformbijeenkomst Zorgcontinuïteit plaats. Kennismaking en kennisdeling tussen de VRU en de zorginstellingen in de regio’s stond centraal. Na vijf bijeenkomsten mag volgens organisator Ivonne Vliek de conclusie worden getrokken dat de inspanningen voor netwerkvorming hun vruchten afwerpen. Maar in de sector leven ook nog wel wensen, zoals een groter commitment van bestuur en management voor het opleiden, trainen en oefenen van personeel.
D
De bijeenkomst op 2 oktober begon met een lesje basiskennis rampenbestrijding en crisismanagement voor de vertegenwoordigers van de zorgsector. Henk te Roller, coördinator van het Bureau Conflict- en Crisisbeheersing van Politie Utrecht, nam de deelnemers mee in het partnernetwerk van de hulpverlening, alarmerings- en opschalingsprocedures, taken en processen, ramp- en crisisscenario’s. Soms een beetje confronterend, maar dat mag ook wel om bij de zorginstellingen op het netvlies te krijgen wat hen allemaal kan overkomen en wat zij kunnen doen om er klaar voor te
zijn als het onheil onverhoeds toeslaat.
Maak afspraken “Wij hebben u keihard nodig!”, sprak Henk te Roller de deelnemers toe. “U kent uw instelling en u heeft de informatie die de hulpdiensten bij een incident nodig hebben. Dus zoek de VRU op voor advies, maak afspraken en plannen en ga samen oefenen.” Een goed plan begint met een risicoinventarisatie, legde Te Roller verder uit. Wat kan een zorginstelling nu eigenlijk overkomen? “Denk niet direct aan kolossale rampen, maar
neem de lijst ramp- en crisisscenario’s door en kijk in hoeverre die voor uw instelling van toepassing zijn. Werk vervolgens in uw planvorming van klein naar groot en vraag relevante partners in het VRU-veiligheidsnetwerk om u te helpen.” Te Roller benoemde ook het grote belang van registratie van bewoners bij een ontruiming, waarin de instelling een essentiële rol heeft. En dan waren er nog de minder prettige aspecten van een calamiteit, die zorgmanagers zich wellicht niet altijd realiseren. Zoals het feit dat bij een ontruiming de politie kan overgaan tot afscher-
ming, omdat bijvoorbeeld risicovolle medicijnen onbewaakt achterblijven. Verder was het een eye-opener dat in geval van incidenten met dodelijke afloop de bedrijfsvoering nog dagenlang kan worden ontregeld door onderzoek. Én dat bij incidenten met dodelijke afloop vooral niets mag worden verplaatst, ook geen lichamen, ook al is dit in strijd met de interne ethiek en zorgroutine. Nuttig om te weten, maar hopelijk blijft het voor de deelnemers aan de platformbijeenkomst theorie.
Zelfredzaamheid zorgpunt Na de inleiding van Henk te Roller
P
17
geneeskundige zorg grote uitdaging”, meldt een van de deelnemers.
Oefenen Om opleiden, trainen en oefenen draaide het in workshop 2 onder leiding van Ivonne Vliek. Maar een goed opleidings-, trainings en oefenplan voor zorgmedewerkers blijkt weerbarstige materie. Ivonne Vliek: “Veel zorgmedewerkers geven aan dat trainen en oefenen in hun zorginstelling een organisatorisch knelpunt is. Geld en tijd ontbreken vaak en bestuur en management van de instelling hebben het over het algemeen niet als hoogste prioriteit in hun agenda staan. De oproep van de deelnemers is dan ook dat ook de betrokkenheid van directie en bestuur gestimuleerd moet worden om activiteiten van de grond te krijgen. Verder gaven enkele deelnemers aan dat ze wel graag realistisch willen oefenen met hun bewoners, maar dat dit door de aard van de bewonersgroepen vaak niet mogelijk is. Dan komt het aan op het zoeken naar alternatieven, zoals
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
gingen de deelnemers in groepen aan de slag in een tweetal workshops. In workshop 1 werd in spelvorm op een roulettetafel verkend hoe het met de staat van de crisisvoorbereiding in de Utrechtse zorginstellingen is gesteld. Wat hebben de zorgcentra al gerealiseerd? Waar zijn ze als organisatie trots op? En wat kan beter en waar liggen de zorgmanagers echt wakker van? Het leverde een bonte mix aan reacties op. Een aantal instellingen blijkt “Wij hebben u keihard al goed op weg met nodig! U kent uw het opstellen van instelling en u heeft een zorgcontinuïde informatie die de hulp- teitsplan en daarnaast zijn enkele indiensten bij een incident stellingen trots op het feit dat ze álle nodig hebben” medewerkers tot BHV’er hebben opgeleid. Maar zorg is er ook: met name over de zelfredzaamheid van bewoners. “De zelfredzaamheid is gering en vooral in de nachtelijke uren met beperkte personele bezetting hebben we bij brand en ontruiming echt een O
Henk te Roller geeft een stoomcursus crisisbeheersing.
het werken met figuranten. Daarin vonden de deelnemers aan de workshop elkaar op een heel praktische wijze. Nog tijdens de sessie spraken mensen met elkaar af dat zij elkaar willen gaan ondersteunen bij het organiseren van oefeningen door over en weer als figuranten te dienen. Zo werd als het ware een ad-hocoefennetwerkje gevormd.”
Samenwerkingsinitiatieven
fase waarin het programma Zorgcontinuïteit inmiddels is beland. Het programma is in 2010 begonnen en sindsdien zijn vijf platformbijeenkomsten gehouden. Het resultaat is dat verantwoordelijken voor veiligheid en zorgcontinuïteit uit de Utrechtse zorglocaties elkaar veel beter hebben leren kennen en het ontstane netwerk nu zelf ook beginnen te gebruiken om onderling kennis uit te wisselen. Vliek: “In het begin hadden de bijeenkomsten sterk het karakter van eenrichtingsverkeer. Het was vooral de VRU die informatie naar de instellingen bracht. Maar nu krijgen we ook feedback en is een informele sfeer ontstaan waarin mensen tot hele mooie samenwerkingsinitiatieven komen. Ondertussen werken we als VRU ook aan het nog beter bereikbaar maken van de operationele GHOR-organisatie, zodat we de zorginstellingen nog beter kunnen ondersteunen en faciliteren bij alles wat met veiligheid en zorgcontinuïteit te maken heeft.”
Het praktische samenwerkingsinitiatief typeert volgens Ivonne Vliek de
Rob Jastrzebski
De DPG op het web Nieuwe website voor de directeuren publieke gezondheid De directeuren publieke gezondheid hebben sinds kort een eigen website waarop de taken en verantwoordelijkheden van deze nog jonge functie worden toegelicht, te vinden op www.directeurpubliekegezondheid.nl. Wie zei u? De DPG? Voor wie de ontwikkelingen op dit gebied niet gevolgd heeft een opfrisser.
D De wet
Op 1 januari dit jaar is een belangrijke wijziging van de Wet publieke gezondheid (Wpg) in werking getreden. Door de wetswijziging worden de verantwoordelijkheden op het gebied van publieke gezondheid anders verdeeld. Een aantal van deze verantwoordelijkheden, zoals bijvoorbeeld de voorbereiding op grootschalige infectieziektebestrijding, zijn voortaan voor rekening van het bestuur van de veiligheidsregio’s. Het idee daarachter is dat bijvoorbeeld een griepepidemie die als serieuze bedreiging van de volksgezondheid wordt gezien meer kanten heeft dan alleen een medische. De voorbereiding daarop en de bestrijding daarvan hebben veel kenmerken van een crisis, en omdat crisisbeheersing een taak van de veiligheidsregio’s is, heeft het onderbrengen van verantwoordelijkheden op het gebied van publieke gezondheid bij het bestuur van de veiligheidsregio een eigen logica.
DPG, GGD en de VRU
18
Het verschuiven van verantwoordelijkheden heeft gevolgen voor de manier waarop de publieke gezondheid zal worden georganiseerd. De wetswijziging regelt dat GGD en veiligheidsregio, met daarbinnen de GHOR, sterker aan elkaar worden gekoppeld. Elke veiligheidsregio heeft op termijn nog maar één GGD en in elke regio is een directeur publieke gezondheid (DPG) benoemd, die directeur van de GGD is. Dat zijn stevige veranderingen. Binnen het gebied van de VRU moeten bijvoorbeeld de
huidige twee GGD’en fuseren. Ook wordt nagedacht over hoe de nieuwe verant-woordelijkheden praktisch en opera-tioneel gezien worden ingevuld en vormgegeven. Dat proces is inmiddels in volle gang. Op 1 januari 2014 moet de nieuwe organisatie zijn definitieve vorm hebben gekregen. Piet Peeters
De nieuwe website www.directeurpubliekegezondheid.nl