2011 Oktober Jaargang 5
CoPI bij de tunnel Leidsche Rijn. FOTO: ROB JASTRZEBSKI
CoPI-trainingen met tunnelvisie
In dit nummer:
Meer dan honderd VRU-functionarissen mochten zich op 13 en 14 september buigen over een fictief incident in de tunnel in de A2 bij Leidsche Rijn. Het was de input voor een serie multidisciplinaire trainingen voor het Commando Plaats Incident (CoPI). Tijdens de trainingen werden enerzijds de competenties en vaardigheden van officieren van dienst en de ondersteunende functionarissen getoetst en anderzijds de procedures voor incidentenbestrijding die voor de tunnel zijn opgesteld. CoPI-trainingen met ‘tunnelvisie’ dus.
veiligheidsregio utrecht
Rol Rijkswaterstaat De CoPI-trainingen boden Rijkswaterstaat een ideale gelegenheid om zijn rol als partner in de crisisbeheersing nog eens voor het voetlicht te brengen.
Onder de vlag van Incident Management heeft ’s lands grootste infrabeheerder de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in de professionalisering van zijn crisismanagementorganisatie. Opgeleide weginspecteurs en getrainde officieren van dienst van Rijkswaterstaat zijn voor de andere crisispartners de directe aanspreekpunten en staan borg voor de vakinhoudelijke deskundigheid rond alles wat te maken heeft met de weg en de verkeersstromen. Belangrijk bij de tunnel Leidsche Rijn is dat in de bedieningsruimte die is ondergebracht bij de Regionale verkeerscentrale Midden-Nederland bij Oudenrijn een overvloed aan camerabeelden vanuit de tunnel wordt ontvangen, die desgewenst rechtstreeks kunnen worden doorgeschakeld naar de Gemeenschappelijke Meldkamer Utrecht en het Regionaal Operationeel Team. Een informatiebron van onschatbare waarde voor de hulpdiensten bij hun beeldvorming tijdens een incident in de tunnel.
Tijdsdruk Tijdens de CoPI-trainingen werd niet
de volledige crisisbeheersingsketen geoefend, maar waren er alleen oefendoelen voor het CoPI, inclusief de secties informatiemanagement en woordvoering. Alle deelnemers werden via tegenspel van de oefenstaf voorzien van informatie voor hun beeld-, oordeels- en besluitvorming. Het was een ‘klassiek’ scenario met twee incidenthaarden: een kettingbotsing en een brand in een bus met verminderd zelfredzame passagiers. Aan de oefenende teams de uitdaging om met hun beslissingen grip te krijgen op het incident. En moest dat nou GRIP 1, 2 of 3 zijn? Alle niveaus kwamen langs gedurende de oefenreeks: een kwestie van smaak van de dienstdoende leider CoPI en zijn team. Een tip van trainer Jack Kusters was om een gecompliceerd incident in een tunnel met grote uitstralingseffecten op de mobiliteit in de regio niet te laag in te schatten: “Probeer zaken van je af te organiseren waar je als CoPI geen last van wil hebben, zoals de omgevingseffecten. Dan kan het CoPI zich volledig op het incident concentreren.”
FOTO: GEERT BOS
T
Twaalf multidisciplinaire teams werden in twee dagen tijd geoefend op een scenario waarmee zij hopelijk nooit in de praktijk worden geconfronteerd. Want tunnelincidentenbestrijding is lastige materie; niet alleen voor de operationele eenheden in de frontlinie, maar ook voor de leidinggevende officieren in het CoPI buiten de tunnel. Een van de klassieke complicaties bij een tunnelincident is dat er geen direct zicht is op het incident en dat de mogelijkheden om bij het incident te komen beperkt zijn. Voor een goede en snelle beeldvorming in de alarmerings- en opschalingsfase zijn de operationele hulpdiensten dan ook in belangrijke mate afhankelijk van informatie van de tunnelbeheerder. In die informatie-uitwisseling wordt ruimschoots voorzien, zo bleek uit een presentatie door Rijkswaterstaat ter inleiding op de CoPI-oefening.
Operationeel leider komt los van de kolommen pagina 2
brandweerzorg Interactieve brandweerbeleving bij open dagen pagina 9
bevolkingszorg Stoeien met opvang en verzorging pagina 17
geneeskundige zorg “Merenhoef oefent regelmatig, dat zie je terug” pagina 21
matiemanagers, plotters en operationeel woordvoerders het ervan af? Trainer Jack Kusters vat het in een paar hoofdlijnen samen: “Ik zie veel enthousiasme en deskundige functionarissen die hun rol heel serieus spelen. Maar er zijn wel behoorlijke verschillen in hoe de mensen hun rol invulling geven en vooral in het geval van de leider CoPI bepaalt dat in belangrijke mate het verloop van het overleg in het team. Denken in scenario’s is voor sommigen nog een uitdaging en ook blijkt dat niet alle functionarissen inzicht hebben in elkaars processen en belangen. Vooral voor de leider CoPI is het belangrijk de processen van alle betrokken disciplines, ook van de wegbeheerder, te kennen, zodat hij bij dilemma’s gerichter kan doorvragen naar rele-
Bij de evaluatie bleek dat veel deelnemers aan de trainingen de tijdsdruk erg hoog vonden. Die tijdsdruk is er bij een echt incident ook, maar hier was het vooral de beperkte tijd per oefenronde die de deelnemers parten speelde. Verdieping in het scenario aanbrengen om zo de eigen rol meer inhoud te geven was voor de deelnemers nauwelijks mogelijk, omdat het sein ‘einde oefening’ na 75 minuten onverbiddelijk werd gegeven. En met zes oefenrondes per dag was strakke timing cruciaal.
Inzicht in processen Hoe brachten de deelnemende officieren van dienst, leiders CoPI, infor-
vante details voor zijn besluitvorming.” Kusters vindt de kwaliteit van de CoPI-teams van behoorlijk hoog
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
veiligheidsregio utrecht
opvallend dat er in de diverse oefenronden verschillende vergadermethodieken werden toegepast en dat niet alle CoPI-leden bekend waren met de systematiek van thematisch vergaderen. Op onderdelen is dus nog wel verfijning gewenst in de werkwijze van het CoPI, maar er is door alle deelnemers zondermeer bijzonder enthousiast en actief gewerkt. Grote waarDe tijdsdruk was erg hoog, waardoor verdieping lastig was. dering voor de resultaten die ze onder de geschetste hoge niveau, maar er moeten in zijn ogen tijdsdruk hebben neergezet.” nog wel stappen worden gezet in het uniformeren van de werkwijzen en procedures. “Ik vond het bijvoorbeeld Rob Jastrzebski
Meer ‘blauw’ en ‘wit’ in leiding ROT Operationeel leider komt los van de kolommen De operationele leiding van het Regionaal Operationeel Team ‘ontkleurt’. Oorspronkelijk was de functie van operationeel leider (OL) gekoppeld aan die van de Regionaal Commandant van Dienst in de brandweerkolom. Voor de werving van operationeel leiders wordt vanaf nu uitsluitend gekeken naar de competenties waarover functionarissen moeten beschikken voor deze regierol in het operationeel crisismanagement. Competenties die ook in de ‘blauwe’ en ‘witte kolom’ ruim voldoende aanwezig zijn. In september werden twee nieuwe operationeel leiders aangesteld: Jeroen Lemereis, afkomstig van de politie en Angela van der Putten van de GGD/GHOR.
H
Het piket voor operationele leiding in het ROT bestaat uit vijf personen. Door verloop ontstonden recent twee vacatures, die niet automatisch door vers bloed uit de rode kolom werden opgevuld, maar waarvoor een wervings- en selectieronde in alle operationele kolommen binnen de regio is uitgevoerd.
de geneeskundige kolom. Ad Sanders van de politie Utrecht heeft het pad hiervoor helpen vereffenen door twee jaar terug als OL te gaan fungeren, toen nog wel met enige brandweergerelateerde taken erbij. Hierdoor is er meer evenwicht in de multidisciplinaire leiding gekomen. De verbreding in de operationeel leiding is goed bevallen, vandaar de bredere werving bij de laatste vacatures. Bij een volgende wervings- en selectieronde willen we ook in de gemeentelijke kolom zoeken naar geschikte functionarissen.”
Competentieprofiel “Voor de selectie hebben we gebruik gemaakt van een landelijk competentieprofiel dat is opgesteld door het NIFV", licht Bart van Rosmalen, afdelingshoofd Paraatheid & Meldkamer FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Politie-ervaring
Angela van der Putten en Jeroen Lemereis. GGD- en politie-ervaring versterkt het Operationeel Leiderspiket.
2
toe. “Operationele leiding over een multidisciplinair team vraagt leiderschapscompetenties die niet exclusief bij brandweerfunctionarissen aanwezig zijn. De operationeel leider staat als procesmanager boven de kolommen die de inhoudelijke deskundigheid van brandweer, politie, GHOR en gemeenten aan tafel brengen. Het is logisch dat we ook gebruikmaken van de capaciteiten van operationeel leidinggevenden in het politieveld en
Jeroen Lemereis heeft al een lange ervaring met operationele leidinggevende functies bij de politie. Sinds 1983 was hij vijftien jaar districtschef in verschillende districten, tien jaar leidinggevende bij de Mobiele Eenheid en vervulde hij zeven jaar de rol van Algemeen Commandant in een van de vijf gezamenlijke staven Grootschalig en Bijzonder Optreden in het regiocluster Utrecht-FlevolandGooi- en Vechtstreek. Momenteel geeft hij als hoofd projectbureau voor de drie regio’s mede invulling aan de implementatie van de Nationale Politie. Lemereis: “Mijn opgebouwde monoervaring in het politiedomein kan ik nu benutten in mijn nieuwe rol als Operationeel Leider. Het multidisciplinaire aspect is een nieuwe uitdaging voor me, althans als procesmatig regisseur. Vanuit mijn SGBO-functie heb ik al bij verschillende grootschalige incidentsituaties deelgenomen aan een ROT-overleg, namens de sectie Politie. Naar mijn gevoel ligt mijn nieuwe rol qua competenties goed in het verlengde van mijn werk bij de politie. Ook mijn ervaring als districtscommandant zal zeker van pas komen. In die functie had ik immers
veelvuldig overleg met burgemeesters. Die bestuurlijke ervaring zie ik als een pré als ik straks als Operationeel Leider een briefing aan het beleidsteam moet verzorgen.” Vanuit zijn politierol in het ROT kende Jeroen Lemereis de meeste andere ROT-leden al. Een intern introductieprogramma heeft hem verder voorbereid op zijn nieuwe rol. Maar de praktijk is de beste leerschool en in dat opzicht heeft hij al een intensieve les achter de rug. “Tijdens de brand in de Geinsche Hof in juni had ik de rol van toegevoegd operationeel leider, ter ondersteuning van de dienstdoende operationeel leider. Het was een mooie casus om ervaring op te doen, want het was een incident met grote impact op de processen van alle kolommen. Complicatie was dat in Nieuwegein net een nieuwe burgemeester was benoemd en dat we net waren begonnen met de systematiek van netcentrisch werken. Ik heb op die dag heel veel geleerd over multidisciplinaire regie bij een grote calamiteit.”
Netwerkmanager Angela van der Putten werkt sinds acht jaar bij de GGD Utrecht. Haar huidige functie is hoofd gezondheidsbescherming. In die functie heeft zij de afgelopen jaren ook het een en andere voor haar kiezen gekregen op het raakvlak tussen veiligheid en gezondheidszorg. Zoals de legionellauitbraak in de Utrechtse rivierenwijk en de activiteiten rond de grieppandemie. Daarnaast heeft zij als hoofd van de sectie GHOR in het ROT ook al enkele grotere incidenten in multidisciplinair verband beleefd: een ongeval met een bus met scholieren op de rijksweg A12 en de brand in de Rabobanktoren in 2010. Angela van der Putten: “Als nieuw
instromend operationeel leider wil je natuurlijk het liefst zo snel mogelijk aan de bak tijdens een daadwerkelijke opschaling, om snel ervaring op te doen, maar tot dat moment aanbreekt, zal ik het vooral moeten hebben van oefenen en van de kennis van ervaren collega’s. Ik zie mijn rol in het multidisciplinaire speelveld bij een ROTopschaling met vertrouwen tegemoet. Als Operationeel Leider ben je vooral een netwerkmanager. De witte kolom, waar mijn ervaring ligt, is ook een multidisciplinair netwerk op zichzelf. Buitenstaanders spreken gemakkelijk over ‘de geneeskundige kolom’, maar achter dat paraplubegrip gaat een heel breed spectrum van diensten en instellingen schuil, elk met hun eigen cultuur en processen. De ambulancezorg, ziekenhuizen, huisartsenposten, GGD en de geestelijke gezondheidszorg zijn totaal verschillende werelden die bij een gezondheidscrisis veel met elkaar te maken hebben. Bij rampen en incidenten is dat niet anders. Als Operationeel Leider heb je natuurlijk wel een veel breder netwerk om te regisseren, omdat je dan ook de partners van de brandweer, politie en gemeente aan tafel hebt zitten. Een soms ingewikkeld proces als belangen moeten worden afgewogen. Dat is een spel dat we samen onder tijdsdruk moeten spelen. De focus ligt daarbij niet op kleuren of kolommen en individuele belangen van de betrokken partijen, maar op het gemeenschappelijke doel: een effectieve bestrijding van de calamiteit, met oog voor bestuurlijke dilemma’s en langetermijneffecten.” Rob Jastrzebski
Chaos troef bij ingelaste multi-oefening Op woensdagavond 7 juni vond in Houten een ingelaste realistische multidisciplinaire oefening plaats. De deelnemers moesten daarbij alles uit de kast halen om op de soms onverwachte situaties te kunnen inspelen. Na afloop waren zij het er allemaal over eens: de oefening was bijzonder inspannend, leerzaam, leuk en waanzinnig realistisch.
Chaos troef: wie is figurant en wie niet?
Realistisch tegenspel voor de OvD.
ging van goederen rondom het incident. Zo waren er grote sommen geld en vermoedelijk drugs bij het incident betrokken. Ook de afstemming tussen de diensten is in een echte multioefening lastiger, omdat de officieren van alle partijen daadwerkelijk zaken moeten afstemmen in hun eigen kolom en niet alleen tegenspel moeten bieden voor de OvD brandweer”.
Tegenstrijdige belangen Michiel Bult kwam tijdens het incident als eerste bevelvoerder ter plaatse. Bult: “Je merkt dat je bij een groter scenario al snel denkt in tijdige op-
schaling en ‘hakken in vakken’. Ik zocht zo snel mogelijk contact met de partners van de andere disciplines voor verdere afstemming. Je ervaart ook direct de voordelen van de werkcirkel en je moet je richten op je eigen proces en geen problemen voor de politie of ambulance oplossen. De oefening bevatte prachtige leermomenten.” Collega Ernst de Wit trad op als tweede bevelvoerder. De Wit: “Doordat de OvD later arriveerde, kreeg ik alle gelegenheid om mijn eigen inzetplan te maken. Er kwam heel veel op mij af; alle facetten van samenwerking, de omschakeling van hulpverlening naar brandbestrijding en het omgaan met verschillende belangen. Ik heb er veel aan gehad.” Van Haaften vult aan: “Hoe ga je als bevelvoerder om met een geval van zelfdoding? Wie bepaalt bijvoorbeeld dat de dood daadwerkelijk is ingetreden? Wij willen een mensenleven redden, de politie wil sporenonderzoek doen en de ambulancedienst wil het slachtoffer zien. Dat zijn soms tegenstrijdige belangen, waar je samen uit moet zien te komen.” Henk Kooistra onderschrijft de noodzaak en meerwaarde van multidisciplinair oefenen op een ‘A-locatie’. Kooistra: “Het gebeurt nog op te
kleine schaal. Dergelijke multidisciplinaire oefeningen op districtsniveau zouden vaker en in de hele regio moeten plaatsvinden. Bij de politie is er niet echt een oefencultuur. Voor leidinggevenden is het vaak lastig een keuze te maken tussen de inzet van personeel voor reguliere taken en oefenen. Deze wijze van oefenen is voor alle partijen erg leerzaam en zinvol. Een welkome aanvulling zou zijn als ook de RAVU aan dergelijke oefeningen mee zou kunnen doen. Deze rol wordt momenteel door vrijwilligers van het Nederlandse Rode Kruis ingevuld.” Ook de locatiekeuze draagt bij aan de meerwaarde. Door oefeningen te houden op de openbare weg en gebruik te maken van figuranten, is het voor de deelnemers niet direct duidelijk wie toeschouwer is en wie de tegenspelers zijn. Kooistra: “Hierdoor ontstaat een realistisch beeld. We zijn bijzonder blij met een vaste kern van figuranten en eigen grimeurs. Je moet het gevoel van de werkelijkheid creëren en adrenaline voelen, dan heb je na afloop echt ervaring opgedaan. Deze vorm van realistisch oefenen heeft zijn nut al bewezen bij incidenten in de praktijk.” Evert de Graaf
FOTO’S: MATTHIJS VAN DER VEEN
Kracht van tegenspel Het incident betrof een tweezijdige aanrijding in een smalle dorpsstraat waarbij diverse slachtoffers waren gevallen. Een persoon bleek bij aankomst overleden en er werden verboden middelen aangetroffen. Tijdens het incident brak er door noodlottig toeval ook nog eens brand uit in een naastgelegen gebouw, waarbij ingezet moest worden op de redding van de bewoners. Al snel werd duidelijk dat er sprake was van zelfdoding. Buren, omstanders en familie begonnen zich ermee te bemoeien, met een complete chaos tot gevolg. In die chaos moest de operationele leiding het overzicht en de regie zien te behouden.
FOTO: ERIC VERBEEK
Wim van Haaften, OvD brandweer, doet zijn relaas: “Tijdens het motorkapoverleg was er in dit geval sprake van echt tegenspel en niet van gesimuleerd tegenspel. Een groot verschil, omdat de tijd-tempofactor en de communicatie onder druk realistischer overkwamen. Zo kwam de OVD politie niet op de afgesproken tijd opdagen op het multi-overleg. Wat doe je dan? Wachten? Navragen wat de reden is? Of verder gaan met de mono inzet? Een leuk ervaringspunt. De prioriteiten, die bij een mono brandweeroefening vaak op brandweerprocessen gericht zijn, lagen nu veel meer bij multi aspecten. Naast standaard brandweerprioriteiten, zoals eigen veiligheid, moest rekening worden gehouden met zaken als het identificeren van personen op vuurwapengevaar en beveiliFOTO: ERIC VERBEEK
M
Multidisciplinaire oefeningen zijn doorgaans een testmoment na een oefenperiode, waarbij wordt gekeken of de eenheden hun opgedane kennis en vaardigheden goed in de praktijk kunnen toepassen. Het organiseren van zo’n grote multi-oefening is echter lastig. De planning en organisatie kosten veel tijd en energie en niet alle disciplines kunnen hun beschikbaarheid garanderen. De post Houten kreeg zomaar een unieke kans voor een realistische multi-oefening in de schoot geworpen. Het was een noodkreet voor een oefenlocatie van Henk Kooistra, de coördinator crisisbeheersing van het politiedistrict Binnensticht. Door het plotseling uitvallen van een al geplande multi-oefening, moest hij ad hoc op zoek naar een andere oefenlocatie. Samen met de lokale medewerker OTO bedacht Kooistra een oefenscenario waarbij de nadruk lag op de samenwerking tussen de verschillende officieren van dienst. Voor twee nog in opleiding zijnde bevelvoerders van het korps een prachtige gelegenheid om de oefening als leerwerkplekopdracht te benutten.
De VRU haakarmbak is er VooR U Sinds afgelopen zomer heeft de VRU de beschikking over een eigen haakarmbak in de VRU-huisstijl. Deze logistieke container is primair bedoeld als mobiel onderkomen tijdens activiteiten in het kader van opleiden, trainen en oefenen en brandweerwedstrijden en kan dan worden benut als kantoorruimte voor de oefenstaf of examencommissie of als kleedruimte.
M
Maar de haakarmbak kan ook worden ingezet ter ondersteuning van andere activiteiten, zoals open dagen of wervingsacties. Tot de uitrusting van de haakarmbak behoren tafels, stoelen, een whiteboard en, op verzoek, ook een koffiezetapparaat en waterkoker. Airco en
verwarming zorgen ervoor dat de haakarmbak in alle jaargetijden een comfortabele mobiele werkplek biedt bij activiteiten in het veld. De unit wordt beheerd door de afde-
ling Uitrusting, Materieel en Logistiek van de VRU en is beschikbaar voor alle districten en organisatieonderdelen van de VRU. Wie gebruik wil maken van deze mobiele voorziening,
kan contact opnemen met de afdeling UML voor meer informatie en reservering. Contactpersonen zijn: Matthijs van der Veen, tel. 030-2404532 Anko van Weverwijk, tel. 030-2404544 Of e-mail:
[email protected]
3
veiligheidsregio utrecht
Bruggen, riet en hortensia’s FOTO: PIET PEETERS
De wereld van Vecht & Venen Op zondag 7 augustus zie ik Step Vaessen bij VPRO’s Zomergasten. Ik ben één van die 500 Nederlanders die de hele drie uur van een aflevering uitzitten. Om geïnspireerd te worden, om me te laven aan onafhankelijke geesten en om de slimheid die even mag regeren. Step zegt dat ze, als journaliste voor Al Jazeera in Jakarta, een verhaal maakt als ze er een ziet, en daarna vraagt of ze het mag brengen. Dat is het, dankjewel Step. Op woensdag 10 augustus zit ik in de trein, fiets naast me, op weg naar Abcoude. Want ik heb een verhaal gezien dat verteld moet worden. Het heet ‘fietsroute Vecht & Venen’.
Je aandacht over meerdere dingen tegelijk verdelen is de norm (jazeker, de mens van nu is erg druk bezet), maar de kwaliteit van wat je tegelijk doet neemt af. Behoorlijk zelfs. Volle aandacht is een schaars goed en een teken van respect. In het verkeer is het, oh welkome bijvangst, ook nog eens levensreddend.
De brug
FOTO: WIM VAN DER ENDE
Ik rijd Abcoude in, op weg naar de Angstel, die ik tot aan Loenersloot zal volgen. Ik pik het riviertje op bij een smalle ophaalbrug, die in de routebeschrijving wordt genoemd als enige toegang voor de brandweer tot het oostelijk deel van Abcoude. Te zien aan de tros verbodsborden heeft de
4
beschrijving de bruggen verwisseld. De brug staat ook in mijn eigen routebeschrijving, in een dagboek uit een ander leven. Ik ben weer terug op 30 maart 1999, oh zoete pijn van de herinnering. Elsbeth en ik knijpen in de remmen van onze zwaarbeladen fietsen om een auto voor te laten
Weg met de stilte De huizen maken plaats voor de horizon. Met een dijk. Maar niet van water, het is een talud naast de A2. Slierten auto’s bewegen in de verte door de weilanden, boven me komt een grote Airbus van de KLM over, op weg naar het zuiden. Een stil plekje in het groen, het is er nauwelijks. Er is altijd wel iets dat vervoert of vervoerd wordt. Stap maar af van dat stilteidee, Nederland is niet zo. Ik passeer huizen die op eilanden tussen vaarten en sloten staan. Als je je hier terugtrekt achter water en dam, met een rij bomen om je heen en de rietstengels wiegend voor de deur, zou je je volledig afgesloten kunnen wanen van de rest van de wereld, terwijl vijftien kilometer verderop dagelijks tienduizenden transitpassagiers naar alle windstreken van de wereld vliegen en op de A2 Berlijn en Kopenhagen al aangegeven staan. Die mix is de charme van Nederland, de gevarieerde manier waarop we elke vierkante kilometer van dit land gebruiken en moeten gebruiken. Ik trap verder. Alle bomen, alle rietstengels en alle blaadjes kijken door de harde wind naar links. Een vuilniswagen perst zich over een bruggetje in Baambrugge, de bovenkant raakt een witte stalen boog. Nieuw verkeer ontmoet oude infrastructuur, het kan niet of het kan net, weer een stukje Nederland. Het water rimpelt, de waterlelies dobberen en een treurwilg drapeert zijn slierten over een woest bloeiende rododendron. Er ligt een dode koe op een oprit naar een boerderij. Greta IV is niet meer bij ons, het licht ging uit tijdens een maaltje gras en klaver. Het was goed zo.
Bourgogne aan de Vecht In Loenersloot wordt mijn aandacht getrokken door een muur en een slotgracht die tussen de bomen scheme-
ren. Ik stap af, maar kan niet dichterbij komen. Aanbouwen uit de 17e eeuw leunen tegen een ronde Middeleeuwse verdedigingstoren, waar struiken uit groeien als peterselie uit de oren van een Romeinse soldaat. Welke tempelier heeft daar ooit gevangen gezeten? Wat is de geschiedenis van dit onbereikbare slot? Het is kasteel Loenersloot, rijksmonument en ver verwijderd van de Pont Neuf in Parijs, waar in maart 1314 de laatste grootmeester van de Orde van de tempeliers werd terechtgesteld. In Loenen aan de Vecht moet ik opnieuw een brug over. Het is gelukkig niet de Ketelbrug, dus wordt netjes aangekondigd dat hij open gaat. Als de brug nog maar net is gedaald loopt er iemand naar de overkant. Wie heeft het lef om daar te lopen als de slagbomen nog dicht zijn? Het is de brugwachter, en hij gaat over de slagbomen. Hij opent ze met een sleutel en duwt de bomen opzij. Fietsers rijden door en mijn mond staat open. De klok begint keihard te luiden, het is precies twaalf uur. Als ik Japanner was, zou ik hier vier geheugenkaartjes vol schieten en in Nederland willen wonen. Net als ik, maar ik houd het bij dertien foto’s. Over de brug gaat het rechtsaf en duik ik de geschiedenis in. Enorme beuken sluiten hun kruinen boven me. Langs de weg staan herenhuizen met glazen buitenlantaarns en trapeziumvormige daken. Gietijzeren hekken sieren opritten met wit grind. Zuilen met borstbeelden, een prieeltje. Van sommige betonnen beelden in tuinen is niet helemaal duidelijk waarom ze er staan. Ze lijken meer op de gipsen afgietsels van de vulkaanslachtoffers in Pompeii. Een stukje Bourgogne aan de Vecht, deels nog uit de Gouden Eeuw, deels gebouwd door BN’ers in hun eigen Gouden Decennium.
Giethoorn Bij ridderhofstad Gunterstein, Breukelen, ga ik de weilanden in. Verderop opent zich het landschap met veel water, dobberende bootjes en riet, steeds meer riet. Soms zijn alle daken weg en is de hele wereld groen. In Tienhoven staat de gereformeerde kerk te koop, de zwarte kousen waren op. De bebouwing verandert in een soort langgerekt Giethoorn, met
vooral veel grote auto’s die feilloos de volledige breedte van de smalle weggetjes vullen, de mens toont zich een topper in het zich aanpassen aan zijn omgeving. Die is zwaar van de bloemengeuren en wordt geregeerd door gras en groen krooswater. De smetteFOTO: PIET PEETERS
FOTO: PIET PEETERS
De molens bij Maarssen.
gaan. Een man vraagt waar we naartoe gaan. “Naar Nepal” zeg ik, geheel naar waarheid. We waren die dag vertrokken uit Amsterdam en zouden pas twintig maanden later weer de Nederlandse grens over fietsen. Over een veldweg, op een stikdonkere novemberavond, ergens onder Valkenswaard. Ik maak een foto, kijk nog eens om en dan weer voor me. Ooit, ooit.
FOTO: PIET PEETERS
E
Een Sprinter brengt me het laatste stukje vanaf Duivendrecht. Van achter het vele glas zie ik het landschap leeg worden, totdat er zomaar een betonnen perron opduikt en ik even later op een stil station m’n fiets de trap af til. De oortelefoontjes gaan uit.
loze tuinen worden bevolkt door hortensia’s in alle kleuren van de regenboog. Ik oefen hardop mijn Zweedse uitspraak, wat best vreemd is als je bedenkt dat ik helemaal geen Zweeds spreek. Als ik het naar mijn zin heb op de fiets, sta ik niet voor mezelf in. Zo hebben de inwoners van ZuidSumatra eens een zwetende Hollander door het oerwoud zien fietsen die ‘Daar kwam ene boer uit Zwitserland’ zong. Je gunt het ze niet. Ja, ik heb het erg naar mijn zin, maar in Portengense Brug moet ik een keuze maken. Ga ik rechts of ga ik links. Neem ik de shortcut, of doe ik de hele route. Ik heb dienst die avond en moet om 18:00 uur thuis zijn. De rode auto moet de weg op kunnen,
Wind en water Het laatste stuk terug naar Abcoude is hard werken. Het is volledig bewolkt, af en toe regent het. Vlak boven me hoor ik de naderende vliegtuigen, ik zie ze niet. De weg gaat over kronkelende dijken. Dit is waterland, grasland en hortensialand. Weer dingen de tuinen mee naar een plaats op de
FOTO: WIM VAN DER ENDE
kalender, de harde wind waait mijn hoofd schoon. Het is het wijdse groene land, de wind en ik. Een prachtig soort puurheid, ik kijk naar beneden en zie alleen het asfalt en mijn malende benen. De A2 doemt op, mijn doel, want daar ligt ook Abcoude. De weg loopt er naar toe, maar blijft kronkelen. Net als ik denk dat ik de A2 pas in de buitenwijken van Maastricht zal tegenkomen, laat ik riet en bomenhagen achter me en fiets ik het talud op. Mijn benen zijn toe aan de treinrit terug, mijn hoofd zit vol indrukken en ik ben een gelukkig mens. De wereld van bruggen, riet en hortensia’s. Het avontuur ligt vlakbij, ik mocht het jullie brengen. Maar het zelf fietsen is nog veel mooier.
LEGENDA Routerichting Startpunt Station Bushalte Parkeerplaats Fietsverhuur Bezienswaardigheid Brandweer Horeca Veerpont Informatiepunt Gemeentehuis Ziekenhuis
Piet Peeters Bezienswaardigheid in boek FOTO: PIET PEETERS
ook als het je privé niet uitkomt. Ik stuur nog een SMS naar m’n collegabevelvoerders. 15 Seconden later komt het antwoord: ‘Ik neem hem wel, veel plezier!’. ‘Je bent een held’ SMS ik terug en sla linksaf, richting Wilnis. Daar zie ik met eigen ogen het stuk veendijk dat in de nacht van 26 augustus 2003 tientallen meters opschoof, waardoor een woonwijk onder water kwam te staan. Ik zie David Attenborough staan, een voet op het monument, wijds gebarend achter zich, naar de opgeschoven dijk: “and it was here, in the night of…”.
Fietsroute Inkorting fietsroute 64
Fietsknooppunt Spoorweg
FOTO: WIM VAN DER ENDE
Het water van Vecht en Venen. Rechts de Vecht, met statige buitens en oude glorie. Onder de Angstel, met stille oevers en doorkijkjes als ansichtkaarten.
Autosnelweg Hoofdweg Lokale weg Straat Onverharde weg Provinciegrens Hoogspanningsleiding Water Bos Heide Zand Weiland Bouwland Bebouwing Y-12345 ANWB-paddenstoel met nummer
FOTO: WIM VAN DER ENDE
FOTO: PIET PEETERS
P-12345 ANWB-wegwijzer met nummer
Oude en nieuwe historie. Rechts de molens bij Maarssen, waaronder een zeldzame wipmolen uit 1830 (de rode). Boven het monument voor de dijkdoorbraak in Wilnis in 2003.
De fietsroute Vecht en Venen, een van de zeven fietsroutes bij het fotoboek Postlokaal.
5
veiligheidsregio utrecht
Managementteam Binnensticht-Lekstroom maakt ‘rondje risico’s’ in gemeenten Ken uw werkgebied. Met dat doel maken de leden van het managementteam van district Binnensticht-Lekstroom een verkenningsronde door de zeven gemeenten die sinds 1 november het nieuwe district vormen. Iedere gemeente in het district treedt een middag op als gastheer, om de MT-leden bekend te maken met de lokale ontwikkelingen en specifieke risicosituaties.
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
H CoPI bij Blauwkapel.
GRIP 2 voor vliegtuigbom In Utrecht was op woensdagmiddag 28 sep-
tember korte tijd GRIP 2 van kracht. Aanleiding was de onverwachte vondst van een Duitse vliegtuigbom uit de tweede wereldoorlog tijdens baggerwerkzaamheden bij Fort Blauwkapel. Na een eerste verkenning door een explosievenverkenner van Politie Utrecht bleek dat het om een fors exemplaar van 500 pond ging. In overleg met de Explosieven Opruimingdienst Defensie (EODD) werd geen enkel risico genomen en werd een straal van 300 meter rond de vindplaats ontruimd en hermetisch afgezet. Circa 40 inwoners van het fortwijkje Blauwkapel en twee boerderijen moesten tijdelijk hun woning verlaten. Omdat ook het treinverkeer op het spoor Utrecht Hilversum werd stilgelegd en de Noordelijke Rondweg Utrecht ter plaatse werd afgesloten, verliep de avondspits in de omgeving chaotisch. Op veilige afstand van de vindplaats werd een CoPI ingericht, waar politie, brandweer, GHOR, gemeente, ProRail en EODD hun activiteiten afstemden. Om de omgevingsmaatregelen te coördineren werd het Regionaal Operationeel team bijeengeroepen. Even snel als er werd opgeschaald kon echter ook weer worden afgeschaald. De experts van de EODD stelden namelijk bij hun eerste gerichte verkenning vast dat de ontsteker al in de oorlog uit de bom was verwijderd, waarna het ding vermoedelijk in de fortgracht was gedumpt. Toen duidelijk werd dat er geen gevaar meer was voor explosie, konden de veiligheidsmaatregelen in de omgeving gefaseerd weer worden opgeheven en konden de mensen uit het ontruimde wijkje weer terug naar hun woningen. Aan het begin van de avond werd de bom door de EODD onder begeleiding van motoragenten naar de Leusderheide vervoerd om daar te worden opgeblazen.
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Rob Jastrzebski
De bom gaat op transport naar de Leusderheide.
6
niveau te brengen. De brandweer adviseert, de bewoners zijn ‘not amused’ en wat doet het gemeentebestuur met zijn verantwoordelijkheid? Het is geen gemakkelijke opgave, maar met valide argumenten van de brandweer moet toch gepoogd worden de bewoners van de serviceflat te overtuigen van de noodzaak van de aanpassingen. De kosten moeten worden opgebracht door de gezamenlijke bewoners: 15.000 euro per huishouden. Een hard gelag, maar noodzakelijk. Dat de brandweer en de gemeente zich met dergelijke strenge eisen niet geliefd maken bij de bewoners, is de keerzijde.
Het programma biedt de leidinggevenden in het district een mooi interactief doorkijkje in de inspanningen die in de gemeenten van de brandweer worden gevraagd. Op 17 augustus streek de MT-toernee neer in De Bilt. De Bilt gaat de komende jaren flink op de schop: in Bilthoven worden onder andere de stationsomgeving en het centrum grondig vernieuwd, wordt een nieuw bedrijventerrein gebouwd en wordt de spoorlijn Utrecht-Amersfoort op twee plaatsen ondertunneld. Werk aan de winkel dus voor de preventisten van het district, die de komende jaren heel wat bouwplannen krijgen te beoordelen. Die boodschap heeft de gemeente bij de bezoekende brandweercollega’s van het district achtergelaten. Maar ook los van de hausse aan grote bouwprojecten ontbreekt het De Bilt beslist niet aan risico’s. Ron Schoenmaker, medewerker preventie, schetste ter inleiding welke risico’s kenmerkend zijn voor de gemeente: “Industrie is niet onze belangrijkste zorg. De afgelopen jaren is als gevolg van gemeentelijk beleid heel wat risicovolle bedrijvigheid uit de woonkernen weggesaneerd. Het grootste brandveiligheidsrisico in de gemeente wordt gevormd door woon- en verblijfsgebouwen voor verminderd zelfredzamen. Zo telt de gemeente onder meer 21 bejaardenhuizen en 29 kinderdagverblijven. Daarnaast huisvest de gemeente twee grote rijksinstituten, het KNMI en het RIVM met vele laboratoria en gevaarlijke stoffen. Tenslotte is de spoorlijn UtrechtAmersfoort voor ons een blijvende bron van zorg.”
Rondrit
De tournee langs Biltse risicolocaties voerde ook naar de nationale ‘landmark’, het KNMI.
Bestuurlijk dilemma Het werkbezoek van de MT-leden had ook een bestuurlijk tintje. Loco-burgemeester E. Kamminga richtte bij de start van het programma het woord tot de VRU-medewerkers en schetste voor welke knelpunten en dilemma’s op het gebied van brandveiligheid het gemeentebestuur soms komt te staan. Zo bleek uit een controle van de brandweer bij een plaatselijke serviceflat met 97 woningen dat het gebouw volstrekt niet aan de hedendaagse brandveiligheidseisen voldoet. Een investering van circa anderhalf miljoen in bouwkundige maatregelen is nodig om de brandveiligheid op
Na een korte inleiding door Ron Schoenmaker op de brandweerkazerne, vertrokken de MT-leden in twee busjes voor een ‘rondje risico’s’ door de gemeente. Korte stops werden onder andere gemaakt bij het RIVM en het KNMI, het medisch bedrijvenpark Berg en Bosch en een verpleegen verzorgingshuis in Bilthoven dat grondig wordt verbouwd. Tenslotte werd een bezoek gebracht aan het informatiecentrum ‘Bilthoven bouwt’, waar de gasten uitleg kregen over de bouwplannen voor het centrumgebied en de stationsomgeving. Aan het eind van de rit hadden de MT-leden een goed beeld van een gemeente die bruist van de bouw- en vernieuwingsplannen. Ontwikkelingen die niet alleen bestuurlijk maar ook voor de brandweer een flinke uitdaging vormen en waar de preventisten de komende jaren dan ook bovenop zullen zitten. Rob Jastrzebski
Persoonlijke ontwikkeling staat centraal Het Besluit personeel veiligheidsregio’s en de VRU Op 1 oktober vorig jaar trad de Wet veiligheidsregio’s in werking. De praktische uitvoering ervan is geregeld in een aantal besluiten, waaronder het Besluit personeel veiligheidsregio’s. Dat besluit heeft ingrijpende gevolgen voor de manier waarop voortaan bijvoorbeeld naar brandweerrangen en de opleiding en geoefendheid van GHOR- en brandweerpersoneel wordt gekeken. Guy Roumans, districtscommandant Heuvelrug, leidt als projectleider de implementatie van het besluit binnen de VRU in goede banen.
E
Een leven lang leren Het Besluit personeel veiligheidsregio’s (kortweg: Bpv) regelt een grondige herziening van tal van aspecten die te maken hebben met de functies en de vakbekwaamheid van brandweerpersoneel, GHOR-personeel en multidisciplinaire functies binnen de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Vooral bij de brandweer komt dat geen moment te vroeg. Brandweermensen worden goed opgeleid, maar daarna is er geen structurele aandacht voor bijscholing en het op peil houden van de vakbekwaamheid. De bepalingen in het Bpv hebben als doel om daar verandering in te brengen en ademen een heel andere manier van denken over het vakbekwaam worden en blijven van hulpverleners. Roumans: “Een belangrijk uitgangspunt is dat de persoonlijke ontwikke-
ling van de functionaris, of dat nu een bevelvoerder brandweer is, een hoofd gewondennest bij de GHOR of een calamiteitencoördinator op de alarmcentrale, centraal staat. ‘Een leven lang leren’ heet dat in de nieuwe opzet: na het behalen van het diploma blijft een functionaris gedurende zijn hele loopbaan bijleren en zich ontwikkelen. Dat is ook logisch, de maatschappelijke verantwoordelijkheid die we als hulpverleners hebben is niet mis. De kennis en vaardigheden die daarbij komen kijken zijn dermate specialistisch en divers dat het up-todate houden ervan van groot belang is. Een ander centraal thema van de nieuwe opzet is dat de brandweerorganisatie zijn mensen vanuit hun functie benadert, niet vanuit hun rang. We gaan opleiden voor een functie, niet voor een rang.”
Vier stromen De implementatie binnen de VRU van de bepalingen in het Bpv is verdeeld in vier thema’s, die elk in een deelproject zijn ondergebracht: 1. het functiehuis 2. keuringen 3. rangconversie bij de brandweer 4. vakbekwaamheid Roumans: “Om met het eerste thema te beginnen: het functiehuis vormt de basis van de nieuwe manier van werken. In het functiehuis zijn de taken en functies binnen onder andere de GHOR en de brandweer vastgelegd. Bij de brandweer worden bijvoorbeeld 31 functies onderscheiden, die zich deels in het ‘warme’ en deels in het ‘koude’ deel van de organisatie bevinden. Voor elk van die functies is een kwalificatieprofiel, een opleidingsplan en een proeve van bekwaamheid op-
Rangconversie brandweer Bij de brandweer is de herziening van het rangenstelsel één van de meest zichtbare gevolgen van de invoering van het Bpv. In de nieuwe systematiek zijn er nog maar zeven rangen, de rangen brandwacht eerste klas en onderbrandmeester verdwijnen bijvoorbeeld. Wanneer gaan we daar bij de VRU iets van merken? Roumans: “De rangconversie is klaar tot en met de rang van brandmeester en krijgt in de maand oktober zijn beslag. Bij de officiersrangen gaat dit vóór eind december gebeuren, omdat het beleid
met betrekking tot piketfuncties nog niet helemaal aansluit op de rangconversie. Ook voor piketfunctionarissen geldt namelijk dat ze een functie hebben waar het Bpv een rang aan koppelt. Iedereen die een nieuwe rang krijgt ontvangt een brief, waarna de nieuwe rangen zo snel mogelijk worden toegekend. De hele rangconversie bij de VRU heeft flink wat tijd nodig gehad omdat sommige dingen best lastig te achterhalen waren. Zo zegt het Bpv bijvoorbeeld dat, om vrijwillig manschap B te kunnen worden, je óf eerst vijf jaar manschap A moet zijn geweest, óf manschap A met twee specialismen moet zijn. De VRU moest achterhalen hoe het zat met de specialismen van alle brandweermedewerkers en wanneer ze bijvoorbeeld als brandwacht zijn aangesteld. Ander voorbeeld: is het zijn van chauffeur/ pompbediener een specialisme of een rol? Al deze dingen moesten zorgvuldig worden uitgezocht, en dat vergt tijd.”
Vakbekwaamheid Roumans: “Belangrijke vragen bij het onderhouden van vakbekwaamheid
zijn ‘welke eisen stel je als organisatie aan elke functie?’ en ‘welke bekwaamheden heb je nodig om je functie uit te kunnen oefenen?’. Het functiehuis zoals dat geregeld is in het Bpv is langs de lat gelegd van het functiehuis van de VRU om te controleren in hoeverre ze overeenkomen. Dat is meteen bij de regionalisering gebeurd. Het besluit bepaalt dat per functie de vakbekwaamheid moet worden onderhouden middels oefenen en trainen. Een functionaris moet niet alleen het functiediploma behaald hebben, maar moet aan kunnen tonen dat hij of zij vakbekwaam blijft. Het vrijblijvende gaat er dus af, en deelnemen aan oefenavonden en operationele trainingen zoals in Zweden is niet genoeg. Het betekent ook dat alle OTO-resultaten aan de leidinggevenden worden gerapporteerd. We gaan dus veel meer dan voorheen registreren wat je op OTO-gebied hebt gedaan, terwijl we praktisch gezien oefeninspanningen moeten bundelen en oefenonderwerpen moeten koppelen. Waar we nog niet uit zijn is de vraag wat voor systeem voor blijvende vakbekwaamheid we als VRU gaan hanteren, en of we
Iedereen wordt aangesloten Overgang naar nieuwe hard- en software in volle gang
dat voor alle functies en alle 2000 medewerkers binnen de VRU gaan doen. Gaan we voor kwaliteit of kwantiteit? De wet laat de werkgever, de veiligheidsregio, daar vrij in. Dit is een belangrijk punt. Op het moment dat je iemand kwalitatief gaat beoordelen, kan dat gevolgen hebben en moet je daar dus heel zorgvuldig in zijn. In de deelprojectgroep die zich hier mee bezig houdt zijn zowel mensen van P&O, OTO als het lijnmanagement vertegenwoordigd. Half oktober brengen zij advies uit aan de VRU over het deelproject vakbekwaamheid.” Roumans is stellig over de betekenis van de implementatie van het Bpv bij de VRU: “De meerwaarde voor alle medewerkers is dat er wordt geïnvesteerd in ieders persoonlijke ontwikkeling. Voor de VRU in zijn geheel brengt het duidelijkheid over welke mensen we in huis hebben, met welke kwalificaties. Met de nieuwe manier van werken kunnen we aan iedereen laten zien dat we over de juiste vakbekwaamheid beschikken.” Piet Peeters
FOTO: PIET PEETERS
gesteld. Op die manier is glashelder wat er van de vervuller van een functie wordt verwacht, hoe hij of zij moet worden opgeleid en hoe de vakbekwaamheid moet worden getoetst. Dat geldt voor alle regio’s en voor alle brandweermensen die die functie vervullen. Aan elke functie is bovendien een bepaalde rang gekoppeld. Daarnaast is het zo dat het Bpv precies aangeeft voor welke functie een specifieke keuring nodig is, gericht op de uitvoering van die functie. Ook dat zijn we aan het uitwerken.”
Werken onder één gezamenlijke VRU-paraplu betekent op termijn: werken met dezelfde computers, programma’s en randapparatuur. Om dat te bereiken worden ‘as we speak’ onder andere de nieuwe VRU-werkplekken ingericht en in gebruik genomen. Een hele klus, vertellen Henk Bosch en Marco van Rooijen, die er ieder vanuit een verschillende verantwoordelijkheid bij betrokken zijn.
H
Het gelijktrekken van de hard- en software waar we dagelijks mee werken is een mooi voorbeeld van een grotere efficiency die regionalisering met zich meebrengt. Een efficiency die zich niet alleen in geld laat uitdrukken. Ook het gemak bij het uitwisselen van bestanden, een workflow zonder de hindernissen van verschillende versies van software, is een belangrijk pluspunt. Maar dan moet zo’n overgang wel goed verlopen: de functionaliteit van je werkplek heeft direct te maken met het plezier waarmee je werkt en met wat er uit je handen komt. Ziedaar de uitdaging van deze grote operatie waarbij de meeste harden software binnen de gehele VRU wordt vernieuwd. Ziedaar de uitdaging van Henk Bosch, die er als transitiemanager voor moet zorgen dat de overgang op tijd en conform de gemaakte afspraken voor elkaar is. Hoe doe je dat? Bosch: “Helemaal aan het begin van het traject hebben we voor elk district, en samen met dat district, een transitieplan geschreven: hoe gaan we over, wanneer doen we dat, en wat zijn de wensen. Daarbij gaat het voornamelijk over ICT (zeg maar: de automatisering van kantoorwerkplekken), maar niet uitsluitend: denk bijvoorbeeld aan apparatuur in ademluchtwerkplaatsen, lichtkranten, toegangstags en telefoons. Al deze overgangsactiviteiten vormen samen het programma harmonisatie, met als doel om VRU Centraal, alle districten en alle brandweermensen op de nieuwe infrastructuur van de VRU aan te sluiten. Daarmee nemen we afscheid van een grote verscheidenheid aan computers, randapparatuur en programma’s waarmee tot voor kort overal in de districten wordt gewerkt.”
Strak schema De overgang van het oude naar het nieuwe verloopt volgens een strak schema. Dat moet ook wel, want het is essentieel dat alles op tijd klaar is. Bosch: “Vóór de overgang werkten de meeste brandweerposten met computers en programma’s die van de gemeente waren, op een gemeentelijk netwerk. Met de gemeenten is overeengekomen dat we apparatuur, programma’s en netwerktoegang tot en met het einde van 2011 mogen gebruiken, daarna wordt alles overgedragen. Op 16 december moet alles klaar zijn.” Zoveel gemeenten, posten en werkplekken die allemaal ‘over’ moeten, wordt dat geen chaos? Bosch: “Daar hebben we, samen met de districten en alle programmamedewerkers, goed over nagedacht. Een strakke structuur en planning is alles. Op de eerste plaats hebben we de overgang verdeeld in vijf projecten: 1. de standaard kantoorwerk plekken: computers, randapparatuur en servers 2. werkplekken van preventiemedewerkers 3. werkplekken met CAD/ Geografische applicaties 4. overige apparatuur (zoals pagers, ademluchtapparatuur en lichtkranten) 5. telefonie. In die volgorde gaan we ook over. Op de tweede plaats maken we de overstap district na district, zodat er duidelijk afgebakende stappen ontstaan en we de ervaringen in het ene district mee kunnen nemen naar het andere. We zijn gestart met het district Binnensticht-Lekstroom, omdat de gemeente Nieuwegein per 1 november een nieuw gemeentehuis betrekt en omdat
Zeist op het punt stond naar een nieuwe kazerne te verhuizen.” En, hoe is dat bevallen? Marco van Rooijen, postcommandant IJsselstein in de ‘warme’ brandweerorganisatie, is transitiecoördinator in BinnenstichtLekstroom en heeft een duidelijk verhaal. “Ik ben hier echt heel enthousiast over. Bij zo’n grote operatie als de regionalisering van de brandweer verlopen dingen nooit helemaal vlekkeloos, maar dit zit er dicht tegenaan. De overgang is van het begin af aan goed aangepakt. In klankbordgroepen hebben we eerst onze ideeën geformuleerd en die aan het district voorgelegd. Daar is wat mee gedaan, we zijn vreselijk goed gehoord. Ook de gemeenten hebben fantastisch meegeholpen. Zij hebben voorzien in het draaiende houden van het netwerk om al die dingen in de lucht te houden waarbij de overstap in een later stadium wordt gemaakt, zoals de vergunningverlening. Daarnaast hebben ze de data (zoals agenda’s en documenten) aangeleverd die op het gemeentelijk netwerk stonden en die overgezet moesten worden. Ook dat is heel goed verlopen.”
De overstap in de praktijk En de overstap zelf, kwestie van stekker eruit, stekker erin? Van Rooijen: “Die bestond uit drie delen: een aanloopweek, een week daadwerkelijk wisselen en een week nazorg. In de aanloopweek hebben we per post iemand als coördinator aangesteld die we volledig van alles op de hoogte hebben gebracht. Op de eerste dag van de opbouwweek zijn we ’s ochtends begonnen met alles op een rijtje te zetten: we hebben de ICT-ers voorgesteld en de taakverdeling nog eens uitgelegd, wie is wie en wie doet wat.
Vervolgens hebben we de nieuwe pc’s zelf naast de oude gezet en aangesloten, waarbij de ICT-ers het netwerk in orde maakten en de programma’s en data ‘inspoolden’. Tot slot ging de betreffende medewerker achter zijn nieuwe computer zitten om te kijken of alles werkte. Daarbij hadden we ondersteuning als iets niet goed bleek te zijn. Je komt altijd dingen tegen, maar voor elk probleem was er direct een oplossing, zodat aan het einde van de dag alles werkte. Zo ontdekten we dat er in de nieuwe kazerne in Zeist een netwerkkabel ontbrak tussen de eerste en tweede verdieping. Ter plaatste werd meteen een nieuwe kabel getrokken. Dat is fijn werken.” Na de overstap begint het daadwerkelijk gebruik van nieuwe apparatuur en applicaties. Hoe wordt dat begeleid? Bosch: “Bij de voorbereiding en de overgang hebben we heel veel steun gehad aan een goede planning en een geweldige inventiviteit van de mensen die het allemaal hebben moeten doen, zowel vanuit het project als de gebruikers. Nadat de gebruiksfase is ingegaan komt het aan op een goede samenwerking tussen de gebruiker en de I&I helpdesk. Iedereen zal moeten wennen aan de nieuwe situatie, maar als ik zie hoe het tot nu toe gegaan is, heb ik daar alle vertrouwen in.” Piet Peeters
7
veiligheidsregio utrecht
Uitkomsten pilots dragen bij aan risicocommunicatie op maat
De VRU VooRUit
Tegelijkertijd kijken we samen met het Algemeen Bestuur hoe we onze ambities kunnen waarmaken in een tijd waarin het woord bezuinigingen op ieders tong ligt. Het huishoudboekje van de VRU zal tijdens de Algemeen Bestuursvergadering van 7 november worden besproken. De VRU bestaat gelukkig niet alleen uit cijfers. De medewerkers van de VRU zijn er ook nog! Ik ben in de zomerperiode begonnen met het afleggen van werkbezoeken in de vijf districten van de VRU. Ik noem ze even in willekeurige volgorde, want ze zijn me allemaal even lief: Binnensticht-Lekstroom, Utrecht, Rijn & Venen, Heuvelrug en Eemland). Doel van de bezoeken is om een nog beter beeld en indruk te krijgen van de verschillende werkzaamheden die iedereen voor de VRU uitvoert. Dit doe ik door persoonlijk met de mensen in gesprek te gaan. Op deze manier peil ik wat er goed gaat en wat er beter kan. Ik krijg zo een beter beeld van wat er op de werkvloer leeft. Samen met het directieteam van de VRU ga ik kijken wat er op korte en lange termijn verbeterd kan worden. Overal waar ik kom zie ik gedreven en enthousiaste collega’s die passie hebben voor hun vak en die hun schouders er onder willen zetten. Ik heb hier veel waardering voor. Natuurlijk is het wennen aan afspraken die we met elkaar hebben gemaakt. Dit kost tijd, zowel in de districten als op VRU centraal niveau. Ik heb er het volste vertrouwen in dat we hier in slagen! Samen staan we voor de veiligheid van onze inwoners.
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
Hans Wink
Overleg met de burger, maar waarover precies? Wanneer zich in hun omgeving bijzondere risico’s voordoen, vinden mensen die daar direct of indirect de gevolgen van ondervinden het steeds belangrijker om daar goed over te worden geïnformeerd. Maar dan. Waaraan heeft een burger behoefte om zich goed voor te bereiden op een ramp, en hoe kom je daar achter? Ziedaar twee vragen waar een projectteam al enige tijd mee bezig is, en die uiteindelijk moeten leiden tot twee pilots op het gebied van risicocommunicatie. Jessica Pepermans is projectleider voor deze twee pilots.
W
Wet veiligheidsregio’s Het beter geïnformeerd willen worden over risico’s zou je een trend kunnen noemen, een ontwikkeling waar ook de VRU op in wil spelen. Maar dat is niet het hele verhaal. Met de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s op 1 oktober vorig jaar is de verantwoordelijkheid voor de risicocommunicatie overgegaan van gemeenten en provincie op veiligheidsregio. Risicocommunicatie is daarmee niet alleen een ambitie, maar ook een wettelijke verplichting. Jessica Pepermans: “Vanuit het Programma Uitvoering Externe Veiligheid (PUEV) heeft de provincie Utrecht in 2008 aan de VRU de opdracht gegeven om een project rond risicocommunicatie op te zetten. Er is toen een startbijeenkomst belegd met iedereen die maar iets met externe veiligheid te maken heeft: communicatie- en milieuspecialisten, afgevaardigden van de waterschappen, de hulpdiensten, de provincie en van de gemeentes. Er is vervolgens een projectteam geformeerd dat onderzoek heeft laten doen te doen naar de risicoperceptie en informatiebehoefte over risico’s. Naar aanleiding daarvan is besloten om eerst ervaring op te doen met risicocommunicatie door twee pilots rondom dit onderwerp te organiseren. Op basis van de uitkomsten wordt advies gegeven aan de VRU en provincie Utrecht over de invulling en implementatie van risicocommunicatie.
Rampscenario Belangrijke vraag is vervolgens: op welke manier onderzoek je aan welke informatie de burger echt behoefte heeft? Pepermans: “We zijn begonnen met een publieksonderzoek in Amersfoort, Veenendaal en Woerden. Vervolgens is mij gevraagd om op basis van dit onderzoek twee pilots te ontwikkelen en uit te voeren binnen de provincie. De pilots bestaan uit een crisisoefening voor burgers rond het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor. Dat laatste kwam namelijk uit het onderzoek en de Peiling Milieuhinder als één van de grootst ervaren risico’s.” Maar waarom een oefening, als het om risicobeleving gaat? Pepermans: “Daar zit een duidelijke gedachte achter. We denken dat mensen eigenlijk nog geen goed of volledig antwoord kunnen geven op de vraag wat ze nodig hebben om zich
colofon 8
vanuit ons perspectief wat ze moeten weten of doen, maar gaan het gesprek en de relatie aan met de burger.”
goed voor te bereiden op een ramp als ze die zelf nog nooit hebben meegemaakt. Het idee achter de oefening is om mensen met een gesimuleerd rampscenario te confronteren, en ze als het ware een ramp te laten meemaken. Die ramp wordt nagespeeld tot het moment dat de hulpdiensten zouden arriveren, zodat we mensen ook kunnen laten ervaren hoe het met hun zelfredzaamheid gesteld is. Na de ‘ramp’ vragen we de deelnemers waar ze behoefte aan hadden op het moment dat de ramp zich voltrok, en wat ze vooraf hadden willen weten. Dat kan bepaalde informatie zijn, maar bijvoorbeeld ook waar ze betrouwbare informatie vandaan kunnen halen. Risico- en crisiscommunicatie lopen daarbij feitelijk in elkaar over. Op die manier krijgen we een idee over hoe we onze risicocommunicatie vorm kunnen geven en welke aanpak en middelen we daarbij in moeten zetten. Je kunt dan echt risicocommunicatie op maat leveren. Zo’n oefening is zelf al een vorm van risicocommunicatie, omdat we mensen er op attent maken welke risico’s er in hun omgeving spelen en hoe je daarmee om zou kunnen gaan. Dit zijn meteen de belangrijkste pijlers van het hele project: relatiemanagement, ervaringsleren en naadloos aansluiten bij de crisiscommunicatie. We vertellen mensen niet
Concreet Wanneer en waar kunnen we de ramp verwachten? Pepermans: “Nog niet alle details zijn ingevuld, maar de eerste pilot, zal naar verwachting begin 2012 worden gehouden. De gemeentes Woerden en Amersfoort hebben toestemming geven om de pilots in hun gemeente te houden.” Piet Peeters
Pilots en visie Onderzoek naar de informatiebehoefte van burgers in rampsituaties, hadden we dat al niet eens gedaan? In de vorige editie van VooRU was inderdaad te lezen dat vanuit de Centrale VRUorganisatie op dit gebied een onderzoek is uitgevoerd. Dit verdiepingsonderzoek volgde op het publieksonderzoek dat eerder in opdracht van de provincie Utrecht werd uitgevoerd in Amersfoort, Woerden en Veenendaal. Onder andere op basis van deze onderzoeken is nu in concept het visiedocument Risicocommunicatie opgesteld. Op basis van dit visiestuk en de ervaringen en leerpunten uit de pilots wordt een advies geformuleerd over de praktische invulling en implementatie van risicocommunicatie.
Rijkshaakarmvoertuigen vervangen Recent heeft de VRU een drietal nieuwe ‘rijkshaakarmvoertuigen’ in gebruik genomen. De voertuigen zijn gestationeerd in Amersfoort, Woerden en op de Kobaltweg in Utrecht. De nieuwe voertuigen op Volvo FM chassis vervangen drie oudere DAF65 exemplaren, die na de vervanging zijn overgenomen en beschikbaar zijn gesteld aan de districten.
D
De levering van de nieuwe haakarmvoertuigen maakt deel uit van een landelijk vernieuwingsproject van het rijksmaterieel voor het grootschalig optreden. Voor de vervanging van de haakarmvoertuigen heeft het ministerie van (toen nog) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in 2008 een vierjarig contract gesloten met Volvo. De voertuigen worden ingezet voor het transporteren van onder andere de haakarmbakken voor spe-
FOTO: MATTHIJS VAN DER VEEN
Tijdens het jaarlijkse congres van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) in Den Bosch heeft minister Ivo Opstelten (Veiligheid & Justitie) nogmaals bevestigd dat er tijdens deze kabinetsperiode niets gaat veranderen aan de Veiligheidsregio’s. Dit is op landelijk niveau goed omdat de Wet op de Veiligheidsregio’s een jaar geleden op 1 oktober officieel is ingevoerd en nog lang niet alle veiligheidsregio’s zijn geregionaliseerd. Voor de Veiligheidsregio Utrecht is het ook goed nieuws. De komende jaren kunnen we het VRU-huis verder inrichten en doorontwikkelen naar het kennis- en expertise centrum op het gebied van risico- en crisisbeheersing dat we willen zijn.
cialistische hulpverlening, grootschalig watertransport, ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen en andere containers. De rijksvoertuigen zijn, zoals de naam al doet vermoeden, eigendom van de rijksoverheid. Ze worden door het ministerie van Veiligheid en Justitie betaald en aangeschaft en in bruikleen gegeven aan de regio’s, als aanvulling op het eigen materieel voor grootschalig optreden en rampenbestrijding.
VooR U is het relatiemagazine van de Veiligheidsregio Utrecht (VRU). Het is bedoeld om partners in rampenbestrijding en crisisbeheersing in de regio én landelijk op de hoogte te houden over activiteiten van en binnen de VRU. De VRU is een samenwerkingsverband van de 26 Utrechtse gemeenten op het gebied van brandweerzorg, bevolkingszorg en geneeskundige zorg. Samen met haar partners draagt de VRU op efficiënte en effectieve wijze zorg voor het voorkomen van en bestrijden van branden, calamiteiten en crises. VooR U verschijnt minimaal vier keer per jaar. Voor meer informatie over de VRU kunt u terecht op de onze website www.vru.nl. Hoofd- en eindredactie: Afdeling Communicatie Redactie-adres: Veiligheidsregio Utrecht, t.a.v. afdeling Communicatie, Postbus 3154, 3502 GD Utrecht, e-mail:
[email protected] Vormgeving: Hendrik Flinterman Druk: ZuidamUithof Adreswijzigingen en of functiewijzigingen: svp doorgeven via e-mail adres
[email protected].
brandweer zorg
FOTO: GEERT BOS
Interactieve brandweerbeleving bij open dagen Heuvelrug
D
De open dagen op de drie posten stonden ook in het teken van de werving van nieuwe vrijwilligers. Met gedeeltelijk succes, want bij elkaar meldden zich tijdens en na de open dagen circa twaalf serieuze geïnteresseerden, van wie er enkelen het selectietraject ingaan.
Duurstede stelde op 10 september de kazerne open voor het publiek en Brandweer Maarn presenteerde zich op 17 september in het dorpscentrum. Op alle posten werden ook demonstraties gegeven, die traditioneel veel publiek trekken.
Campagne Brandweer Doorn hield op 27 augustus een ‘open huis’, als afsluiting van een wervingscampagne in de lokale media in de weken daarvoor. Post Doorn koos als thema ‘Beleef de brandweer, waarbij de bezoekers via het werken met de verschillende gereedschappen gevoel konden krijgen bij het veelzijdige brandweerwerk. Ook de posten Maarn en Wijk bij Duurstede hadden een vergelijkbaar interactief programma. Wijk bij
Postcommandant Gerrit Hardeman van de post Doorn is tevreden met het verloop van de open dag. “Het weer werkte mee en we trokken veel belangstelling, mede omdat die dag ook het Heuvelrug festival met braderie in het dorp werd gehouden. We konden dus wel op extra bezoekers rekenen. Uiteindelijk hebben zich tijdens en na de open dag vier gegadigden gemeld die geïnteresseerd waren in de functie van brandweer-
vrijwilliger. Daarvan is er een overgebleven, waarmee we verder gaan praten. We hebben veel energie gestoken in de wervingscampagne in juli en augustus en je hoopt natuurlijk altijd dat er een bus vol kandidaten voor het vrijwilligerschap komt voorrijden, maar dat is niet meer realistisch. In deze tijd van onder druk staande vrijwilligheid is iedere kandidaat er een.”
Vrouwen als vrijwilliger Ook Maarn voerde in de weken voor de open dag actief campagne voor ‘nieuw bloed’ met flyers en posters. Hier was de werving vooral gericht op het interesseren van meer vrouwen voor de vrijwillige brandweer. Postcommandant Henk van Rossum heeft geen reden tot ontevredenheid. Maar liefst zeven mensen gaven aan inte-
Oefenweek variabele voertuigbezetting pagina 10 Lessen uit de praktijk: wat doen we ermee? pagina 11 FOTO: ROB JASTRZEBSKI
De tijd dat open dagen bij de brandweer eenrichtingverkeer waren, waarbij belangstellenden alleen konden kijken, ligt ver achter ons. Om de brandweerorganisatie vandaag de dag op een aantrekkelijke manier bij het publiek onder de aandacht te brengen, geven brandweerkorpsen hun open dagen steeds meer een interactief karakter. In augustus en september hielden drie posten in het district Heuvelrug ‘open huis’. In Doorn, Maarn en Wijk bij Duurstede kon het publiek via actieve deelname aan demonstraties zelf even ervaren hoe het is om brandweerman of –vrouw te zijn.
In dit katern:
‘Tour de regio’ interview met John van Holland pagina 12 Kleurrijke Jeugdbrandweeroefenweek pagina 13
resse te hebben, waarvan drie vrouwen. Zij worden allen uitgenodigd op een oefenavond voor een gesprek en nadere kennismaking. Wie dan voldoende gemotiveerd blijkt en aan de eisen voldoet, doorloopt de verdere selectieprocedure. Ook in Maarn konden bezoekers onder begeleiding actief kennismaken met aspecten van het brandweerwerk, onder andere door blussing met kleine blusmiddelen, verkenning en redding in een rokerige ruimte en het werken met hydraulisch redgereedschap. Paul Steegmans was een van de geïnteresseerde burgers die wel eens een autowrak wilde bewerken met de redschaar. Zijn bevinding: “Dit is behoorlijk zwaar werk. Het valt niet mee om zo’n hydraulische schaar te hanteren en dit is nog niet eens het zwaarste stuk
FOTO’S: GEERT BOS
brandweer zorg
Demo brandbestrijding in Doorn. Rechts: Paul Steegmans ‘knipt’ onder deskundig toezicht een auto.
gereedschap. Ik heb respect voor de mensen die hier in de praktijk mee moeten werken. Of de vrijwillige brandweer iets voor mij is? Helaas niet, dat is niet te combineren met mijn werk.”
Brandweerduikers In Wijk bij Duurstede stond de open dag op 10 september in het teken van
duiken. Het korps gaf de bezoekers tijdens de open dag inzicht in het brandweerwerk onder water via een mobiele duiktank met kijkvensters. Brandweerduiken is een van de specialismen van de post Wijk bij Duurstede. Het korps is op zoek naar mensen met duikervaring buiten de brandweer en hoopt door het openstellen van de brandweerduikopleiding
zónder verplichte basisbrandweeropleiding de drempel voor nieuwe instroom te verlagen. Ook in Wijk bij Duurstede ontbrak een demonstratieprogramma niet en belangstellenden konden zelfs een kleine rondvaart maken met de brandweerboot op de stadsvijver achter de kazerne. Rob Jastrzebski
Oefenweek variabele voertuigbezetting In de week van 7 tot en met 11 november reizen 32 brandweerlieden uit de regio af naar het Zweedse Revinge voor een realistische oefenweek met een bijzonder tintje. Het vijfdaagse oefenprogramma staat volledig in het teken van de variabele voertuigbezetting. Uiteenlopende realistische scenario’s zullen worden aangepakt met diverse combinaties van variabele voertuigbezettingen en experimentele blustechnieken. Doel van de oefenweek is ervaring op te doen met nieuwe brandbestrijdingsmethodieken.
B
relatie tot de risico’s, de (paraatheids)organisatie zo goed mogelijk in te richten. We gaan dan ook onderzoeken wat de mogelijkheden zijn met betrekking tot variabele voertuigbezetting en brengen de daarbij behorende concequenties in beeld. Bij mogelijke invoering van zo’n flexibele uitruksystematiek komt wel het een en ander kijken. In vier deelprojecten worden verschillende aspecten
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Binnen de VRU is de variabele voertuigbezetting al enkele jaren een hot item. In Utrecht en Amersfoort zijn in 2008 en 2009 succesvolle pilots gehouden met een zogenaamde TS4 -bezetting. Die proeven werden destijds in het leven geroepen om te onderzoeken of uitrukken met een beperkte bezetting een antwoord kon zijn op knelpunten bij de opkomst van vrijwilligers. In Utrecht is deze ‘dynamische
voertuigbezetting’ inmiddels volledig ingevoerd in de bedrijfsvoering van het korps. In Amersfoort heeft de pilot vooralsnog geen vervolg gekregen. Daarnaast is Soesterberg aangehaakt bij de variabele uitruksystematiek. De ervaringen van deze drie pilots hebben nu geleid tot een regionale aanpak met een bredere focus op dit thema.
Toolbox
10
Onder de vlag van het uitvoeringsprogramma Brandweerzorg werkt de VRU aan het inrichten van een toekomst-bestendige brandweerorganisatie. Een van de elementen daarin is het leveren van ‘zorg op maat’. We onderzoeken de mogelijkheden van variabele voertuigbezetting om, in
uitgediept om goede randvoorwaarden te scheppen. Benoemd zijn de deelprojecten opleiden/trainen/oefenen, uitrusting/materieel/logistiek, plannen en procedures, en meerdaags realistisch oefenen. De trainingsweek in Zweden in november valt onder dit laatste deelproject. Deelprojectleider Jan Hazeleger licht toe hoe de oefenweek in zijn werk gaat en wat de te behalen doelen zijn: “We gaan met vier tankautospuitbemanningen naar het trainingscentrum in Revinge om ervaring op te doen met experimentele tactieken en technieken. Training van basisvaardigheden zoals straalpijpvoering is tijdens deze week in mindere mate aan de orde, de focus ligt met name op de
systematiek van optreden met variabele bezettingen. De mensen die meegaan hebben allemaal al ervaring of affiniteit met de TS4-systematiek en hebben al eerder aan een realistisch trainingsprogramma in Zweden deelgenomen. Op deze manier willen we maximaal rendement halen uit het beproeven van nieuwe methodieken. We zijn met verschillende leveranciers in overleg over experimentele voertuigen, die we voor die week in bruikleen kunnen krijgen. Met Ziegler hebben we al een overeenkomst gesloten voor het gebruik van een door hen gebouwde snelle interventie-eenheid.” Een kant en klare doctrine voor uitruk en inzet met variabele voertuigbezetting zal de oefenweek niet opleveren. Het programma is voor de deelnemers primair bedoeld om praktijkervaring op te doen en in beeld te brengen welke ervaringen en wat voor gevoel manschappen en bevelvoerders hebben tijdens de inzet in variabele samenstellingen. Jan Hazeleger: “Het leren kennen van de mogelijkheden en beperkingen tijdens een inzet met twee of vier man en het verkennen van de risicobeleving zijn de doelen waar we ons op richten. Uiteindelijk moeten de uitkomsten een toolbox voor leidinggevenden opleveren: een keuzematrix voor uitruksterkte en blusmiddelen voor uiteenlopende scenario’s. Tot die keuzeopties behoren dan, naast de standaard hogedrukinzet, ook alternatieve technieken zoals de blusbom of bluslansen. Ook dergelijke middelen willen we daarom, indien mogelijk, bij de oefenweek betrekken. En variabele voertuigbezetting gaat niet alleen over ‘meer’ of ‘minder’ maar juist over ‘anders’. We willen onze mensen en middelen op een goede manier inzetten. Het is onze taak om voor de burger een snelle en doeltreffende hulpverlening te organiseren. Misschien blijkt dat twee eenheden van vier personen in sommige omstandigheden een betere
keuze is dan één eenheid van zes. Alles draait om een effectieve inzet van mensen en middelen voor de te klaren klus. De benodigde slagkracht voor de maatgevende scenario’s staan absoluut niet ter discussie. Wij onderzoeken alleen of we de benodigde slagkracht op een andere (variabele) wijze kunnen opbouwen. Het argument van sommige critici dat variabele voertuigbezetting alleen wordt ingegeven door een bezuinigingsopdracht, klopt niet.
Veiligheidsdogma Een andere misvatting is volgens Hazeleger het veelgehoorde dogma dat alleen met een standaard uitruk-bezetting van zes man een veilige inzet mogelijk is. Een visie die volgens hem niet op enig wetenschappelijk onderzoek is gestoeld. “Met een ploeg van zes man lopen de mensen in de frontlinie per saldo evenveel risico als bij een sterkte van vier man. Het is altijd zo, los van variabele voertuigbezetting, dat je moet nadenken over risico’s en het afwegen van mogelijkheden en beperkingen. Veiligheid zit in de mens zelf. Een ieder moet zichzelf altijd de vraag stellen: ‘Wat kan ik in de huidige omstandigheden wel en niet aan?’ De oefenweek moet praktische kennis en ervaring opleveren, waarmee we de toekomstige repressieve organisatie beter onderbouwd kunnen inrichten. We doen dit overigens niet alleen. Ook de NVBR en onderzoekers van het NIFV kijken mee en zullen ondersteuning leveren bij het evalueren van de resultaten. Ook het land heeft hier immers baat bij. Variabele voertuigbezetting en dynamische brandweerzorg zijn landelijke ontwikkelingsthema’s. Met deze praktijkweek doet de VRU mee in de voorste linie.” Rob Jastrzebski
Meer informatie bij: Jan Hazeleger via
[email protected]
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Luuk Vink: “De repressieve dienst kan al in de bouwfase meedenken over mogelijkheden voor een veilige inzet bij brand.”
Lessen uit de praktijk: wat doen we ermee? “Preventie en repressie zijn nog teveel gescheiden werelden” De brandweerzorg kan nog veel winnen aan effectiviteit door gestructureerder te leren van praktijkervaringen en de binnen de organisatie aanwezige kennis beter te benutten. ‘Lerend vermogen’ is een landelijk beleidsthema in de brandweersector, maar ook op lokaal niveau kunnen leerervaringen beter worden benut. Luuk Vink, teamleider vergunningverlening en advisering in het district Binnensticht-Lekstroom, signaleert in zijn repressieve functie als OvD/HOvD regelmatig zaken die als input kunnen dienen voor het interne leerproces.
R
Recente ervaringen die hem tot nadenken stemden, zijn de in zijn ogen te geringe preventiekennis bij de repressieve dienst en het belang van burgerparticipatie bij incidenten. Een van de stellingen die Luuk Vink door zijn praktijkervaringen gestaafd ziet, is dat preventie en repressie nog teveel gescheiden werelden zijn. De mensen in de uitrukdienst zouden de binnen de organisatie aanwezige kennis over preventieve voorzieningen in gebouwen beter kunnen benutten bij de verkenning en inzet in geval van brand. Hoe? Door een betere overdracht van kennis tussen de afdelingen preventie en repressie en door ook intensiever met die kennis te oefenen.
Tactische keuzes “Gebouwen worden vanuit preventieoogpunt zodanig ontworpen dat enerzijds een ontstane brand beheersbaar blijft, maar anderzijds ook een veilige repressieve brandweerinzet mogelijk is als er toch brand uitbreekt”, aldus Vink. “Je moet dan als bevelvoerder wel weten hoe een gebouw in elkaar zit; waar de rook- en brandscheidingen zitten en welke installatietechnische voorzieningen zoals ventilatie je in je voordeel kan benutten. Tijdens verschillende praktijkincidenten is mij opgevallen dat mensen in de uitrukdienst onvoldoende gebruik maken van waardevolle preventieinformatie, simpelweg omdat zij daar op dat moment niet over beschikken.”
De informatie is vaak wel op bereikbaarheidskaarten aanwezig is, maar daarvan wordt volgens Vink nog te weinig gebruik gemaakt. “In mijn ogen zou het gebruiken van bereikbaarheidskaarten en preventie-informatie structureel deel moeten uitmaken van de oefenprogramma’s. Een bevelvoerder moet bij zijn verkenning en de planning van zijn inzet tactische keuzes maken en preventiekennis kan daarbij een grote steun vormen. De werelden van preventie en repressie moeten daarom meer met elkaar worden verweven.”
Nieuwbouw Houten Preventiespecialisten hoeven manschappen en bevelvoerders niet te worden, maar er moet wel een systematiek zijn die ervoor zorgt dat de repressieve dienst kan beschikken over de benodigde kennis van preventieve voorzieningen die hen kan helpen een veilige en effectieve inzet te doen. Een degelijke overdracht van kennis van preventie naar repressie is daarvoor een voorwaarde. In Houten is de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in die kennisoverdracht. Vink: “Er is in Houten de afgelopen jaren enorm veel gebouwd, waardoor de afdeling preventie hoogtijdagen heeft gehad. Toen vijf jaar geleden het nieuwe winkelcentrum Het Rond werd ontwikkeld, heb ik met de bevelvoerders om de tafel gezeten, om hen al in het ontwerpstadium bekend te
maken met het gebouw en hen ook mee te laten denken over de consequenties van de inrichting en preventieve voorzieningen voor hun repressieve taak. Waar zou je een gebouw binnen willen gaan voor verkenning? Wat is de beste plek voor de sleutelkluis, het brandmeldpaneel en aansluiting van de blusleiding? Zo krijgen de mensen in de uitrukdienst al in een vroeg stadium feeling met een gebouw, waar ze in hun operationele praktijk baat bij kunnen hebben. Het is mijn grote wens om die koppeling tussen preventie en repressie binnen het district meer aandacht te geven en ook VRU-breed moeten we mijns inziens met dit thema aan de slag.”
Burgerparticipatie Een ander fenomeen dat Luuk Vink in de praktijk signaleert als thema waar de hulpverlening over moet nadenken, is burgerparticipatie bij incidenten. Burgers als hulpverleners, hoe gaat de professionele hulpverlening daarmee om? Tijdens de grote brand in het Nieuwegeinse verpleeghuis De Geinsche Hof bleek hoe belangrijk deze spontane hulp van ongeorganiseerde omstanders kan zijn als mensenlevens moeten worden gered. Bouwvakkers brachten tientallen niet zelfredzame patiënten in veiligheid, maar wie is nu eigenlijk verantwoordelijk voor hun veiligheid? Vink: “Als hulpverleners zijn we van nature geneigd om omstanders bij een
brand of ongeval achter het lint te plaatsen, terwijl zij soms een belangrijke rol kunnen spelen bij incidenten. Daar zijn we als professionals echter nog niet goed op voorbereid. Soms worden bijvoorbeeld mensen verwijderd op het moment dat zij eerste hulp aan slachtoffers verlenen.
“De uitrukdienst maakt onvoldoende gebruik van waardevolle preventieinformatie.” Bij De Geinsche Hof werd op grote schaal hulp geleverd door bouwvakkers en omwonenden, wat een grote steun bleek voor de hulpverlening. Maar er kleven wel risico’s aan die ongeorganiseerde burgerhulp. Enkelen raakten zelf ook gewond. Mijn vraag is dan ook wie op zo’n moment verantwoordelijkheid draagt voor de veiligheid van die onbeschermde burgers en wat de mogelijkheden zijn om tijdens een incident enige sturing te geven aan die burgerhulpverlening. Daar moeten we intern eens goed over nadenken.” Rob Jastrzebski
Meer informatie bij: Luuk Vink via
[email protected] 11
brandweer zorg
‘Tour de regio’
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
De regionalisering van de brandweerzorg heeft tot heel wat verschuivingen geleid, waarbij mensen op nieuwe functies en nieuwe werkplekken zijn terechtgekomen. Hoe pakt de reorganisatie in de praktijk uit? Hoe ervaren mensen de nieuwe organisatie en hun eigen positie daarin? Nu de nieuwe organisatie een poosje draait, maakt Voor U in de komende uitgaven een ‘tour de regio’ om medewerkers in de districten te vragen naar hun ervaringen.
“Zelfde stoel, groter werkgebied” John van Holland, specialist brandpreventie district Heuvelrug John van Holland draait al 21 jaar mee in de brandweerwereld. In 1990 meldde hij zich als vrijwilliger aan bij het korps Veenendaal, waar hij in 1994 de overstap maakte naar preventiemedewerker in beroepsdienst. Op zijn werkplek heeft de regionalisering vooralsnog geen invloed gehad. “Mijn stoel stond in Veenendaal en staat ook nu nog in Veenendaal. Maar mijn werkgebied en relatienetwerk zijn wel groter geworden. In dat opzicht beschouw ik de regionalisering voor mijzelf als een aantrekkelijke verandering.”
J
John van Holland zegt nooit bang te zijn geweest dat de regionalisering in november vorig jaar voor hem ongunstig zou uitpakken. Eigenlijk bood de operatie hem alleen maar nieuwe kansen om zijn blik te verbreden.
“De gemeenten moeten nog wennen aan de veiligheidsregio” “Als specialist brandpreventie had ik weinig te vrezen. Bekend was dat alle medewerkers bij voorkeur in hun eigen district zouden worden geplaatst en hoewel iedereen op zijn functie moest solliciteren, had ik in principe geen concurrentie. Mijn eigen voorwaarde was wel dat ik in Veenendaal, of tenminste binnen het district wilde blijven werken. Daarom heb ik ook afgezien van het idee om de module-opleiding specialist ‘Risico’s en Veiligheid’ te gaan volgen. Inhoudelijk een interessante job, maar dan was ik bij de centrale stafafdeling van de VRU in Utrecht geplaatst en dat vond ik te ver weg van Veenendaal. Ik heb het op deze locatie wel naar mijn zin.”
Inrichting afdeling
12
John ziet duidelijk voordelen van de regionalisering voor het vakgebied preventie. De grootste winst is in zijn ogen dat er nu binnen de regio een grotere uniformiteit in procedures en toetsingsnormen is, waar er voorheen
nogal wat verschillen waren in de manier waarop de gemeentelijke brandweerkorpsen invulling gaven aan hun preventietaken. “Die verschillen maakten het wel lastig om een nieuwe afdeling preventie voor het district op te bouwen. Er moest immers nogal wat worden gelijkgetrokken in werkwijzen en procedures, kaders en normen. De vorming van het districtspreventiebureau ging dan ook niet vanzelf. In Veenendaal hadden we voor de regionalisering een preventieteam van vijf man en daar kwamen er bij de regionalisering vijf bij vanuit andere gemeenten. Als mensen moesten we aan elkaar wennen en verschillen in werkwijzen overbruggen. Omdat we in de overgangsfase nog geen afdelingshoofd en teamleider hadden, heb ik daar zelf ook een rol in gespeeld. Samen met mijn huidige afdelingshoofd Peter Jochems, ben ik langs alle vijf de gemeenten gegaan om te inventariseren wat er moest gebeuren om op één lijn te komen en wat de gemeenten aan producten en diensten van ons verwachtten. Dat was allemaal nog niet ingevuld.” Een jaar na de regionalisering durft John van Holland de uitspraak aan dat dat jaar ook wel nodig was om de afdeling preventie in het district Heuvelrug goed neer te zetten en de werkprocessen in te richten. “Geleidelijk is er wel steeds meer een groepsgevoel ontstaan en zijn we een team geworden.”
Relatienetwerk Veenendaal is volgens John een leuke gemeente voor een preventiespecialist. Groeien in omvang doet de gemeente weliswaar niet meer, maar er zijn veel zogenaamde ‘inbreidingslocaties’ en uitdagende dossiers op het gebied van brandveiligheid. Zoals de bouw van het nieuwe stadshart met woon- en winkelblokken en parkeergarages met drie lagen ondergronds. Voorzieningen waar de specialisten brandpreventie leuk op kunnen puzzelen om gelijkwaardige oplossingen voor brandveiligheid te formuleren.
“De grootste winst van de regionalisering is dat er nu binnen de regio een grotere uniformiteit in procedures en toetsingsnormen is” Lokaal is er in het partnernetwerk van brandpreventie niet veel veranderd, maar wel in de verhoudingen. John van Holland: “Ons partnernetwerk zit vooral bij het gemeentelijk apparaat in de vijf Heuvelruggemeenten. Voor Veenendaal geldt dat ik nog steeds zaken doe met dezelfde relaties als voor de regionalisering. Alleen waren we voor 1 november vorig jaar collega’s in gemeentelijke dienst, terwijl ik nu in feite extern adviseur ben op basis van een dienstverleningsover-
eenkomst tussen de gemeente en de VRU. Wat het wel aantrekkelijk maakt is dat ik een groter netwerk heb gekregen. Voorheen werkte ik alleen voor de gemeente Veenendaal en voor Renswoude, die al jaren eerder de preventietaken aan ons had uitbesteed. Nu werk ik ook als adviseur voor andere gemeenten in het district. We hebben als preventiemedewerkers de portefeuilles overigens wel verdeeld, zodat iedereen zijn vaste werkgebied heeft, maar bij grote drukte of ziekte kunnen we nu gemakkelijk bij elkaar bijspringen en klussen van elkaar overnemen.” Van Holland signaleert wel dat de relatie tussen de VRU en de gemeenten op het gebied van brandpreventie nog verder moet groeien en dat er nog aandachtspunten zijn. “Ik merk bijvoorbeeld dat we op veel dossiers waarover wij geadviseerd hebben geen terugkoppeling meer krijgen, zodat voor ons niet altijd duidelijk is wat er met een advies of een controle-actie is gebeurd. Dat zou in mijn ogen nog wel kunnen verbeteren. Verder kunnen we de koppeling tussen preventie en repressie nog verder versterken. En last but not least: het valt me op dat in de gemeenten nog niet iedereen goed op de hoogte is van de dienstverleningsovereenkomst en dat sommige mensen nog geen goed beeld hebben van wat wij nu precies voor hen kunnen doen. In dat opzicht moeten de gemeenten in mijn beleving nog wel wennen aan de veiligheidsregio.” Rob Jastrzebski
Gehoord op de achterbank De ‘Albert Heijn TAS’
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Terwijl wij na een uitruk rustig terugreden naar de post, vond er tussen de ploegleden in de TAS een stevige discussie plaats. Rode draad was het feit dat er steeds meer geluiden opgaan voor een TAS 4 en zelfs een TAS 2 bezetting. Plannen die binnen de Nederlandse brandweer heel wat rumoer veroorzaken.
Kleurrijke Jeugdbrandweeroefenweek Ook afgelopen zomer kleurde het Erkemederstrand bij Zeewolde weer ‘brandweerrood’ door de kolonie jeugdbrandweerlieden uit de regio die er neerstreek voor de jaarlijkse Jeugdbrandweer Oefenweek. De week werd op zaterdagavond 2 juli geopend met een kleurrijk feest voor alle jeugdbrandweerlieden uit de regio. DJ Rob Tonen van Slam FM wist de circa 200 aanwezige jeugdleden in een uitstekende stemming te brengen.
H
Die gestage groei van de Jeugdbrandweer Oefenweek was voor de organisatie reden om een aantal aspecten dit jaar anders aan te pakken. Zo was er voor het eerst een professionele keukenunit en een grote kantine-evenemententent en daarnaast kende het spel- en oefenprogramma een strakkere planning. Marcel de Vries, medewerker Jeugdbrandweer, Wedstrijden en Sport: “We ontkomen er niet aan om de bedrijfsvoering op het kamp professioneler te organiseren. De populatie jeugdleden die deelneemt, groeit elk jaar en dan moet het qua hygiëne en voorzieningen gewoon goed voor elkaar zijn. Met de gehuurde keukenunit kunnen we professioneler maaltijden verzorgen. Een les van vorig jaar was dat de partytenten waar we de maaltijden vorig jaar nog gebruikten minder geschikt zijn. Daar zijn we in 2010 letterlijk uitgeregend”
Planning en ritme Dat de oefenweek dit jaar volgens een strakker schema verliep, heeft ook te maken met een les van de vorige editie. Marcel de Vries: “Vorig jaar was er nogal wat onduidelijkheid over het spel- en oefenschema en wist op een gegeven moment niemand meer wat er precies ging gebeuren. Daarom hebben we dit jaar de activiteiten volgens een helder tijdschema georganiseerd.
Ook het dagelijkse ploegleidersoverleg vond plaats op vaste tijden. Zo komt er ritme en regelmaat in het programma en dat hebben we ook nodig nu de groep zo groot wordt.” Ook de oefenweek van afgelopen zomer zal weer leerpunten opleveren die worden verwerkt in de voorbereiding voor de oefenweek van 2012. Zo signaleert De Vries dat er dit jaar wat meer (lichte) verwondingen waren tijdens het spelprogramma; wellicht een gevolg van het feit dat ook de spellen professioneler worden georgaFOTO: ROB JASTRZEBSKI
Het grote VRU-feest dat in januari voor alle 2500 medewerkers van de veiligheidsregio werd georganiseerd, werd hiermee in het klein nog eens overgedaan voor de jonge toekomstige brandweergeneratie. Na het feest begonnen zeven ploegen aan hun zesdaagse oefenweek. Naast de jeugdploegen van Utrecht, De Bilt, Zeist, Breukelen en Veenendaal, meldden de ploegen van Houten en Bunnik zich dit jaar als nieuwkomers bij het groeiende evenement.
niet voor niets. Als bindingselement binnen de jeugdbrandweerkolom van de VRU heeft de oefenweek inmiddels een vaste plek gekregen en de Vries hoopt dat het evenement tot in lengte van jaren georganiseerd kan worden. Hij besluit: “We zijn enkele jaren geleden klein begonnen, geïnspireerd door wat we in Oostenrijk hebben opgestoken bij het jaarlijkse nationale jeugdbrandweerkamp in Brunn am Gebirge. De Jeugdbrandweer Utrecht heeft een stedenband met die plaats en als Jeugdbrandweer Utrecht komen we daarom al sinds 1977 op dat evenement. Qua schaal volstrekt onvergelijk-
Marcel de Vries:
“We hebben ritme en regelmaat nodig, nu de groep groter wordt” Een professioneel jeugdbrandweerkamp kan niet zonder eigen ‘meldkamer’.
niseerd, waardoor het enthousiasme en het competitie-element toeneemt. “We denken nu na over het beter organiseren van de EHBO-taak tijdens de oefenweek. Misschien is het mogelijk om daarbij vrijwilligers uit de GHOR-kolom te betrekken. Daarvoor moeten we binnen de VRU met de verantwoordelijke personen in overleg.”
Kostenbeheersing De kostenbeheersing rond de oefenweek wordt, met het groeien van het evenement, volgens Marcel de Vries wel een punt van aandacht. Een professionele keukenunit, een kantinetent, sanitaire voorzieningen, brandstof voor inmiddels al drie mobiele stroomaggregaten, het gaat allemaal
baar met onze regionale Jeugdbrandweer Oefenweek, want in Brunn am Gebirge praten we over een kamp voor 5000 jeugdleden. Zo groot zal het bij ons nooit worden. Toch zie ik mogelijkheden om dit initiatief een landelijk tintje te geven. We hebben al veel aandacht van andere regio’s in het land, die ons bewonderen om wat we hier in Zeewolde jaarlijks organiseren. Dit is binnen Nederland uniek. We onderzoeken samen met andere regio’s of we in de organisatie van een jaarlijks jeugdbrandweerevenement kunnen samenwerken. Dan kunnen we ook de kosten van de benodigde voorzieningen spreiden en de zaken nog professioneler organiseren.”
Al sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw bestaat de bezetting van een tankautospuit uit 6 personen. Een bevelvoerder, chauffeur/ pompbediener, aanvalsploeg (1 en 2) en de waterploeg (3 en 4). Een indeling gebaseerd op de uitgangspunten van het aflegsysteem. In de lesstof van de leergang manschap A brandbestrijding staat dat dit aantal minimaal vereist is om verantwoord en veilig te kunnen werken. Steeds meer kleine brandweerposten hebben echter moeite om bij een alarmoproep tijdens kantooruren een complete bezetting in het voertuig te krijgen. Door de bezetting van de TAS in die gevallen terug te brengen tot vier personen, zou toch kunnen worden uitgerukt, waardoor de lokale brandweerdekking behouden blijft. “Een verkapte slimme bezuinigingsoperatie, die TAS 4!”, riep een van de waterploegleden geïrriteerd. “Let maar op, ze duwen het gewoon door je strot. Weg back-up in geval van nood. Ik hoop niet dat mij dan wat overkomt, want opvolging zal er echt niet binnen vijf minuten staan.” Een lid van de aanvalsploeg keek hem fronsend aan en zei: “stel nu eens dat jouw post, waar je met ziel en zaligheid lid van bent, steeds vaker niet kan uitrukken omdat er onvoldoende bezetting is? Da’s ook lekker motiverend! Zou zo’n TAS 4 optie dan geen welkome oplossing zijn? Kijk daar ook eens naar!” “Wat vind jij daarvan Frits?”, vroeg de chauffeur naast mij. “Tja”, zei ik, “De uitgangspunten voor het aflegsysteem zeggen heel stellig dat je zes mensen nodig hebt voor een verantwoorde inzet. Daarin zit ook een deel veiligheid ingebakken voor het eigen personeel, mocht het fout gaan. Of je daar zomaar omheen kunt? Ik vraag mij dat af. Er gaan dit jaar al ploegen naar Zweden om te oefenen met een TAS 4 en TAS 2 bezetting. Uit die praktijkoefeningen zal blijken hoe het uitpakt. Anderzijds kan uitrukken met een TAS 4 of TAS 2 wel een oplossing zijn voor al die ‘nutteloze’ automatische brandmeldingen. Want laten we eerlijk zijn; wie zit er te wachten op die alarmeringen die toch bijna altijd loos alarm zijn? Gaat daar je brandweerhart zo van kloppen en moet je daarvoor ten allen tijde zes man van het werk laten komen? Dat het ook met bezuinigingen te maken heeft, is in deze tijd niet ondenkbaar, maar er zit ook wel praktische logica in de plannen. Als ik kleine boodschappen doe bij Albert Heijn, neem ik altijd een lichte plastic weggooi TAS mee. Doe ik zwaardere boodschappen, dan neem ik die sterkere Albert Heijn TAS. Laten we daarom vooral op een open manier discussiëren over wanneer en waar welke soort TAS inzetbaar is. En dan moeten we ook durven zeggen dat er legitieme redenen zijn om een lichtere TAS in te zetten, toch?”
Rob Jastrzebski
Frits Juvert Meer informatie bij: Marcel de Vries via
[email protected] 13
brandweer zorg
25x Via Gladiola! Voor de vijfentwintigste keer marcheerde een team brandweerlieden uit de regio Utrecht op 22 juli over de finish van de Nijmeegse Vierdaagse. Dertig deelnemers telde het Utrechtse peloton dit jaar onder de VRU-vlag. Zij gingen allen tevreden met het felbegeerde Vierdaagsekruis naar huis, na een week wandelen in Nijmegen en omstreken. De condities waren uitstekend, zonder hitteperikelen en regen. Voor de deelnemers was het opnieuw een onvergetelijke Nijmeegse week.
Trees van Eijden van de post Schalkwijk nam dit jaar voor de eerste keer deel aan de Nijmeegse Vierdaagse. Zij neemt regelmatig deel aan wandeltochten, zoals de bloesemtocht en de lokale vierdaagse en speelde al langere tijd met het idee om zich ook voor ‘de moeder van alle wandeltochten’ in te schrijven. Toen zij begin dit jaar hoorde dat de VRU versterking zocht voor het Vierdaagseteam, hakte zij de knoop door. Na enkele oefentochten
in het voorjaar ging zij op 19 juli van start voor haar eerste Nijmeegse Vierdaagsemars.
Voordeel oefentochten “Het voordeel van die oefentochten is dat je je medelopers goed leert kennen en zo kweek je een soort familiegevoel met elkaar. Dan ben je een hecht team op het moment dat je van start gaat. Ik vond de vierdaagse echt een geweldige ervaring. Los van de sportieve prestatie die je moet leveren is vooral de prachtige sfeer rond het evenement een grote stimulans. Al die mensen langs de route; toeschouwers vanuit het hele land, maar ook aanwonenden die je aanmoedigen en je eten en drinken aanbieden, fantastisch dat er zoveel enthousiasme en gemeenschapszin is. Daar put je als lopers ook kracht uit.” Hoewel het voor Trees de eerste keer was, heeft zij de tocht redelijk pro-
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
V
Volgend jaar hoopt de VRU met een nog grotere delegatie aan de vierdaagse mee te doen. Het wandelteam constateert dat naast de officiële vierdaagseploeg nog verschillende mensen uit de regio op individuele titel deelnemen. Als ook zij zich achter de VRU-vlag scharen, kan de VRU-ploeg zich nog beter presenteren als een sportieve eenheid van medewerkers uit alle lagen van de organisatie.
Voor de vijfentwintigste keer over de Via Gladiola in Nijmegen, op naar de felbegeerde kruisjes!
bleemloos voltooid, al had zij weken later nog het gevoel dat haar voeten ‘beurs’ waren. “Ik heb ook een forse blaar opgelopen waar ik wel vrij veel last van heb gehad. Mijn fout was dat ik daar zelf een blaarpleister op heb geplakt en dit niet tegen de medische verzorging heb gezegd. Een lesje voor de volgende keer. Toen de pleister losliet had ik een open wond op mijn hiel, die gelukkig door de verzorgingsgroep uitstekend met tape is ingezwachteld. Over die verzorging niets dan lof. Je wordt die vier dagen van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat uit-
stekend in de watten gelegd met eten, drinken, blaarverzorging en massage en je hoeft je werkelijk nergens zorgen over te maken. Zonder die perfecte verzorging red je als lopers niet. Ik ben blij dat ik dit heb mogen beleven. Als het mij gegeven is, loop ik volgend jaar weer mee. Misschien wel met nog een collega van de post Schalkwijk, want ik heb al wat mensen enthousiast gekregen door het delen van mijn ervaringen.” Rob Jastrzebski
Frank Slob en Marco van Haaften, nog vol goede moed voor de komst van de storm.
Frank Slob, districtscommandant Binnensticht-Lekstroom, en Marco van Haaften, bevelvoerder in Vianen, hadden zich er erg op verheugd om tijdens de internationale World Police and Fire Games in New York als vertegenwoordigers van de VRU te schitteren, Maar een ‘boosaardige vrouw’ gooide roet in het eten. Tropische storm ‘Irene’ maakte The Big Apple in het weekend van 27 en 28 augustus onveilig, waardoor veel onderdelen van het sportevenement moesten worden afgelast.
T 14
Toen het sportfestijn voor hulpverleners op een later moment alsnog van start ging, zaten onze brandweertopsporters alweer in het vliegtuig onderweg naar huis. Frank Slob en Marco van Haaften
hadden zich ingeschreven voor de zogenaamde Road Race, een halve marathon die wordt beschouwd als het koningsnummer van de ‘Olympische spelen’ voor sporters van brandweer en politie. Op 25 augustus vertrokken zij vol goede moed vanaf Schiphol, maar de volgende dag tijdens de openingsceremonie werd bekend gemaakt dat voor het weekend van 27 en 28 augustus alle onderdelen werden afgelast, met het oog op de dreigend naderende Irene. De verwachting was dat de orkaan, die langs de Amerikaanse oostkust koers had gezet richting New York, de stad zwaar zou treffen. President Obama verklaarde negen staten tot rampgebied en in afwachting van de storm deed burgemeester Bloomberg van New York een beroep op de burgers van de miljoenenstad om een veilig heenkomen te zoeken of te blijven waar zij waren en zich met noodvoorraden te wapenen voor het naderende natuurgeweld en de verwachte ontwrichting. Slob en Van Haaften deden het laatste en verschansten zich met voldoende eten, drinken en leesvoer in hun hotel nabij Central Park. Het werd een beetje een deceptie, want toen Irene New York bereikt had, was de orkaan van categorie 1 inmiddels afgezwakt tot een tropische storm. Het windgeweld stelde niet veel meer voor dan een reguliere najaarsstorm aan de Noordzeekust en de gevreesde verwoestende overstromingen in de miljoenenmetropool bleven uit. Desondanks hadden Frank Slob
en Marco van Haaften een leerzame ervaring, doordat zij in de unieke gelegenheid waren om, kijkend door een Nederlandse rampenbestrijdingsbril, de preparatie op een dreigende majeure crisis in de hoofdstad van de wereld van nabij te beleven. “Het is begrijpelijk dat de overheid de dreiging van een orkaan in een stadsgebied met zoveel inwoners en zulke grote economische belangen heel serieus neemt. Maar de ingrepen, zoals het stilleggen van het openbaar vervoer in New York City, waren fors en hadden dagenlang grote impact. Je moet je realiseren dat de metro de vitale levensader van de stad is en die lag twee dagen stil. En door de waarschuwingen van de burgemeester was er ook vrijwel geen auto- en busverkeer, Niemand kon New York dus meer in of uit. Ongekend in de geschiedenis van deze dynamische stad. De voorbereidingen waren overal in het straatbeeld zichtbaar, door dichtgetimmerde etalageruiten en zandzakken die al preventief klaarlagen in de straten van Manhattan. Toen de kracht van de storm sterk was afgezwakt, zag je in de publieke berichtgeving hetzelfde verschijnsel als bij ons: media die probeerden de storm spannender te maken dan hij was en overheidsvertegenwoordigers die bleven oproepen tot voorzichtigheid en die hun beleid probeerden te rechtvaardigen. Uit alles blijkt wel dat zowel de overheid als de bevolking behoorlijk op natuurrampen zijn ingesteld en dat
mensen de waarschuwingen heel serieus nemen.” Door de vertraging die de World Police en Fire Games opliepen als gevolg van Irene, konden Slob en Van Haaften uiteindelijk niet meer aan het programma deelnemen. Toch namen ze een paar bijzondere ervaringen mee terug naar huis: het bezoek aan ‘Ground Zero’, waar de nieuwe Freedom Tower op de plaats van het in 2001 verwoeste WTC in rap tempo uit de grond schiet en de ervaring van een wereldstad in rep en roer voor wat uiteindelijk een ‘storm in een glas water’ bleek. Frank Slob: “Marco en FOTO: FRANK SLOB
FOTO: FRANK SLOB
‘Irene’ dwarsboomt Politie- en Brandweerspelen New York
Zandzakken in Manhattan, wachtend op het water dat niet kwam.
ik hadden al afgesproken dat we ons als vrijwilligers zouden aanmelden om te helpen bij reddings- en opruimwerk als dat nodig mocht zijn. Maar er viel weinig op te ruimen. Een dag nadat Irene was gepasseerd, scheen de zon weer en ging de stad die nooit slaapt weer verder met ademen.” Rob Jastrzebski
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
brandweer zorg
Demonstratie hoogtereddingsteam
Bij de Maximacentrale in Lelystad is op 27 mei in samenwerking met de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en de KLPD een demonstratie van het hoogtereddingsteam gehouden. Er is hierbij een instructiefilm gemaakt. Deze film wordt tijdens de kaderdagen, die van 25 tot en met 28 oktober plaatsvinden, aan alle bevelvoerders getoond.
Uitdagen 2011-2012
FOTO’S: CHARLOTTE MEIJER
Tijdens de Uitdagen 2011-2012 op de Uithof was de VRU aanwezig met onder andere een pakkend show van Brandweerman Cor en werden studenten door een rookhuis geleid door medewerkers van de afdeling Preventie district Utrecht. Succes verzekerd!
Calamiteitenweekend in het Spoorwegmuseum Het Spoorwegmuseum ‘ontspoort’ op 22 en 23 oktober. Twee dagen lang staat het museum in het teken van veiligheid en calamiteitenbestrijding op het spoor. Dankzij de medewerking van het spoorbedrijf, gespecialiseerde aannemers en de Veiligheidsregio Utrecht, krijgt het publiek een uniek kijkje in de keuken van het spoor en de hulpverlening bij spoorwegcalamiteiten. Het Nederlandse spoor behoort tot de veiligste railsystemen in de wereld, maar ongelukken zijn nooit uit te sluiten. Regelmatig doen zich kleinere en grotere incidenten voor op het spoor, zoals aanrijdingen, ontsporingen en technische storingen. De aan het calamiteitenweekend deelnemende part-
nerorganisaties laten in een demonstratieprogramma zien hoe de veiligheid op het spoor wordt gewaarborgd en wat er allemaal komt kijken bij het herstellen van de schade na bijvoorbeeld een treinontsporing. Het is een wereld van gespecialiseerde calamiteitenorganisaties en aannemers. Tijdens het tweedaags programma tonen de samenwerkende instanties over welk gespecialiseerd materieel zij beschikken en hoe zij daarmee werken in de hulpverlening en bij schadeherstel. Ook de VRU is aanwezig tijdens het calamiteitenweekend. Brandweereenheden verzorgen onder andere demonstraties brandbestrijding en technische hulpverlening. www.spoorwegmuseum.nl
Nieuwe procedure afzetlinten
De afdeling Interdisciplinare Voorbereiding en Evaluatie van de VRU heeft de procedure inmiddels verspreid over alle districten en de linten zijn eind september besteld. De materialen worden geleverd aan de districten, waar de districtsafdelingen Operationele Voorbereiding belast worden met de verspreiding over alle brandweerposten. De lintenstandaard in kort bestek: het roodwitte lint geldt als afzetting voor het publiek. Dat betekent dat zich in dit gebied alleen hulpverleners en vertegenwoordigers van andere diensten mogen bevinden die een taak hebben op het incidentterrein. Een rood-geel lint met opschrift ‘Gevarenzone-Verboden toegang’ geeft aan dat deze zone ook voor hulpverleners verboden gebied is, vanwege levensgevaarlijke situaties zoals instortings- of explosiegevaar. Een oranje lint met de tekst ‘Stop’ en verschillende logo’s geeft aan dat het gebied daarachter besmet gebied is, dat alleen mag worden betreden door brandweerlieden in beschermende kleding en uitrusting voor OGS-inzet. Behalve deze drie standaard afzetlinten die op brandweereenheden aanwezig zijn, komen in de praktijk nog drie andere ‘officiële’ linten voor. Zo maakt de politie gebruik van een roodwit lint met als opschrift ‘Politie-niet betreden’. Meestal is dan sprake van een zogenaamd ‘plaats delict’ waar sporenonderzoek wordt gedaan. Een geel lint met de zwarte opdruk ‘asbest’ spreekt voor zichzelf en tenslotte is er nog een ‘geel-zwart’ lint dat veel in de industrie wordt gebruikt om een gevaarlijke situatie aan te duiden. Hulpverleners mogen dat gebied wel betreden maar alleen als zij goed op de hoogte zijn van het betreffende gevaar en zijn voorzien van de juiste beschermingsmiddelen. Rob Jastrzebski
16
FOTO: EVERT DE GRAAF
Grote ravage bij Houten.
Vrachtwagenleed in de regio De afgelopen maanden waren drukke tijden voor de bergers van ‘groot blik’ op de Nederlandse wegen. Gebotste en gekantelde vrachtwagens hielden bergingsbedrijven en hulpdiensten op verschillende plaatsen bezig. Ook onze regio had zijn aandeel in de reeks vrachtwagenincidenten. Op zaterdag 13 augustus kantelde in Bunnik een vrachtwagencombinatie met 200 varkens op de aansluiting van de rijksweg A12 met de Schoudermantel.
D
De chauffeur raakte daarbij bekneld. Brandweer Bunnik kwam ter plaatse en kon bij deze gelegenheid direct het logistieke concept van het nieuwe hulpverleningsvoertuig uitproberen. Onder andere het werkplatform, dat speciaal voor vrachtwagenongevallen is ontwikkeld, kwam tijdens de bevrijdingsactie goed van pas. Het slachtoffer is met rugletsel naar het ziekenhuis vervoerd. Terwijl brandweerlieden en ambulancepersoneel zich ontfermden over de beknelde chauffeur, moest nog een ander probleem worden opgelost. De levende lading kwam na het ongeval massaal in beweging en wist de gekantelde oplegger te verlaten, waardoor de weg vol liep met knorrend vee. De politie kreeg hulp van
omstanders en boeren om de varkens bijeen te drijven. Vijf van de tweehonderd slachthuisreizigers overleefden het incident niet. Op 15 september was het enkele kilometers verderop bij Houten opnieuw raak. Rond vier uur in de middag togen de hulpdiensten naar het knooppunt Lunetten, waar in de bocht van de rijksweg A27 naar de A12 richting Arnhem opnieuw een vrachtwagencombinatie kantelde. Het betrof een vrachtwagen met aanhanger, geladen met sloopafval. Hier liep het voor de chauffeur beter af. Hoewel Brandweer Houten werd gealarmeerd met de melding dat het een ongeval met beknelling betrof, bleek bij aankomst dat de chauffeur zichzelf al had bevrijd. Hij werd ter plekke door ambulanceperso-
neel nagekeken en hoefde niet naar het ziekenhuis. Dat betekende niet dat de brandweer ter plaatse geen nuttige taak had. Bij het ongeval was nogal wat diesel op de grond gelekt. Geen veilige situatie met het oog op de slijp- en snijdwerkzaamheden die door het bergingsbedrijf moesten worden uitgevoerd. De Houtense brandweerlieden bleven dan ook preventief ter plaatse. Dat bleek een goede beslissing, want tijdens de werkzaamheden met een snijbrander vatte inderdaad een deel van de gelekte vloeistof vlam. Snel ingrijpen van de waakzame brandweerlieden voorkwam erger. De berging nam uren in beslag en veroorzaakte veel stagnatie in de verkeersstromen in de regio. Rob Jastrzebski
Brandweer ‘op stoom’ Oude tijden herleefden in Utrecht op 17 september. Tijdens een parade van oude stoomwerktuigen in het kader van het tweedaags evenement ‘Stoom!’ van het Spoorwegmuseum, werd deze historische stoombrandspuit gespot. En ook nog op een historische locatie.
V
Vanuit de oude brandweerkazerne aan de Ganzenmarkt rukten in vervlogen tijden daadwerkelijk stoombrandspuiten uit. Het is vooral te danken aan gepassioneerde vrijwilligers, verenigingen en stichtingen dat de herinnering aan het ‘stoomtijdperk’ van de brandweer nog in tastbare vorm wordt gekoesterd.
FOTO: ANEO KONING
In oktober worden een nieuwe ‘afzetlintenprocedure’ en standaard afzetlinten verspreid over alle brandweerposten binnen de VRU. De nieuwe standaard is vastgesteld door het Regionaal Incidentbestrijdingsoverleg (RIBO) en is gebaseerd op een landelijke richtlijn van de NVBR. In het verleden waren er landelijk nogal wat verschillen in de typen linten die werden gebruikt voor het afbakenen van incidentlocaties en gevarenzones. Met de nieuwe richtlijn komt daarin meer eenduidigheid.
Vrachtwagen- èn varkensleed in Bunnik.
FOTO: ANEO KONING
FOTO: ANEO KONING.
brandweer zorg
bevolkings zorg
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Interactief stoeien met opvang en verzorging
Z
Zo’n zestig gemeentelijke functionarissen verzamelden zich op maandag 26 september in de brandweerkazerne van Bilthoven voor een dagje kennismaking en kennisbevordering. Wat komt er allemaal kijken bij opvang en verzorging tijdens calamiteiten en rampen? Hoe richt je een opvangcentrum in? Wie is waarvoor verantwoordelijk en wie doet wat? Wie zijn je samenwerkingspartners? Dergelijke vragen vormden de rode draad in de zeven opdrachten waar de deelnemers zich deze dag doorheen moesten worstelen. Een dag gericht op samenwerking in de breedste zin van het woord. Daarom werden gemeentelijke ‘clubjes’ door de organisatoren met zorg
uiteengerafeld en werden intergemeentelijke spelteams gevormd. Een prima methode om functionarissen over de gemeentegrenzen heen kennis, inzichten en ervaringen te laten delen.
Wisselend beeld Hoe staan de gemeenten in de VRU er eigenlijk voor als het gaat om het proces Opvang en Verzorging? Een rondje langs de deelnemers leverde een wisselend beeld op. Een greep uit de opmerkingen, geanonimiseerd uiteraard, want we willen leren en niet afrekenen: ‘Er zijn nog te weinig mogelijkheden voor gemeentelijk medewerkers om deze procestraining
te volgen.’ ‘Er is jaren geleden wel eens over trainen en oefenen gesproken, maar daarna hebben we niets meer gehoord.’ ‘Als je weinig oefent, vergeet je snel weer wat je geleerd hebt.’ Maar er zijn ook goede voorbeelden. Sommige deelnemers geven aan dat in hun organisatie jaarlijks wordt geoefend en dat medewerkers frequent bijeenkomen om draaiboeken door te nemen en aandachtspunten voor het O&V-proces te bespreken. Als medewerkers en leiding samen het belang van een goede voorbereiding, training en oefening onderkennen, lééft het en staat de organisatie er sterker voor op het ‘Uur U’. Iedere gelegenheid om te leren moet
Kwaliteitseisen crisisbeheersing in eigen hand pagina 18 FOTO: ROB JASTRZEBSKI
De afgelopen vijf jaar hebben medewerkers van gemeenten in alle VRU-districten geoefend met het proces Opvang en Verzorging. Nuttige oefeningen, want door te oefenen doe je kennis en routine op voor de praktijk. Maar het mag wel wat leuker, wat aantrekkelijker, vonden adviseur Bevolkingzorg Roel de Graaf en trainer Hans Cobussen. Daarom organiseerden zij op 26 september een themadag met spelelementen, waarbij medewerkers bevolkingszorg zich in gemengde teams spelenderwijs in alle aspecten van opvang en verzorging konden verdiepen. Er viel zelfs een heuse bokaal mee te verdienen. Opvang en verzorging als interactieve ‘battleground’.
In dit katern:
Peter Bosman, Officier van Dienst Bevolkingszorg pagina 19 GBT: de camera kijkt mee pagina 20
met beide handen worden aangegrepen: hetzij leren van de praktijk, hetzij via training of oefening. Trainer Hans Cobussen: “Maak daarbij zoveel mogelijk gebruik van kennis en ervaring die anderen al hebben opgedaan. Er is een grote kans dat oplossingen voor vragen en knelpunten waar je mee worstelt elders al eens zijn bedacht. Deel die kennis met elkaar!”
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
bevolkings zorg
Battleground
Casus ‘De Geinsche Hof’ De praktijk is de beste leerschool. Daarom had de organisatie van de themadag Ed van Heel van de gemeente Nieuwegein gevraagd zijn ervaringen als hoofd Opvang en Verzorging tijdens de brand in verpleeghuis De Geinsche Hof met zijn collega’s te delen. Een groot incident waarbij de opvang van de bewoners in grote lijnen uitstekend verliep, maar waarbij de gemeente eigenlijk geen duidelijke rol hoefde te spelen...
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Het kenmerk van de hulpverleningsoperatie bij De Geinsche Hof op 27 juni was dat personeel en directie van het zorgcentrum op basis van hun eigen verantwoordelijkheid zelf heel veel acties in gang zetten. Ook in een crisissituatie bleek De Geinsche Hof in staat om de zorgverlening aan zijn patiënten in verre van optimale omstandigheden in te vullen. De politie regelde bussen, het door de gemeente ingeroepen Nederlandse Rode Kruis assisteerde in het opvangcentrum in sporthal Het Veerhuys en alle ontheemde patiënten werden binnen 24 uur weer onder dak geholpen op andere locaties. Missie geslaagd!
En daarom ging het ook tijdens het interactieve spelprogramma, waarbij in zeven deelopdrachten alle aspecten van opvang en verzorging aan bod kwamen. Het programma draaide om teambuilding en inzicht, waarbij soms letterlijk moest worden gebalanceerd op een wankele basis om van A naar B te komen. Via een gedegen plan van aanpak uiteraard. Eerst op papier oplossingen bedenken en die dan uitvoeren in de praktijk. Boodschap: je hebt elkaar nodig om deze opdracht tot een goed einde te brengen en zo werkt het ook bij het inrichten van een opvangcentrum. En wat komt daar nu eigenlijk allemaal bij kijken? Waaraan moet je denken bij de organisatie van de opvang van een grote groep mensen bij een incident of crisis? Is bijvoorbeeld gedacht aan het regelen van medicijnen voor mensen die in het holst van de nacht zonder iets mee te kunnen nemen acuut hun huis hebben moeten verlaten? En hoe organiseren we de communicatie binnen het opvangcentrum? Soms zijn het de meest simpele dingen die in de dynamiek van het incident gemakkelijk over het hoofd worden gezien. Zo is het bijvoorbeeld wel handig als er in een opvangruimte voor 200 mensen die daar 24 uur moeten verblijven behalve een bed en voldoende eten en drinken, ook voldoende prullenbakken geregeld zijn.
Hans Helmer, gemeente Utrecht:
“Praktijk bewijst nut themadag” Hans Helmer, functioneel beheerder bij de afdeling Werk en Inkomen van Gemeente Utrecht, was een van de deelnemers aan de themadag in Bilthoven. Hij zal de laatste zijn om het nut van thema- of oefendagen ter discussie te stellen. In de twee dagen na de themadag werd hij tweemaal gealarmeerd om bij een incident als hoofd opvangcentrum de opvang van een groep geëvacueerden voor te bereiden. “Op dinsdag 27 september woedde er brand in een flat in Overvecht, waarbij de schatting was dat we tussen de 25 en 50 mensen tijdelijk moesten opvangen. We zijn direct begonnen om in sporthal De Dreef een opvangcentrum in te richten en de ontvangst van de bewoners voor te bereiden. Alles stond al klaar, maar op het laatste moment bleek dat opvang niet nodig was en dat de woningcorporatie al een andere oplossing voor de bewoners van de ontruimde woningen had. Een dag later konden we weer aan de bak, toen bij Blauwkapel een vliegtuigbom werd gevonden en veertig
Aan het eind van het programma bleek dat de deelnemers deze interactieve themadag als bijzonder nuttig en leerzaam hadden ervaren. Het op een aantrekkelijke en speelse wijze behandelen van een serieus thema bleek een
inwoners van het wijkje Blauwkapel tijdelijk hun huis uit moesten. Opnieuw togen we aan de slag om in sporthal de Dreef een tijdelijke opvang in te richten. Maar het gevaar was snel geweken en ook nu was opvang niet nodig. Toch maken twee praktijkincidenten zo kort na elkaar duidelijk dat er elke dag iets kan gebeuren waarbij je als gemeente een rol hebt te vervullen. Zo’n interactieve themadag helpt je om scherp te blijven op je rol en je taken. In de praktijk kan je terugvallen op de kennis die je zo opdoet.” Ik vond de themadag dan ook bijzonder nuttig en leerzaam.”
succesformule. Voor herhaling vatbaar, was de conclusie van de enthousiaste functionarissen. Rob Jastrzebski
Kwaliteitseisen crisisbeheersers in eigen hand Initiatief vult leemte in Besluit personeel veiligheidsregio’s Zoals in het algemene katern van deze VooR U te lezen is, heeft het vorig jaar van kracht geworden Besluit personeel veiligheidsregio’s grote gevolgen voor zowel het brandweer- als het GHOR-personeel binnen de Nederlandse veiligheidsregio’s. Het stelt onder andere duidelijke eisen aan de vakbekwaamheid en het vakbekwaam blijven van hulpverleners. Maar over de functionarissen in de gemeentelijke crisisbeheersingsorganisatie blijft het besluit muisstil. Reden genoeg voor een eigen initiatief op dit gebied. Maak kennis met GROOT en GROOTER.
De gemeentelijke structuur voor opvang en verzorging werd niet volledig geactiveerd. Het was enige tijd onduidelijk welke rol de gemeente zou moeten vervullen en welke rol de zorginstelling zelf nam. Het proces was opgestart maar de inzet van de gemeente kon worden beperkt omdat de zorginstelling, gelet op de zorgvraag van de cliënten, zelf zorg droeg voor ander andere verplegend personeel. Verantwoordelijk voor het opstarten van het proces is en bleef de gemeente. Hoewel het proces zelf goed liep, dankzij de inzet van De Geinsche Hof, werd een gemeentelijk aanspreekpunt uiteindelijk toch gemist. Ed van Heel concludeert dat het goed is dat veel partijen hun eigen verantwoordelijkheden nemen en acties in gang zetten, maar dat dat wel goed naar alle andere partijen, inclusief de gemeente, moet worden gecommuniceerd. Hij trekt als belangrijkste les dat de gemeente het interne proces nog verder kan verbeteren en actiever moet zijn bij het in werking stellen van het deelplan opvang en verzorging. 18
D
De bepalingen in het Besluit personeel veiligheidsregio’s (Bpv) vormen een cruciale stap in een beweging die al langer gaande is: de professionalisering van de manier waarop de hulpverlening, de rampenbestrijding en de crisisbeheersing worden aangepakt. Het is dan ook opmerkelijk dat de scope van het Bpv zich beperkt tot de mono- en multidisciplinaire functies van brandweer en GHOR. En dat terwijl de gemeentelijke kolom binnen veel veiligheidsregio’s de laatste jaren een groeispurt naar volwassenheid heeft gemaakt.
Geheel in de lijn van dit laatste besloot een aantal lokale en regionale coördinatoren op het gebied van de gemeentelijke crisisbeheersing om, nog voordat het Bpv en de onderliggende Wet veiligheidsregio’s een feit werden, zelf het initiatief te nemen en na te gaan denken over kwalificatieprofielen en opleidings-kaders voor sleutelfunctionarissen uit de gemeentelijke kolom. Het project GROOT (gemeentelijke rampenbestrijding
opleiding, oefening en training) werd geboren, onder de hoede en formeel in opdracht van het LOCGS, het Landelijk overleg coördinerend gemeentesecretarissen.
Draagvlak Vanuit de VRU is Marion Schilder bij dit project betrokken: “GROOT heeft zich gericht op een beperkt aantal sleutelfunctionarissen, zoals de officier van dienst bevolkingszorg, de teamleiders (voorheen: hoofden actiecentra) en de algemeen commandant bevolkingszorg (voorheen: hoofd sectie gemeente in het ROT). Ook is gekeken naar de basisopleiding crisisbeheersing. Voor deze functies zijn kwalificatieprofielen opgesteld, op basis waarvan samen met een onderwijsinstelling opleidingskaders geschreven zijn. Daarnaast is voor elke functie een model proeve van bekwaamheid opgesteld. Een en ander heeft dit jaar formeel het akkoord gekregen van het LOCGS, waarna het aan het Veiligheidsberaad is voorgelegd.” Welke status hebben deze nieuwe profielen
en kaders? Schilder: “Dat is tegelijkertijd het mooie en het bijzondere aan GROOT: het is puur op draagvlak gebouwd. Het heeft geen wettelijke basis, maar wel een grote gedragenheid. Dit initiatief heeft daarom veel bekendheid gekregen. Het definieert een kwaliteit waar je samen achter staat. Ook bij de VRU gebruiken we de nieuwe kwalificatieprofielen en opleidingskaders als uitgangspunt van onze opleidingen. Het vormde bovendien de aanleiding om onze basisopleiding aan te passen. Aan de andere kant is het ontbreken van een wettelijke basis ook een lastige: hoe ver ga je als VRU in je rol als opleider? Het is aan de werkgever, de betreffende gemeente, om iets te doen aan de kwalificatie van zijn personeel en om bij te sturen als dat onder de maat mocht blijken te zijn. Wij als VRU zijn alleen opleider, als wij bijvoorbeeld zouden ontdekken dat een bepaalde functionaris niet aan het ontwikkelde kwalificatieprofiel voldoet, kunnen wij dat alleen melden en een advies uitbrengen. Een dergelijke situatie roept een
GROOT
belangrijke vraag op: wat verwacht je van de rol en verantwoordelijkheid van gemeenten op dit vlak? Ander voorbeeld: als iemand vanuit een gemeente wordt aangesteld als algemeen commandant bevolkingszorg bij de VRU, hoe ga je dan om met bijvoorbeeld functioneringsgesprekken? Die dialoog moeten we nog voeren. Vergeet niet dat de voor de meeste gemeentemedewerkers hun rol in de crisisbeheersingsorganisatie een
nevenfunctie is. Daar kiezen ze niet bewust voor. Hoe zwaar moet je het wel of niet voldoen aan een kwalificatieprofiel dan laten wegen? Van de andere kant: gemeentemensen staan niet daadwerkelijk midden in een incident, zoals de hulpdiensten. Daar moeten we het echt nog over hebben.”
Schilder: “Datgene wat we bij GROOT voor elkaar hebben gekregen, rook naar meer. Bij de volgende stap gaan we het lijstje met sleutelfunctionarissen verder uitbreiden, zodat een nog groter deel van de functies wordt voorzien van een kwalificatieprofiel en opleidingskader. Zo bouwen we verder. Het is echt al heel wat dat we gezamenlijk iets gezegd hebben over de kwaliteit van bepaalde functionarissen, en dat we bezig zijn om daar
GROOTER GROOTER
GROOT krijgt een vervolg, dat – niet verwonderlijk – GROOTER heet.
bevolkings zorg een bepaalde gelijkwaardigheid uit te filteren. Wie weet, op termijn kunnen we wellicht een keurmerk of een audit ontwikkelen, zodat kwaliteit niet alleen gedefinieerd, maar ook gecertificeerd wordt.” Piet Peeters
Peter Bosman, OvD Bevolkingszorg: Zo’n vijf jaar geleden was de gemeente nog een redelijk onbekende in de operationele crisisteams van de hulpverlening, maar inmiddels zijn de gemeentelijke crisisbeheersingsprocessen volledig in alle operationele besluitvormingsniveaus geïntegreerd. Bij GRIP 1 is het een automatisme dat de Officier van Dienst Bevolkingszorg plaatsneemt in het Commando Plaats Incident (CoPI), vanaf GRIP 2 neemt de gemeente ook zitting in het Regionaal Operationeel Team. Training, oefening en praktijkervaringen hebben de gemeente en de operationele partners dichter bij elkaar gebracht, waardoor zij elkaars kennis beter hebben leren benutten, signaleert Peter Bosman, een van de dertien pikethouders Bevolkingszorg van de gemeente Utrecht. In september nam hij als OvD Bevolkingszorg deel aan een van de CoPItrainingen in de tunnel Leidsche Rijn. Hij blikt terug op zijn recente oefenervaring.
H
“Het was voor gemeentelijk functionarissen een kwestie van wennen en aanpassen om hun plek in de CoPIstructuur te vinden”, begint Peter Bosman. “Als beleidsfunctionaris in een ambtelijke organisatie heb je een andere focus dan de operationele medewerkers van brandweer, politie en GHOR, die gewend zijn om onder grote tijdsdruk in een strakke commandostructuur te werken. Dat hebben wij ook moeten leren. Wij moesten als het ware ‘het been bijtrekken’. Onder de vlag van de VRU is er de afgelopen jaren veel gelegenheid geweest om te trainen en te oefenen. Jaarlijks zijn er de OvD-dagen, we hebben virtueel geoefend met onze operationele partners en ik heb een week heel intensief mogen trainen in multidisciplinair verband op een groot oefencentrum in Engeland. Die inspanningen werpen hun vruchten af in het OOV-partnernetwerk. Je leert elkaar goed kennen en je kweekt routine in samenwerking in uiteenlopende crisissituaties. We leren ook elkaars behoeften goed kennen en hoe we daarop actief kunnen inspelen.”
Kennis inbrengen Dat de gemeente in het CoPI-overleg een volwassen partner is geworden, blijkt volgens Peter Bosman in de praktijk van de samenwerking: “Enkele jaren geleden moesten we als gemeente soms moeite doen om in de beginfase van de besluitvorming aan tafel te komen, terwijl dat nu een automatisme is. De OvD Bevolkingszorg wordt door de andere partners ook nadrukkelijker en gerichter bevraagd voor specifieke kennis en middelen die wij te bieden hebben. Bijvoorbeeld het realiseren van afzettingen met hekken rond incidentterreinen of het inzetten van personele capaciteit van de afdeling Toezicht en handhaving voor afzetting en vekeersregeling. Dat ontlast de politie, zodat die zich op andere prioriteiten rond het incident kan richten. Het hele achterliggende netwerk van gemeen-
telijke diensten kunnen wij aansturen. Dat hebben de partners na jaren van ge-zamenlijk trainen en oefenen goed op het netvlies.” Ook het tijdig opstarten van het opvang- en verzorgingsproces, slachtofferregistratie en crisiscommunicatie is een aandachtspunt voor de OvD Bevolkingszorg. Hoe sneller hoe beter, is het devies. Bosman: “De verwachtingen van de samenleving ten aanzien van het overheidsoptreden bij incidenten en crises, zijn hoog. Moeten er veertig tot tachtig mensen opgevangen worden, zoals onlangs bij een flatbrand in Overvecht, dan moet er wel het een en ander worden georganiseerd en dat kost tijd. Je moet die processen tijdig opstarten, zodat de opvanglocatie gereed is als besloten wordt dat de mensen daar daadwerkelijk heengaan. Je kan niet achter de feiten aanlopen.”
Tunnelscenario De CoPI-oefeningen in de A2-tunnel in september heeft Bosman in meerdere opzichten als nuttig en leerzaam ervaren. “In de eerste plaats is het geweldig dat we door de tunnelbeheerder in de gelegenheid zijn gesteld om op die locatie te oefenen. Een verkeerstunnel is een bijzonder object met specifieke risico’s. Bekendheid met de locatie is cruciaal voor de besluitvorming als er ooit echt iets gebeurt, maar als de tunnel eenmaal in gebruik is genomen is er vrijwel geen gelegenheid meer om de tunnel goed te leren kennen. Nu hebben we ons een goed beeld kunnen vormen van hoe de tunnel in elkaar zit, wat de vluchtmogelijkheden voor weggebruikers zijn bij een calamiteit en wat de mogelijkheden en beperkingen voor de hulpverlening zijn.” Bosman vat samen wat de zorg- en aandachtspunten voor de gemeente zijn, mocht zich in de tunnel ooit onverhoopt een complex ongeval of een brand voordoen, zoals beoefend tijdens de CoPI-oefeningen. “De gemeente moet op de operationele hulp-
FOTO’S: ROB JASTRZEBSKI
“Gemeente is volwassen partner geworden in CoPI”
verlening aansluiten met het opvangen verzorgingsproces, nazorg, crisiscommunicatie en omgevingsmaatregelen. We mogen niet onderschatten welke druk een tunnelincident vanuit de samenleving en de media op het gemeentebestuur zal veroorzaken. Hoewel Rijkswaterstaat als tunnelbeheerder formeel verantwoordelijk is voor de veiligheid, heeft de gemeente ook wel degelijk een rol. Wij hebben vergunningen verleend en de burgemeester is bestuurlijk verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid en de hulpverlening in de tunnel. Bij een incident kunnen er dan ook heel wat lastige vragen op het gemeentebestuur af komen, waar we goed op moeten zijn voorbereid. Het betekent onder andere communicatielijnen van gemeente, tunnelbeheerder en de operationele diensten goed op elkaar afstemmen en zorgen dat de burgemeester goed is geïnformeerd.”
Tijdpad Bosman signaleert als knelpunt dat de gemeenteprocessen in het CoPI-overleg door de grote tijdsdruk in een oefening eigenlijk pas goed aan de orde komen, tegen de tijd dat de oefening is afgelopen. “Het is realistisch dat de gemeente op een iets later niveau in het proces schuift, omdat onze proces-
sen een ander tijdpad kennen. Voor de operationele diensten spelen de processen zich gewoonlijk af in een kader van enkele uren, terwijl de nazorgprocessen in de gemeentelijke kolom dagen of soms wel weken tot maanden doorlopen. Dat is in een oefensituatie niet te simuleren.
“De partners hebben beter op het netvlies wat de gemeente te bieden heeft” Er is tijdens een oefening gemiddeld twee tot driemaal CoPI-overleg en tussendoor heb je dan telkens maar een paar minuten tijd om met je eigen processen aan de slag te gaan en opdrachten weg te zetten. Tegen de tijd dat het begint te lopen is de oefening voorbij. Dat vind ik wel eens jammer. Dat doet niets af aan het feit dat de oefening bijzonder leerzaam was. Het was weer een gelegenheid om de kennis van het partnernetwerk verder te verbreden en het bewustzijn van mogelijke crisisscenario’s te vergroten.” Rob Jastrzebski
19
FOTO: ISTOCKPHOTO/MICHIEL WIJNBERGH
GBT: de camera kijkt mee Reflectief oefenen voor gemeentelijke beleidsteams Gemeenten kunnen al langere tijd zelf bepalen op welke manier ze hun beleidsteam oefenen. Zo kan er worden gekozen voor ‘reflectief oefenen’, waarbij camera en zelfreflectie een grote rol spelen. Roel de Graaf, brein achter deze oefenvorm en (evenals Ad Sanders) oefenleider, legt werkwijze en het achterliggende idee uit.
N
Noem het een trend, noem het voortschrijdend inzicht: steeds vaker wordt bij oefeningen en trainingen van beslissers niet alleen aandacht besteed aan procedures en resultaten, maar ook aan de personen achter de tafel. C’est le ton qui fait la musique, zegt een Frans spreekwoord. De stijl van communiceren en leidinggeven is net zo belangrijk als de feitelijke beslissing en de inhoud van de boodschap. Roel de Graaf is, samen met Marieke Nap, binnen de VRU verantwoordelijk voor de GBT-oefeningen: “Ons aanbod op dat gebied bestaat uit een scala aan oefenvormen, zowel voor volledige GBT’s als kern-GBT’s. Reflectief oefenen is een innovatieve vorm waarvoor gekozen kan worden. We hebben al een flink aantal sessies achter de rug, de reacties zijn erg positief.”
De camera erbij
20
Reflectief oefenen? Als in ‘de hei op, met meditatie en kruidenthee?’ De Graaf: “Het belangrijkste verschil met een conventionele oefening is de voortdurende aanwezigheid van camera’s. Die registreren het hele proces en laten achteraf feilloos zien welke bedoelde en onbedoelde boodschappen
de deelnemers hebben uitgezonden. Dat is heel erg leerzaam omdat mensen op het moment zelf niet altijd in de gaten hebben hoe ze overkomen. Bepaalde situaties vereisen een bepaalde stijl van communiceren en leidinggeven. Daarbij hanteren we de spiral dynamics methodiek, die een zevental communicatiestijlen onderscheidt, elk corresponderend met een kleur en een bepaalde context waar deze op zijn plaats is.” Hoe gaat een reflectieve GBT-oefening in zijn werk? De Graaf: “De oefening bestaat uit één sessie en is bedoeld voor een volledig opgeschaald GBT, conform een GRIP 3 coördinatieniveau. Het team komt bij elkaar in een ruimte die – met name door extra aandacht voor de verlichting – geprepareerd is voor het maken van cameraopnamen. Daar wordt het team geconfronteerd met een klassiek rampscenario en krijgen de deelnemers de startinformatie over het incident. Vervolgens gaan de deelnemers in de eerste vergadering van het GBT aan de slag met overleg en besluitvorming. Dat hele proces wordt opgenomen en in de pauze nabesproken onder leiding van een evaluator. Na de pauze krijgen deelnemers een sitrap met nieuwe informatie
van het ROT en gaan ze een tweede vergadering in. Er wordt aan elk van de deelnemers ook monodisciplinaire informatie gegeven, waarbij het aan de deelnemer zelf is om te beslissen of de informatie wordt ingebracht. Tot slot volgt er een persconferentie waarop het GBT de kans krijgt om zich via de pers te verantwoorden.”
Anders leren Hoe worden de lessen van de oefening overgebracht? De Graaf: “De meerwaarde van deze manier van oefenen komt naar voren bij de bespreking van wat er gebeurd is. Het gaat bij een oefening als deze niet alleen om het oefenen van de procedures die in een GBT worden gehanteerd, maar om een combinatie met persoonlijke reflectie op de wijze van handelen en leidinggeven. Dat doen we aan de hand van de getoonde beelden: wat is er gezegd en op welke manier werd dat gedaan? Paste de stijl van communi-ceren en leidinggeven bij waar de situatie om vroeg? Ook wordt een persoonlijk gesprek met de voorzitter van het GBT gehouden, waarop vooral persoonlijke reflectie plaatsvindt. Dit alles kan alleen maar als de teamleden het gevoel hebben dat wat er
tijdens de oefening wordt besproken in goede handen is, en dat is absoluut het geval. Voor het technische deel van de oefening werken we samen met Aart van Asperen van Regiezaken.nl, een bedrijf dat discreet omgaat met hetgeen in de oefening naar voren komt. De DVD en de schriftelijke evaluatie die van de oefening worden gemaakt komen alleen in handen van de oefenleiding en de betreffende gemeente. Die kan de beelden bijvoorbeeld gebruiken om nieuwe collegeleden te laten zien wat de scope en de hectiek van een GBT zijn. Van de in totaal zesentwintig gemeenten hebben nu tien gemeenten deelgenomen aan reflectief oefenen, en hoewel een enkele deelnemer met een zekere reserve aan de oefening begon, zijn ze allemaal erg positief over het leerproces dat ze hebben doorlopen. Het is een kwestie van anders leren, maar in sommige opzichten ook van completer leren.” Piet Peeters
Meer informatie bij: Roel de Graaf via
[email protected]
geneeskundige zorg
FOTO: MENNO BAUSCH
Adequate reactie BHV helpt hulpverlening bij brand verzorgingshuis Maarssen
In dit katern:
“Merenhoef oefent regelmatig, dat zie je terug”
“Samenwerking in witte kolom kan beter tijdens pandemie” pagina 22
Met de brand in de Geinsche Hof nog vers in het geheugen, was Officier van Dienst Geneeskundig Hans Broekman op het ergste voorbereid toen hij werd gealarmeerd over een brand in woonzorgcentrum Merenhoef in Maarssen. Er was melding van een GRIP 1 en er werd een mobiel medisch team met helikopter naar Maarssen gestuurd. Dat al snel duidelijk was dat de ernst meeviel, kwam onder meer door de adequate eerste reactie van de BHV van het woonzorgcentrum en het snelle optreden van de brandweer, aldus Broekman. “Er was steeds overzicht. Daardoor konden wij ons werk goed doen.”
H
“De BHV van Merenhoef oefent regelmatig. Dat zie je terug”, verklaart Broekman de adequate hulpverlening. “De medewerkers hebben goed werk verricht. Ze konden de hulpverleners informeren over waar wat gebeurde en waar we alle bewoners konden vin-
den, zowel wie er nog in het gebouw was als wie er al uit was gekomen of gehaald. Dat gaf rust. Alle hulpverleners konden gelijk gaan doen wat ze moesten doen. Mede daardoor kon de brandweer snel brand meester geven. Het ambulancepersoneel bracht ondertussen de bewoners door Triage in kaart. De politie kon de straat afzetten, de pers op afstand houden en zorgen dat familie naar de opvanglocatie werd gebracht. Ook kon er steeds eenduidige informatie naar buiten worden gebracht. Doordat we het primaire proces goed onder controle hadden, was er ruimte voor de andere processen als voorlichting, opvang en verzor-
FOTO: COPYRIGHT UMC UTRECHT
Hans Broekman kijkt met een goed gevoel terug op het incident in Maarssen, zowel op de inzet van de hulpdiensten als op de samenwerking tussen de verschillende disciplines. “Er zijn drie CoPI-overleggen geweest. Bij de eerste waren er nog wat vragen, maar bij de tweede hadden we alles al duidelijk in kaart.”
Monique Kavelaars neemt na zeven jaar afscheid van GGD en GHOR pagina 23
ging die met zo’n incident in gang worden gezet.”
Geen paniek Merenhoef is een huis van het Leger des Heils dat woonruimte biedt aan ouderen. Op de afdeling waar de brand uitbrak, wonen dementerende ouderen. Juist voor deze doelgroep was het volgens Broekman goed dat er voldoende tijd was voor aandacht. Dat loco-burgemeester Ploeg en directeur Harrie de Heer van het Leger de Heils snel ter plekke waren om er voor de bewoners op de opvanglocatie te zijn, deed ze goed, merkte hij. En hij is blij dat hij zelf na afloop met bewo-
Jelte Wind over twintig jaar calamiteitenhospitaal pagina 24
geneeskundige zorg
ners kon praten. “Mensen krijgen wel informatie, maar ze zien ook heel veel gebeuren wat vragen oproept, waarop ze niet direct een antwoord krijgen. Dan is het goed als je in ieder geval de grootste onrust weg kunt nemen. Dat ze weten ‘we kunnen hier vanavond blijven en er wordt voor ons gezorgd’. Die zekerheid konden we gelukkig snel bieden.” Natuurlijk speelde mee dat het incident met slechts drie gewonden beperkt in omvang bleek, aldus Broekman, maar het is niet de enige verklaring voor het ordelijke verloop, stelt hij. “Medewerkers uit de omgeving, die geen dienst hadden en van de brand hadden gehoord, meldden zich om te helpen. Ook de beproefde structuren werkten. Daardoor konden we alle noodzakelijke stappen zetten, voordat het incident kon escaleren.”
“Ook een relatief beperkt incident heeft een grote impact” Ook directeur Harrie de Heer van het Leger des Heils kijkt met een goed gevoel terug op de hulpverlening bij de brand in Merenhoef. Zowel op de feitelijke hulp als op de communicatie. Vooral de korte overleggen met alle hulpverleningsdiensten waren volgens hem waardevol. “Het is prettig om steeds zo veel mogelijk op de hoogte te zijn van de stand van zaken.” Woonzorgcentrum Merenhoef heeft de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in brandveiligheid. In trainingen en oefeningen, maar ook op het gebied van installaties. De Heer is blij dat die investering heeft geloond, ook voor het vertrouwen dat dat de organisatie geeft. “Je kunt heel veel doen in de voorbereiding. Maar als er
daadwerkelijk iets gebeurt, staat of valt alles toch met menselijk handelen. Medewerkers moeten het hoofd koel kunnen houden. Gelukkig is dat gelukt.” Of het verloop van de hulpverlening ook invloed heeft gehad op de impact van de brand, kan hij echter niet zeggen. “Dat is altijd lastig in te schatten. In eerste instantie hadden wij de indruk dat het wel meeviel. Maar we merkten al snel dat het incident er toch flink heeft ingehakt bij medewerkers en bewoners. Niet alleen bij de bewoners die hun kamer moesten verlaten, maar ook bij de ouderen die zelf niet direct door de brand zijn getroffen. De enorme commotie, de brandweer- en politieauto’s, ambulances en helikopter, het was voor velen een angstige ervaring. Dat zie je nu terug, bijvoorbeeld doordat
bewoners nog huilbuien hebben of vragen blijven stellen. We bieden bewoners en medewerkers de mogelijkheid hun verhaal te vertellen. We hebben slachtofferhulp en de Arbodienst ingeschakeld, maar ook onze eigen geestelijke verzorgers en leidinggevenden bieden een luisterend oor.” De Heer benadrukt de sleutelrol die communicatie in het hele proces speelt. Zowel tijdens het incident als daarna. “Wij konden de verdiepingen boven de afdeling waaar de brand was niet direct bereiken omdat het trappenhuis niet was vrijgegeven door de brandweer,” geeft hij als voorbeeld, “daardoor waren daar relatief weinig medewerkers om bewoners te informeren. Dan is het lastig om onrust weg te nemen. Dat was een van de dingen die we uit dit incident hebben geleerd.”
Joke Schaapman
Projectcoördinator Ton Bresser:
“Samenwerking in witte kolom kan beter tijdens pandemie” De samenwerking in de witte kolom tijdens de uitbraak van een infectieziekte, zoals een grieppandemie, kan beter. Dat maakte de uitbraak van het griepvirus Nieuwe Influenza A, ook wel bekend als de Mexicaanse griep, en de Q-koorts de afgelopen jaren wel duidelijk. De Veiligheidsregio Utrecht, GGD Midden-Nederland en GG&GD Utrecht startten daarom dit voorjaar het project ‘Verbeteren samenwerking bij Uitbraak Infectieziekten’. Vlak voor de zomer gaf een kerngroep, gevormd door vertegenwoordigers van de Veiligheidsregio, GG&GD Utrecht en GGD Midden-Nederland, de aftrap voor het project. Het uitgangspunt was de evaluatie van de grieppandemie, die december 2010 plaatsvond. Alle betrokken ketenpartners benoemden tijdens deze evaluatie een aantal verbeterpunten. Daarnaast lag er het visiedocument Q-koorts, dat begin 2011 gepubliceerd werd. Op basis van beide documenten formuleerde de kerngroep een projectplan met een aantal thema’s die de belangrijkste verbeterpunten verwoorden.
V
Kerngroep Samenwerking verbeteren Een kerngroep stelde het projectplan op voor het Verbeteren van samenwerking bij uitbraak Infectieziekten. Deze kerngroep wordt gevormd door Robert Jan Schouwerwou namens de Veiligheidsregio, Judith Ludding van de GGD Midden-Nederland, Angela van der Putten namens GG&GD Utrecht en Jan Jelrik Oosterheert van het Traumacentrum van het UMCU. Ton Bresser is aangesteld als projectcoördinator.
Het gaat om een complex project, benadrukt projectcoördinator Ton Bresser. “Verschillende partijen formuleerden met elkaar diverse thema’s, die we vervolgens met nog meer partners willen behandelen. Uiteraard behartigt iedereen z’n eigen belangen, dat maakt het tot een complex proces om tot veranderingen te komen die ook daadwerkelijk geborgd zijn.” 22
Knelpunten Maar dat is niet het enige. “De kerngroep prioriteerde vanuit de beschikbare informatie knelpunten en stelde aan de hand daarvan een aantal projectthema’s vast. Maar ervaren de ketenpartners deze onderwerpen ook echt als knelpunten? De GGD’en willen bijvoorbeeld de communicatie met de huisartsen verbeteren. Maar hoe beleven de huisartsen de communicatie met GGD’en en Veiligheidsregio eigenlijk? Daarover moeten we eerst in gesprek. Hetzelfde geldt voor de communicatie met de gemeenten. De komende tijd willen we dus eerst de beleving van de betrokken partijen en de oplossingsrichtingen helder krijgen. Pas dan kunnen we concreet aan de slag met de uitvoering van de verbetervoorstellen.”
Project thema's Om de samenwerking tijdens de uitbraak van infectieziekten te verbeteren, formuleerde de kerngroep vier thema’s: 1. Het formaliseren, en inbedden in bestaande (bestuurlijke) structuren, van overleg tussen de betrokkenen ketenpartners in de witte kolom 2. Benoemen van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden 3. Collectieve communicatie tussen GGD, Veiligheidsregio en huisartsen 4. Collectieve communicatie tussen GGD, Veiligheidsregio en gemeenten
Regionaal Overleg Witte Kolom (ROWK) “Voor een optimale samenwerking, is het van belang dat sleutelfunctionarissen in de witte kolom elkaar kennen en snel weten te vinden”, stelt Bresser
en snijdt daarmee het eerste projectthema aan. “Als je elkaar kent, schuif je tijdens een crisis immers ook veel makkelijker bij elkaar aan tafel. Daarom initiëren we een structureel overleg tussen de ketenpartners in de witte kolom, het Regionaal Overleg Witte Kolom (ROWK). Overleggen en afstemmen is overigens niet voldoende, leert de ervaring. Bresser: “Om gemaakte afspraken daadwerkelijk te kunnen uitvoeren, hebben we bestuurlijke borging nodig. Uitvoerders kunnen niets zonder het mandaat van hun bestuurlijke achterban.
Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Het is de bedoeling dat het ROWK dit onderwerp direct na de start oppakt en in het overleg de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden bespreekt van de organisaties in de diverse stadia van een uitbraak.” De ketenpartners kunnen, op basis van formele bevoegdheden, verder uitwerken wie wat doet tijdens een pandemie. Vervolgens is het van belang dat iedereen deze afspraken terugkoppelt worden naar de eigen organisatie en ze daar bestuurlijk verankert.”
Collectieve communicatie Eind oktober volgt de eerste stap in het overleg met de huisartsen. Het thema ‘collectieve communicatie tussen GGD’en, Veiligheidsregio en huisartsen’ staat 27 oktober a.s. op de agenda tijdens een bijeenkomst van LHV Midden-Nederland. “We vragen de aanwezige huisartsen naar hun ervaringen tijdens de grieppandemie en leggen hen onze knelpunten en oplossingsrichtingen voor. Vervolgens willen we met elkaar bekijken wat er beter kan in de toekomst en hoe we dit vorm geven.”
Ook is er inmiddels contact met de Utrechtse gemeenten. “De GGD’en hebben aangegeven dat zij graag structureel willen overleggen met de gemeenten, net zoals de Veiligheidsregio dat al regelmatig doet. We hebben gekeken of de GGD bij dat overleg van de Veiligheidsregio kan aansluiten.
“Samenwerking kun je alleen verbeteren wanneer er bij alle betrokken partijen breed draagvlak is. Dit gaat stap voor stap” Op 26 oktober vindt een eerste overleg plaats tussen gemeente, Veiligheidsregio en GGD.” Ook met de gemeenten wordt er mogelijk gekeken naar de rol van de betrokken partijen in de diverse stadia van een uitbraak.
Breed draagvlak De eerste stappen zijn dus gezet. Toch verwacht Bresser dat de eerste zichtbare resultaten nog wel even op zich laten wachten. “Samenwerking kun je alleen verbeteren wanneer er bij alle betrokken partijen breed draagvlak is. Dit gaat stap voor stap.” Bresser hoopt dat het Regionaal Overleg Witte Kolom begin 2012 van start gaat. “Mogelijk zijn we volgend jaar zomer dan al behoorlijk op weg met het vaststellen van taken en verantwoordelijkheden. Het zou mooi zijn als we dit project eind 2012 kunnen afronden.” Mariska Snakenborg
geneeskundige zorg
Monique Kavelaars neemt na zeven jaar afscheid van de GGD en GHOR
“Grieppandemie bevestigde dat we elkaar weten te vinden”
Tweede bijeenkomst platform Zorgcontinuïteit biedt verdieping
De zoektocht naar het verbinden van de dagelijkse met de opgeschaalde zorg, was een rode draad in haar werk de afgelopen zeven jaar. In 2004 begon Monique Kavelaars als directeur bij de GGD Eemland. Na de fusie met GGD Midden-Nederland werd ze adjunct-directeur van de nieuwe organisatie. Vanuit die functie bleef ze ook als dienstdoend RGF actief. Vlak voor de zomer vertrok ze naar De Waag, het grootste centrum voor Forensische Psychiatrie in Nederland. “Ik hoop nu vanuit daar een bijdrage te leveren aan de sociale veiligheid.”
Geen zorg na ontruiming? Op dinsdag 1 november vindt in Conferentiecentrum Woudschoten in Zeist weer een bijeenkomst plaats van het platform Zorgcontinuïteit. Deze tweede bijeenkomst biedt deels verdieping en deels verbreding. Zo hoopt organisator Ivonne Vliek van de Veiligheidsregio Utrecht dit keer naast deelnemers uit verpleeg- en verzorgingshuizen ook veel medewerkers uit de GGZ, Jeugd- en gehandicaptenzorg te verwelkomen. Zij kunnen onder meer kennis maken met een nieuwe Serious Game die spelers leert hoe je ook na een ontruiming zorgt voor zorg.
Dat haar wordt gevraagd voor de Voor U nog een keer terug te kijken op de afgelopen zeven jaar om aan te geven wat voor haar de belangrijkste ontwikkelingen waren, waardeert ze zeer. “De VRU staat open. Dat er ruimte is voor de inbreng van anderen, vind ik een kracht van de organisatie.”
D
Vliek heeft het programma bewust niet overladen met lezingen en workshops. Verspreid over de dag komen drie thema’s aan bod. “Daardoor is er alle ruimte om daar echt in te duiken”, licht zij toe. “Het wordt een informatie-intensieve dag”, belooft zij. “Het moet zinvol zijn om te komen, omdat je er echt wijzer van wordt.”
Die organisatie heeft ze de afgelopen zeven jaar goed leren kennen. Goede verbindingen tussen GGD en GHOR zijn een belangrijk onderwerp geweest in haar werk. Hoe je de vanzelfsprekendheden uit de dagelijkse zorg van de GGD zo goed mogelijk kunt benutten in tijden van crises, was een belangrijk thema toen zij aantrad en dat is het nog steeds. “De grote betrokkenheid van professionals in de zorg is de basis waarop de witte kolom kan bouwen. De ramp met het vliegtuig van Turkish Airlines vond ik illustratief. Het zag geel van de ambulances. Niet doordat ze allemaal naar het rampterrein waren gedirigeerd, maar omdat mensen in de witte kolom in actie komen als ze zien dat er mensen in nood zijn. Als je de dagelijkse zorg goed regelt en organiseert, dan weet je dat het, door die betrokkenheid, ook in tijden van crisis goed komt.” Dat is wat Kavelaars betreft een belangrijk gegeven voor bestuurders. Het is aan hen om die betrokkenheid te faciliteren. Goed informatiemanagement is daarvoor een voorwaarde, stelt de vertrekkend adjunct-directeur. Zowel de VRU als de GGD moet zichzelf steeds de vraag stellen of ze voldoende informatie hebben én delen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de afspraken over warm en koud piket. “Als je een piket uitvoert voor een andere organisatie, moet je zeker weten dat je bent aangehaakt bij alle informatiestromen van die organisatie, zoals je ook moet weten wie je waarvoor moet en kunt benaderen. Dat is een wederzijdse verantwoordelijkheid.”
Goede relaties Vanuit organisatorisch oogpunt kijkt Kavelaars met trots terug op de bestrijding van de grieppandemie van 20092010. “Geen acute ramp, maar wel een tijd waarin we als witte kolom voor een grote opdracht stonden die veel handen en een enorme inzet vroeg. Het is goed om achteraf vast te kunnen stel-
FOTO: JONATHAN SCHLINGEMANN
Informatiestromen
len dat we elkaar wisten te vinden en dat we alles wat nodig was met elkaar hebben weten te realiseren.” De goede persoonlijke relaties die op alle niveaus nodig zijn om goede verbindingen tot stand te brengen in de witte kolom, zijn de afgelopen jaren zeker gegroeid, aldus Kavelaars. “We kennen elkaar en weten wat we van elkaar mogen verwachten.” Dat achter die goede persoonlijke contacten ook een duidelijke organisatorische structuur moet liggen, verdient wat haar betreft nog wel aandacht. “Wanneer je niet allemaal in dezelfde organisatie werkt, is dat een kwetsbaar punt. Het is logisch dat een organisatie in verandering, zoals de VRU, veel aandacht heeft voor de interne communicatie, maar voor externe betrokkenen is het ook belangrijk dat steeds duidelijk is hoe de organisatie werkt en wie welke taak heeft.” De aanstelling van een directeur publieke gezondheid voor de GGD en de GHOR, biedt kansen om tot een goede organisatorische structuur te komen. Al zal de uitvoering voor Utrecht nog best een lastige puzzel zijn.
Lokale crises Kijkend naar de huidige organisatie is Kavelaars ervan overtuigd dat de geneeskundige hulp in de Veiligheidsregio Utrecht goed is voorbereid op ernstige calamiteiten, GRIP 2, 3 en 4. In de praktijk blijkt echter dat er vooral behoefte is aan ondersteuning bij lokale crises met een grote impact op de gemeenschap, zoals een gezinsdrama, een lokale uitbraak van een ziekte of de vondst van asbest in een
publiek gebouw. Die hulp staat de laatste tijd gelukkig hoog op de agenda, merkt Kavelaars. Het gaat dan niet om opgeschaalde hulp, maar wel om een dringende vraag naar deskundigheid. “Soms is het nodig om ’s nachts al aan te geven of er de volgende ochtend professionals beschikbaar zijn om zaken in goede banen te leiden en om verdere onrust in de gemeenschap te voorkomen. Om ouders en leerlingen op te vangen bij een school bijvoorbeeld en betrokkenen tot steun te zijn door aan te geven welk stappen genomen moeten worden. Dat is belangrijke hulp, die we goed moeten regelen. Van ons als organisaties en professionals vraagt het dat we alles waarmee we bezig zijn even laten voor wat het is, om er te zijn voor de lokale gemeenschap. Dat is mogelijk in een organisatie waar je ook in je uitvoering over voldoende volume beschikt.” Werkelijk iets voor de gemeenschap kunnen betekenen, bestuurders ondersteunen en de bevolking zo goed mogelijk van dienst zijn; voor Kavelaars is het niet alleen de kerntaak van de GGD en VRU, maar ook een persoonlijke drijfveer. Dat was het de afgelopen zeven jaar en dat is het ook voor haar nieuwe functie, vertelt ze. “En ja, ook in mijn nieuwe baan bij De Waag komen veiligheid en zorg samen. En ook De Waag treedt op in crisissituaties. Mijn vertrek zal dan ook geen definitief afscheid van de VRU en de gemeenten zijn. Ik vermoed en ik hoop in de toekomst zeker nog contact met ze te hebben.” Joke Schaapman
Bij de keuze van de thema’s heeft de organisator haar oor goed te luisteren gelegd. Zo zijn signalen van de werkvloer de directe aanleiding voor het thema ‘Brandweer in ontwikkeling’. “De brandweer is een belangrijke partner voor tehuizen, zowel voor preventie als bij oefenen. Het is essentieel dat zorg en brandweer goed samenwerken om bij brand zo veel mogelijk lichamelijk letsel te voorkomen. In de praktijk bleek die samenwerking hier en daar echter te haperen. De brandweer is daarmee aan de slag gegaan en zal in dit thema laten zien hoe zij de signalen van de zorg heeft meegenomen in de ontwikkeling en professionalisering waaraan zij op dit moment werkt.” Serious Game Het tweede thema is de presentatie van een nieuwe serious game voor alle medewerkers van zorg- en hulpverleningsinstellingen, ook niet-verzorgenden. De game maakt duidelijk dat zorg na een ontruiming aandacht vraagt. Spelers krijgen bijvoorbeeld een lijst van twintig zaken die geregeld moeten worden en worden voor de keuze gesteld welke zaken ook daadwerkelijk te doen in verband met het tijdgebrek binnen dergelijke scenario’s. Dit maakt dat de deelnemer bewust van het belang van het kiezen van goede prioriteiten. In het derde thema staat de extramurale zorg centraal. Een onderwerp dat, weet Vliek, bij veel organisaties leeft, maar ook nog veel vragen oproept. Deelnemers krijgen een demonstratie van hoe een planningssystemen uit de dagelijkse zorg met beperkte aanpassingen kan worden ingezet bij calamiteiten. “We willen laten zien dat organisaties hier echt winst kunnen behalen.” Aanmelden? Deelname aan de platformbijeenkomst in Zeist (inclusief lunch) is gratis. Aanmelden kan via de uitnodiging die naar alle instellingen in Utrecht is verstuurd. Maar mocht u deze niet hebben ontvangen, dan kunt u contact opnemen met Ivonne Vliek (
[email protected]) of het secretariaat van bureau GHOR (030 -240 4572). Joke Schaapman
23
FOTO’S: COPYRIGHT UMC UTRECHT
geneeskundige zorg
Het calamiteitenhospitaal is veel meer dan een grote zaal met noodbedden.
Jelte Wind over twintig jaar calamiteitenhospitaal
“Wij zijn veel meer dan een zaal met noodbedden” “Als je bij een calamiteit binnen een half uur operationeel wilt zijn, moet alles gewoon klaar staan. Wij hebben twaalf IC-, vijftig MC- en 200 LCbedden, eigen ok’s en via het UMC Utrecht en Centraal Militair hospitaal heel snel beschikking over voldoende medewerkers.” Het beeld dat mensen van het calamiteitenhospitaal in Utrecht hebben, kan flink afwijken van de werkelijkheid, weet hoofd Calamiteitenhospitaal Jelte Wind. Ook bij collega’s in de witte kolom. Bekendheid geven aan de mogelijkheden is daarom een van de doelen van de Calamiteitenweek die het hospitaal van 12 tot en met 19 november organiseert om zijn twintigjarig bestaan te vieren. Het Ministerie van Defensie heeft bij de nieuwbouw van het CMH eind jaren ’80, een noodhospitaal gerealiseerd voor de opvang van grote aantallen militaire slachtoffers. Dat werd gevestigd in het toenmalige AZUgebouw, nu het UMC Utrecht. Al snel kwam de vraag of het hospitaal ook beschikbaar kon worden gesteld voor de civiele rampenorganisatie. Het idee voor het Calamiteitenhospitaal was geboren. In 1991 werd het operationeel. De ministeries van Defensie en Volksgezondheid hadden haast door het uitbreken van de Golfoorlog in 1990.
H
Centrale plek Het Calamiteitenhospitaal grijpt het twintigjarig bestaan aan om uitgebreid
stil te staan bij de ontwikkelingen in de rampenopvang sinds zijn oprichting. Op 15 november is een groot symposium over twintig jaar rampengeneeskunde. Ed van Thijn, burgemeester van Amsterdam in de tijd van de Bijlmerramp, blikt in een lezing terug op deze catastrofe. Een van de drie die bepalend zijn geweest voor de ontwikkeling van de rampenopvang in Nederland, aldus Jelte Wind. “Enschede, Volendam en de Bijlmer gaven richting aan de gigantische professionalisering van de rampenzorg, waaruit ook de Veiligheidsregio’s en de GHOR voortkwamen”. Het Calamiteitenhospitaal heeft in die ontwikkeling, als enige landelijke voorziening in de verder regionaal georganiseerde rampenopvang, een centrale rol gespeeld. Waar in alle instellingen in de witte kolom rampenzorg opgeschaalde dagelijkse zorg is, is de ‘opgeschaalde zorg’ in Utrecht dagelijkse zorg. De ervaring en kennis die het Calamiteitenhospitaal de afgelopen twee decennia opdeed, komen onder meer terug in het programma voor de Ziekenhuis Rampen Opvangplannen (ZIROP). “We werken vanaf het begin met een draaiboek dat we na elk incident hebben geëvalueerd en verbeterd. Dat heeft mede als basis gediend voor de huidige leidraad ZIROP”, geeft Wind als voorbeeld.
Verrassend uitgebreid De opvang van groepen, al dan niet militaire, slachtoffers is en blijft echter de core business. Daarvan wordt nog niet zo veel gebruik gemaakt als mogelijk is. Jammer, meent Wind, want het overbrengen van slachtoffers naar Utrecht biedt voordelen. “Wij kunnen worden ingeschakeld bij incidenten met minimaal vijf slachtoffers. Eén van de leerpunten uit de drie grote rampen van de afgelopen decennia is dat het belangrijk is overzicht te houden waar slachtoffers zich bevinden. Bij de poldercrash konden familieleden soms pas na drie dagen op de hoogte worden gesteld van de verblijfplaats van hun verwanten. Als alle slachtoffers centraal worden opgevangen en daarna vanuit Utrecht worden overgebracht naar andere ziekenhuizen, is er overzicht en is de informatiestroom eenduidig. Dat is in de eerste plaats winst voor familieleden, maar ook voor bestuurders. Daarnaast kunnen wij ziekenhuizen ontlasten door als buffer te fungeren. Als er een melding komt van een groot incident zetten nu vaak meerdere instellingen in de buurt hun primaire processen stop om ruimte te creëren voor noodopvang. Dat zou lang niet altijd hoeven als wij daarvoor direct worden ingeschakeld.” “Ook collega’s denken nog wel eens dat wij alleen een grote zaal hebben, waar we noodbedden kunnen plaatsen
of dat wij eerst van alles moeten regelen voordat we operationeel zijn. Maar wij staan altijd paraat. Dat bleek ook in juni dit jaar bij de brand in de Geinsche Hof. Binnen een half uur reden de eerste ambulances bij ons binnen. Mijn streven is om in de toekomst zelfs binnen een kwartier klaar te zijn voor de eerste gewonden.”
Slotoefening Om mensen een kijkje te gunnen in het Calamiteitenhospitaal, opent het bij hoge uitzondering de deuren op de Publieksdag waarmee de week van start gaat. Op vrijdag 18 november is ’s avonds een Publiekslezing over het Calamiteitenhospitaal in het UMC Utrecht. Een traumatoloog van het UMC Utrecht en burgemeester Frans Backhuijs van Nieuwegein vertellen dan over hoe de evacuatie van slachtoffers naar het Calamiteitenhospitaal verliep bij de brand in de Geinsche Hof. Ook Defensie zal toelichten wat haar rol is. De week sluit af met een zeer grote (besloten) oefening. We ‘verwachten’ veel slachtoffers na een geweldsincident”, aldus Wind die bij het scenario is betrokken. Het volledige programma van de Calamiteitenweek vindt u op de website van het UMC Utrecht (www.umcutrecht.nl zoek op Calamiteitenweek). Joke Schaapman
Nieuwe smartphone-applicatie alarmeert dichtstbijzijnde medici
I can help-app bespaart kostbare tijd in noodgevallen Er is een smartphone-applicatie ontwikkeld die hulpverlening bij noodgevallen sneller op gang moet brengen. Via de I can help-app krijgen mensen met medische ervaring, als artsen en verpleegkundigen, een signaal wanneer zich in hun buurt een noodsituatie voordoet. Zo kunnen zij al hulp bieden voordat de ambulance arriveert.
24
Technologische dienstverlener Logica ontwikkelde de applicatie, in samenwerking met Spoedeisende Hulpartsen. Eerder maakte Logica met informatiecentrum Vektis een medisch declaratie- en informatiesysteem en bracht het in 2010 CSAnesthesia op de applicatiemarkt. Die iPhone-app voorziet anesthesiologen van informatie over reanimatie en geneesmiddelen.
BIG-registratie De I can help-app activeert wanneer de alarmcentrale melding krijgt van een ernstig incident. Doordat de app gebruik maakt van gps en alleen BIGgeregistreerden toegang hebben, ziet de telefoniste hoeveel (capabele) hulpverleners er zijn in een straal van enkele honderden meters van het ongeval. “Iedereen kan de applicatie downloaden, maar alleen met een BIG-registratie krijg je dus een alarm”, vult Annemarie van Campen van Logica aan. In deze hulpmelding staan de exacte locatie, de kortste route naar de plaats van het ongeval, de aard van het incident en gegevens over de dichtstbijzijnde nooduitrusting, zoals een defibrillator. Met de app denkt Logica dat lokale hulp binnen tien minuten te realiseren is. Eerder dus dan het ter plaatse zijn van de gemiddelde ambulancedienst.
Testfase Of de applicatie de verwachtingen in praktijk waarmaakt, moet echter nog
blijken. I can help wordt op dit moment getest. “Er is een gebruikersgroep samengesteld waarmee we de applicatie in natuurgetrouwe omgeving testen”, aldus Van Campen. “De verwachting is dat de app binnen enkele maanden in de digitale schappen ligt, van zowel de iPhone als Android- en Windows-toestellen. En hoewel de applicatie in eerste instantie is ontwikkeld voor Nederland, verkennen we al uitbreiding naar andere landen.” De vraag naar technologische toepassingen in de zorg is in veel landen relevant, vanwege de vergrijzing en de groeiende vraag naar zorg.
Aansprakelijkheid Robert Jan Schouwerwou, vakgroepvoorzitter GHOR van de Veiligheidsregio Utrecht, geeft aan dat dit een prima voorbeeld is van de innovatiekracht van de nieuwe media en technologie. “Aan de ene kant sluiten dergelijke initiatieven goed aan bij het vergroten van de zelfredzaamheid.
Aan de andere kan is wel vraag in hoeverre beroepsbeoefenaren hier inhoudelijk positief tegenover staan. Onderzoek hiernaar zou wel wenselijk zijn.” Ook wijst Schouwerwou erop dat de wetgeving op diverse punten zal moeten worden aangepast. “Elke burger is verplicht iemand in nood te helpen. Als het echter zo is dat door een app een BIG geregistreerde functionaris verschijnt en dan de wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst in werking treedt, is aansprakelijkheid ineens wellicht een issue. Of dit werkelijk zo is, moet eerst worden uitgezocht alvorens dergelijke toepassingen optimaal tot hun recht te laten komen. Dit geldt ook voor dergelijke toepassingen bij grootschalige inzet en rampen.” Eelco Kersloten
Meer informatie bij: Robert Jan Schouwerwou via
[email protected]