2011 Juli Jaargang 5
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
In dit nummer:
Jaarbeurs en hulpdiensten vinden elkaar bij praktijkoefening ‘Mikado’
veiligheidsregio utrecht Massale hulpverleningsoperatie in Nieuwegein pagina 6
De multidisciplinaire praktijkoefening ‘Mikado’ in Utrecht op zaterdag 28 mei was een mooi staaltje brede samenwerking. De Jaarbeurs, de gemeente Utrecht, Politie Utrecht en de VRU waren verenigd rond één gemeenschappelijk doel: het praktisch beoefenen van de onderlinge samenwerking bij een grote calamiteit. Interne oefendoelen van de betrokken organisaties en het multidisciplinaire oefenbeleid gingen bij de oefening hand in hand.
Realistisch scenario De Jaarbeurs heeft internationale bekendheid als organisator van vaken publieksbeurzen en grote evenementen. Op topdagen zijn soms wel 30.000 tot 35.000 bezoekers op het terrein aanwezig, evenveel als een
middelgrote gemeente aan inwoners telt. Veiligheid op het terrein en in de gebouwen is daarom een belangrijk issue. En hoewel veel energie wordt gestoken in proactieve veiligheid en preventie, kunnen incidenten nooit worden uitgesloten. Als het noodlot onverhoopt toeslaat, komt het aan op geoliede samenwerking tussen de interne calamiteitenorganisatie, de externe hulpdiensten en de gemeente. Adjunct-directeur Rob van der Heijden van de Jaarbeurs Utrecht vat het belang van oefenen voor de onderneming samen: “Wij trainen regelmatig ons eigen crisismanagementteam en daarnaast oefenen onze bedrijfshulpverleners frequent samen met de brandweer. Het is echter de eerste keer dat de BHV-organisatie op zo grote schaal met externe hulpdiensten samen oefent. Wij wilden een groot praktijkscenario dat realistisch is binnen onze bedrijfsvoering. Dit is heel leerzaam voor ons, want de mogelijkheden om in de beurshallen grootschalig te oefenen in ontruiming, eerste hulp en ondersteuning
Gratis 2002 rookmelders pagina 11
van externe hulpverleners zijn beperkt. Tijdens zo’n samenwerkingsoefening leer je wat je in de praktijk aan elkaar hebt. Naar aanleiding van de oefenevaluatie gaan we kijken in hoeverre we ons calamiteitenplan verder kunnen aanvullen en aanscherpen.” Het scenario waarvoor de samenwerkende instanties kwamen te staan, was een ongeval met een gekantelde hoogwerker tijdens werkzaamheden op een vakbeurs. Door het ongeluk kwam ook een zware ijzeren rail naar beneden en stortten enkele stands in, waarbij tientallen mensen gewond en bekneld raakten. Een stevige praktijkcase voor de bedrijfshulpverlening, de brandweer, politie, ambulancedienst, het SIGMA-team van het Nederlandse Rode Kruis en de gemeente. Een bijzondere deelnemer aan de politiekant was de Forensische Opsporing die de oefening als casus gebruikte voor het vastleggen van sporen voor analyse.
bevolkingszorg Risicocommunicatie naar hoger plan pagina 19 FOTO: ISTOCKPHOTO
H
Het initiatief voor de oefening lag oorspronkelijk bij de Jaarbeurs. De directie wilde graag het bedrijfsnoodplan en de bedrijfshulpverleningsorganisatie beoefenen rond een grootschalig incidentscenario en zocht contact met de gemeente Utrecht om de mogelijkheden af te tasten. De gemeente zag kansen om tevens de eigen crisisbeheersingsprocessen te oefenen en betrok ook de VRU bij de voorbereidingen. Zo werd in stappen de basis gelegd voor de uiteindelijke multidisciplinaire exercitie op 28 mei, die de veelzeggende titel ‘Mikado’ meekreeg. Tekenend voor het scenario en voor de veelheid aan beoefende processen. Oefening Mikado telde circa 340 deelnemers, inclusief LOTUS-slachtoffers en figuranten.
brandweerzorg
geneeskundige zorg Langdurige warmte: Waarschuwingssysteem GGD in werking pagina 23
Overdracht De gezamenlijke projectorganisatie van de Jaarbeurs, de gemeente en de
FOTO’S: ROB JASTRZEBSKI
‘Mikado’ van standonderdelen en hulpverleners... Rechts: De geneeskundige keten kreeg tientallen gewonden te verwerken
VRU spanden zich in om zoveel mogelijk inhoudelijke oefendoelen voor alle partners in het scenario te verwerken. Dat waren zowel monodisciplinaire oefendoelen als oefendoelen gericht op samenwerking en afstemming. Voor de gemeente Utrecht stond het beoefenen van de gemeentelijke processen opvang & verzorging, slachtofferregistratie en crisiscommunicatie centraal. “Een belangrijk oefendoel voor ons was de overdracht van bezoekers door de BHV-organisatie van de Jaarbeurs aan het opvang & verzorgingsproces van de gemeente”, aldus Nicole Waasdorp, communicatieadviseur veiligheid en crisisbeheersing, gemeente Utrecht. “Vervolgens werden al deze bezoekers, gespeeld door zo'n 140 figuranten, geregistreerd via het gemeentelijk proces slachtofferregistratie. Deze medewerkers konden voor de registratie op afstand met hun laptops inloggen op de gemeentelijke bevolkingsadministratie. De backoffice voor dit proces bevindt zich bij de afdeling Burgerzaken. Tijdens de oefening hebben we geconstateerd dat de afstemming en over-
dracht tussen de Jaarbeurs en onze processen nog niet helemaal goed liep. Dat geldt voor het proces opvang & verzorging, maar ook voor de crisiscommunicatie. Door de oefenpers werden de woordvoerders van gemeente, politie, Jaarbeurs en VRU flink aan de tand gevoeld. Het bleek lastig om een eenduidige taakverdeling en woordvoeringslijn vast te houden. We gaan met alle oefenpartners en de Jaarbeurs bekijken hoe we de onderlinge afstemming op onderdelen nog verder kunnen verbeteren.” Ook het Klantcontactcentrum (KCC) van de gemeente Utrecht was actief tijdens de oefening. Dit kloppend hart van de publieksinformatie van de gemeente is gewoonlijk alleen tijdens kantooruren geopend, maar de medewerkers kunnen ook in geval van incidenten of crisissituaties worden gealarmeerd, omdat dan veel publieksvragen bij het algemene telefoonnummer van de gemeente binnenkomen. Tijdens oefening Mikado hield het Klantcontactcentrum een eigen interne training
voor medewerkers, waarbij figuranten in de operationele oefening het KCC bestookten met vragen van ongeruste mensen die meer wilden weten over het lot van hun al dan niet vermiste dierbaren. Waarnemers volgden het verloop van het telefoonverkeer en keken of vragen van verwanten die bij het Klantcontactcentrum terechtkwamen correct werden doorgeschakeld naar het proces slachtofferregistratie.
Hakken in vakken De operationele hulpverleners kwamen op de plaats incident voor een ‘klassieke’ hulpverleningsklus te staan: het stabiliseren van een gevaarlijke situatie bij een instorting, redding van beknelde personen en gewondenzorg. Volgens de systematiek van ‘hakken in vakken’ werd de incidentlocatie in drie inzetvakken onderverdeeld. Na een eerste snelle verkenning door de BHV en de brandweer werden prioriteiten gesteld: welke slachtoffers zijn er het ergst aan toe en moeten als eersten worden bevrijd? Brandweer
en ambulancedienst moeten hierbij samen optrekken, omdat de ambulanceprofessionals met hun medische kennis leidend zijn voor de inzet van de brandweer. De Officier van Dienst van de brandweer constateerde na afloop dat dit samenspel bij de bevrijding van slachtoffers een van de operationele leerpunten is. In een aantal gevallen moest de brandweer enige tijd wachten op de benodigde medische begeleiding. Een multidisciplinair oefendoel dat extra aandacht kreeg, was het informatiemanagement binnen het Commando Plaats Incident (CoPI). Op 1 juni heeft de Veiligheidsregio Utrecht de systematiek van netcentrische informatiedeling ingevoerd. Oefening Mikado was voor de opgeleide informatiemanagers de afsluitende praktijkoefening. Ook de leidinggevenden in het CoPI konden tijdens de oefening het principe van netcentrische crisisbesluitvorming in de praktijk toepassen. Meer over netcentrisch werken elders in deze uitgave. Rob Jastrzebski
Vrijwilligers oefenen samenwerking in IJsselstein
I
Incidenten en calamiteiten met schepen op waterwegen kenmerken zich door lastige dilemma’s. Het water is wijd en brandweerwagens en ambulances kunnen niet varen. Kortom: hoe krijg je de hulpverleners bij het incident en hoe kunnen de slachtoffers en evacués zo snel en veilig mogelijk aan land worden gebracht? FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Opstappen en aanlanden
Brandweereenheid als opstapbemanning, prima samenwerking tussen ‘rood’ en ‘geel’.
2
Cruciaal is dat de hulpverleningspartners op het land afspraken maken met instanties die op het water actief zijn en die over degelijke vaartuigen beschikken.
Tijdens de oefening gingen IJsselsteinse brandweerlieden als ‘opstappers’ aan boord van een Rijkswaterstaatvaartuig, met een draagbare motorspuit, blusmateriaal en extra ademlucht. Het schip deed daarna dienst als evacuatievaartuig om de passagiers, van wie enkele tientallen gewond waren geraakt, via een aanlandingsplaats aan wal te brengen. Voor de verandering werden de gewonden daar niet door de ambulancedienst overgenomen, maar door leden van de EHBO-vereniging, die in de uiterwaarden een gewondennest hadden ingericht. De niet gewonde passagiers werden naar de brandweerkazerne gebracht, waar de gemeente en het Nederlandse Rode Kruis een opvangcentrum hadden ingericht. Zodoende kwam een groot deel van de uitvoerende processen in de crisisbeheersingspraktijk aan bod.
Rol vrijwilligersorganisaties Een lokale EHBO-vereniging in het gewondennest en de reddingsbrigade als uitvoerende partner voor Search and Rescue; het zijn niet de hulpver-
leningspartners die je bij zo’n scenario in de werkelijkheid in de frontlinie zou verwachten. Tenzij harde afspraken zijn gemaakt over de respons bij rampen en incidenten en deze diensten een formele plek hebben in de opschaling, wat nog niet het geval is. “De oefening was niet bedoeld als formele test van een calamiteitenplan voor de Lek”, legt Ron van Reenen, ambtenaar crisisbeheersing van de gemeente IJsselstein uit. “Het doel van de oefening was om de vrijwillige hulpverleningsorganisaties die in onze gemeente actief zijn te laten oefenen met elkaar en met de professionele hulpdiensten. De EHBO-vereniging en de reddingsbrigade hebben weliswaar geen eerstelijnsfunctie bij echte rampen, maar hebben wel een belangrijke rol in de veiligheidszorg bij grote evenementen. Als zich daar dan een incident voordoet, zijn zij wel de eersten die daadwerkelijk in actie komen en dan moeten ze soepel met de professionals kunnen samenwerken. Deze oefening had dus wel degelijk voor alle partners inhoudelijke oefendoelen. Kennismaken met elkaar, samenwerken en het afstemmen van
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Op lokaal niveau zijn vaak verschillende vrijwilligersorganisaties actief in de hulpverlening, maar in de praktijk komen ze elkaar niet zo vaak tegen. Dat gegeven was voor de gemeente IJsselstein reden om samen met het Nederlandse Rode Kruis een gezamenlijke oefening te organiseren voor de lokale vrijwillige hulpverleners. De brandweer, Het Nederlandse Rode Kruis, de lokale EHBO-vereniging en de Reddingsbrigade IJsselstein vonden elkaar in een oefenramp die er zijn mocht: brand aan boord van het passagiersschip Henri Dunant van het NRK, waarbij meer dan honderd verminderd zelfredzame personen moesten worden geëvacueerd. Ook Rijkswaterstaat, de Dienst Waterpolitie van het KLPD en de gemeente IJsselstein namen aan de oefening deel.
Samenwerking tussen de reddingsbrigade en de EHBO’ers.
processen was het hoofddoel van deze exercitie. Daarnaast hebben we het gemeentelijk proces opvang en verzorging beoefend, waarin het Nederlandse Rode kruis wel een formele rol heeft als uitvoerder namens de gemeente. Het was voor alle partijen een leuke en leerzame oefening.” Rob Jastrzebski
veiligheidsregio utrecht
Houd de chaosperiode zo kort mogelijk Het regionaal beleidsplan 2012-2015
W
Wie bezig is met de bestrijding van een incident, met het opleiden van nieuwe ambulancechauffeurs of met het voorbereiden van een CoPI-training – om zomaar wat voorbeelden te noemen – zal een beleidsplan niet als eerste uit de kast of binnenzak trekken. Het cliché wil dat beleidsplannen in ordners zitten en daar blijven tot ze plaats moeten maken voor de volgende versie - met de dagelijkse realiteit hebben ze weinig te maken. Einde cliché, nu de werkelijkheid. Die laat zien dat het regionaal beleidsplan VRU 2012-2015 alles te maken heeft met wat ons concreet te wachten staat. Natuurlijk, beleidsplannen gaan over stippen aan de horizon, over ambities en vooral over de grote lijnen. Maar in de huidige wereld van veiligheidszorg en de veranderende taken en rollen van hulpverleners en veiligheidsregio’s gaan ze over de toekomst van wat we zijn en wat we doen. Voordat de inhoud aan bod komt, eerst terug naar de bijzondere totstandkoming van het plan. Aan het woord is Guus Swillens, die nauw bij dit proces betrokken was.
Bijzondere insteek De manier waarop we kijken naar veiligheid en hoe we deze moeten organiseren, is in heel Nederland aan het veranderen. Lokale brandweerkorpsen fuseren tot regionale brandweren, hulpdiensten en gemeenten organiseren zich in veiligheidsregio’s, we denken meer in termen van risico’s dan in effecten. Dit krijgt ruggengraat in nieuwe wetgeving, zoals de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) die op 1 oktober 2010 in werking trad. Deze heeft concrete gevolgen voor de taken en werkwijzen van veiligheidsregio’s, logisch dus dat het VRU-beleidsplan voor de komende vier jaar voor een belangrijk deel is geënt op deze nieuwe wet. Maar er zijn meer componenten die aan het nieuwe beleidsplan ten grondslag liggen. Swillens: “Samen met mijn collega’s van Leusden, IJsselstein, Woerden en Bunnik, versterkt met Jacqueline Buitendijk (directeur Risico- en Crisisbeheersing van de VRU) en Gerard Krijnen (beleidsadviseur), maakte ik deel uit van een strategische groep met als taak om input te verzamelen voor het beleidsplan. Waar willen we als VRU naar toe, langs welke weg en met welke middelen? Daarbij hebben we gekozen voor een bijzondere insteek. We besloten eerst bij onszelf na te gaan wat de belangrijke thema’s voor de komende jaren zijn, gezien vanuit een bestuurlijke invalshoek. Daartoe hebben we onze collega-burgemeesters van de VRU op een aantal plaatsen bij elkaar gebracht en hen de vraag gesteld ‘wat leeft er bij jullie, even los van de formele stukken?’ Dat leverde
een buitengewoon interessant palet op van problemen waar een burgemeester regelmatig tegenaan loopt, zaken waar over gepraat wordt, vraagstukken uit de praktijk van alledag. Hoe ga ik bijvoorbeeld de opkomsttijden van de brandweer waarborgen terwijl de infrastructuur waarmee ik het incident moet bereiken, bijvoorbeeld door drukte of file, minder begaanbaar is? Ook hebben we hen de vraag gesteld of we naar hun mening de goede kant opgingen met onze plannen en voornemens. Zijn we goed bezig?”
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
Op 27 juni werd in de vergadering van het algemeen bestuur van de VRU een voorlopig besluit genomen over het beleidsplan 2012-2015. Voorlopig, want definitieve besluitvorming vindt pas plaats nadat het plan komend najaar aan de gemeenteraden is voorgelegd. Wat zijn de belangrijkste thema’s van dit beleidsplan, en hoe kwam het tot stand? Op een manier waarover het een en ander te vertellen is. Die verteller is Guus Swillens, burgemeester van Wijk bij Duurstede en portefeuillehouder multidisciplinaire samenwerking van het dagelijks bestuur van de VRU.
Hartenkreten Waar kwamen de VRU-burgemeesters zoal mee, wat lag hen op het hart? Swillens geeft enkele voorbeelden: “Op de eerste plaats vinden burgemeesters het erg belangrijk om te investeren in de relatie met de gemeenteraden om de meerwaarde van de VRU, als verbonden partij, goed voor het voetlicht te brengen. Van een heel andere aard is ‘bij elke calamiteit of crisis geldt dat de periode van chaos zo kort mogelijk moet worden gehouden. In zo’n situatie heeft heldere en eenduidige info met betrekking tot de aard en omvang van de verstoring, het overheidsoptreden en hetgeen van de samenleving zelf verlangd wordt de hoogste prioriteit’. Weer een ander punt van aandacht is dat de VRUorganisatie nog in de steigers staat, met een forse lijst met lopende werkzaamheden. Het moet voor onze partners klip en klaar zijn waar aan gewerkt wordt en dat lopende werkzaamheden als gevolg van de reorganisatie onze eerste aandacht hebben. Een aantal dingen werken nog niet goed en moeten op orde gebracht worden.”
Structuur en doel “Alle opmerkingen die we tijdens de consultatieronde hebben verzameld brachten structuur aan in hetgeen de Wvr van ons vraagt. De verkregen input voor het beleidsplan vormt aldus een combi van wat bestuurlijk aandacht vraagt en wat wettelijk moet. Op die manier gaan bestuurders, die als algemeen bestuur richting moeten geven aan het beleid, zich beter herkennen in wat er in het beleidsplan vastgelegd wordt. Het heeft veel meer met hen te maken dan wanneer het plan puur vanuit de Wvr zou zijn geschreven. Naast de input van de strategische werkgroep is het regionaal risicoprofiel een belangrijke peiler van het beleidsplan. Uit het regionaal risicoprofiel blijkt wat de voornaamste risico’s zijn waar we op het grondgebied van de VRU mee te maken hebben, en waarnaar dus onze aandacht uit moet gaan.” Tot zover het proces waarlangs het beleidsplan tot stand is gekomen. Nu het plan zelf. Wat willen we daarmee? Swillens: “het doel is tweeledig.
Guus Swillens: “Wat wij als VRU doen gebeurt nog altijd in opdracht van de gemeenteraden. Zij moeten uiteindelijk hun goedkeuring aan onze plannen. Zo moeten onze niet geringe ambities passen in de financiële kaders. Het belang van dit ‘verlengde lokale bestuur’ wordt in het beleidsplan stevig aangezet.” Op de eerste plaats geeft het plan de grote lijnen van waar we als VRU heen willen met veiligheid en welke prioriteiten we daarbij onderkennen. Op de tweede plaats willen we, met de regionalisering van de brandweer net achter de rug en met een bedrijf dat nog volop in ontwikkeling is, het geheel in rij en gelid zetten en de dingen die nog niet op orde zijn bijsturen. De grote veranderingen zijn voltrokken, nu zijn we toe aan de afwerking.”
Wat gaan we ervan merken? Tot slot: wat gaan we de komende jaren merken van het beleidsplan VRU 2012-2015? Swillens: “Ik noem twee voorbeelden, die in elkaars verlengde liggen: 1. Het dossier burgerparticipatie en zelfredzaamheid gaat heel belangrijk worden. Zoals al eerder genoemd, moet de chaos in de beginfase van een calamiteit zo kort mogelijk gehouden worden. In die eerste periode moet de burger zichzelf redden. De samenleving moet dat weten: zelfredzaamheid is belangrijk, we zijn er voor een belangrijk deel op aangewezen. Nu sturen we bijvoorbeeld omstanders op een ongevalslocatie weg. Maar moeten we dat blijven doen? Burgers zijn in zekere zin ook hulpverleners. We moeten naar een situatie toe dat we incidenten waarbij dat mogelijk is samen aanpakken: geoefende hulpverleners en slimme burgers. 2. We hebben het in relatie tot de
brandweer altijd over het dekkingsplan, locaties van kazernes en cirkels waarbinnen de brandweer binnen een bepaalde tijd ter plaatse moet zijn. Als je opkomsttijden van de brandweer mixt met zelfredzaamheid, dan verandert dat. Je zou bijvoorbeeld kunnen zeggen dat de brandweer meer op redding inzet, waarbij je de mensen op de incidentlocatie zo goed mogelijk in staat stelt om zichzelf te helpen. De vraag is dus: hoe richt ik de brandweerzorg in. Stap af van het dekkingsplandenken en stap over op brandweerzorg in brede zin. Dit wordt een heel interessante discussie waarvan de uitkomsten een directe invloed zullen hebben op ons doen en laten.”
Verlengd lokaal bestuur Dit najaar zal het beleidsplan VRU 2012-2015 worden voorgelegd aan de gemeenteraden binnen de VRU, waar het één-op-één moet worden vertaald in de begrotingen. Swillens: “Dit is cruciaal. Wat wij als VRU doen gebeurt nog altijd in opdracht van de gemeenteraden. Zij moeten uiteindelijk hun goedkeuring geven aan onze plannen. Zo moeten onze niet geringe ambities passen in de financiële kaders. Het belang van dit ‘verlengde lokale bestuur’ wordt in het beleidsplan stevig aangezet.” Waarmee de cirkel feitelijk rond is. Piet Peeters
3
veiligheidsregio utrecht
Risico’s cultureel erfgoed onder de loep “Brandweer en erfgoedsector moeten met elkaar in overleg” In het crisisbeheersingsbeleid krijgt de bescherming van het cultureel erfgoed niet de hoogste prioriteit. Terecht, mensenlevens en vitale economische belangen tellen zwaarder. Toch biedt het landelijk en regionaal risicobeleid voldoende ruimte om de bescherming van het cultureel erfgoed vooraf te regelen. De veiligheidsregio’s en de erfgoedsector moeten daarvoor de handen ineenslaan en samen plannen opstellen voor de bescherming van waardevolle kunstcollecties. Het Regionaal Risicoprofiel kan hiervoor een goed handvat bieden, maar in de landelijke handreiking is het thema cultureel erfgoed nog niet uitgewerkt. In overleg met de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding en de erfgoedsector heeft de VRU zich opgeworpen voor een landelijke pilot.
D
moeten worden tegen de effecten van rampen en calamiteiten. Een ‘mission impossible’ voor de brandweer, merkte projectleider René Roke van de VRU, toen hij in de aanloopfase naar de pilot al eens een poging waagde de erfgoedbeherende instellingen tot een prioritering te verleiden. “Omdat het nauwelijks mogelijk bleek kunstcollecties in termen van waarde met elkaar te vergelijken, hebben we nu vastgesteld dat álle collecties die nu FOTO: ROB JASTRZEBSKI
De eerste stap is dat de brandweerwereld en de erfgoedsector elkaar beter leren kennen. Daarvoor organiseerde de VRU op 10 mei met steun van de provincie een informatiedag voor erfgoedbeheerders op het Utrechtse provinciehuis. De boodschap van VRU-directeur Hans Wink aan de erfgoedbeheerders bij de start van de informatiedag was kort maar krachtig: “Het cultureel erfgoed in onze regio kan invloed heb-
Hanna Pennock: “Grijp uw kans om de samenwerking met de brandweer te versterken.”
ben op het beleidsplan van de VRU, maar dat kan alleen als we samen met de collectiebeherende instellingen vaststellen dat het behoud van waardevolle collecties in tijden van rampspoed belangrijk is.”
Twee werelden
4
Makkelijker gezegd dan gedaan. De erfgoedsector en de brandweer zijn twee totaal verschillende werelden met sterk verschillende culturen. Die moeten wel op één lijn zien te komen, onder andere als het gaat om de vraag wat moet worden verstaan onder waardevolle kunstcollecties die beschermd
bewaard worden het waard zijn om beschermd te worden. Om maatregelen voor te bereiden, is het belangrijk dat de sector en de veiligheidsregio de handen ineenslaan. Wij kennen de sector niet en voor de erfgoedbeheerders is de veiligheidsregio een nieuw fenomeen. Waar zij in het verleden voor zaken als vergunningen en preventieadviezen gewend waren zaken te doen met de lokale brandweer, krijgen zij nu met de VRU te maken. Een regionaal partnerschap biedt voordelen voor alle partijen, zodat we regionaal onze plannen op elkaar kunnen afstemmen. Maar om te beginnen moe-
ten we zorgen dat we over hetzelfde praten als het gaat om collecties en risico’s. Want waar hebben we het dan precies over?”
Maak plannen Welke risico’s kunst- en archiefcollecties lopen, bleek uit een bijdrage van Hanna Pennock, coördinator van het Kenniscentrum Veiligheid van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Een inventarisatie door het kenniscentrum van incidenten in 2010, resulteerde in 113 geregistreerde incidenten, waarbij brand met 36 gevallen het hoogst scoorde. Wateroverlast volgde met 21 incidenten. Ook onze eigen regio kent voorbeelden van getroffen kunstcollecties. Recente voorbeelden zijn de brand in het Amersfoortse Armandomuseum in 2007 en de overstroming van het streekarchief in de kelders van het gemeentehuis in Wijk bij Duurstede in 2002. Vuur en water blijken de belangrijkste vijanden van waardevolle kunst- en archiefcollecties, maar ook stroomuitval in musea en archieven met een klimaatinstallatie kan grote gevolgen hebben. Welke risico’s collecties lopen en wat de mogelijkheden voor bescherming zijn, verschilt per instelling. Hanna Pennock heeft aan alle collectiebeherende instellingen in ieder geval een duidelijke boodschap. “Instellingen moeten zelf een integraal veiligheidsplan opstellen voor hun collecties. De volledige collectie redden bij brand of ander onheil is niet altijd mogelijk, dus stel prioriteiten en leg vast welke objecten voor u het belangrijkste zijn. Die kunnen dan mogelijk nog gered worden als er weinig tijd is voor noodmaatregelen en ontruiming. Grijp uw kansen om de samenwerking met de brandweer te versterken en bespreek uw prioriteiten, zodat zij zich goed kunnen voorbereiden op een calamiteit in uw instelling.”
Inventarisatie Die kans biedt de VRU de 63 collectiebeherende instellingen in onze regio. Via een inventarisatie wordt per instelling in beeld gebracht welke risico’s de instelling loopt en wat bij een calamiteit de mogelijkheden zijn om schade aan de collectie te beperken. In de pilot werkt de VRU samen met Landschap Erfgoed Utrecht en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Na de inventarisatie moet worden verkend hoe het interne calamiteitenplan van de instelling en het crisisbeheersingsbeleid van de VRU goed op elkaar kunnen aansluiten en wat de VRU kan doen op het gebied van advisering en ondersteuning. Daarbij moet er volgens René Roke voor worden gewaakt dat de ambities te hoog worden gesteld. “Het heeft geen zin om in een tijd van grote bezuinigingen in de kunstsector adviezen te geven in de sfeer van peperdure sprinklerinstallaties en bouwkundige brandscheidingen, maar ook binnen de bestaande budgetten is soms al veel veiligheidswinst te boeken.” Hans Nederhoff, brandpreventiespecialist van de VRU sluit hierop aan, door te benadrukken dat de uitgangspunten van de regelgeving vooral zijn gericht op de veiligheid van personen. De bescherming van het gebouw en de collectie is vooral een verantwoordelijkheid van de instellingen zelf. “De VRU kan echter wel degelijk iets voor u betekenen. We hebben veel ervaring op het gebied van brandpreventie en kunnen u adviseren over alternatieve oplossingen om toch een brandveilig gebouw te creëren. Daarnaast kunnen wij ook ondersteunen en adviseren bij oefeningen, zodat de brandweer uw gebouw en de collectie beter leert kennen en weet waarop zij de aandacht moet richten, mocht zich een calamiteit in uw gebouw voordoen.” Rob Jastrzebski
veiligheidsregio utrecht Samenwerking VRU en Politie Utrecht krijgt formeel vorm
Het convenant en de liaison
Intentie Wat willen de VRU en Politie Utrecht met het convenant? Okkersen: de intentie van de beide partijen is tweeledig. Op de eerste plaats is het convenant een intentieverklaring tot nadrukkelijke samenwerking op alle terreinen, met behoud van ieders eigen verantwoordelijkheid. Ten tweede is afgesproken om de al bestaande samenwerking te intensiveren. Concrete voorbeelden van een intensievere samenwerking is dat de politie meer gaat bijdragen aan de totstandkoming van netcentrisch werken, en dat er een permanente vertegenwoordiging van de politie bij de veiligheidsregio wordt geformeerd. Die vertegenwoordiging vul ik in. De insteek van de politie bij de samenwerking is om uit te gaan van onze eigen professionaliteit en om vanuit onze eigen vakkundigheid een bijdrage aan het geheel te leveren.”
Concreet beleid Overigens mag het sluiten van het convenant niet de indruk wekken dat er nog geen sprake was van samenwerking. Okkersen: “Die was er zeker, zo is het beleidsplan VRU 2012-2015 [zie elders in deze VooR U – red.] tot stand gekomen met onder andere een bijdrage van de politie. Het convenant legt de samenwerking formeel vast en maakt daar een volgende stap in. Het gaat daarbij om de hoofdlijnen, de detailuitwerking vindt plaats in beleidsstukken. Zo hebben we op sommige vlakken aan de samenwerking een nadere vorm en inhoud gegeven, zoals in het beleidsplan VRU, het convenant GMU, bij multi-Opleiden/ Trainen/ Oefenen, bij de samenwer-
king op het gebied van tunnelveiligheid en de totstandkoming van tal van ramp- en incidentbestrijdingsplannen. Een ander uitvloeisel van het op 27 juni gesloten convenant is het instellen van de door mij ingevulde liaisonfunctie. Bij de politie maak ik deel uit van het bureau CCB (conflict- en crisisbeheersing), waar ik me bezighoud met taken op het gebied van grootschalig en/of bijzonder optreden, naast natuurlijk taken op het gebied van conflict- en crisisbeheersing. Mijn ambitie als permanente vertegenwoordiger van de politie bij de VRU is om een brug te vormen tussen de veiligheidsregio en de politieregio en vice-versa. Naast het leveren van vakspecifieke bijdragen wil ik mensen met elkaar in contact brengen. Stel, je wilt iets weten over de afdeling VOA, de verkeersongevallenanalyse. Wie moet ik bij de politie daarvoor hebben? Of hoe zit het met de scheiding tussen de regiopolitie en de politie te water in het kader van het incidentbestrijdingsplan voor het AmsterdamRijnkanaal? Hoe vindt de opschaling binnen de politie plaats, welke taken heeft de politie in relatie tot het OM? Voor al die zaken en vragen ben ik minimaal twee dagen in de week aanwezig en benaderbaar. Ik houd van korte lijnen, je kunt altijd binnenlopen. Hoewel ik op de kamer van multi-OTO zit (Kobaltweg 58, vierde verdieping), ben ik aanspreekbaar over de volle breedte van het werkveld van de politie. Immers als ik het zelf niet weet, weet ik altijd iemand voor je te vinden die je wel verder kan helpen.”
De commissaris wordt geïnformeerd over de beleidsthema’s van de VRU.
die ook voor de andere twee regio’s past, zodat we straks als nieuwe politieregio zoveel mogelijk dezelfde werkwijzen en afspraken kunnen hanteren met de drie veiligheidsregio’s die dan in het nieuwe gebied vallen.
Zo is ook de verwachting dat de drie huidige bureaus CCB zullen samengaan tot één. We proberen zoveel mogelijk klaar te zijn voor die nabije toekomst.” Piet Peeters
FOTO: DENISE BAECKLANT
O
Op 1 oktober vorig jaar werd de Wet veiligheidsregio’s van kracht. De nieuwe wet schrijft onder andere voor dat de veiligheidsregio een convenant moet sluiten met de overeenkomende politieregio. In een aantal veiligheidsregio’s is dat al gebeurd, op 27 juni was het onze beurt en werd het convenant tussen de VRU en Politie Utrecht ondertekend tijdens een gezamenlijke vergadering van het algemeen bestuur (AB) van de VRU en het regionaal college van Politie Utrecht. Voor wie dat nieuwe termen zijn: het AB bestaat uit de burgemeesters van alle VRU-gemeenten, met de algemeen directeur van de VRU – Hans Wink – als secretaris. Het regionaal college bestaat uit dezelfde burgemeesters . De voorzitter van het AB VRU is tevens korpsbeheerder van de politieregio Utrecht, Aleid Wolfsen, burgemeester van Utrecht. Wat is het doel van het convenant en welke afspraken worden ermee gemaakt? Vragen die we voorleggen aan een nieuwe functionaris, wiens taken in het vers gesloten convenant zijn geregeld. Louis Okkersen is de politieliaison bij de VRU.
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
De VRU en Politie Utrecht: twee organisaties, gemeenschappelijke doelen. Zo denkt de Wet veiligheidsregio’s er over, zo is het ook in de praktijk. De samenwerking tussen beiden werd op 27 juni formeel met een convenant bekrachtigd. Eén van de dingen die het convenant regelt is het instellen van een politieliaison bij de VRU. Wat staat er in het convenant en wie is Louis Okkersen?
Klaar voor de toekomst Bij de politie speelt ook het rekening houden met toekomstige ontwikkelingen een rol. In het regeerakkoord staat dat de politie ingrijpend zal worden gereorganiseerd. Op dit moment bestaat de politieorganisatie in Nederland uit 26 politieregio’s: 25 regionale korpsen en het KLPD. Het voorstel is om daar in de toekomst één Nederlands politiekorps van te maken, ingedeeld in tien gebieden. Daarbij wordt de nieuwe indeling van Nederland in tien gerechtelijke arrondissementen gevolgd. De plannen worden definitief bij het van kracht worden van de nieuwe Politiewet, naar verwachting in 2012. Okkersen: “Met dergelijke grote veranderingen in het verschiet wil de politie de huidige koers toekomstbestendig maken en de dingen vormgeven in lijn met de te verwachten ontwikkelingen binnen de politieorganisatie. Als de in het regeerakkoord gedane voorstellen werkelijkheid worden, zal de politieregio Utrecht samen met de politieregio’s Flevoland en Gooi en Vechtsteek één van de tien nieuwe politiegebieden gaan vormen. We richten onze samenwerking met de veiligheidsregio daarom zoveel mogelijk in op een manier
Job van de Bovenkamp passeert de finish op de Alpe d’Huez.
27 Keer Alpe d’HuZes! Maanden van voorbereiding en training wierpen op 14 juni hun vruchten af voor het Alpe d’HuZes-team van de VRU. Minimaal zes keer de Alpe d’Huez bedwingen voor het goede doel, dat was de opgave waarvoor de fietsers stonden. Uiteindelijk slaagden de leden van het VRU-team erin om gezamenlijk maar liefst 27 beklimmingen te volbrengen, iedere renner naar zijn eigen kracht en uithoudingsvermogen.
A
Al om zes uur in de ochtend stapte de eerste lichting van vijf renners op de pedalen om aan de beklimming van de Franse Alpenreus te beginnen. Margret Veldscholten, Gabriëlle Cunnen, Hans Broekman, Michel Jonkers en Jeske Sluijk beten de spits af. Om half negen nam de tweede ploeg, bestaande uit Job van de Bovenkamp, Marion van Rooijen en Vincent van Vliet, het over. De belangstelling en het enthousiasme van het publiek langs het parcours waren overweldigend en hartverwarmend. En een beetje warmte konden de deelnemers in de vroege ochtend-
uren wel gebruiken. Vooral de eerste afdeling was een bijzonder koude bedoening. Jeske Sluijk moest aan de voet van de berg door het medisch team met dekens en bouwlampen weer op temperatuur worden gebracht. Met de geweldige sportieve prestatie heeft de VRU een geldbedrag van 27.000 euro verzameld, dat ten goede komt aan de kankerbestrijding. Een prestatie waar de wielrenners en hun voortreffelijke ondersteuningsploeg trots op mogen zijn! Namens alle VRU-medewerkers gefeliciteerd! Rob Jastrzebski
5
veiligheidsregio utrecht
Massale hulpverleningsoperatie in Nieuwegein Maandag 27 juni zal in Nieuwegein niet snel worden vergeten. Een grote brand in zorgcentrum De Geinsche Hof leidde tot een ongekende multidisciplinaire hulpverleningsoperatie. Honderdachtendertig sterk verminderd zelfredzame patiënten, waarvan velen dementerend en bedlegerig, moesten met grote spoed worden geëvacueerd. De brand eiste een flinke tol: 50 mensen moesten naar het ziekenhuis. Negen bewoners raakten ernstig gewond door inhalatie van rook.
B
Bijna alle processen en structuren die ooit zijn bedacht voor crisisbeheersing, werden tijdens de hulpverleningsoperatie opgetuigd. Politie, brandweer en GHOR (ambulancediensten, psychosociale zorg) rukten massaal uit, het ambulancebijstandsplan werd geactiveerd en het calamiteitenhospitaal werd opengesteld om de tientallen gewonden op te vangen. In krap twee uur tijd zijn ruim vijftig patiënten gezien en beoordeeld in het calamiteitenhospitaal. Een deel van hen werd daarna opgenomen in het ziekenhuis of doorgestuurd naar een brandwondencentrum.
meentelijk beleidsteam van Nieuwegein kwam bijeen, er werd een informatienummer opengesteld en in Utrecht was het regionaal operationeel team actief.
De brand tussen het dakbeschot was lastig te bestrijden.
Circa twintig ambulances uit vijf regio’s werden naar Nieuwegein gedirigeerd en ook motorambulances en een SIGMA-team werden ter plaatse gestuurd. Voor het vervoer van de gewonden werden op de rijksweg A27 rijstroken afgekruist om de ambulances ruim baan te geven. Bestuurlijk werd opgeschaald naar GRIP-3. Het ge-
De brand ontstond op het dak van een van de vleugels van het zorgcomplex aan de Vuurscheschans. Bij het grote aantal slachtoffers speelde het ventilatiesysteem in het gebouw een grote rol. Giftige rook en hete verbrandingsgassen konden zich via de ventilatie razendsnel verspreiden op de gangen en kamers, waardoor zowel veel patiënten als verplegend personeel en (ad-hoc) hulpverleners inhalatieletsel aan de luchtwegen opliepen. De spoedevacuatie van de patiënten was een toonbeeld van multidisciplinaire samenwerking en burgerparticipatie. Tientallen bouwvakkers die op het terrein van de Geinsche Hof in de nieuwbouw aan het werk waren, renden met gevaar voor eigen leven het pand in om het verplegend personeel en de bedrijfshulpverlening te assisteren bij het naar buiten halen van de patiënten. Ook brandweer en politie richtten na aankomst alle aandacht op de ontruiming. Het was een race tegen de klok, vanwege de omstandigheden in het gebouw. Met alle mogelijke middelen en tomeloze inzet van hulpverleners, zorgpersoneel en omstanders werden alle bewoners binnen een uur uit het brandende gebouw gehaald. Bouwvakkers maakten zelfs gebruik van een mobiele kraan en een container om patiënten in
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Ventilatie
Hulpverleners ontfermen zich over de slachtoffers.
rolstoelen en op matrassen vanaf een dakterras te halen. De opvang van de 138 patiënten was een operatie op zichzelf. Met ondersteuning van de sectie GHOR van de VRU werd in eerste instantie een tijdelijk opvangcentrum ingericht in sport- en zalencentrum Het Veerhuis in Nieuwegein-Zuid. Hier werd ondersteuning geleverd door het gealarmeerde SIGMA-team. In de loop van de dag en de volgende dag werden de patiënten overgeplaatst naar verschillende andere zorglocaties in de regio. Negen patiënten lagen enige tijd op de Intensive Care van verschillende ziekenhuizen. Vier dagen na de brand waren zij allen buiten levensgevaar. De verwachting is dat het drie tot vier maanden duurt voordat de geëvacueerde patiënten weer terug kunnen
naar hun afdelingen in de Geinsche Hof.
Onafhankelijk onderzoek De bestrijding van de brand was een lastige klus. Omdat het vuur zich tussen het dakbeschot nestelde en zich daar verder verspreidde, duurde het uren voordat het sein brand meester kon worden gegeven. De gemeente Nieuwegein en de VRU kondigen aan dat een grondig onafhankelijk onderzoek wordt uitgevoerd naar het brandverloop en de organisatie van de hulpverlening. Mogelijk doet ook de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid onderzoek, vanwege de ernst van het incident. In een latere editie van VooR U besteden we meer aandacht aan het incident. Rob Jastrzebski
VRU test hoofdstructuur crisisbeheersing In november legt de VRU de gehele ‘hoofdstructuur’ voor crisisbeheersing langs de meetlat. Via een gesimuleerde rampsituatie worden het regionaal beleidsteam, drie gemeentelijke beleidsteams, het Regionaal Operationeel Team, Commando Plaats Incident en de meldkamers in één keer aan een operationele systeemtest onderworpen.
M
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Met deze test wil de VRU onderzoeken of onze regionale crisisbeheersing klaar is voor een crisissituatie van het niveau GRIP4. Het gaat hierbij vooral om de alarmering, opschaling en de informatiestromen. De exacte datum en locatie
ROT in actie, een van de speerpunten in de systeemtest.
6
worden niet van te voren aangekondigd. Operationele ‘veldeenheden’ worden niet ingezet. Het is de eerste keer dat de VRU alle stafniveaus op zo’n grote schaal gelijktijdig met één scenario oefent.
“Tot dusver hebben we alleen onderdelen van de hoofdstructuur beoefend, zoals een CoPI met het ROT of het ROT samen met het Beleidsteam”, verklaart Stephan van der Loos, specialist oefenen. “Het is een bewuste beleidskeuze om per keer een beperkt aantal teams gericht en intensief te oefenen in hun besluitvormingsrol. Als we een multidisciplinaire praktijkoefening organiseren doen we dat tot en met het niveau CoPI. De andere teams, ROT, GBT en RBT, worden dan niet ingezet omdat de multi-oefeningen anders te complex en onbeheersbaar worden. Er is dan een te groot risico dat oefendoelen erbij inschieten en veel deelnemers niet aan oefenen toekomen. De Wet veiligheidsregio’s verplicht de regio’s echter om jaarlijks een ‘oefening hoofdstructuur’ uit te voeren waarbij alle teams plus een aantal gemeentelijke actiecentra worden ingezet. Los van de wettelijke verplichting willen we ook onszelf een spiegel voorhouden om te zien hoe de organisatie ervoor staat.”
Gemeentelijke processen De systeemtest is een papieren GRIP-4 scenario, wat betekent dat een crisissituatie wordt gesimuleerd met effecten die meerdere gemeenten raken. In deze gemeenten zal het GBT actief worden ingezet. De focus ligt hierbij op informatiedeling en de samenwerking met het ROT en RBT. Ook een aantal gemeentelijke actiecentra wordt beperkt bij de oefening betrokken. Het is niet de bedoeling om deze actiecentra volledig op te tuigen, de focus ligt op alarmering en opkomst. Welke gemeenten aan de systeemtest zullen deelnemen met hun processen en beleidsteam wordt uiteraard niet van tevoren bekend gemaakt.
Informatiegestuurd De systeemtest wordt een ‘informatiegestuurde’ oefening, waarbij de oefenleiding zo min mogelijk zal bijsturen en ingrijpen. Stephan van der Loos: “De oefening moet als het ware zichzelf sturen. Bij de start van het scenario worden de meldkamers belast met
een groot aantal telefonische meldingen, waarna het opschalingsproces via de natuurlijke lijn gestalte moet krijgen. Het loopt zoals het loopt, afhankelijk van hoe de gealarmeerde functionarissen het scenario oppakken en hun rol uitvoeren. Deze oefening vormt ook een gelegenheid bij uitstek om de netcentrische informatiedeling uit te testen in een situatie waarin de hele regionale hoofdstructuur actief is.” Over de oefening zal de komende maanden met enige regelmaat worden bericht om de VRU-staffuncties en de gemeenten op de hoogte te houden. Hiervoor wordt een communicatieplan gemaakt. Ook VooR U blijft de ontwikkelingen volgen. Meer in de volgende uitgave. Rob Jastrzebski
Meer informatie bij: Stephan van der Loos via
[email protected]
veiligheidsregio utrecht
“Invoering nieuwe werkwijze is een reis” Netcentrische crisisbesluitvorming van start
A
Aan de voorbereidingen voor de nieuwe werkwijze is de afgelopen maanden achter de schermen hard gewerkt. Er is een nieuw Landelijk Crisis Managementsysteem (LCMS) geïmplementeerd en regionaal zijn tien informatiemanagers opgeleid en getraind in het werken volgens de nieuwe systematiek. Ook de plotters van de verbindings-commandowagens zijn getraind. De informatiemanagers en de plotters ondersteunen gezamenlijk het CoPI en het ROT bij het inwinnen en presenteren van informatie en het vastleggen van beslissingen en actiepunten. Met de invoering van de netcentrische werkwijze voldoet de VRU aan de eisen die in de Wet veiligheidsregio’s worden gesteld aan het informatiemanagement bij incidenten en crisissituaties.
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Sinds 1 juni maken de operationele crisisteams van de VRU gebruik van een nieuwe systematiek voor informatiedeling. ‘Netcentrisch werken’ is de nieuwe norm, wat inhoudt dat alle coördinatieteams tijdens een incident op ieder moment over dezelfde actuele informatie beschikken. Daardoor kunnen het Commando Plaats Incident, het Regionaal Operationeel Team en het beleidsteam snellere en betere beslissingen nemen, wat uiteindelijk de kwaliteit van de incidentbestrijding en crisisbeheersing als geheel ten goede komt.
Op reis “De invoering van de netcentrische werkwijze is een reis”, sprak RobertJan Schouwerwou, projectleider netcentrisch werken, bij de aftrap op 1 juni. “Het is een nieuwe werkwijze voor onze organisatie. Vanaf vandaag werken we in het CoPI, in het ROT en op de meldkamer met het nieuwe systeem, maar nog niet alle details van de nieuwe methodiek zijn uitgekristalliseerd. Die ontdekken we gaandeweg door het opdoen van praktijkervaring. De basis staat, maar daarop moeten we nog verder bouwen, onder andere door ook de werkwijze van de gemeentelijke beleidsteams en het regionaal beleidsteam op de netcentrische informatiesystematiek aan te passen.” De start van de ‘ontdekkingsreis’ in de praktijk van netcentrisch werken kreeg op 1 juni een tastbaar tintje. Informatiemanagers Ben Ham en Wouter van den Berg beten de spits af en kregen bij het begin van hun eerste piketdienst een rolkoffer met ‘reisbescheiden’ mee: een laptop, verbindingsmiddelen, herkenningshesje, draaiboeken, naslagwerken en papieren situatierapporten, voor het geval de techniek het laat afweten. Dat laatste is niet te hopen want een robuust informatiesysteem is een cruciale voorwaarde om de methodiek van netcentrisch werken te laten slagen.
Informatiemanagers Ben Ham (links) en Wouter van den Berg, nemen hun ‘reisbescheiden’ in ontvangst van Jeroen Keyser en Robert-Jan Schouwerwou.
tionele manier van informatiedeling. Door de lange weg van informatie vanaf het incidentterrein via het ROT naar het beleidsteam en weer terug, werden in de traditionele gelaagde werkwijze nogal eens beslissingen genomen op basis van informatie die op dat moment alweer verouderd was.
“De invoering van netcentrisch werken is een reis. De basis staat, maar daarop moeten we nog verder bouwen, onder andere door ook de werkwijze van de gemeentelijke beleidsteams en het regionaal beleidsteam op de netcentrische informatiesystematiek aan te passen.” Een incident is immers een dynamische gebeurtenis, waarbij de toestand snel kan veranderen. Tijdwinst boeken in de beeld-, oordeels- en besluitvorming is het hoofddoel van de invoering van netcentrisch werken. Alle 25 veiligheidsregio’s en de landelijke coördinatiecentra voeren de nieuwe systematiek in. Dat proces moet begin volgend jaar zijn voltooid.
Tijdwinst Netcentrisch werken is meer dan de invoering van nieuwe techniek. Ook de werkwijze van crisisteams verandert, doordat de teams op ieder moment de beschikking hebben over dezelfde informatie en daardoor niet meer op elkaars situatierapporten hoeven te wachten alvorens op hun eigen niveau beslissingen te nemen. Deze werkwijze leidt tot een snellere beeldvorming, oordeelsvorming en besluitvorming op alle niveaus, vergeleken met de tradi-
trisch werken, werden zes CoPI-teams in twee dagen tijd losgelaten op een gecompliceerd incident bij een garagebedrijf in Maarssenbroek. De uitdaging was om in korte tijd de beeldvorming compleet te krijgen bij een incident met slachtoffers, een geweldscomponent,
Praktijktraining De afgelopen maanden is veel energie gestoken in opleiding en training van functionarissen die met het nieuwe Landelijk Crisis managementsysteem moeten werken. Na een theorieopleiding in maart en april volgde eind april een serie praktijktrainingen. Ook tijdens de CoPI-dagen in mei was het nieuwe informatiemanagement een leidend thema. Na een inleiding over netcen-
opsporingsbelangen, gevaarlijke stoffen en explosiegevaar. De informatiemanagers namen deel aan de scenario’s om hun ondersteunende rol in het CoPI in een praktijksituatie te oefenen. Voor veel officieren van dienst van brandweer, politie, GHOR en bevolkingszorg was
het de eerste kennismaking met de methodiek van netcentrisch werken en de rol van de informatiemanager in het besluitvormingsproces. De ondersteuning van het CoPI door de informatiemanager bij het presenteren van het incidentbeeld en het vastleggen van de actielijsten en genomen besluiten, werd als bijzonder waardevol ervaren. Ook tijdens de multidisciplinaire hulpverleningsoefening in het Jaarbeurscomplex op 28 mei (zie elders in deze uitgave) was het informatiemanagement een belangrijk oefendoel. Deze exercitie werd als slotoefening voor de opgeleide informatiemanagers beschouwd. Rob Jastrzebski
Meer informatie bij: Robert-Jan Schouwerwou via
[email protected]
Regionaal piket informatiemanagement Tien functionarissen zijn opgeleid voor hun rol als informatiemanager in het CoPI of het ROT. Gezamenlijk vullen zij het regionale piket informatiemanagement in. Vierentwintig uur per dag en zeven dagen in de week zijn twee informatiemanagers oproepbaar: één voor de westelijke helft van de regio en één voor de oostkant. Is ondersteuning door informatiemanagement in het CoPI gewenst bij een groot incident in het westen van de regio, dan gaat de informatiemanager ‘west’ naar het CoPI. Wordt verder opgeschaald tot ROT-niveau, dan neemt de informatiemanager ‘oost’ daar de ondersteuning voor zijn rekening. Bij een incident in het oosten van de regio is de rolverdeling omgekeerd. De informatiemanagers moeten binnen een half uur na alarmering aanwezig zijn op hun werkplek. Behalve bij multidisciplinaire GRIP-opschaling, kan ook een beroep worden gedaan op het informatiemanagers bij grotere ‘mono-klussen’ zoals grote branden. 7
veiligheidsregio utrecht even geen Zeister allure of Utrechtse stadsheid. In plaats daarvan een prentenboek van kleine landschappen. De Kromme Rijn is gewoonweg wonderschoon, met grootse bomen en diepe achtertuinen aan het water. La petite Loire de Binnensticht. De Nederlands Hervormde kerk met zijn Romaanse toren lijkt een visserskerk achter de duinen van dikke grijze wolken. Bij de
Een landschap vol verhalen “Arthur, dat fietsverhaal over Eemland in de afgelopen VooR U, is dat een beetje bevallen?” Ik hengel niet naar een compliment, maar naar het nogmaals mogen schrijven over fietsen door onze regio. “Zal ik nog een fietsroute doen, voor in het komende nummer?” De VooR U zegt ja, ik steek de vlag uit en kies opnieuw een route uit het zevental districten van de oude VRU. Het wordt de fietsroute Binnensticht.
B
FOTO: PIET PEETERS
De Uithof: een enclave van functionele hoogbouw die uit het weiland lijkt te groeien.
Wat is hier gebeurd? Op reis volgde ik de loop van de rivieren en de dalen om me heen. Waar gaat de weg de berg over? Verliezen we onze hoogtemeters, gaan we naar het mooie of het slechte weer? Hier, in de provincie Utrecht, zijn geen passen, maar is het bekijken van het landschap als het scannen van een boekenkast, waarbij je alleen de kaften ziet. Achter elke kaft, elk kenmerk in het landschap, elk markant gebouw, schuilt een boek met een eigen verhaal.
Welkom en thuis 8
Bij Abrona verlaat ik de Amersfoortseweg en zit ik op de route. Ik rijd
gebleven. Het bos neemt me in zich op, het begint zachtjes te regenen. Verderop wordt het bos een boswijk, waar ik word omringd door huizen van burgers in goeden doen. Hier zijn overal architecten aan het werk geweest. Niet met onverdeeld succes, aan meerdere huizen is nu al te zien hoe gedateerd ze over twintig jaar zullen zijn. De villawijk houdt plotseling op en de horizon opent zich. Bebouwing met torentjes, een laan met bomen aan weerszijden, dit zou een kleine Zweedse stad kunnen zijn. Het is Zeist. Een wonderlijke mix van historisch en eigentijds, van sjiek en volks, van bomen en baksteen. Een meisje in een antroposofisch jurkje fietst voorbij, een oudere heer met vest laat twee schophondjes uit, een dame heeft zich uitgedost als landadel uit Midsomer Murders. Langs de route priemt de toren van de Josephkerk als een dik stenen potlood de lucht in en doet me de Oude Kerk denken aan de Anglicaanse kerk in Lahore. Ik fiets langs het plantsoen bij de brandweerkazerne, waar het goed BOT-en moet zijn aan de vijver onder de grote bomen. Een man in een pak eet een banaan en jongleert met de schil om schone handen te houden. Ik heb ooit een dame in een galajurk een tompouce zien eten. Dat is geen tussendoortje, dat is een project.
kantoordaken aan de horizon duidelijk maken hoe bijzonder deze stukjes platteland zijn. Ik stop even in de berm en geniet van de groene stilte.
het ongelooflijke leed dat de oorlog teweeg heeft gebracht, realiseerde ik me dat er ook mensen verliefd zijn geworden. Dat ze samen in het gras hebben gezeten. Er zijn mensen afgestudeerd, hebben nieuwe banen gekregen, zijn nieuwe richtingen in hun leven ingeslagen. En ze hebben een nieuwe kerk gebouwd in Bunnik.
Een waterdicht concept
Het geld en de buitens De route voert me de stad uit, de oprijlaan naar slot Zeist op. Het klopt niet dat dit een openbare weg is. Hier moet de aandacht niet naar treurige middenklassers gaan die te hard rijden, maar naar het statige gebouw aan het einde van de laan. Hier heeft ooit het aanzien geregeerd, dit was ooit een plek waar het onderscheid tussen rijk en arm zichtbaar was. Om vervolgens te
Sint-Barbarakerk heeft de architect waarschijnlijk getwijfeld wat het moest worden: een kerk of een ridderburcht. Het resultaat deed mij stoppen, kijken en thuis de geschiedenis achterhalen. De kerk is grotendeels in 1940 gebouwd. Een van de schokkendste dingen die ik me realiseerde over de Tweede Wereldoorlog is dat het leven in bezet Nederland doorging. Mensen waren niet iedere dag bezig met het in kinderwagens vervoeren van verzetskranten of het verbergen van onderduikers. Met het diepste respect voor
FOTO: PIET PEETERS
Mijn hart is bij het fietsen als ik het voormalige vliegveld bereik. De rijwind langs m’n gezicht, het fietspad dat onder me door rolt, de wereld is van mij. Aan de laagste takken van bomen naast de weg hangen plukken wol, die als engelenhaar in het verkeerde seizoen glanzen in het zonlicht dat opnieuw door de wolken breekt. Hier is een kudde schapen langs getrokken, onder de bomen door, misschien om te schuilen. Fietsen is kijken, het lezen van het landschap.
FOTO: PIET PEETERS
Boeken met een eigen verhaal
vervagen. Vroeger, vóór de komst van middenstand en industrie, zat rijkdom op twee plaatsen: in de tabernakels van de kerk en in het bezit van land. Adel en andere welgestelden woonden buiten de stad, niet omdat dat aanzien had, maar omdat daar hun rijkdom lag, verankerd in de hectaren grond rondom hun landhuizen en kastelen. Toen steden de middelpunten van macht en geld werden, werd ‘buiten’ wonen ineens wel sjiek, omdat het daar niet stonk en je geen last had van bedelaars en avondklok. Maar het levende kapitaal, de grond waarvoor pacht werd betaald, werd dood kapitaal. Grond werd gewoon grond, waarmee je geen schilder of energiebedrijf kon betalen. En dus verging de glorie en werden oprijlanen delen van stadswegen en werden buitenhuizen musea. Binnensticht staat er vol mee, met landgoederen en buitens, met priëlen en poorten, met oude verhalen die nog steeds door het landschap worden verteld. Ik verlaat Zeist en rijd het land in, waar een boerderij een hooiberg uit een kinderboek heeft en de
langs het gebouw waar ik in 2003 examen persoonlijke bescherming deed en de laatste hobbel voor het (toenmalige) diploma brandwacht nam. Blijdschap, bezwete hoofden, het onderling feliciteren, de instructeurs die kwamen kijken. Het gevoel me welkom en thuis te voelen in deze organisatie. Die organisatie is veranderd, het gevoel is FOTO: PIET PEETERS
Boven me zwakt het licht af alsof er een dun gordijn dicht gaat. Kleine spetters vormen donkere vlekjes op m’n korte broek. Ik zit op de fiets en zet m’n iPhone harder als een favoriet nummer begint. Clickety clack, Alela Diane. Nog even en ik ben er, op het punt waar ik de fietsroute Binnensticht oppik. Dan gaan de oortelefoontjes uit. Tussen de bomen rijst een lange nek op tot bijna aan de kruinen. Een brachiosaurus, van het dinobos aan de rand van Dierenpark Amersfoort. Ik vraag me af of er ooit een deelnemer aan een dropping zich midden in de nacht heeft verwonderd over die grote donkere vorm tussen de bomen. Hij knipt zijn zaklamp aan en verstijft. De lichtbundel glijdt naar boven. De adem stokt en het hart slaat een sinusje over. Hard gelach van mededeelnemers, maar de zaklampschijner moet even gaan zitten.
FOTO: PIET PEETERS
Ontdekkingen op de fietsroute Binnensticht
Kerk of ridderburcht Bunnik ademt de sfeer van een dorp, in de oksel tussen spoor- en snelwegen aan de oostkant van Utrecht. Hier
Ik rijd opnieuw het grasland in, waar op enige afstand De Uithof als een enclave van functionele hoogbouw uit de grond groeit. Het is wijk noch stad, Utrecht noch regio. Het is waar ik m’n leven na het beroepsmilitairschap begon en me na jaren studeren gecertificeerd wijsgeer mocht noemen. De route voert langs fort Voordorp, eens onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het idee: zet, als de vijand over gindse horizon nadert, het land onder water. Op de hoge delen die droog blijven bouw je forten en bunkers. Natte voeten wil geen enkele
FOTO: WIM VAN DER ENDE
De forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie waren functioneel niet geheel geslaagd, maar hebben nu elke een nieuwe bestemming. Markant en imposant, linksboven fort Voordorp, linksonder ooievaar bij fort Ruijgenhoek, rechtsonder fort Blauwkapel, hieronder natuurgebied Niënhof in Bunnik.
FOTO: PIET PEETERS
FOTO: WIM VAN DER ENDE
FOTO: WIM VAN DER ENDE
vijand en zeker niet de volle laag van de forten. Een waterdicht concept. De praktijk: de vijand laat zich in mei 1940 met een parachute uit een vliegtuig vallen en landt achter de Waterlinie. Helemaal droog en geografisch lekker opgeschoten. De Linie anno nu: de forten hebben een nieuw bestaan gekregen als restaurant, evenementenlocatie of museum. Na fort Voordorp en De Bilt voert de tocht me dwars door fort Blauwkapel, via een kasseienweg met Belgisch aandoende huizen en een Hans- en Grietjekerk tussen de bomen. Na Groenekan passeer ik ten slotte fort Ruijgenhoek, aan de rand van de polder. Ik ga even zitten in het gras en laat mijn blik over het landschap dwalen. De sloten, de eenden die zich spiegelen in het stille water. De witte plukken wolk die een spel spelen met zon en lucht. Hoe fotografeer ik dit? Het antwoord paradeert even later statig door de weilanden, in wit, zwart en oranje. Een ooievaar. Als ik na de bossen rond Bilthoven weer terug ben op de Amersfoortseweg kan ik maar één ding denken: dit moet iedereen doen, dit moet iedereen zien. Mijn scan van de boekenkast die Binnensticht heet is vandaag ten einde. Ik heb menige kaft bewonderd en menig boek opengeslagen. En man, wat een prachtige verhalen.
LEGENDA Routerichting Startpunt Station Bushalte
Piet Peeters
Parkeerplaats Fietsverhuur Bezienswaardigheid Brandweer Horeca Veerpont Informatiepunt Gemeentehuis Ziekenhuis Bezienswaardigheid in boek
De fietsroute Binnensticht, een van de zeven fietsroutes bij het fotoboek Postlokaal.
Fietsroute Inkorting fietsroute
FOTO: WIM VAN DER ENDE
64
Fietsknooppunt Spoorweg Autosnelweg Hoofdweg Lokale weg Straat Onverharde weg Provinciegrens Hoogspanningsleiding Water
FOTO:PIET PEETERS
Binnensticht zit vol met ansichtkaarten waar je zomaar doorheen fietst. Neem nu de Kromme Rijn in Bunnik (boven), een stukje kasseienweg met Belgisch aandoende huizen in fort Blauwkapel (rechts) of het imposante Landgoed Eyckenstein vlak bij Maartensdijk (geheel rechts).
FOTO: PIET PEETERS
Bos Heide Zand Weiland Bouwland Bebouwing Y-12345 ANWB-paddenstoel met nummer P-12345 ANWB-wegwijzer met nummer
9
veiligheidsregio utrecht AG5 binnenkort in vier districten operationeel De VRU VooRUit Op deze plek heb ik al vaker gesproken over het B woord: bezuinigingen. Of het nu een actualiteitenrubriek, journaaluitzending of krant is die u openslaat, er is geen ontkomen aan. In Europees verband denk ik dan aan Griekenland, Ierland, Spanje en Portugal. Op landelijk niveau aan het lijfmotto van het minderheidskabinet van VVD en CDA waarin premier Rutte en minister van Financiën De Jager de balans tussen inkomsten en uitgaven streng in de gaten houden.
De gemeenten in de Veiligheidsregio Utrecht krijgen hier allemaal mee te maken. Een van de gevolgen is dat de gemeenten minder geld te besteden hebben. Zij zullen de komende periode heel goed gaan kijken hoe zij het geld voor 2012 en daarna gaan verdelen. Dit heeft ook voor de VRU gevolgen. Gemeenten gaan de broekriem aanhalen, daar ontkomt de VRU niet aan.
Dit betekent dat we als VRU prioriteiten moeten durven stellen. De discussie hierover gaan we samen met ons bestuur voeren. Als er gesneden moet worden in taken dan
Urenregistratie wordt volwassen De één ziet het als ruis, voor de ander is het gesneden koek, maar niemand kan om de noodzaak heen van een zorgvuldige registratie van gemaakte uren voor opleiden, oefenen en uitrukken. En iedereen wordt er blij van als het registreren van uren eenvoudig, snel en met gekoppelde databases kan. Die stap wordt binnenkort gezet, als AG5 in vier districten wordt ingevoerd. AG5 zei u? Wat is dat en wat kan het? VooR U sprak met een begeleider en een gebruiker van dit voor velen nieuwe registratiesysteem.
W Waarom?
Een eerste vraag bij de invoering van een nieuw systeem is ‘waarom?’ Frank van der Valk is secretaris van het VRU-project dat de invoering begeleidt: “De directe aanleiding is de regionalisering van de brandweer, waarna een situatie is ontstaan waarin we binnen één brandweerorganisatie gebruikmaakten van meerdere brandweerregistratiesystemen. De gemeenten en korpsen werkten met systemen als Regi Star, AG5, FireMan en Prebear. Dat is onwenselijk, in plaats daarvan willen we één systeem gaan gebruiken. Bij het bouwen van de nieuwe VRU-organisatie was dit een aandachtsgebied van de werkgroep Informatievoorziening & Facilitaire ondersteuning. Toen de nieuwe VRU een feit was, zijn de taken van deze werkgroep voortgezet in het programma Harmonisatie, waarin we ons richten op de ontvlechting van de gemeentelijke ICT en het harmoniseren van de functionaliteit. Een van de producten van het programma is de implementatie van AG5.”
moet in ieder geval duidelijk zijn waarom we
Het wat en hoe dat doen en wat de gevolgen daarvan zijn. Daar hebben onze hulpverleners en burgers recht op.
Het laatste woord over de bezuinigingen en de gevolgen hiervan is nog niet gesproken. Na de zomerperiode zal er meer duidelijk zijn over de gevolgen op korte en lange termijn voor de VRU.
Maar ook in moeilijker tijden is het belangrijk elkaar te blijven steunen en versterken. Daar heb ik alle vertrouwen in. Ik wens jullie een fijne en mooie zomervakantie toe. Een periode om nieuwe energie en inspiratie op te doen.
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
Hans Wink
Wat is AG5 en wat kun je ermee? Van der Valk: “AG5 is een digitaal registratiesysteem waarmee je opleidingen, oefenuren en uitrukuren voor brandweerpersoneel registreert. Dit vormt aan de ene kant de grondslag voor het uitbetalen van gemaakte uren, aan de andere kant houdt het de gevolgde opleidingen en de geoefendheid van brandweermensen bij. Een groot voordeel is dat het systeem web-based is: het wordt via het internet benaderd en is niet als programma op je computer geïnstalleerd. Een tweede grote voordeel is dat in AG5 verschillende databases aan elkaar gekoppeld worden. Zo komen alle VRU-medewerkers die bekend zijn in het centrale personeelssysteem van de VRU automatisch ook voor in AG5.” Waarom is voor AG5 gekozen? Van der Valk: “AG5 werd al toegepast op de afdeling OTO van de VRU en bij brandweer De Waarden. Die bestaande AG5-gebruikers waren laaiend enthousiast. Dat heeft ons doen besluiten om het bestaande contract met AG5 te upgraden zodat we vier van de vijf districten ermee kunnen voorzien. Alleen het district Utrecht blijft werken met VeiligheidsPaspoort. AG5 is overigens een
colofon
10
Screenshot van het digitaal registratiesysteem AG5.
Nederlands product. Naast de VRU zijn er nog acht veiligheidsregio’s die ermee werken.”
Tijdspad invoer Wanneer gaat AG5 van start? Van der Valk: “We zijn bij het invoeren begonnen met het district Rijn en Venen. Dat had met brandweer De Waarden al ervaring opgedaan en was een logisch startpunt. Daarna volgde het district Heuvelrug, die al eerder belangstelling had getoond voor AG5. Inmiddels zijn we in BinnenstichtLekstroom en Eemland bezig met implementeren. We koersen op juni/ juli voor het volledig operationeel zijn van AG5, na de zomer halen we eventuele fouten uit het systeem. Het huidige contract loopt tot eind 2012. Voor de periode daarna zijn we verplicht om opnieuw een aanbestedingstraject te doorlopen.” En, tevreden? Van der Valk: “Je zou dit een
voorbeeldproject kunnen noemen. Het is goed aangepakt, met een goede vertegenwoordiging vanuit de districten. Het is het eerste project dat vanuit de nieuwe VRU is opgezet, met gebruikmaking van ervaring en bestaande kennis. Ik ben daarvoor veel dank verschuldigd aan de mensen die er aan hebben meegewerkt, dit is een moeilijke materie, die we met z’n allen goed onder de knie hebben gekregen.”
leider ondersteuning repressie in het district Rijn en Venen. Wie gaat de daadwerkelijke invoer in AG5 doen? Burger: “Dat is sterk afhankelijk van de brandweerpost en het district. Als voorbeeld: In Utrechtse Heuvelrug zijn er een paar brandweerposten waar de bevelvoerder de registratie doet, terwijl we dat in Rijn en Venen nog niet gewend zijn. Die lokale verschillen in werkwijze kunnen zo blijven als we dat willen, maar wel met hetzelfde systeem. Wie de invoer ook gaat doen, de voordelen zijn groot. Het is bijzonder gebruiksvriendelijk en kan, omdat het web-based is, vanaf elke computer met een internetaansluiting worden benaderd, met je eigen inlognaam en wachtwoord. De koppeling van databases is ideaal en scheelt een hoop werk, denk maar eens aan de incidentrapporten die direct in AG5 worden ‘ingeschoten’, met de mogelijkheid om te registreren wie tijdens een uitruk welke functie of nummer heeft gehad. Ook de CBSrapportage kan hiermee worden gedaan. Daarnaast houdt het systeem bij welke opleidingen iemand gevolgd heeft, en hoe geoefend hij of zij is. Voor wat betreft het uitbetalen van urenvergoedingen heeft het systeem alleen betrekking op vrijwilligers, maar de registratie van opleidingen en geoefendheid geldt voor al het repressieve personeel. Het functionele beheer is voor de hele VRU centraal geregeld, met ‘key-users’ in de districten die voor het doorgeven van vragen en problemen zorgen. De invoering van AG5 is voor de VRU een grote stap voorwaarts.”
Wie gaat wat doen? Over naar de gebruikerskant van AG5. We spreken Hans Burger, team-
Piet Peeters
VooR U is het relatiemagazine van de Veiligheidsregio Utrecht (VRU). Het is bedoeld om partners in rampenbestrijding en crisisbeheersing in de regio én landelijk op de hoogte te houden over activiteiten van en binnen de VRU. De VRU is een samenwerkingsverband van de 26 Utrechtse gemeenten op het gebied van brandweerzorg, bevolkingszorg en geneeskundige zorg. Samen met haar partners draagt de VRU op efficiënte en effectieve wijze zorg voor het voorkomen van en bestrijden van branden, calamiteiten en crises. VooR U verschijnt minimaal vier keer per jaar. Voor meer informatie over de VRU kunt u terecht op de onze nieuwe website www.vru.nl. Hoofd- en eindredactie: Afdeling Communicatie Redactie-adres: Veiligheidsregio Utrecht, t.a.v. afdeling Communicatie, Postbus 3154, 3502 GD Utrecht, e-mail:
[email protected] Vormgeving: Hendrik Flinterman Druk: ZuidamUithof Adreswijzigingen en of functiewijzigingen: svp doorgeven via e-mail adres
[email protected].
brandweer zorg
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
In dit katern:
Gratis 2002 rookmelders
H
Het Utrechtse samenwerkingsproject is uniek, omdat veiligheid, sociale samenhang en opleidingsdoeleinden hand in hand gaan. Mitros wil graag investeren in de veiligheid van zijn huurders en vond voor de uitvoering veel steun bij de brandweer van de Veiligheidsregio Utrecht en het ROC Midden-Nederland. Via het leerwerkbedrijf De Wissel in Overvecht worden studenten elektrotechniek ingezet voor het plaatsen van de rookmelders. Studenten van de opleiding sociaalmaatschappelijke dienstverlening en wijkvoorlichters van het Doe Mee centrum verzorgen de aanvullende brandveiligheidsvoorlichting aan de bewoners. Zij doen zo veel werkervaring op en dragen tegelijk bij aan een grotere veiligheid in de wijk. Overvecht is een smeltkroes van culturen en nationaliteiten, waarmee in de samenstelling van de teams en de voorlichting terdege rekening wordt gehouden. De voorlichters van Doe
Mee komen ook vanuit verschillende culturen in de wijk, waardoor ook de culturele uitwisseling in de wijk wordt bevorderd.
Geweldig initiatief Burgemeester Wolfsen zei bij de start van het project diep onder de indruk te zijn van het mooie project dat de studenten van het ROC in samenwerking met de projectpartners hebben vormgegeven. “Het is een geweldig initiatief. Mooi dat ook woningcorporatie Mitros en de VRU elkaar in dit project hebben gevonden. Het is een belangrijk project, want het voorkomen van slachtoffers door brand is een gemeenschappelijk doel van alle partijen. Jaarlijks worden 1100 mensen slachtoffer van brand, waarvan er dit jaar bijvoorbeeld 57 om het leven kwamen. Brand grijpt diep in in een mensenleven en is een van de ergste dingen die mensen kunnen overkomen.” Brandweerman Cor, het boegbeeld
van de brandveiligheid in Nederland, kwam met een ploeg van district Utrecht met prio 1 de start van het project opluisteren. Hij benadrukte nog eens dat een simpel te plaatsen rookmelder het verschil kan maken tussen leven en dood: “Met een rookmelder hebben mensen honderd procent méér kans om een brand in hun woning te overleven. Daar doen we het voor.”
Abe Vermeulen, teamleider OTO district Eemland in ‘Tour de regio’ pagina 12 FOTO: ROB JASTRZEBSKI
De Utrechtse wijk Overvecht heeft de potentie om de meest brandveilige wijk van de stad te worden. Woningcorporatie Mitros, de gemeente Utrecht, de VRU en het ROC MiddenNederland hebben de handen ineengeslagen om de brandveiligheid in de wijk te verbeteren. Door het plaatsen van gratis rookmelders in woningen en het geven van brandveiligheidsvoorlichting aan bewoners, geven de partijen vorm aan het eerste ‘community safety project’ in de stad Utrecht. Op 12 mei gaf burgemeester Aleid Wolfsen het officiële startsein voor het project. De eerste fase omvat 1001 woningen en met twee gratis melders per woning is dat goed voor 2002 rookmelders die waken over de veiligheid van de huishoudens.
Hoogteredding luchtmobiel! pagina 13 Positieve AED ervaring in Renswoude pagina 17
Om de samenwerking tussen de partijen te bekrachtigen, zetten de aanwezige directievertegenwoordigers hun handtekeningen op een bord. Een tastbaar bewijs van hun bijdrage aan een veilige wijk. Rob Jastrzebski
Meer informatie bij: Gerda Bouma via
[email protected]
Veiliger van buiten naar binnen: de offensieve buiteninzet pagina 18
brandweer zorg
‘Tour de regio’
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
De regionalisering van de brandweerzorg heeft tot heel wat verschuivingen geleid, waarbij mensen op nieuwe functies en nieuwe werkplekken zijn terechtgekomen. Hoe pakt de reorganisatie in de praktijk uit? Hoe ervaren mensen de nieuwe organisatie en hun eigen positie daarin? Nu de nieuwe organisatie een poosje draait, maakt Voor U een ‘tour de regio’ om medewerkers in de districten te vragen naar hun ervaringen.
“OTO is het visitekaartje voor nieuwe instromers” Abe Vermeulen, teamleider OTO district Eemland Na dertien jaar commandantschap in de gemeente Woudenberg zit Abe Vermeulen sinds november vorig jaar op de stoel van ‘teamleider Opleiden, Trainen en Oefenen’ in het district Eemland. Een leuke job met veel perspectief, vindt Abe, want het OTO-domein is dynamisch en volop in ontwikkeling. Invoering van de nieuwe functiegerichte brandweeropleidingen, een beleidsplan voor realistisch oefenen, pilot-trainingen voor uitrukken met variabele voertuigbezetting en in de toekomst misschien zelfs een regionaal oefencentrum, als onderdeel van een landelijke organisatie voor realistisch trainen en oefenen; genoeg uitdagingen om aan mee te bouwen en te ontwikkelen in het regionale taakveld OTO.
O
“Opleiden, Trainen en Oefenen is in feite het visitekaartje van de brandweer voor alle nieuwe instromers”, is de visie van Abe Vermeulen. “Als aspirant-brandweerlieden met goed gevolg de selectieprocedure hebben doorlopen, beginnen ze hun carrière bij OTO en de rest van hun loopbaan komen ze daar ook niet meer van los. Want de nieuwe benadering van vakbekwaamheid bij de brandweer gaat uit van een leven lang leren, via oefening en bijscholing. Als teamleider OTO kan ik bijdragen aan de kwaliteit van de repressieve brandweerzorg, samen met mijn collega’s van andere districten en de centrale afdeling OTO van de VRU. Ik zit nu een half jaar op deze plek en ik voel me wel thuis in deze functie.”
Ik ben een mensenmanager. Een eerste verkenning van projecten op het gebied van techniek leverde mij niet de bevrediging op die ik zoek in mijn werk. Daarna kwam OTO in beeld en daar had ik direct een goed gevoel bij. Het is een boeiend taakveld. In Eemland hadden we al een behoorlijke intergemeentelijke samenwerking opgebouwd, ook op het gebied van opleiden en oefenen en ik ken de mensen in het district dan ook goed. Op die basis kan ik nu als teamleider voortbouwen, samen met mijn zes medewerkers op de lokale posten. Samen zijn we verantwoordelijk voor het opleiden, trainen en oefenen van zo’n 350 repressieve brandweerlieden in het district.”
Terug in de lijn Mensenmanager
12
Vermeulen was stevig geworteld in het Woudenbergse korps, waar hij 34 jaar geleden vanuit de jeugdbrandweer als vrijwilliger zijn loopbaan begon. In 1997 werd hij benoemd tot commandant, waarna hij een professionaliseringsprogramma in gang zette en een nieuwe kazerne wist te realiseren. Een lange geschiedenis, die hij nu achter zich heeft gelaten. Het jaar vóór de regionalisering kenmerkte zich door een persoonlijke zoektocht naar een uitdaging in de aankomende nieuwe VRU-organisatie. “In de aanloop naar de regionalisering ben ik me breed gaan oriënteren op wat ik zou kunnen en wat ik zou willen. Niet iets met papier en procedures, want dat ligt me niet.
Vermeulen zegt wel te hebben moeten wennen aan het feit dat hij van generalist specialist is geworden: “Als commandant ben je integraal manager en run je in feite je eigen bedrijfje. Je hebt een breed pakket taken. Nu ben ik verantwoordelijk voor maar één schakel in de keten van brandweertaken en is een vroegere gelijkwaardige collega-commandant mijn chef geworden. Die verschuiving van verantwoordelijkheden binnen een grotere organisatie vraagt een flexibele instelling. Ik heb die verandering van verantwoordelijkheid en gezagsverhoudingen overigens niet als moeilijk ervaren. De overgangsperiode naar de regionalisering was lastiger. Ik zat, net als veel collega’s, in een soort spagaat omdat ik me enerzijds aan het oriënte-
ren was op een nieuwe functie, terwijl ik tot 1 november ook nog in functie was als commandant Woudenberg. Gelukkig heb ik zowel van de gemeente Woudenberg als van mijn nieuwe werkgever in Amersfoort alle ruimte gekregen om me op een goede manier voor te bereiden op mijn nieuwe werkplek in de organisatie.”
Beginnen bij de basis Over de uitdagingen die binnen het district op zijn bordje liggen zegt Abe Vermeulen: “Het belangrijkste is dat we eerst de basis van OTO in het district goed inrichten. Het oplei-
“Papier en procedures liggen mij niet, ik ben een mensenmanager.” dings- en oefenbeleid is op een nieuwe manier georganiseerd, waarbij de regie deels op het regionaal niveau is belegd en deels in het district. Die regionale organisatie biedt veel voordelen. Zo komt er bijvoorbeeld meer eenheid van opvatting over thema’s als het uitrukken van brandweerlieden in opleiding. Vanaf welk moment kunnen aspiranten mee en onder welke voorwaarden? Voorheen had ieder korps hiervoor zijn eigen regels. Nu stemmen we dat af. De eerste stap is het vaststellen van een regionaal OTO-beleids-
plan, waarin we vastleggen wat we de komende jaren aan concrete activiteiten gaan ontplooien. De teamleiders van de districten en de centrale organisatie leveren daarvoor de input.” Binnen OTO is er volgens Vermeulen veel ruimte voor innovatie en experimenten, waarbij de districten ook een bijdrage kunnen leveren aan regionale ontwikkelingen. “In het najaar organiseer ik in Zweden bijvoorbeeld een opleidingsweek waarin we in realistische omstandigheden de inzetmogelijkheden voor eenheden met een variabele voertuigbezetting beoefenen. Dat sluit ook aan op landelijke ontwikkelingen rond effectievere repressieve brandweerzorg. En op langere termijn speelt de herinrichting van het realistisch oefenen in Nederland. Het ziet ernaar uit dat we uiteindelijk een structuur met vijf grote regionale opleidingsinstituten in Nederland krijgen, mogelijk met eigen regionale voorzieningen voor realistisch oefenen. Dan kan je die trainingsmogelijkheden dichter bij huis aanbieden, belangrijk voor de vrijwilligers die dan minder lang en minder ver hoeven te reizen. Het is belangrijk dat we als OTO-organisatie van de VRU vooraan in dat ontwikkelproces zitten om ook in MiddenNederland zo’n voorziening te kunnen realiseren. Het worden hoe dan ook boeiende tijden voor OTO.” Rob Jastrzebski
brandweer zorg
Hoogtereddingsteam luchtmobiel!
D
De hoogtereddingsteams van de VRU en de Gezamenlijke brandweer Rotterdam-Rijnmond kwamen die dag letterlijk ‘uit de lucht vallen’. Een luchtmobiele verplaatsing per KLPD-helikopter; binnen twaalf minuten van Amersfoort op de plaats incident in Lelystad. Zo krijgt een VRU-specialisatie landelijke uitstraling. De hoogtereddingsteams en het KLPD zijn in overleg om te onderzoeken hoe helikopterondersteuning het bereik van de hoogtereddingsteams landelijk kan vergroten.
De hoogteredders van de VRU zijn trots op hun specialisme. Dat tonen ze tijdens de uitvoering van hun taken. Een degelijke uitrusting, goede training, een professionele uitstraling. Op 27 mei konden zij, samen met de collega’s van de Gezamenlijke Brandweer, hun kennis en kunde demonstreren voor genodigden uit het brandweerveld. De twee hoogtereddingsteams namen het initiatief voor de gezamenlijke demonstratiedag, omdat zij onderkennen dat ze met hun specialisatie voor heel Nederland van grote betekenis kunnen zijn. Ook vertegenwoordigers van de hoogtereddingsteams uit Brabant-Zuidoost en Zeeland gaven acte de présence. Deze teams maken eveneens deel uit van het initiatief voor landelijke krachtenbundeling.
Hoogte en diepte
Prio 1 per helikopter!
demonstratie werd tweemaal verzorgd. ’s Ochtends door het team van de VRU, in de middag door het team van de Gezamenlijke Brandweer. John van Norden, coördinator van het hoogtereddingsteam van de VRU, verzorgde voorafgaand aan beide demonstraties een presentatie over nut en noodzaak van hoogtereddingsteams en hun werkwijze. Van Norden begon met een nuancering van het begrip hoogteredding: “Eigenlijk is dit geen goede benaming voor ons specialisme, want wij kunnen ook opereren in diepe locaties, zoals bouwputten, schachten en andere moeilijk toegankelijke besloten ruimten. En ‘hoogte’ is ook een relatief begrip, want zelfs bij een hoogte van vijf meter kan onze deskundigheid al van pas komen. We denken nog na over een andere benaming voor het specialisme hoogte- en diepteredding.”
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
‘Ground Zero’ voor de demonstratiedag was de Maximacentrale van elektriciteitsproducent Electrabel in Lelystad-Noord. Het bedrijf bood zeer welwillend zijn locatie aan, waarbij de hoogteredders zich konden uitleven in een buiten gebruik gesteld productiegebouw. In het tientallen meters hoge gebouw, waar alle installaties nog aanwezig zijn, kunnen tal van scenario’s worden nagebootst. Tijdens de demonstratie werd een gewonde werknemer van het bordes van een portaalkraan op zo’n 30 meter hoogte gered en veilig neergelaten, onder het toeziend oog van tientallen genodigden. De
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Hoogte- en diepteredding is een brandweerspecialisme met toekomstperspectief. Gespecialiseerde hoogtereddingsteams zijn echter dun gezaaid. Op dit moment zijn er operationele teams in de veiligheidsregio’s Utrecht, Rotterdam-Rijnmond, Zeeland en Brabant-Zuidoost. Die hoogtereddingsspecialisten willen hun krachten bundelen om een betere landelijke dekking en inzetbaarheid te realiseren. Hoe dat kan liet een demonstratiedag in Lelystad op 27 mei zien.
De VRU-hoogteredders demonstreren hun kennis en kunde.
Efficiënte organisatie Het belang van landelijke krachtenbundeling zit volgens Van Norden vooral in het feit dat hoogteredding een gespecialiseerde opleiding en training vereist en dat een zekere opbouw van praktijkervaring belangrijk is voor het opbouwen van routine met dit specialisme. Het is daarom niet handig als iedere veiligheidsregio zijn eigen hoogtereddingsteam moet optuigen en onderhouden. Een landelijke dekking met vier of vijf specialistenteams leidt tot efficiëntere besteding van financiële middelen voor opleiding en uitrusting en tot een grotere ervaringsopbouw. Met helikopterondersteuning door het KLPD is ook met vier teams toch op alle plaatsen in het land een snelle inzet te realiseren, omdat verkeershindernissen op het overvolle wegennet gemakkelijk kunnen worden omzeild. “Voor een goede landelijke dekking zou er eigenlijk nog één hoogtereddingsteam bij moeten komen”, stelt John van Norden. “De huidige teams kunnen al een goede dekking in West-, Zuid- en Oost-Nederland verzorgen, maar om het plaatje rond te krijgen zou er ergens in Noord-Nederland nog een team bij moeten komen.” De demonstratie van de reddingsspecialisten op 27 mei had ook politieke aandacht. Tweede kamerlid Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) was die dag op uitnodiging van de brandweerbranchevereniging NVBR en de VRU op werkbezoek in Vleuten, om zich te laten informeren over de ontwikkelingen rond flexibele voertuigbezetting bij de brandweer. Een bezoek aan de demonstratie in Lelystad bleek goed in het middagprogramma te passen.
Jeanine Hennis-Plasschaert toonde zich onder de indruk van de getoonde kennis en kunde van de hoogteredders en zei de landelijke krachtenbundeling een uitstekend initiatief te vinden. Stephan Wevers, programmamanager Brandweerzorg van de NVBR, vindt dat de plannen voor regionale krachtenbundeling mooi aansluiten bij de NVBR-visie op gedifferentieerde brandweerzorg: “Niet iedere regio hoeft op het gebied van specialistische taken zelf het wiel uit te vinden.
‘Diepteredding’ in Wijk bij Duurstede Er is geen beter bewijs van het nut van hoogtereddingsteams dan de operationele praktijk. Op 7 juni kwam het hoogtereddingsteam van de VRU in actie in Wijk bij Duurstede, uitgerekend voor een actie ‘op diepte’. Bij de Prinses Irenesluis was een matroos in het ruim van een schip gevallen en gewond geraakt. De gealarmeerde brandweer van Wijk bij Duurstede en de ambulancedienst riepen de diensten van het hoogtereddingsteam in om het onfortuinlijke slachtoffer veilig uit het ruim te takelen. Een bewijs van de stelling dat hoogteredding méér inhoudt dan het redden van mensen uit bouwkranen en kerktorens.
Het is efficiënter om sommige hooggespecialiseerde taken te beleggen bij expertregio’s, die hun opgebouwde kennis en expertise dan landelijk kunnen inzetten. Zo zijn er al expertregio’s op het gebied van natuurbrandbestrijding en ontsmetting en nu dus ook voor hoogteredding.” Rob Jastrzebski
Meer informatie bij: Arian van Donselaar via
[email protected] 13
brandweer zorg
Twee grote branden in één week in Zeist In Zeist hebben in een week tijd twee grote branden gewoed. Op 26 april brandde een aantal loodsen af aan de Zwitsersekade achter hotel Oud-Londen en op 2 mei raakte een bedrijfspand aan de Voorheuvel in het centrum zwaar beschadigd door een aangestoken brand in enkele auto’s.
L
Loodsen
FOTO’S: ROB JASTRZEBSKI
Vuurzee aan de Zwitsersekade.
Vanaf het terrein van het KNVB sportcentrum werd door middel van het grootschalig watertransport een transportleiding opgebouwd. Na circa anderhalf uur blussen was de brand ingesloten en was het gevaar voor verdere branduitbreiding geweken.
Autobrand slaat over Op 2 mei hadden de brandweerlieden van Zeist een drukke nacht. Eerst kwam rond tien over half vijf een melding binnen van een autobrand in een parkeergarage aan de Antonlaan. Enkele minuten later werd een auto-
Autobrand treft winkelpand.
brand gemeld aan de Voorheuvel. Omdat de eerste uitruk van Zeist al op de Antonlaan aan het werk was, werd de post Den Dolder naar de Voorheuvel gedirigeerd. Daar bleken meerdere auto’s in brand te staan op een parkeerterrein achter de winkels. Twee daarvan stonden onder luifels van winkelpanden, die eveneens vlam vatten. Het grootste gevaar ontstond toen de brand via één van de luifels zich razendsnel verspreidde langs de gevel van een grote doe het zelfzaak en ook bovengelegen woningen bedreigde. De flat boven de winkel werd direct
ontruimd en er werd opgeschaald naar grote brand. Bluseenheden uit Soesterberg en Bunnik snelden te hulp en nadat de Zeister eenheden klaar waren op de Antonlaan, versterkten zij de inzet aan de Voorheuvel. Uiteindelijk beperkte de brand zich hoofdzakelijk tot de gevel en de luifel van de doe het zelfzaak. In het pand ontstond wel grote rookschade. Bij de autobranden op de Antonlaan en Voorheuvel was sprake van brandstichting. De politie heeft de zaak in onderzoek. Rob Jastrzebski
VRU levert bijstand in Bergen en Enschede Landelijke bijstandsoperaties voor natuurbrandbestrijding beginnen routine te worden. Enkele jaren geleden nog was de conclusie tijdens een landelijk symposium over natuurbrandbestrijding dat de Nederlandse brandweer te weinig grootschalig denkt en niet optimaal gebruik maakt van de landelijk beschikbare specialistische capaciteit. Dat beeld is de afgelopen jaren flink in positieve zin veranderd. Ook afgelopen voorjaar waren er weer enkele grote natuurbranden in Nederland. De VRU verleende bijstand met natuurbrandbestrijdingspelotons bij de grote duinbrand in Bergen, begin mei en bij de veenen heidebrand in het Duits-Nederlandse grensgebied bij Enschede, begin juni.
B
Bij de duinbrand in Bergen die op 1 mei uitbrak, leverde de VRU vijf keer een peloton, verspreid over drie dagen. De Utrechtse natuurbrandbestrijdingseenheden waren zowel actief in de eerste 24 uur, toen de brand nog niet onder controle was, als in de nablusfase. Het was niet de eerste keer dat eenheden uit onze regio in actie kwamen in de Noord-Hollandse duinen; ook vorig jaar werd al bijstand
eerst grote hoeveelheden water werden gestort door de blushelikopters, om de toplaag af te blussen. Daarna werden nog resterende smeulhaarden gericht afgeblust door de grondtroepen van de brandweer en in de derde fase spitten militairen de grond om, om de laatste hitte uit de grond te halen. “De samenwerking en afstemming tussen de blushelikopters, de ingezette brandweereenheden en defensie verliep uitstekend”, vat Hazeleger zijn bevindingen samen. Het was een lange dag voor de Utrechtse eenheden. Om halfzes in de ochtend werden de eenheden gealarmeerd en om drie uur ’s middags waren ze weer terug in de regio.
onderzoeksrapport van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid alleen de regio’s Noord- en Oost Gelderland en Gelderland-Midden noemt als regio’s waar de natuurbrandbestrijding adequaat is geregeld, durf ik de stelling aan dat we het ook in Utrecht organisatorisch en materieel prima voor elkaar hebben.” Op zondag 5 juni werden opnieuw twee natuurbrandbestrijdingspelotons van de VRU ingezet voor een grote nablusoperatie buiten de regiogrenzen. Deze keer werd bijstand geleverd aan de regio Twente, waar enkele dagen eerder een grote veenbrand uitbrak in het natuurgebied Aamsveen bij Enschede. De blussing van deze brand was bijzonder lastig, omdat door de zachte ondergrond voertuigen niet of nauwelijks in het gebied konden rondrijden. De nablussing was dan ook grotendeels handwerk, waarbij brandweerlieden soms wegzakten in de veengrond.
Brandweer
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
14
Dit desolate verkoolde duingebied was drie dagen lang het werkterrein van eenheden uit onze regio.
geleverd aan Noord-Holland-Noord, waar zich in de afgelopen twee jaar meer dan 70 grotere en kleinere duinbranden hebben voorgedaan. Jan Hazeleger ging als compagniescommandant mee met een peloton op dinsdag 3 mei. Vanaf een uitgangsstelling bij Baarn vertrok het peloton vroeg in de ochtend richting NoordHolland. “Het bijzondere die dag was dat het Utrechtse peloton samen met een peloton uit de regio Noord- en Oost-Gelderland tot één interregionale compagnie werd gevormd. Die combinatie-inzet toont aan dat we als regio’s steeds beter leren samenwerken, doordat we qua systematiek op dezelfde manier werken en dezelfde taal spreken. Het was voor mij als compagniescommandant een bijzondere ervaring om met eenheden en pelotonscommandanten van twee regio’s te werken.” In het veld werden de eenheden verdeeld over inzetvakken voor de nablussing van hardnekkige vuurhaarden. Een nablussing in drie fasen, waarbij in nog nasmeulende gebieden
in actie
Robuust geregeld Jan Hazeleger trekt uit de inzet in Bergen de conclusie dat de VRU de natuurbrandbestrijdingstaak robuust heeft geregeld. “We zijn in staat om gedurende enkele dagen gestructureerd bijstand te verlenen en tegelijk ook de dekking en paraatheid in onze eigen regio te waarborgen. Hoewel het
Rob Jastrzebski
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
De brand aan de Zwitsersekade brak uit aan het begin van de avond van 26 april. Op een bedrijventerrein zijn verschillende bedrijfjes gevestigd, waaronder een autowerkplaats die geheel verloren ging. Enkele gasflessen en werktuigen konden nog uit het gebouw worden gered. De brand sloeg over naar een tweede loods, die deels behouden kon worden. Omdat het bedrijventerreintje aan de rand van de Zeister bossen ligt, waren de uitgerukte brandweereenheden extra alert op het gevaar van brandoverslag naar het bos. De waterwinning ter plaatse was problematisch. Reden voor een flinke opschaling tot ‘zeer grote brand’. Bijstand werd geleverd door brandweereenheden uit Den Dolder, Soesterberg, Soest, De Bilt en Leusden.
Brand in nieuw saunacomplex Tienhoven Het splinternieuwe wellnesscomplex Spa Sereen in Tienhoven had geen beste start. Amper twee weken na de ingebruikname werd het saunacomplex aan de Maarsseveenseplas op 7 juni getroffen door een grote brand. De brand beperkte zich tot een saunadeel aan de achterkant van het gebouw, dat gelukkig door een goede brandscheiding van de rest van het complex was gescheiden. Daardoor kreeg de uitslaande brand geen vat op de overige delen van het gebouw.
V
Voor de brandweereenheden uit Westbroek, Tienhoven en Maarssen was de inzet desondanks verre van eenvoudig. Aanvankelijk was een binneninzet door de grote hitte in het brandende gebouwdeel onmogelijk. Een buiteninzet was eveneens lastig, omdat het
deel waar de brand woedde op palen boven het water van de Maarsseveenseplas is gebouwd. Alleen vanaf enkele smalle houten steigers in de plas konden bluspogingen worden ondernomen. Nadat het dak was doorgebrand, konden hitte en rook worden
afgevoerd, waarna de brand met een gecombineerde binnen- en buiteninzet kon worden ingesloten. Op het moment dat de brand uitbrak was het centrum al gesloten, maar de eigenaar en enkele personeelsleden waren nog aanwezig. Zij ontdekten de
brand en ondernamen nog bluspogingen. Eén van de personeelsleden kreeg hierbij veel rook binnen en werd per ambulance naar het ziekenhuis gebracht voor onderzoek. Rob Jastrzebski
Charly ‘vangt’ interregionale rookpluim
E
Een paar extra ogen in de lucht loont, want doordat rook zonder hindernis van obstakels op de grond op grote afstand kan worden waargenomen, kan je er snel bij zijn. Maar in de jacht naar brandhaarden ben je zelfs vanuit de lucht niet altijd de eerste, omdat mensen op de grond het brandje soms net iets eerder hebben ontdekt. Maar dan komt de vliegende brigade van de VRU altijd nog van pas door de eenheden op de grond via de snelste en beste route naar de brandhaard te praten. Zoals bij een brandje in de Zeister bossen nabij het KNVB-sportcentrum op 24 april. Hier werden maar liefst drie brandhaardjes op korte afstand van elkaar gesignaleerd, die snel konden worden geblust door de ‘grondtroepen’ uit Zeist.
Hoe ver het zicht vanuit de lucht reikt, bleek op 5 mei, toen de Charlycrew tijdens de vlucht boven de Utrechtse Heuvelrug een flinke rookontwikkeling in zuidelijke richting gewaar werd. Op zoek naar de bron kwam het vliegtuigje boven het Gelderse Opheusden terecht, aan de overkant van de Rijn. Het bleek geen brandend bos of heideveld, maar een grote vuilverbranding in een weiland op een boerenbedrijf. Hoewel er geen bos of hei in de directe omgeving was, werden via de alarmcentrale in Utrecht toch de collega’s in de regio Gelderland-Zuid geïnformeerd over deze illegale vuurhaard. Conclusie: het ‘jachtterritorium’ van Charly reikt zelfs tot over de regiogrens. Rob Jastrzebski
FOTO’S: WAARNEMERS CHARLY
Het afgelopen voorjaar was droog, droger, droogst. De meetstations die het brandgevaar in de Utrechtse bossen meten, lieten er geen misverstand over bestaan; regelmatig was het ‘code rood’ in onze regio. In april en mei maakte het observatievliegtuigje Charly dan ook heel wat vlieguren, op jacht naar rookpluimen en andere tekenen van vuur in de natuur.
Boven: Rookpluim blijkt vuilverbranding in Opheusden. Links: Drie brandhaardjes gevonden bij Zeist.
15
brandweer zorg Rieten daken aan brandstichting ten prooi Het zijn drukke tijden voor de rietendakspecialisten van CothenLangbroek en Werkhoven. In juni werden zij regelmatig te hulp geroepen in de omgeving van Amersfoort, waar een brandstichter het op panden met rieten daken lijkt te hebben voorzien.
FOTO: MENNO BAUSCH
N
Niet alleen in Amersfoort zelf, maar ook in Leusden, Hoevelaken en Baarn zijn boerderijen en villa’s met rietgedekt dak door brand getroffen. De politie neemt de zaak hoog op omdat ook bewoonde panden doelwit zijn, waardoor mensenlevens in gevaar zijn geweest. De meest recente branden woedden in Amersfoort aan de Pieter Bothalaan op 22 juni en aan de Koningin Sophialaan op 28 juni. De branden ontstaan steeds vroeg in de ochtend. De politie werkt met man en macht aan het opsporen van de brandstichter.
Brandweerlieden helpen collega uit de brand
FOTO: ERIC VERBEEK
Het zal je maar gebeuren dat je als brandweervrijwilliger wordt gealarmeerd voor een brand in je eigen bedrijf. Het overkwam brandweerman Bert Vernooij van de post Schalkwijk op 17 mei jongstleden. Die avond brandde een groot deel van zijn fruit- en kippenbedrijf in ’t Goy af. Zijn collega’s hielpen hem letterlijk ‘uit de brand’. Helaas kwam voor 21.000 kippen alle redding te laat, maar een tweede kippenschuur, een bedrijfsgebouw en het woonhuis konden door de collegiale blusoperatie worden behouden.
D
De brand breekt aan het begin van de avond van 17 mei uit en wordt op grote afstand gemeld door een bewoner uit ’t Goy. Donkere rookwolken verheffen zich boven het Houtense dorp. Bert Vernooij is zelf niet thuis en als zijn pager gaat en hij het meldadres leest, gaat hij er aanvankelijk van uit dat de brand bij zijn buurman woedt. Al snel wordt duidelijk dat het meldadres niet juist is en het de bedrijfslocatie van Vernooij betreft. Als zijn vrouw hem belt met de mededeling dat het bij de koelcel brandt, geeft hij haar al rijdend mee: ‘Pak dan een brandblusser!’ Daarna rijdt hij zo snel mogelijk naar huis.
Snel omschakelen
16
Bevelvoerder Conrad Smit ziet al bij het wegrijden uit de kazerne in Schalkwijk dat de brand bij zijn brandweermaat is. Smit: “Bij aankomst sloegen de vlammen al vijf meter boven de nok uit en ik gaf opdracht om met lage druk af te leggen. Toen kreeg ik te horen dat er nog drie mensen vermist werden, waarop ik de opdracht direct heb gewijzigd en de hele ploeg heb ingezet voor redding. Als ik de vrouw van Vernooij kort
daarop aanspreek, blijkt dat iedereen gelukkig uit de brandende ruimten is. Er wordt weer snel omgeschakeld en ingezet met als doel de aangrenzende panden af te schermen voor het vuur.” Officier van Dienst Ruud Matton ziet direct na de alarmering de enorme rookkolom al vanuit Vianen. Ter plaatse levert een snelle scan hem belangrijke feiten op. Er zijn geen vermisten meer, schuren met 21.000 kippen moeten als verloren worden beschouwd en de inzet moet leiden tot het behoud van de aangrenzende woningen en nog een grote schuur met kippen. Bij de brand is ook asbest vrijgekomen en er moet goed gecoördineerd worden. De koelinstallatie in de bedrijfsgebouwen bevat freon, wat geen gevaar voor de gezondheid oplevert.
Beperkte ruimte Vanwege problemen met de waterwinning en de grote kansen op branduitbreiding, geeft Matton het nader bericht ‘grote brand’. Omdat het
Groenendijkje, waar de brand woedt, erg smal is, wordt de bewoners van de omliggende percelen gevraagd parkeerruimte te bieden voor aankomende brandweervoertuigen. Nadat het grootschalig watertransport is ingezet, is er voldoende blus- en afschermcapaciteit. De verspreiding van asbest uit de dakplaten leidt na overleg tot het afkondigen van ‘GRIP 1’. Omstreeks 21.30 uur geeft Matton het sein ‘brand meester’. Op het hoogtepunt van de inzet zijn vijf tankautospuiten, een hulpverleningsvoertuig, en een hoogwerker ingezet, ondersteund door het grootschalig watertransport, logistiek, VC en Commandohaakarmbak. Best druk volgens Matton: “Je hebt overleg met de burgemeester, collega-officieren van andere diensten, persvoorlichters, het waterschap, Salvage en politie- en ambulancepersoneel.”
Geweldig optreden De volgende ochtend vroeg maakt Matton de balans op. Het woonhuis is
behouden evenals een strak naast de brandende schuur gelegen woning met rieten kap. De tweede loods met daarin nog eens 21.000 kippen blijft ook gespaard. Matton: “Dankzij de gunstige windrichting, het snelle optreden en de aanwezigheid van een brandwerende bouwkundige constructie in de behouden loods, is meer dierenleed en schade voorkomen. Omstreeks halfzes pakken we in om huiswaarts te keren. De omwonenden krijgen dan al een informatiebrief van de Gemeente Houten over de vrijgekomen asbestdeeltjes.” Vernooij ondergaat het incident gelaten op afstand. Hij vat samen: “Ik vind het geweldig zoals mijn maatjes en alle andere hulpverleners hebben opgetreden. De schade is daardoor ‘beperkt’ gebleven. Ik ben erg blij dat er niemand gewond is geraakt, geen huizen zijn afgebrand en dat de bedrijfsgegevens veilig zijn gesteld. De nasleep laat ik maar over mij heen komen.” Evert de Graaf
brandweer zorg
“Ik was blij dat er een team getrainde hulpverleners binnenkwam” Positieve AED-ervaringen in Renswoude
O
Op een dinsdagochtend in mei stond de wereld van Corrie van Ginkel plotseling op zijn kop. Dat haar 65-jarige moeder een kwetsbare gezondheid had, wist ze al en de dagen daarvoor waren er al tekenen van mogelijke hartproblemen. Enkele uren voordat de huisarts een spoedvisite zou brengen, sloeg het noodlot toe. Acute hartstilstand! Corrie bedacht zich geen moment en begon direct met reanimatie, terwijl een eveneens aanwezig familielid 112 belde.
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
De AED (Automatische Externe Defibrilator) is landelijk flink in opmars. In steeds meer regio’s vormen hulpverleningsdiensten en burgers netwerken voor snelle inzet van de levensreddende apparaten, die bij meldingen van hartstilstand soms het verschil kunnen maken tussen leven en dood. In onze regio nemen inmiddels tien brandweerposten deel aan een pilot, waarin de meerwaarde van deze vorm van ondersteuning aan de ambulancedienst wordt onderzocht. VooR U polste de ervaringen in Renswoude, waar de lokale brandweerlieden de AED-inzet inmiddels als een waardevolle aanvulling op hun levensreddende taak beschouwen. Corrie van Ginkel, dochter van een van de gereanimeerde patiënten, is het daar roerend mee eens, ook al is haar moeder een week na de inzet alsnog overleden.
Rust in stresssituatie Corrie van Ginkel: “Ik was aanvankelijk verbaasd toen er ineens een team brandweerlieden met een AED-apparaat in de kamer stond. Ik wist niet dat de lokale brandweer daarvoor kon worden opgeroepen. Maar ik was al lang blij dat er een team getrainde hulpverleners binnenkwam om mij te helpen. Wie er ook komt, ze kunnen vast veel beter reanimeren dan ik. In mijn beleving waren ze er ook heel snel, gevolgd door de politie, de ambulance en even later ook de huisarts. Een heel team professionals die alles op alles zetten om het leven van mijn moeder te redden. Het stelde mij gerust dat er na een 112-melding zo snel zo’n massale hulpverleningsorganisatie op gang kwam en dat de professionals de reanimatie van mij overnamen.” Met hersteld hartritme werd Corrie’s moeder naar het ziekenhuis vervoerd, waar ze na een week in coma te hebben gelegen alsnog overleed. Missie mislukt? Zo ziet Corrie het zelf in ieder geval niet. “Onderzoek achteraf leerde ons dat de kans op volledig herstel door een opeenstapeling van kwalen klein was. Op het moment dat het je overkomt weet je dat niet en doe je alles wat in je vermogen ligt om een leven te redden. De hulpverleners hebben alles gedaan wat zij konden en dankzij de snelle brandweerhulp kon heel snel worden begonnen met de reanimatie. Bij mijn moeder heeft het niet mogen baten, omdat zij al veel kwalen onder de leden had en het vooruitzicht niet goed was. Als familie hebben we dan ook vrede met het feit dat ze er niet meer is en we hebben het gevoel dat al het mogelijke is geprobeerd om haar leven te redden. Als hulpvragende burger vind ik het belangrijk dat de brandweer deze taak uitvoert. Het zijn gedreven hulpverleners in het hart van de samenleving, waardoor ze snel op een melding kunnen reageren. In Renswoude duurt het door de landelijke ligging soms even voordat de ambulance ter plaatse is.
Corrie van Ginkel:
“Het is belangrijk dat de brandweer deze levensreddende taak uitvoert.” Dan is het geweldig dat andere professionele hulpverleners alvast levensreddende hulp kunnen verlenen.”
Tijd winnen Sinds het begin van de AED-pilot begin 2010 heeft de brandweerpost Renswoude vier AED-inzetten gehad. Eén uitruk betrof een drenkeling, waarbij de AED uiteindelijk niet is ingezet. Het jeugdige slachtoffer overleefde het incident en is weer kerngezond. Bij één uitruk bleek het niet meer mogelijk het slachtoffer te reanimeren. In twee gevallen kon de patiënt na geslaagde reanimatie weer met hartritme naar het ziekenhuis worden gebracht. Ook al overleden zij later alsnog, er is geen twijfel over de meerwaarde die de brandweer met de AED kan leveren in gevallen van acute hartstilstand. Ook met een AED-inzet en reanimatie is de kans op herstel immers klein, maar nog altijd vele malen groter dan wanneer
minuten langer op de ambulance moet worden gewacht. Bevelvoerder Bert van Voorthuizen blikt terug op de afgelopen anderhalf jaar: “Onze vorige burgemeester, Hugo Schoorer, heeft zich er persoonlijk voor ingespannen dat we als lokale brandweer aan de pilot zouden deelnemen. Bij het korps was iedereen ook direct voor de volle honderd procent enthousiast. Onze verwachting is dat we met deze vorm van ondersteunende hulpverlening meer mensenlevens kunnen redden dan bij brand. En het redden van mensenlevens is het ultieme doel dat brandweerlieden nastreven. Een gered leven is een bekroning van de inzet. Het is immers de belangrijkste kerntaak voor de brandweer. In het begin waren er wat aanloopproblemen, onder andere in de alarmering, en ook was er nog wat onwennigheid in de ploeg. Maar inmiddels kunnen we constateren dat we als ploeg routine en ervaring
hebben opgebouwd en dat een AED-inzet strak en soepel verloopt.” Natuurlijk hoopt de AED-ploeg dat iedere inzet succesvol is en dat alle patiënten na reanimatie weer volledig herstellen. Dat het in de praktijk vaak anders loopt, betekent volgens Bert van Voorthuizen geenszins dat de manschappen het gevoel hebben dat hun inzet zinloos is geweest. “Als je niets doet, weet je zeker dat de patiënt geen overlevingskans heeft. Dan kan je achteraf toch vertwijfeld raken: had die patiënt het misschien overleefd als we wèl met een AED in actie waren gekomen? We staan 24 uur per dag met een gemotiveerd en goed getraind team paraat om mensen te helpen en daarom kunnen we onszelf altijd voorhouden dat wij alles hebben gedaan om snel eerste levensreddende hulp te bieden. Tijd winnen voor het slachtoffer is ons belangrijkste doel. Omdat wij lokaal paraat zijn in de gemeente, kunnen wij al binnen enkele minuten na de melding bij het slachtoffer zijn. Die paar minuten kunnen letterlijk het verschil maken tussen leven en dood.” Rob Jastrzebski 17
brandweer zorg
De ‘fognails’ worden in onze regio al door de rietenkapspecialisten gebruikt. Deze zomer worden ze via een pilot getest bij binnenbranden.
Gehoord op de achterbank
FOTO: ISTOCKPHOTO
Terwijl wij na een uitruk terugreden naar de post, vond er tussen de ploegleden een stevige discussie plaats. Rode draad was de opmerking waarom het zo lang duurt voordat alle ingezonden bezwaarschriften over de arbeidsvoorwaarden in de nieuwe VRUorganisatie zijn afgehandeld. Elke medewerker heeft de mogelijkheid gekregen om bezwaar te maken tegen de individuele vergelijking van arbeidsvoorwaarden als beroepsmedewerker of de combinatie van beroepsmedewerker en brandweervrijwilliger. Diverse malen is de termijn van behandeling verlengd, omdat het door de grote hoeveelheid bezwaren onmogelijk bleek om een zorgvuldige behandeling te garanderen. Inmiddels zijn, zes maanden later, nog steeds niet alle bezwaarschriften afgehandeld. “Ongelooflijk, een schande dat zoiets zoveel tijd moet kosten”, klonk het uit de geïrriteerde mond van een van de waterploegleden. “Ik heb ook een bezwaarschrift ingediend en je krijgt toch geen gelijk. Allemaal poppenkast als vertragingsstrategie.” Een collega van de aanvalsploeg keek hem fronsend aan en zei: ”Nou nou, volgens mij was het streven erop gericht om alle bezwaren vóór de zomer af te ronden. En of het allemaal poppenkast is, zou ik niet durven zeggen. Wees blij dat je een bezwaarschrift kàn indienen en dat jouw bezwaar door een onafhankelijke groep mensen wordt beoordeeld op inhoud en rechtsgeldigheid. Dus je kan niet op voorhand stellen dat het tot niets leidt.” Wat vind jij ervan, Frits?” vroeg de chauffeur. “Tja” zei ik. “Ik heb zelf ook een bezwaarschrift ingediend. Op advies van de bezwarencommissie heeft het Dagelijks Bestuur van de VRU diverse malen geconcludeerd en bericht dat de wettelijke termijn van 12 weken ontoereikend was, op grond van de Algemene wet bestuursrecht. Zelf vind ik het goed hierover steeds geïnformeerd te zijn. Dan weet je wat de reden van de vertraging is en het laat zien dat men het belang van een correcte afhandeling onderkent. Ik hecht zelf ook veel waarde aan het feit dat mijn bezwaar zorgvuldig behandeld wordt en als dat meer tijd kost, dan heb ik daar geen bezwaar tegen. Alles beter dan afraffelen lijkt mij! Toen ik zelf moest ‘getuigen’, zo voelde het althans, zat ik tegenover een tribunaal van drie emotieloos streng kijkende onafhankelijke commissieleden. Ik kreeg van hen wel alle ruimte om mijn verhaal te doen en ik had het gevoel dat mijn boodschap overkwam.
Het enige dat ik miste bij het gesprek was de vraag “Kan ik u iets aanbieden? Een kopje koffie of thee misschien?” Een beetje service en gastvrijheid is immers wel het minste dat je bij zo’n gesprek verwacht. Wat het bezwaar zal opleveren, weet ik niet. Het gesprek leverde mij in ieder geval een heel droge mond op. Vreemd eigenlijk, ik was nota bene schriftelijk door hen uitgenodigd, toch?” Frits Juvert
18
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
‘Op de thee’ bij de Bezwarencommissie
Veiliger van buiten naar binnen: de offensieve buiteninzet Brandweerlieden worden al sinds jaar en dag getraind in maar één doctrine: met ademlucht en hoge druk naar binnen om een pand systematisch te verkennen op eventuele slachtoffers naar de de finish! Het VRU-team enOpdaarna brandhaard te blussen. Dat moet anders, want de binneninzet is linke soep en tijdens de Vierdaagse van 2010. kan hulpverleners het leven kosten. Zoals in De Punt in mei 2008, waar drie brandweerlieden omkwamen nadat zij door een explosieve branduitbreiding werden overvallen.
H
Het Nederlandse brandweerveld verkent nu nieuwe mogelijkheden om binnenbranden veiliger en effectiever te blussen. De kern van de nieuwe doctrine luidt: van buiten af, tenzij. Voor die ‘offensieve buiteninzet’ moeten dan wel geschikte tactieken en technieken worden ontwikkeld en daarmee wordt op dit moment in verschillende regio’s geëxperimenteerd. Ook de VRU doet een pilot, waarbij het gebruik van ‘fognails’ in praktijkomstandigheden wordt beproefd.
“We willen de repressieve brandbestrijding op een slimmere manier organiseren”, verklaart Jan Hazeleger, hoofd Repressie van district Utrecht en voorzitter ‘Midden’ van het landelijk netwerk Repressie van de NVBR. “Op dit moment wordt 90 procent van alle branden bestreden via de zogenaamde offensieve binneninzet met hoge druk. De overige tien procent pakken we aan via de ‘defensieve’ buiteninzet. In de praktijk komt dat laatste eigenlijk neer op het laten afbranden van het pand en het afschermen van de omgeving. Er zijn echter veel meer mogelijkheden. In andere landen, zoals de Verenigde Staten en Zweden, worden al langer tactieken voor een offensieve buiteninzet toegepast. Voor de Nederlandse situatie verkennen we in het landelijke netwerk Repressie een model met vier tactieken: offensieve binnen- en buiteninzet en defensieve binnen- en buiteninzet. Afhankelijk van de aard van het pand en de brandontwikkeling kunnen we dan de beste en veiligste methode kiezen, die het meeste effect heeft met het minste risico.”
Tactiek en techniek Het ‘nieuwe blussen’ houdt in dat met een slimme combinatie van tactiek en techniek een binnenbrand effectiever en veiliger kan worden geblust. Een werkgroep ‘Tactiek’ ontwikkelt voorstellen voor een nieuwe doctrine, waaraan het tot op heden nog ontbreekt. Hoe kan een bevelvoerder op
een goede manier afwegen welke blusmethode en blusmiddelen hij kiest en hoe pak je de inzet aan? Daarna komt de vraag aan de orde met welke technische hulpmiddelen de bewuste tactiek in de praktijk kan worden gebracht: het aandachtsgebied voor de werkgroep ‘Techniek’. Vier technieken worden in het kader van het landelijk project beproefd. Zoals een ‘nevelkogel’, een sterk verlengde straalpijp, die via een opening in een brandende ruimte wordt gestoken en waternevel onder hoge druk dichter bij de brandhaard brengt. Een al relatief oud systeem, dat onder andere al decennialang wordt gebruikt door de brandweer van Eindhoven. Dit korps neemt deze pilot dan ook voor zijn rekening. Een nieuwere vinding is de ‘Cobra Cutter’, een blussysteem met extreem hoge druk, dat dwars door deuren en betonnen muren kan spuiten en waternevel met grote kracht in de brandende ruimte brengt. Deze systemen zijn inmiddels experimenteel in gebruik bij de Gezamenlijke Brandweer en Brandweer AmsterdamAmstelland. Het hoofdstedelijk korps voert de pilot met de Cobra Cutter uit. Tijdens een demonstratie op de Brandweervakdagen liet Brandweer Amsterdam-Amstelland zien hoe de Cobra Cutter de temperatuur in een zinderend heet gestookte Fireflashcontainer binnen twee minuten terugbracht van meer dan 700 graden tot slechts 200 graden. Knock-down in twee minuten, gevaar voor flashover geweken, met maar enkele tientallen liters water. En, last but not least, veilig van buiten af door een gaatje van maar een centimeter groot in de deur. Dan zijn er de ‘fognails’, reeds in gebruik bij de VRU voor de rietendakbrandbestrijding. Puntige straalpijpen die door het rieten dak kunnen worden gestoken om in holle ruimten daaronder en in het rietpakket te kunnen blussen. Maar wellicht bieden ze ook perspectief voor de offensieve buiteninzet door ze via kleine openingen
of gaten in deuren en in het dakbeschot in brandende ruimten te steken. Tot slot is er de repressieve ventilatie: het openen van de brandende ruimte en het verdrijven van de hitte en giftige rook. Dat vraagt inzicht in brandontwikkeling en voldoende slagkracht, want met repressieve ventilatie verbeter je wel de condities in het brandende gebouw, maar breng je ook zuurstof bij de brandhaard. Repressieve ventilatie wordt dan ook in combinatie met een van de blustechnieken toegepast.
Fognails De VRU is op 1 juli gestart met een pilot waarin wordt onderzocht of de inzet van Fognails kan bijdragen aan effectievere binnenbrandbestrijding. Het gaat om een korte operationele pilot van twee maanden, uitgevoerd door beroepsposten in Utrecht en Amersfoort. Jan Hazeleger: “We willen de pilot laten uitvoeren door korpsen die relatief vaak met binnenbranden worden geconfronteerd. Zo hopen we voldoende praktijkervaring te kunnen opdoen om iets zinnigs te kunnen zeggen over de mogelijkheden van de fognails. Via een standaard evaluatiesystematiek, die voor alle pilots wordt gebruikt, rapporteren we direct na iedere inzet aan het netwerk Repressie, dat de ervaringen bundelt. Ook de korpsen die in het kader van hun rietendakspecialisatie al over fognails beschikken, krijgen die evaluatieformulieren.” In het najaar wordt onder de vlag van het netwerk Repressie een grotere operationele test gedaan, waarbij op een defensieterrein identieke binnenbrandscenario’s met de verschillende technieken worden aangepakt, om de methoden onderling goed te kunnen vergelijken. Wordt vervolgd. Rob Jastrzebski
Meer informatie bij: Jan Hazeleger via
[email protected]
bevolkings zorg
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Risicocommunicatie naar hoger plan
In dit katern:
“Voorlichting over risico’s is een morele plicht”
Nieuwe Nood Communicatie Voorziening pagina 20
E
Een projectgroep onderzoekt momenteel samen met onderzoeksbureau Crisislab hoe de risicocommunicatie in de regio het best kan worden ingericht. Geen makkelijke opgave, want volgens goed Nederlands gebruik laat de wet nogal wat ruimte voor interpretatie van de vraag wie verantwoordelijk is voor de uitvoering. Vast staat wel dat effectieve risicocommunicatie nauwe samenwerking vraagt tussen de VRU, de gemeenten en functionele partners met specifieke kennis over risico’s, zoals waterschappen en risicobedrijven. Dat de overheid de burgers actief moet informeren over veiligheidsrisico’s in hun omgeving lijkt een open deur, maar in de praktijk is de taak risico-
communicatie nog niet op veel plaatsen structureel geregeld. Ook de VRU is nog zoekende naar een effectief uitvoeringsmodel binnen de nieuwe organisatie. De Wet veiligheidsregio’s zegt wel dat de veiligheidsregio’s na 1 oktober vorig jaar verantwoordelijk zijn voor de organisatie van de risicoen crisiscommunicatie, maar het is aan de regio’s zelf om hieraan invulling te geven.
Regionaal Risicoprofiel Het project voor herinrichting van de risicocommunicatie is in januari van start gegaan. Andrea Naphegyi is bij de stafafdeling Communicatie belast met de uitvoering van het project. Nadat de directie groen licht gaf voor de uitvoering is een projectorganisatie
op poten gezet, met een interne VRUbrede werkgroep van zeven experts op het gebied van risicobeheersing en communicatie en een externe werkgroep met communicatieadviseurs van de 26 gemeenten en relevante partnerorganisaties. Professor Ira Helsloot van Crisislab is aangetrokken als onderzoeksleider. Burgemeester Ties Elzenga van Veenendaal heeft de rol van voorzitter van de bestuurlijke begeleidingsgroep op zich genomen. “Het Regionaal Risicoprofiel is de basis voor de aanpak die we in het visiedocument uitwerken”, legt Andrea Naphegyi uit. “De zeven voor onze regio relevante ramp- en crisistypen bepalen waar de overheid en de burgers zich op moeten voorbereiden. Nu moeten we daar nog de juiste orga-
FOTO: PIET PEETERS
Effectieve risicocommunicatie helpt burgers zich beter voor te bereiden op crisissituaties. Dat is de kern van het Visidocument Risicocommunicatie 2012-2015, dat de VRU komend najaar ter besluitvorming voorlegt aan het Algemeen Bestuur. Het visiedocument is onderdeel van het Beleidsplan VRU voor de komende vier jaar en is het vertrekpunt om de risicocommunicatie naar een hoger plan te tillen.
Masterclass Spreken op emotioneel beladen momenten pagina 21 GMT oefening Rhenen pagina 22
nisatievorm en het meest geëigende communicatie-instrumentarium bij zoeken. We zijn begonnen met het opstellen van het theoretisch kader om het beleid voor risicocommunicatie te onderbouwen en daarnaast hebben we andere regio’s bezocht om te zien hoe elders de risicocommunicatie wordt ingevuld. Daar kunnen wij wellicht van leren. Onder andere in Groningen troffen we een goede burgergerichte benadering die ons aansprak.”
Interviews Om erachter te komen hoe de burgers binnen de VRU het best over risico’s kunnen worden geïnformeerd, heeft Crisislab een regionaal onderzoek in twee stappen uitgevoerd. De eerste stap bestond uit het houden van straatinterviews, met medewerking van studenten van de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarbij zijn 250 burgers ondervraagd over onder andere hun risicobeleving en hun verwachtingen ten aanzien van risicocommunicatie door de overheid. In de tweede onderzoeksfase zijn op vier plaatsen in de regio ronde tafelgesprekken gehouden, waarbij de onderzoekers per keer
met 7 tot 8 burgers meer inhoudelijk over risico’s en risicocommunicatie hebben gesproken. Bij de sessies zijn burgers uitgenodigd die op andere wijze al vertegenwoordigd zijn in maatschappelijk overleg rond veiligheidsvraagstukken. De interviews zijn afgelopen voorjaar gehouden en de bevolkingsgroepsessies in juni. In iedere sessie stond een specifiek risicotype centraal dat kenmerkend is voor het betreffende deel van de regio. Er werd gesproken over natuurbranden, overstromingsgevaar, transport van gevaarlijke stoffen en risico’s van hoogspanningsmasten. Eind augustus worden de onderzoeksresultaten gepresenteerd en naar verwachting kan het Algemeen Bestuur in de bestuursvergadering van 7 november het visiedocument vaststellen. Dat visiedocument is overigens meer dan een visie, want het is onderdeel van het Beleidsplan 2012-2015 en bevat dan ook concrete doelstellingen voor de te bereiken resultaten. Andrea Naphegyi: “Het eindproduct moet meer worden dan een papieren beleidsdocument, het moet houvast bieden voor het organiseren van con-
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
bevolkings zorg
“Risicocommunicatie is niet alleen een wettelijke maar ook een morele plicht van de overheid.” crete uitvoeringsactiviteiten, zoals risicocommunicatiecampagnes over thema’s die volgens de behoeftepeiling leven onder de burgers. Daarbij moeten ook externe partners zoals vitale sectoren en waterschappen worden betrokken. Zij zijn inhoudelijk deskundig op het gebied van een aantal omschreven risicotypen.
Voor gestructureerde risicocommunicatie op de langere termijn, zal ook het overleg tussen de VRU, de gemeenten en externe samenwerkingspartners gestructureerd moeten worden. In theorie lijkt het een simpele verdeling dat de VRU beleidsverantwoordelijk is, dat de gemeenten het uitvoeren en externe partners inhoudelijke aanvullende kennis en communicatiecapaciteit leveren, maar dat moet nog wel praktisch gemaakt worden. Welke organisatievorm er ook uit komt, ons uitgangspunt is dat risicocommunicatie gedegen in de organisatie moet worden verankerd, heldere risicocommunicatie aan de voorkant van de veiligheidsketen is niet alleen een wettelijke plicht van de overheid, maar ook een morele plicht. Het levert winst op in de vorm van beter geïnformeerde en meer zelfredzame burgers, die ook meer vertrouwen hebben in de overheid tijdens een crisissituatie.” Rob Jastrzebski
Meer informatie bij: Andrea Naphegyi via
[email protected]
Nieuwe Nood Communicatie Voorziening in 2012 Wie kent het nog, het nationaal Noodnet? Dit landelijke telefonienetwerk via beschermde lijnverbindingen werd in het begin van de jaren ’90 aangelegd om de communicatie tussen overheidsdiensten bij uitval van het openbare telefoonnet te garanderen. Er is in de praktijk maar weinig gebruik van gemaakt, maar omdat het rijk sterk hecht aan een betrouwbaar telefonienet in crisisomstandigheden, wordt het net momenteel omgebouwd naar een moderne variant met meer functionaliteit: de Nood Communicatie Voorziening.
20
Het lijkt een eenvoudige operatie, gewoon de oude aansluitingen omschakelen naar nieuwe technologie. Maar zo simpel is het in de praktijk niet. Cees van Vliet, projectleider Nood Communicatie Voorziening bij de VRU, geeft uitleg: “De eerste stap naar de vernieuwing is het kritisch inventariseren van de bestaande aansluitingen om overzicht te krijgen en het ‘klantenbestand’ te actualiseren. Met die inventarisatie zijn we nu bezig en daarbij komen we nogal wat verrassingen tegen. Zo zijn in de afgelopen twintig jaar allerlei instanties verhuisd of gesloten zonder dat de aansluitingen zijn meeverhuisd of opgeheven. Ook ontdekten we tot onze verrassing dat de eerste serie gratis aansluitingen die bij de start in 1991 aan alle gemeenten en operationele hulpdiensten werd uitgegeven, op naam staat van het Nederlandse Rode Kruis. Die bleek voor die eerste tranche aansluitingen de landelijke contractpartner te zijn van KPN, die het nationaal Noodnet in opdracht van het toenmalige ministerie van Binnenlandse Zaken heeft gebouwd. Later zijn er landelijk en ook in onze regio nog veel aansluitingen bijgekomen op
kosten van onder andere de regionale brandweer en de gemeenten”
Méér dan hulpverlening Volgens van Vliet wordt bij de inventarisatie- en actualisatieronde regiobreed in kaart gebracht welke instanties vanuit het oogpunt van gegarandeerde telefonieverbindingen ‘vitaal’ zijn en een aansluiting op de nieuwe NCV moeten hebben. De VRU wordt in de nieuwe structuur verantwoordelijk voor het beheer van alle aansluitingen die het doel van openbare orde en veiligheid en crisisbeheersing dienen, zoals de aansluitingen op alle VRU-locaties, de ambulancezorg, politie en de gemeenten. Maar de NCV is méér dan een net
De Nood Communicatie Voorziening is meer dan een net voor hulpverleningsdiensten
voor de hulpverleningsdiensten. Het dient ook nadrukkelijk als noodcommunicatienet voor de gehele overheid en voor risicobedrijven en bedrijven die vitale diensten en producten aan de samenleving bieden. Deze vitale sectoren zijn zelf verantwoordelijk voor hun aansluitingen en de kosten daarvan. Er moet in de
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
D
De veiligheidsregio’s worden verantwoordelijk voor de aansluitingen ten dienste van de regionale crisisbeheersing. Ook bij de VRU zijn de voorbereidingen voor de omschakeling naar de Nood Communicatie Voorziening (NCV) inmiddels begonnen. In januari 2012 moeten alle aansluitingen binnen onze regio zijn gerealiseerd.
Telefonie is vitaal in crisistijd.
inventarisatieronde dus nogal wat worden uitgezocht, waarna afspraken moeten worden gemaakt over de precieze verdeling van verantwoordelijkheid voor het beheer en de kosten.
Twee typen aansluitingen In de eerste fase van de vernieuwing van de aansluitingen krijgen alle vastgestelde ‘vitale locaties’ één op één een nieuwe aansluiting op de NCV, waarmee gesprekscommunicatie en faxverkeer mogelijk is. Daarna wordt bekeken welke aansluitingen behoefte hebben aan meer functionaliteiten. Terwijl het oude Nationaal Noodnet alleen spraak en fax bood, maakt de nieuwe NCV ook e-mail, dataverkeer en videoconferencing mogelijk. Die geavanceerdere aansluitingen zijn bedoeld voor ‘zware’ aansluitin-
gen, zoals de meldkamers en de regionale coördinatiecentra. Alle instanties die in crisistijd over gegarandeerde communicatie moeten beschikken, krijgen een aansluiting, maar ze hebben niet allemaal de volledige functionaliteit nodig. Voor aansluiting zijn er dan ook twee tarieven: een duurder abonnement voor aansluitingen met volledige functionaliteit en een goedkoper abonnement voor NCV-bellen. Een moderne tariefstructuur passend bij een moderne Nood Communicatie Voorziening met aansluitingen op maat. De VRU moet nog in kaart brengen welke aansluitingen in de regio in aanmerking komen voor de ‘volle functionaliteit’. Rob Jastrzebski
bevolkings zorg
“Ich bin ein Berliner” voor gemeentebestuurders Masterclass ‘Spreken op emotioneel beladen momenten’, deel 2 Crisiscommunicatie ligt meer dan ooit onder een vergrootglas. Wie herinnert zich niet de persconferenties na het schietincident in Alphen aan den Rijn of de brand in Moerdijk? Na een gebeurtenis die bij een gemeenschap emoties heeft losgemaakt, verwachten burgers dat hun bestuurder betekenis geeft en het vertrouwen herstelt. Maar eenvoudig is dat niet. Spreken op momenten waarop het hart luistert en stad en natie meekijken, is een vaardigheid apart. Die vaardigheid wordt beoefend tijdens deel 2 van de masterclass voor gemeentebestuurders en communicatieadviseurs ‘Spreken op emotioneel beladen momenten’. De VooRU was erbij. Een impressie.
W
in zeven verschillende spreekstijlen bij het houden van een speech, elk aangeduid met een eigen kleur. Een voorbeeld van een ‘rode’ speech is de peptalk van een voetbalcoach vóór een wedstrijd, een typisch ‘blauwe’ speech is die van een nieuw aangetreden directeur die gestructureerd de lijnen uitzet en zijn doelen kenbaar maakt. Brainstormen is ‘geel’, een toespraak tijdens de Dodenherdenking op 4 mei is typisch ‘paars’. Met behulp van dit onderscheid, voortgekomen uit een combinatie van retorica en spiral dynamics - een omvattender theorie over de menselijke ontwikkeling -, kunnen situatie, verwachtingen van toehoorders en de spreekstijl van de spreker snel op elkaar worden afgestemd. Dat beviel zo goed, dat op 23 juni een vervolgprogramma van start ging. Deel 2 van de masterclass draagt de titel ‘Binden en betekenis geven op emotioneel beladen momenten’, en vormt een verdieping van de eerdere trainingsreeks.
Wat is hier gebeurd?
We trekken het cliché nog maar eens uit de kast, maar toch: de samenleving verandert. Incidenten en crises lijken ingrijpender en soms onwerkelijker dan ooit tevoren. Via de sociale media bereiken beelden en informatie over een crisis de burger sneller dan overheden dat kunnen bijbenen. Het recentste voorbeeld is een zonnige zaterdagmiddag winkelen die in een bizarre schietpartij verandert. Een scene uit een Tarantino-film, maar dan met echte slachtoffers en met nog veel echter leed. Het gevolg is niet alleen een veelheid aan persoonlijke tragedies, maar ook een leefgemeenschap in ontreddering. Hoe autonoom en zelfredzaam de moderne burger ook is, de ogen zijn dan gericht op de bestuurder achter de microfoon. Wat is hier gebeurd? Wat moeten we hiervan denken en wat gaat de gemeente nu doen? Iedereen kent de voorbeelden van goede en minder goede speeches van bestuurders tijdens en na een crisis, maar wat maakt dat de één precies de juiste dingen zegt, terwijl de ander beter bij de microfoon weg had kunnen blijven?
schillende positie hebben en een ander vak uitoefenen, bestaat het risico dat ze langs elkaar heen praten of werken. Bij een crisis is dat precies wat je niet wilt. Daarom is het zo bijzonder en belangrijk dat teams van burgemeester en communicatieadviseur hier vandaag zijn. Zo leren ze ook onder druk omgaan met elkaars rollen en reflexen. De kwaliteit van de crisiscommunicatie wordt hierdoor verbeterd.” Hoe?
snel situaties te herkennen, de behoefte te bepalen en daar hun optreden op af te stemmen. Tijdens spreekmomenten uit zelf aangedragen casussen oefenen burgemeesters en communicatieadviseurs hun verhaal. De speeches en persstatements worden opgenomen en nabesproken in kleine groepen. Dat doen we per trainingsdag met functionarissen van vier gemeenten, zodat we de diepte in kunnen en het persoonlijk
Tuyl: “Het begint met het je verdiepen in je publiek. Wat verwachten betrokkenen van je, waar hebben ze behoefte aan, welke rol speel je voor hen? Daar hoort niet alleen een bepaalde inhoud bij, maar ook een specifieke toon en taal. Inhoud alleen is niet genoeg. Als je spreekstijl niet is afgestemd op de situatie en de verwachtingen van betrokkenen, bereik je de mensen niet. Deze training is er dan ook op gericht om bestuurders en adviseurs te leren
rendement zo groot mogelijk is.” De tweede reeks masterclasses duurt nog tot 2013-2014, waarbij de burgemeesters, loco’s en communicatieadviseurs van alle VRU-gemeenten aan bod komen.
Speechcoach Edmée Tuyl, die vanuit haar bedrijf Speechless de trainingen organiseert en mede-verzorgt met Floor de Ruiter, legt uit wat het doel van dit vervolg is: “De VRU vindt het erg belangrijk om samen een taal te ontwikkelen waarmee je over situaties als deze kunt praten. De kleuren als labels voor de spreekstijlen komen ook terug in andere oefeningen van de VRU op het gebied van leiderschap en crisisbeheersing. Daarnaast is er bij dit vervolg voor gekozen om ook de communicatieadviseurs bij de training te betrekken. Dat is een nieuw en belangrijk aspect. Omdat burgemeesters en communicatieadviseurs een ver-
Masterclass Om bestuurders en communicatieadviseurs van VRU-gemeenten voor te bereiden op het spreken in crisissituaties, startte de VRU enige tijd geleden met de masterclass ‘Spreken op emotioneel beladen momenten’. In een reeks sessies werden communicatieadviseurs, burgemeesters en hun loco’s getraind door specialisten op dit gebied, die daartoe een eigen methodiek ontwikkelden. De basis hiervan wordt gevormd door het onderscheid
FOTO: SHUTTERSTOCK
Ambitie en werkwijze
Piet Peeters
Meer informatie bij: Sibyl Kosutic, afdeling communicatie, via
[email protected].
Inspirerende training juridische kant crisisbeheersing Op 11 mei 2011 heeft bij de VRU de training ‘de juridische kant van crisisbeheersing’ plaatsgevonden voor de (juridische) medewerkers van gemeenten en de VRU. Een schot in de roos zo bleek, want er waren meer aanmeldingen dan plekken. Aanleiding voor de training is dat bij openbare orde en crisisbeheersing veel juridische aspecten spelen, zoals bevoegdheden en aansprakelijkheid.
FOTO: ARTHUR VAN COLMJON
A
Boeiende training door Wouter Jong en Ira Helsloot.
Aan alle functies in de crisisbeheersing wordt aandacht besteed. Aan juridische expertise echter nog te weinig. Hoog tijd daar verandering in aan te brengen. Is het bijvoorbeeld gewenst een ‘jurist van dienst’ te organiseren die ten tijde van een crisis het GBT en/of RBT kan bijstaan? De training werd verzorgd door Prof. Ira Helsloot, hoogleraar crisisbeheersing aan de VU Amsterdam, en Wouter Jong van het Nederlands Genootschap Burgemeesters. Zij wisten de verbinding tussen de juridische aspecten en de praktijk zeer goed te leggen en over te brengen. Eerst werd een (juridische) casus besproken waarbij in de gemeente
Houten een demonstratie van rechtsextremisten zou plaatsvinden, een tegendemonstratie zou worden georganiseerd en daags na deze demonstraties prinses Maxima het nieuwe winkelcentrum zou openen. Wat zijn bevoegdheden en mogelijkheden voor de burgemeester in deze? Daarna werd een boeiend college door Wouter Jong en Ira Helsloot verzorgd over de juridische kant van openbare orde en crisisbeheersing. Hoewel de Wet veiligheidsregio’s vooral een (politieke) compromiswet is en juridisch een ‘wangedrocht’, is de betekenis ervan voor de bevoegdheidsverdeling wel relevant. Zo kan bij GRIP 4 de voorzitter van de veilig-
heidsregio de bevoegdheden van de burgemeesters van de getroffen gemeenten overnemen. Hij kan bijvoorbeeld een noodverordening vaststellen voor de getroffen gemeente(n). Vervolgens werden casussen besproken die van te voren door de deelnemers zelf waren ingebracht. Van aansprakelijkheidskwesties tot vergoeding van de geleden schade door de rijksoverheid. Het was een inspirerende en interactieve middag. Mogelijk wordt hieraan een vervolg gegeven. Adriaan Buitink
Meer informatie bij: Adriaan Buitink via
[email protected] 21
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
bevolkings zorg
“Regelmatig oefenen houd je scherp” Gemeentelijke managementteams oefenen paraatheid Afgelopen voorjaar is de VRU gestart met een nieuwe oefenronde voor de gemeentelijke crisisbeheersingsprocessen. Een opkomst- en alarmeringsoefening voor het gehele gemeentelijk apparaat, met als nieuw element een inhoudelijke oefening voor het Gemeentelijk Managementteam (GMT). De gemeenten Rhenen, Wijk bij Duurstede en Houten hebben inmiddels zo’n GMT-oefening achter de rug. Pieter Bonthuis was voorzitter GMT tijdens de oefening in Rhenen op 18 mei. Hij kijkt met een goed gevoel terug op de oefening: “Door de directe terugkoppeling van de oefenleiding hebben we al enkele quick-wins in onze organisatie kunnen doorvoeren.”
D
De Rhenense gemeenteambtenaren wisten alleen dat zij in mei op een onverwacht moment voor een oefening konden worden gealarmeerd, om de paraatheid van de gemeentelijke crisisorganisatie te testen. Uiteindelijk kwam het moment-suprême op 18 mei, ’s avonds om acht uur. Marieke Nap, medewerker Opleiden, Trainen en Oefenen Bevolkingszorg, constateert dat de belangrijkste sleutelfunctionarissen binnen een uur aanwezig waren.
centra, maar werd tot dusver niet gericht geoefend. Ook voor dit niveau van het gemeentelijk crisismanagement is oefenen echter belangrijk om routine te krijgen in effectieve aansturing van de processen.”
Quick-wins Pieter Bonthuis kan dat beamen. Hij is directeur Bedrijfsvoering van de gemeente Rhenen en mocht op 18 mei als voorzitter van het OTO aan de slag.
“Door de directe terugkoppeling konden we al snel enkele eerste verbeteringen realiseren.”
22
“Het enthousiasme was zichtbaar groot. Sommige mensen kwamen echt aanrennen, alsof het om een reële alarmering ging. Voor het merendeel van de medewerkers eindigde de oefening na het melden op de werkplek en het invullen van een vragenlijst om de kennis over hun processen te toetsen. Alleen met het OTO hebben we ook daadwerkelijk een papieren crisisscenario behandeld. Het OTO heeft een belangrijke rol in het opstarten en aansturen van de gemeentelijke actie-
“Crisisbeheersing is voor de leden van het Gemeentelijk Managementteam geen core-business en daarom is regelmatig oefenen een must. Dat houdt de organisatie scherp en stelt ons in staat om onze preparatie op crisissituaties te verbeteren. Iedere medewerker van het gemeentelijk apparaat is verplicht om aan deze oefeningen deel te nemen. In alle functieprofielen is expliciet beschreven dat men bereid moet zijn om bij calamiteiten taken te vervullen en hier ook voor te oefenen.”
Bonthuis is zeer te spreken over de manier waarop de afdeling OTO van de VRU de oefening heeft begeleid en terugkoppeling heeft gegeven. “De werkvorm was prettig, omdat we van de waarnemers al direct na de oefening een eerste terugkoppeling kregen waaruit we lering konden trekken. Zo hebben we tijdens de oefening geleerd dat we nog niet al onze zaakjes goed geregeld hebben. Er was bijvoorbeeld geen vaste vergaderagenda en geen standaard verslagvorm. Als quick-wins van de eerste terugkoppeling hebben we daarin in de weken na de oefening direct verandering gebracht. Verder merken we dat we in de ruimte waar het OTO vergadert nog geen optimale faciliteiten hebben voor communicatie en informatievoorziening. We zijn nog in afwachting van de definitieve evaluatie, waaruit ongetwijfeld zal blijken dat we nog op meer punten verbeteringen kunnen aanbrengen. Dat is immers het nut van oefenen.”
Scenario’s De opkomst- en alarmeringsoefening op 18 mei was volgens Bonthuis een goede praktijktest voor de paraatheid
van het OTO en de overige functionarissen. “De oefening heeft bij iedereen het thema crisisbeheersing weer op het netvlies gebracht en we hebben kunnen werken aan onze routine om sterker te staan bij een echte calamiteit in de gemeente. Om een idee te krijgen wat je als gemeente kan overkomen, hoef je alleen maar naar het verleden te kijken. In 1995 was het hier bijvoorbeeld erg spannend toen de Grebbedijk tijdens het hoog water onder grote druk stond. Recenter in 2007 hebben we ook onderdelen van onze crisisorganisatie geactiveerd om gestrande treinreizigers op te vangen toen er door een zware storm geen treinen meer reden. En vorig jaar stonden we op scherp toen tijdens de Rijnweek, een groot openluchtevenement met tienduizenden bezoekers, plotseling noodweer losbrak. Dat is gelukkig goed afgelopen, maar als het misgaat bij zo’n evenement moet je ook als gemeente alle zeilen bijzetten. Daarom zijn we blij dat we af en toe kunnen oefenen om onze paraatheid en structuur te testen.” Rob Jastrzebski
geneeskundige zorg
FOTO: ISTOCKPHOTO
Langdurige warmte:
In dit katern:
Waarschuwingssysteem GGD in werking
Mark den Hollander: “Met minder OMAc’s meer kwaliteit en efficiency” pagina 25
Het is hartje zomer. En dus worden temperatuurontwikkelingen weer op de voet gevolgd. Dat geldt voor de veiligheidsregio's, maar in het bijzonder voor de GGD. De gezondheidsdienst presenteerde in 2007 met diverse partners het Nationaal Hitteplan, dat sindsdien al meerdere malen in werking trad. Inmiddels is er genoeg input om het plan per regio toe te passen. “Met een regionaal (voor-)waarschuwingssysteem kunnen we burgers en professionals specifieker informeren”, aldus Madelon de Jongh, adviseur Milieu & Gezondheid bij GGD Midden-Nederland.
(Voor-) waarschuwingssysteem Om sneller en op regionaal niveau te kunnen adviseren bij (dreigende) aan-
houdende warmte hanteert de GGD Midden-Nederland sinds dit jaar een e-mailalert-systeem. Dit systeem wordt actief als het KNMI, in de voorwaarschuwingsfase van het Nationaal Hitteplan, het RIVM informeert over mogelijk aanstaande hitte. Het RIVM stelt vervolgens de GGD’en op de hoogte. “Zowel zorgverleners en instellingen als burgers in de regio kunnen zich via een webformulier op www.ggdmn.nl inschrijven voor de digitale ‘(voor-)waarschuwingen’. Deze maken de ontvanger in eerste plaats alert op de mogelijke warmteperiode. Voor bij- voorbeeld een verpleeghuis reden om voorzorgsmaatregelen te treffen”, aldus De Jongh.
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
H
Het Hitteplan treedt in werking wanneer de kans op vier dagen van minstens 27°C groter is dan negentig procent. Verscheidene bevolkingsgroepen lopen dan gezondheidsrisico’s. “Naast ouderen en chronisch zieken, zijn dat mensen met overgewicht en kleine kinderen. Gelukkig kunnen zij of hun verzorgers preventieve maatregelen treffen. Verder kan warmte een bedreiging zijn voor daken thuislozen, ook omdat deze groep lastiger te bereiken en dus te adviseren is”, vertelt De Jongh.
Interview met voorzitter GHOR Nederland, Ed d’Hondt pagina 26
“De berichten gaan de deur uit als er minimaal twintig procent kans is op vier dagen van in ieder geval 27°C. Dat percentage kan per gebied verschillen en wordt daarom in de nieuwe situatie per regio berekend. Zo is het in stedelijk gebied vaak wat warmer dan op het platteland.”
Verschijnselen en advies Op de website van de GGD is informatie te vinden over de klinische verschijnselen die op kunnen treden bij aanhoudende hitte, zoals vermoeidheid, flauwte, benauwdheid en concentratieproblemen. “We adviseren wat te doen bij deze verschijnselen en geven specifieke tips voor invulling van de vier preventieve maatregelen;
Eerste platformbijeenkomst Zorgcontinuïteit pagina 27
geneeskundige zorg
drink voldoende, houd uzelf koel, houd uw woning koel en zorg voor elkaar.” Vanzelfsprekend verspreidt de GGD Midden-Nederland, naast de website en het e-mailsysteem, ook informatie via bekende kanalen als het informatiemagazine en de hittestickers. Voor voorlichting is er het team Milieu & Gezondheid (te bereiken via
[email protected] of 030-850 78 79).
Enkele adviezen voor verzorging bewoners verpleeg- en verzorgingshuizen
Inname van minstens anderhalf tot twee liter vocht verspreid over de dag Beperk drinken van koffie, thee en suikerhoudende of alcoholische dranken Goed, gezond en regelmatig eten Dragen van luchtige, licht gekleurde kleding Buiten: zonnebrandcrème met hoge beschermingsfactor en hoofddeksel Zo veel mogelijk schaduw opzoeken en zon vermijden tussen 12.00 en 16.00 uur
Neem altijd een flesje water mee naar buiten Regelmatig natmaken van gezicht, hals en polsen Overmatige inspanning vermijden Ventilatie slaapkamers ’s nachts (niet tochten) en luchtige bedbedekking Maak tijdig gebruik van zonwering, ventilator of airconditioning Medicijngebruik overleggen met huisarts of verpleeghuisarts
Eelko Kersloot
Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen:
“Onze dienstverlening zit nog niet overal goed tussen de oren” “Tijdens de brand in Moerdijk hoorde ik iemand op televisie wensen dat er eigenlijk een deskundige zou moeten zijn die precies weet welke gezondheidseffecten chemische stoffen veroorzaken. Ik hoorde dat met verbazing aan”, zegt Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen (GAGS) Nicole Nijhuis. “Zulke adviseurs zijn er allang, maar blijkbaar moeten we onze dienstverlening nog beter onder de aandacht brengen. Zodra er sprake is van een incident met gevaarlijke stoffen, kan een veiligheidsregio de Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen inschakelen.”
N
Nicole Nijhuis is één van de vier Gezondheidskundig Adviseurs Gevaarlijke Stoffen (GAGS) in de GAGS-pool Noord West Nederland. Deze GAGS-pool werkt in de provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht en bedient in totaal zeven veiligheidsregio's. De adviseurs draaien piketdiensten en kunnen dus altijd worden ingeschakeld bij een incident met chemische, biologische, radiologische of nucleaire (CBRN) stoffen.
coloog. “Wij weten exact welke klachten een bepaalde stof kan veroorzaken, maar geven geen medische behandeladviezen. Een arts kan meestal prima uit de voeten met de informatie die wij verstrekken. Vraagt een arts toch om medisch advies, dan verwijzen wij naar het Nationaal Vergiftigingen Informatiecentrum (NVIC) van het RIVM.”
Kennismaking
GAGS tussen de oren “De veiligheidsregio’s in NoordHolland en Flevoland weten ons inmiddels aardig te vinden. Vanuit Utrecht worden we nog vrij weinig gealarmeerd. Dat heeft wellicht te maken met het feit dat er niet veel incidenten plaatsvinden in Utrecht. Maar het komt misschien ook doordat het contact met de GAGS in de koude fase in Utrecht via GGD Midden-Nederland verloopt. Op zich een prima constructie, maar daardoor zit de GAGS minder tussen de oren bij GHOR-medewerkers.” De GAGS adviseert en informeert over te verwachten gezondheidseffecten wanneer slachtoffers of aanwezige hulpverleners met een bepaalde stof in aanraking zijn geweest.
“Wie ons eenmaal kent, weten we inmiddels uit ervaring, schakelt ons tijdens een incident ook eerder in.”
24
“Zodra wij van de Officier van Dienst Geneeskundig (OvD-G) of van het Hoofd van de sectie GHOR (HS-GHOR) horen om welke stof het gaat, kunnen we aangeven waar slachtoffers last van kunnen krijgen. Ook kan de GAGS in samenspraak met de brandweer adviseren over
Nicole Nijhuis tussen collega GAGS eerder dit jaar.
bijvoorbeeld ontsmetting en evacuatie. De dienstdoende GAGS heeft altijd een laptopje bij zich. In onze uitgebreide databases hebben we informatie over bijna alle gevaarlijke stoffen en de effecten die zij kunnen hebben op de gezondheid van mensen.”
GAGS vs. AGS De Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen werkt vaak nauw samen met de Adviseur Gevaarlijke Stoffen (AGS) van de brandweer. Toch is er een essentieel verschil tussen beide functies. “De AGS is over het algemeen aanwezig op de plek van het incident, verzamelt beschikbare en relevante gegevens en voert metingen uit die iets kunnen zeggen over de aard en de concentratie van de vrijgekomen stof. De GAGS is nooit aanwezig op de plaats van het incident. Natuurlijk schuiven we op verzoek aan bij een Operationeel Team, bijvoorbeeld om de HS-GHOR ter plekke te adviseren.
Maar we blijven altijd verre van de locatie van het incident zelf. Wij zitten op een plek waar wij met de laptop aan de slag kunnen.”
Medisch advies Het inschakelen van de GAGS heeft volgens Nijhuis absoluut toegevoegde waarde: “Soms heb je een incident waarbij een grote groep slachtoffers dezelfde klachten vertoont. Stuur je al die mensen naar het ziekenhuis, of gaan de klachten vanzelf over? Wij denken mee met de OvD-G en adviseren hierover.” Een ander voorbeeld: sommige stoffen veroorzaken niet direct een reactie, maar hebben een vertraagd effect. Slachtoffers die met dergelijke stoffen in aanraking zijn geweest, hebben in eerste instantie dus nergens last van. Dankzij de informatie van de GAGS kan de OvD-G deze slachtoffers echter goed informeren en hen desnoods alsnog naar het ziekenhuis verwijzen. De GAGS heeft niet per se een medische achtergrond. Nijhuis is zelf toxi-
De aandacht voor incidenten met gevaarlijke stoffen is de afgelopen jaren behoorlijk toegenomen, constateert Nijhuis. “Ons land wordt niet alleen steeds dichter bevolkt, maar er is ook een toename van zware industrie. Dat brengt risico's met zich mee, maar gelukkig is daar steeds meer oog voor.” Nijhuis noemt bijvoorbeeld de ziekenhuizen die de opvang van CBRN slachtoffers apart benoemen in hun rampenopvangplannen (ZiROPs) en aandacht voor incidenten met chemische stoffen in de nieuwe versie (2011) van het Landelijk Protocol Ambulancezorg. De Gezondheidskundig Adviseurs Gevaarlijke Stoffen onderhouden in de koude fase zo goed mogelijk contact met alle betrokken instanties. “De samenwerking tijdens een incident verloopt vaak net iets soepeler wanneer je elkaars gezicht een keer gezien hebt”, weet Nijhuis uit ervaring. “We maken dan ook graag kennis met nieuwe OvD-G’s of verzorgen met veel plezier een presentatie over onze dienstverlening. Want wie ons eenmaal kent, weten we inmiddels uit ervaring, schakelt ons tijdens een incident ook eerder in.” Mariska Snakenborg
Meer informatie over de GAGS of persoonlijk kennismaken? Neem dan contact op met Nicole Nijhuis, tel.nr. 020 5555 405 of mail:
[email protected]
Veiligheidsregio adviseert over de voorbereiding op een CBRN ramp Bereiden ziekenhuizen in de Utrechtse veiligheidsregio zich voldoende én op professionele wijze voor op incidenten met chemische, biologische, radiologische of nucleaire stoffen? Deze vraag werd geformuleerd in het Crisiscoördinatoren overleg van de Utrechtse ziekenhuizen. Om een antwoord te vinden op deze vraag, schakelden de ziekenhuizen de Veiligheidsregio in en lieten zij, met behulp van regionale middelen binnen de witte kolom, een onderzoek uitvoeren naar de wijze waarop ziekenhuizen zich prepareren op dergelijke incidenten. “We zullen elk ziekenhuis op basis van de onderzoeksresultaten apart adviseren, met praktische en haalbare verbetervoorstellen”, aldus Peter Goos, die het onderzoek namens de Veiligheidsregio Utrecht begeleidde.
A
Adequaat handelen Toen bij de ziekenhuizen in de regio Utrecht, in het kader van het OTOStimuleringsprogramma Simultaan, de OTO speerpunten (opleiding, trainen, oefenen) geïnventariseerd werden, bleek de voorbereiding op CBRN incidenten een onderwerp waar iedereen mee worstelde. De crisiscoördinatoren vroegen zich bijvoorbeeld af hoe de hulpverlening tijdens zo'n ramp zou moeten verlopen, wat de ziekenhuizen hiervoor in huis moeten hebben en hoe zij bijvoorbeeld omgaan met zelfverwijzers: slachtoffers die zelf de Spoed Eisende Hulpafdeling (SEH) binnenlopen na een ramp met gevaarlijke stoffen. Adequate opvang van deze slachtoffers is essentieel om te voorkomen dat zij ook andere patiënten besmetten met gevaarlijke stoffen en het ziekenhuis, als essentiële schakel in de medische hulpverlenings-
Ambulancepersoneel
in beschermende kleding behandelt een slachtoffer van een CBRN incident.
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Aanleiding voor het onderzoek was een stimuleringstraject voor kwaliteitsverbetering, een initiatief van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de organisatie Zorg Onderzoek Nederland Medische Wetenschappen (ZonMw). In het kader van dit traject ontwikkelden het Erasmus Universitair Medisch Centrum en het Amsterdams Medisch Centrum (AMC), met een subsidie van ZonMw, de Leidraad Chemische, Biologische, Radiologische en Nucleaire incidenten (CBRN) voor ziekenhuizen. Deze handleiding geeft aan hoe ziekenhuizen zich op een adequate manier kunnen voorbereiden op CBRN incidenten en - rampen. Er moet in het Ziekenhuis Rampen Opvangplan (ZiROP) aandacht zijn voor de CBRN problematiek.
grieppandemie. Een dergelijk incident vergt een andere aanpak.” Na bestudering van het regionaal risicoprofiel stelden de studenten een top vier samen van gevaarlijke stoffen die bij een ramp een grote impact hebben op de maatschappij. Daarnaast formuleerde het onderzoeksteam een aantal richtlijnen: tot op welke hoogte is een ziekenhuis voldoende voorbereid en wanneer is dat onvoldoende.
Praktische adviezen
De theoretische bevindingen werden vervolgens aan de praktijk getoetst. “Je kunt wel adviseren de hele Spoed Eisende Hulpafdeling in een De studenten scanden het rampenopvangplan (ZiROP) van elk ziekenhuis ziekenhuis te verbouwen, maar daar heeft niemand iets aan wanneer en namen interviews af. “Momenteel daar geen middelen voor zijn of wanneer medewerkers niet getraind zijn. analyseren we al die gesprekken en maken we een vertaalslag naar haalOnze aanbevelingen zullen dus praktisch en haalbaar zijn.” bare adviezen voor elk ziekenhuis”, te belichten. Om die reden hebben we vat Goos snel de actuele stand van keten, mogelijk uitvalt. Vanuit dit studenten geneeskunde ingeschakeld. zaken samen. De Veiligheidsregio oogpunt toonde ook de VeiligheidsDe onderzoeksresultaten zijn dankzij schrijft voor elk ziekenhuis een geregio interesse in het onderwerp. hun bijdrage extra interessant voor de richt plan van aanpak, met praktische De ziekenhuizen besloten een onderziekenhuizen.” adviezen voor een optimale opvang zoek te laten uitvoeren en formuleervan CBRN-slachtoffers. “Je kunt wel den in nauwe samenwerking met de GHOR de vraagstelling hierTheorie vs. Praktijk adviseren de hele Spoed Eisende HulVRU/ voor. Goos werd verzocht het onderpafdeling in een ziekenhuis te verbouDe studenten startten met een uitzoek te begeleiden, samen met Hans wen, maar daar heeft niemand iets aan gebreid literatuuronderzoek. Goos: Kuipers als vertegenwoordiger van de wanneer daar geen middelen voor zijn “Er waren nauwelijks definities of ziekenhuizen. Voor de uitvoering of wanneer de medewerkers niet gerichtlijnen aanwezig met betrekking schakelde Goos een derde- en vierdetraind zijn. Onze aanbevelingen zullen tot CBRN incidenten. We hebben jaars student integrale veiligheidsdaarom eerst maar eens vastgesteld dus praktisch en haalbaar zijn.” kunde in en twee zesdejaars studenten om welke stoffen het eigenlijk gaat. geneeskunde. “Wanneer je integrale We concludeerden al snel dat een inDe Veiligheidsregio presenteert haar veiligheidskunde studeert, kun je cident met chemische stoffen ook al adviezen naar verwachting in septemprima adviseren over de logistiek en veel radiologische en nucleaire stoffen ber aan de ziekenhuizen in de regio. organisatie tijdens een incident. Maar dekt. Biologische stoffen zijn echter Mariska Snakenborg bij CBRN incidenten is het ook van van een andere orde. Daar heb je groot belang het medisch aspect goed bijvoorbeeld mee te maken bij een
Mark den Hollander: “Met minder OMAc’s meer kwaliteit en efficiency” De GHOR binnen de veiligheidsregio Utrecht heeft de pool van operationeel medewerkers Actiecentrum GHOR (OMAc's) teruggebracht van 30 naar 8 medewerkers. “Door de groep te verkleinen, kunnen wij onze operationeel medewerkers veel beter opleiden en trainen”, stelt Mark den Hollander, accounthouder van het Utrechtse actiecentrum GHOR. “Op die manier professionaliseren we zowel het team van OMAc’s als het Actiecentrum GHOR.”
D
De nieuwe groep wordt gevormd door zes medewerkers uit de geledingen van de Veiligheidsregio en twee medewerkers van GG&GD Utrecht. Dat verschilt nogal van de situatie die hier aan vooraf ging. Den Hollander: “Tot voor kort waren het vooral GGDmedewerkers die als OMAc instroomden. Deze medewerkers stonden op ‘kans piket’, hetgeen betekende dat zij in geval van een ramp eventueel opgeroepen zouden kunnen worden. Dit garandeerde echter niets over het aan-
tal mensen dat daadwerkelijk zou opkomen. Daarnaast was deze groep te groot om frequent overleg mee te voeren en cursussen aan te bieden. Met het opnieuw inrichten van de pool met overwegend medewerkers uit de eigen organisatie, speelt de Veiligheidsregio Utrecht in op actuele ontwikkelingen. “We werken steeds vaker multidisciplinair samen met brandweer, politie en gemeente. Momenteel gaan we nog steeds uit van een speci-
“Als OMAc draag ik indirect bij aan rampenbestrijding” Frank Bruinink, managementassistent bedrijfsvoering bij de VRU, was direct geïnteresseerd toen hij op intranet de oproep las voor een Operationeel medewerker actiecentrum GHOR. “Vanuit mijn opleiding Veiligheidskunde heb ik ervaring met crisisbeheersing, maar de geneeskundige tak is nieuw voor mij. Ik wilde graag mijn kennis verbreden.” Dankzij het uitgebreide opleidingstraject, met praktijktrainingen en themabijeenkomsten, krijgt Bruinink een steeds beter beeld van de werkzaamheden van het actiecentrum. “Wij hebben in het actiecentrum een faciliterende en ondersteunende taak. Daarmee draag ik dus indirect bij aan de rampenbestrijding en ondersteun ik de operationele mensen in het veld. Dat trekt mij bijzonder.”
fiek actiecentrum GHOR, maar het is niet ondenkbaar dat dit in de toekomst zal opgaan in een actiecentrum VRU. Wanneer dit inderdaad gebeurt, heeft het huidige team de benodigde competenties en kennis in huis.” Den Hollander vertelt verder dat er in de oude situatie onvoldoende tijd en budget beschikbaar was om alle OMAc’s goed op te leiden. “Daarvoor was de groep simpelweg veel te groot. De mensen in de pool waren hierdoor maar beperkt voorbereid op hun daadwerkelijk rol en taak, terwijl het Actiecentrum GHOR juist een belangrijke rol vervult tijdens een ramp of calamiteit. “Naast het registreren van slachtoffers, is het Actiecentrum GHOR verantwoordelijk voor de informatievoorziening naar alle ketenpartners in de witte kolom. Twee belangrijke, zo niet essentiële taken. We hebben er daarom bewust voor gekozen het aantal OMAc’s te verminderen en het traject van opleiden,
trainen en oefenen (OTO) te professionaliseren.” De verplichte basisleerstof GHOR is inmiddels bekend bij de acht operationeel medewerkers. “Mocht het nodig zijn, dan kunnen we hen oproepen. De OMAc’s draaien al bij toerbeurt piketdienst”, zegt Den Hollander. Maar het echte werk volgt in oktober. Dan volgen de kersverse OMAc’s, tijdens een tweedaagse in-company opleiding, de door de GHOR Academie ontwikkelde landelijke opleiding tot operationeel medewerker Actiecentrum GHOR. Ter voorbereiding hierop start in juni alvast een speciaal e-learning traject. Mariska Snakenborg
Meer informatie bij: Mark den Hollander via
[email protected] 25
geneeskundige zorg
Voorzitter GHOR Nederland Ed d’Hondt:
Recente incidenten maken belang witte kolom zichtbaar Ed d’Hondt Mr. E.M. d’Hondt (1944) begon zijn carrière in het bedrijfsleven. In 1969 maakte hij de overstap naar het openbaar bestuur. Hij hielp het kabinet van de Commissaris van de Koningen in Gelderland bij het opstellen van rampenbestrijdingsplannen voor onder andere kerncentrales. Rampenbeheersing en –bestrijding bleef daarna als een rode draad door zijn loopbaan lopen. Zo kreeg hij er als burgemeester van Hilvarenbeek (’76-’85), Maarssen (’85-’90) en Nijmegen (’90-2000) op diverse momenten mee te maken, onder andere bij de hoogwatersituaties in 1993 en 1995. Van 2000 tot 2006 was hij voorzitter van de Vereniging van Universiteiten. In 2006 werd hij voorzitter van GGD Nederland. Daarnaast is hij onder meer voorzitter van het Nederlandse Rode Kruis en de Nederlandse Politieacademie en, vanaf januari van dit jaar, voorzitter van GHOR Nederland.
De samenwerking tussen de GGD en de GHOR loopt wel, maar nog niet automatisch. Dat is waar Ed d’Hondt als nieuwe voorzitter van GHOR Nederland aan wil werken. Recente incidenten laten zien hoe belangrijk dat is, stelt hij. “Elke calamiteit gaat in wezen over volksgezondheid. Denk aan Moerdijk, maar ook aan crises als die rond het Hofnarretje. Het maakt het belang van een stevige en goed functionerende witte kolom zichtbaar.” Een organisatorische en relationele uitdaging en voor d’Hondt dé reden om het voorzitterschap van de GGD met dat van de GHOR te combineren.
M
Met Ed d’Hondt heeft de GHOR Nederland een voorzitter die de rampen en ongevallenbestrijding uit ruime ervaring kent (zie ook rechts). Maar ook een voorzitter die gepokt en gemazeld is in het (lokale) openbaar bestuur. En zowel de GGD als de GHOR zijn verlengd lokaal bestuur, zoals Minister Schippers een aantal maal benadrukte in haar memorie van antwoord naar aanleiding van vragen van de Senaat over de wijziging van de Wet publieke gezondheid. d’Hondt hoopt dat de Eerste Kamer instemt met de wetswijziging, die er onder meer voor moet zorgen dat de werkgebieden van de GGD en GHOR samenvallen.
“De gezondheidszorg was vaak een ondergeschoven kindje.” De Wet op de veiligheidsregio en de Wet publieke gezondheid bieden kansen om dat recht te zetten, stelt hij. “Het is nu duidelijk wie waarvoor verantwoordelijk is, en een aantal recente incidenten leert dat de verantwoordelijkheid voor de gezondheidszorg een erg belangrijke is.”
Overspannen verwachtingen
Kleurrijke regisseur
tijdens een crisis tot bepaalde keuzes zijn gekomen.” Tegelijkertijd zijn er zeker zaken voor verbetering vatbaar, aldus de voorzitter van GHOR Nederland. Een evenementenloket bij een veiligheidsregio is mooi, geeft hij als voorbeeld, maar regio’s zouden op dit punt veel meer moeten overleggen en kalenders op elkaar afstemmen.
Daar moet je als bestuurder eerlijk over zijn, vindt d’Hondt, dan voorkom je overspannen verwachtingen en verwijten achteraf. “De eerste reactie van mensen is vaak dat dingen niet fout hadden mogen gaan. We zullen mensen uit moeten blijven leggen dat je niet alles in de hand hebt. Maar we moeten ook blijven uitleggen hoe we
Utrecht legt accent op integrale veiligheidsvraagstukken Ook in Utrecht is als gevolg van de veranderde wetgeving de samenwerking tussen de veiligheidsregio en de GGD onderwerp van oriëntatie. De VRU richt zich bewust op de aanpak van intregrale veiligheidsvraagstukken, aldus vakgroepvoorzitter Robert-Jan Schouwerwou van de VRU/ GHOR. Wat hem betreft zou de vraag niet moeten zijn of de witte kolom ten opzichte van de rode en blauwe wel voldoende zichtbaar is in een Veiligheidsregio – een vraag die hij overigens volmondig met ‘ja’ beantwoordt – maar hoe de veiligheidsregio kan werken aan ontzuiling. “Dat er soms een overwegend rode agenda wordt gevoerd, komt doordat we de hele brandweerorganisatie in de regio hebben samengevoegd. Aandacht voor de geneeskundige hulp bereik je volgens mij niet door alleen een sectorale aanpak. De complexiteit van de veiligheidsregio maakt dat alle veiligheidsvraagstukken integrale vraagstukken zijn. Openbare orde, veiligheid en zorg kun je niet los van elkaar zien. Als je dat accepteert, weet je ook dat alle organisaties bereid moeten zijn een veer te laten om tot de beste oplossingen te komen.” De veelkleurigheid aan expertise van de organisatie wordt nog onvoldoende benut, stelt Schouwerwou. “Als GHOR zijn wij de generalisten in de witte kolom op het gebied van crisisbeheersing en rampenbestrijding. Wij zijn geen organisatie met eigen troepen, geen artsen en verpleegkundigen die individuele patiënten behandelen. Wij moeten weten welke specialisten en organisaties aan zet zijn als het spannend wordt. Dat is de specialisatie die wij inbrengen in de integrale crisisbeheersing en -bestrijding van de VRU. Daarvoor moeten we de taal van de zorgketenpartners spreken. In dat opzicht zijn wij de specialist in de Veiligheidsregio.”
26
Dat de winst van de ruilverkaveling bij de GGD wellicht minder groot is dan gehoopt, omdat voor de politie wordt gesproken over een nieuwe indeling in tien regio’s waardoor er nog geen eenduidige werkgebieden voor alle hulpverleners ontstaan, is jammer en lastig, maar beslist niet onoverkomelijk, aldus d’Hondt. Een belangrijkere verbetering die de wijziging van de Wet publieke gezondheid tot stand brengt, is volgens de voorzitter van GGD Nederland en GHOR Nederland dat er in elke veiligheidsregio een directeur publieke gezondheid aangesteld moet worden die zowel aan de dagelijkse als de opgeschaalde publieke zorg leiding geeft (GGD en GHOR). Die functie is volgens hem een belangrijke voorwaarde voor betere samenwerking. “De structuur in de witte kolom moet duidelijk zijn. In de dagelijkse praktijk verloopt de samenwerking tussen GGD en GHOR goed. Maar zij is nog te afhankelijk van personen. Ze ligt nog niet vast in automatismen en een duidelijke afbakening tussen wat onder GGD valt en wat onder de GHOR. Die inhoudelijke discussie kunnen we nu gaan voeren. Daar moet het over gaan. Niets is zo slecht voor de GGD én de GHOR als animositeit”, zegt d’Hondt verwijzend naar het verleden. “Het gaat niet om macht en status, maar om de beste structuur.” Moet de grens tussen de taken van de GGD en de GHOR intern duidelijk zijn, extern zou die wat d’Hondt betreft zo weinig mogelijk als grens moeten worden ervaren. Hij is ervan overtuigd dat een goede samenwerking in de witte kolom het evenwicht tussen de kolommen in de veiligheidsregio versterkt. De complexiteit van de witte kolom heeft er, zeker in samenhang met de eenduidige, hiërarchische structuur bij brandweer en politie, aan bijgedragen dat de GHOR zich in de veiligheidsregio onvoldoende kon positioneren, aldus d’Hondt.
FOTO: JONATHAN SCHLINGEMANN
Inhoud voorop
Dat laatste kan de GHOR helpen haar tot nu toe wat fletse profiel meer kleur te geven, verwacht d’Hondt. “De GHOR moet beter uitventen dat zij de hele witte kolom in crises ondersteunt. Dat zij niet het commando voert, maar anderen in staat stelt ook bij rampen en calamiteiten de beste gezondheidszorg te bieden. Daarmee oefent zij een regiefunctie uit waarbij de samenleving baat heeft.” Belangrijk voor de inkleuring van haar profiel is volgens d’Hondt dat de GHOR de komende tijd de juiste mensen naar voren weet te schuiven. Daarnaast wil hij als voorzitter de communicatie over wat de rampenbestrijding kan en moet bieden (weer) op de agenda zetten. Een kwart eeuw geleden ontwikkelde d’Hondt samen met Uri Rosenthal de iv-quote. Aanleiding waren de evacuaties in verband met het hoge water en dreigende dijkdoorbraken. De quote staat voor de verhouding tussen voorbereiding en improvisatie en is volgens d’Hondt nu weer relevant omdat een goede verhouding de negatieve verantwoordelijkheidsspiraal voorkomt, die na elke ramp de kop dreigt op te steken. “Rampen zijn niet te voorkomen. Het enige wat je kunt doen, is ervoor zorgen dat je zo goed bent voorbereid dat je optimaal en met kennis van zaken kunt improviseren.”
De kern van de rampenbestrijding blijft wat d’Hondt betreft echter waakzaamheid op onverwachte situaties. En die is niet vanzelfsprekend benadrukt hij. “Waakzaamheid moet je voeden; door voortdurend relevante informatie uit te wisselen en ontwikkelingen onder de aandacht te brengen, maar ook door elkaar eens te ontmoeten buiten de vaste vergadermomenten om, tijdens een interessant congres bijvoorbeeld over een actueel thema.” Daarnaast kan de GHOR beter gebruik maken van de mogelijkheden van ict, aldus d’Hondt. “Een internettoepassing die 280 relevante websites afstruint op voor jouw organisatie interessant nieuws, is gewoon heel handig voor een zo ingewikkeld en omvangrijk werkgebied als wij hebben. De GHOR is een kleine organisatie, ook in de regio. Dat is prima. Maar het betekent wel dat we een groot beroep moeten doen op steeds dezelfde professionals. Dan moet je goed samenwerken en open staan voor technologieën die het werk kunnen vergemakkelijken.” Joke Schaapman
geneeskundige zorg
Eerste platformbijeenkomst Zorgcontinuïteit
“Het is nu tijd om praktisch aan de slag te gaan” “U kent inmiddels het belang van zorgcontinuïteit, maar hoe zit het met de rest van uw organisatie? Weten uw collega’s wat er van hen verwacht wordt als u uw zorginstelling voor langere tijd moet ontruimen? Hoe maken we hen bewust en op welke manieren kun je crisissituaties oefenen zonder uw cliënten te belasten? Dat en nog veel meer bespreken we vandaag, tijdens deze eerste platformbijeenkomst Zorgcontinuïteit voor verzorgings- en verpleeghuizen.”
Z
Zo heette netwerkcoördinator Ivonne Vliek woensdag 11 mei zo’n vijftig aanwezigen welkom in conferentiecentrum Kaap Doorn in Doorn. De platformbijeenkomst was een logisch vervolg op de eerste bijeenkomst Zorgcontinuïteit voor verpleeghuizen en zorginstellingen, die de Veiligheidsregio Utrecht september vorig jaar organiseerde. Ruim de helft van de 35 aanwezige zorginstellingen uit de regio ging na die eerste kennismaking actief aan de slag met het opstellen van een zorgcontinuïteitsplan. Tijd dus om ervaringen uit te wisselen en voor een volgende stap.
De presentatie van crisiscoördinator Jan van Dam van het Meander Medisch Centrum benadrukte nog eens het belang van een zorgcontinuïteitsplan. Van Dam moest zijn plan eind januari van de plank halen toen de Amersfoortse locatie De Lichtenberg van het Meander Medisch Centrum na een stroomstoring volledig geëvacueerd moest worden. Regelmatig oefenen zorgde ervoor dat de evacuatie zonder problemen verliep, daar is Van Dam van overtuigd. “Door te oefenen herken je situaties, weet iedereen wat hij moet doen en wat er verwacht wordt. Investeren in oefenen loont.” “Overigens hebben we ook van de evacuatie zelf indrukwekkend veel geleerd”, vervolgt Van Dam. “Verlies je patiënten niet uit het oog, registreer ze en weet waar ze zijn. Dat was een van de belangrijkste leerpunten. Maar we leerden ook over communicatie en beeldvorming, over de beveiliging van een lege locatie, over het stilzetten van medische apparatuur, de financiële afhandeling en juridische aansprakelijkheid. Er komt zoveel bij zo’n evacuatie kijken, ik kan over elk aspect wel een dag volpraten. Deze calamiteit heeft een schat aan ervaring opgeleverd.”
Zorgcontinuïteit veelomvattend “Het organiseren van een efficiënte bedrijfshulpverlening is nog wel te overzien, maar de stap naar zorgcontinuïteit is vele malen groter en ingrijpender”, betoogt ook Henri Wulff, hoofd faciliteiten bij Zuwe Zorg.
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
Oefenen loont
Neem daarom de tijd voor het opstellen van een zorgcontinuïteitsplan, adviseert hij. Zorgcontinuïteit staat sinds ruim anderhalf jaar hoog op de agenda bij Zuwe Zorg. Wulff weet uit ervaring dat hier veel bij komt kijken. Het gaat niet alleen om je eigen organisatie, benadrukt hij, maar je moet ook afspraken vastleggen met leveranciers en externe partners, plannen afstemmen met brandweer, politie en gemeente en nauw met hen samenwerken.”
Hulpdiensten Die samenwerking met de hulpdiensten kwam tijdens het middagprogramma aan de orde. Terwijl de helft van de aanwezigen zich verdiept in opschaling en diverse GRIP-situaties, krijgt de rest een case gepresenteerd: “Een aanrijding voor de deur van uw zorginstelling, de weg wordt afgezet, de veroorzaker van de aanrijding vlucht bij u naar binnen, gijzelt een medewerker en steekt een kamer in brand. Wat doet u, wat doet de politie, wat kunt u verwachten van
Met de usb-stick direct aan het werk Voor alle aanwezigen bij de platformbijeenkomst lag opnieuw de handige usb-stick klaar, met daarop de Regionale Regionale Leidraad Zorgcontinuïteit bij Rampen en Crises, een format Zorgcontinuïteitsplan en een format Vademecum. Met deze usbstick kan iedereen direct praktisch aan de gang met een eigen zorgcontinuïteitsplan. Hoewel de usb-stick al enige tijd beschikbaar is, was er opnieuw veel interesse. Voor het einde van de dag waren de stickjes op. Meer weten over dit praktisch hulpmiddel? Mail dan naar Ivonne Vliek:
[email protected]
de brandweer en wat is de rol van de officier van dienst geneeskundig.” Een animatie met veel zwaailichten en afzettingen verlevendigt de situatie. Een politieman, brandweerman, een vertegenwoordiger van de gemeente en de officier van dienst geneeskundig (OvD-G) vertellen stap voor stap welke acties zij in dit geval ondernemen en wat zij verwachten van de zorginstelling.
Spelen met lego De informatieve dag eindigt met een actieve oefening. Brandweercollega’s van de Veiligheidsregio laten zien hoe je met de door hen ontwikkelde tabletopoefening snel en eenvoudig een crisissituatie kunt oefenen. Zij spreiden een riant uitvergrote plattegrond van een afdeling over een paar tafels uit en toveren uit een doos vol legomaterialen lego-medewerkers tevoorschijn, brancards, rolstoelen, rollators, til liften, bloembakken, kastjes, bordjes voor de nooduitgangen en brandmelders en tenslotte ook vlammetjes. Als iedereen een eigen popje heeft, begint het: “Waar loopt u om tien uur ’s ochtends? Zet uw popje daar maar neer. En nu breekt er brand uit, weet u waar de brandmelder zit? De hilariteit onder de aanwezigen is groot, maar dit is duidelijk een eenvoudige en leerzame oefening. Enthousiaste reacties volgen en iedereen noteert snel waar je deze lego-materialen online kunt bestellen. De brandweermannen lachen trots en sluiten de dag mooi af:
Gouden rookmelder De Utrechtse brandweer ontving begin mei 2011 de Gouden rookmelder voor de 'Table-topoefening: ontruimen in het klein'. De Gouden rookmelder is een prijs die specifiek wordt toegekend aan projecten voor brandpreventie bij zorginstellingen. Dankzij de ontwikkeling van de table-topoefening, kunnen zorginstelling snel en eenvoudig oefenen met het ontruimen van een afdeling of een locatie.
er is voor iedereen een startpakketje lego, Eerste Hulp bij Ontruimen.
Extramurale zorg Op dinsdag 1 november 2011 zal een tweede platformbijeenkomst zorgcontinuïteit bij rampen en crises worden georganiseerd. Dan zal onder andere worden stilgestaan bij zorgcontinuïteit van extramurale zorg en de samenwerking tussen zorginstellingen en brandweer i.h.k.v. brandpreventie. Alle zorginstellingen uit de regio zullen een uitnodiging voor deze bijeenkomst ontvangen. Mariska Snakenborg
Vragen over deze bijeenkomst kunt u voorleggen aan Ivonne Vliek,
[email protected] of 030 - 240 4587 27
geneeskundige zorg
Behoefte kleinschaliger OvD-G-overleg ingelost
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Evalueren na een groot incident is belangrijk, maar pas vruchtbaar door effectief overleg. Bij OvD-G ’en leeft de vraag of de huidige overlegvorm toereikend is voor landelijke kennisuitwisseling. Daarom organiseren Veiligheidsregio’s Utrecht en Rotterdam-Rijnmond samen met de GHOR Academie als pilot op 22 juni een kleinschalige, landelijke OvD-G -dag bij het NIFV in Arnhem. Gebeurtenis: Pilot Kennisuitwisselingsbijeenkomst OvD-G’en Datum: 22 juni 2011 Plaats: NIFV te Arnhem Organisatie: VRU, Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en GHOR Academie
E
“Er is behoefte om in persoonlijke gesprekken en discussies kennis uit te wisselen met collega’s uit andere regio’s”, aldus Bob Hellinga, OvD - G en specialist Opleiden, Trainen en Oefenen bij de VRU. Grote incidenten gebeuren gelukkig niet wekelijks. Wat met zich mee brengt dat niet elke OvD - G evenveel ervaring heeft met grote calamiteiten. Het delen van expertise helpt om toch goed voorbereid te zijn op grote gebeurtenissen. “Neem bijvoorbeeld de rellen in Hoek van Holland”, zegt Hellinga. “Bij die calamiteit speelde de OvD-G een centrale rol. De daar opgedane kennis is nuttig voor elke andere collega.”
Kleinschalig De eerste OvD - G-dag is een initiatief van de VRU, Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en de GHOR Academie. Voor deze proef troffen OvDG’en uit den lande elkaar hoofdzakelijk op grote congressen. “Niet de meest geschikte plek voor discussie of persoonlijke vragen en verhalen”, spreekt Hellinga uit ervaring. “Landelijke incidenten komen dan vaak alleen globaal aan bod. Voor diepgaande gesprekken en discussies is weinig gelegenheid. Juist daarom is het overleg in Arnhem kleinschalig
“We analyseren gezamenlijk het optreden van OvD-G’en en tijdens de voorvallen. Zo luisteren we berichten van de meldkamer terug. Confronterend, maar zeer leerzaam.” gehouden en zijn er per regio twee OvD-G’en uitgenodigd.”
Landelijke incidenten centraal
treden van OvD-G’en tijdens de voorvallen. Zo luisteren we berichten van de meldkamer terug”, vertelt Hellinga. “Confronterend, maar zeer leerzaam.”
De circa vijftig aanwezigen spreken in Arnhem, onder leiding van ervaringsdeskundigen, over een aantal grote incidenten. Onder meer Koninginnedag 2009 in Apeldoorn (met het incident bij de naald) en de rellen in Hoek van Holland passeren de revue. “We analyseren gezamenlijk het op-
Naast wat er goed en minder goed ging, wordt besproken welke impact een incident heeft op het functioneren van een OvD-G. Ook komt de berichtgeving in de pers en in rapporten ter tafel. “Want wanneer kun je een juist beeld schetsen van een
calamiteit? En hoe formuleer je dit naar de pers? Het zijn keuzes die bepalend zijn voor de algemene beeldvorming, en dus het evalueren waard.” Hellinga is positief over een mogelijk vervolg op de pilot. Desalniettemin zal evaluatie uitwijzen of deze manier wél voorziet in de behoefte aan kennisuitwisseling. Eelko Kersloot
Nieuwe GHOR krijgt vorm in nieuwe afspraken Bureau GHOR geeft Utrechtse invulling aan modelconvenanten De Wet veiligheidsregio’s legt de verantwoordelijkheid voor geneeskundige hulp bij rampen en ongevallen meer dan voorheen bij de instellingen. Dat betekent dat er ook nieuwe werkafspraken moeten worden gemaakt. Landelijk liggen er inmiddels drie modelconvenanten voor samenwerking met de GGD, het Rode Kruis en de Ambulancezorg. De VRU/GHOR kijkt nu met de partners in de keten hoe die convenanten in Utrecht het beste kunnen worden ingevuld.
H
Het nieuwe convenant met de RAVU wordt illustratief voor de veranderingen in de geneeskundige hulp. Hierin wordt vastgelegd hoe de ambulancedienst de ambulancebijstand en de gewondenspreiding vormt geeft. Over dat laatste zal de RAVU overeenstemming moeten bereiken met de ziekenhuizen in de regio. Deze werkafspraken kunnen worden afgestemd met de partners in het ROAZ (Regionaal Overleg Acute Zorgketen) en de VRU/GHOR.
28
Om de organisatie in staat te stellen de coördinatie van de gewondenspreiding goed te regelen, zal de RAVU op termijn de Officieren van Dienst gaan leveren. De VRU/GHOR die deze functies nu nog samen met de RAVU regelt, zal in de loop van volgend jaar de functie van Commandant van Dienst Geneeskundig invullen.
“We zijn aan het kijken hoe we acht OvD’en-G van de RAVU kunnen opleiden”, vertelt vakgroepvoorzitter GHOR Robert-Jan Schouwerwou. “De OvD-G blijft een GHOR-functie. Het blijft dus ook onze verantwoordelijkheid om te zorgen voor competente mensen.”
Geneeskunde combinatie Voor de ambulancezorg is duidelijk wat er in het convenant wordt geregeld en gaan de gesprekken vooral over praktische zaken. Dat kan nog niet worden gezegd over de regionale invulling van de andere twee modelconvenanten, aldus Schouwerwou. Zo is het voor afspraken met de GGD van belang dat de bestuurlijke kaders van de wet Publieke Gezondheid even af te wachten. De wet schrijft onder meer voor dat de werkgebieden van de GGD en de veiligheidsregio
samenvallen (zie ook het interview met GHOR-voorzitter Ed d’Hondt op pagina 26). De gesprekken over nieuwe werkafspraken met het Rode Kruis over ondersteuning van de Spoedeisende Medische Hulpverlening door de SIGMA teams worden gecontinueerd. Landelijk is er sprake van een overgangssituatie tot 2015. Er zal een nieuw concept worden uitgewerkt voor ondersteuning van de SMH zorg. Al in oktober 2010 besloot het ministerie van Veiligheid en Justitie dat de geneeskundige combinaties (GNK) in Nederland worden gereduceerd. Er mag dan ook eigenlijk niet meer worden gesproken over de geneeskundige combinaties (een samenwerkingsverband van twee ambulance-teams, een mobiel medisch team en een
SIGMA-team). Met name het ontbreken van voldoende mobiele medische teams maakt dat het oorspronkelijke opzet van de GNK niet operationeel is. Met het oog op de reductie van het GNK materiaal hebben wij als VRU met succes gepleit voor behoud van de drie voertuigsets met aanhangers (standplaats Utrecht, Woerden en Woudenberg). Het aantal containers is in Nederland inmiddels teruggebracht van 43 naar 13. De VRU heeft twee containers overgenomen. Tot het nieuwe concept bekend is, zijn deze containers beschikbaar voor grootschalige incidenten in de regio. Joke Schaapman
Meer informatie bij: Robert-Jan Schouwerwou via
[email protected]