Joost Welten
In dienst voor Napoleons Europese droom Bijlagen – bronnen – literatuur – noten – register
Davidsfonds/Leuven
Inhoud
Bijlagen
4
Bronnen
32
Literatuur
55
Noten
94
Zakenregister
328
English summary
332
Curriculum vitae auteur
335
INHOUD
3
Bijlagen
BIJLAGEN BIJ HOOFDSTUK 5 5.1 Anti-Franse liedtekst, in beslag genomen bij een huiszoeking bij herbergier Geenen in het gehucht Weert bij Roermond. Tekst en metrum van het lied wijzen erop dat het gezongen werd op de wijs van de Carmagnole. (Bron: RAL FA inv. nr. 773) 1. roept vivat borgers van Frankrijk wat siet het huis van Oostenrijk dat is nu op de been houd op van uw geween sij koemen met kanonen bommen en bal bommen en bal sij kome met canonnen bommen en bal over al 2. Condé geeft hier getuijgen van hoe dat hier mennig borgersman verlost sijn altemael door het kijsers vuur en stael die koemen met canonnen bommen en bal bommen en bal sij koeme met canonnen bommen en bal over al 3. de borgers roepen heel verblijt vivat de roomsche majestijdt die het heel Nederland weder bringen in den stand
4
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
met hunne schoon canonnen bommen en bal bommen en bal met hunne schoon canonnen bommen en bal over al 4. Braband is nu wel te vree als de borgers van Condé die sijn uijt het getraen het keijsers volk komt met hunne schoon canonnen bommen en bal bommen en bal met hunnen schoon canonnen bommen en bal over al 5. heel Vranckrijk moet oock zijn herstelt wat al dat nasion gewel[d] dat is oek niet veel waert Franciscus niet begeert hij komt met sijn canonnen bommen en bal bommen en bal hij komt met sijn canonnen bommen en bal over al 6. allen de nasie moet van kant den romschen keyser komt aen land hij sal de jacobijne altemael doen verdwijnen met sijnen schoon canonnen bommen en bal bommen en bal met syne schoon canonne bommen en bal overal 7. in Conde is aller verblyt aen siet den aengenaemen tyd den keyser met sijn maght
BIJLAGEN
5
heeft hun den vreed gebragt met sijnen schoon canonnen bommen en bal bommen en bal met sijn schoon canonnen bommen en bal overal 8. het nation moet te niet dat mennig mench bragt in verdrydt nu siet met groot en klijn weder in vrugde zyn door het kijsers schoon canonnen bommen en bal bommen en bal door het kijsers schoon canonnen bommen en bal overal 9. wat vrugt wat blij geschal hoort men in Conde over al sijn syn nij klijn en groot verloost van hongerssnoot door den kyser schoon canonnen bommen en bal bommen en bal bommen en bal over al 10. lang leeft Franciscus onsen vrind die al het nation verbind met alle hun nuewe wetten sal hun wil verpletten met sijn schoon canonnen bommen en bal bommen en bal met sijn schoon canonnen bommen en bal over al
6
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
5.2 Anti-Franse liedtekst, op 2 juni 1799 door de gendarmerie in beslag genomen bij Arnold Damiaens uit Neeroeteren. (Bron: RAL NRA inv. nr. 1423, dossier Arnold Damiaens) 1 sa vrinden wijlt aenhooren den droeven tijd komt ons land dat staed in roere het is met ons gedaen dat wij de waepens moeten gaen dragen en vegten teegen het nasijonael 2 den keijser wijlt ons geeven al eeten vlees en brood het is om van te leeven en vegten met ter spoed dat wij de plaegen niet langer dragen en strijden voor het keijsers bloed 3 den prijs is nog in leeven die ons geeft krijd en lood soo vegten wij al eedel en schieten de franse dood dat wij aenroepen de heijlijlge moeder die die ons bewaere moedt 4 ik heb wat nuijfs vernoomen den blijen tijd kompt aen den engels man sal koomen die ons sou doen verstaen dat wij de plagen niet lang meer dragen staed op wij moeten gaen 5 sa vrijnden laet het weeten door het gans neederland sij koomen ons te stoeren en slaen ons uijt den band door ons goij werken wijlt ons versterken door het gans neederland 6 sij koomen ons te stoeren en slaen ons uijt den band sij sijn al hier gekoomen met meenig disent man en laet ons ock niet schroomen en slaed hun uijt ons
BIJLAGEN
7
land dat wij de plagen niet lang meer dragen ons neederland siet wat een schand 7 het mag godt gaen verdreeten hoe dat het met ons gaet soo meenig mensch gaet weene en maeken groot mijsbaar dat wij aenroepen gods almooget soo mag het anders gaen 8 sa brabanse jongen komt nij van allekand met met vlaggen en de tromme en houd de overhand dat wij de plaegen niet langer dragen vertrecken moed den vijand
5.3 Voorlopige lijst van werken uitgegeven door weduwe Bontamps te Venlo (1779-1817) Met deze voorlopige lijst beoog ik een eerste indruk te geven van het fonds van weduwe Bontamps. De bibliografische gegevens die ik vermeld, zijn dan ook summier. Van werken die voorkomen in de inventarisatie van Theo Clemens, De godsdienstigheid in de Nederlanden in de spiegel van de katholieke kerkboeken 1680-1840 (Tilburg 1988), geef ik het desbetreffende nummer. Van elk werk worden maximaal twee signaturen opgegeven, ook al zijn er meer bekend. De werken zijn vermeld in chronologische volgorde. Bij werken die meer dan een druk kennen, zijn de opeenvolgende drukken achter elkaar vermeld. Van de nummers 1 tot en met 32 is het evident dat zij door weduwe Bontamps zijn uitgegeven. Bij de nummers 33 tot en met 40 is dit aannemelijk, ook al is op de titelpagina geen jaar van uitgave vermeld. Na het overlijden in 1817 van weduwe Bontamps werden uitgaven nog steeds onder haar naam uitgebracht. ‘Weduwe Bontamps’ was letterlijk een begrip geworden, een merknaam die de uitgeverij bleef voeren. Uitgaven na 1817 kunnen we uiteraard niet rekenen tot de werken die de weduwe zelf heeft uitgebracht. Voor de volledigheid vermeld ik dat Wed. H. Bontamps & Zn te Venlo op 19 november 1791 een prospectus voor een uitgave van het werk van Van Espen zond aan S. en J.
8
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Luchtmans te Leiden. Het is onduidelijk of weduwe Bontamps dit werk ook daadwerkelijk heeft uitgegeven. [circulaire in: Bibliotheek Universiteit van Amsterdam] De door weduwe Bontamps uitgegeven volksprenten heb ik hier niet opgenomen, omdat Gerard Rooijakkers deze al uitvoerig beschreven heeft. Ook gelegenheidsdrukwerk dat weduwe Bontamps uitbracht zoals plakkaten voor de overheid, heb ik hier niet opgenomen. [1] Gelrische landt- en stadt-rechten in het Overquartier van Ruremonde. Vyfden druk. Op nieuw verbetert, en met eenen naauwkeurigen bladwyzer en kanttekeningen verrykt. Voorts met eenen Appendix vervattende het Eeuwig Edict des jaars 1611, de Cancellerieinstructie en verscheide andere voornaame reglementen (…) (5de druk, Venlo 1783). Signatuur: Koninklijke Bibliotheek Den Haag: 604 A 1; Bibliotheek Universiteit van Tilburg: TRE 009 F 02. [2] Catechismus of kristelyke leering. Gedeeldt in vyf deelen en een-en-veertig lessen, voor de katholyke jongheyd in het artsbischdom en andere bischdommen der provincie van Mechelen waar bygevoegt is, Korte onderwyzing om de jongheyd te bereyden tot de eerste communie (Venlo 1784). Signatuur: Erzbischöfliche Diözesan- und Dombibliothek Keulen: Ba 1461 [3.a] Hemelsch palmhof, verrykt met de nieuwe getyden en andere stichtelyke gebeden. Meestendeels getrokken uit de heilige schriftuur en heilige oudvaders (Venlo en Gelder, 1786). Clemens: 444.010 Signatuur: Stadsbibliotheek Maastricht: CB 130 D 9; Staatsbibliothek zu Berlin: Er 8450 [3.b] Hemelsch palmhof, verrykt met de nieuwe getyden en andere stigtelyke gebeden (Venlo en Gelder 1792). Clemens: 444.020 Signatuur: Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: ALV 89-288:1; Bibliotheek Vrije Universiteit Amsterdam XP.07742. [3.c] Hemelsch palmhof, verrykt met de nieuwe getyden en andere stigtelyke gebeden (Venlo en Gelder 1799). Clemens: 444.025 Signatuur: Bibliotheek Missionarissen van het Heilig Hart Tilburg.
BIJLAGEN
9
[4.a] Handboekje tot den heiligen Antoon van Padua, algemenen noodvrind voor bedrukte harten / verm. met het vierde dl., en met de gebeden onder de H. Mis (Venlo en Gelder 1786). Signatuur: Universiteitsbibliotheek Utrecht: THO: WRT 59-113. [4.b] Handboekje tot den heiligen Antoon van Padua (Venlo en Gelder 1797). Signatuur: Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: WRT 59-114. [4.c] Handboekje tot den heiligen Antoon van Padua, algemenen noodvrind voor bedrukte harten / verm. met het vierde dl., en met de gebeden onder de H. Mis (Venlo 1805). Signatuur: Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: WRT 59-115 [5.a] De dag van eenen christen, geheiligd door gebed en overdenking (Venlo 1786?). Clemens: 131.010. Clemens geeft geen vindplaats. [5.b] De dag van eenen christen, geheiligd door het gebed en overdenking (2de druk, Venlo 1798). Signatuur: Bibliothèque nationale de France: D-87375 [6.a] Het geestelyk paradys, der godminnende zielen,: verciert met zeer schoone gebeden, oeffeninge en litanien, zeer nut en profytelyk voor alle de gene die God en hunne zaligheyd beminnen. / Van nieuws overzien en verbetert (Venlo [1784]) Signatuur: Stadsbibliotheek Maastricht: SB 131 B 4. [6.b] Geestelyk Paradys der godminnende zielen (...).Van nieuws overzien en verbetert (Venlo en Gelder, 1787). Signatuur: Staatsbibliothek zu Berlin: 8” Er 8468 [7.a] Nakatenus, Willem, Hemels palmhof, of groot getyde-boek: beplant met godvrugtige oeffningen (...) (Venlo en Gelder, 1787). Clemens: 621.060 Signatuur: Staatsbibliothek zu Berlin: 8” Er 2950; 8” Er 8460 (twee exemplaren); [7.b] Nakatenus, Wilhelm, Hemelsch palm-hof, of groot getydeboek, beplant met godvrugtige oeffeningen, kerkelijke getyden, litanien, gebeden, (...) (Venlo en Gelder 1790) Clemens: 617.240 [7.c] Nakatenus, Wilhelm, Hemelsch palm-hof, of groot getydeboek, beplant met godvrugtige oeffeningen, kerkelijke getyden, litanien, gebeden, (...) (Venlo en Gelder 1795)
10
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Clemens: 617.280 Signatuur: Particuliere collectie [7.d] Nakatenus, Wilhelm, Hemelsch palm-hof, of groot getydeboek, beplant met godvrugtige oeffeningen, kerkelijke getyden, litanien, gebeden, (...) (Venlo 1802). Clemens: 617.310 Signatuur: Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: ALV 89-434; THO: PER 165-392 (twee exemplaren); Stadsbibliotheek Maastricht: CB 130 B 13. [7.e] Nakatenus, Wilhelm, Hemelsch palm-hof, of groot getydeboek, beplant met godvrugtige oeffeningen, kerkelijke getyden, litanien, gebeden, (...) (Venlo 1803). Clemens: 617.311 [8.a] Nieuw hemelsch paradys; beplant met stigtlyke oefeningen en gebeden. Nieuwe druk (Venlo en Gelder, 1787). Signatuur: Staatsbibliothek zu Berlin: 8” Er 8472 [8.b] Nieuw hemelsch paradys, beplant met stigtelyke oefeningen en gebeden (3de druk, Venlo 1805). Clemens: 644.010 Signatuur: Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: PER 169-533 [9.a] Onderwyzing tot den dienst der H. misse (Venlo en Gelder, 1787). Signatuur: Staatsbibliothek zu Berlin: Ds 8350 [9.b] Onderwyzing tot den dienst der H. misse, met de gebeden onder de zelve, voor en naer de biegt en H. communie: vermeerdert met de zeven psalmen, litanien en gebeden (Venlo 1815). Clemens: 653.050 Signatuur: Particuliere collectie [9.c] Onderwyzing tot den dienst der H. misse, met de gebeden onder de zelve, voor en naer de biegt en H. communie: vermeerdert met de zeven psalmen, litanien en gebeden (Venlo 1815). Clemens: 653.060 Signatuur: Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: PER 164-603 [10] Stichtelyk kabinet vol godzoekende oefeningen en gebeden (Venlo en Gelder, 1787). Clemens: 780.010. Clemens geeft geen vindplaats.
BIJLAGEN
11
Signatuur: Staatsbibliothek zu Berlin: Er 8464 [11] Weg des hemels, of klaare kenteekens van ’t opregte en waare gelooft (...) en eenige deugdelykes oefeningen, door P. T. W. vergadert (Venlo en Gelder, 1787). Signatuur: Staatsbibliothek zu Berlin: 8” Er 8476 [12.a] Christelyke onderwyzingen en gebeden, getrokken uyt de h. schrifture, den missael, en de hh. oud-vaders, wegens de voornaemste pligten der geloovige (15de druk, Venlo en Gelder 1787). Clemens: 098.260 [12.b] Christelyke onderwyzingen en gebeden, wegens de voornaamste pligten der geloovige, en bemerkingen op de vier uiterste van den mensch, meestendeel getrokken uit de H. Schriftuur, den missaal, en de heilige oudvaders (16de druk, Venlo en Gelder 1792). Clemens 119.040 Signatuur: Koninklijke Bibliotheek Den Haag: 1793 F 21; Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: ALV 87-771. [12.c] Christelyke onderwyzingen en gebeden, wegens de voornaamste pligten der geloovige, en bemerkingen op de vier uiterste van den mensch, meestendeel getrokken uit de H. Schriftuur, den missaal, en de heilige oudvaders (17de druk, Venlo en Gelder 1803). Clemens 119.050 Signatuur: Bibliotheek Universiteit Utrecht: [2x], Stadsbibliotheek Maastricht: CB 130 C 17. [13.a] De vier uitersten van den mensch: met eene vooräfgaande beschryving van de kortheid, elendigheid en oogwit van ’t menschlyk leven; waar by gevoegd het gulden paradys. Met eene misse op het lyden van Kristus; Vercierd met 35 fraeije printjes (Venlo 1788). Clemens: 338.010. Clemens geeft geen vindplaats. Signatuur: Staatsbibliothek zu Berlin: Cz 386 [13.b]De vier uitersten van den mensch: met eene vooräfgaande beschryving van de kortheid, elendigheid en oogwit van ’t menschlyk leven; waar by gevoegd het gulden paradys. Met eene misse op het lyden van Kristus; Vercierd met 35 fraeije printjes (Venlo en Gelder 1790). Clemens: 338.020 Signatuur: Museum Amstelkring Amsterdam. [13.c] De vier uitersten van den mensch, met voorafgaande beschryving van de kortheid,
12
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
elendigheid en oogwit van het menschlyk leven: waar by gevoegt het Gulden Paradys [met eene] misse op ’t lyden van Christus, vercierd met 35 fraaije printjes(Venlo en Gelder 1796). Clemens: 338.030 Signatuur: Bibliotheek Radboud Universiteit Nijmegen: TBI 232 d 68; Limburgs Museum, Collectie Goltziusmuseum, inv. nr. 6188. [13.d] De vier uitersten van den mensch / met een voorafgaande beschryving van de kortheid, ellendigheid en oogwit van het menschelyk leven; waar by gevoegt het Gulden Paradys, met eene misse op het lyden van Christus, verciert met 35 fraaije printjes (4de druk, Venlo 1800). Clemens: 338.040 Signatuur: Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: ALV 87-470 [13.e] De vier uitersten van den mensch: met een vooräfgaande beschryving van de kortheid, elendigheid en oogwit van het menschelyk leven; waarby gevoegt het Gulden Paradys, met eene Misse op ’t Lyden van Christus, vercierd met 35 fraaije printjes (5de druk, Venlo 1805). Clemens: 338.050 Signatuur: Limburgs Museum, Collectie Goltziusmuseum, inv. nr. 3849; Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: MEGEN 21-493 en THO: ALV 87-20 (twee exemplaren). [13.f] De vier uitersten van den mensch / met een voorafgaande beschryving van de kortheid, ellendigheid en oogwit van het menschelyk leven; waar by gevoegt het Gulden Paradys, met eene misse op het lyden van Christus, verciert met 35 fraaije printjes (6de druk, Venlo 1810). Clemens: 339.010 Signatuur: Bibliotheek Radboud Universiteit Nijmegen: 34 d 11. [13.g] De vier uitersten van den mensch / met een voorafgaande beschryving van de kortheid, ellendigheid en oogwit van het menschelyk leven; waar by gevoegt het Gulden Paradys, met eene misse op het lyden van Christus, verciert met 35 fraaije printjes (7de druk, Venlo 1817). Clemens: 339.020 Signatuur: Bibliotheek Universiteit Tilburg: CBC TFK A 12847. [14.a] Jacobi, Heyman, Zondagse school, of uytlegging op de Evangelien van de Zondagen, alzoo men die hout in de H. Kerke, door het gantsche jaar(…) / Bevat vanaf p. 337 met eigen titelblad: Heiligdagse school, inhoudende schone uitleggingen op de Evangelien van de Heiligdagen (...) / door Joannes Fonk (Venlo, ca. 1789). [approbatie 1789]
BIJLAGEN
13
Signatuur: Bibliotheek Universiteit Leiden 273 H 29; Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: ALV 102-269. [14.b] Jacobs, Heyman, Zondagse school, of uitlegging op de Evangelien van de Zondagen. Alzo men die houd in de H. Kerk, door het gantsche jaar. Zeer bekwaam voor bejaarde menschen, en om de kinderen te laten leren. / Met afzonderlijke titel: Heiligdagse school, inhoudende schoone uitleggingen op de Evangelien van de heiligdagen, zo men die houd in de H. Kerk door geheel ’t jaar (...) / door Joannes Fonk. (Venlo en Gelder, 1797). Signatuur Stadsbibliotheek Maastricht: CB 130 C 17; Bibliotheek Vrije Universiteit Amsterdam: XP.07952. [14.c] Jacobsz, Heyman, Zondagse school, of uitlegging op de evangelien van de zondagen (...) (Venlo 1805). Signatuur: Bibliotheek Universiteit van Tilburg: CBC TFK A 37924. [14.d] Jacobs, Heyman, Zondagse school, of uitlegging op de evangelien van de zondagen, alzo men die houd in de H. Kerk, door het gantsche jaar /Bevat: Heiligdagsche school, inhoudende schoone uitleggingen op de Evangelien van de heiligdagen, zo men die houd in de H. Kerk door geheel ’t jaar: tot nut en dienst van gemeene persoonen en jonge jeugd / gemaakt en in ’t licht gebragt door Joannes Fonk (Venlo 1817). Signatuur: Bibliotheek Universiteit van Tilburg: CBC TFK A 37925; Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: ALV 89-419 en THO: PER 167-430 (twee exemplaren). [15] A.v.K.S.T.D. [= Andreas van der Kruyssen], Misse, haare korte uytlegging, en godvrugtige oefeningen onder de zelve (Venlo en Gelder 1789). Signatuur: Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: ALV 27-21; THO: WRT 80-164 (twee exemplaren); Bibliotheek Universiteit van Tilburg: CBC TFH A 1263. [16.a] Het aardig leven van Thijl Ulespiegel waar in verhaald worden niet alleenlyk veel aardige en klugtige poetzen en boeveryen, maar ook byzonderlyk zyn wondere avontuuren, die hem geduurende zyn leven gebeurd zyn, zo hier als in andere landen (Venlo en Gelder 1790). Signatuur: Bibliotheek Universiteit Gent: A 36947; Limburgs Museum: collectie Goltziusmuseum, inv. nr. 6508. [16.b] Het aardig leven van Thijl Ulespiegel: waar in verhaald worden niet alleen veel aardige en klugtige poetsen en boeveryen, maar ook byzonderlyk zyne wondere avontuuren, die hem geduurende zyn leven gebeurd zyn, zo hier als in andere landen (Venlo 1803). Signatuur: Bibliotheek Universiteit Leiden: FILM 2002: 18; British Library: 12315.
14
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
aaa.50. DPB. [16.c] Het aardig leven van Thijl Ulespiegel: waar in verhaald worden niet alleen veel aardige en klugtige poetsen en boeveryen, maar ook byzonderlyk zyne wondere avontuuren, die hem geduurende zyn leven gebeurd zyn, zo hier als in andere landen (Venlo z.j.). Signatuur: Bibliotheek Universiteit Leiden: FILM 2002: 25. [17.a]Godvrugtige leidsman, aanwyzende de weg ten hemel, door oeffeningen en gebeden en de kleine getyde, van de H. maagd Maria. Met veelvuldige godvrugtige gebeden en litanien, by een vergadert door een pater van de orden der predikheeren. Waarby nog gevoegt, de novene van den H. Antonius van Padua, en meer aandagtige devotien (Venlo en Gelder 1790). Clemens: 294:130 Signatuur: Achel, Cisterciënzerabdij St.-Bernardus. [17.b]Godvrugtige leidsman, aanwyzende den weg ten hemel, door oefeningen en gebeden en de kleine getyden, van de H. Maagd Maria: met veelvuldige godvrugtige gebeden en litanien /byëenvergadert door een pater van de orden der predikheeren; waarby nog gevoegt de novene van den H. Antonius van Padua, en meer aandagtige devotien; vermeerderd, en met plaaten vercierd (Venlo 1792). Clemens: 294.140 [17.c]Godvrugtige leidsman, aanwyzende den weg ten hemel, door oefeningen en gebeden en de kleine getyden, van de H. Maagd Maria: met veelvuldige godvrugtige gebeden en litanien /byëenvergadert door een pater van de orden der predikheeren; waarby nog gevoegt de novene van den H. Antonius van Padua, en meer aandagtige devotien; vermeerderd, en met plaaten vercierd (Venlo 1795). Clemens: 284:150 Signatuur: Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: ALV 87-78. [18] Frede, Gerrst, Geestelyk raadselboek, Bestaande in 90 curieuze raadzeltjes, uit het Oude en Nieuwe Testament, met haar Schriftuurplaatsen aangewezen (Venlo en Gelder, 1791). Signatuur: Bibliotheek Universiteit Leiden: BKNOOG 333. [19] Het nieuw pelgrimken van onze L. V. van Kevelaar (Venlo en Gelder 1792). Signatuur: Koninklijke Bibliotheek Den Haag: 299 K 9 [20.a] De vernieuwde cijffering van Mr. Willem Bartjens waer uyt men meest alle de grond-
BIJLAGEN
15
regulen van de reeken-konst leeren kan. Herstelt, vermeerdert en verbetert door Mr. Jan van Dam, en nu in deezen laatsten druk op nieuws, ieder vraag na gezien, bewerkt en van alle voorgaande fouten gezuyvert, door den wel-ervaren reekenmeester Klaas Bosch (Venlo en Gelder 1792). Signatuur: Limburgs Museum: collectie Goltziusmuseum inv. nr. 8855; Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: ALV 162-21 (onvolledig) [20.b] De vernieuwde cyffering van Mr. Willem Bartjens waar uit men meest alle de grondregels van de reeken-konst leeren kan. Hersteld, vermeerdert en verbetert door Mr. Jan van Dam (…) (Venlo 1803). Signatuur: Particuliere collectie Horst; kopie in archief A. Bruekers, Nederweert: C.4.1.3a. [21] Nieuwen almanach: inhoudende de naamen der leden van de Hoven en regeeringen van de Steden Ruremonde, Gelder en Venlo (Venlo 1792). Signatuur: Bibliotheek Arnhem: Mag. T 707/86. [22] Jacobi, H., Gemene zend-brieven, zeer voordeelig voor de Ouders, Meesters ende Kinderen, om te leeren Brieven dichten, ende ordentelyk schryven: daar zyn nog bygevoegt sommige notabele dingen die waardig zyn om te noteeren (Venlo 1792). Signatuur: Bibliotheek Universiteit Leiden: BKNOOG 251; Bibliotheek Universiteit van Tilburg: CBC TFK A 4548. [23] Algemeene staatkundige berichten [tweewekelijks verschijnend nieuwsblad, waarvan het eerste exemplaar verscheen op 5 januari 1792, en het laatste in juni 1794.] [24.a] Den spiegel der zondaaren, met den staat van eenen mensch stervende in de gratie Gods / alles door figuuren afgebeeld (Venlo 1793) Signatuur: Bibliotheek Universiteit Leiden: Handbibliotheek Westerse Collecties. [24.b] Den spiegel der zondaaren met den staat van eenen mensch, stervende in de gratie Godsch. Alles door figuren afgebeeld (Venlo 1805). Signatuur: Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO:ALV 72-7, deel 22. [25] De allerbeste gebeden, dewelke zyne heiligheid Pius den VI, paus van Romen verklaard en uitgelegd heeft (4de druk, Venlo en Gelder 1797). Signatuur: Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: ALV 89-180. [26.a] Materie of spelboekje zynde seer bekwame voorschriften voor de jonkheid om wel te
16
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
leeren lesen en schryven en een aanporring tot alle christelyke deugden … [etc.] (Venlo en Gelder 1800). Signatuur: Limburgs Museum, Venlo: collectie Goltziusmuseum, inv. nr. 3414. [26.b] Materie of spelboekje zynde seer bekwame voorschriften voor de jonkheid om wel te leeren lesen en schryven en een aanporring tot alle christelyke deugden … [etc.] (Venlo 1814). Signatuur: particuliere collectie Horst; kopie in archief A. Bruekers, Nederweert: C.4.1.3b. [27] Roches, Jean des, Nieuwe Fransche spraekkonst (6de druk, Venlo 1800). Signatuur: Bibliotheek Katholieke Universiteit Leuven: 7A3376. [28] Den troost der armen, behelzende ligte en souvereine remedien tegen verscheide ziekten, wonden, gezwellen en andere kwaalen des lighaams van den mensch (...): zeer dienstig in alle familien en hospitaalen [Dezen laatsten dr. verm. met eenige nieuwe remedien voor paarden en hoornbeesten, mitsgaders een tafel derzelve / door Guilliaume Simons] (Venlo 1802) Signatuur: Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: RIJS 159-363. [29] De zeven weeën van onze Lieve Vrouwe in het lang: zeer goed en verdienstig om te lezen voor alle menschen (Venlo 1802). Signatuur: Bibliotheek Universiteit Leiden: 2359 F 7 [30.a] De vrouwe Paarle, ofte Drievoudige historie van Helena de Verduldige, Griseldis de Zagtmoedige, Florentine de Getrouwe, alle drie aenzienelyk in veel deugden, maar allermeest in lydzaamheid, die zy in alle tegenspoed, overlast en beproevinge altyd getoont hebben: genomen uit de oude historie, en nieuwelyks tot voordeel der jongheid overzien, byeen vergadert en zeer verbetert (Venlo 1802). Signatuur: Bibliotheek Universiteit Leiden: 2631 D 39. [30.b] De vrouwe Paarle ofte Drievoudige historie van Helena de verduldige, Griseldis de zagtmoedige, Florentine getrouwe. Alle drie aanzienlyk in veele deugden, maar allermeest in lydzaamheid, die zy in alle tegenspoed, overlast en beproevingen altyd getoont hebben (…) (Venlo, z.j.). Signatuur: Limburgs Museum, collectie Goltziusmuseum, inv. nr. 6535; Koninklijke Bibliotheek Den Haag: 25 A 4. [31] Schoone historie van de twee Gebroeders en vroome Ridders Valentyn en Oursson den
BIJLAGEN
17
Wildenman (Venlo 1803). Signatuur: Bibliotheek Universiteit Leiden: 1007 C 2. [32] Evangelien en epistelen alzo men die door ’t gehele jaar op alle Zondage en Heiligdage in de h. Roomsche Kerk onderhoud: genomen uit den laatsten Roomschen Missaal des h. Concilie van Trenten (Venlo 1805). Signatuur: Bibliotheek Universiteit van Tilburg: CBM TF A 36563 [33]De Jonker, Judocus , De zeven blydschappen van de H. Maagd en Moeder Gods Maria of eene devote en stigtbare uitlegging van de zeven voornaamste mysterien die de allerh. Maagd en Moeder Gods op deze waereld Vreugd en Blydschap aangebrogt hebben (Venlo en Gelder, z.j.) [ca. 1790] Signatuur: Bibliotheek Universiteit Leiden: 2626 G 15. [34.a] Bouhours, Dominique, Vigilien voor de overledenen met de vespers van den zondag [vermeerderd met de Gepeinzen voor alle de dagen van de maand door E.P. Bouhours] (Venlo en Gelder, z.j.) Signatuur: Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: ALV 89-288:2; Staatsbibliothek zu Berlin: Er 8450. [34.b] Bouhours, Dominique, Vigilien voor de overledenen met de vespers van den zondag [vermeerderd met de Gepeinzen voor alle de dagen van de maand] (Venlo 1816). Signatuur: Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: ALV 87-21 deel 2. [35] Gulde Kabinet (...) (Venlo z.j.) [NB: Permission du 23 janv. 1812.] Signatuur: Bibliothèque nationale de France: B-8602 [36] De wonderlijke historie van den wandelenden Jood (…) (Venlo, z.j.) Signatuur: Limburgs Museum, collectie Goltziusmuseum, inv. nr. 5376. [37] Een nieuw en devoot liedeken op de passie van ons heere Jezus Christus, genomen uit de H. vier evangelisten (Venlo, z.j.). Signatuur: Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: WRT 56-410. [38] Geldorp, Henricus van, Het klein toomken der zielen. Bevattende zommige geestelyke liedekens, zeer bekwaam om alle zondaars tot God te trekken, en alle goede menschen tegen te houden, dat ze niet loopen uit de weg der deugden (Venlo, z.j.). Signatuur: Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: ALV 72-7:4.
18
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
[39] Borromaues, Carolus, Den uitersten wil van de ziel. Bij manier van testament dat men maken moet binnen zyn leven. Om de ziel te verzekeren tegen de bekooringen des duivels, in de uur des doods, met schoone gebeden (Venlo en Gelder, z.j.). Signatuur: Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: ALV 72-7:5 [40]De godvruchtige dienstmaagd dat is: dagelijksche oefeningen in alle haare werken (Venlo, z.j.). Signatuur: Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO:ALV 72-7:2 5.2 Voorlopige lijst van boeken uitgegeven door Gerard Gruyters te Roermond Gerard Gruyters was als uitgever en drukker in Roermond actief in de periode 17851826. Hier vermeld ik alleen werk dat hij vóór of tijdens de Franse tijd drukte en uitgaf. Het latere werk is in het kader van dit onderzoek minder relevant. Bij Dionysius Mackay, die van 1764 tot 1785 actief was als uitgever en drukker in Roermond, verscheen in 1785 Den verborgen schat door eenen herder gevonden, ofte korte ophelderinge van ’t beginzel en voortgang der devotie tot de Alderheyligste Maeget en Moeder Godts Maria, welkers wonder-beeld vereert word in de kapelle in ’t Zand by Ruremonde, alwaer met veele plegtigheyd eenen jubilé van dry hondert en vyftig jaeren zal geviert worden beginnende met den 15. Augusti dezes jaers 1785. Dit maakt het bijzonder aannemelijk dat het onder nr. 1 genoemde werk eveneens in 1785 werd gepubliceerd ter gelegenheid van het jubeljaar. Het onder nr. 15 vermelde werk bevat eveneens geen jaar van uitgave. Uit de inhoud is evenwel op te maken, dat het boekje in de achttiende eeuw geschreven is. Niet vermeld worden hier de doodsberichten, gelegenheidsgedichten, plakkaten van Oostenrijks Gelder, vonnissen van de arrondissementsrechtbank van Roermond, de circulaires en formulieren van de onderprefect van het arrondissement Roermond, en de bekendmakingen van openbare verkopen, die gedrukt werden door Gruyters. [1] Den verborgen schat door eenen herder gevonden of korte ophelderinge van ’t beginzel en voortgang der devotie tot de Alderheyligste Maget en moeder Gods Maria welkers wonderbeeld vereert word in de kapelle in ’t Zand by Ruremonde (Roermond s.n.). [1785] Signatuur: Bibliotheek Radboud Universiteit Nijmegen: Br 26367. [2] Nelissen, Henrik, en Verdellen, Andreas, Theses Theologicae De Deo Uno Et Trino Quas, Ad Mentem Divi Thomae Aquinatis Doctoris Angelici, Praeside F. Aug. Alv. Van Croghtom (...) (Roermond 1786). [=Proefschrift Bisschoppelijk Seminarie te Roermond]
BIJLAGEN
19
Signatuur: Bibliotheca domus presbyterorum Gaesdonck, Goch: 3023. [3] Campen, Peter van, Theses Theologicae De Fide, Spe, Et Charitate Quas, Ad Mentem Doctoris Angelici Divi Thomae Aquinatis, Praeside F. Augustino Alv. Van Croghtom (Roermond 1787). [=Proefschrift Bisschoppelijk Seminarie te Roermond] Signatuur: Bibliotheca domus presbyterorum Gaesdonck, Goch: 3022. [4] Melc. Pet. Creemers; Wilhelmus Smiets; J. Martinus Pluymaekers, Summa itinerarii salvatoris chronologicè, criticè, scholasticè, ex iv. evangelistis contexta quam cum annexis ad mentem doctoris angelici S. Thomæ Aquitatis præaside F. Petro Domin. Puylaert (...) (Roermond 1788). [Proefschrift Bisschoppelijk Seminarie te Roermond] Signatuur: Stadsbibliotheek Maastricht: SB 4 E 25. [5] Almanach, voor het jaar ons heere Jesus Christus 1789 inhoudende de naamen der leden van de hooven en regeeringen van de steden Ruremonde, Gelder en Venlo benevens de post coursen door Nederland Duitsland en Vrankrijk (Roermond, s.n.) Signatuur: Archief Stichting Geschiedschrijving Nederweert: B.9.22 [6] Het leven van den H. Gerlacus, belyder en eremyt der ordre van Premonstreyt (...): uyt het oud origineel overgeset in ’t jaer 1225 in de Nederlandsche tael (Roermond 1790). Bibliotheek Radboud Universiteit Nijmegen: 601 d 14; Erzbischöfliche Diözesan- und Dombibliothek Keulen. [7] Description de la solemnité inaugurale de sa majesté l’empereur et roi, Leopold II. comme duc de Gueldres célèbrée a Ruremonde le 22 septembre 1791 (Roermond 1791) Signatuur: Koninklijke Bibliotheek Den Haag: 2202 A 175; Gemeentearchief Roermond: 61 B 15-16 (twee exemplaren). [8.a] Hakvoord, B., Opregt onderwys van de letter-konst bekwaam om alle persoonen in korten yjt wel en volkomenlyk te leeren spellen en leezen, alwaar ’t ook dat ze in hunnen jeugd nog A of B geleerd hadden. Ten dienste van alle gemeene schoolen en school-meesters beknoptelyk te samen gesteld door B. Hakwoord. Nieuwen druk, van nieuws overzien ende merkelijk verbetert. (Roermond 1791). Signatuur: Gemeentearchief Roermond: 60 C 29. [8.b] Hakvoord, B., Opregt onderwys van de letter-konst (...) ten dienste van alle gemeene schoolen en schoolmeesters beknoptelyk te zaamen gesteld door B. Hakwoord. Nieuwen druk (…) (Roermond 1813). Signatuur: Bibliothèque nationale de France: Z-37968
20
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
[9] Benedictus Huntjens (kloosternaam van Jan Willem Huntjens); Joannes Wilhelmus Keulers; Christianus de Clerk; Gerardus Matthias Kruchtens; en Joannes Mattheus Broekman, Enchiridion de evangelici samaritani medicamentis seu N. L. sacramentis alligamentis medicinalibus contritionis nostræ (...) (Roermond 1794). Signatuur: Bibliotheek Universiteit van Tilburg: CBC TFK A 20914.33; Stadsbibliotheek Maastricht:… [10] Bezonderste en noodzaekelykste hoofd-stukken der christelyke leering, volgens den Mechelschen catechismus, zeer voordeelig aen alle jongheyd zoo aen de kleynste als wel die zig bereyden tot de eerste communie (Roermond 1796). Signatuur: Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: WRT 32-240 (onvolledig) [11] Nieuwen republikaanschen almanach voor het VIde jaar der Fransche republiek (Roermond 1797). Signatuur: Koninklijke Bibliotheek Den Haag: 585 K 29; Gemeentearchief Roermond: T11-12. [12.a] Evangelien en epistelen, alzo men die door ’t geheele jaar op alle zondage en heiligdage in de H. Roomsche Kerk onderhoud: genomen uit den laatsten Roomschen missaal des H. Concilie van Trenten / van nieuws overzien, verbetert, en met schoone figueren verçiert (Roermond, ca. 1797). [De approbatie is ‘gegeven binnen Gelder den 2 Juny 1761’, terwijl de kalender met 1797 begint.] Signatuur: Stadsbibliotheek Maastricht: SB 4 E 25. [12.b] Evangelien en epistelen, alzo men die door ’t geheele jaar op alle zondage en heiligdage in de H. Roomsche Kerk onderhoud: genomen uit den laatsten Roomschen missaal des H. Concilie van Trenten / van nieuws overzien, verb., en met schoone figueren verciert (Roermond 1815). Signatuur: Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: WRT 1-95. [13] Mertz, J., Nieuw beredeneerd spraakkundig woordenboek der fransche taal (…) (Roermond, jaar XIII (1804)). Signatuur: Bibliothèque nationale de France: X-14358 [14.a] Nieuwen Ruremondschen arrondissements almanach voor het jaer Ons Heere Jesu Christi 1805 inhoudende de naemen dergene die in de voornaemste plaetzen van dit arrondissement in publieke bedieningen zyn (Roermond [1804]) Signatuur: Koninklijke Bibliotheek Den Haag: 26 F 15.
BIJLAGEN
21
[14.b] Nieuwen Ruremondschen arrondissements almanach voor het jaer Ons Heere Jesu Christi 1808(…). Signatuur: Bibliotheek Radboud Universiteit Nijmegen: Tz c 15771. [14.c] Nieuwen Ruremondschen arrondissements almanach voor het jaer Ons Heere Jesu Christi 1814(…). Signatuur: Bibliotheek Radboud Universiteit Nijmegen: Tz c 15771. [15] Novene ter eere van den gelukzaligen Franciscus de Hieronymo S.J. getrokken uyt de novene der H.H. van de selve Societyt, uytg. te Parys 1795 (Roermond 1811) Signatuur: Bibliotheek Radboud Universiteit Nijmegen: 11 d 40. [16] Fondamenten ofte grond-regels der Nederduytsche spel-konst, om de zelve in korten tyd in d’uyterste volmaektheyd te leeren / door P. B.; waer by gevoegd zyn eenige regels van de welgemanierdheyd, als ook eenige gemeyne brieven: alles zeer nut ende profytig voor de jongheyd (Roermond z.j.). Signatuur: Bibliotheek Universiteit Utrecht: THO: WRT 145-360. [17] Grondhertige liefde-zugten en godvrugtige gebeden.: Zeer dienstig voor de jeugd, doende haare eerste Communie (…). (Roermond z.j.). Signatuur: Bibliotheek Radboud Universiteit Nijmegen: Br 15207.
5.3 Verkoop van boeken uit de inboedel van Martin van Heythuysen Bron: GAW NA inv. nr. 4484, minuut van akte 252 bis, verleden voor notaris Bloemarts op 15, 19 en 22 germinal XI (respectievelijk 5, 9 en 12 april 1803). Koper
Kavel
Prijs in francs
Bueren, François van
13 livres
1,30
Cruys, van den
10 livres
1,50
Cruys, van den
10 livres
0,65
Doemen, Pierre
9 livres
0,90
Donders, Nicolas
2 livres
0,50
Frencken, Laurent
8 livres
2,85
Frencken, Laurent
9 petits livres
0,80
Geleuken, Herman van
8 livres
0,60
20 livres
1,65
Geuns, Henry
22
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Geuns, Henry
20 livres
1,30
Geuns, Henry
20 livres
1,10
Hendrix, Jean
théologie de Tiart, 2 volumes
0,35
Houtappels (curé)
8 traités de philosophie
1,20
Janssens, Guillaume
11 livres
1,50
Janssens, J.E.
livre
0,65
Janssens, J.E.
livre (1 volume, théologie)
4,00
Janssens, J.E.
livres (2 volumes, théologie)
1,50
Janssens, J.E.
3 livres
0,70
Janssens, J.E.
8 livres
4,00
Janssens, Jean Joosten, femme
8 livres livre de prières
1,15 1,15
Kessels, Jean
2 livres de prières
0,30
Kimmenade, Pierre van
3 livres
0,25
Kimmenade, Pierre van
4 livres
0,33
Klaessens, Antoine Klaessens, Antoine Klaessens, Antoine
1 livre de prières livres (théologie) 2 livres de prières
0,25 0,10 0,25
Koppen, Regnier
10 livres
0,35
Koppen, Regnier
20 livres
1,65
Kroesen, Mathieu
21 livres
0,35
Malingrez, G.T.
2 livres de prières
1,55
Malingrez, G.T.
4 livres
5,45
Meeuwis, Henry
25 livres
1,10
Meeuwis, Henry
7 livres
1,20
Nijssens, Gerard
4 livres de prières
0,35
Princen
œuvres de Dens, théologie
9,00
Princen
2 livres
0,60
Princen
6 livres
1,80
Princen
8 livres
1,50
Princen
8 livres
2,25
Princen Schinkels, Egide
8 livres livre (théologie)
1,10 0,95
Stiphorst, Henry van
4 livres
0,25
Truyens, Antoine
8 livres
1,15
BIJLAGEN
23
Truyens, veuve
abrégé de la bible en deux
0,35
volumes Truyens, veuve
2 livres
1,10
Truyens, veuve
6 livres
2,05
2 livres de prières
0,55
Vlemmens, Mathieu Walkers, Jean
20 livres
0,75
Walkers, Jean
3 livres
0,85
BIJLAGEN BIJ HOOFDSTUK 7 Tabel 7.2 Register van verkopen, in 1802 verricht door goudsmid Jean Trousset uit Maaseik (Bron: RAL NRA inv. nr. 199, dossier Jean Trousset) Datum
Object
Klant
Woonplaats
9 april 1802
paar gespels
Thyssens
Neeroeteren
10 april 1802
paar gouden bellen
M. Schoonbroodt
Maaseik
paar gespels
Verstappen den kuyper van de Blemerstraat
Maaseik
20 april 1802
paar gespels
Dressens
Neeritter
26 april 1802
paar gespels
26 april 1802
paar scharteurs [=jarretières, gespen voor kniebroeken]
26 april 1802
gouden kruis
de meydt van Hermus
Maaseik
27 april 1802
paar gespels
Martunus Geseleer den prenter van de Eyckerstraet
Maaseik
28 april 1802
gouden kruis
28 april 1802
paar gespels
Gradus Heerfs woonagtig op de Bleemerstraet
Maaseik
8 mei 1802
paar gespels
18 mei 1802
gouden kruis
12 juni 1802
gouden ring
20 juni 1802
paar gespels
eenen Franse soldaet
paar gouden oorringen
juffrouw Ververs
14 april 1802
24
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
6 september 1802
paar gespels
Joannes Meuwissen
Echt
15 september 1802
paar gespels
Maria Elisabetha Reepers
Heppeneer
17 september 1802
een zilveren ring
17 september 1802
gouden ring
18 september 1802
paar scharteurs [=jarretières, gespen voor kniebroeken]
20 september 1802
gouden kruis
september 1802
paar gespels
22 september 1802
paar gouden bellen
26 september 1802
een paar schoongespels en een paar scharteurs
16 november 1802
paar zilveren gespels
18 november 1802
zilveren ring
10 december 1802
paar goude belle
10 december 1802
paar goude belle
13 december 1802 16 december 1802
aen eenen Franse soldaet die noemt zich Kileze
Jan Schrooten
Rotem
paar goude belle
Elisabeth Vaesen
Bree
paar gouden oorringen
juffrouw Loomans
Tabel 7.3 Register van reparaties, in 1802 verricht door goudsmid Jean Trousset uit Maaseik (Bron: RAL NRA inv. nr. 199, dossier Jean Trousset) Datum
Object
Klant
Woonplaats
29 maart 1802
een zilvere klater voor schoon te maeken
mevrouw Reybens van de Bosstraet
Maaseik
1 april 1802
een paar gespels voor schoon te maeken
juffrouw Regele woonagtig op de Maerck
Maaseik
2 april 1802
een gespel om te soldeeren
Zanders
2 april 1802
paar gespels om te soldeeren
Telleners
een zilvere doos om te repareren
bovenpastor Bormans
een goude kruysken
de meydt van Naegels
BIJLAGEN
25
26
24 juli 1802
een paar gespels om te repareeren
25 juli 1802
een hoorlogie kast om te repareeren
6 september 1802
een hooghwerdig [=monstrans] om schoon te maeken
6 september 1802
een gespel om te soldeeren
Linsen
Alden Eik
7 september 1802
een reemonstrance om schoon te maeke
in handen gestelt van De Kooning de Weerdt
Maaseik
18 september 1802
een gespel om te soldeeren
Severijns
Heppeneert
18 september 1802
een goude rinck om te soldeeren
Canteryn
Stevensweert
20 september 1802
een remonstrance om schoon te maeke
20 september 1802
een paar belle om te soldeeren
24 september 1802
een zilvere kroon om repareeren voor de kerck
17 oktober 1802
een goude kruys om te soldeeren
J. Leers
Echt
17 oktober 1802
een zilve gespel om te soldeeren
Chatarina Leenders
18 oktober 1802
een boek voor een kramp aen te maeken
de meydt van Verwers
19 oktober 1802
een paar belle om te repareeren
mejuffrouw Strengers
19 oktober 1802
een gespel om te soldeeren
Sanders
25 oktober 1802
een ooruyser om te soldeeren
25 oktober 1802
een paar gespels om te repareeren
Madele
Laak
25 oktober 1802
twe paar gespels om te soldeeren
Derick Jessen
Dieteren
25 oktober 1802
een goude slootjen om te soldeeren
Joosten
Maaseik
28 oktober 1802
een doos om te soldeere
Doomen van de Eyckerstraat
Maaseik
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
28 oktober 1802
een scharteurs gespel [=jarretières, gespen voor kniebroeken] om te soldeere
notaris Van den Bergh
30 oktober 1802
een gespel om te soldeeren
Derick Jessen
4 november 1802
een paar ooringe van goudt om te repaareren
jonge juffrouw van Meysen woonagtig bij De Kooning de Weerdt
10 november 1802
twe goude kruyse om te soldeeren
Mysers
Ophoven
10 november 1802
een paar belle om te soldeeren
doghter Huysmans van de Bostraat
Maaseik
22 november 1802
een reparatie van eenen theepot
jonffrouw Leers
24 november 1802
een goude horlogekast om te repaareren
Joosten den horloogemaker
Maaseik
24 november 1802
een zilvere kruysk om te soldeeren
13 december 1802
een gespel om te soldeeren
de kapelaen
Neeritter
14 december 1802
een goude slotje om te soldeere
Benner van de Marck [=Markt]
Maaseik
16 december 1802
een paar goude belle om te soldeere
Mard Joseph van Pellemans
16 december 1802
een goude couland [=schuifring] om te soldere
16 december 1802
une pipekop om een scharnier aen te soldeere
17 december 1802
een houtere doos tabac om te repareeren
Bisschop van Bosstraat
Maaseik
een gespel om te soldeeren
Heydts aen de Groote Kerck
Maaseik
een kerkbook om een nagelke in te maeke
vrouw Meerkens
een oudt krampke voor op een bookke te sette
jonffrouw Raamaekers Maaseik van de Bostraat
een goude kruys om te soldeeren
vrouw Beene
20 december 1802
Dieteren
Laak
BIJLAGEN
27
BIJLAGEN BIJ HOOFDSTUK 10 Tabel 10.2 Conscrits uit het Land van Weert in Duitse gewesten
28
Naam
Voornaam
Asten, van
*-datum
*-plaats
Lichting
Beroep
Jean François 03.11.1792
Nederweert
1812
colporteur, koperslager
Beelen
Pierre
12.07.1792
Nederweert
1812
colporteur
Bongers
Pierre
09.12.1775
Nederweert
7
koperslager
Bos
Jean Mathieu 04.04.1787
Nederweert
1807
colporteur
Claes
Henri
09.09.1786
Nederweert
1806
landbouwer
Davidts
Pierre
03.07.1790
Nederweert
1810
kleermaker
Gielis
Jacques
31.07.1791
Weert
1811
arbeider
Gubbels
Antoine
20.06.1791
Nederweert
1811
colporteur
Hout, van
Lambert
10.07.1783
Nederweert
12
koopman
Jansen
Martin
30.03.1778
Weert
7
koopman
Janssen
Cleophas
09.12.1780
Weert
10
koopman
Joosten
Jean
28.04.1789
Nederweert
1809
knecht
Kessels
Joseph
31.01.1793
Nederweert
1813
colporteur, koperslager
Knaepen
Guillaume
04.07.1784
Nederweert
13
landbouwer
Meewis
Jean
11.04.1787
Weert
1807
colporteur
Mooren
Mathieu
26.05.1775
Nederweert
7
landbouwer
Muijters
Henrij
03.09.1791
Nederweert
1811
colporteur
Muijters
Jacques
20.09.1793
Nederweert
1813
koperslager
Orbon
Jacques
08.04.1778
Nederweert
7
landbouwer
Pelsers
Henry
15.12.1775
Nederweert
7
koopman
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Verblijfplaats
Legerdienst
Celle, 40 km ten noordoosten van Hannover Duitsland?
diende per 18 maart 1812 in Franse leger (88ste linieregiment), krijgsgevangen op 5 december 1813 te Stettin, niet teruggekeerd uit legerdienst
Stift Hildesheim Duitsland Celle, 40 km ten noordoosten van Hannover Celle, 40 km ten noordoosten van Hannover
diende per 29 maart 1813 in Franse leger (85ste linieregiment), per 30 augustus 1813 krijgsgevangen, in voorjaar 1815 weer in Duitsland
Nienburg, 50 km ten noordwesten van Hannover
op 25 april 1813 per abuis naar het depot van de garde impériale te Mainz gestuurd, na korte tijd werd administratieve fout hersteld
Nienburg, 50 km ten noordwesten van Hannover Hannover Duitsland Duitsland Salzwedel, 100 km ten noordoosten van Hannover
diende per 21 mei 1812 in Franse leger (nationale garde), verdere lotgevallen onbekend
Duitsland Salzwedel, 100 km ten noordoosten van Hannover
diende per 21 augustus 1807 in Franse leger (8ste linieregiment), teruggekeerd met pensioen
Denemarken
liet zich remplaceren door zijn broer, die per 29 april 1807 diende in het Franse leger (48ste linieregiment), en die op 18 september 1809 werd afgekeurd, met toekenning van een pensioen
Duitsland Hannover Hannover Duitsland Langewinkel bij Mainz
BIJLAGEN
29
30
Naam
Voornaam
*-datum
*-plaats
Lichting
Beroep
Schinckels
Joannes
24.05.1779
Nederweert
8
vleeshouwer
Seerdens
Guillaume
14.07.1778
Nederweert
7
koopman
Simons
Antoine
31.10.1773
Nederweert
7
herder
Stijnen
Henry
03.02.1788
Stramproy
1808
colporteur, koperslager
Trouwen
Godefroid
03.02.1782
Nederweert
11
koopman
Trouwen
Pierre
27.08.1785
Nederweert
14
colporteur
Vaessen
Geoffroi
04.11.1782
Weert
12
koopman, colporteur
Velter
Leonard
12.01.1793
Nederweert
1813
koperslager
Verheijen
Gerard
18.05.1792
Nederweert
1812
koopman, colporteur
Verheijen
Henrij
14.09.1780
Nederweert
9
colporteur, koopman in koper
Verheijen
Pierre
29.10.1782
Nederweert
12
Vossen
Pierre
12.08.1787
Nederweert
1807
knecht
Zeijlberg, van den
Jean Lambert 10.07.1787
Weert
1807
colporteur
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Verblijfplaats
Legerdienst
Pruisisch leger
diende per 1804 in Pruisische leger, per 12 mei 1807 in Hollandse leger bij 6de linieregiment
Duitsland Duitsland
Duitsland
diende per 19 januari 1809 in Franse leger (2de regiment dragonders), werd op 27 september 1810 afgekeurd, was in het voorjaar van 1815 weer in Duitsland
Hannover/Hildesheim Celle, 40 km ten noordoosten van Hannover; Ertzen; Bolsem Duitsland Salzwedel, 100 km ten noordoosten van Hannover
diende 14 maanden bij een Hannoverse legereenheid
Aerzen, 50 km ten zuidwesten van Hannover Ertzen (Duitsland) (vermoedelijk Aerzen, 50 km ten zuidwesten van Hannover) Duitsland Duitsland
diende in Franse leger (6de bataljon sappeurs), overleed op 28 mei 1813 te Haynaux
Hamburg, Bremen
diende bij chasseurs de Holstein, sneuvelde op 24 december 1806 tijdens een gevecht in de buurt van Lubeck
BIJLAGEN
31
Bronnen
Archives Nationales, Parijs inv. nr. F/1a/423 Documents divers concernant l’administration départementale et communale, Meuse-Inférieure, an III-1807 inv. nr. F/1bI/166/37 Dossier Loysel, Pierre inv. nr. F/1bI/172/14 Dossier Roggieri, Jean Baptiste inv. nr. F/1bII/ Meuse Inférieure /6 personnel administratif des communes inv. nr. F/1bII/ Meuse Inférieure /7 personnel administratif des communes inv. nr. F/1cIII/ Meuse Inférieure /3 Comptes rendus administratifs inv. nr. F/1cIII/ Meuse Inférieure /5 Adhésions et adresses, fêtes nationales, correspondance et divers inv. nr. F/7/3548 Police générale. Passeports. Etats des passeports délivrés. Méditerannée – Meuse- Inférieure, an VIII – 1817 inv. nr. F/7/3602 Police générale. Conscription. Marne (Haute) – Meuse Inférieure, an VII-1815 inv. nr. F/7/3682/15 Police générale. Meuse Inférieure 1792-1813 inv. nr. F/7/3820 Police générale. Bulletins décadaires sur la situation des départements, an VII- an VIII. Bulletins hebdomaires an XIV – 1812. Tables des bulletins de police an X inv.nr. F/7/3902 Police générale. Rapports de la gendarmerie. Marne (Haute) – Sarthe, an IX – an X inv. nr. F/7/7309 Police générale. Affaires diverses inv. nr. F/7/7690 Police générale. Affaires diverses inv. nr. F/7/7926 Police générale. Affaires diverses inv. nr. F/7/8065 Police générale. Affaires religieuses. Meuse-Inférieure -Morbihan inv. nr. F/9/43 Affaires militaires. Maine-et-Loire – Moselle inv. nr. F/9/310 Affaires militaires. Désertions. Lozère – Nord inv. nr. F/9/592 Affaires militaires. Gardes nationales. Meuse Inférieure inv. nr. F/9/849 Affaires militaires. Compagnies de réserve. Meuse Inférieure – Mont Blanc inv. nr. F/9/894 Affaires militaires. Gardes d’honneur locales. Ile-et-Vilaine – Mont Blanc inv. nr. F/9/985 Affaires militaires. Gardes d’honneur. Meuse Inférieure
32
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
inv. nr. F/11/422 Subsistances. Meuse-Inférieure inv. nr. F/12/1563 Circulaire du Ministère de l’Intérieur du 30 janvier 1806 sur la situation des filatures et des fabriques de bonneterie et tissus de coton au 1er vendémiaire an XII et de cette date au mois de janvier 1806 inv. nr. F/12/1596 Tanneries & papeteries inv. nr. F/12/1616 Documents sur l’industrie, le commerce, l’agriculture des départements détachés de la France; Meuse-Inférieure an XII-1811 inv. nr. F/12/1625 Statistique industrielle et manufacturière de 1811, Lippe-Meuse Inférieure inv. nr. F/17/1428 Instruction publique. Meuse-Inférieure inv. nr. F/17/8105 Instruction publique. États par département des écoles secondaires particulières. Meuse-Inférieure inv. nr. F/19/1031 Cultes. Diocèse de Liège. Conscription inv. nr. F/19/1032 Cultes. Diocèse de Liège. Conscription Algemeen Rijksarchief, Den Haag Ministerie van Oorlog, Kwartiermeester-Generaal van de Generale Staf, inv. nrs. 220, 222, 223 Statistieke gegevens van de gemeenten in de provincie Limburg Collectie Goldberg, inv. nr. 188 Nota over de producten, het fabriekwezen en den koophandel der landen gelegen tussen Frankrijk en de Maas, 1814 Collectie G.K. van Hogendorp, inv. nr. 57 Aantekeningen, gemaakt op eene reis door de Zuidelijke Nederlanden in 1817, 17 juni tot 23 oktober Oorlog voor 1813, Stamboeken 1795-1815, inv. nrs. 28, 47, 52, 53, 136, 147 t/m 152, 165, 169, 184, 219, 243, 282, 325 Stamboeken van onderofficieren en manschappen van de Koninklijke Landmacht 1814-1924, inv. nrs. 121, 508 Stamboeken Indische militairen,
BRONNEN
33
inv. nrs. 80 t/m 85, 87 t/m 90, 578 t/m 582, 608 Gemeentearchief Maastricht Collectie handschriften inv. nr. 307 Memoires van Frans Joseph Crahay Gemeentearchief Nederweert inv. nr. 10 Procès-verbaux du conseil municipal de Nederweert, 1812-1815. inv. nrs. 212 t/m 217 Begrotingen met de bijbehorende memories van toelichting, begrotingswijzigingen en correspondentie, 1808-1815 inv. nrs. 315 t/m 318 Rekeningen met bijbehorende correspondentie over de jaren VIII, 1809, 1810, 1811 inv. nr. 759 Personele dossiers. Smoolenaers, P., garde-champêtre 1815 inv. nr. 1054 Bevolkingsregister 1815 inv. nr. 1557 Conscriptielijst 1814; geborenen 1780-1796 [=militielijst 1815] inv. nr. 1558 Stukken verband houdende met de conscriptie 1808-1814 inv. nr. 1561 Register nationale militie 1815 inv. nr. 1562 Register nationale militie 1816 inv. nr. 1646 Justitie. Strafvorderingen en tenuitvoerlegging. Kopieën van processen-verbaal 1796-1844 Gemeentearchief Roermond Archief kanton Roermond 1796-1800 en gemeente Roermond 1800-1933 inv. nrs. 402-403 Indicateur van ingekomen stukken 10 juni 1800 – 30 december 1813 inv. nrs. 409 t/m 427 Ingekomen en enkele minuten van uitgaande brieven van het gemeentebestuur en de maire inv. nr. 822 Militairen welke onder de Fransche vaandels hebben gestaan, 1814-1827 inv. nr. 2176 Ingekomen en minuten van verzonden stukken van de maire, jaar VIII-1806 inv. nrs. 4045 t/m 4049 Protocollen van door de maire van Roermond afgegeven paspoorten inv. nrs. 4066 t/m 4074 Grossen van door de maire van Roermond of andere functionarissen afgegeven paspoorten, gedeponeerd ter secretarie van Roermond, 1801-1813
34
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Notarieel Archief Crispin, Jean Charles, notaris te Roermond van 1802-1813 inv. nr. 9.18 Dirix, Louis, notaris te Roermond inv. nr. 10.104 Milliard, Hendrik Antoon, notaris te Roermond inv. nrs. 7.409, 7.504 Gemeentearchief Weert Burgerlijke Stand Weert Burgerlijke Stand Stramproy Oud Administratief Archief Weert inv. nr. 5 ‘Register der Resolutien’ (van de Magistraat), 22 januari 1790 – 4 ventôse IV inv. nr. 468 Register van afgegeven reispassen 1774-1791 inv. nr. 469 Register van afgegeven reispassen 1791-1795 inv. nr. 470 Reispassen uit de 17de en 18de eeuw, alfabetisch gerangschikt, van personen wier naam begint met de letters A-G inv. nr. 471 Reispassen uit de 17de en 18de eeuw, alfabetisch gerangschikt, van personen wier naam begint met de letters H-P inv. nr. 472 Reispassen uit de 17de en 18de eeuw, alfabetisch gerangschikt, van personen wier naam begint met de letters R-Z inv. nr. 550 Verzoekschrift aan de magistraat gericht door Wilhelmus van de Vin om voor de tijd van zes of twaalf jaar de ‘hoofdwaght’ … ‘omtrent den mert te mogen bewonen’ onder voorwaarde, dat hij deze ‘wacht’ bewoonbaar zal maken en te allen tijde aan burgerlijke of militaire wachten plaats zal verlenen, 10 februari 1769 inv. nr. 553 Bestekken voor het bouwen van het stadswachthuis inv. nr. 2728 Algemene ordonnanties van hogere instanties inzake censuur op boeken en kranten, 1723-1774 inv. nr. 3598 Brieven aan instanties en personen gericht, waarvan het verband met de archieven van Weert niet duidelijk is, 1585-1795
BRONNEN
35
Oud Rechterlijk Archief Weert inv. nr. 4736 Goedenisboeken, protocollen van akten van overdracht en schuldbekentenis, 1790-1796 inv. nr. 4767 Protocollen van ‘allerhande akten’, 1791-1796 Nieuw Archief Weert inv. nrs. 1 t/m 7 Register van notulen van de raad 1806 – 1833 [met hiaat tussen 19 mei 1814 en 16 september 1818] inv. nr. 24. Register van notulen van het College van Burgemeester en Wethouders 16 september 1818 – 14 oktober 1819 inv. nr. 35 Register van besluiten van de maire 2 februari 1807 – 6 september 1809 inv. nrs. 36 t/m 50 Plakkaten, publicaties e.d., afkomstig van hogere bestuursorganen in de Franse tijd inv. nrs. 51 t/m 53 Bekendmakingen, afkomstig van het plaatselijk bestuur inv. nrs. 66 t/m 70 Correspondentieregister van het gemeentebestuur 1803 – 16 november 1825 [het register over de periode mei 1813 – augustus 1818 ontbreekt] inv. nr. 197 Stukken betreffende de legering en het onderhoud van de brigade van de gendarmerie in Weert inv. nr. 596 Kwitanties inv. nr. 764 Stukken betreffende de ‘conseil municipal’ inv. nr. 794 Gardes champêtres, an IV – 1818 inv. nr. 804 Personele dossiers. Stukken welke handelen over meer dan een persoon inv. nr. 805 Personele dossiers. Sollicitatiestukken van niet-benoemden, an XII – 1848 inv. nr. 815 Personele dossiers. Bloemarts, H.G.C.J., maire en vrederechter inv. nr. 824A Personele dossiers. Charette, H.F. inv. nr. 825 Personele dossiers. Cheneider, Pierre, garde-champêtre inv. nr. 832 Personele dossiers. Corten inv. nr. 871 Personele dossiers. Kneepkens, Dom. A. inv. nr. 879 Personele dossiers. Koppens, J., nachtwaker inv. nr. 891 Personele dossiers. Maas, Hendrick, garde-champêtre inv. nr. 896 Personele dossiers. Nien, J., ambtenaar van de burgerlijke stand inv. nr. 906 Personele dossiers. Piepen, van der, J.F., waarnemend burgemeester inv. nr. 945 Personele dossiers. Verschueren, C. inv. nr. 1010 Repertoria der akten inv. nr. 1011 Stukken betreffende de patentbelasting inv. nr. 1121 Kennisgevingen van vestiging binnen de gemeente inv. nr. 1147 Kennisgevingen van verschenen ontoelaatbare geschriften
36
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
inv. nr. 1148 Verlof aan burger Joosten tot het oprichten van een sociëteit, 30 nivôse X (20 januari 1802) inv. nr. 1187 Lijsten van de bevolking, opgemaakt ongeveer 1796 inv. nr. 1189 Lijsten van de bevolking, opgemaakt 1806 inv. nr. 1196 Bevolkingsregister, opgemaakt in 1839 inv. nr. 1206 Register van ingekomen en vertrokken personen 1830-1849 inv. nr. 1216 Lijst van knechten en meiden in de gemeente Weert inv. nr. 1222 Paspoorten, reis- en verblijfspassen en overige stukken betreffende reis- en verblijfsdocumenten an VII (1798/1799) – 1899 inv. nr. 1228 Voorschriften, reglementen en overige stukken betreffende het toezicht op vreemdelingen, an XII-1847 inv. nr. 1229 Reis- en verblijfpassen voor vreemdelingen, an XII-1925 inv. nr. 1230 Verordeningen en reglementen op, en correspondentie betreffende het sluiten van herbergen 1811-1857 inv. nr. 1353 Provinciale en plaatselijke brandweerreglementen met bijbehorende correspondentie 1819-1859 inv. nr. 1354 Diverse stukken betreffende het brandmeestersgezelschap en de brandweerlieden zoals benoemingen, ontslagaanvragen enz., 1801-1920 inv. nr. 1355 Staten en inventarissen van brandblusmiddelen 1823-1895 inv. nr. 1356 Stukken betreffende aanschaffing, onderhoud en herstel van brandblusmiddelen 1801-1919 inv. nr. 1458 Stukken betreffende de benoeming van postdragers, 1802-1838 inv. nr. 1508 Processen-verbaal van aanvragen der inwoners tot het in cultuur brengen van woeste en braakliggende gronden, an VII-VIII inv. nr. 1522 Stukken betreffende de verbetering van de veestapel, 1808-1865 inv. nr. 1523 Opgaven van de veestapel in Weert, 1809-1885 inv. nr. 1533 Opgaven en overzichten van markten en kermissen in Weert, 1805-1866 inv. nr. 1547 Stukken betreffende de waarborg van gouden en zilveren werken, an IX-1866 inv. nr. 1628 Pensioenen van militairen 1831-1844 inv. nr. 1639 Onderwijs, an X inv. nr. 1662 ‘Pensionnat des jeunes demoiselles’, an XV- 1827 inv. nr. 1730 Afbraak deel klooster voormalige reguliere kanunniken, 1809 inv. nr. 1774 Subsidieaanvragen van het muziekgezelschap ‘de Harmonie’ te Weert, 1842-1849 inv. nr. 1787 Stukken betreffende toegekende ridderorden 1844-1883 inv. nr. 1869-1883 Conscriptielijsten an VII – 1814 [NB de lijsten van de lichtingen van de jaren VIII, IX, X, XI, 1808, 1810 en 1813 ontbreken] inv. nr. 1884 Jaarlijkse lijsten, door de maire opgemaakt in verband met de conscriptie inv. nr. 1885 Stukken verband houdende het de uitvoering van de conscriptiewet,
BRONNEN
37
an VIII-1814 inv. nr. 1886 Stukken betreffende de ‘réfractaires’, ‘déserteurs’ en ‘absents’, an VIII-1815 inv. nr. 1887 Lijsten van personen uit de gemeenten Weert, Roggel, Baexem, Meyel en Heythuysen, gediend hebbend in de Franse legers en teruggekeerd in hun gemeenten, 1814 inv. nr. 2027 Stukken verband houdende met de uitvoering van de militiewet over de jaren 1814-1824 inv. nr. 2035 Schrijven van kapitein Eisenberg, directeur bij de werving, aan de burgemeester van Weert inzake het werven van troepen voor de Soevereine Vorst Willem i, 8 april 1814 inv. nr. 2168 Instructies voor de inkwartiering van de Franse troepen, an III en XII inv. nr. 2169 Inkwartieringslijsten en overige stukken verband houdende met de inkwartiering van Franse troepen 1795-1813 inv. nr. 2170 Inkwartieringslijsten en overige stukken verband houdende met de inkwartiering van de ‘Verbonden Troepen’, 1814-1815 inv. nr. 2171 Stukken verband houdende met de inkwartiering van de troepen van het Koninkrijk der Verenigde Nederlanden, 1818-1829 inv. nr. 2172 Inkwartieringslijsten en betalingslijsten van inkwartieringen in de zgn. Belgische periode, 1831-1833 inv. nr. 2173 Voorschriften, richtlijnen en overige stukken verband houdende met de inkwartieringen in de zgn. Belgische periode, 1830-1839 inv. nr. 2177 Stukken betreffende de levering door d gemeente van 390 pond koper ten behoeve van de militaire bakkerij in ’s-Hertogenbosch, 1794 inv. nr. 2178 Stukken betreffende het zenden van timmerlieden naar Venlo voor het maken van boten voor de Franse troepen, an III inv. nr. 2179 Besluit van de ‘Administration centrale du Département de la Meuse Inférieure’ tot invoering van een ‘emprunt forcé’ ten behoeve van de oorlogslasten alsmede een lijst van betalingen van 2/10 gedeelten van deze belasting in Weert, an IV inv. nr. 2180 Lijsten van karrenvrachten gedaan voor de Fransen alsmede andere stukken betreffende transporten voor de legers, 1793-1814 inv. nr. 2181 Stukken betreffende requisities, gedaan door de Fransen, 1792-1815 inv. nr. 2182 Register voor de inschrijving van de vrijwillige bijdragen van de inwoners voor de uitrusting door de gemeente Weert van drie cavaleristen voor de dienst van Z.M. de Keizer inv. nr. 2183 Verzoekschriften van de regeerders van Weert en Nederweert om vermindering en betere verdeling van de requisities, 1793-1796 inv. nr. 2184 Voorschriften, richtlijnen en overige stukken betreffende de verkoop en de distributie van granen in verband met de requisities, an III-an XII inv. nr. 2186 Opgaven van de samenstelling van de bevolking van Weert in verband met de strijd van de Verbonden legers tegen de Franse troepen, 1814
38
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
inv. nr. 2188 Stukken betreffende de aanwijzing van Weert als ‘gîte d’étape’en de daarmee verband houdende instelling van een militair magazijn en de benoeming van een ‘Commissaire d’étape’ of plaatselijke commandant inv. nr. 2189 Stukken betreffende de leveringen en overige verrichtingen voor de verbonden legers, 1814-1817 inv. nr. 2190 Bonnen van leverings- en kwijtingsbewijzen voor geleverd voedsel en verrichte diensten ten behoeve van de militairen van de verbonden legers, 1814 inv. nr. 2206 Kennisgevingen aan de burgemeester van beëindiging van de straffen van ingezetenen van de gemeente ten gevolge van gratie, amnestie en dood, 1815-1846 Notarieel Archief Minuutakten van notaris Henri Godefroid Bloemarts inv. nrs. 4483 t/m 4495 (an IX – 1819) Repertoria op akten van notaris H.G. Bloemarts inv. nrs. 4498 t/m 4527 (an IX – 1824) Registers van wisselprotesten van notaris H.G. Bloemarts inv. nrs. 4528 t/m 4535 (1808 – 1818) Minuutakten van notaris Joseph Cornelis inv. nrs. 4536 t/m 4538 (1809 – 1815) Reportoria op akten van notaris J. Cornelis inv. nrs. 4539 t/m 4545 (1808-1815) Registers van wisselprotesten van notaris J. Cornelis inv. nrs. 4546 t/m 4547 Minuutakten van notaris J.M. Ceijsens inv. nr. 4548 (1817-1819) Repertoria op akten van notaris J.M. Ceijsens inv. nrs. 4553 t/m 4555 (1817-1826) Aanwinsten Niet-Gemeentelijke Archiefbescheiden inv. nr. 8 Kroniek van de stad Weert van Lambertus Goofers, 1784-1802
BRONNEN
39
inv. nr. 79 Kladversie van aanvraag medaille van Sint-Helena door Pierre van Dooren en Pierre Antoine Frencken inv. nr. 131 Onderhandse akte van verkoop door Martinus Mertens aan de weduwe Linsen van een huisplaats aan de Hogesteenweg, 1801 inv. nr. 183 Testament van Joanna Maria Knaepen, dienstmeid te Antwerpen en dochter van Catharina Prinsen, 1794 inv. nr. 184 Testament van Theodoor Knapen, hoefsmid in de Molenstraat, en zijn echtgenote Catharina Princen, 1802 inv. nr. 186 Onderhandse akte van verkoop door Peter van Dijck en zijn echtgenote Anna Helena Knapen en Matthijs Knaepen aan hun broer en schoonbroer Wilhelmus Knapen van onroerend goed inv. nr. 188 Exploit van een deurwaarder voor Willem Knapen, slotenmaker, om op 30 juni voor het vredegerecht in Weert te verschijnen i.v.m. erfenis van Cornelius Franciscus Princen, 1808 inv. nr. 212 Register met aantekeningen betreffende de families Daris en Eyckholt, 1743-1883 inv. nr. 217 Uittreksel uit het apostilleboek der stad, voorpoorten en buitenie van Weert inzake toestemming aan Christiaan Joosten om een bedrag van 542 gulden 15 stuiver 2 oort op te nemen ten laste van zijn stiefkind Franciscus Gubbels ten einde enige verbouwingen uit te voeren aan het huis ‘De Engel’, eigendom van Franciscus Gubbels, 1791 inv. nr. 219 Register met aantekeningen van diverse aard, opgetekend door Johannes Henricus Hangx (1ste helft 19de eeuw) inv. nr. 220 Register, bevattende gegevens van diverse aard (1ste helft 19de eeuw) inv. nr. 221 Brief van H.G.F. van Dijck uit Casterle aan zijn oom en tante, 1807 inv. nr. 254 Bekendmaking van het overlijden van Marcellus Albertus Sijben, pastoor van Weert, 1806 inv. nrs. 423 t/m 425 Kroniek Moonen Aanwinsten Documentatie inv. nr. 68 Aantekeningen betreffende de reguliere kanunniken en het bisschoppelijk college in de twintiger jaren van de 19de eeuw inv. nr. 75 Aantekeningen betreffende priester Petrus Peeters inv. nr. 142 Aantekeningen betreffende de Société Philarmonique, later achtereenvolgens de Société Fanfare, de Stedelijke Fanfare en de Stedelijke Harmonie (1819-1921), met gegevens betreffende Pierre van Dooren inv. nr. 157 Aantekeningen betreffende Cachera’s Hut (Nevers Hut) inv. nr. 191 Aantekeningen betreffende Weerter soldaten in het Franse leger en het pauselijke leger
40
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Archief parochie Sint-Martinus Weert Doop-, huwelijks- en begraafregister inv. nr. 1 Liber memorialis 1708-1877 inv. nr. 760 Register, inhoudende: reglementen voor het kerkkoor (Borgerkoor) inv. nrs. 2252-2253 Journaals van ontvangsten en uitgaven van bouwmeester Henricus Grispen Archief parochie Sint-Lambertus Nederweert inv. nr. 66 Protocollen van overlijdensakten, 1805-1843 inv. nr. 296 Aantekeningen betreffende de parochie, 1802 Archief parochie Sint-Willibrordus Stramproy Doop-, huwelijks- en begraafregister inv. nr. 214 Dossier inzake de levering van een nieuw orgel, 1775, 1778-1780 National Archives, Kew (Verenigd Koninkrijk) War Office inv. nrs. 12/11636 t/m 12/11641 Pay lists Nederlands Economisch-Historisch Archief, Amsterdam Bijzondere Collecties inv. nr. 484 Collectie verloven, ontslagbrieven, aktes etc. betreffende het leger van de Zuidelijke Nederlanden in de Franse tijd Particuliere collectie, Amsterdam Bidprentje van Petrus Peters, overleden te Weert op 28 maart 1862 Particuliere collectie, Maasbree Dispense définitive van Jean Aengevaeren Schilderij van Peter Aengevaeren als soldaat in het 6de regiment chasseurs à cheval, 1806-1811
BRONNEN
41
Particuliere collecties, Nederweert Congé de réforme van Corneille Jonkers en Henry Jonkers Notariële akten, verleden voor notaris Bloemarts te Weert op 30 januari 1807 en 14 oktober 1809. Particuliere collectie, Roermond Bidprentjes van Philippus Peeters, overleden te Neeroeteren op 9 augustus 1857, en van Maria Gertrudis Pendris, overleden te Neeroeteren op 23 januari 1869. Particuliere collectie, Stamproy Brieven van Peter Aengevaeren Certificat d’activité de service van Peter Aengevaeren Kasboek van Jacobus Haeldermans Particuliere collectie, huidige plaats onbekend Brief van Peter Sonnemans, d.d. 18 april 1813; kopie in archief van A. Bruekers, Nederweert. Rijksarchief Limburg, Hasselt (RAH) Archief Schepenbank Lommel inv. nrs. 12 t/m 22 gichten: allerhande akten inv. nrs. 32 t/m 38 protocollen van transporten Rijksarchief Limburg, Maastricht (RAL) Doop-, huwelijks en begraafregister Sint-Barbaraparochie Leveroy Sint-Lambertusparochie Nederweert Sint-Christoffelparochie Roermond Sint-Martinusparochie Venlo Burgerlijke Stand Heel en Panheel Maastricht
42
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Nederweert Roermond Stramproy Thorn Archieven van het arrondissement Maastricht en van het departement van de Nedermaas (1794-1814) (‘Frans Archief’) Archief van het arrondissements- en departementaal bestuur (prefectuur) inv. nr. 358 ‘Rapports décadaires sur la situation militaire du Département’, an VIII-an X inv. nr. 359 ‘Police’ inv. nr. 360 Stukken betreffende een door de prefect gegeven bal, 1807 inv. nr. 410 Stukken betreffende militairen in vreemde krijgsdienst, afkomstig uit het departement van de Nedermaas inv. nr. 411 Ingekomen brieven en stukken en minuten van uitgaande brieven betreffende de conscriptie inv. nr. 418 ‘Conscription. Cas particuliers. Lettres et décisions. Correspondance’ inv. nr. 419 ‘Délits en matière de conscription’ inv. nr. 422 ‘Passeports délivrés aux conscrits’ inv. nr. 423 ‘Conscription. Renseignements et notes diverses’ inv. nr. 425 ’Levée de 80.000 hommes’ inv. nr. 426 Stukken betreffende ‘dispenses de service’ inv. nr. 427 ‘Contrôle général des individus qui ont été condamnés comme fauteurs et complices en matière de conscription et de désertion pendant les années 1810 et suivantes’ inv. nr. 430 Stukken betreffende gevangen lotelingen inv. nr. 431 ‘Registre ouvert pour l’inscription des actes de l’état civil que le Préfet doit transmettre, en exécution de la circulaire de S. Exc. le Ministre de l’intérieur, du 25 février 1812’ inv. nr. 432 Stukken betreffende de oproeping van 80.000 lotelingen van de lichtingen 1807-1812 inv. nr. 449 ‘Conscription ans 11 et 12. Listes de désignation’ inv. nrs. 450-451 ‘recrutement’. Dossiers betreffende conscriptie jaar XI en XII inv. nr. 455 ‘Contrôle des conscrits et suppléants de conscrits du département de la Meuse-Inférieure, appelés en déduction du contingent levé sur la classe de 1806-1814’ inv. nr. 462 ‘Conscription. Levée extraordinaire sur les classes de 1809, 1810, 1811 et 1812. Décret du 11 janvier 1813’ inv. nr. 463 ‘Conscrits de la 1ere classe an 7’ inv. nr. 464 ‘Conscrits de la 2ème classe an 7’
BRONNEN
43
inv. nr. 465 ‘Conscrits de la 3ème classe an 7’ inv. nr. 466 ‘Conscrits de la 4ème classe an 7’ inv. nr. 467 ‘Conscrits de la 5ème classe an 7’ inv. nr. 468 ‘Individus nés du 23 7bre 1778 au 23 7bre 1779’ inv. nr. 470 ‘Individus nés du 22 7bre 1779 au 22 7bre 1780’ inv. nr. 473 ‘Tableau général des conscrits pour l’an X’ inv. nr. 475 ‘Conscription an XI. Individus nés du 23 septembre 1781 au 23 septembre 1782’ inv. nr. 476 ‘Listes des conscrits nés du 23 septembre 1782 au 23 septembre 1783’, an XII. inv. nr. 477 ‘Tableau général comprenant les individus nés du 23 7bre 1784 au 22 Sept. 1785’ inv. nr. 478 ‘Tableau général des conscrits pour l’an XIII’ inv. nr. 483 Stukken betreffende de lichting XIII inv. nr. 484 ‘Tableau général comprenant les individus nés du 23 septembre 1785 au 31 décembre 1786’ inv. nr. 487 ‘Liste définitive des conscrits propres à mettre mis en activité de service’, an XIV inv. nr. 490 ‘Arrondissement de Ruremonde. Conscription 1806. Liste définitive des conscrits propres à être mis en activité de service’ inv. nr. 491 Stukken betreffende de lichting an XIV inv. nr. 492 Stukken betreffende de lotelingen van de lichting 1806, 1806-1812 inv. nr. 493 ‘Tableau général comprenant les individus nés en 1787’ inv. nr. 494 ‘Conscription de 1807. Liste définitive des conscrits propres à être mis en activité de service’. inv. nr. 495 ‘Conscription 1807’ inv. nr. 496 ‘Tableau général comprenant les individus nés en 1788’ inv. nr. 499 ‘Conscription de 1808. Arrondissement de Ruremonde’ inv. nr. 500 Dossiers betreffende de lichting 1808 inv. nr. 502 ‘Tableau général comprenant les individus nés en 1789’ inv. nr. 505 ‘Conscription de 1809. Arrondissement de Ruremonde’ inv. nr. 506 ‘Listes nominatives des conscrits de la classe de 1809, qui ont été désignés comme étant susceptibles de faire partie du contingent requis’ inv. nr. 50 Stukken betreffende de lichting 1809 inv. nr. 508 ‘Tableau général comprenant les individus nés en 1790’ inv. nr. 511 ‘Conscription de 1810. Arrondissement de Ruremonde’ inv. nr. 513 ‘Conscription de 1811. Liste des individus nés en 1791’ inv. nr. 521 Dossiers betreffende de lichting 1811 inv. nr. 522 ‘Conscription de 1812. Liste des individus nés en 1792’
44
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
inv. nrs. 525 – 526 ‘Conscription. Levée de 1812’ inv. nr. 527 ‘Impressions pour la conscription’ inv. nr. 528 ‘Conscription de 1813. Liste des individus nés en 1793’ inv. nrs. 531-532 Dossiers betreffende de conscriptie, lichting 1813 inv. nr. 533 ‘Conscription de 1814. Liste des individus nés en 1794’ inv. nrs. 537-538 ‘Conscription de 1814. Levée de 1814’ inv. nr. 544 ’Contrôle de départ des conscrits et suppléans de conscrits, appelés en déduction du contingent levé sur la classe de 1814’ inv. nr. 545 ‘Contrôle de départ des conscrits et suppléans de conscrits, appelés en déduction du contingent levé sur la classe de 1807-1812’ inv. nr. 548 ‘Conscrits réfractaires’ inv. nr. 549 ‘Contrôles généraux des déserteurs condamnés à l’amende de quinze cents franc pendant les années VIII, IX, X, XI, XII, XIII et XIV, 1806, 1807, 1808’ inv. nr. 550 ‘ Contrôles généraux des fauteurs et complices des réfractaires et déserteurs condamnés à l’amende, formés en exécution de l’instruction du 11 janvier 1807, art. 14, 41 et 44’ inv. nr. 551 ‘État nominatif des conscrits de l’an IX et X qui (…) sont (…) condamnés comme réfractaires (…)’ inv. nr. 552 ‘Contrôle général des conscrits des ans IX et X, XI et XII, XII et XIV, condamnés à l’amende comme réfractaires, ainsi que leurs pères et mères comme civilement responsables’ inv. nr. 553 ‘Contrôle nominatif des conscrits qui, désignés en exécution de la Loi du 6 floréal an onze, n’ont pas joint les corps pour lesquels ils étaient destinés ou qui ont abandonné leurs détachements en route’ inv. nr. 554 ‘Registre des déserteurs’ inv. nr. 555 ‘État des conscrits réfractaires à poursuivre pour le payement des amendes’ inv. nr. 556 Register van signalementen van vermiste lotelingen en remplaçanten inv. nr. 557 ‘Conscrits réfractaires’ inv. nr. 558 ‘Contrôle général des conscrits condamnés à l’amende comme réfractaires ainsi que leur pères et mères, comme civilement responsables’ inv. nr. 559 ‘Conscrits désobéissans orphelins de père et de mère. Classes 1806-1810’ inv. nr. 560 ‘Contrôle général des conscrits condamnés à l’amende comme réfractaires’ inv. nr. 561 ‘Contrôles généraux des déserteurs condamnés à l’amende de quinze cent francs pendant l’exercice de 1806 et autres postérieures’ inv. nr. 562 ‘Contrôle général des déserteurs de l’année 1806, et des années suivantes à poursuivre pour le paiement de l’amende’ inv. nr. 563 ‘Contrôle général des déserteurs de l’année 1806, et des années suivantes à poursuivre pour le paiement de l’amende’ inv. nr. 564 ‘Contrôle général des réfractaires de la classe de 180, et des suivantes à
BRONNEN
45
poursuivre pour le paiement de l’amende’ inv. nr. 566 ‘Registre des militaires du Département de la Meuse Inférieure qui ont déserté ou qui ont été rayés des contrôles des Régimens pour cause de longue absence, depuis le 1er janvier 1809’ inv. nr. 567 ‘Registre des militaires signalés comme absens de leurs corps et qui doivent être recherchés conformément aux règlemens militaires’ inv. nr. 568 ‘Registre des militaires du département de la Meuse Inférieure qui sont accusés d’avoir déserté des corps, et qui ont été signalés comme tels au préfet, par la Direction générale de la conscription, depuis le 1er janvier 1809’ inv. nr. 569 ‘Liste générale des individus à rechercher comme conscrits ou comme militaires en défaut’ inv. nr. 571 ‘Registre destiné à inscrire les signalemens des déserteurs’ inv. nr. 572 ‘Registre destiné à inscrire les signalemens des militaires absens’ inv. nr. 573 ‘Liste des conscrits insoumis et des déserteurs à rechercher’ inv. nr. 574 ‘Procès-verbaux de la gendarmerie constatant les recherches et arrestations faites en l’an 7 de conscrits réfractaires’ inv. nr. 575 Diverse dossiers betreffende deserteurs en réfractaires inv. nr. 576 Déserteurs inv. nrs. 577-578 Diverse dossiers betreffende ‘réfractaires et déserteurs’ inv. nr. 579 Signalementen en andere stukken betreffende deserteurs inv. nr. 580 Diverse dossiers betreffende deserteurs inv. nr. 581 ‘Contrôles particuliers des fauteurs et complices de réfractaires et déserteurs (de 1806-1811) condamnés à l’amende’ inv. nr. 582 ‘Placement de garnisaires chez les conscrits réfractaires’ inv. nr. 583 Stukken betreffende ‘conscrits réfractaires’ inv. nr. 584 ‘Militaires absens’, 1812-1813 inv. nr. 585 ‘Choses non terminées. Individus auxquels on n’a pas pu donner une destination, parce que leur situation est restée douteuse’ inv. nr. 586 Stukken betreffende de ‘colonnes mobiles’ tot opsporing en arrestatie van ‘réfractaires et déserteurs’ inv. nr. 602 ‘Registre des incorporations. recrutement’ inv. nr. 604 ‘Enrôlements volontaires’ inv. nr. 606 ‘Réserve an IX – an X’ inv. nr. 607 ‘Recrutement. Société teutonique ou des Teuten. Remplacement des individus appartenant à cette société qui ont été condamnés comme réfractaires’ inv. nr. 611 ‘Récompenses pour services militaires. Soldes de retraite, traitemens de réforme, dotations, admission dans les camps de vétérans, à la vétérance ou à l’hôtel des invalides, pensions de veuves’, an VI-1811 inv. nr. 613 Stukken betreffende ‘pensions militaires’
46
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
inv. nr. 618 ‘Logements des généraux et commandants de place (…)’ inv. nr. 704 Dossiers betreffende huwelijk en overlijden van militairen inv. nr. 705 ‘États-majors. Officiers généraux. Personnel’ inv. nr. 706 ‘Promotions militaires’ inv. nr. 707 ‘Demandes de congés pour des militaires en activité de service. Congés de grâce’ inv. nr. 708 ‘Inspection. Rappel au service des anciens sous officiers et soldats’ inv. nr. 709 ‘Congés limités accordés à des militaires’ inv. nr. 710 ‘Exercice des troupes. Champs de manœuvres’ inv. nr. 711 ‘Demandes et renseignemens divers concernant des militaires (…)’ inv. nr. 712 ‘État nominatif des militaires décédés (…)’ inv. nr. 713 ‘Registre destiné à l’inscription sommaire des lettres adressées par le préfet soit aux ministres, soit aux chefs militaires, pour demander des renseignemens sur des individus faisant partie de l’armée’ inv. nr. 714 ‘1er Division. Garde impériale. recrutements, enrôlements, levées, appels’ inv. nr. 717 Dossiers betreffende ‘gardes d’honneur’ inv. nr. 718 ‘Maestricht. Garde d’honneur à pied’ inv. nr. 725 ‘Police militaire – embauchage’ inv. nr. 726 Déserteurs amnistiés inv. nr. 727 ‘Police militaire. Condamnés au boulet’ inv. nr. 728 ‘Punitions militaires pour délits autres que la désertion’ inv. nr. 729 Déserteurs. ‘Amnestie au 20 Juin 1807’. inv. nrs. 737 t/m 739 Correspondentie betreffende de ‘gendarmerie nationale’ inv. nr. 740 Dossiers betreffende de ‘gendarmerie nationale’, an IV-an VI. inv. nr. 741 ‘Gendarmerie nationale. Casernement, lieux de correspondance et de tournées’ inv. nr. 742 ‘État des sous officiers de la dite compagnie morts dans les combats livrés contre les rebelles du Département de la Meuse Inférieure’ inv. nr. 743 ‘Gendarmerie. Comptes rendus au Préfet’ inv. nr. 745 Gendarmerie inv. nr. 747 ‘Soldats de réserve an XIII. Désignés en exécution du décret du 24 floréal an XIII’ inv. nr. 748 ‘Compagnie de Réserve du Département’, an XIII-1814 inv. nrs. 771 t/m 776 Ingekomen brieven en minuten van uitgaande brieven betreffende ‘police’ inv. nr. 834 Register van binnenlandsche paspoorten, 1807-1810 inv. nr. 862 Stukken betreffende het toezicht op de ‘police municipale’ en ‘police locale’ inv. nr. 863 Dossiers betreffende ‘police des journaux’, ‘morale’, ‘esprit public’ inv. nr. 986 Lijsten van notabelen en andere staten betreffende de departementale en nationale verkiezingen, an IX
BRONNEN
47
inv. nr. 913 Stukken betreffende benoeming, ontslag enz. van de maires, adjunct-maires en conseillers municipaux der verschillende gemeenten inv. nr. 920 3e Arrondissement, 1er trimestre an X. ‘Destitution de plusieurs maires et adjoints’ inv. nr. 1108 ‘Mariages dotés par le décret impérial du 25 Mars 1810’ inv. nr. 1204 Inventarissen van het meubilair der rechtbanken, gendarmerieën en gevangenissen inv. nr. 1232 ‘Procès-verbaux relatifs à l’inventaire des maisons et biens de curés non desservies’ inv. nr. 2485 ‘Anniversaires de la naissance et du couronnement de l’Empereur, Dotation d’une rosière’ inv. nr. 2534 ‘Arts et métiers, ouvriers et compagnons’, an XII-1807 inv. nr. 3285 ‘Resolluci boeck voor den Raet Municipael voor de gemeente Nederweert’ inv. nr. 3286 ‘Memori boeck voor den Raet Municipael voor de gemeente Nederweert’ inv. nr. 3287 Rekeningen der gemeente Nederweert inv. nr. 3288 Bijlagen tot de rekeningen der gemeente Nederweert inv. nrs. 4112 t/m 4117 ‘3e Arrondissement. Patentes ans IX - 1806’ inv. nr. 4273 Ingekomen brieven en stukken en minuten van uitgaande brieven betreffende ‘bureaux de garantie’ voor goud- en zilverwerken Archief van de Commissaris van het Directoire Exécutif bij het arrondissements- en departementaal bestuur inv. nrs. 4285 t/m 4288 Brieven en stukken ingekomen bij en minuten van brieven uitgaande van de commissaris van het Directoire exécutif bij de administratie van het departement van de Nedermaas inv. nr. 4297 ‘Affaires diverses. Rapports jusques et compris l’an VI’ inv. nr. 4298 ‘Pièces sur lesquelles on attend des renseignemens’ inv. nr. 4299-4300 ’Rapports mensuels des commissaires près les cantons’ inv. nr. 4305 Mesures relatives au départ des conscrits 1797-1800 inv. nr. 4308 Stukken betreffende de ‘colonne mobile’ inv. nrs. 4318 en 4320 ‘Rapports décadaires’ van de commissarissen bij de kantons inv. nr. 4322 ‘Diverses pièces relatives à la Police des Journaux et autres objets de morale, d’instruction et d’esprit public’ inv. nr. 4327 ‘Visites domiciliaires. Procès-verbaux’ inv. nr. 4333 ‘Bulletins de police’ inv. nr. 4399 Stukken betreffende ‘fêtes publiques’ en de ‘calendrier républicain’ inv. nr. 4351 ‘Tableaux des agens et adjoints municipaux. Epuration’ Archief van de auditeur-onderprefect te Maastricht
48
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
inv. nr. 4471 Stukken betreffende de conscriptie inv. nr. 4475 Stukken betreffende de ‘déserteurs et réfractaires’ Archief van de onderprefect te Roermond inv. nr. 4755 Brieven en stukken ingekomen bij en minuten van brieven uitgaande van de sous-préfet te Roermond, 1812-1813 inv. nr. 4756 ‘Correspondance avec le préfet et le commissaire des guerres’, 1810-1813 Archieven van het Provinciaal Bestuur van Limburg 1814-1913 inv. nr. 20 Attestaties, door de respectieve burgemeesters afgegeven aan gepensioneerde militairen, en door deze laatsten bij de commissarissen ingeleverd ter verkrijging van een certificaat van inwoning en van bewijs van pensioen inv. nr. 29 Lijst van door militairen gereclameerde achterstallige pensioenen, soldij, etc. inv. nr. 30 Lijsten van en andere stukken betreffende gepensioneerde militairen inv. nr. 38 Register van souches van paspoorten inv. nr. 87 Stukken betreffende paspoorten inv. nr. 88 Souches van buitenlandse paspoorten afgegeven door de gouvernementscommissaris te Hasselt inv. nrs. 91 t/m 93 Door maires ingezonden souches van door hen afgegeven binnenlandse paspoorten inv. nr. 94 Stukken betreffende de burgerlijke stand inv. nr. 121 Opgave van in Franse dienst gebleven en teruggekeerde Belgische officieren, en van levensmiddelen, verstrekt aan de Belgische troepen door de respectieve gemeenten, ingezonden ingevolge circulaire van de gouvernementscommissaris van 12 en 13 augustus 1814, nrs. 2 en 3. inv. nr. 122 Opgaven van militairen die uit Franse krijgsdienst zijn teruggekeerd 18141815 inv. nr. 124 Opgaven door gemeenten van soldaten die uit vreemde krijgsdienst zijn teruggekeerd inv. nr. 126 Opgaven betreffende gepensioneerde militairen, door de gemeenten ingezonden ing. circulaire van de gouvernementscommissaris van 20 januari 39, zijnde een rappel van de circulaire van 8 december 1814, nr. 27 inv. nr. 134 Inschrijvingslijsten voor de nationale militie, opgemaakt door de maires, 1815, kanton Maaseik inv. nr. 141 Inschrijvingslijst voor de nationale militie, opgemaakt door de maire. 1815. Kanton Weert inv. nr. 158 ‘Milice nationale. Registre des remplaçants’ inv. nr. 190 Service militaire. Personnel. 1814-1815.
BRONNEN
49
inv. nr. 194 ‘Affaires diverses’, 1814-1815. inv. nr. 238 ‘Police militaire. Déserteurs.’ 1814-1815 inv. nr. 247 Stukken betreffende de marechaussee en gendarmerie 1814-1815 inv. nr. 510 Losse stukken behorende bij het kabinet van de gouverneur, 15 januari 1858 - 13 augustus 1858 inv. nr. 511 Losse stukken behorende bij het kabinet van de gouverneur, 24 juli 1858 - 31 december 1858 Nieuw-rechterlijke archieven, 1794-1841 Archief van het ‘tribunal criminel’, later ‘cour de justice criminelle du département de la Meuse-Inférieure’ te Maastricht, 1796-1811 inv. nrs. 147 t/m 252 Dossiers van criminele processen, an IV (1796)-1811 inv. nrs. 308 t/m 325 Dossiers van criminele processen, 1811-1816 Archief van het ‘tribunal correctionnel de l’arrondissement de Ruremonde’, 1796-1800. inv. nrs. 1415 t/m 1418 Registers van processen verbaal der zittingen en van vonnissen, an V (1796) - an VIII (1800). inv. nrs. 1419 t/m 1427 Dossiers van correctionele processen, an IV (1796) - an VIII (1800). inv. nrs. 1512 t/m 1520 Gerechtelijke akten en vonnissen op rekest, an VIII (1800) - an XIV (1815) inv. nrs. 1576 t/m 1589 Processen-verbaal van de correctionele terechtzittingen, an IX (1800)-1810 inv. nr. 1589 Minuten van correctionele vonnissen, an XIII (1804)-1813 inv. nrs. 1612 t/m 1651 Dossiers van correctionele processen, an IX (1800)-1817 inv. nrs. 1773-1774 ‘Pièces et jugements rendus correctionnellement relatifs aux conscrits refractaires’ inv. nr. 1830 Ter griffie gedeponeerde overtuigingsstukken, an IX (1801)-1833 inv. nrs. 1949 t/m 1954 Processen-verbaal en klachten, tot geen vervolging geleid hebbende, 1811-1823 inv. nrs. 1990 t/m 1996 Processen-verbaal, verhoren en andere stukken, betreffende niet verder vervolgde delicten, an IX (1801)-1811 inv. nr. 1997 ‘Procès verbaux et autres pièces qui n’ont donné lieu à aucune poursuite’, an IX - 1811 inv.nrs 2020 t/m 2023 Processen-verbaal, verhoren en andere stukken betreffende niet of niet verder vervolgde delicten, an IV (1796) - an IX (1801)
50
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Archief van het vredegerecht van het kanton Weert inv. nrs. 2416 t/m 2431 Minuten van civiele akten en vonnissen, an IV (1796)-1828 Archief van de rechtbank van enkele politie van het kanton Weert inv. nr. 2449 Processtukken inzake Jacques Hoffman, agent municipal, tegen Pretelot en Choquenet, nationale douanen Notariële archieven Standplaats Heythuysen, notaris Jean François van Halen inv. nrs. 782-783 Minuutakten messidor X - oktober 1806 inv. nrs. 784 t/m 788 Repertoria an X - 1806 Particuliere archieven Archief van de familie Michiels van Kessenich inv. nrs. 62 t/m 70 Brieven gericht aan Hendrik J. Michiels en Cornelia J. Bosch inv. nr. 73 Overzicht van gebeurtenissen, 1794-1805, in het gezin De Dalwigk, begonnen door Eleonara M.J. Rijcksz, voortgezet door Hendrik J. Michiels, zonder jaar inv. nr. 78 Brieven gericht aan Hendrik J. Michiels van Kessenich, 1806-1818 inv. nr. 113 Maire van Roermond inv. nr. 115 Lid van het Légion d’honneur inv. nr. 130 ‘Description historique & statistique du Haut Quartier de Ruremonde et du ci-devant arrondissement et de l’arrondissement actuel de Ruremonde’ inv. nr. 141 Stukken betreffende een door Hendrik J. Michiels van Kessenich als maire van Roermond geleid onderzoek naar het optreden van maire Guillon van Stramproij inv. nr. 173 Circulaire met diverse instructies, afkomstig van Hendrik J. Michiels van Kessenich, bestemd voor de burgemeesters in het arrondissement, gedrukt, met processen-verbaal van een inspectietocht langs de gemeenten in het arrondissement, 1817-1819 inv. nr. 193 Beschrijvingen door Alexander Michiels van Kessenich van de levensloop van zijn vader Hendrik J., zijn eigen opvoeding en levensloop, alsmede de door hem gemaakte reizen inv. nr. 229 ‘Romantiques composés par J.A.H. baron Michiels van Kessenich’ inv. nr. 1309 Stukken betreffende de verkoop door Elisabeth M. van der Renne, weduwe van Arnold H. Tackoen, aan Hendrik J. Michiels en Cornelia J. Bosch van een door haar en haar zuster Aldegonda van der Renne bewoond huis c.a. in de Swamakerstraat met de daarin aanwezige meubels inv. nr. 1311 Akte waarbij Hendrik J. Michiels van Kessenich, Alexander J. van Aefferden en Petrus P.P.J. Petit besluiten de wolfabriek te Roermond, waarvan zij eigenaar zijn, te verkopen en daarna een nieuwe fabriek te stichten
BRONNEN
51
inv. nr. 1474 In memoriam van Jos. Janssens, pastoor van Weert inv. nr. 1511 Brief, afkomstig van Peter van Melick, jager van het 33ste regiment infanterie, gericht aan zijn ouders vanuit het garnizoen in Maagdenburg, afschrift, 1811 Handschriftencollectie inv. nr. 357 Brieven en soldatenboekjes, waarvan het merendeel uit de napoleontische tijd inv. nr. 359 Militaire paspoorten en andere familiestukken Rijksarchief in Noord-Brabant Archieven van de familie Van Lanschot inv. nrs. 924-925 Klein schuldboek 1787-1792, 1798 inv. nrs. 941-942 Groot klad- of winkelboek 1791-1795 inv. nrs. 949-950 Groot schuldboek 1785-1799 Archief van de brigadier van de keizerlijke gendarmerie te Oudenbosch 1810-1813 inv. nr. 1 Circulaires, dagorders en andere voorschriften van algemene aard, de dienst van de keizerlijke gendarmerie betreffende inv. nr. 2 Ingekomen stukken inv. nr. 3 Minuten en concepten van processen-verbaal betreffende aanhouding van nietmilitairen inv. nr. 4 Minuten en concepten van processen-verbaal betreffende aanhouding van deserteurs inv. nr. 5 Signalementen van deserteurs, onwillige dienstplichtigen en andere voortvluchtige personen inv. nr. 6 Lijsten van dienstplichtigen inv. nr. 7 Ingekomen en minuten van uitgaande stukken betreffende de huishoudelijke dienst van de brigade van Oudenbosch inv. nr. 8 Particuliere correspondentie en andere stukken van de brigadier Nicolas Oudart inv. nr. 9 Varia en dienstformulieren Service Historique de l’Armée de Terre (SHAT), Parijs-Vincennes inv. nr. C 9/14 Mouvement des troupes et troupes coloniales
52
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
inv. nr. 4 M 145 De Mitry, ‘Historique du 6e régiment de chasseurs à cheval (1676-1888)’ (manuscript) Yc Registre de contrôle de troupe inv. nr. 20 Yc 43: Garde impériale, 2e Régiment de Chasseurs à pied inv. nr. 21 Yc 26: 3e Régiment d’infanterie de ligne; 24 février 1807 – 1 mai 1811 inv. nr. 21 Yc 150: 17e Régiment d’infanterie de ligne; 10 janvier 1777 – 30 prairial XIII inv. nr. 21 Yc 152: 17e Régiment d’infanterie de ligne; 20 mai 1807 – 2 mai 1811 inv. nr. 21 Yc 172: 19e Régiment d’infanterie de ligne; 6 novembre 1808 – 3 mai 1811 inv. nr. 21 Yc 332: 37e Régiment d’infanterie de ligne; 18 février 1811 – 5 novembre 1811 inv. nr. 21 Yc 402: 47e Demi-brigade de ligne /Régiment d’infanterie de ligne; 18 décembre 1769 – 24 octobre 1806 inv. nr. 21 Yc 410: 48e Régiment d’infanterie de ligne; 1 avril 1793 - 1 décembre 1806 inv. nr. 21 Yc 411: 48e Régiment d’infanterie de ligne; 1 décembre 1806 – 11 juin 1809 inv. nr. 21 Yc 451: 54e Régiment d’infanterie de ligne; 28 février 1807 – 27 février 1809 inv. nr. 21 Yc 459: 55e Régiment d’infanterie de ligne; 24 juillet 1807-10 mai 1811 inv. nr. 21 Yc 578: 69e Régiment d’infanterie de ligne; 18 mars 1812 – 25 novembre 1813 inv. nr. 21 Yc 595: 72e Régiment d’infanterie de ligne; 21 mars 1812 – 4 mars 1813 inv. nr. 21 Yc 661: 85e Régiment d’infanterie de ligne; 26 décembre 1812 – 28 avril 1813 inv. nr. 21 Yc 678: 88e Régiment d’infanterie de ligne; 27 février 1809 – 30 juin 1812 inv. nr. 21 Yc 715: 95e Régiment d’infanterie de ligne; 25 mars 1812 – 13 avril 1813 inv. nr. 21 Yc 727: 100e Régiment d’infanterie de ligne; 1 nivôse V – 3 mars 1806 inv. nr. 21 Yc 743: 102e Régiment d’infanterie de ligne; 2 juin 1755 – 16 novembre 1806 inv. nr. 21 Yc 744: 102e Régiment d’infanterie de ligne; 16 novembre 1806 – 15 mai 1811 inv. nr. 21 Yc 765: 105e Régiment d’infanterie de ligne; 14 octobre 1806 – 31 mars 1809 inv. nr. 21 Yc 896: 131e Régiment d’infanterie de ligne (Walcheren); 1 avril 1811 – 1 juin 1811 inv. nr. 21 Yc 897: 131e Régiment d’infanterie de ligne (Walcheren); 1 juin 1811 – 17 septembre 1811 inv. nr. 21 Yc 898: 131e Régiment d’infanterie de ligne (Walcheren); 17 septembre 1811 – 4 décembre 1812 inv. nr. 21 Yc 899: 131e Régiment d’infanterie de ligne (Walcheren); 4 décembre 1812 – 1 juillet 1813 inv. nr. 22 Yc 33: 4e Régiment d’infanterie légère; 6 février 1806 – 6 avril 1808 inv. nr. 22 Yc 128: 15e Régiment d’infanterie légère; 21 mars 1809 – 27 août 1810 inv. nr. 23 Yc 144: 76e Cohorte de la Garde nationale inv. nr. 23 Yc 275: Table. Conscrits réfractaires, dépôt Givet inv. nr. 24 Yc 63: 11e Régiment Cuirassiers; 23 mars 1809 – 11 août 1814 inv. nr. 24 Yc 119: 10e Régiment de Dragons, devenu 5e Régiment de Chevaux-légers; 14 janvier 1807 - 26 février 1813
BRONNEN
53
inv. nr. 24 Yc 136: 2e Régiment de Dragons; 23 germinal XII – 8 juin 1809 inv. nr. 24 Yc 167: 12e Régiment de Dragons; 29 messidor XII – 6 juin 1809 inv. nr. 24 Yc 172: 13e Régiment de Dragons; 19 ventôse XII – 16 juin 1809 inv. nr. 24 Yc 211: 20e Régiment de Dragons; 14 pluviôse X – 12 mars 1808 inv. nr. 24 Yc 234: 26e Régiment de Dragons; 1 germinal XII– 28 février 1812 inv. nr. 24 Yc 251: 1er Régiment de Chasseurs à cheval; 28 floréal XII – 5 mars 1809 inv. nr. 24 Yc 252: 1er Régiment de Chasseurs à cheval; 5 mars 1809 – 15 mai 1813 inv. nr. 24 Yc 279: 6e Régiment de Chasseurs à cheval; 1 février 1777 – 10 avril 1809 inv. nr. 24 Yc 302: 10e Régiment de Chasseurs à cheval; 1 germinal XII – 19 octobre 1808 inv. nr. 24 Yc 420: 7e Régiment de Hussards; 6 mars 1809 – 12 août 1813 inv. nr. 25 Yc 94: 8e Régiment d’Artillerie à pied; 20 octobre 1811 – 23 avril 1813 inv. nr. 28 Yc 451: Revue de la Gendarmerie, 4e Légion, 1811 inv. nr. 28 Yc 480: Revue de la Gendarmerie, 17e Légion, 1811 inv. nr. 2 Ye Classement alphabétique général 1791-1847 Dossier Cachera, Ildephonse Joseph, capitaine du 14e R. de Dragons, aide de camp des généraux Schoenmezel, Laurent, Dallemagne, Bouvier des Eclaz Dossier Charette, Henri-François, né en 25 octobre 1762 à Coutenas (dpt. de la Manche); en 1798 capitaine au 108e demi-brigade Dossier Richard, Bonnaventure; chef de bataillon Zeeuwse Bibliotheek, Middelburg Handschrift 6450: ‘Korte aanteekeningen gehouden door Abraham van den Broecke jr. zedert zijn vertrek uit Middelburg als gedesigneerd Garde d’honneur den 22 Julij 1813 tot zijn retour den 3 Mei 1814 gesteld bij wijze van journaal en behelzende het voornaamste wat hij geduurende de tijd van ruim 9 maanden gezien en ondervonden heeft als gedwongen militair en staatsgevangen, als mede het merkwaardige door hem gezien bij een verblijf van 10 dagen in Parijs’
54
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Literatuur
Primaire bronnen Adam, Albert, Voyage pittoresque et militaire de Willenberg en Prusse jusqu’ à Moscou fait en 1812, pris sur le terrain même et lithographié (Munchen 1827). Aflaeten voor de broeders en susters van het broederschap onder den tytel des H. Kruys in de parochiale kerke tot Nederweert alwaer een stukje oft partikel des H. Kruys is berustende (z.p. 1807). Angebault, ‘Précis historique des événements qui m’ont été particuliers et forment mon journal militaire’, in: Carnet de la Sabretache (1897-1898). Aubry, Octave, red., Général baron Gourgaud. Journal de Sainte-Hélène 1815-1818 (twee delen, Parijs 1944). Aubry, Thomas Joseph, Souvenirs du 12e Chasseurs, 1799-1815 (Parijs 2002 (1ste druk Parijs 1889)). B., Th. v., ‘Lotgevallen van den pastoor van Maasbracht, ten tijde der groote Fransche omwenteling’, in: De Maasgouw 4 (1882), p. 649-650. Bakel, Jan van, red., Vlaamse soldatenbrieven uit de napoleontische tijd (Brugge en Nijmegen 1977). Bausset, L. F. J. de, Mémoires anecdotiques sur l’intérieur du palais et sur quelques événements de l’Empire depuis 1805 jusqu’au 1er mai 1814 pour servir à l’ histoire de Napoléon (twee delen, Parijs 1827). Bauyn de Péreuse, ‘Campagne de Portugal (1810-1811). Souvenirs d’un lieutenant d’artillerie’, in: Du Tage à Cabrera. Souvenirs de deux lieutenants et d’un caporal (Parijs 1999), p. 9-59. Beaujot, Charles Rémi, Relation de captivité ((Parijs 2001) (1ste druk Luik 1886)). Béhague, R., ‘L’odyssée d’un habitant de Méteren. Journal d’un émigré’, in: Bulletin du Comité flamand en France (1928), pag. 50-62. Berthezène, Souvenirs militaires par le baron Barthezène (Parijs 2005 (1ste druk Parijs 1855)). ‘Beschreeve staat van de Meijerije’ (1794) en ‘Den geheelen staat van de gantsche Meijerije van ’s-Hertogenbosch’ (1657), in: Historia agriculturae VIII (Groningen 1965), p. 97-541.
L I T E R AT U U R
55
Beurden, A.F. van, red., Charles de Quaij, capitaine de grénadiers de la Garde Impériale sous Napoléon I. Sa correspondance inédite, précédée d’un aperçu biographique (Roermond 1900). Biot, Hubert François, Souvenirs anecdotiques et militaires 1812-1832 (Parijs1904). Blayney, A.T., L’Espagne en 1810: souvenirs d’un prisonnier de guerre anglais. D’après les documents d’archives et les mémoires (Parijs 1909). Blaze, Elzéar, Souvenirs d’un officier de la Grande Armée (Parijs 2002). Bonnart, Médard, Souvenirs d’un capitaine de gendarmerie (Maisons-Alfort 2004 (1ste druk in twee delen, Épernai 1828, onder de titel Histoire de Médard Bonnart, capitaine de gendarmerie en retraite)). Bourgogne, A.J.-B. F., Mémoires du sergent Bourgogne (editie onder redactie van Gilles Lapouge, Parijs 1992). Bourguignon, Jean, en Henry Lachouque, red., Mémoires de Marchand. Premier valet de chambre et exécuteur testamentaire de l’empereur Napoléon (Parijs 2003). Bro de Comères, Henry, red., Mémoires du général Bro (1796-1844) (Parijs 1914). Brock, A.C., Beschryving der Vryheid St. Oden Rode. Manuscripten uit 1832 over de geschiedenis van Sint-Oedenrode (Sint-Oedenrode 2003). Brotonne, Léonce de, red., Dernières lettres inédites de Napoléon Ier (Parijs 1903). Bulletin des lois. A. Buve, ‘Gedenkschriften van Jef Abbeel, “Carabinier te peerd” onder Napoleon (1806-1814)’, in: Annalen van de Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, 73 (1970), p. 69-78. Cavenne, Statistique du Département de la Meuse-Inférieure (Maastricht 1802). Charrié, Pierre, Lettres de Guerres (Nantes 2004). Chevalier, Jean Michel, Souvenirs des guerres napoléoniennes (Parijs 1970). Chevillet, Jacques, Souvenirs d’un cavalier de la Grande Armée 1800-1810 (Parijs 2004 (1ste druk Parijs 1906, onder de titel Ma vie militaire, 1800-1810)). Code Napoléon (ongewijzigde herdruk van de editie die in 1811 in het door Frankrijk ingelijfde Holland van kracht werd, Leiden 1888). Coignet, Jean Roch, Cahiers (Parijs 2001). Colson, M., red., De rapporten van de kantoncommissarissen (1797-1800), deel I: Maaseik (Maastricht 1970). Correspondance de Napoléon 1er publiée par ordre de l’empereur Napoléon III (32 delen, Parijs 1858-1869). Decker, François, red., Lettres des soldats luxembourgeois au service de la France (Luxembourg 1971). Desboeufs, Marc, Les étapes d’un soldat de l’Empire (1800-1815). Souvenirs du capitaine
56
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Desboeufs (Parijs 1901). Description de la solemnité inaugurale de sa majesté l’empereur et roi, Leopold II comme duc de Gueldres célèbrée a Ruremonde le 22 septembre 1791 (Roermond 1791). Desjonquères, Andrée, Charles Robert Desjonquères en Guillaume Desjonquères, red., Douze années de guerre sous l’Empire. Lettres d’Etienne-Michel Desjonquères. Lieutenant au 20e Régiment de ligne. Campagnes d’Italie, d’Espagne et de France (1803-1815) (Blancy-surBresie 1975). Ducrest, Georgette, Mémoires sur l’impératrice Joséphine, la cour de Navarre et la Malmaison (Parijs 1906; eerste druk 1828). ‘Een liedje van den Kempenschen boerenkrijg uit de Fransche Revolutie’, in: De Maasgouw 6 (1884), p. 941-942. Esclignac, Charles Philippe de Preissac, duc d’, ‘Notice biographique et souvenirs de campagne’, in: Carnet de la Sabretache (1903), p. 27-36, 81-92, 165-168. Fain, Agathon Jean François baron, Mémoires (Parijs 2001). Faipoult, M., Mémoire statistique du département de l’Escaut (Gent1960). Fairon, Emile, en Henri Heuse, red., Lettres de grognards. Edition illustrée et commentée (Luik en Parijs 1936). Faucheur, Narcisse, Souvenirs de campagnes du sergent Faucher. Fourrier dans la Grande Armée (Parijs 2004 (1ste druk Lille 1886 onder de titel Mon histoire)). Feller, François Xavier de, Itinéraire, ou voyages de Mr. l’abbé Defeller en diverses parties de l’Europe: en Hongrie, en Transylvanie, en Esclavonie, en Bohême, en Pologne, en Italie, en Suisse, en Allemagne, en France, en Hollande, aux Pays-Bas, au pays de Liege etc.: ouvrage posthume, dans lequel se trouvent beaucoup d’observations et de réflexions intéressantes (twee delen, Luik en Parijs 1820). Ferraris, Carte de Cabinet des Païs-Bas Autrichiens levée à l’initiative du comte de Ferraris. Mémoires historiques, chronologiques et oeconomiques sur les 31 feuilles du No 12 de la Carte de Cabinet des Païs-Bas Autrichiens pour son altesse royale le Duc Charles Alexandre de Lorraine (heruitgave Brussel 1974). Flament, A.J., red., ‘Het beleg van Maastricht in 1793’, in: De Maasgouw 13 (1891), p. 169-170. Fleuriot de Langle, Paul, red., Général Bertrand. Cahiers de Sainte-Hélène (drie delen, Parijs 1949-1951). Fondamenten ofte grond-regels der Nederduytsche spel-konst, om de zelve in korten tyd in d’uyterste volmaektheyd te leeren / door P. B.; waer by gevoegd zyn eenige regels van de welgemanierdheyd, als ook eenige gemeyne brieven: alles zeer nut ende profytig voor de jongheyd (Roermond s.n.). Font-Réaulx, Jean-Hugues de, red., Général comte Guyot. Carnets de campagnes (1792-
L I T E R AT U U R
57
1815) (Parijs 1999). Fouché, Joseph, Mémoires de Joseph Fouché, duc d’Otrante (Parijs 1993). François, Charles François, Journal du capitaine François dit le dromadaire d’Égypte 17921830 (Parijs 2003). Fuzellier, Désiré, Journal de captivité en Russie 1813-1814 (Montreuil 2004). Gardier, Louis, Un journal de campagne de Russie en 1812 (Parijs 1999). Garneray, Louis, Mes pontons. Neuf années de captivité (z.p. 2006 (1ste druk in twee delen onder de titel Mes pontons. Souvenirs de neuf ans de captivité, Parijs 1852)). Geluk-wensching voorgesteld aen den bruydegom en bruyd, den eerzaemen Joann. Josephus, van Cranenbrock, en de zede- en deugd-ryke Anna, Maria, van den Bock, op den blyden dag van hunne echt-verbintenisse gedaen te Ruremonde den X april MDCCXCVIII. (z.p., z.j. [Roermond 1798]).[bevindt zich in Gemeentearchief Roermond] Girault, Philippe-René, Les campagnes d’un musicien d’état-major pendant la République et l’Empire, 1791-1810 (Parijs 1901). Gonneville, Aymar-Olivier Le Hariver de, Souvenirs militaires du colonel de Gonneville 1804-1836 (Parijs 2002 (1ste druk 1875)). Gougeat, Louis Antoine, ‘Mémoires d’un cavalier d’ordonnance du 20e dragons (18101814)’, in: Carnet de la Sabretache (1901), pag. 322-344, 400-411. Graindor, Jacques Abraham, ‘Abrégé des campagnes du soussigné, tels que batailles, combats et sièges, depuis le onze juin 1807 jusqu’au vingt-six septembre 1815’, in: Mémoires de la Guerre d’Espagne 1808-1814 (Eguzon 2002), pag. 19-104. Grauwels, J., red., ‘Een geheim rapport over de kerkvervolging (1798)’, in: Limburg XLII (1963), p. 1-13. Grauwels, J., red., ‘Limburgse soldaten van Napoleon in Spanje’, in: Mededelingen van het Centrum voor Studie van de Boerenkrijg 53 (Hasselt 1964), p. 167-193. Grauwels, J., red., Kroniek van Jan Reyners uit Meeuwen (1789-1802) (Hasselt 1964). Grauwels, J., red., ‘Kroniek van J. Paquo uit Horpmaal 1789-1804’, in: Mededelingen van het Centrum voor Studie van de Boerenkrijg 91 (Hasselt 1978). Habets, Jos., red., ‘Chroniek der stad Weert van 1784 tot 1802, geschreven door den ooggetuige Lambertus Goofers’, in: PSHAL 25 (1888), p. 365-410. Habets, Jos., red., ‘Politieke liederen, in Limburg gezongen’, in: De Maasgouw 14 (1892), pag. 25, 29, 33-34, 41. Habets, Jos., red., ‘Historische liederen uit Limburg’, in: De Maasgouw 15 (1893), pag. 37-39. Hanewinckel, Stephanus, Reize door de Majorij van ’s-Hertogenbosch in den jaare 1798 (Amsterdam 1799). Hanewinckel, Stephanus, Reize door de Majorij van ’s-Hertogenbosch, in den jaare 1799
58
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
in brieven (Amsterdam 1800). [Hanewinckel, Stephanus], Gedachten over de Meiërij van ’s-Hertogenbosch en derzelver inwoners, bij het begin der negentiende eeuw / door enen Meiërijenaar (Amsterdam 1801). Hanoteau, Jean, red., Mémoires de la reine Hortense (drie delen, Parijs 1927). Hanoteau, Jean, red., Mémoires du général de Caulaincourt, duc de Vicence, grand écuyer de l’empereur (drie delen, Parijs 1933). Haremaker, P., Mijne lotgevallen in Fransche dienst gedurende de jaren 1813-1814 (Zaandijk 1852). Henckens, Mémoires se rapportant à son service militaire au 6ième régiment de chasseurs à cheval français de février 1803 à août 1816 publiés par son fils E.F.C.A. Henckens (Den Haag 1910). Hennet, Léon, en Emm. Martin, red., Lettres interceptées par les Russes durant la campagne de 1812 (Paris 1913). Huybens, Gilbert, en Eugeen Schreurs, red., Speelmansboek uit Maastricht: Tongeren, O.-L. Vrouwebasiliek, bibliotheek hs. 81 (1996). Jansen, J.C.G.M., red., ‘J.L. Languesse. Précis statistique du Département de la Meuse Inférieure (rive gauche)’, in: Studies over de sociaal-economische geschiedenis van Limburg 28 (1982), p. 23-103. Jansen, J.C.G.M., red., ‘Statistique de l’arrondissement de Ruremonde (1808)’ in: Studies over de sociaal-economische geschiedenis van Limburg 15 (1970), p. 75-141. Janssen, R., red., De Maaseiker kroniek Caris (1783-1847) (Hasselt 1986). Koch, J.C.F., Levensbeschrijving van Johannes Koch. Dagboek van een soldaat in de napoleontische tijd (Delft 1999). ‘Kroniek “Opt Endt” 1797-1822’, in: De Maasgouw 28 (1906), p. 51-53, 61-62, 68-70, 84-86, 93-96; en in: De Maasgouw 29 (1907), p. 6-7 en 14-15. L’Hoeft, e.a., Versameling van alle gedenkwaerdige stukken, opgedragen aan den zeer geleerden heer, mynheer Gysbertus Joannes Alexander van der Vrecken, geboortig van Maastricht, eersten der wydberuchte universiteit van Loven, ter gelegenheid van deszelfs plegtige inkomste binnen Roermond, alwaar hy syne mindere studien volbragt had. Hier by zyn gevoegt alle de jaarschriften, zinspreuken en verdere vreugdebedryven die door geheel de stad zijn te zien geweest (Roermond z.j.[1787]). Labaume, Eugène, La campagne de Russie. Le récit d’un officier de la Grande Armée. 1812 (Parijs 2001 (1ste druk Parijs 1814 onder de titel Relation circonstanciée de la campagne de Russie)). Lamartine, Alphonse de, Mémoires inédites (1790-1815) (Parijs 1870). Las Cases, Emmanuel, comte de, Le mémorial de Sainte-Hélène (editie in twee delen onder
L I T E R AT U U R
59
redactie van Marcel Dunan, Parijs 1951). Lassus-Marcilly, François Anne Nicolas de, e.a., red., Combats et captivité en Russie. Mémoires et lettres de soldats français: extraits du Carnet de la Sabretache, années 1906, 1908 et 1914-19 (Parijs 1999). Lauthonnye, Frédéric Louis François de Paule, Ma vie militaire (1807-1819) (Parijs 1997). Lavaux, François, Mémoires de campagne (1793-1814) (Parijs 2004 (1ste druk 1894)). Lecoq, ‘Journal d’un grenadier de la Garde’ (I), in: La revue de Paris, jaargang 18 (1911) (augustus), p. 834-854. Lecoq, ‘Journal d’un grenadier de la Garde’ (fin), in: La revue de Paris, jaargang 18 (1911), (september), p. 162-192. Legat, Michel, red., À la conquête de l’Europe ou les souvenirs d’Étienne Béniton dit le capitaine Gervais 1793-1814 (Parijs 2002). Lindau, Friedrich, Erinnerungen eines Soldaten aus den Feldzügen der königlich-deutschen Legion (Wegberg 2006 (1ste druk Hameln 1846)). Manuel à l’usage de la gendarmerie nationale, an VIII (Aken, s.a.). ‘De Madrid à Cabrera. Campagne d’Espagne 1808-1814 par un caporal de la division Mouton-Duvernet dit “l’Infatigable”’, in: Du Tage à Cabrera. Souvenirs de deux lieutenants et d’un caporal (Parijs 1999), p. 151-181. Marbot, Jean Baptiste Antoine Marcellin, baron de, Mémoires du général baron de Marbot (twee delen, Parijs 1983). Materie of spelboekje zynde seer bekwame voorschriften voor de jonkheid om wel te leeren lesen en schryven en een aanporring tot alle christelyke deugden (…) (Venlo en Gelder 1800). Memoirs of Miles Byrne (twee delen, Dublin 1907 (1ste druk 1863)). Michiels van Kessenich, J.H., Manuscrit inédit sur les bois et forêts (Venlo 1847). Minod, Charles François, ‘Journal des campagnes et blessures’, in: François Anne Nicolas de Lassus-Marcilly, e.a., red., Combats et captivité en Russie. Mémoires et lettres de soldats français: extraits du Carnet de la Sabretache, années 1906, 1908 et 1914-19 (Parijs 1999) p.35-58. Molé, Mathieu, Souvenirs de jeunesse (1793-1803) (Parijs 1991 (1ste druk onder de titel Souvenirs d’un témoin de la Révolution et de l’Empire (1791-1803) Genève 1943)). Monachon, M.E., ‘Chanson sur l’arrivée des Français à Maestricht’, in: De Maasgouw 13 (1891), p. 121. N., Guillaume, ‘Drie cocarden te Maastricht in mei 1814’, in: De Maasgouw. Orgaan voor Limburgsche Geschiedenis, Taal- en Letterkunde 5 (1883), p. 879-880. ‘Nieuw liedeken op de Fransche Sansculotten, gezongen te Maastricht’, in: De Maasgouw 6 (1884), p. 1042. Nieuwen Ruremondschen arrondissements almanach voor het jaer Ons Heere Jesu Christi
60
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
1805 inhoudende de naemen dergene die in de voornaemste plaetzen van dit arrondissement in publieke bedieningen zyn (Roermond [1804]). O’Meara, Barry Edward, Napoleon in exile; or, a voice from St. Helena. The opinions and reflections of Napoleon on the most important events of his life and government, in his own words (twee delen, Londen 1822). Oudiette, Charles, Dictionnaire géographique et topographique des treize départements qui composaient les Pays-Bas autrichiens, Pays de Liège et de Stavelot; les Electorats de Trèves, Mayence et Cologne, ... Juliers, Guildre, Clèves ... réunis à la France ... (twee delen, herdruk Brussel 1996; 1ste druk s.l., an XII-XIII). Over honderd jaar in de Kempen (s.l., 1890). Palmstierna, C.F., red., Marie-Louise et Napoléon 1813-1814. Lettres inédites de l’Impératrice avec les réponses déjà connues de Napoléon de la même époque (Parijs 1955). Paquet-Syphorien, M., Voyage historique et pittoresque, fait dans les ci-devant Pays-Bas, et dans quelques départemens voisins, pendant les années 1811, 1812 et 1813 (twee delen, Parijs 1813). Parquin, Denys Charles, Souvenirs (1803-1814) (onder redactie van Jacques Jourquin, Parijs 2003 (1ste druk in twee delen, Parijs 1843-1845 onder de titel Souvenirs et campagnes d’un vieux soldat de l’Empire (1803-1814))). Peeters, Karel Constant, Soldaten van Napoleon (2de druk, Antwerpen 1977 (1ste druk 1955)). [=uitgave van ‘Korte uytlegginge van eene reyse gedaen door Guilhelmus Kenis, conscript van het jaer 14, 1806, becomen hebbende in de loting nr. 29’] Pelet, ‘Le combat de Krasnoë et la retraite de Ney sur le Dniéper’, in: Carnets et journal sur la campagne de Russie. Extraits du Carnet de la Sabretache (Parijs 1997), p. 7-78. Percy, Pierre François, Journal des campagnes du baron Percy, chirurgien en chef de la Grande Armée (Parijs 2002). Perdiguier, Agricol, Mémoires d’un compagnon (Parijs 1977 (1ste druk in twee delen Genève 1854-1855)). Picard, E., en L. Tutey, red., Correspondance inédite de Napoléon conservée aux Archives de la Guerre (vijf delen, Parijs 1912-1925). Pigeard, Alain, red., ‘Le manuscrit de Weiland. Uniformes de l’armée française et de ses alliés de 1806 à 1815’, in: Tradition Magazine (z.j.), hors série 4. Pigeard, Alain, red., ‘Le bourgeois de Hambourg. Représentation des uniformes de toutes les troupes qui ont été casernées à Hambourg, de l’année 1806 à l’année 1815’, in: Tradition Magazine (1998), hors série 5. Pigeard, Alain, red., ‘Manuscrit de Berka. Manuscrit de Brunswick. Manuscrit de Zimmermann’, in: Tradition Magazine (z.j.), hors série 6. Poitevin, Maurice de, red., Journal d’un conscrit de l’an X. 1803 (Confolens, 1997).
L I T E R AT U U R
61
‘Politieke liederen uit een Limburgsch liederboekje’, in: De Maasgouw. Orgaan voor Limburgsche Geschiedenis, Taal en Letterkunde 13 (1891), p. 129, 133, 137, 141-142, 145-146. Pons de l’Hérault, André, Napoléon, Empereur de l’île d’Elbe. Souvenirs & anecdotes de Pons de l’Hérault (z.p., 2005). Postma, Theo, en Louis Ph. Sloos, Mijn uittocht als garde d’ honneur 1813. Dagboek van de Zeeuw Jacob Willem Callenfels 1792-1882 (Delft 2000). Ramaeckers, Cosme, ‘Voyages et campagnes en Espagne dans les années 1807 et 1808’, in: Du Tage à Cabrera. Souvenirs de deux lieutenants et d’un caporal (Parijs 1999), p. 61-150. Reichardt, Johann Friedrich, Un hiver à Paris sous le Consulat (1802-1803) (Parijs 2003). Roche, Daniel, red., Journal de ma vie. Jacques-Louis Ménétra. Compagnon vitrier au 18e siècle (Parijs 1982). Roederer, Pierre-Louis, Journal du comte P.L. Roederer, ministre et conseiller d’État. Notes intimes et politiques d’un familier des Tuileries (Parijs 1909). Roppe, L., G.W.A. Panhuysen, en Elisabeth M. Nuyens, red., De décadaire, resp. maandelijkse rapporten van de Commissarissen van het Directoire exécutif in het Departement van de Nedermaas, 1797-1800 (Maastricht 1956). Rutier, Léon-Michel, Récits d’un soldat de la République et de l’Empire, 1792-1830 (Parijs 2001 (1ste druk Parijs 1899)). Saint-Denis, Louis Étienne, Souvenirs du Mameluck Ali [= Louis Étienne Saint-Denis] sur Napoléon (Parijs 2000). Segant, Louis, ‘Lettres d’un conscrit de l’armée d’Espagne’, in: Mémoires de la Guerre d’Espagne 1808-1814 (Eguzon 2002), pag. 107-125. Scheltens, Henri, Souvenirs d’un grenadier de la garde (Parijs 2004 (1ste druk 1880)). Ségur, Philippe Paul de, Histoire de Napoléon et de la Grande Armée pendant 1812 (twee delen, Parijs 1824-1825). Suchet, Mémoires du maréchal Suchet, duc d’Albufera, sur les campagnes en Espagne depuis 1808 jusqu’en 1814, écrits par lui-même (Parijs 2002 (1ste druk in twee delen, Parijs 1828)). Thiébault, Paul, Mémoires du général baron Thiébault (Parijs 2005 (1ste druk in vijf delen, Parijs 1893-1895)). Tourtier-Bonazzi, Chantal de, red., Napoléon. Lettres d’amour à Joséphine (Parijs 1981). Den troost der armen, behelzende ligte en souvereine remedien tegen verscheide ziekten, wonden, gezwellen en andere kwaalen des lighaams van den mensch ...: zeer dienstig in alle familien en hospitaalen [Dezen laatsten dr. verm. met eenige nieuwe remedien
62
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
voor paarden en hoornbeesten, mitsgaders een tafel derzelve / door Guilliaume Simons] (Venlo 1802). Tulard, Jean, red., Napoléon. Oeuvres littéraires et écrits militaires (drie delen, Parijs 1968). Uyttenbroeck, H.H.H., red., Het dagboek of de kroniek van pastoor J.C. van Postel (Venlo 1912). [=Bijdragen tot de Geschiedenis van Venlo III] V., A., ‘Lodewijk-Pascal Delruelle’, in: De Maasgouw 4 (1982), p. 629-632, 633-635, 653-654. Wagré, Louis-Joseph, Les prisonniers de Cabréra. Souvenirs d’un caporal de grenadiers (1808-1809) (Parijs 1902). Wairy, Louis Constant, Mémoires intimes de Napoléon 1er par Constant son valet de chambre (twee delen, Parijs 2000). Willems, René H., red., L’odyssée d’un carabinier à cheval, 1806-1815 (Brussel 1969). Secundaire literatuur 250 jaar orgelbouwers Vermeulen 1730-1980 (Weert 1980). Aa, A.J. van der, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden (veertien delen, Zaltbommel 1976 (1ste druk Gorinchem 1839-1851)). Alder, Ken, The measure of all things. The seven-year odyssey and hidden error that transformed the world (New York 2002). Amersfoort, H., Koning en kanton. De Nederlandse staat en het einde van de Zwitserse krijgsdienst hier te lande 1814-1829 (’s-Gravenhage 1988). Anderson, Barbara C., ‘State-building and bureaucracy in early-nineteenth-century Nassau’, in: Central European History 24 (1991), p. 222-247. Armengaud, André, ‘Mariages et naissances sous le Consulat et l’Empire’ in: Revue d’Histoire moderne et contemporaine 17 (1970), p. 373-390. Art, Jan, ‘Clerus en volksreligie in Vlaanderen sinds de nieuwste tijd: ‘ne peius adveniat’’, in: Gerard Rooyakkers en Theo van der Zee, red., Religieuze volkscultuur. De spanning tussen de voorgeschreven orde en de geleefde praktijk (Nijmegen 1986), p. 99-118. Art, Jan, ‘Op zoek naar verklaringsfactoren voor de macht van de geestelijkheid in rurale samenlevingen: het Vlaamse geval 1770-1844’, in: Machtsstructuren in de plattelandsgemeenschappen in België en aangrenzende gebieden (12de-19de eeuw), (Brussel 1988), p. 519-530. Asprey, Robert, The rise of Napoleon Bonaparte (New York 2000 (1ste druk onder de titel The rise and fall of Napoleon Bonaparte, volume one)).
L I T E R AT U U R
63
Asprey, Robert, The reign of Napoleon Bonaparte (New York 2001 (1ste druk onder de titel The rise and fall of Napoleon Bonaparte, volume two)). Aston, Nigel, Religion and revolution in France, 1780-1804 (Londen 2000). Aymes, J.R., La guerre d’Indépendance espagnole (1808-1814) (Parijs 1973). Baggerman, Arianne, en Rudolf Dekker, ‘Otto’s horloge: Verlichting, deugd en tijd in de achttiende eeuw’, in: Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 26 (2000), p. 1-24. Bainville, Jacques, Napoléon (46ste druk, Parijs 1931 (1ste druk Parijs 1931)). Bamps, C., en Emile Geraets, ‘Liste des miliciens hasseltois morts ou disparus au service de Napoleon Ier’, in: L’Ancien Pays de Looz: tablettes mensuelles illustrées concernant l’ histoire et l’archéologie du Limbourg III (1899), p. 24-26. Bandelier, André, Porrentruy, sous-préfecture du Haut-Rhin. Un arrondissement communal sous le Consulat et l’Empire, 1800-1814: l’Évêché de Bâle et le pays de Montbéliard à l’époque napoléonienne (Neuchâtel 1980). Barbero, Alessandro, Waterloo. Het verhaal van de veldslag (Amsterdam 2005). [vertaald uit het Italiaans] Barentsen, P.A., ‘Het gezinsleven in het oosten van Noord-Brabant’, in: G.J.M. van den Brink, A.M.D. van der Veen, en A.M. van der Woude, red., Werk, kerk en bed in Brabant. Demografische ontwikkelingen in oostelijk Noord-Brabant 1700-1920 (’s-Hertogenbosch 1989), p. 17-31. Bastiaen, Filip, ‘Machtsstrijd om een ambtenaar: de veldwachter in de 19de eeuw’, in: Machtsstructuren in de plattelandsgemeenschappen in België en aangrenzende gebieden (12de-19de eeuw), (Brussel 1988), p. 531-553. Béhague, R., ‘L’odyssée d’un habitant de Méteren. Journal d’un émigré’, in: Bulletin du Comité flamand en France (1928), p. 50-62. Berding, Helmut, Napoleonische Herrschafts- und Gesellschaftspolitik im Königreich Westfalen 1807-1813 (Göttingen 1973) Berding, Helmut, en Hans-Peter Ullmann, ‘Veränderungen in Deutschland an der Wende vom 18. zum 19. Jahrhundert’, in: Helmut Berding en Hans-Peter Ullmann, red., Deutschland zwischen Revolution und Restauration (Königstein 1981), p. 11-40. Bergeron, Louis, en G. Chaussinand-Nogaret, Les ‘masses de granit’. Cent mille notables du Premier Empire (Parijs 1979). Bergès, Louis, Résister à la conscription: 1798-1814. Les cas des départements aquitains (Parijs 2002). Bernard, Bruno, ‘Pers en literatuur, onder het juk van de censuur’, in: Hervé Hasquin, red., België onder het Frans bewind: 1792-1815 (Brussel 1993), p. 397-413. Bernaert, F., Fastes militaires des Belges au service de la France 1789-1815 (Brussel 1898). Bernet, Jacques, ‘Préface’, in: Jacques Bernet, Jean-Pierre Jessenne, en Hervé Leuwers, red., Du Directoire au Consulat 1. Le lien politique local dans la Grande Nation (Lille
64
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
1999), p. 5-7. Bernet, Jacques, Jean-Pierre Jessenne, en Hervé Leuwers, red., Du Directoire au Consulat 1. Le lien politique local dans la Grande Nation (Lille 1999). Bertier de Sauvigny, G. de, La Restauration (2de druk Parijs 1974 (1ste druk Parijs 1955). Bertaud, Jean-Paul, La Révolution armée: les soldats-citoyens et la Révolution française (Parijs 1979). Bertaud, Jean-Paul, ‘La place de l’officier dans le régime napoléonien’, in: Paul Viallaneix en Jean Ehrard, red., La bataille, l’armée, la gloire (Clermont-Ferrand 1985), p. 221-230. Best, Geoffrey, War and society in revolutionary Europe 1770-1870 (2de druk Stroud 1998 (1ste druk 1982)). Beterams, F.G.C., The high society belgo-luxembourgeoise (avec celle des arrondissements de Bréda, de Maestricht et de Ruremonde) au début du gouvernement de Guillaume Ier, Roi des Pays-Bas (1814-1815) (Wetteren 1973). Béteille, Roger, ‘Les migrations saisonnières en France sous le Premier Empire. Essai de synthèse’, in: Revue d’Histoire moderne et contemporaine XVII (1970), p. 424-441. Billen, Claire, ‘Een ingebeelde landbouwrevolutie?’, in: Hervé Hasquin, red., Oostenrijks België, 1713-1794: de Zuidelijke Nederlanden onder de Oostenrijkse Habsburgers (Brussel 1987), p. 95-120. Blanc, Olivier, L’éminence grise de Napoléon. Regnaud de Saint-Jean d’Angély (Parijs 2002). Blanc, P. le, e.a., red., Catalogus Museum Jacob van Horne Weert. Een handleiding tot het bezichtigen van de collectie (Weert 1986). Blanchard, Marcel, Les routes des Alpes occidentales à l’époque napoléonienne (1796-1815). Essai d’étude historique sur un groupe de voies de communication (Grenoble 1920). Blanning, T.C.W., The French Revolutionary wars 1787-1802 (Londen etc. 1996). Blessing, Werner K., ‘“Der Geist der Zeit hat die Menschen sehr verdorben...” Bemerkungen zur Mentalität in Bayern um 1800’, in: Eberhard Weis en Elisabeth MüllerLuckner, red., Reformen im rheinbündischen Deutschland (München 1984), pag. 229-247. Blomme, Jan, Bevolking, landbouw en rurale industrie in het Land van Waas (XVIIIe eeuw) (Leuven 1984). [= Overdruk uit: Annalen van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het land van Waas LXXXVII (1984), p.119-243] Blondé, Bruno, Een economie met verschillende snelheden. Ongelijkheden in de opbouw en de ontwikkelingen van het Brabants stedelijk netwerk (ca. 1750-1790) (Brussel 1999). Bodinier, Gilbert, ‘L’armée impériale’, in: Jean Delmas, red., Histoire militaire de la France. 2. De 1715 à 1871 (Parijs 1992), p. 305-341. Bodson, Nicolas, Un conscrit belge sous Napoléon (Brussel 1961). Bogers, A.W.M., ‘Maastrichtse kranten in de Franse Tijd, 1795-1814’, in: PSHAL 127 (1991), pag. 154-182. Boijen, Richard, ‘De conscriptie te Sint-Truiden tijdens het Frans bewind, 1795-1814’, in: Belgisch tijdschrift voor militaire geschiedenis 20 (1973) pag. 111-146; als overdruk
L I T E R AT U U R
65
verschenen in de reeks Mededelingen van het Centrum voor studies van de Boerenkrijg, deel 68 (Hasselt 1973). Bóné, Emese von, ‘Le juge de paix et la place de la femme dans le conseil de famille aux Pays-Bas au 19e siècle’, in: Serge Dauchy, Sylvie Humbert en Jean Pierre Royer, red., Le juge de paix. Nouvelles contributions européennes (Lille 1995), p. 143-154. Boonstra, O.W.A., De waardij van eene vroege opleiding: een onderzoek naar de implicaties van het alfabetisme op het leven van inwoners van Eindhoven en omliggende gemeenten, 1800-1920 (Wageningen 1993). Bordas, Jean, en Félix Gambini, ‘La militarisation de la douane sous le Consulat et l‘Empire’, in: Jacques Olivier Boudon, red., Armée, guerre et société à l’époque napoléonienne (Parijs 2004), p. 69-80. Bos-Rops, Yvonne, ‘Echo’s van de Boerenkrijg. Bataafs Brabant aan het eind van de achttiende eeuw’, in: J.-M. Goris, red., De Boerenkrijg (1798) in de Antwerpse en Limburgse Kempen en Noord-Brabant (Turnhout 1999), p. 81-105. Bos-Rops, J.A.M.Y., J.G.M. Sanders, A.P. van Vliet, Noord-Brabant in de Bataafs-Franse Tijd, 1794-1814. Een institutionele handleiding (’s-Hertogenbosch en Hilversum 2002). Boudon, Jacques Olivier, Histoire du Consulat et de l’Empire (1799-1815) (Parijs 2000). Boudon, Jacques Olivier, Napoléon et les cultes. Les religions en Europe à l’aube du XIXe siècle. 1800-1815 (Parijs 2002). Boudon, Jacques Olivier, red., Armée, guerre et société à l’époque napoléonienne (Parijs 2004). Boudon, Jacques Olivier, ‘Introduction’, in: Jacques Olivier Boudon, red., Napoléon et ses lycées. Enseignement et société en Europe au début du XIXe siècle (Parijs 2004), p. 7-14. Boudon, Jacques Olivier, red., Napoléon et ses lycées. Enseignement et société en Europe au début du XIXe siècle (Parijs 2004). Bourdin, Philippe, ‘De la “Grande Nation” au petit caporal: variations auvergnates sur la république universelle’, in: Hervé Leuwers, red., Du Directoire au Consulat 2. L’intégration des citoyens dans la Grande Nation (Lille 2000), p. 43-61. Braekman, Willy L., Spel en kwel in vroeger tijd. Verkenningen van charivari, exorcisme, toverij, spot en spel in Vlaanderen (Gent 1992). Bras, Hilde A.J., Zeeuwse meiden. Dienen in de levensloop van vrouwen, ca. 1850-1950 (Amsterdam 2002). Breuilly, John, ‘State-building, modernization, and liberalism from the late eighteenth-century to unification: German peculiarities’, in: European History Quarterly 22 (1992), pag. 257-284. Brink, E.A.B.J. ten, Geschiedenis van het Nederlandse postwezen 1795-1810. Het ontstaan van een rijksdienst onder de Bataafsche Republiek en het Koninkrijk Holland (Den Haag 1950). Brink, G.J.M. van den, ‘De structuur van het huishouden te Woensel, 1716-1739’, in:
66
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
G.J.M. van den Brink, A.M.D. van der Veen, en A.M. van der Woude, red., Werk, kerk en bed in Brabant. Demografische ontwikkelingen in oostelijk Noord-Brabant 1700-1920 (’s-Hertogenbosch 1989), pag. 33-52. Brink, Gabriël van den, De grote overgang. Een lokaal onderzoek naar de modernisering van het bestaan. Woensel 1670-1920 (Nijmegen 1996). Broers, Michael, Europe under Napoleon 1799-1815 (Londen en New York 1996). Broers, Michael, ‘Italy and the modern state: the experience of Napoleonic rule’, in: François Furet en Mona Ozouf, red., The French Revolution and the creation of modern political culture. Volume 3. The transformation of political culture 1789-1848 (Oxford etc. 1989), p. 489-503. Broers, Michael, Napoleonic imperialism and the Savoyard monarchy 1773-1821. State building in Piedmont (Lewiston NY, etc.1997). Broers, Michael, ‘Revolution as vendetta: Napoleonic Piedmont 1801-1814’, in: The Historical Journal XXXIII (1990), p. 787-809. Broers, Michael, ‘Policing the empire: Napoleon and the pacification of Europe’, in: Philip G. Dwyer, red., Napoleon and Europe (Harlow en Londen 2001), p. 153-168. Brown, Howard G., ‘From organic society to security state: the war on brigandage in France, 1797-1802’, in: The Journal of Modern History 69 (1997), p. 661-695. Bruce, Evangeline, Napoleon and Josephine. An improbable marriage (Londen 1996). Bruekers, Alfons, ‘Ontering van zon- en heiligendagen in 1691 en 1791’, in: Alfons Bruekers, red., Nederweerts verleden. Het dorp en zijn heerschappen (Nederweert 1985), p. 39-40. Bruekers, Alfons, ‘Teuten, schepers en blekers of Nederweerter reislust op het einde der 18e eeuw. Analyse van het Nederweerter paspoortenregister 1773-1795’, in: Alfons Bruekers, red., Nederweerts verleden. Het dorp en zijn heerschappen (Nederweert 1985), p. 47-73. Bruekers, Alfons, ‘Nederweert, “een dorp zonder iets opmerkelijks”, of: de geschiedenis van het geslacht Mooren (1515-1781)’, in: Alfons Bruekers, red., Nederweerts Verleden. De kerk in het midden (Nederweert 1987), p. 89-130. Bruekers, Alfons, ‘Houts Henke, de redder van de kroonprins. Feit en fictie rond een Nederweerter held uit de slag bij Waterloo’, in: De Maasgouw. Tijdschrift voor Limburgse geschiedenis en oudheidkunde 119 (2000), p. 283-312. Bruggen, Hein van der, Jan Daniels en Jan Tierolff, ‘Bij een tweehonderdjarig jubileum 1804-2004. De Groote Sociëteit en de Sociëteit Concordia in Roermond’, in: Spiegel van Roermond 2005 (Roermond 2005), p. 10-51. Bruneel, Claude, ‘De bevolkingsgroei’, in: Hervé Hasquin, red., Oostenrijks België, 1713-1794: de Zuidelijke Nederlanden onder de Oostenrijkse Habsburgers (Brussel 1987), p. 163-200. Bruneel, C., en C. de Moreau de Gerbehaye, ‘La magistrature urbaine de 1780 à 1840. Continuité ou changement ? L’exemple de quelques villes des Pays-Bas autrichiens et de la
L I T E R AT U U R
67
principauté de Liège’, in: Piet Lenders, red., Het politiek personeel tijdens de overgang van het ancien régime naar het nieuwe regiem in België (1780-1830) (Kortrijk-Heule 1993), p. 105-118. Brunet, M., Le Roussillon. Une société contre l’état, 1780-1820 (Toulouse 1986). Büttner, François, Des préfectures aux champs de bataille de l’Empire. Les compagnies de réserve départementales 1805-1814 (Montpellier 1987). Buis, Jaap, Historia forestis. Nederlandse bosgeschiedenis (Utrecht 1985). Buisman, Jan Willem, Tussen vroomheid en Verlichting. Een cultuurhistorisch en -sociologisch onderzoek naar enkele aspecten van de Verlichting in Nederland (1755-1810) (Zwolle 1992). Burckard, François, ‘Charles d’Herbouville, préfet des Deux-Nethes (1800-1805)’, in: Pascal Dupuy, Jean-Pierre Jessenne en Christine Le Bozec, red., Du Directoire au Consulat. 4. L’institution préfectorale et les collectivités territoriales (Lille en Rouen 2001), p. 45-59. Burke, Peter, Popular culture in early modern Europe (Londen 1978). Cabanis, José, Le Sacre de Napoléon. 2 décembre 1804 (Parijs 1994). Carrington, Dorothy, Napoleon and his parents: on the threshold of history (New York etc. 1990 (1ste druk Londen 1988)). Cathelin, Jean, La vie quotidienne en Belgique sous le régime français (1792-1815) (Parijs 1966). Chambon, Pascal, La Loire et l’aigle. Les Foréziens face à l’état napoléonien (Saint-Étienne 2005). Chandler, David G., The campaigns of Napoleon (Londen 1967). Charrié, Pierre, Drapeaux et étendards de la Révolution et de l’Empire (Parijs 1982). Charrier, Pierre, Le maréchal Davout (1770-1823) (Parijs 2005). Chatel de Brancion, Cambacérés. Maître d’oeuvre de Napoléon (Parijs 2001). Choron, Romain, ‘Les régiments réfractaires et la répression de la désertion dans l’armée impériale (1808-1814)’ (mémoire de maîtrise d’histoire militaire, Université Paris I/ Panthéon-Sorbonne 1998). Citroen, Karel Adolf, Dutch goldsmiths’ and silversmiths’ marks and names prior to 1812: a descriptive and critical repertory (Leiden 1993). Claes, D., ‘Voor de eerste maal naar Weert’, in: De Maasgouw (1879), p. 55-56. Clemens, Theo, De godsdienstigheid in de Nederlanden in de spiegel van de katholieke kerkboeken 1680-1840 (twee delen, Tilburg 1988). Clinquart, Jean, L’administration des douanes en France sous le Consulat et l’Empire 1800-1815 (Neuilly sur Seine 1980). Colson, Bruno, ‘L’opinion publique face aux guerres napoléoniennes dans le département de la Dyle (1805-1814)’ (licentiaatsverhandeling, Universiteit van Louvain-laNeuve 1982).
68
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Colson, Bruno, Le général Rogniat. Ingénieur et critique de Napoléon (Parijs 2006). Colson, M., ‘Notaris Jan Mattijs Dodé, 1765-1799. Biografische aantekeningen’, in: PSHAL 107-108 (1971-1972), p. 155-209. Connelly, Owen, Blundering to glory: Napoleon’s military campaigns (Wilmington, Del. 1987). Connelly, Owen, Napoleon’s satellite kingdoms (New York 1965). Craeybeckx, J., en F.G. Scheelings, red., De Franse Revolutie en Vlaanderen. De Oostenrijkse Nederlanden tussen oud en nieuw régime (Brussel 1990). Creemers, Ch., Aanteekeningen over het dorp Stramproy. Eene bijdrage tot de geschiedenis van het voormalig rijksvorstendom Thorn (Roermond 1871). Crépin, Annie, La conscription en débat ou le triple apprentissage de la nation, de la citoyenneté, de la République (1798-1889) (Arras 1998). Crépin, Annie, ‘Les communautés villageoises et la Grande Nation: réticences et résistances face aux levées d’hommes et à la conscription’, in: Hervé Leuwers, red., Du Directoire au Consulat 2. L’intégration des citoyens dans la Grande Nation (Lille 2000), p. 77-89. Crépin, Annie, ‘Une France plurielle devant la conscription’, in: Jacques Olivier Boudon, red., Armée, guerre et société à l’époque napoléonienne (Parijs 2004), p. 13-30. Crépin, Annie, Jean-Pierre Jessenne en Hervé Leuwers, red., Civils, citoyens-soldats et militaires dans l’État-Nation (1789-1815) (Parijs 2006). Crépin, Annie, ‘Nouvelles tendances de l’historiographie militaire de la Révolution et de l’Empire’, in: Annie Crépin, Jean-Pierre Jessenne en Hervé Leuwers, red., Civils, citoyenssoldats et militaires dans l’État-Nation (1789-1815) (Parijs 2006), p. 7-10. Crijns, A.H., en F.W.J. Kriellaars, Het gemengde landbouwbedrijf op de zandgronden in Noord-Brabant, 1800-1885 (Tilburg 1987). Cronin, Vincent, Napoleon (Londen 1994 (1ste druk 1971)). Cruyplants, Eugène, Histoire illustrée d’un corps belge au service de la République et de l’Empire: la 112e demi-brigade: côtes de l’Océan, Italie, Espagne, 11e Corps de la Grande Armée, 1803-1814 (Brussel 1902). Daelemans, F., ‘De lagere ambtenaren en bestuurders onder het Franse bewind, 17951800’, in: J. Craeybeckx, en F.G. Scheelings, red., De Franse Revolutie en Vlaanderen. De Oostenrijkse Nederlanden tussen oud en nieuw régime (Brussel 1990), p. 207-228. Dallas, Gregor, 1815. The roads to Waterloo (Londen 2001 (1ste druk 1996)). Daly, Gavin, Inside Napoleonic France. State and society in Rouen, 1800-1815 (Aldershot 2001). Darquenne, R., La conscription dans le département de Jemappes (Mons 1970). Dauchy, Serge, Sylvie Humbert en Jean Pierre Royer, red., Le juge de paix. Nouvelles contributions européennes (Lille 1995).
L I T E R AT U U R
69
Daumas, Philippe, Familles en Révolution: vie et relations familiales en Ile-de-France, changements et continuités (1775-1825) (Rennes 2003). Davenson, Henri, Le livre des chansons: ou introduction à la connaissance de la chanson populaire française; s’ensuivent cent trente-neuf belles chansons anciennes (Neuchâtel 1977 (1ste druk 1944)). Dean, Rodney J., L’église constitutionnelle, Napoléon et le Concordat de 1801 (Parijs 2004). Decker, François, La conscription militaire au département des Forêts (Luxemburg 1980). Deceulaer, Harald, Pluriforme patronen en een verschillende snit. Sociaal-economische, institutionele en culturele transformaties in de kledingsector in Antwerpen, Brussel en Gent, ca 1585 – ca 1800 (Amsterdam 2001). Delft, Marieke T. G. E. van, en Clemens de Wolf, red., Bibliopolis. Geschiedenis van het gedrukte boek in Nederland (Zwolle 2003). Delhougne, E.M.A.H., ‘De leden van de Roermondse rechtbank 1800-1964’, in: De Limburgsche leeuw 12 (1964), p. 1-76. Delmas, Jean, red., Histoire militaire de la France. 2. De 1715 à 1871 (Parijs 1992). Delpierre, Philippe, ‘Les Jumetois et la conscription’ (drie delen, z.p., 1994). Derix, J., en S. Verlinden, Ten oorlog voor Napoleon. De lotgevallen van Noordlimburgse dienstplichtigen in de Franse tijd (1794-1814) (Venlo 1983). Derrécagaix, Le maréchal Berthier. Prince de Wagram et de Neuchâtel (twee delen, Parijs 2002 (1ste druk 1904)). Desan, Suzanne, The family on trial in Revolutionary France (Berkeley CA, Los Angeles en Londen 2006 (1e druk 2004)). Devleeshouwer, Robert, ‘Le cas de la Belgique’, in: Occupants-occupés 1792-1815 (Brussel 1969), p. 43-65. Devolder, C., De Verenigde Departementen onder Frans Bewind: de constitutionele instellingen van het Directoire (Brussel 1997). Dhondt, Luc, ‘La guerre dite “des paysans” et le processus révolutionnaire en Belgique’, in: Roland Mortier en Hervé Hasquin, red., Deux aspects de la politique révolutionnaire en Belgique: langue et culte (Brussel 1989), p. 103-117. Dhondt, Luc, ‘De Boerenkrijg’, in: Hervé Hasquin, red., België onder het Frans bewind: 1792-1815 (Brussel 1993), pag. 141-169. Dibbits, Hester Catherine, Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in Doesburg en Maassluis 1650-1800 (Amsterdam 1998). Dievoet, Walter van, De geschiedenis en de officiële merken van de keurkamers voor de waarborg van goud en zilver in België van 1794 tot nu (Brussel 1980). Dijk, Hans van, Panorama van drie eeuwen muziek in Limburg (Leeuwarden en Maastricht 1991).
70
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Dijkmans, H., P. Stevens, en L. Van de Sijpe, Klokken en uurwerken in Hamont-Achel 1374-1987. Een beschrijvende inventaris (Hamont-Achel 2000). Domitilla, zuster, Geschiedenis van het zusterklooster aan de Beekpoort te Weert, (16621797): wel en wee van het Weertse klooster der Penitenten-recollectinen (1674), bakermat van de congregatie der zusters Franciscanessen van Oirschot (N.B.) (Oirschot 1961). Dorban, Michel, ‘De beginperiode van de industriële revolutie’, in: Hervé Hasquin, red. Oostenrijks België, 1713-1794: de Zuidelijke Nederlanden onder de Oostenrijkse Habsburgers (Brussel 1987), p. 121-162. Dufraisse, Roger, ‘La contrebande dans les départements réunis de la rive gauche du Rhin à l’époque napoléonienne’, in: Francia. Forschungen zur westeuropäischen Geschichte 1 (1973), p. 508-536. Duijvendak, Maarten Gerrit Jan, Rooms, rijk of regentesk. Elitevorming en machtsverhoudingen in oostelijk Noord-Brabant circa 1810-1914 (’s-Hertogenbosch 1990). Duindam, Jeroen, ‘Geschiedschrijving en oorlogvoering: de metamorfose van een klassiek thema’, in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 118 (2003), p. 455-466. Dunan, M., Napoléon et l’Allemagne. Le système continental et les débuts du royaume de Bavière 1806-1810 (Parijs 1942). Dunne, John, ‘Les maires de Brumaire. Notables ruraux ou “gens de passage”?’, in: JeanPierre Jessenne, red., Du Directoire au Consulat 3. Brumaire dans l’histoire du lien politique et de l’État-Nation (Lille en Rouen 2001), p. 451-463. Dunne, John, ‘L’Empire au village: les pratiques et le personnel de l’administration communale dans l’Europe napoléonienne’, in: Jean-Clément Martin, red., Napoléon et l’Europe. Colloque de la Roche-sur-Yon (Rennes 2002), p. 45-54. Dupâquier, Jacques, ‘Problèmes démographiques de la France napoléonienne’, in: Revue d’Histoire moderne et contemporaine XVII (1970), p. 339-358. Dupont, Maurice, L’amiral Decrès et Napoléon ou la fidélité orageuse d’un ministre (Parijs 1991). Dupont-Bouchat, Marie-Sylvie, ‘Les résistances à la Révolution. “La Vendée belge” (1798-1799): nationalisme ou religion’, in: Roland Mortier en Hervé Hasquin, red., Deux aspects de la politique révolutionnaire en Belgique: langue et culte (Brussel 1989), p. 119-164. Dwyer, Philip G., red., Napoleon and Europe (Harlow en Londen 2001). Dwyer, Philip G., ‘Introduction’, in: Dwyer, Philip G., red., Napoleon and Europe (Harlow en Londen 2001), pag. 1-21. Dwyer, Ph. G., ‘War and resistance in Napoleonic Europe. Some recent works’, in: European History Quarterly 27 (1997), pag. 549-561. Ebel, Édouard, en Gildas Lepetit, ‘Médard Bonnart, un témoin de l’histoire de la
L I T E R AT U U R
71
gendarmerie’, in: Médard Bonnart, Souvenirs d’un capitaine de gendarmerie (MaisonsAlfort 2004), p. 5-32. Eerenbeemt, Henricus F.J.M. van den, ’s-Hertogenbosch in de Bataafse en Franse tijd, 1794-1814. Bijdrage tot de kennis van de sociaal-economische structuur (Nijmegen 1955). Eerenbeemt, Henricus F.J.M. van den, Van mensenjacht en overheidsmacht. Criminogene groepsvorming en afweer in de Meierij van ’s-Hertogenbosch, 1795-1810 (Tilburg 1970). Eerenbeemt, Henricus F.J.M. van den, Bestaan en bedrijvigheid. Aspecten van het sociaal en economisch leven in stad en meierij van ’s-Hertogenbosch 1750-1850 (Tilburg 1975). Eerenbeemt, Henricus F.J.M. van den, ‘Over effecten, grond en koffie, 1750-1813’, in: Henricus F.J.M. van den Eerenbeemt, red., Bankieren in Brabant in de loop der eeuwen (Tilburg 1987), p. 119-150. Egmond, Florike, Banditisme in de Franse Tijd. Profiel van de grote Nederlandse bende 1790-1799 (Zutphen 1986). Ellis, Geoffrey, Napoleon (Londen en New York 1997). Ellis, Geoffrey, Napoleon’s Continental Blockade: the case of Alsace (Oxford 1981). Emsley, Clive, British society and the French wars 1793-1815 (Londen 1979). Emsley, Clive, The Longman companion to Napoleonic Europe (Londen en New York 1993). Emsley, Clive, Gendarmes and the state in nineteenth-century Europe (Oxford 1999). Englund, Steven, Napoleon. A political life (Cambridge MA 2004). Epstein, Robert M., Napoleon’s last victory and the emergence of modern war (Lawrence KS 1994). Esdaile, Charles, ‘War and politics in Spain, 1808-1814’, in: The Historical Journal XXXI (1988), p. 295-317. Esdaile, Charles, ‘The Napoleonic period: some thoughts on recent historiography’, in: European History Quarterly 23 (1993), p. 415-432. Esdaile, Charles J., The wars of Napoleon (Londen en New York 1995). Esdaile, Charles J., ‘Popular resistance to the Napoleonic Empire’, in: Philip G. Dwyer, red., Napoleon and Europe (Harlow en Londen 2001), p. 136-152. Esdaile, Charles J., The Peninsular War. A new history (Londen etc. 2003 (1e druk 2002)). Esdaile, Charles J., Fighthing Napoleon. Guerrillas, bandits and adventurers in Spain, 18081814 (New Haven en Londen 2004). Fassaert, R.R.H., ‘Vereniging en verandering. Een verkenning van het verschijnsel ‘vereniging’ in het algemeen en de blaasmuziekvereniging in het bijzonder’, in: Volkskundig Bulletin 13 (1987), p. 59-120. Fehrenbach, Elisabeth, ‘Der Einfluβ des napoleonischen Frankreich auf das Rechts- und Verwaltungssystem Deutschlands’, in: Armgard von Reden-Dohna, red., Deutschland und Italien im Zeitalter Napoleons. Deutsch-Italienisches Historikertreffen in Mainz, 29. mai - 1.
72
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
juni 1975 (Wiesbaden 1979), p. 23-39. Fehrenbach, Elisabeth, Traditionale Gesellschaft und revolutionäres Recht. Die Einführung des Code Napoléon in den Rheinbundstaaten (2de druk, Göttingen 1978). Fehrenbach, Elisabeth, ‘Verfassungs- und sozialpolitische Reformen und Reformprojekte in Deutschland unter dem Einfluβ des napoleonischen Frankreich’, in: Helmut Berding en Hans-Peter Ullmann, red., Deutschland zwischen Revolution und Restauration (Königstein 1981), p. 65-90. Felix, Annette, ‘Het wetenschappelijk leven’, in: Hervé Hasquin, red., Oostenrijks België, 1713-1794: de Zuidelijke Nederlanden onder de Oostenrijkse Habsburgers (Brussel 1987), p. 405-436. Finley, Milton, The most monstrous of wars. The Napoleonic guerilla war in Southern Italy, 1806-1811 (Columbia SC, 1994). Flandrin, Jean-Louis, Les amours paysannes. Amour et sexualité dans les campagnes de l’ancienne France (XVIe –XIXe siècle) (Parijs 1975). Flockerzie, Lawrence J., ‘State-building and nation-building in the “Third Germany”: Saxony after the Congress of Vienna’, in Central European History 24 (1991), p. 268-292. Forrest, Alan, ‘La formation des attitudes villageoises envers le service militaire: 1792-1814’, in: Paul Viallaneix en Jean Ehrard, red., La bataille, l’armée, la gloire (Clermont-Ferrand 1985), p. 173-182. Forrest, Alan, Conscripts and deserters. The army and French society during the Revolution and Empire (New York en Oxford 1989). Forrest, Alan, ‘The military culture of Napoleonic France’, in: Philip G. Dwyer, red., Napoleon and Europe (Harlow en Londen 2001), p. 43-59. Forrest, Alan, Napoleon’s men. The soldiers of the Revolution and Empire (London 2002). Forrest, Alan, ‘State-formation and resistance: the army and local elites in Napoleonic France’, in: Michael Rowe, red., Collaboration and resistance in Napoleonic Europe. Stateformation in an age of upheaval, c. 1800-1815 (Basingstoke en New York 2003), p. 37-54. François, Luc, ‘Politieke integratie of exclusie? Belgische notabelen tussen 1785 en 1835’, in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis 8 (1977), p. 153-183. Frere, Maurice, ‘Limburgse onderduikers ten tijde van Napoleon’, in: Het Oude Land van Loon 5 (1950), p. 86-90. Furet, François, La Révolution française. I. De Turgot à Napoléon (1770-1814) (Parijs 1988). Galasso, Giuseppe, ‘Das italienische Staatensystem in der Politik Napoleons’, in: Armgard von Reden-Dohna, red., Deutschland und Italien im Zeitalter Napoleons. DeutschItalienisches Historikertreffen in Mainz, 29. mai - 1. juni 1975 (Wiesbaden 1979), p. 81-89. Garde, Gerard van de, ‘Uit de eerste hand. Tien Roermondse egodocumenten uit de revolutietijd (1787-1799)’, in: H. van der Bruggen, red., Spiegel van Roermond 2004 (Roermond
L I T E R AT U U R
73
2004), p. 20-55. Gehlen, A.Fl., ‘De invoering van het Franse notariaat in het departement van de Nedermaas, ‘au son de trompe ou de tambour’ (1795-1801)’, in: Campus Liber (Maastricht 1982), p. 384-395. Gelder, Roelof van, Naporra’s omweg: het leven van een VOC-matroos (1731-1793) (Amsterdam 2003). Gent, T. van, De Engelse invasie van Walcheren in 1809 (Amsterdam 2001). Geraedts, G., ‘Is angst voor wolven terecht?’, in: De Maasgouw 100 (1981), pag. 193-204. Geraedts, G., ‘De bestrijding van wolven in het departement van de Nedermaas’, in: De Maasgouw 102 (1983), p. 113-128. Geyl, P., Napoleon. Voor en tegen in de Franse geschiedschrijving (Utrecht 1946). Gielis, Marcel, ‘Het conflict tussen kerkelijke tradities en revolutionaire kerkpolitiek op het einde van het ancien régime en tijdens de Franse periode (1780-1815)’, in: Jan Goris, red., Voor outer en heerd. De Boerenkrijg in de Antwerpse Kempen 1798 (Turnhout 1998), p. 47-77. Gielis, Marcel, ‘Besloten Tijd, Boerenkrijg en Concordaat. Kerk en religie tijdens de Franse periode’, in: J.-M. Goris, red., De Boerenkrijg (1798) in de Antwerpse en Limburgse Kempen en Noord-Brabant (Turnhout 1999), p. 107-164. Godechot, Jacques, La Grande Nation. L’expansion révolutionnaire de la France dans le monde de 1789 à 1799 (2de druk Parijs 1983 (1ste druk 1956)). Godechot, Jacques, Les institutions de la France sous la Révolution et l’Empire (Parijs 1968). Godlewski, Guy, Napoléon à l’île d’Elbe. 300 jours d’exil (2de druk, Parijs 2003). Goethem, Herman Van, ‘La francisation révolutionnaire, résultat d’initiatives locales. Le cas des tribunaux en Flandre et en Alsace’, in: Roland Mortier en Hervé Hasquin, red., Deux aspects de la politique révolutionnaire en Belgique: langue et culte (Brussel 1989), p. 39-52. Goris, Jan , ‘De Boerenkrijg: een erfenis van de Brabantse Omwenteling?’, in: Jan Goris, red., Voor outer en heerd. De Boerenkrijg in de Antwerpse Kempen 1798 (Turnhout 1998), p. 79-219. Goris, J.-M., red., De Boerenkrijg (1798) in de Antwerpse en Limburgse Kempen en Noord-Brabant (Turnhout 1999). Govers, F.G.G., Het geslacht en de firma F. van Lanschot, 1737-1901 (Tilburg 1972). Grab, A., ‘Army, state and society: conscription and desertion in Napoleonic Italy (18031814)’, in: The Journal of Modern History 67 (1995), p. 25-54. Grab, Walter, ‘La réaction de la population de la Rhénanie face à l’occupation par les armées révolutionnaires françaises 1792-1799’, in: Occupants-occupés 1792-1815 (Brussel 1969), p. 121-139. Graumann, Sabine, Französische Verwaltung am Niederrhein. Das Roerdepartement
74
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
1798-1814 (Essen 1990). Grauwels, Jozef, en Joseph Smeyers, ‘Limburg’, in: Hervé Hasquin, red., Het culturele leven in onze provincies. (Oostenrijkse Nederlanden, prinsbisdom Luik en hertogdom Bouillon) (s.l. 1983), p. 107-120. Gray, Marion W., ‘“Modifying the traditional for the good of the whole”: commentary on state-building and bureaucracy in Nassau, Baden, and Saxony in the early nineteenth century’, in: Central European History 24 (1991), p. 293-303. Grietens, J., en E. de Goeyse, Het volkslied onder de Brabantsche omwenteling van 1789 (Leuven 1940). Grote historische topografische atlas Limburg (Tilburg 2006). Gurp, Gerard van, Brabantse stoffen op de wereldmarkt. Proto-industrialisering in de Meierij van ’s-Hertogenbosch 1620-1820 (Tilburg 2004). Gusdorf, Georges, Les sciences humaines et la pensée occidentale. VII. Naissance de la conscience romantique au siècle des Lumières (Parijs 1976). Gusdorf, Georges, Les sciences humaines et la pensée occidentale. VIII. La conscience révolutionnaire. Les Idéologues (Parijs 1978). Gyssels, Marie Claire, ‘Het voorechtelijk seksueel gedrag in Vlaanderen (1700-1880)’, in: Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 10 (1984), p. 71-105. Haanen, Emile, ‘De heerlijkheden Weert en Nederweeert en de verkoop van 1781’, in: Weert in woord en beeld. Jaarboek voor Weert 1996 (Weert 1996), p. 29-56. Haanen, Emile, ‘Het herstel aan de vestingwerken en het kasteel in 1703-1705’, in: Weert in woord en beeld 12. Jaarboek voor Weert 1998 (Weert 1998), p. 75-85. Haanen, Emile, ‘De omstreden herbenoeming van burgemeester Bloemarts in 1849. Notaris en burgemeester: twee ambten in een hand’, in: Weert in woord en beeld. Jaarboek voor Weert 1994 (Weert 1994), p. 75-84. Haanen, Emile, ‘Weert, Nederweert en Wessem onafhankelijk! De Brabantse revolutie 1789-1790’, in: Weert in woord en beeld. Jaarboek voor Weert 2000 (Weert 2000), p. 63103. Haanen, Emile, ‘Een verplichte nieuwe begraafplaats voor Weert. Het keizerlijk-koninklijke edict van 26 juni 1784’, in: De Maasgouw 121 (2002) p. 62-74. Habets, Jos., ‘Gevangenneming van Pierre Jean Joseph Bernard Stuers, Raad en Momboir in het Souvereine Hof van Gelderland door de Weertenaren in 1789’, in: PSHAL 25 (1888), p. 411-418. Hagemann, Karen, “Männlicher Muth und teutsche Ehre”: Nation, Militär und Geschlecht zur Zeit der antinapoleonischen Kriege Preußens (Paderborn etc., 2002). Haks, Donald, Huwelijk en gezin in Holland in de 17de en 18de eeuw. Processtukken en moralisten over aspecten van het laat 17de- en 18de-eeuwse gezinsleven (Assen 1982). Hamans, P.W.F.M., Geschiedenis van het seminarie van het eerste bisdom Roermond
L I T E R AT U U R
75
(1570-1813) (Brugge 1986). Hardenberg, H., Inventaris der archieven van het arrondissement Maastricht en van het departement van de Nedermaas (1794-1814): met een inleiding over de vorming van het grondgebied en de geschiedenis der bestuursinstellingen (’s-Gravenhage 1946). Hardenberg, H., Inventaris van de archieven der rechtscolleges, alleensprekende rechters en rechterlijke ambtenaren, van 1794 tot 1841 gefungeerd hebbende op het grondgebied van de tegenwoordige provincie Limburg (Den Haag 1949). Harkx, Wilhelmus A.J.M., De Helmondse textielnijverheid in de loop der eeuwen. De grondslag van de huidige textielindustrie 1794-1870 (Tilburg 1967). Hasquin, Hervé, red., Het culturele leven in onze provincies. (Oostenrijkse Nederlanden, prinsbisdom Luik en hertogdom Bouillon) (s.l. 1983). Hasquin, Hervé, ‘Van Fleurus tot de annexatie: een gekneusd land’, in: Hervé Hasquin, red., België onder het Frans bewind 1792-1815 (Brussel 1993), p. 41-71. Hasquin, Hervé, red., Oostenrijks België, 1713-1794: de Zuidelijke Nederlanden onder de Oostenrijkse Habsburgers (Brussel 1987). Hasquin, Hervé, red., België onder het Frans bewind: 1792-1815 (Brussel 1993). Hastier, Louis, Le grand amour de Joséphine (Parijs 1955). Hattem, Mark van, Mariska Pool en Mathieu Willemsen, Voor Napoleon. Hollanders in oorlogstijd 1792-1815 (Bussum en Delft 2005). Hattem, Mark van, en Mariska Pool, ‘Den deugd der stoffagien. Een onderzoek naar de authenticiteit van uniformen uit de periode 1792-1815’, in: Armamentaria. Jaarboek Legermuseum 41 (2006-2007), p. 166-197. Heijden, Marcel van der, ‘Van langue flamande tot Nederlands. Over het vak Nederlands en de Nederlandstalige cultuur op het Tweede en Derde Rolduc (1831-1920)’, in: ‘Toegewijd aan de dienst van God’. Facetten van 900 jaar Kloosterrade-Rolduc (= PSHAL 140), p. 221-265. Hekma, Gert, en Herman Roodenburg, red., Soete minne en helsche boosheit. Seksuele voorstellingen in Nederland 1300-1850 (Nijmegen 1988). Hélin, Etienne, ‘Luik. Het politieke kader en het sociale substraat’, in: Hervé Hasquin, red., Het culturele leven in onze provincies. (Oostenrijkse Nederlanden, prinsbisdom Luik en hertogdom Bouillon) (s.l. 1983), p. 77-86. Henkens, J., ‘De bevolking van Weert, Nederweert en Stramproy in 1796’ in: De Maasgouw 95 (1976), p. 63-70. Henkens, J., ‘Drie inwoners van Weert doodgevroren in 1786’ in: De Maasgouw 95 (1976), p. 104-105. Henkens, J., ‘De laatste vergeefse pogingen van de gehuchten van Weert tot afscheiding van de stad Weert’ in: De Maasgouw 97 (1978), p. 2-11. Henkens, J., ‘De ontvoering van drie Roermondenaren door Weertenaren in 1789’ in: De Maasgouw 101 (1982), p. 49-64.
76
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Hermans, Mathieu, ‘Nederweert en de aanleg van de Zuid-Willemsvaart’, in: Alfons Bruekers, red., Nederweerts verleden. Doorsneden land (Nederweert 1989), p. 123-143. Hermans, Mathieu, ‘Gezondheidszorg in het begin van de negentiende eeuw: Johannes Gommarus Tielemans, dokter en herbergier te Nederweert’, in: Alfons Bruekers, red., Nederweerts verleden. De kerk in het midden (Nederweert 1985), p. 75-86. Heyst, M.G.M.A. van, Album promotorum Limburgensium 1600-1980: voorlopige lijst van Limburgse doctores: een genealogische bijdrage tot de geschiedenis van de wetenschapsbeoefening in Nederlands-Limburg (Maastricht 1982). Hollenberg, P., en C.E.H.M. Peters, Ontginningen in de Noordbrabantse Peel in de 19e eeuw (Tilburg 1980). Houdaille, Jacques, ‘Le problème des pertes de guerre’, in: Revue d’Histoire moderne et contemporaine XVII (1970), p. 411-423. Houte, Arnaud Dominique, Gendarmes et gendarmerie dans le département du Nord (1814-1852) (Villiers-sur-Marne 2002). Houtman Erik, Documenten betreffende het departement van de Nedermaas (17901815) in de ‘Archives Nationales’ te Parijs (Brussel 1974). Houtman-de Smedt, H., ‘Financiering van industriële projecten in de zuidelijke Nederlanden in de tweede helft van de 18e eeuw’, in: Henricus F.J.M. van den Eerenbeemt, red., Bankieren in Brabant in de loop der eeuwen (Tilburg 1987), p. 90104. Hufton, Olwen H., The poor of eighteenth-century France 1750-1789 (Oxford 1974). Hufton, Olwen, ‘The French church’, in: William J. Callahan en David Higgs, red., Church and society in catholic Europe of the eighteenth century (Cambridge etc. 1979), p. 13-33. Humbert-Convain, Sylvie, Le juge de paix et la répression des infractions douanières en Flandre et en Hollande (1794-1815): contribution à l’ histoire du système continental Napoléonien (z.p., z.j. (proefschrift Rotterdam 1993)). Huussen jr., Arend H. ‘La “crise” du mariage et de la famille pendant le Révolution française’, in: Paul Viallaneix en Jean Ehrard, red., Aimer en France, 1760-1860: actes du Colloque international de Clermont-Ferrand (Clermont-Ferrand 1980), p. 331-343. Ickenroth, J., De Rijkspost in Limburg (Amstelveen 1995). Isaac, Marie-Thérèse, en Claude Sorgeloos, ‘Les écoles centrales: départements réunis – départements de l’Intérieur. Points de convergences et de divergences’, in: Jacques Olivier Boudon, red., Napoléon et ses lycées. Enseignement et société en Europe au début du XIXe siècle (Parijs 2004), p. 17-37. Jacobs, M., ‘Charivari in Vlaamse dorpen (18de-20ste eeuw). Macht, cultuur en symbolisch geweld’, in: Machtsstructuren in de plattelandsgemeenschappen in België en aangrenzende gebieden (12de-19de eeuw), (Brussel 1988), p. 589-614.
L I T E R AT U U R
77
Jansen, J.C.G.M., ‘Agrarische vernieuwingen in een revolutionair tijdperk, 1750-1815’, in: J.F.R. Philips, J.C.G.M. Jansen en Th.J.A.H. Claessens, Geschiedenis van de landbouw in Limburg 1750-1915 (Assen 1965), p. 1-109. Jansen, J.C.G.M., ‘Jenever in opmars, 1650-1815’, in: Campus Liber (Maastricht 1982), p. 273-298. Jansen, J.C.G.M., ‘Wilt u koffie of thee? Consumentengedrag in Maastricht in de achttiende eeuw’, in: NEHA-Jaarboek voor economische, bedrijfs- en techniekgeschiedenis 60 (1997), p. 36-68. Jansen, Roger, ‘De Boerenkrijg in het departement van de Nedermaas: een randverschijnsel?’, in: J.-M. Goris, red., De Boerenkrijg (1798) in de Antwerpse en Limburgse Kempen en Noord-Brabant (Turnhout 1999), p. 193-230. Jaspers, Paul A.Th.M., De ontwikkeling van de pharmacie in Limburg gedurende de Franse tijd (1794-1814) (Venlo 1966). Jessenne, Jean-Pierre, Pouvoir au village et révolution. Artois, 1760-1848 (Lille 1987). Jessenne, Jean-Pierre, ‘Les comportement politiques sous le Directoire en France du Nord-Ouest: des perspectives partielles et contradictoires’, in: Jacques Bernet, Jean-Pierre Jessenne, en Hervé Leuwers, red., Du Directoire au Consulat 1. Le lien politique local dans la Grande Nation (Lille 1999), p. 19-36. Jessenne, Jean-Pierre, red., Du Directoire au Consulat 3. Brumaire dans l’histoire du lien politique et de l’État-Nation (Lille en Rouen 2001). Jessenne, Jean-Pierre, ‘Communautés, communes rurales et pouvoirs dans l’État napoléonien’, in: Natalie Petiteau, red., Voies nouvelles pour l’histoire du Premier Empire. Territoires. Pouvoirs. Identités. Colloque d’Avignon 9-10 mai 2000 (Parijs 2003), p. 161-180. Jessenne, Jean-Pierre, en Hervé Leuwers, ‘Armée et société au Nord’, in: Annie Crépin, Jean-Pierre Jessenne en Hervé Leuwers, red., Civils, citoyens-soldats et militaires dans l’ÉtatNation (1789-1815) (Parijs 2006), p. 11-30. Jobse-Van Putten, Jozien, Eenvoudig maar voedzaam. Cultuurgeschiedenis van de dagelijkse maaltijd in Nederland (2e druk Nijmegen 1996). Jones, P.M., Politics and rural society. The southern Massif Central c. 1750-1880 (Cambridge etc. 1985). Joor, Johan, De adelaar en het lam. Onrust, opruiing en onwilligheid in Nederland ten tijde van het Koninkrijk Holland en de Inlijving bij het Franse Keizerrijk (1806-1813) (Amsterdam 2000). Jourdan, Annie, Napoléon. Héros, imperator, mécène (Parijs 1998). Joutard, Philippe, red., Histoire de la France religieuse. 3. Du roi Très Chrétien à la laïcité républicaine; XVIIIe- XIXe siècle (Parijs 2001 (1ste druk 1991)). Julia, Dominique, ‘Des indicateurs de longue durée’, in: Philippe Joutard, red., Histoire de la France religieuse. 3. Du roi Très Chrétien à la laïcité républicaine; XVIIIe- XIXe siècle (Parijs 2001 (1ste druk 1991)), p. 163-194.
78
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Kain, Roger J.P., en Elizabeth Baignet, The cadastral map in the service of the state. A history of property mapping (Chicago en Londen 1992). Kamphuis, Hendrik Albert, De invoering van wetgeving in het Franse departement Nedermaas gedurende het eerste Directoire. Inleiding en regestenlijst van afgekondigde rechtsvoorschriften, 1 oktober 1795 – 19 maart 1797 (Maastricht 1995). Keegan, John, The face of battle (New York 1976). Keijser-Schuurman, Willij, ‘Een Limburgs (zilver)avontuur van 25 jaar. Het teken ‘VB’ met zespuntige ster’, in: Louise E. van den Bergh-Hoogterp, J.R.H. Roessingh, en JeanPierre van Rijen, red., De Stavelij in zilver: 25 jaar Zilverclub (z.p., 2000), p. 259-264. Klep, Paul M.M., Bevolking en arbeid in transformatie. Een onderzoek naar de ontwikkelingen in Brabant 1700-1900 (Nijmegen 1981). Knaepen, R., Lommel, de vrijheid en het Teutendorp. Een Kempense grensvlek verloren in de Heide. Bijdrage van de Lommelse schepenprotocollen tot de kennis van de lokale en de economische toestanden tussen 1685 en 1808 (Brussel 1972). Knippenberg, W.H.Th., ‘Luiksgestelse koperteuten in Denemarken’, in: W. H.Th. Knippenberg, red., De teuten. Buitengaanders van de Kempen (Eindhoven 1974), p. 136-162. Koenderik, A.G., Stramproyer heemstudies III. Brouwers, herbergen en herbergiers in Stramproy (z.p., z.j.). Koll, Johannes, ‘Die Belgische Nation’. Patriotismus und Nationalbewußtsein in den Südlichen Niederlanden im späten 18. Jahrhundert (Münster etc. 2003). Koolbergen, Hans van, Materiële cultuur: huisraad, kleding en bedrijfsgereedschap (Zutphen 1988). Laan, Cornelia Alida, Drank & drinkgerei: een archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek naar de alledaagse drinkcultuur van de 18de-eeuwse Hollanders (Amsterdam 2002). Lacolle, Histoire du 102e régiment d’infanterie (1792-1896) (Mayenne 1896). Landes, David S., Revolution in time. Clocks and the making of the modern world (Cambridge Mass. etc., 1983). Langlois, Claude, ‘Indicateurs du XIXe siècle. Pratique pascale et délais de baptême’, in: Philippe Joutard, red., Histoire de la France religieuse. 3. Du roi Très Chrétien à la laïcité républicaine; XVIIIe- XIXe siècle (Parijs 2001 (1ste druk 1991)), p. 229-238. Leboutte, René, ‘D’Austerlitz à Liège. Mourir dans les armées de Bonaparte’, in: Tijdschrift voor Geschiedenis 91 (1978), p. 363-378. Lebrun, François, La vie conjugale sous l’ancien régime (Parijs 1975). Lee, Loyd E., ‘Baden between revolutions: state-building and citizenship, 1800-1848’, in: Central European History 24 (1991), p. 248-268. Leeuwen-Canneman, M.C. van, Inventaris van het archief van de familie Michiels van
L I T E R AT U U R
79
Kessenich (’s-Gravenhage en Maastricht 1995). Leeuwen-Canneman, Mieke van, ‘Tussen Eindhoven en Emmerik. Grepen uit het leven van Jan Alexander Michiels (1740-1794)’, in: De Maasgouw 115 (1996), p. 67-80. Legrand, Marie-Hélène, Clément Couvez et Pierre Provins, gendarmes napoléoniens (17921814) (Maisons-Alfort 2002). Lemmens, Jac, ‘La grandeur de la Société du Grand Concert de Ruremonde. Een stukje Roermonds muziekverleden 1801-1839’, in: De Maasgouw 110 (1991), p. 1-8. Lenders, Piet, ‘Wenen en Brussel: bevoogding die een eigenheid aanvaardt’, in: Hervé Hasquin, red., Oostenrijks België, 1713-1794: de Zuidelijke Nederlanden onder de Oostenrijkse Habsburgers (Brussel 1987), p. 37-70. Lenders, Piet, red., Het politiek personeel tijdens de overgang van het ancien régime naar het nieuwe regiem in België (1780-1830) (Kortrijk-Heule 1993). Lentz, Thierry, Savary. Le séide de Napoléon (2e druk Parijs 2001 (1e druk 1993)). Lentz, Thierry, Le Grand Consulat 1799-1804 (Parijs 1999). Lentz, Thierry, Nouvelle histoire du Premier Empire. I. Napoléon et la conquête de l’Europe 1804-1810 (Parijs 2002). Lentz, Thierry, Nouvelle histoire du Premier Empire. II. L’effondrement du système napoléonien 1810-1814 (Parijs 2004). Lesage, X., ‘Moderne staatsvorming en lokale overheidspersonen op het platteland. Midden West-Vlaanderen (1780-1830)’, in: Piet Lenders, red., Het politiek personeel tijdens de overgang van het ancien régime naar het nieuwe regiem in België (1780-1830) (Kortrijk-Heule 1993), p. 119-135. Leuwers, Hervé, red., Du Directoire au Consulat 2. L’intégration des citoyens dans la Grande Nation (Lille 2000). Lewis, Gwynne, The second Vendée. The continuity of counterrevolution in the department of the Gard, 1789-1815 (Oxford 1978). Lichtenauer, W.F., De Nederlanders in Napoleons Garde d’Honneur (Rotterdam en ’s-Gravenhage 1971). Lignereux, Aurélien, Gendarmes et policiers dans la France de Napoléon. Le duel Moncey-Fouché (Maisons-Alfort 2002). Lindeman, R., Y. Scherf en R.M. Dekker, Egodocumenten van Noord-Nederlanders van de zestiende tot begin negentiende eeuw. Een chronologische lijst (Rotterdam 1993). Lindner, A., ‘De dynamische analyse van huishoudens te Alphen, 1753-1803’, in: G.J.M. van den Brink, A.M.D. van der Veen, en A.M. van der Woude, red., Werk, kerk en bed in Brabant. Demografische ontwikkelingen in oostelijk Noord-Brabant 1700-1920 (’s-Hertogenbosch 1989), p. 53-82. Lis, Catherina, en Hugo Soly, ‘Inleiding’, in: Catherina Lis, en Hugo Soly, red, Werken volgens de regels. Ambachten in Brabant en Vlaanderen, 1500-1800 (Brussel 1994), p. 7-12. Logie, Jacques, Napoléon. La dernière bataille (2de druk Brussel 1998 (1ste druk Parijs
80
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
1984 onder de titel Waterloo. L’évitable défaite)). Logie, Jacques, Les magistrats des cours et tribunaux en Belgique 1794-1814. Essai d’approche politique et sociale (Génève 1998). Logie, Jacques, ‘Les juges de paix du Département de la Dyle sous le Directoire’, in: Jacques Bernet, Jean-Pierre Jessenne, en Hervé Leuwers, red., Du Directoire au Consulat 1. Le lien politique local dans la Grande Nation (Lille 1999), p. 215-231. Logie, Jacques, ‘L’après Brumaire dans le département de la Dyle’, in: Jean-Pierre Jessenne, red., Du Directoire au Consulat 3. Brumaire dans l’histoire du lien politique et de l’État-Nation (Lille en Rouen 2001), p. 431-449. Lovett, Gabriel H., Napoleon and the birth of modern Spain (New York 1965). Lucassen, Jan, Naar de kusten van de Noordzee. Trekarbeid in Europees perspectief, 16001900 (Gouda 1984). Lucassen, J., en L.J. Lucassen, ‘De arbeiders aan het Grand Canal du Nord, het traject Weert-Meijel-Venlo 1809-1810’, in: Van verleden naar heden. Medelo 2. Bijdrage tot de kennis van het Meijels heem (Meijel 1983), p. 41-49. Luijt, Janjaap, ‘Onbekende tekens op een reliekkruis’, in: Janjaap Luijt, Zilverstukken. Tien opstellen over zilver en zilvermerken (Utrecht 2001), p. 25-26. Luijt, Janjaap, Het zilverlexicon (Zwolle 2006). Lynn, John A., The bayonets of the Republic. Motivation and tactics in the army of revolutionary France 1791-94 (Boulder CO en Oxford 1996). Lynn, John A., ‘Toward an army of honor: the moral evolution of the French army, 17891815’, in: French Historical Studies 16 (1989), p. 152-174. Lyons, Martyn, Napoleon Bonaparte and the legacy of the French Revolution (Basingstoke en Londen 1994). Maassen, A.M.A., ‘De conscription militaire 1798-1814’, in: Limburgs tijdschrift voor genealogie 9 (1981), p. 5-10, 43-54, 73-80. Maassen, A.M.A., Conscription militaire, 1798-1914: militaire dienstplicht van 1798 tot 1814 en de uitwerking hiervan in de gemeente Geulle (Geulle 1985). Maassen, A.M.A., ‘Lijst van in het burgerlijk hospitaal te Maastricht overleden militairen in de jaren IX (1800) – 1814’, in: Limburgs tijdschrift voor genealogie 16 (1988), p. 83-96. Maassen, A.M.A., ‘Legatarissen van keizer Napoleon I’, in: Limburgs tijdschrift voor genealogie 29 (2001), p. 47-54. MacLean, J., ‘Koperindustrie in Nederland 1750-1850’, in: Economisch- en sociaal-historisch jaarboek 43 (1980), p. 39-63. Madelin, Louis, Fouché 1759-1820 (Parijs 1955 (1ste druk in twee delen, Parijs 19001906)). Maenen, J.M.A., De invoering van het metrieke stelsel in Nederland tussen 1793 en 1880. Aspecten van een beschavingsproces (Nijmegen 2002).
L I T E R AT U U R
81
Mandrou, Robert, De la culture populaire aux XVIIe et XVIIIe siècles. La bibliothèque bleue de Troyes (Parijs 1964). Margry, Peter Jan, Carolus Matheus A. Caspers en Antonius P.J. Jacobs, red., Bedevaartplaatsen in Nederland. 3. Provincie Limburg (Amsterdam en Hilversum 2000). Martin, Jean-Clément, red., Napoléon et l’Europe. Colloque de la Roche-sur-Yon (Rennes 2002). Marty, Ginette, en Georges Marty, Dictionnaire des chansons de la Révolution, 17871799 (Parijs 1988). Marzagalli, Silvia, Les boulevards de la fraude. Le négoce maritime et le Blocus continental, 1806-1813. Bordeaux, Hambourg, Livourne (Lille 2000). Mascilli Migliorini, Luigi, Napoléon (Parijs 2004). [het Italiaanse origineel verscheen in 2001 te Rome] Mason, Laura, Singing the French Revolution. Popular culture and politics, 1787-1799 (Ithaca-NY en Londen 1996). Mat, Michèle, ‘Boeken, ideeën, genootschappen in het Oostenrijkse “België”’, in: Hervé Hasquin, red., Oostenrijks België, 1713-1794: de Zuidelijke Nederlanden onder de Oostenrijkse Habsburgers (Brussel 1987), p. 239-262. Mathijsen, H.J.M.E., ‘Weert in 1702. Militaire acties en de verwoesting van het kasteel’, in: De Maasgouw 92 (1973), pag. 19-27. Mayaud, Jean-Luc, ‘Une friche historiographique: le monde rural’, in: Natalie Petiteau, red., Voies nouvelles pour l’histoire du Premier Empire. Territoires. Pouvoirs. Identités. Colloque d’Avignon 9-10 mai 2000 (Parijs 2003), p. 241-252. McKendrick, N., J. Brewer en J.H. Plumb, The birth of a consumer society. The commercialization of eighteenth-century England (Londen 1982). Mclynn, Frank, Napoleon. A biography (Londen 1997). Meere, J.M.M. de, ‘Daglonen in België en Nederland in 1819 – een aanvulling’, in: Tijdschrift voor sociale geschiedenis 6 (1980), p. 357-384. Meere, J.M.M. de, Economische ontwikkeling en levensstandaard in Nederland gedurende de eerste helft van de negentiende eeuw: aspecten en trends (’s-Gravenhage 1982). Meire, Frieda, Geschiedenis van volk en land van Beveren. Deel 2. Sociaal-economische geschiedenis van de 19e eeuw (Beveren 1985). Mertens, J., Handel en wandel van de teuten in Duitse gewesten. Studie van de migratie van ‘Brabanders’ en ‘Luikenaars’ tijdens de 16de-19de eeuw (Lommel 1995). Mestrom, P.Th.R., Uurwerken en uurwerkmakers in Limburg, 1367-1850 (Leeuwarden 1997). Meurkens, P.C.G., ‘Kinderrijk en katholiek. De stijging van de huwelijksvruchtbaarheid in het Kempenland, 1840-1920’, in: G.J.M. van den Brink, A.M.D. van der Veen, en A.M. van der Woude, red., Werk, kerk en bed in Brabant. Demografische ontwikkelingen in ooste-
82
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
lijk Noord-Brabant 1700-1920 (’s-Hertogenbosch 1989), p. 117-130. Meyer, Maurits de, De volks- en kinderprent in de Nederlanden van de 15e tot de 20e eeuw (Utrecht/Antwerpen 1962). Michiels van Kessenich, J.A.H., De la musique (Roermond 1858). Minke, A., Un prélat concordataire dans les départements réunis: Mgr. Zaepffel, évêque de Liège (1802-1808) (Louvain-la-Neuve 1985). Minke, A., ‘La vie religieuse dans le département de l’Ourthe de 1797 à 1802’, in: Bernard Plongeron, red., Pratiques religieuses. Mentalités et spiritualités dans l’Europe révolutionnaire (1770-1820) (Turnhout 1988), p. 68-76. Minke, A., ‘Der Priesternachwuchs in Bistum Lüttich zwischen 1801 und 1815 – mit besonderer Berücksichtigung der Niedermaas’, in: Maaslands melange (Maastricht 1990), p. 131-148. Molitor, Hansgeorg, ‘La vie religieuse populaire en Rhénanie française, 1794-1815’, in: Bernard Plongeron, red., Pratiques religieuses. Mentalités et spiritualités dans l’Europe révolutionnaire (1770-1820) (Turnhout 1988), p. 59-68. Monna, A.D.A. ‘De textielnijverheid in Weert’, in: Studies over de sociaal-economische geschiedenis van Limburg 15 (Assen 1970), pag. 29-49. Mooij, Ch. de, Eindelyk uit d’Onderdrukking. Patriottenbeweging en Bataafs-Franse tijd in Noord-Brabant 1784-1814 (Zwolle 1989). Mooij, Charles de, en Renate van de Weijer, red., Rijke oogst van schrale grond. Een overzicht van de Zuidnederlandse materiële volkscultuur, ca. 1700-1900 (Zwolle 1991). Moor, J.A. de, en H.Ph. Vogel, Duizend miljoen maal vervloekt land. De Hollandse Brigade in Spanje 1808-1813 (Amsterdam 1991). Moor, Martina De, ‘Tot proffijt van de ghemeensaemheijt. Gebruik, gebruikers en beheer van gemene gronden in Zandig Vlaanderen, 18de en 19de eeuw’ (proefschrift Universiteit Gent 2003). Morlot, Georges-Albert, Talleyrand. Une mystification historique (Parijs 1991). Mortier, Roland, en Hervé Hasquin, red., Deux aspects de la politique révolutionnaire en Belgique: langue et culte (Brussel 1989). Morvan, Jean, Le soldat impérial (1800-1814) (twee delen, Parijs 1999 (1ste druk1904)). Muchembled, Robert, Culture populaire et culture des élites dans la France moderne (XVe-XVIIIe siècles) (Parijs 1978). Münchow-Pohl, Bernd von, Zwischen Reform und Krieg. Untersuchungen zur Bewußtseinslage in Preußen 1809-1812 (Göttingen 1987). Muir, Rory, Britain and the defeat of Napoleon 1807-1815 (New Haven en Londen 1996). Muir, Rory, Tactics and the experience of battle in the age of Napoleon (New Haven en Londen 1998).
L I T E R AT U U R
83
Nichols, Alistair, Wellington’s mongrel regiment. A history of the Chasseurs britanniques regiment (Staplehurst 2005). Nies, Frits, Weert, het verleden van een stad (Weert 1999). Nolte, Paul, Staatsbildung als Gesellschaftsreform. Politische Reformen in Preussen und den süddeutschen Staaten 1800-1820 (Frankfurt en New York 1990). Nouwen, Wiel, en Jos Wassink, Onder een banier. Een geschiedenis van de stadsschutten van Weert (Weert 2005). Nuyens, E.M.Th.W., Inventaris der archieven van het Provinciaal Bestuur van Limburg 1814-1913 (Maastricht 1982). Oliveira, Mathieu de, ‘Belges et Français dans les administrations financières des départements réunis de Belgique sous le Directoire’, in: Hervé Leuwers, red., Du Directoire au Consulat 2. L’intégration des citoyens dans la Grande Nation (Lille 2000), p. 203-216. Oliveira, Mathieu de, ‘La réalisation du cadastre impérial dans le département de l’Escaut’, in: Natalie Petiteau, red., Voies nouvelles pour l’histoire du Premier Empire. Territoires. Pouvoirs. Identités. Colloque d’Avignon 9-10 mai 2000 (Parijs 2003), p. 123-138. Ozouf, Mona, La fête révolutionnaire, 1789-1799 (Parijs 1976). Pairault, François, Gaspard Monge. Le fondateur de Polytechnique (Parijs 2000). Palluel-Guillard, André, L’Aigle et la croix. Genève et la Savoie 1798-1815 (Yens sur Morgues en Saint-Gidolph 1999). Palmer, R.R., The age of the democratic revolution. A political history of Europe and America, 1760-1800 (twee delen, Princeton NJ 1959-1964). Paquet, Jean, ‘Les dauphinois face au service militaire: les problèmes de la conscription dans l’Isère sous le Consulat et l’Empire’, in: Bulletin de l’Académie Delphinale (1975), p. 54-66. Pawly, Ronald, Les Lanciers Rouges (Erpe 1998). Peeters, Henri, Het kanton Bree tijdens de Franse Revolutie (Groot-Bree 1985). Perrin, Éric, Le maréchal Ney (Parijs 1993). Perrot, Jean-Claude, en Stuart J. Woolf, State and statistics in France 1789-1815 (Chur etc. 1984). Peters, L.A.H., ‘Enige aantekeningen over de familie Van Keverberg’, in: De Maasgouw 93 (1974), pag. 65-82. Petiteau, Natalie, Napoléon, de la mythologie à l’histoire (Parijs 1999). Petiteau, Natalie, ‘Introduction’, in: Natalie Petiteau, red., Voies nouvelles pour l’histoire du Premier Empire. Territoires. Pouvoirs. Identités. Colloque d’Avignon 9-10 mai 2000 (Parijs 2003), p. 9-24. Petiteau, Natalie, red., Voies nouvelles pour l’histoire du Premier Empire. Territoires. Pouvoirs. Identités. Colloque d’Avignon 9-10 mai 2000 (Parijs 2003). Petiteau, Natalie, Lendemains d’Empire. Les soldats de Napoléon dans la France du XIXe
84
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
siècle (Parijs 2003). Peuter, Roger De, Brussel in de achttiende eeuw. Sociaal-economische structuren en ontwikkelingen in een regionale hoofdstad (Brussel 1999). Philips, Rudolf, ‘De wijnhandel te Maastricht en het verbruik van wijn in de zeventiende en achttiende eeuw’, in: Campus Liber (Maastricht 1982), p. 299-312. Philips, J.F.R., J.C.G.M. Jansen en Th.J.A.H. Claessens, Geschiedenis van de landbouw in Limburg 1750-1915 (Assen 1965). Pigeard, Alain, ‘La gendarmerie consulaire et impériale 1799-1815’, in: Tradition 112/113 (1996), p. 5-16. Pigeard, Alain, ‘La gendarmerie d’Espagne 1808-1814’, in: Tradition 112/113 (1996), p. 17-22. Pigeard, Alain, L’armée de Napoléon 1800-1815. Organisation et vie quotidienne (Parijs 2000). Pigeard, Alain, La conscription au temps de Napoléon 1798-1814 (Parijs 2003). Pigeard, Alain, ‘Le service de santé de la Révolution au 1er Empire 1792-1815’, in: Tradition Magazine (2004), hors série 28. Pigeard, Alain, Dictionnaire des batailles de Napoléon 1796-1815 (Parijs 2004). Pigeard, Alain, La Garde impériale 1804-1815 (Parijs 2005). Place, R. de, Histoire du 12e cuirassiers (Paris 1889). Poell, G.M., Beschrijving van het hertogdom Limburg (zonder plaats, 1851). Poitrineau, Abel, ‘Fonctionnarisme militaire ou catharsis guerrière ? Les facettes de la gloire, au temps de la Grande Nation, d’après les actes et les écrits des soldats de l’Empire’, in: Paul Viallaneix en Jean Ehrard, red., La bataille, l’armée, la gloire (Clermont-Ferrand 1985), p. 209-221. Poitrineau, A., Ils travaillaient la France. Métiers et mentalités du XVIe au XIXe siècles (Parijs 1992). Pol, Lotte Constance van de, Het Amsterdams hoerdom. Prostitutie in de zeventiende en achttiende eeuw (Amsterdam 1996). Polenghi, Simonetta, Fanciulli soldati. La militarizzazione dell’infanzia abbandonata nell’Europa moderna (Rome 2003). Pool, Mariska, en Mark van Hattem, ‘Via Archangelsk naar Delft. H.T. Verhoef (1790-1865) en zijn uniformrok’, in: Armamentaria. Jaarboek Legermuseum 39 (2004-2005), p. 106-129. Poppel, Frans W.A. van, Trouwen in Nederland: een historisch-demografische studie van de 19e en vroeg-20e eeuw (Wageningen 1992). Prak, Maarten, ‘Overvloed of onbehagen? Armoede, armen en armenzorg in ’s-Hertogenbosch, 1770-1850’, in: Jan van Oudheusden en Gerard Trienekens, red., Een pront wijf, een mager paard en een zoon op het seminarie. Aanzetten tot een integrale geschiedenis van oostelijk Noord-Brabant (’s-Hertogenbosch 1993), p. 7-44.
L I T E R AT U U R
85
Prak, Maarten, Republikeinse veelheid, democratisch enkelvoud. Sociale verandering in het Revolutietijdvak, ’s-Hertogenbosch 1770-1820 (Nijmegen 1999). Presser, Jacques, Napoleon. Historie en legende (5de druk, Amsterdam 1989 (1ste druk Amsterdam 1946)). Quathem, Kristof Van, ‘Sociale mobiliteit en machtsverdeling in het Brugse schoenmakersambacht (1570-1790)’, in: Catherina Lis en Hugo Soly, red, Werken volgens de regels. Ambachten in Brabant en Vlaanderen, 1500-1800 (Brussel 1994), p. 107-134. Quintin, Bernard, ‘Premières réflexions sur les pertes militaires pour fait de guerre’, in: Jacques Olivier Boudon, red., Armée, guerre et société à l’époque napoléonienne (Parijs 2004), p. 165-174. Ramaekers, L.H., Boshoven, namen en bijnamen (Weert 1990). Reinders, Pim, en Thera Wijsenbeek, Koffie in Nederland. Vier eeuwen cultuurgeschiedenis (Zutphen 1994). Reinhard, Marcel, ‘Nostalgie et service militaire pendant la Révolution’, in: Annales historiques de la Révolution française, nr. 30 (1958), p. 1-15. Rietjens, Th, en J.H. Teuwen, ‘Soldaten van Napoleon’, in: P.J. Clijsters, P.J.J. van Dael e.a., red., Stramproyer momentopnamen uit heden en verleden (Stramproy 1983), p. 63-66. Ringoir, H., Vredesgarnizoenen van 1715 tot 1795 en 1815 tot 1940 (Den Haag 1980). Roche, Daniel, Le peuple de Paris. Essai sur la culture populaire au XVIIIe siècle (Parijs 1981). Roche, Daniel, La France des Lumières (Parijs 1993). Rode, Olivier Van, ‘De conscripties in het ‘département de l’Escaut’: Organische groei van een recruteringssysteem, zijn conceptueel kader en zijn praktische uitvoering. Casus: de 19 gemeenten van het ‘Canton d’Oosterzele’’ (licentiaatsthese Universiteit van Gent, 1995-1996). Roebroeck, E.J.M.G., Het Land van Montfort. Een agrarische samenleving in een grensgebied, 1647-1820 (Assen 1967). Rombach, Geurt, ‘Verbalen, vonnissen en volkscultuur. Een nieuwe lezing van bekende bronnen’, in: Jan van Oudheusden en Gerard Trienekens, red., Een pront wijf, een mager paard en een zoon op het seminarie. Aanzetten tot een integrale geschiedenis van oostelijk Noord-Brabant (’s-Hertogenbosch 1993), p. 89-124. Romme, Tiny, ‘“Ach wat droevig lot staat ons nu verschooren”. Oproer en verzet tegen de Bataafse gewapende burgermacht in het departement van de Dommel, met name in Tilburg (1799-1800)’, in: Jan van Oudheusden en Gerard Trienekens, red., Een pront wijf, een mager paard en een zoon op het seminarie. Aanzetten tot een integrale geschiedenis van oostelijk Noord-Brabant 1770-1914 (’s-Hertogenbosch 1993), p. 45-88. Rooijakkers, G.W.J., ‘Drukkerij Weduwe H. Bontamps’, in: Ad van Pinxteren, red., Pronkstukken. Venlo 650 jaar stad (Venlo 1993), p. 216-224.
86
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Rooijakkers, G.W.J., Rituele repertoires: volkscultuur in oostelijk Noord-Brabant 15591853 (Nijmegen 1994). Rooijakkers, Gerard, en Theo van der Zee, red., Religieuze volkscultuur. De spanning tussen de voorgeschreven orde en de geleefde praktijk (Nijmegen 1986). Roppe, L., ‘A.C. Membrede, tweede “agent national” van het arrondissement Maastricht (1795)’, in: Limburg 35 (1956), p. 97-102. Rose, John Holland, The personality of Napoleon (2e druk 1929 (1e druk 1912)). Rothenberg, Gunther E., The art of warfare in the age of Napoleon (Bloomington en Londen 1978). Rousseaux, X., ‘Les tribunaux criminels en Brabant sous le Directoire (1795-1800). Acculturation et résistance à la justice républicaine’, in: J. Craeybeckx en F.G. Scheelings, red., De Franse Revolutie en Vlaanderen. De Oostenrijkse Nederlanden tussen oud en nieuw régime (Brussel 1990), p. 277-305. Rousseaux, X., ‘Le personnel judiciaire en Belgique à l’époque des révolutions (1780-1830)’, in: Piet Lenders, red., Het politiek personeel tijdens de overgang van het ancien régime naar het nieuwe regiem in België (1780-1830) (Kortrijk-Heule 1993), p. 13-40. Rousseaux, Xavier, ‘Entre droit, état et liberté: la justice pénale dans les départements belges sous le Directoire’, in: Jacques Bernet, Jean-Pierre Jessenne, en Hervé Leuwers, red., Du Directoire au Consulat 1. Le lien politique local dans la Grande Nation (Lille 1999), p. 263-287. Rousseaux, Xavier, ‘Brigandage, gendarmerie et justice. L’ordre républicain dans les départements du nord de la France et les départements ‘réunis’ (Belgique, Rhénanie) entre Directoire et Consulat (1795-1804)’, in: Jean-Pierre Jessenne, red., Du Directoire au Consulat 3. Brumaire dans l’histoire du lien politique et de l’État-Nation (Lille en Rouen 2001), p. 91-123. Rowe, Michael, From Reich to state. The Rhineland in the revolutionary age, 1780-1830 (Cambridge etc. 2003). Rowe, Michael, red., Collaboration and resistance in Napoleonic Europe. State-formation in an age of upheaval, c. 1800-1815 (Basingstoke en New York 2003). Rutten, W.J.M.J., ‘De levensstandaard in Limburg van de Franse tijd tot aan de Eerste Wereldoorlog. Een analyse van de lichaamslengte van Limburgse lotelingen’, in: Studies over de sociaal-economische geschiedenis van Limburg, XL (1995) pag. 123-160. Sabron, Frederik Henri Alexander, Geschiedenis van het 124ste regiment infanterie van linie onder keizer Napoleon I (Breda 1898). Sauer, Paul, Napoleons Adler über Württemberg, Baden und Hohenzollern: Südwestdeutschland in der Rheinbundzeit (Stuttgart 1987). Schama, Simon, Patriots and liberators. Revolution in the Netherlands, 1780-1813 (2de druk, Londen 1992 (1ste druk New York 1977)).
L I T E R AT U U R
87
Schepens, Erik, ‘Amand François Schoorman, sous-lieutenant belge au service de France’, in: Heemkundige Kring de Oost-Oudburg, Jaarboek XXXVII (2000), p. 143-241. Schillings, A., Matricule de l’université de Louvain. IX, 30 août 1776 - 11 novembre 1789 (Brussel 1967). Schneid, Frederick C., Soldiers of Napoleon’s Kingdom of Italy. Army, state and society, 1800-1815 (Boulder CO en Oxford 1995). Schoenaerts, Jozef, Kerk en gelovigen in de dekenij Waas tijdens de XVIIIe eeuw. Bijdrage tot de studie van het kerkelijk leven in het bisdom Gent (Leuven 1979). Scholta, Karl, Das Regiment “Waldeck” in den Niederlanden (Soest 1942). Schom, Alan, Napoleon Bonaparte (New York 1998 (1e druk 1997)). Schroeder, Paul W., The transformation of European politics 1763-1848 (Oxford 1994). Schulz, Andreas, Herrschaft durch Verwaltung. Die Rheinbundreformen in HessenDarmstadt unter Napoleon (1803-1815) (Stuttgart 1991). Schuurman, A.J., Materiële cultuur en levensstijl. Een onderzoek naar de taal der dingen op het Nederlandse platteland in de 19de eeuw: de Zaanstreek, Oost-Groningen, OostBrabant (Utrecht 1989). Schuurman, Anton, ‘De ontwikkeling van woning en huisraad op het ZuidNederlandse platteland in de achttiende en negentiende eeuw’, in: Charles de Mooij en Renate van de Weijer, red., Rijke oogst van schrale grond. Een overzicht van de Zuidnederlandse materiële volkscultuur, ca. 1700-1900 (Zwolle 1991), p. 91-111. Schuurman, Anton, ‘Aards geluk. Consumptie en de moderne samenleving’, in: Anton Schuurman, Jan de Vries en Ad van der Woude, red., Aards geluk. De Nederlanders en hun spullen van 1550 tot 1850 (Amsterdam 1997), p. 11-29. Scott, Samuel F., The response of the royal army to the French Revolution. The role and development of the line army 1787-93 (Oxford 1978). Severin, Bettina, ‘Modellstaatspolitik im rheinbündischen Deutschland. Berg, Westfalen und Frankfurt im Vergleich’, in: Francia. Forschungen zur westeuropäischen Geschichte 24/2 (1997), p. 181-203. Seynaeve, Edgard, Leiedepartement jaar VII (1798-1799). De Franse perceptie van de Boerenkrijg (Izegem 1998). Sick, Sylvain, ‘Les nouveaux Français et l’armée dans les départements du Léman et du Mont-Blanc’, in: Annie Crépin, Jean-Pierre Jessenne en Hervé Leuwers, red., Civils, citoyens-soldats et militaires dans l’État-Nation (1789-1815) (Parijs 2006), p. 77-86. Six, Georges, Dictionnaire biographique des généraux & admiraux de la Révolution et de l’Empire (1792-1814) (twee delen, Parijs 2003 (1ste druk Parijs 1934)). Sloots, C., Haga Mariana. Bisschoppelijk College Weert 1648-1948. 300 jaren onderwijsgeschiedenis (Roosendaal 1948). Smeets, Stan, Weert in het begin der negentiende eeuw (Weert 1949). Smet, Jos. de, ‘Westvlaamse soldaten in de legers van de Franse Republiek en van
88
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Napoleon I’, in: Belgisch Tijdschrift voor Militaire Geschiedenis, XVIII (1970), pag. 365-387. Smets, Josef, Les Pays rhénans (1794-1814): le comportement des Rhénans face à l’occupation française (Bern etc. 1997). Smeyers, Jozef, ‘Van traditie naar vernieuwing. De Zuidnederlandse letterkunde in de Oostenrijkse tijd’, in: Hervé Hasquin, red., Oostenrijks België, 1713-1794: de Zuidelijke Nederlanden onder de Oostenrijkse Habsburgers (Brussel 1987), p. 301-346. Smith, Digby, Napoleon’s regiments. Battle histories of the regiments of the French army, 1792-1815 (Londen en Mechanicsburg PA 2000). Sokolov, Oleg, Austerlitz. Napoléon, l’Europe et la Russie (Saint-Germain-en Laye 2006). [vertaald uit het Russisch] Spee, Lex, ‘Het kanton Weert tijdens de eerste jaren van de Franse overheersing (17951799), deel 1, november 1792-augustus 1797’, in: Weert in woord en beeld. Jaarboek voor Weert 1994 (Weert 1994), p. 59-88. Spee, Lex, ‘Het kanton Weert tijdens de eerste jaren van de Franse overheersing (17951799), deel 2, september 1797-november 1799’, in: Weert in woord en beeld. Jaarboek voor Weert 1996 (Weert 1996), p. 65-96. Spekkens, Johannes Pieter Lodewijk, L’École Centrale du département de la MeuseInférieure, Maëstricht 1798-1804 (Maastricht 1951). Spiertz, M.G., Maastricht in het vierde kwart van de achttiende eeuw. Kerkelijke, politieke en sociale verhoudingen 1775-1801 (Assen 1964). Spronck, Lou, ‘Een spinningslied uit het Maastrichts Speelmansboek’, in: De Maasgouw 117 (1998), p. 283-288. Spronck, Lou, ‘Alexander Michiels van Kessenich 1800-1863’, in: PSHAL 136-137 (2000-2001), pag. 5-84. Spronck, Lou, ‘Directeursfeest onder Henri Peters (1843-1855)’, in: ‘Toegewijd aan de dienst van God’. Facetten van 900 jaar Kloosterrade-Rolduc (= PSHAL 140). Steegen, Erwin, ‘Kleinhandel en kramers: de verkoop van genotsmiddelen in Maastricht in de achttiende eeuw’, in: NEHA-Jaarboek voor economische, bedrijfs- en techniekgeschiedenis 61 (1998), p. 163-195. Steegen Erwin, Kleinhandel en stedelijke ontwikkeling: het kramersambacht te Maastricht in de vroegmoderne tijd (Hilversum 2006). Stevens, Fred, ‘La résistance au Directoire dans les départements réunis. La “Guerre des Paysans” (octobre-novembre 1798)’, in: Philippe Bourdin en Bernard Gainot, red., La République directoriale (Clermont-Ferrand 1998), p. 1025-1045. Stevens, Fred, ‘De Franse instellingen in de Antwerpse Kempen (1795-1800)’, in: Jan Goris, red., Voor outer en heerd. De Boerenkrijg in de Antwerpse Kempen 1798 (Turnhout 1998), p. 13-32. Storme, Hans, ‘Het 18de-eeuwse katholiek discours over huwelijk en sexualiteit in de
L I T E R AT U U R
89
Mechelse kerkprovincie’, in: Documentatieblad Werkgroep 18e eeuw XVII (1985), p. 29-49. Storme, Hans, Die trouwen wilt voorsichtelijck. Predikanten en moralisten over de voorbereiding op het huwelijk in de Vlaamse bisdommen (17e-18e eeuw) (Leuven 1992). Sutherland, D.M.G., France 1789-1815: Revolution and counterrevolution (Londen 1985). Tackett, Timothy, Priest & parish in eighteenth-century France. A social and political study of the curés in a diocese of Dauphiné, 1750-1791 (Princeton NJ 1977). Tax, Lisette, ‘Wonen in Weert rond 1730’, in: De Maasgouw 117 (1998), p. 69-76. Thema thee. De geschiedenis van de thee en het theegebruik. Tentoonstellingscatalogus Museum Boymans-van Beuningen (Rotterdam 1978). Thewissen, Henk, De Limburgse jonkheid: jongerencultuur vanaf de late Middeleeuwen in een Europese context (Maastricht 2004). Thomazi, August Antoine, Napoléon et ses marins (Parijs 1950). Thuillier, Guy, La monnaie en France au début du XIXe siècle (Geneve 1983). Tone, John Lawrence, The fatal knot: the guerilla war in Navarre and the defeat of Napoleon in Spain (Chapel Hill NC, 1994). Top, Stefaan, e.a., Komt vrienden, luistert naar mijn lied. Aspecten van de marktzanger in Vlaanderen (1750-1950) (Tielt 1985). Trienekens, Gerard, ‘Integrale geschiedenis in wording. Aarle-Rixtel en Wanroij in de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw’, in: Jan van Oudheusden en Gerard Trienekens, red., Een pront wijf, een mager paard en een zoon op het seminarie. Aanzetten tot een integrale geschiedenis van oostelijk Noord-Brabant (’s-Hertogenbosch 1993), p. 211-313. Tubée, Cor, ‘De vleesmarkt en de stadsvleeshal’, in: Weert in woord en beeld. Jaarboek voor Weert 1998 (Weert 1997), pag. 89-101. Tulard, Jean, Napoléon ou le mythe du sauveur (Parijs 1977). Tulard, Jean, La vie quotidienne des Français sous Napoléon (Parijs 1978). Tulard, Jean, Napoléon et la noblesse d’Empire (3de druk, Parijs 2001 (1ste druk Parijs 1979)). Tulard, Jean, Nouvelle bibliographie critique des mémoires sur l’époque napoléonienne écrits ou traduits en français (Genève 1991). Tulard, Jean, red., Dictionnaire Napoléon (twee delen, 2de druk Parijs 1999 (1ste druk 1987)). Tulard, Jean, Le 18 brumaire. Comment terminer une révolution (Parijs 1999). Tulard, Jean, La province au temps de Napoléon. Conférences de l’École pratique des Hautes Études (Parijs 2003). Tulard, Jean, en Louis Garros, Itinéraire de Napoléon au jour le jour 1769-1821 (Parijs 1992).
90
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Ubachs, P.J.H., ‘Het primaire onderwijs in de Franse Tijd: vernieuwd of vernield?’, in: P.J.H. Ubachs, e.a., red., Magister Artium. Onderwijs, kerk en kunst in Limburg. Opstellen Br. Sigismund Tagage aangeboden bij zijn zeventigste verjaardag (Sittard 1992), p. 157-181. Ubachs, P.J.H., ‘De Franse Tijd in de Limburgse Maasstreken’, in: Ongewilde Revolutie. Limburgs Maasland onder Frankrijk 1794-1814 [=PSHAL 130] (Maastricht 1994), p. 6-115. Ubachs, P.J.H., en Ingrid M.H. Evers, ‘Cultuur in Nedermaas’, in: Ongewilde Revolutie. Limburgs Maasland onder Frankrijk 1794-1814 [=PSHAL 130] (Maastricht 1994), p. 116-186. Ubachs, P.J.H., ‘De vrederechter in het departement van de Nedermaas 1796-1801’, in: A.M.J.A. Berkvens en A.Fl. Gehlen, red., Van verminkingsstraf tot vrederechter. Opstellen ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan van de werkgroep Limburgse rechtsgeschiedenis (1980-2000) (Maastricht 2000), p. 221-247. Uythoven, G. van., Voorwaarts Bataven! De Engels-Russische invasie van 1799 (Zaltbommel 1999). Vallée, Gustave, La conscription dans le département de la Charente (1798-1807) (Parijs 1937). Vandebeeck, Th., en J. Grauwels, De Boerenkrijg in het departement van de Nedermaas (Maastricht 1961). Vandenbroeke, Chris, Hoe rijk was arm Vlaanderen? Vlaanderen in de 18de eeuw. Een vergelijkend overzicht (Brugge z.j.). Vandeweghe, Franck, ‘Les gendarmes représentants de l’armée auprès des populations briardes (1791-1814)’, in: Annie Crépin, Jean-Pierre Jessenne en Hervé Leuwers, red., Civils, citoyens-soldats et militaires dans l’État-Nation (1789-1815) (Parijs 2006), p. 87-96. Vanhaute, Eric, Heiboeren. Bevolking, arbeid en inkomen in de 19de-eeuwse Kempen (Brussel 1992). Vanhemelryck, Fernand, en Louisa Verbesselt, red., Revolutie in Brabant 1787-1793 (Brussel 1990). Venard, Marc, ‘Popular religion in the eighteenth century’, in: William J. Callahan en David Higgs, red., Church and society in catholic Europe of the eighteenth century (Cambridge etc. 1979), p. 138-154. Venner, G., ‘Het jaar 1775 en het Roermondse muziekleven’, in: De Maasgouw 94 (1975), p. 151-160. Venner, G. ‘Hendrik Joseph Michiels van Kessenich (1770-1825), een voorlopige schets’, in: De Maasgouw 115 (1996), p. 81-98. Venner, G.H.A., ‘Verzamelaars van schilderijen te Roermond vóór 1850’, in: Maaslands melange (Maastricht 1990), pag. 321-342. Venzky, Gabriele, Die Russisch-Deutsche Legion in den Jahren 1811-1815 (Wiesbaden 1966).
L I T E R AT U U R
91
Veraghtert, Karel, ‘De Boerenkrijg en de sociaal-economische toestand in Vlaanderen’, in: Jan Goris, red., Voor outer en heerd. De Boerenkrijg in de Antwerpse Kempen 1798 (Turnhout 1998), p. 33-46. Verhaegen, Paul, La Belgique sous la domination française (1792-1814) (5 delen, Brussel en Parijs 1922-1929). Verheyen, Piet, Immigratie van schaapherders uit Nederlands-Limburg en NoordBrabant in het Waasland, 18de-19de eeuw (Beveren 1997). De Verlichting in de Oostenrijkse Nederlanden en het prinsbisdom Luik (Brussel 1983). Versini, Xavier, M. de Buonaparte ou le livre inachevé (Parijs 1977). Verstappen, H.J., Bijdrage tot de geschiedenis van de post in het Land van Weert (Weert 1985). Vidalenc, Jean, Les demi-solde, étude d’une catégorie sociale (Parijs 1955). Viallaneix, Paul, en Jean Ehrard, red., Aimer en France, 1760-1860: actes du Colloque international de Clermont-Ferrand (Clermont-Ferrand 1980). Voskuil, J.J., ‘De verspreiding van koffie en thee in Nederland’, in: Volkskundig Bulletin 14 (1988), p. 68-93. Vovelle, Michel, ‘La politique religieuse de la Révolution française’, in: Philippe Joutard, red., Histoire de la France religieuse. 3. Du roi Très Chrétien à la laïcité républicaine; XVIIIeXIXe siècle (Parijs 2001 (1ste druk 1991)), p. 65-94. Vovelle, Michel, ‘Du serment constitutionnel à l’ex-voto peint: un exemple d’histoire régressive’, in: Philippe Joutard, red., Histoire de la France religieuse. 3. Du roi Très Chrétien à la laïcité républicaine; XVIIIe- XIXe siècle (Parijs 2001 (1ste druk 1991)), p. 195-228. Vroede, Maurits De, Van schoolmeester tot onderwijzer: de opleiding van de leerkrachten in België en Luxemburg, van het eind van de 18e eeuw tot omstreeks 1842 (Leuven 1970). Wassink, Jos F.A., ‘De trek van Weertenaren naar Haarlem in de achttiende eeuw’, in: Weert in woord en beeld. Jaarboek voor Weert 1989 (Weert 1989), p. 33-50. Wassink, Jos F.A., Van stad en buitenie. Een institutionele studie van rechtspraak en bestuur in Weert 1568-1795 (Hilversum 2005). Weis, Eberhard, ‘Napoleon und der Rheinbund’, in: Armgard von Reden-Dohna, red., Deutschland und Italien im Zeialter Napoleons. Deutsch-Italienisches Historikertreffen in Mainz, 29. mai - 1. juni 1975 (Wiesbaden 1979), p. 57-80. Weis, Eberhard, ‘Reich und Territorien in den letzten Jahrzehnten des 18. Jahrhunderts’, in: Helmut Berding en Hans-Peter Ullmann, red., Deutschland zwischen Revolution und Restauration (Königstein 1981), p. 43-64. Wetzler, Peter, War and subsistence. The Sambre and Meuse army in 1794 (New York 1985). Wijsenbeek-Olthuis, Thera, Achter de gevels van Delft. Bezit en bestaan van rijk en arm in een periode van achteruitgang (1700-1800) (Hilversum 1987). Wilde, Johan De, ‘Inhoudelijke aspecten van Vlaamse soldatenbrieven uit de tijd van
92
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Napoleon I (met voorbeelden uit Laarne en Kalken)’ in: Castellum [= tijdschrift van de geschiedkundige kring van Laarne en Kalken in Oost-Vlaanderen] XVII nr. 1 (maart 2000), p. 9-53. Wilde, Johan De, ‘Drie soldatenbrieven voor Zaffelare (1806, 1809 en 1812)’, in: Jaarboek De Oost-Oudburg, XLII (2005), pag. 129-146. Wilssens, Marie-Anne, Bevolkingsdruk en boerenverstand. Evolutie van de levensstandaard in het Waasland in de 18de eeuw (Brussel 1992). Wingens, Marc, Over de grens. De bedevaart van katholieke Nederlanders in de zeventiende en achttiende eeuw (Nijmegen 1994). Wolf, A., Historique du 10e Régiment de Chasseurs à cheval depuis sa création jusqu’en 1890 (Parijs 1890). Wolikow, Claudine, ‘Fiscalité et citoyenneté sous le Directoire ou la déroute de l’État sans fisc’, in: Hervé Leuwers, red., Du Directoire au Consulat 2. L’intégration des citoyens dans la Grande Nation (Lille 2000), p. 217-237. Woloch, Isser, ‘La bourgeoisie devant la conscription napoléonienne: l’exemple du barreau’, in: Paul Viallaneix en Jean Ehrard, red., La bataille, l’armée, la gloire (Clermont-Ferrand 1985), p. 183-192. Woloch, Isser, The new regime: transformations of the French civic order, 1789-1820s (New York 1994). Woloch, Isser, ‘The Napoleonic regime and French society’, in: Philip G. Dwyer, red., Napoleon and Europe (Harlow en Londen 2001), p. 60-78. Woolf, Stuart, ‘French civilization and ethnicity in the Napoleonic empire’, in: Past & Present 124 (1989), p. 96-120. Woolf, Stuart, Napoleon’s integration of Europe (Londen 1991). Woolf, Stuart, ‘The construction of a European world-view in the RevolutionaryNapoleonic years’, in Past & Present 137 (1992), p. 72-101. Woolf, Stuart, ‘Eliten und Administration in der napoleonischen Zeit in Italien’, in: Christof Dipper, Wolfgang Schieder en Reiner Schulze, red., Napoleonische Herrschaft in Deutschland und Italien – Verwaltung und Justiz (Berlijn 1995), p. 29-43. Woronoff, Denis, La République bourgeoise de Thermidor à Brumaire (Parijs 1972). Zamoyski, Adam, 1812. Napoleon’s fatal march on Moscow (Londen 2005 (1e druk 2004)). Zanden, Jan Luiten van, De economische ontwikkeling van de Nederlandse landbouw in de negentiende eeuw, 1800-1914 (Utrecht 1985). ‘Zeeuwen in beweging’, themanummer van het tijdschrift Zeeland 15 (2006) 1. Zieseniss, Charles-Otto, Napoléon et la Cour Impériale (Parijs 1980). Zomerdijk, Hendrikus Jacobus, Het muziekleven in Noord-Brabant 1770-1850 (Tilburg 1981). Zuurbier, Jan, Henk Brandsma en Ben Wagenaar, red., De lange herfst van 1799. De Russisch-Engelse invasie in polder en duin (Castricum 1799).
L I T E R AT U U R
93
Noten
Lijst met afkortingen gebruikt in het notenapparaat
AD AKGR AN ANGA ARA ASL ASM AVL BS d.d. e.a. f. FA GAN GAR GAW inv.nr(s). MvK NA NAW NRA OAW OOM ORA p. PA
94
Aanwinsten Documentatie Archief van het Kanton Roermond 1796-1800 en van de Gemeente Roermond 1800-1933 Archives Nationales, Parijs Aanwinsten Niet-Gemeentelijke Archiefbescheiden Algemeen Rijksarchief, Den Haag Archief Schepenbank Lommel Archief Sint-Martinusparochie Weert Archieven van de familie Van Lanschot burgerlijke stand de dato en andere(n) folio Frans Archief (Archief van het arrondissement Maastricht en het departement van de Nedermaas) Gemeentearchief Nederweert Gemeentearchief Roermond Gemeentearchief Weert inventarisnummer(s) Archief familie Michiels van Kessenich Notarieel Archief Nieuw Archief Weert Nieuw Rechterlijk Archief Oud Administratief Archief Weert Onderofficieren en manschappen van de Koninklijke Landmacht 1814-1924 Oud Rechterlijk Archief Weert pagina Provinciaal Archief (Archief van de Provincie Limburg)
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
PSHAL r. red. RAH RAL RANB SHAT t/m v. volgnr.
Publications de la Société historique et archéologique dans le Limbourg recto redactie Rijksarchief Limburg, Hasselt Rijksarchief Limburg, Maastricht Rijksarchief Noord-Brabant, ’s-Hertogenbosch Service Historique de l’Armée de Terre, Parijs-Vincennes. tot en met verso volgnummer
Noten INLEIDING 1 2 3 4 5 6 7 8
9 10
11 12 13 14
GAW NAW inv. nr. 1885, minuut van proclamatie van maire Bloemarts, d.d. 30 fructidor XI (17 september 1803). GAW Doopregister Sint-Martinusparochie. GAW NAW inv. nr. 66, minuut van brief van maire Bloemarts aan de onderprefect van het arrondissement Roermond, d.d. 25 augustus 1806. Het origineel van deze brief bevindt zich in RAL FA inv. nr. 507, de minuut in GAW NAW inv. nr. 67. In tegenstelling tot zijn familieleden noemde hij zichzelf overigens Opgenhaaffen. RAL FA inv. nr. 507, verzoekschrift van Wilhelmus Opgenaffen aan de prefect van de Nedermaas, d.d. 24 december 1807. GAW NAW inv. nr. 67, minuut van brief van maire Bloemarts aan de onderprefect van het arrondissement Roermond, d.d. 6 januari 1808. In een brief van 3 februari 1808 deelde onderprefect Liger aan maire Bloemarts mee dat Opgenhaeffen ‘conscrit admis à faire partie de la classe de 1809’ was. GAW NAW inv. nr. 1885. Dit heeft ongetwijfeld te maken met een gebrek aan academische belangstelling voor het napoleontische tijdperk. Weliswaar heeft een kleine groep historici en een grote schare publicisten ijverig geschreven over Napoleon, maar hun aanpak was descriptief en evenementieel van aard, niet analytisch en structureel. Verhalen van veldslagen en biografieën van de hoofdpersonen in deze campagnes, Napoleon voorop, vormden de hoofdmoot van hun productie. Als historici al archiefonderzoek verrichtten, brachten zij de institutionele kaders van het regime in kaart. De overvloed aan boeken over Napoleon verhult zo in feite een gebrek aan wetenschappelijke belangstelling. Tot aan het eind van de twintigste eeuw zat de geschiedschrijving van het napoleontisch tijdvak gevangen in dit ‘ghetto des “napoléonistes”’, zoals Petiteau het treffend uitdrukt. Petiteau, Napoléon, p. 395. Woloch, The new regime. Rousseaux pleit in dit verband terecht voor een doorbreking van nationalistische kaders: ‘Il est temps de laisser de côté une historiographie nationaliste, qu’elle soit “hexagonale”, belgicaine, flamande ou wallonne au profit d’une analyse des processus culturels d’intégration des régions à l’État républicain.’ Rousseaux, ‘Entre droit, état et liberté’, p. 285. RAL FA inv. nr. 507, brieven van onderprefect Liger aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 3 en 14 maart 1808. Formeel gezien werd hij genoteerd als ‘premier à marcher’. Omdat hij niet de enige was op wie deze regel van toepassing werd verklaard, kreeg hij feitelijk lotnummer twee. RAL FA inv. nrs. 505 en 507. GAW NAW inv. nr. 1884. RAL FA inv. nr. 507, brief van Christophe, kapitein van de rekrutering, aan de prefect van de Nedermaas, d.d. 5 april 1808.
N OT E N
95
15 16 17 18
19
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34
96
RAL FA inv. nr. 505. RAL NRA inv. nr. 1774. GAW NAW inv. nr. 67, minuut van brief van maire Bloemarts aan de prefect, d.d. 8 augustus 1808. ‘qu’il n’avait pu rien effectuer auprès de lui’; ‘que cette famille s’était de nouveau réunie, pour y envoyer derechef, mais ce projet n’a pas été effectué, attendu, que les personnes attachées à cette famille en général peu fortunées et d’ailleurs composées des simples journaliers et des indigens ont eu des démêlés sur les frais que demandait ce deuxième voyage’; ‘le père Opgenaffen demeure depuis quelques années seul et séparé de sa famille et n’étant que journalier il n’a pu porter le secours nécessaire à ses enfans et il me semble, que cette circonstance malheureux de même que l’état d’indigence dans lequel plusieurs de ses parens se trouvent réduits, contribue beaucoup qu’ils affectent en ce moment de l’abandonner et d’oublier même leurs devoirs et affections envers lui.’ GAW NAW inv. nr. 67, minuut van brief van maire Bloemarts aan de prefect, d.d. 23 juni 1808. Niet alleen presenteer ik veel bronnen, ik probeer deze ook correct te annoteren door zoveel mogelijk naar een document te verwijzen en niet alleen naar een dossier waarin dat document zich bevindt. De keuze om de bronnen te laten spreken in plaats van mijn stem te verheffen in een debat met historici, leidt ook in een ander opzicht tot een uitgebreid notenapparaat. Het debat met vakgenoten ga ik namelijk niet uit de weg, maar ik voer dat min of meer in stilte in het notenapparaat. Zó hoort geschiedenis volgens mij geschreven te worden. RAL FA inv. nr. 557. RAL FA inv. nr. 745. GAW NA inv. nr. 4491, minuut van akte met volgnr. 128, verleden voor notaris Bloemarts op 3 augustus 1811. RAL FA inv. nr. 558. GAW NAW inv. nr. 1886, verklaring van de gendarmeriebrigade van Rotterdam, d.d. 21 april 1811, en minuut van een door maire Bloemarts opgesteld overzicht van dienstplichtontduikers en deserteurs, d.d. 29 mei 1811. RAL FA inv. nrs. 560 en 569. SHAT inv. nr. 21 Yc 897. GAW NAW inv. nr. 68, minuut van brief van maire Bloemarts aan de commandant van het régiment de Walcheren, d.d. 9 september 18012. RAL PA inv. nr. 141. GAW NA inv. nr. 4491, minuut van akte met volgnr. 128, verleden voor notaris Bloemarts op 3 augustus 1811. Egmond, Banditisme in de Franse Tijd. Van Gelder, Naporro’s omweg; Roche, red., Journal de ma vie. De HSN is onderdeel van de onderzoeksafdeling van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) te Amsterdam. Het themanummer ‘Zeeuwen in beweging’ van het tijdschrift Zeeland 15 (2006) 1 biedt een heldere introductie van de aanpak die de HSN hanteert. Voor een aansprekend voorbeeld van deze werkwijze zie: Bras, Zeeuwse meiden. Vallée biedt aan de hand van de situatie in het departement Charente een onovertroffen studie naar de organisatorische aspecten van de dienstplicht. Vallée, La conscription. Darquenne bestudeert aan de hand van het departement Jemappes vooral het aantal conscrits dat werd opgeroepen voor actieve dienst, en het aantal van hen dat de diensttijd niet overleefde. Darquenne, La conscription. Decker schrijft in lijn van de studie van Vallée een boek over de organisatie van de conscriptie in het departement Forêts. Decker, La conscription. Bergès onderzoekt in de jaren 1977-1987 het structurele karakter van de dienstplichtontduiking in een aantal departementen in het zuidwesten van Frankrijk. Hij probeert in kaart te brengen wat de invoering van de conscriptie betekent voor de samenleving. De voor buitenstaanders onbegrijpelijke inertie in het Franse universitaire systeem zorgt ervoor dat zijn thèse d’ état over dit onderwerp – in ingekorte versie – pas in 2002 wordt gepubliceerd. Door de omvang van zijn onderzoeksgebied kan Bergès verschijnselen in algemene zin duiden, maar niet specificeren. Zo wijst Bergès erop dat veel maires in gebreke bleven bij de uitvoering van de dienstplichtwetgeving, maar kan hij per saldo weinig zeggen over het functioneren van de staat op lokaal niveau. Bergès, Résister à la conscription. Mijns inziens de beste studie over de conscriptie staat op naam van Forrest. Veel meer dan andere historici
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
probeert hij door te dringen tot het conflict tussen staat en burgers, dat de conscriptie in feite was. De belangrijkste beperking van zijn studie is het feit dat hij zijn voorbeelden min of meer lukraak uit heel Frankrijk neemt waardoor ze in de lucht blijven hangen. In elk departement zijn gevallen te vinden van gewapend verzet tegen de gendarmerie, maar dat zegt niets over de feitelijke acceptatie van het Franse gezag in een bepaalde streek. Forrest, Conscripts and deserters. Crépin verdedigt in 1990 een dissertatie over de militaire conscriptie in het departement Seine-et-Marne, die niet is uitgegeven. Acht jaar later schrijft ze een algemeen werk over de dienstplicht, waarin ze vooral de politieke facetten daarvan belicht. Ze geeft aan dat kennis van de sociaaleconomische omstandigheden onontbeerlijk is om de houding van de bevolking tegenover de conscriptie te kunnen duiden, maar ze geeft tevens aan dat een dergelijke studie nog geschreven moet worden. Crépin, La conscription en débat, p. 118, 168-169. Palluel-Guillard verdedigt in 1991 zijn thèse d’ état over de departementen Mont-Blanc en Leman in de periode 1798-1815, waarvan acht jaar later een verkorte handelseditie verschijnt. In dit imposante werk probeert de auteur een totaalgeschiedenis te geven, waarbij hij aan de conscriptie een weliswaar voorname maar per saldo toch bescheiden rol toekent. Hij belicht de strijd tussen staat en bevolking, zonder zelf echt een positie in het debat in te nemen: ‘Faut-il insister d’abord sur les difficultés et les résistances rencontrées par l’administration ou s’extasier finalement sur l’efficacité de cette dernière, capable de lever une multitude de jeunes gens comme on n’en avait encore jamais vue dans l’histoire?’ Palluel-Guillard, L’aigle et la croix, p. 345 Pigeard houdt zich voornamelijk bezig met de formele aspecten van de conscriptie, wat gezien zijn juridische achtergrond begrijpelijk is. Zijn thèse de doctorat en droit uit 1997 over dit onderwerp is onuitgegeven gebleven. Wel heeft hij in enkele populairwetenschappelijke werken hierover een en ander uiteengezet. Pigeard, L’armée de Napoléon; Pigeard, La conscription. Smets probeert de houding van de bevolking in de vier Rijnlandse departementen tegenover de Franse staat in kaart te brengen aan de hand van de conscriptie. (p. 14) Hoewel dit een centraal onderdeel van zijn lijvige studie is, is hij het onderwerp bij gebrek aan voorstudies niet de baas. Zelf heeft hij zich nauwelijks verdiept in de militaire organisatie, wat tot bizarre uitspraken leidt: ‘Les soldats iront dans le 36 e de ligne et y deviendront carabiniers (2), cuirassiers (22), dragons (88), chasseurs (78) et pontonniers (3).’ (p. 350) Smets wijst erop dat er nauwelijks onderzoek is verricht naar het lot van de ongeveer 80.000 Rijnlandse conscrits die dienden in het leger van Napoleon: ‘Leur histoire reste encore à écrire, le très vaste terrain de cette investigation étant largement en friche.’ (p. 399). Zelf komt hij niet verder dan enkele interessante eerste exploraties. Smets, Les Pays rhénans. Een soortgelijk manco geldt het onderzoek van Rowe. De invoering van de conscriptie was een ongekend omvangrijk en complex fenomeen dat heel veel archivalia heeft opgeleverd en dus uitgebreid onderzoek vergt. Een poging om de conscriptie in te passen in een veel breder opgezette studie zoals Rowe probeert, leidt bij gebrek aan voorstudies dan ook schipbreuk. Rowe wijst zelf op dit gebrek aan onderzoek naar de conscriptie in het Rijnland. Rowe, From Reich to state, p. 159. Voor Chambon vormt de conscriptie juist het kernstuk van zijn thèse over het departement van de Loire, die hij in 1999 verdedigt en die in 2005 in verkorte vorm in druk verschijnt. Bij dit werk treedt vooral de beperking naar voren van het departement als kader van het onderzoek. De boeiendste bladzijden wijdt Chambon aan de belevenissen van individuele conscrits, maar hij kan deze verhalen slechts met moeite inpassen in een betoog dat het hele departement omspant. Chambon, La Loire et l’aigle. 35 ‘Lorsqu’il tentent de dépasser le silence ou de l’imprécision des sources, les auteurs insistent sur la multiplicité et l’imbrication des facteurs interprétatifs’; ‘combien l’étude des résistances aux levées d’hommes ne peut faire abstraction des spécificités historiques, politiques et culturelles des lieux où elles s’opèrent.’ Jessenne en Leuwers, ‘Armée et société au Nord’, p. 20. 36 Crépin, ‘Une France plurielle’, p. 19-20. 37 Van Rode heeft zijn afstudeerscriptie gewijd aan de uitvoering van de conscriptiewetgeving in een kanton in het departement van de Schelde. Hem komt de verdienste toe dat hij het belang inzag van een studie op kantonnaal niveau en dat hij een groot aantal archivalia heeft doorgenomen. Van een licentiaatsthese kan men bezwaarlijk meer verwachten. Van Rode is niet echt meester over het materiaal en geeft vele pagina’s lang een letterlijke weergave van ambtelijke stukken. Hij heeft de levenslopen van conscrits niet gevolgd. Evenmin is hij toegekomen aan het schetsen van de sociale, economische en culturele context waarin de conscriptie in dit kanton plaatsvond. In feite heeft Van Rode een studie geschreven over de institutionele aspecten van de conscriptie, die in lijn ligt met de boeken van Vallée en Darquenne, die eveneens gericht
N OT E N
97
zijn op de organisatie en uitvoering van de conscriptie. Van Rode, ‘De conscripties’. 38 ‘In the last 30 years, not a single published study has examined the local application of central authority and the multi-faceted impact of the Napoleonic state in a French city, department or region. (…) Th is neglect is all the more in need of redressing given that most of the widely accepted assumptions about the Napoleonic state – centralisation, universal regulation, order and authority – can only truly be tested at a local level.’ Daly, Inside Napoleonic France, p. 1-2. 39 Op basis van cijfers uit 1809 heeft Dupâquier vastgesteld dat slechts 12,51% van de Fransen woonde in gemeenten met vijfduizend of meer inwoners. Zelfs als we alle gemeenten met tweeduizend of meer inwoners als steden beschouwen, woonde slechts 17,54% van de Franse bevolking in een stad. Dupâquier heeft zijn onderzoek weliswaar beperkt tot het ‘oude’ Frankrijk en heeft de geannexeerde departementen buiten beschouwing gelaten, maar aan de grote lijn verandert dat niets. Dupâquier, ‘Problèmes démographiques’, p. 348. 40 Mayaud, ‘Une friche historiographique’, p. 241-252. 41 Petiteau, Napoléon, p. 319, 390; Petiteau, ‘Introduction’, p. 23. 42 Dunne wijst erop dat maires en andere bestuurders op lokaal niveau nauwelijks onderwerp van onderzoek zijn geweest, terwijl ze een cruciale rol speelden als middelaars tussen de bevolking en de napoleontische staat. Dunne, ‘L’Empire au village’. Rousseaux spreekt van ‘le manque cruel de monographies locales et de synthèses régionales’. En wat er aan studies voorhanden is, betreft steden. Rousseaux, ‘Le personnel judiciaire’, p. 13-40, citaat op p. 15. Smets gebruikt bijna identieke woorden om het ontbreken van studies naar het platteland in het Rijnland in de Franse tijd aan te geven: ‘les recherches à son sujet manquent cruellement’. Smets, Les Pays rhénans, p. 12. Ubachs wijst voor de Franse tijd op een ‘lacune in de geschiedschrijving van de Limburgse Maasstreken’. Ubachs, ‘De Franse Tijd’, p. 9. Deze litanie valt moeiteloos uit te breiden. 43 ‘Le (…) intérêt d’une étude sur la famille est de permettre une approche trop souvent négligée de la Révolution française: celle d’une observation de la société “au ras de sol”, à travers la vie quotidienne des simples gens. C’est pourtant bien sur ce terrain que peut s’apprécier le plus justement la réalité du changement social.’ Daumas, Familles en Révolution, p. 13. 44 Het onderzoek naar de veranderingen in het gezinsleven tijdens de Franse Revolutie heeft zich lange tijd in een rechtshistorisch en ideologisch kader afgespeeld, zo constateerde Huussen jr. nog in 1980. Hij pleitte voor een onderzoek dat meer gericht was op de historische praktijk. De studies van Daumas en Desan die in 2003 respectievelijk 2004 zijn verschenen, hebben onze kennis in dit opzicht in belangrijke mate aangevuld. Daumas heeft zich daarbij het meest consequent op de praktijk gericht. Desan heeft een studie naar de praktijk van echtscheidingen in het departement Calvados gecombineerd met beschouwingen over de veranderende ideeën over de rol van man, vrouw en gezin in het revolutionaire Frankrijk. Daumas, Familles en Révolution; Desan, The family on trial; Huussen jr., ‘La “crise “ du mariage’. 45 Enkele amateurhistorici komt de eer toe dat zij de waarde van dergelijk micro-onderzoek hebben ingezien. Helaas voldoen hun werken niet aan wetenschappelijk normen. Zo heeft Delpierre zich zichtbaar verslikt in het onderwerp. Hij komt niet verder dan een letterlijke transcriptie van archivalia die betrekking hebben op de conscriptie in Jumet, een gemeente ten noorden van Charleroi. Delpierre, ‘Les Jumetois et la conscription’. Derix en Verlinden hebben een onderhoudend, op archivalia gebaseerd werk geschreven over de conscriptie in het kanton Horst (departement van de Roer), maar geven geen bronvermeldingen. Derix en Verlinden, Ten oorlog voor Napoleon. Maassen geeft wel bronvermeldingen, maar zijn studie blijft steken in een formele opzet. Naar de lotgevallen van de opgeroepen soldaten heeft hij geen onderzoek verricht, en de maatschappelijke context waarbinnen de conscriptie werd ingevoerd blijft bij hem buiten beeld. Maassen, Conscription militaire. 46 Petiteau, Lendemains d’Empire, p. 23. Ook Chambon wijst op deze moeilijkheid: Chambon, La Loire et l’aigle, p. 209-210. De conscriptielijsten van het departement van Nedermaas geven weliswaar veel informatie, maar bevatten een moeilijkheid die de argeloze gebruiker gemakkelijk op het verkeerde been zet. De conscriptielijsten van de meeste lichtingen zijn per kanton opgesteld, waarbij de conscrits per gemeente staan gerangschikt, in alfabetische volgorde. Elke conscrit heeft daarbij een volgnummer gekregen. De lotnummers die de conscrits trokken, staan niet vermeld op deze conscriptielijsten maar zijn terug te vinden in andere documenten. De Franse administratie heeft consequent de fout gemaakt om gegevens over een conscrit op de conscriptielijsten te vermelden bij het desbetreffende volgnummer in plaats van lotnummer. Van de
98
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
47 48
49
50
51 52 53
54 55
lichting van het jaar 1809 had Simeon Willems uit Weert bijvoorbeeld het hoogste volgnummer van het kanton, namelijk 120. Achter zijn naam werd vermeld wat het lot was van lotnummer 120, namelijk dat hij was ingedeeld bij het depot en met andere woorden niet – of althans niet meteen – was opgeroepen voor de militaire dienst. Siméon Willems had echter lotnummer 10 getrokken. Op hem was derhalve de situatie van toepassing die abusievelijk was vermeld bij de conscrit met volgnummer 10. Bij deze conscrit – Jean Reijnders uit Heijthuijsen – lezen we wat het lot was van Simeon Willems, namelijk dat hij per 23 april 1808 diende in het 105de linieregiment. RAL FA inv. nr. 502. En dat stemt weer overeen met de gegevens die andere bronnen geven: een oproep aan Simeon Willems om op 22 maart voor de rekruteringsraad te verschijnen om daar zijn linkerbeen te laten onderzoeken; het resultaat van dit onderzoek, namelijk goedgekeurd voor de dienst; een oproep om zich op 2 april 1808 voor de militaire dienst te melden te Maastricht; de aankomst van Simeon Willems in het 105de linieregiment op 23 april 1808; en het overlijden van Simeon Willems als soldaat in het 105de linieregiment in het militair hospitaal van Straatsburg op 16 september 1808. GAW BS Weert; GAW NAW inv. nr. 1884; RAL FA inv. nr. 505; SHAT inv. nr. 21 Yc 765. ‘l’élite de l’armée, auquel je dois le rétablissement de l’ordre en France’. Correspondance de Napoléon 1er publiée par ordre de l’empereur Napoléon III (32 delen, Parijs 1858-1869), deel X, nr. 8375, brief d.d. 10 ventôse XIII (1 maart 1805). Ebel en Lepetit, ‘Médard Bonnart’, p. 6 ; Emsley, Gendarmes, p.5-6; Lignereux, Gendarmes, p. 12. Vandeweghe geeft al wel de richting aan waarin het onderzoek naar de gendarmerie zich zou kunnen bewegen: ‘les membres du corps [de la gendarmerie] laissèrent de nombreux témoignages de leur activité sous la forme de procès-verbaux, qui offrent au chercheur une vision instantanée des relations intra-communautaires de la société villageoise.’ Hij merkt vervolgens op dat dit ‘un champ de recherche socio-culturel largement inexploité’ is. Vandeweghe, ‘Les gendarmes’, p. 87. Het werk van Legrand is het enige dat ik ken over het optreden van de napoleontische gendarmerie op lokaal niveau. Het berust weliswaar op archiefonderzoek, maar voldoet helaas niet aan wetenschappelijke criteria en mist bijvoorbeeld een notenapparaat. Legrand, Clément Couvez et Pierre Provins. Houte bestudeert de gendarmerie in de periode ná de napoleontische tijd. Houte, Gendarmes. Bij gebrek aan dergelijke gedetailleerde levensbeschrijvingen van plaatselijke bestuurders in de Franse tijd zijn historici tot nu toe blijven steken in oppervlakkige ideeën over het bestuurlijke personeel op lokaal niveau, zo geven Bruneel en De Moreau de Gerbehaye aan. Bruneel en De Moreau de Gerbehaye, ‘La magistrature urbaine’, p. 108-109. Chambon stipt in enkele zinnen een actie aan, waarbij gendarmes zich als deserteurs vermomden en een netwerk op het spoor kwamen van lieden die deserteurs hielpen. Chambon, La Loire et l’aigle, p. 235. Sick wijst erop dat gendarmes zich vermomden als burgers om dienstplichtontduikers op te sporen. Sick, ‘Les nouveaux Français’, p. 79. Boudon wijst erop dat er nauwelijks onderzoek verricht is naar het onderwijs in de napoleontische tijd. Wat er aan studies verschenen is, gaat bijna zonder uitzondering over de écoles centrales en de lycea, de paradepaarden van het Franse onderwijs. Boudon, ‘Introduction’, p. 7-8. Petiteau, Lendemains d’Empire, p. 16-17. De Britse historicus Broers heeft in algemene zin gewezen op het belang van dit korps. ‘The fact that these brigades were established in small rural centres, and not just in the larger towns or along the main roads, gave the state a more direct, military and judicial presence in the very heart of society than had ever been the case before. When we remember that over 80 per cent of the people of western Europe were still peasants living in isolated villages connected by very poor roads to the outside world, the enormous importance surrounding the creation of the Gendarmerie starts to become more apparent. It ranks as the major advance made by the state into the lives of ordinary people during the years of the Napoleonic Empire. The state was present in force in places it had never before been able to reach in so permanent or powerful a fashion.’ Broers, ‘Policing the Empire’, p. 157. De Franse historicus Lignereux laat zich in vergelijkbare bewoordingen uit: ‘Le maillage du territoire par l’ensemble des brigades – aussi lâche fût-il en vérité – constituait, malgré tout, pour l’époque, le réseau le plus serré, pénétrant plus profondément dans le pays que l’administration préfectorale (…).’ Lignereux, Gendarmes, p. 164. Jessenne, ‘Communautés’, p. 176-177. Ik noem hier vijf facetten die in deze studie niet of nauwelijks aan bod zijn gekomen. In de eerste plaats heb ik slechts zijdelings aandacht kunnen besteden aan de internationale aspecten van de conscriptie. De verhoudingen tussen Frankrijk en de Bataafse Republiek – en later het Koninkrijk Holland – op het punt
N OT E N
99
van de bestrijding van dienstplichtontduiking en desertie verdienen een nader onderzoek. Nauw hieraan verwant is een tweede vraagstuk dat verdere studie vraagt, namelijk de afbakening van de nationaliteit. Een jongeman die op zijn achttiende naar het buitenland verhuisde, viel nog steeds onder de Franse conscriptie. Maar andersom viel een buitenlander die op zijn achttiende naar Frankrijk verhuisde, eveneens onder de Franse conscriptie. Een andere onduidelijkheid in het systeem betrof het dienst nemen voor een buitenlandse mogendheid. Volgens artikel 4 van de grondwet van het jaar VIII verloor een Fransman het Franse burgerschap ‘par l’acceptation de fonctions ou de pensions offertes par un Gouvernement étranger’. Maar dat zou impliceren dat conscrits die dienst namen in het Bataafse c.q. Hollandse leger hun Franse burgerschap verloren en dus ook niet meer onder de conscriptiewetgeving vielen. In de praktijk beschouwde de Franse staat deze soldaten evenwel als Franse dienstplichtontduikers. Citaat uit: AN inv. nr. F/7/7926, brief van prefect Loysel van het departement van de Nedermaas aan de minister van Politie d.d. 21 nivôse X (11 januari 1802), met in bijlage een voorstel voor een verordening voor buitenlandse militairen die in de Nedermaas verbleven. In de derde plaats heb ik in dit boek niet uitputtend kunnen ingaan op de gebreken van de bevolkingsregistratie. Ten vierde verdient de rol die de conscriptie speelde bij de invoering van het metrieke stelsel nadere aandacht. Deze rol is bij mijn weten nog niet onderzocht en komt in ieder geval niet aan de orde in: Maenen, De invoering van het metrieke stelsel. Het feit dat van alle conscrits de maat werd genomen in centimeters en/of millimeters, heeft ongetwijfeld een uitstraling gehad. De meter werd van een abstract begrip een persoonlijke maat, die iedereen op zijn eigen lichaam kon betrekken. In de vijfde plaats zal de invoering van de dienstplicht effect hebben gehad op beelden van mannelijkheid en daarmee indirect van vrouwelijkheid. Meer dan voorheen zal mannelijkheid in militaire termen zijn gedefinieerd. Naar de situatie in Pruisen is in dit verband al een studie verricht. Hagemann heeft het verband onderzocht tussen enerzijds het opkloppen van nationalistische en militaristische sentimenten – ter voorbereiding op een bevrijdingsoorlog tegen Napoleons Frankrijk – en anderzijds het ontstaan van nieuwe beelden van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Hagemann, ‘Mannlicher Muth und teutsche Ehre’. HOOFDSTUK 1 1 2
3 4
5
100
‘Conscrit fugitif de la troisième classe’. GAW BS Weert. De Coster heeft waarschijnlijk niet lang in Weert gewoond en gewerkt. We mogen daaruit evenwel niet concluderen dat de markt verzadigd was. In 1804 treffen we in Weert namelijk de 31-jarige ‘horlogier’ Anselmus Ansems aan. Hij woonde aan de Hoogstraat. GAW BS Weert, akten d.d. 13 ventôse XII (4 maart 1804) en 24 floréal XII (14 mei 1804). Anselmus Ansems was kort na 21 september 1803 met zijn gezin verhuisd van Boxtel naar Weert. GAW NAW inv. nr. 1121. Mestrom noemt Ansems niet in zijn overzicht van ‘Limburgse’ klokkenmakers. Mestrom, Uurwerken, appendix II. Misschien handelde Ansems alleen in klokken. GAW OAW inv. nr. 5, f. 51r-52r; Mestrom, Uurwerken, p. 71-75. Wassink vermeldt ten onrechte dat het stadsuurwerk zich bevonden zou hebben op het torentje van het stadhuis. Wassink, Van stad en buitenie, p. 252. Jean Gielissen verklaarde dat ‘la maison de Thomas Homans [in het Weerter gehucht Hushoven] est éloignée d’une demi lieue de l’horloge de la ville de Weert, d’où vient que la pendule qui est dans la maison de Thomas est souvent négligée et montre à faux’. RAL NRA inv. nr. 1995, proces-verbaal van verhoor van Jean Gielissen door de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 5 januari 1808. Mestrom, Uurwerken, p. 231-236. Mestrom brengt dit verschijnsel in verband met een commerciëler wordende economie, wat aannemelijk lijkt. In een rechtszaak vinden we dit verband tussen het verrichten van loonarbeid en het exact meten van de tijd terug. Lambert Quasters, een boer uit het Nederweerter gehucht Schoor, had dagloonster Petronelle Neijnens geëngageerd om op 14 juni 1816 voor hem te werken ‘à l’épuration de l’avoine dans les champs’. Hij was op deze dag zelf afwezig, maar zijn vrouw vertelde hem later, dat Petronelle Neijnens bij aankomst meteen vroeg hoe laat het was. Quasters verklaarde ‘qu’alors sa femme, comme elle lui a dit, regardant l’horloge de la maison, vit et dit qu’il était dix heures et quatre ou cinq minutes’. Hij voegde eraan toe ‘que Petronelle Nijnens aurait du venir travailler chez lui à six heures ou au moins à huit heures, pour faire un jour entier ou trois quarts de jour, et qu’il ne l’attendoit plus à dix heures, depuis laquelle elle ne pouvait plus faire ni une jour entière ni même trois quarts de jour’. RAL NRA inv. nr. 1646, dossier Petronelle Neijnens e.a., getuigenverklaring van Lambert Quasters, afgelegd
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
6 7
8
9
10 11 12 13
14 15 16
17 18
ten overstaan van de vrederechter van het kanton Weert, d.d. 5 juli 1816. Mestrom vermeldt Wilhelmus Feyen, Mr. Hobus en Wilhelmus Houtappels als klokkenmakers die rond 1800 in Nederweert actief waren. Mestrom, Uurwerken, appendix II. In Hamont, waar de situatie goed onderzocht is, waren er rond 1800 zes klokkenmakers actief, waarvan er een – Antonius Smeets – het vak voltijds uitoefende. Het getal zes werkt enigszins verhullend, omdat er ook sprake was van een wisseling van de wacht, waarbij jonge klokkenmakers de plaats innamen van oudere collega’s. Maar het staat onomstotelijk vast, dat er in een kleine plaats als Hamont een aanzienlijke fabricage van uurwerken plaatsvond. De sterkste aanwijzing hiervoor vormen de 33 huisuurwerken die van Antonius Smeets bewaard zijn gebleven, en die nummers dragen van 247 tot en met 1052. Dijkmans, Stevens en Van de Sijpe, Klokken, p. 27-50. Per 28 september 1813 vestigde zich ook in Bocholt, een dorp twaalf kilometer ten zuidwesten van Weert, een ‘horloger’. Deze Herman Slegers was in 1786 geboren in Grote Brogel. Op 29 thermidor XIII (17 augustus 1805) was hij veroordeeld tot acht jaar gevangenis voor diefstal, een straf die hij had uitgezeten in Vilvoorde. In deze gevangenis stond de 1,49 meter lange, kreupele man te boek als ‘mecanicien’. Op 28 augustus 1813 was hij vrijgekomen. RAL FA inv. nr. 532, blad met informatie van de directeur van de inrichting te Vilvoorde d.d. 23 juli 1813, en brief van de onderprefect van Hasselt aan de prefect van het departement van de Nedermaas d.d. 12 oktober 1813. Mestrom vermeldt hem niet. Alle andere vermeldingen zijn gebaseerd op: Mestrom, Uurwerken, appendix II. De werkterreinen van de diverse klokkenmakers zullen elkaar hebben overlapt, maar voor het geheel maakt dit niet uit. Van de ‘horloger’ Antoine Nanon uit Sittard weten we bijvoorbeeld dat hij uurwerken in Maaseik repareerde, ook al kende Maaseik zelf klokkenmakers. Nanon werd aangehouden omdat hij zonder paspoort reisde. Hij verklaarde dat hij een pendule naar Maaseik terugbracht, die hij in zijn eigen werkplaats gerepareerd had. Ook ging hij in Maaseik de wijzer van een pendule repareren. RAL NRA inv. nr. 1424, dossier Antoine Nanon, verslag van verhoor van Antoine Nanon door de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond op 1 messidor VII (19 juni 1799). Nanon had het niet breed, zo blijkt uit een brief van een inwoner van Sittard die een goed woordje voor hem deed: ‘il n’a rien pour paier sa table ni la prison, car il doit vivre de son travaile journaillier’. RAL NRA inv. nr. 1424, dossier Antoine Nanon, brief van Pierre Antoine Kohlen aan zijn neef Bovy, regeringscommissaris bij de kantonnale municipaliteit van Roermond., d.d. 9 messidor VII (27 juni 1799). Mestrom vermeldt Nanon niet in zijn overzicht van ‘Limburgse’ klokkenmakers. Mestrom, Uurwerken, appendix II. Mestrom, Uurwerken, p. 249-250 en appendix II. Tax, ‘Wonen in Weert’. Bij gebrek aan relevante egodocumenten kunnen we aan het klokkenbezit geen uitspraken koppelen over veranderingen in het tijdsbesef. Voor een boeiende uiteenzetting van deze materie zie: Baggerman en Dekker, ‘Otto’s horloge’. Bij een telling in het midden van de jaren 1790 woonden er in de acht gehuchten rond het stadje 2853 mensen, terwijl er in het stadje en de zogenaamde voorpoorten 2446 inwoners waren. Het totaal kwam uit op 5299 inwoners. GAW NAW inv. nr. 2181. Deze telling lijkt veel betrouwbaarder dan een officiële bevolkingslijst die in 1796 werd opgesteld. Volgens deze lijst telde de gemeente slechts 4469 inwoners. Henkens, ‘De bevolking van Weert’, p. 63-70. In 1808 telde Weert 5454 inwoners, wat weer in lijn is met de lijst uit het midden van de jaren 1790. Jansen, red., ‘Statistique de l’arrondissement de Ruremonde (1808)’, p. 124. Emile Haanen, ‘De heerlijkheden’, p. 32, noot 9. Logie, Les magistrats, p. 109. Logie noemt Costerius per abuis Costerins. Ferdinand Costerius werd door de Franse autoriteiten ook voorbestemd voor de functie van vrederechter van het kanton Weert, maar hij bekleedde deze functie nimmer. RAL FA inv. nr. 4288, overzicht van vrederechters en assessoren in het departement van de Nedermaas. Wel werd hij assessor bij het vredegerecht van het kanton Weert. GAW OAW inv. nr. 5, f. 183r. RAL NRA inv. nr. 2425, minuut van akte 114 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 9 november 1811. Een boedelinventaris die werd opgemaakt na het overlijden van pastoor Vullers van Weert geeft zicht op de welstand van een pastoor in dit stadje. De pastorie aan de Beekstraat had op de begane grond een ‘grande salle’, drie kamers en twee keukens en op de eerste verdieping zes kamers. In diverse vertrekken bevonden zich in totaal 51 ‘tableaux’ en ‘estampes’, alle achter glas en in een houten lijst. Opmerkelijk waren de stokken waarover Vullers had beschikt: een ‘bâton pastorale garni en argent’, een wandelstok ‘garni d’un
N OT E N
101
19
20 21 22 23 24 25
102
pomme dorée’ en een andere wandelstok ‘du bois noire des Indes garni d’un pomme d’ivoire’. De klok bracht zestig Hollandse gulden op, ruim 120 franc. Een pastoor in Weert leefde als een heer. RAL NRA inv. nr. 2427, minuut van akte 134, verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 30 december 1817, en RAL NRA 2428, minuut van akte 23 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 5 maart 1818. Bij de verplichte lening die de Franse bezetter had opgelegd aan de Zuidelijke Nederlanden, werd vader Jean François van den Eijnden ingedeeld bij de ‘extra classe’ die het meeste geld moest ophoesten. Twee van zijn zonen, koopman Leopold van den Eijnden en arts Josephus Reinerus van den Eijnden, werden ingedeeld bij de ‘eerste classe’. De andere zonen werden niet aangeslagen, omdat ze op dat moment bij hun vader woonden. GAW NAW inv. nr. 2179, lijst opgesteld in verband met de betaling van de ‘emprunt forcée’ door ontvanger der belastingen J.Fr. van der Piepen, ongedateerd maar stammend uit het midden van de jaren 1790. Vader Jean François van den Eijnden bezat onder andere enkele huizen in Amsterdam. GAR ORA inv. nr. 4767, f. 12r. en 12v. GAW ASM inv. nr. 760. RAL NRA inv. nr. 2424, minuten van akten 28, 38 en 59 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 19 mei, 9 augustus en 22 oktober 1808. RAL NRA inv. nr. 2425, minuut van akte 78bis verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 3 juli 1811. Het object werd omschreven als ‘lit’, de eigentijdse benaming voor een matras. Wanneer het om een ledikant zou zijn gegaan, zou er ‘bois de lit’ hebben gestaan. RAL NRA inv. nr. 2425, minuut van akte 53 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 19 april 1811. ARA, ministerie van Oorlog, kwartiermeester-generaal van de generale staf, inv. nr. 223, vragenlijst over de gemeente Weert, ingevuld door maire Bloemarts op 2 oktober 1815. Deze groep was aan het eind van de achttiende eeuw veel groter dan vaak wordt aangenomen. In zijn studie naar het Land van Montfort – als landbouwgebied op de arme zandgronden min of meer vergelijkbaar met het Land van Weert – stelt Roebroeck vast dat in 1789 slechts 37,8% van de hoofden van huishoudens drie of meer bunder land bezat. Het overgrote deel van de huishoudens kon met andere woorden geen volwaardig bestaan ontlenen aan het boerenbedrijf. Grote hoeven die veel landarbeiders te werk konden stellen ontbraken er, van teelt van commerciële gewassen was nauwelijks sprake, terwijl de nijverheid evenmin ontwikkeld was. Hoewel het Land van Montfort in de studie van Roebroeck als minder ontwikkeld naar voren komt dan het Land van Weert – zo was er aan het eind van de achttiende eeuw nog nauwelijks sprake van de teelt van aardappelen en veevoedergewassen – werd het beroep van menigeen er omschreven als landarbeider en daghuurder. Roebroeck stelt terecht de vraag, waar deze mensen van leefden, maar blijft het antwoord schuldig. (p. 319-320, 371-378) Er lijkt slechts een verklaring mogelijk: de agrarische economie op de zandgronden was aan het eind van de achttiende eeuw gedifferentieerder dan Roebroeck veronderstelt. Roebroeck gaat er bijvoorbeeld van uit, dat boeren alle werkzaamheden op het land zelf uitvoerden en schrijft: ‘Het grote aantal gezinshoofden zonder paarden (…) wijst erop, dat een groot deel van het akkerland alleen met mankracht werd bewerkt.’ (p. 345) De bronnen in de regio Weert laten echter zien, dat de grotere boeren die over paard en wagen beschikten, optraden als een soort loonbedrijven avant la lettre. Zij voerden allerlei werkzaamheden uit voor kleine boeren, van het ploegen en het uitrijden van mest tot het vervoeren van hout, plaggen, turf, koren, etc. Dergelijke commerciële transacties veronderstellen wederdiensten die de kleine boeren verrichtten voor de grotere boeren. Daarnaast onderschat Roebroeck vermoedelijk de beroependifferentiatie op ambachtelijk vlak. Spinners, wevers, kleermakers, mandenmakers, klompenmakers, schrijnwerkers, slagers e.d. werden uitsluitend als ambachtslieden geregistreerd, als ze dat ambacht zelfstandig, dat wil zeggen als een soort middenstander, uitvoerden. Keuterboeren die een ambacht als nevenberoep uitoefenden en die uitsluitend in opdracht werkten, werden omschreven als landbouwer of dagloner. Verder blijft ook de dienstensector onderbelicht in de studie van Roebroeck. Weliswaar wijst Roebroeck op het belang van bier als volksdrank (p. 305), maar hij realiseert zich niet dat dit het bestaan van veel taveernes impliceert. Vaak betrof het huiskamerkroegen die boeren als nevenactiviteit exploiteerden. Bij het opmaken van statistieken blijven deze bezigheden buiten beeld. Hetzelfde geldt voor nevenberoepen als voerman en winkelier. Ten slotte besteedt Roebroeck geen aandacht aan het fenomeen van arbeidsmigratie. Roebroeck, Het Land van Montfort.
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
26 27
28
29
30 31
32
In zijn studie naar de Antwerpse Kempen constateert Vanhaute eveneens een opvallend grote onderklasse. Aan het einde van de achttiende eeuw was tussen de 10 en 15% van de huishoudens in de Kempen – bij gebrek aan eigen grond – volledig afhankelijk van loonarbeid. Nog eens 25 à 30% van de huishoudens was grotendeels afhankelijk van loonarbeid. Vanhaute gebruikt in dit verband strengere criteria dan Roebroeck, zoals het bezit van minder dan een halve hectare grond, waar Roebroeck de grens legde bij drie boender, bijna drie hectare. De gegevens van Roebroeck en Vanhaute bevestigen elkaar met andere woorden. Vergeleken met Roebroeck schetst Vanhaute een dynamischer beeld van een agrarische economie waarin de veeteelt centraal stond, waarin de verbouw van veevoedergewassen – met name spurrie – algemeen was, en waarin de bevolking op een flexibele manier een grote verscheidenheid aan beroepsmatige activiteiten ontplooide. Vanhaute gebruikt in dit verband de term ‘multiple jobholding’ (p. 140) om aan te geven dat veel mensen noodgedwongen frequent omschakelden van de ene naar de andere activiteit, omdat noch de agrarische noch de niet-agrarische sector gedurende het jaar voldoende voltijdse werkgelegenheid bood. Hij concludeert: ‘De rurale overlevingsstructuur bestaat uit een combinatie van formele en informele goederen-, diensten-, arbeids- en inkomenscircuits.’ (p. 314) Vanhaute, Heiboeren. RAL NRA inv. nr. 2423, minuut van akte 33 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 20 maart 1806. Billen stelt terecht dat men zeer moeilijk kan nagaan wat het aandeel was ‘van de huisnijverheid of de seizoenarbeid in het levensonderhoud van de meeste plattelandsbewoners in de Oostenrijkse Nederlanden. Ondanks de vele statistische bronnen is het bijna onmogelijk om een nauwkeurig professioneel profiel op te maken van de plattelandsbevolking. Landbouw treedt bijna altijd als belangrijkste bezigheid naar voren, seizoenarbeid wordt niet vermeld en bijverdiensten ook niet; zolang men een lapje grond bleef bewerken, kon men de andere activiteiten verzwijgen.’ Billen, ‘Een ingebeelde landbouwrevolutie?’, p. 112. ‘habitations d’ouvriers’. ARA, ministerie van Oorlog, kwartiermeester-generaal van de generale staf, inv. nr. 223, vragenlijst over de gemeente Weert, ingevuld door maire Bloemarts op 2 oktober 1815. Uit een verklaring van Jeanne Marie Gielissen kunnen we opmaken hoe zo’n arbeiderswoning op het platteland eruitzag. Gielissen had in mei 1816 als naaister gewerkt bij Cathérine Neijnens, de echtgenote van dagloner – en oud-conscrit – Henry Berckers, in het Nederweerter gehucht Kraen. Zij verklaarde dat deze woning en die van de buurvrouw – dagloonster Petronille Neijnens, een zus van Catherine Neijnens – ‘ne font qu’un seul bâtiment, et que quand on est dans l’une de ces deux habitations, qui ne sont l’une et l’autre formées que d’une seule petite place, on entend facilement ce qui se passe dans l’autre, n’en étant séparée que par une mince muraille de terre’. De 36-jarige Petronille Neijnens, ongehuwde moeder van vier kinderen, verdiende de kost met spinnen en met het wieden van akkers voor derden. Ook pachtte zij een klein lapje grond waarop zij aardappelen verbouwde. Jeanne Marie Gielissen, een 45-jarige ongehuwde dagloonster, woonde zelf op een kamer bij Leonard Feyen in het Nederweerter gehucht Heijhoek. Zij woonde op deze kamer samen met Gertrude Spierlings. RAL NRA inv. nr. 1646, dossier Petronelle Neijnens e.a., procesverbaal van verhoor van Petronelle Neijnens door de vrederechter van het kanton Weert, d.d. 16 juni 1816, proces-verbaal van verhoor van Jeanne Neijnens door de vrederechter van het kanton Weert, d.d. 17 juni 1816, en getuigenverklaring van Jeanne Marie Gielissen, afgelegd ten overstaan van de vrederechter van het kanton Weert, d.d. 1 juli 1816. Bij de openbare verkoop van goederen van dagloonster Gertrude van Vliet uit Weert was een ‘horloge’ het topstuk. Bloemarts – een voornaam is niet vermeld – kocht het voor dertig franc. De veiling bracht in totaal 106,85 franc op. RAL NRA inv. nr. 2426, minuut van akte 32 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 11 april 1812. ‘un horologe’. Het betreft hier een zeldzame beschrijving van de bezittingen van een echtpaar dat in leven was. RAL NRA inv. nr. 2416, minuut van akte verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 29 pluviôse VI (17 februari 1798). In 1796 woonde de 58-jarige Beatrice van Hooft als dienstbode bij het gezin Van Dam aan de Langstraat in Weert. GAW NAW inv. nr. 1187. Mevrouw van Dam incasseerde de opbrengst van de verkoop van haar bezittingen. Het is onduidelijk of zij dat deed als erfgename of namens de erfgenamen. RAL NRA inv. nr. 2422, minuut van akte 16 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 24 frimaire XIII (15 december 1804). Schuurman komt op grond van een onderzoek naar boedelinventarissen in een iets latere periode tot een gelijkaardige conlusie. In 1830 was het bezit van een klok in Oost-Brabant al bijna algemeen geworden, terwijl in ongeveer een kwart van de huishoudens een horloge werd aangetroffen. (p. 88-89, 109-110) Uit
N OT E N
103
de boedelbeschrijvingen ‘komt een platteland naar voren dat minder slecht voorzien is in het begin van de negentiende eeuw dan men doorgaans aanneemt.’ Schuurman, Materiële cultuur, p. 116. 33 Mestrom beweert dat we de kopers van staande klokken in betrekkelijk arme milieus moeten zoeken: ‘gezinshoofden die te weinig grond bezaten om een groot gezin te onderhouden en hun kinderen een aanvaardbare toekomst te bezorgen’. Het moge duidelijk zijn dat in de regio Weert alleen een kleine elite zich een kostbare staande klok kon permitteren. Mestrom, Uurwerken, p. 288. Op basis van de prijs kunnen we vaststellen dat staande klokken zeldzaam waren. Zo bracht op de veiling van een inboedel een ‘horologe’ 21 franc op en het ‘buffet d’horloge’ ofwel de klokkast negentien franc. RAL NRA inv. nr. 2425, minuut van akte 32 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 28 maart 1811. Bij een andere verkoop verwisselde de losse kast van een staande klok voor 22 franc van eigenaar. RAL NRA inv. nr. 2420, minuut van akte verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 29 vendémiaire XI (21 oktober 1802). De meeste liefhebbers van een uurwerk zullen zijn teruggeschrokken voor de extra uitgave van een door een schrijnwerker vervaardigde eikenhouten klokkast. In een inventaris van een winkelier uit Weert treffen we de vermelding aan ‘1 pendule sonder kast’. GAR ORA inv. nr. 4767, f. 11r. In een inboedelbeschrijving van een franciscaner pater, die in 1818 in Weert overleed in het klooster aan de Biest, lezen we dat de man in zijn cel over ‘une pendule commune’ had beschikt. Gezien de uiterst schamele bezittingen van deze pater (een oude lessenaar, een tafeltje van 1½ voet bij 1½ voet, wat oude kleren) mogen we hier uitsluiten dat het een staande klok betrof. Gezien de gebruikte formulering was zo’n ‘gewone klok’ blijkbaar de standaard. RAL NRA inv. nr. 2428, minuut van akte 75 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 1 augustus 1818. De antieke staande klokken die in gerestaureerde vorm thans nog in huiskamers, raadzalen en musea prijken, vormen met andere woorden geen representatieve afspiegeling van de productie van de plaatselijke klokkenmakers. Het waren pronkstukken die men van generatie op generatie overdroeg en waarvoor men de kosten van herstel gaarne wilde dragen. Het merendeel van de plaatselijke productie zal echter uit eenvoudige wandklokken hebben bestaan. Wanneer de levensduur van zo’n klok ten einde liep, zal de eigenaar een nieuwe klok hebben gekocht, in plaats van de klok een kostbare restauratie te laten ondergaan. Hoewel Mestrom ook op dit verschijnsel wijst, neemt hij toch aan dat klokkenmakers in ‘Limburg’ overwegend staande uurwerken hebben vervaardigd. Wellicht was dat het geval in welvarender streken zoals het Maasdal en de zone van lössgrond in het zuiden van het departement van de Nedermaas. In de regio rond Weert ontbrak op een enkele uitzondering na een koopkrachtig publiek dat in staat was om staande klokken aan te schaffen. Mestrom, Uurwerken, p. 165-166. 34 In het Zwarte Woud was een huisnijverheid in wanduurwerken ontstaan, waarbij een verregaande arbeidsdeling een massaproductie tegen lage kosten mogelijk maakte. Colporteurs trokken Europa door om deze producten aan de man te brengen. Ook in het departement Nedermaas waren zij actief. In 1811 treffen we althans Michael Pfaff aan als twintigjarige colporteur in klokken. Hij was geboortig uit Schönwald, een dorp in het Zwarte Woud ten oosten van Freiburg, in het groothertogdom Baden. Pfaff had zijn thuisbasis in Krefeld, 45 kilometer ten noordoosten van Roermond, maar hij opereerde in een ruimer gebied dan hij vanuit Krefeld kon belopen en logeerde daarom in Roermond. In deze stad verkocht hij een klok aan Gerard Roer, een 48-jarige lintwerker die samen met zijn achttienjarige zoon Johan Hendrik Roer in een atelier in Roermond werkte. In verband met hun werk hadden vader en zoon Roer in Roermond een kamer gehuurd bij de 54-jarige speelman en schoenmaker Jean de Fernelmont. Gerard Roer was ontevreden over het hangende gewicht van de klok, dat het raderwerk met gebruikmaking van de zwaartekracht in gang zette. Volgens hem had dat onderdeel niet het gewenste gewicht van drie pond. Pfaff leverde daarop een nieuw ijzeren gewicht van tweeëneenhalf pond, maar de koper van het uurwerk was hier evenmin content mee. In de ruzie die ontstond, verwondden vader en zoon Roer de klokkenmaker met het vermaledijde gewicht. We hebben hier even zicht op de onderkant van de markt, met loonarbeiders die op een gehuurde kamer wonen en die ondanks hun geringe maatschappelijke positie een uurwerk aanschaffen. RAL NRA inv. nr. 1635, dossier Gerard Roer. In juni 1814 treffen we Michael Pfaff wederom in Roermond aan als colporteur van klokken. Ditmaal had hij zijn uitvalsbasis verplaatst naar Aken, waar hij woonde bij een koopman in linnen. In Roermond bewerkte hij de markt samen met Mathieu Künner, een 37-jarige colporteur in klokken. Künner was afkomstig uit Schonach, een dorp in het Zwarte Woud dat slechts op enkele kilometers afstand lag van de geboorteplaats van Michael Pfaff. RAL NRA inv. nr. 1640, dossier Leonard Jacobs, verslag van getuigenverhoor d.d. 10 juni 1814. 35 Pierre Schneider, ‘préposé à l’octroi de Weert’, verklaarde dat ‘la journée des ouvriers ne commence qu’à
104
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
36 37 38 39
40 41 42 43 44
six heures moins quart’. Ook meestermetselaar Jean Mathieu Hendrix verklaarde dat de werkdag van zijn arbeiders om kwart voor zes in de ochtend begon. RAL NRA 312, dossier Guillaume Smeets, procesverbaal opgesteld door de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 1 augustus 1811, en getuigenverklaring van Jean Mathieu Hendrix afgelegd ten overstaan van de vrederechter van het kanton Weert, d.d. 13 augustus 1811. Landes, Revolution in time, p. 262-263. Landes, Revolution in time, p. 287. Emsley, The Longman companion to Napoleonic Europe, p. 127-148. In zijn onderzoek heeft Mestrom slechts enkele horloges van ‘Limburgse’ makelij aangetroffen. Ook in schriftelijke bronnen kwam hij nauwelijks gegevens tegen over historische horloges in deze contreien. Mestrom concludeerde daaruit dat het horloge een luxeproduct was waarvoor nauwelijks emplooi was, althans niet rond 1800. Daarbij maakte hij terecht het voorbehoud, dat we nauwelijks iets weten over de handel in en verspreiding van horloges. Mestrom, Uurwerken, p. 276-277, 285-289. Een rechtszaak werpt enig licht op de handel in horloges. Op 18 februari 1803 bestelde de firma B. Berreijer & Co uit Amsterdam twaalf gouden horloges, drie dozijnen zilveren horloges en zes pendules bij de heer Boty Lefebvre te Luik. Als Boty Lefebvre de horloges uit Parijs moest laten komen, kon hij ze beter vanuit Parijs direct laten versturen naar Amsterdam, om tijd te besparen. In een postscriptum bestelde Berreijer tevens twee à drie dozijn ‘chaines de montres en argent avec leurs cachets & clefs au dernier gout’. Op 21 maart arriveerde een kist van Boty Lefebvre met negen gouden en 36 zilveren horloges bij weduwe Latour & Co, commissionair te ’s-Hertogenbosch, met het verzoek om de kist door te sturen naar de firma Berreijer & Co te Amsterdam. Waarschijnlijk ging er daarna iets mis met de zending, want op 8 april 1803 klaagde Berreijer dat hij wel een factuur had ontvangen maar niet de gefactureerde uurwerken. In een eerdere brief had hij al laten weten, dat hij de uurwerken eind maart moest hebben, omdat hij er begin april een aantal moest afleveren. Waarschijnlijk heeft Berreijer na de verlate ontvangst twaalf zilveren horloges teruggestuurd. De douane te Helchteren, dertig kilometer ten zuidwesten van Weert, nam op 25 floréal XI (15 mei 1803) deze retourzending in beslag. Import van horloges was namelijk verboden volgens de Franse douanewetgeving, die elk geïmporteerd uurwerk gelijkstelde met een Engels uurwerk. Van de rechtbank van het arrondissement Hasselt kreeg Boty Lefebvre geen gelegenheid om aan te tonen dat de geïmporteerde horloges van Franse makelij waren. In hoger beroep werd dit als een vormfout gekwalificeerd en werd de zaak voor een nieuwe behandeling verwezen naar de rechtbank van het arrondissement Maastricht. Op 11 fructidor XI (29 augustus 1803) mochten de 29-jarige François Fraiture en de 34-jarige Frederic Guillaume Dousert, beiden klokkenmakers te Maastricht, als deskundigen de herkomst en waarde van de horloges vaststellen ter zitting van genoemde rechtbank. Beiden verklaarden dat de horloges, die de inscriptie van Boty droegen, van Franse makelij waren. De horloges waren per stuk 26 à 28 franc waard. Voor het oordeel van de rechtbank maakte dit niets uit. Ook al waren de horloges van Franse makelij, import van horloges was nu eenmaal strafbaar. Dus veroordeelde de rechtbank Boty Lefebvre tot een boete van 972 franc – driemaal de waarde van de in beslag genomen goederen – en een hechtenis van vijf dagen. RAL NRA inv. nr. 200, dossier Mathieu Boty Lefevbre. Habets, red., ‘Chroniek der stad Weert’, p. 393-394. RAL NRA inv. nr. 1997, proces-verbaal opgesteld door de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 8 oktober 1810. RAL NRA inv. nr. 2416, verslag van de zitting van het vredegerecht van het kanton Weert d.d. 16 floréal V (5 mei 1797), plus bijlagen. De getuige was Jean Nicolas de Laive, een uit Luik afkomstige klokkenmaker die in Weert woonde. RAL NRA inv. nr. 1638, dossier Jacques Frencken e.a., verklaring opgesteld door adjoint au maire Jean Nien op 19 april 1813. De 42-jarige Weerter schoenmaker Zégère van Driet werd op 5 brumaire XIV (27 oktober 1805) vermoord in de Lindenstraat (thans Princenstraat), vlak bij zijn woning in de Schoolstraat, maar de dader beroofde hem niet van zijn horloge. RAL NRA inv. nr. 1994, proces-verbaal opgesteld door de gendarmeriebrigade van Weert op 7 brumaire XIV (29 oktober 1805). Bij verkoop van de nalatenschap van Zégère van Driet bracht het horloge 31,50 franc op. RAL NRA inv. nr. 2423, minuut van akte nr. 4 opgesteld door de griffier van het vredegerecht Weert op 18 brumaire XIV (9 november 1805). Belastingambtenaar Jean Joseph Wauthier kocht bij de verkoop van de inboedel van een overleden Weerter kruidenier een ‘montre d’argent’ voor 18 franc. GAW NA inv. nr. 4536, minuut van akte nr. 27 verleden
N OT E N
105
45
46
47
48
106
voor notaris Cornelis op 25 en 26 mei 1810. De waarde van een ander ‘silvere horologie’ werd in een notarieel contract geschat op 24 franc. Dit horloge maakte deel uit van de vergoeding die Paul Pelsers, een boerenzoon uit Weert, zou ontvangen voor het vervullen van de militaire dienstplicht als remplaçant van zijn plaatsgenoot Jean Mathieu Vinkers, eveneens een boerenzoon. GAW NA inv. nr. 4487, minuut van akte nr. 589 verleden voor notaris Bloemarts op 16 mei 1807, plus bijlage. Ook van een andere Weerter remplaçant is bekend dat hij voor zijn diensten niet alleen geld maar ook een horloge ontving. RAL NRA inv. nr. 1634, dossier Jacques Creemers, brief van gendarme Leroy van de brigade Weert aan de ‘Magistrat de sûreté’ te Roermond, d.d. 19 maart 1813. Van een conscrit uit het naburige Stramproy ten slotte weten we dat hij in het leger om toezending van zijn horloge vroeg. Rietjens en Teuwen, ‘Soldaten van Napoleon’, p. 64-65. In soldatenkringen gold het ontbreken van een horloge zelfs als een teken van armoede. Om het moreel van zijn troepen op te krikken liet generaal Bonaparte tijdens zijn eerste veldtocht in Italië pamfletten publiceren, waarin de draak werd gestoken met de Oostenrijkse tegenstander. Volgens zo’n pamflet beklaagden de Oostenrijkse soldaten zich bij hun keizer over hun verschrikkelijke armoede. Niemand had ook maar een zilverstuk op zak of beschikte over een horloge. Thiébault, Mémoires, p. 309. Wilhelm Gräffen, een conscrit uit het arrondissement Maastricht, schreef op 10 februari 1812 een brief uit het hospitaal te Straatsburg. Hij klaagde zijn nood: ‘ich bin jetz 3 monatt in hosbital und ich habe schon meine uhr ferkaüft ünd daß gellt ist jetz auch auf’. RAL FA inv. nr. 576. Bij een hardloopwedstrijd die op 15 augustus 1808 in Maastricht werd georganiseerd ter gelegenheid van de verjaardag van Napoleon, bestond de eerste prijs uit een horloge. RAL FA inv. nr. 2485, programma voor de feestdag van 15 augustus 1808, opgesteld door Coenegracht, maire van Maastricht, d.d. 12 augustus 1808. Zo bezat François Stercken, een 28-jarige boer uit Buggenum, drie gouden horloges: ‘une ancienne à deux caisses, (…) avec un empreint d’Adam et Eve ; la deuxième une montre à la française à la mode ; la troisième est une montre à la mode aussi avec le nom de Lépine sur le cadran’. RAL NRA inv. nr. 1425, dossier weduwe Nijs, verslag van de zitting van de Correctionele Rechtbank van het arrondissement Roermond op 23 floréal VII (12 mei 1799). Bij een inbraak in kasteel Walborg in Ohé en Laak werd in de nacht van 5 op 6 januari 1809 een grote hoeveelheid muntgeld, juwelen en tafelzilver gestolen. Tot de ontvreemde juwelen behoorden ‘deux montres de femme en or, l’une à répétition et revers en émail représentant un oiseau bleu sur fond d’or, l’autre – petite – avec médaillon en cristal au revers’. Een van de bewoners van het kasteel, Dorette de Riedesel, dochter van eigenaar Jean Coenraed de Riedesel, was in de nacht van de inbraak wakker geworden en had op haar horloge gezien dat het vier uur was. Er waren met andere woorden nog meer dameshorloges in huis dan de twee gestolen exemplaren. RAL NRA inv. nr. 1997, proces-verbaal opgesteld door de vrederechter van het kanton Maaseik, d.d. 6 januari 1809. ‘parce qu’il troquait toujours avec des montres’. RAL NRA inv. nr. 312, dossier Guillaume Smeets, getuigenverklaring van Jean Mathieu Hendrix, afgelegd ten overstaan van de vrederechter van het kanton Weert, d.d. 13 augustus 1811. Metselaarsknecht Guillaume Smeets had voor meestermetselaar Jean Mathieu Hendrix gewerkt voor een beloning van 50 centimes per dag, plus de kost die de opdrachtgevers moesten verstrekken. Omdat Smeets van deze bescheiden inkomsten ook nog een gezin moest onderhouden, wekte zijn aanschaf van horloges argwaan, reden waarom er een en ander over is opgetekend. Op maandag 22 juli 1811 bevond hij zich ’s ochtends om elf uur in herberg ‘De Zwaan’ in Weert. Klokkenmaker Jean Nicolas Delaive haalde daar een horloge uit zijn zak, waarop een andere aanwezige tegen Guillaume Smeets zei: ‘Vous que vous est amateur de changer voilà une montre quil vous conviendra bien.’ Smeets was inderdaad gecharmeerd van het uurwerk. Om halfeen kocht hij het bij de genoemde klokkenmaker tegen betaling van zijn eigen horloge en zeven en een halve Franse kroon. Tegen vieren kwam Guillaume Smeets in de Langstraat zijn voormalige werkgever Jean Mathieu Hendrix tegen. Hij bood hem een pot bier aan ‘disant qu’il avoit une jolie montre à lui faire voire’. Ze gingen eerst naar de herberg van Gaspard Kneepkens – die we in hoofdstuk 17 tegenkomen als oom van Dominicus Kneepkens – en later naar herberg ‘De Trompet’ in de Hegstraat waar Guillaume Smeets zijn horloge liet zien ‘à toute la compagnie consistant environ au nombre de vingt personnes’. Guillaume Smeets was getrouwd met Anne Marie Fermans. Zij was de zus van Gertrude Fermans, die zou trouwen met Jean van Bogget, de hoofdpersoon uit hoofdstuk 12. RAL NRA inv. nr. 312, dossier Guillaume Smeets. In de nacht van 3 op 4 nivôse XII (25 op 26 december 1803) werden er diverse goederen ontvreemd uit de boerderij van Hendrik Beelen in het Nederweerter gehucht Budschop, zoals een zilveren horloge dat de
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
49
50 51 52 53
54
eigenaar voor 42 livres had gekocht, een paar schoenen met zilveren gespen en een zilveren kruisje van een van zijn kinderen. RAL NRA inv. nr. 1991, proces-verbaal van de gendarmeriebrigade Weert, d.d. 4 nivôse XII (26 december 1803). Op 6 november 1809 werd de 21-jarige Arnold Leemans in het gehucht Keent bij Weert mishandeld en beroofd van zijn zilveren horloge. Arnold Leemans was afkomstig uit Gelinden, een dorp ten zuidoosten van Sint-Truiden, en werkte in Weert als arbeider aan de aanleg van het Grand Canal du Nord. De dader was Victor Tiderich, een 25-jarige Waal die eveneens als kanaalarbeider werkte. Deze verklaarde ‘que depuis les Pâques jusqu’à la fin d’avril, il a travaillé à la rigole du grand canal à Reckheym, et qu’ensuite il a travaillé au grand canal entre Weert et Nederweert, jusqu’au 15 septembre lorsqu’il est allé à la kermesse de son village, Evernal Bauduin [kanton Landenne, arrondissement Huy, departement Ourthe] où il a séjourné jusques trois semaines avant la Toussaint quand il est allé à Smeermaas où il est resté pendant environ trois semaines en y travaillant à l’écluse’. RAL NRA inv. nr. 246, dossier Victor Ditterich; citaat uit: proces-verbaal van verhoor van Victor Ditterich door de Directeur du jury van het arrondissement Roermond, d.d. 29 maart 1810. Op 25 oktober 1815 vierden de schoenmakers van Roermond het feest van hun patroonheilige Crispin met een bal. Op dat bal zochten twee jongens – een bakkerszoon en een zadelmakerszoon – ruzie met meesterschoenmaker Jenner. Deze trok zich daarop terug, maar werd vervolgens op straat door de twee jongens mishandeld en beroofd van zijn gouden horloge. RAL NRA inv. nr. 1642, dossier Leonard Aerts e.a., brief van de inspecteur van politie Quisthoudt aan de procureur, d.d. 26 oktober 1815. Theodore Jansens werd op 28 februari 1785 geboren te Nederweert. Bij de loting voor de lichting van de jaargang XIV woonde hij in Weert. Op 22 frimaire XIV (13 december 1805) werd hij opgeroepen voor actieve dienst, maar hij meldde zich niet op de vastgestelde dag, 5 nivôse (26 december 1805), waarna hij werd veroordeeld als dienstplichtontduiker. Op 24 juni 1807 meldde hij zich alsnog, waarna hij dezelfde dag werd ingelijfd bij het 20ste regiment dragonders, dat zijn depot in Maastricht had. Reeds op 16 november 1807 deserteerde hij, waarop hij op 12 januari 1808 bij verstek veroordeeld werd tot vijf jaar dwangarbeid en 1500 franc boete. In het voorjaar van 1811 keerde hij vrijwillig terug, waarop het conseil de Guerre spécial te Maastricht op 26 maart 1811 de eerdere veroordeling tenietdeed. Ruim een jaar later, op 21 juni 1812, werd hij uit de dienst ontslagen met een congé de réforme, wat wil zeggen dat hij niet langer geschikt werd bevonden voor de krijgsdienst. RAL FA inv. nrs. 477, 487, 561 en 577; SHAT inv. nr. 24 Yc 211. RAL NRA inv. nr. 1638, dossier Theodore Jansens, getuigenverklaring van Elisabeth Gielen ten overstaan van de vrederechter van het kanton Maaseik op 17 juli 1813 en verhoor van Theodore Jansens door de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond op 22 juli 1813. Thiébault beschrijft in zijn memoires met gepaste trots dat het horloge dat hij in de jaren tachtig van de achttiende eeuw als kind had gekregen na tien jaar nog steeds liep, omdat hij het met zorg behandelde. Thiébault, Mémoires, p. 37. De 29-jarige Joseph Paulissen fils uit Roermond had zijn zilveren horloge ter reparatie aangeboden ‘parce que elle tardait bien une heure par jour’. RAL NRA inv. nr. 1425, dossier weduwe Nijs, verslag van de zitting van de Correctionele Rechtbank van het arrondissement Roermond op 23 floréal VII (12 mei 1799). ‘nettoyeur des montres de profession’. Godefridus Michiels werd er in 1801 van verdacht dat hij de Franse wetgeving op de verkoop van edelmetaal overtrad, omdat hij zich niet had laten registreren bij de dienst die toezicht hield op deze branche. Michiels verklaarde evenwel dat hem niets te verwijten viel. Hij handelde namelijk niet in zilver of goud, maar hij ontdeed horloges van vuil en maakte ze weer werkend. Wanneer een horloge defect was, verving hij zelf niet het kapotte onderdeel, maar stuurde hij het uurwerk op aan een vakman in Luik. Op het moment dat de bovengemelde dienst zijn zaak bezocht, had Michiels twaalf zilveren horloges in zijn werkplaats. De controleurs namen daarvan de zilveren kasten en kettingen in beslag. Van elk exemplaar kon hij de eigenaar noemen, zo verklaarde Michiels in de rechtszaak die hierop volgde. RAL NRA inv. nr. 1577. Waarschijnlijk mogen we Godefridus Michiels ook beschouwen als handelaar in klokken. Op 29 juli 1816 werd hij omschreven als ‘horloger et marchand’. RAL NRA inv. nr. 2427. Bij een bezoek aan klokkenmaker Mathieu Raetsen uit Heythuysen troffen controlerende ambtenaren negen zilveren horloges aan. Acht daarvan had hij ter reparatie in behandeling, terwijl het negende exemplaar van hem persoonlijk was. Uit de afwezigheid van nieuwe horloges mogen we wellicht afleiden dat Raetsen zelf niet handelde in horloges. RAL NRA inv. nr. 1639, dossier Mathieu Raetsen, proces-verbaal van verhoor van Mathieu Raetsen op 8 oktober 1813. In Roermond was de vijftigjarige Thérèse van de Grijn, weduwe van de heer Nijs, werkzaam als ‘horlogère et marchand’. Naar eigen zeggen verkocht zij geen horloges, maar repareerde zij deze alleen. Controlerende
N OT E N
107
55 56
57 58
59
60
ambtenaren troffen bij haar drie gouden en vier zilveren horloges aan. RAL NRA inv. nr. 1425, dossier weduwe Nijs, verslag van de zitting van de Correctionele Rechtbank van het arrondissement Roermond op 23 floréal VII (12 mei 1799). Theresia van de Grijn was de moeder van klokkenmaker Joannes Franciscus Nijs, die zijn vak leerde bij klokkenmaker J. Schoufs te Thorn. Mestrom, Uurwerken, appendix II. Tulard, La vie quotidienne; Tulard, La province au temps de Napoléon. Tulard, La province au temps de Napoléon, p. 159. Onderzoek dat in een andere richting wijst, lijkt niet door te dringen tot de handboeken. ‘L’image traditionelle d’une France morcelée en autant de cellules sociales que de villages ou de contrées et repliée sur elle-même, mérite une notable correction’, schreef Béteil bijvoorbeeld op grond van een studie naar de arbeidsmigratie. Béteille, ‘Les migrations saisonnières’, p. 425. Tulard, La vie quotidienne, p. 13 en 16. Roche, La France des Lumières, p. 53-58. Daumas keert zich in een recente studie tegen dit ‘immobilisme’ dat waarschijnlijk eerder van toepassing is op de historici dan op de beschreven samenleving: ‘il est tout à fait troublant d’observer que l’importance de ces changements, et plus encore celle de leurs conséquences culturelles, sont toujours relativisées, minimisées, même dans les synthèses les plus récentes et sous la plume des historiens les plus éminents. (…) Même lorsque les changements sont soulignés avec vigueur, il est toujours rappelé que, finalement, l’immobilisme reste la tendance dominante.’ Daumas, Familles en Révolution, p. 54. In een overzicht uit 1815 lezen we dat er vanuit Weert een ‘grande route’ liep naar ’s-Hertogenbosch. Eenzelfde tien meter brede zandweg liep vanuit Weert via Budel naar Hamont, en verder liep er zo’n ‘grande route’ naar Roermond, een naar Venlo, en een naar Maastricht. Daarnaast liepen er wegen naar Bree en naar Diest. De grote weg naar ’s-Hertogenbosch verkeerde ‘en assez bon état’. Toch was deze zandweg in de winter ‘très marécageux’ en in de zomer op verschillende plaatsen ‘sablonneux’. De wegen die als slecht te boek stonden – die naar Maastricht, Bree en Diest – waren in de winter vaak onbegaanbaar. Vooral de weg naar Diest verkeerde in een abominabele staat. Het was de enige doorgaande weg die niet op een dijk was aangelegd en die daardoor een heel slechte afwatering had. ARA, ministerie van Oorlog, kwartiermeester-generaal van de generale staf, inv. nr. 223, vragenlijst over de gemeente Weert, ingevuld door maire Bloemarts op 2 oktober 1815. ‘Comment trouver des matériaux de statistique dans un pays où il n’y a ni manufactures ni fabriques, ni forges, ni usines, ni commerce, ni industrie, qui ne peut déboucher que l’excédent de ses productions agricoles ; où le minéral est si pauvre, qu’il ne fournit pas même des pierres pour les besoins les plus ordinaires, qui n’a de marchés que pour le légume et la volaille, des foires qu’à l’occasion des kermesses ; où l’instruction se borne aux leçons du maître d’école et du catéchiste ; où les revenus publics sont absorbés par l’abus de l’emprunt qui a multiplié la dette communale dans une progression excessive, et dont l’habitant, opiniâtre dans sa routine, se refuse à tous les moyens de sortir de cette pénurie, parce qu’ils pourraient lui occasionner quelques déboursés.’ ‘Malgré toute la vérité de ce tableau l’arrondissement n’en est pas moins susceptible de trouver sa place dans la classe des meilleurs pays de l’empire.’ Jansen, red., ‘Statistique de l’arondissement de Ruremonde (1808)’, p. 86.
61 Lichtingen van de jaargangen IX tot en met XIII Rangorde van departementen, in aflopende volgorde
108
Nr
Departement
Afgekeurde conscrits als percentage van het totaal aan conscrits
1 69 78 79
Eure Fôrets Lys Ourthe
63.0 29.8 25.9 25.6
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Nr
Departement
Betalende conscrits als percentage van het totaal aan afgekeurde conscrits
1 31 41 66
Puy-de-Dôme Lys Escaut Deux-Nèthes
42.2 14.6 13.6 10.2
91 99 100 101 102 103 108
Meuse-Inférieure Escaut Sambre-et-Meuse Jemappes Deux-Nèthes Dyle Liamone
22.3 17.9 17.2 16.3 15.9 15.8 6.3
Frankrijk gemiddeld
31.7
Nr
Departement
Gemiddelde som in francs per afgekeurde, betalende conscrit
1 15 23 29 36 39 40 66 100 108
Seine Sambre-et-Meuse Deux-Nèthes Escaut Dyle Lys Jemappes Ourthe Forêts Meuse-Inférieure
366.0 202.4 176.6 173.3 164.6 160.2 158.4 131.7 83.7 47.0
Frankrijk gemiddeld
156,3
67 72 91 96 98 102 108
Dyle Meuse-Inférieure Sambre-et-Meuse Forêts Jemappes Ourthe Liamone Frankrijk gemiddeld
9.9 9.6 6.1 5.1 4.6 4.1 0.8 13.1
Deze gegevens zijn ontleend aan Smets, Les Pays rhénans, p. 321-327 en 508-509. Uiteraard zal er sprake zijn van enige vertekening, omdat in het ene departement meer conscriptiefraude zal hebben plaatsgevonden – en het aantal ten onrechte afgekeurde conscrits er hoger zal hebben gelegen – dan in het andere, maar aan het algehele beeld doet dit weinig af. Volgens deze cijfers was de Nedermaas beduidend armer dan de Vlaamse departementen. Vooral de departementen van de Leie en de Schelde kenden een omvangrijke toplaag met een meer dan gemiddelde rijkdom. De positie van de Nedermaas ten opzichte van de Waalse departementen is minder eenduidig vast te stellen. Weliswaar was de elite in de Waalse departementen rijker dan die in de Nedermaas, maar de welvaart was er ongelijker verdeeld over de bevolking. Belangrijker is echter de vaststelling dat de negen ‘Belgische’ departementen in zijn geheel welvarender waren dan de meeste departementen in het ‘oude’ Frankrijk. Dit komt overeen met het beeld dat de Fransen hadden van de Zuidelijke Nederlanden als een rijke streek. 62 Modern onderzoek bevestigt deze indruk van Liger. De yield-ratio van rogge (de opbrengst van dit gewas afgezet tegen de hoeveelheid uitgezaaide rogge) lag in het arrondissement Roermond hoger dan in de meeste Franse departementen. Jansen, ‘Agrarische vernieuwingen’, p. 80. 63 Jansen, red., ‘Statistique de l’arrondissement de Ruremonde (1808)’, p. 141. 64 In een verkoopbrochure uit 1781 ten behoeve van de verkoop van de heerlijke rechten in Weert en Nederweert werd vermeld dat de akkerbouw en de handel in granen het dorp Nederweert welvarend hadden gemaakt. Haanen, ‘De heerlijkheden’, p. 42. Een enkele graanhandelaar kennen we bij naam. Zo woonde graanhandelaar Jean Simons in Weert op de Biest. RAL NRA inv. nr. 2418, minuut van vonnis van het vredegerecht van het kanton Weert d.d. 9
N OT E N
109
65
66 67
68
69
70
71 72
73
74 75
110
floréal IX (29 april 1801). In Weert woonde ook Guillaume Caris, ‘cultivateur et marchand patenté de grains’. RAL NRA inv. nr. 1578. De plaatselijke topografie wijst ook op het belang van de graanhandel. Het plein naast de Sint-Martinuskerk in Weert heet Korenmarkt, een benaming die we in de Franse tijd tegenkomen als ‘Marché à blé’. GAW NAW inv. nr. 2169, ‘Lijst inhoudent de name der huyse in de stad en belegt door mij in mijn borgemeestersjaar’, gezien het handschrift opgesteld door Gijsbert Beerenbroek die burgemeester was in 1795-1796. ‘les kermesses et les jours de gala’. Jansen, red., ‘Statistique de l’arrondissement de Ruremonde (1808)’, p. 132-133, 141. In een iets latere periode stelde het gemeentebestuur van Weert conform de richtlijnen ‘eenen staat voor de regeling van de rogge brood taxe’ op. Ondanks de officiële verplichting daartoe, stelde het geen tarief vast voor de belasting op ‘het gebak van tarwe’, ‘uit hoofde dat alhier ter stede het zelve altijd zonder gewigt & in het klein heeft plaats gehad.’ GAW NAW inv. nr. 69, minuut van brief 452, d.d. 18 september 1822. RAL NRA inv. nr. 1638, dossier Nicolas Hertogh. Wellicht was dit ‘pain blanc’ gemaakt van tarwe, wellicht ook van een mengsel van tarwe en fijn gezeefde rogge. Volgens een schrijven van maire Bloemarts bedroeg de jaarlijkse oogst aan haver 21.600 hectoliter, waarvan 9300 hectoliter bestemd waren voor paarden en 3000 voor hoornvee. GAW NAW inv. nr. 1522, minuut van brief van maire Bloemarts aan de prefect, ongedateerd, maar geschreven als reactie op een circulaire van de prefect d.d. 9 augustus 1808. Een schatting dat er jaarlijks slechts 3000 hectoliter haver verhandeld werd in Weert, lijkt derhalve aan de lage kant. Deze schatting maakt deel uit van een voorstel van de gemeenteraad van Weert d.d. 13 oktober 1809 voor de vaststelling van de plaatselijke belastingtarieven. GAW NAW inv. nr. 2, f. 9. Uit het koolzaad werd olie gewonnen. Een deel hiervan werd gebruikt voor de bereiding van zeep. Volgens een rapport van Goldberg uit 1814 telde het departement van de Nedermaas tien zeepziederijen, die grotendeels voor de export werkten en die meer koolzaadolie nodig hadden dan het departement kon leveren. ARA Collectie Goldberg inv. nr. 188. Daarnaast diende koolzaadolie met name voor verlichting. In zijn rapport van 19 fructidor V (5 september 1797) vermeldde Willemart, de regeringscommissaris bij het bestuur van het kanton Weert, dat het nu het geschikte moment was om achterstallige grondbelasting te innen, omdat ‘les petits cultivateurs dans cette saison vendent leur colsath, et l’une et l’autre denrées provenant de leur récolte de cette année’. RAL FA inv. nr. 4318, rapport van Willemart, regeringscommissaris van het kanton Weert, d.d. 19 fructidor V (5 september 1797). Op 1 augustus 1786 verplichtte de Weerter voerman Laurens Frencken zich om in de zomer eenmaal per week en in de winter eenmaal per veertien dagen ‘van alhier naer Brussel te vaeren’ en ‘alle ten vervoer aangeboden brieven en goederen zo vlas en anderszins te vervoeren en de tocht over Leuven te nemen’. Verstappen, Bijdrage, p. 28-29. Blomme, Bevolking, p. 176. Vanhaute, Heiboeren, p. 95. Boer Lambertus Goofers uit Weert meldt in zijn kroniek: ‘de spuersaed [=spurriezaad] is in dit jaer 1794 duer geweest, want hy heeft gekost negen gulden het vat’. Habets, red., ‘Chroniek der stad Weert’, p. 392. Boer Jan Moonen uit het Weerter gehucht Tungelroy maakte een notitie over de teelt van spurrie in 1808: ‘den bogweijt die dat jaer wonder laet bloijden om de groote droogte jn het voorjaer en heel laet begonst het te regenen dat de mensen doen spurrizaet zaeijden.’ GAW ANGA inv. nr. 425, p. 25. De volledige aardappelopbrengst van 251.190 hectoliter werd plaatselijk geconsumeerd. Van de roggeproductie werd 170.727 van de 272.688 hectoliter plaatselijk geconsumeerd, wat duidt op een aanzienlijke afzet buiten de regio. Om het relatieve belang van rogge en aardappelen voor de voeding van de bevolking te wegen dienen we te beseffen dat een hectoliter graan ongeveer tien keer zoveel calorische waarde heeft als een hectoliter aardappelen. Boekweit werd verbouwd op arme zandgrond die zich niet leende voor de teelt van een veeleisender product. De bloemen van de boekweit waren ook belangrijk voor de bijenteelt. De knollen, wortelen en kool waren voornamelijk bestemd voor veevoer. Jansen, red., ‘Statistique de l’arondissement de Ruremonde (1808)’, p. 128-129, 132-135. ARA, ministerie van Oorlog, kwartiermeester-generaal van de generale staf, inv. nr. 223, vragenlijst over de gemeente Weert, ingevuld door maire Bloemarts op 2 oktober 1815. Waar Liger zweeg, vinden we in een andere bron wel relevante informatie. De regeringscommissaris bij het kanton Maaseik klaagde in zijn rapport van 4 vendémiaire VII (25 september 1798) dat ‘le commerce avec l’Angleterre, unique debouché de nos semences de trefles, est interrompue par suite de la guerre’. Colson,
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
red., De rapporten, p. 61. 76 GAW NAW inv. nr. 68. 77 ’s Nachts vertoefden de schapen in schaapskooien, waar hun mest zich gemakkelijk liet verzamelen. Overdag graasden ze op heidevelden, maar ook op stoppelvelden en braakliggende akkers. De schapenmest kwam direct ten goede aan deze velden. Roebroeck, Het Land van Montfort, p. 274. Dat ook in de regio Weert de schapen ’s nachts in een schaapskooi verbleven ligt voor de hand. Archivalia bevestigen deze veronderstelling. Zo vond in de nacht van 9 op 10 juli 1809 een diefstal van twee schapen plaats uit een schaapskooi bij een boerderij in het Nederweerter gehucht Eind. RAL NRA inv. nr. 1631, dossier Rosinsky en Strominger, proces-verbaal van verhoren van de getuigen Mathieu Mooren en Jacques Aeben op 4 augustus 1809. 78 Jansen, red., ‘Statistique de l’arrondissement de Ruremonde (1808)’, p. 127. 79 GAW OAW inv. nr. 471, paspoort verstrekt aan voerman Laurens Linssen die met een kar beladen met boter naar Luik reist; RAL NRA inv. nr. 2420, minuut van akte 21 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 9 nivôse XI (30 december 1802). 80 Het waren grote paarden, met een schoft hoogte van 1,70 meter. 81 GAW NAW inv. nr. 1522, minuut van brief van maire Bloemarts aan de prefect, ongedateerd, maar geschreven als reactie op een circulaire van de prefect d.d. 9 augustus 1808. In deze minuut is ‘Brabant’ als bestemming doorgestreept ten gunste van de algemene term ‘France’. 82 Op 11 december 1811 hield het vredegerecht van het kanton Weert een zitting over het geschil tussen handelaar Pierre Beysens uit Sittard en zijn transporteur Jean Mathieu Huysmans uit Weert. Van het horen van de getuigen werd proces-verbaal opgemaakt, waarna de vrederechter het geschil doorverwees naar het Tribunal de Commerce. RAL NRA inv. nr. 2425, minuut van akte nr. 116 en vonnis nr. 117, beide d.d. 11 december 1811. Volgens onderprefect Liger werden de voortbrengselen van de kippen in het arrondissement Roermond uitsluitend plaatselijk geconsumeerd. De omvang van de pluimveesector – bijna vijftigduizend kippen, bijna honderdduizend kuikens en een jaaropbrengst van bijna 2,5 miljoen eieren – sluit een afzet op vreemde markten echter niet uit. Jansen, red., ‘Statistique de l’arrondissement de Ruremonde (1808)’, p. 128. 83 GAW OAW inv. nr. 472, paspoort verstrekt aan Jean Sak op 11 februari 1793. Het zou om stokvis kunnen gaan, maar evenzeer om ingezouten haringen. In Born verkocht een ‘colporteur marchand de pains d’épices et poissons salés’ in 1815 bijvoorbeeld haring. RAL NRA inv. nr. 1642, dossier Jean Bouten. Ook in Weert werd zeevis verkocht, ongetwijfeld in gezouten vorm. Op 20 januari 1814 trok prins Paul van Wirtenberg, een generaal in dienst van tsaar Alexander, door Weert. Hij vorderde voor 294 franc aan ‘vin, liqueurs, poissons de mer, bougies et autres objets pour la cuisine’. GAW NAW inv. nr. 2189, ‘Tableau de situation des requisitions par le compte des troupes alliées, et fournies par la commune de Weert’. 84 In een reisverslag lezen we over de stad Mechelen, die destijds ongeveer 20.000 inwoners telde: ‘la proximité de la Campine y entretient constamment l’abondance et le bon marché des vivres’. Paquet-Syphorien, Voyage historique, deel II, p. 65. 85 Het paspoortregister van de magistraat van Weert vermeldt wel enkele veehandelaren bij naam. De 35jarige Petrus Hanckx uit Weert, ‘koopman in hoornvee en schapen’, vroeg op 28 november 1789 een paspoort aan voor Brabant. De 57-jarige Willem Aspers, ‘koopman in beesten’, vroeg op 7 december 1790 een paspoort aan, eveneens voor Brabant. De 34-jarige veehandelaar Gerardus Janssen vroeg op 23 november 1791 een paspoort aan voor Brabant en ‘Pruisisch land’. De 45-jarige Michiel Teuwen, ‘coopman in hoornebeesten en verkens’, vroeg op 9 augustus 1794 een paspoort aan voor Hasselt en omstreken. GAW OAW inv. nrs. 468 en 469. 86 We danken al deze gegevens aan een rechtszaak naar aanleiding van het in gebreke blijven van Pierre Smeets, hoefsmid en handelaar in kalveren aan de Biest te Weert. RAL NRA inv. nr. 2422, vonnis van het vredegerecht van het kanton Weert d.d. 4 floréal XIII (24 april 1805). Pierre Smeets beweerde dat hij op de terugweg van Düsseldorf was beroofd van 590 Franse kronen, maar deze bewering bleek ongegrond. Vermoedelijk had Smeets de beroving verzonnen om zijn crediteuren niet te hoeven betalen. RAL NRA inv. nr. 1993, brief van de officier van justitie van het arrondissement Krefeld (departement Roer) aan de officier van justitie van het arrondissement Roermond, d.d. 30 pluviôse XIII (19 februari 1805), en brief van Bloemarts, maire van Weert, aan de officier van justitie van het arrondissement Roermond, d.d. 11 ventôse XIII (2 maart 1805). 87 Adrien Huijsmans, boer in het gehucht Laar bij Weert, verklaarde dat hij niet langer handelde in koeien en vroeg daarom op 20 pluviôse XI (9 februari 1803) kwijtschelding van de hem opgelegde patentbelasting
N OT E N
111
aan. RAL FA inv. nr. 4114. 88 Pierre Moonen, een 53-jarige ‘marchand de veaux’ uit Heerlerheide, was op 18 september 1815 in Weert. Tegen het middaguur wilde hij er in een herberg een glaasje gaan drinken ‘avec ses amis Mathieu Vlemmings et Jean de Kok, bouchers à Weert’. RAL NRA inv. nr. 1643, dossier Jean Nies, getuigenverklaring van Pierre Moonen ten overstaan van de vrederechter van het kanton Weert op 25 september 1815. Deze verklaring bevindt zich ook in: RAL NRA inv. nr. 1643, dossier Mathieu van de Manakker. Incidenteel treffen we andere sporen aan van veehandel over betrekkelijk grote afstanden. Frederic Gerson was een Joodse slager en koopman in runderen, die geboortig was uit Ansbach (Beieren) en woonachtig in Mulbracht (departement van de Roer). Voor zijn negotie trok hij van Mulbracht via Helden en Hamont naar Lommel. In Lommel was hij bekend, omdat hij er de kinderen van Samuel Jonas had onderwezen. Op 9 maart 1812 werd hij te Hamont gearresteerd op grond van het ontbreken van een geldig paspoort. Hij had twee Jiddische brieven van zijn vader uit Ansbach op zak, die niet bewaard zijn gebleven. RAL NRA inv. nr. 1949, proces-verbaal van gendarmeriebrigade Weert, d.d. 10 maart 1812, en proces-verbaal van verhoor van Frederic Gerson door de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond, d.d. 14 maart 1812. 89 GAW NAW inv. nr. 2, f. 8. 90 In de toelichting die Ferraris schreef bij zijn kaart van de Oostenrijkse Nederlanden, merkte hij over de regio Weert op, dat ‘le commerce dominant est en laitage et en bestiaux’. Ferraris, Carte de Cabinet, p. 50. 91 In 1794 legden de Franse machthebbers een rekwisitie op van een zesde van alle koeien. In Weert en Nederweert bracht deze rekwisitie 639 koeien op, waardoor we het totaal op minimaal 3834 mogen stellen. De boeren zullen immers eerder te weinig dan te veel koeien hebben opgegeven. GAW ANGA inv. nr. 423, p. 21. Bij een telling ten behoeve van een rekwisitie van koeien – ongedateerd, maar gezien de context stammend uit het midden van de jaren 1790 – waren er in Weert 1891 koeien, 168 stieren, 250 ossen en 42 kalveren. GAW NAW inv. nr. 2181. In 1815 waren er in Weert 2500 koeien. ARA, ministerie van Oorlog, kwartiermeester-generaal van de generale staf, inv. nr. 223, vragenlijst over de gemeente Weert, ingevuld door maire Bloemarts op 2 oktober 1815. 92 Dagloonster Sybille Peut uit Venlo verklaarde dat zij haar koe onder andere voederde met ‘spoeling’ ofwel een afvalproduct van brouwers en jeneverstokers. RAL NRA inv.nr.1635, dossier Sybille Peut, verklaring van Sybille Peut d.d. 15 juli 1811. Venlo telde in 1805 zes brouwers en liefst 24 jeneverstokers, wat ongetwijfeld samenhing met de ligging aan de Maas, waardoor graan gemakkelijk en dus goedkoop aangevoerd kon worden. AN inv. nr. F/11/422, brief van de prefect van de Nedermaas aan de minister van Binnenlandse Zaken d.d. 1 ventôse XIII (2 februari 1805), met in bijlage een overzicht van brouwers en jeneverstokers. 93 Tijdgenoten hebben regelmatig op dit fenomeen gewezen. G.K. van Hogendorp maakte tijdens zijn reis door de Zuidelijke Nederlanden in 1817 notities over het belang van jeneverstokerijen bij de ontginning van woeste gronden in de Kempen. ARA, Collectie G.K. van Hogendorp inv. nr. 57, f. 183 en 255. In een andere bron lezen we dat de jeneverstokerij van Jean Mathieu Clercx, een prominente boer en tevens notaris te Neerpelt, als voornaamste doel had ‘l’entretien et l’amélioration du sol le plus ingrat’. De opbrengst van de verkoop van de jenever was een nevenzaak. RAL MvK inv. nr. 63, brief van H.J. Michiels van Kessenich, commissaris van het arrondissement Roermond, aan de gouverneur van de provincie Limburg, d.d. 17 april 1820. Aan dit opmerkelijke fenomeen van jeneverstokers die in de eerste plaats veevoer produceerden, heeft Jansen een artikel gewijd. Hij wijst erop dat het departement van de Nedermaas weliswaar veel jeneverstokerijen kende, maar dat het overwegend om kleine bedrijfjes ging met een primitieve wijze van distilleren en met een geringe productie. In het arrondissement Roermond zou er per jeneverstokerij slechts zes à twaalf ton graan per jaar verwerkt zijn. (p. 286) Alleen in Maastricht en in en rond Hasselt waren er professionele jeneverstokerijen met een aanzienlijke productie. In tegenspraak met deze relativering van het belang van de jeneverproductie is evenwel de bewering dat 25% tot 40% van het graan dat jaarlijks werd geoogst, in de branderijen zou zijn omgezet in jenever. (p. 276 en 291) Ondanks de relativering van de omvang van de jeneverproductie onderschrijft Jansen het positieve effect dat ervan uitging op de landbouw. Door het afval van de stokerijen als veevoer te gebruiken konden boeren meer koeien houden, waardoor ze over extra mest beschikten, wat de exploitatie van een groter areaal mogelijk maakte. (p. 292-295) Jansen, ‘Jenever in opmars’, p. 273-298. Per saldo ging het om een belangrijke bedrijfstak. In de Nedermaas werd in een ‘normaal’ jaar 9,3 miljoen liter jenever gestookt, waarvan een derde lokaal geconsumeerd werd en twee derde uitgevoerd werd, vooral
112
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
94 95
96 97
98
99
100 101 102 103
naar andere departementen in Frankrijk. Deze ‘export’ kunnen we op rekening schrijven van de professionele stokerijen in Maastricht en Hasselt. ARA, ministerie van Oorlog, kwartiermeester-generaal van de generale staf, inv. nr. 220, Tableau statistique du Département de la Meuse-Inférieure pour l’an IX de la République française. AN inv. nr. F/11/422, brief van Collin, ‘le conseiller d’État, Directeur général des Douanes de l’Empire’ aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 28 nivôse XIII (18 januari 1805). ‘C’est avec le marc des grains employés dans la fabrication de la bière et de l’eau de vie de grains, que les propriétaires nourrissent les bestiaux dont ils ont un besoin indispensable pour la culture et l’engrais de leur terres.’ ‘Tout ce que ces communes offrent de terrains cultivés sont autant de conquêtes faites sur les bruyères ; ces terrains seroient encore incultes, si les brasseries et les distilleries n’en eussent favorisé le défrichement en procurant de la nourriture pour les bestiaux et un engrais indispensable.’ AN inv. nr. F/11/422, brief van de prefect van het departement van de Nedermaas aan de minister van Binnenlandse Zaken d.d. 1 ventôse XIII (2 februari 1805), met in bijlage een overzicht van brouwers en jeneverstokers. Nederweert telde vier brouwers en vier jeneverstokers, Stramproy twee brouwers, en Weert negen brouwers en drie jeneverstokers. AN inv. nr. F/11/422, minuut van brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan Collin, ‘le conseiller d’État, Directeur général des Douanes de l’Empire’, d.d. 17 ventôse XIII (8 maart 1805). In 1800 werd de 56-jarige Pierre Joseph Nijs uit Leveroy omschreven als landbouwer. RAL NRA inv. nr. 2023, verslag van verhoor van P.J. Nijs door de Directeur du jury van het arrondissement Roermond, d.d. 6 messidor VIII (25 juni 1800). In het verslag van de zitting van de rechtbank van eerste aanleg te Roermond van 5 floréal an XIII (25 april 1805) werd de zestigjarige Pierre Joseph Nijs uit Leveroy omschreven als ‘tonnelier et cabaretier’. RAL NRA inv. nr. 1579. In een ander officieel stuk treffen we hem aan als jeneverstoker. AN inv. nr. F/11/422, brief van de prefect van het departement van de Nedermaas aan de minister van Binnenlandse Zaken d.d. 1 ventôse XIII (2 februari 1805), met in bijlage een overzicht van brouwers en jeneverstokers. Handelaren uit Buggenum, Maaseik en Wessem haalden met hun schepen kolen op in Luik en losten dat in genoemde plaatsen. Het verdere transport vond per kar plaats. RAL FA inv. nr. 4115, verzoekschriften om verlaging van de patentbelasting van kolenhandelaren Chretien Bidlot uit Wessem en F.J. Sterken uit Buggenum. Op welke schaal dit gebeurde en welke rol de Weerter voerlieden hierin speelden, is lastig te zeggen. Slechts onder bijzondere omstandigheden werd er iets van opgetekend. Op 23 messidor IX (12 juli 1801) dienden drie Weerter voerlieden die ieder een kar met kolen naar Eindhoven hadden vervoerd, een klacht in omdat de douane zakken met rogge in beslag had genomen als smokkelwaar, terwijl het volgens de voerlieden ging om veevoer voor hun paarden. RAL NRA inv. nr. 1990. De Weerter consumptie van kolen was begrijpelijkerwijs klein, gezien de beschikbaarheid van goedkope turf. Jaarlijks werden er in Weert slechts vijftig karren kolen afgenomen. GAW NAW inv. nr. 2, f. 9. Naast kolen zullen ook andere goederen uit de regio rond Luik zoals natuursteen (leisteen als dakbedekking, kasseien voor bestrating, hardsteen voor dorpels en kozijnen) over de Maas naar plaatsen als Wessem gevoerd zijn, vanwaar het verdere transport per kar plaatsvond. Een glimp van dit transitoverkeer vangen we op bij een dodelijk verkeersongeluk dat in Nederweert plaatsvond. Op 9 april 1807 om tien uur ’s ochtends passeerden acht karren het dorp, waarvan er één een driejarig meisje overreed. Zeven van de voerlieden kwamen uit Helmond, onder wie de dader, Theodor Royackers. RAL NRA inv. nr. 1997, proces-verbaal van gendarmeriebrigade Weert, d.d. 9 april 1807. RAL FA inv. nr. 3288, kladblaadje met vragen in verband met de invoer van gemeentelijke belastingen in Nederweert, ongedateerd maar gezien de context stammend uit 1804. Creemers vermeldt dat de gemeente Stramproy vóór de aanleg van de Zuid-Willemsvaart veel bezocht werd door voerlieden uit Budel, Hamont, Achel en omstreken die ‘aan de Maas te Maeseyck steenkolen, kalk en andere benoodigdheden haalden.’ Creemers, Aanteekeningen, p. 25. RAL FA inv. nr. 3287, mandatering van betaling van 24,50 franc aan Laurent van Mierlo ‘pour livraison de onze mesures de siment, ainsi que pour le frais de transport de Cologne à Nederweert’, d.d. 30 fructidor XIII (17 september 1805). De Moor, ‘Tot proffijt van de ghemeensaemheijt’, p. 236-238. Op 9 juli 1791 gaven de magistraat van Nederweert en Weert een gezamenlijke verordening af over de uitgifte van nieuwe veenvelden, die op 14 juli zou plaatsvinden. GAW OAW inv. nr. 5, f 28v – f 29r. Boer Jan Moonen uit het Weerter gehucht Tungelroy maakte hierover enkele notities. Vanwege inter-
N OT E N
113
104
105 106 107
108 109
110 111
114
ne twisten staakten de bestuurders van Weert in 1783 tijdelijk de uitgifte van veenvelden. Daarop gaf Nederweert nieuwe veenvelden uit aan Weertenaren in de ‘Boolen Peel of Platten Peel’. Om de turf te kunnen winnen moest er in 1783 eerst een afwatering aangelegd worden: ‘jder die daar een veldt had uijtgenomen is er na toe gegaan met 2 man sommige met 3 en dat 2 dagen om den graef [=gracht, vaart] tussen het veldt en de baan [=weg] te maken den welcken moet zeijn 5 voeten breedt en 4 voeten diep.’ Een jaar later moesten de bezitters van de veenvelden gezamenlijk de weg naast het afwateringskanaal ophogen, zodat de weg voor karren begaanbaar was. Dit was een vereiste om de turf af te kunnen voeren: ‘jeder die daar een veldt hadt weederom naar toe geweest met 2 man ker en peerdt 2 dagen om de baen te oversavelen, (…) weij hadden eerd kerren [=aard karren, wagens voor zand] om savel [=zand] daer op te vaeren [=voeren, rijden].’ De exploitatie van het veenveld vergde bovendien een plek waar de turf kon drogen. In 1818 kreeg Jan Moonen een veenveld in het ‘Weerter Broek’. Hij schreef hierover: ‘de velden om den torf op te drogen hebben weij en Peeter Homans te samen gemaekt en den 10 november op alle 2 de velden gevaeren [=gevoerd, gereden] 103 kerren zavel [=karren zand].’ GAW ANGA inv. nr. 423, p. 63-67. RAL FA inv. nr. 3286, minuut van brief van de gemeenteraad van Nederweert aan de prefect, ongedateerd maar gezien de inhoud stammend uit 1804. In een andere versie van dit schrijven wordt gesproken van het bescheidener getal van ‘twee hondert en meerder karren met torf gelaeden’ die dagelijks in Nederweert werden overgeslagen. RAL FA inv. nr. 3288, ongedateerde minuut van een brief van de gemeenteraad van Nederweert aan de prefect. RAL NRA inv. nr. 1580, f. 151r. en f. 151v. Aldus een verklaring van Mathieu van Bogget, een boer uit Nederweert. RAL NRA inv. nr. 1580, f. 170r. Vermoedelijk bewaarden kleinbehuisde stedelingen de turf in een tufk ist. Bij de openbare verkoop van de winkelvoorraad en inboedel van kruidenier Jean Keulen uit Weert verwisselde een ‘coff re à tourbes’ voor 30 centimes van eigenaar. GAW NA inv. nr. 4536, akte met volgnr. 27 verleden voor notaris Cornelis op 25 en 26 mei 1810. In een proces-verbaal is sprake van een bakker die in Weert aan de ‘Marché des tourbes’ woonde. RAL NRA inv. nr. 1994, proces-verbaal van de gendarmeriebrigade Weert d.d. 7 brumaire XIV (29 oktober 1805). Per karrenvracht turf werd er 0,05 franc gemeentelijke belasting geheven. De opbrengst van deze heffing op turf bedroeg op jaarbasis 708,75 franc, zo blijkt uit een verslag van de gemeenteraad van 8 april 1812. GAW NAW inv. nr. 2, f. 73. Een andere bron schat de jaarproductie in Weert in 1815 op achtduizend karrenvrachten, ofwel ongeveer honderd zestig karrenvrachten per week. ARA, ministerie van Oorlog, kwartiermeester-generaal van de generale staf, inv. nr. 223, vragenlijst over de gemeente Weert, ingevuld door maire Bloemarts op 2 oktober 1815. Met de honderd karren per week die de Nederweertenaren aanvoerden, zitten we dan dicht bij het eerder genoemde getal van 273 karrenvrachten turf per week. Deze turf diende om woningen te verwarmen, maar waarschijnlijk ook voor gebruik in brouwerijen, jeneverstokerijen, textielververijen, bakkerijen en steenbakkerijen. En een deel van de turf zal via de markt in Weert zijn weg hebben gevonden naar andere plaatsen. Jansen, red., ‘J.L. Languesse. Précis statistique’, p. 95. Een notitie uit Nederweert spreekt over het transport van turf ‘naer Weert of elders’. RAL FA inv. nr. 3288, kladblaadje met vragen in verband met de invoer van gemeentelijke belastingen in Nederweert, ongedateerd maar gezien de context stammend uit 1804. Maire Trouwen van Nederweert legde uit dat een dagloner per dag ongeveer zeshonderd plakken turf kon steken, ofwel een karrenvracht. Maar om deze plakken te laten drogen moest een dagloner ze daarna diverse malen verplaatsen. Bij een dagloon van een franc kostte een karrenvracht turf netto drie franc. Daar kwamen de transportkosten naar de markt nog bij. Omdat een kar turf op de markt volgens maire Trouwen nog geen vier franc opbracht, zou het turfsteken een onrendabele bezigheid zijn. ARA, ministerie van Oorlog, kwartiermeester-generaal van de generale staf, inv. nr. 223, vragenlijst over de gemeente Nederweert, ingevuld door maire Trouwen op 16 augustus 1815. Op deze gedachtegang valt het een en ander af te dingen. Ten eerste zal de prijs per karrenvracht hoger hebben gelegen en ongeveer zes franc bedragen hebben. Bij een betalingsgeschil werd 17,39 franc genoemd als prijs voor drie karrenvrachten turf. RAL NRA inv. nr. 2425, vonnis van het vredegerecht van het kanton Weert d.d. 21 april 1810. Bij de veiling van de inboedel van pastoor Vullers bracht een voorraad turf die op vijftien à achttien karrenvrachten werd geschat fl 47,50 op, wat neerkwam op 5,58 à 6,70 franc per karrenvracht. RAL NRA inv. nr. 2427, minuut van akte 130 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 30 december 1817 en RAL NRA inv. nr. 2428, minuut van akte 23 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 5 maart 1818. Alleen voor turf van slechte kwaliteit werd een prijs van vier franc per karrenvracht genoemd. RAL NRA inv. nr. 1580, f.151v. Daarnaast is de redenering van
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
112 113
114
115 116 117 118 119
120 121 122 123 124 125 126
Trouwen niet steekhoudend. Hij gaf zelf aan dat turfsteken een commerciële activiteit was met dagloners die de turf staken en met een eindproduct dat verhandeld werd op de markt. Het is ondenkbaar dat boeren zo’n activiteit ondernamen als het rendement ervan negatief zou zijn. Dan zouden zij hun belastingen ongetwijfeld op een andere manier hebben voldaan. Buis, Historia forestis, p. 599-601. Roebroeck constateert een soortgelijke ontwikkeling in het Land van Montfort. Roebroeck, Het Land van Montfort, p. 270-272. Buis heeft de studie van Roebroeck niet geraadpleegd voor zijn overzichtswerk, evenmin als een belangrijke bron van Roebroeck, het Manuscrit inédit sur les bois et forêts (Venlo 1847) van J.H. Michiels van Kessenich. Buis, Historia forestis. De boeren hadden hun stalmest hard nodig om de eigen percelen akkerland vruchtbaar te houden. In de grote steden was wel veel goedkope mest voorradig – met name in de vorm van menselijke fecaliën – maar de transportmogelijkheden ontbraken om die mest op voordelige wijze naar het platteland te voeren. Deze schaarste en daarmee duurte van mest vormde hét knelpunt bij de pogingen tot uitbreiding van het landbouwareaal. Van den Eerenbeemt, Bestaan en bedrijvigheid, p. 107-118, 132-133. RAL FA inv. nr. 4300, rapport van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, over de maand floréal VII, d.d. 8 prairial VII (27 mei 1799). RAL FA inv. nr. 4300, rapporten van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, over de maand prairial VII, d.d. 3 messidor VII (21 juni 1799), over de maand messidor VII, d.d. 4 thermidor VII (22 juli 1799), en over de maand thermidor VII, d.d. 7 fructidor VII (24 augustus 1799). Op 11 vendémiaire VIII (3 oktober 1799) kreeg zij een concessie om een bunder grond in de buurt van de schans op Moesel met bomen te beplanten. GAW NAW inv. nr. 1508. Kantoncommissaris Van Gestel fils merkte op dat de wilg ‘est bois d’un très grand produit dans ce pays où on porte beaucoup de sabots’. RAL FA inv. nr. 4300, rapport van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, over de maand messidor VII, d.d. 4 thermidor VII (22 juli 1799). RAL NRA inv. nr. 1580, folio 78r.-78v. In dit verband past ook de vermelding dat Costerius, rentmeester voor mevrouw Caraman-Merode Westerlo, de eigenares van de voormalige heerlijkheid Weert, in 1811 jonge naaldbomen liet planten op een perceel heide. RAL NRA inv. nr. 1637, dossier Antoine en Jean Nouwen, getuigenverklaringen afgelegd door Corneille Verkoelen en Jean van Eyck op 26 november 1812. RAL NRA inv. nr. 1644, dossier Chretien Thiessen, ongedateerde brief van H. Meewis, met in bijlage een schets van het perceel. Roebroeck, Het Land van Montfort, p. 278-279; Vanhaute, Heiboeren, p. 108. In 1799 had Jan Moonen vijf koeien, in november 1813 vier. GAW ANGA inv. nr. 423. GAW ANGA inv. nr. 425. GAW NAW inv. nr. 2189. GAW ANGA inv. nr. 425. De fabricage van stoffen in de regio rond Weert heeft in deze periode weinig sporen nagelaten in de archieven, afgezien van losse vermeldingen van spinsters, wevers, blekers, blauwververs en lakenfabrikanten. Een losse vondst toont aan dat er op dit gebied toch het een en ander gaande was. Gerard Joseph Jansen, een conscrit uit Weert van de lichting van het jaar X, was de zoon van Jan Jansen, een leerlooier en schoenmaker die regelmatig naar Holland reisde om daar opdrachten aan te nemen voor Weerter schoenmakers. Gerard Joseph Jansen legde op 29 augustus 1805 in Maastricht het examen voor apotheker af en vestigde zich daarna als apotheker in Weert. Op 10 april 1806 trouwde hij in Weert met Marie Helene Clercx, geboortig uit een notabele familie uit Eksel. Haar jongere broer Joseph Antoine Clercx was van 1803 tot 1815 tweede adjoint au maire van de gemeente Weert. Marie Helene Clercx was zelf de weduwe van arts René van den Eijnden, de zoon van een vooraanstaande Weerter blauwverver. Gerard Joseph Jansen kocht in januari 1809 bij een openbare verkoop in Weert ‘des barils contenant des couleurs’ en ‘des tamis, cuves, presse & tous les bois dans la fabrique des couleurs’. Blijkbaar hield de apotheker zich ook bezig met de textielnijverheid, of had hij plannen in deze richting. Op 30 oktober 1811 sloot hij een contract met Pieter van der Vorst, die zich voor drie of zes jaar als ‘premier maître-ouvrier’ verbond aan de werkplaats ‘de toiles de laine et de coton coloré’ van Jansen. Jansen had in de Schoolstraat in Weert een pand gehuurd, dat hij had ingericht als atelier en dat tevens fungeerde als dienstwoning voor de bedrijfsleider. In het arbeidscontract werden de werkzaamheden van bedrijfsleider Van der Vorst helder omschreven. Van de Vorst verplichtte zich om de leiding van de genoemde fabriek op zich te nemen, waarbij hij de opdrachten van de eigenaar zou uitvoeren. Tevens zou hij toezicht houden op de arbeiders, zou hij zorg dragen voor de grondstoffen en
N OT E N
115
de andere materialen in het magazijn en zou hij zorgen dat alle werktuigen en gereedschappen voortdurend in goede staat zouden verkeren. Als vergoeding zou de bedrijfsleider de forse som van 1200 franc per jaar ontvangen, naast vrije huisvesting. Blijkbaar verliep de samenwerking niet naar wens, want reeds op 18 augustus 1812 verzocht Gerard Joseph Jansen om ontbinding van het contract met zijn bedrijfsleider, omdat deze zich niet aan zijn afspraken zou hebben gehouden. Al zal de omvang van de Weerter textielnijverheid in deze periode beslist niet indrukwekkend zijn geweest, het initiatief van Gerard Joseph Jansen laat zien dat deze sector toch enige dynamiek kende. GAW BS Weert; GAW NA inv. nr. 4491, minuut van akte 197 verleden voor notaris Bloemarts op 30 oktober 1811; GAW NAW inv. nr. 66, minuut van brief van maire Bloemarts aan G.J. Jansen, d.d. 18 thermidor XIII (6 augustus 1805); GAW NAW inv. nr. 804, lijst d.d. 14 juni 1814; RAL FA inv. nr. 913, benoeming door de prefect van de Nedermaas van Clercx tot adjoint van gemeente Weert, d.d. 12 messidor XI (1 juli 1803); RAL NRA 2424, minuut van akte 43, verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 3 mei 1809; RAL NRA 2426, minuut van akte 61, verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 18 augustus 1812. HOOFDSTUK 2 1 2
Bastiaen, ‘Machtsstrijd’, p. 534-535; Lenders, ‘Wenen en Brussel’, p. 59-60. Een bedelvoogd was een functionaris die in opdracht van de magistraat vreemde bedelaars weerde. Op 15 december 1793 had de magistraat van Weert ‘aen den bedelvogt voor dit jaer bij provisie toegeseyd een croon voor ’t in coopen van eenen hond, en vijftien gulden tot onderhoud van den selven’. GAW OAW inv. nr. 5, f. 91v. Onder Frans gezag verdween de functie van bedelvoogd niet helemaal. In Nederweert treffen we in 1804 althans Jean Peeters aan, een ongeveer vijftigjarige ‘chasse coquins’, die ‘était armé d’un fusil, d’un sabre, d’un bâton et un chien’. Bij de arrestatie van bedelaars gebruikte hij geweld, wat hem kwam te staan op betaling van een boete van dertig franc, betaling van een schadevergoeding aan de slachtoffers van tweehonderd franc, en het ondergaan van een gevangenisstraf van zeven maanden. Het feit dat Jean Peeters niet officieel beëdigd was, speelde daarbij een belangrijke rol. De Franse staat tolereerde niet dat iemand die geen officiële gezagsdrager was, geweld gebruikte. Volgens de raadsman van Jean Peeters was de bedelvoogd het slachtoffer van de ruzie tussen maire Charette en de gemeenteraad van Nederweert over de invoering van het gemeentelijk octrooi. De maire had daarom de aanstelling van de bedelvoogd officieus geregeld zonder dat de gemeenteraad erin gekend was. RAL NRA inv. nr. 1579, verslag van de zitting van het Tribunal correctionnel van het arrondissement Roermond, d.d. 7 thermidor [XII] (26 juli 1804). 3 In een werk dat toegeschreven wordt aan dominee Stephanus Hanewinckel lezen we ‘dat men op Zon- en Heilige dagen het grootste misbruik maakt van Bier en sterke Dranken’. Men heeft op zulke dagen volstrekt niets te doen; men weet van gene behoorlijke en aangename onschuldige uitspanningen; derhalve schiet ‘er niets overig, dan dat men zich, na het aanhoren der Misse, in Kroegen en Herbergen begeve, en daar, onder een glas Bier en Jenever, den kostlijken tijd vermoorde, of dat men zich in dezelve vermake met Kaartspelen.’ [Hanewinckel], Gedachten over de Meiërij, p. 60. 4 RAL NRA inv. nr. 1420, dossier Lalieu, proces-verbaal van de gendarmerie d.d. 25 floréal V (14 april 1797). 5 RAL NRA inv. nr. 1420, dossier Lalieu, proces-verbaal van vrederechter J.F. van Halen d.d. 25 en 26 floréal V (14 en 15 april 1797), en proces-verbaal van lijkschouwing door J.E. Janssens en J. Mordang d.d. 26 floréal V (15 april 1797). 6 Nadat Jozef II in 1784 het begraven in en rond kerken had verboden, werd in Weert een nieuw kerkhof aangelegd buiten de wallen, nabij de Rumolduskapel die werd aangewezen als lijkkamer. Haanen, ‘Een verplichte nieuwe begraafplaats’, p. 69. 7 RAL NRA inv. nr. 1420, dossier Lalieu, proces-verbaal van vrederechter J.F. van Halen d.d. 25 en 26 floréal V (14 en 15 april 1797), en proces-verbaal van lijkschouwing door J.E. Janssens en J. Mordang d.d. 26 floréal V (15 april 1797). 8 RAL NRA inv. nr. 1415; RAL NRA inv. nr. 1420, dossier Lalieu, verslag van zitting van de correctionele rechtbank te Roermond d.d. 21 prairial V (9 juni 1797). 9 Zowel echtgenoot Jan Donders als hun zonen Henry en Pierre Donders komen we tegen in hoofdstuk 19. 10 RAL NRA inv. nr. 1420, dossier nr. 83 Lalieu, verklaring van getuige Margaretha Claessens d.d. 29 floréal V (18 mei 1797); GAW NAW inv. nr. 1187, bevolkingslijst Weert 1796. 11 Ook op het naburige Brabantse platteland kwamen dergelijke vechtpartijen frequent voor. Van den Brink,
116
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
De grote overgang, p. 360-365. 12 Deze datum staat vermeld in een overzicht van de huurschuld die de gendarmerie was verschuldigd aan de eigenaar van de kazerne, de heer Frencken. RAL FA inv. nr. 739, staat opgesteld door de kantonnale municipaliteit van Weert d.d. 21 germinal VII (10 april 1798). Volgens een andere verklaring zou Vannier, de commandant van gendarmeriebrigade, al op 14 brumaire V (4 november 1796) zijn opwachting hebben gemaakt in Weert. RAL FA inv. nr. 740, verklaring van vrederechter Joseph van Halen d.d. 4 fructidor V (21 augustus 1797), als bijlage bij een brief van brigadier Vannier van dezelfde datum. Het vroegste bewijs van de aanwezigheid van Lalieu als gendarme te Weert is een door hem op 13 pluviôse V (1 februari 1797) opgesteld proces-verbaal. RAL NRA inv. nr. 1421, dossier nr. 31. 13 Ivain was commandant van de compagnie auxiliaire van de 108ste demi-brigade die in Weert was gelegerd. GAW NAW inv. nr. 2180, rekwisitiebon d.d. 23 vendémiaire VI (14 oktober 1797). Hij was niet de commandant van de gendarmerie zoals Spee abusievelijk meldt. Spee, ‘Het kanton Weert’, deel 2, p. 71. 14 RAL FA inv. nr. 737, brief van Ivain, militair commandant van Weert, aan Chabert, militair commandant van het departement Nedermaas, d.d. 26 brumaire VI (16 november 1797). 15 Spee, ‘Het kanton Weert’, deel 1, p. 74-77. 16 GAW NAW inv. nr. 38, besluit van de Centrale Administratie van het departement van de Nedermaas d.d. 16 vendémiaire V (7 oktober 1796). Dat de schrik voor Weerter toestanden er goed in zat, lezen we in een brief van Bernardi, de commissaris bij het kanton Roermond, over de religieuze samenscholingen in zijn ambtsgebied: ‘je vous dirai franchement qu’ayant encore sous les yeux la déconfiture du commissaire de Weert, je n’étois nullement disposé à me faire briser les os.’ RAL FA inv. nr. 4285, brief van Bernardi, regeringscommissaris bij het kanton Roermond, aan Girard, regeringscommissaris bij het departement Nedermaas, d.d. 6 frimaire V (26 november 1796). De intensiteit van het verzet in Weert hing samen met de voorgeschiedenis van een min of meer succesvol protest tegen de hervormingsplannen van de Oostenrijkse staat. Weert was een van de weinige steden in de Nedermaas die in het ancien régime onder Oostenrijks gezag hadden gestaan en deel hadden genomen aan de Brabantse Revolutie. Zie hiervoor hoofdstuk 22. 17 Het klooster van de minderbroeders van Franciscus – ook wel recollecten genoemd – werd op 9 februari 1797 ontruimd en dat van de de reguliere kanunnikessen van Augustinus op 10 februari. Op 20 maart ‘’s morgens ten tien uren’ volgde de ontruiming van het klooster van de reguliere kanunniken, waarna om drie uur ’s middags het klooster van de penitenten-recollectinnen aan de beurt was. GAW ASM, inv. nr. 760. 18 Grauwels, red., Kroniek van Jan Reyners, p. 95. 19 RAL FA inv. nr. 737, brief van generaal Wirion aan de centrale administratie van het departement Nedermaas d.d. 18 ventôse IV (8 maart 1796). 20 RAL FA inv. nr. 737, circulaire van Wirion d.d. 12 frimaire IV (3 december 1795), p. 3-4. 21 Per besluit van 30 augustus 1806 werden overigens twee brigades gendarmes te paard overgeplaatst van het departement van de Twee Nethen naar het departement van de Nedermaas. Ze werden gestationeerd te Bilsen en te Nedercruchten. RAL FA inv. nr. 745, brief van de ‘Inspecteur en chef de revues’ aan de prefect van de Nedermaas, d.d. 18 september 1806. 22 De brigade van Peer werd bijvoorbeeld al snel feitelijk gestationeerd in Hechtel, omdat deze plaats dichter lag bij de doorgaande, verharde weg van Den Bosch over Eindhoven en Hasselt naar Luik. RAL FA inv. nr. 738, overzicht van de kazernes van de gendarmerie in het departement Nedermaas d.d. 27 pluviôse XI (16 februari 1803). 23 RAL FA inv. nr. 745, brief van de kapitein van de gendarmerie aan de prefect van de Nedermaas d.d. 29 januari 1813; RAL FA inv. nr. 745, brief van de minister van Oorlog aan de prefect van de Nedermaas d.d. 15 maart 1813; SHAT inv. nr. 28 Yc 480. In feite bleef de post Heythuysen echter bemand. Op een overzicht uit de zomer van 1813 blijkt dat er in Heythuysen op dat moment twee bereden gendarmes waren en in Venlo eveneens twee. RAL FA inv. nr. 745, aanbesteding van veevoer en hooi voor de gendarmerie, d.d. 15 juli 1813. 24 Wirion verwijst naar artikel VII van hoofdstuk IV van de wet van 16 januari 1791 die dit regelde. RAL FA inv. nr. 737, circulaire van Wirion d.d. 12 frimaire IV (3 december 1795), p. 5-6. 25 RAL FA inv. nr. 737, circulaire van de centrale administratie van het departement Nedermaas aan de desbetreffende gemeenten d.d. 26 ventôse IV (16 maart 1796). 26 RAL FA inv. nr. 739, circulaire van Wirion aan de centrale administratie van het departement Nedermaas d.d. 12 germinal IV (1 april 1796). Deze eisen aan de huisvesting werden later overgenomen in de wet van
N OT E N
117
27 28
29
30
31
32 33 34 35
36
37
118
28 germinal VI (17 april 1798). RAL FA inv. nr. 738, circulaire van de minister van Oorlog aan de centrale administraties van de departementen d.d. 25 messidor VI (13 juli 1798). RAL FA inv. nr. 737, overzicht van besluiten genomen door de centrale administratie van het departement Nedermaas m.b.t. de huisvesting van de gendarmerie d.d. 3 prairial IV (22 mei 1796). Het bezoek van kapitein Langlet – die ook onder de namen Langlais en Leuglet geboekstaafd staat – aan Weert op instructie van generaal Wirion staat vermeld in de volgende documenten: RAL FA inv. nr. 737, overzicht van besluiten genomen door de centrale administratie van het departement Nedermaas m.b.t. de huisvesting van de gendarmerie d.d. 3 prairial IV (22 mei 1796); RAL FA inv. nr. 738, brief van de kantonnale municipaliteit van Weert aan de centrale administratie van het departement Nedermaas d.d. 17 ventôse VIII (8 maart 1800). RAL FA inv. nr. 741, minuut van een rapport général sur le casernement. Dat de kazerne aan de Hoogstraat lag, vinden we ook terug in de aangifte d.d. 5 vendémiaire VIII (27 september 1799) bij de burgerlijke stand van de geboorte, een dag eerder, van een dochter van Chouffaux, commandant van de gendarmeriebrigade te Weert. Zowel brigadier Chouffaux als twee gendarmes die de akte als getuigen tekenden, woonden aan de Hoogstraat te Weert. GAW BS Weert. De officiële aanvangsdatum van het contract verwijst waarschijnlijk naar het moment waarop het lokale bestuur in contact trad met Frencken en zijn pand een voorlopig bestemming gaf als gendarmeriekazerne. Deze officiële aanvangsdatum staat vermeld in: RAL FA inv. nr. 739, overzicht van de huurschuld aan Frencken als eigenaar van de gendarmeriekazerne te Weert, opgesteld door de kantonnale municipaliteit van Weert d.d. 21 germinal VII (10 april 1799). De feitelijke datum waarop het contract getekend werd, staat vermeld in: RAL FA inv. nr. 738, verklaring van Henri Creutz, deurwaarder van het vredegerecht van het kanton Weert, d.d. 3 germinal VIII (24 maart 1800). Spee verwart – in een overigens zeer lezenswaardig artikel – de perikelen rond de huisvesting van de gendarmerie in Weert met de inkwartiering van soldaten in 1797 in deze stad. Hij meent dat de soldaten werden ondergebracht in het logement van (Jean François) Frencken, terwijl zij in feite werden ingekwartierd bij burgers in de stad. GAW NAW inv. nr. 2169. De gendarmerie had een eigen kazerne in een gehuurd pand van Jacques Frencken. Spee, ‘Het kanton Weert’, deel 1, p. 83. Verhuurder Jacques Frencken was een voerman annex koopman, in de Franse terminologie ‘marchand forain aux voitures’. Hij bezocht met een wagen markten, waar hij voor eigen rekening handelswaar inkocht. RAL FA inv. nr. 4113, verzoekschrift van Jacques Frenken d.d. 1 germinal X (22 maart 1802). In een rapport over de kazernering van de gendarmerie in het departement van de Nedermaas, opgesteld op 25 vendémiaire V (16 oktober 1796), staat vermeld dat er in Weert eerst een verbouwing moet plaatsvinden, vóór de kazerne in gebruik kan worden genomen. RAL FA inv. nr. 737, rapport opgesteld door Renette, ‘Inspecteur général des routes’. RAL FA inv. nr. 737, bijlage bij brief van de kantonnale municipaliteit van Weert aan de centrale administratie van het departement Nedermaas d.d. 21 prairial V (9 juni 1797). Weduwe Loijens woonde op de hoek van Markt en Molenstraat. Zij was de buurvrouw van goudsmid Peter van Brussel, die we tegenkomen in het hoofdstuk over Cachera. GAW NAW inv. nr. 1187. RAL FA inv. nr. 739, circulaire van generaal Wirion d.d. 12 germinal IV (1 april 1796). RAL FA inv. nr. 737, brief van de gendarmeriebrigade te Weert aan de kantonnale muncipaliteit van Weert om een verzoekschrift te ondersteunen, gericht aan de centrale administratie van het departement, teneinde een betere huisvesting voor de gendarmeriebrigade te verkrijgen, d.d. 14 brumaire VI (4 november 1797). Dat de gendarmerie de betaling van de huursom aan Frencken over het tweede en derde jaar van het huurcontract niet nakwam, blijkt uit een overzicht van de huurachterstand. RAL FA inv. nr. 739, overzicht opgesteld door de kantonnale municipaliteit van Weert d.d. 21 germinal VII (10 april 1799). Dat dit voor Frencken een reden was om geen reparaties aan het pand uit te voeren, staat vermeld in een verzoekschrift van de gendarmeriebrigade te Weert. RAL FA inv. nr. 738, petitie van de gendarmeriebrigade te Weert d.d. 13 prairial VII (1 juni 1799). De gendarmerie viel overigens weinig te verwijten, omdat zij zelf niet verantwoordelijk was voor betaling van de huur. Per 1 vendémiaire V (22 september 1796) was het ministerie van Oorlog belast met de betaling van de huur van gendarmeriekazernes. RAL FA inv. nr. 737, circulaire van de minister van Oorlog d.d. 15 floréal V (4 mei 1797). De kantonnale municipaliteit van Weert stond achter het plan van de gendarmerie voor herhuisvesting, maar die gendarmerie diende eerst te zorgen voor een autorisatie zodat de municipaliteit de benodigde uitgaven zou kunnen verrichten. RAL FA inv. nr. 737, antwoord van kantonnale municipaliteit van Weert
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
38 39
40 41 42
43 44 45 46 47 48 49 50
51
d.d. 19 brumaire VI (9 november 1797) op brief van gendarmeriebrigade te Weert d.d. 14 brumaire VI (04.11.1797). Spee suggereert dat vrederechter Jean François van Halen uitgerekend in deze periode een aanvraag deed om zijn zittingen te mogen houden in het voormalige klooster van de reguliere kanunniken in de Molenstraat, teneinde de aanwijzing van dat klooster als gendarmeriekazerne te voorkomen. Deze hypothese is niet houdbaar, omdat de gendarmerie haar oog juist had laten vallen op een ander voormalig klooster. Spee, ‘Het kanton Weert’, deel 2, p. 71. RAL FA inv. nr. 737, brief van de centrale administratie van de Nedermaas aan de kantonnale municipaliteit van Weert, d.d. 17 messidor VI (5 juli 1798). In het voorjaar van 1800, drie en een half jaar na de verbouwing en inrichting van de kazerne aan de Hoogstraat, was de betaling van de onkosten nog steeds niet geregeld. RAL FA inv. nr. 738, brief d.d. 17 ventôse VIII (8 maart 1800) van de kantonnale municipaliteit van Weert aan de centrale administratie van het departement Nedermaas, met verzoek om uitbetaling van de nota van onkosten voor reparaties aan en inrichting van de kazerne van de gendarmerie te Weert in het jaar IV (1796). Hiermee was de kwestie nog niet opgelost, want een jaar later volgde wederom correspondentie over deze affaire. RAL FA inv. nr. 738, brief van de maire van de gemeente Weert aan de onderprefect d.d. 27 pluviôse IX (16 februari 1801); GAW NAW inv. nr. 2169, brief van de prefect aan de maire van Weert als reactie op voornoemd schrijven, d.d. 29 prairial IX (18 juni 1801). RAL FA inv. nr. 738, rapport van de gendarmeriebrigade te Weert, d.d. 2 germinal VII (22 maart 1799). RAL FA inv. nr. 738, verslag van inspectie van de voormalige pastorie, d.d. 27 ventôse VII (17 maart 1799), rapport van de gendarmeriebrigade te Weert, d.d. 2 germinal VII (22 maart 1799), en petitie van de gendarmeriebrigade te Weert om een betere huisvesting, d.d. 13 prairial VII (1 juni 1799). Uit een brief van Chouffaux, commandant van de gendarmeriebrigade Weert, blijkt dat de centrale administratie van het departement Nedermaas een positieve reactie had gestuurd. Chouffaux verzocht daarop aan Bos, agent municipal van Weert, om een deskundige aan te wijzen om de kosten op te nemen van de verbouwing van een genationaliseerd pand tot gendarmeriekazerne. GAW NAW inv. nr. 2169, brief van Chouffaux, commandant van de gendarmeriebrigade te Weert, aan Bos, agent municipal van Weert, d.d. 23 thermidor VII (10 augustus 1799). RAL FA inv. nr. 738, verklaring d.d. 3 germinal VIII (24 maart 1800) van Henri Creutz, deurwaarder van het vredegerecht van het kanton Weert. Anderhalf jaar na het aflopen van het contract had Frencken nog 258,30 franc huur te goed over de jaren VI, VII en VIII, meer dan de helft van de totale huursom. RAL FA inv. nr. 739, overzicht van huurschulden van gendarmeriekazernes in het departement Nedermaas d.d. 6 frimaire X (27 november 1801). Op 2 prairial VIII (22 mei 1800) werd de geboorte aangegeven van de zoon van Jean Baptiste Delbos, gendarme te Weert, en zijn vrouw Sophie Pelkers. De zoon was een dag eerder geboren in hun woning aan de Maasstraat te Weert. GAW BS Weert. Een en ander blijkt uit een brief van Magniet, onderprefect van het arrondissement Roermond. RAL FA inv. nr. 738, brief van Magniet aan de prefect van de Nedermaas over huisvesting van de gendarmeriebrigade te Weert d.d. 23 fructidor VIII (10 september 1800). GAW NAW inv. nr. 197, brief van onderprefect Magniet aan maire Bloemarts van Weert, d.d. 18 thermidor VIII (6 augustus 1800). RAL FA inv. nr. 738, proces-verbaal opgesteld door maire Bloemarts d.d. 4 fructidor VIII (22 augustus 1800). Een minuut van dit proces-verbaal bevindt zich in GAW NAW inv. nr. 197. Na drie maanden gaf onderprefect Magniet zijn voorlopige goedkeuring aan het plan. GAW NAW inv. nr. 197, brief van onderprefect Magniet aan maire Bloemarts van Weert, d.d. 29 brumaire IX (19 november 1800). Was de huisvesting in Weert in 1800 min of meer op orde gekomen, in veel andere plaatsen in het departement Nedermaas was dit nog niet het geval. Een overzicht van de kazernering van de gendarmerie uit februari 1803, opgesteld na een inspectietocht, laat een ontluisterend beeld zien. Aan de kazernes in As, Heerlen, Maaseik, Roermond, Sint-Truiden en Tongeren moesten dringend reparaties verricht worden, waarvoor echter geen geld beschikbaar was. De kazerne in Beringen zou binnenkort zelfs onbewoonbaar worden als reparaties uitbleven, maar ook in dit geval ontbraken de middelen. In Herk-de-Stad en Peer logeerden de gendarmes bij particulieren, bij gebrek aan een geschikt pand voor een gendarmeriekazerne. RAL FA inv. nr. 738, overzicht van de kazernes van de gendarmerie in het departement Nedermaas d.d. 27 pluviôse XI (16 februari 1803). ‘de pénurie et de misère’. RAL FA inv. nr. 737, kopie van brief van generaal Wirion aan Bouteville d.d.
N OT E N
119
52
53 54 55 56
57 58 59
60
61 62 63
64
65
120
4 germinal IV (24 maart 1796), als bijlage bij brief van Bouteville aan de centrale administratie van het departement Nedermaas d.d. 5 germinal IV (25 maart 1796). RAL FA inv. nr. 737, Corps Législatif/conseil des Cinq-Cents, rapport et projet de résolution sur la gendarmerie nationale, présentés au nom d’une commission, par Gossuin, séance du 15 prairial IV (3 juni 1796), p. 2. Dit rapport was een bijlage bij een brief van Wirion aan de centrale administratie van het departement Nedermaas d.d. 19 prairial IV (7 juni 1796). ‘j’en ai pour garand le patriotisme éclairé des administrations centrales, leurs zèle et leurs efforts constants pour seconder mes travaux dans la mission que j’ai remplie’. RAL FA inv. nr. 737, brief van Wirion aan de centrale administratie van het departement Nedermaas d.d. 27 thermidor V (14 augustus 1797). ‘La gendarmerie nationale (…) n’est ni habillée, ni montée.’ Rapport van 11 brumaire VI tot 1 frimaire VI (1 tot 21 november 1797), in: Roppe, e.a., red., De décadaire, resp. maandelijkse rapporten, p. 101-102. Rapporten van 1 brumaire VI (22 oktober 1797), 1 nivôse VI (21 december 1797) en 1 ventôse VI (19 februari 1798), in: Roppe, e.a., red., De décadaire, resp. maandelijkse rapporten, p. 91, 116, 226. Wirion was op 29 ventôse V (19 maart 1797) in Maastricht voor overleg met het centrale bestuur van het departement van de Nedermaas. Hij stelde aan dat bestuur voor om brieven te schrijven aan diverse ministeries om toestemming te verkrijgen ‘de pourvoir à la remonte des gendarmes par le moyen d’une levée des chevaux qui serait faite dans le département même’. RAL, FA, inv. nr. 740, brief van Wirion aan het centrale bestuur van het departement Nedermaas, d.d. 29 ventôse V (19 maart 1797). De minister van Oorlog liet op 22 floréal V (11 mei 1797) weten dat de rekwisitie van 1/30 van alle paarden – waarover de minister op 26 frimaire V (16 december 1796) een circulaire had geschreven – voor een deel gebruikt mocht worden om de gendarmerie van paarden te voorzien. Omdat deze maatregel niet volstond om de nood van de gendarmerie te lenigen, dacht de minister van Binnenlandse Zaken eraan een extra rekwisitie op te leggen aan de paardeneigenaren van de desbetreffende kantons. RAL, FA, inv. nr. 740, brief van de minister van Oorlog aan het centrale bestuur van het departement Nedermaas, d.d. 22 floréal V (11 mei 1797). Het waren de koekjes van eigen deeg waar het Directoire in grossierde en die tekenend zijn voor zijn bestuurlijke onmacht. RAL FA inv. nr. 740, overzicht van uitbetaling van soldij aan onderofficieren en manschappen van de gendarmerie in het departement van de Nedermaas over de maand prairial V. RAL NRA inv. nr. 1415, f. 82; RAL NRA inv. nr. 1420, dossier nr. 83, Joseph Stanislav Lalieu, vonnis d.d. 21 prairial V (9 juni 1797). In de correspondentie van Wirion treffen we veelvuldig opbeurende, licht euforische zinsneden aan. Met deze peptalk probeerde Wirion het gevoel op te roepen dat hij en zijn medewerkers gezamenlijk een belangrijke klus aan het klaren waren. Kenmerkend is het volgende citaat: ‘Je remarque donc avec une joie bien pure puisqu’elle a pour cause le bien public, que nos communs efforts n’ont pas été infructueux, qu’à force de travaille nous sommes venus about de tirer du cahot une organisation qui dans les circonstances où elle fut commencé présentait des grandes difficultés à surmonter (…).’ RAL FA inv. nr. 737, brief van Wirion aan de centrale administratie van het departement Nedermaas, d.d. 27 thermidor V (14 augustus 1797). Wirion moest bijvoorbeeld met spijt constateren, dat zijn ‘broederlijke vermaningen’ aan het adres van gendarmes geen enkel effect hadden gesorteerd. RAL FA inv. nr. 737, circulaire van Wirion aan de gendarmes die verbonden zijn aan de legers van het Noorden en van de Samber en de Maas in de negen nieuwe departementen, d.d. 23 pluviôse IV (12 februari 1796). RAL FA inv. nr. 737, circulaire van Wirion aan de gendarmes die verbonden zijn aan de legers van het Noorden en van de Samber en de Maas in de negen nieuwe departementen, d.d. 23 pluviôse IV (12 februari 1796). RAL FA inv. nr. 737, brief van Wirion aan de centrale administratie van het departement Nedermaas d.d. 28 pluviôse IV (17 februari 1796). RAL FA inv. nr. 737, Corps Législatif/conseil des Cinq-Cents, rapport et projet de résolution sur la gendarmerie nationale, présentés au nom d’une commission, par Gossuin, séance du 15 prairial IV (3 juni 1796). Dit rapport was een bijlage bij een brief van Wirion aan de centrale administratie van de Nedermaas d.d. 19 prairial IV (7 juni 1796). ‘de militaires braves, de sincères amis à la république et de la constitution, qui à une conduite pure et sans reproche, joignissent l’aptitude et l’expérience nécessaire pour remplir convenablement les fonctions importantes attachés à leur emploi’. RAL FA inv. nr. 737, brief van Wirion aan de centrale administratie van het departement Nedermaas d.d. 27 thermidor V (14 augustus 1797). Emsley, Gendarmes, p. 49-51.
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
66 Op 11 december 1797 diende Vannier nog in Weert, blijkens een proces-verbaal dat hij op die dag opstelde. RAL NRA inv. nr. 2021. Op 26 floréal VI (15 mei 1798) ondertekende hij een proces-verbaal in zijn nieuwe functie te Hasselt. RAL FA inv. nr. 4286. Vannier werd op 4 december 1798 gedood toen een legertje opstandelingen – de fameuze Boerenkrijgers – Hasselt innamen. Hij was de enige verdediger die sneuvelde tijdens deze bestorming. Vandebeeck en Grauwels, De Boerenkrijg, p. 147. 67 Op 28 floréal VI (17 mei 1798) trad brigadier Chouffaux in Stramproy op als getuige bij het huwelijk van gendarme Boissaix, eveneens van de brigade van Weert. RAL BS Stramproy. Was dit het eerste spoor van zijn aanwezigheid als commandant van de brigade te Weert, het laatste spoor vinden we op 4 vendémiaire VIII (26 september 1799), toen Chouffaux te Weert aangifte deed van de geboorte van zijn dochter Marie Jeanne. GAW BS Weert. In februari-maart 1802 diende hij als brigadier te Beringen. AN F/7/3902, Meuse Inférieure, rapporten van de gendarmerie over ventôse X. Op 15 floréal XII (5 mei 1804) werd hij in een proces-verbaal vermeld als brigadier van de brigade te Roermond. RAL NRA inv. nr. 1619. In 1811 was hij bevorderd tot maréchal-de-logis en werkte hij in Hasselt. SHAT inv.nr 28 Yc 480. Op 29 mei 1813 en 3 december 1813 komen we hem tegen als maréchal-de-logis van de brigade te Roermond. RAL NRA inv. nr. 1638, dossier Gilles Graus, en inv. nr. 1950. 68 Marcus arresteerde met zijn brigade op 27 pluviôse VIII (16 februari 1800) Jacques Luijs, een beruchte Weerter crimineel. RAL NRA inv. nr. 179. Op 3 germinal VIII (24 maart 1800) werd aan hem als brigadier de huur opgezegd van de kazerne van de gendarmerie te Weert. RAL FA inv. nr. 738. 69 Fournier werd als brigadier van de gendarmeriebrigade te Weert vermeld in een proces-verbaal dat gendarmes op 6 thermidor VIII (25 juli 1800) opstelden. RAL FA inv. nr. 359. Op 3 vendémiaire IX (25 september 1800) nam hij deel aan een huiszoeking in Weert. RAL NRA inv. nr. 185, dossier Chretien Geevers. 70 De registratie van Jean Ramaekers die uit militaire dienst was ontslagen, is de eerste daad van Mariage als brigadier van de gendarmerie in Weert die is vastgelegd. GAW NAW inv. nr. 35, verklaring van maire Bloemarts van Weert d.d. 15 pluviôse XI (4 februari 1803), mede ondertekend door Mariage. 71 RAL FA inv. nr. 737, vraag van de gendarmerie te Weert aan de kantonnale municipaliteit van Weert om een verzoekschrift te ondersteunen aan de centrale administratie van het departement Nedermaas teneinde een betere huisvesting voor de brigade te verkrijgen, d.d. 14 brumaire VI (4 november 1797). 72 RAL FA inv. nr. 738, petitie van gendarmeriebrigade te Weert om betere huisvesting d.d. 13 prairial VII (1 juni 1799). 73 Renard, gendarme te Weert, werd na de jaarlijkse inspectieronde ontslagen door de conseil de discipline van de compagnie gendarmerie in het departement Nedermaas. RAL FA inv. nr. 738, brief van luitenant Jabouille, commandant ad interim van deze compagnie, aan de centrale administratie van het departement Nedermaas d.d. 4 frimaire VIII (25 november 1799). 74 RAL FA inv. nr. 738, brief van luitenant Jabouille, commandant ad interim van de compagnie gendarmerie in het departement Nedermaas, aan de centrale administratie van dat departement d.d. 2e jour complémentaire VII (18 september 1799). 75 Uit een drietal processen-verbaal, alle op zelfde dag opgemaakt door de gendarmeriebrigade van Weert, blijkt de samenstelling van deze brigade: Fournier was brigadier, Delbos, Ludy, Marchand en Tardif waren gendarmes. RAL FA inv. nr. 738, processen-verbaal d.d. 23 thermidor VIII (11 augustus 1800). 76 Raptin, gendarme van de brigade Weert, werd vermeld in twee rapporten. AN inv. nr. F/7/3902, rapporten van de commandant van de gendarmerie in het departement Nedermaas d.d. 11 en 21 ventôse X (2 en 12 maart 1802). Chabert stelde op 25 thermidor X (13 augustus 1802) als gendarme van de brigade Weert een proces-verbaal op over een brand die een boerderij in Weert in de as had gelegd. RAL NRA inv. nr. 1997. Domeny kwam op 22 september 1802 als gendarme te Weert aan. GAW NAW inv. nr. 51, verklaring van maire Bloemarts d.d. 26 juli 1811. Op 24 vendémiaire XI (16 oktober 1802) stelde Lemereux als gendarme van de brigade Weert een proces-verbaal op over de diefstal van een paard op een boerderij in het Weerter gehucht Laar. RAL NRA inv. nr. 1997. 77 Joseph van Halen, vrederechter van het kanton Weert, sprak van ‘du peu d’union qui règne entre la brigade de Weert’. RAL FA inv. nr. 359, brief van Joseph van Halen aan de prefect van de Nedermaas, d.d. 5 fructidor VIII (23 augustus 1800). 78 RAL NRA inv. nr. 1416, vonnis d.d. 14 vendémiaire VII (5 oktober 1798); RAL NRA inv. nr. 1423, dossier 132. 79 Op 28 floréal VI (17 mei 1798) trad hij te Stramproy in het huwelijk met de 27-jarige ‘quisinière’ Catherine Stals uit Stramproy. De 38-jarige Boissaix was geboren in Culey-le-Patry, een dorpje in het departement Calvados. RAL BS Stramproy.
N OT E N
121
80 Geboorteplaats vermeld in: RAL NRA inv. nr. 1421, dossier 83, verhoor van Lalieu door de directeur van de jury van het arrondissement Roermond d.d. 29 floréal V (18 mei 1797). 81 RAL FA inv. nr. 737, brief van Wirion aan Picquery, administrateur du Département de la Meuse inférieure, d.d. 21 pluviôse IV (10 februari 1796); RAL FA inv. nr. 737, circulaire van Wirion aan de centrale administratie van het departement van de Nedermaas d.d. 22 pluviôse IV (11 februari 1796). 82 RAL NRA inv. nr. 181, dossier Pierre Stréa, proces-verbaal opgesteld door Lalieu, brigadier van de gendarmeriebrigade te Hechtel, d.d. 6 germinal IX (27 maart 1801). 83 Lalieu was van onbesproken gedrag, iets wat van zijn collega Timonier niet gezegd kon worden. Zou Timonier het dodelijke schot gelost hebben, dan zouden velen zich geroepen hebben gevoeld om tegen hem te getuigen, zo verklaarde brigadier Vannier tijdens het proces tegen Lalieu. RAL NRA inv. nr. 1415, f. 82. 84 RAL FA inv. nr. 4286, proces-verbaal opgesteld door brigadier Lalieu, commandant van de gendarmeriebrigade te Peer, d.d. 16 nivôse VII (5 januari 1799). 85 Tijdens het proces wegens doodslag in 1797 was Lalieu 26 jaar oud. RAL NRA inv. nr. 1421, dossier 83, verhoor van Lalieu door de directeur van de jury van het arrondissement Roermond d.d. 29 floréal V (18 mei 1797). 86 Broers, ‘Policing the empire’, p. 158. 87 Wirion was op 21 juni 1794 – op dertigjarige leeftijd – benoemd tot generaal. Elf dagen later werd hij benoemd tot commandant van de gendarmerie van het leger van de Samber en de Maas. Het organisatietalent dat hij tentoonspreidde bij het opzetten van de gendarmerie in de negen ‘Belgische’ departementen bleef in Parijs niet onopgemerkt. Wirion kreeg per 1 januari 1798 de opdracht om de gendarmerie op poten zetten in de vier geannexeerde Rijnlandse departementen en per 2 maart 1800 de opdracht om hetzelfde te doen in de gepacificeerde departementen in het westen van Frankrijk. Vervolgens mocht hij het kunstje nogmaals klaren in de geannexeerde departementen van Piemonte. Zijn levenseinde was overigens tragisch. Deze man met hooggestemde idealen werd beschuldigd van malversaties en moest zich verantwoorden voor een door Napoleon ingestelde commissie. Wirion kon de vernedering niet verdragen en schoot zichzelf op 8 april 1810 door het hoofd. Six, Dictionnaire, deel II, p. 573. 88 Zo trok een oude man uit Luik, die een arm verloren had, bedelend door het departement Nedermaas. In feite was hij een spion voor een criminele bende, die informatie inwon over te beroven objecten. Het verlies van de ene arm bleek bovendien bedrog. Hij verborg deze gezonde arm zorgvuldig onder zijn kiel, teneinde het medelijden van de inwoners op te kunnen wekken. Een en ander bleek na het oprollen van deze bende. AN inv. nr. F/7/7690, brief van de prefect van de Nedermaas aan de minister van Politie d.d. 18 frimaire IX (9 december 1800). 89 Ten Brink, Geschiedenis van het Nederlandse postwezen, p. 97. Hoe onveilig de wegen waren, kunnen we ook afleiden uit een verordening die de bisschop van Roermond aan het eind van de 18de eeuw uitvaardigde. Studenten aan het priesterseminarie van Roermond moesten hun messen, pistolen en andere wapens afgeven, maar kregen deze weer terug wanneer zij in de vakantie naar huis reisden. Hamans, Geschiedenis van het seminarie, p. 267-268. 90 Van den Eerenbeemt, Van mensenjacht en overheidsmacht; Egmond, Banditisme in de Franse Tijd. 91 Rapporten van 1 brumaire VI (22 oktober 1797) en 11 frimaire VI (1 december 1797), in: Roppe e.a., red., De décadaire, resp. maandelijkse rapporten, p. 91, 104. 92 ‘ce n’est que sur elles [=les brigades de gendarmerie] (…) que repose la tranquillité du Département’. Rapport van 1 pluviôse VI (20 januari 1798), in: Roppe e.a., red., De décadaire, resp. maandelijkse rapporten, p. 220. 93 AN inv. nr. F/7/7690, brief van de prefect van het departement Ourthe aan de minister van Politie d.d. 14 floréal VIII (4 mei 1800), met in bijlage een kopie van een brief van generaal Cavrois aan divisiegeneraal Carteaux d.d. 11 floréal VIII (1 mei 1800); AN inv. nr. F/7/7690, brief van minister van Justitie aan minister van Politie, d.d. 18 brumaire IX (9 november 1800), met in bijlage een kopie van een brief van de ‘Directeur du Jury de l’arrondissement de Hasselt’ aan de minister van Justitie d.d. 30 vendémiaire IX (22 oktober 1800); AN inv. nr. F/7/7690, brief van de prefect van het departement Nedermaas aan de minister van Politie d.d. 22 brumaire IX (12 november 1800), met in bijlage een kopie van de brief van de onderprefect van het arrondissement Hasselt aan de prefect van de Nedermaas d.d. 19 brumaire IX (10 november 1800). 94 Pierre Stréa beschikte bij zijn arrestatie over een patent om te mogen handelen in varkens en over twee paspoorten, allemaal uitgegeven door de municipaliteit van het kanton Tongeren. Met deze paspoorten
122
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
95 96
97
98 99
was echter iets vreemds aan de hand. Op 14 ventôse IX (5 maart 1801) had Pierre Stréa een oud paspoort laten verlengen. Vermoedelijk was hij op dezelfde dag vertrokken. In ieder geval was hij op 19 ventôse (10 maart 1801) met zijn hond en varkens gesignaleerd tussen Peer en Meeuwen. Het tweede paspoort van Pierre Stréa was gedateerd 20 ventôse IX (11 maart 1801), wat vervolgens veranderd was in 21 ventôse IX (12 maart 1801). Het feit dat Pierre Stréa dit tweede paspoort helemaal niet nodig had, het feit dat hij op de 20ste lastig in Tongeren kon zijn als hij de dag ervoor met zijn kudde tussen Peer en Meeuwen trok, en het feit dat de uitgiftedatum van het paspoort veranderd was, wijzen allemaal in de richting van paspoortfraude. Stréa rommelde ook anderszins met data in een poging zich een alibi te verschaffen. Naar eigen zeggen had hij in de nacht van 21op 22 ventôse IX (12 op 13 maart 1801) – die van de overval – overnacht te Sledderlo, een dorp ten zuiden van Genk. De herbergier en zijn vrouw getuigden echter stellig dat Stréa een nacht eerder bij hen overnacht had. RAL NRA inv. nr. 181, dossier Pierre Stréa. RAL NRA inv. nr. 181, dossier Pierre Stréa. RAL FA inv. nr. 743; RAL NRA inv. nr. 179, dossier Jacques Luijs, arrestatiebevel d.d. 27 pluviôse VIII (16 februari 1800), proces-verbaal van arrestatie door gendarmerie d.d. 27 pluviôse VIII (16 februari 1800) en brief van vrederechter Joseph van Halen aan de directeur van de jury van het arrondissement Roermond d.d. 29 pluviôse VIII (18 februari 1800). Dit aanroepen van de duivel, dat we later in dit verhaal ook tegenkomen bij Francis Mertens, was een bekend verschijnsel in criminele circuits. Met hun taalgebruik onderstreepten Jacobus Luijs en Francis Mertens dat zij geen ontzag hadden voor de gevestigde orde en letterlijk God noch gebod vreesden. In een homogeen katholieke samenleving maakte dergelijk taalgebruik een grote indruk, reden ook waarom het letterlijk werd opgetekend in procesverbalen. Zie: Rooijakkers, Rituele repertoires, p. 560. RAL NRA inv. nr. 1421, getuigenverklaring van Matthijs Geraets, akkerman uit het gehucht Keent (gemeente Weert), over een ruzie in de kroeg van Jean Nien in het gehucht Altweert (gemeente Weert) op 28 ventôse V (17 januari 1797). ‘Cet homme aussi déterminé qu’il est vigoureux, était depuis longtemps la terreur de ce canton et des frontières Bataves’. RAL NRA inv. nr. 179, brief van vrederechter Joseph van Halen aan de directeur van de jury van het arrondissement Roermond d.d. 29 pluviôse VIII (18 februari 1800). Jacobus Luijs zette zijn criminele carrière gewoon voort. Op 25 prairial XI (14 juni 1803) arresteerde de gendarmeriebrigade van Weert hem op verdenking van ‘vagabondage nocturne’. Luijs werd naar Maastricht gevoerd. RAL FA inv. nr. 743. Op 28 nivôse XII (19 januari 1804) arresteerde de voltallige gendarmeriebrigade van Weert Jacques Luijs wederom. RAL FA inv. nr. 743. In het najaar van 1804 deserteerde Jacques Luijs uit het ‘dépôt colonial de Dunkerkque’. Hij vond op 8 september onderdak bij een familielid in Bocholt (kanton Bree), in ruil waarvoor hij linnen spon. Ondertussen verwittigde hij zijn ouders, die hem op 13 september kwamen ophalen. In de nacht van 3 op 4 oktober 1804 stal hij twee paarden in Bocholt. RAL NRA inv. nr. 1993, proces-verbaal van de vrederechter van het kanton Bree, d.d. 12 vendémiaire XIII (4 oktober 1804). Een slager uit Bocholt ontmoette hem korte tijd daarop op de markt van Oss. Enkele dagen later werden in Leende twee paarden gestolen, waarbij Jacques Luijs eveneens als verdachte werd aangemerkt. RAL NRA inv. nr. 1993, brief van gendarme Lavigne, commandant a.i. van de brigade Bree, aan de magistrat de sûreté van het arrondissement Roermond, d.d. 25 brumaire XIII (16 november 1804). De schrik bij de bevolking zat er goed in, zo blijkt uit een brief van de vrederechter van het kanton Bree: ‘sa réapparition dans ces contrées, a répandu partout l’épouvante et l’effroi ; j’ose même dire, que sa rentrée dans la société, c’est une calamité publique’. RAL NRA inv. nr. 1993, brief van de vrederechter van het kanton Bree aan de magistrat de sûreté van het arrondissement Roermond, d.d. 4 frimaire (25 november 1804). Maire Bloemarts van Weert schreef in oktober 1804 over Jacques Luijs: ‘depuis plusieurs années cet individu a été constamment poursuivi en justice, pour vols & autres brigandages qu’il a exercé dans l’arrondissement’. RAL NRA inv. nr. 1993, brief van maire Bloemarts aan de magistrat de sûreté van het arrondissement Roermond, d.d. 2 brumaire XIII (24 oktober 1804). Het geeft de kracht en tevens de beperking aan van het optreden van de gendarmerie. Deze dienst kon de criminaliteit niet uitroeien, maar was wel in staat om keer op keer een geduchte crimineel op te pakken. Meer dan tien jaar later hield deze crimineel maire Bloemarts van Weert nog steeds bezig. Het was de burgervader ter ore gekomen dat Jacques Luijs op 30 december 1814 een brief aan zijn verwanten had geschreven vanuit Sankt Wendel, een plaats vijftig kilometer ten zuidoosten van Trier. Daarop deelde Bloemarts de autoriteiten te Sankt Wendel mee, dat de officier van justitie in het departement van de Nedermaas nog steeds een procedure had lopen tegen Jacques Luijs. GAW NAW inv. nr. 2181, minuut van brief van maire Bloemarts van Weert d.d. 25 januari 1815. De gouverneur van de provincie Limburg deelde op 24 januari
N OT E N
123
100 101 102 103 104
105 106 107
108
109 110 111
1828 aan de burgemeester van Weert mee, dat Jacques Luijs ontslagen was ‘uit het huis van opsluiting en tuchtiging te Vilvoorden’. Hij was al op 17 januari van dat jaar aangekomen in Weert. GAW NAW inv. nr. 2206. De in Weert wonende echtgenote van Jacques Luijs komen we tegen in hoofdstuk 24. ‘qu’il est très nécessaire d’avoir de la gendarmerie dans les fêtes et kermes[ses] pour tenir le bon ordre’. RAL NRA inv. nr. 2023, verhoor van Pierre Joseph Nijs uit Leveroij (gemeente Nederweert) door de directeur van de jury van het arrondissement Roermond, d.d. 6 messidor VIII (25 juni 1800). RAL NRA inv. nr. 1422, dossier 85, verhoor van Francis Mertens door de vrederechter van het kanton Weert d.d. 17 vendémiaire VI (8 oktober 1797). RAL NRA inv. nr. 1422, dossier 85, verklaring van Martinus Mertens voor de vrederechter van het kanton Weert d.d. 16 vendémiaire VI (7 oktober 1797) Uit de gerechtelijke stukken blijken aard en oorzaak van deze verwonding niet. RAL NRA inv. nr. 1422, dossier 85, proces-verbaal van brigadier Vannier, commandant van de gendarmerie te Weert, d.d. 16/17 vendémiaire VII (7/8 oktober 1797). De rechtbank te Roermond veroordeelde François Mertens op 12 floréal VI (1 mei 1798) tot een gevangenisstraf van zeven maanden en een boete van twaalf livres. RAL NRA inv. nr. 1416. RAL NRA inv. nr. 174, dossier 122, verklaring van leden van het municipale bestuur van het kanton Weert d.d. 2e jour complémentaire VII (18 september 1799). RAL FA inv. nr. 4318, rapport van Willemart, commissaris van het kanton Weert, d.d. 2 thermidor V (20 juli 1797). De echte rekening van zijn levensstijl kreeg Francis Mertens op 17 oktober 1809 gepresenteerd. Op deze dinsdag liep hij ’s middags om halfvier de zaak van bakker en kroeghouder Jean Michiels aan de Davidsteeg in Nederweert uit. Mertens was stomdronken en viel op straat op de grond, tegen het been van een paard dat daar stond. Het paard schrok, trapte Mertens in het gezicht en ging er vervolgens vandoor. Het paard was ingespannen voor een kar, zodat ook de kar in beweging kwam. Mertens werd vermorzeld onder het wiel en vond de dood. De wagen, die was geladen met ‘tourbes noires’, behoorde toe aan Jacques Frencken uit Weert, de koopman die we eerder in dit hoofdstuk zijn tegengekomen als de verhuurder van het pand waar de gendarmerie in 1796 zijn intrek in had genomen. RAL NRA inv. nr. 1997, verklaring opgesteld door J. Trouwen, de maire van Nederweert, d.d. 17 oktober 1809; en proces-verbaal opgesteld door de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 20 oktober 1809. Mertens had overigens geen echte etablissementen bezocht, maar huiskamers van particulieren, die ingericht waren als gelagkamer. Naast de echte herbergen bestond er in deze tijd een groot aantal van deze huiskroegen. De tweede gelagkamer die Mertens op deze avond bezocht, werd bijvoorbeeld uitgebaat door een schoenmaker. RAL NRA inv. nr. 174, dossier 122, proces-verbaal van Joseph van Halen, vrederechter van het kanton Weert, d.d. 25 fructidor VII (11 september 1799). RAL NRA inv. nr. 174, dossier 122, proces-verbaal van Joseph van Halen, vrederechter van het kanton Weert, d.d. 25 fructidor VII (11 september 1799). RAL NRA inv. nr. 174, dossier 122, proces-verbaal van Joseph van Halen, vrederechter van het kanton Weert, d.d. 25 fructidor VII (11 september 1799). Van den Brink schetst op grond van onderzoek in de gemeente Woensel eenzelfde beeld van een overheid die heel lang geen greep kreeg op het platteland. Het aantal geweldsmisdrijven lag er gedurende de hele achttiende eeuw hoog, terwijl de bereidheid van de bevolking om aangifte te doen en te getuigen tegen de daders minimaal was. Van den Brink, De grote overgang, p. 385-392, 398.
HOOFDSTUK 3 1 2 3
124
Zijn ouders waren Francis Nien en Margarita Peeters. GAW Doopregister Sint-Martinusparochie. Vader François Nien – ‘ne sachant écrire’ – tekende een akte met een kruis. RAL NRA inv. nr. 2420, minuut van akte 66 verleden voor het vredegerecht van het Weert op 16 floréal XI (6 mei 1803). Op 28 november 1815 had zoon Henry Antoine van Dijk, die in de voetsporen van zijn vader was getreden, behoefte aan een overlijdensbewijs van zijn moeder. Omdat het overlijden niet was ingeschreven in een begrafenisregister, legden zeven getuigen – in de leeftijd van 42 tot 65 jaar – een vervangende verklaring af. Het betrof twee bakkers, een kleermaker, een zadelmaker, een kroegbaas en een koopman, allen uit Weert. Sommigen baseerden hun verklaring op een persoonlijk contact met moeder Van Dijk, ‘les autres aiant fréquenté dans le tems comme écoliers la maison qu’elle occupait avec son mari’. We mogen hieruit
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
4 5
6 7 8
9 10 11
12
13 14 15 16 17 18 19 20 21
afleiden dat opvallend veel middenstanders uit Weert enige kennis van de Franse taal opdeden. RAL NRA inv. nr. 2426, minuut van akte met volgnr. 61, verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 28 november 1815. GAW Huwelijksregister Sint-Martinusparochie Weert. Op 1 maart 1791 ondertekende ‘den oudtbuijten b[urgemeeste]r Joannis Nijen’, ‘met consent van zijne huysvrouwe Maria Francisca Vanderhasselt’ een schuldbetekentis. Hij tekende als ‘Joannis Nien’. GAW ORA inv. nr. 4736, f. 25. Op een overzicht uit het midden van de jaren 1790 van boeren die ten behoeve van de rekwisitie een koe hadden geleverd, werd Jan Nien uit Altweert omschreven als oud-burgemeester. GAW NAW inv. nr. 2181. Ook in 1803 werd Jean Nien, weduwnaar van Marie van der Hasselt, omschreven als ex-bourgemêtre. RAL NRA 2420, minuut van akte 66 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert, d.d. 16 floréal XI (6 mei 1803). Wassink, Van stad en buitenie, p. 176. Op 2 mei 1793 verleende de magistraat hem een volmacht voor een reis ‘naar Antwerpen of elders’. GAW OAW inv. nr. 5, f. 79r-79v. Op 3 mei 1794 volgde een opdracht voor een reis naar Brussel. GAW OAW inv. nr. 5, f. 94v-95r. Op 29 ventôse V (18 januari 1797) legde de achttienjarige Matthijs Geraets, akkerman in het Weerter gehucht Keent, een getuigenverklaring af ‘over den voorval ten huijse van den borger Joannes Nijen agent municipael der gehugten en herbergier woonende op Altweert’. RAL NRA inv. nr. 1421, dossier nr. 30. Spee vereenzelvigt agent municipal Jean Nien per abuis met een naamgenoot, die boer was in het gehucht Keent. Deze Jean Nien huwde Ida Leenders. Spee, ‘Het kanton Weert’, deel 1, p. 81. GAW NAW inv. nr. 1187. RAL NRA inv. nr. 1514, verklaring van de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement Roermond, d.d. 28 prairial XIII (17 juni 1805). Jean Nien had met blauwverver Jean François van den Eynden een mondelinge pachtovereenkomst gesloten, waarbij Nien van Van den Eynden een akker van 49 are, gelegen op Altweerterakker, pachtte. De pachtovereenkomst begon in 1780 en eindigde per 20 brumaire IX (11 november 1800). De jaarlijkse pachtsom bedroeg ruim 430 liter (19 malder) rogge in natura. RAL NRA inv. nr. 2422, verslag van zitting van het vredegerecht Weert op 22 brumaire XIII (13 november 1804). Zo werd Jean Nien in 1812 vijfmaal door de rechtbank van eerste aanleg te Roermond benoemd als deskundige om de waarde van onroerend goed te bepalen. Voordat hij zijn werkzaamheden kon aanvangen – meestal samen met een landmeter en een derde deskundige – moest hij eerst een eed afleggen bij de vrederechter van het kanton Weert. RAL NRA inv. nr. 2426, minuut van akten 8, 15, 33, 36 en 79, verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op respectievelijk 24 januari, 20 februari, 14 april, 21 april en 30 oktober 1812. In september 1812 waren er in Weert slechts twee andere grondeigenaren die suikerbieten teelden of lieten telen, namelijk maire Bloemarts en belastinggaarder Charette. GAW NAW inv. nr. 68, minuut van brief van maire Bloemarts aan de onderprefect, d.d. 12 september 1812. RAL NRA inv. nr. 1642, dossier Mathieu Coppen en Mathieu Kusters, proces-verbaal opgesteld door Jean Nien, ‘adjoint van den meyer van Weert’, op 7 februari 1815. RAL NRA inv. nr. 1642, dossier Sebastian Coenen, getuigenverklaring afgelegd door Pierre Mathieu Weerts, ‘gendarme au service de Sa Majesté le Roi de Prusse’, ten overstaan van rechter P. Petit, ‘faisant les fonctions du juge d’instruction du Cercle de Ruremonde par maladie’, op 23 juni 1815. ‘comme on faisait ordinairement lorsqu’on veut être servi’. RAL NRA inv. nr. 1633, dossier Pierre Verbaelen, proces-verbaal van verhoor van Pierre Jean Aerts door de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond op 4 augustus 1810. RAL NRA inv. nr. 185, dossier Chretien Geevers, proces-verbaal van verhoor van Chretien Geevers door de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 11 vendémiaire IX (vrijdag 3 oktober 1800). Spee, ‘Het kanton Weert’, deel 1, p. 68. Spee, ‘Het kanton Weert’, deel 1, p. 86. Spee, ‘Het kanton Weert’, deel 1, p. 70. In een brief van 28 nivôse V (dinsdag 17 januari 1797) verwees het bestuur van het kanton Weert – onder wie Jean Nien – naar een petitie die het had gestuurd aan Bouteville, regeringscommissaris belast met het opzetten van het bestuur in de negen ‘Belgische’ departementen, ‘pour que les convents de cette commune puissent être exceptés des dispositions de la loi du 15 fructidor dernier’. AN inv. nr. F/7/3682/15,
N OT E N
125
22 23 24 25
26 27
28 29 30 31 32 33
34 35 36 37
126
brief van de leden van het kantonnale bestuur van Weert aan ‘le Commissaire du Directoire Exécutif près l’administration municipale près du canton d’Achel chargé de la présentation des bons’, d.d. 28 nivôse V (dinsdag 17 januari 1797). In een ander document wordt eveneens verwezen naar deze petitie: ‘Par lettre du 21 frimaire dernier [=11 december 1796], le Commissaire du Gouvernement Bouteville, en nous faisant part que l’administration municipale de Wert lui avait adressé une pétition fanatique pour la conservation des religieux de son ressort (…)’. AN inv. nr. F/7/3682/15, brief van ‘les administrateurs du département de la Meuse Inférieure’ aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 17 pluviôse V (5 februari 1797). In Weert namen de kloosterlingen – op een enkeling na – deze bons de retraite niet aan. Met deze principiële houding sneden ze vooral zichzelf in de vingers. De bons de retraite waren uitsluitend te gebruiken bij aan aankoop van genationaliseerde domeinen. AN inv. nr. F/7/3682/15, ‘procès-verbal de la présentation à l’administration municipale du canton de Weerth’, opgesteld door Bourgeois op 28 nivôse V (17 januari 1797). Habets, red., ‘Chroniek der stad Weert’, p. 406. In een brief van 15 nivôse V (2 januari 1797) had Bouteville aan het bestuur van het departement van de Nedermaas laten weten ‘qu’il aurait déjà demandé au Directoire la non confirmation de cette municipalité, si nous lui avions fait plus exactement connaître que la destitution de tous ses membres ou seulement d’un certain nombre était nécessaire ; et si nous lui avions en même temps désigné des citoyens en remplacement.’ Op 21 nivôse V (10 januari 1797) vroeg het genoemde bestuur daarop nadere inlichtingen aan de regeringscommissaris bij het kanton Weert. Per brief van 11 pluviôse V (30 januari 1797) antwoordde deze commissaris Willemart ‘qu’il lui est impossible de nous désigner des membres en remplacement de toute la municipalité qui mérite à si juste titre sa destitution, attendu que personne ne voudrait accepter ces fonctions’. AN inv. nr. F/7/3682/15, brief van ‘les administrateurs du département de la Meuse Inférieure’ aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 17 pluviôse V (5 februari 1797). Colson, ‘Notaris Jan Mattijs Dodé’, p. 193-194. De leden van de kantonnale municipaliteit genoten officieel slechts een voorrecht voor hun werkzaamheden, namelijk vrijstelling van militaire inkwartieringen. Graumann, Französische Verwaltung, p. 33. In de praktijk kwam het echter voor dat municipale agenten en adjoints vergoedingen ontvingen uit de gemeentekas. Daelemans, ‘De lagere ambtenaren’, p. 221. RAL FA inv. nr. 4320, rapport van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, d.d. 21 germinal VI (10 april 1798). Moonen legde tevens uit wat een ‘agent’ was: ‘den agent was zoo veel als borgemeester’. GAW ANGA inv. nr. 423, p. 31. ‘jamais bien accomplir leurs devoirs par la crainte qu’on ne les payeroit plus’. RAL FA inv. nr. 4320, rapport van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, d.d. 21 floréal VI (10 mei 1798). GAW ANGA inv. nr. 423, p. 28. RAL FA inv. nr. 4305, brief van Nien, agent municipal van Weert, aan Girard, de regeringscommissaris bij het bestuur van het departement Nedermaas, d.d. 10 pluviôse VI (29 januari 1798). Willemart werd in september 1797 benoemd op zijn nieuwe post als commissaris van het kanton Valkenburg, maar hij moest zijn voorkomende taken in Weert blijven vervullen tot daar een nieuwe commissaris benoemd zou worden. In Weert zou zijn opvolger pas in maart 1798 aantreden. Per februari 1798 was Willemart inmiddels benoemd in weer een andere functie, die van commissaris bij de rechtbank van eerste aanleg te Roermond. Spee, ‘Het kanton Weert’, deel 1, p. 83; Spee, ‘Het kanton Weert’, deel 2, p. 70-71. RAL FA inv. nr. 4305, brief van Willemart aan Girard, de regeringscommissaris bij het bestuur van het departement Nedermaas, d.d. 17 pluviôse VI (5 februari 1798). Spee, ‘Het kanton Weert’, deel 2, p. 71. GAW NAW inv. nr. 2181; Spee, ‘Het kanton Weert’, deel 1, p. 81. Omdat Ivain zich had beklaagd over de weigering van de bevolking om de soldaten nog langer te voeden, legde Nien uit wat er was voorgevallen. Hij maakte daarbij duidelijk dat hij commandant Ivain altijd ter wille was geweest: ‘Le commandant a réclamé toujours les meilleurs logemens, et nous avons tâché de le satisfaire à cet égard, en le plaçant constamment chez les citoiens les plus à même de le traiter, lui et son épouse, avec les égards dûs à son grade.’ RAL FA inv. nr. 737, brief van Jean Nien, de agent municipal van Weert, aan het centrale bestuur van het departement van de Nedermaas, d.d. 27 brumaire VI (17 november 1797).
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
38 De militairen arresteerden Frenken, plus twee gasten van hem, in zijn woonhuis, na de vondst van 84 pond geraffineerde suiker in de tuin van Frenken. De militairen sloten hen vervolgens op in het plaatselijke wachthuis. De arrestatie was onrechtmatig omdat woonhuizen alleen binnengetreden mochten worden in aanwezigheid van een civiele gezagsdrager. De voornaam van Frenken werd niet vermeld. RAL NRA inv. nr. 1416, p. 66-67, verslag van de zitting van de correctionele rechtbank te Roermond op 19 ventôse VI (9 maart 1798). 39 Op 7 thermidor VI (25 juli 1798) voerden agent municipal J. Nien ,adjoint J. Bos en kantoncommissaris J. van Gestel fils, samen met brigadier Chouffaux en de gendarmes Renard, Robert en Vendeleers, deze huiszoekingen uit in Weert, zonder verdachte personen aan te treffen. RAL FA inv. nr. 4327. 40 Vallée, La conscription, p. 48-49, 52-53. 41 Deze wet van 10 messidor VII (28 juni 1799) gold overigens niet voor de negen ‘Belgische’ departementen. 42 De eerste jaarklasse van de lichting VII bestond uit 204.000 man, waarvan er 143.000 geschikt werden bevonden voor de dienst. Hoewel zij allemaal moesten opkomen, vertrokken er feitelijk slechts 97.000 conscrits. Onderweg namen er veel de benen, zodat er uiteindelijk 74.000 opgenomen werden in het leger. Het opkomstpercentage was met andere woorden 51%. Vallée, La conscription, p. 48-49 43 Het centrale bestuur van de Nedermaas gaf in een rapport aan, dat ‘les vols et les brigandages se multipliaient chaque jour d’une manière de plus en plus allarmante’. AN inv. nr. F/1cIII/Meuse-Inférieure/3, Compte rendu par l’administration centrale du Département de la Meuse-Inférieure depuis le 24 frimaire an IV jusqu’au 15 floréal an V, p. 25. Dit onderwerp keerde geregeld terug in de correspondentie tussen het bestuur van de Nedermaas en en de landelijke autoriteiten. In een verslag uit januari 1798 lezen we: ‘Ce Département (…) et surtout ses frontières avoisinant les pays conquis, continuent d’être infectés de brigands et de chauffeurs.’ RAL FA inv. nr. 4285, verslag van regeringscommissaris Girard aan de minister van Politie, d.d. 1 pluviôse VI (20 januari 1798) ; afgedrukt in: Roppe, e.a., red., De décadaire, resp. maandelijkse rapporten, p. 221. 44 Grauwels, red., Kroniek van Jan Reyners, p. 75-76; Habets, red., ‘Chroniek der stad Weert’, p. 396. 45 Dhondt drukt het treffend uit: ‘la Guerre des Paysans a puisé des forces dans cet état de mal ou non governo.’ Dhondt, ‘La guerre’, p. 107. 46 ‘la révolte qui a eu lieu et qui dure encore en Brabant à cause de la conscription, car la jeunesse de Brabant s’y est tellement opposé qu’elle s’est rassemblé et a prise les armes contre les Français, et se sont même battu en plusieurs endroits comme il y a huit jours qu’ils se sont battus pendant trois à Diest’; ‘la jeunesse de Brabant qu’on appelle les garsons’. RAL FA inv. nr. 4298, brief van F. Purnal, geschreven te Stevort op 20 november 1798 aan zijn priesterbroer Jean Purnal, die gevangenzat in de citadel van Sint-Martin op Île de Rhé voor de Franse kust; deze brief bevindt zich – in Franse vertaling – als bijlage bij een brief van de minister van Politie aan de Commissaris van het Directoire exécutif bij het centrale bestuur van het departement Nedermaas, d.d. 14 pluviôse VII (2 februari 1799). 47 Dupont-Bouchat en Rousseaux wijsen erop hoe weinig we eigenlijk weten over de Boerenkrijg. DupontBouchat, ‘Les résistances à la Révolution’, p. 123; Rousseaux, ‘Entre droit, état et liberté’. 48 Dhondt, ‘De Boerenkrijg’, p. 162. Ook Gielis en Goris geven aan dat we weinig weten van de feitelijke opstandelingen. Gielis, ‘Besloten Tijd’, p. 131; Goris, ‘De Boerenkrijg: een erfenis van de Brabantse Omwenteling?’, p. 96. Dupont-Bouchat en Stevens wijzen erop dat degenen die gearresteerd werden op verdenking van deelname aan de opstand veeleer notabelen waren dan boeren. Maar deze notabelen werden niet zozeer beschuldigd van het feitelijk leiden van de opstand als wel van een passieve aanvaarding van de opstand. Door hen in staat van beschuldiging te stellen probeerden de Franse autoriteiten elke mogelijkheid tot een georganiseerd verzet bij voorbaar te elimineren. Dupont-Bouchat, ‘Les résistances à la Révolution’, p. 142-148 en 157; Stevens, ‘La résistance au Directoire’, p. 1031-1033. 49 Spee, ‘Het kanton Weert’, deel 2, p. 82. 50 Spee, ‘Het kanton Weert’, deel 2, p. 82-83. 51 Ook uit Maaseik kwamen alarmerende berichten. Daarop zonden de Roermondse autoriteiten meteen ijlbodes naar het departement van de Roer om militaire versterkingen te laten aanrukken. De volgende dag arriveerden inderdaad 225 militairen. De municipaal agent van Roermond probeerde de inkwartieringskosten van deze troepen naderhand te verhalen op degenen die per abuis alarmerende berichten hadden verspreid. RAL NRA inv. nr. 1425, dossier Simons e.a., ongedateerde brief van D. Daenen, agent municipal van Roermond, aan de rechters van de rechtbank van het arrondissement Roermond. 52 Vrederechter Joseph van Halen veroordeeelde Antoine Bushuyskens, ‘messager de poste aux lettres’, en
N OT E N
127
53
54
55 56 57 58 59 60
128
Henry Aers, ‘cultivateur’, tot een boete van drie respectievelijk twaalf franc, die toevielen aan de armen van Weert, en tot betaling van de kosten van de procedure – zestien franc – en van het afficheren van het vonnis. Tijdens de zitting hadden de gedaagden de goede naam en faam van Van der Piepen en Nien al erkend. RAL NRA inv. nr. 2416, proces-verbaal van de zitting van het vredegerecht van het kanton Weert op 7 nivôse VII (27 december 1798). Ook al vóór de militaire nederlaag bij Hasselt was de grens tussen politiek gemotiveerd verzet en criminaliteit lastig te trekken. Gewapende bendes hadden immers ook baat bij de ineenstorting van het Franse gezagsapparaat. Op 29 brumaire VII (19 november 1798) trok Gerard Kelgtermans uit Peer ‘à la tête d’une horde de brigands’ zijn eigen woonplaats binnen. Dat de bende de gendarmeriekazerne, het gemeentehuis en het huis van de agent municipal – tevens koopman in kruit – plunderde, kunnen we nog plaatsen binnen het kader van een opstand. Het leegroven van de kerk duidt er echter op dat de participanten ordinaire dieven waren. Op 11 germinal XII (1 april 1804), meer dan vijf jaar na de rooftocht, arresteerde de gendarmerie Gerard Kelgtermans, die was teruggekeerd naar Peer. RAL NRA inv. nr. 202, dossier Gerard Kelgtermans, proces-verbaal opgesteld door de gendarmerie op 11 germinal XII (1 april 1804), maar abusievelijk gedateerd op 10 germinal XII. In de gemeente Neeroeteren, twintig kilometer ten zuiden van Weert, pleegden vier ‘brigands se disant brabançons’ diefstallen, overvallen en andere misdaden. In de nacht van 5 op 6 pluviôse VII (23 op 24 januari 1799) arresteerde een burgerpatrouille een van deze schurken, Judocus van der Meren, geboortig van Haren (kanton Vilvoorde, departement van de Dijle). Daarop meldden diverse inwoners zich om klachten te deponeren tegen hem en om teruggave van gestolen waar te eisen. Een van de gepleegde wandaden was het dwingen van een inwoner tot het afstaan van kleren en geld, na het toedienen van een messteek en onder bedreiging van een pistool. In een herberg te Neeroeteren hadden de criminelen verklaard, ‘qu’ils étoient Brabançons et que, si on pouvait leur désigner un agent ou autres fonctionnaires publics, ils les assassineroient’. RAL FA inv. nr. 4333, brief van Wadeleux, regeringscommissaris bij het kanton Bree, aan Girard, regeringscommissaris bij het departementale bestuur van de Nedermaas, d.d. 9 pluviôse VII (28 januari 1799). Dupont-Bouchat komt in haar onderzoek tot dezelfde vaststelling: ‘S’il est permis de penser que la propagande destinée à discréditer les insurgés a bien atteint son but, il n’en reste pas moins vrai que cette image correspond en même temps à la réalité vécue par des dizaines de personnes qui racontent comment elles ont été brutalisées, liées, dépouillées de leurs biens, comment elles ont vu leur maison saccagée, incendiée, leur famille dispersée, voire massacrée.’ Dupont-Bouchat, ‘Les résistances à la Révolution’, p. 130. Nog vóór het opstandelingenlegertje bij Hasselt verslagen zou worden, stelde Girard voor om het gezag te herstellen door vier mobiele colonnes door het departement te laten trekken: ‘Toutes les communes (…) seront tour à tour ou plusieurs à la fois, s’il y a des forces suffisantes, mises en état de siège jusqu’à ce qu’on soit assuré: 1° de la formation de la liste générale des jeunes gens compris dans la conscription militaire; 2° du départ de la 1ère classe des conscrits; 3° de l’apurement de toutes les contributions antérieures à l’an VII; (…).’ AN inv. nr. F/9/43, brief van Girard, regeringscommissaris bij het departementale bestuur van de Nedermaas, aan generaal Chabert, d.d. 11 frimaire VII (1 december 1798). RAL FA inv. nr. 4300, rapport over de maand nivôse VII, opgesteld door Van Gestel fils, commissaris van het kanton Weert, op 6 pluviôse VII (25 januari 1799). Op 2 pluviôse VII (21 januari 1799) legde municipaal agent Jean Nien te Weert de eed op de constitutie af, net als andere gezagsdragers, onder wie de gendarmes van de brigade te Weert. RAL FA inv. nr. 4399. Deze mobiele colonne onder leiding van commandant Piston kwam uit het kanton Peer. Na een verblijf van enkele dagen in het kanton Weert trok ze verder naar het kanton Bree. Grauwels, red., Kroniek van Jan Reyners, p. 172-173. De voltallige gendarmeriebrigade van Weert maakte deel uit van de colonne mobile de Berengue, chargé de l’exécution de la loi sur la conscription. RAL FA inv. nr. 4308, verklaring van de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 24 pluviôse VII (12 februari 1799). RAL FA inv. nr. 4286, brief van de minister van Politie aan de regeringscommissaris bij het departement Nedermaas, d.d. 1 ventôse VII (19 februari 1799). Vandebeeck en Grauwels, De Boerenkrijg, p. 219. ‘Nous sommes loin, citoyens, de désespérer de la chose publique, mais nous vous avouons franchement que si le Gouvernement ne prend pas des mesures pour garantir la première ligne des Douanes qui forme la frontière, les préposés de même que tous les fonctionnaires sont exposés journellement à la rage de ces
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
61 62 63
64
65
66 67 68 69 70 71
cannibales [=les brigands brabançons]; car nous savons (et tout le monde le sait) que sur les frontières de la République batave, ils trouvent un refuge assuré pour guetter le moment favorable aux crimes qu’ils méditent et que le fanatisme leur inspire. Contributions, conscription ; rien ne marche. Les moyens de notre propre défense, nous manquent, à plus forte raison ceux de contrainte.’ AN F/7/3682/15, brief van ‘le Commissaire du Directoire Exécutif, le juge de paix du canton de Weert et l’agent de la commune du même nom’, aan ‘le Commissaire du Directoire Exécutif près l’Administration du Département de la Meuse Inférieure’, d.d. Weert 2 ventôse VII (20 februari 1799). ‘un citoyen probe et zélé, capable de tout sacrifier pour le bien de la chose publique’. RAL FA inv. nr. 4300, rapport over de maand germinal VII, opgesteld door Van Gestel fils, commissaris van het kanton Weert, op 27 floréal VII (16 mei 1799). Spee, ‘Het kanton Weert’, deel 2, p. 86. Burgers konden hun belasting over het jaar VII in natura voldoen. Deze granen, hooi en stro werden tijdelijk in een magazijn in Weert opgeslagen, en werden later overgebracht naar een magazijn in Roermond. Municipaal agent Bos was belast met deze operatie. Hij vorderde bijdragen van inwoners, nadat zij reeds voldaan hadden aan al hun verplichtingen. Ook bleek er bij controle een tekort in het magazijn in Weert. Omdat Bos desgevraagd geen opheldering verschafte, legde het kantonnale bestuur van Weert de zaak voor aan het centrale bestuur van het departement van de Nedermaas, die de zaak vervolgens aanhangig maakte bij de rechtbank. Deze oordeelde dat er van een rechtsgang geen sprake kon zijn, zolang de regering daarvoor geen permissie had verleend. Bestuurders konden namelijk niet zomaar vervolgd worden voor daden die zij als bestuurder verricht hadden. AN inv. nr. F/1bII/Meuse Inférieure/7, uittreksel uit het proces-verbaal van de zitting van het municipale bestuur van het kanton Weert, d.d. 6 vendémiaire VIII (28 september 1799); brief van de municipale administratie van het kanton Weert aan Bos, ex-agent van de gemeente Weert, d.d. 16 vendémiaire VIII (8 oktober 1799); brief van de municipale administratie van het kanton Weert aan de centrale administratie van het departement van de Nedermaas, d.d. 21 vendémiaire VIII (13 oktober 1799); brief van de openbare aanklager bij de criminele rechtbank van het departement van de Nedermaas aan de ‘Directeur du Jury’ van het arrondissement Roermond, d.d. 1 brumaire VIII (23 oktober 1799); vonnis van de criminele rechtbank van het departement Nedermaas tegen Bos, ex-agent van Weert, d.d. 25 ventôse VIII (16 maart 1800); en brief van de regeringscommissaris bij de criminele rechtbank van het departement Nedermaas aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 8 germinal VIII (8 april 1800). Na het aantreden van Jean Nien als municipaal agent was er in Weert nog een vacature van adjoint. Omdat er zich hiervoor geen kandidaten meldden, benoemde het bestuur van het departement van de Nedermaas op 5 brumaire VIII (27 september 1799) Choin – voorheen regeringscommissaris van het kanton Valkenburg – tot commissaire municipal. Choin zou in deze functie vijftig franc per maand verdienen, een bedrag dat opgebracht moest worden door de gemeente Weert. AN inv. nr. F/1bII/Meuse Inférieure/7, brief van het bestuur van het departement van de Nedermaas aan de kantonnale municipaliteit van Weert, d.d. 5 brumaire VIII (27 september 1799), met in bijlage een besluit van dezelfde datum. Een rapport van het ministerie van Politie meldt over de toestand in de Nedermaas: ‘les craintes conçus par quelques esprits sur le mouvement régénérateur qui vient de s’opérer ont entièrement cessé & fait place à la joie, depuis qu’on a eu connaissance des trames ourdies par les factreux pour précipiter la République dans la désordre & l’anarchie.’ Hoewel dit ambtelijke proza erg is toegesneden op wat de machthebbers in Parijs wenselijk achtten, hoeven we aan de strekking ervan niet te twijfelen. De politierapporten gaven namelijk vrij nauwkeurig aan wat er gaande was in het departement, inclusief de zaken die het regime minder welgevallig waren. AN inv. nr. F/7/3820, Suite des dépouillement de la correspondance administrative sur les événements des 18 & 19 brumaire. Grauwels, red., Kroniek van Jan Reyners, p. 193. Grauwels, red., Kroniek van Jan Reyners, p. 196-200. GAW NAW inv. nr. 906, besluit van onderprefect Liger d.d. 22 messidor IX (11 juli 1801). Dit blijkt uit de akten van de burgerlijke stand. GAW BS Weert. RAL NRA inv. nr. 2417, minuut van akten verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 9 messidor VIII (28 juni 1800) en 6 fructidor VIII (zondag 24 augustus 1800). Ook Syben, adjoint van de gemeente Nederweert, werd krachtens dit besluit ontheven uit zijn functie, net als enkele andere bestuurders uit de regio. RAL NRA inv. nr. 920, minuut van besluit van Becays Ferrand, prefect van de Nedermaas, d.d. 25 floréal IX (15 mei 1801), en brief van Chaptal, de minister van Binnenlandse Zaken, aan prefect Becays-Ferrand d.d. 21 prairial IX (10 juni 1801) met in bijlage het
N OT E N
129
besluit van de minister d.d. 16 prairial IX (5 juni 1801). 72 AN inv. nr. F/11/422, bijlage bij brief van de secretaris van de prefectuur van het departement Nedermaas aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 24 thermidor IX (12 augustus 1801). 73 RAL FA inv. nr. 743. 74 Jean Nien, boer te Altweert, klaagde Marie Peeters, boerin te Altweert, aan omdat zij hem beledigd had in een brief die zij op 14 brumaire van het jaar X (5 november 1801) aan hem geschreven had. De eis om eerherstel werd niet gehonoreerd omdat de wet alleen laster in gesproken vorm kende. RAL NRA inv. nr. 2419, vonnis van het vredegerecht van het kanton Weert d.d. 21 nivôse X (11 januari 1802). 75 Kroniekschrijver Jan Reyners beschrijft deze gang van zaken in Meeuwen: ‘Den 15 meert is ons voorgestelt eenen nieuwen precepteur te kiezen aen den minstbiedende om de grondconterbutie van het 6de jaer te ontfangen hetwelk geeft aengenoomen J. Brouwers van Tongerloe aen 5 centimen par franc.’ Grauwels, red., Kroniek van Jan Reyners, p. 125. 76 Joseph van Halen schreef dat een gezelschap zich op 5 thermidor VIII (24 juli 1800) ’s avonds na tienen in de herberg van weduwe Jorissen bevond, dit tot ongenoegen van de gendarmerie die stipt wilde vasthouden aan de sluitingstijd van herbergen. Van Halen schreef in dit verband: ‘l’adjoint [Jean Nien], qui couche assez ordinairement dans cette maison, et qui y a encore couché cette nuit là’. RAL FA inv. nr. 359, brief van Joseph van Halen, vrederechter van kanton Weert, aan Gambervaux, luitenant van de gendarmerie, d.d. 8 thermidor VIII (27 juli 1800). 77 Adjoint Jean François van der Piepen was enkele malen aanwezig bij een familieberaad als vriend van Jean Nien en zijn overleden vrouw Marie van der Hasselt. RAL NRA inv. nr. 2421, minuut van akte 21 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 9 pluviôse XII (30 januari 1804) en minuut van akte 25 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 20 pluviôse XII (10 februari 1804). 78 GAW BS Weert. 79 Het huwelijk van Theodore Antoine van der Piepen en Anne Geertrude Jorissen werd op 31 augustus 1808 te Weert voltrokken. GAW BS Weert. 80 Henricus Gruythuysen, koopman te Eindhoven, en zijn vrouw Elisabeth Jorissen, hadden aan hun schoonzussen respectievelijk zussen Susanna en Gertrudis Jorissen voor 5000 franc afstand gedaan van hun aandeel in de roerende en onroerende goederen hun toekomende uit de erfenis van hun overleden schoonvader respectievelijk vader Joris Jorissen en zijn vrouw Anne van Driet. Dit bedrag zou aan hen betaald dienen te worden binnen drie maanden na het overlijden van weduwe Jorissen. RAL NRA inv. nr. 2418, minuut van akte verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 23 floréal IX (13 mei 1801). Op 28 vendémiaire XII (21 oktober 1803) erkenden Jean Nien, herbergier in de stad Weert, zijn echtgenote Susanne Jorissen, en Gertrude Jorissen, dat zij een schuld van 4500 franc hadden aan Henry Gruijthuijsen, koopman te Eindhoven, en zijn echtgenote Elisabeth Jorissen. Zij konden dat bedrag op dat moment niet betalen, maar beloofden het binnen drie maanden te zullen betalen, conform de clausule uit het oorspronkelijke contract. RAL NA inv. nr. 782, minuut van akte 7 verleden voor notaris Van Halen op 28 vendémiaire XII (21 oktober 1803). 81 De Code Civil regelde in titel X van boek 1 het voogdijschap over minderjarige kinderen, dat wil zeggen jongeren die nog niet de leeftijd van 21 jaar bereikt hadden. Artikel 420 bepaalde dat een toeziend voogd moest waken over de belangen van een minderjarig kind, voor het geval die tegengesteld zouden zijn aan de belangen van de voogd, c.q. de vader of de moeder na het overlijden van de partner. Deze toeziend voogd werd benoemd door de ‘conseil de famille’. Artikel 407 regelde de samenstelling van deze familieraad. ‘Le conseil de famille sera composé, non compris le juge de paix, de six parens ou alliés, pris tant dans la commune où la tutelle sera ouverte que dans la distance de deux myriamètres [=twintig kilometer], moitié du côté paternel, moitié du côté maternel, et en suivant l’ordre de proximité dans chaque ligne.’ Wanneer er geen verwanten in de buurt woonden, voorzag artikel 409 in een alternatief: ‘Lorsque les parens ou alliés de l’une ou de l’autre ligne se trouveront en nombre insuffisant sur les lieux, ou dans la distance désignée par l’article 407, le juge de paix appellera, soit des parens ou alliés domiciliés à de plus grandes distances, soit, dans la commune même, des citoyens connus pour avoir eu des relations habituelles d’amitié avec le père ou la mère du mineur.’ Artikel 416 bepaalde dat de familieraad bijeenkwam onder voorzitterschap van de vrederechter, die normaliter een raadgevende stem had. Alleen wanneer de stemmen staakten, had de voorzitter een beslissende stem. Code Napoléon, p. 72-90. 82 ‘une vaste et spacieuse maison (…) propre à tout commerce ou à toute industrie’ ; ‘une éducation éclairée’. Toen Marie van der Hasselt in gemeenschap van goederen was getrouwd met Jean Nien, had zij de volgende goederen ingebracht: twee percelen akkerland van ieder 49 are in de gemeente Bollebeek (departement
130
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
83 84 85
86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98
99 100 101 102
103 104
van de Dijle) en een perceel akkerland van 58 are in gemeente Brussegem (eveneens departement van de Dijle). RAL NRA inv. nr. 2421, minuut van akte 21 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 9 pluviôse XII (30 januari 1804). Titel X van boek 1 van de Code Civil, die het voogdijschap regelde, was op 26 maart 1803 gedecreteerd en op 5 april 1803 van kracht geworden. Code Napoléon, p. 72. RAL NRA inv. nr. 2421, minuut van akte 25 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 20 pluviôse XII (10 februari 1804). Bij wet van 3 frimaire VIII (24 november 1799) werd er in elk departement een Direction des contributions opgericht die onder het ministerie van Financiën viel. Deze dienst had in elk arrondissement een receveur particulier aan wie de plaatselijke belastinggaarders de geïnde sommen moesten afdragen. Op arrondissementsniveau kende de dienst ook contrôleurs, die toezicht moesten houden op de vaststelling van de belastingrollen en die de juistheid van bezwaarschriften moesten onderzoeken. Bandelier, Porrentruy, p. 91-92 ; Godechot, Les institutions, p. 640-641. Bandelier, Porrentruy, p. 93. De vroegste vermelding hiervan vinden we op 30 september 1807, toen François Henry Charette, receveur à vie de la commune de Weert, aangifte deed van de geboorte van een zoon. GAW BS Weert. Bandelier, Porrentruy, p. 100. RAL NRA inv. nr. 1627, dossier Guillaume Vaessen. GAW NAW inv. nr. 1, f. 1. RAL FA inv. nr. 913, brief van maire Bloemarts aan de prefect, d.d. 3 maart 1806. Een minuut van deze brief bevindt zich in GAW NAW inv. nr. 66. GAW NAW inv. nr. 66, minuut van brief van maire Bloemarts aan de prefect, d.d. 7 augustus 1806. Een verwijzing naar deze datum vinden we in: RAL FA inv. nr. 913, brief van onderprefect Liger van het arrondissement Roermond aan de prefect van de Nedermaas, d.d. 23 maart 1808. GAW NAW inv. nr. 896. In 1814 hield maire Bloemarts de burgerlijke stand bij. GAW BS Weert. Wellicht had Nien het toen te druk met het regelen van de militaire rekwisities en inkwartieringen. In een circulaire herinnerde de prefect de maires eraan, dat de wet van 27 ventôse VIII (18 maart 1800) de politietaken opdroeg aan de adjoint. GAW NAW inv. nr. 764, rondschrijven van Becays-Ferrand, prefect van het departement Nedermaas, aan de maires, d.d. 27 messidor IX (16 juli 1801). RAL NRA inv. nr. 1996, vonnis van het vredegerecht van het kanton Weert, d.d. 26 mei 1809. Wanneer de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond getuigenverklaringen afnam in Weert, deed hij dat ten huize van adjoint Jean Nien. RAL, NRA, inv. nr. 1996, getuigenverklaringen afgelegd tegenover de waarnemend Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 7 september 1809 en 15 november 1809. ‘pour une preuve de son amitié’ ; ‘je le prie d’accepter, pour une marque de ma reconnaissance, la somme de cent francs’. RAL NA inv. nr. 782, minuut van akte 187 verleden voor notaris Van Halen op 9 mei 1806. GAW NA inv. nr. 4528. RAL NRA inv. nr. 2424, minuten van akten 48 en 49, beide verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 30 september 1808, en minuten van akten 55 en 56, beide verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 20 oktober 1808. In 1811 verstrekte arts Joseph Woutier Haex een rentebrief met een jaarlijkse opbrengst van 237 francs aan zijn zoon Pierre Charles opdat deze als priester fatsoenlijk zou kunnen leven. Namens Pierre Charles Haex die in Namen studeerde, nam Jean Nien deze rentebrief in ontvangst. GAW, NA, inv. nr. 4491, minuut van akte 209 verleden voor notaris Bloemarts op 15 november 1811. In 1812 trad adjoint au maire Jean Nien op als gevolmachtigde van Jean François Deckers, ‘vendeur de boissons en détail’, te Rotterdam. GAW NA inv. nr. 4492, minuut van akte 46 verleden voor notaris Bloemarts op 18 maart 1812. Jean François Deckers was op 2 januari 1780 te Weert geboren. Op zestienjarige leeftijd was hij als bakker met een paspoort vertrokken naar Rotterdam. GAW OAW inv. nr. 469. In 1802 was hij nog steeds actief als bakker in Rotterdam. GAW NA inv. nrs. 4483, minuut van akten 128 en 130 verleden voor notaris Bloemarts op 21 prairial X (10 juni 1802) respectievelijk 26 prairial X (15 juni 1802). GAW NAW inv. nr. 2181, lijsten opgesteld door Jean Nien in verband met de vordering van drie paarden, d.d. 15 april 1813. De citaten komen uit de tekst aan de commissarissen van het gehucht Boshoven. Een vrouw van legendarische schoonheid die als vriendin van volksvertegenwoordiger Tallien een sleu-
N OT E N
131
105 106 107 108 109
110 111 112 113
114 115 116 117 118 119
132
telrol had gespeeld in de Franse Revolutie. Tallien nam het initiatief tot het ten val brengen van het terreurbewind van Robespierre, nadat het Comité du Salut public zijn vriendin Jeanne Marie Ignace Thérésa Cabarrus gearresteerd had, wat min of meer gelijkstond met een doodvonnis. Later trad Tallien met mevrouw Cabarrus in het huwelijk. Huwelijkse trouw was evenwel niet besteed aan de schone Theresa, die de maîtresse werd van Barras, een van de leidende figuren van het Directoire, en van bankier Ouvrard. Op 8 april 1802 scheidde zij van Tallien, waarna zij op 9 augustus 1805 in het huwelijk trad met de graaf van Caraman. RAL NRA inv. nr. 1997, brief van Jean Nien aan Bremont, de magistrat de sûreté van het arrondissement Roermond, d.d. 17 april 1810; en proces-verbaal van de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 17 april 1810. AN inv. nr. F/1bII/Meuse Inférieure/7, pleidooi van Jean Nien als gedaagde in de rechtszaak die Madame Caraman – de Mérode Westerloo tegen hem had aangespannen, d.d. 12 december 1810. AN inv. nr. F/1bII/Meuse Inférieure/7, uittreksel uit de minuten van het vredegerecht van het kanton Weert, d.d. 12 december 1810. AN inv. nr. F/1bII/Meuse Inférieure/7, brieven van Victor Riguet de Caraman – namens Madame de Caraman née Mérode – aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 26 december 1810 en 29 maart 1811. ‘s’est mis à la tête de quelques paysans pour aller détruire à force ouvert des travaux que Madame de Caraman avait entrepris depuis deux ans, sur une bruyère dont la propriété est contestée entre cette dame et la commune’ ; ‘les habitants n’ont jamais du se croire autorisés à chercher par une violence tumultuaire ce qu’ils pouvaient obtenir de la justice ; quand même on pouvait excuser cette erreur de la part de quelques pauvres ouvriers totalement étrangers aux lois & aux formes, on ne peut sûrement la tolérer dans magistrats qui loin de provoquer et de diriger de pareils excès doivent user de toute leur autorité pour les prévenir ; vous observez qu’on ne peut guère attendre mieux des maires de la campagne. Si l’on ne peut espérer d’eux une police ferme & vigilante on a droit au moins d’exiger qu’ils ne se constituent pas chefs des désordres qu’ils sont chargés de réprimer. J’ai certainement usé dans le temps d’indulgence envers le sieur Nien en ne l’écartant pas sur le champ de ses fonctions mais la justice non plus que la prudence ne permettent pas qu’on lui confie de nouveau une autorité dont il a fait une usage répréhensible.’ AN inv. nr. F/1bII/Meuse Inférieure/7, minuut van brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de prefect van de Nedermaas, d.d. 13 maart 1813. GAW ANGA inv. nr. 423, p. 35. Dit zout vertegenwoordigde een waarde van 759,60 franc. GAW NAW inv. nr. 2189, ‘Tableau de situation des réquisitions par le compte des troupes alliées, et fournies par la commune de Weert’. Deze gang van zaken is beschreven voor een boerderij in Beesel, waar militairen werden ingekwartierd. RAL NRA 314, dossier Marie van der Loo, proces-verbaal van verhoor van Marie van der Loo, d.d. 4 mei 1813. De gemeenteraad van Weert besloot in een bijzondere zitting op 16 februari 1814 dat de lasten van de rekwisities door de geallieerde troepen zouden worden gedragen door de gemeente en vervolgens zouden worden omgeslagen over de hele bevolking. De aanslagen voor de reguliere belastingen – de ‘contributions foncières, mobiliaires & personnelles’ – zouden als uitgangspunt dienen voor de verdeling van de extra heffing. GAW NAW inv. nr. 3. GAW NAW inv. nr. 1189. Marcel Albert Bloemarts tekende op 8 mei 1813 namens het bureau Weert van de Régie des droits réunis een formulier voor het transport van 102 liter jenever van 19°. GAW NAW inv. nr. 470. Op een overzicht van het salaris à 3 franc per dag dat de gemeente Weert verschuldigd was aan commissaire d’ étape Brammerts, staat vermeld dat hij op 13 mei 1814 voor het eerst in functie was. GAW NAW inv. nr. 2188, overzicht d.d. 26 juni 1814. ‘gîte d’étape pour le passage des troupes alliées’. GAW NAW inv. nr. 2188, brief van de Commissaire général des étapes du Département de la Meuse Inférieure aan de burgemeester van Weert, d.d. 12 mei 1814. GAW NAW inv. nr. 2189, brief van de Directeur du Cercle aan de maire van Weert, d.d. 28 mei 1814. GAW NAW inv. nr. 2189, circulaire van de Commissaire du Gouvernement pour le Département de la Meuse Inférieure, d.d. 11 april 1814. ‘dans un cabarett au dépens de la commune’. De twaalf militairen kwamen tegen het middaguur in Weert aan, hun voorgeschreven halteplaats. De volgende dag hadden ze een lange mars van zeven uur gaans voor de boeg. Daarom vroegen ze aan Jean Nien, of ze vandaag niet nog een uur verder konden trekken, zodat
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
120
121
122 123 124 125
126
ze zich de volgende dag minder zouden hoeven inspannen. Adjoint Nien verwees hen daarop door naar Nederweert. De functie van kantoncommissaris was op dat moment al opgeheven. GAW NAW inv. nr. 2189, brief van adjoint Jean Nien, ‘chargé des logemens militaires’ aan maire Bloemarts, d.d. 21 januari 1815. Ook een voorval uit 1814 verdient in dit verband een vermelding. Twee boeren uit Nederweert, Mathieu Breukers en René van Driel, hadden in het voorjaar van 1811 driehonderd kilo tabak verstopt op de zolder van de school op de Kreijelerschans. Een andere boer uit Nederweert, Mathieu Koppen, had deze smokkelwaar te gelde gemaakt. In 1814 togen ze gedrieën naar Jean Nien om de zaak in der minne te schikken. Mathieu Koppen wilde zich vervolgens niet houden aan de uitkomst van deze arbitragezaak, waarop Breukers en Van Driel alsnog de gang naar de rechter moesten maken om hun gelijk te halen. RAL NRA inv. nr. 2426, minuut van akte van het vredegerecht van Weert, d.d. 22 oktober 1814. In de processtukken wordt Mathieu op den Bosch consequent omschreven als dagloner. De archivalia maken het mogelijk om zijn economische activiteiten enigszins te specificeren, wat zelden mogelijk is bij dagloners en keuterboeren. Mathieu op den Bosch werd als conscrit van de lichting 1810 omschreven als knecht. Hij werd afgekeurd op lengte. RAL FA inv. nrs. 508 en 511. Zoals gezegd woonde hij in 1815 samen met zijn vrouw en schoonmoeder op een boerderij in het Weerter gehucht Boshoven. Het huishouden had een koe in de stal en beschikte ook over eigen akkers. RAL NRA inv. nr. 1642, dossier Mathieu op den Bosch (1), verklaring opgesteld door adjoint au maire Jean Nien op 29 augustus 1815. Verrassend is de verklaring van een buurvrouw dat Mathieu op den Bosch in de zomer van 1815 met zijn wagen over haar land had gereden. De dertienjarige boerenzoon Theodore Schaekers – die beter bekendstond als de zoon van Rijnders Liebe Coob – was daarvan getuige geweest. Deze jongen, die normaliter voor zijn vader werkte, was als dagloner ingehuurd door Mathieu op den Bosch. RAL NRA inv. nr. 1642, dossier Mathieu op den Bosch (2), getuigenverklaringen afgelegd door Hendrine Neijnens op 7 oktober 1815 en door Theodorus Schakers op 12 oktober 1815, beiden ten overstaan van vrederechter Dewez van het kanton Weert. Misschien reed Mathieu op den Bosch af en toe als vrachtrijder voor derden. Op 29 augustus 1815 werkte hij in ieder geval bij Mathieu Hoeben uit het Weerter gehucht Hushoven, die we uit een andere bron als voerman kennen. RAL NRA inv. nr. 1642, dossier Mathieu op den Bosch (1), proces-verbaal opgesteld door adjoint au maire Jean Nien, d.d. 29 augustus 1815. Over Mathieu Hoeben als vrachtrijder: GAW OAW inv. nr. 469 en RAL NRA inv. nr. 1415. Daarnaast weten we dat Mathieu op den Bosch in juni en juli 1815 werkte bij een steenbakkersoven in de buurt van het gehucht Boshoven. Ook andere dagloners waren hier werkzaam, zoals de 25-jarige ongehuwde boerendochter Elisabeth Janssen. RAL NRA inv. nr. 1642, dossier Mathieu op den Bosch (2), getuigenverklaringen afgelegd door Pierre Janssen op 7 oktober 1815 en door Elisabeth Janssen op 12 oktober 1815, beiden ten overstaan van vrederechter Dewez van het kanton Weert. Dat dit gezin van keuterboeren annex dagloners over enige welstand beschikte blijkt uit het gouden kruisje van Catherine Dijckx. RAL NRA inv. nr. 1642, dossier Mathieu op den Bosch (2), proces-verbaal opgesteld door adjoint au maire Jean Nien, d.d. 17 september 1815. GAW BS Weert. RAL NRA inv. nr. 1642, dossiers Mathieu op den Bosch (1+2). Regeringscommissaris Panhuys plaatste Jean Nien op 17 juli 1815 op een lijst van notabelen van het arrondissement Roermond, waarbij hij aantekende: ‘fortune peu considérable (…), généralement considéré’. Beterams, The high society belgo-luxembourgeoise, p. 454. Jan Reyners, die vanaf 1 juli 1803 maire van Meeuwen was, diende op 23 juli 1806 zijn ontslag in, in verband met een voornemen om zich in Helchteren te vestigen. Hij werd als maire van Meeuwen opgevolgd door Henri Bouvier. Bouvier was op 20 juni 1762 geboren te Jodoigne (een dorp ten zuiden van Tienen), had gestudeerd aan de universiteit van Leuven en had les gegeven aan de colleges van Menin (1786-1791) en Roermond (1791-1795). Daarna was hij negen jaar lang vrederechter van het kanton Bree en vervolgens een kleine twee jaar maire van Meeuwen. Op 3 mei 1808 werd hij benoemd tot leraar Latijn aan de nieuwe École secondaire te Venlo. Het geeft eens te meer aan dat we voorzichtig moeten zijn met het doen van uitspraken over de intellectuele capaciteiten van bestuurders op het platteland. AN inv. nr. F/17/1428, Instruction publique, Meuse-Inférieure, overzicht van het docentenkorps van het College van Venlo, d.d. 13 mei 1813. GAW ANGA inv. nr. 220. Op folio 108 geeft de schrijver zijn identiteit prijs: ‘Décision du ministre de
N OT E N
133
127 128 129 130 131 132
133 134 135
l’intérieur concernant ma soeur Elisabeth Nien’. Dat Jean Nien niet de behoefte voelde om ervaringen van persoonlijke aard aan het papier toe te vertrouwen, zegt veel over zijn bescheiden opstelling. Want schrijven kon hij als de beste, zoals blijkt uit de meesterlijke brief – en français – die hij op 24 augustus 1836 voor zijn zus Elisabeth schreef, opdat het haar voorlopig toegekende pensioen omgezet zou worden in een definitief pensioen. De toelage van 25 franc per maand was haar als weduwe toegekend omdat haar zoon in de Belgische onafhankelijkheidsstrijd was gesneuveld. RAL FA inv.nrs 496 en 499. Per 16 januari 1809 kreeg dit regiment de naam 1ste regiment FusiliersGrenadiers van de keizerlijke garde. Pigeard, La Garde impériale, p. 229. Maire Bloemarts formuleerde het voorzichtig: ‘ayant été renvoyé, ainsi qu’il déclare, de la Russie, où il a été prisonnier’. GAW NAW inv. nr. 1885, minuut van verklaring van maire Bloemarts d.d. 11 juli 1814. ‘s’est engagé dans les armées alliées’. RAL PA inv. nr. 122. GAW NAW inv. nr. 1885, minuut van verklaring van maire Bloemarts d.d. 11 juli 1814. Een afschrift hiervan in: GAW NAW inv. nr. 1222. Jean Mathieu Smeets was geboortig uit Stramproy maar woonde in 1815 in Weert. Hij was een conscrit van de lichting 1812, maar had niet hoeven opkomen omdat hij een wees was met vier jongere broers en zussen. Op 26 december 1812 had hij een paspoort gekregen voor Gent. RAL FA inv. nrs. 422, 506 en 522. In 1815 lootte hij een laag nummer voor de nationale militie, op grond waarvan hij moest opkomen voor actieve dienst. RAL PA inv. nr. 141. Vlak voor het vertrek naar het leger gaf hij een notariële volmacht aan Jean Nien fils, ‘receveur de l’octroi municipal de la commune de Weert’, om toezicht te houden op de afwikkeling van de erfenis van zijn oom Guillaume van Lieshoud, overleden te Lokeren. GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte 83 verleden voor notaris Bloemarts op 10 juni 1815. Op een door maire Bloemarts in oktober 1814 ondertekende lijst van teruggekeerde militairen wordt zijn beroep vermeld als ‘employé à l’octroy’. RAL PA inv. nr. 122. Jean Mathieu Nien staat zowel op een lijst van 24 mei 1819 als op een lijst van 29 oktober 1820 vermeld als gemeenteontvanger. GAW NAW inv. nr. 804. Net als zijn oom combineerde Louis Bloemarts het ambt van burgemeester met dat van notaris. Haanen, ‘De omstreden herbenoeming’, p. 77-80.
HOOFDSTUK 4 1
134
Historici hebben weinig aandacht geschonken aan het optreden van de Franse douane in de periode 17921814. De studies die verricht zijn betreffen voornamelijk de smokkel in de zeehavens ten tijde van het continentale stelsel. Marzagalli heeft een monumentale studie verricht naar de wijze waarop handelshuizen in drie grote havensteden opereerden ten tijde van het continentale systeem. Marzagalli, Les boulevards de la fraude. Humbert-Convain heeft in een veel bescheidener studie de rol van de vrederechters in Vlaanderen en Holland bij de bestrijding van de smokkel bestudeerd. Haar fi xatie op de smokkel langs de kust brengt beperkingen met zich mee. Niet alleen rept Humbert-Convain – net als Marzagalli – met geen woord over de graansmokkel, ze ziet ook het rijke gerechtelijke archief van het departement Nedermaas over het hoofd. De vroegste gerechtelijke dossiers over douanezaken die Humbert-Convain in de archieven van de ‘Belgische’ departementen heeft gevonden, stammen uit het jaar X (1801-1802). Douanezaken die voorkwamen bij het vredegerecht van het kanton Weert en de rechtbank van het arrondissement Roermond zijn evenwel al in het jaar V (1796-1797) vastgelegd. Humbert-Convain heeft bij haar onderzoek bovendien nauwelijks douanezaken aangetroffen, die voorkwamen bij een vrederechter. Bij de vrederechter van het kanton Assenede – een dorp twintig kilometer ten noorden van Gent – kwamen slechts zes douanezaken voor in de periode 1801-1804, terwijl de vrederechter van het eerste kanton van de stad Antwerpen in de eerste vier maanden van het jaar XI (september 1802-januari 1803) negen douanezaken behandelde. Meer gevallen heeft Humbert-Convain niet onderzocht, zodat we haar onderzoek en de daarop gebaseerde bevindingen mager mogen noemen. De genoemde aantallen verbleken bij de activiteiten van douaniers en vrederechter in het kanton Weert. In het jaar XII (1803-1804) bijvoorbeeld velde deze vrederechter 112 vonnissen in douanezaken. RAL NRA inv. nr. 2421. Humbert-Convain, Le juge de paix, p. 158-161. De smokkel en de bestrijding daarvan langs de nieuwe landgrenzen van Frankrijk zijn nauwelijks onderwerp van onderzoek geweest. Over het optreden van de douane in de Nedermaas is er alleen de ietwat naïeve opmerking van Jansen: ‘De belangrijke verkeerswegen werden vermoedelijk zo goed gecontroleerd, dat omvangrijke smokkel onmogelijk was.’ Jansen, ‘Agrarische vernieuwingen’, p. 37. Wel beschikken we
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
2
3 4
5 6
7
8
over een overzichtsartikel van Dufraisse. Dufraisse, ‘La contrebande’. In haar heldere overzicht van het Franse gezagsapparaat in het departement van de Roer ruimt Graumann enkele pagina’s in voor de douane, maar zij behandelt hier voornamelijk organisatorische aspecten. Graumann, Französische Verwaltung am Niederrhein, p. 126-131. Ook Clinquart beschrijft hoofdzakelijk de regelgeving over de douane en niet de feitelijke werkzaamheden van de douane. Clinquart, L’administration des douanes en France sous le Consulat et l’Empire 1800-1815. In al deze publicaties blijft onbelicht dat douaniers een integraal onderdeel vormden van het Franse gezagsapparaat en als zodanig in grensstreken een niet te onderschatten rad waren in de conscriptiemachinerie. Zoals we later in dit hoofdstuk zullen zien, traden douaniers, gendarmes en militairen vaak gezamenlijk op. Hun taken waren in een aantal opzichten uitwisselbaar. Net zoals gendarmes smokkelaars arresteerden, brachten douaniers dienstplichtontduikers en deserteurs op. Een uitgebreide studie naar de douane gaat het kader van het onderhavige onderzoek overigens te buiten. Het was een van de vele taveernes die het dorp rijk was. Theodore Roost, een conscrit uit Stramproy van de lichting van het jaar 1806 die als dagloner werkte op een boerderij in Hunsel, bezocht in het najaar van 1804 de ‘foire’ van zijn geboortedorp. Hij amuseerde zich er de hele nacht met kaarten en drinken in de kroeg van Thomas Stals. De volgende ochtend tussen vijf en zes ging hij bij de weduwe Geulen langs ‘pour boire une goutte’. Het was zijn bedoeling om daarna terug te keren naar zijn werkgever. Bij weduwe Geulen trof hij echter een man uit Bree, met wie hij in gesprek raakte. De man verzocht hem ‘de le conduire dans les cabarets où se trouvaient les plus jolies fi lles’. Roost ging in op dit verzoek. Nadat de man zijn koffie genuttigd had, vertrok het tweetal tegen acht uur naar de herberg van Smeyers, genaamd ‘Chez Eycken, où il y avait une jeune fi lle, qui leur a versé deux verres d’anys’. Roost voerde de man vervolgens naar het etablissement van Pierre Swels, waar de serveerster hen ‘quelques gouttes et deux pintes de bière’ voorzette. Daarna bezocht het duo de herberg van Jacques Vaessen, ‘où il y avait aussi une fi lle, mais qui se n’y trouvait pas là dans ce moment’. Rond het middaguur besloot het tweetal om naar huis terug te keren. RAL NRA inv. nr. 213, dossier Theodore Roost, proces-verbaal van verhoor van Theodore Roost door de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 22 nivôse XIII (12 januari 1805). Aangezien de weduwe Haeldermans in 1805 nog steeds haar herberg uitbaatte, waren er op dat moment ten minste zes dranklokalen in Stramproy, een dorp van ongeveer duizend inwoners. ‘pour repousser la force avec la force’. RAL NRA inv. nr. 2449, proces-verbaal opgesteld door Jacques Hoffman, d.d. 14 prairial VII ( 2 juni 1799) Reconstructie op basis van: RAL NRA inv. nr. 2449, proces-verbaal opgesteld door Jacques Hoffman, d.d. 14 prairial VII ( 2 juni 1799); verklaringen van getuigen afgelegd ten overstaan van Joseph van Halen, vrederechter van het kanton Weert, d.d. 17 en 18 prairial VII (5 en 6 juni 1799); processen-verbaal van verhoren van Pretelot en Choquenet door de vrederechter van het kanton Weert, d.d. 18 prairial VII (6 juni 1799); en beslissing van de vrederechter van het kanton Weert om Pretelot en Choquenet voor te geleiden bij het Tribunal correctionnel van het arrondissement Roermond, d.d. 18 prairial VII (6 juni 1799). RAL FA inv. nr. 4333, brief van Choin, regeringscommissaris bij het kanton Valkenburg, aan Girard, regeringscommissaris bij het departementale bestuur van de Nedermaas, d.d. 26 frimaire VII (16 december 1798). ‘pour faire accélérer le départ des conscrits, puisque peu d’entre eux sont intentionnés de se soumettre à la loi de conscription’. RAL FA inv. nr. 4333, brief van Lambrechts, regeringscommissaris bij het kanton Mechelen, aan Girard, regeringscommissaris bij het departementale bestuur van de Nedermaas, d.d. 10 nivôse VII (30 december 1798). ‘Il y a très peu de jeunes gens dans le cas de la loi du 19 fructidor dernier [=wet op de dienstplicht], qui ont satisfait à ses dispositions, et pour parvenir à la faire exécuter, il nous faut de la force armée.’ RAL FA inv. nr. 4299, rapport van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, over de maand brumaire VII, d.d. 4 frimaire VII (24 november 1798). In een uitgebreid rapport klaagde adjudant-generaal Deverchin, die in 1799 en 1800 als commandant van de colonnes mobiles door het departement Nedermaas trok, zijn nood: ‘L’année dernière lorsque je suis arrivé dans ce département au mois de pluviôse, le brigandage allait cesser, l’on a reparti différentes colonnes mobiles à ce sujet, pour faire partir les conscrits qui étaient restés sourds à la voix de leur patrie et pour faire renter les contributions qui étaient obérées pour les deux tiers. Quant à ce dernier point ces colonnes ont produit un bon effet (si l’on passe sur l’inconduite de quelques commandants) et quant aux conscrits, l’on n’a pu en faire marcher qu’un très petit nombre, les uns dans la crainte de perdre leur fortune et les autres contraints après avoir été arrêtés par la force armée et conduits dans les prisons. Je vous dirai avec toute
N OT E N
135
9 10
11 12 13 14 15 16
17 18
19
20
136
la franchise républicaine qu’aucune administration s’est portée à seconder les opérations militaires sur ce point. J’ai à me plaindre de l’administration centrale qui voulait, que chaque canton fasse marcher ses conscrits en masse, tandis que nous ne pouvions les engager ou forcer à marcher qu’en détail ; de sorte que lorsqu’on en envoyait à l’administration centrale, dix d’un canton lorsqu’il devait en fournir vingt, elle les renvoyait chez eux, en attendant que les dix autres soient décidés à marcher et elle finissait le plus souvent, par n’en avoir que le tiers ou le quart de ce qu’on avait présenté en premier. Quant aux autorités subalternes elles procuraient aux conscrits tous les moyens de se soustraire au départ, en donnant aux uns des faux certificats et aux autres en les recélant ou en leur donnant tous les moyens de se soustraire à la surveillance du gouvernement. Je ne parlerai pas des attestations qui ont été délivrées constatant des infirmités supposées ou qui ont été délivrés par respect humain ou à prix d’argent. Par le dernier effort que la force armée a fait, l’on est parvenu à former une compagnie de cent hommes, dont la majeure partie a déserté en se rendant à sa destination ; la seconde étant au moment d’être complété, par un arrêté de l’administration centrale ils ont été mis en liberté et ont resté jusqu’aujourd’hui paisiblement chez eux. Quand la troupe se dirigeait sur un canton ou sur une commune pour forcer les conscrits à marcher, à l’approche de la force armée on donnait le signal et toute l’activité qu’on pouvait employer devenait inutile. Je peux vous assurer que ni les agents ni les commissaires près des cantons si on en excepte un très petit nombre de ceux-ci ne nous ont jamais secondés dans nos opérations militaires, mais au contraire nous ont très souvent desservis et donnés des fausses attestations lorsque nous avions arrêtés des gens suspects.’ AN inv. nr. F/11/422, État de la situation du département de la Meuse inférieure fait par l’adjudant général Deverchin, adressé au général de division Carteau commandant la 25e division militaire, d.d. 8 ventôse VIII (27 februari 1800). ‘avec toute la solennité possible’. RAL FA inv. nr. 4299, rapport van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, over de maand vendémiaire VII, d.d. 1 brumaire VII (22 oktober 1798). Deze registers bevinden zich in: GAW NAW inv. nrs. 1869 tot en met 1873. Zo staat de 1,679 meter lange landbouwer Jan Haeldermans uit Stramproy vermeld als conscrit van de eerste klasse van de lichting VII. GAW NAW inv. nr. 1869. Spee beweert ten onrechte dat geen enkele conscrit zich inschreef. Spee, ‘Het kanton Weert’, deel 2, p. 81. RAL FA inv. nr. 4299, rapport van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, over de maand frimaire VII, d.d. 2 nivôse VII (22 december 1798). In een maandrapport noemde kantoncommissaris Van Gestel fils 18 nivôse VII (7 januari 1799) als ‘ jour de l’arrivée d’une force armée’. RAL FA inv. nr. 4300, rapport van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, over de maand nivôse VII, d.d. 6 pluviôse VII (25 januari 1799). RAL FA inv. nr. 4300, rapport van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, over de maand nivôse VII, d.d. 6 pluviôse VII (25 januari 1799). Jan Reyners specificeert dat het om ‘huzaeren en gendermen’ ging. Grauwels, red., Kroniek van Jan Reyners, p. 170. Habets, red., ‘Chroniek der stad Weert’, p. 409-410. De regeringscommissaris van het kanton Peer meldde op 15 pluviôse VII (3 februari 1799) dat eerder op de dag dertig conscrits van de eerste klasse van de lichting VII uit zijn kanton vertrokken waren naar Maastricht. De commandant van de militaire colonne had daarop de staat van beleg opgeheven en zou dezelfde dag nog vertrekken naar Weert. RAL FA inv. nr. 4308, brief van de regeringscommissaris van het kanton Peer aan de regeringscommissaris van het departement Nedermaas, d.d. 15 pluviôse VII (3 februari 1799). GAW ANGA inv. nr. 423. De gendarmeriebrigade van Weert verklaarde dat de colonne mobile onder leiding van Piston – bij afwezigheid van de Weerter gendarmes, die elders waren ingezet als onderdeel van een andere mobiele colonne – in het kanton Weert huiszoekingen had verricht maar geen dienstplichtontduikers had aangetroffen. RAL, FA, inv. nr. 4308, verklaring van de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 24 pluviôse VII (12 februari 1799). Habets, red., ‘Chroniek der stad Weert’, p. 410. Wellicht was Goofers in de war met een andere actie. Jan Reyners meldt in zijn kroniek dat begin juni 1799 vaders van dienstplichtontduikers werden opgepakt en naar Maastricht gevoerd, maar dat zij kort daarop weer in vrijheid werden gesteld. Het is deze actie die Goofers – waarschijnlijk per abuis – dateert in februari 1799. Grauwels, red., Kroniek van Jan Reyners, p. 183. Jan Reyners meldt dat Piston, commandant van de colonne mobile die later ook Weert aandeed, in het
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
21
22 23 24
25
26 27
28
29 30
kanton Peer ‘uyt ider gemeente [heeft] doen arreteeren twee van de beste gegronde en meeste aristocraete mannen voor gysselaers, den eenen tot borg der groote conterbutie en den anderen tot borg der requisitie van de jongens’. Grauwels, red., Kroniek van Jan Reyners, p. 171. ‘que les citoyens qui ont été pris dans ces communes et maintenant détenus (…), sont autant de malheureux, livrées par leurs communes respectives, pour exempter de cette punition, les habitants aisés & les plus influents’. RAL FA inv. nr. 4286, minuut van brief van de centrale administratie van de Nedermaas aan de militaire commandant van het departement, d.d. 28 pluviôse VII (16 februari 1799). Tot degenen die ten onrechte in Maastricht werden vastgehouden, behoorde Mathieu Wagemans uit Weert. ‘eh bien !; tout ceci est de la peine perdue, ils m’écoutent pour le temps que je leur parle, et quand je les quitte, ils se moquent encore de moi.’ RAL FA inv. nr. 4300, rapport van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, over de maand ventôse VII, d.d. 6 germinal VII (26 maart 1799). RAL FA inv. nr. 411, besluit van het Directoire exécutif, d.d. 29 germinal VII (18 april 1799), en besluit van het centrale bestuur van het departement Nedermaas, d.d. 4 floréal VII (23 april 1799). ‘presque tout ceux des jeunes gens inscrits sur les tableaux des quatre dernières classes, se sont retirés dans la Hollande et même des hommes mariés au dessus de l’âge de 30 ans ce qui me fait conjecturer que la République ne tirera pas beaucoup de soldats de ce pays.’ RAL FA inv. nr. 4300, rapport van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, over de maand floréal VII, d.d. 8 prairial VII (27 mei 1799). Op 15 messidor VII (3 juli 1799) overlegde Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, ‘le tableau des parens de ces conscrits chez lesquels la garnison a été établie’. Op 23 prairial VII (11 juni 1799) had het centrale bestuur van het departement Nedermaas tot deze maatregel besloten. Een voorstel van de plaatselijke militaire commandant ‘de faire contribuer les pères des conscrits habitans à la campagne, à la fin de leur faire nourrir les soldats à l’auberge’, wees Van Gestel fils van de hand als zijnde ‘enticonstitutionnel’ [ !]. RAL FA inv. nr. 411, brief van Van Gestel fils aan het centrale bestuur van het departement van de Nedermaas, d.d. 15 messidor VII (3 juli 1799), met in bijlage een kopie van een brief van Van Gestel fils aan de kapitein ‘commandant la force armée dans ce canton’, d.d. 15 messidor VII (3 juli 1799). Op 22 juli 1799 schreef kantoncommissaris Van Gestel fils over de conscriptie: ‘C’est toujours la même chose, il n’y a pas un seul qui marchera.’ RAL FA inv. nr. 4300, rapport van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, over de maand messidor VII, d.d. 4 thermidor VII (22 juli 1799). RAL FA inv. nr. 4300, rapport van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, over de maand pluviôse VII, d.d. 15 ventôse VII (5 maart 1799). In een later rapport meldde deze commissaris dat drie of vier conscrits zich gemeld hadden ‘pour obtenir des dispenses’. RAL FA inv. nr. 4300, rapport van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, over de maand prairial VII, d.d. 3 messidor VII (21 juni 1799). De invoering van het Franse douanestelsel in de negen départements réunis kunnen we niet aan een datum koppelen, wat samenhangt met de chaos die heerste in de overgangsperiode na de inlijving bij Frankrijk. Volgens het bestuur van de Nedermaas werden er tegen 10 nivôse IV (31 december 1795) ‘deux lignes de Bureaux de Douanes nationales sur les frontières’ ingericht. AN inv. nr. F/1cIII/Meuse-Inférieure/3, Compte rendu par l’administration centrale du Département de la Meuse-Inférieure depuis le 24 frimaire an IV jusqu’au 15 floréal an V, p. 9-10. De wet van 7 vendémiaire IV (29 september 1795) die de uitvoer van graan verbood, werd op 21 vendémiaire IV (13 oktober 1795) van kracht in de negen ‘Belgische’ departementen en werd op 27 brumaire IV (18 november 1795) afgekondigd door het bestuur van het departement Nedermaas. Op 3 ventôse IV (22 februari 1796) nam het Directoire exécutif het besluit dat het Franse douaneregime van kracht zou zijn in de negen départements réunis. De wet van 1 maart 1793 die de invoer verbood van artikelen uit landen waarmee Frankrijk in oorlog was, en de wet van 18 vendémiaire II (9 oktober 1793) die elke handel met Groot-Brittannië verbood, werden beide op 15 vendémiaire V (6 oktober 1796) van kracht in de negen ‘Belgische’ departementen en werden twaalf dagen later afgekondigd door het bestuur van het departement Nedermaas. Kamphuis, De invoering van wetgeving, p. 216, 236-237, 310-311, 368. Grauwels, red., Kroniek van Jan Reyners, p. 91. Op het geweld dat er plaatsvond binnen de groep van smokkelaars hebben we nauwelijks zicht, omdat de slachtoffers daarvan begrijpelijkerwijs zelden aangifte deden. Een uitzondering vormt een klacht van de 33-jarige boer Chretien Briels uit Weert. Ene Jacques ‘Pierlot’ had op 17 pluviôse X (zaterdag 6 februari 1802) het geld dat hij aan Briels verschuldigd was – 14,82 franc – niet willen uitbetalen en had hem met een ijzeren staaf op het hoofd geslagen. Deze uit de omgeving van Sittard afkomstige ‘Pierlot’ was ‘chef contrebandier, et exerce continuellement le commerce prohibé des grains, destinés à être exporté à l’étranger’.
N OT E N
137
31
32
33
34 35
138
Ongetwijfeld had Briels hand-en-spandiensten verricht voor deze smokkelaar. Wellicht zat ‘Pierlot’ slecht bij kas. In de nacht van 12 op 13 pluviôse X was hij namelijk opgepakt door de douane van Weert, ‘transportant une grande quantité de grains froment dans une barque sur les marais en les 5 kilomètres frontières’. Na zijn arrestatie had ‘Pierlot’ zich weer uit de voeten weten te maken. RAL NRA inv. nr. 1990, brief van Verschuere, de vrederechter van het kanton Weert, aan de Substitut du Commissaire du Gouvernement près le Tribunal criminel pour l’arrondissement de Ruremonde, d.d. 18 pluviôse X (7 februari 1802), met in bijlage een proces-verbaal van de klacht van Chretien Briels, opgesteld door Verschuere op 17 pluviôse X (6 februari 1802). Het slachtoffer was de heer J.P.F. Ochin, ‘aiguiseur et marchand de coutellerie’, geboortig uit Fraipont, een dorp halverwege Luik en Verviers, en woonachtig te Roermond. Hij droeg een hemelsblauw gilet en jas, en had ‘un certificat de catolicité’ en ‘un reliquaire’ bij zich. RAL NRA inv. nr. 1991, proces-verbaal van de gendarmeriebrigade van Heythuysen, d.d. 10 prairial XI (30 mei 1803), met in bijlage een paspoort van het slachtoffer, d.d. 18 germinal XI (8 april 1803). ‘que cette homme avoit été victime de sa rapacité et de sa perfidie, en ce que se vendant à la fois aux intérêts des douanes comme à ceux des contrebandiers, il trahissoit les uns et les autres, ne se laissant aller qu’à l’appât du gain.’ RAL NRA inv. nr. 1991, brief van de regeringscommissaris bij de Criminele Rechtbank van het departement Nedermaas aan de regeringscommissaris bij de rechtbank van het arrondissement Roermond, d.d. 20 thermidor XI (maandag 8 augustus 1803). Uiteraard kenden niet alle gewelddadige gebeurtenissen een dodelijke afloop. Douanier Jean Baptiste Chateau van de post Nederweert achtervolgde op 24 nivôse X (14 januari 1802) twee mannen van wie hij vermoedde dat ze smokkelaars waren. Een van de mannen schoot de douanier een kogel in de arm. Beide mannen ontkwamen in het Weerter Bos, op de grens met de Bataafse Republiek. RAL NRA inv. nr. 1997, brief van ‘le controleur de brigades des douanes’ te Lille Sint-Hubert aan de ‘substitut du commissaire du gouvernement près le Tribunal de 1ère instance à Ruremonde’, d.d. 4 pluviôse X (24 januari 1802), met in kopie van een rapport van de douane d.d. 24 nivôse X (14 januari 1802); en proces-verbaal van de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 28 nivôse X (18 januari 1802). ‘pour gagner un morceau de pain’. RAL NRA inv. nr. 1618, dossier Nicolas Giesen, proces-verbaal van de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 14 germinal XII (4 april 1804). Het noodlottige incident werpt geen fraai licht op het functioneren van de douane. Het slachtoffer, de ongeveer 35-jarige dagloner Joannes Scheijven uit het gehucht Boshoven, verklaarde op zijn ziekbed dat hij samen met een andere Weerter tabakssmokkelaar uit Budel was teruggekeerd. In de buurt van het Zwarte Water (‘le marais noir’) had een douanier – die als vermomming een boerenkiel over zijn uniform had aangetrokken – hen staande gehouden. De smokkelaars wierpen daarop hun tabak weg en zetten het op een lopen, ieder naar een andere kant. De douanier achtervolgde Scheijven, sloeg hem met zijn sabel en schoot hem vervolgens in de buik. Elke noodzaak tot die laatste handeling leek te ontbreken. De douanier liet het slachtoffer vervolgens liggen. Scheijven herkende de douanier als Gobron aan zijn hond en aan het feit dat Gobron een beetje Nederlands sprak. Deze vertrouwdheid met de douanier is begrijpelijk wanneer we beseffen dat zowel Gobron als Scheijven in Boshoven woonden. De andere smokkelaar bevestigde de lezing van Scheijven. De douaniers daarentegen legden vage verklaringen af. Zij schoven Hardy, onderluitenant bij de douane, naar voren als degene die het schot gelost zou hebben. Hardy beweerde dat hij door twee smokkelaars zwaar was mishandeld en in uiterste nood zijn pistool had getrokken. Vanwege de duisternis – het was avond – had hij de smokkelaars echter niet goed gezien en zou hij hen bij een confrontatie niet herkennen. De smokkelaars zouden zich na het schot uit de voeten hebben gemaakt. Van ernstige verwondingen was bij Hardy geen sprake. Verder vermeldt het proces-verbaal van de gendarmerie nog een intrigerende zinsnede: ‘la rumeur public est que peu d’après que le dit préposé [=Gobron] a commis cette assassinat non consommé, qu’il y avait eu une rixe entre tous les préposés’. RAL NRA inv. nr. 1618, dossier Nicolas Giesen, proces-verbaal van de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 14 germinal XII (4 april 1804); proces-verbaal van medisch onderzoek van het slachtoffer Jean Scheyven door med. dr. J.E. Janssens en chirurgijn P.F. Everaerts, d.d. 16 germinal XII (6 april 1804); brief van de vrederechter van het kanton Weert aan de Magistrat de Sûreté te Roermond, d.d. 15 germinal XII (5 april 1804); proces-verbaal opgesteld door de vrederechter van het kanton Weert van de lijkschouwing van Jean Scheyven, d.d. 25 germinal XII (15 april 1804); getuigenverklaringen van douaniers, afgelegd ten overstaan van de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 3 prairial XII (23 mei 1804); en proces-verbaal van verhoor van Nicolas Giesen door de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 10 prairial XII (30 mei 1804).
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
36 Het slachtoffer was Jean Pierre Coquerette, douanier op de post Horick. De ongeveer veertigjarige Coquerette was geboortig uit het departement Somme. De toedracht bleef onopgehelderd, al zat er wel een luchtje aan. De douaniers die getuigen waren geweest van het voorval weigerden namelijk allemaal een getuigenis af te leggen tegenover de gendarmes die de zaak onderzochten. Verder vonden de gendarmes op de hei, vlak over de Bataafse grens, vijftig meter van de plek waar de douanier was gestorven, kledingresten, die bleken toe te behoren aan een inwoner van Asten. Deze man – Gilles Arnold Verhees – had op de bewuste avond in Nederweert brood gekocht en was op de terugweg door douaniers lastiggevallen en mishandeld. Net over de grens, op Bataafs grondgebied, had de hond van een douanier hem gebeten en stukken uit zijn jas gescheurd. RAL NRA inv. nr. 1995, proces-verbaal van gendarmeriebrigade Weert, begonnen op 6 september 1806 en afgesloten op 9 september 1806; en brief van maire Wouters van Nederweert aan de Magistrat de sûreté van het arrondissement Roermond, d.d. 11 september 1806, met in bijlage een proces-verbaal van maire Wouters, begonnen op 6 september 1806 en afgesloten op 14 september 1806. 37 RAL NRA inv. nr. 1997, proces-verbaal opgesteld door de gendarmeriebrigade van Maaseik, d.d. 29 januari 1810. 38 Het dragen van een uniform door douaniers was een betrekkelijk recente innovatie. Pas op 25 pluviôse VIII (14 januari 1800) werd een bepaling over het – groene – uniform van gewapende douaniers afgekondigd. Een regel van 7 frimaire IX (28 november 1801) verplichtte alle medewerkers van de douane tot het dragen van dit uniform. Bordas en Gambini, ‘La militarisation de la douane’, p. 69-70. 39 Humbert-Convain, Le juge de paix, p. 125, 129-130. 40 Bouvier, de regeringscommissaris van het kanton Roermond, maakte in de zomer van 1798 een geheime inspectietocht in kantons langs de Bataafse grens. Hij verbaasde zich erover dat de bereden douaniers van de brigade Leveroy veel smokkelwaar in beslag namen, maar de smokkelaars nooit arresteerden, terwijl deze te voet gingen en dus in het nadeel waren. Grauwels, ‘Een geheim rapport’, p. 9-10. 41 ‘si l’argent qu’il avait reçu du bureau de la douane était bientôt mangé’. RAL NRA inv. nr. 1991, procesverbaal van de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 9 brumaire XII (1 november 1803). 42 RAL NRA inv. nr. 1991, proces-verbaal van de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 9 brumaire XII (1 november 1803); GAW NAW inv. nr. 67, brief van maire Bloemarts van Weert aan de drossaard van Heeze, d.d. 27 messidor XII (16 juli 1805). 43 RAL NRA inv. nr. 1991, brief van Bloemarts, de maire van Weert, aan de Substitut du Commissaire du Gouvernement près le Tribunal criminel à Ruremonde, d.d. 7 germinal XI (28 maart 1803), met in bijlage twee brandbrieven. 44 Met enige regelmaat treffen we in de rechterlijke archieven klachten aan over wandaden gepleegd door douaniers. Zo maakten douanier Froment en een luitenant van de douane, beiden van de post Boshoven, in de avond van 7 augustus 1806 amok. Bij twee afgelegen woningen sloegen ze met hun sabels de ruiten aan diggelen en het meubilair aan stukken. Ze hadden daarna het lef om te doen alsof ze van niets wisten, aan de gedupeerden een glas bier te vragen en bij hen een controle op smokkelwaar uit te voeren. Hun daden bleven ongestraft. RAL NRA inv. nr. 1997, verklaringen van Marguerite Koenen en van Jean Smolenaers, beide afgelegd tegenover Verschuere, vrederechter van het kanton Weert op 11 augustus 1806. 45 RAL FA inv. nr. 3286, concept van schrijven van ‘de leden van den municpaelen raet gesaementlyck met de grootste besitters van het dorp Nederweert’ aan de prefect, ongedateerd maar gezien de inhoud stammend uit 1804. 46 Adjudant-generaal Deverchin, die in 1799 en 1800 als commandant van de colonnes mobiles door het departement van de Nedermaas trok, vermeldde dat de smokkelaars de douaniers probeerden om te kopen ‘et très souvent ils y parviennent à corrompre un poste ; jugez comment la fraude se fait dans des tels moments et cela arrive assez souvent. Le mois dernier on a renvoyé et changé beaucoup d’employés qui faisaient ce métier là.’ AN inv. nr. F/11/422, État de la situation du département de la Meuse Inférieure fait par l’adjudant général Deverchin, adressé au général de division Carteau commandant la 25e division militaire, d.d. 8 ventôse VIII (27 februari 1800). Ook het strenge artikel VI van de wet van 13 floréal XI (3 mei 1803) wijst op corruptie onder douaniers: ‘Alle préposés der douanen (…) die overtuigd mogten worden van den invoer of uitvoer van contrabande waaren (…) zullen gestraft worden met de yzers, welke straf niet kan uitgesproken worden voor minder dan vyf, noch voor meer dan vijftien jaaren.’ GAR AKGR inv. nr. 413, tweetalige afkondiging op 17 prairial XI (6 juni 1803) van de wet van 13 floréal XI (3 mei 1803). 47 GAR AKGR inv. nr. 409, tweetalig besluit van de prefect van het departement Nedermaas, d.d. 9 frimaire IX (30 november 1800).
N OT E N
139
48 RAL FA inv. nr. 4399. 49 RAL NRA inv. nr. 2418, akte verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert, d.d. 29 brumaire IX (19 november 1800). 50 AN inv. nr. F/11/422, lijst opgemaakt op 24 thermidor IX (12 augustus 1801). 51 De arrestaties van de zeven bendeleden – onder wie vier Weertenaren – vonden plaats door gendarmes van de brigades Bree, Heythuysen en Roermond, maar niet van Weert. Waarschijnlijk wilde de gendarmerie een zo groot mogelijk verrassingseffect bereiken en werd de brigade van Weert daarom buiten de operatie gehouden. Dat de autoriteiten veel gewicht toekenden aan de arrestaties, blijkt uit het feit dat luitenant Gombervaux, het hoofd van de gendarmerie in het arrondissement Roermond, de operatie persoonlijk leidde. De opdracht was afkomstig van de prefect van de Nedermaas, die had gelast dat de arrestanten via Maastricht naar het kasteel van Ham (departement Somme) gevoerd zouden worden. AN inv. nr. F/7/3902, rapport over de derde decade van de maand vendémiaire X (13 tot en met 22 oktober 1801) van de commandant van de gendarmerie in het departement Nedermaas aan de minister van Politie. Tot de zeven arrestanten behoorde verrassenderwijs ook de 26-jarige Clementine Keverberg, die woonde in slot Aldenghoor te Haelen. Haar oudste broer Karel Lodewijk werd in 1804 onderprefect van het arrondissement Kleef (departement Roer) en in 1811 prefect van het departement Boven-Eems. Haar broer Lodewijk Frederick was lange tijd maire van de gemeente Haelen en Nunhem. Het geeft aan dat ook vooraanstaande Fransgezinde kringen werden geassocieerd met smokkelhandel. 52 Corneille Dumonceau tekende in april 1804 als getuige een testament van Hubert Bushuijskens, maître perruquier aan de Beekstraat te Weert. RAL NA inv. nr. 782, minuut van akte 50 verleden voor notaris Van Halen op 5 floréal XII (24 april 1804). 53 Corneille Dumonceau legde in 1810 na zijn benoeming tot garde du Grand Canal du Nord de verplichte eed van trouw aan de constitutie af. RAL NRA inv. nr. 2425, minuut van akte 57 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 14 mei 1810. In januari 1816 werd Weertenaar Corneille Dumonceau, echtgenoot van Elisabeth Stultjens, omschreven als ‘particulier, aiant été employé comme chef de parc à l’armée royale dans la Belgique’. GAW NA inv. nr. 4494, minuut van akte 5 verleden voor notaris Bloemarts op 10 januari 1816. 54 Jansen, red., ‘Statistique de l’arrondissement de Ruremonde (1808)’, p. 140. 55 De graanexport werd vrijgegeven in perioden waarin de graanprijzen laag waren. De exporteurs moesten bovendien een douaneheffing betalen over het uitgevoerde graan. Godechot, Les institutions, p. 684. 56 Zij legden op 2 pluviôse VII (21 januari 1799) te Weert de eed van haat aan koningschap & trouw aan de grondwet af. RAL FA inv. nr. 4399. 57 Graumann, Französische Verwaltung, p. 126-127. 58 RAL NRA inv. nr. 172. 59 RAL NRA 1619, dossier Jacques Krijns e.a. 60 RAL FA inv. nr. 738, proces-verbaal van gendarmeriebrigade Weert, d.d. 23 thermidor VIII (11 augustus 1800), opgesteld door brigadier Fournier en gendarme Ludy. 61 RAL FA inv. nr. 738, proces-verbaal van gendarmeriebrigade Weert, d.d. 23 thermidor VIII (11 augustus 1800), opgesteld door brigadier Fournier, gendarme Ludy en Tardif, en lieutenant des douanes nationales Trufaux. 62 RAL FA inv. nr. 738, proces-verbaal van gendarmeriebrigade Weert, d.d. 23 thermidor VIII (11 augustus 1800), opgesteld door Delbos en Marchand. 63 ‘il résulte donc, de la manière de l’exportation se fait, que, si les emploiés des douanes saisissent un quintal du bled, passant à l’étranger, il leur en échappe cent dans la même instant’. RAL FA inv. nr. 4288, brief van Wadeleux, regeringscommissaris bij het kanton Bree, aan de regeringscommissaris bij het centrale bestuur van het departement Nedermaas, d.d. 23 pluviôse VIII (12 februari 1800). 64 De illegale import van Engelse textiel was in waarde waarschijnlijk minstens zo belangrijk als de illegale uitvoer van graan. De Engelse waren werden op grote schaal verscheept naar havens aan de Noord-Duitse kust en werden vervolgens over land vervoerd naar Brussel, dat als centrum fungeerde voor de verdere distributie in Frankrijk. Handelshuizen in onder andere Wesel en Düsseldorf – steden aan de Rijn, die net buiten Frankrijk lagen – fungeerden als intermediairs bij deze smokkel. Marzagalli, Les boulevards de la fraude, p. 100-101. De Maas was geen geschikte transportader voor deze illegale import. In een rapport van de douane lezen we: ‘on est sans inquiétude relativement aux importations par la Meuse ; indépendamment de ce que la surveillance est exacte, la difficulté de remonter cette rivière forme un obstacle à ces importations’. AN inv. nr. F/11/422, rapport van de ‘Douanes Nationales, Service actif, Division de Clêves’,
140
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
over de ‘fraudes commises dans le département de la Meuse Inférieure’, d.d. 1 prairial VII (21 mei 1800). In Weert en omstreken treffen we betrekkelijk weinig sporen aan van dergelijke grootschalige transporten over land van illegale handelswaar, wat gezien de ligging van de regio niet verwonderlijk is. Voor handelswaar die het departement van de Roer was binnengesmokkeld, liep de route naar Brussel ten zuiden van Weert c.q. ten zuiden van de douanelinie langs de grens. Voor handelswaar die via de Bataafse Republiek naar Brussel werd gesmokkeld, lag een route ten westen van Weert voor de hand. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat kooplieden uit Weert en omgeving betrokken waren bij de organisatie van deze grootschalige import van Engelse goederen. Wel opereerde er in Budel, een dorp ten westen van Weert, een professionele bende die smokkelwaar Frankrijk binnenbracht. Volgens Bouvier, de regeringscommissaris van het kanton Roermond die in de zomer van 1798 incognito een onderzoek verrichtte, ging het om ‘une bande de contrebandiers composée de 100 individus au moins à pied et 50 à cheval. La majeure partie sont français; les premiers se nomment ordinairement porteurs, ils ont pour chaque voyage de nuit pour porter un ballot un petit cens, s’ils font deux voyages c’est six francs; ils marchent un à la fois en fi le, 5 à 6 pas de distance les uns des autres’. Grauwels, ‘Een geheim rapport’, p. 12. Uit een andere bron weten we dat over de traditionele handelsroute van ’s-Hertogenbosch naar Luik een grootschalige, goed georganiseerde smokkel plaatsvond. Adjudant-generaal Deverchin meldde in een rapport dezelfde beloning voor smokkelaars als Bouvier: ‘Quant à l’introduction des marchandises prohibés ou sur lesquelles il y a des gros droits la fraude s’y fait par le moyen des assureurs, qui se chargent à leur risque et péril de prendre par exemple les marchandises à Bois-le-Duc et de les rendre à Liège à six du cent. Ces assureurs emploient des porteurs à dos à qui ils donnent trois livres pour traverser les deux lieux de frontière. Outre ce ils ont des éclaireurs, pour assurer le passage, au moindre indice ils donnent un signal et la bande rétrograde. Je vous observe qu’ils passent jusqu’à deux cents à la fois. Quand il sont surpris ils se sauvent de toute part de sorte qu’il arrive assez souvent que du nombre de cent ou de deux cent l’on en prend que cinq ou dix ou vingt et rarement cinquante.’ AN inv. nr. F/11/422, État de la situation du département de la Meuse Inférieure fait par l’adjudant général Deverchin, adressé au général de division Carteau commandant la 25e division militaire, d.d. 8 ventôse VIII (27 februari 1800). 65 Dufraisse, ‘La contrebande’, p. 514; Rowe, From Reich to state, p. 197; Smets, Les Pays rhénans, p. 250-251. 66 Dit ontmoedigde de schippers overigens niet volledig, want de illegale export van graan per schip over de Maas bleef bestaan, zoals we lezen in een rapport van de douane: ‘Il n’en a pas été de même des exportations de grains, quelques efforts que fissent les employés des douanes, dont un a été tué le 17 germinal dernier, ils n’ont pas toujours pu les empêcher, parce que la rapidité de la rivière, secondait les manœuvres des contrebandiers, qui montoient les barques, ou les escortoient, et qui, étant armés, leurs opposoient la plus vive résistance. C’est ce qu’indiquent les faits que les régisseurs ont mis sous les yeux du Ministre par leurs rapports de 4 ventôse et 26 germinal derniers, concernant l’exportation faite au moyen d’une barque dirigée par six hommes, qui ont fait une décharge sur les préposés, et l’assassinat du préposé Delaitre. Depuis cet événement le service est tellement combiné, qu’il est très difficile de naviguer sur la Meuse, sans être aperçu, et il ne s’agit plus pour assurer absolument ce service, que d’établir une patache au poste de Well, premier bureau sur la rive droite de la Meuse, elle fermera le passage, et les employés, qui, jusqu’à présent, ont tenu la rivière avec de barques découvertes, et étoient exposés aux coups de feu par les contrebandiers, cachés derrière les sacs de grains, n’auront plus les mêmes dangers à courir. La Régie a donné des ordres pour la construction de cette patache, qui occasionnera une dépense de 726 fr, elle sera disposé de manière à recevoir deux canons destinés à repousser les attaques des contrebandiers armés qui tenteroient de forcer le passage, et peut-être aussi d’incendier cette patache. Le Ministre est prié d’engager le Ministre de la Guerre à donner les ordres nécessaires, pour que deux canons du calibre proportionné à la force de la patache soient délivrés de l’arsenal de Venlo, où elle sera conduite, à l’effet d’y être armée.’ AN inv. nr. F/11/422, Rapport van de ‘Douanes Nationales, Service actif, Division de Clêves’, over de ‘fraudes commises dans le département de la Meuse Inférieure’, d.d. 1 prairial VII (21 mei 1800). De moeilijkheden voor de douane waren hiermee nog niet van de baan, zo blijkt uit een brief van de prefect van de Nedermaas uit het voorjaar van 1801. Schippers vonden altijd manieren om graan naar Holland te smokkelen. Volgens de prefect maakten de smokkelaars gebruik ‘d’une ruse que l’on avoit imaginée en chargeant ces grains dans plusieurs petites communes riverains de la Meuse, sur de petits bateaux, recouvert de houilles, de chaux, de planches, bois &a, et les faisant ainsi descendre jusqu’en Hollande ; instruit aussi qu’une grande partie de ces grains qui consistoient surtout en froment, étoient emmenés dans ces petites communes, du pays de Sittard et environs, faisant partie du département de la Roër, j’en ai donné
N OT E N
141
avis à mon collègue de ce département, pour qu’il eut à faire surveiller ces transports et la partie de la Meuse qui passe sur son territoire.’ AN, inv. nr. F/11/422, brief van prefect Becays-Ferrand van het departement Nedermaas aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 19 floréal IX (9 mei 1801). Enkele maanden later werd een maatregel geopperd om het scheepvaartverkeer op de Maas ten noorden van Roermond volledig te verbieden, wat aangeeft dat de graansmokkel over deze rivier nog steeds aanzienlijk was. ‘L’on sait qu’il circule sur la Meuse une grande quantité de bateaux chargés de grains, depuis Liège jusqu’à Venlo ; parvenus à cet endroit, qui est un point de limite, ces bateaux disparaissent sans que l’on ait pu connaître leur destination ; je ne puis croire autrement que ces bateaux à la faveur de la nuit & des grandes eaux franchissent furtivement la ligne de démarcation & échappent ainsi à la surveillance des préposés des Douanes ; or, la mesure dont je viens de parler, consisterait à ne permettre le transport des grains sur la Meuse que jusqu’à Ruremonde, ville situé à deux miriamètres en delà de Venlo, & à arrêter tout ce qui soit trouvé avoir passé ce point. Je sens bien, citoyen Ministre, que cette mesure n’est point tout à fait conforme à l’esprit de la loi sur la police des grains, mais lorsque des abus nuisibles à l’État se proposent, lorsque les moyens ordinaires de répression ne suffisent pas, lors qu’enfin des circonstances majeures commandent, le Gouvernement, que la constitution charge de pourvoir à la sûreté intérieure de la République, peut user de tous les moyens que lui dicte sa sagesse pour parvenir à ce but.’ AN inv. nr. F/11/422, brief van de secretaris van de prefectuur van het departement Nedermaas aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 24 thermidor IX (12 augustus 1801). 67 Volgens Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, waren de gehuchten binnen de gemeente Nederweert ‘le point principal de la sortie des grains’. Hij waarschuwde voor een hongersnood als er geen militaire bijstand zou komen om de illegale export van graan naar de Bataafse Republiek tegen te houden. RAL FA inv. nr. 4287, brief van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, aan de regeringscommissaris bij het centrale bestuur van het departement Nedermaas, d.d. 15 floréal VII (4 mei 1799). 68 Op 25 fructidor VII (11 september 1799) hielden enkele douaniers, waaronder Corneille Dumonceau, en enkele militairen van de 22ste demi-brigade die in Weert gelegerd waren, boer Jean Moonen uit het gehucht Laar aan en namen zij zijn kar, paard en lading – bestaande uit zes zakken met een melange van gerst en boekweit – in beslag. Dat hij een schriftelijke permissie had van municipaal agent Bos en kantoncommissaris Van Gestel fils om graan – voor eigen consumptie – te transporteren van Swartbroek naar Laar, mocht niet baten. Paard, kar en lading werden naar het douanekantoor van Weert gebracht, waar ontvanger Lambert een en ander officieel in ontvangst nam. Op 2 vendémiaire VII (23 september 1798) verklaarde landmeter J. van Aken dat de afstand tussen de grens met de Bataafse Republiek en de plaats waar Moonen was aangehouden – de Laarderakker, tussen Weert en het gehucht Laar – 5,7 kilometer bedroeg. Op 15 vendémiaire VIII (7 oktober 1799) volgde de officiële vaststelling van dit feit, in aanwezigheid van vrederechter Joseph van Halen, douanebeambten, landmeters en Jean Moonen. Omdat de douanewetgeving alleen betrekking had op een zone van vijf kilometer langs de grens, werd Jean Moonen niet veroordeeld. RAL NRA inv. nr. 172. 69 Ter illustratie vermeld ik hier een geval. Op 28 ventôse VIII (19 maart 1800) voerden Choin (agent municipal van Weert en voorheen regeringscommissaris bij het kanton Valkenburg), Baudreau (kapitein van de 7de compagnie van het 1ste bataljon van de 11de demi-brigade lichte infanterie gestationeerd te Weert), de brigadier en twee gendarmes van de gendarmeriebrigade Weert, en een onderluitenant en een employé van de douane van de post Kreijel (gemeente Bocholt) een actie uit in ‘la Maison rouge’ in de gemeente Weert. Op dit pand, gelegen op ongeveer drie kilometer van de grens met de Bataafse Republiek, rustte de verdenking dat het een opslagplaats voor smokkelwaar was. In de schuur bij dit huis troffen de ambtenaren, verstopt onder stro, negen zakken tarwe en vier zakken rogge aan, met een totaalgewicht van 1207,5 kilo. Mathieu van Daelen, bewoner van het pand, verklaarde dat deze voorraad voor zelfvoorziening was, ook al had hij op de graanzolder van zijn huis ook een voorraad en al was de voorraad niet gedorste granen in zijn schuur voldoende tot aan het binnenhalen van de volgende oogst. De douane nam geen genoegen met de verklaring van Mathieu van Daelen en nam de dertien genoemde zakken in beslag. De zakken werden gedeponeerd in het douanekantoor van Weert, in aanwezigheid van Lambert, receveur principal des douanes. Het Tribunal de police correctionnelle de l’arrondissement de Ruremonde achtte de inbeslagname evenwel onrechtmatig, omdat de in beslag genomen hoeveelheid graan betrekkelijk klein was en daardoor het karakter van zelfvoorziening had. De Regie des douanes ging in beroep tegen dit vonnis bij het Tribunal criminel van het departement Nedermaas in Maastricht en vervolgens bij het Tribunal de
142
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
70
71
72 73 74
75 76
77 78
79
80
81 82
cassation in Parijs, die het eerder genoemde vonnis echter bevestigden. RAL NRA inv. nr. 168, dossier 44, Mathieu van Dalen. Dit verslag van de organisatie van de smokkel is gebaseerd op: AN inv. nr. F/11/422, brief van de secretaris van de prefectuur van het departement Nedermaas aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 24 thermidor IX (12 augustus 1801), met in bijlage een Tableau général portant les noms & prénoms, professions & demeures des individus, connus comme se livrant au commerce de l’exportation des grains dans cet arrondissement [de Ruremonde]. ‘on destine les grains pour des communes, hameaux & écarts de l’extrême frontière & on profita du moment favorable pour l’exporter.’ RAL FA inv. nr. 4287, brief van de Directeur des douanes van het district Kleef aan de regeringscommissaris bij het centrale bestuur van het departement Nedermaas, d.d. 9 priairial VII (28 mei 1799). ‘pour y gagner sa subsistance en portant et introduisant des paquets sur le territoire français’. Het betrof Marie Hélène Joosten. RAL NRA inv. nr. 1620, dossier Gertrude Pendris, acte d’accusation. étant employé à faire la contrebande’. RAL NRA inv. nr. 205, dossier Jean Reynders, proces-verbaal van verhoor van de negentienjarige Jean Reynders door de Magistrat de sûreté van het arrondissement Roermond, d.d. 17 floréal XII (7 mei 1804). Jean Noël Lahaut was een 26-jarige ‘ouvrier en brigues’, geboortig en woonachtig te Blégny, een dorp ten noordoosten van Luik. Hij was een dienstplichtontduiker van de lichting X. Toen hem in 1807 gevraagd werd waar hij de laatste tijd had gewerkt, antwoordde hij: ‘Nulle part, attendu qu’il n’osait se montrer étant conscrit réfractaire de l’an X et craignant d’être arrêté par la gendarmerie.’ Wel had hij in 1804 nog gewerkt bij de aanleg van vestingwerken in Venlo. Af en toe bezocht hij zijn moeder en andere verwanten die hem te eten gaven, maar meestal verdiende hij de kost met smokkelen. Naar eigen zeggen stond hij op goede voet met de douaniers en arresteerden deze hem niet wanneer ze hem zagen. Hij verkeerde al met al in een schemerig circuit, waarbij hij ook niet terugschrok voor diefstal met braak. In de nacht van 8 op 9 juni 1807 had hij met enkele kameraden een inbraak gepleegd in de winkel van een handelaar in stoffen in Venlo. RAL NRA inv. nr. 229, dossier Hubert Dujardins e.a. De citaten stammen uit het proces-verbaal van het verhoor van Lahaut door de Magistrat de sûreté van het arrondissement Roermond op 19 augustus 1807. Zijdelings zij opgemerkt dat de inkwartiering en proviandering van deze extra gendarmes niet zonder moeilijkheden verliep. GAW NAW inv. nr. 2181, twee brieven van Magniet, onderprefect van het arrondissement Roermond, aan de maire van Weert, beide d.d. 25 nivôse IX (15 januari 1801). ‘Le lieutenant de gendarmerie nationale à la résidence de Veert [=Weert], me prévient que le placement des brigades des gendarmes sur les frontières de la Batavie a fait cesser presque totalement l’exportation des grains, sur les points qu’elles occupent, mais qu’il s’est formé dans les bourgs et villages les plus approchés de l’extrême frontière, d’immenses magasins qui n’attendent que l’instant favorable, pour passer à l’étranger’. AN inv. nr. F/11/422, rapport van Radet, de Inspecteur-général de la Gendarmerie nationale, aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 14 nivôse IX (4 januari 1801). AN inv. nr. F/11/422, besluit van de prefect van het departement Nedermaas, d.d. 21 nivôse IX (11 januari 1801). ‘que tant que l’on ne défendrait pas les entrepôts de grains dans les environs de Wert [=Weert], qu’il seroit impossible d’arrêter les exportations à cause de la facilité qu’ont les fraudeurs de communiquer par cette partie avec le territoire hollandais’. AN inv. nr. F/11/422, brief van J.H. Becays-Ferrand, de prefect van het departement Nedermaas, aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 9 pluviôse IX (29 januari 1801). ‘pour empêcher l’exportation des grains, je me suis vu contraint de recourir à une mesure extraordinaire envers les communes de Lille St. Hubert, de Neerpelt & Overpelt, cette mesure est la même que celle que j’ai prise le 21 nivôse à l’égard des communes de Weert & Nederweert’. AN inv. nr. F/11/422, brief van de prefect van de Nedermaas aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 19 thermidor IX (7 augustus 1801). ‘C’est Hoffman qui est commissaire et qui fait la correspondance avec Weert et Nederweert’. AN inv. nr. F/11/422, brief van de secretaris van de prefectuur van het departement Nedermaas aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 24 thermidor IX (12 augustus 1801), met in bijlage een Tableau général portant les noms & prénoms, professions & demeures des individus, connus comme se livrant au commerce de l’exportation des grains dans cet arrondissement [de Ruremonde]. RAL FA inv. nr. 4300, rapport over de maand germinal VII, opgesteld door Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, d.d. 27 floréal VII (16 mei 1799). RAL NRA inv. nr. 1425, dossier 210, verklaring dat Missing zich borg heeft gesteld voor Choquenet en
N OT E N
143
Pretelot, d.d. 21 prairial VII (9 juni 1799). 83 ‘que je sans dans mon coeur une courage que je n’at peut vous exprimaire.’ RAL FA inv. nr. 574, brief van Pretelot aan de regeringscommissaris bij het Tribunal Correctionnel van het arrondissement Roermond, d.d. 29 messidor VII (17 juli 1799). 84 ‘du coté de la vandé’. RAL FA inv. nr. 574, brief van Pretelot aan de regeringscommissaris bij het Tribunal Correctionnel van het arrondissement Roermond, d.d. 3 thermidor VII (21 juli 1799). 85 RAL NRA inv. nr. 1425, dossier 210, vonnis van het Tribunal correctionnel van het arrondissement Roermond, d.d. 27 messidor VII (15 juli 1799). 86 ‘un sertificas de nos chef n’est sufiroit pas et ne seroit pas aussi valable que ce lui du canton’. RAL FA inv. nr. 574, brief van Pretelot aan de regeringscommissaris bij het Tribunal Correctionnel van het arrondissement Roermond, d.d. 24 thermidor VII (11 augustus 1799). 87 RAL FA inv. nr. 574, brief van Pretelot aan de regeringscommissaris bij het Tribunal Correctionnel van het arrondissement Roermond, d.d. 26 thermidor VII (13 augustus 1799). 88 RAL FA inv. nr. 574, brief van Willemart aan de Commissaire du Directoire Exécutif près de l’Administration central de la Meuse-Inférieure, d.d. 6 fructidor VII (23 augustus 1799). 89 ‘pour mes rendre au departement de la Roer qui doit etre ma destination’. RAL FA inv. nr. 574, brief van Pretelot aan de regeringscommissaris bij het Tribunal Correctionnel van het arrondissement Roermond, d.d. 29 messidor VII (17 juli 1799). 90 ‘que je suis du département de la Roer’. RAL FA inv. nr. 574, brief van Pretelot aan de regeringscommissaris bij het Tribunal Correctionnel van het arrondissement Roermond, d.d. 3 thermidor VII (21 juli 1799). 91 Choquenet was afkomstig uit Prez, een dorp dertig kilometer ten westen van Charleville-Mezières, in het departement Ardennen. 92 RAL FA inv. nr. 411, brief van het centrale bestuur van het departement Nedermaas aan Regnier Nijs, d.d. jour complémentaire VII (17 september 1799); ontvangstbewijs getekend door Choquenet en Pretelot d.d. 3de jour complémantaire VII (19 september 1799); en rekening ingediend door Regnier Nijs bij het centrale bestuur van het departement van de Nedermaas, d.d. 1 ventôse VII (20 februari 1800). De wet van 28 germinal VII (17 april 1799) bepaalde dat het departement aan de conscrits een voorlopige uitrusting moest verstrekken om de reis naar het leger in goede orde te kunnen verrichten. RAL, FA, inv. nr. 411, brief van de minister van Financiën aan het centrale bestuur van het departement Nedermaas, d.d. 28 prairial VII (16 juni 1799). De Nedermaas verstrekte twee paar schoenen, twee paar sokken, twee hemden, een ransel en negen livre aan geld. RAL, FA, inv. nr. 411, ongedateerd overzicht van door de heer Nijs verstrekte uitrustingen. 93 De paters waren illegaal teruggekeerd in hun klooster. Ze waren bijtijds gewaarschuwd voor de actie die op 10 juli 1798 uitgevoerd zou worden en hadden daardoor de vlucht kunnen nemen. Habets, red., ‘Chroniek der stad Weert’, p. 409. 94 Zo arresteerden douaniers te Nederweert op 26 mei 1807 vier deserteurs uit het 5de régiment chasseurs à cheval, afkomstig uit het Département de la Seine inférieure. Douanebeambten te Stramproy arresteerden op 13 augustus 1808 twee deserteurs uit de marine, afkomstig uit Dantzig. RAL FA inv. nr. 575. 95 ‘ce qui lui procure journellement un grand nombre de consommateurs étrangers’. RAL NRA inv. nr. 182, dossier Jean Stultjens, vonnis van het Tribunal criminel van het departement Nedermaas, d.d. 14 nivôse IX (4 januari 1801). 96 RAL NRA inv. nr. 182, dossier Jean Stultjens, proces-verbaal van huiszoeking en in beslagname van graan bij Jean Stultjens, d.d. 1 brumaire IX (donderdag 23 oktober 1800); en vonnis van het Tribunal criminel van het departement Nedermaas, d.d. 14 nivôse IX (4 januari 1801), nadat de douane hoger beroep had aangetekend tegen het vonnis van Tribunal correctionnel van het arrondissement Roermond, d.d. 17 frimaire IX (10 december 1800). HOOFDSTUK 5 1
144
In een overzichtsartikel wijzen Evers en Ubachs op het nagenoeg ontbreken van studies over het culturele leven in het departement Nedermaas. Ook over het culturele leven in deze contreien in de periode voorafgaand aan de Franse tijd is nauwelijks iets bekend. Al staan Evers en Ubachs open voor een bredere omschrijving van begrippen als ‘cultuur’ en ‘informatievoorziening’, bij gebrek aan voorstudies beschrijven zij feitelijk de hogere cultuur van krantenuitgevers, boekenverzamelaars e.d. Ubachs en Evers, ‘Cultuur in
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
2 3 4 5
6 7
8
Nedermaas’, p. 116-186. Overzichtswerken over de Zuidelijke Nederlanden in de achttiende eeuw en in de Franse tijd besteden eveneens eenzijdig aandacht aan de hogere cultuur, omdat dit de enige cultuurvorm is waarnaar onderzoek verricht is. De Verlichting; Mat, ‘Boeken’; Bernard, ‘Pers en literatuur’, p. 397-413. Hélin breekt met dit patroon en gaat op zoek naar de achttiende-eeuwse volkscultuur, om vrijwel meteen te constateren dat daar nauwelijks onderzoek naar gedaan is. Een beetje zuur concludeert hij: ‘Men heeft de 18de eeuw bestempeld als de eeuw van de Verlichting, omdat men (…) meer belangstelling had voor wat de intelligentsia las dan voor het doen en laten van de gewone sterveling.’ Hélin, ‘Luik’, p. 83. Hélin vormt een uitzondering, want in de andere bijdragen aan deze bundel zoeken de auteurs weer naar schaduwen van de Franse verlichting in het Vlaamse en Waalse land. Dat het culturele leven op het platteland terra incognita is, zien we met name terug in de bijdrage over het Vlaamse Luikerland. Grauwels en Smeyers, ‘Limburg’. LeClerc was ‘plénipotentiaire de la jointe administration du pays conquis’ ofwel gevolmachtigde van het geallieerd bestuur voor het veroverde deel van Frankrijk. RAL MvK inv. nr. 84, brief van LeClerc aan Michiels vanuit Doornik, d.d. 30 juli 1793. Generaal Jean Henri Becays-Ferrand leidde als commandant van Valenciennes de verdediging. In 1800 werd hij benoemd tot prefect van het departement Nedermaas. Six, Dictionnaire, deel I, p. 446. Hendrik Joseph Michiels was in 1793 drossaard van het ambt Montfort in het Staats Overkwartier van Gelder. Later in dit boek zullen we hem tegenkomen als maire van Roermond. ‘on fit successivement sauter trois mines, grand nombre de François firent le saut avec elle et ce fut dans cet instant à 9 heures et demie du soir que tous les assaillans franchirent la tranchée distante de 200 pas du premier chemin couvert, les chasseurs bohémiens étoient les premiers dedans, l’ennemi les reçut avec un feu roulant de mousquetterie très soutenu, les nôtres ripostèrent par décharges et s’emparèrent du premier chemin couvert , la mêlée fut terrible, l’on entendit les cris des pauvres François: “pardon ah mon dieu pardon Messieurs pour l’amour de dieu pardon” et nos Hongrois qui répondirent: “nichts bardoun, vivat Franciscus” (…) ; le premier chemin couvert emporté, quantité des François tentèrent pour se réfugier dans le second de franchir les palissades, mais ils y restèrent accrochés par leurs habits et les nôtres les embrochèrent dans leurs bayonnettes, le second chemin couvert fut emporté de suite et l’on fit main basse sur tout se qui s’y trouva à l’exception d’un capitaine et 7 soldats que par grâce on a faits prisonniers’. ‘Mr de Guerlonde officier de génie, qui étoit inspecteur des ouvrages de Condé, étoit parti hier à quatre heures après midi pour aller voir les progrès du siège, arrivé à peine et étant monté sur le parapet de la tranchée pour mieux voir, il eut la tête emportée par un boulet.’ ‘Daignez Monsieur me rappeller au souvenir de Madame votre épouse, des démoiselles votre belle-sœur et sa charmante mie et à celui du reste de votre aimable famille.’ RAL MvK inv. nr. 84, brief van LeClerc aan Michiels vanuit Condé, d.d. 26 juli 1793. RAL MvK inv. nr. 84, brieven van LeClerc aan Michiels vanuit Doornik, d.d. 30 juli 1793, en vanuit Valenciennes, d.d. 12 mei 1794. De bevolking van Weert en omstreken kreeg bovendien langs andere weg informatie uit de eerste hand van de gebeurtenissen aan het oorlogsfront. Vanuit Weert en Nederweert waren ongeveer dertig werklieden naar het noorden van Frankrijk vertrokken – in het kader van een rekwisitie – om daar batterijen te maken voor de Oostenrijkse artillerie. Na hun terugkomst in Weert deden zij verslag van de belegering van Landrecies. ‘De pikkenieren uit Weert de welken nu weederom gekomen zyn, die seggen; als dat in deze stadt maer twee huysen zyn, de welken nog wat in hun geheel syn, maer anders niet en is als eenen hoop steenen (…).’ Habets, red., ‘Chroniek der stad Weert’, p. 389. Het origineel bevindt zich in: GAW ANGA inv. nr. 8. Ook waren er Weertenaren die hun geluk beproefden als marketenter bij het Oostenrijkse leger nabij Valenciennes, zo zullen we later in dit boek zien. Aan het eind van de achttiende eeuw bestond er vrij goed georganiseerd postverkeer. Onder Oostenrijks gezag was er in Weert een ‘postmeester, alwaer den adelaer voor de duer stond.’ Habets, red., ‘Chroniek der stad Weert’, p. 374. De verbindingen zullen vooral via Maaseik gelopen hebben, dat als keizerlijk hoofdpostkantoor destijds een knooppunt in het internationale postverkeer was. De post van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën voor het Duitse Rijk, Italië, Zwitserland, de Oostenrijkse Erflanden en de Levant liepen over Maaseik. Als gevolg van de staatkundige veranderingen werd het hoofdpostkantoor verplaatst van Maaseik naar Düsseldorf. Ten Brink, Geschiedenis van het Nederlandse postwezen, p. 76. Onder Frans gezag was er in Weert geen postkantoor. In opdracht van de kantonnale municipaliteit van Weert liep postbesteller Anthonius Bushuijskens naar het – in status gedegradeerde – postkantoor in Maaseik om daar de post af te geven en op te halen. GAW NAW inv. nr. 596.
N OT E N
145
9
10
11 12
13
14
146
Daarnaast gaven douaniers en andere personen uit Weert post mee aan voerman Christiaan Pompen, die een lijndienst onderhield op het traject Antwerpen - Roermond vice versa. Pompen bezorgde deze post op het postkantoor van Roermond. Hij werd aangeklaagd wegens ontduiking van de wet op het postverkeer, die het particulieren verbood om post te bezorgen. De rechtbank sprak Pompen echter vrij, omdat hij handelde in opdracht van vertegenwoordigers van het Franse gezagsapparaat en omdat hij de post bezorgde bij het eerste postkantoor dat hij tegenkwam. Interessant is de passage in het verweerschrift van Pompen, waarin hij (c.q. zijn verdediger) verwijst naar ‘notre malheureuse situation à l’égard des postes aux lettres qui par sa mauvaise organisation nous prive d’une correspondance régulière, et fait en même temps une tort immense dans nos affaires commerciales’. Tijdens de zitting van de rechtbank verklaarde Pompen: ‘je me suis chargé bien de fois pour remettre les lettres à la poste.’ RAL NRA inv. nr. 1425, dossier Christian Pompen, verweerschrift van Christian Pompen d.d. 11 nivôse VII (31 december 1798); verslag van zitting van de Correctionele Rechtbank van het arrondissement Roermond op 11 nivôse VII (31 december 1798); en vonnis van de Correctionele Rechtbank van het arrondissement Roermond, d.d. 24 ventôse VII (14 maart 1799). Over de slechte postbezorging op het platteland treffen we vaker klachten aan. Paul Huybrechts, kapelaan van Tessenderloo, ontving pas op 25 messidor XII (14 juli 1804) een brief die de heer Delruelle, commissaris van de de bisschop van Luik, hem op 4 messidor (23 juni) vanuit Maastricht had geschreven. Huybrechts legde uit hoe de vertraging tot stand was gekomen: ‘cette lettre s’étoit égarée dans une auberge à Maestricht (Il faut remarquer, Monseigneur, qu’il n’y a pas de poste dans le pays que j’habite, et les lettres nous parviennent par des occasions très incertaines ; celle-ci avoit été confiée à un marchand, qui avoit négligé de me l’adresser.)’. AN inv. nr. F/7/8065, brief van Paul Huybrechts aan bisschop Zaepffel van Luik, d.d. 7 thermidor XII (26 juli 1804). Op 30 augustus 1792 vroeg Joseph van Halen, ‘ayant depuis trois ans resté en France notamment à Nantes & Bordeaux pour s’établir dans la commerce’, een reispas aan voor Vlaanderen, Brabant en Holland. Op 15 maart 1793 vroeg koopman Joseph van Halen wederom een paspoort aan, ditmaal voor Aken en Brabant. Op 25 brumaire III (15 november 1794) vroeg Jean François van Halen een pas aan om zich te begeven naar Venlo ‘auprès de son frère adjoint de l’inspecteur des équipages des vivres de la 2 e division de l’Armée du Nord’. Hoewel we geen zekerheid hebben, is het aannemelijk dat met deze broer de eerder genoemde Joseph van Halen bedoeld werd. Joseph van Halen zelf vroeg op 21 december 1795 een paspoort aan voor Amsterdam, Osnabrück, Hamburg en Lübeck. GAW OAW inv. nr. 469. Nicolaus Joseph Godefridus – roepnaam Joseph – van Halen was op 16 september 1767 in Weert gedoopt als zoon van advocaat Jacobus Bernardus van Halen. GAW doopregister Sint-Martinusparcohie. Timmerman Louis Cogels uit Lier – die tekende als Ludevicus Cogels – handelde als gevolmachtigde van zijn nichten Marie Aldegonde Cogels en Digne Catherine Cogels, beiden dienstbodes te Den Haag, de eerste aan de Bezuidenhoudsche Weg nr. 430 en de tweede aan de Nieuwe Uitleg nr. 107. Tevens trad hij op namens zijn neef Jacques Cogels, wiens verblijfplaats onbekend was. GAW NA inv. nr. 4491, minuut van akte met volgnr. 137 verleden voor notaris Bloemarts op 12 augustus 1811. Marie Aldegonde, Digne Catherine en Jacques Cogels waren kinderen uit het eerste huwelijk van Mathias Cogels, met Joanna Maria Knapen. GAW Huwelijksregister en doopregister Sint-Martinusparochie. Mathias Cogels was op 1 ventôse XII (3 maart 1804) te Weert overleden. GAW BS Weert. GAW OAW inv. nr. 468, paspoort op 6 augustus 1778 verstrekt aan Arnoldus Cogels uit Weert. Bij gebrek aan naamgenoten mogen we hem vereenzelvigen met de broer van smid Mathias Cogels. Arnoldus Antonius Cogels was op 23 maart 1747 te Weert gedoopt. GAW Doopregister Sint-Martinusparochie. Charles Lambrechts was op 20 november 1753 in Sint-Truiden geboren. In 1782 promoveerde hij in de rechten aan de universiteit van Leuven. Vier jaar later werd hij rector van deze instelling. Na de Franse verovering van de Zuidelijke Nederlanden bekleedde hij diverse bestuursfuncties in Brussel. Van 3 vendémiaire VI (24 september 1797) tot 18 messidor VII (30 juli 1799) was hij minister van Justitie van Frankrijk. Hoewel de nieuwe bestuursvorm van het departement van de Roer officieel pas per besluit van regeringscommissaris Rudler d.d. 4 pluviôse VI (23 januari 1798) werd geregeld, was Heinrich Joseph Cogels reeds op 13 nivôse VI (2 januari 1798) benoemd als lid van de administration centrale. Graumann, Französische Verwaltung, p. 24-27. De wet van 28 pluviôse VIII (17 februari 1800) die de herziening van het binnenlands bestuur regelde, werd op 24 floréal VIII (14 mei 1800) van toepassing verklaard op de vier Rijnlandse departementen,
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
15 16 17 18 19
20
21
22
en werd bij besluit van de regeringscommissaris d.d. 6 prairial VIII (26 mei 1800) feitelijk van kracht in deze departementen. De oude functie van Cogels verviel daardoor, maar reeds op 3 messidor VIII (22 juni 1800) werd hij benoemd tot lid van de conseil de Préfecture van het departement van de Roer. Hem werd al snel een gebrek aan bestuurlijke vaardigheden en kennis van de lokale verhoudingen verweten. Waarschijnlijk werd hij vóór september 1804 uit de conseil de Préfecture gezet. Graumann, Französische Verwaltung, p. 46, 60. Wat we wel weten is het feit dat hij het schrijven machtig was. Bij zijn – tweede – huwelijk met Christina Snijers op 31 augustus 1787, tekende Mathias Cogels met vaste hand. GAW Huwelijksregister SintMartinusparochie Weert. Roche wijst erop dat in de tweede helft van de achttiende eeuw het schrijven van brieven heel gewoon was in het milieu van Parijse ambachtslieden, maar deze verrassende constatering mogen we niet zomaar van toepassing verklaren op een plattelandsregio. Roche, red., Journal de ma vie, p. 299. ‘des actes de folie et démence’. RAL NRA inv. nr. 1949, getuigenverklaring van André van de Leemput ten overstaan van Strens, de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond, d.d. 2 september 1811. ‘écrivait des lettres pleines de folies à plusieurs personnes entre autres à lui’. RAL NRA inv. nr. 1949, getuigenverklaring van Aldolphus Meewis ten overstaan van Strens, de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond, d.d. 2 september 1811. Aldolphus Meewis verklaarde dat Jean Trouwen brieven in het Frans schreef. RAL NRA inv. nr. 1949, getuigenverklaring ten overstaan van Strens, de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond, d.d. 2 september 1811. Op de vraag van de onderzoeksrechter waar hij de Franse taal had geleerd, antwoordde Jean Trouwen: ‘à Visé et à Nederweert, qu’il a demeuré deux mois et demi à Visé.’ Vermeldenswaard in dit verband is het feit, dat Jean Trouwen het proces-verbaal van het verhoor tekende na voorlezing ervan in het Frans. Normaliter staat er vermeld ‘lecture à lui faite par explication en flamand’ maar deze opmerking ontbreekt ditmaal. RAL NRA inv. nr. 1949, proces-verbaal van verhoor van Jean Trouwen door de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond, d.d. 28 augustus 1811. Een hoge dunk van de moraal van de clerici had Jean Trouwen ook niet, want hij verdacht hen van het verrichten van seksuele handelingen met hun dienstmeiden. RAL NRA inv. nr. 1949, getuigenverklaring afgelegd door koopman Godefroid Michiels ten overstaan van de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond, d.d. 2 september 1811. Jean Trouwen woonde in bij zijn zus Jeanne Marie Trouwen en haar echtgenoot Antoine Davidts, in het Nederweerter gehucht Kreijel. Jean Trouwen dronk overmatig, waarna hij gevaarlijk werd. Ook leed hij aan aanvallen van ‘d’imbécillité, de démence, et même de fureur’. Samenwonen met hem was hierdoor niet langer mogelijk. Op 18 december 1809 diende Antoine Davidts daarom een verzoek in bij de arrondissementsrechtbank te Roermond om Jean Trouwen onder curatele te laten stellen. Drie dagen later gaf deze rechtbank opdracht om een familieraad bijeen te roepen. Deze raad kwam op 2 januari 1810 bijeen onder leiding van de vrederechter van het kanton Weert. De familieraad stelde vast dat Jean Trouwen niet in staat was om zichzelf en zijn goederen te beheren en dat een procedure gestart moest worden om hem onder curatele te laten stellen. RAL NRA inv. nr. 1518, verzoekschrift van Antoine Davidts, d.d. 18 december 1809; RAL NRA inv. nr. 2425, minuut van akte verleden voor het vredegerecht van Weert op 2 januari 1810. Zus Jeanne Marie Trouwen verbrandde de door de vrederechter afgegeven verklaring evenwel. RAL NRA inv. nr. 1949, getuigenverklaring van Antoine Davidts ten overstaan van de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond, d.d. 2 september 1811. De maire van Nederweert lichtte de gendarmerie van Weert in over de aanslag op de veldwachter, die op 23 augustus 1811 rond vijf uur gepleegd was. Tegen acht uur arriveerden de gendarmes Martin Janssens en Pierre Patrice Leroy, in gezelschap van arts Seijts, in het huis van het slachtoffer. De arts onderzocht de veldwachter en verzorgde zijn wonden. Daarna gingen de gendarmes op zoek naar dader Jean Trouwen. Ze legden zich in een hinderlaag in de buurt van zijn woning. Tegen een uur ’s nachts keerde Jean Trouwen naar zijn woning terug. De gendarmes herkenden hem aan zijn hond, ‘qui est renommé pour être un bête dans le cas de défendre son maître contre trois hommes’. De gendarmes riepen ‘qui vive’, waarop Jean Trouwen als een gek op hen afstormde met een stok in zijn hand. De gendarmes sloegen hem daarop met hun sabels op hoofd, linkerschouder en hand. Desondanks slaagde Jean Trouwen er in de duisternis in om te ontsnappen en zich te verschansen in zijn huis. Alleen in de aanwezigheid van een burgerlijke gezagsdrager mochten gendarmes ’s nachts een woonhuis betreden. Daarom lieten de gendarmes de maire roepen. In aanwezigheid van de maire verliet Jean Trouwen ’s ochtends vroeg zijn woning en werd hij gearresteerd.
N OT E N
147
RAL NRA inv. nr. 1949, proces-verbaal van gendarmeriebrigade Weert, d.d. 23 augustus 1811. 23 RAL NRA inv. nr. 1519, verzoekschrift van Antoine Davids aan de Rechtbank van Eerste Aanleg van het arrondissement Roermond, d.d. 8 januari 1812, en proces-verbaal van verhoor van Jean Trouwen door de Rechtbank van Eerste Aanleg van het arrondissement Roermond, d.d. 28 januari 1812; RAL NRA inv. nr. 1949, ongedateerde brief van Trouwen, maire van Nederweert, aan de magistrat de sûreté van het arrondissement Roermond, met in bijlage een door maire Trouwen opgesteld proces-verbaal d.d. 23 augustus 1811; proces-verbaal van de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 23 augustus 1811; proces-verbaal van verhoor van Jean Trouwen door de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond, d.d. 28 augustus 1811; getuigenverklaringen ten overstaan van de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond, d.d. 2 september 1811; verklaring van J.J. Wildt, officier de santé te Roermond, over de geestesgesteldheid van Jean Trouwen, in opdracht van de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond, d.d. 19 oktober 1811; verzoekschrift van Antoine Davidts aan de procureur van de rechtbank van eerste instantie van het arrondissement Roermond, d.d. 28 maart 1812, met in de marge de minuut van een positieve reactie van de procureur. Opsluiting in een huis van bewaring of verzorging door verwanten waren niet de enige opties. Er was ook een andere mogelijkheid om personen onder toezicht te stellen, als hun gedrag een gevaar inhield voor zichzelf of voor anderen. In het dorp Beek (kanton Bree), twaalf kilometer ten zuidwesten van Weert, was een particulier gesticht voor geesteszieken en epileptici. Dit gesticht ‘Mariendal’ werd vanouds geleid door een gemeenschap van broeders. Weliswaar was deze religieuze gemeenschap in 1797 opgeheven door de Franse autoriteiten, maar de voormalige broeders hadden het genationaliseerde domein teruggekocht. In 1809 verbleven er – naast directeur François Wendelen en ten minste twee personeelsleden – 26 personen, op kosten van hun verwanten. Vijftien van hen werden voortdurend of het grootste deel van de tijd opgesloten, de anderen genoten enige vrijheid. Opmerkelijk is het feit dat de gestichtsbewoners niet alleen uit de regio kwamen, maar ook uit plaatsen als Rijswijk, Voorburg en Deventer. Wellicht werd de keuze voor dit gesticht ingegeven door religieuze motieven. Zo was de 47-jarige Antoine Van Rossum – Utrechtenaar van geboorte – pastoor in Houten geweest, vóór hij vergezeld van zijn twee broers naar Beek was vertrokken. RAL NRA inv. nr. 1997, processen-verbaal opgesteld door de vrederechter van het kanton Bree op 7 en 8 februari 1809. 24 Ozouf heeft terecht aandacht gevraagd voor de Franse Revolutie als cultureel fenomeen. In haar studie naar revolutionaire feesten wijdt zij echter nauwelijks een woord aan de rol van liederen. Ozouf, La fête révolutionnaire. Mason heeft pionierswerk verricht met haar boek over de revolutionaire zangcultuur, maar beperkt zich in deze studie tot Parijs. Zij schrijft dat de politieke debatten over de inrichting van de samenleving onder het Directoire steeds minder werden uitgevochten via het zingen van liederen. Mason, Singing the French Revolution, p. 183-186. In de Nedermaas was het Franse gezag in deze periode evenwel nog geen vanzelfsprekendheid. Het zingen van liederen speelde hier een belangrijke rol bij het vertolken van politieke sentimenten. 25 Fondamenten ofte grond-regels der Nederduytsche spel-konst, p. 99. 26 RAL MvK inv. nr. 84, brief van LeClerc aan Michiels vanuit Valenciennes, d.d. 12 mei 1794. 27 Habets, red., ‘Chroniek der stad Weert’, p. 379. 28 Het lied was vernoemd naar het fort van Carmagnola in Piedmont, dat in september 1792 door Franse troepen was veroverd. 29 ‘Lorsque j’eus atteint ma douzième année, le maître publiait à haute et intelligible voix que j’étais le plus instruit de sa classe et, qu’en un mot, j’étais aussi instruit que lui ; cela ne voulait pas dire que nous le fussions beaucoup, ni l’un ni l’autre.’ Legat, red., À la conquête de l’Europe, p. 14. 30 ‘écrivain public de la commune’ ; ‘le pays, par sa proximité avec la capitale, était inondé de chansons toutes plus extravagantes les unes que les autres. Il me suffisait de les lire ou de les entendre chanter une seule fois pour les apprendre. Alors, je chantais toute la journée – et tous les jours, de nouvelles chansons.’ Legat, red., À la conquête de l’Europe, p. 15-16. 31 Zie hoofdstuk 7. De populariteit van de Marseillaise was dermate groot, dat er zowel Franse als anti-Franse teksten op getoonzet werden. Op 3 maart 1794 vierde Maastricht het feit dat de Franse belegaars precies een jaar geleden de aftocht hadden moeten blazen. Ter gelegenheid van deze verjaardag van het ontzet van Maastricht werd een lang lied gedicht, nota bene in de Franse taal, op de wijs van de Marseillaise. De komst van de Fransen in november 1794 was wederom aanleiding om een lied te schrijven op de melodie van de Marseillaise. Flament, red., ‘Het beleg van Maastricht’; Monachon, ‘Chanson’. De municipaliteit van het kanton Millen deed op 26 messidor V (14 juli 1797) het voorstel om een strenge straf in te stellen op het
148
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
32
33
34 35 36 37 38
39
zingen van een antirepublikeins lied dat blijkbaar bijzonder populair was. Zij sprak van ‘l’abominable refrain, que des individus ont l’effronterie de chanter dans plusieurs communes de notre canton, et qui choque les oreilles de tout paisible citoyen’. Zij meende ‘qu’une telle chanson pleine de calomnies atroces est dictée par un esprit antiphilantropique, et séditieux qui par là ne cherche qu’à avaler les autorités constituées & le Gouvernement républicain, ce qui pourroit même anéantir la confiance, que le peuple a mise en ses administrateurs en les nommant se son sein’. Op formele gronden keurde het Centrale Bestuur van de Nedermaas de voorgestelde maatregel echter af. Zij vond het jammer dat de tekst van het gewraakte refrein niet was voorgelegd. RAL FA inv. nr. 772. ‘beaucoup de chansons à la bonne vierge, et une relative à la prise de Condé par les Autrichiens et à la louange de l’Empereur [=de Oostenrijkse keizer] et de ses armées’. Het betrof de herberg van Herman Geenen in het gehucht Weert bij Buggenum, op de westoever van de Maas. We komen deze herberg later tegen als het decor van een politieke woordenwisseling. RAL FA inv. nr. 4327. De tekst van het loflied op de inname van Condé is vermeld in bijlage 5.1. ‘La fermentation règne, et s’augmente partout, les cries Vive l’Empereur, des chansons séditieus[es] se font entendre, les fonctionnaires publics, fidèles à leur serment sont insultés et menacés, ce canton même ne semble qu’attendre l’arrivée des Brabançons, que les malveillans veulent faire croire triomphant. (…) l’on se demande publiquement dans les cabarets si l’on est Brabançon ou Français. Ceux qui se déclarent en termes déclinatoires ou évasifs, ou expressément pour le Gouvernement, sont insultés ou menacés.’ RAL FA inv. nr. 4286, brief van de Commissaire du Directoire exécutif près le canton d’Oirsbeek aan Girard, commissaris bij het bestuur van het departement van de Nedermaas, d.d. 11 brumaire VII (1 november 1798). RAL NRA inv. nr. 1425, dossier Michel Smeets en Mathieu Fransen, verslag van de zitting van de Correctionele Rechtbank van het arrondissement Roermond op 9 pluviôse VII (28 januari 1799). ‘une chanson tendante à désirer le prétendu arrivé des brigands’. RAL NRA 1417. ‘Een liedje’. De volledige tekst van het lied is afgedrukt in bijlage 5.2. RAL NRA inv. nr. 1423, dossier Arnold Damiaens. Gendarme Chillatre van de brigade van Bree fouilleerde Arnold Damiaens op 26 prairial VII (14 juni 1799) om halfelf ’s avonds. Hij trof een Vlaamstalige liedtekst aan. In de kazerne liet hij deze lezen aan zijn collega Hendrix, die het Vlaams beheerste. Deze herkende natuurlijk meteen de subversieve aard van de tekst, ‘propre à y causer les plus grandes désordres surtout parmi les gens de l’age des conscrits’. Twaalf dagen later arresteerde de gendarmerie Arnold Damiaens. In het proces dat volgde werd deze jongen vrijgesproken. De jongen – die als knecht werkte, aanvankelijk bij een molenaar, later bij een boerin – genoot namelijk een goede reputatie en stond niet bekend om het zingen van opruiende liederen. Deze overwegingen van de rechters komen enigszins naïef over. Arnold Damiaens beweerde bij zijn eerste verhoor namelijk dat hij niet kon schrijven of lezen. In feite beheerste hij het schrift echter wel degelijk, zo bleek uit de handtekening die hij had gezet op een paspoort dat hij eerder had aangevraagd en uit zijn inschrijving in het conscriptieregister. Een vergelijking van zijn handschrift met het handschrift van de liedtekst bleef achterwege. Bij een tweede verhoor gaf Arnold Damiaens toe dat hij zijn naam kon schrijven en dat hij gedrukte teksten kon lezen, maar beweerde hij dat zijn vermogens niet toereikend waren om een brief te lezen. Ook het lezen van de handgeschreven liedtekst zou daarmee buiten zijn bereik liggen. Dat iemand die de taal toch behoorlijk machtig was, een liedtekst louter beschouwde als een papier om zijn pijp mee aan te steken, zoals Arnold Damiaens zelf beweerde, komt lichtelijk ongeloofwaardig over. Het feit dat Arnold Damiaens een conscrit van de tweede klasse van de lichting VII was en daarmee tot de groep behoorde waar de liedschrijver zich op richtte, maakt het nog lastiger om in de onschuld van Damiaens te geloven. RAL NRA inv. nr. 1423, dossier Arnold Damiaens. Grietens en De Goeyse wijzen erop dat in de strijdliederen uit het begin van de Brabantse Revolutie van 1789 eveneens ‘sprake is van “Nederland” en “Nederlanders”, terwijl in liederen van lateren datum, bij voorbeeld de lof- en zegeliederen, deze benaming veel minder voorkomt, en verdrongen wordt door “Brabanders”.’ Grietens en De Goeyse, Het volkslied, p. 164. De schrijver van het lied uit 1799 kende zijn klassieken uit de tijd van de Brabantse Revolutie. Zijn strofe nummer vier lijkt sterk op strofe nummer zeven van een ‘Liedeken’ dat Grietens en De Goeyse onder volgnummer 43 hebben gepubliceerd op p. 184-185 van hun werk: ‘Ik heb wat nieuws vernomen
N OT E N
149
Den blyden dag komt aen, Dat Heyntje haest zal komen Die ons zal doen verstaen. Hoe wy die plaegen Moeten verjaegen’ 40 RAL NRA inv. nr. 1423, dossier Arnold Damiaens. 41 ‘Quand aux habitants ils ne dissimulent plus leur espoir; dans la pluspart des cantons ils se montrent ouvertement, insultent à la République et se permettent de plattes chansons sur ses revers.’ Roppe e.a., red, De décadaire, resp. maandelijkse rapporten, p. 183. 42 ‘les chants séditieux’. RAL FA inv. nr. 4287, brief van Fouché, de minister van Politie, aan de regeringscommissaris bij het centrale bestuur van het departement Nedermaas, d.d. 18 thermidor VII (5 augustus 1799). 43 ‘qui hurloient des chansons contrerévolutionnaires’. Het incident vond plaats op 15 fructidor VII (1 september 1799). AN inv. nr. F/1a/423, verordening van generaal Tilly d.d. 6 vendémiaire VIII (28 september 1799). 44 Zie hiervoor hoofdstuk 6. 45 RAL FA inv. nr. 862, brief van de maire van Kerkrade aan de prefect van het departement Nedermaas, d.d. 13 prairial IX (2 juni 1801) 46 Hanewinckel, Reize door de Majorij van ’s-Hertogenbosch in den jaare 1798, p. 34. 47 Top wijst erop dat er weliswaar veel gepubliceerd is over de liedjes van marktzangers, maar dat de kwaliteit van de publicaties vaak te wensen overlaat. Studies waarin de liederen in een cultuurhistorische context geplaatst worden en waarin de marktzangers een gezicht krijgen, zijn zeldzaam. Top e.a., Komt vrienden, p. 12, 28, 55, 63. 48 ‘en chantant et vendant des chansons avec ladite femme Schiffers qui va dans les différentes kermes vendre des chansons’. RAL NRA inv. nr. 1992, proces-verbaal van verhoor van Barbe Cretz door de procureur substitut van het arrondissement Roermond, d.d. 25 prairial XII (14 juni 1804). Barbe Cretz was opgepakt omdat zij niet over een paspoort beschikte. Zij dacht dat dat niet nodig was, omdat mevrouw Schiffers al over een paspoort beschikte. 49 ‘pour aller chanter dans les communes où il y avait de kermesses, même jusqu’à la distance de dix lieues.’ RAL NRA inv. nr. 1634, dossier Maria Gijs, proces-verbaal van verhoor van Maria Gijs door de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 30 november 1810. Het verhoor vond plaats omdat Maria Gijs werd verdacht van het plegen van een diefstal in Bocholt, een buurgemeente van Weert. 50 RAL NRA inv. nr. 1949, proces-verbaal van arrestatie van Helene Kraesberg door de gendarmeriebrigade van Roermond, d.d. 24 december 1811; en proces-verbaal van verhoor van Magdelaine Kruytsbergen door de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond, d.d. 27 december 1811. 51 Top geeft een register met 2804 incipits van liedteksten die op de markt of op de straat werden gezongen. Hoeveel hiervan werden vertolkt aan het eind van de achttiende of het begin van de negentiende eeuw, is niet duidelijk. Top e.a., Komt vrienden, p. 152-169. 52 Het lied staat afgedrukt in: Hasquin, red., België onder het Frans bewind, p. 31. Dit lied, met de beginregel ‘Den wreeden Jacobyn’, staat niet vermeld in het register van Top. Top e.a., Komt vrienden, p. 152-169. 53 Over rondtrekkende gezelschappen van toneelspelers en circusartiesten weten we onvoldoende om hen in deze beschouwing op te kunnen nemen. Alleen in de steden treffen we er incidenteel sporen van aan. Op 7 pluviôse X (27 januari 1802) deponeerde de 43-jarige Heinrich Friedrich Stephanie uit Maagdenburg, ‘directeur des artistes dramatiques demeurant actuellement à Venlo’ een klacht in over de ontvreemding van zijn koffer, die ‘contenait des effets indispensables pour son métier et de grand prix pour lui comme commédien’. RAL NRA inv. nr. 1990, klacht opgesteld door de vrederechter van het kanton Venlo op 7 pluviôse X (27 januari 1802). De toneel- en dansvoorstelling die Duitstalige artiesten op 17 februari 1808 opvoerden bij gelegenheid van het aantreden van Hendrik J. Michiels van Kessenich als maire van Roermond, vormt een aanwijzing dat rondtrekkende gezelschappen van toneelspelers de kleine steden in de Nedermaas vaker aandeden. RAL MvK inv. nr. 137. In het najaar van 1811 deed een groep artiesten Maastricht aan, die nu eens omschreven werd als een ‘troupe de musiciens ambulants’ en dan weer als ‘une troupe de baladins et de danseurs’. Het gezelschap stond onder leiding van Barbara Wintering, een vrouw afkomstig uit de omgeving van Frankfurt. Deze
150
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
54 55 56
57 58 59 60
61
62
63 64 65 66 67 68 69 70
vrouw had als dienstmeisje de veertienjarige Guillelmine Vermeulen. Zij was een weeskind uit Dussen dat geen familie had, met uitzondering van een broer die in Amsterdam woonde. Vóór Guillelmine bij het ambulante muziekgezelschap in dienst was getreden, had zij een jaar als dienstmeisje gewerkt in herberg De Gouden Leeuw in Mulheim-aan-de-Roer. Guillelmine verliet haar meesteres in Maastricht, omdat deze haar mishandelde. RAL NRA inv. nr. 1996, proces-verbaal van verhoor van Guillelmine Vermeulen door de onderzoeksrechter van het arrondissement Roermond, d.d. 14 oktober 1811. Hanewinckel, Reize door de Majorij van ’s-Hertogenbosch in den jaare 1798, p. 51. RAL FA inv. nr. 913, besluit van onderprefect Liger, d.d. 14 floréal XI (4 mei 1803). Bouvier, de regeringscommissaris van het kanton Roermond, maakte in de zomer van 1798 een geheime inspectiereis door de kantons aan de Bataafse grens. In zijn verslag schreef hij: ‘Le 15 fructidor (=1 september 1798) (...) je me promenais dans Weert (...) dans aucun auberge dans cette commune toujours remplie au soir d’étrangers qui y viennent loger, les registres sur timbres ni autres mentionnant les noms des étrangers, professions etc. ne sont tenus par aucun aubergiste.’ Grauwels, ‘Een geheim rapport’, p. 10. RAL NRA inv. nr. 2023, proces-verbaal van verhoor van Barthelemy Schneider door de vrederechter van het kanton Weert, d.d. 18 vendémiaire VIII (10 oktober 1799). ‘qui se donnent beaucoup de peine pour gagner leur vivres.’ RAL NRA inv. nr. 2023, brief van het municipale bestuur van het kanton Geilenkirchen aan het municipale bestuur van het kanton Roermond, d.d. 3 brumaire VIII (25 oktober 1799). RAL NRA inv. nr. 2023, paspoort verstrekt aan Antoine Koppener en Guillaume Hoekmans op 14 messidor VI (2 juli 1798); en processen-verbaal van verhoor van Antoine Koppener en Guillaume Hoekmans door de vrederechter van het kanton Weert, d.d. 3 brumaire VIII (25 oktober 1799). De Engels-Russische invasie beroerde de gemoederen in de Nedermaas danig. Regeringscommissaris Cavenne vreesde een herhaling van de Boerenkrijg. Over de toestand in het arrondissement Roermond schreef hij: ‘il s’élève des rixes entre les habitans de plusieurs communes, pour cause d’opinion et de principe’. Cavenne nam straffe maatregelen: ‘pour arrêter l’insolence des orangistes et faire punir ceux qui osent actuellement s’absenter sans passeport pour aller grossir l’armée anglaise où le parti des mécontens en Hollande, j’ai provoqué auprès de l’administration centrale (…) la mise du séquestre sur leurs biens’. AN inv. nr. F/1cIII/Meuse-Inférieure/3, brief van Cavenne, Commissaire du Directoire Exécutif près l’administration centrale du département de la Meuse Inférieure, aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 23 fructidor VII (9 september 1799). De studies die verschenen zijn over deze invasie, gaan mank aan amateurisme en belichten alleen de feitelijke krijgshandelingen in de kop van Noord-Holland. Van Uythoven, Voorwaarts Bataven!; Zuurbier, e.a., red., De lange herfst van 1799. ‘en disant entre autre; que la capitulation conclue entre les Anglais et les Français n’était qu’une chimère, qu’elle n’était proprement qu’une trêve pour 2 ou 3 semaines, que les Français et non les Anglais avaient pillé Alkmaar, que trente mille Russes étaient prêts à débarquer encore sur les côtes de la Batavie, pour la subjuguer de nouveau &a’ ; ‘très dangereux pour le repos public’. RAL NRA inv. nr. 169, dossier Meijer Heijman, verklaring van J.F. van der Piepen, d.d. 9 brumaire VIII (31 oktober 1799). ‘voulant rejetter toutes les dévastations commises par ces hordes barbares du nord, sur la brave armée française en Batavie, et ébranler la confiance dans le gouvernement républicain, en débitans avec emphase des nouvelles aussi fausses qu’allarmantes’. RAL NRA inv. nr. 169, dossier Meijer Heijman, verklaring van Joseph van Halen, vrederechter van kanton Weert, d.d. 10 brumaire VIII (1 november 1799). ‘qu’il a fait le tour en Hollande chez les juifs pour pouvoir subsister’. RAL NRA inv. nr. 169, dossier Meijer Heijman, proces-verbaal van Meijer Heijman door de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 12 brumaire VIII (3 november 1799). RAL NRA inv. nr. 169, dossier Meijer Heijman. RAL NRA inv. nr. 169, dossier Meijer Heijman, Jiddische brief gericht aan Meijer Heijman. Met dank aan prof. dr. Rena Fuks, emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, voor het verzorgen van de vertaling. Waarschijnlijk was zij verwant aan Lucia Smeulenaers, de echtgenote van Henricus Grispen. GAR ORA inv. nr. 4767, verdeling van erfenis van Maria Gubbels, met vermelding van de begrafeniskosten van Maria Gubbels, d.d. 3 februari 1796. GAW ASM inv. nr. 2253. Spee, ‘Het kanton Weert’, deel 1, p. 78. Op een overzicht van het personeel van de gemeente Weert uit 1819 staat omroeper Pierre Konings vermeld, die evenwel geen vergoeding ontving uit de stadskas. Als toelichting staat er vermeld: ‘il a pour
N OT E N
151
71 72 73 74 75 76 77
78 79
80 81 82 83 84 85 86 87
88 89 90 91
152
chaque annonce à faire dans les différents quartiers de la ville 9 ½ cents, payable par les particuliers qui l’employent’. GAW NAW inv. nr. 804, overzicht d.d. 24 mei 1819. Ook in Venlo treffen we zo’n omroeper van berichten aan, daar onder de naam ‘klopper’. Uyttenbroeck, red., Het dagboek, passim. GAW ASM inv. nr. 760. In deze kroniek van het door hem geleide ‘borgerkoor’ ruimde J. E. Janssen bijna zeven pagina’s in voor een ‘Memorie der overledenen van ons choor’. Hierin schreef hij vaak teksten over van gedrukte overlijdensberichten. RAL MvK inv. nr. 1474. GAW ANGA inv. nr. 254. Voor een overzicht verwijs ik naar bijlage 1 en 2 bij dit hoofdstuk. Clemens, De godsdienstigheid, p. 34. De boeken die bewaard gebleven zijn via de bibliotheek van het franciscanenklooster in Weert, berusten thans in de collectie Thomaasse van de Utrechtse Universiteitsbibliotheek. In het overzicht in de bijlage zijn ze te herkennen aan de signatuur, die begint met THO:WRT. Enkele andere werken die weduwe Bontamps uitgaf, zijn bewaard gebleven via de bibliotheek van het franciscanenklooster van Alverna. Ze zijn te herkennen aan de signatuur van de bibliotheek van de Universiteit Utrecht die begint met: THO:ALV. Materie of spelboekje. Rooijakkers vermeldt 25 volksprenten uit dit fonds van weduwe Bontamps. Rooijakkers, ‘Drukkerij Weduwe H. Bontamps’, p. 223. Dit zijn er vijf meer dan De Meyer vermeldde in zijn standaardwerk. De Meyer, De volks- en kinderprent, p. 79-80. Hieraan kunnen we een 26ste prent toevoegen die de naam draagt: ‘Godzaligen huiszegen van den zoeten maam [!] Jezus er [!] zyne lieve Heiligen’, in 1799 uitgegeven te Venlo door weduwe H. Bontamps en te Gelder door F. en C. Bontamps. Le Blanc e.a., red., Catalogus, p. 49. Van de prent ‘De verryssenis van Christus’ vermelden De Meyer en Rooijakkers uitsluitend een uitgave uit 1818. Weduwe Bontamps gaf deze prent ook in 1812 te Venlo uit. Een exemplaar daarvan bevindt zich in de Bibliothèque nationale de France te Parijs en heeft als signatuur: D2-433. Fondamenten ofte grond-regels der Nederduytsche spel-konst, p. 2. In het midden van de jaren 1790 was hij ‘garde magasin de fourages’. GAW NAW inv. nr. 2169, ‘Lijst inhoudent de name der huyse in de stad en belegt door mij in mijn borgemeestersjaar’, gezien het handschrift opgesteld door Gijsbert Beerenbroek die burgemeester was in 1795-1796. ‘Il a été logé chez le citoyen G. Gubbels libraire sur la place de Weert. Tous ceux qui connaissent cet maison vous diront, citoyen préfet, que ce logement convient à un officier.’ GAW NAW inv. nr. 2169, minuut van uitgaande brief nr. 210 van maire Bloemarts van Weert aan de onderprefect, d.d. 25 pluviôse X (14 februari 1802). Op 28 juni 1814 accordeerde de gemeente Weert een uitgave van 4 gulden en 16 stuiver aan Gubbels voor de levering van papier aan de militaire commandant van de stad. GAW NAW inv. nr. 2189. RAL NRA inv. nr. 2422, minuut van akte nr. 57 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 13 messidor XIII (2 juli 1805); en GAW NAW 1189, bevolkingslijst van Weert over 1806. ‘sur lequel est écrit “j’appartiens à Antoinette Hermans”’. RAL NRA inv. nr. 1991, proces-verbaal opgesteld door de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 2 thermidor XI (21 juli 1803). We komen deze Henry van Dooren in hoofdstuk 25 tegen als de vader van Jean Jacques van Dooren, trompetter in het leger van Napoleon. ‘lui présentant quelques fois des cuirs à vendre, et quelques fois lui prêtant des livres pieux à lire’. RAL NRA inv. nr. 1622, dossier François Kloek, proces-verbaal van verhoor van Henry van Dooren door de Directeur du Jury de l’arrondissement de Ruremonde, d.d. 4 floréal XIII (24 april 1805). Gezien de kostbaarheid van boeken zullen veel mensen boeken van elkaar hebben geleend of tweedehands gekocht. Tackett, Priest & parish, p. 91-92. De Weerter metselaarsknecht Guillaume Smeets kocht in juni 1811 bijvoorbeeld ‘une livre de prière’ van de plaatselijke molenaar Jean Nijss. RAL NRA inv. nr. 312, dossier Guillaume Smeets, proces-verbaal opgesteld door de gendarmeriebrigade van Weert op 27 juli 1811. ‘livres de prières et d’étude’. RAL NRA inv. nr. 2420, minuut van akte 46 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 6 germinal XI (27 maart 1803). GAW NA inv. nr. 4484, minuut van akte 251 verleden voor notaris Bloemarts op 11 germinal XI (1 april 1803). ‘une bibliothèque, renfermant divers ouvrages, de peu d’importance, et contenant en tout cent vingt cinq volumes’. GAW NA inv. nr. 4484, minuut van akte 251 verleden voor notaris Bloemarts op 11 germinal XI (1 april 1803). GAW NA inv. nr. 4484, minuut van akte 252 bis, verleden voor notaris Bloemarts op 15, 19 en 22 germi-
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
nal XI (respectievelijk 5, 9 en 12 april 1803). 92 Jean Joseph van Hamoent, garçon imprimeur bij de heer Gruyers, imprimeur et libraire te Roermond, verklaarde dat er gisterochtend om elf uur twee hem onbekende personen in de winkel kwamen, van wie hij vermoedde dat zij Joden waren. Zij vroegen aan hem of hij ‘papier bleu’ verkocht, waarop hij bevestigend antwoordde. Zij kochten een vel voor een stuiver, maar wilden met groot geld (een kroon van zes livre) betalen, wat de winkelbediende verdacht vond. Hij overlegde met zijn meesteres, waarna de koop geen doorgang vond. RAL NRA inv. nr. 1991, getuigenverklaring afgelegd door Jean Joseph van Hamoent tegenover de Magistrat de sureté van het arrondissement Roermond op 18 nivôse XII (9 januari 1804). 93 ‘colporteur de livres pour le sieur Gruyters de Ruremonde’. RAL NRA inv. nr. 1636, proces-verbaal van verhoor van Daniel Schouillé door de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond op 15 februari 1812. 94 De maire van de gemeente Haelen en Nunhem, een buurgemeente van Heythuysen, verklaarde dat vier jonge bedelaars – drie broers Schouillé en hun halfbroer Deret – geïsoleerd liggende boerderijen in zijn gemeente bezochten en de bewoners daarvan op brutale wijze van alles aftroggelden. RAL NRA inv. nr. 1636, brief van De Keverberg, maire van de gemeente Haelen en Nunhem, aan de onderprefect van het arrondissement Roermond, d.d. 17 februari 1812 95 ‘il n’a pas encore appris un métier, et ne sait pas encore travailler, et demande d’être envoyé au dépôt de mendicité à Reckheym [=Rekem, een dorp op de westoever van de Maas, halverwege Maastricht en Maasmechelen] pour y apprendre à travailler à un metier, et se mettre à même de gagner sa vie à l’avenir, sa mère étant trop chargé d’enfans (de six) et de deux de sa sœur, et ne pouvant les nourrir tous’. RAL NRA inv. nr. 1636, proces-verbaal van verhoor van Pierre Deret door de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond op 15 februari 1812. 96 ‘de foire au foire’. RAL NRA inv. nr. 1641, proces-verbaal van verhoor van Daniel Schouillé door de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond, d.d. 11 juni 1814. 97 Van Delft en De Wolf, red., Bibliopolis, p. 136 en 139. 98 ‘une recherche générale dans tous les hameaux isolées de cette commune’. RAL NRA inv. nr. 1949, verklaring van de maire van Heythuysen, d.d. 13 februari 1812. 99 ‘toutes sortes de livres de prières et pour l’instruction de la jeunesse, qu’il vend pour le compte de la veuve Bontamps de Venlo’. RAL NRA inv. nr. 1949, proces-verbaal van verhoor van Jean Winand Raskop door de juge d’ instuction van het arrondissement Roermond, d.d. 15 februari 1812. 100 RAL NRA inv. nr. 1949, verklaring van de heer George d.d. 18 september 1811. 101 Deze Pierre van Herck, die zijn eigen naam niet kon schrijven, was een oud-militair uit het Hollandse leger. In zijn werk als colporteur opereerde hij samen met Anne Marie Peeters, de echtgenote van een wever uit Weert. RAL NRA inv. nr. 1952, proces-verbaal van verhoor van Pierre van Herck door de juge d’instruction van het arrondissement Roermond, d.d. 17 februari 1816. 102 Evers en Ubachs zetten dit traditionalisme zwaar aan: ‘Ook in de steden overheerste stilstand en conservatisme, een haast instinctieve afkeer van alles dat naar iets anders, iets nieuws zweemde.’ Ubachs en Evers, ‘Cultuur in Nedermaas’, p. 122. 103 In de periode 1794-1814 lieten mensen uit de regio rond Weert slechts bij grote uitzondering iets drukken. Naast de genoemde bidprentjes voor Weerter pastoors is alleen een boekje van een Nederweerter broederschap bekend: Aflaeten voor de broeders en susters van het broederschap onder den tytel des H. Kruys in de parochiale kerke tot Nederweert alwaer een stukje oft partikel des H. Kruys is berustende (s.l., s.n., 1807). 104 Bogers, ‘Maastrichtse kranten’, p. 163, 167. 105 GAR AKGR inv. nr. 409, ingekomen stuk met volgnr. 565. 106 Sloots, Haga Mariana, p. 58. 107 GAW OAW inv. nr. 5, f. 27-28. 108 GAW NA inv. nr. 4492, minuut van akte nr. 142 verleden voor notaris Bloemarts op 23 juli 1812, met in bijlage het Feuille d’affiches, annonces et avis divers de la ville de Maestricht, nr. 16 d.d. 9 mei 1812 en nr. 24 d.d. 27 juni 1812. 109 Omdat de oproep in de Gazette de France vertraging opliep, wilde notaris Bloemarts de geplande afwikkeling van de erfenis opschorten. Daarom liet hij een en ander vastleggen voor de vrederechter, reden waarom deze informatie bewaard is gebleven. RAL NRA inv. nr. 2420, minuut van akte nr. 57, verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 1 floréal XI (21 april 1803). 110 In Maastricht dreef Ritter, een oud-soldaat uit het Oostenrijkse leger, een kroeg naast het ‘atelier des déserteurs à boulet’. Tot de regelmatige bezoekers van het etablissement behoorden de gendarmes en de
N OT E N
153
111 112 113
114
115
154
bereden jagers die in de buurt gekazerneerd waren. Elke zondag bezochten vijf à zes burgers zijn taveerne. Daarnaast had hij gedurende de week aanloop van passerende arbeiders die de kroeg aandeden. De waard vermoedde dat de bezoekers zowel kwamen om er de krant, de Gazette universelle, te lezen als om er te drinken. Deze krant werd gedrukt te Aken , wat erop wijst dat de lectuur niet beperkt bleef tot periodieken uit het eigen departement. RAL FA inv. nr. 863, brief met beschuldiging aan het adres van de heer Ritter, d.d. 27 augustus 1809, en proces-verbaal van verhoor van Jean Laurent Ritter door maire Coenegracht van Maastricht, d.d. 4 september 1809. Daarnaast deelden leden van de hogere burgerij de krant met elkaar. Henry Joseph Michiels van Kessenich, de maire van Roermond, verklaarde op 10 augustus 1813 voor de Rechtbank van het arrondissement Roermond, ‘qu’il n’a eu avec le dit feu Syben que des relations de gazette de Maestricht, qu’il a eues avec lui’. Michiels van Kessenich en Syben hadden met andere woorden een krantenabonnement gedeeld. RAL NRA inv. nr. 1520. Habets, red., ‘Chroniek der stad Weert’, p. 388. Goofers vermeldt: ‘de gasetten-schryver zegt’, ‘de gasetten schryven’, en ‘naer een schryven’. Habets, red., ‘Chroniek der stad Weert’, p. 379, 383 en 388. Op 16 floréal VI (5 mei 1798) namen douaniers vlak bij Venlo de waren van Jean Leuskens in beslag. Jean Leuskens, een notoire smokkelaar, leverde op bestelling stoffen, kledingstukken, garens en knopen aan particulieren in Venlo. Naast deze handelswaar had hij vier exemplaren bij zich van de Journal général de politique, de littérature et de commerce, een dagblad dat te Keulen verscheen. RAL NRA inv. nr. 1422, dossier Jean Leuskens. Op 3 prairial V (maandag 22 mei 1797) vermaakten diverse bezoekers zich in de herberg van Herman Geenen in het gehucht Weert aan de Maas bij Roermond. De meeste gasten, onder wie de 23-jarige Petrus Smeets, ‘écrivain à Rotterdam’, speelden buiten ‘op de beugel baene’. Om ongeveer vijf uur deed zich in de gelagkamer een woordenwisseling voor tussen Francis Judocus Stercken uit Buggenum en Guillaume de Craij uit Roermond. Volgens De Craij zei Stercken, ‘qu’il regardait tous les prêtres, qui feront le serment de fidélité à la République, comme coquins et gueux [ ;] qu’il portait l’Empereur [=de Oostenrijkse keizer] en son cœur, qu’il lui resteroit attaché pour sa vie, et qu’à jamais il reconnaîtrait la République française. Que le commissaire de son canton, qu’il regardoit comme jean foudre, prendroit bien garde de se montrer pendant la soirée sur les rues de sa commune, qu’il lui coudroit de coups. Qu’il chioit sur ces lois de la République.’ De Craij stelde daar zijn republikeinse gezindheid tegenover en daagde Stercken uit met de woorden: ‘Jaa ik ben eenen republicain, ik heb geen eenig hair op mijn hoofd of het is ‘t.” Omdat Stercken omringd was door ‘plusieurs aristocrates’, moest De Craij zich verder koest houden. Toen De Craij tussen negen en half tien ’s avonds naar huis wilde gaan, werd hij buiten bij de deur van de herberg opgewacht door Stercken, die hem vuistslagen in het gezicht toediende. In de rechtszaak die volgde, spraken de getuigen à charge en à decharge elkaar tegen. De rechtbank maande de partijen om onderling tot een vergelijk te komen, waarop Stercken en De Craij inderdaad tot elkaar kwamen. Stercken zou De Craij binnen drie dagen tweehonderd franc schadevergoeding betalen, waarmee de zaak afgedaan was. RAL NRA inv. nr. 1422, dossier J.F. Stercken, brief van Guillaume de Craij aan de vrederechter van het kanton Roermond, d.d. 11 prairial V (30 mei 1797); getuigenverklaringen afgelegd tegenover de vrederechter van het kanton Roermond, d.d. 13 prairial V (1 juni 1797); verklaring afgelegd door Francis Judocus Fr. Stercken ten overstaan van de vrederechter van het kanton Roermond op 18 prairial V (6 juni 1797); en vonnis van de correctionele rechtbank van het arrondissement Roermond op 23 vendémiaire VI (14 oktober 1797). Bouvier, de regeringscommissaris bij het kanton Roermond, maakte in de zomer van 1798 een geheime inspectieronde door verschillende kantons aan de grens met de Bataafse Republiek. In Buggenum constateerde hij een antirepublikeinse gezindheid die hij toeschreef aan de invloed van Stercken: ‘les habitans [de Buggenum] m’ont paru assez mutins et je crois que le citoyen Sterken ainé faisait bien sa partie dans sa contention.’ Grauwels, ‘Een geheim rapport’, p. 8. J.F. Schomers, landmeter en tevens assessor bij het vredegerecht van het kanton Roermond, liep op 7 thermidor VI (woensdag 25 juli 1798) ’s avonds tegen elf uur naar zijn huis aan de Schotenberghstraat te Roermond. In de Pilserstraat hoorde hij in de woning van Gertrude Brabander, ‘vis-à-vis de la Meelwaegh’, iemand zeggen: “Un chacun qui ose s’opposer à un souverain, est un insurgent et rebelle”, en verder “Les Français se sont bien défendus, mais ils se sont opposés à leur souverain, et moi je préfère un souverain”. Schomers, ‘animé du zèle républicaine’, belde aan om te ontdekken wie deze vijanden van de republiek waren. Hij trof er Guilleaume de Kraij, Adrien Ramaekers, Paul Hantschoel met zijn echtgenote, en Christophe Edelhuysen aan, allen inwoners van Roermond. Laatstgenoemde verklaarde desgevraagd dat hij de antirepublikeinse woorden had geuit. In de ogen van Schomers was Edelhuysen sowieso verdacht,
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
116
117
118 119
omdat hij veertien maanden in het buitenland vertoefd had. De 34-jarige Edelhuysen, metselaar en taalleraar, was in deze periode in de Bataafse Republiek en in Londen geweest. Het verschil in politieke overtuigingen liep uit op een handgemeen. Wegens mishandeling van de heer J.F. Schomers werd Christophe Edelhuysen veroordeeld tot een boete van twaalf franc, een gevangenisstraf van twee maanden en een decade, en betaling van de proceskosten. RAL NRA inv. nr. 1422, klacht van J.F. Schomers, d.d. 8 thermidor VI (26 juli 1798), en vonnis van de correctionele rechtbank van het arrondissement Roermond, d.d. 29 fructidor VI (15 september 1798). De regeringscommissaris van het kanton Weert meldde aan zijn superieuren: ‘J’ai saisi ce matin entre les mains d’un enfant une petite brochure en flamand contenant 16 pages qui a été répandue dans ce pays depuis six mois intitulée Avis aux catholiques et prières à notre Seigneur Jesu Christ pour obtenir par sa miséricorde et grâces infinies une fin de toutes nos misères et principalement la conservation de la sainte religion catholique apostolique et romaine. Je vous envoie ci-joint pour en prendre connaissance et je vous assure que je négligerai rien pour en découvrir le distributeur.’ RAL FA inv. nr. 4300, rapport van kantoncommissaris Van Gestel fils, d.d. 11 floréal VI (30 april 1798). In zijn rapport over de eerste decade van de maand prairial VI schreef de de regeringscommissaris van het kanton Weert dat de rector van het voormalige klooster van de witte vrouwen aan de Maasstraat in Weert een aantal van de vroegere nonnen had verenigd in een niet-officiële communiteit. Deze rector ‘a coutume de faire des gazettes pour ses religieuses et les fait accroire que maître l’Empereur va revenir dans quinze jours’. RAL, FA, inv. nr. 4320, rapport van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, d.d. 14 prairial VI (2 juni 1798). In zijn verslag over de maand frimaire VII meldde de regeringscommissaris van het kanton Weert: ‘les contributions ne se payent pas du tout, au contraire on a répandu des pamphlets versifiés pour engager les contribuables à ne pas les payer avec menace au premier qui payeroit de lui arracher sa maison dessus sa tête (je soupçonne l’auteur de ces pamphlets ou du moins le complice, le médecin Haex)’. RAL FA inv. nr. 4299, rapport van kantoncommissaris Van Gestel fils, d.d. 2 nivôse VII (22 december 1798). RAL NRA inv. nr. 1992, brief van de vrederechter van het kanton Maaseik, aan de Magistrat de surêté van het arrondissement Roermond, d.d. 29 nivôse XII (20 januari 1804), met in bijlage het origineel van het – ongedateerde – pamflet. Op 26 november 1806 trof boer Jan Moonen uit het Weerter gehucht Tungelroy twee brandbrieven aan. Ten minste een ervan was tevens een politiek pamflet. De schrijver ging korter door de bocht dan zijn collega uit Neeroeteren, maar de strekking van hun epistels was gelijk. Jan Moonen, die we elders in dit boek tegenkomen als schrijver van een kroniek, was in 1806 lid van de gemeenteraad van Weert. Hij had – net als Pierre Souts uit het gehucht Keent – zitting in een commissie uit de raad die belast was met een onderzoek naar de verdeling van gemene gronden. De kantonnale municipaliteit van Weert had woeste gronden uitgegeven om er bomen te planten, zo hebben we gezien in hoofdstuk 1. De genoemde commissie moest uitzoeken welke gronden er waren uitgegeven en onder welke voorwaarden dat was gebeurd. Destijds was dit niet goed vastgelegd. Van een nieuwe verdeling van de heide was geen sprake, maar de angst daarvoor was groot, zo blijkt uit de schriftelijke bedreiging. ‘Dat is een waerschou voor digh dat gij die heijboeren niet arm maek och [=of] sü süellen ü ook arm maeken soo lan süllen sü stoeken dat ghij ook soo arm sijt als sij dan sült gij soo weel lans deuren gaen als sij soo lan sullen wij boerren [=laten branden] en blaeken als heep [=al hebt] gij vier heussen [=huizen] dan moet gij met oons gaen biedden [=bedelen] lans dueren dat vurswer [=zweer] ic dich hoendert mael gij viermaldijet oop vreeters vaen de heij gij vaegebant al noutaelen [=notabelen] en die sielkens van soüs [=Pierre Souts] dat deuvelkient dat moet sterven dat verswer ick hem’ De andere brandbrief, in hetzelfde handschrift, bewaarde maire Bloemarts op zijn bureau, in de hoop het handschrift een keer te herkennen. Deze brandbrief is niet bewaard gebleven. RAL NRA inv. nr. 1995, proces-verbaal van de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 29 november 1806;
N OT E N
155
brief van Liger, de onderprefect van het arrondissement Roermond, aan de Magistrat de Sûreté van het arrondissement Roermond, d.d. 12 december 1806, met in bijlage een brief van maire Bloemarts van Weert aan de onderprefect, d.d. 26 november 1806, met in bijlage bij deze brief een originele brandbrief. 120 Tulard stelt in algemene zin dat de informatievoorziening van het Franse platteland ten tijde van Napoleon pover was. Tulard, La vie quotidienne, p. 93-95. Ubachs geeft een goed onderbouwd betoog waarin hij de passiviteit en onverschilligheid van de bevolking in het departement van de Nedermaas in een historische context plaatst. Terecht wijst Ubachs op de anachronistische elementen in het onderzoek van moderne historici naar de publieke opinie aan het eind van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw. Deze historici zijn op zoek naar een fenomeen dat tegenwoordig erg belangrijk is, maar dat destijds nog in statu nascendi verkeerde. Maar Ubachs overschat net als Tulard de beslotenheid van het platteland. Hij beweert dat de oriëntatie van de bevolking ‘zuiver lokaal gericht’ was. ‘De grote wereld daarbuiten was voor de plattelandsbevolking letterlijk en figuurlijk terra incognita en in de Maassteden was het amper anders.’ Ubachs, ‘De Franse Tijd’, citaat op p. 15, zie ook p. 31-37. Van de Garde plaatst voorzichtige kanttekeningen bij Ubachs voorstelling van zaken en wijst erop dat er in Roermond in de jaren 1790 sprake was van iets meer politiek engagement dan Ubachs doet vermoeden. Van de Garde, ‘Uit de eerste hand’, p. 32-33. In dit hoofdstuk is naar voren gekomen dat de fi xatie op engagement en andere aspecten van de moderne politieke cultuur versluierend werkt. Het nagenoeg ontbreken van schriftelijk vastgelegde politieke discussies wijst op het eerste gezicht op onverschilligheid van een slecht geïnformeerde bevolking. In feite was de bevolking echter verrassend goed op de hoogte van de ontwikkelingen in de wereld. In dit opzicht sluiten mijn bevindingen volledig aan bij die van Mertens, die op grond van onderzoek naar ambulante handel constateerde: ‘Een niet onaanzienlijk deel van de Kempen was veel minder besloten dan tot op heden aangenomen wordt.’ Mertens, Handel, p. 471. De bevolking ventileerde haar opvattingen bovendien wel degelijk, zij het in vormen die we lastig terugvinden, zoals in het zingen van liederen of het schrijven van dreigbrieven. Hoewel het platteland rond Weert niet zonder meer vergeleken mag worden met de dorpen rond Parijs die Daumas heeft bestudeerd, is er toch een zekere verwantschap te constateren. ‘Si les populations rurales sont souvent décrites comme prudentes ou même indifférentes à l’égard de la vie politique, toutes les sources de l’Histoire locale (…) montrent partout une mobilisation permanente pour la défense de leurs intérêts’. Daumas, Familles en Révolution, p. 77. 121 RAL FA inv. nr. 4300, rapport van kantoncommissaris Van Gestel fils, d.d. 4 thermidor VII ( 22 juli 1799). HOOFDSTUK 6 1
2
3
4
156
Schoenmaker Jacob Paquo uit Horpmaal, een dorp tien kilometer ten westen van Tongeren, beschreef de ontberingen van de dienstplichtontduikers van de lichting VII uit zijn regio: ‘oock hebbe veele van dese jongen overal groote armoede en verdriet onderstaen met hun verborgen te houden in den naght in coren, in bosse, in bemden, agter hyggen en hagen veel onderstaen meer als ick hier can met de penne beschrijven.’ Grauwels, ‘Kroniek van J. Paquo’, p. 12. Deze bronuitgave is niet alleen partieel van aard, ze geeft evenmin een vermelding waar het manuscript zich bevindt, wat een onvergeeflijke omissie is. Bij gebrek aan fondsen hadden de gendarmes deze spionnen uit eigen zak moeten betalen, door inhouding van een bedrag op hun salaris. AN inv. nr. F/7/7690, brief van Maupoint, de chef van de 17de divisie van de gendarmerie waaronder het departement Nedermaas viel, aan de minister van Oorlog, d.d. 10 floréal VIII (30 april 1800). Brigadier Pain van de gendarmerie te Sint-Truiden, besefte dat zelf ook. Aan zijn commandant schreef hij: ‘Depuis quelques temps, citoyen, notre homme m’a fait divers rapports sur les prétendues démarches des brigands dans nos contrées, toutes m’ont paru si exagérées que vous auriez pu avec raison me croire en démence, si je vous les eu transmises (…).’ AN inv. nr. F/7/7690, brief van Lacuée, minister van Oorlog ad interim aan de minister van Politie, d.d. 24 floréal VIII (14 mei 1800), met in bijlage een brief van Pain, brigadier van de gendarmerie te Sint-Truiden, aan Frupilion, maréchal de logis van de gendarmerie te SintTruiden, d.d. 25 germinal VIII (15 april 1800). ‘pour se porter sur divers points où se trouvent les fonctionnaires publics les plus zélés et par cette raison pourraient leur être le plus préjudiciable à fin de les assassiner ainsi que ceux mêmes qui professent des principes républicains’. AN inv. nr. F/7/7690, brief van Lacuée, minister van Oorlog ad interim aan de
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
5
6
7
8
9
10 11
12 13
14
15 16
minister van Politie, d.d. 24 floréal VIII (14 mei 1800), met in bijlage een brief van Pain, brigadier van de gendarmerie te Sint-Truiden, aan Frupilion, maréchal de logis van de gendarmerie te Sint-Truiden, d.d. 25 germinal VIII (15 april 1800); en brief van Pain, brigadier van de gendarmerie te Sint-Truiden, aan Maupoint, de chef van de 17de divisie van de gendarmerie, d.d. 13 floréal VIII (3 mei 1800). ‘des chansons rappelant l’ancien Régime et tout ce qui y tenait’. AN inv. nr. F/7/7690, brief van Maupoint, de chef van de 17e divisie van de gendarmerie, aan de minister van Oorlog, d.d. 10 floréal VIII (30 april 1800); en brief van de prefect van het departement Ourthe aan de minister van Politie, d.d. 14 floréal VIII (4 mei 1800), met in bijlage een kopie van de brief van generaal Cavrois, commandant van de militaire colonnes, aan divisiegeneraal Carteaux, commandant van de 25e militaire divisie, d.d. 11 floréal VIII (1 mei 1800). Generaal Cavrois schreef aan zijn superieur, generaal Carteaux: ‘Comme la fouille opérée par six colonnes marchants sur des points différens, mais cependant circonscrits, dans les propriétés insultées, n’a produit que des renseignemens, et seulement une démonstration de surveillance, j’estime, citoyen général, que pour parvenir aux succès de quelque capture, le silence des patrouilles nocturnes et des embuscades est le seul moyen plausible.’ AN inv. nr. F/7/7690, brief van de prefect van het departement van de Ourthe aan de minister van Politie, d.d. 14 floréal VIII (4 mei 1800), met in bijlage een kopie van de brief van generaal Cavrois, commandant van de militaire colonnes, aan divisiegeneraal Carteaux, commandant van de 25e militaire divisie, d.d. 11 floréal VIII (1 mei 1800). De 17e divisie van de gendarmerie omvatte twee eskadrons – het 33e en het 34e – van ieder twee compagnieën. Elke van deze compagnieën bestreek een departement. De compagnie van de Nedermaas maakte deel uit van het 33e eskadron, terwijl die van het departement Samber-en-Maas deel uitmaakte van het 34e eskadron. In de brief aan zijn commandant Maupoint van 13 floréal VIII (3 mei 1800) verwijst Mutte naar een brief die hij op 5 floréal VIII (25 april 1800) heeft geschreven aan de prefect van het departement Samber-enMaas om deze op de hoogte te stellen van de undercover operatie, die toen al begonnen was. AN inv. nr. F/7/7690, brief van Maupoint, de chef van de 17e divisie van de gendarmerie, aan de minister van Oorlog, d.d. 15 floréal VIII (5 mei 1800), met in bijlage een kopie van de brief van Mutte, chef van het 34e eskadron gendarmerie, aan Maupoint, chef van de 17e divisie van de gendarmerie, d.d. 13 floréal VIII (3 mei 1800). ‘parcourir les départements de la Dyle et de la Meuse Inférieure, pour y découvrir et nous accoster des brigands, et embaucheurs pour l’Autriche, afin de mieux connaître par eux-mêmes le but de leur rassemblement autant que possible, leurs chefs et leurs correspondants.’ AN inv. nr. F/7/7690, rapport van Jeanniaux, brigadier van de gendarmerie te Beauraing, over de periode van 10 tot 12 floréal VIII (30 april2 mei 1800). Volgens Portelange lag ‘Herbeek’ op twee uur gaans van Diest. De loop van de gebeurtenissen maakt duidelijk dat de plaats ten zuiden van Diest lag. Daardoor is er geen andere kandidaat als Wersbeek. ‘qu’il n’y avait d’autre parti à prendre que celui de soutenir la bonne cause pour chasser les infâmes Français du pays, que dans deux mois cela serait fini & qu’il fallait s’engager pour l’empereur’. AN inv. nr. F/7/7690, rapport van Jeanniaux, brigadier van de gendarmerie te Beuraing, over de periode van 10 tot 12 floréal VIII (30 april-2 mei 1800). ‘avec la plus grande gaieté’. Deze twee Oostenrijkse officieren verbleven te Veldhoven. AN inv. nr. F/7/7690, brief van Mutte, chef van het 34ste eskadron gendarmerie, aan Maupoint, chef van de 17de divisie van de gendarmerie, d.d. 23 floréal VIII (13 mei 1800), met in bijlage een rapport over de operatie van 13 tot en met 19 floréal VIII (3-9 mei 1800). ‘qu’il était conscrit de la première classe & qu’il avait servi dans les brigands qui ont eu lieu dans le courant de l’an VII & actuellement il recrutait pour sa majesté l’Empereur & les conduisait en Hollande à deux officiers chargés en chef du recrutement & que le dernier leur délivrait une feuille de route & leur donnait de l’argent pour pouvoir arriver à leur destination en Autriche’. ‘je lui ai observé qu’il y avait un parfait honnête homme à la tête qui était Buonaparte, il m’a répondu que c’était un scélérat comme les autres, ensuite il a été chercher une carabine chargée & m’a dit qu’elle avait servi à fusilier plusieurs volontaires français & que s’il tenait Buonaparte à 25 pas, il lui fera subir le même sort’. Waarschijnlijk was het op het katholieke platteland gewoon om gewijd water in huis te hebben. Bij de openbare verkoop van de winkelvoorraad en inboedel van kruidenier Jean van Keulen uit Weert werden vijf wijwatervaten aangeboden, waarvan twee gemaakt van tin. De prijzen varieerden van 0,40 tot 2,60 franc, met een gemiddelde van 1,54 franc. GAW NA inv. nr. 4536, akte met volgnr. 27 verleden voor
N OT E N
157
notaris Cornelis op 25 en 26 mei 1810. 17 ‘ce fut là qu’il trouvait de zèle & de l’activité’. 18 ‘C’est alors que la joie éclata de toute part & que tous les gendarmes qui se trouvaient au rendez vous à Beringen donnèrent à Jeanniaux l’accolade fraternelle’. 19 ‘une chanson nouvelle à la gloire de l’Empereur et des prêtres & au mépris de la République française’. 20 ‘il s’est levé comme un furieux’. 21 Deze reconstructie is gebaseerd op de volgende documenten: AN inv. nr. F/7/7690, brief van Maupoint, de chef van de 17e divisie van de gendarmerie die zetelde te Luik, aan de minister van Oorlog, d.d. 15 floréal VIII (5 mei 1800), met in bijlage een kopie van een brief van Mutte, chef van het 34ste eskadron gendarmerie te Namen, aan Maupoint, d.d. 13 floréal VIII (3 mei 1800); rapporten van gendarmes van het 34ste eskadron over de periode van 10 tot 12 floréal VIII (30 april-2 mei 1800), van 12 tot 16 floréal VIII (2-6 mei 1800), 16 floréal VIII (6 mei 1800) en 13 tot 19 floreál VIII (3-9 mei 1800). 22 ‘vue l’esprit public et la cituation du payis, de nous déguiser en bourgeois, affin de pouvoir par ce strategeme connaître et arrêter les individus tant déserteurs que ceux qu’il leur servent de guide’. 23 Deze Renier Gorissen werd nu eens als boer en dan weer als arbeider beschreven. 24 Deze reconstructie is gebaseerd op de volgende documenten: RAL NRA inv. nr. 1426, dossier Renier Gorissen, proces-verbaal van gendarmeriebrigade Heythuysen, d.d. 18 pluviôse VIII (7 februari 1800); proces-verbaal van verhoor van Renier Goerissen door Verschuere, vrederechter van het kanton Heythuysen, d.d. 18 pluviôse VIII (7 februari 1800); getuigenverklaring afgelegd door kroegbazin Christine Bongaerts, d.d. 24 pluviôse VIII (13 februari 1800); vonnis van het Tribunal de police correctionnel de l’arrondissement de Ruremonde, d.d. 6 ventôse VIII (25 februari 1800). 25 ‘il y avait des hommes de l’endroit qui nous conduiraient à cinq ou six lieues et que là, d’autres étaient chargé de nous conduire plus loin et ainsi de suite jusqu’au lieu de notre destination où était le chef des embaucheurs’. 26 Nicolaas Willems, de broer van de pastoor van Zutendaal. 27 ‘Vous n’avez rien à craindre ici, mes amis, tous les habitans de ce hameau ont la même opinion, nous abhorrons le Gouvernement français et ses lois, je vais vous procurer un excellent guide à qui j’ai donné trois livres, et s’il vous conduit bien il aura encore quelque chose pour boire. Vous serez bien mieux en Prusse à présent le service y est bien doux et on n’y donne plus de coup de bâton ; j’ai toujours été partisan de cette puissance ainsi que de l’Autriche, combien de fois ni j’ai caché des déserteurs de cette nation, que ces coquins de Français faisaient mourir de faim étant leurs prisonniers, je n’ai qu’un garçon de sept ans, si je savais qu’il aurait jamais l’intention de prendre du service en France je le tuerais plutôt.’ 28 ‘Les gendarmes dorment à présent, du reste ils n’osent pas marcher la nuit, ce sont un ramas de mauvais sujets, on me donnerait un louis par jour, je ne voudrai pas y servir, un honnête homme méprise ces sorte de gens. Enfin mes amis ne craignez rien, vous avez un guide qui connaît le pays, mais surtout, n’oubliez pas de changer votre uniforme avec des huilons de paysans, coupez vos cheveux et vos moustaches quand vous serez passé la Meuse, alors vous aurez la mine de paysans qui vont au travail, mais conservez vos armes en cas d’attaque.’ 29 De 37-jarige Michel Meertens was geboortig uit Rothem, een dorp ten noorden van Maastricht. Hij woonde in Smermaas als knecht van de adjoint au maire van de gemeente Lanaken. 30 RAL FA inv. nr. 725, brief van de kapitein van de gendarmerie aan de prefect van de Nedermaas, d.d. 28 thermidor XI (16 augustus 1803), met in bijlage een proces-verbaal van de gendarmeriebrigade van Maastricht, begonnen op 25 thermidor XI (13 augustus 1803) en afgerond op 27 thermidor XI (15 augustus 1803). 31 Christine op de Camp was weduwe van Jean Coenen. 32 De 31-jarige Jean Lacroix woonde in Echterbosch, een gehucht in de gemeente Echt. De dertigjarige Catherine Scheye was zijn echtgenote. Zij hadden elkaar leren kennen in herberg Roskamp in SintOdiliënberg. De echtgenote had eerst in Roermond gewoond maar was uit deze stad vertrokken om samen te gaan wonen met Jean Lacroix in Echterbosch, ‘où il avait loué une chambre’. De echtgenote was net zo naïef als haar criminele man, want zij droeg de rokken die Jean Lacroix gestolen had bij herbergierster Christine op de Camp. RAL NRA inv. nr. 195, dossier Jean Lacroix. 33 ‘qu’il étoit conscrit, et qu’il craignoit d’être pris par les gendarmes, et que celui qui l’accompagneroit étoit son père’. In feite was het niet zijn vader, maar zijn compagnon Jean Hofman. 34 ‘Chut, chut, c’est nous.’ 35 ‘Parce qu’il étoit poursuivi par sept gendarmes, et que même il s’était tenu caché pendant quelque temps
158
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
dans une tas de bruyère qui se trouvait derrière la maison.’ 36 ‘Pour le prévenir lorsque les gendarmes s’approcheroient, pourqu’il auroit le temps de s’échapper par la porte de devant.’ 37 Reconstructie op basis van stukken in: RAL NRA inv. nr. 195, dossier Jean Lacroix. HOOFDSTUK 7 1 2 3 4 5 6 7 8
9
10 11 12 13
14
GAW OAW inv. nr. 469, paspoort d.d. 25 augustus 1792. GAW NA inv. nr. 4484, handtekening onder minuut van notariële akte, verleden voor notaris Bloemarts op 14 floréal XI (4 mei 1803). GAW OAW inv. nr. 469. Het paspoort meldde abusievelijk dat ze negentien jaar oud was. GAW NAW inv. nr. 1187. GAW OAW inv. nr. 471. Six, Dictionnaire, deel II, p. 436-437; SHAT inv. nr. 2Ye, dossier I.J. Cachera, benoeming van Cachera tot aide de camp van generaal Schoenmezel d.d. 1 nivôse IV (22 december 1795) en bevestiging daarvan d.d. 15 nivôse IV (5 januari 1796). SHAT inv. nr. 2Ye, dossier I.J. Cachera, brief van generaal Schoenmezel vanuit Namen aan ministerie van Oorlog d.d. 30 frimaire VI (20 december 1797). In RAL FA inv. nr. 4308 bevinden zich zes brieven van generaal Schoenmezel aan de Commissaire du Directoire exécutif près l’administration centrale du département de la Meuse-Inférieure, aanvankelijk Girard, later Cavenne. De brieven zijn alle gedagtekend te Maastricht in de periode van 1 pluviôse VII (20 januari 1799) tot en met 17 messidor VII (5 juli 1799). In de brief van 12 pluviôse VII (31 januari 1799) kondigde Schoenmezel aan dat hij zich naar een mobiele colonne zou begeven, ongetwijfeld in gezelschap van zijn aide de camp Cachera. Zijn naam staat nergens vermeld in de brieven, maar het handschrift is onmiskenbaar van hem. De conduitestaat van Cachera bevestigt dat hij betrokken was bij de campagne tegen de Vlaamse opstandelingen. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier I.J. Cachera, staat van dienst d.d. 10 nivôse XIII (31 december 1804). Petrus van Brussel komt niet voor in het overzicht van Nederlandse edelsmeden en hun keurmerken dat Citroen heeft opgesteld. Citroen, Dutch goldsmiths. Recentelijk heeft Keijser-Schuurman het werk én meesterteken van Petrus van Brussel onder de aandacht gebracht. Keijser-Schuurman, ‘Een Limburgs (zilver)avontuur’. Luijt heeft eerder geschreven over een onbekend meesterteken van een zilversmid. Volgens een mededeling van hem denkt hij nu dat dit meesterteken is toe te schrijven aan Petrus van Brussel. Luijt, ‘Onbekende tekens op een reliekkruis’. Het overzichtswerk van Nies over de geschiedenis van Weert bevat enkele voorbeelden van het werk van Petrus van Brussel. Nies, Weert. Het betrof Guillaume Malingrez, voor wie de verkoop van juwelen overigens bijzaak was. Zijn hoofdnegotie was de groothandel in koper. We komen hem uitgebreid tegen in hoofdstuk 11. RAL NRA inv. nr. 172, dossier Malingrez. Habets, red., ‘Chroniek der stad Weert’, p. 394. Het origineel bevindt zich in GAW ANGA inv. nr. 8. Hanewinckel, Reize door de Majorij van ’s-Hertogenbosch, in den jaare 1799 in brieven, p. 122; Rooijkakkers, Rituele repertoires, p. 613-614. Cornélie Maes, een 26- à 27-jarige vrouw uit Buggenum, werkte als dienstmeid bij een koopmansechtpaar in Maaseik. Vlak voor haar plotselinge vertrek aldaar stal ze van haar werkgevers kleren en een met diamanten bezet gouden kruisje. Het sieraad haalde ze weg van een plankje aan het hoofdeinde van het bed van haar werkgever. Zij liet het door een meisje verkopen in Thorn, wat zeven schelling opbracht, een opmerkelijk laag bedrag. RAL NRA inv. nr. 212, dossier Cornelie Maes, proces-verbaal van verhoor van Cornélie Maes door een rechter van het Cour du justice criminelle van het departement van de Nedermaas, d.d. 6 januari 1808. In de kroniek van Jan Reyners uit Meeuwen, een dorp ongeveer 25 km ten zuidwesten van Weert, vinden we een bevestiging van deze gegevens. Reyners meldt dat ‘goude en zilvere kruysen (…) alsdoen zeer gemeyn waeren’. Plunderende Franse soldaten hadden het in 1793 gemunt op deze sieraden en wierpen zich ‘als woedende leeuwen bezonderlyk op het vrouwvolk hun afneemende hunne zilvere en goude cruysen, ringen, gespen, etc.’ Grauwels, red., Kroniek van Jan Reyners, p. 69 en 72. Van oorbellen vinden we slechts sporadisch een vermelding. Zo kocht P. Linssen op de 4de complementaire dag van het jaar IV (20 september 1796) op een veiling te Weert gouden oorbellen voor twee livres en acht sous. RAL NRA inv. nr. 2416.
N OT E N
159
15 Barbe Mathée Wagemans, de vrouw van de 27-jarige hoedenmaker Guillaume Kneepkens uit Weert, had in 1809 een gouden hartje ter waarde van 36 franc, terwijl Helene Paulissen, de 22-jarige vrouw van smid Joseph Vissers, een gouden hartje ter waarde van 27 franc bezat. RAL NRA 1996, brief van adjoint au maire Jean Nien aan de Magistrat de sûreté van het arrondissement Roermond, d.d. 14 augustus 1809, met in bijlage een lijst van geld en goederen die een tweetal oplichters had afgetroggeld van Weertenaren. 16 Rietjens en Teuwen, ‘Soldaten van Napoleon’, p. 64-65. In dit boek wordt de datum van de brief abusievelijk herleid tot 21 januari 1808. Ook wordt de auteur ten onrechte geïdentificeerd met naamgenoot Jan Haeldermans uit Stramproy van de lichting 1806. Deze naamgenoot werd echter vrijgesteld van militaire dienst. RAL FA inv. nrs. 484 en 490. De briefschrijver was Jan Haeldermans uit Stramproy, conscrit van de lichting XIV, die op 25 februari 1806 vertrok naar het leger. Per 2 maart 1806 diende hij in het 48ste régiment d’ infanterie de ligne. RAL FA inv. nrs. 487 en 602; SHAT inv. nr. 21 Yc 410. 17 Een enkele maal treffen we een vermelding aan dat de eigenaar zijn naam in de schoengespen had laten graveren, zoals François van de Kraen, zoon van chirurgijn en boer Henry van de Kraen uit het Weerter gehucht Leuken. RAL NRA inv. nr. 1997, proces-verbaal van gendarmeriebrigade Weert, d.d. 3 thermidor XIII (22 juli 1805). 18 Habets, red., ‘Chroniek der stad Weert’, p. 377. 19 Op 14 ventôse XI (5 maart 1803) controleerden ambtenaren van het Bureau de garantie – in gezelschap van de maire van Maaseik – de winkelvoorraad van de Maaseiker goudsmid Trousset. Dit Bureau de garantie, dat ressorteerde onder de Administration des monnaies, was een keurkamer voor de waarborg van goud en zilver. Het controleerde het gehalte van muntgeld om valse munten uit de circulatie te weren, en het hield toezicht op het werk van edelsmeden. Alle zilveren en gouden voorwerpen die edelsmeden in omloop brachten, dienden zij bij het Bureau de garantie te laten voorzien van een officieel keurmerk. Bij goudsmid Trousset namen de ambtenaren een serie artikelen in beslag, waarvan ze vermoedden dat deze niet over het juiste stempel beschikten. In totaal ging het om 98 gram goud en 320 gram zilver. Na een lange procedure, waarin een horlogeketting voor nader onderzoek naar Parijs werd gestuurd, velde de correctionele rechtbank van het arrondissement Roermond op 25 prairial XI (14 juni 1803) een oordeel. Het stempel op de gouden horlogeketting werd niet in orde bevonden. Ook hadden de ambtenaren een paar zilveren gespen aangetroffen, dat de goudsmid via ruiling had verkregen, maar van welke transactie hij geen melding had gemaakt in zijn register van aan- en verkopen. De goudsmid leek te goeder trouw, want alle andere in beslag genomen goederen had hij correct geregistreerd. Zij werden dan ook aan hem teruggegeven. Vanwege het overtreden van de regels werd Trousset veroordeeld tot de daarvoor geldende standaardstraf van een boete van driehonderd franc en het betalen van de gerechtskosten. Het register van aan- en verkopen werd bij het gerechtelijke dossier gevoegd. RAL NRA inv. nr. 199, dossier Jean Trousset, proces-verbaal het Bureau de garantie d.d. 14 ventôse XI (5 maart 1803); vonnis van de correctionele rechtbank van het arrondissement Roermond, d.d. 25 prairial XI (14 juni 1803); en register van goudsmid Trousset. Voor achtergrondinformatie zie: Van Dievoet, De geschiedenis. 20 Zie hiervoor bijlagen 7.2 en 7.3. 21 Keijser-Schuurman vermeldt onder andere drie zilveren lepels van Petrus van Brussel, die in haar bezit zijn. Keijser-Schuurman, ‘Een Limburgs (zilver)avontuur’, p. 259-264. De vier zilveren lepels die Petrus van Brussel op de 4de complementaire dag van het jaar IV (20 september 1796) op een veiling te Weert aankocht voor zeven livres zullen allicht voor de winkel en niet voor eigen gebruik bestemd zijn geweest. RAL NRA inv. nr. 2416. 22 ‘dans une petite ville de ce pais, où le luxe se borne à porter quelques boucles d’argent, des bagues dites d’alliance, et autres petits objets semblables et de petite valeur’. RAL FA inv. nr. 4113, verzoekschrift van Peter van Brussel aan de onderprefect van het arrondissement Roermond, d.d. 2 frimaire X (23 november 1801). Het handschrift van de brief wijst ontegenzeggelijk op Cachera als penvoerder. 23 ‘pour s’y perfectionner dans sa profession’. RAL FA inv. nr. 473. 24 GAW NAW inv. nr. 1229. 25 Van edelsmid Pierre François Janssen is bekend dat hij ook optrad als geldwisselaar. Het was een nevenfunctie die naadloos aansloot bij zijn hoofdbezigheid. Een edelsmid kon immers feilloos de waarde van de vele verschillende munten die in omloop waren bepalen, en zat waarschijnlijk tevens goed bij kas. De heer Bellefontaine, douanier te Weert, verklaarde op 21 april 1810 aan adjoint au maire Jean Nien ‘qu’étant chez le sieur Pierre Janssen, orfèvre, pour changer de monnaie (…)’. RAL NRA inv. nr. 1997. 26 Henkens, ‘De ontvoering’, p. 61. 27 Op 2 juli 1791 werd Petrus van Brussel vermeld als kapitein van een schutterij. GAW OAW inv. nr. 5, f. 27.
160
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
In 1792 was hij deken van de Jonge Schutten. Nouwen en Wassink, Onder een banier, p. 149. 28 GAW NAW inv. nr. 2169, ‘Lijst inhoudent de name der huyse in de stad en belegt door mij in mijn borgemeestersjaar’, gezien het handschrift opgesteld door Gijsbert Beerenbroek die burgemeester was in 1795-1796. 29 Spee, ‘Het kanton Weert’, deel 1, p. 70-71. 30 Spee, ‘Het kanton Weert’, deel 1, p. 77 en 79. 31 Zo treffen we Peter van Brussel enkele jaren later aan als assessor van het vredegerecht Weert. RAL NRA inv. nr. 2419, minuut van vonnis van het vredegerecht Weert d.d. 21 nivôse X (11 januari 1802). 32 Doordat het drinkgelag in een vechtpartij eindigde en de opponenten elkaar later voor de rechter troffen, zijn al deze details vastgelegd. RAL NRA inv. nr. 1416, vonnis d.d. 2 brumaire VII (23 oktober 1798); RAL NRA inv. nr. 1423, dossier nr. 129, Van de Vin. 33 GAW BS Weert 1799. 34 Uit een volmacht blijkt dat Aldegonde van Brussel getrouwd was met Thomas Lesjardin, onderluitenant in de 11de demi-brigade lichte infanterie. RAL NRA inv. nr. 2417, volmacht verleend op 29 thermidor VIII (17 augustus 1800). Petronille Françoise van Brussel liet zich op 30 januari 1807 in Weert in de echt verbinden met Jean Prosper Louette, een luitenant van de douane. GAW BS Weert 1807. 35 Maria Josepha van Halen trad op 1 ventôse VI (19 februari 1798) te Maastricht in het huwelijk met Henry François Charrette, kapitein van de 108ste demi-brigade. RAL BS Maastricht. Maria Catharina Christina van Halen trouwde op 20 vendémiaire X (12 oktober 1801) te Weert met Louis Pierre François Tack, luitenant van de 48ste demi-brigade. GAW BS Weert. 36 Op 20 juni 1810 trad Marie Henriette Beerens in het huwelijk met Pierre Louis Jourdain de Marson, die op 28 oktober 1780 geboren was te Chateaulaudon (departement Seine et Marne). De bruidegom was controleur de garantie te Roermond. Zijn op 18 thermidor X (6 augustus 1802) overleden vader – eveneens Pierre Louis Jourdain de Marson geheten – was bij leven eveneens contrôleur de garantie te Roermond geweest. GAW BS Weert; RAL NRA inv. nr. 1512, verklaring van eedaflegging van Pierre Louis Jourdain de Marson jr. op 10 fructidor X (28 augustus 1802). Zie ook noot 19. 37 GAW BS Weert. Jean Nourit kreeg waarschijnlijk permissie om te trouwen vanwege zijn gevorderde leeftijd, terwijl Pierre Schneider moest wachten tot zijn diensttijd erop zat. Zonder toestemming van hun superieuren mochten soldaten niet in het huwelijk treden. 38 GAW BS Weert, akte d.d. 14 fructidor XII (1 september 1804). 39 Elisabeth Stultjens werd in november 1800 vermeld als echtgenote van Dumonceau, die douanier in Weert was geweest. RAL NRA inv. nr. 2418, minuut van akte verleden voor het vredegerecht van Weert op 29 brumaire IX (19 november 1800). Gertrude Fermans trad op 18 oktober 1810 in het huwelijk met Jean François Lamorleth, douanier te Weert en geboortig van Floing (département des Ardennes). GAW BS Weert. In dit kader dient ook een ander huwelijk een vermelding. Op 21 nivôse VI (10 januari 1798) trad Benoît Joseph Wargine, douanier te Weert, afkomstig uit Avesnes (département du Nord), in Stramproy in het huwelijk met Marie Damens die geboren was in Jabeek, een dorp ten oosten van Sittard. Zij was dochter van een douanier die in Stramproy werkte. RAL BS Stramproy. 40 GAW BS Weert. 41 Op 16 fructidor XII (3 september 1804) trad de 23-jarige Jean Charles le Brun, geboortig uit Kessel, in Weert in het huwelijk met Anna Marie Elisabeth Loijens. GAW BS Weert. Bij het huwelijk was hij douanier. Op 27 juni 1821 was Jean Charles le Brun in Weert om een volmacht te verlenen aan een man uit Kessel. Hij woonde toen te Blanc Misseron, in gemeente Qièvrechain, een Frans grensdorp ten noordoosten van Valenciennes. GAW NA inv. nr. 4523, akte 75 opgesteld ‘en brevet’ door notaris Bloemarts op 27 juni 1821. 42 Ook Rowe wijst in zijn studie naar het Rijnland op het belang van gemengde huwelijken bij de integratie van geannexeerde gebieden in Frankrijk. Hij noemt een onderzoek naar 450 huwelijksaktes die in Koblenz werden opgesteld tussen september 1798 en september 1802. Een op de zeven huwelijken was gemengd, met 61 Fransen die een Rijnlandse trouwden, en twee Françaises die een Rijnlander tot man namen. Rowe, From Reich to state, p. 130. 43 Een ander aspect van de verfransing, namelijk de mate waarin de Franse taal ingang vond, verdient nader onderzoek. Interessant in dit kader is het gegeven dat Frans vanaf het begin de voertaal was aan de rechtbanken in de geannexeerde ‘Belgische’ departementen, ook al was daar geen wettelijke verplichting toe. Verdachten en getuigen mochten weliswaar in het Nederlands verklaringen afleggen, maar alle schriftelijke stukken werden in het Frans opgesteld. Dit impliceert dat juryleden de Franse taal machtig moesten
N OT E N
161
44 45 46
47 48 49
50 51 52
53 54 55 56 57
58
162
zijn. En dat werpt weer een interessant licht op de personen uit Nederweert, Stramproy en Weert die we tegenkomen als juryleden. We treffen daarbij niet alleen een advocaat, artsen en het hoofd van de Franse school aan, maar ook kooplieden, schoenmakers, boeren, en verder een orgelbouwer, brouwer, bakker, lintwerker, herbergier en hoedenmaker. Het wijst erop dat kennis van het Frans vrij breed verspreid was onder de burgerij en de gegoede boeren. AN inv. nr. F/1a/423, lijsten van juryleden over de jaren VII en VIII, opgesteld door het bestuur van het departement van de Nedermaas; Van Goethem, ‘La francisation révolutionnaire’. GAW NAW inv. nr. 1354. Habets, red., ‘Chroniek der stad Weert’, p. 410. Op 20 oktober 1817 trouwde hij te Weert, als 46-jarige boer uit het gehucht de Biest, met Anne Catherine Vinckers, een 41-jarige boerin uit het gehucht Hushoven. GAW BS Weert. Op grond van zijn geboortedatum had de bruidegom niets van doen met de conscriptie. De bruid was een zus van Pierre Vinckers, die we tegenkomen in hoofdstuk 20 als een conscrit die voor veel geld een remplaçant aantrok. Om het benodigde bedrag voor de remplaçant bijeen te brengen had ook Anne Catherine Vinckers haar aandeel in de ouderlijke boerderij moeten inbrengen. Zo werd Cachera in het najaar van 1802 vermeld als koper op een veiling te Weert. Hij kocht er een mand en touw. RAL NRA inv. nr. 2420, minuut van akte verleden voor het vredegerecht Weert op 29 vendémiaire XI (21 oktober 1802). Aldus een verklaring van Jeanne Marie Smeets, die als dienstmeid gewoond had bij het gezin Cachera. RAL NRA inv. nr. 1639, proces-verbaal van verhoor van Jeanne Marie Smeets door de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond, d.d. 22 mei 1813. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier I.J. Cachera, brief van Cachera aan minister van Oorlog d.d. 5 ventôse X (24 februari 1803); GAR AKGR inv. nr. 412, brief van generaal Laurent aan de burgemeester van Roermond d.d. 28 brumaire XI (18 november 1802), waarin Laurent aankondigt dat hij zijn hoofdkwartier in Roermond zal vestigen. GAR AKGR inv. nr. 413, brief – met volgnr. 982 – van de Directeur des contributions directes van het departement van de Nedermaas aan de maire van Roermond, d.d. 18 messidor XI (7 juli 1803). GAW NA inv. nr. 4484, akte 268 verleden voor notaris Bloemarts op 14 floréal XI (4 mei 1803). Het perceel heidegrond van 2,62 ha kostte slechts 27 franc. RAL NA inv. nr. 782, minuut van akte verleden voor notaris Van Halen op 24 brumaire XII (16 november 1803). Woning, akker en heide met een omvang van 4,21 ha veranderden van eigenaar voor de bescheiden som van 300 franc. Een reiziger die in de jaren 1870 van Hamont naar Weert reisde, legde aan bij ‘Castro’s Hut’. Niemand kon hem uitleggen wat de naam betekende. Claes, ‘Voor de eerste maal’, p. 56. Op een stafkaart, waarvoor de verkenningen plaatsvonden in 1898, staat de hoeve vermeld als ‘Castera’s Hut’. Grote historische topografische atlas Limburg. GAW AD inv. nr. 157 bevat een verwijzing naar Cachera’s hut. Deze anonieme notitie is waarschijnlijk afkomstig van P. Linssen, die in de jaren dertig van de twintigste eeuw werkzaam was als gemeenteontvanger en amateurhistoricus in Weert. Ramaekers, Boshoven, p. 23, geeft dezelfde gegevens, maar noemt het bouwsel ‘Castra’s hut’. Hanewinckel schrijft bijvoorbeeld over een afgelegen herberg in de Peel tussen Deurne en Venray, die eveneens de benaming ‘Hut’ draagt. Hanewinckel, Reize door de Majorij van ’s-Hertogenbosch, in den jaare 1799 in brieven, p. 58. GAW NA inv. nr. 4484, minuut van akte 252bis verleden voor notaris Bloemarts op 22 germinal XI (12 april 1803). Drie jaar later kocht Cachera op een veiling wederom hout, ditmaal voor 45,20 franc. RAL NRA inv. nr. 2423, minuut van akte 67 verleden voor de griffier van het vredegerecht Weert op 27 augustus 1806. In 1806 woonde de 53-jarige boer Jean Smolenaers ‘à la maison dite de Hutte, appartenant à Monsieur Cachera’. RAL NRA inv. nr. 1997, verklaring van Jean Smolenaers afgelegd tegenover de vrederechter van het kanton Weert, d.d. 11 augustus 1806. RAH NA inv. nr. 4032, minuut van akte 72 verleden voor notaris J.H.F. Schoolmeesters te Maaseik op 30 april 1814. Zo hadden groothandelaar Gijsbert Beerenbroek en arts Jan Eustachius Janssens percelen langs de Geuzendijk, gelegen naast of vlak bij de percelen van Cachera. GAW NA inv. nr. 4484, minuut van akte 268 verleden voor notaris Bloemarts op 14 floréal XI (4 mei 1803); RAH NA inv. nr. 4032, minuut van akte 72 verleden voor notaris J.H.F. Schoolmeesters te Maaseik op 30 april 1814. GAR AKGR inv. nr. 413, brief – met volgnr. 982 – van de Directeur des contributions directes van het
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
59
60 61 62 63 64 65 66 67
68 69 70 71 72 73
74
75 76 77 78 79
departement van de Nedermaas aan de maire van Roermond, d.d. 18 messidor XI (7 juli 1803). Dit salaris van 2300 franc was conform de voorschriften. Pigeard, L’armée de Napoléon, p. 342. Aan de titel van chevalier in het Legioen van Eer, een onderscheiding die Cachera in 1811 ten deel viel, was een aanvullend inkomen van 250 franc per jaar verbonden. In een arm departement kon iemand met een inkomen van vijfhonderd à duizend franc al tot de notabelen gerekend worden. De meeste notabelen beschikten echter over een inkomen van tweeduizend à vijfduizend franc. Het aantal notabelen was gering, minder dan 0,5% van de bevolking. Boudon, Histoire, p. 176-177. RAL NRA inv. nr. 2421, minuut van akte 86, opgesteld door M.A. Bloemarts, griffier van het vredegerecht Weert, op 18 thermidor XII (16 augustus 1804). Van den Brink, De grote overgang, p. 49. GAW NA inv. nr. 4536, minuut van akte 27 verleden voor notaris Cornelis op 25 en 26 mei 1810. De eerste officiële huwelijksaankondiging vond plaats op 18 vendemiaire VIII (10 oktober 1799), het huwelijk zelf vond plaats op 10 brumaire VIII (1 november 1799), terwijl zoon Pierre Emmanuel Ildephonse Joseph Cachera geboren werd op 12 floréal VIII (2 mei 1800). GAW BS Weert. GAW BS Weert. Het ouderlijk huis van Anna Loijens stond op de hoek van Markt en Molenstraat, naast het ouderlijk huis van Marie Thérèse van Brussel, zo blijkt uit RAL NA inv. nr. 783, minuut van akte 208 verleden voor notaris J.F. van Halen op 16 oktober 1806. GAW BS Weert. GAW NAW inv. nr. 1189. Volgens een proces-verbaal van de gendarmerie was de 26-jarige Jeanne Marie Smeets, voorheen dienstbode bij het echtpaar Cachera, slechts 1,40 meter lang. RAL NRA inv. nr. 1639, dossier Jeanne Marie Smeets, proces-verbaal van de gendarmeriebrigade Weert d.d. 16 mei 1813. Generaal Dallemagne – en daarmee ook zijn aide de camp Cachera – diende per medio 1807 in het legerkorps van generaal Brune in Oost-Pruisen. Op 20 maart 1809 werd Dallemagne benoemd tot commandant van de 25ste militaire divisie. Vanuit zijn nieuwe standplaats Wesel schreef hij op 9 april 1809 een brief aan zijn aide de camp Cachera, die op dat moment te Weert verbleef. GAW NAW inv. nr. 2181, briefje van generaal Dallemagne aan de maire van Weert, met het verzoek om een ingesloten brief te bezorgen aan Cachera, d.d. 9 april 1809. Op 23 mei 1810 kocht Cachera op een veiling te Weert voor 1,60 franc een schop. RAL NRA inv. nr. 2425, minuut van akte 64 verleden voor het vredegerecht Weert op 23 mei 1810. ‘père de famille, dont l’éducation de ses enfants est l’objet de sa première sollicitude’. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier I.J. Cachera, brief aan minister van Oorlog, geschreven te Weert op 4 juli 1810. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier I.J. Cachera, rapport aan minister van Oorlog d.d. 26 augustus 1810, met in de marge de beslissing van de minister. Pigeard, Dictionnaire, p. 272. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier I.J. Cachera, staat van dienst d.d. 5 januari 1812. Op 6 augustus 1811 werd Cachera benoemd tot lid van het legioen van eer. Generaal Bouvier des Eclaz had Cachera zelfs voorgedragen voor een benoeming tot officier in het legioen van eer, een bijzondere onderscheiding, want Cachera droeg al het kruis van een ‘gewoon’ lid van het Légion d’Honneur. De voordracht kreeg de steun van generaal Defrance die de bravoure, de ijver en de militaire talenten van Cachera prees, ongetwijfeld op influistering van zijn directe collega Bouvier des Eclaz. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier I.J. Cachera, rapport aan minister van Oorlog d.d. 19 februari 1812. Bouvier des Eclaz en Defrance waren op dat moment beiden verbonden aan de 4de divisie kurassiers. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier I.J. Cachera. Op 20 december 1811 had de minister van Oorlog een verzoek afgewezen van generaal Bouvier des Eclaz om Cachera tot zijn aide de camp te benoemen. Op 19 februari 1812 stemde de minister alsnog in met deze benoeming, nadat hij Berthier, de chef staf van het leger, had geraadpleegd. RAL FA 738, brief van generaal Schoenmezel aan het centrale bestuur van het departement van de Nedermaas, d.d. 21 vendémiaire VIII (13 oktober 1799). Aan het handschrift kunnen we aflezen dat Cachera de pen voerde. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier I.J. Cachera, benoeming tot officier bij de gendarmerie, d.d. 25 april 1812. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier I.J. Cachera, brief aan minister van Oorlog, d.d. 18 januari 1812, met daarin een verwijzing naar een verzoek van drie jaar geleden. GAW NA inv. nr. 4537, minuut van akte 18 verleden voor notaris Cornelis op 21 en 22 maart 1812. Woolf, Napoleon’s integration of Europe.
N OT E N
163
80 In de tweede helft van de achttiende eeuw nam de gemiddelde snelheid van de wagen van een voerman toe van 2,2 naar 3,4 kilometer per uur, dankzij de verbeteringen in het wegennet in het verstedelijkte Brabant. Op de zandwegen in de Kempen was dit niet van toepassing. Dorban, ‘De beginperiode van de industriële revolutie’, p. 160. 81 GAW NAW inv. nr. 68, minuut van brief 795 van maire Bloemarts aan de minister van Binnenlandse Zaken over vrachtvervoer, ongedateerd, maar gezien de context daterend uit september 1812. 82 Pompen, een vrachtrijder uit Leende, onderhield bijvoorbeeld een dienst op de route tussen Roermond en Antwerpen waarbij hij ook passagiers vervoerde, zo blijkt uit een beschrijving van een verkeersongeval uit 1798. RAL NRA inv. nr. 2021, verklaring van vrederechter Joseph van Halen d.d. 13 germinal VI (2 april 1798). 83 Jansen, red., ‘Statistique de l’arrondissement de Ruremonde (1808)’, p. 139. 84 ‘pour en éviter les frais de transport’. GAW NA inv. nr. 4538, minuut van akte 58 verleden voor notaris Cornelis op 12 juni 1813. 85 GAW NA inv. nr. 4538, minuut van akte 56 verleden voor notaris Cornelis op 4 en 5 juni 1813. 86 GAW NA inv. nr. 4538, minuut van akte 56 verleden voor notaris Cornelis op 4 en 5 juni 1813. 87 GAW NAW inv. nr. 70, minuut van brief 132 van burgemeester Bloemarts d.d. 14 december 1824. 88 GAW NA inv. nr. 4494, minuut van akte 138 verleden voor notaris Bloemarts op 13 augustus 1816. 89 GAW NAW inv. nr. 68, minuut van brief 795 van maire Bloemarts aan de minister van Binnenlandse Zaken over vrachtvervoer, ongedateerd maar gezien de context daterend uit september 1812; RAL MvK inv. nr. 67, brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de maire van Roermond, d.d. 20 november 1811, en ongedateerde minuut van reactie van de maire van Roermond op deze brief. 90 SHAT inv. nr. 2Ye, dossier I.J. Cachera, brief van De Neuvier, de opvolger van Cachera als kapitein van de gendarmerie in het departement Ardennen, d.d. 19 november 1815. 91 ‘dont l’opinion est généralement connu pour ne pas aimer notre gouvernement par les regrets qu’ils témoignent à celui de l’usurpateur’. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier I.J. Cachera, brief van De Neuvier, d.d. 19 november 1815. 92 Het was een overtreding van artikel 77 van de instructie voor de gendarmerie die generaal Wirion had opgesteld. SHAT inv. nr. inv. nr. 2Ye, dossier I.J. Cachera, brief van De Neuvier d.d. 19 november 1815. Cachera had de andere stukken overigens wel overgedragen aan zijn opvolger. Het register van uitgaande correspondentie zou volgens hem gemakkelijk te reconstrueren zijn door de originele brieven op te vragen bij de brigades van de gendarmerie. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier I.J. Cachera, brief van Liger Belair, commandant van de 2de militaire divisie, aan de minister van Oorlog, d.d. 7 maart 1816. 93 Emsley, Gendarmes, p. 83-87; Vidalenc, Les demi-solde, p. 20-22. 94 ‘sans des soins indispensables qu’il doit à une famille composée d’une femme et quatre enfants’. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier I.J. Cachera, kopie van brief van de prefect van het departement van de Ardennen, op 9 maart 1816 verstuurd van de minister van Politie aan de minister van Oorlog. 95 SHAT inv. nr. 2Ye, dossier I.J. Cachera, kopie van proces-verbaal over de verkiezing van Cachera tot tweede luitenant op 28 april 1794. 96 SHAT inv. nr. 2Ye, dossier I.J. Cachera, brief van Cachera aan minister van Oorlog, d.d. 4 juli 1810. 97 GAW NA inv. nr. 4494, minuut van akte 138 verleden voor notaris Bloemarts op 13 augustus 1816. De opbrengst van 3362,50 franc was overigens onvoldoende om de schulden ad 3500,- franc te voldoen. HOOFDSTUK 8 1
2 3
164
Deze straf dienen we letterlijk op te vatten, zo blijkt uit een consulair besluit dat enige tijd later afgekondigd werd. De deserteurs kregen om de enkel een ketting van 2,5 meter met aan het uiteinde een ijzeren bal van vier kilo. Overdag moesten zij werken in een militaire vesting, ’s zomers tien uur per dag en ’s winters acht uur per dag. De beloning was de helft van die van een gewone arbeider. Van deze beloning kregen zij bovendien slechts een derde uitbetaald om extra eten te kopen. Eén derde kregen ze uitbetaald bij het einde van hun straf, terwijl het laatste derde aan de minister toeviel om de kosten te dekken van de strafkampen. Hun vrije tijd moesten de deserteurs geketend in de gevangenis doorbrengen. Ze mochten zich niet scheren, maar werden elke acht dagen kaal geschoren. GAR AKGR inv. nr. 415, ingekomen stuk nr. 1133, Consulair besluit van 19 vendémaire XII (12 oktober 1803). GAW NAW inv. nr. 1886. Vallée, La conscription, p. 167.
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
4
5 6
7 8 9
10 11 12 13 14 15 16
17 18
19 20 21 22 23 24 25
De brief zelf geeft enige aanleiding tot misverstand, omdat de datum van veroordeling hier veranderd was van 3 brumaire X (25 oktober 1801) in 3 brumaire IX (25 oktober 1800). GAW NAW inv. nr. 1886. Uit een ander ambtelijk stuk blijkt echter dat de veroordeling inderdaad op 3 brumaire IX (25 oktober 1800) had plaatsgevonden. RAL FA inv. nr. 548. De naam van Jean Moonen uit Stramproy ontbrak in deze brief, terwijl deze persoon wel voorkomt op een lijst van alle dienstplichtontduikers uit het departement Nedermaas. RAL FA inv. nr. 548. Jean Ramaekers werd in de ambtelijke correspondentie per abuis Adrien en François genoemd. Telkens ging het echter om een conscrit uit Weert van de lichting VIII, wiens vader Adrien Ramaekers heette. Bovendien legde Bloemarts, maire van Weert, tweemaal uit dat het om een misverstand ging, zodat een verwisseling van personen uitgesloten is. GAW NAW inv. nr. 1886, minuut van brief van burgemeester Bloemarts aan onderprefect Liger, zonder datum maar na 21 mei 1802; GAW NAW inv. nr. 67, minuut van brief nr. 572 van burgemeester Bloemarts aan onderprefect Liger d.d. 24 maart 1808. Smets, Les Pays rhénans, p. 516-522. Darquenne, La conscription, p. 75. Darquenne, La conscription, p. 77-78. Darquenne ontkracht hier de bewering dat de Belgische departementen ontzien zouden zijn bij de lichting VIII. Toch zien we deze bewering regelmatig terugkeren in de literatuur. Zie bijvoorbeeld: Boijen, ‘De conscriptie te Sint-Truiden’, p. 127; Peeters, Het kanton Bree, p. 251. AN inv. nr. F/1a/423, affiche van het centrale bestuur van het departement van de Nedermaas, d.d. 28 germinal VIII (18 april 1800). RAL FA inv. nr. 548. Darquenne, La conscription, p. 78. RAL FA inv. nr. 743. AN inv. nr. F/7/3902, Meuse Inférieure, rapporten van de kapitein van de gendarmerie in het departement van de Nedermaas over de tweede en derde decade van ventôse X. RAL FA inv. nrs. 548 en 584. AN inv. nr. F/7/3902, Meuse Inférieure, rapporten van de kapitein van de gendarmerie in het departement van de Nedermaas over de tweede en derde decade van ventôse X. Van deze rapporten zijn er in de Parijse archieven slechts enkele bewaard gebleven. De – identieke – rapporten die de kapitein van de gendarmerie stuurde aan de prefect van de Nedermaas, zijn beter bewaard gebleven. Ze bevinden zich in RAL FA inv. nr. 743. Dat Jean Ramaekers analfabeet was blijkt bijvoorbeeld uit het feit, dat hij zijn naam niet kon schrijven onder een notariële akte. GAW NA inv. nr. 4492, minuut van akte 92 verleden voor notaris Bloemarts op 13 mei 1812. ‘Mais, un jour, je fus invité à passer à la mairie pour me présenter. Là, on me demande mes noms et prénoms, ma profession et mon âge. “Je me nomme Jean-Roch Coignet ; né à Druyes-les-Belles-Fontaines, département de l’Yonne.” -“Quel âge avez-vous?” -“Je suis né le 16 août 1776.” - “Vous pouvez vous retirer.” Que diable me veulent-ils? Ça me mit martel en tête. Je n’ai pourtant rien fait. Je dis cela de suite à mes maîtres qui me dirent: “C’est pour vous enregistrer pour la conscription.”’ Cahiers du capitaine Coignet, p. 75. GAW NAW inv. nr. 1886, brief van onderprefect Liger aan burgemeester Bloemarts van Weert d.d. 22 floréal X (12 mei 1802). GAW NAW inv. nr. 1886, minuut van brief van burgemeester Bloemarts d.d. 1 prairial X (21 mei 1802). GAW NAW inv. nr. 1886, minuut van brief van burgemeester Bloemarts aan onderprefect Liger, zonder datum maar na 1 prairial X (21 mei 1802). GAW NAW inv. nr. 1886, minuut van brief van burgemeester Bloemarts aan de commandant van het Dépôt des conscrits te Metz, d.d. 22 thermidor X (10 augustus 1802). GAW Doopregister St.-Martinusparochie. Bij het opstellen van de bevolkingslijst van de gemeente Weert in 1796 woonde Jean Ramaekers nog thuis. GAW NAW inv. nr. 1187. Deze nadere aanduiding van de woonplaats is te vinden in: GAW NA inv. nr. 4492, minuut van akte 92 verleden voor notaris Bloemarts op 13 mei 1812.
N OT E N
165
26 Geiten werden aan het begin van de negentiende eeuw vrijwel niet gehouden. Liger, onderprefect van het arrondissement Roermond, vermeldde dat er in zijn ressort slechts 70 geiten waren. Jansen, red., ‘Statistique de l’arrondissement de Ruremonde (1808)’, p. 128. Varkens waren er meer, maar voornamelijk op de iets grotere bedrijven, met meer dan 2 hectare grond, en niet op de bedoeningen van keuterboeren. Vanhaute, Heiboeren, p. 213. 27 GAW NA inv. nr. 4538, minuut van akte 60 verleden voor notaris Cornelis op 6 juli 1813. 28 Onder Frans gezag werden officiële stukken in het Frans opgesteld, waardoor het vaak lastig is om uit te maken welk specifiek landbouwgereedschap beschreven werd. Slechts in een uitzonderlijk geval treffen we in een akte ook Nederlandse termen aan. Uit zo’n akte kunnen we opmaken, dat er apart gereedschap was voor het maaien van de hei – de ‘heyzigt’ – en het optasten van de gemaaide hei op een wagen – de ‘heijgaffel’. RAL NRA inv. nr. 2426, minuut van akte met volgnr. 13, verleden voor vredegerecht van het kanton Weert op 8 februari 1813. 29 Trienekens geeft een heldere beschrijving van het leven van dergelijke keuterboeren in een iets latere periode. Trienekens, ‘Integrale geschiedenis in wording’, p. 231-233. 30 Vanhaute, Heiboeren, p. 127, 243. 31 Het gaat om de bevolkingslijst van Weert uit 1796. GAW NAW inv. nr. 1187. 32 GAW NAW inv. nr. 68, minuut van brief nr. 768 van burgemeester Bloemarts aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 13 april 1812. 33 Op de conscriptielijst van de lichting van het jaar XI staat hij vermeld als domestique. RAL FA inv. nr. 475. 34 Bij het opstellen van de lijst voor de nationale militie in het voorjaar van 1815 werd Jacques Ramaekers vermeld als afwezig uit de gemeente Weert. RAL PA inv. nr. 141. 35 GAW BS Weert, huwelijk van Joanna Ramaekers met Henricus Brouns op 13 mei 1826. Om in het huwelijk te kunnen treden zonder een bewijs van inschrijving bij de burgerlijke stand te kunnen overleggen had Joanna Ramaekers een akte van bekendheid laten opstellen. RAL NRA inv. nr. 2431, minuut van akten 21 en 50, verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 15 maart 1826 respectievelijk 25 april 1826. 36 GAW NAW inv. nr. 1886, minuut van brief van burgemeester Bloemarts aan de commandant van het dépôt des conscrits te Metz d.d. 22 thermidor X (10 augustus 1802), met daarin een verwijzing naar een eerdere correspondentie met de capitaine rapporteur du second conseil de Guerre de la 25e Division Militaire. 37 Dat Jean Ramaekers inwonend was, werd niet vermeld in de minuut van de akte, maar wel in het repertorium van akten. GAW NA inv. nr. 4512, repertorium van akten verleden voor notaris Bloemarts in 1812, akte 92 d.d. 13 mei 1812. 38 GAW NAW inv. nr. 1886, brief van Desbans aan maire Bloemarts, d.d. 19 december 1807. Op 20 november 1807 had Desbans deze inlichtingen al gevraagd, maar de gegevens die de burgemeester van Weert daarop verstrekt had, waren niet conform het officiële model van circulaire no. 195. Daarom moest Desbans medio december opnieuw om deze informatie vragen. GAW NAW inv. nr. 1886, brief van ontvanger der belastingen Desbans aan maire Bloemarts, d.d. 15 december 1807. 39 GAW NAW inv. nr. 1886, kladschrift van Bloemarts, maire van Weert, ongedateerd maar betrekking hebbend op de brief van Desbans d.d. 19 december 1807. 40 GAW NAW inv. nr. 35. 41 GAW BS Weert, jaar XIII. 42 RAL FA inv. nr. 468, conscriptielijst lichting VIII. 43 Joannes Jaobus Seerden was op 6 juli 1779 weliswaar eerder gedoopt dan Joannes Ramaekers, maar de priester noteerde geen bijzonderheden over het tijdstip van geboorte. GAW Doopregister St. Martinusparochie. 44 ‘les irrégularités et les fautes nombreuses’. GAW NAW inv. nr. 1885, circulaire nr. 76 van onderprefect Magniet, d.d. 13 vendémiaire IX (5 oktober 1800). 45 Jean Willems uit Weert. GAW NAW inv. nr. 1886, Tableau des conscrits réfractaires d.d. 8 november 1808. 46 Pierre Corneille van Aeken uit Weert. GAW NAW inv. nr. 1886, Tableau des conscrits réfractaires, d.d. 8 november 1808. 47 Guillaume Sijben uit Stramproy trad op twintigjarige leeftijd in het huwelijk met Catharine Stals, op 1 floréal VIII (30 april 1800) te Weert. GAW BS Weert. Dertien dagen eerder had hij als Wilhelmus Sijben te Stramproy een kerkelijk huwelijk gesloten. GAW Register RK parochie St. Willebrord te Stramproy.
166
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
48 49 50 51
52 53
54
55 56
57 58 59 60
Op een onbekende datum meldde hij zich als dienstplichtontduiker vrijwillig bij de prefectuur, waarna hij naar het leger werd gezonden. RAL NRA inv. nr. 1774. Op 10 april 1807 werd hij als soldaat van het 12de régiment infanterie de ligne afgekeurd voor verdere dienst. RAL FA inv. nrs. 548 en 549. Antoine Kuypers uit Weert diende per 11 juli 1807 in het 2de regiment dragonders, dat gelegerd was te Maastricht. Op 13 oktober 1807 werd hij daar afgekeurd voor de dienst. Op 31 december 1807 zou het officiële congé de réforme volgen. GAW NAW inv. nr. 67; SHAT inv. 24 Yc 136. GAW NAW inv. nr. 1886, kladschrift van Bloemarts, maire van Weert, ongedateerd maar betrekking hebbend op een brief van Desbans d.d. 19 december 1807. GAW NAW inv. nr. 35, kopie van congé de réforme van Antoine Kuijpers en van het daarbij horende rapport van de militaire gezondheidsofficieren. Pierre Stijnen uit Weert was getrouwd in Someren, een naburige gemeente in Bataafs Brabant. GAW NAW inv. nr. 1886, Tableau des conscrits réfractaires d.d. 8 november 1808. Op 11 mei 1810 meldde hij zich bij de burgemeester van Weert om gebruik te maken van de amnestieregeling. GAW NAW inv. nr. 51. Henry Stijnen, de broer van Pierre Stijnen, diende van 14 juli 1807 tot 21 juni 1814 in het 2de regiment dragonders. GAW NAW inv. nr. 51; SHAT inv. nr. 24 Yc 134. Paul Perion, geboren in Weert maar op de conscriptielijst van de lichting VIII opgevoerd als inwoner van Nederweert. In 1812 verkocht Paul Perion, kleermaker te Alebeek, samen met zijn zus uit Weert een zeer kleine moestuin aan de Schoolstraat in Weert. GAW NA inv. nr. 4537, minuut van akte nr. 2 verleden voor notaris Cornelis d.d. 14 januari 1812. Aarlebeek en de verbasterde vorm daarvan Aalebeek zijn benamingen van het dorp Aarle in de gemeente Aarle-Rixtel. Van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek, deel I, p. 15 en 30-32. Een vermelding dat Paul Perion, dienstplichtontduiker uit Weert, overleden zou zijn in de garnizoensplaats Neuf Brisach mogen we waarschijnlijk beschouwen als een administratieve vergissing. RAL FA inv. nr. 549. Het ging om Jean Saesen, abusievelijk vermeld als Jean Paesen, en Henry Stoutemans uit Nederweert. Het stamboek van het 2de regiment dragonders vermeldt dat beide conscrits per 19 juli 1808 – de dag van de veldslag bij Bailén – in Spaanse krijgsgevangenschap belandden. In juni 1816 deden verwanten navraag bij het Franse ministerie van Oorlog naar het lot van Jean Saesen. Op 26 januari 1825 beantwoordde dat ministerie een soortgelijk verzoek van verwanten van Henry Stoutemans. Hieruit mogen we afleiden, dat beide personen niet zijn teruggekeerd uit Spaanse krijgsgevangenschap. SHAT inv. 24 Yc 136. Het betrof Guillaume Vossen uit het gehucht Leveroij, dat onder Nederweert ressorteerde. We komen hem wederom tegen in hoofdstuk 28, dat over de veteranen handelt. GAW NAW inv. nr. 1886, Tableau des conscrits réfractaires d.d. 8 november 1808 ; RAL FA inv. nrs. 548 en 549. Het betrof Jean Moonen uit Stramproy, die op 11 augustus 1807 deserteerde uit het 54ste régiment infanterie de ligne. Op 7 mei 1811 meldde hij zich vrijwillig op de prefectuur te Maastricht, waarna hij naar het dépôt des réfractaires te Vlissingen werd gestuurd. RAL FA inv. nrs. 548 en 561; SHAT inv. nr. 21 Yc 451. Darquenne, La conscription, p. 78. GAW BS Weert 1826. GAW BS Weert 1829. GAW BS Weert 1842.
HOOFDSTUK 9 1 2 3 4
5
Grauwels, red., Kroniek van Jan Reyners, p. 200. GAW NAW inv. nr. 1885, minuut van schrijven van maire Bloemarts aan de bevolking van Weert, d.d. 25 brumaire XI (15 november 1802). GAR AKGR inv. nr. 412, volgnummer 815, circulaire van prefect Loysel d.d. 1 brumaire XI (23 oktober 1802). Naast de invoering van de conscriptie in de vier geannexeerde departementen in het Rijnland, speelde mee dat de twee Corsicaanse departementen en de tien opstandige departementen in het westen van Frankrijk niet langer vrijgesteld waren van de conscriptie. Darquenne, La conscription, p. 83 ; Vallée, La conscription, p. 247-249. De wet van 28 floréal X (18 mei 1802) die de opkomst van de gecombineerde lichting van de jaren IX & X
N OT E N
167
6
7
8 9 10 11 12 13
14 15 16 17 18 19
20
168
regelde, had de verantwoordelijkheid gelegd bij de departementale raden en de arrondissementsraden. Een Consulair Besluit van 18 thermidor X (6 augustus 1802) legde deze verantwoordelijkheid evenwel bij de prefecten en onderprefecten. Vallée, La conscription, p. 249-250, 259. In november 1798 waren er bijvoorbeeld geen troepen gelegerd in Maastricht. De enige beschikbare eenheid – een compagnie huzaren – werd op dat moment ingezet in de strijd tegen de Brabantse opstandelingen. Het bevolkingscijfer van Maastricht bedroeg op dat moment 15.882. Spiertz, Maastricht, p. 179. Uitgaande van dit cijfer zou Maastricht bij de lichting IX & X een soldaat moeten leveren per 465 inwoners, nog steeds een verhouding die duidelijk afwijkt van de rest van het departement. Volgens een opgave van de maire van Maastricht kende deze stad in 1807 slechts 14211 inwoners. Ubachs, ‘Het primaire onderwijs’, p. 163. Uitgaande van dit inwonertal zou de verhouding een op 417 bedragen, waarmee de stad nog steeds duidelijk bevoordeeld werd. GAR AKGR inv. nr. 412, volgnummer 815, circulaire van prefect Loysel d.d. 1 brumaire XI (23 oktober 1802) met in bijlage een ‘répartition des conscrits entre les municipalités’. De bevolkingscijfers heb ik ontleend aan: Hardenberg, Inventaris, p. XLVI; Jansen, red., ‘Statistique de l’arrondissement de Ruremonde (1808)’, p. 112-125; Jansen, red., ‘J.L. Languesse. Précis statistique’, p. 45 en 52. Darquenne, La conscription, p. 84-87. GAR AKGR inv. nr. 412, volgnummer 815, circulaire van prefect Loysel d.d. 1 brumaire XI (23 oktober 1802), artikel 17 van het besluit van de prefect d.d. 1 brumaire XI (23 oktober 1802). GAW NAW inv. nr. 1885, minuut van schrijven van maire Bloemarts aan de bevolking van Weert d.d. 30 brumaire XI (20 november 1802). GAW NAW inv. nr. 1885, minuut van schrijven van maire Bloemarts aan de bevolking van Weert d.d. 30 brumaire XI (20 november 1802). GAW NAW inv. nr. 1885, minuut van schrijven van maire Bloemarts aan de bevolking van Weert d.d. 1 en 4 frimaire XI (22 respectievelijk 25 november 1802). Hoeveel conscrits deze kans te baat namen, is bij gebrek aan gegevens niet te reconstrueren. Ten minste zes conscrits van de lichtingen IX en X uit Weert meldden zich in november 1802 voor actieve dienst of voor de reserve, terwijl hun namen niet voorkwamen op de officiële conscriptielijsten van de lichtingen IX en X die door de prefect waren vastgesteld op respectievelijk 22 pluviôse XI (11 februari 1802) en 22 prairial XI (11 juni 1802). Het betrof Leonard Barhon, Theodore Caldenbach, Jacques Meijers, Corneille Stocken, Pierre Strouxs en Pierre Thewissen. GAW NAW inv. nr. 1885, minuut van besluit van maire Bloemarts d.d. 21 pluviôse XI (10 februari 1803); zie ook: GAR AKGR inv. nr. 412, volgnr. 884, door maire Quisthoudt opgestelde kopie van een besluit van de prefect van de Nedermaas d.d. 9 pluviôse XI (29 januari 1803). GAR AKGR inv. nr. 412, volgnr. 882, brief van Mordellet, luitenant van de 100ste demi-brigade, aan maire Quisthoudt van Roermond, d.d. 19 pluviôse XI (8 februari 1803). GAW NAW inv. nr. 1885, minuut van besluit van maire Bloemarts d.d. 21 pluviôse XI (10 februari 1803). In Meeuwen bijvoorbeeld, een dorp twintig kilometer ten zuidwesten van Weert, bepaalde op 20 november 1802 een loting het lot der conscrits van de lichtingen IX & X. Grauwels, red., Kroniek van Jan Reyners, p. 228. GAR AKGR inv. nr. 413, volgnr. 901, besluit van de onderprefect van het arrondissement Roermond d.d. 19 ventôse XI (10 maart 1803). Een Nederlandse vertaling hiervan in: GAR AKGR inv. nr. 2176. De maire van Roermond had de gemeenteraad op 20 brumaire XI (10 november 1802) bijeengeroepen om zich te buigen over de reclamaties van conscrits die zich niet geschikt achtten voor de dienst. De raad stelde de besluitvorming echter uit tot een volgende zitting, drie dagen later. Op 23 brumaire XI kwamen vervolgens slechts zeven raadsleden opdraven, waarvan er twee zich onthielden van de besluitvorming omdat zij vader waren van een conscrit. Het besluitvormingsproces stokte op deze manier. Omdat de wet niet voorzag in deze situatie, kondigde onderprefect Liger dezelfde dag nog een noodverordening af. Maire Quisthoudt zou de gemeenteraad nogmaals bijeenroepen. Wanneer het quorum niet gehaald zou worden, zou het raadsbesluit in dit geval toch rechtsgeldig zijn. Wanneer alle raadsleden verstek zouden laten gaan, zou de maire zelfs in zijn eentje een besluit mogen nemen. GAR AKGR inv. nr. 412, volgnr. 808, brief van onderprefect Liger aan de maire van Roermond d.d. 23 brumaire XI (13 november 1802); GAR AKGR inv. nr. 412, volgnr. 809, besluit van onderprefect Liger d.d. 23 brumaire XI (13 november 1802). Rekruteringsofficier Mordellet, tevens luitenant van de 100ste demi-brigade, kondigde op 17 frimaire XI (30 november 1802) de keuring aan van de conscrits die Roermond had aangewezen. GAR AKGR inv.
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
21 22
23 24 25
26 27 28 29 30 31
32
33 34
nr. 412, volgnr. 832, brief van Mordellet aan de maire van Roermond. Meteen na de keuring, op dezelfde dag nog, deed Mordellet verslag van zijn bevindingen. GAR AKGR inv. nr. 412, volgnr. 836, brief van Mordellet aan de maire van Roermond d.d. 19 frimaire XI (10 december 1802). GAR AKGR inv. nr. 413, volgnr. 901, besluit van de onderprefect van het arrondissement Roermond d.d. 19 ventôse XI (10 maart 1803). Een Nederlandse vertaling hiervan in: GAR AKGR inv. nr. 2176. Voor het tweede detachement, dat zich op 25 germinal XI (15 april 1803) te Roermond voor vertrek zou verzamelen, werden 42 conscrits opgeroepen. Logischerwijze vervingen zij de 31 afgekeurde conscrits plus de dienstplichtontduikers. Dat zou betekenen dat in eerste instantie elf conscrits verstek zouden hebben laten gaan. GAR AKGR inv. nr. 413, volgnr. 914, brief van rekruteringsofficier Mordellet aan de maire van Roermond d.d. 17 germinal XI (7 april 1803). GAR AKGR inv. nr. 413, volgnr. 901, besluit van de onderprefect van het arrondissement Roermond d.d. 19 ventôse XI (10 maart 1803). Een Nederlandse vertaling hiervan in: GAR AKGR inv. nr. 2176. GAR AKGR inv. nr. 413, volgnr. 914, brief van rekruteringsofficier Mordellet aan de maire van Roermond d.d. 17 germinal XI (7 april 1803). Deze lijst bevindt zich als processtuk in het dossier van de rechtszaak tegen de twaalf dienstplichtontduikers van de gecombineerde lichtingen IX en X van het arrondissement Roermond. RAL NRA inv. nr. 1616, dossier Jacques Huycken e.a. Het betrof conscrits die zich oorspronkelijk op 26 pluviôse XI (dinsdag 15 februari 1803) te Roermond hadden moeten melden. Zekerheid daarover verschaft de naam van Leonard Berdy uit Roermond op deze lijst. Hij staat namelijk reeds als dienstplichtontduiker vermeld in een rapport over de gang van zaken in Roermond van 19 ventôse XI (10 maart 1803). GAR AKGR inv. nr. 2176. Darquenne, La conscription, p. 85. Het departement Nedermaas moest 420 conscrits van de lichtingen IX & X leveren voor actieve dienst, waarvan 378 bestemd waren voor de 100ste halve brigade en 42 voor het 6de regiment bereden jagers. RAL FA inv. nr. 450, consulair besluit van 18 thermidor X (6 augustus 1802). ‘Ainsi les jeunes soldats de la Meuse-Inférieure trouveront sous les mêmes drapeaux des compagnons de leur enfance, parlant le même langage, ayant les mêmes goûts et les mêmes habitudes.’ GAR AKGR inv. nr. 412, volgnummer 815, circulaire van prefect Loysel, d.d. 1 brumaire XI (23 oktober 1802). Zie hoofdstuk 10. GAW NAW inv. nr. 66, minuut van brief van maire Bloemarts aan de prefect van de Nedermaas d.d. 18 frimaire XIV (9 december 1805). Een sergeant bracht hem aan bij het Hollandse leger in Nijmegen. Een officier zond hem op 29 april 1807 door naar het Hollandse 4de linieregiment, dat gelegerd was te Den Briel. GAW NAW inv. nr. 1886, lijst van dienstplichtweigeraars en deserteurs uit de gemeente Weert die dienst hebben genomen in het Hollandse leger, d.d. 21 juli 1807; RAL FA inv. nr. 583. Guillaume Vijgenboom meldde zich in februari 1809 tweemaal aan als remplaçant, eerst voor Leonard Rijskens, later voor Leonard Denis, beiden conscrits uit het kanton Bree. Per 5 maart 1809 diende Guillaume Vijgenboom in het 1ste regiment chasseurs à cheval. Reeds op 21 juli van dat jaar werd hij in dit korps afgekeurd voor de dienst, wat geen bevreemding wekt gezien zijn eerdere afkeuring. Zijn verdere lot is onduidelijk. Op 29 juni 1811 vroeg de maire van Weert om een ‘certificat de présence’ aan de conseil d’Administration van het regiment, waaruit we mogen afleiden dat Guillaume niet was teruggekeerd in Weert en evenmin het einde van zijn militaire carrière bekend had gemaakt. Wellicht ook was de vermelding van de afkeuring in het regimentsboek niet correct, want op 15 maart 1813 vroeg de maire van Weert aan de prefect van het departement van de Nedermaas om een verificatie van een overlijdensakte van Guillaume Vijgenboom, die overleden zou zijn als soldaat in het 1ste Regiment chasseurs à cheval. De moeder van Vijgenboom had dat certificaat nodig om het geld te reclameren waar haar overleden zoon recht op had krachtens het remplaçantencontract dat hij had afgesloten. GAW NAW inv. nr. 35, verklaringen van de maire van Weert d.d. 7 en 18 februari 1809; GAW NAW inv. nr. 67, minuut van brief van de maire van Weert aan de prefect d.d. 15 april 1807, met een overzicht van de conscrits van de lichting 1806 die definitief afgekeurd waren voor de dienst; GAW NAW inv. nr. 68, minuten van uitgaande brieven d.d. 29 juni 1811 en 15 maart 1813; RAL FA inv. nr. 484; SHAT inv. nr. 24 Yc 252. RAL FA inv. nrs. 554 en 602; GAW NAW inv. nr. 66, minuut van brief van maire Bloemarts aan de prefect van de Nedermaas d.d. 18 frimaire XIV (9 december 1805). GAW NAW inv.nr 1885, verklaring van de commandant te Arnhem d.d. 11 mei 1811; GAW NAW inv. nr. 51, registratie d.d. 31 mei 1812 van congé de réforme voor Théodore van der Heyden, afgegeven te Luik
N OT E N
169
d.d. 21 mei 1812. 35 RAL NRA inv. nr. 1625, dossier Mathieu Nijs, tweetalige verklaring van conscrits van de lichtingen IX en X van de gemeente Roggel d.d. 10 fructidor XI (28 augustus 1803). 36 RAL NRA inv. nr. 1625, dossier Mathieu Nijs, tweetalige verklaring van de maire en de conseil municipal van Roggel d.d. 10 fructidor XI (28 augustus 1803). 37 Roggel diende een conscrit van de lichting IX en een van de lichting X te leveren voor actieve dienst. GAR AKGR inv. nr. 412, volgnr. 815, circulaire van prefect Loysel d.d. 1 brumaire XI (23 oktober 1802) met in bijlage een ‘répartition des conscrits entre les municipalités’. Naast Joris Huijs moest Pierre Linssen opkomen, die plaatselijk bekend stond als de zoon van ‘Vlaemse Jan’ op ‘het Eynd’ te Roggel. RAL NRA inv. nr. 1625, dossier Mathieu Nijs, verklaring van Pierre Dietzenbacher d.d. 14 juli 1806. 38 Een kroon was formeel gezien een écu ter waarde van zes livre. In de praktijk was de waarde van dit zilveren muntstuk zes franc. De kroon stamde uit het ancien régime en had formeel gezien plaats moeten maken voor de franc die aan het decimale stelsel gekoppeld was. Door het uitblijven van een – door Napoleon als te kostbaar beschouwde – inwissel- en omsmeltprocedure bleef de oude kroon de meest gangbare pasmunt. 39 RAL NRA inv. nr. 1625, dossier Mathieu Nijs, proces-verbaal van verhoor van Mathieu Nijs d.d. 29 thermidor XI (17 augustus 1803). 40 RAL NRA inv. nr. 1625, dossier Mathieu Nijs, tweetalige verklaring van Maria Cuijpers, weduwe van Willem Huijs en moeder van Gregorius ofwel Joris Huijs, d.d. 4 fructidor XI (22 augustus 1803). 41 RAL NRA inv. nr. 1625, dossier Mathieu Nijs, tweetalige verklaring van Maria Cuijpers, weduwe van Willem Huijs en moeder van Gregorius ofwel Joris Huijs, d.d. 4 fructidor XI (22 augustus 1803). 42 Joris Huijs werd op 1 vendémiaire XII (24 september 1803) door een krijgsraad veroordeeld wegens desertie uit het 17de régiment d’ infanterie de ligne. In juni 1806 was hij nog steeds voortvluchtig. RAL NRA inv. nr. 1625, dossier Mathieu Nijs, brief van Gombervaux, luitenant van de gendarmerie te Roermond, aan de procureur te Roermond, d.d. 17 juni 1806. 43 RAL FA inv. nr. 549. 44 Wassink, Van stad en buitenie, p. 202. 45 GAW BS Weert , aangifte van overlijden van Jacques Coppers d.d. 8 augustus 1815. 46 GAW OAW inv. nr. 5, f. 24, magistraatsbesluit d.d. 13 januari 1791. 47 In 1796 woonde Anna Maria Scheepers, de weduwe van Henry Janssen, in de Schoolstraat. GAW NAW inv. nr. 1187. Als echtgenote van Jacobus Koppers overleed ze op 24 germinal VIII (16 april 1800) in hun woning aan de Schoolstraat. GAW BS Weert. In 1806 woonde garde de nuit Jacques Coppers met zijn gezin aan het Molenstraatje. GAW NAW inv. nr. 1189. Bij zijn overlijden op 8 augustus 1815 woonde Jacques Coppers aan de Schoolstraat. GAW BS Weert. 48 GAW NAW inv. nr. 2169, brief van luitenant Bordé, commandant van de twee compagnieën van het 3de bataljon van de 9de demi-brigade veteranen, gelegerd te Weert, aan de maire van Weert, d.d. 14 nivôse IX (4 januari 1801). 49 In 1775 ontving de nachtwaker in de winter vijf gulden en in de zomer vier gulden per maand. Wassink, Van stad en buitenie, p. 202. 50 GAW NAW inv. nr. 1187. 51 Het analfabetisme van Jacobus Coppers blijkt uit het feit, dat hij de inschrijving van zijn huwelijk op 9 januari 1797 ondertekende met een kruisje. GAW Huwelijksregister St. Martinusparochie. 52 GAW NAW inv. nr. 879, brief van onderprefect Liger aan maire Bloemarts d.d. 24 floréal X (14 mei 1802). 53 De lotgevallen van Jean François Coppers staan beschreven in hoofdstuk 17. 54 SHAT inv. nr. 21 Yc 727. 55 Op 24 juli 1810 werd er nog een onderzoek ingesteld, of hij wellicht zou zijn teruggekeerd naar zijn oude woonplaats. De departementale autoriteiten bestempelden hem als ‘onbekende conscrit’ omdat hij niet voorkwam in hun administratie. RAL FA inv. nr. 576. Bij het opstellen van de militielijst in het voorjaar van 1815 werd bij Henry Coppers genoteerd dat hij nog steeds in militaire dienst was, wat een eufemisme was voor het feit dat hij niet was teruggekeerd uit Franse legerdienst. RAL PA inv. nr. 141. 56 Jacques Meijers sneuvelde of werd krijgsgevangen gemaakt op 20 brumaire XIV (11 november 1805). Er werd naderhand niets meer van hem vernomen, zodat hij per 11 mei 1807 geschrapt werd uit het regimentsregister. SHAT inv. nr. 21 Yc 727. In de campagne van 1805 behoorde het 100ste linieregiment met het 4e Regiment Lichte Infanterie tot de voorhoede van het legerkorps van maarschalk Mortier. Doordat
170
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
maarschalk Murat voor eigen glorie ging en optrok naar Wenen, raakte het korps van Mortier op de noordoever van de Donau geïsoleerd. De voorhoede van het korps van Mortier stuitte op 11 november 1805 bij Dürrenstein op de hoofdmacht van het Russische leger onder leiding van Koetoesov. Door een heldhaftig optreden van de voorhoede van Mortier en door tactische blunders aan Russische kant werd het Franse legerkorps niet in de pan gehakt. Dit ging ten koste van ruim tweeduizend Franse slachtoffers, onder wie Jacques Meijers. Het is terug te lezen in het meesterlijke boek dat Sokolov gewijd heeft aan de campagne van 1805. Sokolov, Austerlitz, p. 260-271. Jacques Stals was geboortig uit Stramproy maar diende hoogstwaarschijnlijk voor Weert. Stals behoorde namelijk tot de lichting van het jaar X, terwijl Stramproy een conscrit van de lichting IX moest leveren voor actieve dienst en niemand van de lichting X. Stramproy vaardigde inderdaad een conscrit van de lichting IX af, namelijk Pierre Brunenbergh, die de dienstplicht overigens probeerde te ontlopen. Het is met andere woorden onverklaarbaar waarom Jacques Stals per 1 ventôse XI (20 februari 1803) in de 100ste demi-brigade diende, tenzij hij dat deed als vrijwilliger voor de buurgemeente Weert. Zonder Stals zou Weert een conscrit te weinig hebben geleverd, wat bevreemding wekt omdat er geen enkele vermelding is van zo’n dienstplichtontduiker, terwijl er over de andere twee conscrits die in gebreke bleven – Henricus Vijgenboom en Théodore van der Heyden – veel correspondentie bewaard is gebleven. Het lijkt derhalve meer dan plausibel dat Jacques Stals diende voor de gemeente Weert. Tijdens de campagne die zou eindigen in de slag bij Austerlitz kreeg hij op 28 brumaire XIV (18 november 1805) een kogel in de rechterarm, te Stein in Oostenrijk. Hij stierf op 12 juni 1806 te Straatsburg. SHAT inv. nr. 21 Yc 727. Corneille Stocken had toestemming gekregen om de dienst te verlaten met verkrijging van een pensioen, maar voordat hij van deze regeling gebruik kon maken overleed hij in een hospitaal in Straatsburg, op 13 december 1807. GAW NAW inv. nr. 67, minuut van brief van maire Bloemarts aan de prefect van de Nedermaas d.d. 1 april 1808. 57 Hij arriveerde op 1 juli 1814 te Weert. GAW NAW inv. nr. 51. Reeds drie maanden later, op 10 oktober 1814, trouwde hij er. GAW BS Weert. In 1816 zou hij de schoonbroer worden van Dominicus Kneepkens, een napoleontische soldaat wiens leven beschreven wordt in hoofdstuk 17. HOOFDSTUK 10 1 2 3 4 5 6
7
GAW Huwelijksregister Sint-Martinusparochie, huwelijk d.d. 9 januari 1797. GAW BS Weert. RAL FA inv. nr. 473. Het stamboek van het 6de regiment chasseurs à cheval geeft een lengte van 1,83 meter. SHAT inv. nr. 24 Yc 279. Volgens een inspectierapport van de gendarmerie was hij iets korter, namelijk 1,79 meter. SHAT inv. nr. 28 Yc 480. GAW NAW inv. nr. 1885, minuut van besluit van maire Bloemarts d.d. 21 pluviôse XI (10 februari 1803). RAL FA inv. nr. 473. Henckens meldt in zijn memoires dat de groep op 15 februari 1803 vertrokken zou zijn vanuit Maastricht. Henckens, Mémoires, p. 11. Deze datum berust op een misverstand, dat ook in het stamboek van het 6de regiment bereden jagers terugkeert. Volgens dat stamboek zou een eerste groep van vijftien conscrits uit het departement Nedermaas, onder wie Henckens, op 26 pluviôse XI (15 februari 1803) aangekomen zijn. Waarschijnlijk heeft de administratie de datum overgenomen van een verzamelstaat van conscrits uit het arrondissement Maastricht die op die dag opgesteld was. Van 23 andere conscrits uit de Nedermaas werd de datum van aankomst in het regiment wél correct vermeld, namelijk 1 germinal XI (22 maart 1803). Deze laatste datum is goed te rijmen met gegevens uit ambtelijke stukken van de gemeente Weert en het departement Nedermaas (zie de twee voorgaande noten). We mogen aannemen dat de groep in zijn geheel op 17 februari 1803 vertrokken is vanuit Maastricht en op 22 maart 1803 is aangekomen in Bern. Over de feitelijke organisatie van de gecombineerde lichtingen van de jaren IX & X in het departement Nedermaas is nauwelijks archiefmateriaal bewaard gebleven. Volgens de officiële cijfers diende het departement 42 conscrits te leveren voor het 6de regiment bereden jagers, ofwel 10% van het totale contingent van 420 man. RAL FA inv. nr. 450, consulair besluit van 18 thermidor X (6 augustus 1802). In de praktijk weken de cijfers altijd enigszins af, zoals bijvoorbeeld blijkt uit een vergelijking van de officieel te leveren en feitelijk geleverde aantallen conscrits van de lichting XIV voor het 3de regiment bereden jagers. Peeters, Soldaten van Napoleon, p. 18-20. Het aantal van 49 conscrits uit de Nedermaas dat Henckens in zijn me-
N OT E N
171
8
9 10 11 12
13 14
15 16
17
18 19 20
172
moires noemt, zou derhalve kunnen kloppen. Henckens, Mémoires, p. 11. Henckens schreef zijn memoires evenwel in 1855, zodat we voor dit soort feitelijke details niet te veel op zijn werk mogen leunen. In het stamboek van het 6de regiment chasseurs à cheval zijn slechts 38 inschrijvingen terug te vinden. De administratie van dit stamboek was echter niet voorbeeldig, want veel Nederlandstalige namen van personen en plaatsen werden verbasterd, en soms werd zelfs het verkeerde departement vermeld. Het is dus zeer wel mogelijk dat het feitelijke aantal conscrits uit het departement Nedermaas iets hoger lag dan de genoemde 38. Op 13 vendémiaire XI (15 oktober 1802) had zich overigens al een zeventienjarige vrijwilliger uit Maastricht gemeld bij dit regiment. Omdat deze jonge vrijwilliger op dat moment feitelijk niet onder de conscriptie viel, laat ik hem hier verder buiten beschouwing. SHAT inv. nr. 24 Yc 279. Henckens, Mémoires se rapportant à son service militaire au 6ème régiment de chasseurs à cheval français de février 1803 à août 1816 publiés par son fils E.F.C.A. Henckens (Den Haag 1910). Van deze memoires is in 2004 een Nederlandse vertaling op de markt gebracht, die helaas enigszins taalgevoel en nauwkeurigheid mist. Waar Henckens schrijft dat hij en zijn collega conscrits als ‘héros en herbe’ op weg gingen van Maastricht naar hun legeronderdeel, bedoelt hij natuurlijk dat ze ‘helden in de dop’ waren. De vertaler spreekt echter van ‘groene helden’. Luitenant Henckens, Mémoires (Eygelshoven, z.j.), p. 31. En Henckens schreef natuurlijk niet dat zijn geboortestreek ‘werd geannexeerd door de Zeven Provinciën van de Nederlandse Republiek’. (p. 195) De in deze uitgave opgenomen kaarten met de route die Henckens aflegde, verdienen een vermelding in positieve zin. Tulard, Nouvelle bibliographie. Scheltens, Souvenirs. Beaujot, Relation de captivité. J.R. Cayron, red. ‘Voyages et campagnes en Espagne dans les années 1807 et 1808, par Cosme Ramaeckers, lieutenant au service de S.M. l’Empereur des Français et Roi d’Italie’, in: Carnets de la Fourragère, jaargang XII, nr. 2 (juni 1956), p. 77-106 ; nr. 3 (september 1956), pag. 165-184 ; nr. 4 (december 1956), p. 255-282. Herdrukt als: Cosme Ramaeckers, ‘Voyages et campagnes en Espagne dans les années 1807 et 1808’, in: Du Tage à Cabrera. Souvenirs de deux lieutenants et d’un caporal (Parijs 1999), p. 61-150. Willems, red., L’odyssée. Voor een kort verslag van dit handschrift zie: Buve, ‘Gedenkschriften van Jef Abbeel’. De in 1782 te Luik geboren Joseph de Maugeer diende als vrijwilliger in het 112de linieregiment, waarin hij het uiteindelijk tot luitenant bracht. Tijdens zijn diensttijd schreef hij niet alleen meer dan tweehonderd brieven, maar maakte hij ook notities in een schrift over zijn wederwaardigheden. Na zijn pensionering schreef hij zijn memoires. Deze geschriften vormden de basis voor de regimentsgeschiedenis die Cruyplants schreef. Cruyplants, Histoire illustrée. Cruyplants en Pawly verwijzen naar deze memoires. Cruyplants, Histoire illustrée, p. 257, noot 1; Pawly, Les Lanciers Rouges, p. 119. Het is door Karel Constant Peeters gepubliceerd onder de ietwat verhullende titel Soldaten van Napoleon (2de druk, Antwerpen 1977 (1ste druk 1955)). Volledigheidshalve verwijs ik hier naar twee andere werken. Nicolas Bodson, Un conscrit belge sous Napoléon (Brussel 1961) betreft een biografie van de conscrit Jean Pirlet, die weliswaar werkelijk bestaan heeft maar die geen dagboek of memoires heeft nagelaten. Ondanks de veelbelovende titel valt dit boek derhalve buiten het bestek van deze studie. R. Béhague, ‘L’odyssée d’un habitant de Méteren. Journal d’un émigré’, in: Bulletin du Comité flamand en France (1928), p. 50-62, is de analyse van een Vlaamstalig dagboek van Philippus Boone uit Frans-Vlaanderen, die in 1793 soldaat werd nadat de Franse volksvertegenwoordiging op ad-hocbasis een lichting had opgeroepen. Zowel qua herkomst als tijd valt dit werk buiten het kader van deze studie. Het dagboek zelf is bij mijn weten nog niet uitgegeven. Ongetwijfeld rusten er her en der in openbare archieven en particuliere collecties nog gedenkschriften, waarin napoleontische oud-strijders iets van hun herinneringen hebben vastgelegd. Zo heeft de geboren Maastrichtenaar Frans Joseph Crahay op late leeftijd zijn leven geboekstaafd, waarin hij ook een plek heeft ingeruimd voor zijn belevenissen als garde d’ honneur. Maar deze persoonlijke wederwaardigheden staan verscholen tussen kopieën van ambtelijke stukken en excerpten uit historische werken, zodat we hier niet kunnen spreken van volwaardige memoires. Per saldo blijft het aantal getuigenissen van ‘Belgische’ conscrits klein. Gemeentearchief Maastricht, Collectie handschriften, inv. nr. 307. Darquenne, La conscription, p. 177-178. Henckens, Mémoires, p. 11. Henckens, Mémoires, p. 12, 28-29, 100, 210.
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
21 RAL FA inv. nr. 576, brief van Gerardus Hermans uit Burgos, d.d. 3 juli 1812. 22 Chevalier, Souvenirs, p.57-58. 23 Chevalier meldt dat de door hem opgezette regimentsschool navolging vond. Chevalier, Souvenirs, p. 58. Coignet, een analfabete soldaat in het regiment grenadiers van de keizerlijke garde, leerde lezen en schrijven op zo’n regimentsschool en bracht het daarna tot kapitein. Coignet, Cahiers, p. 190-194. Jean Léonard Mafatz, een conscrit uit Malmédy (departement Ourthe) die diende in het 2de légion de réserve de l’ intérieur schreef op 16 juli 1807 vanuit Metz aan zijn ouders, dat hij zijn kameraden leerde schrijven, in ruil waarvoor hij wijn ontving. Tevens bezocht hij de regimentsschool: ‘On a formé une première classe de tous ceux qui savent écrire pour faire des “caporales” et des fourriers. Je vais à l’école trois heures le jour, deux heures le matin et une heure après midi. Cela me coûte 45 sous le mois.’ Fairon en Heuse, red., Lettres de grognards, p. 55-56. 24 RAL FA inv. nr. 531, brief van Peter Kusters vanuit Maagdenburg, d.d. 28 februari 1811. 25 Henry Merkelbagh, een conscrit uit Heerlen van de lichting XII die per 3 maart 1807 als remplaçant diende in het 12de regiment dragonders en die per 1 juni 1807 werd gedetacheerd bij het korps militaire tolken, mogen we als een uitzondering beschouwen. Het 12de regiment dragonders was op dat moment gelegerd in Pruisen, zodat Henry Merkelbagh zowel de Duitse als de Franse taal meester zal zijn geweest. Dat Henry Merkelbagh meer in zijn mars had dan de gemiddelde conscrit, blijkt ook uit zijn overgang naar de gendarmerie per 7 mei 1811. SHAT inv. nr. 24 Yc 167. 26 Henckens, Mémoires, p. 52. 27 Henckens, Mémoires, p. 14. 28 SHAT inv. nr. 24 Yc 279. 29 Op 21 brumaire XII (13 november 1803) vroeg Laffon, kolonel van het 6de regiment bereden jagers, per brief aan de maire van Weert om de juiste geboortedatum van René Princen, teneinde het nieuwe stamboek van het regiment correct in te kunnen vullen. GAW NAW inv. nr. 1885. Op 15 frimaire XII (7 december 1803) verstrekte maire Bloemarts de gevraagde informatie. GAW NAW inv. nr. 66, minuut van brief met volgnr. 305. 30 ‘Combien il faut de mal pour faire un héros !’ Chevalier, Souvenirs, p. 42. 31 Deze guerrillaoorlog in Calabrië, die aan Franse zijde twintigduizend doden kostte, is helder beschreven door de Amerikaanse historicus Finley. Bij zijn onderzoek heeft Finley de memoires van Henckens overigens niet geraadpleegd, wat aangeeft hoe weinig bekend deze memoires zijn. Finley, The most monstrous of wars. 32 Henckens, Mémoires, p. 46. Reynier, commandant van de Franse troepen in Calabrië, had aanvang 1807 de hoop opgegeven dat hij de plaatselijke bevolking voor zich kon winnen door een min of meer correct gedrag van zijn militairen. Voortaan beschouwde hij de opstandelingen niet langer als militaire tegenstanders maar als bandieten. Daarom liet hij gevangengenomen guerrilla’s niet langer met de kogel executeren, maar liet hij ze ophangen en liet hij de lijken vervolgens hangen als afschrikwekkend voorbeeld voor andere oproerkraaiers. Hij spiegelde daarmee de wijze waarop guerrilla’s de door hen gevangengenomen Franse militairen behandelden. Finley, The most monstrous of wars, p. 98-99. 33 Chevillet geeft van deze operaties in de frontlinie een verslag dat ongekend levendig en rijk aan details is. Het 8ste regiment bereden jagers waarin Chevillet diende, vormde tijdens deze campagne samen met het 6de, 9de en 25ste regiment bereden jagers de 2de cavaleriedivisie. Regelmatig opereerde het 8ste regiment chasseurs à cheval samen met het 6de. Chevillet, Souvenirs, p. 139-238. 34 Zij werden ingedeeld bij de chevaux légers van de koninklijke garde van Joseph Bonaparte. Zij volgden hun vorst toen deze in 1808 het Koninkrijk Napels verwisselde voor dat van Spanje. RAL FA inv. nr. 526, verklaring van de maire van de gemeente Ryckholt op 8 november 1809. 35 SHAT inv. nr. 24 Yc 279. 36 SHAT inv. nr. 4 M 145, De Mitry, ‘Historique du 6e Régiment de chasseurs à cheval 1676-1888’, p 112. 37 Van de 250 man, die zich op 13 november te Smolensk bij de drie eskadrons van het 6de regiment bereden jagers voegden, haalden slechts enkelen het tot Orsa, waar het regiment op 18 november aankwam en tot 20 november verbleef. Henckens, Mémoires, p. 153-154. 38 De Mitry, ‘Historique du 6e Régiment de chasseurs à cheval 1676-1888’, p 126. Manuscript aanwezig in: SHAT inv. nr. 4 M 145. 39 SHAT inv. nr. 4 M 145, De Mitry, ‘Historique du 6e régiment de chasseurs à cheval 1676-1888’, p 126. Henckens, Mémoires, p. 157. Ook in een ander opzicht wijzen de memoires van Hencken op de tekortkomingen van de officiële gegevens. Volgens deze officiële gegevens zou niemand van het 6de Régiment chas-
N OT E N
173
40 41 42
43 44
45 46 47 48 49 50 51
seurs à cheval deel hebben uitgemaakt van het Escadron sacrée. Henckens laat er geen twijfel over bestaan, dat de twee bereden officieren van het regiment, plus hijzelf als bereden onderofficier, tot deze bereden escorte van Napoleon behoorden. SHAT inv. nr. 24 Yc 279. Henckens, Mémoires, p. 135-136 en 139-140. Zamoyski, 1812, p. 451. Onder de vele bronnen die Zamoyski gebruikt heeft bij het schrijven van zijn studie, bevinden zich de memoires van Henckens. Zamoyski omschrijft Henckens overigens telkens als officier c.q. luitenant, terwijl Henckens tijdens de Russische veldtocht onderofficier was. Zamoyski, 1812, p. 304, 356. Henckens, Mémoires, p. 157-165. ‘puisque nous conservions à l’armée en détresse le seul homme qui pût nous tirer du mauvais pas dans lequel nous nous trouvions.’ Henckens, Mémoires, p. 158. Zamoyski bevestigt de juistheid van Henckens’ inzicht: ‘men and officers alike realised that only he [=Napoleon] could keep the remains of the army together, and that only he was capable of snatching some shreds of victory from the jaws of defeat.’ Zamoyski, 1812, p. 456. ‘Le vrai courage du soldat français, c’est de savoir supporter l’adversité et la misère’. Chevalier, Souvenirs, p. 249. SHAT inv. nr. 24 Yc 279. RAL FA inv. nr. 576, brief van Jacobus Janssen, soldaat in het 2de bataillon expéditionnaire, geschreven te La Rochelle op 21 november 1810. Blijkens een beoordeling uit 1811 kon gendarme Martin Janssen nauwelijks schrijven, althans in het Frans. SHAT inv. nr. 28 Yc 480. SHAT inv. nr. 24 Yc 279; GAW NAW inv. nr. 51. GAW NAW inv. nr. 51. SHAT inv. nr. 28 Yc 480.
HOOFDSTUK 11 1 2
3 4
5
174
GAW NAW inv. nr. 2181, rekwisitieorder van oorlogscommissaris F. Mougenoi, verbonden aan het hoofdkwartier van het leger van het Noorden te ’s-Hertogenbosch, d.d. 26 vendémiaire III (17 oktober 1794). Wilhelmus Theodoor Malingrez werd op 27 november 1727 geboren in Grave als zoon van Pierre Malingrez en Christina Johanna de Meijer. Zijn vader was geboren in Givrauval, een gehucht twintig kilometer ten zuidoosten van Bar-le-Duc, in Lotharingen. Waarom hij zich in Holland had gevestigd, is onduidelijk. Op 3 maart 1715 was hij te Grave getrouwd. Wilhelmus Theodoor Malingrez trad op zijn beurt op 19 maart 1760 te Grave in het huwelijk met Maria Anna Ververs uit Weert. Hij vestigde zich naderhand in de geboorteplaats van zijn bruid. Tweemaal werd hij burgemeester van Weert, in 1775-1776 en 1783-1784. Wilhelmus Theodoor Malingrez overleed op 2 maart 1808 in Grave. Aangezien Wilhelmus Theodoor Malingrez als groothandelaar in koper onder anderen koperslagers uit Lommel bevoorraadde, mag hier niet onvermeld blijven dat enkele tientallen teuten uit Lommel – en waarschijnlijk ook uit andere dorpen in de Kempen – aan het eind van de zeventiende eeuw en in de achttiende eeuw handel dreven in Lotharingen. Het is meer dan een curiosum dat Remy Exelmans, een generaal die onder Napoleon diende, in 1775 in Bar-le-Duc was geboren als kleinzoon van een ambulante handelaar uit Neerpelt. Mertens, Handel, p. 114-120. GAW NAW inv. nr. 2177, reçu en rekening voor de levering van koper aan Den Bosch, beide d.d. 29 vendémiaire III (20 oktober 1793), en ongedateerde briefjes die verbanden houden met de betaling van het geleverde koper. ‘Ce qui fait élever pour le commerce de Weert le produit brut, c’est la fabrication de quelques alambics et serpentins propres à la distillation des grains’. AN inv. nr. F/12/1625, brief van prefect Roggieri van het departement van de Nedermaas aan de Ministre des Manufactures et du Commerce, met in bijlage inlichtingen ten behoeve van de economische statistiek voor het jaar 1811, d.d. mei 1813. Henry Mansoeke en zijn echtgenote Marie Clare van Hemert waren over deze lening 4% rente verschuldigd. GAW NA inv. nr. 4492, minuut van akte met volgnr. 90, verleden voor notaris Bloemarts op 12 mei 1812.
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
6 7
8
9 10 11 12
13 14 15
16
Knaepen, Lommel, p. 58. Dankzij deze studie van Knaepen is het archief van de schepenbank van Lommel goed ontsloten, wat het mogelijk maakt om iets van de activiteiten van Malingrez in kaart te brengen. Wilhelmus Theodorus Malingrez uit Weert had aan Hendrik Peter Martens en Thomas Van Vlerken koperwaar geleverd in de periode van 6 november 1781 tot en met 5 januari 1784. Op 20 juli 1786 trof Martens in Weert een minnelijke schikking met Malingrez over de afbetaling van zijn deel van de restschuld, te weten 650 Hollandse gulden. Op 15 augustus 1786 werd deze regeling vastgelegd voor de Schepenbank van Lommel. Op 16 juni 1790 verklaarde Malingrez dat Martens zijn schuld voldaan had. RAH ASL inv. nr. 16, f. 109r-110r. Op 11 september 1787 verschenen voor de Schepenbank van Lommel ‘Helena Coppens huijsvrouw van Jan Moors, en Dingena Ooms huijsvrouw van Peter Kenens inwoners alhier binnen Lommel de welke bij ende mitsgaders desen verklaerden zig te stellen als borgen en schuldenaresse principaal te weten de eerste genaemde voor haren zoon en schoonzoon Mighiel Moors en Christiaan Joosten ende tweede genaemde comparante voor voorn. haren man Peter Keenens, welke voornemens zijn te samen in compagnie negotie en coopmanschap te doen en zulks ten behoeve van de heer Willem Theodoris Malingrez koopman in koper wonende te Stadweert en dat voor de voldoeninge van sodanige goederen en coopmanschappe zo van koperwerk als andersints, als voorgen. heer Willem Theodoris Malingrez nu en in het vervolg van tijd tot tijd aan opgemelde Mighiel Moors, Christiaan Joosten en Peter Kenens in compagnie ter henner requisitie zal komen te leveren, en sulks tot wederopzeggings toe.’ RAH ASL inv. nr. 16 f.207r-207v. Onder de verzamelterm ‘teuten’ vielen naast ambulante koperslagers ook rondtrekkende lubbers – die vee castreerden – en handelaren in mensenhaar. Om precies te zijn leenden Guillaume Wouters en Lambert Houmans 2962,50 franc, waarover ze een rente van 4% moesten betalen. RAL NA inv. nr. 783, minuut van akte met volgnr. 78 verleden voor notaris Van Halen op 10 prairial XIII (30 mei 1805). Ook over deze lening van 894 franc moest 4% rente betaald worden. GAW, NA, inv. nr. 4483, minuut van akte met volgnr. 166 verleden voor notaris Bloemarts op 23 fructidor X (10 september 1802). Waarschijnlijk speelde Malingrez ook in meer algemene zin een rol als financier en intermediair in het financiële verkeer. In een kasboek dat Jacobus Haeldermans uit Stramproy heeft bijgehouden staat in 1807 ten minste tweemaal vermeld dat geldverkeer op Antwerpen plaatsvond via wisselbrieven van ‘Mallgree’ uit Weert. Slechts een fragment van dit kasboek is gepubliceerd. Het origineel, dat in particuliere handen is, heb ik nog niet kunnen traceren. Rietjens en Teuwen, ‘Soldaten van Napoleon’, p. 65. Een vage maar intrigerende aanwijzing vormen de zakelijke contacten – waarschijnlijk van financiële aard – die Charles Frison, een vooraanstaande entrepreneur uit Brussel, onderhield met ‘Malengré’. Roger De Peuter, die boeiende bladzijden heeft gewijd aan de handel en wandel van Frison, heeft ‘Malengré’ niet kunnen opsporen. Gezien de zeldzaamheid van de naam ligt een connectie met Wilhelmus Theodorus Malingrez – of een directe verwant van hem – voor de hand. Peuter, Brussel in de achttiende eeuw, p. 325, noot 176. MacLean, ‘Koperindustrie in Nederland’, p. 39. Bij de verkoop van de inboedel van Henricus Herwegh ging een ‘plat de cuivre avec couverture dite taertepan ou tourtière’ onder de hamer voor 17,50 franc en een ‘pofferpantje de cuivre’ voor twee franc. GAW NA inv. nr. 4536, minuut van akte 2 opgesteld door notaris Cornelis op 15 oktober 1808. In de inleiding van dit boek zijn we Jacobus Opgenhaeffen tegengekomen, de broer van dienstplichtontduiker Wilhelmus Opgenhaeffen. In de inleiding zagen we dat het een arme familie betrof. Jacobus Opgenhaeffen was een dagloner, die zijn vrouw en vier kleine kinderen moest onderhouden. Toch kocht hij op 15 oktober 1808 voor drie franc een geelkoperen koffiepot. Het geeft aan dat zowel koperen keukengerief als koffie tot de eerste levensbehoeften behoorden. GAW NA inv. nr. 4536, minuut van akte met volgnr. 2, verleden voor notaris Cornelis op 15 oktober 1808. Schoenmaker Joannes Jacobus van Es baadde zich op 11 thermidor XI (zaterdag 30 juli 1803) om 13:00 uur in een reservoir in een moestuin aan de Schoolstraat in Weert, met water dat hij uit de stadsgracht gepompt had, zo verklaarden twee getuigen. Joannes Jacobus van Es, die meestal Jacobus of Jacques werd genoemd, werd verdacht van diefstal van de grote koperen kraan die bij dit reservoir hoorde. RAL NRA inv. nr. 1991. Joannes Jacobus van Es woonde met zijn weduwe-moeder, Marie Catharine Cuijpers, aan de Schoolstraat. GAW NAW inv. nr. 1187. De moeder verdiende de kost als spinster. Vader Peter en broer Joannes Essen of Van Es komen we in hoofdstuk 19 tegen als marketenters bij het Oostenrijkse leger. Joannes Jacobus van Es leidde een turbulent leven. Op 11 prairial X (31 mei 1802) stond hij terecht voor de
N OT E N
175
17 18
19
20
21 22
176
correctionele rechtbank van het arrondissement Roermond op verdenking van mishandeling van voerman Everard Vandelaer uit Weert. Het leverde hem een gevangenisstraf van acht maanden op. RAL NRA inv. nr. 1578. In februari 1804 tekende hij een contract om voor 1200 franc de militaire dienst over te nemen van Pierre Kessels, een boerenzoon uit het Nederweerter gehucht Kreijel. RAL NRA inv. nr. 782, minuut van akte verleden voor notaris Van Halen op 25 pluviôse XII (15 februari 1804). Joannes Jacobus van Es was zelf een conscrit van de lichting van het jaar VIII, die vergeten was bij het opstellen van de conscriptielijst. Het remplaçantencontract werd om onbekende redenen niet uitgevoerd, want op 25 ventôse XII (16 maart 1804) vertrok Pierre Kessels zelf naar het leger. RAL FA inv. nr. 602. Joannes Jacobus van Es bleef in Weert, waar hij in het najaar van 1805 verdacht werd van moord of doodslag. Hij zou op de late avond van 5 brumaire XIV (zondag 27 oktober 1805) in de Schoolstraat een steen hebben gegooid naar het hoofd van schoenmaker Zegerius van Driet, met dodelijke afloop. Bij gebrek aan bewijsmateriaal kwam de zaak niet voor de rechter. RAL NRA inv. nr. 1994. Bij de openbare verkoop van de boedel die Zegerius van Driet had nagelaten, kocht Jacques van Es voor 4,75 franc zijn ‘couteaux de cordonnier’. RAL NRA inv. nr. 2423, minuut van akte met volgnr. 4 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 9 november 1805. Met een kaarsensnuiter werd het verkoolde stukje pit afgeknipt, zodat de kaars zonder walmen verder brandde. Ook al trekken ambulante koperslagers de aandacht, we moeten niet uit het oog verliezen dat er op het platteland ook sedentaire koperslagers waren, en dat deze sedentaire koperslagers bovendien niet honkvast waren. Jonge koperslagers wisselden frequent van positie, vermoedelijk om van verschillende meesters de kneepjes van het vak te leren. Peter Henricus Bisschops verliet op achttienjarige leeftijd het ouderlijk huis te Neukirchen-Vluyn (vijftien kilometer ten noorden van Krefeld) om bij de plaatselijke koperslager Jacques Lichtenberg twee jaar in de leer te gaan. Daarna verbleef hij twee en een half jaar in Krefeld, een jaar in Hüls (een dorp acht kilometer ten noordwesten van Krefeld), een half jaar in Wachtendonk (een dorp halverwege Venlo en Neukirchen-Vluyn) en een jaar in het twintig kilometer noordelijker gelegen Uedem, om daarna neer te strijken bij Renier Teeuwen in Heythuysen, ten oosten van Weert. Deze laatste locatie is opmerkelijk, omdat Heythuysen een dorp was van waaruit ambulante koperslagers naar Duitse gewesten trokken. RAL NRA inv. nr. 1992, proces-verbaal van verhoor van Peter Henricus Bisschops door de Substitut magistrat de sûreté van het arrondissement Roermond, d.d. 13 germinal XII (3 april 1804). Natuurlijk treffen we onder de colporteurs ook eenlingen aan, maar dezen lijken een andere negotie beoefend te hebben als de koperteuten. Zo kreeg colporteur Pietro Zamponi uit het Italiaanse Forni op 8 nivôse XII (30 december 1803) in Roermond een reispas om naar Brussel te trekken. GAR AKGR inv. nr. 4045. Op 29 brumaire an XIII (20 november 1804) stond de 36-jarige Paul Pelerino, ‘marchand colporteur de Gorsenne en Italie’, terecht voor de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement Roermond. Hij had in Frankfurt sieraden als betaling aangenomen, die weliswaar niet voorzien waren van de officiële, verplichte keurmerken, maar die hij op 6 brumaire XIII (28 oktober 1804) keurig had aangeboden op het ‘Bureau de garantie’ te Keulen. RAL NRA inv. nr. 1579. De 34-jarige Pierre Mieleret, een ‘fondeur de cuillers’, ofwel iemand die tinnen lepels goot, was geboortig uit het departement Cantal. Hij had zijn domicilie gekozen in Petit Rechain, een dorp tussen Luik en Verviers, in het departement Ourte. Op 3 frimaire XII (vrijdag 25 november 1803) werd hij gearresteerd in een herberg te Haelen (een dorp op de westoever van de Maas, nog geen twintig kilometer ten oosten van Weert), waar hij de nacht wilde doorbrengen. Men zag hem namelijk aan voor een landloper, al beschikte hij over een paspoort. RAL NRA inv. nr. 1991, proces-verbaal van verhoor van Pierre Mieleret door de officier van justitie van het arrondissement Roermond, d.d. 4 frimaire XII (26 november 1803). De rondtrekkende ketellapper Jean Passepon was eveneens geboortig uit het departement Cantal. Hij had zich gevestigd in Maaseik. De maire van Maaseik omschreef hem als een man ‘sans le moindre éducation ni instruction’ die zijn brood verdiende ‘en courant pendant toute l’année le pays pour exercer sa métier de chaudronnier ambulant’. RAL FA inv. nr. 532, brief van de maire van Maaseik aan de onderprefect, d.d. 15 februari 1813. Ook Bétielle en Mertens maken melding van colporteurs uit de Cantal, die opereerden in het gebied dat tegenwoordig België heet. Béteille, ‘Les migrations saisonnières’, p. 430; Mertens, Handel, p. 277. GAW NAW inv. nr. 1187. Gijsbertus Berenbroeck, zoon van Judocus Berenbroeck en Maria Anna de With, was op 27 mei 1750 te Eindhoven gedoopt. RANB doopregister Eindhoven.
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
23 Het huwelijk werd op 21 januari 1782 in de Sint-Martinuskerk te Weert voltrokken door Bonifacius Beerenbroek, ‘religieus der vermaerde abdye van Tongerloo en capellaen tot Tilborgh’, met permissie en in aanwezigheid van pastoor Janssens van Weert. GAW Huwelijksregister Sint-Martinusparochie. 24 Dat was althans de situatie in 1796. GAW NAW inv. nr. 1187. 25 GAW Doop- en begraafregister van de Martinusparochie Weert. 26 Marie Thérèse Beerenbroek, een zus van de peettante van Gijsbert Beerenbroek, was getrouwd met Jacques Loijens. Na zijn overlijden zette zij als weduwe Loijens de handel in stoffen voort. Zij woonde in Weert in het hoekpand van de Markt en de Molenstraat, naast goudsmid Peter van Brussel. 27 Mevrouw Beekmans, de weduwe van neef Arnoud Antoine Beerenbroek, verhuisde later naar Maastricht. Vanuit haar nieuwe woonplaats liet zij in het voorjaar van 1813 haar roerende goederen te Weert veilen. RAL NRA inv. nr. 2426, minuut van akte 44, verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 24 april 1813. 28 Al vormt de welvaartsgroei op zich onvoldoende verklaring voor de toegenomen consumptie van koffie en thee. De consumenten zouden hun geld immers ook aan andere dranken hebben kunnen besteden. Bovendien vond in de periode 1730-1760 een snelle groei van de consumptie van koffie en thee plaats, terwijl zowel de welvaartsgroei als de daling van de prijzen van koffie en thee in deze periode bescheiden waren. Janssen suggereert dat koffie en thee in zwang kwamen als ochtenddranken vanwege hun oppeppende en arbeidsbevorderende werking. Hij spreekt zelfs van ‘een bewuste keuze voor een efficiënte organisatie van het arbeidsproces’. Jansen, ‘Wilt u koffie of thee?’, p. 36-68, citaat op p. 62. Bij deze hypothese kunnen we vraagtekens plaatsen. In de eerste plaats kunnen we niet zomaar intenties toeschrijven aan actoren op grond van de cijfers over de totale consumptie van koffie en thee in een stad. In de tweede plaats geeft Jansen zelf aan dat in Maastricht in 1760 per inwoner per dag 3,5 à 4 koppen thee en koffie werden geconsumeerd. Aangezien niet iedereen in gelijke mate koffie en thee genuttigd zal hebben – jonge kinderen zullen dit zelfs helemaal niet hebben gedaan – mogen we aannemen dat een aanzienlijke groep veel meer dronk dan de genoemde 3,5 à 4 koppen per dag. Een dergelijke consumptie gaat de karakterisering van ochtenddrank te boven. Voskuil geeft een andere verklaring voor de snelle en massale introductie van koffie en thee in de achttiende eeuw. Hij wijst in de eerste plaats op een verslechtering van de kwaliteit van water en bier in deze periode, wat de vraag naar alternatieve dranken opriep. Daarnaast vermeldt hij een nieuwe sociabiliteit: thee en koffie pasten bij de toegenomen behoefte aan gezelligheid en huiselijke intimiteit Tenslotte memoreert hij het statusverhogende karakter van met name het drinken van thee. Door thee te drinken – de drank van de elite – konden personen uit de middengroepen zich verheffen boven anderen. Deze verklaring kan echter niet standhouden in het licht van de cijfers over de drankconsumptie in Maastricht. Bier bleef hier een populaire drank, terwijl koffie en thee op zo’n korte termijn volksdranken werden dat ze onmogelijk gekoppeld kunnen worden aan een verschuivende sociabiliteit of het navolgen van de elite. Het hele betoog van Voskuil gaat overigens mank aan een anachronistisch uitgangspunt. Voskuil onderzoekt niet de verspreiding van koffie en thee in Nederland in de zeventiende en achttiende eeuw, maar zoekt een verklaring voor het bestaan van regionale verschillen in Nederland in de consumptie van koffie en thee in 1955. Voskuil, ‘De verspreiding van koffie en thee’. Dibbits wijst op het complexe verband tussen de nieuwe sociabiliteit en de consumptie van koffie en thee. Omdat de bereiding van koffie en thee bewerkelijk is, is het praktisch om zo’n handeling te verrichten voor meer mensen tegelijk. De populariteit van deze dranken was met andere woorden niet – of niet alleen – een gevolg van een toegenomen sociabiliteit, maar stimuleerde juist een huiselijke sociabiliteit: een gezinsleven waarin er, naast de eetmomenten, meer collectieve momenten van rust waren. Dibbits, Vertrouwd bezit, p. 156-158. 29 Jansen, ‘Wilt u koffie of thee?’, p. 48-50 en 53. De gegevens die Jansen verstrekt over het feitelijke verbruik van koffie en thee in Maastricht, verdienen extra aandacht, omdat ze aantonen dat historici met schattingen over het gebruik van koffie en thee vaak aan de lage kant zitten. Waar in Maastricht in 1761-1762 ruim tien ton koffie en 5,5 ton thee werd geconsumeerd, schat De Peuter het verbruik in Brussel in 1760 op 36 ton koffie en 6,5 ton thee. Met 65.000 inwoners was Brussel in deze periode vijfmaal zo groot als Maastricht. Het verbruik en daarmee ook de handel in thee zal in Brussel aanzienlijk groter zijn geweest dan De Peuter veronderstelt. De Peuter, Brussel in de achttiende eeuw, p. 110-111. 30 Jansen, ‘Wilt u koffie of thee?’, p. 54-58. 31 Jansen merkt op, dat aan dit vraagstuk nooit enige aandacht is besteed. Jansen, ‘Wilt u koffie of thee?’, p. 62. Ook Steegen wijst erop, dat we nauwelijks weten hoe producten als thee en koffie uiteindelijk de
N OT E N
177
32 33
34
35 36
37 38 39
40
41
42
178
consumenten op het platteland bereikten, die in continentaal Europa 80% van de bevolking uitmaakten. Steegen, ‘Kleinhandel en kramers’, p. 163-164, 173-176. De Peuter constateert: ‘de geschiedenis van de detailhandel in de Zuidelijke Nederlanden tijdens de vroegmoderne periode is een nog grotendeels braakliggend terrein.’ De Peuter, Brussel in de achttiende eeuw, p. 50. In 1758 werd in de Brusselse Almanach nouveau slechts een bedrijf genoemd dat handelde in koffie en thee. Het vormt een aanwijzing dat de groothandel in koloniale waren pas laat in de achttiende eeuw van de grond kwam. De Peuter, Brussel in de achttiende eeuw, p. 315, noot 101. Zelfs in een dorpje als Tongerlo, vijftien kilometer ten zuiden van Weert, vestigde zich een kruidenier. De kleinschaligheid van zijn nering blijkt uit een petitie die hij indiende: ‘A pein entré dans la commune de Tongerloeij ayant fait une acquisition d’une très petite maison, pour la somme de huit cent francs, laquelle été auparavant loué annuellement pour la somme de seize francs, les réparations à charge du propriétaire; pour y établir une petite commerce, consistant à vendre en détaille du caff ye, sucker, tabac, thé, et de temps en temps un mouchoir et un oun de gros drap que j’achète moi-même dans les autres boutique non par pièce entière mais par ouns au demi pièce’. RAL FA inv. nr. 4114, petitie van Jacques Vleeshouwers, ‘marchand épicier à Tongerloo’, ongedateerd maar gezien de context geschreven kort vóór 23 ventôse XI (14 maart 1803). Op 19 september 1810 bezochten Ide Vinkers, haar echtgenote Laurent Brinckman, en haar zwangere zus Jeanne Vinkers – dit trio zullen we wederom tegenkomen in hoofdstuk 24 – de kermis te Swartbroek. Ide Vinkers ontmoette daar een vrouw, Cornelie Linssen, die een mand koffiebonen droeg. Er ontstond ruzie over een oude, onbetaalde rekening van vier en een halve kroon voor koffie geleverd aan Cornelie Linssen. In het handgemeen dat ontstond, belandden de koffiebonen ter aarde. Cornelie Linssen vertrok naar Weert om daar een klacht te gaan indienen. Het eerder genoemde drietal raapte de bonen op, zeefde ze en gaf ze in bewaring bij een boerin. Enkele dagen later bezochten gendarmes van de brigade Weert deze boerin, de dertigjarige Jeanne Joosten, echtgenote van de 53-jarige Laurent Korsten, boer op Swartbroek. Het gezelschap ging vervolgens naar Pierre Maes, onderwijzer te Swartbroek, om de koffie te laten wegen. De koffie woog 4,5 kilo. De zaak kwam niet voor het gerecht. RAL NRA inv. nr. 1996, getuigenverklaringen afgelegd ten overstaan van de vrederechter van het kanton Weert, d.d. 5 oktober 1810. Jansen, ‘Wilt u koffie of thee?’, p. 66. Aan de weduwe J. Loyens, een koopvrouw in stoffen die aan de Markt in Weert woonde, naast goudsmid Petrus van Brussel, verkocht Van Lanschot op 4 mei 1786 voor vijftien gulden en elf stuivers artikelen die verder niet omschreven werden. RANB AVL inv. nr. 949, f. 142. Aan P. Dams, de rector van het wittevrouwenklooster aan Maasstraat in Weert, leverde Van Lanschot op 25 maart 1790 voor tien gulden, zes stuivers en acht oord niet nader gespecificeerde goederen. RANB AVL inv. nr. 924, f. 140. Aan ‘Josephus van den Eynde med. doctor tot Weert’ leverde Van Lanschot op 2 maart en 2 april 1791 voor in totaal 71 gulden en vier stuivers aan waren. RANB AVL inv. nr. 949, f. 183. RANB AVL inv. nr. 950, f. 154. RANB AVL inv. nr. 924. Voerman François Stultjens uit Weert had op 21 frimaire X (12 december 1801) vijftig pond koffie ter waarde van 27 Hollandse gulden en tien stuivers ofwel 54,32 franc opgehaald bij ‘Den Doop père et fi ls, négociants’ te Den Bosch, voor rekening van Egide Drissan, kruidenier aan de Beekstraat te Weert, maar had deze koopwaar niet afgeleverd. RAL NRA inv. nr. 2420, vonnis van het vredegerecht van het kanton Weert, d.d. 16 vendémiaire XI (8 oktober 1802). Aan landbouwer Mathieu Berben uit Baexem, een dorp vijftien kilometer oostelijk van Weert, leende Guibert Beerenbroek 1200 franc uit, tegen een rente van 5%, ter financiering van ‘diverses marchandises à lui livrées’. GAW NA inv. nr. 4489, minuut van akte 907 verleden voor notaris Bloemarts op 18 mei 1809. ‘un commerce assez étendu dans les marchandises, épiceries et autres’. Op 1 germinal X (22 maart 1802) diende Jacques Frenken een verzoekschrift in om verlaging van de hem opgelegde patentbelasting over het jaar X ad 50 franc. Dit verzoekschrift werd afgewezen, met name omdat maire Bloemarts verklaarde dat Jacques Frenken inderdaad een koopman was die met eigen wagens de markten bezocht. RAL FA inv. nr. 4113. Aan het eind van de jaren 1790 onderhield Christian Pompen uit Leende een lijndienst op het traject Antwerpen-Roermond vice versa, waarbij hij Weert aandeed. In het eerste decennium van de negentiende eeuw werd deze lijndienst onderhouden door Dominique Pompen, die geboortig was uit Leende maar die
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
43 44
45
46 47 48
49 50 51 52 53 54
55
56
57 58 59
getrouwd was met een Weertse en die zich in dit stadje had gevestigd. In 1798 troffen douaniers bij een inspectie van de wagen van Christian Pompen te Roermond onder andere 25 pond koffie aan, die hij vanuit Antwerpen had meegenomen voor de heer Bourghof te Roermond. Het ligt voor de hand, dat Christian en Dominique Pompen ook kruideniers in Weert bevoorraadden. RAL NRA inv. nr. 1425, dossier Christian Pompen, verslag van de zitting van de correctionele rechtbank van het arrondissement Roermond op 11 nivôse VII (31 december 1798). In een notarieel contract werd Dominique Pompen omschreven als ‘marchand épicier en détail’. RAL NA inv. nr. 783, minuut van akte 29 verleden voor notaris Van Halen op 10 pluviôse XIII (30 januari 1805). Jean Herman Latour fils, een vrachtrijder uit Liempde (een dorp ten noordwesten van Eindhoven), stuitte op 22 brumaire VIII (12 november 1799) in de gemeente Helchteren, op de grote weg van Hasselt naar Eindhoven, op een militaire post. Bij controle bleek dat hij twee brieven bij zich had, die beide waren gericht aan koopman Van Lanschot in ’s-Hertogenbosch. Zijn excuus dat hij de brieven had aangenomen in plaatsen waar geen postkantoor was, werd niet relevant geacht. Hij werd veroordeeld tot een boete van driehonderd franc wegens ontduiking van de wet op het postverkeer. RAL NRA inv. nr. 186, dossier Jean Herman Latour fils. ‘que les fruits de tous mes travaux sont absorbés par elle [=ma femme] dans le caffé, & qu’en cas qu’elle persévère de boire mon argent de concert avec son père, je me vois réduit à la misère & à la mendicité’; ‘que le caffé sera un jour ma ruine’. RAL NRA inv. nr. 1992, proces-verbaal van verhoor van Servais Mathieu van Winckel door de vrederechter van het kanton Achel, d.d. 3 vendémiaire XII (26 september 1803). Servais Mathieu van Winckel werkte als arbeider bij zijn schoonvader Jean Lenaers, die wagenmaker was. ‘ses attentions toutes aimables et son bon thé’. RAL MvK inv. nr. 66, brief van maarschalk Kellermann aan H.J. Michiels van Kessenich, d.d. 30 augustus 1809. Kellermann was per 17 april 1809 commandant van het reserveleger van de Rijn. Hij schreef voornoemde brief vanuit zijn hoofdkwartier te Wesel. ‘coffre à thé avec trois petites boites en dedans et cabaret de bois’; ‘coffre à thé en forme des livres’. GAW NA inv. nr. 4536, minuut van akte 2 opgesteld door notaris Cornelis op 15 oktober 1808. Namens koopman François van Lanschot uit Den Bosch eiste Gijsbert Beerenbroek een schuldbekentenis plus rentevergoeding van Pierre Houben, handelaar te Weert, voor koopwaar ter waarde van 2128 franc die Van Lanschot aan Houben geleverd had. GAW NA inv. nr. 4491, minuut van akte 57 verleden voor notaris Bloemarts op 17 april 1811. Govers, Het geslacht en de firma F. van Lanschot, p. 91. GAW OAW inv. nr. 470, paspoort d.d. 24 juli 1792. GAW, OAW, inv. nr. 469, paspoorten d.d. 27 februari 1793 en 16 maart 1793. GAW OAW inv. nr. 469, paspoort d.d. 6 fructidor III (23 augustus 1795). GAW OAW inv. nr. 469, paspoort d.d. 12 maart 1793. ‘et autres endroits de l’intérieur’. De paspoortregisters van zowel de kantonnale municipaliteit van Weert als van de maire van Weert zijn verloren gegaan. In 1800 gebruikte maire Bloemarts de achterkant van een inmiddels verlopen paspoort van Guibert Beerenbroek als kladblaadje, reden waarom het bewaard is gebleven. GAW NAW inv. nr. 1885, paspoort verstrekt op 5 floréal VII (24 april 1799). Aan zijn kantoorbediende J.B. Noten verstrekte Guibert Beerenbroek een volmacht om een bedrag van 513,65 franc te innen dat J. Henkens uit Eygelshoven hem verschuldigd was voor geleverde suiker en koffie. RAL NRA inv. nr. 2416, minuut van volmacht afgegeven door de griffier van het vredegerecht van het kanton Weert op 9 prairial VII (28 mei 1799). Bij een diefstal in een boerderij in het Weerter gehucht Hushoven in 1806 werden vijftig Louis d’or en veertig Franse kronen ontvreemd, die zich in twee kisten bevonden, de een aan het hoofdeinde van het bed, de ander aan het voeteinde van het bed. De dief lichtte ook de kist van de dienstmeid, aan het voeteneinde van haar bed, en nam daaruit twee dubbele Louis d’or, vijftien Franse kronen, een gouden kruisje en een gouden ring mee. RAL NRA inv. nr. 1995, proces-verbaal opgesteld door de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 15 juli 1806. In de nacht van 29 op 30 december 1814 ontvreemdde een inbreker bij de kapelaan van Leveroy 25 Louis d’or uit een commode naast zijn bed, en daarnaast een zilveren brillenkoker en 8,55 franc aan kleingeld uit de zakken van de kleren van de kapelaan. RAL NRA inv. nr. 1951, proces-verbaal opgesteld door de maire van Heythuysen op 30 december 1814. Van den Eerenbeemt, ‘Over effecten, grond en koffie’, p. 141. Govers, Het geslacht en de firma F. van Lanschot, p. 192-201. Van een Weerter echtpaar kocht Guibert Beerenbroek voor duizend Franse livres een rentebrief ter waarde
N OT E N
179
60
61
62 63 64 65 66 67 68 69
70 71
180
van duizend Duitse gulden op de Bank van Wenen, die jaarlijks 4% rente opbracht. GAW NA inv. nr. 4483, minuut van akte met volgnr. 2, verleden voor notaris Bloemarts op 23 thermidor IX (11 augustus 1801). Leerlooier Gerard Caris uit Weert verkocht twee rentebrieven op de Bank van Wenen aan J.G. d’Ertwegh, koopman en bankier te Wenen, waarbij Guibert Beerenbroek als vertegenwoordiger van J.G. d’Ertwegh optrad. GAW NA inv. nr. 4483, minuut van akte met volgnr. 111, verleden voor notaris Bloemarts op 18 floréal X (8 mei 1802). De familie Bloemarts uit Weert verkocht voor negenhonderd franc een rentebrief met een nominale waarde van duizend franc op de Bank van Wenen aan Jean Guillaume d’Ertwegh, bankier te Wenen, waarbij Guibert Beerenbroek als vertegenwoordiger van J.G.d’Ertwegh optrad. RAL NA inv. nr. 783, minuut van akte met volgnr. 20, verleden voor notaris Van Halen op 26 frimaire XIII (17 december 1804). Guibert Beerenbroek kocht in 1804 onroerend goed aan van een Weerter echtpaar, ter afwikkeling van een hypothecaire lening van duizend franc die dat echtpaar op 10 juni 1794 had afgesloten bij Beerenbroek. RAL NA inv. nr. 782, minuut van akte met volgnr. 73, verleden voor notaris Van Halen op 13 messidor XII (2 juli 1804). Op 5 mei 1807 tekende Antoine Kneepkens uit Weert een contract om in het leger te dienen als remplaçant voor Théodore Adrien Leën, zoon van een koopman uit Sint-Huibrechts-Lille, een dorp vijftien kilometer ten zuidwesten van Weert. Gijsbert Beerenbroek stelde zich daarbij garant voor betaling van 1800 franc, een aanzienlijk deel van de totale vergoeding van 2400 franc die in het contract werd vastgelegd. Antoine Kneepkens en zijn broer Dominique Kneepkens komen we uitgebreid tegen in hoofdstuk 17. GAW NA inv. nr. 4487, minuut van akte 587 verleden voor notaris Bloemarts te Weert op 5 mei 1807. Regeringscommissaris Panhuys plaatste Beerenbroek op 17 juli 1815 op een lijst van notabelen van het arrondissement Roermond, waarbij hij aantekende: ‘très riche (…), jouit de beaucoup de considération’. Beterams, The high society belgo-luxembourgeoise, p. 453. GAW OAW inv. nr. 5, f. 21v.-22r., besluit van de magistraat van Weert d.d. 15 december 1790. Haanen, ‘Weert, Nederweert en Wessem’, p. 78-79. GAW OAW inv. nr. 5, f. 21v, besluit van de magistraat van Weert d.d. 11 december 1790. Precies een jaar na zijn voornoemde opdracht stuurde de magistraat van Weert hem wederom op pad naar Roermond, ditmaal om te overleggen met de kolonel over de ordonnantie om patriottische geweren en ander wapentuig in te leveren. GAW OAW inv. nr. 5, f. 39r. GAW OAW inv. nr. 469, paspoort verstrekt aan Guibert Beerenbroek op 16 maart 1793; GAW NAW inv. nr. 1885, paspoort verstrekt aan Guibert Beerenbroek op 5 floréal VII (24 april 1799). GAW NAW inv. nr. 68, minuut van brief met volgnr. 667 van maire Bloemarts aan de onderprefect, d.d. 9 april 1810. Joanna Catharina Beerenbroek, de peettante van Gijsbert Beerenbroek, woonde in 1796 aan de Langstraat in Weert in het huis van het echtpaar Jean Bos en Catharine Beekmans. Laatstgenoemde was de zus van Gertrude Beekmans, de schoondochter van Joanna Catharina Beerenbroek. GAW NAW inv. nr. 1187. De nauwe betrekkingen die de families Beerenbroek en Bos onderhielden blijken ook uit de doop van Wilhelmina Catharina Bos, dochter van Jean (Joannes) Bos en Catharina Beekmans. W.T. Malingrez en J.C. Beerenbroek waren op 2 oktober 1793 als peter en meter getuige bij de doop. GAW doopregister SintMartinusparochie Weert. Ook in financieel opzicht waren de families gelieerd. In juni 1799 leende het echtpaar Jean Bos en Catherine Beekmans 4714 franc van W.T. Malingrez en zijn echtgenote. RAH, Microfi lm 1462298, Item 2, minuut van akte 78 verleden voor notaris J.M.Van de Borne te Maaseik op 29 prairial VII (17 juni 1799). Twee maanden later leenden Jean Bos en echtgenote 4000 franc van Joanna Catherina Beerenbroek. RAH, Microfi lm 1462298, Item 2, minuut van akte 101 verleden voor notaris J.M.Van de Borne te Maaseik op 14 fructidor VII (31 augustus 1799). Van Gijsbert Beerenbroek leende het echtpaar-Bos eveneens geld. GAW NA inv. nr. 4483, minuut van akte 170, verleden voor notaris Bloemarts op 27 fructidor X (14 september 1802). Zie ook: GAW NA inv. nr. 4485, minuut van akte nr. 387 verleden voor notaris Bloemarts op 6 thermidor XII (25 juli 1804). ‘En effet ce pays est indigne du bonheur qu’il possède’. RAL FA inv. nr. 4300, rapport van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij de kantonnale municipaliteit van Weert, over de maand ventôse VII, d.d. 6 germinal VII (26 maart 1799). AN inv. nr. F/1cIII/Meuse-Inférieure/3, Compte rendu par l’administration centrale du Département de la Meuse-Inférieure depuis le 24 frimaire an IV jusqu’au 15 floréal an V, p. 4.
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
72 GAW NAW inv. nr. 2181, brief van Gijsbert Beerenbroek aan de heer Van Panhuys, ‘commissaire du gouvernement pour le département de la Meuse Inférieure’, d.d. 27 november 1814. 73 Vrederechter Joseph van Halen maakte in november 1800 gebruik van de mogelijkheid die de wet hem bood om een nieuwe assessor aan te wijzen, nu Guibert Beerenbroek zijn functie had neergelegd. RAL NRA inv. nr. 2418, verslag van buitengewone zitting van het vredegerecht van het kanton Weert, d.d. 18 brumaire IX (9 november 1800). In 1813 was Gijsbert Beerenbroek tweede plaatsvervangend vrederechter. In deze functie trad hij – bij afwezigheid van de vrederechter en de eerste plaatsvervanger – een enkele maal op als vrederechter. RAL NRA inv. nr. 2426, vonnis van het vredegerecht van het kanton Weert, d.d. 12 januari 1813. 74 Op 8 prairial XII (25 mei 1804) legde Gijsbert Beerenbroek, conseiller d’arrondissement, ten overstaan van adjoint au maire Jean François van der Piepen – bij afwezigheid van maire Bloemarts – de eed van gehoorzaamheid aan de grondwet van het keizerrijk en van trouw aan de keizer af . GAW NAW inv. nr. 804. 75 GAW NAW inv. nr. 764. 76 De minister van Oorlog had de prefecten laten weten dat er bij de organisatie van de lichtingen van de jaargangen IX & X veel remplaçanten waren aangewezen voor actieve dienst, ‘qui ne réunissaient pas les qualités réquises, et surtout qui n’étaient pas domiciliés dans l’Arrondissement’. RAL FA inv. nr. 450, circulaire van de prefect van het departement Nedermaas, d.d. 12 brumaire XII (4 november 1803), met op p. 6 een citaat uit een brief van de minister van Oorlog d.d. 20 vendémiaire XII (13 oktober 1803). 77 Nicolas Schneider had tijdens zijn Franse diensttijd de naam van Michel Bossier gevoerd. Deze Zwitser was gedeserteerd uit het 26ste régiment chasseurs à cheval, dat gelegerd was te Luik. Vanwege zijn desertie werd hij ter dood veroordeeld. Het vonnis werd op 27 pluviôse XII (17 februari 1804) om elf uur ’s ochtends in Luik voltrokken, in aanwezigheid van heel het garnizoen. Om de vervolging van maire Brackx mogelijk te maken – een bestuurder kon onder normale omstandigheden niet vervolgd worden voor daden die hij had verricht tijdens de uitoefening van zijn functie – verleende Napoleon op 7 fructidor XII (25 augustus 1804) daartoe toestemming vanuit zijn ‘quartier général impérial de Pont-de-Brique près Boulogne’. In het licht van het vervolg van dit hoofdstuk is het interessant dat maire Brackx alle verantwoordelijkheid legde bij de gedelegeerde van de prefect die de loting van de conscrits van de lichtingen XI & XII in het kanton Bree regelde: de heer De Borman. RAL NRA inv. nr. 207, dossier Leonard Brackx; RAL NRA inv. nr. 1579, verslag van de zittingen van het tribunal correctionnel van het arrondissement Roermond op 25 prairial XII (14 juni 1804) en 17 pluviôse XIII (6 februari 1805). 78 Via een rondschrijven lichtte prefect Loysel de maires in de Nedermaas in over deze gang van zaken. RAL FA inv. nr. 450, circulaire van de prefect van de Nedermaas, d.d. 12 brumaire XII (4 november 1803). 79 RAL FA inv. nr. 450, minuut van besluit van prefect Loysel d.d. 29 brumaire XII (21 november 1803), inhoudende de benoeming van gedelegeerden die namens de prefect toezicht zouden houden op de loting van de conscrits van de lichtingen van de jaargangen XI & XII. 80 GAW NAW inv. nr. 1885, besluit van onderprefect Liger d.d. 19 frimaire XII (11 december 1803). 81 ‘qu’une note analytique sera tenu de toutes les discussions, opérations et décisions’. GAW NAW inv. nr. 1885, minuut van verslag van de loting van conscrits van het kanton Weert op 10 nivôse XII (1 januari 1804). Het verslag zelf bevindt zich in: RAL NRA inv. nr. 239, dossier François Stienen. 82 Luyksgestel ressorteerde onder het kanton Achel, maar verkeerde als exclave van het departement Nedermaas in een bijzondere positie. Per 1 januari 1808 werd het daarom bij het Koninkrijk Holland gevoegd, in ruil voor Lommel, dat voortaan deel ging uitmaken van Frankrijk. 83 ‘Mr. Deboorman délégué, et messieurs les maires faisant son conseil, ont formé une comité secrète, dans une chambre particulier où personne n’avoit le droit d’entrer que les initiés. (...) il est aisé de figurer, Monsieur le Préfet, que des fonctionnaires justes, impartiaux n’auraient pas crains de délibérer en présence d’un public’ ; ‘Ce vertueux fonctionnaire n’a point cherché à cacher ses opérations, tout s’est fait publiquement et en présence de toutes les personnes qui y avoient quelque intérêt, il reçut avec bonté toutes les observations et réclamations qui lui furent présentées et le tirage terminé tous les jeunes gens même ceux que le sort avait désigné étoient contents et se disaient l’un à l’autre, au moins cette année ce n’est point comme celle dernière, le tout se fait avec justice.’ RAL FA inv. nr. 607, verzoekschrift van Willem van Eyndhoven aan de prefect van de Nedermaas, d.d. 28 mei 1806. 84 Willem van Eyndhoven legde uit: ‘les jeunes gens qui se destinent au commerce, doivent faire un surnumérariat de sept ans, il importe donc qu’ils s’y livrent à bonne heure, afin de pouvoir jouir du fruit de leurs travaux dans l’age ou les infirmités de la vieillesse se font sentir, mon fi ls ayant pris le parti d’entrer dans une
N OT E N
181
85 86
87 88 89 90 91 92 93 94 95 96
182
compagnie de marchands des cheveux est sortie de chez moi à l’age de 15 ans. Ces marchands n’ont point de pays fi xe, ils n’ont que des espèces des dépôts dans les principales villes des pays où ils se trouvent, ils sont continuellement en circulation tantôt en Russie, puis en Allemagne, en Turquie en Suède, Danemark, en Amérique et même aux judes, mon fi ls est donc peut être dans les pays les plus éloignés, je l’ignore, car depuis son départ je n’ai reçu aucune nouvelle.’ RAL FA inv. nr. 607, verzoekschrift van Willem van Eyndhoven aan de prefect van de Nedermaas, d.d. 28 mei 1806. Volgens een ambtelijk schrijven was de werkelijkheid iets minder spectaculair en was Rombaut van Eyndhoven een van de zes conscrits van de lichtingen van de jaren XII, XIII en XIV uit Luyksgestel, die deel uitmaakten van de compagnie van Pleck in Horsens, aan de oostkust van Jutland. RAL FA inv. nr. 607, brief van De Borman, vrederechter van het kanton Bree, aan de prefect van de Nedermaas, d.d. 6 oktober 1807, met in bijlage een overzicht van dienstplichtontduikers die lid waren van een teutencompagnie. Horsens was een centrum van de teutenhandel in Denemarken, met een eigen opslagplaats en smederij voor de koperslagers uit de Kempen. Het was tevens een centrum voor de ambulante handelaren uit de Kempen die mensenhaar opkochten. Knippenberg, ‘Luiksgestelse koperteuten’, p. 144-145; Mertens, Handel, p. 70-71. ‘je sais seulement qu’il a été pour apprendre le commerce soit, en Hanovre, ou dans l’évêché de Hildesheim’. GAW NAW inv. nr. 1885, brief van Hennericus Trouwen aan de maire van Nederweert, d.d. 8 nivôse XII (30 december 1803). Over het fenomeen van familiebezoeken van teuten uit de Kempen die zich in Duitse gewesten hadden gevestigd, weten we weinig. Een gerechtelijk dossier leert ons dat ‘Arnould Reuvers natif de Peer résidant en Almagne marchand de profession maintenant à Peer pour voir sa famille’ op 29 augustus 1806 werd vermoord in een sparrenbos nabij Peer. De 26-jarige Pierre Antoine Willem Bollen, die woonde in Helmstedt, dertig kilometer ten oosten van Brunswijk, ‘actuellement à Peer pour y voir sa famille’, had ’s ochtends nog met hem opgetrokken. Ze hadden zich tot negen uur in de ochtend vermaakt bij de weduwe van Henry Reuvers, waar Arnould Reuvers logeerde, en waren daarna gaan jagen, samen met een derde persoon. Om elf uur ging Pierre Bollen naar Peer om er kruit en lood te kopen voor de jacht. Hij at vervolgens in zijn kosthuis in het gehucht Wijchmael, wilde daarna terugkeren naar Arnould Reuvers, maar trof hem niet meer aan. RAL NRA inv. nr. 230, dossier Sebastien Lambert Kieken, proces-verbaal van het onderzoeken van het lijk, opgesteld door de vrederechter van het kanton Peer op 30 augustus 1806; en getuigenverklaring van P.A.W. Bollen, opgesteld door de vrederechter van het kanton Peer op 31 augustus 1806. In 1809 werd een rechtszaak gevoerd tegen de vermoedelijke dader. Aan P.A.W. Bollen werd gevraagd om een getuigenis af te leggen. Vanuit Helmstedt liet hij op 9 maart 1809 weten, dat hij liever een verklaring aflegde voor een rechtbank in de buurt. Als hij verplicht zou worden om naar het departement van de Nedermaas af te reizen, dan eiste hij een vergoeding voor de te maken reiskosten en de verloren werktijd, ‘weil ich hier ein Bürger und Handelsman bin [und] noch ein Compagion habe’. RAL NRA inv. nr. 242, dossier Sebastian Humbert Kieken, brief van P.A. Wilhelm Bollen, d.d. 6 maart 1809. GAW NA inv. nr. 4492, minuut van akte met volgnr. 71 verleden voor notaris H.G. Bloemarts op 21 april 1812. RAL BS Nederweert 1811. ARA, Oorlog voor 1813, Stamboeken, inv. nr. 28. Zijn geboortegegevens worden bevestigd door: RAL doopregister Sint-Lambertusparochie Nederweert. Creemers, Aanteekeningen, p. 113. GAW NAW inv. nr. 1886, staat van inlichtingen over dienstplichtontduikers uit de gemeente Weert, opgesteld door maire Bloemarts ten behoeve van de commandant des garnisaires, d.d. 29 mei 1811; RAL FA inv. nrs. 493, 494, 555, 557, 558 en 569. GAW NAW inv. nr. 1886, brieven van prefect Roggieri aan de maire van Weert, d.d. 17 juli 1811, 1 augustus 1811, 13 en 20 september 1811. RAL FA inv..nrs. 493, 494 en 495. Het betrof Guillaume Knaepen (RAL FA inv. nr. 553 en RAL NRA inv. nr. 1773) en Henry Stijnen (RAL FA inv. nrs. 557, 558, 559 en 745; SHAT inv. nr. 24 Yc 136). Pierre Vossen vertrok op 29 oktober 1809 naar zijn legereenheid, deserteerde en route, werd tot dienstplichtontduiker veroordeeld, maar meldde zich op 26 mei 1811 vrijwillig, waarna hij alsnog in het leger diende. RAL FA inv. nr. 569. We kennen het bestaan van Henry en Pierre Verheijen in Duitse gewesten uit RAL PA inv. nr. 141. Op de desbetreffende conscriptielijsten werden hun namen niet vermeld.
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
97 Het huwelijk was op 24 november 1790 voltrokken. RAL Huwelijksregister parochie Sint-Christoffel Roermond. Het echtpaar kreeg zes kinderen, waarvan het eerste en het derde kind op jonge leeftijd stierven: 16 februari 1792 doop van Joanna Maria Petronella Beerenbroek, overleden te Weert op 11 mei 1793; 21 september 1793 doop van Petrus Josephus Theodorus Beerenbroek; 18 februari 1795 doop van Bartholomeus Beerenbroek, overleden te Weert op 29 maart 1795; 8 germinal VIII (29 maart 1800) geboorte van Marie Anne Thérèse Hubertine Beerenbroek; 21 fructidor IX (8 september 1801) geboorte van Marie Anne Isabelle Hubertine Beerenbroek; 4 germinal XIII (25 maart 1805) geboorte van Louis François Hubert Beerenbroek. Deze Lodewijk Frans Hubert Beerenbroek werd burgemeester van Weert in de jaren 1828-1839, wat het begin was van een lange carrière in het openbaar bestuur. Hij werd lid van de Belgische Kamer van Afgevaardigden (tot 1839), plaatsvervangend kantonrechter (tot 1848), burgemeester van Roermond (1857-1875), lid van de Provinciale Staten van Limburg 1843-1847, regeringscommissaris van Limburg voor de verkiezing van de Rijksdag te Frankfurt van 1848, lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal 1849-1884, etc. GAW Doop- en begraafregister Sint-Martinusparochie; GAW BS; Delhougne, ‘De leden van de Roermondse rechtbank’, p. 7. 98 We mogen dit afleiden uit het feit dat hij in 1796 bij hen woonde, en niet bij zijn vader, stiefmoeder en halfbroer. GAW NAW inv. nr. 1187. 99 Op 20 maart 1805 trad Guillaume J.Th. Beerenbroek voor het eerst op als vertegenwoordiger van zijn grootouders van moederszijde. RAL NA inv. nr. 783, minuut van akte met volgnummer 42, opgesteld door notaris Van Halen op 29 ventôse XIII (20 maart 1805). 100 GAW NAW inv. nr. 1885, minuut van verslag van de loting van conscrits van het kanton Weert op 10 nivôse XII (1 januari 1804). 101 RAL NA inv. nr. 782, minuut van akte met volgnr. 57, verleden voor notaris Van Halen op 24 floréal XII (14 mei 1804). 102 RAL NA inv. nr. 782, minuut van akte met volgnr. 57, verleden voor notaris Van Halen op 24 floréal XII (14 mei 1804). 103 RAL NA inv. nr. 782, minuut van akte met volgnr. 15, verleden voor notaris Van Halen op 2 nivôse XII (24 december 1803). HOOFDSTUK 12 1
2 3 4 5 6 7 8 9
De dienstplichtwet van 19 fructidor VI (5 september 1798) schoor dienstplichtontduikers en deserteurs over een kam wat vervolging en bestraffing aanging. De wet van 19 vendémiaire XII (12 oktober 1803) maakte voor het eerst een onderscheid tussen dienstplichtontduiking vóór en desertie ná inlijving bij een legereenheid. Een decreet van 26 maart 1814 legde de grens tussen dienstplichtontduiking en desertie weer anders, maar dit decreet is voor het onderhavige onderzoek niet relevant. Bergès, Résister à la conscription, p. 197-198. RAL NRA inv. nr. 1773. RAL FA inv. nr. 4286, circulaire van de Commissaire du Directoire exécutif près l’administration centrale du Departement de la Roer, d.d. 5 brumaire VII (26 oktober 1798). Zie bijvoorbeeld: RAL FA inv. nr. 4286, minuut van rapport van Girard, commissaris bij het departementale bestuur, aan de minister van Politie, d.d. 21 vendémiaire VII (12 oktober 1798). Opgenomen in: Roppe e.a., red., De décadaire, resp. maandelijkse rapporten, p. 231. GAW NAW inv. nr. 66, minuut van brief van maire Bloemarts aan de prefect, d.d. 18 frimaire XIV (9 december 1805). ‘Ils ne gagnent rien et sont seulement nourris par leurs maîtres. Voilà pourquoi ils sont recherchés’. AN inv. nr. F/7/3682/15, rapport van de prefect van de Nedermaas ten behoeve van ‘le conseiller d’État chargé du 1er arrondissement de la Police générale’, d.d. 9 april 1807. Grauwels, red., Kroniek van Jan Reyners, p. 206. GAW NAW inv. nr. 1884. Op 21 floréal XII (11 mei 1804) zat de prefect te Maastricht een openbare sessie voor, waarbij diverse gezagsdragers aanwezig waren, maar waarvoor de conscrits niet waren uitgenodigd. Tijdens deze bijeenkomst wees het lot veertig man aan – uit de conscrits van de lichtingen van de jaren XI en XII die eerder
N OT E N
183
10 11 12 13 14 15 16 17
18 19 20
21 22
184
waren afgekeurd op lengte – voor dienst als voltigeur in het 6de regiment lichte infanterie. Van deze conscrits vielen vervolgens 21 man af, omdat ze verstek lieten gaan of omdat ze op medische gronden werden afgekeurd. Om het contingent voltigeurs te completeren, organiseerde de prefect op 15 prairial XII (4 juni 1804) een tweede sessie. Ditmaal wees het lot 21 voltigeurs aan, plus 21 reservisten die eventuele nieuwe leemtes zouden kunnen opvullen. Deze voorzorgsmaatregel was onvoldoende om het contingent compleet te maken. Omdat er vier man te kort waren, volgde op 30 messidor XII (19 juli 1804) een derde sessie, waarbij het lot vijftien conscrits aanwees. Als nummer vijftien kwam Jean van Bogget uit de bus. Alle vijftien conscrits werden opgeroepen om zich op 12 thermidor XII (31 juli 1804) te Maastricht te melden. Zeven conscrits werden ongeschikt bevonden voor de dienst. Drie waren niet komen opdagen en werden tot dienstplichtontduiker bestempeld, onder wie Jean van Bogget. Vier conscrits vertrokken naar hun legereenheid. Eén conscrit werd teruggestuurd naar huis, omdat het contingent te leveren soldaten compleet was. Als Jean van Bogget zich gemeld zou hebben, zou ook hij zijn teruggestuurd naar huis. Volgens de door de prefect geformuleerde regeling zouden de conscrits namelijk op volgorde worden opgeroepen voor actieve dienst. Met nummer 15 – het hoogste nummer – zou Jean van Bogget de dans ontsprongen zijn. RAL FA inv. nr. 451, procès-verbaux de la désignation des voltigeurs des 21 floréal & 15 prairial an XII ; RAL FA inv. nr. 451, procès-verbal de la désignation des voltigeurs de 30 messidor ; RAL FA inv. nr. 451, état nominatif de quinze conscrits désignés le 30 messidor et appelés pour le 12 thermidor an XII. RAL FA inv. nr. 419, brief van Anne Marie Gielen, de echtgenote van Jacques van Aken, aan maire Bloemarts, d.d. 17 mei 1810. RAL NRA inv. nr. 1580, f. 2r en 2v, verklaring van René Emans. RAL NRA inv. nr. 1580, f. 2v, verklaring van René Emans. RAL NRA inv. nr. 1580, f. 2v, verklaringen van brigadier Alexandre Mariage en gendarme Pierre Patrice Leroi. Uit de gebezigde formulering – ‘il jouait avec les gendarmes à la courte boule’ – kunnen we helaas niet opmaken om welk balspel het ging. RAL FA inv. nr. 419 brief van Anne Marie Gielen, de echtgenote van Jacques van Aken, aan maire Bloemarts, d.d. 17 mei 1810. RAL NRA inv. nr. 235, dossier René Emans, pleitnota van avoué Timmermans. Herder Henry Maes betaalde 120 franc per jaar aan Jean Janssen, boer te Nederweert, voor kost en inwoning. GAW NA inv. nr. 4494, minuut van akte 7 verleden voor notaris Bloemarts op 12 januari 1816. Antonius Gielis uit Weert stond al zijn eigendommen af aan zijn broer Jan Gielis, op voorwaarde dat deze hem de rest van zijn leven zou onderhouden. Mocht Antonius niet tevreden zijn met zijn kosthuis, dan was zijn broer Jan verplicht om hem in plaats van de kost veertig patakons per jaar te betalen, ofwel 160 gulden Weerts, iets meer dan 160 franc. Een dergelijk contract was een gebruikelijke wijze waarop bejaarde mensen die over enige welstand beschikten, zich verzekerden van verzorging op hun oude dag. RAL NRA inv. nr. 2416, akte verleden voor schout F.J.J. Costerius d.d. 20 februari 1796. RAL NRA inv. nr. 2422, verslag van zitting van het vredegerecht Weert op 10 nivôse XIII (31 december 1804). GAW NA inv. nr. 4536, minuut van akte 27 verleden voor notaris Cornelis op 25 en 26 mei 1810. Tijdens zijn verhoor verklaarde Jean van Bogget dat hij zich nimmer aan het zicht van het publiek had onttrokken: ‘il a constamment fréquenté les places publiques telles que rues, églises et cabarets’. RAL NRA inv. nr. 239, dossier François Stienen, proces-verbaal van verhoor van Jean van Bogget door de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 9 december 1807. RAL NRA inv. nr. 1632, dossier Jacques van Aken, vonnis d.d. 7 mei 1810. Uit de boekhouding van de Bossche koopman en bankier Van Lanschot is bekend, dat het huispersoneel de eigen kleding moest betalen. De levering van de daarvoor benodigde stoffen werd afgetrokken van het traktement van de dienstbode. RANB AVL inv. nr. 924. Bij dienstmeiden uit Neeroeteren, Stramproy en Weert, maakten kleren daarentegen deel uit van de beloning. De zestienjarige Gertrude Lobbinger die werkte bij boer Mathieu Jeunen in Neeroeteren, zou als beloning negen el doek, een rok en een jakje ontvangen, naast een som gelds. Na de dood van haar werkgever bleef zij werken bij de weduwe van Mathieu Jeunen, maar deze ontsloeg haar op 26 december 1812. De weduwe zat er financieel slecht bij en was niet in staat de afgesproken vergoeding in natura aan haar dienstmeid te voldoen. De dienstmeid en haar moeder namen hier geen genoegen mee en gingen dezelfde middag nog verhaal halen. Toen de weduwe niet over de brug wilde komen, namen ze een hoofddoek van haar mee als onderpand tot de weduwe in staat zou zijn om haar verplichtingen na te komen. RAL NRA inv. nr. 1638, dossier Mathilde Luyten en Gertrude Lobinger, processen-verbaal van de verhoren van
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
23 24 25 26 27 28 29
30 31 32
33 34 35
36 37
Mathilde Luyten door de vrederechter van Maaseik op 16 januari 1813 en proces-verbaal van verhoor van Gertrude Lobinger door de vrederechter van Maaseik op 6 februari 1813. De 27-jarige Catherine Hélène Beelen, echtgenote van Pierre Stevens, boer te Stramproy, begaf zich op 1 mei 1812 naar de woning van Pierre Rutten in Stramproy ‘pour parler à Anne Catherine Vaessen, servante, et lui demander un modèle pour faire ses chemises, pour restant de ses gages de l’année passée, parce que les chemises faites étaient trop grosses, suivant le dire de ladite servante’. RAL NRA inv. nr. 1949, proces-verbaal van verhoren van Catherine Beelen en van Anne Catherine Vaesen door de vrederechter van het kanton Weert, d.d. 26 juni 1812. Lucia Claessens verdiende in 1814 als dienstmeid bij een wever in Weert – naast kost en inwoning – 29 franc en ‘twee hembdens en een grove scholk [=schort]’. RAL NRA inv. nr. 2426, minuut van akte met volgnr. 39, verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 30 juni 1815. Jeanne Catherine Knoups verdiende als dienstmeid op een boerderij in het gehucht Boshoven zestig franc per jaar plus kost en inwoning. GAW NA inv. nr. 4494, minuut van akte 9 verleden voor notaris Bloemarts op 15 januari 1816. Van den Brink, ‘De structuur van het huishouden’, p. 34. Wilssens, Bevolkingsdruk, p. 114-115. Vrachtvervoerder en herbergier Dominique Pompen voerde een lijndienst uit op het traject AntwerpenRoermond v.v. Hij zette hiervoor een knecht in, die bij hem inwoonde. RAL NRA inv. nr. 2421, vonnis van de vrederechter van het kanton Weert d.d. 18 pluviôse XII (8 februari 1804). RAL NRA inv. nr. 1579, verslag van de zitting van de correctionele rechtbank van Roermond d.d. 9 thermidor XII (28 juli 1804); RAL NRA inv. nr. 1619, dossier Henri Korsten. De 46-jarige pachtboer André Weerens verklaarde in de rechtszaal expliciet ‘que le coffre de son domestique a été volé avec tous ses effets’. Buurman Simon Coppens bevestigde dit. RAL NRA inv. nr. 1579, verslag van de zitting van de correctionele rechtbank van Roermond d.d. 9 thermidor XII (28 juli 1804). De pijpen van een culotte of kniebroek eindigden net onder de knie. Daaronder droeg men hoge kniekousen. Een Franse écu of kroon was een oud zilveren muntstuk ter waarde van drie of zes livres. In de napoleontische tijd was de kroon van zes livres de meest gehanteerde munteenheid in Weert en omstreken, zo blijkt uit notariële contracten. De waarde van 5 franc was gelijkgesteld aan 5 livre, 1 sou (ofwel 1/20 livre) en 3 denier (een denier was 1/12 sou). Een kroon van zes livre had derhalve een waarde van ongeveer 5,93 franc, al werd in de praktijk vaak een iets lagere omrekenkoers gehanteerd. Van de franc, de nieuwe munteenheid van Frankrijk, waren veel te weinig exemplaren in omloop om de oude munten te kunnen vervangen. Napoleon schrok terug voor de omvangrijke en kostbare omsmeltingsoperatie die nodig zou zijn om de oude munten daadwerkelijk te vervangen door de nieuwe franc. Thuillier, La monnaie en France, p. 63-91. Bombazijn is een stof vervaardigd met een linnen ketting en een katoenen inslag. Het betrof Johannis Bluijsens, bakker aan de Molenstraat te Weert. Henri Korsten, die ook als Corsten vermeld werd, was een 38-jarige man, geboortig uit het Brabantse Stiphout. Hij had een blauwe maandag in het Hollandse leger gediend. In Weert genoot hij een slechte reputatie. Hij werkte regelmatig als dagloner op de boerderij van zijn buurman André Weerens, de boerderij waar Peter Stals in december 1803 als knecht woonde. Hij beroofde derhalve zijn collega. Henri Korsten en zijn vrouw Marguerite Rossers werden veroordeeld tot een gevangenisstraf van ieder achttien maanden, teruggave van de gestolen goederen en betaling van de gerechtskosten. RAL NRA inv. nr. 1579, vonnis van de correctionele rechtbank van Roermond d.d. 9 thermidor XII (28 juli 1804). RAL NRA inv. nr. 1579, verslag van de zitting van de correctionele rechtbank van Roermond d.d. 9 thermidor XII (28 juli 1804). In de Brabantse gemeente Alphen verbleven knechten en dienstbodes gemiddeld twee jaar en ruim een maand bij dezelfde werkgever, zo blijkt uit statistisch onderzoek over de tweede helft van de achttiende eeuw. Meer dan de helft van de personeelsleden bleef hier niet langer dan een jaar in hetzelfde huishouden. Lindner, ‘De dynamische analyse’, p. 71. GAW NAW inv. nr. 53, minuut van brief met volgnr. 210 van de burgemeester van Weert, d.d. 29 maart 1823. GAW NAW inv. nr. 53, minuut van brief met volgnr. 295 van de burgemeester en schepenen van Weert, d.d. 10 april 1824. Op 7 april 1817 – 2de paasdag – vond voor de poort van het minderbroedersklooster aan de Biest te Weert
N OT E N
185
38
39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
51 52 53 54 55 56 57 58
186
een fataal verkeersongeluk plaats. Een vrouw probeerde haar vijfjarige zoon weg te trekken voor een kar die naderde uit de ene richting, maar ze zag niet dat er uit de andere kant ook een kar naderde. Ze viel en brak haar rechterarm. Haar tweejarig kind dat zij op de arm had, werd overreden door de kar en overleefde dat niet. In een brief lezen we de toedracht van dit incident: ‘Le deuxième jour de Pâques les domestiques ou servantes changent de maîtres, et il est reçu que leurs nouveaux maîtres les font chercher avec leurs voitures chez les maîtres qu’elles quittent[;] tous les maîtres n’ayant pas de voiture il arrive que sept et huit fi lles montent dans la même charrette, lesquelles visitant avec leurs conducteurs plusieurs cabarets deviennent joyeuses, crient, chantent et font un bruit comme des vraies bacchanantes, et effrayent ainsi les chevaux non accoutumés à ce tumulte encore augmenté par le concours de beaucoup d’enfans qui suivent toujours un tel spectacle.’ RAL NRA inv. nr. 1649, dossier Henry Gielen II, brief van de vrederechter van het kanton Weert aan de ‘Procureur du Roi’ van het arrondissement Roermond, d.d. 9 april 1817. RAL NRA inv. nr. 239, dossier François Stienen, proces-verbaal van verhoor van François Stienen door de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 29 december 1807; RAL NRA inv. nr. 1580, f. 3r ; RAL NRA inv. nr. 1589, vonnis van het Cour de justice criminelle du Département de la Meuse inférieure, d.d. 25 april 1808. RAL NRA inv. nr. 1580, f. 3r. RAL FA inv. nr. 419, brief van Anne Marie Gielen, de echtgenote van Jacques van Aken, aan maire Bloemarts, d.d. 17 mei 1810. Brigadier Mariage en twee gendarmes wachtten al vanaf halfzes in de ochtend tot de poort van de boerderij open zou gaan. RAL NRA inv. nr. 239, dossier François Stienen, proces-verbaal opgesteld door de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 6 december 1807. GAW NAW inv. nr. 67, minuut van brief van maire Bloemarts aan de commandant van de gendarmerie, d.d. 3 december 1807. GAR AKGR inv. nr. 415, ingekomen stuk nr. 1133, Consulair Besluit van 19 vendémaire XII (12 oktober 1803). RAL FA inv. nr. 522. GAW NAW inv. nr. 1885, minuut van verslag van de loting van de lichtingen van de jaren XI & XII van het kanton Weert, d.d. 10 nivôse XII (1 januari 1804). Anne Marie Gielen verwoordde dit duidelijk: ‘tout le monde envisageoit le dit van Bogget exempt de service militaire’. RAL FA inv. nr. 419, brief van Anne Marie Gielen, de echtgenote van Jacques van Aken, aan maire Bloemarts, d.d. 17 mei 1810. RAL NRA inv. nr. 239, dossier François Stienen, proces-verbaal van verhoor van Jean van Bogget door de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 9 december 1807. RAL NRA inv. nr. 239, dossier François Stienen, brief van prefect Roggieri aan de ‘Procureur général près la Cour criminelle’, d.d. 14 maart 1808 ; RAL NRA inv. nr. 1773. RAL NRA inv. nr. 235, dossier René Emans, vonnis van de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement Roermond, d.d. 26 januari 1808; RAL NRA inv. nr. 1580, f. 3v. Het betrof de wet van 24 brumaire VI. In zijn rapport over de maand thermidor van het jaar VI vermeldde kantoncommissaris Van Gestel fils dat hij aan de kantonnale municipaliteit van Weert had gevraagd om deze wet ‘au son de trompe ou de caisse’ af te kondigen en te afficheren. Formeel gesproken was deze wet derhalve niet onbekend in het kanton Weert, al zullen weinig mensen er kennis van hebben genomen. RAL FA inv. nr. 4299, rapport van Van Gestel fils, regeringscommisaris bij het kanton Weert, d.d. 1 fructidor VI (18 augustus 1798). Deze strafmaat werd verdubbeld als het een deserteur betrof die met uniform en wapens de dienst had verlaten. De financiële boete bedroeg minimaal driehonderd en maximaal drieduizend franc. RAL NRA inv. nr. 235, dossier René Emans, vonnis in hoger beroep van het Cour de Justice criminelle te Maastricht in de zaak tegen René Emans, d.d. 30 maart 1808. Dit vonnis is ook vermeld in RAL NRA inv. nr. 1589. RAL NRA inv. nr. 1589, vonnis in hoger beroep van het cour de justice criminelle te Maastricht in de zaak tegen François Stienen, d.d. 25 april 1808. RAL FA inv. nr. 550. RAL NRA inv. nr. 1580, f. 2r. GAW NA inv. nr. 4536, minuut van akte 32 verleden voor notaris Cornelis op 1 juli 1810. RAL NRA inv. nr. 1632, dossier Jacques van Aken, vonnis d.d. 7 mei 1810. RAL FA inv. nr. 419, tussenvonnis van het Cour du Justice criminelle du Département de la Meuse infé-
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
rieure, d.d. 3 juli 1810. 59 In een brief aan de prefect verzocht hij om de gevraagde stukken. RAL FA inv. nr. 419, brief van de procureur-generaal bij het Cour du Justice criminelle du Département de la Meuse inférieure aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 17 juli 1810. 60 De vrijspraak in hoger beroep op 1 augustus 1810 was gebaseerd op een ‘décret interpretatif’ van 30 juni 1810, dat de bepalingen van de amnestieregeling van 25 maart 1810 nader inhoud gaf. RAL FA inv. nr. 550. 61 RAL BS Nederweert. Drie dagen vóór de huwelijksvoltrekking legden zeven personen een verklaring af dat Gaspar Fermans, de vader van Gertrude Fermans, op 15 maart 1789 in het Weerter gehucht Boshoven overleden was. Zijn overlijden was niet opgetekend in het begraafregister van de Sint-Martinusparochie. Gertrude Fermans diende deze verklaring te overleggen aan de ambtenaar die het huwelijk voltrok. RAL NRA inv. nr. 2426, minuut van akte 12 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 28 januari 1812. 62 Lamorleth – die ook als Lamorlette, Lamortette en Lamelette geboekstaafd staat – werd op 6 oktober 1774 geboren in het dorp Floing, ten noorden van Sedan (departement Ardennen). Op een lijst met douanebeambten te Weert d.d. 16 oktober 1806, staat hij vermeld onder de douanepost Hushoven. GAW NAW inv. nr. 2169. Op 18 oktober 1808 trouwde hij te Weert met Gertrude Fermans. GAW BS Weert. Hij gaf de geboorte van zoon Jean Nicolas Charles aan, die het levenslicht had gezien op 24 september 1809. GAW BS Weert. Douanier J.F.C. Lamorleth overleed op 3 oktober 1810 in Weert, op 35-jarige leeftijd. GAW BS Weert. 63 GAW BS Weert 1812. 64 GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte 33 verleden voor notaris Bloemarts op 2 maart 1813. 65 GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte 9 verleden voor notaris Bloemarts op 13 januari 1813. 66 GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte 33 verleden voor notaris Bloemarts op 2 maart 1813. In december 1816 woonde Gertrude Fermans in een gehuurde kamer in het huis van wolspinner André Libens in het Weerter gehucht Boshoven. Haar echtgenoot Jean van Bogget werd omschreven als dagloner. De huurbaas verdacht Gertrude Fermans van diefstal van aardappelen. Het geeft aan dat de positie van het echtpaar weinig florissant was. RAL NRA inv. nr. 1650, dossier Gertrude Perremans [sic]. 67 Het was conscrits van de lichting 1814 overigens toegestaan om remplaçanten te zoeken onder conscrits die eerder waren afgekeurd voor de dienst. Dit was een noviteit in de regelgeving. Chambon, La Loire et l’aigle, p. 355. 68 De tijd begon te dringen, maar de rekruteringsraad was coulant en gaf hem enkele dagen uitstel om een nieuwe kandidaat te contracteren. RAL FA inv. nr. 533. 69 GAW NAW inv. nr. 1885, minuut van verslag van de loting van de lichtingen van de jaren XI & XII van het kanton Weert, d.d. 10 nivôse XII (1 januari 1804); RAL FA inv. nr. 476. 70 RAL FA inv. nr. 602. 71 GAW NAW inv. nr. 66, minuut van brief van maire Bloemarts, d.d. 29 pluviôse XII (19 februari 1804) ; RAL FA inv. nr. 602. 72 RAL FA inv. nr. 554. 73 RAL FA inv. nr. 410. 74 Het betrof student Philippe van Dam, voor wie de remplacering overigens slechts tijdelijk soelaas bood. In 1813 werd hij aangewezen om als garde d’ honneur naar het slagveld te trekken. 75 Volgens een opgave van maire Bloemarts bezaten Jean Boesen noch zijn ouders iets van waarde. GAW NAW inv. nr. 1886. 76 Op 30 augustus 1806 werd het remplaçantencontract getekend. Voordat Mathieu Boesen daadwerkelijk in dienst ging, liet hij op 15 oktober 1808 een volmacht opstellen ten faveure van zijn vader. Op 28 november 1811 incasseerde zijn vader het geld dat Mathieu toekwam krachtens het remplaçantencontract. GAW NA inv. nr. 4486, minuut van akte – met volgnr. 497 – verleden voor notaris Bloemarts op 30 augustus 1806; GAW NA inv. nr. 4488, minuut van akte – met volgnr. 814 – verleden voor notaris Bloemarts op 15 oktober 1808; GAW NA inv. nr. 4491, minuut van akte – met volgnr. 224 – verleden voor notaris Bloemarts op 28 november 1811. 77 SHAT inv. nr. 21 Yc 152; RAL PA inv. nr. 141. 78 SHAT inv. nr. 21 Yc 411. 79 Deze datum van arrestatie wordt vermeld in RAL FA inv. nr. 745. 80 Om precies te zijn op 24 december 1807. RAL FA inv. nr. 745.
N OT E N
187
81 RAL NRA inv. nr. 1580, verslag van zitting van de correctionele rechtbank te Roermond op 18 januari 1808. 82 GAW NAW inv. nr. 1886, ongedateerd kladschrijven van maire Bloemarts, waarschijnlijk in reactie op brieven van Desbans d.d. 15 en 19 december 1807; RAL FA inv. nr. 550. 83 SHAT inv. nr. 21 Yc 172. 84 GAR AKGR inv. nr. 415, ingekomen stuk nr. 1133, Consulair Besluit van 19 vendémaire XII (12 oktober 1803). 85 Brief van Carolus de Schepper, een conscrit afkomstig uit het West-Vlaamse dorp Beerst. Van Bakel, red., Vlaamse soldatenbrieven, p. 136. 86 RAL FA inv. nr. 549. 87 SHAT inv. nr. 21 Yc 172. 88 GAW NAW inv. nr. 51, afschrift van verklaring in de Duitse taal, afgegeven te Brussel op 4 mei 1814. 89 GAW NAW inv. nr. 1886, Tableau des conscrits réfractaires et déserteurs, opgesteld door onderprefect Liger op 8 november 1808. 90 Ook Jean van Bogget werd in 1807 in officiële stukken omschreven als ‘absent de la commune & refugié en Hollande’. RAL NRA inv. nr. 239, dossier François Stienen, brief van prefect Roggieri aan de ‘Procureur général près la Cour criminelle’, d.d. 14 maart 1808. 91 SHAT inv. nr. 24 Yc 136. 92 RAL NRA inv. nr. 1628, proces-verbaal van verhoor van Mathieu Horix door de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 9 december 1807. 93 RAL FA inv. nr. 551; SHAT inv. nr. 24 Yc 136. 94 RAL NRA inv. nr. 1628, proces-verbaal van verhoor van Mathieu Horix door de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 9 december 1807. 95 De bewering van de vader dat hij zijn zoon had overgehaald om de dienst te hervatten, kwam in de rechtszaal goed van pas. Toch hoeven we niet te twijfelen aan deze woorden. Ouders wisten dat ze zich een hoop narigheid op de hals haalden wanneer ze een gedeserteerde zoon in huis namen. Agricol Perdiguier beschrijft bijvoorbeeld in zijn memoires dat zijn broer Simon deserteerde uit het leger en naar zijn geboortedorp terugkeerde, maar dat hun vader hem niet wilde zien of ontvangen. Andere familieleden verborgen Simon tijdelijk, maar onder grote angst, omdat de straffen op hun vergrijp zo streng waren. Uiteindelijk wisten familieleden Simon te bewegen om zich weer te melden bij het leger. Perdiguier, Mémoires, p. 48-49. 96 ‘qu’il était finalement et fermément résolu de se rendre à son devoir’. RAL NRA inv. nr. 1628, proces-verbaal van verhoor van Pierre Horix door de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 18 december 1807. 97 RAL NRA inv.nr 1628, proces-verbaal van de gendarmeriebrigade te Weert, d.d. 3 december 1807. 98 RAL FA inv. nr. 745, overzicht van arrestaties verricht door de gendarmerie van het departement van de Nedermaas in de maand december 1807. 99 RAL NRA inv. nr. 1628. 100 RAL BS Nederweert. 101 Een veroordeling ‘aux boulets’ hield in dat de gevangene aan een ijzeren bal geketend werd. Overdag moest hij dwangarbeid verrichten. In Maastricht was zo’n ‘atelier des condamnés aux boulets’ gevestigd. 102 SHAT inv. nr. 24 Yc 136. 103 Per 30 april 1810 diende Mathieu Horix in het 21ste linieregiment. RAL FA inv. nr. 549. 104 GAW NAW inv. nr. 68, minuut van brief van maire Bloemarts d.d. 12.09.1812. 105 GAN inv. nrs. 1557 en 1561; RAL PA inv. nr. 141. 106 Gendarme Camion van de brigade Heythuysen arresteerde samen met een collega de dienstplichtontduiker Pierre Gielen uit Meijel, een buurgemeente van Nederweert. De gendarme verklaarde dat hij en zijn collega een ‘recherche ordinaire’ uitvoerden naar dienstplichtontduikers. Bij het huisbezoek wisten ze dat het een ouderlijk huis van een dienstplichtontduiker betrof, maar waren ze vooraf niet op de hoogte van de aanwezigheid van zoon Pierre Gielen. RAL NRA inv. nr. 1621, dossier Jan Gielen, verklaring van gendarme Camion d.d. 3 fructidor XIII (21 augustus 1805). Ook Mariage, de commandant van de gendarmeriebrigade te Weert, verklaarde op 19 januari 1808 in de rechtszaal ‘qu’ils cherchent les réfractaires le plus souvent chez leurs parents’. RAL NRA inv. nr. 1580, f. 2v. Op 16 maart 1811 voerden twee gendarmes van de brigade Weert zo’n reguliere zoektocht naar dienstplichtontduikers en deserteurs in de huizen van hun ouders uit. RAL NRA inv. nr. 1635, dossier Aldegonde Watelaers. De gendarmes van de brigade van
188
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
107 108 109
110 111 112 113 114 115 116
117
118
119
Roermond speurden eveneens naar ‘des conscrits réfractaires et déserteurs dans leur domicile’. RAL NRA inv. nr. 1994, proces-verbaal opgesteld door de gendarmeriebrigade van Roermond op 3 brumaire XIV (25 oktober 1805). RAL FA inv.nrs 473 en 554. RAL NRA inv. nr. 1619, dossier Marie Hendrickx, brief van Charette, maire van Nederweert, aan de substituut officier van justitie bij de rechtbank van eerste aanleg te Roermond, d.d. 15 frimaire XII (7 december 1803), en proces-verbaal opgesteld door gendarmerie d.d. 14 frimaire XII (6 december 1803). ‘cette malheureuse famille qui n’ont que la mendicité avec menace pour histoire, et qui se trouvent entouré de tous les vices que la paresse, et la fainéantise entraînent nécessairement après elle’. RAL NRA inv. nr. 1619, dossier Marie Hendrickx, brief van Charette, maire van Nederweert, aan de substituut officier van justitie bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Roermond, d.d. 15 frimaire XII (7 december 1803). RAL NRA inv. nr. 1579, zitting van de rechtbank d.d. 13 nivôse XII (4 januari 1804); RAL NRA inv. nr. 1619, dossier Marie Hendrickx. Jean Nijnens werd gearresteerd op 17 frimaire XIII (28 november 1804). RAL FA inv. nr. 554. RAL NRA inv. nr. 1579, zitting van de rechtbank d.d. 13 nivôse XII (4 januari 1804); RAL NRA inv. nr. 1619, dossier Marie Hendrickx. Zie hoofdstuk 8. GAW NAW inv. nrs. 1885 en 1886; RAL FA inv. nrs. 468 en 548; RAL NRA inv. nrs. 1580 en 1629. AN inv. nr. F 7/3682/15, Inspection générale de la gendarmerie impériale, Extrait de la correspondance du 1 avril 1806 adressé à son excellence le Ministre de la Police générale de l’Empire. Van de arrestaties van Laurent van Bogget, Jean Caris, Henry van Deursen en Jean Janssens uit Nederweert, Henry Camps uit Stramproy en Jacques Berckmans en Jean Brangers uit Weert zijn geen details bekend. RAL FA inv. nrs. 561, 743 en 745. Leonard Jeurissen, een conscrit van de lichting XIV uit het Nederweerter gehucht Leveroy, werd op 18 februari 1806 door de gendarmerie gearresteerd in herberg ‘Het witte paard’ te Leveroy, omdat hij geen gehoor had gegeven aan een oproep om naar het leger te vertrekken van 27 januari 1806. RAL FA inv. nr. 491, proces-verbaal van gendarmerie d.d. 18 februari 1806. Jean Smits, een conscrit uit Weert die zich als vrijwilliger had gemeld, werd op 30 april 1812 te Weert als deserteur gearresteerd terwijl hij rondliep in zijn uniform van het 7de regiment huzaren, compleet met sabel. RAL FA inv. nr. 580, proces-verbaal van gendarmerie d.d. 30 april 1812. Op 12 september 1813 arresteerde de Weerter gendarmeriebrigade Martin Knapen, vader van deserteur Antoine Knapen. RAL FA inv. nr. 745, maandoverzichten van arrestaties verricht door de gendarmerie in het departement van de Nedermaas. Op 20 september 1813 meldde Antoine Knapen zich vrijwillig bij het dépôt des réfractaires te Wesel. RAL FA inv. nr. 568. Op 30 september 1813 arresteerde de Weerter gendarmeriebrigade Martin Korten, vader van deserteur Antoine Korten. RAL FA inv. nr. 745, maandoverzichten van arrestaties verricht door de gendarmerie in het departement van de Nedermaas. Op 6 december 1813 werd Antoine Korten als soldaat opgenomen in het hospitaal te Maastricht, waar hij tien dagen later overleed. Maassen, ‘Lijst’, p. 88. Pierre Verspaegen, een conscrit uit Nederweert van de lichting IX die gedeserteerd was terwijl hij op weg was naar zijn legeronderdeel, kocht in 1809 bij een openbare verkoop van goederen te Nederweert een bord voor 2,60 franc en een ander bord voor 2,10 franc. Deze aankopen zelf zijn niet spectaculair, wél het feit dat Pierre Verspaegen ze verrichtte, want officieel stond hij nog steeds te boek als deserteur. Blijkbaar waande hij zich veilig. Een verwarring is uitgesloten, omdat er geen naamgenoten in de regio woonden. RAL NRA inv. nr. 2424, minuut van akte verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 25 januari 1809. Slechts een enkele keer was er sprake van collectief verzet van een gemeenschap tegen de arrestatie van een deserteur. Op 15 en 16 ventôse XIII (6 en 7 maart 1805) arresteerden gendarmes diverse personen uit Echt, ‘prévenu d’avoir fait partie d’un rassemblement pour l’enlèvement d’un déserteur d’entre les mains de la gendarmerie le 6 de ce mois’. RAL FA inv. nr. 743. De bevolking van de gemeente Val-Meer – tussen Maastricht en Tongeren – verhinderde op 19 februari 1806 de wegvoering van een gearresteerde deserteur. Drie gendarmes van de brigade Maastricht hadden de opdracht gekregen om in deze gemeente deserteurs en dienstplichtontduikers op te sporen. Zij kregen tevens de instructie ‘de nous travestir afin de pas être reconnus de loin puisque notre uniforme faisoit souvent manquer nos opérations’. Zij slaagden erin om deserteur Jean Gysbert – bijgenaamd Quetsque – te arresteren, maar stuitten vervolgens op een weerbarstige menigte. De arrestant maakte van het tumult gebruik om te ontsnappen. RAL NRA inv. nr. 225, dossier Hubert Topperts e.a., proces-verbaal van de
N OT E N
189
gendarmerie d.d. 19 februari 1806. Maire Nelissen van de gemeente Val-Meer gaf een gedetailleerd verslag van de gebeurtenissen, dat enkele verrassende elementen bevat, zoals de houding van de bevolking tegenover gendarmes in vermomming. ‘Mathieu Haekens a dit la même jour à l’adjoint, que les gendarmes n’avoient pas le droit de venir sans uniforme (…). (…) François Marchal (…) a très souvent tenu les propos que les gendarmes, aussitôt qu’ils n’étoient pas en uniforme, n’avoient aucun droit d’arrêter des personnes malfaisantes et qu’ils n’avoient pas le droit de tirer sur les déserteurs ou réfractaires’. RAL NRA inv. nr. 225, dossier Hubert Topperts e.a., brief van maire Nelissen van de gemeente Val-Meer aan de prefect, d.d. 21 februari 1806. 120 RAL FA inv.nr 575, verklaring van Jean Maes d.d. 22 oktober 1811. 121 Als conscrit van de lichting van het jaar XIV lootte Pierre Aengevaeren voor actieve dienst. Hij stond nr. 3 op de lijst van de conscrits van de lichting XIV van het kanton Weert die geschikt waren voor de dienst. Het kanton Weert diende in eerste instantie een contingent van twintig man te leveren. Op 30 brumaire XIV (20 november 1805) vertrok Pierre Aengevaeren naar het 6de regiment chasseurs à cheval. RAL FA inv. nrs. 477, 487 en 602. Op 20 januari 1806 arriveerde hij bij zijn eenheid. Op 26 februari 1811 werd hij overgeplaatst naar de gendarmerie. SHAT inv.nr. 24 Yc 279. Per 16 oktober 1814 kreeg hij zijn congé. RAL PA inv. nr. 122. 122 Particuliere collectie, Stramproy. Gepubliceerd in: Rietjens en Teuwen, ‘Soldaten van Napoleon’, p. 65. HOOFDSTUK 13 1 2
3
4
5 6 7 8 9
190
Darquenne, La conscription, p. 269-270, 370; Petiteau, Lendemains d’Empire, p. 213; Pigeard, La conscription, p. 141-142 ; Josef Smets, Les Pays rhénans, p. 321; Ubachs, ‘De Franse Tijd’, p. 83. Narcisse Faucheur, een conscrit uit Clermont-Ferrand, was bijvoorbeeld toegelaten tot de prestigieuze École polytechnique in Parijs, een studie die hem automatisch zou ontheffen van de dienstplicht. Zijn ouders konden de kosten verbonden aan de studie echter niet dragen, waardoor Faucheur de opleiding aan zich voorbij moest laten gaan en militair werd. Faucheur, Souvenirs de campagnes, p. 39-45. Vallée is de enige historicus die de situatie helder in kaart brengt. Pas in 1806 en 1807 werden er oogluikend en op kleine schaal vrijstellingen voor priesterstudenten toegestaan, tegen de officiële regels in. In het departement van de Charente profiteerde niemand hier in deze jaren van, bij gebrek aan een seminarie. Vallée, La conscription, p. 352-355, 589-592. In het departement van de Nedermaas werd Laurent Theodore Cox uit Geulle, een dorp ten noorden van Maastricht, in het najaar van 1805 door de minister van Godsdienstzaken voorgedragen voor zo’n individuele ontheffing van de conscriptieverplichtingen. Cox volgde een opleiding tot dominee. Voor zover mij bekend is dit het vroegste geval van een student uit het departement van de Nedermaas die in aanmerking kwam voor vrijstelling van de conscriptie op grond van het volgen van een kerkelijke opleiding. RAL FA inv. nr. 418, brief van Portalis, de Ministre des cultes, aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 30 brumaire XIV (20 november 1805). Op 29 ventôse VI (19 maart 1798) kwam officieel een einde aan het priesterseminarie te Roermond. In Nijmegen – Bataafs grondgebied dat kerkelijk onder het bisdom Roermond ressorteerde – werd de priesteropleiding op bescheiden schaal voortgezet. Deze opleiding trok echter nagenoeg alleen studenten uit de regio rond Nijmegen, en niet uit het departement van de Nedermaas. Hamans, Geschiedenis van het seminarie, p. 330-331, 347-348. Na het Concordaat ressorteerde het departement van de Nedermaas kerkelijk onder het bisdom Luik. Tijdens het Franse bewind beschikte dit diocees niet over een eigen seminarie. De historicus Minke wijst erop dat de meeste priesterstudenten een particuliere opleiding gevolgd zullen hebben, maar blijft het antwoord schuldig waar en hoe dat geschiedde. Minke, Un prélat concordataire, p. 382-383; Minke, ‘Der Priesternachwuchs’, p. 134-136. GAW ANGA inv. nr. 221. Zie hiervoor hoofdstuk 23. Bij mijn weten heeft alleen Decker enkele brieven van dienstplichtontduikers gepubliceerd. Decker, red., Lettres des soldats luxembourgeois. Zijn moeder Anna Helena Knapen was uit haar geboorteplaats Weert naar Antwerpen getrokken, wellicht om daar als dienstbode te gaan werken. Van haar zus Joanna Maria Knapen weten we zeker dat zij als dienstmeid in Antwerpen werkte. GAW ANGA inv. nr. 183. GAW NAW inv. nr. 51, verklaring opgesteld door maire Bloemarts van Weert op gezag van Arnold
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
10
11
12
13 14 15 16 17 18 19 20
21 22 23
24
25
Verschueren en B.G. Janssens, d.d. 27 augustus 1810. Uit deze verklaring blijkt dat H.J.F. van Dijk op 23 mei 1783 te Antwerpen was geboren. RAL NA inv. nr. 783, minuut van akte 187 verleden voor notaris J.F. van Halen d.d. 9 mei 1806, geeft nadere informatie over de familierelatie. Dit ritme bleef in de Franse Tijd voortbestaan. Het Lyceum van Luik bijvoorbeeld gaf de leerlingen vrijaf op 15 augustus en begon het nieuwe schooljaar op de eerste maandag van oktober. Zij volgde hiermee het patroon van de andere lycea in het noorden van Frankrijk. AN inv. nr. F/19/1031, Diocèse de Liège, Conscription, brief van de rector van de Académie de Liège aan de bisschop van Luik, d.d. 20 november 1813. Opvallend in dit verband is het feit dat Henry van Dijck in de kost ging bij zijn geleerde oudoom, en niet bij zijn grootvader, een hoefsmid, en zijn zoons, slotenmakers van beroep. Deze grootvader Théodore Knapen, zijn echtgenote Anne Catharine Princen – de oma aan moederszijde van Henry van Dijck – en hun zoons Jean Mathieu Knapen en Guillaume Knapen woonden in 1796 aan de Molenstraat in Weert. GAW NAW inv. nr. 1187. Bakker Petrus Knapen uit Weert, zelf oud-leerling van de Latijnse school, vroeg in juni 1821 een beurs aan voor zijn twaalfjarige zoon, ‘étudiant la langue latine au Collège de Weert depuis environ deux ans’. Hij legde daarbij een officiële verklaring d.d. 15 december 1819 over. GAW NAW inv. nr. 53, brief van Petrus Knapen d.d. 11 juni 1821. GAW NAW inv. nr. 1187. GAW NAW inv. nr. 1187; Sloots, Haga Mariana, p. 63-64 en 72. Sloots, Haga Mariana, p. 64. Spekkens, L’École Centrale, p. 14. Felix, ‘Het wetenschappelijk leven’, p. 434-435; Ubachs en Evers, ‘Cultuur in Nedermaas’, p. 123-124. Sloots, Haga Mariana, p. 65. Spekkens, L’École Centrale, p. 42-43. Sloots noemt, op basis van de bevolkingslijst van Weert uit 1796, vijftien student-kostgangers. Sloots, Haga Mariana, p. 332. Deze bevolkingslijst vermeldt echter ook een zestiende student-kostganger, namelijk de zestienjarige Herman Seijens die inwoonde bij koopman Jean van Poppel in de Langstraat in Weert. GAW NAW inv. nr. 1187. Dit aantal van zestien leerlingen uit Weert en directe omgeving is wellicht minder klein dan het lijkt. De Latijnse school in Doesburg – een kleine garnizoensplaats in de Bataafse Republiek – telde in 1801 eveneens zestien leerlingen. Dibbits, Vertrouwd bezit, p. 217, noot 22. Hanewinckel schrijft dat de scholieren aan de pas opgerichte Latijnse school te Helmond blauwe mantels droegen, zoals usance was aan rooms-katholieke Latijnse scholen. Hanewinckel, Reize door de Majorij van ’s-Hertogenbosch in den jaare 1798, p. 71. We kunnen hierbij met name denken aan Ferdinand Verlooy, doctor in de medicijnen, die van 1782 tot 1804 praktiseerde in Weert. In 1796 woonde zijn 14-jarige neef Louis Verheyen bij hem in. Ook zijn een jaar oudere neef Vincent Verheyen groeide in Weert op, hoogstwaarschijnlijk bij genoemde oom. Van deze Vincent weten we dat hij in 1804 leerling-apotheker was. Het lijkt erop dat deze neven, die geboortig waren uit Wiekevorst, een dorpje ten zuiden van Herentals, naar hun geleerde oom in Weert waren getogen om er een goede opleiding te ontvangen. Ze zullen er de Latijnse school bezocht hebben. GAW NAW inv. nr. 1187; GAR AKGR inv. nr. 415; RAL FA inv. nr. 473; RAL NRA inv. nr. 2421. GAW NAW inv. nr. 53, brief van Petrus Knapen d.d. 11 juni 1821. De in december 1775 geboren Petrus Knapen was overigens een conscrit van de derde klasse van de lichting VII. RAL FA inv. nr. 465. Hij woonde in 1796 met zijn ouders en de rest van het gezin aan de Oelemarkt te Weert. GAW NAW inv. nr. 1187. In een gedicht ter gelegenheid van de eerste mis van priester Petrus Peeters lezen we: ‘Want voorheen, als Gy jong nog in de studie waart, Daar zag men uw gedrag en kende uwen aart, Men meinde alsdan vast, en ’t was niet zonder reden, Dat Gy geroepen waart, den autaar te betreden, En dat Gy ’t orden van Sint Augustijn verkoord, Dit wierd alsdan gezegd en wierd alom gehoord. Maar de suppressie kwam van alle kloosterlingen, Waardoor Uw schoone hoop en g’negenheid vergingen’
N OT E N
191
26
27
28 29
30
31 32 33 34
35 36
37 38 39 40 41
192
Hieruit blijkt dat Petrus Peeters in zijn jeugd de Latijnse school bezocht van de reguliere kanunniken ofwel de augustijnen. GAW AD inv. nr. 75, regels 19 tot en met 26 van 120-regelig gedicht. Op grond van zijn geboorte was Jean Seijts een conscrit van de lichting VIII van de gemeente Weert, maar zijn naam werd niet opgevoerd op de desbetreffende conscriptielijst. RAL FA inv. nr. 468. Deze Ioannes Seyts promoveerde op 31 augustus 1810 op stellingen tot doctor in de medicijnen aan de Universiteit Leiden. Van Heyst, Album promotorum, p. 99. We komen hem in hoofdstuk 27 tegen als de schoonbroer van maire Bloemarts. Jean Antoine Kneepkens was op 20 maart 1782 te Weert geboren. Volgens de conscriptielijst van de lichting van het jaar XI van de gemeente Weert oefende hij geen beroep uit. RAL FA inv. nr. 475. In het voorjaar van 1815 werd hij vermeld als priester, wat een vooropleiding in de Latijnse taal veronderstelt. RAL PA inv. nr. 141. We komen deze jongen in hoofdstuk 17 tegen als de neef van Dominicus en Antonius Kneepkens. Theodore van Montfort was op 9 maart 1782 geboren te Weert. Als conscrit behoorde hij derhalve tot de lichting van het jaar XI van de gemeente Weert. Volgens de conscriptielijst was hij apotheker van beroep. RAL FA inv. nr. 475. Joseph Jean van den Eijnden was op 24 juni 1783 te Weert geboren. Op de conscriptielijst van de lichting van het jaar XII van de gemeente Weert werd hij vermeld als ‘élève du pharmacien’. GAW NAW inv. nr. 1874. Zijn vader Leopold was koopman. GAW NAW inv. nr. 1187. In het jaar 1794-1795 was Leopold van den Eijnden een van de twee burgemeesters van Weert geweest. Gerard Joseph Jansen was op 18 maart 1781 te Weert geboren. Op de conscriptielijst van de lichting X van de gemeente Weert werd hij vermeld als ‘élève pharmacien’. RAL FA inv. nr. 473. Op 18 thermidor XIII (6 augustus 1805) lichtte maire Bloemarts van Weert hem in over het apothekersexamen, dat op 11 fructidor XIII (29 augustus 1805) om 9.00 uur zou plaatsvinden in het gebouw van de prefectuur te Maastricht. GAW NAW inv. nr. 66, minuut van brief van maire Bloemarts aan Gerard Joseph Jansen d.d. 18 thermidor XIII (6 augustus 1805). Sloots, Haga Mariana, p. 51. Domitilla, Geschiedenis van het zusterklooster, p. 130-134. De kostschoolleerlingen staan vermeld in: GAW NAW inv. nr. 1187. GAR AKGR inv. nr. 414, brief – met volgnr. 1055 – van Petrus Joannes Daris aan de onderprefect van het arrondissement Roermond, d.d. 22 fructidor XI (9 september 1803). GAW NAW inv. nr. 1639, ongedateerde minuut van antwoord van maire Bloemarts op een vragenlijst van de prefect over ‘des maisons particulières d’instruction existans dans votre commune’ d.d. 21 brumaire X (11 november 1801); en GAW NAW inv. nr. 1639, minuut van brief van maire Bloemarts aan de onderprefect, ongedateerd maar gezien het volgnummer 236 geschreven in het voorjaar van 1803. De vergelijking van aantal het aantal interne leerlingen in 1796 en 1806 is gebaseerd op GAW NAW inv. nrs. 1187 en 1189. In 1629 was ’s-Hertogenbosch veroverd door Frederik Hendrik, waarna een periode van onduidelijkheid aanbrak over de status van de rest van de Meierij. Bij de Vrede van Munster van 1648 werd de hele Meierij toegewezen aan de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën. De noordelijke tak omvatte opleidingen in de dorpen Megen, Deursen, Ravenstein, Velp, Uden, Gemert, en Handel en Boekel. Rooijakkers, Rituele repertoires, p. 123-124. Tot de zuidelijke tak kunnen we onder andere het college van de augustijnen in Bree rekenen, een dorp vijftien kilometer ten zuidwesten van Weert. Sloots, Haga Mariana, p 50. Hanewinckel, Reize door de Majorij van ’s-Hertogenbosch in den jaare 1798, p. 71 en 110. Zie ook het vervolg op dit boek: Hanewinckel, Reize door de Majorij van ‘s-Hertogenbosch, in den jaare 1799 in brieven, p. 67-68. De onderwijswet van 11 floréal X (01 mei 1802) verving de Écoles Centrales door Lycées en Écoles secondaires. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier I.J. Cachera, brief van Cachera aan minister van Oorlog, d.d. 4 juli 1810. Spekkens, L’École Centrale, p. 29, 64-68, 84-86, 148. Een Consulair Besluit van 4 messidor X (23 juni 1802) gaf hier nadere invulling aan. Zowel privédocenten als gemeenten mochten een verzoek tot oprichting van een école secondaire indienen bij de onderprefect, die zo’n verzoek, voorzien van zijn advies, zou voorleggen aan de conseil d’État in Parijs. GAR AKGR inv. nr. 411, volgnr. 719, brief van onderprefect Liger aan de maire van Roermond d.d. 7 thermidor X (26 juli
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
1802). 42 GAR AKGR inv. nr. 414, brief – met volgnr. 1055 – van Petrus Joannes Daris aan de onderprefect van het arrondissement Roermond, d.d. 22 fructidor XI (9 september 1803). In de marge van deze brief staat een aantekening van onderprefect Liger, dat hij de brief doorstuurt naar maire Quisthoudt van Roermond om zijn advies in te winnen. Onder deze aantekening schreef maire Quisthoudt dat hij onderprefect Liger mondeling een positieve reactie had gegeven. 43 GAR AKGR inv. nr. 414, brief – met volgnr. 1078 – van Liger, de onderprefect van het arrondissement Roermond, aan de maire van Roermond, d.d. 26 vendémiaire XII (19 oktober 1803). Ook Daris en Kuijpers zetten vaart achter hun verhuisplannen. Op 13 brumaire XII (5 november 1803) dienden zij bij het Franse ministerie van Financiën een verzoekschrift in om de roerende goederen van hun kostschool naar Roermond te mogen voeren. Hoewel dit verzoekschrift ondersteund werd door een brief van de maire van Roermond, was de beslissing van de minister even formeel als streng. Gebruikte bedden en dito linnengoed mochten zonder bezwaar ingevoerd worden, maar over meubels, spiegels en aardewerk dienden invoerrechten betaald te worden, terwijl de invoer van glaswerk en klokken helemaal niet werd toegestaan. GAR AKGR inv. nr. 415, brief – met volgnr. 1116 – van de minister van Financiën aan de maire van Roermond, d.d. 30 brumaire XII (22 november 1803). Het typeert de moeizame oprichting van de school, ondanks de voortvarendheid van kostschoolhouders, onderprefect en maire. Pas op 22 prairial XII (11 juni 1804) zou een recent gevormd schoolbestuur zich gaan buigen over de benoeming van directeur en leraren aan de school. GAR AKGR inv. nr. 416, brief – met volgnr. 1234 – van onderprefect Liger aan de maire van Roermond, d.d. 20 prairial XII (9 juni 1804). Ook daarna vertraging liep het project vertraging op, want vijf maanden later solliciteerde een leraar naar een betrekking ‘dans l’école secondaire à établir dans votre ville’. GAR AKGR inv. nr. 417, volgnr. 1325, brief van Laisné aan de maire van Roermond, d.d. 22 brumaire XIII (13 november 1804). 44 Pierre Jacques Fréderic Sommers was op 25 juli 1775 te Urmond geboren. Aan het College van Sittard was hij van 14 december 1797 tot mei 1802 leraar retorica en poëzie. Per 21 september 1803 gaf hij in Roermond openbare lessen in Latijn en Duits. In 1813 was hij weduwnaar met een kind. AN inv. nr. F/17/1428 Meuse-inférieure, overzicht van het docentenkorps van het College van Roermond d.d. 10 mei 1813. 45 GAR AKGR inv. nr. 414, brief – met volgnr. 1097 – van Liger, de onderprefect van arrondissement Roermond, aan de maire van Roermond, d.d. 19 brumaire XII (11 november 1803), met in bijlage een geschrift van Sommers, voormalig docent aan het college te Sittard. 46 Een deel van de bevolking in het Maasdal had dit fenomeen al met eigen ogen kunnen aanschouwen. Van Postel vermeldt dat een Duitser in oktober 1788 enkele malen een ‘luchtbal’ liet opgaan nabij Venlo. Ook in juli en augustus 1792 werden er ballonnen het luchtruim ingelaten. Uyttenbroeck, red., Het dagboek, p. 57, 71-72. 47 ‘(…) dès le commencement de ma carrière je fus frappé de l’insouciance, pour ne pas dire du mépris, dont on accueille en cet pays une science qui est la base de toutes les autres’. GAR AKGR inv. nr. 414, brief – met volgnr. 1097 – van Liger, de onderprefect van arrondissement Roermond, aan de maire van Roermond, d.d. 19 brumaire XII (11 november 1803), met in bijlage een geschrift van Sommers. 48 Jansen, red., ‘Statistique de l’arrondissement de Ruremonde’, p. 97 en 121. Bij gelegenheid van zijn aantreden als maire van Roermond stelde Michiels van Kessenich op 18 februari 1808 een programma op, waarin hij de wens vermeldde om een école secondaire op te richten in de stad. RAL MvK inv. nr. 113. 49 AN inv. nr. F/17/1428, Meuse-inférieure, overzicht van het docentenkorps van het College van Roermond, d.d. 10 mei 1813. 50 GAR AKGR inv. nr. 421, besluit van de gemeenteraad van Roermond d.d. 30 april 1807. 51 GAR AKGR inv. nr. 421, besluit van de gemeenteraad van Roermond d.d. 30 april 1807, brief van prefect Roggieri aan onderprefect Liger van het arrondissement Roermond d.d. 15 juni 1807, en besluit van onderprefect Liger d.d. 25 juni 1807. 52 Voor de volledigheid geef ik hier ook de antecedenten van de docent Frans, een buitenstaander in Roermond. Deze Etienne Victor Laisné was op 15 oktober 1761 geboren te Tours (département Indreet-Loire). Van 1793 tot het najaar van 1808 had hij les gegeven aan een eigen kostschool in Maastricht. Daarnaast was hij in deze periode opgetreden als raadsman aan het Tribunal correctionnel en aan het Cour de justice criminelle, beide te Maastricht. AN inv. nr. F/17/1428, Meuse-inférieure, overzicht van het docentenkorps van het College van Roermond d.d. 10 mei 1813. 53 Spronck geeft een mooi overzicht van het privéonderricht dat J.A.H. Michiels van Kessenich samen met
N OT E N
193
54 55
56
57 58
59 60 61 62
63 64
194
zijn broer genoot. De vader van de twee jongens, Henri Joseph Michiels van Kessenich, was een vermogend man die vele publieke functies bekleedde. In 1808 volgde hij Quisthoudt op als maire van Roermond. Spronck, ‘Alexander Michiels van Kessenich’, p. 8-13. GAR AKGR inv. nr. 417, volgnummer 1353, folder van de école secondaire te Tienen d.d. 14 frimaire XIII (5 december 1804). Deze privédocent, Cogniard, beloofde daarbij dat zijn leerlingen na een jaar de klassieke auteurs zouden kunnen lezen, iets waar ze op andere scholen zeker zes jaar over zouden doen. GAR AKGR inv. nr. 412, volgnr. 811, prospectus van cursus Latijn die van start zou gaan op 15 frimaire XI (6 december 1802). Coignard had les gegeven aan de école centrale in Maastricht. Bij de opheffing van deze school was hij een van de vier leraren geweest die overgegaan waren naar de plaatselijke école secondaire. Bij het ontbreken van leerlingen had hij na drie maanden zijn ontslag bij deze onderwijsinstelling aangevraagd. Spekkens, L’École Centrale, p. 92-93. Bij het huwelijk van Henry Antoine van Dijk met Maria Jeanne Chateau op 16 messidor XII (5 juli 1804) te Weert, werden zowel hij als zijn vader omschreven als maître d’ école française. GAW BS Weert. Op 16 januari 1808 deed Henry van Dijk als maître d’ école te Nederweert aangifte van het overlijden van Théodore Napoléon Demertain, de zoon van zijn buurman, douanier ‘au poste de Leveroy’. Deze douanier was gehuwd met Marguerite Chateau en was zo hoogstwaarschijnlijk verwant aan Henry van Dijk. RAL, BS Nederweert. Acht dagen later gaf Henry van Dijk de geboorte van zoon Jacques Alexandre aan. RAL BS Nederweert. Twee jaar later deed Henry van Dijk als maître d’ école te Nederweert wederom aangifte van de geboorte van een zoon, waarbij zijn oudere broer Jacques van Dijk, maître d’ école te Weert, en de 54-jarige Nicolas Chateau, receveur des douanes impériales au poste de Boshoven als getuigen optraden. RAL BS Nederweert. Enkele maanden later werd Henry van Dijk benoemd tot douanier te Stramproy. RAL NRA inv. nr. 2425, minuut van akte verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 14 april 1810. In 1817 kocht het echtpaar Henry van Dijk en Marie Jeanne Chateau het ouderlijk huis annex pensionaat aan de Beekstraat te Weert. Henry van Dijk werd daarbij omschreven als instituteur te Weert. Zijn broer Jean van Dijk was op dat moment instituteur te Heythuysen terwijl zijn andere broer Jacques van Dijk instituteur te Overpelt was. GAW NA inv. nr. 4494, minuut van akten 81 en 88, verleden voor notaris Bloemarts op 17 respectievelijk 24 april 1817. GAW NAW inv. nr. 1639, minuut van brief van maire Bloemarts aan de onderprefect, ongedateerd maar gezien het volgnummer 236 geschreven in het voorjaar van 1803. Arnoldus Verschueren was op 5 mei 1769 te Weert geboren. Op 5 maart 1794 keerde hij uit ‘Belgisch’ Brabant terug in zijn geboortestad. Hij ging in de kost bij zijn moeder, die hem onder andere vier maanden schoolgeld aan de Franse school en de aanschaf van een Frans boek voorschoot. Arnold werkte bij hoedenmaker Van der Heijden. RAL NRA inv. nr. 2416, verslag van de zitting van het vredegerecht van het kanton Weert d.d. 16 floréal V (5 mei 1797), plus bijlagen. Zo ontving onderwijzer Mathieu Caris van de gemeente Weert op 23 februari 1809 honderd franc ‘à compte de son salaire’. GAW NAW inv. nr. 35. GAW NAW inv. nr. 1639, minuut van brief van maire Bloemarts aan de onderprefect, ongedateerd maar gezien het volgnummer 236 uit het voorjaar van 1803. GAW NAW inv. nr. 1662, minuut van brief van maire Bloemarts aan de onderprefect d.d. 12 floréal XI (2 mei 1803). Volgens de geschiedschrijfster van het klooster van de penitenten-recollectinen betrof het een initiatief dat in 1804 begonnen werd maar na anderhalf jaar weer gestaakt werd. Domitilla, Geschiedenis van het zusterklooster, p. 140. Uit correspondentie van maire Bloemarts van Weert blijkt echter dat Marie Elisabeth Theunissen, ofwel zuster Marie Josephe uit het voormalige klooster van de penitenten-recollectinen, reeds in het schooljaar 1801-1802 in Weert lager onderwijs verzorgde. In het voorjaar van 1803 was er niets veranderd in deze situatie. GAW NAW inv. nr. 1639, ongedateerde minuut van antwoord van maire Bloemarts op een vragenlijst van de prefect over ‘des maisons particulières d’instruction existans dans votre commune’ d.d. 21 brumaire X (11 november 1801); en GAW NAW inv. nr. 1639, vragenlijst van de onderprefect van het arrondissement Roermond over het onderwijs d.d. 11 prairial XI (31 mei 1803) en ongedateerde minuut van antwoord van maire Bloemarts daarop. GAW NAW inv. nr. 1639, ongedateerde minuut van antwoord van maire Bloemarts op een vragenlijst van de prefect over ‘des maisons particulières d’instruction existans dans votre commune’ d.d. 21 brumaire X (11 november 1801). GAW ANGA inv. nr. 219. Joannes Mathias in de Willigen was op 27 maart 1782 te Weert geboren. Hij
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
65 66 67
68 69
70 71 72
behoorde als conscrit tot de lichting van het jaar XI. RAL FA inv. nr. 475. Op de kladversie van de conscriptielijst van deze lichting werd vermeld dat hij woonde in het buurtschap Vrakker bij Weert. Hij was met andere woorden niet uithuizig. GAW NAW inv. nr. 1884. Zijn oudere zus Angelina in de Willigen trouwde met Joannes Hangs. Hun zoon Joannes Henricus Hangs was de latere eigenaar van het schrift , zo blijkt uit diverse aantekeningen van zijn hand. Dit bevestigt de identificatie van de Weertenaar Joannes Mathias in de Willigen als auteur van het schoolschrift. Dat hij op twintigjarige leeftijd de school bezocht, behoeft geen verwondering te wekken. Kennis opdoen van de Franse taal, rekenen en boekhouden gold als een investering, nodig om met succes zaken te kunnen doen. De enige andere leerling van een Franse school in Weert die we met naam kennen, Arnold Verschueren, was ook een volwassen leerling die zijn onderricht zelf moest betalen. RAL NRA inv. nr. 2416, verslag van de zitting van het vredegerecht van het kanton Weert d.d. 16 floréal V (5 mei 1797), plus bijlagen. AN inv. nr. F/7/3602, Meuse Inférieure, brief van de ‘auditeur au conseil d’État, commissaire spécial de police dans les départements de la Roër et du Rhin-et-Moselle’, aan Real, ‘le conseiller d’État, chargé du 1er arrondissement de la Police générale’, d.d. 28 maart 1813. RAL FA inv. nr. 532, brief van Lejeas, ‘vicaire général nommé à l’évêché de Liège’, aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 3 augustus 1813. Door het conflict dat Napoleon met de paus had, was Napoleons benoeming van Lejeas tot bisschop niet bekrachtigd door de paus. Priester Leonardus Hermsen, geboortig uit Elst bij Nijmegen, had op 1 november 1816 een getuigschrift behaald aan de Latijnse school van Gemert. Vanaf datzelfde jaar was hij docent in de Latijnse taal te Weert. In 1818 was er een reguliere prijsuitreiking, wat aangeeft dat er op dat moment een volwaardige Latijnse school bestond. Sloots, Haga Mariana, p. 75 en 282-283. GAW NAW inv. nr. 1189. Van Gestel fils, commissaris van het kanton Weert, schreef over hem: ‘il reste dans une maison très dévote et dont les gens fréquentoient l’église différentes fois par jour’. Sinds er een ‘ministre de culte’ voorging in de parochiekerk, bezochten de inwoners van het huis de kerk echter niet meer. Van Gestel fils vermoedde dat Dams sindsdien zelf – illegaal – de mis opdroeg in zijn huis. RAL FA inv. nr. 4320, rapport van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, d.d. 14 prairial VI (2 juni 1798). In een later rapport was Van Gestel fils stelliger: ‘je scais qu’il a dit la messe dans la maison où il logeait’. RAL FA inv. nr. 4320, rapport van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, d.d. 21 prairial VI (9 juni 1798). Sloots, Haga Mariana, p. 279. GAW NAW inv. nr. 53, verklaring van de burgemeester van Weert d.d. 11 oktober 1821; GAW NAW inv. nr. 1189. Michel Beijes uit Nederweert werd op de conscriptielijst van de lichting het jaar XIV nog omschreven als landbouwer. RAL FA inv. nr. 477. In het voorjaar van 1815 ontving hij als théologien een paspoort voor Luik. RAL PA inv. nr. 91. Een ander ambtelijk stuk uit dezelfde periode noemt hem een étudiant en théologie. GAN inv. nr. 1561. Bij de aangifte van zijn overlijden op 20 december 1828 werd geen beroep vermeld. RAL BS Nederweert. Servais Joseph van Dijck, een jongere broer van Henry J.F. van Dijck, werd op de conscriptielijst van de lichting van het jaar 1806 omschreven als étudiant. RAL FA inv. nr. 484. Van Pierre Corneille van Dijck, eveneens een jongere broer van Henry J.F. van Dijck, werd in april 1815 vermeld dat hij étudiant en théologie was. Op grond van zijn geboortejaar 1796 viel hij niet onder de conscriptie. RAL PA inv. nr. 141. Jean Mathieu Driessen werd in april 1815 geregistreerd als theologiestudent te Weert. Op 12 april 1817 stond hij als student aan het seminarie van Luik aan de vooravond van zijn priesterwijding. Op grond van zijn geboortejaar 1795 had hij niet te maken gehad met de conscriptie. GAW NA inv. nr. 4494, minuut van akte met volgnr. 75, verleden voor notaris Bloemarts op 12 april 1817; RAL PA inv. nr. 141. André Walter Janssens, conscrit uit Weert van de lichting 1814, werd in januari 1813 omschreven als étudiant die zich voorbereidde op het priesterschap. AN inv. nr. F/19/1032, diocèse de Liège, verklaring van maire Bloemarts van Weert d.d. 26 januari 1813. Silvestre Keulen, conscrit uit Weert van de lichting 1809, was in het voorjaar van 1815 étudiant en théologie. RAL PA inv. nr. 141. Jean Antoine Kneepkens, conscrit uit Weert van de lichting van het jaar XI, werd op 5 augustus 1813 in Munster tot priester gewijd. RAL PA inv. nr. 141; Minke, Un prélat concordataire, p. 491. Etien Moonen werd in april 1815 omschreven als étudiant en théologie. Op grond van zijn geboortejaar
N OT E N
195
73
74 75 76 77 78 79
80 81
82
83 84 85
86
196
1796 viel hij niet onder de conscriptie. RAL PA inv. nr. 141. Arnold Scheepers was volgens de conscriptielijst van de lichting 1808 schoenmaker. RAL FA inv. nr. 496. Op 7 juli 1814 werd hij in Munster tot priester gewijd. RAL PA inv. nr. 141; Minke, Un prélat concordataire, p. 492. Pierre Scheffers stond op de conscriptielijst van de lichting 1812 te boek als lintwerker uit Weert, net als zijn vader. Op 20 april 1813 kreeg hij vrijstelling van de dienstplicht omdat hij zich voorbereidde op het priesterschap. RAL FA inv. nr. 522. Op 7 maart 1815 werd hij op een paspoort geregistreerd als onderdiaken. RAL PA inv. nr. 93. Ongetwijfeld had hij dat paspoort aangevraagd om zich naar Munster te begeven, waar hij op 13 maart 1815 tot priester werd gewijd. Minke, Un prélat concordataire, p. 492. Joannes Lambertus Teeuwen was op 27 juli 1773 in Weert geboren en viel derhalve net niet onder de conscriptie. Na zijn priesterwijding werd hij kapelaan in Weert. Op 26 juni 1805 werd hij ‘geassocieerd’ aan het ‘borgerkoor’ van de Sint-Martinusparochie van Weert. GAW ASM inv. nr. 760; Minke, Un prélat concordataire, p. 481. Mathieu Aendebrug onderwees op de school in het gehucht Tungelroy de leerlingen in het Nederlands en het rekenen. In de winter had hij 36 leerlingen, in de zomer twintig. GAW NAW inv. nr. 1639, een door maire Bloemarts ingevulde vragenlijst, die door de prefect was opgesteld op 21 brumaire X (11 november 1801). Minke, Un prélat concordataire, p. 491; Sloots, Haga Mariana, p. 345. GAW NA inv. nr. 4512, verwijzing naar akten 191 en 192 verleden voor notaris Bloemarts d.d. 27 oktober 1812. GAW AD inv.nr 75. Het huwelijk werd op 20 floréal XII (10 mei 1804) te Weert gesloten. GAW BS Weert. Zijn op 6 oktober 1806 te Weert geboren zoon Henri Pe(e)ters trad later in de voetsporen van zijn vader. Hij werd priester, in 1831 leraar op het kleinseminarie Rolduc, en van 1843 tot aan zijn dood in 1855 directeur van deze onderwijsinstelling. Zie over hem: Van der Heijden, ‘Van langue flamande tot Nederlands’, p. 237-238 ; en Spronck, ‘Directeursfeest’, p. 333-337. RAL NRA inv. nr. 2425, minuut van akte verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 4 maart 1811. Pierre Peters wordt hier omschreven als marchand aan de Maaspoort in Weert. Op 13 januari 1812 legden de drie broers en de zus van Pierre Peters een gegarandeerd jaarinkomen vast ten gunste van Pierre Peters, wat een voorwaarde voor hem was om tot priester gewijd te kunnen worden. GAW NA inv. nr. 4492, minuut van akte 9 verleden voor notaris Bloemarts op 13.01.1812. Op 19 september 1812 werd hij te Munster tot priester gewijd. Minke, Un prélat concordataire, p. 490. AN inv. nr. F/19/1031, Diocèse de Liège, Département de la Meuse Inférieure, Liste des conscrits qui (…) réclament leur exemption comme élève ecclésiastiques , d.d. 19 februari 1813. De prefect nam de gegevens over Pierre Scheffers over van een staatje, dat gezien het handschrift door Pierre Scheffers zelf was opgesteld. AN inv. nr. F/19/1032, Diocèse de Liège, overzicht van gegevens over Scheffers, gecertificeerd op 31 januari 1813 door de maire van Weert. ‘sur la poésie et rhétorique particulièrement, dont il faisait partie, auxquelles il a répondu à notre grande satisfaction’. AN inv. nr. F/19/1032, Diocèse de Liège, proces-verbaal van examen afgelegd door Pierre Jacques Scheffers ten overstaan van pastoor Vullers uit Weert, d.d. 29 januari 1813. De bisschop van Luik ondertekende op 5 februari 1813 het officiële verzoek tot vrijstelling van militaire dienstplicht voor Pierre Jacques Scheffers. RAL FA inv. nr. 432. Joseph Ignace Louis Hubert Simon was op 20 juli 1785 te Roermond geboren. In 1813 woonden zijn ouders als rentenier in Roermond. Joseph Simon had als conscrit van de lichting van het jaar XIV een oproep voor actieve dienst ontlopen door zijn nummer te ruilen met een andere conscrit. Hij was een late roeping, want pas op zijn 24ste begon hij aan de vooropleiding tot het priesterschap. Dat de bisschop van Luik in 1813 in actie kwam voor hem, wordt begrijpelijk wanneer we beseffen dat in 1813 massaal conscrits werden opgeroepen van eerdere lichtingen. De angst dat Joseph Simon alsnog zou worden opgeroepen voor actieve dienst was met andere woorden niet vreemd, al was zij onterecht. Van de lichting XIV werd namelijk niemand meer opgeroepen in 1813. RAL FA inv. nr. 538, brief van Lejeas, die benoemd was tot bisschop van Luik, aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 10 december 1812, plus bijlage. ‘a fréquenté ma leçon de la langue latine depuis quatre ans, et comme son désir est de parvenir à l’état ecclésiastique, j’ai lui donné des leçons de la théologie, qu’il fréquente exactement et dans lesquelles il montre beaucoup de zèle.’ AN inv. nr. F/19/1032, Diocèse de Liège, verklaring van Pierre J. Lemmens, pastoor van Achel, ten behoeve van zijn leerling Pierre Jean Boelers uit Achel, d.d. 15 januari 1813. Deze student werd
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
op 25 september 1813 te Munster tot priester gewijd. Minke, Un prélat concordataire, p. 491 87 GAW ASM inv. nr. 760. De verwantschap tussen de arts en de pastoor blijkt uit een uitspraak van het vredegerecht van het kanton Weert d.d. 28 fructidor VI (14 september 1798). Jean Eustache Janssens, officier de santé te Weert, moest aangifte doen van de onroerende goederen van zijn oom Joseph Janssen, voorheen pastoor te Weert en op dat moment gevlucht naar het buitenland. RAL NRA inv. nr. 2416. Arts Jean Eustache Janssens woonde met zijn gezin aan de Oelemarkt te Weert. In 1796 waren de weduwe van Petrus Kneepkens en haar twee jongste zonen Antoine en Dominique Kneepkens zijn buren. GAW NAW inv. nr. 1187. 88 In feite was de situatie na 30 mei 1797 verwarrender en ingewikkelder dan hier voorgesteld, met telkens nieuwe verordeningen die van kracht waren. Het voert echter te ver om daar in het kader van deze studie op in te gaan. 89 Op 25 november 1807 spraken de leden in een buitengewone vergadering af, dat zij voortaan elke zaterdagavond om 20.00 uur bijeen zouden komen ‘ten einde zich in den zang te perfectionneeeren’. Deze wekelijkse repetitie, die de maandelijkse bijeenkomst op zondag verving, vond alleen in de winter plaats, van Allerheiligen tot Pasen. Op afwezigheid stond een boete van zes stuiver. GAW ASM inv. nr. 760. 90 GAW ASM inv. nr. 760. 91 GAW AD inv. nr. 75, regels 61-66 van 120-regelig gedicht. 92 GAW ASM inv. nr. 760. 93 GAW AD inv. nr. 75. 94 GAW AD inv. nr. 75, regel 38 van 120-regelig gedicht. Het bidprentje van Petrus Peters vermeldt, dat ‘hij op zijn 84ste jaar met jeugdige kracht nog voorzong in de goddelijke diensten’ in de Sint-Martinuskerk in Weert. Particuliere collectie, Amsterdam, bidprentje van Petrus Peters. 95 Op 21 augustus 1810 verstrekten Jean Eustache Janssens en zijn echtgenote een jaarrente van 48 franc, met hypothecaire garantie, aan Henry J.F. van Dijk die vlak voor zijn priesterwijding stond. GAW NA inv. nr. 4490, minuut van akte 122 verleden voor notaris Bloemarts d.d. 21 augustus 1810. Om in het Frankrijk van Napoleon tot priester gewijd te kunnen worden, moest de persoon in kwestie aantonen dat hij over een gegarandeerd jaarinkomen van driehonderd franc beschikte. Daarom liet Henry J.F. van Dijk op 27 augustus 1810 al zijn gegarandeerde inkomsten vastleggen. De belangrijkste som waarover hij beschikte was een jaarrente van 150 franc, met hypothecaire garantie, die Guillaume Mertz, handelaar te Roermond, hem had toegekend. GAW NA inv. nr. 4490, minuut van akte 125 verleden voor notaris Bloemarts op 27 augustus 1810. 96 GAW NAW inv. nr. 1885. 97 De enige ontsnappingsclausule in zo’n geval was evidente lichamelijke ongeschiktheid voor de dienst. 98 RAL NA 782, akte nr. 84 verleden voor notaris J.F. van Halen d.d. 25 thermidor XII (12 september 1804). 99 GAW NAW inv. nr. 1222. 100 GAW NAW inv. nr. 51, verklaring d.d. 29 juni 1810 van Bloemarts, maire van Weert, dat Richard Egide van Schoubroek op 23 juni 1810 een vrijstelling van de dienstplicht heeft ontvangen van de prefect van het departement van de Nedermaas. 101 De gemeente Weert had Richard van Schoubroek in 1815 betaald voor zijn in 1813 verrichte werkzaamheden. GAW NAW inv. nr. 69, minuut van brief van ‘de burgemeesteren der stad Weert’ aan ‘de Algemeene Commissie van Liquidatie’ te ’s-Gravenhage d.d. 26 april 1819. 102 Corneille François Princen was als prêtre réfractaire door de Franse autoriteiten veroordeeld tot deportatie, maar hij had bijtijds de vlucht genomen, zo blijkt uit een verslag uit een verslag van de verzegeling van zijn huisraad. RAL NRA inv. nr. 2415, akte d.d. 24 fructidor VI (10 september 1798). 103 RAL NA inv. nr. 783, minuut van akte 13 verleden voor notaris J.F. van Halen d.d. 4 brumaire XIII (26 oktober 1804). 104 RAL NRA inv. nr. 2415, akte d.d. 24 fructidor VI (10 september 1798). Uit dit verslag van de verzegeling van de bezittingen van C.F. Princen blijkt dat de kamer aan de tuinzijde op de eerste verdieping in september 1798 verhuurd was aan een kostgangster. Het ligt daarom voor de hand, dat deze kamer enkele jaren later beschikbaar was voor kostganger Henry J.F. van Dijck. 105 GAW NAW inv. nr. 51, afschrift van Certificat d’amnistie absolue verleend aan Henry J.F. van Dijck door de prefect van het departement van de Twee Nethen d.d. 26 juni 1810. 106 RAL NA inv. nr. 783, minuut van akte 187 verleden voor notaris J.F. van Halen d.d. 9 mei 1806. Het eerste testament heeft als vindplaats: RAL NA inv. nr. 783, minuut van akte 13 verleden voor notaris J.F.
N OT E N
197
van Halen d.d. 4 brumaire XIII (26 oktober 1804). 107 Bij de loting van de gecombineerde lichtingen van de jaren XI & XII trokken de conscrits geen nummer, maar trokken zij hetzij een lot dat hen verplichtte tot actieve dienst, hetzij een lot dat hen indeelde bij de reserve, hetzij een niet. GAW NAW inv. nr. 1885, minuut van verslag van de loting van de lichtingen XI & XII in het kanton Weert. 108 RAL NA inv. nr. 783, minuut van akte 187 verleden voor notaris J.F. van Halen d.d. 9 mei 1806. 109 De onenigheid onder de erfgenamen over de afwikkeling van de erfenis sleepte zich jaren voort. Zo moest slotenmaker Willem Knapen op 30 juni 1808 verschijnen voor het vredegerecht van Weert om zich te verstaan met andere erfgenamen. GAW ANGA inv.nr 188. 110 Guillaume ofwel Wilhelmus Knapen erfde de smederij aan de Molenstraat van zijn ouders als dank voor bewezen diensten. GAW ANGA inv. nr. 184, testament van Théodore Knapen en Cathérine Princen, op 24 vendémiaire XI (16 oktober 1802) opgesteld te Weert door notaris J.F. van Halen. Op 24 frimaire XII (15 december 1803) kocht hij voor vierhonderd gulden het resterende erfdeel van zijn broer Jean Mathieu en zijn zus Anna Helena af, nl. hun rechten op het woonhuis aan de Molenstraat en enkele kleine percelen grond. GAW ANGA inv. nr. 186. Op 14 thermidor XII (2 augustus 1804) trad Guillaume Knapen te Weert in het huwelijk met Elisabeth Grispen. GAW BS Weert. Dat de oudere broer Jean Mathieu Knapen in 1806 bij het echtpaar inwoonde, staat genoteerd in: GAW NAW inv. nr. 1189. De broers woonden in 1796 al in hetzelfde huis aan de Molenstraat, toen nog samen met hun ouders. GAW NAW inv. nr. 1187. De op 24 mei 1777 geboren Guillaume Knapen viel als conscrit onder de tweede klasse van de lichting van de jaargang VII, maar had zich niet gemeld en was evenmin opgemerkt door de autoriteiten. Hij staat dan ook niet vermeld op de desbetreffende conscriptielijst. RAL FA inv. nr. 464. Dit feit heeft zijn neef Henry van Dijck wellicht gesterkt in zijn overtuiging, dat hij de dienstplicht zou kunnen ontlopen door zich niet te melden. 111 Op 25 mei 1810 verzond maire Bloemarts van Weert een verklaring zodat Henry J.F. van Dijck gebruik kon maken van de amnestieregeling. Op 26 juni 1810 verleende de prefect van het departement van de Twee Nethen een Certificat d’amnistie absolu aan Henry J.F. van Dijck. Maire Bloemarts maakte hiervan een afschrift. GAW NAW inv. nr. 51. 112 GAW NAW inv. nr. 51, verklaring van maire Bloemarts over de amnestieregeling waarvan H.F.J. van Dijk gebruik had gemaakt, d.d. 22 augustus 1810. Het afschrift van het Certificat d’amnistie absolue verleend aan Henry J.F. van Dijck had maire Bloemarts reeds eerder ingeschreven. 113 Onduidelijk blijft hoe maire Bloemarts tot zulke exacte cijfers kwam. GAW NAW inv. nr. 67, minuut van brief met volgnr. 564 van maire Bloemarts aan de prefect d.d. 30 september 1807. De situatie in Weert stak overigens gunstig af bij die in Maastricht, waar slechts 4200 van de 14.211 inwoners geletterd waren. Ubachs, ‘Het primaire onderwijs’, p. 163. 114 Op 15 frimaire IX (6 december 1800) liet Magniet, onderprefect van het arrondissement Roermond, aan maire Bloemarts van Weert weten dat hij het officiële congé van Pierre Peters had ontvangen. Pierre Peters diende zich bij deze onderprefect te vervoegen om het congé officieel in ontvangst te nemen. GAW NAW inv. nr. 1885. 115 GAW NAW inv. nr. 1885. 116 RAL FA inv. nr. 475; RAL NA inv. nr. 782, minuut van akte nr. 22 verleden voor notaris Van Halen op 2 pluviôse XII (23 januari 1804). Zie ook hoofdstuk 17. 117 Op 10 nivôse XII (1 januari 1804) trok Théodore van Montfort een lot als reservist van de lichting XI. GAW NAW inv. nr. 1885. Op het nippertje contracteerde hij Mathieu van Grimbergen als remplaçant, net op tijd om een veroordeling tot dienstplichtontduiker te ontlopen. RAL NRA inv. nr. 1773. Op 22 messidor XII (11 juli 1804) vertrok deze remplaçant naar het leger. RAL FA inv. nr. 475. In april 1815 werd Théodore van Montfort vermeld als priester en jezuïet. RAL PA inv. nr. 141. 118 RAL FA inv. nrs. 496 en 499. 119 Pierre Charles Haex was een conscrit van de lichting 1810, maar werd als leerling aan de école secondaire te Namen vrijgesteld van dienstplicht bij keizerlijke beslissing d.d. 30 januari 1809, omdat hij zich voorbereidde op het priesterschap. GAW NAW inv. nr. 35, verklaring van maire Bloemarts d.d. 14 april 1809; RAL FA inv. nrs. 508 en 511. Vader Joseph Woutier Haex, arts te Weert, verstrekte in november 1811 een jaarrente van 237 franc aan zijn zoon Pierre Charles zodat deze over vaste inkomsten beschikte, wat een voorwaarde was om tot priester gewijd te kunnen worden. GAW NA inv. 4491, minuut van akte 209 verleden voor notaris Bloemarts op 15 november 1811. In december 1811 verklaarde vader Haex dat hij positief stond tegenover de keuze van zijn zoon om de priesterwijding te ontvangen. Deze zoon verbleef
198
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
120
121 122
123 124
125
126 127
128 129
op dat moment te Namen. GAW NA inv. nr. 4491, minuut van akte 237 verleden voor notaris Bloemarts te Weert op 10 december 1811. Op 25 september 1813 werd hij te Munster tot priester gewijd. Minke, Un prélat concordataire, p. 491. Silvestre Keulen werd in het voorjaar van 1815 vermeld als étudiant en théologie. RAL PA inv. nr. 141. Als conscrit van de lichting 1809 had hij het hoge nummer 101 geloot waardoor hij niet was opgeroepen voor actieve dienst. RAL FA inv. nrs. 502 en 505. Op 9 februari 1813 werd hij alsnog opgeroepen voor militaire dienst als onderdeel van een levée extraordinaire. Hij kreeg toen vrijstelling omdat zijn broer Guillaume diende in het 20ste regiment dragonders, of preciezer gezegd als Frans soldaat in Engelse krijgsgevangenschap verkeerde. GAW NAW inv. nr. 68, minuut van brief met volgnr. 826 van maire Bloemarts aan de onderprefect d.d. 14 februari 1813; RAL FA inv. nr. 506. Zie noot 72. AN inv. nr. F/19/1032, Diocèse de Liège, brief van de prefect van het departement van de Nedermaas aan de Ministre des cultes, d.d. 21 november 1812, met in bijlage een overzicht van conscrits van de lichting 1813 uit het departement van de Nedermaas die om vrijstelling van de dienstplicht verzochten omdat ze zich voorbereidden op het priesterschap. AN inv. nr. F/19/1032, Diocèse de Liège, een door de prefect op 20 mei 1813 gecertificeerd overzicht van conscrits van de lichting 1814 uit het departement van de Nedermaas die om vrijstelling van de dienstplicht verzochten omdat ze zich voorbereidden op het priesterschap. André Waltère Janssens verklaarde op 26 januari 1813 ten overstaan van maire Bloemarts van Weert dat hij het priesterschap ambieerde. Bloemarts voegde eraan toe dat de jongeman ieders respect had verworven ‘par la docilité de son caractère, ses affections pour ses père et mère, et sa conduite irréprochable’. AN inv. nr. F/19/1032 Diocèse de Liège, verklaring van maire Bloemarts van Weert d.d. 26 januari 1813. Bij beslissing van 8 maart 1813 werd André Waltère Janssens inderdaad vrijgesteld van de dienstplicht. RAL FA inv. nr. 533. Herman Henri Neuhuis was op 16 april 1792 geboren te Wessem, een dorp aan de Maas, een kleine twintig kilometer ten zuidoosten van Weert. Per besluit van 26 maart 1812 had hij vrijstelling gekregen van zijn verplichtingen als conscrit om zijn kerkelijke studies voort te kunnen zetten. Daarvoor ging hij les volgen aan het college van Roermond. Na enkele weken staakte hij echter het schoolbezoek. Hij bleek verliefd te zijn geworden op een meisje uit Roermond, dat werkte als dienstbode. Nadat deze dienstbode was ontslagen, trok de jongen in ‘chez le père de sa maîtresse’, waar hij zijn levensstijl voortzette ‘de vagabonder dans tous les endroits où il peut y avoir de plaisir, digne occupation de son immoralité’, zoals Daris, de directeur van het college, verontwaardigd uitdrukte. Daris lichtte de onderprefect in, zodat deze de vrijstelling voor de amoureuze student teniet kon doen. RAL FA inv. nr. 532, brief van Daris, directeur van het college van Roermond, aan de onderprefect van het arrondissement Roermond, d.d. 31 juli 1813. Zie ook: RAL FA inv. nr. 532, brief van Lejeas, ‘vicaire général nommé à l’évêché de Liège’, aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 3 augustus 1813. RAL NRA inv. nr. 2431, minuut van akte 58 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 25 mei 1828. Minke, Un prélat concordataire, p. 374-376; Minke, ‘Der Priesternachwuchs’, p. 140. De gegevens die Minke hier vermeldt wekken bevreemding, omdat ze in tegenspraak zijn met een bijlage bij zijn biografie van bisschop Zaepffel, waarin hij op p. 485-495 zes studenten uit Weert noemt die in de periode van september 1812 tot april 1815 tot priester werden gewijd. Naast de negen conscrits uit Weert gaat het om Mathieu Aendebrug, een late roeping uit Weert, en om Michel Beijes uit Nederweert. Minke, Un prélat concordataire, p. 385-386; Minke, ‘Der Priesternachwuchs’, p. 145.
HOOFDSTUK 14 1 2 3 4
GAW BS Weert, jaar VII. Decker heeft weliswaar twee soldatenbrieven gepubliceerd van getrouwde conscrits, maar zijn publicatie heeft weinig weerklank gevonden in de wetenschappelijke wereld, wat wellicht samenhangt met het tweetalige karakter van de uitgave. Decker, red., Lettres des soldats luxembourgeois, p. 145-146 en 213-214. Rowe, From Reich to state, p. 170. Petiteau, Lendemains d’Empire, p. 90.
N OT E N
199
5
6 7 8 9 10 11 12
13
14
15
16 17 18 19 20 21 22
200
‘All men between the ages of 20-25 who were single or widowers without children were eligible for service’, schrijft Daly. Daly, Inside Napoleonic France, p. 222. Pigeard begint met de suggestieve opmerking: ‘Un des moyens les plus classiques d’échapper à la conscription est le mariage.’ Weliswaar vermeldt hij de beperkende clausule dat het huwelijk vóór 12 januari 1798 gesloten moest zijn, maar hij laat er meteen op volgen: ‘En fait, l’exemption ne tint pas compte de cette date limite.’ De algehele indruk die hij wekt is dat een huwelijk een conscrit vrijstelling van actieve dienst bezorgde. Pigeard, La conscription, p. 139-140. Vallée, La conscription, p. 595-600. Vallée, La conscription, p. 145. GAW Huwelijksregister Sint-Martinusparochie Weert. GAW BS Weert. RAL FA inv. nr. 465. Hij huwde op deze dag in Nederweert met Joanna Maria Seelen uit Nederweert. RAL Huwelijksregister Sint-Lambertusparochie Nederweert. Kleermaker Theodore Bongers, die op 14 juni 1778 te Stramproy was geboren, huwde op 6 pluviôse VI (25 januari 1798) in zijn geboorteplaats met Joanna Stals uit Stramproy. RAL BS Stramproy. Op de conscriptielijsten ontbrak zijn naam. Antoine Claessens was op 7 januari 1778 te Weert geboren en stond te boek als conscrit van de eerste klasse van de lichting VII. RAL FA inv. nr. 463. Op 27 germinal VI (16 april 1798) ging hij te Weert een huwelijksverbintenis aan met Marie Hélène Deckers uit Weert. GAW BS Weert. Martin Gielissen was op 31 oktober 1777 te Weert geboren en werd eveneens geregistreerd als conscrit van de eerste klasse van de lichting VII. RAL FA inv. nr. 463. Op 3 floréal VI (22 april 1798) trouwde hij te Weert met Aldegonde Stultiens uit Weert. GAW BS Weert. Joseph van Lingen was op 25 maart 1776 te Weert geboren en was derhalve een conscrit van de derde klasse van de lichting van het jaar VII. RAL FA inv. nr. 465. Op 29 floréal VI (18 mei 1798) trad hij in Weert in het huwelijk met Maria Lucia Verheijen uit Weert. GAW BS Weert. Zijn zus zou later trouwen met gendarme Nicolas Chabert. Jacques Luis was op 26 januari 1777 geboren in Weert en was derhalve een conscrit van de tweede klasse van de lichting van het jaar VII. RAL FA inv. nr. 464. Op 10 germinal VII (30 maart 1799) trouwde hij in Weert met Joanne Vinkers uit dezelfde woonplaats. GAW BS Weert. In hoofdstuk 2 zijn we zijn criminele gedragingen tegengekomen. In hoofdstuk 24 duikt zijn vrouw op onder de verdenking van het onderhouden van seksuele betrekkingen met haar schoonbroer. RAL NRA inv. nr. 1993, brief van de vrederechter van het kanton Bree aan de magistrat de sûreté van het arrondissement Roermond, d.d. 4 frimaire XIII (25 november 1804). Per ministerieel rondschrijven maakte de minister van Oorlog op 7 ventôse XI (26 februari 1803) bekend, dat dienstplichtontduikers en deserteurs niet langer naar een gevangenis werden gestuurd, maar naar een van de zes dépôts coloniaux, zoals die van het eiland Île de Ré. Dit was niet alleen bedoeld als straf maar vooral als een geschikte manier om de onwillige mannen te laten wennen aan de militaire tucht, op een plek waar zij niet gemakkelijk gelegenheid zouden vinden om de dienst te ontvluchten. Vallée, La conscription, p. 423. Boonstra geeft voor Eindhoven aan het begin van de negentiende eeuw een gemiddelde leeftijd van 28 jaar van de bruidegom bij het aangaan van een eerste huwelijk. Hij merkt daarbij op dat deze leeftijd in feite naar boven toe moet worden bijgesteld. Boonstra heeft zijn onderzoek namelijk gebaseerd op gegevens van gezinnen die in 1850 in het bevolkingsregister figureerden. Huwelijken waarbij de partners betrekkelijk oud waren, maakten derhalve minder kans om opgenomen te worden in de dataset waarvan Boonstra gebruik heeft gemaakt. Boonstra, De waardij van eene vroege opleiding, p. 260-261. Guillaume Sijben was op 12 mei 1779 geboren te Stramproy. Op 23 germinal VIII (13 april 1800) huwde hij te Weert met Catherine Stals uit Stramproy. Op 10 april 1807 werd hij als soldaat van het 12de linieregiment afgekeurd voor verdere dienst. RAL FA inv. nr. 548. GAW BS Weert. GAW BS Weert. RAL NRA inv. nr. 1426, dossier Mewis Janssen. RAL FA inv. nr. 602. RANB, ORA Beek en Donk, inv. nrs. 70 en 1632. Met dank aan Anton Verspagen die me hierop wees. Michel Verspaegen was op 5 juni 1782 in Weert geboren. In messidor of thermidor VIII (juni-augustus 1800) trok hij als soldaat van het Bataafse leger door Weert, tijdens de doortocht van Bataafse troepen op weg naar de Rijn. Om dat moment diende hij achttien maanden in de 2de compagnie – onder kapitein
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Bethué – van het 3de Bataljon van de 2de halve brigade infanterie, die onder commando stond van kolonel Picard. Hij deserteerde in Weert en woonde sindsdien bij zijn vader, een dagloner in het gehucht Boshoven. Hij ging er zelf ook als dagloner werken, maar genoot geen goede naam in de buurt. In de maand ventôse IX (februari-maart 1801) vroeg hij een paspoort aan om naar Bercele in het departement van de Schelde te reizen, waarmee waarschijnlijk Belsele, ten noorden van Gent, bedoeld werd. Zijn oudere broer Jean Verspaegen werkte al jarenlang als herder in het departement van de Schelde, zodat het voor de hand ligt dat hij deze broer bezocht. Of Michel Verspaegen ook van plan was om in Vlaanderen aan de kost te komen weten we niet. In ieder geval was hij in het najaar van 1801 weer terug in Weert. Hij legde er brandbrieven bij ten minste twee boerderijen in het gehucht Boshoven: als de bewoners niet op korte termijn op een aangegeven plek een som gelds legden, zou hun woning in vlammen opgaan. Op 27 brumaire X (17 november 1801), om zeven uur ’s ochtends, arresteerde de gendarmeriebrigade van Weert Michel Verspaegen in de ouderlijke woning. In eerste instantie ontkende hij de afpersing, waarbij hij als argument gebruikte dat hij niet kon lezen of schrijven. Hij zou slechts drie maanden onderwijs hebben gevolgd, toen hij tien jaar oud was geweest. Maire Bloemarts herinnerde zich evenwel het paspoort dat hij had afgegeven, en dat Michel Verspaegen zelf ondertekend had. Bovendien merkte de conciërge van het huis van bewaring in Roermond alert op, dat Michel Verspaegen een brief las die hij in zijn voorarrest had ontvangen. Geconfronteerd met deze feiten, gaf de verdachte toe dat hij kon schrijven en legde hij een schrijftest af. Uit een vergelijking van de handschriften wisten twee geraadpleegde experts – onderwijzers – geen definitieve conclusie te trekken. Op basis van de handschriften bestaat er mijns inziens echter weinig twijfel dat Michel Verspaegen de auteur van de brandbrieven was. De rechtbank vond dat ook en veroordeelde Michel Verspaegen tot een jarenlange gevangenisstraf. Als conscrit van de lichting XI werd hij vervolgens opgeroepen voor actieve dienst. Omdat hij zijn straf uitzat in de gevangenis van Vilvoorde, kon hij echter niet opkomen. Bij besluit van de rekruteringsraad werd daarom een andere conscrit – Christophe Lemmens – aangewezen om de plaats van Michel Verspaegen in het leger over te nemen. GAW NAW inv. nrs. 1884, 1885 en 1886; RAL FA inv. nrs. 463, 475 en 743; RAL NRA inv. nr. 1615, dossier Michel Verspaegen. En passant zij opgemerkt dat Jean Tulard zich erover verbaast dat zelfs jongemannen die een gevangenisstraf uitzaten op de conscriptielijst gezet moesten worden. Tulard, La vie quotidienne, p. 136. De perikelen van Michel Verspaegen maken duidelijk, dat de autoriteiten er verstandig aan deden om inderdaad iedere jongeman te registreren. Zonder zo’n deugdelijke administratie zou er onherroepelijk chaos uitbreken. 23 Op 5 juli 1815 erkende de 71-jarige Egidius Schinckers, schoenmaker aan de Molenstraat in Weert, het vaderschap over de zoon die de 25-jarige Joanna Maria Verspaegen op 1 juli 1815 op de wereld had gezet in het huis van haar moeder in het gehucht Boshoven. Op 31 mei 1822 zou Joanna Maria Verspaegen in het huwelijk treden met de inmiddels 78-jarige Schinckers. GAW BS Weert. 24 Deze broer, Jean Verspaegen, was boer in het Nederweerter buurtschap Heijhoek, aan de weg van Leuken naar Leveroy. Daarnaast zette hij als visser zijn netten uit op de ‘Schoorkoulen’, een groot ven waarvan hij de visrechten voor een bedrag van zestien franc per jaar van de gemeente Nederweert pachtte. Op 19 februari 1812 kreeg hij het letterlijk aan de stok met Pierre Gielen, een collega-visser. Verspaegen beschuldigde Gielen van het doorknippen van zijn netten, riep hem toe ‘il faut que je te tue’, en sloeg er daarna op los – aldus de lezing van Gielen. Verspaegen beweerde dat Gielen het handgemeen was begonnen, en werd daarin bevestigd door een getuige. Tot een rechtszaak kwam het niet. RAL NRA inv. nr. 1949, proces-verbaal opgesteld door de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 21 februari 1812; proces-verbaal van getuigenverhoren, opgesteld door de vrederechter van het kanton Weert, d.d. 5 maart en 29 april 1812; proces-verbaal van verhoor van Jean Verspaegen, opgesteld door de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond, d.d. 18 april 1812. In de zomer van 1816 werd Jean Verspaegen omschreven als een dagloner. Zijn vrouw verklaarde op 16 juni 1816 dat hij enkele weken eerder naar Holland was vertrokken om daar als seizoenarbeider de kost te verdienen. Een nicht van zijn echtgenote verklaarde over hem ‘qu’il s’habille proprement mais qu’il ne donne rien à sa femme pour le ménage’. De vrouw van Jean Verspaegen spon thuis vlas. Aan een naaister had zij kort voor Pinksteren verklaard dat zij vooralsnog geen doek kon laten maken van het garen dat zij gesponnen had en dat zij ‘devait attendre jusqu’au retour de son mari, qui devait bientôt partir pour la Hollande, et lui apporter de l’argent; qu’avant cet époque, elle ne savait payer le tisserand’. RAL NRA inv. nr. 1646, dossier Petronelle Neijnens, proces-verbaal van inbraak opgesteld door de vrederechter van het kanton Weert, d.d. 16 juni 1816, proces-verbaal van verhoor van Petronelle Neijnens door de juge d’instruction van het arrondissement Roermond, d.d. 21 juni 1816, en verklaringen van getuigen, afgelegd ten overstaan van de Vrederechter van het kanton Weert, d.d. 1 juli 1816. 25 RAL BS Nederweert.
N OT E N
201
26 Hij vertrok op 21 germinal XI (11 april 1803) naar het leger. RAL FA inv. nr. 602. 27 Henry Baerts was op 28 juni 1781 in Stramproy geboren. Op 4 nivôse XI (25 december 1802) trad hij te Stramproy in het huwelijk met Jeanne Moors uit Stramproy. GAW BS Stramproy. Als conscrit van de lichting X werd hij aangewezen voor de reserve. RAL FA inv. nrs. 473 en 606. Hij gaf in eerste instantie geen gehoor aan de oproep voor militaire dienst en werd op 16 pluviôse XII (6 februari 1804) veroordeeld tot réfractaire. RAL FA inv. nr. 555 en RAL NRA inv. nr. 1773. Op 5 juli 1807 meldde hij zich vrijwillig ter prefectuur waarna hij werd doorgestuurd naar het 54ste linieregiment. RAL FA inv. nr. 551. Een dag later werd hij opgenomen in dit korps, maar op 11 augustus 1807 deserteerde hij reeds. SHAT inv. nr. 21 Yc 451. Hij meldde zich voor de amnestieregeling van 25 maart 1810 en werd vervolgens bij beslissing van 12 juni 1810 ‘hors d’état de reprendre le service militaire’ verklaard. RAL FA inv. nr. 579. 28 Henry Mertens, een conscrit van de lichting XI uit Nederweert, was in 1802 gehuwd, op twintigjarige leeftijd. Hij lootte voor actieve dienst maar schakelde vervolgens een remplaçant in. Deze remplaçant, Jacques Luyten, deserteerde echter vrijwel meteen – in de periode van 25 tot 30 pluviôse XII (15-20 februari 1804) – uit het 48ste linieregiment infanterie. GAW NAW inv. nr. 1885; RAL BS Nederweert; RAL FA inv. nrs. 449 en 475. Pierre Kessels, een conscrit van de lichting XII uit Nederweert, was eveneens in 1802 gehuwd, maar op negentienjarige leeftijd. Hij lootte voor de reserve. Als reservist werd hij op 17 pluviôse XII (7 februari 1804) aangewezen voor actieve dienst in het 13de regiment dragonders. Op 3 ventôse XII (23 februari 1804) vertrok hij, waarna hij onderweg deserteerde, zich vervolgens bedacht, zich op 22 ventôse XII (13 maart 1804) meldde, en drie dagen later in zijn eentje wederom vertrok naar zijn regiment. Daar arriveerde hij op 6 germinal XII (27 maart 1804). Op 27 messidor XIII (16 juli 1805) bevond hij zich in het hospitaal van Arras. In het 13de regiment dragonders werd daarna niets meer van hem vernomen, zodat hij per 10 nivôse XIV (31 december 1805) geschrapt werd uit het regimentsboek. GAW NAW inv. nr. 1885; RAL BS Nederweert; RAL FA inv. nrs. 449, 476 en 602; SHAT inv. nr. 24 Yc 172. 29 GAW BS Weert. 30 Bij de veiling van de vaderlijke boerderij in juni 1803 woonde Lambert Kampen in Weert. RAL NA inv. nr. 782, minuut van akte met volgnr. 63, verleden voor notaris J.F. van Halen op 21 prairial XI (10 juni 1803). 31 RAL NRA inv. nr. 1502. 32 Nieuwe eigenaar werd Martin Versteegen, een boer uit het Nederweerter gehucht Leveroy. De feitelijke koopprijs was hoger, want op de boerderij rustte een hypothecaire lening van 400 franc tegen 5% rente. De boerderij Op Enssenbroek – in de volksmond Kampeshof – was per 27 december 1802 verpacht voor een periode van zes of twaalf jaar. De jaarlijkse pachtsom bestond uit acht malder rogge, drie malder boekweit, twintig pond linnen, twintig pond boter, zeshonderd kilo stro en een ‘pot de vin’ ter waarde van twaalf franc. RAL NA inv. nr. 782, minuut van akte met volgnr. 63, verleden voor notaris J.F. van Halen op 21 prairial XI (10 juni 1803). 33 Op 24 germinal X (4 april 1802) hadden Lambert Kampen en zijn moeder een schuldbekentenis getekend ten bedrage van 550 franc, ten faveure van Jean Trouwen, koopman te Nederweert. GAW NA inv. nr. 4483, minuut van akte met volgnr. 100, verleden voor notaris Bloemarts op 24 germinal X (4 april 1802). 34 GAW BS Weert. 35 Vallée, La conscription, p. 465. 36 RAL FA inv. nr. 483. 37 RAL FA inv. nr. 483. 38 Bulletin des lois, 4de serie, deel 2, p. 173-197. 39 Bulletin des lois, 4de serie, deel 2, p. 173-197. 40 RAL FA inv. nr. 483, circulaire van de prefect aan de maires van het departement van de Nedermaas, d.d. 23 pluviôse XIII (12 februari 1805) 41 RAL FA inv. nr. 483, extrait des registres aux arrêtés de la Sous-Préfecture de l’arrondissement de Ruremonde du 1er ventôse an XIII (20 februari 1805). 42 RAL FA inv. nr. 483, brief van onderprefect Liger van het arrondissement Roermond aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 27 pluviôse XIII (16 februari 1805). 43 Het kanton Heythuysen was opgeheven, waarbij de gemeenten verdeeld werden over de kantons Roermond en Weert. De gemeenten Baexem, Heythuysen, Meijel en Roggel behoorden zodoende voortaan ook tot het kanton Weert, naast Nederweert, Stramproy en Weert. 44 RAL FA inv. nr. 478.
202
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
45 RAL FA inv. nr. 483, departement van de Nedermaas, ‘procès-verbal de la désignation des conscrits de la réserve qui doivent fournir le contingent assigné par le décret impérial du 24 floréal an XIII’, d.d. 8 messidor an XIII (27 juni 1805). 46 RAL FA inv. nr. 483, gedrukt ‘Avis au public’ van Hennequin, prefect ad interim van het departement van de Nedermaas, d.d. 10 messidor XIII (29 juni 1805). 47 RAL FA inv. nrs. 483, 602 en 747. 48 SHAT inv. nr. 24 Yc 211. 49 Van de conscrits die voor actieve dienst hadden geloot, moesten er 151 dienen in het 20ste regiment dragonders, van de reservisten nog eens 45. Bulletin des lois, 4de serie, deel 2, p. 293 ; RAL FA inv. nr. 483, circulaire van de minister van Oorlog aan de prefecten, d.d. 12 prairial XIII (1 juni 1805). 50 SHAT inv. nr. 24 Yc 211. 51 Op 18 augustus 1808 vroeg maire Bloemarts van Weert aan de leiding van het 20ste regiment dragonders een acte de présence van Lambert Kampen aan. Het motief hiervoor is onduidelijk. Wellicht handelde hij op verzoek van echtgenote Gertrude Saes, die lange tijd niets meer vernomen had van Lambert Kampen. GAW NAW inv. nr. 67. 52 Diverse collega’s van Lambert Kampen werden hier krijgsgevangen genomen. SHAT inv. nr. 24 Yc 211. 53 SHAT inv. nr. 24 Yc 234. 54 GAW BS Weert. Gertrude Kampen-Saes woonde op dat moment in het huis van Evert van Laer aan de Hogesteenweg in Weert. In 1806 had zij met haar kind in de Beekstraat gewoond. GAW NAW inv. nr. 1189. 55 Het regimentsboek vermeldt over hem: ‘a fait la campagne de 1810 en Espagne’. SHAT inv. nr. 24 Yc 234. 56 SHAT inv. nr. 24 Yc 234. 57 Bij zijn huwelijksvoltrekking had Lambert Kampen verklaard dat hij zijn naam niet kon schrijven. GAW BS Weert. 58 SHAT inv. nr. 28 Yc 451. 59 ‘Les gendarmes qui seront pourvus d’un cheval, de tous les objets d’habillement et d’équipement (…) et qui auront 300 francs à la masse de la compagnie, recevront la somme de 700 francs pour l’année entière (le surplus de la solde montant à 380 francs, devant être versé, savoir: 365 francs, à la masse des fourrages, pour la nourriture du cheval, et 15 francs à la masse dite des secours extraordinaires.).’ Manuel à l’usage de la gendarmerie, p. 318-319 60 SHAT inv. nr. 28 Yc 451. 61 GAW NAW inv. nr. 51. 62 Op 11 november 1809 kreeg de negentienjarige Sophie Zel, geboortig uit Wilsnach in de buurt van Maagdenburg, officieel dagloonster van beroep maar feitelijk werkzaam geweest in een bordeel, in Luik een feuille de route servant de passeport aux indigens, en conformité de la Loi du 13 Juin 1790 om zich via Maastricht en Venlo naar Wesel te begeven. RAL NRA inv. nr. 1632, dossier Gertrude Hendrix en Sophie Zel. 63 Een aanwijzing voor deze veronderstelling vormt een inspectierapport uit november 1811, waarin gendarme Lambert van Kampen als ongehuwd man wordt vermeld. SHAT inv. nr. 28 Yc 451. 64 SHAT inv. nr. 28 Yc 451. 65 SHAT inv. nr. 28 Yc 451. 66 SHAT inv. nr. 28 Yc 451. 67 Deze plaats in het departement van de Nedermaas mogen we waarschijnlijk vereenzelvigen met Klein Gelmen. 68 ‘Tout ce que l’on sait de lui [est] ce qu’il exerçait la profession de mendiant avant son départ de sa commune en l’an XIV. Toutefois il annonce de la bonne volonté.’ SHAT inv. nr. 28 Yc 480. 69 In absolute aantallen ging het om 572 conscrits in actieve Franse dienst, waarvan er 102 in twee of meer eenheden dienden, 29 in drie of meer, en vijf in vier of meer. 70 Zo diende Pierre Stals, een conscrit uit Weert van de lichting 1809, per 23 april 1808 in het 105de linieregiment. Per 1 oktober 1810 werd hij overgeplaatst naar het 1ste bataillon expéditionnaire te Brest. Op 21 augustus 1812 werd hij ‘réadmis’ in het 105de regiment infanterie. SHAT inv. nr. 21 Yc 765. 71 GAW NAW inv. nr. 1222. 72 GAW BS Weert. 73 GAW BS Weert.
N OT E N
203
74 GAW NAW inv. nr. 53. 75 De ouders verdienden daar de kost als dagloners. Het huwelijk werd voltrokken door schepen Johan Eustachius Janssens, de arts die we in hoofdstuk 13 zijn tegenkomen als de drijvende kracht achter het ‘borgerkoor’. GAW BS Weert. 76 Bulletin des lois, 4de serie, deel 2, p. 178. 77 Vallée, La conscription (Parijs 1937), p. 594. 78 ‘Le départ de mon fi ls aîné Theodore Maes (conscrit de la réserve de l’an XII) me plonge dans la plus profonde misère. Appelé pour l’armée active, obéissant à la loi, mon fi ls va marcher pour remplir la tâche qui lui est imposée au prix de plonger la mère et cinq petits enfans (dont un né malheureux et monstrueux) dans la dernière indigence. L’aîné des garçons qui me restent, à peine a-t-il atteint sa dixième année, incapable de cultiver nos terres; je vais donc avec ma famille me trouver sans ressources.’ RAL FA inv. nr. 450, brief van Maria Hoeben uit Nederweert aan Loysel, prefect van de Nedermaas, d.d. 18 germinal XII (8 april 1804); en verklaring van Charette, de maire van Nederweert, van dezelfde datum, die de feiten uit bovenstaand verzoekschrift bevestigt. Gezien het handschrift heeft Charette ook de brief van Maria Hoeben opgesteld. Het verzoekschrift werd niet ingewilligd. De oudste zoon, Theodore Maes, diende per 22 germinal XII (12 april 1804) in het 47ste régiment d’ infanterie de ligne. Op 24 thermidor XIII (12 augustus 1805) werd hij ingescheept op het fregat Indienne, waarna hij op 1 vendémiaire XIV (23 september 1805) weer aan wal ging. Op 4 oktober 1808 werd hij achtergelaten in een hospitaal, waarna hij op 1 augustus 1809 werd geschrapt uit het regimentsboek. RAL FA inv. nrs. 449, 476 en 602; SHAT inv. nr. 21 Yc 402. Hij was in het voorjaar van 1815 niet teruggekeerd in zijn geboorteplaats, waaruit we mogen afleiden dat hij de dienst niet had overleefd. RAL PA inv. nr. 141. Het gezin werd ook in een ander opzicht zwaar getroffen door de conscriptie. Hoewel de oudste zoon Theodore Maes in het leger diende en de tweede zoon Pierre Maes derhalve recht had op vrijstelling wegens broederdienst, werd Pierre als conscrit van de lichting XIV op 22 frimaire XIV (13 december 1805) toch opgeroepen voor actieve dienst. Pierre Maes kwam niet opdagen en werd op 15 januari 1806 veroordeeld als dienstplichtontduiker. Nadat de Franse staat beslag legde op de eigendommen van zijn moeder, meldde hij zich alsnog. Per 9 juli 1807 diende Pierre Maes in het 2de regiment dragonders. Het beslag op de eigendommen van zijn moeder werd opgegeven, maar de onkosten van de operatie, die in totaal 98,83 franc bedroegen, moest de moeder wel betalen. Op 3 december 1807 werd Pierre Maes afgekeurd voor verdere militaire dienst. RAL FA inv. nrs. 477, 487, 522 en 557; RAL NRA inv. nr. 1773; SHAT inv. nr. 24 Yc 136. Pierre Maes ging daarna als herder werken in het Waasland. Op 26 november 1816 trouwde hij te Verrebroek met Sofia Burm uit dit dorp. Zijn jongere broer Lambert Maes was hem voorgegaan. Deze conscrit van de lichting 1807, die als herder in Melsele had gewerkt, huwde op 25 augustus 1816 te Clinge (in Zeeuws-Vlaanderen) met Dorothea Meyvis uit Kieldrecht. Broer Henricus Maes, die in 1795 was geboren en die derhalve niet onder de conscriptie viel, werkte in 1815 ook als herder in ‘Brabant’. Hij zou in 1824 te Vrasene in het huwelijk treden met Catharina Cappaert uit Meerdonk. Geen van de zonen nam met andere woorden de ouderlijke boerderij over. RAL FA inv. nrs. 493 en 494; RAL PA inv. nr. 141; Verheyen, Immigratie, p. 65-66. 79 Vallée, La conscription, p. 595-600, citaat op p. 599. 80 GAW BS Stramproy. 81 Pierre Gijsen overleed op 11 december 1806, waarna hij op 19 september 1808 geschrapt werd van de lijst van dienstplichtontduikers van het departement van de Nedermaas. RAL FA inv. nrs. 487 en 557. 82 Pigeard, La conscription, p. 140. 83 Boer Mathieu Joosten uit Nederweert, een conscrit van de lichting 1807, had bij de loting van zijn jaargang nummer 73 getrokken. Op dit nummer werd hij opgeroepen om per 20 oktober 1808 in actieve dienst te treden. Het huwelijk dat hij op 16 mei 1808 te Nederweert had gesloten met Jeanne Marie Jonckers uit dit dorp, bezorgde hem een plaats à la fin du dépôt. GAW NAW inv. nr. 1884; RAL FA inv. nrs. 493 en 494. Schoenmaker Pierre Joseph van Essen uit Weert, een conscrit van de lichting 1808, had bij de loting van zijn jaargang nummer 53 getrokken. Op grond hiervan werd hij per 23 oktober 1808 opgeroepen. Hij beriep zich met succes op een huwelijk dat hij op 25 augustus 1808 te Weert had gesloten met Anna Marie Hendrica Waessenberg uit dezelfde plaats, en werd ‘exempté’ voor actieve dienst. GAW NAW inv. nr. 35, verklaring van maire Bloemarts van Weert d.d. 8 oktober 1808; RAL FA inv. nrs. 496 en 499. Joosten en Van Essen waren, samen met Henry François Janssen die we later in dit hoofdstuk tegenkomen, de eerste conscrits uit ons onderzoeksgebied die met succes een beroep deden op hun status als getrouwde
204
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
conscrit. 84 Graumann, Französische Verwaltung, p. 69; Peters, ‘Enige aantekeningen over de familie Van Keverberg’, p. 65-82. 85 ‘Outre le penchant naturel pour le mariage, l’espoir d’être alors hors d’activité future de service, accéléra les mariages. Si tel est le cas, les autres individus de la même classe marcheront avant leur tour. Si ce n’est point le cas, les épouses futures des conscrits seront dans le cas d’être privés de leur gain-pain, si leur maris seront appelés sous les drapeaux’. RAL FA inv. nr. 704, brief van K.F. van Keverberg, de maire van de gemeente Haelen en Nunhem, aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 7 april 1809. 86 Darquenne, La conscription, p. 348. 87 Jacques van Dooren was op 13 juni 1790 geboren in Weert maar werd opgevoerd op de conscriptielijst van de lichting 1810 van Thorn, waar zijn ouders naartoe verhuisd waren. Thorn ligt vijftien kilometer ten zuidoosten van Weert. 88 ‘qu’il est notoire, que le dit sieur Jacques van Dooren est mineur et que jusqu’à ce moment, il n’a pas satisfait à la conscription ; qu’au surplus, ne jouissant d’aucune fortune ou établissement quelconque [=Jacques van Dooren], il [=de schoonvader] aurait par la suite le pénible perspective de voir sa (…) fi lle (…) exposé et réduite à tous les malheurs, dont son engagement projeté est inévitablement susceptible’. GAW NA inv. nr. 4488, minuut van akte 838 verleden voor notaris Bloemarts op 7 december 1808. 89 Deze broers Pierre Corneille en Jacques van Dooren komen we in hoofdstuk 25 wederom tegen. 90 Een brief die Johannes Engelen schreef vanuit de gevangenis in Gelder (departement van de Roer), geeft op een schrijnende manier aan dat een getrouwde conscrit zelfs in 1813 niet automatisch op vrijstelling van actieve dienst hoefde te rekenen. Deze brief, die zich bevindt in RAL FA inv. nr. 580, verdient een vermelding in extenso: ‘seer beminde moeder en vaader weij sintu tans in Creefelt in de prueson [=gevangenis] sijt so goeden komt tog ten ersten om het kient te haalen want anders moeten weij met ons lief kient sterfen Aan Pieter Roomers tot Loohaaken [=Lanaken] Canton Meggelen Departement Maastrigt Gelderen den 25 meij 1813 geliefden vader en moeder ik twijffele niet of uE is nog in volle gesondheyd waare het anders het zoude mij van harte leedweze, wat aan gaat mijn perzoon, lieve ouders, kan ik met geene penne uijt drukke, mijn hart sluyt als ik daar op denke, nochtans moet ik uE een klijn schets daar van geven, ik zit thans gevangen hier in de stad Gelderen in de alderdroefvigste gevangenis daa men schelmen en gou diefen in vast zet water en brood is mijn eten, maar niet genoeg om mijn zelven te versadigen op het stroij moet ik slaapen, ratten en muijsen is mijn gezelschap o droefvig ongeluk daar ik mij heden in bevinde, tot wie geliefde ouders zal ik mij nu keeren om hulp te versoeken om verlost te worde uijt desen droeven kerker tot niemand kan ik mij begeven als tot uE geliefde ouders, en valle uE te voet en ik bidde u om voor mij nog een maal te zorgen weest tog bermhertig lieve vader en moeder ik versoeke aan uE zoo goet te zijn van met mijn vrouw naar de maire te gaan en versoeke om mij daar in te helpen dat ik tog mijn vrijheijd weder bekomen versoekt dat vrindelijk hij kan mij daar goet in helpen het hangt geheel aan hem af als hij maar een letter schrijft dat ik de conschripsie gepazeert ben ach vader en moeder help mij daar in help mij uijt dese droefve gevangenis, en daar bij is mij nog het grootste leed dat ik mijn vrouw zien in eenen swanger staat die heeft daar zoo veel droefheijd in als dat zij of ik dag of nag geen rust hebben zij is met mij gevangen o droevig ongeluk, ik twijffele niet lieve ouders of uE zal u ouder liefde hier in toonen voor u kind help mij in den naam des heere ook versoeke ik aan uE mij vrouw zoo lang bij u te houden tot dat ik vrij ben ik zal het uE dobbel loonen lieve ouders weest tog zoo goet mij eens komen te bezoeken in mijnne gevangenis vader of moeder mogelijk is het den laasten keer dat wij elkanderen zien, dan zulde zien lieve ouders hoe droefvig ik gevangen zit weest tog zoo goet vader en moeder van aan mijn vrouw geen leed te doen geen misnoegen te geven want zij is schijnmoedig zij is oogenblikkelijk bedroeft ik twijffele niet vader en moeder of uE zal mijn verzoek voldoen kan uE mijn vrijheijd niet bezorgen helpt mij dan dat ik tog niet weijder in ongeluk kome het bezonderste is dan
N OT E N
205
als ik niet vrij kan komen dat uE mijn vrouw en kind bij u houd tot dat ik weder kome en mijn vrouw te behandelen of het u eijgen kind was dat zal mij meder pliezier doen jae duijzent mael meeder of dat ik het zelver was ik zal mij dan trooste in dese omstandigheden hoope uE troost, dat uE voor mij zal zargen, zoo veel het mogelijk is, en dan bezonderlijk voor mij vrouw en in dagtig in wat staat dat zij is zij is mijne vrouw en ik blijve haar getrouw totter dood toe hier mede teekene ik met liefd en respeckt op hoope van ons lange gezondheijd naar ziel en lichaam hoppe malkaari nog eens te zien en te spreken help mij dan vader en moeder ik versoeke het nog een maal, weest bermhertig wilt men bermhertigheijd verwerven zegt god, uijt naam van uE thans ongelukkigen zoon Johannes Engelen als ik niet vrij zoude zijn als mijn vrouw in de kraam komt geeft mijn naam op als vader van het kind Johannes Engelen’ 91 ‘Cette levée exige des soins particuliers. Elle présente un fait qui est sans exemple dans ce Département et qui ne manque de faire impression. C’est que pour fournir le contingent on est obligé de toucher au dépôt de droit: avant-hier on proclamait le contingent de Tongres, j’ai du y comprendre six conscrits de dépôt.’ AN inv. nr. F/1cIII/Meuse-Inférieure/5, brief van prefect Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 17 maart 1813. 92 ‘Pour compléter ce dernier nombre [=de zeshonderd extra conscrits] je n’ai plus de ressource, que de faire marcher ceux, qui sont au dépôt de droit. Il est naturel de penser, que la répugnance sera encore plus grande.’ AN inv. nr. F/1cIII/Meuse-Inférieure/5, brief van prefect Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 3 december 1813. 93 Henry Gielen had zich al eens aangeboden als remplaçant voor Jean Jacques van Dooren, een conscrit van de lichting XII uit Weert, maar had deze conscrit vervolgens opgelicht, zoals we zullen lezen in hoofdstuk 25. 94 Van de totaalsom van 3480 franc zou de remplaçant 580 franc ontvangen meteen na incorporatie in het leger en de rest na voltooiing van de dienstplicht. Over dit restbedrag van 2900 franc zou de remplaçant twee jaar lang 4% rente ontvangen. Als hij helemaal niet zou hoeven te dienen, zou hij toch nog een vergoeding van 1160 franc ontvangen. GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte met volgnr. 25, verleden voor notaris Bloemarts op 20 februari 1813. 95 Van de totaalsom van 4640 franc zou de remplaçant 580 franc ontvangen meteen na incorporatie in het leger en de rest na voltooiing van de dienstplicht. Over dit restbedrag van 4060 franc zou de remplaçant twee jaar lang 4% rente ontvangen. GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte met volgnr. 26, verleden voor notaris Bloemarts op 23 februari 1813. 96 GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte met volgnr. 28, verleden voor notaris Bloemarts op 23 februari 1813. 97 GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte met volgnr. 145, verleden voor notaris Bloemarts op 30 november 1813. 98 ‘de payer, à son épouse Marie Hoeben, cultivatrice, (…) les sommes qu’elle pourrait avoir besoin, pendant son absence, pour son entretien honnête et pour celui des enfans qu’il a procrée avec elle, et cela à compte de la somme, tans en principal qu’en intérêt, que ledit Kroef[f] lui redoit’. GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte met volgnr. 89, verleden voor notaris Bloemarts op 15 juni 1813. 99 Pas op 27 april 1831 stelde het Franse ministerie van Oorlog een overlijdenscertificaat op, nadat verwanten navraag hadden gedaan naar het lot van Chretien Timmermans. SHAT inv. nr. 25 Yc 94. Toch wist de echtgenote informeel al veel eerder van het overlijden van haar man. Omdat Chretien Timmermans waarschijnlijk als soldaat gestorven was in Hamburg, wees zijn echtgenote Maria Houben op 1 februari 1815 twee voogden aan voor haar minderjarige kinderen, om de toekomst van die kinderen te verzekeren in het geval zij zelf ook mocht komen te overlijden. GAW NA inv. nr. 4538, minuut van akte met volgnr. 18, verleden voor notaris Cornelis op 1 februari 1815; RAL NRA inv. nr. 2426, minuut van akte met volgnr. 7 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 17 februari 1815. 100 Maire Bloemarts trad op tweede kerstdag op als ambtenaar van de Burgerlijke Stand. Hij legde vast dat de bruidegom op 5 oktober 1785 in Weert geboren was als onwettig kind van Wilhelmine Janssen. Deze moeder van de bruidegom was inmiddels getrouwd met Gaspar Houben die nu erkende dat hij de vader was van Henry François Janssen. De bruid Jeanne Niens was een dagloonster die in het gehucht Biest woonde, ‘Op ’t Gasthuijs’. Haar vader Henry Niens was bij leven veldwachter geweest. Geen van de echtelieden was
206
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
in staat om de huwelijksakte te ondertekenen. GAW BS Weert. 101 GAW NAW inv. nr. 35, verklaring van maire Bloemarts van Weert, d.d. 15 oktober 1808; RAL FA inv. nrs. 484 en 490. 102 Op 4 april 1811 gaf maire Bloemarts van Weert een verklaring af, dat Henry François Janssen als conscrit van de lichting 1806 aan zijn verplichtingen voldaan had, en de intentie had om Laurent Bongers te vervangen. Deze verklaring was nodig om als remplaçant erkend te worden door de rekruteringsraad. GAW NAW inv. nr. 51. 103 GAW NA inv. nr. 4491, minuut van akte met volgnr. 40 verleden voor notaris Bloemarts op 20 maart 1811. Vlak voor zijn vertrek naar het leger verstrekte Henry François Janssen bovendien een volmacht aan zijn vrouw. GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte met volgnr. 18 verleden voor notaris Bloemarts op 10 februari 1813. 104 RAL FA inv. nr. 513. 105 GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte met volgnr. 19 verleden voor notaris Bloemarts op 10 februari 1813. 106 Op 5 maart 1813 liet Roger Bongers, boer te Nederweert, deze extra clausule notarieel vastleggen. GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte met volgnr. 35 verleden voor notaris Bloemarts op 5 maart 1813. 107 GAW NA inv. nr. 4491, minuut van akte met volgnr. 40 verleden voor notaris Bloemarts op 20 maart 1811, met in bijlage een brief van Henry François Janssen uit Koblentz, d.d. 2 maart 1813. 108 SHAT inv. nr. 21 Yc 661. Het overlijden werd eerst in 1816 ingeschreven in de burgerlijke stand van Weert. 109 Pierre Verhaegen was op 4 november 1777 geboren in Heythuysen en was op grond hiervan conscrit van de eerste klasse van de lichting van het jaar VII geweest. Deze dagloner woonde in 1815 met zijn vrouw aan het Morregat in Weert. Op 10 juni 1815 tekende hij een contract om Jean Creyelmans, een boerenzoon uit Nederweert, te vervangen voor de nationale militie. Jean Creyelmans had als conscrit van de lichting XII gediend in het 48ste linieregiment en had blijkbaar geen trek in een nieuw dienstverband. Als vergoeding zou Pierre Verhaegen in totaal driehonderd Franse kronen (1740 franc) ontvangen, waarvan zoals gezegd maandelijks drie kronen zouden worden uitbetaald aan zijn echtgenote Jeanne Marie IJsbouts. Na achttien maanden verviel deze bepaling, maar zou de resterende som uitbetaald worden, plus 3% rente over deze restsom. Pierre Verhaegen diende in het 43ste bataljon van de nationale militie, en kreeg in juni 1817 zijn congé als milicien. GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte met volgnr. 79, verleden voor notaris Bloemarts op 10 juni 1815; GAW NAW inv. nr. 2027; RAL FA inv. nrs. 449, 476 en 602; RAL PA inv. nr. 158. 110 Antoine van den Berg was op 21 juni 1781 geboren in Mierlo. Op 27 april 1814 was hij in Nederweert getrouwd met Hélène Verspagen, die afkomstig was uit het laatstgenoemde dorp. Op 26 april 1815 tekende hij een contract om als remplaçant te dienen voor Walter Gielis, een boerenzoon uit het Weerter gehucht Hushoven. Walter Gielis was in 1795 geboren en had derhalve niets te maken gehad met de napoleontische conscriptie. De remplaçant zou 1160 franc ontvangen, vier jaar na zijn incorporatie in het leger. Zodra de remplaçant zou opkomen voor actieve dienst, moest Walter Gielis gedurende maximaal vijf jaar aan Hélène Verspagen een kamer aanbieden in zijn woning in Hushoven en haar wekelijks drie franc en een brood geven. Deze bepaling zou eindigen zodra Antoine van den Berg zou zijn teruggekeerd uit de militaire dienst. De remplaçant diende per 18 juni 1815 in het 42ste bataljon van de nationale militie. Hij zwaaide op 31 mei 1817 af. ARA, Stamboeken OOM, inv. nr. 121; GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte met volgnr. 49, verleden voor notaris Bloemarts op 26 april 1815; RAL BS Nederweert; RAL PA inv. nrs. 141 en 158. 111 Jan Verdon(k)schot was een dagloner uit Someren. Op 10 juni 1815 tekende hij een contract om Pierre Kessels, een boerenzoon uit Nederweert, te vervangen voor de nationale militie. GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte met volgnr. 78, verleden voor notaris Bloemarts op 10 juni 1815, met in bijlage een verklaring van Jennemaria van de Ven d.d. 8 juni 1815. HOOFDSTUK 15 1 2 3
Vallée, La conscription, p. 515-517. RAL FA inv. nr. 487. AN inv. nr. F/7/3602, brief van Hennequin, prefect ad interim van het departement Nedermaas, aan
N OT E N
207
Miot, conseiller d’État, chargé du 2e arrondissement de la police générale, d.d. 3 nivôse XIV (24 december 1805), met in bijlage een kopie van een brief van Hennequin aan de minister van Oorlog, d.d. 2 nivôse XIV (23 december 1805). 4 Jean F. Hennequin was een geboren Fransman die met een vrouw uit Maastricht was getrouwd. Na de val van Napoleon bleef hij in Maastricht wonen. Regeringscommissaris Panhuys plaatste de 42-jarige Hennequin op 6 november 1814 op een lijst van notabelen, waarbij hij aantekende: ‘jouit d’une réputation intacte sous tous les rapports. Universellement estimé, et méritant de l’être. Il n’y a qu’une voix sur son compte’. Beterams, The high society belgo-luxembourgeoise, p. 438. 5 ‘vous penserez sans doute que le moment n’était rien moins que propice pour la levée de la conscription dans un Département dont les réfractaires n’ont qu’un pas à faire pour trouver un asile sûr, soit en Prusse, soit dans la République batave’. AN inv. nr. F/7/3602, brief van Hennequin, prefect ad interim van het departement van de Nedermaas, aan Miot, conseiller d’État, chargé du 2e arrondissement de la police générale, d.d. 3 nivôse XIV (24 december 1805), met in bijlage een kopie van een brief van Hennequin aan de minister van Oorlog, d.d. 2 nivôse XIV (23 december 1805). 6 RAL FA inv. nr. 487. 7 AN inv. nr. F/7/3602, brief van Roggieri, prefect van het departement Nedermaas, aan de ‘le conseiller d’État chargé du 1er arrondissement de la Police générale’, d.d. 2 oktober 1806. 8 Wijnand Gilissen uit Weert nam op de lijst van goedgekeurde conscrits van de lichting van het jaar XIV van het kanton Weert plaats 34 in. Deze wever moest zich op 5 nivôse XIV melden voor actieve dienst, maar gaf geen gehoor aan de oproep. Op 15 januari 1806 werd hij tot dienstplichtontduiker veroordeeld. Exact een jaar later overleed hij te Gemert, in het Koninkrijk Holland. Op 26 maart 1810 schrapte de prefect van de Nedermaas hem van de lijst van dienstplichtontduikers, overeenkomstig een besluit van de Directeur général de la conscription op het ministerie van Oorlog van 20 februari 1810. GAW NAW inv. nrs. 35, 67, 1876 en 1886; RAL FA inv. nrs. 477, 487, 552, 557; RAL NRA inv. nr. 1773. Op genoemde lijst van goedgekeurde conscrits van de lichting XIV van het kanton Weert stond Pierre Gijsen uit Stramproy op nummer 67. Deze boerenknecht moest zich op 24 maart 1806 melden voor actieve dienst, maar kwam niet opdagen en werd tot dienstplichtontduiker verklaard. Deze jongeman, die op 11 februari 1805 te Stramproy in het huwelijk was getreden met Jacqueline Wulbers uit dit dorp, overleed op 11 december 1806. Op 19 september 1808 werd zijn veroordeling tot dienstplichtontduiker geschrapt. GAW BS Stramproy; RAL FA inv. nrs. 477, 487, 552, 555 en 557. 9 Pierre Stroux uit Weert was al bij het opstellen van de conscriptielijst van het jaar XIV afwezig uit zijn geboorteregio. Als nummer 42 van de lijst met goedgekeurde conscrits van het kanton Weert werd hij opgeroepen voor 5 nivôse XIV, maar hij meldde zich niet. Volgens een latere verklaring woonde hij in Amsterdam. Op 15 januari 1806 werd hij tot dienstplichtontduiker veroordeeld. Omdat zijn vader armlastig was, werd op 13 februari 1809 officieel besloten dat de boete voor de dienstplichtontduiking van de zoon niet op de vader verhaald kon worden. In later jaren keerde Pierre Stroux terug naar zijn geboortestreek, getuige zijn huwelijk te Weert op 6 februari 1824 met Elizabeth Lamers uit dit dit stadje. GAW BS Weert; GAW NAW inv. nrs. 67, 1876 en 1886; RAL FA inv. nrs. 477, 487, 552 en 555; RAL NRA inv. nr. 1773. Renier Haex uit Weert stond op nummer 47 van de lijst met goedgekeurde conscrits van het kanton Weert. Op het moment van de loting verbleef deze wever in Maarheeze, een gemeente aan gene zijde van de Franse grens. Omdat hij geen gehoor gaf aan de oproep om zich op 27 januari 1806 te melden voor de legerdienst, werd hij op 14 maart 1806 veroordeeld tot dienstplichtontduiker. Op 1 juni 1810 meldde hij zich bij maire Bloemarts van Weert om in aanmerking te komen voor een amnestieregeling. Op 30 april 1812 trouwde hij te Weert met Joanne Peeters uit Weert, waarna hij zich vestigde als boer in het gehucht Boshoven. GAW BS Weert; GAW NAW inv. nrs. 51, 67, 1876, 1884, 1885 en 1886; RAL FA inv.nrs 477, 487, 552, 555 en 557; RAL NRA inv. nr. 1773. 10 Van alle historici biedt Darquenne de meest betrouwbare cijfers over het aantal conscrits dat werd opgeroepen en het aantal conscrits dat daadwerkelijk diende. Toch neemt Darquenne voor de lichting van het jaar XIV de officiële cijfers over, volgens welke het departement van de Nedermaas 404 conscrits voor het leger zou hebben geleverd. Feitelijk waren het er veel meer, zoals de situatie in het kanton Weert laat zien. Darquenne, La conscription, p. 176. 11 Aan de minister van Oorlog liet Hennequin weten: ‘Je ne vous dissimulerai pas que le départ de plus de la moitié de la gendarmerie qui a eu lieu le 27 frimaire est dans le cas d’influer défavorablement sur le résultat de l’appel que j’ai fait pour le 5 [nivôse] de ce mois [=26 december 1805].’ AN inv. nr. F/7/3602, kopie van
208
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
12 13
14
15 16 17 18
19
20
21
brief van Hennequin, prefect ad interim van het departement Nedermaas, aan de minister van Oorlog, d.d. 3 nivôse XIV (24 december 1805). ‘je crois que les bruits absurdes qui se répandent quelques fois dans le public peuvent avoir de l’influence sur la détermination des conscrits’. RAL FA inv. nr. 491, brief van de vrederechter van het kanton Oirsbeek aan Hennequin, d.d. 4 nivôse XIV (25 december 1805). Blijkens een attest van 23 maart 1799 had Chretien Mohr als ‘gerant de boutique’ gewerkt bij de broers Zilken, kooplieden te Keulen. In 1805 was de 38-jarige Chretien Mohr een ‘colporteur en épiceries et graines’, die als alleenstaande inwoonde bij een kleermaker in de Klokergasse in Keulen. Hij was in november 1805 uit Keulen vertrokken ‘pour vendre des marchandises’. Hij deed daarbij Krefeld, Venlo en Kleef aan. Daarna was hij weer naar Venlo gereisd, en vandaar over de linkeroever van de Maas richting Roermond. Hij was van plan om vanuit Roermond weer naar Keulen te trekken. Onderweg verkocht hij niet alleen waren, maar kocht hij ook nieuwe artikelen in, zoals cichorei in Venlo en klaverzaad in Kessel. Hij had Neer bezocht om er te vragen naar de prijs van klaverzaad. Mohr deed de gebeurtenissen in Neer af als een misverstand, dat te wijten was aan het feit dat men hem in Neer slecht verstond, omdat hij het plaatselijke dialect niet sprak. Hij werd op vrije voeten gesteld. RAL NRA inv. nr. 1995, proces-verbaal van verhoor van Chretien Mohr door de magistrat de sûreté van het arrondissement Roermond, d.d. 13 januari 1806. ‘où il a tenu des propos concernant les circonstances actuelles de la guerre et en même tems il a dit “On n’ose pas dire ce qu’on sait ! Il y en a plusieurs qui sont arrêtés pour cela !”’. RAL NRA inv. nr. 1995, brief van M. Nijs, de maire van Neer, aan de magistrat de sûreté van het arrondissement Roermond, d.d. 10 januari 1806. RAL NRA inv. nr. 1995, proces-verbaal van verhoor van Chretien Mohr door M. Nijs, de maire van Neer, d.d. 10 januari 1806. RAL NRA inv. nr. 1995, verklaring van M. Nijs, de maire van Neer, d.d. 10 januari 1806. ‘qu’il venait du Donau, (…) et (…) que conscrits de Neer n’étoit pas encore à Vienne, mais qu’ils étoit encore dix lieux ci côté quant il étoit parti’. RAL NRA inv. nr. 1995, getuigenverklaring van André Noblesse Maron, afgelegd tegenover M. Nijs, de maire van Neer, d.d. 10 januari 1806. ‘qu’en ce moment il circule dans nos environs une nouvelle, que le roi de Prusse va tomber avec la coalition contre la France, qu’il a rendu une manifeste, par laquelle il invite les jeunes gens de notre Empire de venir de s’établir dans son royaume, qu’ils les prendra sous sa protection spécial, & qu’il leur assure un asyle tranquil d’un an & six semaines. Voilà Monsieur une nouvelle (à ce que je crois cependant) dénuée de tout fondement qui inspire la terreur aux parens des conscrits, lesquels se laissent peut-être séduire par des conseils perfides de leurs parens susdits. Cette nouvelle circulant en ce moment paraît être en grand crédit dans les environs de Weert’. RAL FA inv. nr. 491, brief van de vrederechter van het kanton Peer aan Hennequin, d.d. 8 nivôse XIV (29 december 1805). ‘tous les bulletins de la Grande Armée sont ouvertement contredits par les négociants allemands, de même les feuilles étrangères, qui se glissent à la sourdine dans les départemens, tel que celles de Harlem, Hambourgh, Francfort, et que pire est, le gazetier d’Aix la Chapelle (pour la dix septième fois en arrestation) donnent tant des succès aux coalisés, qu’ils font trembler la plus grande partie des possessionnés de notre horizon. (…) On ne doit donc pas s’étonner que la jeunesse se refuse au moment qu’elle croit nos armées battues, cernés, et défaites. Ces nouvelles se communiquent comme un éclair, la fable est chantée, elle est écoutée, soit vraie soit fausse, on la croit, et voilà la cause principale, en ce moment la seule de la récalcitrance des conscrits.’ ‘Les administrés sont si habituées aux imprimées qu’il faut inventer un nouveau remède pour guérir cette épidémie.’ RAL FA inv. nr. 491, brief van de vrederechter van het kanton Meerssen aan Hennequin, d.d. 10 nivôse XIV (31 december 1805). C. de Bijlandt, de maire van de gemeente Nedercruchten, vermeldde de desinformatie die buitenlandse kranten verspreidden. Hij wees op ‘les gazettes de l’intérieur de l’Allemagne qui viennent dans la département de la Roer et qui clandestinement s’introduisent dans nos cantons. Ces fausses nouvelles sont savourés avec avidité par les partisans de l’Autriche et de l’ancien système’. RAL FA inv. nr. 491, brief van de maire van de gemeente Nedercruchten aan Hennequin, d.d. 10 nivôse XIV (31 december 1805). ‘le dimanche passé le 8 nivôse [29 december 1805] j’ai publié après les vêpres et au son des cloches les bulletins de l’Armée dans une assemblée très nombreuse du peuple. J’ai appuié principalement sur l’incongruité des fausses nouvelles qui annonçoient l’invasion d’une armée prussienne et suisse sur notre territoire, sur le devoir des conscrits et de leurs parens. Monsieur le curé Kerbordt présent a secondé mes efforts par ses exhortations.’ RAL FA inv. nr. 491, brief van de maire van de gemeente Nedercruchten aan Hennequin, d.d. 10 nivôse XIV (31 december 1805).
N OT E N
209
22 We moeten deze onbekendheid met de zee niet te categorisch opvatten. Zo komen we in hoofdstuk 19 een Weertenaar tegen die als matroos bij de Bataafse marine had gewerkt. En Jean Baptiste Pollaert uit het Weerter gehucht Swartbroek, die als conscrit van de lichting 1809 diende in het 105de linieregiment, had een oom Jacobus Pollaert die naar Indië was getrokken. GAW NA inv. nr. 4553, akte nr. 270, opgesteld ‘en brevet’ door notaris Ceijsens op 11 januari 1819. In de inboedelbeschrijving die werd opgesteld na het overlijden van Theodorus Tercken, kleermaker te Weert, lezen we dat er aan de muur ‘eene schilderije representeerende den walvischvangst’ hing. RAL NRA inv. nr. 2431, minuut van akte 73 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 17 juni 1826. 23 ‘J’ai observé que la plus part de jeunes gens étoit très disposé à servir par terre, mais que tous sans exception avoient la mer en horreur’. RAL FA inv. nr. 491, brief van de vrederechter van het kanton Meerssen aan Hennequin, d.d. 10 nivôse XIV (31 december 1805). 24 GAW NAW inv. nrs. 1884 en 1885; RAL FA inv. nrs. 449, 475 en 602; SHAT inv. nr. 21 Yc 402. 25 SHAT inv. nr. 21 Yc 402. Deze Theodore Maes zijn we al tegengekomen in hoofdstuk 14. 26 GAW BS Weert; GAW NAW inv. nr. 51; RAL FA inv. nrs. 449 en 476. 27 ‘mon chere cousin [j’écris] ce lige [=ligne] pour vous faire metrico [=mettre au courant] et adieu car le 14 [août 1804] je parte pour bolog en mer [=Boulogne-sur-mer] pour 8 ans dambarqueman [ ;] avans que de finir je vous recommande mon ame dans vos charitable priere car mon chere cousin jamais nous n’aurans le bonheur de nous revoir [ ;] adieu je fini en vous embrasans de tous mon cœur’. RAL NRA inv. nr. 207, dossier Joseph Debraz, kopie van brief aan Joseph Debraz, geschreven te Luxemburg op 4 augustus 1804. De beroerde spelling kunnen we niet zomaar op het conto van de briefschrijver zetten, want hij dicteerde de brief aan een derde persoon. Bovendien kopieerde Joseph Debraz de brief als onderdeel van zijn pogingen om zelf te leren schrijven. 28 RAL FA inv. nr. 725, brief van de commissaris van politie van Maastricht aan de prefect, d.d. 26 fructidor X (13 september 1802), met in bijlage een ongedateerde brief van Jacques Castermiller aan zijn moeder, de ‘weduwen Castenmiller wonachtig in de Kaapesynne strat n 44 t Mastrich’. 29 Het lot van Jacques Castermiller is onduidelijk. De Franse ambassadeur in Den Haag berichtte in december 1802 dat hij een lotgenoot van Jacques Castermiller uit het koloniaal depot in Enkhuizen had losgekregen. Misschien was Jacques Castermiller op dat moment al uitgezonden naar West-Indië. RAL FA inv. nr. 725, processen-verbaal opgesteld door de commissaris van politie van Maastricht, d.d. 18 fructidor X (5 september 1802), 23 fructidor X (10 september 1802) en 6 vendémiaire XI (28 september 1802); brief van de commissaris van politie van Maastricht aan de prefect, d.d. 26 fructidor X (13 september 1802); brief van de maire van Maastricht aan de prefect, d.d. 5 vendémiaire XI (27 september 1802); minuut van brief van prefect Loysel aan generaal Loison, de commandant van de 25ste militaire divisie, d.d. 8 vendémiaire XI (30 september 1802); brief van de ‘capitaine rapporteur du 2e conseil de guerre’ van de 25e militaire divisie aan de prefect van de Nedermaas, d.d. 7 frimaire XI (28 november 1802); brief van Semonville, de Franse ambassadeur in Den Haag, aan de prefect van de Nedermaas, d.d. 15 frimaire XI (6 december 1802); brief van Monachon, de maire van Maastricht, aan de prefect, d.d. 8 nivôse XI (29 december 1802); vonnis van het ‘2e conseil de guerre de la 25e division militaire’, d.d. 28 pluviôse XI (17 februari 1803). 30 RAL FA inv. nr. 491, brief van de vrederechter van het kanton Peer aan Hennequin, d.d. 8 nivôse XIV (29 december 1805); brief van de vrederechter van het kanton Achel, d.d. 9 nivôse XIV (30 december 1805). 31 De maire van de gemeente Nedercruchten vermeldde in fraai proza dat de Rijn nauwelijks bewaakt werd, waardoor deserteurs deze rivier gemakkelijk over konden steken met behulp van veerlieden. Hij sprak van ‘la grande facilité que nos conscrits trouvent parmi les argonautes de Neus’. RAL FA inv. nr. 491, brief van de maire van de gemeente Nedercruchten aan Hennequin, d.d. 10 nivôse XIV (31 december 1805). 32 RAL FA inv. nr. 491, brief van de vrederechter van het kanton Oirsbeek aan Hennequin, d.d. 4 nivôse XIV (25 december 1805). 33 ‘On devrait nécessairement obliger les ministres de culte à adresser leur voix au peuple, que le conscription est nécessaire pour conserver l’état, la religion, leur propre patrimoine, & le bien être de l’ordre social, que l’inobéissance [= désobéissance] à la voie de sa majesté est un crime, qui non seulement est puni par la voie de punition pécuniaire, mais corporelle, que par ce fait ils ne rendent pas seulement malheureux eux-mêmes, et leurs père et mère, mais encore d’autres familles, qui par leur recalcitrance doivent opérer le remplacement, que ce crime donne naturellement lieu à tous dommages & intérêts envers ceux, qui ont du compléter leur place, et que jamais, ils ne peuvent avoir l’absolution, à moins qu’ils réparent le tort, qu’ils ont causé à leur prochain, par le fait de leur inobéissance, ou désertion honteuse: que c’est une règle de leur religion (…).’ RAL FA inv. nr. 491, brief van P.A. Nicolay, de vrederechter van het kanton Beringen, aan
210
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Hennequin, d.d. 9 nivôse XIV (30 december 1805). 34 Simonetta Polenghi schrijft bijvoorbeeld: ‘Il nuovo soldato (…) era un uomo che sempre più veniva guardato con rispetto anziché con disprezzo’. Simonetta Polenghi, Fanciulli soldati. La militarizzazione dell’ infanzia abbandonata nell’Europa moderna (Rome 2003), p. 127. 35 Voor de revolutionaire periode verdient de baanbrekende studie van Lynn een positieve vermelding. Lynn, The bayonets of the Republic. 36 Lynn, The bayonets of the Republic, p. 170. 37 ‘Le voiturier (…) dit au patron: “Je ne conçois pas comment les Français ont pu passer par là.” Le patron répondit: “Ils ont le diable au corps”. Les premiers mots avaient éveillé mon attention, les paroles du patron me firent tressaillir, et je me dis avec fierté: “J’en suis un de ces fameux Français”. Dans ce moment, malgré la situation critique et humiliante où je me trouvais, et quoique mon courage n’eût pas encore mis à l’épreuve, je sentis que j’affronterais avec joie les plus grands dangers pour me rendre digne de porter ce nom glorieux.’ Desboeufs, Les étapes d’un soldat, p. 34-35. 38 Een passage uit de memoires van Desboeufs mag hier niet onvermeld blijven. Tijdens de veldslag bij Znaïm op 11 juli 1809, terwijl de kogels om hem heen floten, en terwijl hij zelf niet kon schieten vanwege pijn aan zijn schouder, veroorzaakt door de terugslag van het geweer de dag ervoor, bleef Desboeufs kalm, in de wetenschap dat Napoleon in de buurt was. ‘Appuyé tranquillement sur mon arme et tournant mes regards vers la tente de l’Empereur (...), je disais en moi-même: “Il est là, il nous voit et il enverra du renfort quand il en sera temps.”’ Desboeufs, Les étapes d’un soldat, p. 118. 39 Schepens, ‘Amand François Schoorman’, p. 195. 40 ‘Après une théorie de deux heures au moins, l’Empereur se retourna vers le capitaine et lui dit: “ L’instruction de mes élèves a surpassé mon attente ; je suis content de toi, je te nomme chef de bataillon et officier de la Légion d’honneur.” Ce pauvre homme se jeta aux genoux de l’Empereur en fondant en larmes. Cette scène nous attendrit tous; l’Empereur s’en aperçut et ajouta: “Les élèves t’aiment, c’est bien. Tu vois qu’ils apprennent ce qu’on veut, fais-les travailler.”’ Lauthonnye, Ma vie militaire, p. 29-30. 41 ‘l’idée qu’on leur donne de la gloire dont ils sont sûrs de partager en combattant sous les armes de leur souverain’. RAL FA inv. nr. 491, brief van de vrederechter van het kanton Bilsen aan Hennequin, d.d. 1 januari 1806. 42 ‘C’est inutile de parler vers gens là de l’honneur de la véritable gloire ; ces sentiments sublimes n’entrent pas dans la sphère de leurs connaissances. Nos habitans ne sont pas ceux de la république de Platon (…) ; il faut les prendre tels qu’ils sont, et faire servir leurs erreurs à l’avantage de la cause commune. C’est ce qui m’engage depuis quelque temps à me donner des peines pour avoir des nouvelles de deux conscrits de bonne volonté qui servent dans le 9e de cuirassiers et que je sais plein d’entousiasme.’ ‘J’aurois souhaité que vers le temps du dernier tirage, des conscrits des années antérieures eussent pu avec une permission ou congé limité, se rendre parmi nous, c’est-à-dire de ces conscrits de bonne volonté et qui aiment à se répandre à l’âge où le phisique achève de se développer, ces jeunes gens biens équipés et avec une tenue militaire qui flatte auroient fait la plus grande impression sur ceux qui sont destinés à la même chance.’ RAL FA inv. nr. 491, brief van de maire van de gemeente Nedercruchten aan Hennequin, d.d. 10 nivôse XIV (31 december 1805). 43 ‘une fois la paix établie, des congés définitifs, des congés de semestre délivrés, les porteurs retournés dans leurs foyers, comptant avec droit des traits de valeur et de bravoure, porteront l’émulation et le goût de service dans le cœur de leurs jeunes parents et amis’ ; ‘revenu dans leurs foyers, ils prouveroient à leurs frères, cousins et amis, que le service militaire rend docile et agréable un être rude et rustre, comme sont pour la plus part les paysans peu moyennés, qui font la plus grande partie de cette classe’. RAL FA inv. nr. 491, brief van B.J. Vrijthoff, de vrederechter van het kanton Gulpen, aan Hennequin, d.d. 3 nivôse XIV (24 december 1805). 44 ‘Au moment ou des provinces conquises, de trônes abaissés, de nouveaux empires créés, au moment au notre force militaire fait l’administration [= admiration] et l’étonnement de l’univers, au moment ou les plus grands prodiges sont réalisés par le génie du prince, qui nous gouverne, et par la force invincible de nos armes ; tout doit encourir à seconder ses vues de grandeur, en maintenant nos armées dans l’état formidable qui fait notre sécurité et notre gloire.’ RAL NRA inv. nr. 235, dossier René Emans, pleitnota ter verdediging van René Emans, ongedateerd maar gezien de context stammend uit 1807. 45 ‘et remplira pour lui, sous les aigles victorieuses de Sa Majesté l’Empereur & Roi, le service militaire’. GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte met volgnr. 9 verleden voor notaris Bloemarts op 13 januari 1813. 46 ‘tabatière d’yvoire garni de perles d’or, avec une miniature représentant des paysans occupés à boire’ ; ‘une
N OT E N
211
47
48
49 50 51 52
53 54
55 56 57 58
59 60 61 62 63 64 65 66 67 68
212
tabatière en papier mâché représentant le portrait de Napoléon le Grand de couleur verte’. RAL NRA inv. nr. 1997, proces-verbaal van inbraak bij Jean Antoine Vorsterman, opgesteld door Joseph van Halen, vrederechter van het kanton Venlo, d.d. 24 juni 1807. ‘mauvais sujets presque tous indignes de porter le titre honorable de soldats français’ ; ‘le Gouvernement n’y a pas beaucoup perdu, car ses armées doivent être composées de citoyens français et non de brigands étrangers tels que pouvaient être ceux dont il est ici question.’ RAL FA inv. nr. 607, verzoekschrift van Willem van Eyndhoven aan de prefect van de Nedermaas, d.d. 28 mei 1806. ‘le premier des enfans de Ruremonde qui eut obtenu le grade d’officier dans les armées de sa Majesté l’Empereur & Roi’. Cosme Ramaekers was een zoon van de president van de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement Roermond. RAL MvK inv. nr. 113, brief van de gemeenteraad van Roermond aan de prefect van de Nedermaas, d.d. 25 februari 1808. Aubry, Souvenirs du 12e Chasseurs, p. 16-17. De Smet, ‘Westvlaamse soldaten’, p. 367-368. GAW NAW inv. nr. 1885, brief van Arnold Scheepers uit Straatsburg, d.d. 24 augustus 1808. Fairon en Heuse, red., Lettres de grognards, p. 25-28, 52. Fairon en Heuse besteden in hun boek ook aandacht aan de visuele component van soldatenbrieven door de afbeeldingen letterlijk te tonen. Recent heeft een oud-medewerker van het Legermuseum in Parijs ook aandacht besteed aan deze afbeeldingen, die soms voorgedrukt waren en soms ontsproten uit de creatieve geest van de soldaten. Charrié, Lettres de guerres. Particuliere collectie, huidige plaats onbekend. Kopie in archief A. Bruekers, Nederweert. Twee conscrits liepen in februari 1812 naar Roermond ‘pour s’engager dans le 7ème de hussards, habillés rouge et vert’. Deze intentie om dienst te nemen moest de ware reden voor het bezoek aan Roermond verhullen, namelijk het plegen van een inbraak bij een koopman in stoffen. Het feit dat dit alibi gebruikt werd en blijkbaar als aannemelijk gold, geeft aan welk prestige de huzaren met hun aansprekende uniformen genoten. RAL NRA inv. nr. 312, dossier Chretien Ronden e.a., processen-verbaal van verhoor van Jean Lekock en Chretien Ronden door de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond, afgenomen op 11 respectievelijk 27 april 1812. Perdiguier, Mémoires, p. 73. Voor zover mij bekend zijn deze gravures van Martinet nooit systematisch bestudeerd of gepubliceerd. Diverse musea, waaronder het Koninklijk Legermuseum in Brussel, hebben dergelijke gravures in hun collectie. Particuliere collectie, Nederweert. In het boek van Charrié bevindt zich op p. 177 een reproductie van een soldatenbrief, verluchtigd met een aquarel van een soldaat van het 3de regiment bereden artillerie, geschreven te Straatsburg op 9 maart 1813. Het is in feite een getrouwe kopie van een gravure van Martinet. In ditzelfde werk staat op p. 251 een reproductie afgebeeld van een aquarel van een trompetter van het 6de regiment huzaren, in 1814 vervaardigd door Senart. Ook hier gaat het in feite om een kopie van een gravure die door Martinet is uitgegeven. Charrié, Lettres de guerres. Particuliere collectie, Maasbree. Particuliere collectie, Grathem. Het betreft een aquarel van Bartel van der Steen, die deel uitmaakt van de collectie van de Heemkundekring van Meijel. ‘Il faut que le soldat aime son état, qu’il y place ses goûts et son honneur. Voilà pourquoi de beaux uniformes sont si utiles. Un rien, souvent, fait tenir au feu des gens, qui, sans cela, n’y resteraient pas.’ Aubry, red., Général baron Gourgaud, deel II, p. 83. ‘Des régiments où l’uniforme n’existait plus, où les soldats sont habillés de toutes façons, ne possèdent pas cet aspect militaire qui fortifie le courage et augmente la confiance’. Bauyn de Péreuse, ‘Campagne de Portugal’, p. 28. Marbot, Mémoires, deel II, p. 510. François, Journal, p. 707; Marbot, Mémoires, deel II, p. 287. ‘Le sort d’un bataille (...) est le résultat d’un instant, d’une pensée: on s’approche avec des combinaisons diverses, on se mêle, on se bat un certain temps, le moment décisif se présente, une étincelle morale prononce, et la plus petite réserve accomplit.’ Las Cases, Le mémorial de Sainte-Hélène, deel I, p. 277. Muir, Tactics, p. 193, 216, 239. Op 29 maart 1811 sloot hij met toestemming van zijn moeder een contract als remplaçant te dienen voor
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
P.A. Frencken. Op 13 april van dat jaar sloot hij wederom een contract als remplaçant, nu van Leonard Trouwen. Om onduidelijke redenen werden deze contracten niet geëffectueerd. Op 28 maart 1813 nam Jean Smits als vrijwilliger dienst in het 7de regiment huzaren. Op 26 april 1813 deserteerde hij, waarbij hij de volgende uitrustingsstukken meenam: ‘1 pelisse, 1 gilet rouge, 1 pantalon d’écurie, 1 paire de bottes, 1 chakos, 2 chemises, 1 col noir’. Op 30 april 1813 arresteerde de gendarmerie hem in Weert, terwijl hij rondliep in zijn uniform, met sabel. Op 14 mei werd zijn veroordeling wegens desertie door de Krijgsraad ongedaan gemaakt. Op 9 september 1813 werd hij overgeplaatst van het 7de regiment huzaren naar het 8ste bataljon du train d’artillerie. Nadat we hem enkele jaren uit het oog verliezen, komen we hem tegen als soldaat van het 10de bataljon jagers van het Nederlandse leger, dat dienstdeed in West-Indië. Op 21 maart 1816 vertrok hij met het schip Neptunus vanuit Vlissingen naar Suriname. Het regimentsboek vermeldt over hem: ‘wegens desertie, den 16 December 1817 gecondamneerd door den krijgsraad tot 100 slagen en 1 jaar geen escarde, overleden op de post Relaix in Suriname den 29 Mei 1820, heeft niets nagelaten’. ARA, Stamboeken Indische militairen, inv. nr. 578, f. 130; GAW NA inv. nr. 4491, minuut van akten met volgnrs. 47 en 55, verleden voor notaris Bloemarts op 29 maart 1811 en 13 april 1811; GAW NAW inv. nrs. 51, 68 en 1885; RAL FA inv. nrs. 422, 423, 493, 494, 568, 576, 579 en 580; RAL PA inv. nr. 141; SHAT inv. nr. 24 Yc 420. 69 ‘et comme la raison a moins d’empire sur eux [=les habitants], il est de nécessité pour les faire coopérer au bien public après leur avoir donné toute la latitude possible, d’y réunir un peu plus de rigueur’. RAL FA inv. nr. 491, brief van de maire van de gemeente Nedercruchten aan Hennequin, d.d. 10 nivôse XIV (31 december 1805). 70 ‘Dans mon canton, comme dans presque tout l’arrondissement de Ruremonde, le peuple n’est pas né militaire; il conçoit même en naissant une aversion pour cet état, il n’y aura que la force de l’habitude, les instances, les conseils des autorités locales, les menaces des autorités supérieures, enfin la rigueur même, qui pourront les engager à céder à la voie de l’honneur et à celle de la patrie’; ‘Il ma paraît donc, Monsieur le Préfet, que cette mesure rigoreuse, pratiqué dans toutes les communes de ce département, procurera le même résultat que dans celles qui composent mon arrondissement, et que bientôt le Département de la Meuse inférieure rivalisera de zèle pour la conscription, avec les départements de l’ancienne France.’ RAL FA inv. nr. 491, brief van De Borman, de vrederechter van het kanton Bree, aan Hennequin, d.d. 4 januari 1806. HOOFDSTUK 16 1 2
3 4 5 6 7 8
Zaepffel, bisschop van Luik, schreef over Roggieri , dat “sa paresse passe la permission”. Geciteerd in: Minke, Un prélat concordataire, p. 153. Roggieri verwijst in een brief naar een onderzoek dat hij in 1806 instelde naar de oorzaken van de dienstplichtontduiking in de Nedermaas. ‘Plusieurs renseignemens l’attribuoient à des faux bruits répandues au commencement de janvier dernier sur des prétendues défaites de nos armées, et au peu de zèle de certains curés, qu’on soupçonnoit de ne pas coopérer de bonne foy à la conscription.’ Deze inlichtingen moeten welhaast slaan op de antwoorden op de enquête van Hennequin. AN inv. nr. F/9/310 brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 28 april 1807. Een door het ministerie van Binnenlandse Zaken opgestelde staat van dienst omschrijft zijn fortuin als volgt: ‘au dessus du besoin et devant encore heritier de ses père et mère’. AN inv. nr. F/1bI/172/14, dossier Roggieri. AN F/1bI/172/14, dossier Roggieri, staat van dienst, opgesteld door Roggieri op 26 december 1812. AN F/1bI/172/14, dossier Roggieri, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 23 november 1814. AN inv. nr. F/1cIII/Meuse Inférieure/5, brief van minister van Binnenlandse Zaken Champagny aan prefect Roggieri, d.d. 29 maart 1806, en reactie daarop van Roggieri aan Champagny, geschreven te Parijs op 29 maart 1806 om 23:00 uur. AN inv. nr. F/1cIII/Meuse Inférieure/5, brief van minister van Binnenlandse Zaken Champagny aan prefect Roggieri, d.d. 3 april 1806, en ongedateerde reactie van Roggieri aan Champagny. Reeds in 1798 had de minister van Binnenlandse Zaken gewezen op het misbruik dat departementale besturen maakten van de gendarmerie, door gendarmes nodeloos in te zetten als escorte van bestuurders. RAL FA inv. nr. 737, rondschrijven van de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 26 nivôse VI (15 januari
N OT E N
213
9
10 11 12
13
14
214
1798). De aparte en niet goed gedefinieerde status van de gendarmerie was een bewuste creatie van Napoleon. Napoleon wilde namelijk een korps dat een tegenwicht kon bieden aan het ministerie van Politie dat onder leiding stond van de even capabele als sinistere Fouché. Daarom ressorteerde de gendarmerie niet onder de minister van Politie en bleef de verhouding tussen de gendarmerie en het ministerie van Politie vaag. Op deze manier behield de gendarmerie voldoende speelruimte. Napoleon waakte er tegelijkertijd voor, dat de gendarmerie volledig autonoom zou opereren en zo een staat binnen de staat zou kunnen worden. Ook al vormde de gendarmerie een apart korps, los van het binnenlands bestuur, toch diende de kapitein van de compagnie van gendarmes in elk departement te rapporteren aan de prefect van dat departement en gevolg te geven aan zijn verzoeken om bijstand. De prefect was immers de eerste verantwoordelijke voor alle politiezaken in zijn ambtsgebied. Tegelijkertijd behielden de gendarmes ook hier een eigen verantwoordelijkheid. Al kwamen ze in actie op verzoek van de prefect, de gendarmes bepaalden zelf hoe ze hun operatie uitvoerden. Lignereux, Gendarmes, p. 48-49, 133-134 en 185-187. Lignereux, Gendarmes, p. 49-50 en 200. Jean Mathieu Tindemans, een conscrit uit Weert van de lichting 1809, diende per 25 april 1808 in de compagnie de réserve. Op 6 november 1808 vertrok hij om ‘conduire des conscrits’, een missie waarvan hij op 22 november 1809 weer terugkeerde. AN inv. nr. F/9/849, États de situation de la compagnie de réserve. Op 29 december 1809 vroeg Hennequin toestemming voor de aanschaf van winterjassen – ‘capotes’ – voor de compagnie de réserve van de Nedermaas, die zich vanaf augustus 1809 bevond ‘sur les bords de l’Escaut’. AN inv. nr. F/9/849, brief van Hennequin, ‘suppléant le Préfet absent’, aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 29 december 1809. Deze compagnie de réserve van de Nedermaas maakte tijdens deze campagne, samen met reservecompagnieën van 21 andere departementen uit het noordwesten van Frankrijk, deel uit van de 21ste demi-brigade provisoire de réserve de l’ intérieur, die was gelegerd te Gent. Op 20 maart 1810 werd deze tijdelijke formatie ontbonden. Op 5 april 1810 ving de reservecompagnie van de Nedermaas de terugtocht naar Maastricht aan, waar zij zes dagen later aankwam. SHAT inv. nr. C 9/14. De kou en de malaria hadden ondertussen hun tol geëist, want van de manschappen van de compagnie waren er tien overleden, terwijl ‘tous les autres, y compris le capitaine et le lieutenant, ont été atteints de maladies plus ou moins longues’. Desondanks had de compagnie zich voorbeeldig gedragen in de ogen van de legerleiding, reden waarom een gratificatie op zijn plaats zou zijn, aldus Hennequin. AN inv. nr. F/9/849, brief van Hennequin, ‘suppléant le Préfet absent’, aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 24 april 1810. Van een vierde conscrit werd waarschijnlijk abusievelijk vermeld dat hij in de compagnie de réserve diende. Jean Saes, een leerling-schoenmaker uit Weert, was een conscrit van de lichting van het jaar 1809. Volgens een notitie die hoorde bij het conscriptieregister zou hij per 1 november 1810 dienen in de compagnie de réserve. Op 9 oktober 1810 had hij evenwel als ‘fusilier en garnison à Besançon’ een volmacht verstrekt aan zijn zus Marie Lucie Saes om een gebouwtje in Weert te verkopen. Hij was op dat moment derhalve al soldaat. De situatie wordt helemaal ondoorzichtig wanneer we in het stamboek van het 37ste linieregiment lezen dat Jean Saes, conscrit van de lichting 1809 uit Weert, per 4 mei 1811 in dit regiment diende als remplaçant voor een conscrit uit het kanton Maastricht. Er moet sprake zijn geweest van verschrijvingen en persoonsverwisselingen. Met de beschikbare gegevens laat dit kluwen aan gegevens zich op dit moment niet ontwarren. Het vormt tevens een waarschuwing tegen al te hoge verwachtingen bij de reconstructie van de lotgevallen van napoleontische conscrits. In welke legereenheid Jean Saes ook diende, duidelijk is dat hij niet in Weert terugkeerde. In het voorjaar van 1815 noteerde maire Bloemarts van Weert over hem: ‘on présume qu’il serait mort au service militaire’. GAW NA, inv. nr. 4536, minuut van akte met volgnr. 66, verleden voor notaris Cornelis op 16 juli 1811; RAL FA inv. nrs. 502 en 505; RAL PA inv. nr. 141; SHAT inv. nr. 21 Yc 332. Op papier telde de compagnie de réserve van de Nedermaas 58 manschappen en onderofficieren en twee officieren. Vanaf het begin was het lastig om een volledige bezetting te realiseren. Onderofficieren zouden gerekruteerd moeten worden uit veteranen die een militair pensioen genoten, maar in de Nedermaas was hieraan een tekort, zodat hier tijdelijk rekruteringsonderofficieren werden ingezet. Van de manschappen werden er vier alsnog afgekeurd voor militaire dienst en deserteerden er vier. Deze acht vacatures zouden moeten worden vervuld door reservisten van de lichtingen van de jaren IX tot en met XIII, maar alle reservisten uit de Nedermaas waren reeds opgeroepen voor militaire dienst. Deze moeilijkheden beletten niet
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
15
16 17 18
19
20 21
22 23 24 25
26
27 28 29
dat de compagnie de réserve van de Nedermaas een goede reputatie opbouwde. Na zijn eerste inspectie van de compagnie op 21 maart 1806 gaf een kolonel van de gendarmerie aan prefect ad interim Hennequin ‘le compte le plus avantageux tant sur la tenue, la discipline, que sur l’instruction’. AN inv. nr. F/9/849, brief van prefect ad interim Hennequin aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 25 maart 1806. Krachtens een keizerlijk decreet van 17 januari 1808 werden 26 soldaten van de compagnie de réserve van de Nedermaas overgeplaatst naar reguliere eenheden. Het ontstane tekort werd aangevuld met conscrits van de lichting 1809. AN inv. nr. F/9/849, overzicht opgesteld op 28 januari 1809. Per keizerlijk decreet van 7 februari 1813 stelde Napoleon het 37ste regiment lichte infanterie in, dat hij volledig rekruteerde uit leden van de departementale reservecompagnieën. De ruim vierduizend manschappen die naar het 37ste regiment lichte infanterie gedirigeerd werden, vormden meer dan een derde van de totale sterkte van alle reservecompagnieën. Büttner, Des préfectures aux champs de bataille, p. 243-244. RAL FA inv. nrs. 522 en 525; RAL PA inv. nr. 141. Bergès, Résister à la conscription, p. 311-323; Chambon, La Loire et l’aigle, p. 103. Hennequin refereert hieraan in een brief aan Miot: ‘Son Excellence le Ministre de la Guerre, en me rappellant, par sa lettre du 24 frimaire dernier qu’il me reste encore à faire partir 128 conscrits de l’an XIV, m’observe que la levée devrait être plus avancée dans mon Département, puisqu’elle est terminée presque partout et qu’elle n’a point éprouvé des retards dans les Départements qui présentent les plus d’obstacles, il ajoute que les comptes qu’il rend, chaque semaine, à l’Empereur, lui donneraient bientôt lieu de faire des raprochemens défavorables à ce Département.’ AN inv. nr. F/7/3602, brief van Hennequin, prefect ad interim van het departement Nedermaas aan Miot, conseiller d’État, chargé du 2e arrondissement de la police générale, d.d. 3 nivôse XIV (24 december 1805). ‘Les différens fonctionnaires publics qui ont dirigé les opérations de cette année dans ce département s’estimeront heureux si vous daignez reconnaître aussi dans ces mêmes résultats, une nouvelle preuve de leur zèle pour le service de Sa Majesté.’ AN inv. nr. F/7/3602, brief van Roggieri aan le conseiller d’État chargé du 1er arrondissement de la Police générale, d.d. 2 oktober 1806. AN inv. nr. F/9/310, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 28 april 1807. ‘J’ai moi-même présidé à toutes les opérations. J’ai n’ai pas voulu abandonner celui à un suppléant, bien convaincu que ma présence ne pourrait qu’influer avantageusement sur l’ensemble des travaux relatifs à cette levée.’ AN inv. nr. F/7/3602, brief van Roggieri aan le conseiller d’État chargé du 1er arrondissement de la Police générale, d.d. 2 oktober 1806. AN inv. nr. F/7/3602, brief van Roggieri aan le conseiller d’État chargé du 1er arrondissement de la Police générale, d.d. 2 oktober 1806. GAW NAW inv. nr. 1885, minuut van proclamatie van maire Bloemarts van Weert, d.d. 14 september 1806. Vallée, La conscription. ‘J’avais remarqué à la dernière levée, que les conscrits partoient d’un air si triste, qu’ils ne manquoient pas d’exciter la compassion de leur concitoyens. Je me suis appliqué à faire changer cette scène et à électriser l’esprit public. Le jour du départ j’ai été passer la revue des conscrits sur la Place d’Armes. Je me suis procuré la musique militaire, et précédés de la bande le Général, le Major du recrutement et moi nous avons marché à la tête des conscrits jusqu’aux portes de la ville. Une foule de citoyens suivoient le détachement des conscrits, et le peuple, tous faisoient retentir les rues de leur chants d’allégresse et de cris de [“] Vive l’Empereur [“] ; et ce n’est pas du tout exagéré, que de dire, que le jour du départ, jour autrefois de tristesse et de douleur, a été cette fois-cy un jour de fête et de réjouissance publique’. AN inv. nr. F/9/310, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 26 januari 1807. ‘L’importance des opérations, dont il s’agit, m’a déterminé à y sacrifier tous mes momens et cette seule observation suffira, j’espère, pour justifier les retards, que quelques autres affaires d’un moindre intérêt auroient pu éprouver.’ AN inv. nr. F/9/310, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 26 januari 1807. Daly, Inside Napoleonic France, p. 225. ‘que j’étois chargé de faire connaître à S[a] M[ajesté] I[impériale] et R[oyale] [=Napoleon] le nom des curés, dont les paroisses se seroient rendus remarquables par le nombre des réfractaires’. AN inv. nr. F/9/310, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 28 april 1807. ‘Je fis marcher avec un détachement pour Anvers un jeune homme, à qui je donnai quelque argent, afin de recueillir en route tout ce qu’il auroit pu apprendre de la bouche même des conscrits et sur la cause de leur répugnance, et sur leurs moyens de désertion’; ‘les noms des conscrits, leur occupation, le lieu, et la ferme
N OT E N
215
30
31
32
33
34
216
de la Hollande, où ils sont refugiés’; ‘Lorsque tout sera prêt j’y ferai arriver la gendarmerie, qui soutenue des chasseurs, parviendra aisément à l’arrestation des déserteurs, s’il y en a.’ AN inv. nr. F/9/310, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 28 april 1807. Op 25 juni 1807 diende Jean van Montfort uit de gemeente Montfort – een dorp twintig kilometer ten zuidoosten van Weert – een verzoekschrift in bij prefect Roggieri om de kosten van de inkwartiering van een garnisaire niet te hoeven voldoen. Zijn zoon Gerard van Montfort was namelijk ten onrechte aangezien voor een deserteur. In feite had zijn zoon zich bij het 10de Regiment Huzaren gemeld in plaats van het 48ste linieregiment waarbij hij zich officieel had moeten melden. Om zekerheid te verkrijgen over het lot van zijn analfabete zoon was Jean van Montfort naar Sélestat in Elzas-Lotharingen gereisd, waar zijn zoon was gelegerd. De garnisaire die bij Jean van Montfort ingekwartierd was geweest, was de veteraan Jean Louis Pelsers. We zullen hem uitgebreider tegengekomen in voetnoot 58 in hoofdstuk 21. Jean van Montfort had 34 franc moeten betalen aan Pelsers. RAL FA inv. nr. 492. De voettocht van Jean van Montfort naar Sélestat vormt op het eerste gezicht een aanwijzing dat er geen schriftelijk contact was tussen vader en zoon. Toch is er een brief bekend die Gerard van Montfort, soldaat in het 10de regiment huzaren, op 22 februari 1807 vanuit Sélestat aan zijn vader in Montfort schreef. RAL FA inv. nr. 495. Henrij Beijes was een conscrit van de lichting van het jaar XIV. Op 29 december 1806 stelden Barthelemi Clephas, Jean Geuns, Henry Greymans, Mathieu Knuijpkens en Jean Pierre Tindemans, allen uit Nederweert, zich garant voor de betaling van de restsom van 1237,50 franc die de vaders van vijf dienstplichtontduikers uit Nederweert – onder wie de vader van Henrij Beijes – ieder moesten betalen als onderdeel van de opgelegde straf. Henrij Beijes meldde zich op 9 juli 1807 ter prefectuur, waarna hij nog dezelfde dag zijn dienst begon in het 2de regiment dragonders. Op 29 april 1809 schrapte prefect Roggieri hem van de lijst met dienstplichtontduikers, en werd de inmiddels betaalde boete ter hoogte van 1125 franc gerestitueerd, na aftrek van kosten. Henrij Beijes zelf verkeerde sinds 19 juli 1808 – de dag van de slag bij Bailén – in Spaanse krijgsgevangenschap. GAW NA inv. nr. 4503, registratie van akte 534, opgesteld door notaris Bloemarts op 29 december 1806; RAL FA inv. nrs. 477, 487, 552 en 557; RAL NRA inv. nr. 1773; RAL PA inv. nr. 141; SHAT inv. nr. 24 Yc 136. Guillaume Korsten was eveneens een conscrit van de lichting van het jaar XIV uit Nederweert die zich niet gemeld had voor actieve dienst. Zijn ouders bewoonden een kleine boerderij in het gehucht Boeket, bestaande uit ‘une cuisine, trois petites chambres sans cheminée, une cave, une grenier; sur la droite une écurie aux vaches, une grange, une écurie pour un cheval, & en bout un hangar’. Bij de boerderij hoorde ongeveer vier hectare land. Op 18 oktober 1806 bracht de verkoop van in beslag genomen roerende goederen van de ouders van de dienstplichtontduiker slechts 186 franc op. Daarom werd een onteigeningsprocedure gestart. Op 7 juli 1807, vlak vóór de openbare verkoop van de boerderij zou plaatsvinden, meldde dienstplichtontduiker Guillaume Korsten zich vrijwillig ter prefectuur. Dezelfde dag nog werd hij soldaat in het 54ste linieregiment, dat zijn depot in Maastricht had. Amper twee maanden later, op 10 september 1807, overleed hij in het hospitaal van Maastricht aan longtering. Op 6 augustus 1808 schrapte Roggieri hem van de lijst van dienstplichtontduikers, terwijl de rechtbank van het arrondissement Roermond twaalf dagen later de veroordeling tot dienstplichtontduiker ongedaan maakte GAN BS Nederweert 1816; RAL FA inv. nrs. 431, 477, 487, 552, 555 en 557; RAL NRA inv. nrs. 1516, 1773 en 1774; SHAT inv. nr. 21 Yc 451. Citaat uit: RAL NRA inv. nr. 1516, Cahier des charges tegen Adrien Korsten en Jeanne Nielis, de ouders van dienstplichtontduiker Guillaume Korsten, d.d. 1 juni 1807. Het voert uiteraard te ver om alle vergelijkbare gevallen uit het Land van Weert hier op te sommen. Op 10 juni 1807 schreef Réal aan Roggieri: ‘Les moyens coercitifs que vous employez ont déjà reçu ailleurs l’approbation de Son Excellence [=minister van Politie Fouché]. Continuez, Monsieur, à les mettre en usage, jusqu’à ce que les résistances ayent cessé ; votre prudence garantit que vous [fassiez] vous arrêtés au point précis marqué par le besoin imminent et par l’intérêt du service de Sa Majesté, et convaincra vos administrés eux même que vous n’êtes que juste en vous montrant rigoureux.’ RAL FA inv. nr. 575, brief van Réal aan Roggieri, d.d. 10 juni 1807. ‘à moins qu’ils [=de ouders van dienstplichtontduikers] ne justifient par preuves autentiques que leurs enfans sont absens de chez eux depuis plusieurs années, qu’ils n’ont ni reparu ni entretenu de relations dans les communes et avec leurs familles, et qu’on ne sait où ils sont’. RAL FA inv. nr. 575, brief van Réal aan Roggieri, d.d. 13 juni 1807. In hoofdstuk 21 zullen we zien dat de gendarmeriebrigade van Weert op 6 juli 1807 de vader van Jacques Gubbels arresteerde, een herder die uithuizig was en die zich niet op tijd gemeld had voor vertrek naar het
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
leger. RAL FA inv. nr. 745. 35 ‘pour les reconduire sur la route d’honneur et du devoir.’ AN inv. nr. F/9/310, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 29 juli 1807. 36 AN inv. nr. F/9/310, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 29 juli 1807. 37 Deze gegevens zijn niet teruggevonden op een lijst, maar zijn het resultaat van naspeuringen naar de levensloop van individuele conscrits. Het is ondoenlijk om hier alle geraadpleegde bronnen te noemen. De zeventig voormalige dienstplichtontduikers uit Nederweert, Stramproy en Weert die zich vóór 29 juli 1807 – de datum van de brief van Roggieri – gemeld hadden, dienden in de volgende regimenten: 54ste linieregiment infanterie, 10de regiment bereden jagers, 2de en 7de regiment huzaren, 2de, 20ste en 26ste regiment dragonders. Eén dienstplichtontduiker die zich gemeld had werd naar het 48ste linieregiment infanterie gestuurd, maar deserteerde onderweg. 38 Vijf van hen dienden daarna in het 8ste linieregiment, terwijl een zesde deserteerde terwijl hij op weg was naar het 48ste linieregiment. Zij hadden zich allen gemeld in de laatste dagen van juli en de eerste dagen van augustus 1807. 39 AN inv. nr. F/9/310, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 29 juli 1807. 40 ‘le père est parti pour aller le chercher en Hollande’. RAL FA inv. nrs. 496, 499 en 500; RAL NRA inv. nr. 1773. 41 Aan Roggieri liet de minister van Binnenlandse Zaken weten: ‘Si quelques uns de ceux [=conscrits] qui se sont réfugiés en Hollande ne rentraient pas dans le devoir, veuillez me faire connaître le lieu de leur retraite. J’attendrai les avis que vous m’adressez ultérieurement pour en écrire à M[onsieur] le Ministre des Relations extérieures [=Talleyrand].’ RAL FA inv. nr. 575, brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan Roggieri, d.d. 18 juni 1807. 42 ‘Quant à l’émigration de vos conscrits sur le territoire hollandaise, j’ai fait tout ce qui pouvait dépendre de moi pour aplanir l’obstacle qu’elle vous présente. Je viens de faire connaître votre situation sous ce rapport, à S[a] A[ltesse] le Prince Ministre de la Guerre [=Berthier]; j’ai même écrit directement à S[a] M[ajesté] le Roi de Hollande [=Lodewijk Napoleon].’ RAL FA inv. nr. 575, brief van le conseiller d’État Directeur général des revues & de la conscription militaire aan Roggieri, d.d. 13 mei 1807. 43 ‘a provoqué des mesures en Hollande et dans le duché de Cleves, contre les conscrits français qui s’y retiraient pour se soustraire à la conscription.’ RAL FA inv. nr. 492, brief van Réal aan Roggieri, d.d. 20 augustus 1806. 44 ‘les intentions de sa Majesté [=Napoleon]’. RAL FA inv. nr. 575, brief van Réal aan Roggieri, d.d. 25 januari 1807. 45 ‘Le Sénateur Ministre [=minister van Politie Fouché] va mettre vos travaux et vos observations sous les yeux de sa Majesté [=Napoleon]’. RAL FA inv. nr. 575, brief van Réal aan Roggieri, d.d. 2 mei 1807. 46 Daly, Inside Napoleonic France, p. 51. 47 GAW NAW inv. nr. 1886, minuut van proclamatie van maire Bloemarts, d.d. 21 juni 1807. 48 ‘que les démarches que j’ai fait auprès des parens de ces conscrits ne sont point restés sans effet’. GAW NAW inv. nr. 67, minuut van brief van maire Bloemarts aan Roggieri, d.d. 3 juli 1807. 49 ‘La punition de receleurs est un des moyens les plus efficaces pour arrêter la désobéissance des conscrits et la désertion des militaires.’ RAL NRA inv. nr. 239, dossier François Stienen, brief van prefect Roggieri aan le Procureur-général près la cour de justice criminelle, d.d. 25 november 1807. 50 AN inv. nr. F/7/3602, brief van Roggieri aan le Ministre d’État Directeur général de la conscription, d.d. 2 december 1808. 51 Het ging om een advies van 1 juni 1807. 52 ‘En effet, en l’employant [=de maatregel van het inkwartieren van garnisaires] pour la première fois en 1807, j’eus soin de l’annoncer comme un prélude de mesures plus rigoureuses ; de là une crainte salutaire qui détermina les parens à aller chercher en Hollande et en Allemagne, à des grandes distances, leurs fi ls réfractaires, et en fit rentrer environ un millier vers l’époque de la levée de 1808. Mais dès qu’on sait que toute la rigueur de l’administration doit se borner à l’envoi des garnisaires et qu’on ne peut les employer au delà d’un mois, l’effet moral de la crainte cesse et ne produit plus le même bien’. AN inv. nr. F/7/3602, brief van Roggieri aan le Ministre d’État Directeur général de la conscription, d.d. 2 december 1808. 53 ‘je vous préviens confidentiellement que je dois former deux tableaux pour être mis sous les yeux de l’Empereur’. AN inv. nr. F/7/3602, brief van Roggieri aan le Ministre d’État Directeur général de la conscription, d.d. 2 december 1808, met in bijlage een Circulaire à Messieurs les curés et desservans, d.d. 29 september 1808.
N OT E N
217
54 ‘les recrues trouvent toujours de nouvelles échappatoires. Mais celles-ci, que la sagacité ou la vigilance des conseils de recrutement ne peuvent pas toujours détecter, échappent aussi aux statistiques, si bien que des résultats globaux, somme toute honorables, ont un effet pervers’. Crépin, La conscription en débat, p. 115. 55 Het traceren van de lotgevallen van deze Pierre Stroux vergt extra zorgvuldigheid, omdat een Weerter naamgenoot eveneens conscrit – en dienstplichtontduiker – van de lichting van het jaar XIV was. De Pierre Stroux die hier centraal staat, was op 26 februari 1785 in Weert geboren als zoon van Corneille Stroux en Helene Moonen. De andere Pierre Stroux was op 3 november 1784 te Weert geboren als zoon van Jan Stroux en Joanna Emans. Zijn wederwaardigheden staan vermeld in een voetnoot in hoofdstuk 15. 56 Schoenmaker Joannes Michael Heijligerin was in Nederweert geboren, maar lootte als conscrit van de lichting van het jaar XI voor zijn nieuwe woonplaats Weert. Hij trok een lot als reservist en werd vervolgens op 18 pluviôse XII (8 februari 1804) aangewezen voor dienst in de cavalerie, als onderdeel van een contingent van 114 man dat het departement Nedermaas moest leveren uit de reservisten van de lichtingen van de jaren XI & XII. Omdat hij niet kwam opdagen, werd hij op 28 ventôse XII (23 maart 1804) tot dienstplichtontduiker veroordeeld. Hij week uit naar de Bataafse Republiek en nam in juli 1805 dienst in de 2de compagnie rijdende artillerie van het Bataafse leger. In deze hoedanigheid nam hij in 1806 en 1807 deel aan de veldtocht van Napoleon tegen Pruisen en Rusland en hun bondgenoot Zweden. Op 4 april 1807 werd Joannes Michael Heijligerin in het hospitaal van Dargun in Zweeds-Pommeren krijgsgevangen gemaakt door Zweedse militairen. Over zijn verdere lotgevallen is mij niets bekend. ARA, Oorlog voor 1813, Stamboeken 1795-1815, inv. nrs. 52 en 53; GAW NAW inv. nrs. 66, 67, 1187, 1884, 1885 en 1886; RAL FA inv. nrs. 410, 449, 475, 552, 553 en 555; RAL NRA inv. nr. 1773. Omdat zowel Joannes Michael Heijlegrin als Joannes Gerardus Heijlegrin niet voldaan hadden aan hun conscriptieverplichtingen, kon hun jongere broer Joannes Hermanus Heijlegrin – conscrit van de lichting 1811, en eveneens schoenmaker – geen beroep doen op broederdienst. Hij diende per 5 mei 1811 in het 29ste regiment dragonders. Hij keerde niet terug uit de dienst. Hoogstwaarschijnlijk lieten alle drie de broers het leven in de militaire dienst, een zware tol voor het weigeren van de dienst. RAL FA inv. nr. 513; RAL PA inv. nr. 141. 57 Tulard merkt op dat veel deserteurs en dienstplichtontduikers naar Parijs trokken, omdat het gemakkelijker was om daar te overleven en uit handen van de autoriteiten te blijven dan in een bos. Tulard, La vie quotidienne, p. 243. 58 GAW NAW inv. nr. 67, minuut van brief van maire Bloemarts van Weert aan prefect Roggieri, d.d. 19 september 1808. 59 Deze officiële verklaringen volstonden overigens niet, want Roggieri eiste reguliere overlijdensaktes. Wel bood Roggieri aan maire Bloemarts zijn hulp aan. Als de maire van Weert moeilijkheden zou ondervinden bij het aanvragen van de aktes van het overlijden – onder valse namen – van Caris en Heijlegrin, dan zou de prefect de desbetreffende verklaringen aanvragen. GAW NAW inv. nr. 1886, brief van Roggieri aan maire Bloemarts, d.d. 18 juli 1811. 60 GAW BS Weert; GAW NAW inv. nrs. 67, 68, 1876, 1884, 1885 en 1886; RAL FA inv. nrs. 477, 487, 552, 555, 557, 561, 569 en 737 ; RAL NRA inv. nrs. 1773 en 2425; RAL PA inv. nr. 141; SHAT inv. nrs. 24 Yc 136 en 24 Yc 302. 61 AN inv. nr. F/7/3602, brief van Roggieri aan Réal, le conseiller d’État, chargé du 1er arrondissement de la Police générale, d.d. 25 juli 1809. 62 AN inv. nr. F/7/3602, brief van Roggieri aan de minister van Politie, d.d. 10 september 1810. 63 RAL FA inv. nr. 583, Journal du Département de la Meuse-Inférieure, d.d. 27 april 1811. 64 GAW NAW inv. nr. 51, minuut van proclamatie van maire Bloemarts, d.d. 23 april 1811. 65 ‘Les maires ont donné l’alarme. Partout on est en mouvement pour ramener au devoir les réfractaires et déserteurs. 254 de ces insoumis sont déjà rentré. Il en arrive tous les jours. Ce n’est qu’aujourd’hui que la colonne mobile doit commencer ses opérations dans ce département.’ AN inv. nr. F/7/3602, brief van Roggieri aan Réal, le conseiller d’État, chargé du 1er arrondissement de la Police générale, d.d. 6 mei 1811. 66 De grondigheid waarmee de colonne mobile opereerde, zien we ook aan de vervolging van dienstplichtontduiker Jacobus Leen uit Gruitrode, een dorp twintig kilometer ten zuidwesten van Weert. Een aparte publicatie hierover is in voorbereiding. 67 RAL FA inv. nrs. 477, 487, 552, 555, 557 en 569; SHAT inv. nr. 21 Yc 451. 68 RAL FA inv. nr. 563. 69 Deze mare lijkt juist te zijn geweest, want in het voorjaar van 1815 verbleef Adrien Neyes als herder in
218
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
70 71 72
73 74 75 76
77
78 79
Antwerpen. RAL PA inv. nr. 141. Ruim vier jaar later gaf vader Neyes per notariële akte toestemming [om te trouwen] aan zijn zoon Adrien die in Antwerpen verbleef. GAW NA inv. nr. 4522, registratie van akte 164 opgesteld ‘en brevet’ door notaris Bloemarts op 28 december 1820. GAW NAW inv. nr. 1886, brief van de commandant van de colonne mobile te Beesel aan maire Bloemarts van Weert, d.d. 6 juni 1811. GAW NAW inv. nr. 68, minuut van brieven van maire Bloemarts van Weert aan baron l’Espinay, kolonel, commandant en chef la colonne mobile dans le Département de la Meuse-inférieure, en aan La Mothe, commandant la colonne mobile à Beesel, beide d.d. 7 juni 1806. ‘S’il ne dépendait que de moi de cesser les poursuites dans votre commune, vous devez penser, Monsieur le Maire, que jamais la colonne mobile n’y retournerait. Mais je suis forcé de me soumettre aux ordres que je reçois et ces ordres m’enjoignent de faire des recherches et des poursuites à Wert, si quelque chose peut vous les éviter ce sont les raisons que vous pouvez alléguer de vive voix au Colonel: vous savez par suite du compte avantageux que le Préfet a rendu de vous combien la confiance du Colonel est grand.’ GAW NAW inv. nr. 1886, brief van de commandant van de colonne mobile te Beesel aan maire Bloemarts van Weert, d.d. 7 juni 1811. ‘je donne l’ordre à une seconde colonne mobile à se rendre chez vous.’ GAW NAW inv. nr. 1886, brief van baron l’Espinay, kolonel, commandant en chef la colonne mobile dans le Département de la Meuse-inférieure aan maire Bloemarts van Weert, d.d. 7 juni 1811. GAW NAW inv. nr. 68, minuut van brief van maire Bloemarts aan Roggieri, d.d. 10 juni 1811; GAW, NAW, inv. nr. 1886, brief van Roggieri aan maire Bloemarts, d.d. 11 juni 1811. AN inv. nr. F/7/3602, brief van Roggieri aan le conseiller d’État, chargé du 1er arrondissement de la Police générale, d.d. 17 juni 1811. ‘Les hommes restés en état de désobéissance sont généralement des vagabonds n’ayant absolument rien à perdre. L’attention de tous les fonctionnaires & agens publics est appellée sur eux & plusieurs seront certainement atteints’ ; ‘L’un des effets de la présence de la colonne mobile aura été de convaincre les particuliers qu’il est de l’intérêt de toute homme de bien concourir à empêcher la désobéissance des hommes appelés au service militaire.’ AN inv. nr. F/7/3602, brief van Roggieri aan le conseiller d’État, chargé du 1er arrondissement de la Police générale, d.d. 7 augustus 1811. In deze brief gaf Roggieri ook een overzicht van deserteurs en dienstplichtontduikers: ‘D’après des ordres de Sa Majesté une colonne mobile s’est rendue dans ce Département pour faire renter ou pour arrêter les conscrits réfractaires & les déserteurs. Le nombre des uns et des autres était au 1er mars dernier de 816 Voici le résultat tant de l’action de la colonne mobile que des démarches que j’avais fait antérieurement pour en faire appréhender les rigueurs: 1. individus qui se sont représentés volontairement 430 2. individus qui ont été arrêtés 100 3. individus que l’on croyait en faute & qui au contraire étaient en activité de service par incorporation ignorée 67 4. individus qui [sont] décédés et dont le décès était ignoré 35 5. individus qui [sont] présumés en règle mais dont la position n’est pas suffisamment constatée 63 [1 t/m 5] 695’ ‘1. Un conscrit de l’an XII, vagabond, omis dans sa classe & qui a servi différentes puissances. On ne désespère pas de le reproduire. 2. Un conscrit de 1811, qui, à l’âge de 10 ans, fut enlevé par un officier autrichien, qui l’a amené comme jockey dans un pays lointain, de sorte que ce jeune homme a ignoré ses obligations & n’a pu les remplir.’ AN inv. nr. F/7/3602, brief van Roggieri aan le conseiller d’État, chargé du 1er arrondissement de la Police générale, d.d. 10 juli 1811. ‘bal que j’ai donné à la Préfecture où j’ai réuni plus de 400 personnes des deux sexes et qui n’a fini qu’à 5 heures du matin ; tout y respirait la gaieté et l’union la plus parfaite.’ AN inv. nr. F/1cIII/Meuse Inférieure/5, brief van prefect Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 27 augustus 1807. A.C. Membrede schreef op 12 februari 1810 vanuit Parijs aan H.J. Michiels van Kessenich: ‘(…) il y a un autre objet sur lequel je ne veux écrire secrètement qu’à vous seul et que je confie à votre discrétion et amitié. Vous n’ignorez pas, que notre Préfet est (comme il le mérite) parfaitement bien vu auprès du Gouvernement te je ne doute pas que s’il le demandait il pourrait obtenir une préfecture plus considérable que celle de la Meuse-Inférieure – je ne sais si je me trompe mais j’ai lieu de croire que vous êtes personel-
N OT E N
219
80 81 82 83
84 85 86 87 88 89 90
91
220
lement très content de son administration et que par conséquent vous ne verrez pas son changement avec moins de déplaisir que moi – j’ai donc imaginé qu’une marque de considération et de bienveillance de la part de ses administrés serait propre de l’éloigner entièrement de l’idée de changement, si elle est jamais entrée dans son esprit – eh bien, je crois que le conseil général serait à même de lui donner cette marque en votant une augmentation quelconque de son traitement à prendre sur les centimes additionnels extraordinaires desquels le conseil peut proposer la disposition. L’émission de ce vœu pourroit être motivé sur la modicité du traitement attaché à la Préfecture d’un Département situé sur les limites de la France aiant son siège dans une ville de garnison dans laquelle le passage des personnes distinguées est très fréquent, où il fait cher vivre et où les occasions de dépenses extraordinaires pour soutenir la dignité du caractère d’un préfet se présentent et se multiplient journalièrement, de façon qu’on peut croire que les charges de la maison de cette Préfecture sont aussi considérables que celles de plusieurs départements voisins plus amplement dotés par le Gouvernement, je ne doute pas que cette marque d’estime de votre part ne pourrait être qu’infiniment agréable au Préfet, surtout au Préfet absent et s’attachant d’avantage à ses administrés – je soumets cette idée à votre sagesse – je la confie (je le répète encore) à votre discrétion – je vous engage à la penser mûrement et à examiner si vous la trouve sortable et quelque soit le résultat de vos délibérations soiez convaincu qu’il restera entre nous deux’. RAL MvK inv. nr. 67. A.C. Membrede was in het ancien régime burgemeester van Maastricht geweest. Onder Frans gezag was hij eerst president van het Tribunal criminel van het departement van de Nedermaas, en later lid van het Corps législatif in Parijs. Zie over hem: Roppe, ‘A.C. Membrede’. Tulard, Napoléon et la noblesse d’Empire, p. 276. Deze dotatie was gebaseerd op inkomsten uit Hannover en bracht na 1813 derhalve niets meer op. AN, F/1bI/172/14, dossier Roggieri, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 23 november 1814. ‘qui ne s’élèvent guère au dessus de la classe du peuple’. AN inv. nr. F/9/985, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 20 april 1813. Roggieri verwachtte namelijk dat zonen van welgestelde boeren en kooplieden, die normaliter een remplaçant zouden aantrekken voor de conscriptie, graag zelf zouden willen dienen als Garde d’ honneur, vanwege het daaraan verbonden prestige. Van de kosten die zij uitspaarden voor het aantrekken van een remplaçant konden zij gemakkelijk paard, uniform en andere uitrusting betalen. AN inv. nr. F/9/985, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 14 april 1813. AN inv. nr. F/9/985, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 22 april 1813. AN inv. nr. F/9/985, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 14 april 1813. AN inv. nr. F/9/985, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 14 april 1813, met in de marge de minuut van reactie van de minister. AN inv. nr. F/9/985, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. mei 1813. (Een exacte datum staat niet vermeld.) AN inv. nr. F/9/985, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 20 april 1813. AN inv. nr. F/9/985, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 14 april 1813, met in de marge de minuut van reactie van de minister. Philippe François van Dam was een conscrit van de lichting van 1806, die zich voor de dienst had laten vervangen. In 1806 werd hij omschreven als student, terwijl hij in 1811 werkte als ‘écrivain à la mairie d’Oudenbosch’. Deze baan had hij ongetwijfeld te danken aan zijn oudere broer Pierre Maximilien van Dam, die vanaf 1802 een betrekking had als ‘employé dans l’administration des domaines à Oudenbosch’ en die uiterlijk in 1812 maire van Oudenbosch was. Een zus van hen was getrouwd met notaris Cornelis uit Weert. Volgens Roggieri was Philippe François van Dam ‘d’une famille très distinguée’. Het jaarinkomen van het gezin – van wie de vader overleden was – schatte hij op tienduizend franc. AN inv. nr. F/9/985, een door Roggieri opgesteld overzicht van het detachement gardes d’ honneur van de Nedermaas dat op 23 oktober 1813 naar Metz afreisde; GAW BS Weert; GAW NA inv. nr. 4486, minuut van akte met volgnr. 497, verleden voor notaris Bloemarts op 30 augustus 1806; GAW NA inv. nr. 4488, minuut van akte met volgnr. 814, verleden voor notaris Bloemarts op 15 oktober 1808; GAW NA inv. nr. 4491, minuut van akte met volgnr. 224, verleden voor notaris Bloemarts op 28 november 1811; GAW NAW inv. nr. 67, minuut van brief van maire Bloemarts van Weert aan de onderprefect, d.d. 5 juni 1809; RAL FA inv. nrs. 484 en 490; RANB archief van de brigadier van de keizerlijke gendarmerie te Oudenbosch, inv. nr. 7. Pierre Antoine Frencken was een conscrit van de jaargang 1811, die zich voor de dienst had laten vervangen. Hij was de zoon van Laurentius Frencken, die als voerman, koopman, molenaar, jeneverstoker
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
92
93
94 95 96 97 98
99
100 101
102
103
en grondbezitter fortuin had verworven. Vader Laurentius Frencken was het prototype van de hardwerkende ondernemer van het platteland. Het geld dat hij verdiende investeerde hij weer in zijn onderneming, met name in de bouw van een molen. Met een jaarinkomen van achtduizend franc was vader rijk, ook al kwam hij uit een onaanzienlijke familie, aldus Roggieri, die zich in zijn oordeel waarschijnlijk baseerde op informanten. AN inv. nr. F/9/985, een door Roggieri opgesteld overzicht van het detachement gardes d’ honneur van de Nedermaas dat op 23 oktober 1813 naar Metz afreisde; GAW NA inv. nr. 4506, minuut van akte met volgnr. 807, verleden voor notaris Bloemarts op 29 maart 1811; RAL FA 513. ‘dans un Département tout composé de communes rurales’ ; ‘des paysans très grossiers’ ; ‘continuellement et personellement tous les jours depuis plus de deux mois’ ; ‘qu’il était impossible de le faire plus impartiellement, et plus conforme en tous points aux vues de Votre Excellence’. AN inv. nr. F/9/985, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 24 oktober 1813. ‘l’esprit de localité, par lequel un administrateur pour se rendre agréable à ses administrés cherche à les ménager’; ‘l’homme de ses administrés au lieu d’être celui du Gouvernement’; ‘que comme en useroit le Gouvernement lui même, s’il était sur les lieux’. AN inv. nr. F/9/985, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 24 oktober 1813. GAR AKGR inv. nr. 416, brief – met volgnr. 1269 – van onderprefect Liger aan maire Quisthoudt van Roermond, d.d. 7 fructidor XII (25 augustus 1804). ‘fi lle très peu fortunée à laquelle on présente une robe et alors on est sûr d’être exempté’. AN inv. nr. F/9/985, brief van de minister van Oorlog aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 1 december 1813, met in bijlage een anonieme brief uit Maaseik, d.d. 22 november 1813. AN inv. nr. F/9/985, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. mei 1813. (Een exacte datum staat niet vermeld.) AN inv. nr. F/9/985, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 18 juni 1813. ‘L’oisivité dans laquelle il n’a cessé de végéter l’entraînerait vraisemblablement bientôt dans des vices dont le joug de la discipline militaire pourra seul le préserver’; ‘Je crois donc lui avoir rendu un service réel en le désignant’; ‘des aliénations d’esprit’; ‘de se rendre au corps en voiture. C’est ainsi qu’il est permis et vous en serez sûrement surpris (…) en voyant un jeune homme qui a la taille et la force d’un cuirassier’; ‘Si je m’y fusse trouvé, j’aurais certainement empêché cet arrangement’. AN inv. nr. F/9/985, kopie van brief van Roggieri aan de kolonel van het 2de regiment gardes d’ honneur, d.d. 13 juli 1813. ‘Ces Messieurs ont cru que leur honneur était intéressé à l’entier succès de leur mission et n’ont rien négligé pour bien faire’; ‘les Gardes d’Honneur de ce Département-ci traversant d’autres pays y avaient été généralement admirés à cause de leur belle tenue et de la perfection des différentes parties de leur habillement et de leur équipement’. AN inv. nr. F/9/985, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 9 september 1813. ‘Il serait à désirer que plusieurs de vos collègues le fissent aussi ponctuellement’. AN inv. nr. F/9/985, kopie van brief van de kolonel van het 2de regiment gardes d’ honneur aan Roggieri, d.d. 10 juli 1813. Lichtenauer, De Nederlanders, p. 88 en 209. Lichtenauer besteedt geen aandacht aan de gardes d’ honneur uit de Nedermaas. Postma en Sloos, red., Mijn uittocht als garde d’ honneur, p. 21, 34 en 41. Abraham van den Broecke jr. beschrijft in zijn memoires hoe hij als garde d’ honneur vanuit Middelburg ‘per postwagen op Antwerpen’ reisde. In Brussel beklaagde hij zijn lot: ‘deeze dag was weder niet aangenaam dewijl wij onze burgerkleederen moesten afleggen en de fransche monteering aantrekken, waarin niet weinig gegeneert waren en een belaglijk figuur maakten’. Daarna zette hij zijn reis naar de kazerne van het 1ste regiment gardes d’ honneur in Versailles voort: ‘den 29 [juli 1813] reeden wij ten een uur met de diligence die wij tot Parijs voor Fr. 464 hadden gehuurd’. Zeeuwse Bibliotheek, handschrift 6450, ‘Korte aanteekeningen’, p. 9 en 10. ‘Les habitans des campagnes sont beaucoup plus tranquilles, qu’il ne l’étoient l’hyver dernier. À cette époque ils s’attendraient à voir arriver ici les cosaques. Ils ne croyaient pas, qu’on peut les arrêter. Détrompés par les événemens ils voyaient aujourd’hui la chance plus incertaine. Ils semblent renoncer à en prévoir l’issue. On dirait, qu’ils ont le bon sens de reconnaître, que ce calcul est au dessus de leur portée. Ils s’occupent moins aujourd’hui, que l’hyver dernier, des événemens de la guerre’. AN inv. nr. F/1cIII/Meuse Inférieure/5, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 25 oktober 1813. ‘Pour comble de malheur ces mauvaises nouvelles nous arrivent au moment de nos levées. Jamais conscription ne s’annonçait sous des auspices plus favorables. Sur 700 conscrits, qui s’étaient présentés devant le conseil le 31 octobre et premier de ce mois, je n’ai pas vu quatre figures mécontentes. Tous montraient les meilleurs dispositions. Mais je crains beaucoup, que ces nouvelles ne fussent tout changer.’ AN inv. nr.
N OT E N
221
104 105
106
107
108
109 110 111 112 113
114 115
222
F/1cIII/Meuse Inférieure/5, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 3 november 1813. AN inv. nr. F/1cIII/Meuse Inférieure/5, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 11 november 1813. ‘Des bruits de Paris ont circulé pendant plusieurs jours dans ce Département et contribuaient à modérer la joye du peuple des campagnes, qui d’après nos désastres s’attendait à un prochain changement de domination, et se réjouissait d’avance d’être bientôt libéré de la conscription, des droits réunis et des inquiétudes au sujet de la religion.’ ; ‘le peuple de ce Département n’est pas assez énergique pour oser rien entreprendre, et d’ailleurs il faut des chefs à un peuple quelconque pour le faire insurger. Or je ne connais dans ce Département aucun individu, qui ait assez influence sur la généralité pour jouer un tel rôle ; et parmi les plus influens dans chaque localité je ne vois aucun assez hardi pour se montrer.’ AN inv. nr. F/1cIII/Meuse Inférieure/5, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 18 november 1813. ‘Persuadé, que le moindre relâchement de la part de l’administration n’aurait fait qu’empiré le mal, et confirmer le peuple dans l’opinion, que nos affaires sont désespérées, je n’ai pas hésité sur le parti, que j’avais à prendre. J’ai toute de suite requis quelques dragons, que j’ai réunis à la gendarmerie, et j’ai disposé les choses pour que dans une même nuit à la même heure tous les fuyards fussent recherchés dans leurs maisons en présence de l’autorité locales pour les faire arrêter, et à leur défaut, leur père, ou mère.’ AN inv. nr. F/1cIII/ Meuse Inférieure/5, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 18 november 1813. ‘En un mot je pense, que quant à présent une juste administration ne doit rien changer à sa conduite, qu’elle doit faire croire au public, qu’elle administre, à présent, comme dans le temps de nos triomphes, où elle n’avait rien à craindre ; c’est le moyen de montrer de l’assurance, et de faire voir, qu’on a le sentiment de sa force. Ferme contre les récalcitrans, et les écarts, indifférens, du moins en apparence, contre les opinions telle me paroit devoir être ma règle de conduite.’ AN inv. nr. F/1cIII/Meuse Inférieure/5, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 18 november 1813. ‘Aujourd’hui, que la présence de l’ennemi semble les garantir de nos poursuites il est à croire, que le masse des conscrits appelé n’obéira plus, et se retirera en Hollande ; ainsi la conscription ne nous donnerait pas des hommes dans ces pays-ci. Mais ce n’est pas tout, le plus grand mal c’est, qu’elle en produira pour l’ennemi. La plupart des conscrits appelés par nous se retirant en Hollande prendrait parti chez l’ennemi. L’argent qu’offrent les Hollandais aux recrues, l’antipathie nationale de ces conscrits contre la France, leur propension pour les alliés, à l’aide desquels ils espèrent être délivrés de la conscription, des droits réunis, et des inquiétudes sur la religion, enfin l’idée de venir au secours de leurs parens persécutés par nous à cause de leur désertion, seront autant des motifs, qui les détermineront à s’enrôler en Hollande. Il est donc à craindre qu’en continuant ici, et dans les Départements limitrophes de la Hollande, les opérations de la conscription, nous ne recrutions en effet des hommes pour l’ennemi.’ AN inv. nr. F/1cIII/Meuse Inférieure/5, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, 3 december 1813. Al waren de autoriteiten in Parijs daar nog niet meteen van doordrongen. Nog op 7 januari 1814 legde Roggieri uit dat het verstandig zou zijn om voorlopig geen conscrits op te roepen. AN inv. nr. F/9/592, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 7 januari 1814. AN inv. nr. F/1bI/172/14, dossier Roggieri, kopie van brief van generaal Merle, commandant van de 25ste militaire divisie en gouverneur van Maastricht, aan Roggieri, d.d. 10 april 1814. AN inv. nr. F/1cIII/Meuse Inférieure/5, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 20 april 1814. Dit zou pas op 24 april 1814 gebeuren, toen een aide de camp van generaal Merle terugkeerde uit Parijs. AN inv. nr. F/1cIII/Meuse Inférieure/5, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 25 april 1814. ‘malgré les instances et menaces des commissaires des alliés et surtout du commissaire prussien je me maintins à l’hôtel de la Préfecture jusqu’au 10, jour de mon départ de Maestricht, ayant toujours joui des égards et des honneurs dus à un Préfet français’. AN inv. nr. F/1bI/172/14, dossier Roggieri, brief van Roggieri aan Napoleon, d.d. 25 maart 1815. AN inv. nr. F/1bI/172/14, dossier Roggieri, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 12 december 1814. ‘J’ai tout quitté, tout abandonné pour être Francais. J’ai servi avec honneur ma nouvelle patrie pendant neuf ans en qualité de Préfet; dans les temps les plus difficiles j’ai fait preuve de fermeté et de dévouement; serait-il juste d’après cela de me dire: La France a cédé le sol, sur lequel vous êtes né, vous n’êtes plus Français?’; ‘Je demande une Préfecture.’ AN inv. nr. F/1bI/172/14, dossier Roggieri, brief van Roggieri aan
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 3 april 1815. 116 AN inv. nr. F/1bI/172/14, dossier Roggieri, staat van dienst van Roggieri. 117 AN inv. nr. F/1bI/172/14, dossier Roggieri, brief van Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 9 april 1815. 118 Een kladblaadje meldt de toelage die de koning op 2 december 1814 aan Roggieri had toegekend: ‘4000 francs, réduits à 2000’. AN inv. nr. F/1bI/172/14, dossier Roggieri. HOOFDSTUK 17 1 2
Een eerdere versie van dit hoofdstuk is gepubliceerd in De Maasgouw 124 (2005), p. 94-107. www.knmi.nl, historische weermetingen; GAW OAW inv. nr. 3598, aantekeningen Peter Daris; Henkens, ‘Drie inwoners van Weert doodgevroren in 1786’, 104-105. 3 Hoe gemakkelijk men hier verdwaalde, blijkt uit het feit dat Bouvier, de regeringscommissaris van het kanton Roermond, in de zomer van 1798 een gids nodig had om van Weert over de hei naar Hamont te reizen. Grauwels, ‘Een geheim rapport’, p. 11. In een reisverslag dat bijna een eeuw later werd opgesteld, lezen we de verbazing van een reiziger over deze noodzaak van een gids. ‘Een gids van Hamont naar Weert! (…) En toch kan ik den lezer verzekeren, dat hij met kaart en magneetnaald gewapend den weg niet eens vinden zou. En geen wonder: (…) het minste windje [is] voldoende om op de uitgestrekte, oneffen zandige heide alle voetspoor uit te wisschen. (…) En van Hamont tot op een half uur afstand van Weert geene menschenwoning, nauwelijks een enkele boom.’ Claes, ‘Voor de eerste maal naar Weert’, p. 55-56. 4 GAW OAW inv. nr. 3598, aantekeningen Peter Daris. 5 Deze bevolkingslijst was onnauwkeurig, want feitelijk telde de gemeente meer dan vijfduizend inwoners. Voor het relatieve belang van de schoenmakersnijverheid doet dit echter niet ter zake. 6 Hoewel er in het kader van deze studie geen onderzoek naar is verricht, is het aannemelijk dat deze schoenmakersnijverheid op middelgrote schaal zich niet beperkte tot Weert maar in een ruimere regio werd beoefend. Een dergelijke nijverheid veronderstelt een aanvoer van leer, omdat er plaatselijk te weinig runderen geslacht werden om de benodigde grondstof te leveren. In Maaseik was er ten minste één handelaar actief, die een jaaromzet had van ‘quarante milles livres en cuir’ en die zijn leer aankocht in plaatsen als Diest en Venlo. RAL NRA inv. nr. 1513, proces-verbaal van verhoor van Jacobus Bisschoppen door de rechtbank van Eerste Aanleg van het arrondissement Roermond, d.d. 8 brumaire XIII (30 oktober 1804). Naar de ‘moderne’ nijverheidssectoren – de textiel-, metaal- en steenkoolnijverheid – in de achttiendeeeuwse Oostenrijkse Nederlanden is vanouds onderzoek verricht, maar de belangstelling voor de ‘traditionele’ nijverheden als de schoenmakerij is van recente datum. Dorban, ‘De beginperiode van de industriële revolutie’, p. 122; Lis en Soly, ‘Inleiding’, p. 7-12. 7 GAW NAW inv. nr. 1187; Henkens, ‘De bevolking van Weert’, p. 63-70. 8 RAL NRA inv. nr. 2416, minuut van civiele akte verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert, d.d. 7 pluviôse VI (26 januari 1798). Wellicht hield deze omvangrijke bestelling verband met een verplichte levering van 300.000 paar schoenen door de Belgische departementen aan het Franse leger. De verordening van 11 nivôse III (31 december 1794) is gepubliceerd in: Hasquin, ‘Van Fleurus tot de annexatie’, p. 49. Deze verordening hield verband met de extreme winter van 1794-1795, waar de Franse soldaten met hun slechte schoeisel niet op voorbereid waren. Wetzler, War and subsistence, p. 198. Venlo moest bijvoorbeeld vijfhonderd paar nieuwe schoenen leveren. Uyttenbroeck, red., Het dagboek of de kroniek van pastoor J.C. van Postel, p. 98. 9 Meester-schoenmaker Pierre Beelen uit Weert verstrekte op 11 nivôse III (31 december 1794) een volmacht aan M. van den Heuvel, een handelaar uit ’s-Hertogenbosch, om de betaling te regelen van 462 paar schoenen, ‘saisies dans le magazin de la citoyenne Cuypers’. Wellicht leverde Pierre Beelen op krediet aan een Bossche handelaar, wellicht ook lagen de schoenen in het magazijn te wachten op verscheping naar Amsterdam. GAW ORA inv. nr. 4767, f.75v. 10 GAW NAW inv. nr. 805, brief T.J. Beelen d.d. 16 novermber 1818. Op 17 maart 1795 was een paspoort uitgereikt aan koopman – tevens leerlooier en schoenmaker – Jan Janssen om te reizen naar Amsterdam, Rotterdam, Leiden, Haarlem en andere plaatsen. GAW OAW inv. nr. 469. 11 Op 18 december 1795 verstrekte Joannes Janssen, meester-schoenmaker te Weert, een volmacht aan Joannes Beelen, meester-kleermaker te Amsterdam, om een vordering van 1144 gulden Hollands te innen, ‘wegens geleverde seven hondert en vijftien paer schoenen’ aan D. Coste te Amsterdam, overeen-
N OT E N
223
12 13
14
15 16
17 18 19
20
224
komstig een contract dat Janssen en Coste op 20 oktober 1795 te Amsterdam hadden gesloten. Rijnier Hennix, meester-schoenmaker te Weert, verklaarde dat hij op 3 november 1795 ten huize van Joannes Janssen in Weert de 715 paar schoenen had ingepakt ‘in twee vaeten, gemerkt B en welke door den evengemelde Janssen naer Amsterdam gezonden wierden op adres van J.B. Titar’. Hij verklaarde tevens dat deze schoenen van een nog betere kwaliteit waren dan de vorige tweehonderd paar schoenen die hij naar hetzelfde adres verzonden had. We mogen hieruit afleiden dat de Weerter schoenmakers in staat waren om op zeer korte termijn behoorlijke aantallen schoenen te leveren voor de grootstedelijke markt. GAW ORA inv. nr. 4767, f.125r-126v. De Amsterdamse kleermaker Joannes Beelen die als tussenpersoon fungeerde, was eveneens afkomstig uit Weert. Hij had op 5 juli 1775 het poorterschap van Amsterdam verkregen. Gemeentearchief Amsterdam poorterboek 26, p. 38. GAW NA inv. nr. 4490, minuut van akte 78 verleden voor notaris Bloemarts d.d. 16.05.1810. In het voorjaar van 1815 lootte Thomas Jacques Beelen in Antwerpen voor de nationale militie. RAL PA inv. nr. 141. Het traditionele beeld komen we tegen bij Van Quathem die de schoenmakerij beschrijft als ‘een nijverheidstak (…) die buiten de invloedssfeer van het commerciële kapitalisme viel; het maken van schoenen onderging immers tijdens het ancien régime weinig technische veranderingen en de verkoop beperkte zich grotendeels tot de lokale markt.’ Van Quathem, ‘Sociale mobiliteit’, p. 107. Mijn bevindingen sluiten aan bij de studies van Deceulaer en Van Gurp. Waar de kledingsector in het ancien régime vanouds – net als de schoenmakersnijverheid – als traditioneel wordt bestempeld, komt zij in de studie van Deceulaer als een verrassend moderne en dynamische bedrijfstak naar voren. Van Gurp schetst een gedetailleerd beeld van een opmerkelijk dynamische en moderne lakennijverheid in de Meierij van ’s-Hertogenbosch. Deceulaer, Pluriforme patronen; Van Gurp, Brabantse stoffen. ‘qu’étant dans l’impuissance de travailler pour mon propre compte, je suis obligé les trois quarts du tems de travailler par pièce pour les autres maîtres’. RAL FA inv. nr. 4117, verzoekschrift van schoenmaker Michel Doncken uit Thorn, d.d. 5 december 1806. Schoenmaker Godefroid Bushuyskens uit Weert eiste op 6 augustus 1817 van de erven Henry Gielis betaling van een som van 110 Hollandse gulden en 36 cent (242 gulden en 11 stuivers Kleefs) voor een levering van schoenen op 14 maart 1807. Ook dit gegeven wijst op onderaanneming. RAL NRA inv. nr. 2427. Godefroid Bushuyskens komen we later in dit hoofdstuk tegen als de kroegmaat van Dominicus Kneepkens, die op 5 oktober 1805 tegen middernacht amok maakte bij herbergier Pompen. Zo werkte Augustinus van Vught, die in Weert aan de Hegstraat woonde, als ‘ouvrier cordonnier’ bij een meester-schoenmaker te Thorn. RAL FA inv. nr. 4117, verzoekschrift van Augustinus van Vught, d.d. 21 maart 1806. Wassink, Van stad en buitenie, p. 73-74. In de inventaris van Matheus van Nieuwenhoven, een schoenmaker uit het Nederweerter gehucht Budschop, treffen we ‘schoenmakersgereetschappen’ aan ter waarde van 8,22 Hollandse gulden, maar ook ‘vijftig stukken vellen in de loog-kuip’ ter waarde van 274 Hollandse gulden en ruim 22 kilogram leer ter waarde van 45,76 Hollandse gulden. Ze vormden de hoofdmoot van zijn roerende bezittingen, waarvan de totale waarde fl 623,42 bedroeg. De aanwezigheid van een varken en drie geiten wijst erop dat deze schoenmaker-leerlooier zowel in een commercieel circuit opereerde als aan zelfvoorziening deed. Van armoede kunnen we niet spreken gezien de aanwezigheid van veel koperen huisraad, ‘een huishorologie’, en zilveren gespen. GAW NA inv. nr. 4548, minuut van akte 341 verleden voor notaris J.M. Ceijsens op 14 juni 1819. GAW OAW inv. nr. 470. GAW OAW inv. nr. 468. GAW OAW inv. nr. 468. In de periode 1774-1781 trokken dertien schoenmakers uit Weert met een officiële reispas naar Frankrijk. In deze periode trokken verder alleen een pruikenmaker en een koperslager naar Frankrijk. Statistisch gezien mogen we derhalve aannemen dat de meeste Frankrijkgangers van wie geen beroep werd vermeld, eveneens schoenmaker waren. Er zijn hiervoor ook andere aanwijzingen. De 19-jarige Joannes Nicolaus Mantels die in 1779 naar Frankrijk vertrok zonder vermelding van beroep in zijn reispas, was bijvoorbeeld een broer van Martinus Mantels die drie jaar eerder als schoenmaker naar Frankrijk vertrokken was. Mandrou schrijft – op basis van onderzoek naar de colportagelectuur van de uitgeverijen uit Troyes – over de schoenmakerij onder andere: ‘Ce métier (…) possède un “devoir” nettement mieux défini que les autres: réception du nouveau venu, ou du compagnon en Tour de France, mots de passe, rendez-vous au “cabaret syndical”, repas de célébration où “l’arbre qui porta la poix” doit être béni, et où chaque participant doit
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
21 22
23 24
25 26 27
28 29 30 31
boire trente rasades et avaler une aune de boudin, rien n’y manque. L’apprentissage y dure d’ailleurs fort longtemps, chaque jeune devant rester sept ans sous la coupe des compagnons (…).’ Mandrou, De la culture populaire, p. 123-124. ‘de chercher fortune hors de leur pays natal. Penchant qui est au point, que l’on n’y considère des ouvriers que ceux qui ont vu des autres pays et ont appris leur métier et travaillé quelques années chez l’étranger’. RAL MvK inv. nr. 130. Charles François Sneikers was in 1786 geboren in Parijs of directe omgeving, al wijst zijn naam op voorouders die afkomstig waren uit de streek die tegenwoordig Midden-Limburg heet. In 1805 woonde hij in Effincourt, een dorpje dat hemelsbreed dertig kilometer ten zuidoosten van Saint-Dizier ligt, in het Département de la Haute Marne. Op 24 pluviôse XIII (8 februari 1805) verstrekte de maire van deze plaats hem een reisdocument zodat hij zich in aangrenzende departementen verder kon bekwamen in zijn stiel van timmerman. GAW NAW inv. nr. 1229. Deze Charles François Sneikers moest als conscrit van de lichting van de jaargang 1806 van het departement van de Seine opkomen voor actieve dienst. De prefect van dit departement liet de prefect van het departement van de Nedermaas weten dat Sneikers in Weert woonde, waar hij als wagenmaker werkte bij een meester-wagenmaker. Als Sneikers geschikt zou zijn voor de militaire dienst, zou de prefect van het departement van de Nedermaas hem naar het 21ste linieregiment moeten sturen. RAL FA inv. nr. 492, brief van de prefect van het departement van de Seine aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 23 september 1806. Deceulaer, Pluriforme patronen, p. 315-319. Het betreft Josephus Wagemans die in april 1774 een paspoort voor Rijsel ontving, en Pierre Verhaegen die in januari 1795 naar Monvoi (Mouvaux) bij Lille vertrok. GAW OAW inv. nrs. 468 en 469. Mertens beweert dat van de reislustige Weerter schoenmakers meer dan de helft naar Rijsel en omgeving zou zijn getrokken. Mertens, Handel, p. 221. Hij baseert zich daarbij op Wassink, ‘De trek van Weertenaren naar Haarlem’, p. 40-41. Wassink baseert zich op zijn beurt op Lucassen, Naar de kusten van de Noordzee, p. 98-99. Deze paginanummers zijn een verschrijving, want de desbetreffende passage staat op p. 303. Lucassen schrijft dat de Weerter schoenmakers ‘vooral naar Lille e.o.’ reisden, waarbij hij zich baseert op GAW OAW inv. nrs. 415 en 416, in de nieuwe nummering inv. nrs. 468 en 469. In deze inv. nrs. staat zoals gezegd echter slechts tweemaal een vermelding van Lille en omstreken als reisdoel van Weerter schoenmakers. GAW NA inv. nr. 4485, minuut van akte 394 verleden voor notaris Bloemarts op 18 fructidor XII (5 september 1804). GAW NA inv. nr. 4484, minuut van akte 218 verleden voor notaris Bloemarts op 24 nivôse XI (14 januari 1803). Jean François Bushuyskens, Weertenaar van geboorte, woonde als laarzenmaker in Parijs aan de ‘rue de la Loi nr. 878’. Hij was de broer van Lucie Bushuyskens, die we in hoofdstuk 29 tegenkomen. RAL NRA inv. nr. 2423, verslag van de zitting van het vredegerecht te Weert op 18 november 1806. Simon Etienne Princen, die op 26 december 1786 te Weert was geboren, werd in het voorjaar van 1815 vermeld als schoenmaker te Parijs. RAL PA inv. nr. 141. Zijn oom Wilhelmus Peeters werkte daar reeds als schoenmaker. In 1835 was de oom overleden te Bourg-Achard, een dorp ten westen van Rouen. Simon Princen werkte op dat moment als laarzenmaker in Rouen. GAW NAW inv. nr. 76, brief van burgemeester Louis Beerenbroek aan de vrederechter van het kanton Weert, d.d. 20 april 1835. Simon Princen had niet hoeven dienen als napoleontisch soldaat, omdat zijn oudere broer Renier Princen diende in het 6de regiment bereden jagers. RAL FA inv. nrs. 423 en 490. GAW NA inv. nr. 4505, repertorium van akten verleden voor notaris Bloemarts, vermelding van procuratie opgesteld op 21 oktober 1807. Van deze procuratie is geen minuut bewaard gebleven. Aan Simon Etienne Princen was op 24 september 1814 een paspoort voor Brussel verstrekt. RAL PA inv. nr. 93. GAW OAW inv. nr. 468. Hij huwde op 22 april 1781 te Rotterdam met Gerarda Henkelman. Het echtpaar vestigde zich in Amsterdam, waar de inschrijving tot poorter plaatsvond op 9 april 1783. Gemeentearchief Amsterdam poorterboek 28, p. 109. In de middag van 1 vendémiaire V (donderdag 22 september 1796) had Martin van Elven, ‘maître cordonnier et marchand en souliers en la ville d’Amsterdam et natif de cette commune [=Weert]’ in Nederweert Pierre Beelen ontmoet, ‘maître cordonnier et tanneur demeurant à Weert’. Er ontstond een ruzie over een levering van schoenen. ’s Avonds ontmoetten de twee elkaar weer in de herberg van Joseph Roeffs halverwege Nederweert en Weert. Na een belediging door Van Elven trok Pierre Beelen zijn mes en stak Van Elven in dijbeen en bil, ‘zonder eenige intentie van hem doodelijk te willen kwetsen’. RAL NRA inv.
N OT E N
225
nr. 1420, dossier Pierre Beelen. 32 GAW OAW inv. nr. 3598, aantekeningen Peter Daris. 33 GAW Begraafboek St. Martinusparochie; GAW OAW inv. nr. 3598, aantekeningen Peter Daris. 34 In een analoge situatie overnachtten conscrits van de lichting 1812 uit Venlo in Roermond in de nacht vóór hun loting zou plaatsvinden in deze stad. In herberg De Gouden Leeuw in Roermond was het toen zo druk dat de conscrits er op stro moesten slapen. RAL NRA inv. nr. 312, dossier Chretien Ronden e.a., processen-verbaal van verhoor van getuigen, en van verhoor van verdachte Jean Lekock, beide door de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond op 27 april 1812. 35 RAL FA inv. nr. 484; RAL FA inv. nr. 492, brief van onderprefect Liger d.d. 16 augustus 1806 en besluit van onderprefect Liger d.d. 16 augustus 1806. 36 GAW NA inv. nr. 4486, minuut van akte 501 verleden voor notaris Bloemarts op 16 september 1806, plus bijlagen. 37 Het bedrag van 300 franc kwam overeen met het jaarsalaris van een arbeider in Den Bosch, wanneer hij vast werk had. In een plattelandsstad als Weert waren de kosten van het levensonderhoud lager dan in een echte stad als Den Bosch, onder andere omdat men hier aardappelen en groenten kon verbouwen in een eigen moestuin. Ook kon men een slappe tijd in de nijverheid gemakkelijker overbruggen door zich aan te bieden als arbeidskracht in de landbouw. De lonen zullen hier dan ook navenant lager zijn geweest. Van den Eerenbeemt, ’s-Hertogenbosch, p. 48-49, 259, 272-273. Een aanwijzing daarvoor is het salaris van 250 franc per jaar dat een veldwachter in Weert verdiende. GAW NAW inv. nr. 825. Per 13 april 1811 verhoogde de gemeenteraad van Weert het salaris van een veldwachter tot driehonderd franc per jaar. GAW NAW inv. nr. 2. Een andere aanwijzing vormt het loon dat in 1796 werd betaald aan losse arbeidskrachten die werkzaamheden uitvoerden aan de Weerterbeek. Per dag verdienden zij een gulden Weerts, iets minder dan een franc. GAW NAW inv. nr. 596. De onderprefect van het arrondissement Roermond noteerde eenzelfde dagloon. Een losse arbeidskracht in de landbouw verdiende volgens hem vijftig à zestig centime per dag, plus eten ter waarde van vijftig centime. Elders noemde hij een dagloon van 1 franc in de stad en 0,75 franc op het platteland. Jansen, red., ‘Statistique de l‘arrondissement de Ruremonde (1808)’, p. 97 en 139. Als basis voor de personele belastingheffing werd in het departement van de Nedermaas uitgegaan van een dagloon van zestig centime, met uitzondering van de steden Maastricht en Hasselt, waar het dagloon twintig centime hoger werd ingeschat. GAR AKGR inv. nr. 410, besluit van de prefect d.d. 31 mei 1802. 38 Dominicus Kneepkens at op 13 vendémiaire XIV (5 oktober 1805) ’s avonds bij het jonge echtpaar Guillaume Claessens en Petronille Vermeulen. Dit paar was nog geen vijf maanden eerder getrouwd. Guillaume Claessens was een jongere broer van Henry Guillaume Claessens, die als conscrit uit Weert van de lichting van het jaar X per 22 maart 1803 diende in het 6de regiment bereden jagers. Na het avondeten togen ze gedrieën naar de taveerne van Dominique Pompen aan de Molenstraat. RAL NRA 1621, dossier Guillaume Bushuyskens. Dominique Pompen had het huis gekocht van de erven van advocaat Constantin Henry Waegemans. Dominique Pompen was een zoon van Adrien Pompen uit Leende. RAL NRA inv. nr. 2424, minuut van akte 53 verleden voor het vredegerecht Weert op 21 juli 1809. Deze Adrien Pompen stond in 1812 met een jaarinkomen van 5600 franc op nummer 24 van de hoogst aangeslagenen in het departement Monden van de Rijn. Duijvendak, Rooms, rijk of regentesk, p. 233. 39 RAL NRA inv. nr. 1621, dossier Guillaume Bushuyskens, proces-verbaal van gendarmerie d.d. 23 fructidor XIII (10 september 1805), getuigenverklaringen opgetekend door vrederechter Verschuere d.d. 13 vendémiaire en 16 XIV (5 respectievelijk 8 oktober 1805), en proces-verbaal van verhoor van Guillaume Bushuyskens d.d. 30 vendémiaire XIV (22 oktober 1805). 40 De perikelen die Bonaventure Richard en Josepha Kneepkens meemaakten voor ze met elkaar in het huwelijk konden treden, komen in het volgende hoofdstuk aan de orde. 41 RAL FA inv. nrs. 484 en 490; RAL FA inv. nr. 492, brief van rekruteringsofficier Dupuy aan de prefect van het Departement van de Nedermaas, d.d. 22 september 1806. 42 Het betrof schoenmakerszoon Jean François Beelen, wiens ouderlijk huis aan de Schoolstraat stond, naast dat van grootvader Peter Kneepkens. RAL NRA inv. nr. 2417, akte van openbare verkoop van het huis van wijlen Peter Kneepkens d.d. 26 floréal VIII (16 mei 1800). 43 Een 22ste rekruut dwaalde af en meldde zich bij het 48ste regiment in Antwerpen. Weer een andere rekruut kon de reis onvrijwillig niet voortzetten en belandde in het hospitaal in Luxemburg. Later zette hij zijn reis voort, maar hij bezweek uiteindelijk in Chambery, in de Franse Alpen. RAL FA inv. nr. 492. 44 RAL FA inv. nr. 492, overzicht van conscrits die niet gearriveerd waren in het 102de regiment d.d. 7 augustus 1807 en brief van rekruteringsofficier Christophe aan de prefect van het departement van de
226
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Nedermaas d.d. 22 augustus 1807; SHAT inv. nr. 21 Yc 744. 45 De route voerde via Grenoble, waar het dépôt des conscrits voor het leger van Italië was gevestigd, over de Col de Mont Cénis, naar Turijn. De Vlaamse conscrit Guilhelmus Kenis schrijft in zijn memoires dat hij zich in maart 1806 per ezel over deze col liet voeren tegen betaling van drie franc. Peeters, Soldaten van Napoleon, p. 47. 46 GAW NA inv. nr. 4486, bijlage bij minuut van akte 499 verleden voor notaris Bloemarts op 2 september 1806. 47 RAL FA inv. nr. 576. 48 Rutten, ‘De levensstandaard in Limburg’, p. 149. 49 SHAT inv. nr. 21 Yc 744. Het signalement dat bij zijn afzwaaien werd opgesteld, wijkt overigens op twee punten af. Dominique Kneepkens zou 1,69 meter lang zijn en zwart haar hebben. GAW NAW 51. 50 SHAT inv. nr. 21 Yc 744. Registre matricule du 102e régiment d’ infanterie de ligne 16.11.1806-15.05.1811, notice pour servir à l’historique du Corps. 51 Marzagalli, Les boulevards de la fraude, p. 85. 52 RAL FA inv. nr. 576, brief van Jean François Coppers d.d. 24 september 1807. 53 Marzagalli, Les boulevards de la fraude, p. 93. 54 RAL FA inv. nr. 576, brief van Jean François Coppers d.d. 24 september 1807. 55 GAW NA inv. nr. 4486, bijlage bij minuut van akte 499 verleden voor notaris Bloemarts op 2 september 1806. 56 GAW NA inv. nr. 4486, bijlage bij minuut van akte 499 verleden voor notaris Bloemarts op 2 september 1806. 57 Adriaan Gielissen diende op 30 augustus 1810 in het 102de regiment te Savona, zo blijkt uit een brief die hij op die dag aan zijn moeder Elisabeth Gielissen in Weert schreef. Zij toonde deze brief aan maire Bloemarts. GAW NAW inv. nr. 1886, minuut van schrijven van maire Bloemarts aan de ‘commandant des garnisaires’ met inlichtingen over deserteurs uit de gemeente Weert, d.d. 29 mei 1811. Dat een bataljon van het 102de linieregiment de paus in Savona bewaakte, vermeldt Routier. Routier, Récits d’un soldat, p. 93. 58 SHAT inv. nr. 21 Yc 744, notice pour servir à l’historique du Corps. 59 RAL FA inv. nr. 576. 60 RAL FA inv. nr. 576, postscriptum bij brief van Dominique Kneepkens uit Forli d.d. 12 januari 1809. 61 RAL FA inv. nr. 576. 62 Epstein, Napoleon’s last victory, p. 74-82. 63 SHAT inv. nr. 21 Yc 744; Routier, Récits d’un soldat, p. 76-80; Smith, Napoleon’s regiments, p. 150. 64 Deze stad ligt tegenwoordig in Hongarije en draagt de naam Györ. De rivier de Rába mondt hier uit in een zijarm van de Donau. 65 Pigeard, L’armée de Napoléon, p. 110-111; Sokolov, Austerlitz, p. 235 66 SHAT inv. nr. 21 Yc 744; Smith, Napoleon’s regiments, p. 150. 67 GAW NA inv. nr. 4486, bijlage bij minuut van akte 501, brief van Dominique Kneepkens uit Mainz, d.d. 19 februari 1810. 68 ‘Nous avons répondue le 25 février 1810 en lui envoyant 24 franc de port et nayant point reçue de réponse nous lui avons écrit une deuxième lettre le 28 mars même année’. GAW NA inv. nr. 4486, bijlage bij minuut van akte 501, kladblaadje van Bonaventure Richard. 69 ‘je suis tres surpris de ne point recevoir de reponse à la lettre que j’eus l’honneur de vous ecrire de Maijence et je ne soi à quoi attrubué ce retard’. GAW NA inv. nr. 4486, bijlage bij minuut van akte 501, brief van Dominique Kneepkens uit Würzburg, d.d. 12 april 1810. 70 ‘Comme vous m’avez une fois fait l’offre de me rétiré de la troupe, si servis actuellement possible de pouvoir m’en retiré vous m’obligeriez beaucoup.’ GAW NA inv. nr. 4486, bijlage bij minuut van akte 501, brief van Dominique Kneepkens uit Würzburg, d.d. 12 april 1810. 71 SHAT inv. nr. 21 Yc 744. 72 GAW NA inv. nr. 4486, bijlage bij minuut van akte 501,door Richard opgesteld overzicht van het geld dat Jean Geelen uit Nederweert nog verschuldigd is aan Dominique Kneepkens als remplaçant van Simeon Geelen; GAW NA inv. nr. 4490, minuut van akte 116 verleden voor notaris Bloemarts op 3 augustus 1810. 73 ‘je vous prie de vouloir bien avoir la bontée de me faire prévenir d’avance le jour que çe fermier pourat venir a Werth avec la susditte sommes qui doit encore à mon beau Dominique Kneepkens ; et nous iront nous-mêmes reçevoir ladite somme.’ GAW NA inv. nr. 4486, bijlagen bij akte 501, door Richard opgesteld
N OT E N
227
74 75 76 77 78
79
80 81
82 83
228
overzicht van het geld dat Jan Geelen uit Nederweert nog verschuldigd is aan Dominique Kneepkens als remplaçant van Simon Geelen, en brief van Richard aan de maire van Weert d.d. 21 juli 1810. Pigeard, ‘Le service de santé’, p. 25. Routier, Récits d’un soldat, p. 94. SHAT inv. nr. 21 Yc 744. GAW NAW inv. nr. 51. Dominicus en Antonius Kneepkens hebben het vak ongetwijfeld geleerd van een ervaren lintwerker, waarvoor zij een vergoeding moesten betalen. In een vonnis van de vrederechter van het kanton Weert lezen we: ‘als zijnde hier ten lande gebruykelyk dat een leerling van een ambagt eenige leerloon voor de eerste jaeren aen sijne meester betaelt’. In dit geval moesten de erfgenamen van Godefridus Scheepers 69,60 franc betalen aan lintwerker Nicolaes Scheffers ‘voor onderwijsinge, volgens overeenkomst door de eyscher aen voornoemde Scheepers van den 26 october 1813 tot zijne laeste ziekte in het lintwerken gegeven’. RAL NRA 2426, vonnis van het vredegerecht van Weert, d.d. 17 november 1815. RAL FA inv. nr. 576, brief van Dominicus Kneepkens d.d. 30 juni 1807. Dominicus schrijft hierin over zijn broer ‘Antonius Knepkens (…) die beij Smeets gewerckt heef en tot noch toe beij Sweeron’. De weduwe van Servaes Smeets was op 25 februari 1794 met Lambertus van Buel ‘eene compagnie ofte te saemen handelinge van lind ofte lindweverije’ aangegaan voor de duur van tien jaar. De weduwe bracht ‘seven moolens, een klander moolen, met toebehoorig gereedschap en gewigtens’ in, de compagnon vijfhonderd gulden Weerts. De contractanten spraken verder af dat ‘alle gaeren ende al het geene tot voors fabrijck noodig sal wesen’ gekocht zou worden in de winkel van de weduwe. Als ‘opzigter van ’t gemelde fabrijk’ stelden ze een neef van de weduwe aan. GAW ORA inv. nr. 4767, f.40r en 40v. De weduwe van Servaes Smeets verkocht op 20 september 1811 ‘tous les objets et marchandises qui constituent actuellement sa boutique et tous les metiers de rubannier, ustensiles et effets qui concernent et dépendent de sa fabrique de rubans’ in haar pand aan de Oelemarkt in Weert aan haar zoon Pierre Leonard Smeets. GAW NA inv.nr 4491, minuut van akte 160 verleden voor notaris Bloemarts op 20 september 1811. Lambertus van Buel fungeerde nog steeds als geldschieter van de onderneming, want in het najaar van 1813 eiste hij van Pierre Leonard Smeets een hypothecaire garantie voor een lening van 2200 gulden Kleefs (2126,67 franc) die hij aan zijn moeder had verstrekt en waarvan de rentetermijn inmiddels verstreken was. RAL NRA inv. nr. 2426, verslag van zitting van het vredegerecht van het kanton Weert op 7 oktober 1813. Blijkbaar kwam er een minnelijke schikking,want op 25 juni 1817 verklaarde Lambertus van Buel dat hij van Pierre Leonard Smeets 1522,50 franc had ontvangen, ter aflossing van een lening die hij op 23 oktober 1813 aan Smeets had verstrekt. GAW NA inv. nr. 4494, minuut van akte 132, verleden voor notaris Bloemarts op 25 juni 1817. Op 5 juli 1817 kocht lintwerker François van Ess uit Weert bijvoorbeeld 51 ¾ pond vlas van een boer uit het Weerter gehucht Swartbroek, voor een prijs van 33 stuivers Kleefs het pond. RAL NRA inv. nr. 2427, vonnis van het vredegerecht van het kanton Weert, d.d. 11 juli 1817. ‘de petits rubans presque tous de couleur noire’. AN inv. nr. F/12/1625. Ook in Nederweert floreerde de lintnijverheid, getuige de royale bedragen die er tijdelijk werden betaald aan lintwerkers. Hendrik Smeets uit Nederweert verklaarde dat hij van 22 november 1814 tot 6 december 1821 als ‘lintwerkers-gezel’ gewoond had bij winkelier Godefridus Michiels te Nederweert en voor hem gewerkt had voor een jaarlijkse beloning van 320 gulden Kleefs. Godefridus Michiels erkende dat hij dit loon was overeengekomen en het in 1815 en 1816 ook had uitbetaald, maar dat hij het loon daarna had moeten verlagen tot 250 gulden Kleefs – over de jaren 1817 tot en met 1819 – en daarna zelfs tot honderd gulden Kleefs – over 1820 en 1821. RAL NRA inv. nr. 2429, vonnis van het vredegerecht van het kanton Weert, d.d. 6 december 1822. Zie hiervoor hoofdstuk 29. Op 24 germinal V (13 april 1797), om vijf uur ’s middags, liepen drie marskramers – Arnold Geenen uit Bergeijk en Arnold en André Gerrits uit Lommel – via de Maaspoort het stadje Weert binnen. Op hun rug droegen ze ieder een zak met daarin linnengoed en kleding voor eigen gebruik. Ze gingen in de stad overnachten in de herberg ‘De Engel’ aan de Korenmarkt. Volgens een verklaring die zij aflegden zouden zij de volgende dag langs de deuren gaan om hun waren te slijten, iets wat zij al meer dan vijftien jaar deden. Het geld dat zij op zak hadden, diende voor de aanschaf van zak- en neusdoeken, katoenen linten en soortgelijke artikelen ‘qui font l’objet de leur négoce, pour les débiter en suite, soit en Hollande, soit dans une partie de ce département, soit dans le paijs conquis d’entre Meuse et Rhin où ils roulent pendant la plupart de l’année pour gagner leur vie.’ RAL NRA inv. nr. 2416, verslag van zitting van het vredegerecht van het
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
kanton Weert op 25 germinal V (14 april 1797). 84 Ook als Théodore Leën niet zou hoeven te dienen, was de regeling voor Antoine Kneepkens gunstig. Hij zou een gratificatie van 240 franc ontvangen als Théodore Leën bij de loting niet meteen werd ingedeeld voor actieve dienst, en hij zou nog eens 600 franc ontvangen als Théodore Leën helemaal niet zou hoeven te dienen. GAW NA inv. nr. 4487, minuut van akte 587 verleden voor notaris Bloemarts te Weert op 5 mei 1807. 85 GAW NA inv. nr. 4487, minuut van akte 611 verleden voor notaris Bloemarts te Weert op 11 juli 1807. 86 GAW NAW inv. nr. 35, verklaring d.d. 14 augustus 1807. 87 GAW NA inv. nr. 4487, minuut van akte 622 verleden voor notaris Bloemarts op 14 augustus 1807. 88 SHAT inv. nr. 22 Yc 33; GAW NAW inv. nr. 51; GAW NA inv. nr. 4492, minuut van akte 31 verleden voor notaris Bloemarts te Weert op 26 februari 1812. 89 Na anderhalf jaar dienst werd Simon Gielen op zijn beurt afgekeurd, op 8 mei 1810. Het departement van de Nedermaas diende de plek die hij achterliet in het 17de linieregiment op te vullen met een andere conscrit. Daarvoor werd Guillaume Leenders aangewezen, een conscrit uit Meijel van de lichting 1806 die lotnummer 83 had getrokken. Deze liet zich op zijn beurt vervangen door ene Laemers. Remplacering kon zeer ingewikkelde vormen aannemen… RAL FA inv.nrs 484 en 490, SHAT inv. nr. 21 Yc 152. 90 Het klassieke beeld vinden we bij Forrest: ‘they [=remplaçanten] were in the main poor, without a trade or right to land, men who were rather isolated from their communities, and who could be lured or cajoled or bullied into accepting payment to leave for the armies’. Forrest geeft geen bronnen die zijn bewering zouden staven. Forrest, Napoleon’s men, p. 79. Dit beeld vinden we terug bij: Chambon, La Loire et l’aigle, p. 215; Pigeard, La conscription, p. 145-146; Presser, Napoleon, p. 412. 91 Forrest, Conscripts and deserters, p. 60-61; Vallée, La conscription, p. 386-387, 450 92 François van den Bergh diende als remplaçant voor Roger Smolenaers uit Nederweert. RAL FA inv. nr. 500, Etat des conscrits de 1808, qui ont été admis par le conseil de recrutement à fournir des remplaçants. Waarschijnlijk werd de remplacering geregeld via een onderhands contract, want een notariële akte heb ik niet terug gevonden. Bovendien is van vader Jean Smolenaers een ander onderhands contract bekend over een remplaceringskwestie. GAW NA inv. nr. 4536, minuut van akte 1 verleden voor notaris Cornelis op 19 januari 1809. Dat François van den Bergh in dezelfde legereenheid diende als Antoine Kneepkens blijkt uit SHAT inv. nr. 22 Yc 33. De vrijwillige keuze van François van den Bergh voor de legerdienst mogen we allicht mede terugvoeren op zijn onstuimige aard. Hij stond bekend als ‘un querelleur et perturbateur du repos public’ en had op 16 februari 1806 maire Wouters beledigd, toen deze terugkeerde van een avondpatrouille. Wouters sloot hem op in de gevangenkamer van Nederweert, maar nog dezelfde nacht ontsnapte Van den Bergh daaruit. RAL NRA inv. nr. 1994, proces-verbaal opgesteld door de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 17 februari 1806. François van den Bergh was de zoon van een klompenmaker. RAL NRA inv. nr. 1994, verklaring van maire Wouters van Nederweert, d.d. 16 februari 1806. 93 GAW NA inv. nr. 4538, minuut van akte 117 verleden voor notaris Cornelis op 11 juni 1814. 94 RAL FA inv. nr. 478. 95 Van Laurens Linssen zijn vier reispassen bekend als voerman op de route ’s-Hertogenbosch-WeertMaastricht-Luik v.v. uit de periode 1790-1794. GAW OAW inv. nrs. 468 en 469. 96 De verkoop van een akker van 1,54 ha in het gehucht Hushoven bracht 2546,50 franc op, omgerekend 1654 franc per hectare, een van de hoogste prijzen die in de regio Weert betaald werden voor akkerland. GAW NA inv. nr. 4484, minuut van akte 180 verleden voor notaris Bloemarts op 20 oktober 1802. De onderprefect van Roermond meldde dat de beste categorie akkerland in zijn arrondissement 1400 à 1500 franc per ha kostte. Jansen, red., ‘Statistique de l’arrondissement de Ruremonde (1808)’, p. 138-139. 97 GAW NAW inv. nr. 2181, overzicht van inwoners en hun have, ongedateerd maar gezien de context van rekwisities stammend uit het midden van de jaren 1790. 98 GAW NAW inv. nr. 1187. 99 RAL NRA inv. nr. 1512, verslag van de zitting van het vredegerecht van het kanton Weert op 11 thermidor X (30 juli 1802) en verzoekschrift van de voogden van de minderjarige kinderen Linssen, d.d. 12 fructidor X (30 augustus 1802); GAW NA inv. nr. 4484, minuut van akte 174 verleden voor notaris Bloemarts op 2 vendémiaire XI (24 september 1802). 100 Op 24 september 1802 bracht de openbare verkoop van akkerland en weidegrond 2554,22 franc op, op 20 oktober 1802 bracht de openbare verkoop van een akker 2546,50 franc op. GAW NA 4484, minuten van akten 174 en 180 verleden voor notaris Bloemarts op 2 vendémiaire XI (24 september 1802) respectievelijk 28 vendémiaire XI (20 oktober 1802).
N OT E N
229
101 Dit blijkt uit een vergelijking van de bevolkingslijst van Weert uit 1796 met die uit 1806. GAW NAW inv. nr. 1187 en 1189. 102 Anna Barbara Hermans, de weduwe van Laurentius Linsen, had dit erf onderhands gekocht op 26 oktober 1801. Aan haar toenmalige buren had ze daarvoor elf Franse kronen betaald. GAW ANGA inv. nr. 131. Bij verkoop bracht het 120 franc op. GAW NA 4487, minuut van akte 600 verleden voor notaris Bloemarts op 11 juni 1807. 103 GAW NA 4487, minuut van akte 596 verleden voor notaris Bloemarts op 02 juni 1807. 104 SHAT inv. nr. 22 Yc 33. 105 Op 29 april 1815 incasseerde Nicolas Scheffers als volmachthouder van André Laurent Linssen de vermelde 3000 franc. GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte 53 verleden voor notaris Bloemarts op 29 april 1815. Op 10 juni 1815 verstrekte Nicolas Scheffers 1/6 van deze som aan de moeder en 1/6 aan een broer van André Laurent. De andere 4/6 beheerde hij voor de andere broers en zus van André Laurent. Nicolas Scheffers was toeziend voogd over de minderjarige kinderen van wijlen Laurent Linssen. GAW NA invnr. 4493, minuut van akte 77 verleden voor notaris Bloemarts op 10 juni 1815. 106 Weduwe Linssen, de moeder van André Laurent, werd in 1813 omschreven als dagloonster. Het tekent haar zwakke financieel-economische positie. RAL FA inv. nr. 533. 107 GAW NAW inv. nr. 35, verklaring d.d. 20 december 1808. 108 RAL NA inv. nr. 782, minuut van akte 22 verleden voor notaris Van Halen op 2 pluviôse XII (23 januari 1804). 109 GAW BS Weert 1811. 110 ‘en considération des services qu’ils m’ont rendu et pour une marque d’amitié que je leur porte’. GAW NA inv. nr. 4487, minuut van akte 622 verleden voor notaris Bloemarts op 14 augustus 1807. 111 RAL FA inv. nr. 553; RAL NRA inv. nr. 1773, veroordeling d.d. 8 fructidor XIII (26 augustus 1805). 112 GAW NAW inv. nr. 66, minuut van brief van maire Bloemarts d.d. 18 frimaire XIV (9 december 1805). 113 GAW NAW inv. nr. 67, minuut van brief van maire Bloemarts d.d. 12 juli 1807. 114 GAW NA inv. nr. 4490, minuut van akte 116 verleden voor notaris Bloemarts op 3 augustus 1810. 115 GAW NAW inv. nr. 51, verklaring d.d. 8 mei 1810. 116 GAW BS Weert 1815. Bij het opstellen van de lijst voor de nationale militie in april 1815 stond Dominique Kneepkens te boek als lintwever. RAL PA inv. nr. 141. 117 Zij was de zus van Jean Mathieu Waegemans, een veteraan die nog langer had gediend in het Franse leger dan Dominicus Kneepkens. GAW NAW inv. nr. 51; SHAT inv. nr. 21 Yc 727. Zij was ook de zus van Gertrude Waegemans die in 1815 in Parijs woonde. In 1815 verleende vader Pierre Waegemans – schoenmaker van beroep – tot tweemaal toe permissie aan dochter Gertrude om in het huwelijk te treden met Cyprin Cagin, die eveneens woonde in Parijs. GAW NA inv. nr. 4515, registratie van akten 6 en 102, opgesteld ‘en brevet’ door notaris Bloemarts op 14 januari 1815 respectievelijk 12 augustus 1815. 118 GAW BS Weert 1816. 119 GAW BS Weert 1819. 120 De benoeming van Dominicus Kneepkens tot veldwachter vond plaats op 15 januari 1820. GAW NAW inv. nr. 804, ‘Staet van het personeel’ d.d. 28 april 1834. Op 21 januari 1821 legde hij als veldwachter de eed af voor het vredegerecht van het kanton Weert. RAL NRA 2428. 121 GAW BS Weert jaar VI. Hij was op 10 nivôse VI (30 december 1797) als ingekwartierd militair te Weert getuige bij een huwelijk. 122 GAW BS Weert jaar X. 123 Per 7 germinal XII (28 maart 1804) werd Schneider benoemd tot garde champêtre in Weert. GAW NAW inv. nr. 825. Als veldwachter was hij tevens belast met de inning van de gemeentelijke accijnzen, zo blijkt uit de eed van trouw aan de grondwet die hij op 13 germinal XII (3 april 1804) aflegde voor de vrederechter van het kanton Weert. RAL NRA inv. nr. 2421. Twee maanden later, op 8 prairial XII (28 mei 1804) legde Schneider de eed van gehoorzaamheid aan de grondwet van het keizerrijk en van trouw aan de keizer af als préposé à l’octroi municipal. GAW NAW inv. nr. 804. Op 5 november 1812 legde hij opnieuw de eed af, nu als ‘préposé ambulant de 1er classe de l’octroi de la commune de Weert’. RAL NRA inv. nr. 2426. 124 GAW NAW inv. nr. 804, minuut van rapport d.d. 29 oktober 1820. 125 GAW BS Weert 1816, 1821, 1832. 126 GAW NAW inv. nr. 69, minuut van brief 134 van burgemeester Weert d.d. 28 januari 1820; minuut van brief 169 van burgemeester Weert d.d. 24.05.1820; minuut van brief 508 van burgemeester Weert d.d. 8 maart 1823.
230
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
127 GAW NAW inv. nr. 7, zitting van de gemeenteraad d.d. 23 juni 1829. 128 GAW NAW inv. nr. 1356, rapport d.d. 28 december 1825. 129 In de begroting van de gemeente Weert voor het jaar 1819 was 354 Hollandse gulden uitgetrokken voor het salaris van twee veldwachters. GAW NAW inv. nr. 4. In 1834 verdiende veldwachter Dominicus Kneepkens 300 franc per jaar, plus een toeslag van 15 franc vanwege de ijver die hij aan de dag legde in zijn functie. GAW NAW inv. nr. 804, ‘Staet van het personeel’ d.d. 28 augustus 1834. De betaling in francs wordt begrijpelijk wanneer we beseffen dat Weert van 1830 tot 1839 onder Belgisch bewind viel. Op 20 februari 1846 was het salaris van veldwachter Dominicus Kneepkens 155,92 gulden. GAW NAW inv. nr. 804, ‘Extract uit de resolutien van het gewestelijk bestuur van het hertogdom Limburg’. 130 Dit stadswachthuis, dat in 1784 voor een aanneemsom van 585 gulden Weerts opnieuw was opgetrokken, stond tegen de toren van de St.-Martinuskerk aan. Uit de voorwaarden voor de metselaar en timmerman blijkt dat het een eenvoudig pand betrof van een bouwlaag en een betimmerde zolder. Het was voorzien van een schouw. Langs de Markt had het een dubbele deur terwijl de achterdeur uitkwam op een klein plaatsje, waar een ‘schijthuisje’ stond dat aan een derde toebehoorde. Het stadswachthuis had zelf ook ‘een hijmelijck gemack’. Het pand had vijf vensters, plus bovenramen boven de deuren. GAW OAW inv. nr. 553. 131 GAW NAW inv. nr. 871, brief van Dominicus Kneepkens d.d. 4 oktober 1826. Op 12 november 1817 had de Weerter schoenmaker Joannes Nicolaus Everaerdts dit pand gekocht van de familie Van Dam. GAW NA inv. nr. 4548, minuut van akte 72 verleden voor notaris Ceijsens op 12 november 1817. Everaerdts was een conscrit van de lichting 1806, die van 21 december 1806 tot 21 juli 1814 had gediend in het 2de régiment d’artillerie de marine. GAW NAW inv. nr. 51; RAL FA inv. nrs. 484, 490 en 602. Een van de verkopers, Philippus Franciscus van Dam, woonde in een statig pand naast dit hoekhuis. Hij was eveneens een napoleontische veteraan: hij had gediend in het 2de regiment gardes d’ honneurs. 132 Tubée, ‘De vleesmarkt’, p. 94. 133 GAW BS Weert 1829. 134 GAW NAW inv. nr. 871, brief van Dominicus Kneepkens, ongedateerd maar na 11 november 1832, want op die dag werd het zevende kind geboren waarvan in de brief sprake is. 135 GAW BS Weert 1832, 1833, 1835 en 1839. 136 GAW NAW inv. nr. 1196. Het gezin woonde inmiddels aan het Morgat in Weert. 137 GAW NAW inv. nr. 871, brieven van Dominicus Kneepkens aan de gemeenteraad van Weert d.d. 29 april 1858 en 12 oktober 1859. Met ’73 jaar’ bedoelde Dominicus Kneepkens waarschijnlijk dat hij zich in het 73ste levensjaar bevond, want feitelijk was hij pas 72 jaar. 138 RAL PA inv. nr. 510. 139 GAW BS Weert 1868.
HOOFDSTUK 18 1 2
3 4 5
SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, staat van dienst d.d. 7 thermidor XII (26 juli 1804). In het midden van de achttiende eeuw was 5 à 10% van de officieren in Frankrijk niet van adellijke afkomst, en dit percentage nam in de erop volgende decennia af. Per 22 mei 1781 moest iedereen die direct tot een officiersfunctie benoemd wilde worden, kunnen bogen op vier adelskwartieren. Bekwame militairen konden na vele jaren dienst weliswaar doordringen tot een lage officiersrang, maar zij werden door de adellijke officieren behandeld als waren zij onderofficieren. Voor mannen van eenvoudige afkomst was een officiersfunctie bovendien niet eens aantrekkelijk, omdat die vaak meer geld kostte dan opleverde. Scott, The response of the royal army, p. 20-22, 29-30, 214-215. De oorlogsverklaring aan Oostenrijk op 20 april 1792 en de afzetting van Lodewijk XVI op 10 augustus 1792 werden gevolgd door nieuwe emigratiegolven van adellijke, royalistische officieren. Scott, The response of the royal army, p. 106, 114, 118-119. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, staat van dienst d.d. 7 thermidor XII (26 juli 1804). Slechts een enkele militair die in 1789 sergeant was geweest, had in het voorjaar van 1793 de rang van chef de bataillon ofwel luitenant-kolonel bereikt. Van degenen die in 1793 chef de bataillon waren, had in 1789 meer dan de helft de rang van kapitein bekleed en ongeveer een derde de rang van luitenant of tweede luitenant. Scott, The response of the royal army, p. 194.
N OT E N
231
6 7 8 9
10 11 12
13 14 15 16 17 18 19
20
21 22
232
Scott, The response of the royal army, p. 220; Smith, Napoleon’s regiments, p. 118. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, staat van dienst, d.d. 7 thermidor XII (26 juli 1804). SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, brief van Richard aan Bonaparte, d.d. 6 fructodor IX (24 augustus 1801) en staat van dienst d.d. 7 thermidor XII (26 juli 1804); Pigeard, Dictionnaire, p. 17. ‘Veuillez bien avoir égard à ma prière et me faire assigner une poste ou je puisse en égard à mon age servir mon pays avec le zèle et l’activité dont je puis être encore susceptible. Je vous demanderai par préférence mon Général de retourner à mon Corps.’ SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, brief van Richard aan Bonaparte, d.d. 6 fructidor IX (24 augustus 1801). SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, brief van Richard aan Bonaparte, d.d. 6 fructodor IX (24 augustus 1801). SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, rapport van minister van Oorlog aan de Consuls, d.d. 17 fructidor IX (4 september 1801). SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, brieven van Richard aan de minister van Oorlog, d.d. 29 brumaire X (19 november 1801) en 1 nivôse X (22 december 1801). Voor de komst van Richard fungeerde een officier van troepen die in de stad waren ingekwartierd de facto als militaire commandant van de stad. Zo beschouwde Morin, kapitein van de 36ste demi-brigade wiens compagnie was ingekwartierd te Roermond, zichzelf als militaire commandant van de stad. GAR AKGR inv. nr. 409, brief van Morin aan maire Quisthoudt, d.d. 3 frimaire X (24 november 1801). GAR AKGR inv. nr. 409, brief – met volgnr. 537 – van Richard aan de maire van Roermond, d.d. 2 nivôse X (23 december 1801). GAR AKGR inv. nr. 409, brief – met volgnr. 576 – van Richard aan de maire van Roermond, d.d. 6 pluviôse X (26 januari 1802). GAR AKGR inv. nr. 412, brief – met volgnr. 817 – van de commissaire de guerre te Maastricht aan de maire van Roermond, d.d. 25 brumaire XI (15 november 1802). GAR AKGR inv. nr. 413, proces-verbaal – met volgnr. 941 – van de inspectie van een militair veevoedermagazijn te Roermond door de adjudant-majoor van het 4de regiment huzaren en commandant Richard, d.d. 19 floréal XI (9 mei 1803). AN inv. nr. F/9/592, Meuse Inférieure, brief van onderprefect Liger aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 27 vendémiaire XIV (19 oktober 1805), met als bijlage een staat van dienst. ‘la bonne harmonie qui a toujours régnée en cette place, le militaire à militaire, ainsi qu’avec l’habitant’. GAR AKGR inv. nr. 411, brief – met volgnr. 710 – van Richard aan de maire van Roermond, d.d. 2 thermidor X (21 juli 1802), met in bijlage een reglement. Deze burger liet ’s nachts zijn hond los op een militair die op wacht stond. Later in de nacht overmeesterde hij de wacht en bedreigde hij hem met een karabijn, alvorens hij door collega’s van de militair overmeesterd werd. GAR AKGR inv. nr. 411, brief – met volgnr. 730 – van Richard aan de maire van Roermond, d.d. 14 thermidor X (2 augustus 1802), met in bijlage een rapport. De processtukken van de rechtszaak die hierop volgde, bevinden zich in RAL NRA inv. nr. 1615, dossier Jean Lienaerts. Het voorval vond plaats op 20 thermidor X (zondag 8 augustus 1802). Ten minste drie muzikanten speelden ’s avonds in herberg Sint-Nicolaas in Roermond: de 31-jarige François Jansen dit Decour uit Roermond, ‘employé à la tour de la ville’, de 51-jarige kapper Jacques Proest uit Roermond, en Lambert Schoucken. François Jansen en Jacques Proest bespeelden de viool, terwijl het instrument van Lambert Schoucken niet bekend is. Op de klanken van de muziek dansten veel burgers en enkele militairen. Op een gegeven moment dansten de burgers een quadrille. De militairen wilden zich liever vermaken met een andere, Franse dans en gelastten de muzikanten een andere wijs te spelen. De burgers kenden de Franse dans echter niet en wilden bovendien hun quadrille verder dansen. Daarop trokken de militairen hun sabels, die onder een bank lagen. De muzikanten zochten snel een veilig heenkomen. Het kwam uiteindelijk niet tot een rechtszaak, vermoedelijk omdat de verdachten niet bij naam bekend waren en omdat er geen betrouwbare getuigen waren die de feitelijke handtastelijkheden hadden waargenomen. Het incident was geen onderwerp in de correspondentie tussen commandant Richard en maire Quisthoudt. RAL NRA inv. nr. 1990, verklaringen van getuigen ten overstaan van de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond op 24 fructidor X (11 september 1802). GAR AKGR inv. nr. 411, brief – met volgnr. 787 – van Richard aan de maire van Roermond, d.d. 22 vendémiaire XI (14 oktober 1802). RAL FA inv. nr. 863, brief van de directeuren van de sociëteit gevestigd bij kastelein Tronquet te Roermond, aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 17 brumaire XIII (8 november 1804), met in
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
bijlage een ledenlijst van de sociëteit. 23 GAR AKGR inv. nr. 414, brief – met volgnr. 1068 – van Richard aan de maire van Roermond, d.d. 3 vendémiaire XII (26 september 1803). Achtergrondinformatie over het sociëteitsleven in Roermond in de Franse tijd is te vinden in: Van der Bruggen, e.a., ‘Bij een tweehonderdjarig jubileum’. 24 GAR AKGR inv. nr. 410, brief – met volgnr. 676 – van Richard aan de maire van Roermond, d.d. 6 prairial X (26 mei 1802). 25 Richard verrichtte zelfs administratief werk dat niet tot zijn eigenlijke takenpakket behoorde. Zo stelde hij op 11 augustus 1802 een overzicht op van dienstplichtontduikers en deserteurs van de lichtingen van het jaar VII en VIII uit het arrondissement Roermond, die zich gemeld hadden voor de amnestieregeling van 24 germinal X (14 mei 1802). RAL FA inv. nr. 726, brief van onderprefect Liger aan de prefect, d.d. 15 fructidor X (2 september 1802), met in bijlage het genoemde overzicht. 26 Jean Deliot was na het verlies van zijn rechterarm militair commandant geweest van Düren, een stadje ten oosten van Aken, in het departement van de Roer. In december 1801 was hij benoemd tot adjudant van de militaire commandant van Roermond. Twee jaar later wilde hij in aanmerking komen voor een plaats in een van de veteranenkampen die Napoleon had opgezet. De minister van Oorlog wees deze aanvraag af omdat Deliot niet gepensioneerd was, een formele eis voor toelating tot zo’n kamp. Onderprefect Liger bepleitte vervolgens de zaak van Deliot bij de prefect van het departement, in de verwachting dat deze de minister op andere gedachten zou kunnen brengen. RAL FA inv. nr. 611, brief van de minister van Oorlog aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 21 pluviôse XI (11 januari 1803); en brief van onderprefect Liger aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 7 pluviôse XI (27 januari 1803), met in bijlage een kopie van een brief van brigadegeneraal Auguste Jacobe de Trigny, militair commandant van het departement van de Roer, aan Deliot, militair commandant van Düren, d.d. 23 frimaire X (14 december 1801). Dat Deliot de pen voerde voor Richard blijkt uit een vergelijking van de handschriften. 27 ‘la personne à laquelle je me suis affectionné depuis que j’ai eu l’honneur d’être employé dans cette place’. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, brief van Richard aan de minister van Oorlog d.d. 17 germinal XII (7 april 1804). 28 ‘avec plaisir’. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, brief van Richard aan de minister van Oorlog d.d. 27 germinal XI (17 april 1803) en brief van minister van Oorlog aan Richard d.d. 15 floréal XI (5 mei 1803). 29 Laurent was op 10 mei 1767 soldaat geworden, als zestienjarige jongen. In 1789 bekleedde hij een rang als onderofficier. Dankzij het uitbreken van de Franse Revolutie maakte hij snel carrière. Op 19 maart 1794 werd hij benoemd tot brigadegeneraal. Six, Dictionnaire, deel II, p. 71-72. 30 GAR AKGR inv. nr. 412, brief van generaal Laurent – met volgnr. 819 – aan de maire van Roermond d.d. 28 brumaire XI (18 november 1802), waarin Laurent aankondigt dat hij zijn hoofdkwartier in Roermond zal vestigen. 31 Op 26 mei 1803 had Richard een brief aan generaal Laurent geschreven over zijn voorgenomen huwelijk, waarna Laurent op 27 mei 1803 de kwestie schriftelijk voorlegde aan generaal Loison. GAR AKGR inv. nr. 413, brief van generaal Laurent aan de burgemeester van Roermond d.d. 13 prairial XI (2 juni 1803), plus bijlagen. 32 SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, brief van generaal Loison aan de minister van Oorlog d.d. 18 messidor XI (7 juli 1803). Voor informatie over generaal Loison zie: Six, Dictionnaire, deel II, p. 128-130. 33 ‘les propos indécentes, injurieux, et calomniateurs’; ‘la jalousie ou l’envie sur le compte de la personne que je désire m’assumer pour cette alliance’. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, brief van Richard aan de minister van Oorlog d.d. 17 messidor XI (6 juli 1803). 34 Bij keizerlijk decreet van 16 juni 1808 veranderde dit overigens. Voortaan dienden officieren in actieve dienst toestemming voor een huwelijk te vragen aan de minister van Oorlog. Het tekent het toegenomen formalisme in de tweede helft van Napoleons bewind. RAL FA inv. nr. 704, rondschrijven van Cretet, de minister van Binnenlandse Zaken, aan de prefecten, d.d. 14 julit 1808, en rondschrijven van Roggieri, prefect van het departement van de Nedermaas, aan de maires in zijn departement d.d. 5 augustus 1808. De aanstaande bruid van een officier diende voortaan over een eigen inkomen van zeshonderd franc per jaar te beschikken. Boudon, Histoire, p. 269. Per decreet van 16 juni 1812 werden de eisen waaraan de partner van een officier moest voldoen anders geformuleerd. Voortaan moest zij een huwelijksschat van 12.000 franc inbrengen, wat bij een rente van 5% neerkwam op een jaarinkomen van 600 franc. Vidalenc,
N OT E N
233
Les demi-solde, p. 52 en 61-62. 35 ‘Ce mariage paroissant devoir faire le bonheur de cet officier et la loi ne s’y opposant pas, on propose au Ministre de maintenir sa 1ère décision.’ SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, rapport van ministerie van Oorlog d.d. 2 thermidor XI (21 juli 1803) en minuut van brief van de minister van Oorlog aan Richard d.d. 18 thermidor XI (6 augustus 1803). 36 ‘Votre passion [pour Mme Visconti] a duré trop longtemps: elle est devenue ridicule et j’ai droit d’espérer que celui que j’ai nommé mon compagnon d’armes, que la postérité mettra partout à côté de moi, ne restera pas plus longtemps abandonné à une faiblesse sans exemple. Je veux donc que vous vous mariez; sans cela, je ne vous verrai plus.’ Derrécagaix, Le maréchal Berthier, deel II, p. 103. 37 SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, minuut van brief van de minister van Oorlog aan Richard d.d. 18 thermidor XI (6 augustus 1803). 38 ‘de sa tendre jeunesse’. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, bijlagen bij brief van Richard aan de minister van Oorlog d.d. 17 germinal XII (7 april 1804). Deze bijlagen had Richard overigens al veeleerder verzameld. Zo dateerde de verklaring van pastoor Janssens uit Weert van 11 messidor XI (30 juni 1803). 39 ‘notre attachement mutuel s’etant toujours resserré de plus en plus, et notre union achevée ne pouvant que nous être favorable et même nous rendre parfaitement heureux, je vous supplie, Citoyen Ministre, de vouloir bien accueillir nos vœux, et de nous accorder votre permission.’ SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, brief van Richard aan de minister van Oorlog d.d. 17 germinal XII (7 april 1804). 40 SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, rapport van het ministerie van Oorlog d.d. 11 floréal XII (1 mei 1804) en minuut van brief van de minister van Oorlog aan Richard d.d. 23 floréal XII (13 mei 1804). 41 ‘bienveillance paternelle’. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, brieven van Richard aan de minister van Oorlog d.d. 7 thermidor XII (26 juli 1804) en 3e jour complémentaire (20 september 1804). 42 Het salaris van Richard als commandant van Roermond bedroeg drieduizend franc per jaar. GAR AKGR inv. nr. 413, brief – met volgnr. 982 – van de Directeur des contributions directes van het departement van de Nedermaas aan de maire van Roermond, d.d. 18 messidor XI (7 juli 1803). Dat Richard twee derde van zijn traktement mocht houden zodra hij op non-actief was gesteld, blijkt uit: SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, minuut van brief van het ministerie van Oorlog aan de maire van Paray-le-Monial, d.d. 21 juli 1806. 43 ‘Comme j’estime beaucoup les habitants de la ville de Ruremonde, c’est pourquoy ji fi xe ma résidence’. GAR AKGR inv. nr. 416, brief – met volgnr. 1286 – van Richard aan de maire van Roermond, d.d. 3 vendémiaire XIII (25 september 1804). 44 ‘J’attans la réponse avec impassiance’. GAR AKGR inv. nr. 417, brief nummer een van Richard aan de maire van Roermond, d.d. 19 brumaire XIII (10 november 1804). Op 5 brumaire XIII (27 oktober 1804) had Josepha Kneepkens al aan de maire van Roermond geschreven over haar intentie om met Richard in het huwelijk te treden. Deze brief is onder nummer 1306 ingeschreven in het register van ingekomen stukken (GAR AKGR inv. nr. 402), maar het origineel is niet terug te vinden in het desbetreffende inventarisnummer (GAR AGKR inv. nr. 417). 45 GAR AKGR inv. nr. 417, minuut van brief van de maire van Roermond aan Richard d.d. 19 brumaire XIII (10 november 1804). 46 GAR AKGR inv. nr. 417, brief nummer twee van Richard aan de maire van Roermond d.d. 19 brumaire XIII (10 november 1804). 47 ‘vous ne risqué rien de faire les publication’. GAR AKGR inv. nr. 417, brief van Richard aan de maire van Roermond, d.d. 22 brumaire XIII (13 november 1804). 48 GAR AKGR inv. nr. 417, gecertificeerde kopie van een brief van Hennequin, als vervanger van de prefect, aan Liger, de onderprefect van het arrondissement Roermond, d.d. 29 brumaire XIII (20 november 1804). 49 GAW NA inv. nr. 4486, bijlagen bij akte 501, brief van Richard aan de maire van Weert d.d. 21 juli 1810. 50 GAR NA inv. nr. 9.18, minuut van akte 42 en 43, beide verleden voor notaris J.C.Crispin op 2 juli 1807. 51 GAR NA inv. nr. 9.18, minuut van akte 42 en 43, beide verleden voor notaris J.C.Crispin op 2 juli 1807. Uit deze akten blijkt dat Richard en Kneepkens in Roermond woonden in de Swalmerstraat (destijds Swaamaakerstraat genoemd), in een pand dat eigendom was van Maria Agnes Timmermans. Uit het testament van deze Maria Agnes Timmermans kunnen we de nadere ligging van dit pand opmaken aan het eind van de straat, tegenover het ursulinenklooster. GAR NA inv. nr. 7.504, minuut van akte 232,
234
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
52
53 54 55
56 57
verleden voor notaris H.A. Milliard op 21 juli 1817. Uit een brief van M.A. Timmermans aan de gemeente Roermond blijkt dat haar moestuin grensde aan het klooster, met een openbare waterafvoer als scheidslijn. De eigenares deelde mede ‘als dat ick gistere naght een malleur heb gehad aen mijnen hof te weeten dat de muer is ingevallen door dat de kanaal die tussen d’ursellinnen en den muer van den hof loopt ingevallen is’. GAR AKGR inv. nr. 409, brief – met volgnr. 528 – van M.A. Timmermans, ongedateerd maar gezien het volgnummer geschreven in december 1801. GAW BS Weert, huwelijk van Jacques O’Reilly en Anna Marie Verheyen d.d. 4 germinal VI (24 maart 1798). Dit koppel had eveneens bizarre barrières moeten nemen om zijn huwelijksplannen te realiseren. Wat dat betreft was Josephine Kneepkens een gewaarschuwd mens. Jacques O’Reilly was een geboren Ier, die vanaf zijn achttiende in Antwerpen woonde. In Antwerpen leerde hij Anna Marie Verheyen kennen, een vrouw uit Weert die daar waarschijnlijk als dienstmeid werkte. Hun verkering nam al snel een vleselijk karakter aan, zoals Jacques O’Reilly het zelf uitdrukte. Het ongetrouwde stel kreeg twee kinderen. Toen vond het koppel de tijd gekomen om de relatie en de status van de kinderen te legaliseren. Het gezin vertrok in december 1795 naar Weert. De 23-jarige Jacques O’Reilly vond een baan als schoolmeester in de Bataafse buurgemeente Maarheeze. In de kersverse Bataafse Republiek heerste godsdienstvrijheid, zodat de inwoners van een katholiek dorp als Maarheeze voor het eerst in eeuwen hun kinderen weer bij een katholieke onderwijzer in de leer konden doen. Gezien zijn kennis van de Franse en de Nederlandse taal – naast zijn moedertaal – en gezien zijn schoonschrift beschikte Jacques O’Reilly over de nodige kwaliteiten. Toch werd hij in Weert als een verschoppeling behandeld. De pastoor van Weert weigerde om hem te trouwen, omdat de toestemming van de moeder ontbrak. Jacques O’Reilly had haar diverse brieven gestuurd, maar deze waren onbeantwoord gebleven, wat hij op het conto schreef van de oorlog tussen Frankrijk en Engeland. Een regulier postverkeer met de vijand was immers onmogelijk. Jacques O’Reilly wendde zich daarom tot het tribunal civil van Maastricht, die hem doorverwees naar het vredegerecht van het kanton Weert. Deze vrederechter berichtte hem evenwel dat hij zich niet bevoegd achtte om een verklaring op te stellen die de ontbrekende moederlijke toestemming zou kunnen vervangen. Daarop wendde Jacques O’Reilly zich tot het centrale bestuur van het departement Nedermaas. Die gaf op 13 messidor IV (1 juli 1796) de pastoor van Weert de opdracht het huwelijk te voltrekken. Jacques O’Reilly meldde zich daarop bij de pastoor, maar deze volhardde in zijn weigering. Daarop schreef Jacques O’Reilly een brief aan de kantonnale municipaliteit van Weert. Deze wendde zich in eerste instantie tot de pastoor, maar verwees de zaak in tweede instantie terug naar het bestuur van de Nedermaas. Dit bestuur was inmiddels tot het inzicht gekomen dat het niets te maken had met kerkelijke huwelijken. Jacques O’Reilly kon zijn huwelijk laten voltrekken door een ambtenaar van de burgerlijke stand. De moeilijkheden waren hiermee niet van de baan, want voor een burgerlijk huwelijk was net zoals voor een kerkelijk huwelijk de toestemming van de moeder van de bruidegom nodig. Omdat Jacques O’Reilly geen schriftelijke toestemming kon overleggen, wendde hij zich andermaal tot de vrederechter van het kanton Weert om een vervangende verklaring te verkrijgen. Maar deze weigerde wederom zo’n document op te stellen, ditmaal met als argument dat Jacques O’Reilly feitelijk in Maarheeze woonde en niet in Weert. Het bestuur van de Nedermaas gaf de vrederechter op 26 thermidor IV (13 augustus 1796) gelijk in zijn redenering. Het was een klein wonder dat Jacques O’Reilly anderhalf jaar later in Weert alsnog in het huwelijk kon treden met Anna Marie Verheyen. Alle stukken in: RAL FA inv. nr. 771. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, brief van de maire van Paray-le-Monial aan het ministerie van Oorlog d.d. 2 juli 1806 en minuut van de reactie van het ministerie daarop d.d. 21 juli 1806. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, brief van de maire van Paray-le-Monial aan het ministerie van Oorlog d.d. 16 augustus1811 en minuut van de reactie van het ministerie daarop d.d. 23 september 1811. Departementaal Archief Saône et Loire, inv. nr. 5 E 342/8, verklaring van de burgemeester van Roermond d.d. 15 januari 1819, opgenomen als bijlage bij de huwelijksakte van Bonaventure Richard en Marie Josephe Kneepkens, Paray-le-Monial 17 februari 1819. Met dank aan het departementaal archief van Saône & Loire, dat zo vriendelijk was om me kopieën van de akten toe te zenden. SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, brief van Richard aan de minister van Oorlog d.d. 5 januari 1813, en interne stukken van het ministerie van Oorlog d.d. 16 maart 1813, 21 april 1813 en 6 mei 1813. ‘actuellement que je vois lever une grande quantité de jeunes gens: par conséquence je pense que ses jeunes gens ont besoin des vieux officiers pour les instruire et pour les encourager. Monseigneur, quoique je soit dans un âge avençée je me trouve encore assée de courage ; et le restant de mes force je veux tout consacrer
N OT E N
235
pour mon souverain et pour défendre ma patrie, ne serait il que pour encourager les jeunes gens qui seray sous mes ordres.’ SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, brief van Richard aan de minister van Oorlog d.d. 26 februari 1813. 58 SHAT inv. nr. 2Ye, dossier Bonaventure Richard, interne stukken van het ministerie van Oorlog d.d. 16 maart 1813, 21 april 1813 en 6 mei 1813. 59 Departementaal Archief Saône et Loire, inv. nr. 5 E 342/8. Huwelijksakte van Bonaventure Richard en Marie Josephe Kneepkens, Paray-le-Monial 17 februari 1819. HOOFDSTUK 19 1
Mathijs Hangx, de vorige gebruiker van het schrift, schreef er nog in december 1824 in, terwijl de vroegste datum die Henricus Hangx noteerde 9 mei 1826 was, de dag van zijn bruiloft. GAW ANGA inv. nr. 219. 2 Deze versie van het lied geeft de datum 7 augustus 1761, maar een vollediger versie van het lied verwijst naar 7 augustus 1760. Habets, ‘Historische liederen’. De tekst die Habets geeft is opgenomen in: Nouwen en Wassink, Onder een banier, p. 60-61. 3 Mathijsen, ‘Weert in 1702’, p. 19-27; Haanen, ‘Het herstel’, p. 75-79. 4 Habets, red., ‘Chroniek der stad Weert’, p. 383-385. Het origineel bevindt zich in GAW ANGA inv. nr. 8. 5 ‘vin, eau-de-vie, rhum, bière, fromage, enfin tout ce qu’on peut vendre au camp’ ; ‘Souvent, les dimanches et fêtes, nous avions la visite des habitants des environs qui visitaient le camp et venaient se refraîchir à notre cantine.’ Girault, Les campagnes d’un musicien, p. 189. 6 Alle paspoorten in GAW OAW inv. nr. 469. 7 Bruekers, ‘Teuten, schepers en blekers’, p. 51, 60, 71. 8 RAL FA inv. nr. 410. 9 Het betrof Charles de Smackers, die officieel per januari 1793 als onderluitenant diende ‘au service de l’Empereur dans le 14e régiment palatin bavarois’. RAL, FA, inv. nr. 4320, rapporten van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, d.d. 1 floréal VI (20 april 1798) en 11 floréal VI (30 april 1798). Volgens ‘le bruit commun’ zou De Smackers pas later dienst hebben genomen, waardoor op hem de verdenking rustte dat hij een ‘émigré’ was. RAL FA inv. nr. 4399, brief plus bijlagen van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, aan de regeringscommissaris bij het departement van de Nedermaas, d.d. 20 floréal VI (9 mei 1798). Charles de Smackers, die geboortig was uit Thorn, was in juni 1809 al zestien jaar afwezig uit Weert. GAW NAW inv. nr. 67, minuut van brief van maire Bloemarts aan de onderprefect, d.d. 5 juni 1809. 10 Het betrof Peter Broens en Henri van Deursen, beiden uit Nederweert. Henri van Deursen zou later als remplaçant voor een conscrit uit Nederweert dienen in het Franse leger. Omdat hij daarvoor formeel te oud was, gebruikte hij de naam en geboortedatum van zijn jongere broer Jean van Deursen die inmiddels overleden was. RAL NRA inv. nr. 1580, folio 121-125. Over Peter Broens zie: Bruekers, ‘Teuten, schepers en blekers’, p. 51. 11 Mathieu Biesmans, een geboren Weertenaar, was als soldaat in het Oostenrijkse leger te Luxemburg gedeserteerd, had vervolgens op 7 messidor III (25 juni 1795) te Troyes een officieel feuille de route gekregen en was daarmee in messidor III teruggekeerd te Weert. In het voorjaar van 1798 werd hij vermeld als dagloner in een gehucht in de gemeente Weert. RAL FA inv. nr. 773, brief van de kantonnale municipaliteit van Weert aan het bestuur van de Nedermaas, d.d. 29 germinal VI (18 april 1798). Gepensioneerd kapitein Michel Janssens, die geboren was in Brussel, overleed op 5 januari 1809 op 86-jarige leeftijd in zijn woning in Weert. GAW BS Weert 1809. 12 Verschillende bronnen staven deze bewering. Op een overzicht uit 1806 van personen uit het departement van de Nedermaas die in buitenlandse dienst waren, treffen we slechts vier militairen uit Weert aan, en niemand uit Nederweert of Stramproy. Drie van hen waren de Franse conscriptie ontvlucht en dienden in het Bataafse leger. Alleen de vierde persoon had dienst genomen tijdens het ancien régime: de 49-jarige Henry Schol die diende in het Engelse leger. RAL FA inv. nr. 410, lijst d.d. 7 september 1806. Op een overzicht uit 1812 van oud-militairen die in Weert woonden, staat slechts een persoon vermeld die niet onder de conscriptie viel: de 42-jarige André Kaldenbach, die in Hollandse dienst was geweest. Hij was geboortig uit Someren in Staats-Brabant. GAW NAW inv. nr. 68, minuut van brief van de maire van Weert
236
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
13 14 15 16 17 18 19
20 21
22 23 24 25 26 27 28
aan de prefect van het departement van de Nedermaas d.d. 13 april 1812. In een register dat burgemeester Bloemarts van Weert bijhield van teruggekeerde militairen, noteerde hij slechts een persoon die in het ancien régime dienst had genomen: de in 1754 geboren Jean Baptiste Naus die als soldaat in het Hollandse leger gediend had, en die de laatste maanden van zijn actieve dienst, van 12 december 1808 tot 10 mei 1809, in het Franse leger gediend had. GAW NAW inv. nr. 35; gegevens die bevestigd worden door SHAT inv. nr. 21 Yc 411. De Weertenaar Mathieu van Dooren werd in 1796 scheepsjongen bij de Bataafse marine, en keerde drie jaar later naar zijn geboortestad terug na een ongeluk dat hem invalide had gemaakt. RAL NRA inv. nr. 1577; RAL NRA inv. nr. 1612, dossier Mathieu van Dooren; RAL NRA inv. nr. 1614, dossier Mathieu van Dooren. Pro forma vermeld ik hier Henry Korsten, die een blauwe maandag in het staatse leger gediend had. Reeds na drie maanden en drie dagen was de negentienjarige soldaat in 1788 te ’s-Hertogenbosch afgezwaaid uit de compagnie artilleristen van kapitein Johan François Weimar Becker. Korsten, die geboortig was uit het Brabantse Stiphout, vestigde zich naderhand als dagloner in Weert. RAL NRA inv. nr. 1579; en RAL NRA inv. nr. 1619, dossier Henry Korsten. GAW BS Weert. ARA, Oorlog voor 1813, Stamboeken 1795-1813, inv. nr. 47, stamboek van de officieren, onderofficieren en manschappen van het 1ste bataljon van het 2de regiment van Waldeck. Ringoir, Vredesgarnizoenen, p. 45. GAW NAW inv. nr. 35, afschrift van verklaring d.d. 5 maart 1808 van H.A. Erich, ‘oud capityn onder het voormalige Tweede Regiment Oranje Nassau in dienst der geweeze Vereenigde Nederlanden’. Ringoir, Vredesgarnizoenen, p. 15. Zie noot 29. Hijzelf dan wel een naamgenoot zwaaide in februari 1796 af als soldaat, waarbij aan deze Daniel Wagner een ‘jaarlijks gagement of tractement van reforme’ werd toegekend van 91 gulden. Hij woonde toen in het dorp Hilvarenbeek, ten zuiden van Tilburg. ARA, Oorlog voor 1813, Stamboeken 1795-1815, inv. nrs. 165 en 169. Deze woonplaats roept vragen op. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de ene soldaat Daniel Wagner in 1794 in Tilburg een kind ten doop hield, terwijl een andere soldaat Daniel Wagner in 1796 vlak bij Tilburg in Hilvarenbeek woonde. De zeldzaamheid van de naam spreekt tegen zo’n coïncidentie. De ene Daniel Wagner mogen we echter ook niet zomaar met de andere identificeren, omdat de vrouw van Daniel Wagner zich reeds in 1795 in Weert had gevestigd. GAW NAW inv. nr. 1187. De schaarsheid aan gegevens staat ons gewoonweg niet toe om een definitieve uitspraak te doen. Zij was in 1795 in Weert komen wonen. In 1796 woonde zij met haar drie kinderen aan het Molenstraatje. GAW NAW inv. nr. 1187. Volgens de bevolkingslijst van 1806 woonde het gezin aan de Beekstraat. GAW NAW inv. nr. 1189. Op 5 november 1809 nam Henry Donders deel aan een jachtpartij op Altweert, waarbij een jachtgeweer per ongeluk afging en een twaalfjarig kind dodelijk verwondde. In de officiële stukken die werden opgesteld naar aanleiding van dit voorval, werd Henry Donders de ene keer als dagloner vermeld en de andere keer als kleermaker. Deze vermeldingen zijn niet met elkaar in tegenspraak, want kleermakers voerden in de regel losse opdrachten van particulieren uit. Henry Donders woonde in 1809 aan het Molenstraatje. RAL, NRA, inv. nr. 1996, proces-verbaal opgesteld door adjoint Jean Nien, d.d. 5 november 1809, en getuigenverklaring van Henry Donders afgelegd tegenover de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond op 15 november 1809. AN inv. nr. F/7/3602, brief van de prefect van het departement van de Nedermaas aan ‘le conseiller d’État, chargé du 1er arrondissement de la Police générale’ d.d. 14 oktober 1807; en minuut van reactie op voorgaande brief d.d. 15 december 1807. AN inv. nr. F/7/3548 Police générale, états des passeports délivrés, Meuse Inférieure an VIII-1817. Routier beschrijft in zijn memoires bijvoorbeeld hoe hij in 1800 moeiteloos door Frankrijk reisde met door hem zelf vervalste militaire reisdocumenten, maar dat dit enkele jaren later ondenkbaar was als gevolg van verbeterde bureaucratische procedures. Routier, Récits d’un soldat, p. 50. GAW NAW inv. nr. 67, minuut van brief van maire Bloemarts aan onderprefect Liger d.d. 30.11.1807. GAW NAW inv. nr. 1884, ‘Liste supplémentaire de la conscription de l’an 1809’, door maire Bloemarts op 16 december 1807 verzonden aan onderprefect Liger. GAW NAW inv. nr. 1885, brief van onderprefect Liger aan maire Bloemarts d.d. 22.02.1808. Een verwijzing naar dit gesprek in GAW NAW inv. nr. 67, minuut van brief van maire Bloemarts aan
N OT E N
237
onderprefect Liger d.d. 14.03.1808. 29 H.A. Erich, ‘oud capityn onder het voormalige Tweede Regiment Oranje Nassau in dienst der geweeze Vereenigde Nederlanden’, verklaarde op 5 maart 1808 te ’s-Hertogenbosch dat de 22-jarige Jacob Wagner en de ruim dertienjarige Frederik Wagner zonen waren van Daniel Wagner. Eerstgenoemde was in de regimentskerk te ’s-Hertogenbosch gedoopt, de tweede in de regimentskerk te Breda. Dat aan deze verklaring ‘een volkomen geloof gegeven kan worden, zoo in regtens als daer buiten’, bevestigde de burgemeester van ’s-Hertogenbosch op 15 maart 1808 in een officieel document. Een afschrift van beide verklaringen in: GAW NAW inv. nr. 35. Overigens boezemt de oorspronkelijke mededeling van Joanne Coenen dat Jacob Wagner in 1789 in ’s-Hertogenbosch geboren zou zijn, meer vertrouwen in. In 1789 was het 2de regiment Oranje-Nassau namelijk gelegerd in deze stad, terwijl dat in voorgaande jaren niet het geval was. Ringoir, Vredesgarnizoenen, p. 15. 30 GAW NAW inv. nr. 1885, brief van onderprefect Liger aan maire Bloemarts van Weert d.d. 16 mei 1808. Op 14 oktober 1808, bij het opstellen van de voorlopige conscriptielijst van de lichting 1809, was de kwestie nog steeds niet officieel geregeld. GAW NAW 67, minuut van brief nr. 523 van maire Bloemarts aan onderprefect Liger d.d. 14 oktober 1808. Uiteindelijk werd Jacques Wagner in december 1808 op een lijst gezet van conscrits van eerdere jaargangen, die waren ingedeeld bij de lichting van het jaar 1810. GAW NAW inv. nr. 1884, overzicht opgesteld door onderprefect Liger op 16 december 1808. 31 RAL FA inv. nrs. 508 en 511. 32 Ook op 29 juli 1809 vroeg Jacob Wagner zo’n paspoort aan. GAW NAW inv. nr. 35, minuut van verklaring van maire Bloemarts d.d. 29 juli 1809. 33 Signalement vermeld in: SHAT inv. nr. 21 Yc 63. Over de gewoonte op het platteland om duels uit te vechten met een mes, waarbij een snee over het gelaat de symbolische overwinning was, zie: Rombach, ‘Verbalen, vonnissen en volkscultuur’, p. 110-112. 34 RAL NRA inv. nr. 1631, dossier Rosinsksy en Stromminger, proces-verbaal van verhoor van Stromminger d.d. 11 september 1809 en proces-verbaal van deurwaarder Henri Creutz d.d. 19 september 1809. 35 Thomazi, Napoléon et ses marins, p. 205-206. 36 Lucassen en Lucassen, ‘De arbeiders aan het Grand Canal du Nord’, p. 42-43. 37 RAL NRA inv. nr. 1631, dossier Rosinsky en Stromminger, proces-verbaal van verhoor van Rosinsky d.d. 11 september 1809. 38 Anne Marguerite Stromminger was afkomstig uit Viersen, een plaats ten noorden van Mönchen-Gladbach (departement van de Roer). Ze was weduwe van Arnold Huigen, een Franse soldaat die in 1805 in Italië was overleden. Zij huurde met Rosinsky een kamer op de boerderij van Henri van de Manakker te Nederweert, terwijl vijf andere kanaalgravers in de schuur van deze boerderij logeerden. Vier van deze grondwerkers, onder wie een vrouw, waren afkomstig uit Herten, een dorp vlak bij Roermond. Stromminger omschreef zichzelf als marketentster. RAL NRA inv. nr. 1631, dossier Rosinsksy en Stromminger, processen-verbaal van verhoren van verdachten d.d. 14 juli 1809 en 11 september 1809. In de ogen van de gendarmes die haar arresteerden was Stromminger een ‘femme de mauvaise vie’. RAL NRA inv. nr. 1631, dossier Rosinsksy en Stromminger, proces-verbaal van de gendarmes Chabert en Domeny d.d. 12 juli 1809. 39 RAL NRA inv. nr. 1580, folio 139-141; en RAL NRA inv. nr. 1631, dossier Rosinsksy en Stromminger, processen-verbaal van verhoren van getuigen en verdachten d.d. 14 juli 1809, 4 augustus 1809 en 11 september 1809. Ik volg hier het vonnis van de rechtbank, maar een rechterlijke dwaling behoort zeer wel tot de mogelijkheden. De veroordeling was namelijk enkel gebaseerd op een belastende verklaring van Marguerite Stromminger. Maar zij had er alle belang bij om zichzelf en Rosinsksy vrij te pleiten van medeplichtigheid. Voor eigen consumptie zouden Wagner en kompaan nooit twee schapen hebben gestolen. De kanaalwerkers konden een dergelijke hoeveelheid vlees echter met gemak consumeren. De tipgever die de autoriteiten leidde naar Stromminger c.s. was een Duitse kanaalwerker die was uitgenodigd om bij Stromminger schapenvlees te eten. De twee schapenkoppen werden bovendien bij Stromminger en Rosinsky aangetroffen onder een mestvaalt in de koeienstal naast hun kamer. Een ander teken van de betrokkenheid van Stromminger was het feit, dat zij in eerste instantie de namen van Wagner en zijn kameraad niet wilde noemen, terwijl ze die wel degelijk wist. Bovendien genoot Jacob Wagner tot zijn veroordeling een goede reputatie, zo blijkt uit een verklaring van de maire van Weert. Ook dit ontlast Wagner enigszins. GAW NAW inv. nr. 35, minuut van verklaring van maire Bloemarts d.d. 30 augustus 1808. Deze twijfels aan de juistheid van het vonnis doen echter niets af aan de portee van het verhaal, namelijk dat Jacob Wagner verkeerde in de ruige kringen van de kanaalwerkers. 40 Pierre Donders diende per 11 april 1805 in het 48ste régiment d’ infanterie de ligne als conscrit van de
238
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
41 42 43 44 45 46 47 48
49 50
51 52 53 54 55 56 57
58 59 60 61 62 63 64 65
lichting XIII. SHAT inv. nr. 21 Yc 410. Van zijn congé de semestre, dat duurde van 1 september 1810 tot 1 mei 1811, werd een officieel afschrift genoteerd. Daarop werd ook zijn aankomst te Weert vermeld. GAW NAW inv. nr. 51. Jacob Wagner diende als remplaçant voor Guillaume Martin François Soiron, een leerling-apotheker uit Venlo. RAL FA inv. nrs. 511 en 522. SHAT inv. nr. 24 Yc 63. GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte 9 verleden voor notaris Bloemarts op 13 januari 1813. GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte 17 verleden voor notaris Bloemarts op 9 februari 1815. Het betrof molenaarszoon Jean François Nies, die bij de loting nummer 123 trok. RAL FA inv. nrs 533 en 544. GAW NAW inv. nr. 2027, brief van ‘le directeur du cercle’ te Roermond aan de burgemeester van Weert d.d. 26 juni 1814. GAW NAW inv. nr. 51. Antoine Servais Knapen had als conscrit van de lichting 1811 het hoge nummer 113 geloot. RAL FA inv. nr. 513. Op 14 april 1813 kreeg hij desondanks een oproep om zich zes dagen later in Maastricht te melden voor actieve dienst. GAW NAW inv. nr. 1884. Op 18 mei 1813, twaalf dagen nadat hij geïncorporeerd was in het 69ste linieregiment, deserteerde hij. SHAT inv. nr. 21 Yc 578. Op 9 juni 1813 meldde hij zich vrijwillig, waarna hij op 18 juli naar het dépôt des réfractaires te Wesel werd gevoerd. Op 25 juli kwam hij daar aan. RAL FA inv. nr. 577. Per 27 juli 1813 werd hij overgeplaatst naar een reguliere eenheid, het 29ste linieregiment. Hij was het deserteren nog niet verleerd en verliet zijn nieuwe regiment reeds na vier dagen, te Munster, met medeneming van zijn wapens, uitrusting en vijf pakjes patronen. RAL FA inv. nr. 568. Op 12 september 1813 arresteerde de gendarmeriebrigade van Weert zijn vader Martin Knapen en leidde hem voor aan de onderprefect. RAL FA inv. nr. 745. Deze maatregel sorteerde effect, want op 20 september 1813 was zoon Antoine Knapen weer terug in het dépôt des réfractaires te Wesel. RAL FA inv. nr. 568. Hij keerde terug uit het Franse leger als soldaat in het 11de regiment kurassiers. GAW NAW inv. nr. 1187. GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte 46 verleden voor notaris Bloemarts op 25 april 1815. GAW NAW inv. nr. 2027, verklaring afgegeven te Hasselt d.d. 22 november 1815. Op 2 december 1815 werd hij als deserteur geroyeerd uit het 42ste bataljon nationale militie. ARA, Stamboeken onderofficieren en manschappen van de koninklijke landmacht 1814-1924, inv. nr. 121. Stamboek van de onderofficieren en manschappen van het 42ste bataljon nationale militie. GAW NAW inv. nr. 1885. Zijn dienst bij het 72ste linieregiment wordt bovendien bevestigd door: RAL FA inv. nr. 528. SHAT inv. nr. 21 Yc 595. GAW NAW inv. nr. 1222. Schneidt, Soldiers of Napoleon’s Kingdom of Italy, p. 126-127. ARA, Stamboeken onderofficieren en manschappen van de koninklijke landmacht 1814-1914, inv. 121, stamboek van de onderofficieren en manschappen van het 42ste bataljon nationale militie. GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte 41 verleden voor notaris Bloemarts op 21 april 1815. Op 15 februari 1812 verklaarde Laurent Aerts tegenover de onderprefect van het arrondissement Roermond dat hij zijn lage lotnummer wilde ruilen met het hogere nummer dat Leonard Leenen had getrokken. Leenen was een andere conscrit van de lichting 1812 uit Weert. De remplacering vond uiteindelijk geen doorgang, wellicht omdat Aerts besefte dat hij met het lotnummer van Leenen de dienst ook niet zou kunnen ontlopen. RAL FA inv. nr. 525. Uiteindelijk dienden Aerts en Leenen beiden in het 88ste linieregiment. Leonard Leenen overleed op 23 maart 1813 in het hospitaal te Dantzig. SHAT inv. nr. 21 Yc 678. RAL FA inv. nr. 522; SHAT inv. nr. 21 Yc 678. GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte 41 verleden voor notaris Bloemarts op 21 april 1815. GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte 56 verleden voor notaris Bloemarts op 5 mei 1815. GAW NA inv. nr. 4494, minuut van akte 3 verleden voor notaris Bloemarts op 10 januari 1816. ‘s’étant volontairement engagé pour faire partie des troupes qui sont destinées pour les colonies’. GAW NA inv. nr. 4494, minuut van akte 4 verleden voor notaris Bloemarts op 10 januari 1816. GAW NA inv. nr. 4494, minuut van akte 42 verleden voor notaris Bloemarts op 9 april 1816. ARA, Stamboeken Indische militairen, inv. nr. 84, f. 948. Gabriel Hartman diende per 19 juli 1807 in het 2de regiment dragonders. SHAT inv. nr. 24 Yc 136. Jan Hartman diende per 2 juni 1809 in het 3de régiment d’ infanterie de ligne. RAL FA inv. nrs. 508 en 511.
N OT E N
239
66 67 68 69
70
71
Jan Hartman had een contract gesloten om te dienen voor een conscrit uit Meijel. GAW NA inv. nr. 4488, minuut van akte nr. 839 verleden voor notaris Bloemarts op 12 december 1808. Bij het huwelijk van Adam Hartman met Wilhelmina Bijlmaekers op 25 januari 1785 te Nederweert werd vermeld dat de bruidegom geboren was in Wiesen (Fulda) en ‘gewesene hollandtsche soldaet’ was. RAL, Trouwregister Lambertusparochie Nederweert. Hij overleed op 23 november 1808 in het hospitaal ‘du petit seminaire de l’évêché’ te Pamplona. ‘Koorts’ werd als doodsoorzaak vermeld. RAL BS Nederweert 1811. Dit gegeven wordt bevestigd door SHAT inv. nr. 24 Yc 136. Jean Hartman overleed op 4 februari 1810, eveneens aan ‘koorts’. SHAT inv. nr. 21 Yc 26. In 1811 was Martin Maters benoemd tot veldwachter in Stramproy. RAL NRA inv. nr. 2425, minuut van akte 28 verleden voor het vredegerecht Weert op 21 maart 1811. Op 8 oktober 1812 legde Martin Maters als veldwachter van de gemeente Stramproy de eed van trouw aan de grondwet af. RAL NRA inv. nr. 2426, minuut van akte 67 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 8 oktober 1812. Philip Maters was eerst soldaat in het Franse 112de regiment – een regiment bestaande uit vrijwilligers uit de ‘Belgische’ departementen – en diende daarna als remplaçant in de nationale militie. Zijn jongere broer Nicolaas Jacobus Maters diende in 1814 als vrijwilliger in het Hollandse leger. GAW NA 4493, minuut van akte 66 verleden voor notaris Bloemarts op 29 mei 1815; GAW NAW inv. nr. 2027; RAL FA inv. nr. 506; RAL PA inv. nrs. 141 en 158. Voor de geschiedenis van het 112de linieregiment raadplege men: Cruyplants, Histoire illustrée. Het werk kent de beperkingen die eigen zijn aan regimentsgeschiedenissen die rond 1900 geschreven zijn, zoals een gebrek aan aandacht voor de lotgevallen van gewone soldaten. Ook vertoont het de sporen van een gebrek aan oefening in het historisch metier, zoals het overdadig citeren van bronnen en secundaire werken in plaats van het zelfstandig schrijven van een verhaal. Daar staat tegenover dat de auteur prachtige bronnen heeft geraadpleegd: de ongeveer tweehonderd brieven die de in 1782 te Luik geboren Joseph de Maugeer, luitenant in het 112de linieregiment, aan zijn verwanten heeft geschreven, plus zijn memoires. Bovendien is het werk fraai geïllustreerd. Het ging om Philip Maters en Nicolaas Jacobus Maters, zonen van Martinus Maters. ARA, Oorlog voor 1813, Stamboeken 1795-1815, inv. nr. 136, ‘lijste der kinderen van de mannelijke sexe, welke zig bevinden bij het 2de Bataillon der 5de halve brigade’, opgesteld te Nijmegen op 27 mei 1797, ‘het 3de jaar der Bataafsche Vrijheid’.
HOOFDSTUK 20 1 2
3 4 5 6 7 8 9
240
GAW NA inv. nr. 4486, minuut van akte met volgnr. 499, verleden voor notaris Bloemarts op 2 september 1806. Het contract had een bijzondere structuur. Drie conscrits van de lichting 1806 uit Weert hadden gezamenlijk twee andere conscrits van de lichting 1806 – naast Jean François Coppers uit Weert was dit Geoffroi Didden uit Nederweert – aangeworven om desgewenst bij de loting van lotnummer te ruilen. Wanneer iemand van het drietal bij de loting een laag nummer zou trekken en zou moeten opkomen voor de dienst, zou hij dat kunnen ruil met Coppers en Didden, mits die een hoog nummer zou hebben getrokken. De kosten van de operatie zou het drietal delen. Bij de loting op 1 september 1806 te Roermond bleek dat geen van de contracten behoefte had aan een remplaçant. GAW NA inv. nr. 4486, minuut van akte met volgnr. 496, verleden voor notaris Bloemarts op 29 augustus 1806. RAL FA inv. nr. 487. RAL FA inv. nr. 552. Om precies te zijn bezaten de ouders een boerderij met een moestuin van 0,23 ha, 4,53 ha akkerland en 2,09 ha weidegrond. GAW NAW inv. nr. 1886, kladschrift van maire Bloemarts met gegevens over vermogen van dienstplichtontduikers en hun ouders, ongedateerd. RAL FA inv. nr. 557. Op 6 augustus 1808 schrapte de prefect hem van de lijst met dienstplichtontduikers, waarna de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement Roermond de veroordeling tot dienstplichtontduiker twaalf dagen later ongedaan maakte. RAL NRA inv. nrs. 1773 en 1774. GAW NAW inv. nr. 1885. GAW NAW inv. nr. 51; SHAT inv. nr. 24 Yc 211.
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
20 21 22 23 24 25 26 27
28 29 30 31
SHAT inv. nr. 24 Yc 211. GAW NAW inv. nr. 51. Lentz, Savary, p. 81-82 en p. 475, noot 34. De Duitse musicus Reichardt bezocht Parijs als toerist. Op een dag hing hij rond bij Malmaison, waar gendarmes d’ élite patrouilleerden. Even later zag hij Bonaparte aankomen in een open koets, eveneens begeleid door gendarmes d’ élite. Reichardt, Un hiver à Paris sous le Consulat, p. 484. Pigeard, La Garde impériale, p. 168-169. De Bausset, Mémoires anecdotiques, deel I, p. 359-362. Coignet, Cahiers, p. 277-280. Op 25 vendémiaire IX (18 oktober 1803) stuurde Napoleon gendarmes d’ élite op pad naar Verneuil om daar een einde te maken aan overvallen op koeriers. Correspondance de Napoléon 1er publiée par ordre de l’empereur Napoléon III (32 delen, Parijs 1858-1869), deel IX, brief nr. 7212. Correspondance de Napoléon 1er, deel IX, brieven met volgnr. 7537 tot en met 7539. Joannus Leonardus Henckens, de conscrit uit Eygelshoven die we in hoofdstuk 10 hebben ontmoet, werd na aankomst bij het 6de regiment bereden jagers in Bern bij particulieren ondergebracht, samen met brigadier Rol. Bij de voltooiing van zijn opleiding in het Noord-Italiaanse Lodi deelde hij wederom het bed met deze Rol, een zwijgzame en sombere man die had gediend bij de gendarmerie d’ élite. Rol had deel uitgemaakt van het peloton dat de hertog van Enghien op 21 maart 1804 had geëxecuteerd, maar om technische redenen was zijn musket niet afgegaan. Na afloop van de executie waren de musketten gecontroleerd. Vanwege het – onbedoelde – niet afvuren van de kogel was Rol meteen uit de gendarmerie d’ élite gezet en was hij teruggestuurd als brigadier naar zijn oude regiment. Het geeft aan hoe strikt de werkwijze van dit keurkorps was. Henckens, Mémoires, p. 12-16. De Bausset, Mémoires anecdotiques, deel I, p. 203-204, 209 en 227. Lentz, Savary, p. 283, 302-304, 349. Lentz, Savary, p. 292-293. Bonnart, Souvenirs, p. 383, 406, 409-410. Chambon, La Loire et l’aigle, p. 262. Op 21 juni 1814 keerde hij terug in Weert met een door maarschalk Moncey ondertekende congé absolu. GAW NAW inv. nr. 51. RAL NRA inv. nr. 2426, minuut van akte met volgnr. 33, verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 1 juni 1815. Twee andere Weertlanders belandden eveneens in de gendarmerie d’ élite, zij het niet op de reguliere wijze. Zij dienden niet eerst in een gewoon regiment en vervolgens in de gendarmerie alvorens te worden verkozen voor het elitekorps, maar zij werden in het voorjaar van 1813 als kersverse rekruut meteen ingedeeld bij dit korps. Per keizerlijk decreet van 1 maart 1813 werden 640 gendarmes bis toegevoegd aan de gendarmerie d’ élite. Vierhonderd van hen werden aangezocht uit de conscrits die waren ingedeeld bij de keizerlijke garde. Peter Sonnemans, een conscrit van de lichting 1814 uit Nederweert, diende per 8 april 1813 bij de keizerlijke garde. Tien dagen later schreef hij in een brief aan zijn moeder over zijn slaapkameraad Pierre Jean Eemans, eveneens een conscrit van de lichting 1814 uit Nederweert die soldaat was bij de keizerlijke garde: ‘nu is hij uyt getrokken voor schanderm dat is een regement dat heet soo’. Hiermee kan alleen de gendarmerie d’ élite van de keizerlijke garde bedoeld zijn. Godefridus Bruekers, een conscrit van de lichting 1812 uit Nederweert, werd in het voorjaar van 1813 opgeroepen voor actieve dienst, in het kader van een aanvullende oproep van conscrits van eerdere lichtingen. Hij keerde terug uit zijn legerdienst met een papier waarop zijn naam prijkt boven een afbeelding van een gendarme d’ élite. RAL FA inv. nrs. 506, 533 en 544; Pigeard, La Garde impériale, p. 167; de huidige vindplaats van de brief van Sonnemans is onbekend, een kopie ervan bevindt zich in een particuliere collectie Nederweert; het document over Godefridus Bruekers bevindt zich eveneens in een particuliere collectie te Nederweert. RAL FA inv. nr. 490. GAW NAW inv. nr. 51. RAL FA inv. nrs. 506 en 511. Pierre Jean Beeren, de koperslager uit Heythuysen, en Jean Gielen, de kleermaker uit Weert, waren beiden conscrits van de lichting 1810. De bedragen waren overeengekomen in Franse kronen, een courante munteenheid. Losse francs waren nauwelijks in omloop. Volgens wettelijke verplichting moesten bedragen in een notarieel contract evenwel in francs worden vermeld. Dat is de reden waarom de vermelde bedragen geen afgeronde getallen vormen. GAW NA inv. nr. 4489, minuut van akte met volgnr. 851, verleden voor
N OT E N
241
notaris Bloemarts op 6 februari 1809. 32 Vermeldenswaard is de bepaling in het contract dat de twee zussen van de remplaçant, Marguerita en Leonora Roncken, ieder 23,20 ff (=1% van hoofdsom) zouden ontvangen bij het vertrek van de remplaçant naar het leger, bedragen die in mindering zouden worden gebracht op de hoofdsom. Wanneer de remplaçant in dienst zou overlijden, zouden deze twee zussen ook de enige erfgenamen zijn van de door de remplaçant verdiende 2320 franc. GAR NA inv. nr. 7.409, minuut van akte met volgnr. 119, verleden voor notaris Antoine Milliard op 17 april 1812. Henri Roncken, de conscrit uit Neer, diende per 29 april 1812 als remplaçant van Leonard Geleuken in het 76ste cohort van de nationale garde. RAL FA inv. nr. 505. Leonard Geleuken hoefde zelf niet te dienen. In het voorjaar van 1814 vond ten overstaan van notaris Dirix te Roermond de uitbetaling plaats van de overeengekomen som van 2320 franc. GAR NA inv. nr. 10.104, minuut van akte met volgnr. 42, verleden voor notaris Louis Dirix op 23 april 1814. 33 Hoedenmaker Lambert Jean Mathias van der Heijden, een conscrit van de lichting 1814 uit Weert, sloot deze overeenkomst met ‘garçon de labour’ Jean Jacques Legros, een conscrit van de lichting 1812 uit Weert die was geboren in Stramproy. Een opmerkelijke bepaling in dit contract was het feit dat de remplaçant zijn ouders liet delen in de vergoeding. Zijn ouders mochten tijdens de looptijd van het contract jaarlijks de rente van 4% op de hoofdsom incasseren. Daarnaast ontvingen zij jaarlijks een som van 69,60 franc die in mindering werd gebracht op de hoofdsom. GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte met volgnr. 4, verleden voor notaris Bloemarts op 6 januari 1813. Lambert van der Heijden hoefde geen gebruik te maken van dit contract. Bij de keuring van conscrits van de lichting 1814 schoof de rekruteringsraad een beslissing eerst voor zich uit in de hoop dat de jongen nog wat krachtiger van postuur zou worden. Op 5 november 1813 keurde ze de 1,54 meter lange jongen definitief af ‘pour faiblesse extrême’. RAL FA inv. nr. 533. Om meer dan een reden zal dat goed uitgekomen zijn. De beoogde remplaçant was namelijk niet langer beschikbaar. Ondanks zijn bijzonder hoge lotnummer – 133 – moest Jean Jacques Legros op 20 april 1813 in Maastricht opkomen voor actieve dienst. GAW NAW inv. nr. 1884. Na tien maanden dienst in het 7de regiment artillerie keerde in 1814 terug in Weert. RAL PA inv. nr. 122. 34 ‘ne peut être substituant’. RAL FA inv. nr. 511. Per 10 maart 1813 diende Jean Gielen in het 95ste linieregiment. RAL FA inv. nr. 511; SHAT inv. nr. 21 Yc 715. Hij had liever in een cavalerieregiment gediend, maar werd daarvoor ongeschikt geacht, ongetwijfeld op grond van zijn geringe lengte. GAW NAW inv. nr. 68; RAL FA inv. nr. 506. 35 Het betrof de conscrits Pierre Jean Simons, Pierre van Geleuken, Jean Mathieu Janssen, Jean Smeets en Godefroid Gofers, alle vijf uit Weert. Drie van hen komen we later in dit hoofdstuk tegen. De vierde conscrit, Jean Smeets, werd afgekeurd voor de dienst en had dus geen behoefte meer aan een remplaçant. De vijfde conscrit, Jean Mathieu Janssen, kon zich waarschijnlijk geen remplaçant veroorloven, als hij de kosten daarvan alleen moest opbrengen. Deze Jean Mathieu Janssen, zoon van het boerenechtpaar Cornelis Janssen en Marie Vreijs, trok als conscrit van de lichting 1807 lotnummer 72. Met dit nummer werd hij in het najaar van 1808 opgeroepen voor actieve dienst, in het kader van de aanvullende oproep van conscrits van de lichtingen 1806 tot en met 1809. Per 9 november 1808 diende hij in het 43ste linieregiment. In 1814 keerde hij terug op de ouderlijke boerderij. Zijn vader was inmiddels overleden. Samen met zijn broers Guillaume en Pierre werkte hij op de boerderij van zijn weduwemoeder, voor een vergoeding van 72 franc per jaar. Omdat de moeder niet in staat was om dat loon uit te betalen tekende ze op 31 januari 1816 een schuldbekentenis. Jean Mathieu Janssen – die tekende als Matthijs Janssen – trok daarna als herder naar het Waasland. Op 21 mei 1832 verhuisde de inmiddels 44-jarige Matheus Janssen uit Sint-Niklaas naar Weert. Hij stierf op 10 november 1835 als ongehuwde herder in Melsele in het Waasland. GAW NA inv. nr. 4494, minuut van akte met volgnr. 16, verleden voor notaris Bloemarts op 31 januari 1816; GAW NAW inv. nrs. 1884 en 1206; RAL FA inv. nrs. 493 en 494; Verheyen, Immigratie, p. 50-51. 36 GAW NA inv. nr. 4487, minuut van akte met volgnr. 535, verleden voor notaris Bloemarts op 5 januari 1807. 37 Uit het remplaçantencontract dat hij sloot, weten we dat vader Jean Simons op de Biest woonde. Op 9 floréal IX (29 april 1801) werd Jean Simons omschreven als ‘marchand de grains’ op de Biest in Weert. RAL NRA inv. nr. 2418. Vier maanden later werd Jean Simons omschreven als ‘aubergiste’ – en graansmokkelaar – op de Biest te Weert. AN inv. nr. F/11/422, lijst van graansmokkelaars in het arrondissement Roermond, d.d. 12 augustus 1801. 38 GAW NA inv. nr. 4487, minuut van akte met volgnr. 538, verleden voor notaris Bloemarts op 12 januari 1807. 39 Vader en zoon Simons trokken in derde instantie Godefroid Didden, een conscrit uit Nederweert van
242
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
40
41 42
43
44 45
de lichting van het jaar 1806, als remplaçant aan. Van de conseil de récrutement kreeg zoon Pierre Simons uitstel om een vervanger te contracteren. Dat was hard nodig, want hij was al op de voorlopige lijst van dienstplichtontduikers geplaatst. Op 3 maart 1807 verplichtte Godefroid Didden zich om voor 2250 franc de dienst over te nemen van Pierre Jean Simons. Drie dagen later vertrok de remplaçant reeds vanuit Maastricht naar het depot van het 48ste linieregiment in Antwerpen, waar hij op 10 maart 1807 aankwam. Op 18 mei 1809 overleed Godefroid Didden in het militair hospitaal van Brussel ‘par suite de fièvre lente’. Op 14 juni 1809 kreeg Pierre Jean Simons een oproep om op te komen voor actieve dienst op het nummer van zijn remplaçant, nummer 73 van de lichting 1806 van het kanton Weert. Maire Bloemarts wist de officiële documenten over de militaire dienst en het overlijden van Godefroid Didden net op tijd binnen te krijgen om de kwestie te kunnen regelen. Op 20 juni 1809 schreef hij een brief aan prefect Roggieri dat Simons aan zijn verplichtingen voldaan had omdat zijn remplaçant twee jaar had gediend. Op 25 juni 1809 volgde de officiële beslissing dat de ‘remplacement maintenu’ zou blijven en dat Pierre Jean Simons derhalve niet in eigen persoon zou hoeven dienen. Op 31 juli 1811 trouwde Pierre Jean Simons te Weert met Joanne François Kneepkens, dochter van Gaspar Kneepkens en Jacomine Dorothe Engels, en nicht van Dominicus en Antonius Kneepkens. GAW BS Weert; GAW NA inv. nr. 4487, minuut van akte met volgnr. 555, verleden voor notaris Bloemarts op 3 maart 1807; GAW NAW inv. nrs. 67, 1885 en 1886; RAL FA inv. nrs. 484, 490, 493, 494, 495, 575 en 713; RAL NRA inv. nr. 1773; SHAT inv. nr. 21 Yc 411. Pieter van den Moesdijk zou remplaçant worden voor Godefroid Gofers, zoon van boer Mathieu Gofers uit Weert, een van de vijf partners van het oorspronkelijke contract. Godefroid Gofers werkte als herder in het Waasland, waarmee wellicht bedoeld werd dat hij daar de schapenhandel bedreef. GAW NA inv. nr. 4487, minuut van akte met volgnr. 539, verleden voor notaris Bloemarts op 21 januari 1807. RAL FA inv. nrs. 493 en 494; SHAT inv. nr. 21 Yc 411. Pieter van den Moesdijk werd door een sergeant aangebracht bij het Hollandse leger te Nijmegen. Volgens een verklaring van een officier werd Pieter van den Moesdijk op 6 april 1807 naar het Hollandse 7de linieregiment te Bergen-op-Zoom gezonden. RAL FA inv. nr. 583. Volgens het stamboek van het Hollandse 6de linieregiment was Pieter van den Moesdijk evenwel op 10 april 1807 een contract aangegaan om zes jaar in dit regiment te dienen. Jacobus Vossen uit Nederweert die samen met Pieter van den Moesdijk was gedeserteerd uit het Franse 48ste linieregiment, ging op dezelfde dag hetzelfde engagement aan. ARA, Oorlog voor 1813, Stamboeken, inv. nr. 28. In het voorjaar van 1815 werd vermeld dat Pieter van den Moesdijk ‘au service militaire de Sa Majesté le Roi des Pays-Bas’ zou zijn. RAL PA inv. nr. 141. Daarna werd er in Weert niets meer van hem vernomen. Op 13 december 1821 eiste Jean van den Moesdijk als erfgenaam van Pieter van den Moesdijk, ‘militaire français dont l’existence est plus qu’incertaine’, uitbetaling van het remplaçantencontract dat Pieter op 21 januari 1807 was aangegaan. Mathieu en Godefroid Gofers weigerden om te betalen zolang Pieter van den Moesdijk zich niet meldde en er evenmin een bewijs van zijn overlijden was. RAL NRA inv. nr. 2429, minuut van verslag van zitting van het vredegerecht van Weert d.d. 13 december 1821. De naspeuringen die burgemeester Bloemarts in 1824 bij het ministerie van Oorlog deed naar het lot van Pieter van den Moesdijk bleven vruchteloos. GAW NAW inv. nr. 2027. Van dit bedrag zou Jean Stijnen negentig franc ontvangen zodra hij als remplaçant geaccepteerd zou zijn door de conseil de recrutement, en de resterende vijftienhonderd franc twee jaar nadat hij in het leger geincorporeerd zou zijn. Op 30 januari 1807 machtigde Jean Stijnen zijn schoonbroer Henry Hendrix en – vermoedelijk zijn broer – Jean Hendrix om namens hem de vijftienhonderd franc te incasseren die hem krachtens het remplaçantencontract zouden toekomen. Op 11 februari 1807 reisde Jean Stijnen af naar het 2de regiment huzaren. Reeds op 14 oktober 1809 incasseerde Henry Hendrix bij vader Reinerus van Geleuken de genoemde vijftienhonderd franc. Van Jean Stijnen werd in het voorjaar van 1815 vermeld dat hij ‘au service militaire’ zou zijn, wat een eufemisme was voor het feit dat hij overleden was. GAW NA inv. nr. 4487, minuut van akten met volgnrs. 540 en 545, verleden voor notaris Bloemarts op 21 respectievelijk 30 januari 1807; Particuliere collectie Nederweert, brevet van akte met volgnr. 968, verleden voor notaris Bloemarts op 14 oktober 1809; GAW NAW inv. nr. 1885; RAL FA inv. nrs. 478, 493, 494 en 495; RAL PA inv. nr. 141. GAW BS Weert. Op 26 oktober 1807 was Jean Beelen, ‘domestique de labour’ bij zijn schoonvader Simon Gielen te Mildert (Nederweert), om vijf uur ’s ochtends vertrokken om turf te steken in het moeras De Moest in de gemeente Nederweert. Om 3 uur ’s middags was hij teruggekeerd naar de boerderij. Onderweg had hij tabak gekocht van een onbekende, waarna hij kort daarop was aangehouden door de douane op verdenking van tabaks-
N OT E N
243
46
47 48 49 50 51
52
53 54
55 56
57 58
244
smokkel. Zijn broer Pierre Beelen betaalde de borg voor de voorlopige invrijheidstelling. RAL NRA inv. nr. 1626, dossier Jean Beelen. Dagloner Pierre Peeters, een conscrit van de lichting 1809 uit Nederweert, die per 22 juni 1808 diende in het 105de linieregiment. In het stamboek van dit regiment werd hij in april 1813 geschrapt wegens lange afwezigheid. Toch keerde hij in Nederweert terug met een officieel militair paspoort. GAN inv. nr. 1557; RAL FA inv. nrs. 502, 505 en 507; RAL PA inv. nrs. 122 en 124; SHAT inv. nr. 21 Yc 765. GAW NA inv. nr. 4488, minuut van akte met volgnr. 693, verleden voor notaris Bloemarts op 9 januari 1808; RAL FA inv. nrs. 502, 505 en 507. ‘suppléant du Henry Guillaume Vullers, conscrit de l’an 1809 de la commune de Nederweert’. RAL FA inv. nr. 455. Om precies te zijn per 16 mei 1809. SHAT inv. nr. 21 Yc 459. RAL PA inv. nrs. 122 en 124. In hoofdstuk 28 dat handelt over veteranen komt dit Russisch-Duitse legioen nader aan de orde. ‘fusilier au service actif de l’Empire’. Op de boerderij, die bijna vijf ha grond omvatte, diende de pachter ten minste zes stuks hoornvee te houden. De jaarlijkse pachtsom bedroeg 864 liter rogge en 432 boekweit. GAW NA inv. nr. 4537, minuut van akte met volgnr. 80, verleden voor notaris Cornelis op 31 december 1812. Naast remplaçant ‘Joannes’ van Deursen leverde Frappier ook remplaçant André Aerts voor Jean Antoine Kneepkens uit Weert. Deze zoon van slager Gaspard Kneepkens – en neef van Dominicus en Antonius Kneepkens – bereidde zich voor op het priesterschap. Opvallenderwijs tekende Jean François van der Piepen, adjoint au maire te Weert, het remplaçantencontract als getuige. RAL NA inv. nr. 782, minuut van akte, verleden voor notaris Van Halen op 2 pluviôse XII (23 januari 1804). André Aerts deserteerde al heel snel, op 21 prairial XII (10 juni 1804) uit zijn legereenheid. RAL FA inv. nr. 475. RAL NRA inv. nr. 1580, f. 121v. Van de twee gevallen waarin Frappier bemiddelde, werd het remplaçantencontract de ene keer wél en de andere keer niet notarieel vastgelegd. Het is met andere woorden goed denkbaar, dat Frappier vaker onderhands overeenkomsten sloot. De 46-jarige herbergier Gerard Luyken verklaarde ‘que la femme Lemmen étant dans sa maison, je lui ai dit qu’il y avait dans ce moment quelque chose à gagner, que le citoyen Frappie donnoit trois ducats pour tout homme, étant étranger qui voulait s’engager pour le service de la république batave, sur quoi la citoyen Frappie étant entré lui-même, lui a dit la même chose sur quoi elle a répondu dans ce cas s’en sciait un et peut-être deux, mais il sont peur que c’est pour la marine sur quoi je lui ai répondu pour ça je reste garant que ce n’est pas pour la marine, vous pouvez à tel effet les adresser à moi, après quoi la femme Lemmen a envoyé les deux personnes en question pour venir chez moi et qui par mépris se sont adressé chez mon frère’. Deze broer, de 44-jarige Peter Luyken, had de mannen inderdaad zien arriveren in zijn kroeg. Hij verklaarde dat ‘les deux personnes étant venu chez moi vers les huit et un quart heures du soir et ont demandé une goutte et ont demandé après, qu’ils étaient informé que chez Luyken il y avait ordre pour s’enrouler dans le service de la république batave, sur quoi je leur ai répondu, sur quoi je ne puis pas vous répondre mais si vous voulez vous engager je fairai ou j’aurai moi-même chercher celui qui est chargé de les enroler, sur quoi je suis aller appeler le citoyen Frappie, sur leur réquisition Frappie étant venu, qui leur a répondu je ne puis vous enrouler ce soir car je crois que vous avez tous les deux les femmes de cette commune, mais venez demain matin chez moi alors je vous parlerai près quoi il a encore parlé avec eux séparament’. RAL NRA inv. nr. 2023, verklaringen Gerard en Pierre Luyken, beide afgelegd tegenover de vrederechter van het kanton Venlo op 4 frimaire VIII (25 november 1799). RAL NRA inv. nr. 2023, verklaring van rekruut dat hij vrijwillig voor dienst in het Bataafse leger had gekozen, opgesteld te Venlo op 18 november 1799. RAL NRA inv. nr. 2023, klacht van Jeanne Margreta Lemmen, d.d. 4 frimaire VIII (25 november 1799); verklaringen van Frappier, Guillaume Clement, Gerard Luyken en Pierre Luyken, alle afgelegd tegenover de vrederechter van het kanton Venlo op 4 frimaire VIII (25 november 1799); drie verklaringen van rekruten, dat zij vrijwillig voor dienst in het Bataafse leger hebben gekozen, opgesteld te Venlo op 18, 19, en 22 november 1799. Officieel waren dergelijke praktijken onder het bewind van Napoleon verboden. Vallée, La conscription, p. 380. Frappier beweerde dat hij een autorisatie van prefect Loysel had. RAL NRA inv. nr. 1580, f. 121r. De verdediger van Frappier voerde in de rechtszaal aan dat zijn cliënt niets te verwijten viel, omdat deze ‘n’a pu retenir les noms des remplaçans qu’il a fournis’. Dit wijst eerder op een groot dan een klein aantal gevallen waarin Frappier bemiddelde. RAL NRA inv. nr. 1580, f. 124v.
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
59 Frappier verklaarde ‘qu’il a été alors chez Charrette lui demander s’il n’avait pas de commission pour Venlo, qu’on y a bien parlé de remplaçans, mais qu’il ne sait pas justement ce qui y a été dit’. RAL NRA inv. nr. 1580, f. 121r. 60 RAL FA inv. nrs. 449, 602 en 745; SHAT inv. nr. 21 Yc 402. 61 ‘que Charrette lui avait demandé s’il ne voulait pas remplacer, que Vandeursen répondit qu’il le faisait, ce serait pour secourir sa femme, que Charrette lui aurait demandé son âge, qu’il aurait dit 43 ans, que Charrette la dessus lui aurait demandé s’il n’avait pas de frère, qu’il lui répondit qu’il en avait un de mort nommé Jean, que Charrette ayant feuilleté le registre, et l’aiant trouvé, lui aurait dit tu dois dorénavant te nommer Jean’. RAL NRA inv. nr. 1580, f. 122v. en 123r. 62 ‘qu’il ne sait pas s’il est venu chez lui pour parler de remplacement, qu’il ne sait pas le flamand et que Vossen ne sait pas le français’; ‘qu’il ne se rappelle pas avoir dit à Frappier qu’il connaissait un homme propre à servir de remplaçant’. RAL NRA inv. nr. 1580, f. 122r. en 122v. 63 ‘qu’il ignore si l’accord a été écrit, qu’il écrit si mal qu’il ne sait rien rédiger, qu’il est possible qu’il en a été rédigé un chez Charrette mais qu’il ne saurait l’affirmer, qu’il ne se rappelle plus de tout cela à cause du long temps qui s’est écoulé depuis’. RAL NRA inv. nr. 1580, f. 121v. 64 RAL NRA inv. nr. 1580, f. 124v. en 125r. 65 Hij vond een tweede remplaçant in Ange Granjean. RAL FA inv. nr. 449. 66 In de desbetreffende documenten blijft deze makelaar naamloos. 67 In een verzoekschrift van Jean Montfort uit Weert, vader van conscrit Théodore van Montfort – een apotheker in opleiding te ’s-Hertogenbosch – lezen we de toedracht: ‘Un individu de cette commune a présenté au soussigné une personne né hors du territoire de la République, muni d’un extrait de naissance d’un nommé Pierre Lamerichs né à Weert, et ledit remplaçant a été présenté au capitaine de recrutement avec la pièce susdite, qui l’a accepté ; le soussigné père se confiant, d’avoir satisfait au vœu de la loi, a été trompé, l’individu muni de cette fausse pièce et craignant que son faux ne fut découvert s’est présenté par un autre à Maestricht pour prévenir le capitaine que le prétendu remplaçant s’était muni d’un faux acte ; cette tiers personne, qui avait fourni ledit remplaçant, sous un autre nom, fut elle-même la partie dénonciatrice du faux, auquel elle avait coopéré. J’ose donc recourir vers vous citoyen Préfet, et vous prier, de vouloir permettre, que ledit conscrit Thédore van Montfort soit de nouveau remplacé et substitué conformément à la loi’. RAL FA inv. nr. 450, brief van Jean François van der Piepen, adjoint au maire van Weert, namens Jean van Montfort uit Weert, aan de prefect van de Nedermaas, d.d. 19 floréal XII (9 mei 1804). Net voordat Théodore van Montfort veroordeeld zou worden vanwege dienstplichtontduiking, trokken vader Jean en zoon Théodore van Montfort een nieuwe remplaçant aan in de persoon van Mathieu van Grimbergen. Deze vertrok op 22 messidor XII (11 juli 1804) naar het 13de regiment dragonders. Hiermee waren de moeilijkheden voor het gezin Van Montfort nog niet voorbij. In augustus 1808 zond maire Bloemarts van Weert brieven van de remplaçant aan prefect Roggieri om aan te tonen dat deze in het leger diende en niet gedeserteerd was. GAW NAW inv. nr. 67; RAL FA inv. nrs. 449 en 475; RAL NRA inv. nr. 1773. 68 ‘pour connaître son remplaçant’. RAL FA inv. nr. 743. We zijn Henry Mertens al tegengekomen in noot 28 van hoofdstuk 14. 69 RAL FA inv. nr. 476. 70 Het betrof Laurent van Bogget, een conscrit van de lichting van het jaar XII uit Nederweert die bij de loting een niet had getrokken. Omdat hij zijn verplichtingen als remplaçant niet nakwam, werd hij als dienstplichtontduiker veroordeeld. Hij verdiende vervolgens de kost als smokkelaar. In de nacht van 10 op 11 december 1806 smokkelde hij met vijf andere mannen suiker van Budel naar Weert. Net over de grens stuitten zij op douaniers met honden. Laurent van Bogget liep bij deze confrontatie drie sabelhouwen op, waarvan twee op het hoofd, maar wist desondanks te ontkomen. Dit kwam de gendarmes van Weert ter ore, die de gewonde dienstplichtontduiker op 19 december op Bataafs grondgebied arresteerden, met toestemming van de drossaard van Budel. RAL NRA inv. nr. 1997, proces-verbaal opgesteld door de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 19 december 1806. 71 Pierre Gubbels trok Bernard Bongaers, een ‘garçon laboureur’ uit Heel, als nieuwe remplaçant aan, waarbij hij hem een vergoeding van 1800 franc toezegde. Als onderpand diende het hotel ‘De Engel’ aan de Korenmarkt in Weert, waarvan Pierre Gubbels eigenaar was. RAL NA inv. nr. 783, minuut van akte 126 verleden voor notaris Van Halen op 11 frimaire XIV (2 december 1805). 72 Zodra het remplaceren van een conscrit was toegestaan, deden er zich ongeregeldheden voor, zo blijkt uit een geval van oplichting in Maasniel, een dorp ten oosten van Roermond. Jeanne Simons, weduwe van Jean Smeets, brouwer te Maesniel, had een contract gesloten met Henry Sillen. Henry Sillen zou als
N OT E N
245
73
74 75 76
77 78 79
246
remplaçant de militaire dienstplicht vervullen voor haar zoon Jean Smeets, conscrit van de 2e klasse van de lichting van het jaar VII. Henry Sillen deserteerde in Arras uit zijn legereenheid, de 59ste demi-brigade, en keerde met zijn 22-jarige echtgenote Marie Deflamin – die geboren was in de buurt van Oostende – terug naar Roermond. Vanaf 5 germinal VIII (26 maart 1800) logeerde Marie Deflamin daar bij een weduwe ‘nommée Vendelstrutje demeurante près la porte de Maesniel’, terwijl haar echtgenoot zich in de omgeving verborg. Op 7 germinal VIII (28 maart 1800) vervoegde Marie Deflamin zich bij de weduwe Smeets te Maesniel met een brief van haar echtgenoot, waarin hij acht kronen eiste krachtens het remplaçantencontract dat hij gesloten had. Terwijl de tranen over haar wangen biggelden, vertelde Marie Deflamin aan de weduwe Smeets dat haar man in het hospitaal te Saint-Omer verbleef. Het geld zou ze deels opsturen om het lot van haar man te verlichten en deels gebruiken om kleding voor zichzelf te kopen. Daarop gaf de weduwe Smeets acht kronen, bijna vijftig franc. De correctionele rechtbank van het arrondissement Roermond veroordeelde Marie Deflamin wegens deze oplichting tot een gevangenisstraf van negen maanden, tot terugbetaling van de som van acht kronen plus rente, tot betaling van een boete van duizend franc, tot betaling van de kosten van het drukken en afficheren van het vonnis, en tot betaling van proceskosten. RAL NRA inv. nr. 1426, dossier Marie Duflamin, proces-verbaal van verhoor van Marie Deflamin door de vrederechter van kanton Roermond, d.d. 10 germinal VIII (31 maart 1800); vonnis van de correctionele rechtbank van het arrondissement Roermond, d.d. 4 floréal VIII (24 april 1800). Jean Neijens was een conscrit uit Weert die bij de loting van de lichting van het jaar XII een niet had getrokken. Op 14 oktober 1808 tekende hij een contract om de militaire dienst te vervullen voor Pierre Vinckers, een conscrit uit Weert van de lichting 1806 die was opgeroepen in het kader van de aanvullende oproep van conscrits van de lichtingen 1806 tot en met 1809. De vergoeding die hij hiervoor zou ontvangen was fors: vierduizend franc, uit te betalen vier jaar na incorporatie in het leger. Tijdens de looptijd zou het kapitaal 4% rente opbrengen. Bij het opstellen van het contract ontving Jean Neijnens 48 franc tekengeld, bij het vertrek naar het leger nog eens 252 franc. Vóór zijn vertrek naar het leger gaf Jean Neijens een volmacht aan zijn vrouw Henriette Hoogh, dagloonster te Weert. Jean Neijnens diende per 15 november 1808 in een regiment fuseliers van de keizerlijke garde. Op 28 oktober 1811 incasseerde Henriette Hoogh een voorschot van 450 franc, en op 25 augustus 1812 nog eens 220 franc, wat enerzijds rente was op de hoofdsom, anderzijds een voorschot op uitbetaling van deze hoofdsom. Zij had het geld op verzoek van haar echtgenoot geïncasseerd en aan hem opgestuurd. Op 27 april 1815 verklaarde Jean Neijens, die was teruggekeerd uit de dienst, dat hij het volledige bedrag had ontvangen dat hem toekwam krachtens het remplaçantencontract. GAW NA inv. nr. 4488, minuut van akten met volgnrs. 813 en 815, verleden voor notaris Bloemarts op 14 respectievelijk 15 oktober 1808; GAW NA inv. nr. 4491, minuut van akte 192, verleden voor notaris Bloemarts op 28 oktober 1811; GAW NA inv. nr. 4492, minuut van akte met volgnr. 162, verleden voor notaris Bloemarts op 25 augustus 1812; GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte met volgnr. 50, verleden voor notaris Bloemarts op 27 april 1815; GAW NAW inv. nrs. 35 en 1887; RAL FA inv. nrs. 476, 484 en 490; RAL PA inv. nr. 122. Michel Lamerix, een conscrit van de lichting van het jaar VIII uit Maasbracht, nam de dienst over van Jean Kroef jr. Hij diende in het 48ste linieregiment. RAL FA inv. nr. 487; RAL NA inv. nr. 783, minuut van akte verleden voor notaris Van Halen op 20 vendémiaire XIV (12 oktober 1805). Chrétien Timmermans, een conscrit van de lichting van het jaar XIV uit Nederweert, diende met instemming van zijn echtgenote als remplaçant voor Petrus Adolphus Kroef. GAW NA inv. nr. 4538, minuut van akte met volgnr. 18, verleden voor notaris Bloemarts op 23 februari 1813. Jean Hartman, een kuiper uit Nederweert, nam onder lotnummer 53 de dienst over van de zoon van de maire van Meijel. Jean Hartman diende per 2 juni 1809 in het 3de linieregiment. Op 4 februari 1810 stierf hij in een hospitaal in Wenen. GAW NA inv. nr. 4488, minuut van akte met volgnr. 839, verleden voor notaris Bloemarts op 12 december 1808; RAL FA inv. nrs. 508 en 511; SHAT inv. nr. 21 Yc 26. Pierre Niessen uit Weert nam onder lotnummer 118 de dienst over van de zoon van de maire van Meijel. We zullen hem tegenkomen in het hoofdstuk 21, over de arbeidsmigratie van herders. GAW NA inv. nr. 4993, minuut van akte met volgnr. 16, verleden voor notaris Bloemarts op 6 februari 1813. GAW NA inv. nr. 4536, minuut van akte met volgnr. 1, verleden voor notaris Cornelis op 19 januari 1809; RAL FA inv. nrs. 493 en 494; RAL PA inv. nr. 141. Herman Smeyers en zijn echtgenote Marie Vaessen, weduwe van brouwer Jean Mathieu Eycken, beschikten in 1811 over ongeveer 14 ha akkerland, 8 ha weide, 6 ha broekgrond en heide en 6 ha bos. Ze hadden drie inwonende knechts en twee inwonende dienstboden. Koenderik, Stramproyer heemstudies III, p. 14-15.
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
80 ‘veste, gilet et pantalon de drap, trois chemises, et une paire de bottes’; ‘comme un enfant de la maison’. GAW NA inv. nr. 4538, minuut van akte met volgnr. 149, verleden voor notaris Cornelis op 30 december 1814, met in bijlage een remplaçantencontract verleden voor notaris J.F. van Halen te Maastricht op 29 januari 1813 81 GAW NA inv. nr. 4538, minuut van akte met volgnr. 149, verleden voor notaris Cornelis op 30 december 1814, met in bijlage een remplaçantencontract verleden voor notaris J.F. van Halen te Maastricht op 29 januari 1813; RAL FA inv. nrs. 506 en 513. 82 Guillaume Vijgenboom, een conscrit uit Weert van de lichting 1806, had een contract getekend om de dienst te vervangen voor Denis, een conscrit uit het kanton Bree. Het contract was verleden voor notaris Brouwers te Tongerlo. GAW NAW inv. nr. 68, minuut van brief van maire Bloemarts aan de prefect, d.d. 15 maart 1813. De minuutakten en registers van notaris Brouwers zijn echter spoorloos verdwenen, zo blijkt uit de inventaris van de notariële archieven die berusten in het rijksarchief Limburg te Hasselt. 83 Jean Geutjens, een conscrit uit Stramproy van de lichting 1809, was de enige zoon van een boer, herbergier en brouwer met ongeveer 25 ha grond. Op grond van zijn hoge lotnummer 97 hoefde hij in eerste instantie niet op te komen voor de dienst. Op 9 februari 1813 werd hij alsnog opgeroepen, waarna hij per 27 februari 1813 diende in het 85ste linieregiment. Dat vader en zoon Geutjens geen remplaçant aantrokken, hield wellicht verband met een welwillende houding jegens het Franse gezag. Jacqueline Geutjens, een zus van conscrit Jean Geutjens, was op 29 mei 1810 getrouwd met Nicolas Bailly, een 56-jarige luitenant der douane die woonde in Stramproy, en die geboortig was uit het departement van de Aisne. Volgens de volksmond keerde Jean Geutjens schatrijk terug uit het leger, met geld dat hij had verkregen uit de zakken van gesneuvelde soldaten. Zijn laarzen zouden zo vol geld hebben gezeten, dat zijn voeten bloedden bij thuiskomst in Stramproy. GAW BS Stramproy; RAL FA inv. nrs. 502, 505 en 506; RAL PA inv. nr. 141; Koenderik, Stramproyer heemstudies III, p. 10-11. 84 Pierre Vleeshouwers woonde in Weert ‘au hameau Boshoven à l’endroit dite la dernière Hutte, sur le chemin de Buel’. Als conscrit van de lichting 1808 liet hij bij de loting verstek gaan omdat hij ‘au service hollandais’ was. Waarschijnlijk trokken zijn ouders namens hem lotnummer 45, dat zij vervolgens ruilden tegen het lotnummer 18 dat Jean Mathieu Vinkers had getrokken. Op dit nummer 18 moest Pierre Vleeshouwers meteen opkomen voor de dienst. Hij liet uiteraard verstek gaan, waarna prefect Roggieri hem op 25 juni 1807 op de lijst met dienstplichtontduikers plaatste. Omdat ‘la mère témoigne de la mauvaise volonté’, gelastte onderprefect Liger haar arrestatie. Op 6 juli 1807 arresteerde de gendarmeriebrigade van Weert moeder Marguerite Coonen. Zij werd een maand lang vastgehouden in het huis van bewaring in Roermond. Waarschijnlijk werd zij vrijgelaten nadat verwanten in augustus 1807 een officieel document overlegden waaruit bleek dat Pierre Vleeshouwers diende in de 7de compagnie van het 3de bataljon van het 2de linieregiment van het leger van het Koninkrijk Holland. Om aanvaard te worden als Hollandse soldaat had Pierre Vleeshouwers een valse woonplaats – Budel – opgegeven. Volgens het ene document werd hij in het Koninkrijk Holland gearresteerd, volgens een ander document gaf hij zich rond de jaarwisseling van 1807 en 1808 vrijwillig aan bij de Franse autoriteiten. Hij werd naar het ‘dépôt des réfractaires’ te Givet geleid, waar hij op 13 januari 1808 aankwam. Vijf dagen later stierf hij in het hospitaal van Givet. GAW NAW inv. nrs. 51 en 67; RAL FA inv. nrs. 496, 499, 500, 555, 557, 558 en 745; RAL NRA inv. nrs. 1773 en 1997. 85 GAW NA inv. nr. 4487, minuut van akte met volgnr. 589, verleden voor notaris Bloemarts op 16 mei 1807; GAW NAW inv. nr. 1884; RAL FA inv. nrs. 422, 496 en 499; RAL PA inv. nr. 141; SHAT inv. nrs. 21 Yc 152 en 21 Yc 897. HOOFDSTUK 21 1 2 3 4
GAW NA inv. nr. 4494, minuut van akte 158 verleden voor notaris Bloemarts op 12 september 1816, met in bijlage een notarieel vastgelegde volmacht, die Elisabeth en Marie Bloemen op 4 september 1816 te Rotterdam verstrekten aan hun broer Rogier. In een latere periode is het verschijnsel beter te volgen dankzij registers van de burgerlijke stand. Bras, Zeeuwse meiden. Bruneel, ‘De bevolkingsgroei’, p. 173-176; Deceulaer, Pluriforme patronen, p. 207-210; Van de Pol, Het Amsterdams hoerdom, p. 107-111. Op 21 augustus 1792 verstrekte de magistraat van Weert een paspoort aan de 22-jarige Gertrudis Poelmans
N OT E N
247
5
6
7 8 9 10 11 12 13 14
15
16
17 18
248
uit Weert, ‘zijnde dienstmeijd, welke van intentie is te reysen van hier naer Antwerpen en haer aldaer te verhueren voor dienstmeyd’. GAW OAW inv. nr. 469. Blijkbaar reisden vrouwen veelal zonder officiële reisdocumenten, want het is uitzonderlijk dat we een paspoort van hen terugvinden. De regeling bestond erin dat broer Laurens Ackers de vader tot aan zijn dood zou onderhouden ‘en nourriture, boissons, vêtemens, logement et autres nécessités’ en ook zorg zou dragen voor zijn begrafenis. De drie zussen – naast de genoemde Marie en Catherine was dat Marguerite Ackers – zagen in ruil hiervoor af van aanspraken op hun moederlijk erfdeel. Marguerite Ackers was getrouwd met schoenmaker François Wiriot en woonde in Weert. De te Leiden woonachtige Catherine Ackers was getrouwd met Lambert Waersenburg, een dagloner. GAW NA inv. nr. 4492, minuut van akte 115 verleden voor notaris Bloemarts op 10 juni 1812. Weliswaar zijn de registers van de paspoorten die de magistraten van Nederweert en Weert in de achttiende eeuw uitgaven gedeeltelijk bewaard gebleven, maar deze bronnen zijn in kwantitatief opzicht nauwelijks bruikbaar. De meeste reizigers vertrokken namelijk zonder paspoort. We zien dit het duidelijkst terug bij een kleine piek in de uitgifte van paspoorten in 1785. Deze piek correspondeerde niet met een exodus van arbeidsmigranten of andere reizigers, maar werd waarschijnlijk ingegeven door een verscherpte controle in Vlaanderen. Weertenaren die jaren geleden – zonder paspoort – uit hun geboortestadje waren vertrokken en die zich elders hadden gevestigd, vroegen nu met terugwerkende kracht een paspoort aan bij de Weerter magistraat. Zo ontving de twintigjarige schaapsherder Arnoldus Janssen op 15 februari 1785 een paspoort, terwijl hij al anderhalf jaar in Vlaanderen verbleef. Aan de 23-jarige Theodorus Meewis werd op 8 maart 1785 een paspoort uitgereikt, terwijl deze herder al vijf jaar in Vlaanderen verbleef. Waarschijnlijk was hij terug naar Weert gereisd in het gezelschap van de gebroeders Stultjens. Jacobus Stultjens kreeg eveneens op 8 maart 1785 zijn paspoort, terwijl zijn broer Wilhelmus Stultjens een dag later zijn paspoort in ontvangst nam. Beiden woonden al geruime tijd als schaapherder in Vlaanderen, Wilhelmus drie jaar en Jacobus vier jaar. GAW OAW inv. nr. 468. ‘établi depuis six ans dans le Département de l’Escaut’. RAL FA inv. nr. 463. GAW NAW inv. nr. 1884. RAL FA inv. nr. 478. RAL FA inv. nr. 484. RAL FA inv. nr. 422. RAL FA inv. nrs. 422 en 490 RAL FA inv. nr. 505. De paspoorten werden afgegeven op plaatselijk niveau, eerst door de kantonnale municipaliteit, vanaf 1800 door de maires. Nadat een maire een paspoort had opgesteld en de daarbijbehorende souche had ingevuld als bewijsstuk voor de eigen administratie, diende hij het paspoort op te sturen naar de prefectuur. Na controle en na registratie van het paspoort in een register ondertekenden de departementale autoriteiten het paspoort en stuurden ze het terug aan de maire, die het daarna kon uitgeven aan de burger die het paspoort had aangevraagd. Om verschillende redenen is dit register niet volledig. De eerste inschrijving van een paspoort verleend aan een conscrit uit de regio Weert dateert van 14 juli 1808, bijna tien jaar na de invoering van de militaire dienstplicht. Bovendien werden gegevens alleen bijgehouden zolang de jongemannen onder de dienstplicht vielen. Conscrits van de lichting van het jaar VIII, die in 1778-1779 geboren waren, waren in 1810 bijvoorbeeld reeds 31 of 32 jaar oud en golden niet langer als dienstplichtig. Paspoortgegevens van hen werden dan ook niet meer geregistreerd. RAL FA inv. nr. 422. Twee brieven van maire Trouwen van Nederweert aan de onderintendant van het arrondissement Roermond, d.d. 19 april 1815 en 13 juli 1815, bevatten in bijlage souches van afgegeven binnenlandse paspoorten uit de periode van 4 april 1815 tot 11 juli 1815. RAL PA inv. nr. 91. Een brief van maire Bloemarts van Weert aan de ‘Commissaire du Gouvernement général de la Belgique’ d.d. 14 april 1815 bevat in bijlage de souches van binnenlandse paspoorten uit de periode van 24 september 1814 tot 10 april 1815. RAL PA inv. nr. 93. RAL PA inv. nr. 141, militieregisters van de lichting 1815 van de gemeenten Nederweert, Stramproy en Weert. Het betrof Cleophas Eekers, die ook wel Eckers genoemd werd. Deze conscrit van de lichting 1809 uit Nederweert ontving op 8 februari 1811 een paspoort voor Lille. RAL FA inv. nr. 505. In het voorjaar van 1815 keerde hij uit ‘Brabant’ naar Nederweert terug om zich te laten registreren voor de nationale militie. GAN inv. nrs. 1557 en 1561; RAL PA inv. nr. 141. Op 4 april 1815 kreeg hij van de burgemeester
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
19 20 21 22 23 24
25
26
27 28 29 30 31 32 33 34 35
van Nederweert een paspoort als herder voor Doornik, waar hij woonde. RAL PA inv. nr. 91, brief van burgemeester Trouwen van Nederweert aan de ‘sous-intendant’ van het arrondissement Roermond, d.d. 19 april 1815, met in bijlage souches van uitgegeven binnenlandse paspoorten. Het betrof Jean Mathieu Janssens, een conscrit van de lichting 1811 uit Nederweert. GAN inv. nrs. 1557 en 1561; RAL FA inv. nr. 422; RAL PA inv. nr. 141. Verheyen, Immigratie. RAL NRA inv. nr. 1633, dossier Antoine Ruytgens, proces-verbaal opgesteld door Jean Nien, adjoint au maire van de gemeente Weert, d.d. 6 mei 1810. ‘domestique à la culture’ ; ‘il a fi xé son domicile à Ninove, deux myriamètres et cinq kilomètres au delà de Bruxelles, et excerce la profession de berger’. RAL NRA inv. nr. 1633, dossier Antoine Ruytgens, verklaring opgesteld door Jean Nien, adjoint au maire van de gemeente Weert, d.d. 26 augustus 1810. In het register van paspoorten uitgereikt aan conscrits staat in 1810 geen vermelding van Pierre Scheepers. Het paspoort dat hij op 11 mei 1812 aanvroeg, wederom voor Ninove, staat wel vermeld in dit register. RAL FA inv. nr. 422. De op 15 december 1779 te Weert geboren Jan Frans Aerts behoorde als conscrit tot de lichting van het jaar IX. Hij werd evenwel niet op de conscriptielijst van de gemeente Weert vermeld. Op 26 pluviôse XI (15 februari 1803) trad hij als herder te Zwijndrecht (Vlaanderen) in het huwelijk met Joanna Catharina Nahoel uit Zwijndrecht. Op 16 messidor XI (5 juli 1803) was hij in Weert in verband met een erfeniskwestie. Als ‘berger (…) demeurant à Swijndrecht’ gaf hij er een volmacht aan zijn vader, die als wever aan de Maaspoort in Weert woonde. GAW NA inv. nr. 4484, minuut van akte 287 verleden voor notaris Bloemarts. Na het overlijden van zijn eerste vrouw op 26 mei 1814 hertrouwde Jan Frans Aerts op 3 augustus 1814 te Zwijndrecht met Anna Francisca van Geenderdeuren uit Zwijndrecht. Verheyen, Immigratie, p. 14. Mertens vermeldt enkele textielhandelaren uit Nederweert, die zich in het laatste kwart van de achttiende eeuw in Lechenich bij Bonn hadden gevestigd. Mertens, Handel, p. 40 en 56. Daarnaast is van enkele Nederweertenaren bekend, dat zij zich iets zuidelijker langs de Rijn gevestigd hadden. Zo woonde Henry Pelsers uit Nederweert, conscrit van de lichting van het jaar VII, in 1812 als koopman in ‘Langewinkel près de Mayence’. GAW NA inv. nr. 4492, minuut van akte nr. 71 verleden voor notaris Bloemarts op 21 april 1812. Charette was niet goed op de hoogte van de wetgeving. De op 17 maart 1803 vastgestelde en tien dagen later afgekondigde titel V van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, getiteld ‘Du mariage’, bepaalde dat een huwelijk voltrokken werd door de ambtenaar van de burgerlijke stand in de gemeente waar een van de huwelijkspartners woonde, maar stelde geen eisen aan de duur van het verblijf voorafgaand aan het huwelijk. De op 14 maart 1803 gedecreteerde en tien dagen later afgekondigde titel III van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, getiteld ‘Du domicile’ stelde evenmin eisen aan de duur van een verblijf. Een verhuizing naar een plaats, gekoppeld aan de intentie om daar daadwerkelijk te gaan wonen, was voldoende om die plaats als wettelijke woonplaats aan te nemen en daar zijn burgerrechten uit te kunnen oefenen. Code Napoléon, p. 22 en 33. RAL NRA inv. nr. 1992, brief van maire Charette van Nederweert aan de officier van justitie van het arrondissement Roermond, d.d. 25 thermidor XII (13 augustus 1804). Lucassen, Naar de kusten van de Noordzee, p. 302, 308-309, 314. ‘ce fameux pays de Waes, le modèle le plus parfait qu’on puisse trouver en Europe pour l’agriculture’ ; ‘qui semble n’être qu’un seul village entrecoupés de jardins toujours verts’. Paquet-Syphorien, Voyage historique, deel II, p. 102 en 105-106. ARA, Collectie G.K. van Hogendorp, inv. nr. 57, f. 47. Het cijfer van 172 inwoners per km2 slaat op het hele Waasland, het cijfer van 208 inwoners per km2 slaat op het Waasland minus de dunner bevolkte polders in het noordoosten van dit gebied. Blomme, Bevolking, p. 139. In 1800 telde het Waasland 80.407 inwoners, exclusief de inwoners van de gemeenten in de polders. Blomme, Bevolking, p. 137. Blomme, Bevolking, p. 170 en 218; Wilssens, Bevolkingsdruk, p. 168-175. ‘Une chose particulière et dont j’ai assez de peine à indiquer la cause, c’est que l’on élève peu de moutons ; on n’en compte pas 50.000.’ Faipoult, Mémoire statistique, p. 108. Blomme en Wilssens wijden geen woord aan de schapenhouderij. Blomme, Bevolking; Wilssens, Bevolkingsdruk. Meire is beter geïnformeerd en besteedt drie pagina’s aan de schapenteelt. Meire,
N OT E N
249
Geschiedenis, p. 63-65. 36 Blomme, Bevolking, p. 139. 37 Wilssens geeft aan dat ‘de kosten voor bemesting in grote mate bepalend zijn voor de winstmarge’. Wilssens, Bevolkingsdruk, p. 88. 38 Meire, Geschiedenis, p. 63. 39 In 1780 werden in Echt beperkingen ingevoerd voor de schapenhouderij, beperkingen die met ingang van 1 januari 1793 voor heel het Staats Overkwartier golden. Alleen boeren die ten minste vijf bunder akkerland of grasland in eigendom hadden, mochten schapen houden, waarbij het aantal schapen werd vastgesteld op vijf per bunder land. De gevolgen voor het aantal gehouden schapen waren fors: in 1809 bedroeg het aantal schapen slechts ruim de helft van het aantal in 1782. Roebroeck, Het Land van Montfort, p. 274-278, 330-331. 40 Boer Jean Beelen uit Weert had zijn herder op 28 augustus 1819 ontslagen, naar eigen zeggen omdat ‘il l’a trouvé quelques fois couché à terre près de ses moutons’. Pierre Gielen, de vader van de herder, kwam daartegen in verweer. De eigenlijke ontslaggrond was de weigering van de herder geweest om gehoor te geven aan de opdracht van boer Beelen om de schapen op andermans grond te weiden. De vrederechter stelde Pierre Gielen in het gelijk. Beelen moest aan de herder fl 10.96 betalen, plus ‘un pair de souliers, un pair de bas, un pair de sabots, un pair de chaussons, deux chemises, une camisole et un sarreau pour gage (…) de toute l’année’. RAL NRA inv. nr. 2428, minuut van vonnis van het vredegerecht Weert, d.d. 17 september 1819. 41 De broers Pierre en Jacques Koppers hadden hun herder, de zeventienjarige Pierre Timmermans, de opdracht gegeven om ‘bien surveiller le paturage du Canal et en chasser les autres bergers, et même de les frapper’. Toen Pierre Koppers op Hemelvaartsdag 1814 toch een andere herder op de dijk ontwaarde, gaf hij Pierre Timmermans de opdracht om Jacques Koppers te halen. De twee keerden ieder via een andere route terug om er zeker van te zijn dat ze de indringer te grazen konden nemen. Jacques Koppen wierp de vreemde herder op de grond, waarna Pierre Timmermans – in opdracht van zijn bazen – het slachtoffer bewerkte met zijn herdersstaf. De bedoeling van de mishandeling was klaar: ‘pour lui faire peur, et que personne ne viendrait plus avec leurs moutons sur la portion du canal.’ Pierre Timmermans was niet gelukkig met zijn beulswerk, en nam na de gebeurtenis ontslag als herder. Hij ging vervolgens als dagloner werken bij een boer in het Nederweerter gehucht Schoor. RAL NRA inv. nr. 1641, dossier Pierre Timmermans en Jacques Koppen, proces-verbaal van verhoor van Pierre Timmermans door de vrederechter van het kanton Weert, d.d. 20 juni 1814. Op 28 mei 1815 kreeg de achttienjarige Pierre Timmermans van de burgemeester van Nederweert een paspoort voor Beveren in het Waasland. RAL PA inv. nr. 91. 42 Wie schapen weidde langs de singels zou worden bestraft ‘met een boete van vijftig cents tot drie gulden voor de eerste reize [=keer] en bij recidive tot zeven gulden’. GAW NAW inv. nr. 7, verslag van de zitting van gemeenteraad d.d. 9 oktober 1829. 43 Op 30 oktober 1697 legde Joannes Snijckers, een achttienjarige inwoner van Thorn, tegenover een notaris een verklaring af over een ruzie in Thorn waarbij een soldaat dodelijk gewond was geraakt. Snijckers kon niet wachten tot hij in een gerechtelijke procedure gehoord zou worden, omdat hij met zijn broer naar Gent moest vertrekken met schapen. RAH NA inv. nr. 1059, minuut van akte opgesteld door notaris L. Craghs te Maaseik op 30 oktober 1697. In 1724 was er een conflict tussen een Nederweerter schapenhandelaar en een man uit Hever, een dorp ten zuidoosten van Mechelen. Bruekers, ‘Teuten, schepers en blekers’, p. 68, noot 33. 44 Op 2 oktober 1790 verstrekte de magistraat van Nederweert een paspoort aan de 21-jarige Cornielis Tintemans uit Nederweert om schapen te verhandelen in Beveren in het Land van Waas. Op 29 november 1790 verstrekte zij een paspoort voor Brabant en Vlaanderen aan de 54-jarige Anthonius Kempers om te handelen in schapen en een reeks andere producten. Bruekers, ‘Teuten, schepers en blekers’, p. 71. 45 GAW OAW inv. nr. 469. 46 ‘mais on présume qu’il fait le commerce de moutons dans les départements de la ci-devant Belgique’. RAL FA inv. nr. 478. 47 De bruid was de 25-jarige Marie Anne de Viller. GAW NA inv. nr. 4486, minuut van akte 409 verleden voor notaris Bloemarts op 24 nivôse XIII (14 januari 1805). 48 RAH NA inv. nr. 4030, minuut van akte 132 verleden voor notaris Schoolmeesters te Maaseik op 4 juni 1812. Hun zus Elisabeth Arits, weduwe van de op 12 maart 1791 overleden Jacobus Haeldermans, kennen we uit het hoofdstuk over de douane als herbergierster te Stramproy. 49 ‘marchand de bétail et laboureur’. Maire Beauregard van Millen maakte misbruik van het feit dat Voss niet
250
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
50 51 52
53
54 55 56 57 58
over een paspoort beschikte en perste hem af. Om narigheid te voorkomen liet Voss toe dat de maire zich twee schapen van zijn kudde toe-eigende en bovendien betaling vroeg van de onkosten – verteringen – die de maire gemaakt had. Toen er later een rechtszaak werd gevoerd tegen de maire wegens machtsmisbruik, werd de affaire met de herder nader onderzocht. Jacobus Voss had niet uit eigen beweging juridische stappen ondernomen tegen Beauregard. RAL NRA inv. nr. 226, dossier Antoine Guillaume Théodore Beauregard. Meire, Geschiedenis, p. 63. In 1816 liet herder Henry Maes een schuldbekentenis opstellen. Hij was Jean Janssen, boer te Nederweert, voor kost en inwoning 120 franc per jaar verschuldigd, maar hij had dat bedrag al vier jaar niet voldaan. GAW NA inv. nr. 4494, minuut van akte 7 verleden voor notaris Bloemarts op 12 januari 1816. De minuut van het paspoort is ongedateerd, maar werd waarschijnlijk op 27 maart 1794 opgesteld. De zeventienjarige schaapsherder Francis Peeters uit Weert vroeg namelijk op 27 maart 1794 een paspoort aan, dat in nagenoeg identieke bewoordingen werd opgesteld. Dergelijke formuleringen ontbreken op andere paspoorten. GAW OAW inv. nr. 469. Joannes Arits werd in 1822 omschreven als ‘landman’ te Middelburg (Oost-Vlaanderen). Zijn oudere broer Thomas Arits was op dat moment ‘landman’ te Eede, een dorp enkele kilometers verderop in ZeeuwschVlaanderen. Hun neef Joannes Mathijs Beelen – op 25 november 1787 te Stramproy geboren – was op dat moment scheper te Uitkerke (West-Vlaanderen). Eerder had hij als scheper gewerkt te Middelburg. Een andere neef, Joannes Stultjens, werkte in 1817 als scheper te Sainte-Marguerite (Oost-Vlaanderen). GAW NA 4494, minuut van akte 46 verleden voor notaris Bloemarts op 8 maart 1817; RAL NRA 2429, minuut van akte 129 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 8 oktober 1822. Brock, Beschryving der Vryheid St. Oden Rode, p. 196. ‘sur un petite montagne où il y avait une espèce de profondeur, qu’on présume faite par des bergers pour se garantir du mauvais tems’. RAL NRA inv. nr. 1997, verklaring opgesteld door maire Goossens van Roggel, d.d. 20 en 21 februari 1807. RAL NRA inv. nr. 1997, verklaring opgesteld door de gendarmeriebrigade van Heythuysen, d.d. 21 februari 1807. RAL NRA inv. nr. 1997, brief van maire Bloemarts van Weert aan Ploem, Substitut Commissaire près le Tribunal de 1ère instance de l’arrondissement de Ruremonde, d.d. 19 messidor X (8 juli 1802), met in bijlage een verklaring, eerder op de dag opgesteld door maire Bloemarts. Het ontzielde lichaam van Jean Louis Pelsers werd op 20 april 1808 gevonden in een moeras in de gemeente Stramproy, op de plek genaamd Quatmolenkuyl. De chirurgijn constateerde geen sporen van toegebracht letsel waarna hij concludeerde: ‘je présume qu’il s’est noyé dans l’étang d’où on l’a relevé s’étant égaré de sa route dans le marais’. Jean Louis Pelsers had van 19 april 1793 tot 26 maart 1807 gediend in het 7de regiment huzaren. Na zijn congé was hij gaan werken als porteur de contraintes ofwel garnisaire, wat wil zeggen dat hij werd ingekwartierd bij personen die onwillig waren om de aan hen opgelegde belastingsommen of boetes te betalen. In dit geval ging het om boetes wegens dienstplichtontduiking. De garnisaire had recht op onderdak, voeding en een vergoeding van 1 franc per dag. De toch al hoge kosten van de boete – op een briefje dat Pelsers bij zich had werd een bedrag van 1200 franc genoemd – liepen zo verder op. Pelsers was garnisaire geweest in Echt en daarna in Overpelt. Op 29 februari 1808, carnavalsmaandag, kwam hij vanuit Overpelt aan in Tongerlo, een dorp ten oosten van Bree, ongeveer vijftien kilometer ten zuiden van Weert. Hij arriveerde daar rond het middaguur bij Michel Custers. Deze had geen zin om de garnisaire in huis te nemen en betaalde meteen het geld dat hij verschuldigd was. Zoon Egide Custers begeleidde Jean Louis Pelsers vervolgens ongeveer een kilometer om hem op weg te helpen richting Roermond. Pelsers, die gewapend was met een sabel, had daarna nog twee keer de weg gevraagd bij afgelegen boerderijen. Hij had niet de geëigende weg naar Kinrooi gevolgd, maar had een gevaarlijke weg – ‘het dycken’ – dwars door het moeras naar Molenbeersel genomen. Bovendien was hij van de weg afgeweken, ondanks de waarschuwing – om drie uur ’s middags – van een passant dat hij daarmee zijn leven riskeerde. Deze details kennen we dankzij een grondig onderzoek dat de gendarmerie van de brigade Weert uitvoerde naar de verdwijning van Pelsers. RAL NRA inv. nr. 1995, proces-verbaal opgesteld door maire Guillon van Stramproy, d.d. 20 en 21 april 1808; verklaring van chirurgijn Louis Vaes, d.d. 21 april 1808; verklaring van de conseil d’administration van het 7e regiment huzaren, d.d. 11 januari 1808; opdrachten verstrekt aan garnisaire Pelsers, d.d. 15 en 27 februari 1808; RAL NRA inv. nr. 1996, brief van brigadier Mariage aan luitenant Gombervaux, d.d. 6 april 1808, met in bijlage een proces-verbaal van het onderzoek van de gendarmeriebrigade van Weert over de periode van 26 maart tot en met 4 april 1808.
N OT E N
251
59 De veertienjarige, analfabete Leonard Hendrix, geboortig van Roggel, woonde als herder bij Mathieu Breukers, boer in het Nederweerter gehucht Kreijel. Op 16 juli 1815 verbaliseerde de veldwachter hem omdat zijn schapen – een kudde van ongeveer veertig stuks – op het terrein van een particulier graasden. Leonard Hendrix gaf als verklaring: ‘que s’étant éloigné un peu de ses moutons pour aller chercher la serviette dans laquelle avoit été son comestible, ses moutons ont couru sur une pièce de bruyère, appartenant à Henry Mevis’. Aangezien de veldwachter de kudde op 16 juli tegen zes uur in de avond had aangetroffen, mogen we aannemen dat het om het avondmaal ging. RAL NRA inv. nr. 1644, dossier Chretien Thiessen, getuigenverklaring van de Nederweerter veldwachter Lambert Doré ten overstaan van de vrederechter van het kanton Weert, d.d. 9 augustus 1815, en proces-verbaal van verhoor van Leonard Hendrix door de vrederechter van het kanton Weert op 9 augustus 1815. 60 Mathieu Tillemans, een 22-jarige schaapsherder, woonde in Neer op de boerderij – genaamd Wijnaerden – van Petronelle Heymans, de weduwe Jean Theelen. Waar de knechten in de boerderij sliepen, had Mathieu Tillemans een kamertje in de schaapsstal. Maire Mathieu Nijs van Neer (die we in een ander hoofdstuk zijn tegengekomen als adjoint au maire van de gemeente Roggel) ging er een kijkje nemen naar aanleiding van een diefstal en beschreef de situatie als volgt: ‘c’étoit une petite chambre, en étage, où on monte avec une échelle, dans un coin de l’écurie, qui étoit impossible à trouver par un inconnu et très difficile à monter, même pendant le jour’. RAL NRA inv. nr. 1997, proces-verbaal opgesteld door maire Nijs van Neer, d.d. 6 april 1808. 61 Henry Stals, een conscrit van de lichting 1812 uit het Weerter gehucht Moesel, werkte in de zomer van 1810 – op achttienjarige leeftijd – als herder op de boerderij van weduwe Truyens in dit gehucht Moesel. RAL NRA inv. nr. 1633, dossier Pierre Jean Smolenaers. Een jaar later, bij het opstellen van de conscriptielijst van de lichting 1812, was hij herder in Duffel, een dorp ten noorden van Mechelen. Omdat zijn oudere broer Pierre Stals – eveneens een herder – als soldaat diende in het 105de linieregiment, werd Henry Stals ‘à la fin du dépôt’ geplaatst. RAL FA inv. nr. 522. In het voorjaar van 1815 was Henry Stals nog steeds werkzaam als herder te Duffel. RAL PA inv. nr. 141. Een jongere broer, Leonardus Stals, werd in januari 1828 omschreven als ‘schaper omtrent Mechelen woonachtig’. Hij was toen achttien jaar. De ouders hadden zijn geboorte op 9 mei 1809 niet aangegeven bij de burgerlijke stand van Weert, wat ongetwijfeld verband hield met de verplichte gang naar het leger van de oudste zoon Pierre Stals. RAL NRA 2431, minuut van akte met volgnr. 2 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 8 januari 1828. 62 RAL FA inv. nr. 477. 63 RAL FA inv. nr. 487. 64 RAL FA inv. nr. 557. 65 RAL FA inv. nr. 552. 66 Formeel gezien was een conscrit een minderjarige op het moment dat de conscriptielijst werd opgesteld. Laurent Weekers, die op 3 juli 1782 in Weert was geboren, had derhalve officieel op de conscriptielijst van de gemeente Weert gebracht moeten worden, de woonplaats van zijn ouders. De loting van de conscrits van de lichting XI vond echter pas plaats op 1 januari 1804. Op dat moment was Laurent Weekers volgens het Burgerlijk Wetboek meerderjarig en mocht hij zelf bepalen waar hij woonde. Een mogelijkheid laat staan een verplichting om zich in te schrijven in een bevolkingsregister was er evenwel niet. Wat de woonplaats van een conscrit was, bleef daardoor ambigu. 67 ‘dans l’incertitude de son inscription à St. Nicolas dépt. de l’Escaut lieu de son domicile actuel’. RAL FA inv. nr. 465. 68 GAW NAW inv. nr. 1884. 69 GAW NAW inv. nr. 68. Hoogstwaarschijnlijk had maire Bloemarts de woonplaats van Laurent Weekers getraceerd, doordat hij als notaris een akte had opgesteld, waarin Jacques Weekers aan zijn zoon Laurent – woonachtig te Kieldrecht – toestemming had verleend om in het huwelijk te treden. GAW NA inv. nr. 4509, registratie van akte 175 die ‘en brevet’ was opgesteld door notaris Bloemarts op 31 december 1810. 70 GAW NAW inv. nr. 1885. 71 De enquête werd in januari 1808 opgesteld, maar de beantwoording ervan door de prefecten nam vele jaren in beslag, mede vanwege de uitbreiding van het Franse keizerrijk met nieuwe departementen. Zie: Lucassen, Naar de kusten van de Noordzee, p. 19-29. 72 RAL FA inv. nrs. 496 en 499. 73 ‘pour aller le chercher en Brabant’. RAL FA inv. nr. 500, overzicht van de uitvoering van de door de prefect verordonneerde maatregelen tegen conscrits van de lichting 1808 die niet waren komen opdagen, opgesteld door Liger, onderprefect van het arrondissement Roermond op 29 juni 1807.
252
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
74 RAL FA inv. nr. 745. 75 RAL FA inv. nr. 500, brief van maire Wouters van Nederweert aan de onderprefect van het arrondissement Roermond, d.d. 7 juli 1807. 76 RAL NRA inv. nr. 1773. 77 RAL FA inv. nr. 513. 78 RAL BS Nederweert 1815. 79 GAW NAW inv. nr. 1884. 80 Andreas van den Boogaert, een wever uit Weert van de lichting van het jaar XII, nam de dienst over van Henry Snieders. RAL FA inv. nrs. 478 en 556; SHAT inv. nr. 24 Yc 211. Een remplaçantencontract heb ik niet teruggevonden. 81 GAW NAW inv. nr. 1885. 82 GAW NAW inv. nr. 1885. 83 RAL FA inv. nr. 422. 84 GAW NA inv. nr. 4492, minuut van akte 32 verleden voor notaris Bloemarts op 27 februari 1812. 85 GAW NA inv. nr. 4487, minuut van akte 539 verleden voor notaris Bloemarts op 21 januari 1807. 86 Of kregen van hun ouders een officiële toestemming om zo’n huwelijk te sluiten. Om praktische redenen heb ik niet kunnen onderzoeken, of elke toestemming de voorbode was van een huwelijk dat daadwerkelijk werd voltrokken in Vlaanderen of (Vlaams-)Brabant. 87 Joannes Korsten, een conscrit uit Nederweert van de lichting van het jaar X, bleef als dienstplichtontduiker buiten het bereik van de Franse autoriteiten. Hij overleed op 29 juni 1813 in het gehucht Mijle bij Lier (ten zuidoosten van Antwerpen) als ongehuwde herder. Zijn jongere broer Barthelemeus, een conscrit van de lichting 1806, was eveneens herder in Vlaanderen. Op grond van zijn hoge lotnummer hoefde hij niet te dienen. De jongere broer Gilles, een conscrit van de lichting 1812, moest wel het leger in. Hij overleed op 19 maart 1813 als soldaat in het 8ste régiment d’artillerie à pied in het hospitaal van Glogau ‘par suite de dyarrhée’. GAW NA inv. nr. 4506; RAL BS Nederweert 1813; RAL FA inv. nrs. 473, 484, 490, 522, 551, 552, 555 en 606; SHAT inv. nrs. 21 Yc 678 en 25 Yc 94. Leonard Mertens, een conscrit uit Nederweert van de lichting van het jaar 1810, was als herder met een paspoort vertrokken naar Mechelen, maar vestigde zich naderhand in Melsele, een dorp in het Waasland. Hij overleed er, ongehuwd, in 1834. Zijn zus woonde in Heemstede, bij Haarlem. Verheyen, Immigratie, p. 72-73. Joannes Mathijssen, een conscrit uit Weert van de lichting van het jaar 1807, werkte als herder in Kieldrecht. GAW NAW inv. nr. 1885. Hij overleed in 1842 als ongehuwde schapersdienstbode in Haasdonk, in het Waasland. Verheyen, Immigratie, p. 69 88 RAL FA inv. nr. 484. 89 Verheyen, Immigratie, p. 75. 90 GAW NAW inv. nr. 1121. 91 RAL FA inv. nr. 507. 92 ‘le conscrit est berger, on ignore sa résidence actuelle’. RAL FA inv. nr. 507. 93 RAL FA inv. nr. 505. Zijn jongere broer Henry Scheyen was minder fortuinlijk. Op 26 november 1810 overleed hij in het Spaanse Penaranda als soldaat in het 15de regiment chasseurs à cheval. RAL FA inv. nr. 431. 94 RAL FA inv. nr. 505. 95 GAW NAW inv. nr. 1885; RAL FA inv. nr. 505. 96 GAW NAW inv. nr. 35. 97 GAW NAW inv. nr. 51. 98 ‘momentanement absent’; ‘garçon de labour’. GAW NAW inv. nr. 68. 99 RAL FA inv. nr. 505. 100 GAW NAW inv. nr. 1887. 101 RAL PA inv. nr. 122. 102 Op 21 juni 1819 had vader Jean Ni(j)ssen toestemming voor het huwelijk verleend aan zijn zoon Chretien Ni(j)ssen, die te Kemzeke woonde. GAW NA inv. nr. 4521; Verheyen, Immigratie, p. 75. 103 RAL FA inv. nrs. 484 en 490. Op de conscriptielijst stond hij abusievelijk vermeld als Jean Niessen. Op 12 februari 1813 stelde de vrederechter op grond van de doopakte en van getuigenverklaringen officieel vast, dat de Jean Niessen van de conscriptielijst een en dezelfde persoon was als Pierre Niessen. Pierre Niessen had dit document nodig om de rekruteringsraad ervan te overtuigen dat hij aan zijn conscriptieverplich-
N OT E N
253
104 105 106 107 108 109
110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124
tingen voldaan had. Anders zou hij niet geaccepteerd worden als remplaçant. RAL NRA inv. nr. 2426, minuut van akte 17 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 12 februari 1813. GAW NA inv. nr. 4488, minuut van akte 839 verleden voor notaris Bloemarts op 12 december 1808. GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte 16 verleden voor notaris Bloemarts op 6 februari 1813. Pierre Niessen tekende het contract met een regelmatig handschrift. Volgens zijn schrijfwijze heette hij Peter Nyssen. RAL FA inv. nrs. 484 en 490. GAW NAW inv. nr. 1222. De inning van het geld verliep evenwel moeizaam. Pierre Niessen daagde Theodore Goossens, de maire van Meijel, op 24 december 1814 voor het vredegerecht van kanton Weert om betaling te eisen van een som van 2175 franc – plus rente vanaf 13 februari 1814 – die hem toekwamen krachtens het remplaçantencontract. Omdat de bemiddeling van de vrederechter niets uithaalde, zou Pierre Niessen het geschil voor de rechtbank van eerste aanleg te Maastricht brengen. RAL NRA inv. nr. 2426, minuut van akte met volgnr. 59, verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 24 december 1814. Hij trouwde met Guillielmine Willems uit Weert, dochter van Abel Willems en Marie Weekers. GAW BS Weert. GAW NAW inv. nr. 1884. ‘faisant le commerce de moutons’. RAL FA inv. nr. 476. GAW NAW inv. nr. 1885. RAL NRA inv. nr. 1773. Op 3 maart 1808 werd hij naar het dépôt des conscrits gevoerd, waar een extra streng regime heerste. Op 18 september 1808 verliet hij dit depot om soldaat te worden in een reguliere eenheid, het 10de regiment huzaren. RAL FA inv. nr. 552. GAW NA inv. nr. 4492, bijlage bij minuut van akte 81 verleden voor notaris Bloemarts op 6 mei 1812. Op de conscriptielijst werd vermeld dat hij als herder in het departement van de Dijle verbleef. RAL FA inv. nr. 463. GAW NA inv. nr. 4492, minuut van akte 81 verleden voor notaris Bloemarts op 6 mei 1812. Het ging om de boerderij ‘By Reynerhof’ in het gehucht Meulenbroek-roth, waarbij ongeveer vijf ha grond hoorde. GAW, NA, inv. nr. 4492, minuut van akte 89 verleden voor notaris Bloemarts op 11 mei 1812. RAL PA inv. nr. 141. Verheyen, Immigratie, p. 95. GAW NA inv. nr. 4483, minuut van akte 151 verleden voor notaris Bloemarts op 4 thermidor X (23 juli 1802). De verkoopprijs bedroeg 1520 franc, maar op de boerderij rustten schulden ter hoogte van 909 franc. GAW NA inv. nr. 4484, minuut van akte 283 verleden voor notaris Bloemarts op 5 messidor XI (24 juni 1803) Verheyen, Immigratie, p. 127-128. Voor de volledigheid meld ik dat zijn halfbroer Jean Verhoeven, die niet gedeeld had in de erfenis, als jonge boer naar de regio rond Brussel trok. GAN inv. nrs. 1557 en 1561; RAL FA inv. nr. 422.
HOOFDSTUK 22 1
254
Het belang van het conflict tussen Franse staat en Katholieke Kerk wordt gemakkelijk overschat. In de eerste plaats geven de bronnen daar aanleiding toe. Bestuurders wezen in hun correspondentie met superieuren al te graag op de invloed van ‘fanatieke priesters’ om het geringe succes van het nieuwe Franse gezag te verklaren. Girard, regeringscommissaris bij het bestuur van het departement van de Nedermaas schreef in zijn rapport van 1 prairial VI (20 mei 1798) bijvoorbeeld: ‘Les prêtres insoumis ont répandu partout le poison du fanatisme et de la rébellion. Ces prêtres-rebelles et surtout les ex-religieux parcourent sans cesse les campagnes prêchant le mépris des loix et du gouvernement républicain, recommandant les processions, les pèlerinages, les rosaires et autres pratiques superstitieuses, enfin pervertissant l’esprit public et disposant tous les esprits à la révolte.’ L. Roppe e.a., red., De décadaire, resp. maandelijkse rapporten, p. 144. Vanuit de enge optiek van bestuurders als Girard was het bidden van de rozenkrans al een staatsgevaarlijke activiteit. Wanneer we ambtelijke stukken als bron hanteren, ontstaat met andere woorden een overschatting van het religieus geïnspireerde verzet. De katholieke bevolking zal de rozenkrans eerder uit religieuze
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
motieven gebeden hebben dan als daad van politiek verzet. Naast een vertekening in de bronnen hebben we te kampen met een eenzijdige beeldvorming in de historiografie. Met name in België paste het vermeende katholieke verzet tegen de Franse overheersing erg fraai in een nieuw te ontwikkelen nationalistische geschiedschrijving. Religieus protest en Boerenkrijg werden zo voorlopers van de onafhankelijkheidsstrijd van de katholieke Belgische natie tegen het calvinistische Hollandse bewind. Hierdoor verdwijnt uit het zicht, dat de houding van de bevolking tegenover de Franse maatregelen op kerkelijk terrein eerder werd gekenmerkt door berusting dan door verzet. Feitelijke protestacties waren zeldzaam. Voor het Rijnland geeft Molitor eenzelfde typering. Molitor, ‘La vie religieuse’, p. 66. Daarom staat in dit hoofdstuk het feitelijke religieuze leven centraal, waarbij stukken van niet-ambtelijke aard als belangrijkste bronnen fungeren. 2 GAW OAW inv. nr. 3598. Dit verslag komt aan de orde in hoofdstuk 17. Niet alleen de naam maar ook het handschrift komen overeen, waaruit we mogen afleiden dat de auteur van dit verslag ook de auteur van het familiekroniekje was. 3 Op 28 maart 1798 verkochten Peter Daris, ‘gepatenteerden koopman’, en zijn echtgenote Margaretha Truijens het derde deel van een huis met moestuin aan de Kerkstraat te Nederweert, hun toebehorend als erfgenamen van overleden ouders/schoonouders Godefridus Daris en Maria Geuns, aan hun broer/ schoonbroer Gabriel Daris en zijn vrouw Anna van Tulden, voor een bedrag van 1636 livres. RAL NRA inv. nr. 2416, proces-verbaal van zitting van vredegerecht Weert d.d. 8 germinal VI (28 maart 1798). Op 21 maart 1806 vroeg Peter Daris vrijstelling aan van de patentbelasting die hem was opgelegd als ‘mercier’ ofwel ‘meersenier’, een kramer in garen, band en textiel. In het verzoekschrift gaf de 62-jarige Peter Daris aan dat hij zijn oude nering had beëindigd en in zijn winkel alleen nog wat kruidenierswaren verkocht, die hij inkocht bij handelaren uit Weert. RAL FA inv. nr. 4117. 4 Volgens Wassink maakte de ziekte in Weert meer dan duizend slachtoffers. Wassink, Van stad en buitenie, p. 259-260. Hij verwijst hierbij naar: Wassink, ‘De trek van Weertenaren naar Haarlem’, p. 34. Daar geeft hij als bron een krantenartikel uit 1924, zodat aan het getal van duizend niet al te veel wetenschappelijke waarde mag worden toegekend. Zie voor de dysenterie-epidemie in het algemeen: Van den Eerenbeemt, Bestaan en bedrijvigheid, p. 1-36. 5 GAW ANGA inv. nr. 423, p. 7. 6 Over de houding van ouders tegenover hun kinderen in het ancien régime is vaak in liefdeloze termen geschreven. Met name vanwege de hoge kindersterfte zouden ouders zich afstandelijk hebben opgesteld en weinig affectie voor hun kinderen hebben getoond. Of deze beeldvorming correct is, is de vraag. Peter Daris was in ieder geval begaan met zijn kinderen en schreef bijvoorbeeld met enige trots over zijn oudste dochter Joanna, die op 12 november 1776 geboren was. Toen het kind tien maanden oud was, liep het al aan de hand door een drooggevallen gracht: ‘1777 den 21 7bris [=september] sondagh is mijn boven bemelde dochter Joanna met haer moeder en met eene van haer Nederweert tante; en met haer tante Joanna Maria Truijens en ik haer vader Peter Daris heb het selfs gesien dat zij mijne dochter Joanna op tegen overstaende dato den 21 7bris drooghvoets door den alhierigen Minderbroeders graf of gragh gelet of gevoert an de handt selvigen tijt is den gragh suyver of uijt gevegt worden’. GAW ANGA inv. nr. 212. 7 GAW BS Weert. Jacobus Eyckholt was een conscrit uit Weert van de lichting van het jaar IX. RAL FA inv. nr. 470. Dankzij de collectieve regeling die de conscrits van deze lichting hadden getroffen, had de dienstplicht hem nauwelijks bezwaard, afgezien van de kleine financiële bijdrage die hij had moeten leveren aan de vrijwilligers die naar het leger trokken. 8 GAW ANGA inv. nr. 212. 9 Bij een ‘geheele’ uitvaart moesten de genodigden elk een ‘rij weggen’ (zes broodjes) meebrengen. Bij een ‘halve’ uitvaart hoefden de genodigden slechts een ‘halve rij weggen’ (drie broodjes) mee te brengen en gebruikten zij alleen het middagmaal. Creemers, Aanteekeningen, p. 109-110. 10 In dorpen rond Hasselt is het ook gedocumenteerd. De maire van Diepenbeek volgde hier in 1810 zijn collega’s in het opstellen van een verordening om uitwassen te beteugelen bij het begrafenismaal, dat de nabestaanden op kosten joeg ‘et de plus mêle à une scène de douleur l’indécence de l’orgie.’ RAL FA inv. nr. 862, brief van de onderprefect van het arrondissement Hasselt aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 12 augustus 1810. 11 ‘la mauvaise réputation de se donner à la scorcellerie et de tromper les habitants crédules de ce pays’ ; ‘La profession de maréchal-expert qu’il exerce, lui procurait, sans doute, l’occasion de profiter de l’esprit faible & crédule des paysans, qui aiment à prêter l’oreille à ces sortes de maléfices et prédictions’. RAL NRA
N OT E N
255
12
13
14
15
16
256
inv. nr. 1993, brief van maire Bloemarts van Weert aan de officier van justitie van het arrondissement Roermond, d.d. 11 ventôse XIII (2 maart 1805). In Roermond praktiseerden diverse personen illegaal het chirurgijnsvak. RAL NRA inv. nr. 1995, ongedateerde brief van Roermondse chirurgijns aan de Magistrat de sûreté van het arrondissement Roermond. F. Klerks uit Grathem, een dorp tien kilometer ten westen van Roermond, liet zelfs een folder drukken, waarin hij ‘kragt en werking van myne wonderzalve dienstig voor alle wonden, hoegenaamd’ uitlegde. De formulering ‘alle wonden’ mogen we in de breedste zin des woords nemen, want de zalf genas niet alleen wonden maar ook de pest, gewrichtsklachten, kanker, maagpijn, migraine, tandpijn, etc. RAL NRA inv. nr. 1995. De prefect legde de zaak voor aan de officier van justitie, maar tot een rechtszaak kwam het niet. RAL NRA inv. nr. 1995, brief van de prefect van het departement van de Nedermaas aan de ‘procureur général impérial près la cour de justice criminelle’, d.d. 21 mei 1808. RAL NRA inv. nr. 1996, brief van chirurgijn Tielemans uit Weert aan het medisch college van het departement van de Nedermaas te Maastricht, ongedateerd maar gezien de context in of kort na december 1808 geschreven. Tielemans beklaagde zich in de brief over Jan Mathijs van de Craen, landbouwer te Nederweert, die een boer had behandeld die op 29 november 1808 was gevallen en die dertien dagen later was overleden aan de gevolgen van de val. Tot deze kwakzalvers behoorde Henri Raetsen, slotenmaker, hoefsmid en klokkenmaker te Heythuysen. Henri Raetsen, die plaatselijk beter bekendstond onder zijn bijnaam Smeedheer, sneed in juli 1808 een gezwel open bij een meisje uit Helden, met de toezegging dat het gezwel door deze behandeling zou genezen. Het gezwel bleef echter groeien en tevens een ondraaglijke stank afgeven. Aanvankelijk bleef Raetsen beweren dat het gezwel zou genezen, maar na enige tijd wilde hij niets meer met het meisje van doen hebben. Toen dr.med. Toussaint Knapen uit Heythuysen en een chirurgijn op 2 september 1808 het gezwel operatief probeerden te verwijderen, woog dat inmiddels twaalf pond. Deze behandeling mocht overigens ook niet meer baten. RAL NRA inv. nr. 1995, brief van Knapen aan de Jury médical van het departement van de Nedermaas, d.d. 3 september 1808; en brief van Knapen zonder adressant, d.d. 6 maart 1809. Tijdens een verhoor vertelde Henri Raetsen dat hij al tien jaar lang geen zalven, balsems en andere medicamenten verkocht, maar uitsluitend gratis verstrekte aan de armen. RAL NRA inv. nr. 1996, proces-verbaal van verhoor van Henri Raetsen door P. Petit, de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond op 30 augustus 1810. In Roermond klaagde chirurgijn Rousseau over de oneerlijke concurrentie die vroedvrouw Decray hem aandeed. Zonder daartoe bevoegd te zijn, behandelde zij zieke klanten van hem, waarbij zij onder andere aderlatingen uitvoerde. Eén van de klanten van Rousseau die zij onder haar hoede had genomen was priester Thomassen. RAL NRA inv. nr. 1996, brieven van Rousseau aan de Magistrat de sûreté van het arrondissement Roermond, d.d. 15 mei 1810 en 3 augustus 1810, en brief van arts J.J. Wildt aan dezelfde instantie, d.d. 13 juli 1810. RAL NRA inv. nr. 1995, brief van chirurgijn J.G. Tielemans uit Weert aan de Jury médical van het departement van de Nedermaas, d.d. 1 december 1808. Tielemans vreesde voor zijn broodwinning door de concurrentie van kwakzalvers. Als de overheid niet zou optreden, zou hij zich genoodzaakt zien om te verhuizen. Het medisch college zond de klacht door naar de prefect, die op zijn beurt aan de officier van justitie vroeg om stappen te ondernemen. Tot een rechtszaak tegen de kwakzalvers kwam het evenwel niet. RAL NRA inv. nr. 1995, brief van de prefect van het departement van de Nedermaas aan de ‘procureur général impérial près la cour de justice criminelle’, d.d. 27 december 1808; en brief van de ‘procureur général impérial près la cour de justice criminelle’ aan de procureur bij de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement Maastricht, d.d. 5 januari 1809. Den troost der armen, p. 3. Dit voorwoord is te aardig om niet in zijn geheel te citeren: ‘Myn opzet is ô Vrind, die zult dit boekje lezen, te leeren, hoe men die kwalen heeft genezen Eilaas! hoe menig mensch is door d’onwetenheid Der Chirurgyns geraakt in groote zwaarigheid. Den eenen had de vorst in voet of hand gekregen, Den anderen gekwetst door nagel, mes of degen, Een schroomelyk gezwel, vol etter en vol brand, Of ander accident in aanzigt, voet of hand, Had menig ander mensch op ’t onverziens bevangen Men liep, men zond, men riep om hulp met groot verlangen
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
17 18 19
20
21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32
Den regel generaal word hier in ’t werk geleid, Terstond word daar gesneden of corrosyf bereid. Hier word er een den teen of vinger afgesneden, daar den geheelen voet, de hand of ander leden, Wat eene droeve zaak voor alle, vrouw of man, Die zonder werken niet den kost bekomen kan. En is ’t ook niet gebeurt, dat na zeer luttel dagen Veroorzaakt is de dood, den doden zal niet klagen Dees dingen zyn geen kunst, dit is zeer ligt geleert, Die anders niet en kan wordt niet met regt geëerd. Dit is de waare kunst, genezen zonder snyden, Dit is ’t geen ik doen; en wilt ’t niet benyden, God lof, tot dezer uur, alles is wel gegaan, Met de Remedien, die in dit Boekje staan. gebruik ze vryelyk voor u, voor ander menschen, Die zyn in pyn en angst, die na genezing wenschen En schroomt dees Zalven niet, ze zyn niet pynelyk, Zy zyn van groote deugd en onwaardeerelyk.’ GAW ANGA inv. nr. 423, p. 1-2. ‘pour s’y faire guérir de la gangrène au couvent des religieuses’. Het betrof de veertigjarige Jean Smeets uit Weert. Als gids nam hij de 55-jarige Guilliam op ’t Root mee, een boer geboortig uit Baexem. Op 12 augustus 1795 vroegen beiden een reispas aan. GAW OAW inv. nr. 469. De 38-jarige Herman Hoffmans uit Roermond, ‘maçon en été et fi leur de laine en hiver’, verklaarde dat op zaterdagochtend 8 februari 1812 ‘il est allé (…) à la croix dite hagel cruys dans la campagne de Niel [=Maasniel] où il avait fait veu d’aller sept fois pour être délivré de la fièvre’. RAL NRA inv. nr. 312, dossier Chretien Ronden e.a., proces-verbaal van verhoor van Herman Hoffmans door de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond, d.d. 12 februari 1812. De prefect vermeldde dat ‘la fontaine étoit et est encore fréquenté par des gens qui accourent de vingt et trente lieus à la ronde’. Om het bijgeloof een halt toe te roepen zou het volgens hem verstandig zijn om een artikel te plaatsen in de staatskrant ‘la Moniteur, article qui seroit copié par les autres journaux de la capitale et qui parviendroit par ce moyen dans les Départements des Fôrets, de Sambre & Meuse, de la Roer, de Rhin & Moselle dont des pèlerins sont déjà venu visiter la fontaine dont il s’agit.’ AN inv. nr. F/7/8065, brief van prefect Roggieri aan de ‘conseiller d’État chargé du premier arrondissement de la Police Générale’[=Réal], d.d. 24 oktober 1806. AN inv. nr. F/7/8065, brief van prefect Roggieri aan de ‘conseiller d’État chargé du premier arrondissement de la Police Générale’[=Réal], d.d. 24 oktober 1806, met in bijlage een veroordeling van de bedevaartpraktijk door de bisschop van Luik, d.d. 17 oktober 1806. Corneille Hendrik Nooten, een vrouw uit Budel, ging ‘faire la dévotion à Hechtel contre un mal de gorge dont deux de ses enfants étaient affligés’. RAL NRA inv. nr. 195, dossier Joseph Kraus, proces-verbaal van verhoor van Corneille Hendrik Nooten op 23 vendémiaire XI (15 oktober 1802). RAL NRA inv. nr. 1993, brief van Van Keverberg, maire van de gemeente Halen & Nunhem, aan de officier van justitie van het arrondissement Roermond, d.d. 23 floréal XIII (13 mei 1805). Margry e.a., red., Bedevaartplaatsen in Nederland. 3, p. 67-70. Margry e.a., red., Bedevaartplaatsen in Nederland. 3, p. 131-133. Margry e.a., red., Bedevaartplaatsen in Nederland. 3, p. 356-357. Margry e.a., red., Bedevaartplaatsen in Nederland. 3, p. 389-392. Margry e.a., red., Bedevaartplaatsen in Nederland. 3, p. 620-622. Margry e.a., red., Bedevaartplaatsen in Nederland. 3, p. 1091-1098. Het klooster van de penitenten-recollectinen aan de Beekstraat in Weert had behalve een kerk een aparte kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Kevelaer. Domitilla, Geschiedenis van het zusterklooster, p. 96-97. Smets, Les Pays rhénans, p. 248. Een gedrukte versie van dit wonderverhaal werd aangetroffen bij de heer Breuer, een handelaar in waskaarsen uit Roermond. Hij had het gekocht van een colporteur, verklaarde hij bij een huiszoeking op 8 thermidor VI (26 juli 1798). De titel van de acht pagina’s tellende tekst was: Wahrer Vorgang der wundervollen Erscheinung, die sich in Birgden, beij Geilenkirchen im ehemaligen herzogthume Jülich, den
N OT E N
257
33 34
35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46
258
15ten April 1798 zugetragen hat. De woning van Breuer werd doorzocht omdat hij de president was van een genootschap, dat zitting hield in de herberg van Geenen in het gehucht Weert, net buiten de stad Roermond. Eerder op de dag had er al een huiszoeking plaatsgevonden bij deze herbergier, waarbij onder andere Marialiederen en een lied op een overwinning van het Oostenrijkse leger waren aangetroffen. Het genootschap telde twee secretarissen, onder wie Van der Renne fi ls, een klerk bij de ontvanger der belastingen. Zij zullen het nodige papier hebben beschreven, maar blijkbaar hadden zij dit goed verstopt of op tijd vernietigd, want er werd niets van aangetroffen, waardoor we ons nu geen beeld kunnen vormen van het doen en laten van het genootschap. Alleen het wonderverhaal uit Birgden is bewaard gebleven, plus processen-verbaal van de huiszoekingen en een ambtelijke brief. RAL FA inv. nrs. 773 en 4327. Breuer werd later lid van de prestigieuze Sociëteit, net als bijna alle andere notabele inwoners van Roermond. RAL FA inv. nr. 863, brief van de directeuren van de sociëteit gevestigd bij kastelein Tronquet te Roermond, aan de prefect van het departement Nedermaas, d.d. 17 brumaire XIII (8 november 1804), met in bijlage een ledenlijst van de sociëteit. Zie bijvoorbeeld: Art, ‘Clerus en volksreligie’, p. 104. Dat de kerkelijke autoriteiten dergelijke vormen van volksgeloof met wantrouwen bekeken, lezen we in een brief die J.E. Zaepffel, bisschop van Luik, schreef in de zomer van 1807, toen een droogte de stimulans vormde voor het houden van processies: ‘Nous avons eu hier un commencement de pluie, il est a désirer, qu’elle continue, car la sècheresse est au point, qu’il ij a tout à craindre pour l’hijver, et même une famine par le manque de comestibles malgré l’abondance de la récolte. J’ai déjà ordonné des prières, et je n’empêche que dans un moment aussi calamiteux Mrs. les curés et desservans se rendent aux vœux de leur paroissiens pour d’autres prières, même pour des processions, quoique je n’en sois pas ami. Vous m’obligeriés de faire connaître à Mr. le Commissaire de Weerth, que tels sont mes sentimens, qu’il peut s’y conformer comme de son propre chef, et sans me nommer.’ Met de commissaris wordt Sijben bedoeld, die niet alleen pastoor van de Sint-Martinusparochie in Weert was, maar tevens bisschoppelijk commissaris voor het arrondissement Roermond. RAL MvK, inv. nr. 66, brief van bisschop Zaepffel van Luik aan H.J. Michiels, d.d. 1 augustus 1807. Deze brief is ook om een heel andere reden interessant. In zijn biografie van bisschop Zaepffel schetst Minke het beeld van een eenzame man, die uitsluitend met zijn medewerkers contact onderhield en die hunkerde naar een weerzien van zijn verwanten en vrienden in zijn geboortestreek de Elzas. Minke baseert zijn beeld met name op het ontbreken van brieven van persoonlijke aard. Minke, Un prélat concordataire, p. 122-123. Uit de net aangehaalde brief aan H.J. Michiels, de latere maire van Roermond, komt de bisschop evenwel op een heel andere manier naar voren. De warme toonzetting van de brief en de vele details over een persoonlijke omgang met de famlie Michiels getuigen niet van een vereenzaamde man. Grauwels, red., Kroniek van Jan Reyners, p. 102-103. Een kruisdag was een dag waarop men in processie met een kruis rondtrok. GAW OAW inv. nr. 5, f. 10. In Venlo verbood de magistraat in april 1788 een door enkele Venlose jongemannen georganiseerde komedievoorstelling, nadat pastoor Van Postel het stadsbestuur had voorgehouden ‘dat dit niet kon dienen als tot bederf der zeden’. Uyttenbroeck, red., Het dagboek, p. 52-53. Bruekers, ‘Ontering’, pag. 39. GAW ANGA inv. nr. 423. Jozef II vaardigde gemiddeld 110 ordonnanties per jaar uit. Lenders, ‘Wenen en Brussel’, p. 47. Algemeen Rijksarchief Brussel, Archiefbibliotheek, ‘Berigt voor den Eerw. Heer J. Janssens, Pastoor tot Weerdt, geinsinueerden op de Requeste van den Heer Raed en Momboir, 1787’. Met dank aan Emile Haanen. Habets, red., ‘Chroniek der stad Weert’, p. 370. De opdracht hiertoe was gegeven door luitenant-generaal Vander Mersch, de militaire leider van de Brabantse opstand. Haanen, ‘Weert, Nederweert en Wessem’. Zie ook: Gielis, ‘Besloten Tijd’, p. 112 (noot 9) en p. 121-122. Boer Jan Moonen uit het Weerter gehucht Tungelroy schreef: ‘1798 in den maendt april zeijn de kruijsen van de toorens gedaen in Weert, Thungelroij en Swartbrok’. GAW ANGA inv. nr. 423. Bouvier, de regeringscommissaris van het kanton Roermond, maakte in de zomer van 1798 een geheime inspectieronde door kantons die grensden aan de Bataafse Repubiek. In Weert constateerde hij dat de kruisen verdwenen waren, maar net buiten de Molenpoort zag hij ‘un Christ peint sur la muraille d’une maison’.
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
47
48
49
50 51 52 53 54 55 56 57
58
59 60
Grauwels, ‘Een geheim rapport’, p. 10. In Nederweert werd een standbeeld van een kanunnik verminkt en ter plekke, vóór de kerk, onder het plaveisel begraven. Bruekers, ‘Nederweert’, p. 126. Jan Reyners uit Meeuwen meldde: ‘Het was in ons land dat men in de dorpen en steden op veel plaetsen zag cruyssen staen, crucifi xen, Lieve Vrouwe beelden en meer andere beelden der heyligen en teekens van christelyke religie maer dese moesten altemael voor dit gespuys swigten.’ Grauwels, red., Kroniek van Jan Reyners, p. 118-119 en 123. Caris beschreef in zijn kroniek de situatie in Maaseik: ‘Heden den 6 februari [1799] sijnde asdag door orders van de municipaliteijt alhier op den kerkhof de grafcruijsen (…) met eenen smitsvuurhamer in stukken geslagen en verwoest. Het was schrikkelijk om te sien.’ Janssen, red., De Maaseiker kroniek, p. 37. Van Postel deed verslag van de toestand in Venlo: ‘waar een lijk in huis was mocht geen doodbord meer aan de deur staan; alle kruisen op het kerkhof als elders moesten weggedaan worden. Op het kerkhof zijn de steenen kruisen alle plat in den grond gelegd; alle beelden die in den muur der huizen of op de hoeken der straten stonden, moesten uit de oogen weggenomen worden.’ Uyttenbroeck, red., Het dagboek, p. 152-153. Het Directoire besloot op 12 vendémiaire VI (3 oktober 1797) dat in de ‘Belgische’ departementen de wet van 22 germinal IV (11 april 1796) van kracht zou worden. Deze wet verbood het gebruik van klokken voor religieuze doeleinden. In Weert brachten leden van het borgerkoor de klokken uit de toren van de Sint-Martinuskerk in veiligheid. GAW ASM inv. nr. 760. Het Directoire besloot op 16 frimaire V (6 december 1796) dat artikel 19 van de wet van 7 vendémiaire IV van kracht zou worden in de ‘Belgische’ departementen. Deze wet verbood het om zich in het openbaar te vertonen in kleren die gebruikt werden tijdens godsdienstige plechtigheden of die dienden om de status van priester te onderstrepen. Art doet in dit verband de even verrassende als plausibele suggestie, dat de kerk op de langere termijn bezien baat had bij de Franse maatregelen. In de negentiende eeuw won de kerk aan gezag en geloofwaardigheid, omdat het instituut meer dan voorheen samenviel met de idealen die zij beleed. De paters van de rijke abdijen, de kapittelkanunniken, en de prelaten met wereldlijke macht leefden niet conform de evangelische waarde van armoede en riepen onder het kerkvolk waarschijnlijk weerstand op. In de negentiende eeuw behoorden zij grotendeels tot het verleden. Art, ‘Op zoek’, p. 528. ‘que l’Empereur va revenir dans quinze jours’. RAL FA inv. nr. 4320, rapport van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, d.d. 14 prairial VI (2 juni 1798). ‘que le femmes ne vouloient plus coucher avec leurs maris’. RAL FA inv. nr. 4320, rapport van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, d.d. 1 floréal VI (20 april 1798). ‘la première cause de presque toutes les mutineries qui se font dans cette commune’. RAL FA inv. nr. 4320, rapport van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, d.d. 14 prairial VI (2 juni 1798). RAL FA inv. nr. 4320, rapport van Van Gestel fils, regeringscommissaris bij het kanton Weert, d.d. 14 prairial VI (2 juni 1798). GAW ANGA inv. nr. 423. Boer Jan Moonen uit het Weerter gehucht Tungelroy schreef over de situatie in 1797: ‘doen wierden de menschen in het heijmeleijck geholpen met biegten en kinders te dopen’. GAW ANGA inv. nr. 423. RAL FA inv. nr. 4286, brief van de regeringscommissaris bij het kanton Roermond aan Girard, regeringscommissaris bij het departement van de Nedermaas, d.d. 5 brumaire VII (26 oktober 1798). Zo werd er in de nacht van 8 op 9 brumaire VII (29 op 30 oktober 1798) een briefje opgehangen bij de deur van de pastoor van Bemelen, een dorp ten oosten van Maastricht. Deze priester die de eed van trouw aan de Franse constitutie had afgelegd, werd de galg in het vooruitzicht gesteld, zodra de Brabantse opstandelingen in het land zouden zijn. RAL FA inv. nr. 4286, brief van Batiste, brigadier van de gendarmerie te Valkenburg, aan Girard, regeringscommissaris bij het departement van de Nedermaas, d.d. 11 brumaire VII (1 november 1798). ‘Un des principaux motifs c’est soit disant leur religion. On leur fait croire que les Français veuillent anéantir la religion catholique et que tous ceux qui prendront les armes avec eux, seront à jamais exclus de jouir de la béatitude éternelle’; ‘contenant des prières pour le succès des armées de tous les princes coalisés qui se battent pour la religion catholique et pour le rétablissement et le bien-être des religieux.’ AN inv. nr. F/11/422, État de la situation du département de la Meuse Inférieure fait par l’adjudant général Deverchin. RAL NRA inv. nr. 1579, verslag van de zitting van 27 vendémiaire XIII (19 oktober 1804); RAL NRA in.nr. 1623, dossier François Rutten. Volgens de bisschop van Luik waren priesters in zijn diocees bang om hun functie nog uit te oefenen ‘par la
N OT E N
259
61
62 63 64
65 66 67 68
69 70 71 72 73 74 75 76
260
crainte de devenir également la victime de dénonciations’. Hij meldde zelfs dat ‘mes meilleurs sujets quittèrent la service’. AN inv. nr. F/7/8065, brief van bisschop Zaepffel van Luik aan de ‘conseiller d’État chargé du deuxième arrondissement de la Police Générale’[=Miot], d.d. 5 germinal XIII (26 maart 1805). Dankzij de interventie van de bisschop van Luik kreeg hij van de kolonel van de gendarmerie gelegenheid om enige tijd in de gevangenis in Luik door te brengen, om van daaruit zijn verdediging te kunnen voeren en ontlastende verklaringen te verzamelen. AN inv. nr. F/7/8065, brief van Paul Huybrechts aan bisschop Zaepffel van Luik, geschreven op 7 thermidor XII (26 juli 1804) ‘dans la prison criminel de St. Leonard’ te Luik. Napoleon had hiertoe op 17 prairial XII (6 juni 1804) de opdracht gegeven. AN inv. nr. F/7/8065, kopie van brief van de minister van Justitie aan de Ministre des Cultes, d.d. 23 messidor XII (12 juli 1804). AN inv. nr. F/7/8065, kopie van brief van de ‘conseiller d’État chargé du deuxième arrondissement de la Police Générale’[=Miot] aan de bisschop van Luik,d.d. 11 pluviôse XIII (31 januari 1805). In een rapport d.d. 13 germinal XIII (3 april 1805) stelden ambtenaren voor om Paul Huybrechts in vrijheid te stellen. Een belangrijke overweging daarbij was de garantie van de bisschop van Luik dat hij deze priester geen functie meer zou geven in het departement van de Nedermaas. De minister van Politie keurde dit voorstel goed, zo blijkt uit een aantekening in de marge. AN inv. nr. F/7/8065, rapport van het tweede arrondissement van het ministerie van Politie, gericht aan de minister van Politie, d.d. 13 germinal XIII (3 april 1805). De prefect van de Nedermaas had gevraagd om zo’n garantie dat Huybrechts niet langer in zijn departement werkzaam zou zijn. AN inv. nr. F/7/8065, brief van prefect Loysel aan de ‘conseiller d’État chargé du deuxième arrondissement de la Police Générale’[=Miot], d.d. 19 nivôse XIII (9 januari 1805). Na het vertrek van Loysel als prefect van het departement van de Nedermaas deed de bisschop meteen een poging om Paul Huybrechts te herbenoemen in zijn oude functie in Tessenderloo. AN inv. nr. F/7/8065, brief van de bisschop van Luik aan de ‘conseiller d’État chargé du deuxième arrondissement de la Police Générale’[=Miot], d.d. 14 messidor XIII (3 juli 1805). Grauwels, red., Kroniek van Jan Reyners, p. 196. Grauwels, red., Kroniek van Jan Reyners, p. 200. Een andere maatregel die het vermelden waard is, betreft het besluit van 7 nivôse VIII (28 december 1799) dat genationaliseerde kerkgebouwen die nog niet waren verkocht, weer ter beschikking stelde van de eredienst. Correspondance de Napoléon 1er, brief nr. 4472, p. 48. De abdij van Averbode, nabij Diest, had vanouds het recht tot benoeming van de pastoor van de SintMartinuskerk in Venlo. Joannes Chrysotomos van Postel, reguliere geestelijke van de abdij van Averbode en pastoor van Venlo, huurde per 23 januari 1798 een kamer in de woning van blauwverver Peter Mingen aan de Peperstraat in Venlo, nadat hij had geweigerd om de eed van trouw aan de constitutie af te leggen. Op 5 juni 1800 overleed hij in dit huis. Het was derhalve niet vreemd dat de voormalige abt van Averbode in de zomer van 1800 zijn intrek nam bij Peter Mingen en zichzelf beschouwde als de nieuwe pastoor van Venlo. Uyttenbroeck, red., Het dagboek, p. VI, 158, 187-188. RAL NRA inv. nr. 1613, dossier Ludolphe van Veulen, proces-verbaal van de vrederechter van het kanton Venlo, d.d. 4de complementaire dag VIII (21 september 1800). ‘à établir une nouvelle Vendée dans le département jusqu’ici le plus tranquille de la République’. RAL NRA inv. nr. 1613, dossier Ludolphe van Veulen, proces-verbaal van de vrederechter van het kanton Venlo, d.d. 6 vendémiaire IX (28 september 1800). De prefect van het departement van de Twee Nethen stond het toe dat priesters die de eed niet hadden afgelegd missen opdroegen in particuliere huizen. Burckard, ‘Charles d’Herbouville’, p. 48. RAL NRA inv. nr. 1613, dossier Ludolphe van Veulen, proces-verbaal van verhoor van Ludolphe van Veulen door de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 9 vendémiaire IX (1 oktober 1800). GAW ANGA inv. nr. 423. Over de totstandkoming van dit concordaat heeft Dean een monumentale studie geschreven. Dean, L’ église constitutionnelle. Art wijst op dit verschijnsel in meer algemene termen: ‘De macht van de geestelijkheid bestaat in de ogen van de bewindhebbers vooral in haar grote mobiliseringskracht: ze kan “de massa” in beweging brengen.’ Jan Art, ‘Op zoek’, p. 524. Aan het einde van het ancien régime was de invloed van de katholieke kerk op de Franse samenleving al aan het verzwakken, zo blijkt uit allerlei indicatoren: het percentage gelovigen dat met Pasen ter kerke ging nam af, het aantal roepingen nam af, broederschappen van leken waren minder actief, het kerkelijk verbod
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
77 78
79 80 81 82 83
84 85 86
87 88 89 90 91
92
op voor- en buitenechtelijk geslachtsverkeer werd minder nauwlettend nageleefd, testamenten kregen een zakelijker karakter, en verlichtingsideeën vonden ingang bij een deel van de bevolking. Aston, Religion and revolution, p. 34 en 60; Daumas, Familles en Révolution, p. 87-90; Hufton, ‘The French church’, p. 25-26; Tackett, Priest & parish, p. 43-45, 67, 71. Tijdens de Revolutie kwam de kerk in Frankrijk in een aantal streken in een vrije val terecht. Een deel van de bevolking keerde zich af van de kerk op een manier die in de Zuidelijke Nederlanden niet plaatsvond. De effecten hiervan kunnen we aflezen uit het aantal katholieken in het ‘oude’ Frankrijk dat zijn godsdienst aan het begin van de negentiende eeuw actief beleed. De beschikbare gegevens wijzen uit dat in het bisdom Tours in 1805 slechts 69% van de bevolking met Pasen ter kerke ging, terwijl in het bisdom Soissons dit aandeel in 1807-1810 op 45% lag. Langlois, ‘Indicateurs du XIXe siècle’, p. 234-235. Van burgers die tijdens de Franse Revolutie een bestuurlijke functie ambieerden, mogen we aannemen dat zij het revolutionaire gedachtegoed omarmden en dat zij geen verstokte kerkgangers waren. Deze bestuurders kwamen in het departement van de Nedermaas in een samenleving terecht die doordrenkt was van religie op een manier die hen waarschijnlijk vreemd geworden was. RAL NRA inv. nr. 1622, dossier Etienne van de Riet. RAL NRA inv. nr. 1622, dossier Etienne van de Riet, proces-verbaal van gendarmerie, d.d. 4 floréal XIII (24 april 1805), en getuigenverklaring van Jean Cunnen tegenover de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 11 floréal XIII (1 mei 1805). Wellicht ten overvloede zij hier opgemerkt, dat het zich niet wassen en kammen, en vooral het niet bidden, elementen zijn uit een niet-christelijke volkscultuur. Muchembled, Culture populaire, p. 131. ‘pour avoir du bonheur dans son voyage et destination’. RAL NRA inv. nr. 1622, dossier Etienne van de Riet, proces-verbaal van verhoor van Etienne van de Riet door de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 25 floréal XIII (15 mei 1805). GAW NAW inv. nr. 1885. Particuliere collectie, brief van Peter Sonnemans, d.d. 18 april 1813. RAL FA inv. nr. 576. Laurens a Campo, een conscrit uit Hulsberg, schreef op 2 juli 1809 vanuit Wenen een brief aan de moeder van Lambertus Joseph Ritzen, waarin hij meedeelde dat haar zoon krijgsgevangen was genomen door de Oostenrijkse troepen. Laurens a Campo betreurde dit verlies van zijn kameraad. Laurens a Campo en Lambertus Ritzen hadden zich tijdens hun diensttijd namelijk aan elkaar opgetrokken: ‘als den eenen slegten moet [=moed] hadde den anderen goeden’. RAL FA inv. nr. 576. In zijn brief van 24 maart 1810 meldde Frans Joseph Ritzen niet alleen het vermoedelijke overlijden van Lambertus Joseph Ritzen, maar ook dat van Laurens a Campo: ‘de soene van a Campo die soude ook dood sijn die soude te weenen sijn gestorven’. RAL FA inv. nr. 576. RAL FA inv. nr. 576. RAL FA inv. nr. 576. ‘je vous prie d’exécuter les pèlerinages que vous avez promis’. RAL FA inv. nr. 525, bijlage bij brief van de onderprefect van het arrondissement Roermond aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 6 januari 1813. Omdat dit schrijven gericht was aan de prefect, was de soldatenbrief in het Frans vertaald. Het Vlaamse origineel ervan is niet bewaard gebleven. GAW NA inv. nr. 4486, bijlage bij minuut van akte 499 verleden voor notaris Bloemarts op 2 september 1806. De pen werd gevoerd door ‘Iacobus Timmermans’ uit Montfort. RAL FA inv. nr. 492. Ambtelijke stukken vermelden de naam ‘Jean Peutjens’, terwijl Lambertus Willems in zijn brief de naam ‘ioannes pustus’ noemt. RAL FA inv. nr. 492. Hoe belangrijk de kerk was in het de plaatselijke samenleving zien we bijvoorbeeld bij de entree van de heer J. Vullers als nieuwe pastoor van Weert op 28 april 1807. Maire Bloemarts beschreef wat er die dag zou gebeuren: ‘Il y aura indubitablement au dit jour un grand concours de monde, tant de cette commune, que de celles voisines, et les habitans de Weert, ont formé à cette occasion, de compagnies à pied, et à cheval’. GAW NAW inv. nr. 67, minuut van brief van maire Bloemarts aan Mariage, de commandant van de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 25 april 1807. Het betrof Jean Baptiste d’Arras, die op 14 februari 1770 was geboren in Wignehies (département du Nord). Hij woonde met zijn vrouw Marie Therese Joseph Tourlet en hun vier kinderen aan de Hogesteenweg in Weert. Broer Nicolas Joseph d’Arras, eveneens douanier, was getuige van het huwelijk. Een andere broer,
N OT E N
261
93
94 95
96
97
98
99
Bartholemij Joseph d’Arras, was preposé à cheval des douanes nationales geweest in het Nederweerter kerkdorp Leveroy. Hij was daar op 8 ventôse XII (28 februari 1804) overleden. GAW BS Weert; GAW NAW inv. nrs. 1189 en 2169; RAL BS Nederweert. Een veldwachter constateerde dat op Allerheiligen – 1 november 1814 – ‘quatre personnes jouèrent publiquement, en présence des spectateurs, à courte boule, pendant la durée de la Grande Messe parroissale’. Het speelde zich af in taveerne ‘De Kroon’ aan de Beekstraat te Weert, waar kroegbaas Henri Koolen zelf had meegespeeld. Hij werd veroordeeld vanwege overtreding van artikel 6 van het regeringsbesluit van 1 oktober 1814 ‘sur la rétablissement de la morale et de l’ordre public’. RAL NRA inv. nr. 2426, vonnis van het vredegerecht van het kanton Weert, d.d. 21 november 1814. In de Franse tijd waren deze praktijken niet verboden en zullen ze vaker voorgekomen zijn. GAW, Archief Sint-Lambertusparochie Nederweert, inv. nr. 66, mededeling in het begraafregister over 1808. Zo meldde de maire van Horn dat de plaatselijke pastoor in zijn diensten geen aandacht had besteed aan de feestdag van de eerste zondag van december – de verjaardag van de keizerskroning op 2 december 1804 én de verjaardag van de slag bij Austerlitz op 2 december 1805. RAL FA inv. nr. 2485, brief van de maire van Horn aan de prefect, d.d. 8 december 1807. ‘La fermeté, qu’a montré l’administration contre les mauvais prêtres, je veux dire contre les religieux, qui dans leur désobéissance faisaient preuve d’une effronterie scandaleuse, a rendu les ecclésiastiques très timides, et il ne serait pas étonnant, que le desservant en question intimidé par le bruit, qu’on a répandu, se tint caché sans que pour cela il fut coupable du crime dont il est accusé, d’autant plus, que plusieurs de ces ecclésiastiques ont quelque chose à se reprocher soit pour l’omission des prières, soit pour des mauvaises maximes pour les biens nationaux.’ AN inv. nr. F/7/3682/15, brief van prefect Roggieri, vermoedelijk gericht aan de minister van Politie, d.d. 9 april 1813 (abusievelijk staat er 1815). ‘que, dans nos départemens, où l’on parle la langue hollandaise, brabançonne ou flamande, il circule, dans cette langue, sous le titre de prières pour le pape, de petits cahiers imprimés, qui se mettent dans les livres de prières’. Het volgende fragment geeft een indruk van de toonzetting van dit gebed: ‘Even gelijk de geloovigen van Jerusalem, toen Petrus in de handen van Herodes was, U onophoudelijk voor hem baden, zoo bidden wij U ook voor Pius den VII, die volgens het ondoorgrondelijk besluit uwer wijze voorzienigheid tans met kommer overladen en ter beproeving van zijne deugd aan de vervolging overgegeven is.’ AN inv. nr. F/7/8065, brief van Michiels, ‘Procureur général impérial en la Cour de Justice criminel du Département de la Meuse Inférieure’, aan Réal, ‘conseiller d’État chargé d’un arrondissement de la Police Générale’, d.d. 4 augustus 1810, met in bijlage de tekst van het gebed. ‘cette prière étoit imprimée sur une feuille volante que plus d’une dévotte a eu soin de coller dans son livre de prières, mais que personne ne répand aujourd’hui à prix d’argent’. AN inv. nr. F/7/8065, brief van de prefect van het departement Mondingen van de Maas aan Réal, ‘conseiller d’État chargé du 1er arrondissement de la Police Générale’, d.d. 28 augustus 1810. ‘dans les environs de Ruremonde, Département de la Meuse-Inférieure, une association composée principalement des prêtres, qui correspondent secrètement avec le Pape, et qui entretiennent des intelligences avec l’ennemi, leur mot de ralliement est périsse l’Empereur’. AN inv. nr. F/7/8065, brief van ‘l’Auditeur au conseil d’État, commissaire spécial de police dans les départements de la Roer et du Rhin-et-Moselle’, aan ‘le comte’ [vermoedelijk Réal, ‘conseiller d’État chargé du 1er arrondissement de la Police Générale’], geschreven te Keulen op 8 november 1813.
HOOFDSTUK 23 1 2 3 4 5 6
262
Morvan, Le soldat impérial, deel II, p. 485-486; Hennet en Martin, red., Lettres, p. VIII; Vallée, La conscription, p. 671-672; Tulard, La vie quotidienne, p. 133. Tulard, La province au temps de Napoléon, p. 148 en 178. Philippe Bourdin, ‘De la “Grande Nation”’, p. 52-57; Chambon, La Loire et l’aigle, p. 318-324; Petiteau, Lendemains d’Empire, p. 19-20, 51-74; Pigeard, L’armée de Napoléon, p. 143-146; Sick, ‘Les nouveaux Français’, p. 80-86. Charrié, Lettres de Guerres. Forrest, Napoleon’s men. Charrié, Lettres de Guerres, p. 10 en 19.
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
7 8 9
10
11 12 13
14 15
Van Bakel, red., Vlaamse soldatenbrieven; Decker, red., Lettres des soldats luxembourgeois; Fairon en Heuse, red., Lettres de grognards. Op http://home2.telebyte.nl/~janbakel heeft Jan van Bakel soldatenbrieven gepubliceerd uit het departement van de Leie, die in de Franse taal waren gesteld. Mededeling van Johan De Wilde. Voor een overzicht van reeds gepubliceerde brieven van soldaten uit het departement van de Schelde zie: De Wilde, ‘Drie soldatenbrieven’. Dat zich in het archief van het departement Nedermaas beduidend minder soldatenbrieven bevinden dan in andere archieven van ‘Belgische’ departementen, hangt voor een deel samen met de geringe bevolkingsomvang van dit departement. Daarnaast speelt een rol dat het archief van dit departement niet volledig bewaard is gebleven. Ten slotte zijn er ook soldatenbrieven op een onbekend tijdstip gelicht uit dit archief. RAL FA inv. nr. 576 bevat bijvoorbeeld brieven waarin onderprefecten verwijzen naar door hen opgestelde overzichten van vermeende deserteurs, met daarbij gevoegde soldatenbrieven als bewijsstukken dat de vermeende deserteurs zich recent nog bij hun eenheid bevonden. Veel van deze overzichten – en de aanhangende soldatenbrieven – zijn spoorloos verdwenen.. De conscrit werd formeel gezien niet vrijgesteld, maar ‘à la fin du dépôt’ geplaatst, wat betekende dat hij als laatste van zijn lichting zou worden opgeroepen. In het Land van Weert kwam dit feitelijk neer op vrijstelling. Deze regeling was ook van toepassing als een broer in actieve dienst was overleden. Had een gezin een zoon die in actieve dienst was of die in actieve dienst was overleden, dan kon een andere zoon aanspraak maken op deze ‘vrijstelling’. Een eventuele volgende zoon die werd opgeroepen voor actieve dienst, kon geen gebruik maken van deze regeling. Lotte van de Pol constateerde in haar studie naar prostitutie in Amsterdam dat de uitwisseling van informatie tussen matrozen op de Oost-Indiëvaart en het vaak ongeletterde vrouwelijke thuisfront opmerkelijk goed verliep. Van de Pol, Het Amsterdams hoerdom, p. 149. Forrest, Napoleon’s men, p. 34. Dat correspondentie tussen soldaten en hun verwanten ook in het ‘oude’ Frankrijk gebruikelijk was, blijkt bijvoorbeeld ook uit het beroemdste lied over de napoleontische dienstplicht, Chanson du conscrit du Vivarais dat ook wel Le conscrit de l’an 1810 of Le départ du conscrit wordt genoemd. Hierin lezen we een aansporing aan de ouders om de zoon die naar het leger is vertrokken, regelmatig een brief te sturen en daarbij ook wat geld te zenden. Het derde couplet luidt: Adieu donc mes chers parents N’oubliez pas votre enfant: Crivez li de temps en temps, De temps en temps, de temps en temps, En: Crivez li de temps en temps Pour lui envoyer de l’argent’ Pigeard, L’armée de Napoléon, p. 351-352. Davenson geeft een andere variant, die een verbastering lijkt: ‘Adieu, mon père, au revoir, Et ma mère, adieu, bonsoir, ‘Crivez-moi, de temps en temps, Pour m’envoyer de l’argent’. Davenson, Le livre des chansons, p. 478. RAL FA inv. nr. 531. Deze opleidingen voor militairen werden op initiatief van maarschalk Davout opgezet in het noorden van ‘Duitsland’. Charrier, Le maréchal Davout, p. 454-56. Jacobus Kusters (of Custers) was op 1 juni 1784 te Bree geboren en maakte derhalve deel uit van de lichting van het jaar XIII. Hij was op jonge leeftijd naar Badersleben getrokken, een dorp ten zuidwesten van Maagdenburg, en had daarom niet in eigen persoon kunnen deelnemen aan de loting van de conscrits van zijn geboorteplaats: ‘wegen meiner Abwesenheit (…) hat meine Vater für mich gelotet, und mir davon geschrieben in Deutschland’. Jacob Kusters vernam daarna niets meer over eventuele conscriptieverplichtingen: ‘bald darauf aber ist mein Vater und auch meine Mutter gestorben und deshalb habe ich weiter keine Nachrichten von meinem Geburtsorte erhalten’. Hij had des te meer reden om aan te nemen dat hem als conscrit niets te verwijten viel, omdat zijn jongere broer Peter Kusters als dienstplichtig soldaat diende: ‘Mein jüngerer Brüder Peter Küsters ist seit 7 Jahren Soldat, er ist bereits bei den Schlachten von Jena, Austerlitz und Wien [=Wagram] mit gewesend [;] im Februar 1811 stand derselbe in Magdeburg’. Uit zakelijke overwegingen ondernam Jacob Kusters in 1812 een reis naar Bree. ‘Da ich nun bis hierher bei und mit dem hiesigen Einßasser [=Eingesessener] und Kesselfuhrer Leonhard Kops die Handel mit
N OT E N
263
16 17 18
19 20 21 22 23
24
25 26 27
28 29
264
Kupfer- Messing- und Eiser- Waaren getrieben, gegenwärtig aber aus gewißen Ursachen mich mit demselben auseinander gesetzt habe, so bin ich entschlossen fur meine eignen Rechnung die bisher geführten Handel fort zu setzen ; bevor ich aber dies bewerkstelligen kann wäre ich gewilligt eine Reise nach meiner Heimath zu machen und meine Erbschaft zu holen um mich allhier formlich besetzen zu können. Zu dieser Reise würde uhngefähr eine Zeit von 2 Monaten erforderlich’. Badersleben maakte inmiddels deel uit van het departement van de Saale, onderdeel van het Koninkrijk Westfalen dat bestuurd werd door Jérôme Bonaparte, een broer van Napoleon. Tijdens zijn reis van Badersleben naar Bree werd Jacobs Kusters door de Westfaalse gendarmerie gearresteerd op verdenking van dienstplichtontduiking. De gendarmerie voerde hem vervolgens van brigade tot brigade, tot aan het huis van bewaring in Roermond. In dit arrondissement Roermond – waar het geboortedorp Bree deel van uitmaakte – konden de autoriteiten de vermeende dienstplichtontduiking van Jacob Custers nader onderzoeken. RAL FA inv. nr. 531, verklaring van Jacob Kusters, afgelegd ten overstaan van de maire van Badersleben, d.d. 20 juni 1812; brief van Michiels, de maire van Bree, aan onderprefect Brandes van het arrondissement Roermond, d.d. 25 september 1812; brief van onderprefect Brandes aan de prefect van de Nedermaas, d.d. 3 oktober 1812. Mertens vermeldt een kleine kolonie van koperteuten te Badersleben, waarbij hij ook Leonard Kops noemt, de voormalige compagnon van Jacob Kusters. Mertens, Handel, p. 234-236. ‘qu’à cette époque, ils l’ont souvent vu à Weert en uniforme rouge’. RAL NRA inv. nr. 2426, minuut van akte 37, verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 16 juni 1815. Particuliere collectie, Stramproy. Gepubliceerd in: Rietjens en Teuwen, ‘Soldaten van Napoleon’, p. 65. Pierre Kessels had aan ‘akkerman’ Henricus Lambrechts uit het Weerter gehucht Tungelroy drie Franse kronen (17,40 franc) meegegeven om te overhandigen aan zijn zoon Hubert Kessels, die na een kortstondige dienst in het 95ste linieregiment op 23 juni 1813 in het dépôt des réfractaires te Wesel was aangekomen. Henricus Lambrechts bleef in gebreke, waardoor het tot een rechtsgang kwam. RAL FA inv. nrs. 506, 522 en 578; RAL NRA inv. nr. 2426, vonnis van vredegerecht van het kanton Weert, d.d. 11 oktober 1815; SHAT, inv. nr. 21 Yc 715. RAL FA inv. nr. 577, brief van Henricus Boelaers uit Achel, geschreven op 6 mei 1811 vanuit het tijdelijke dépôt de réfractaires te Maastricht. RAL FA inv. nr. 580, brief van Matheus Lijsen aan zijn ouders in Lummen (kanton Herk-de-Stad, arrondissement Hasselt), geschreven te Vlissingen op 7 september 1813. Op 31 mei 1807 zou een detachement van achthonderd man van het 48ste en het 108ste linieregiment uit Antwerpen door Weert trekken. GAW NAW inv. nr. 67, minuut van brief van maire Bloemarts van Weert aan maire Quisthoudt van Roermond, d.d. 27 mei 1807. RAL FA inv. nr. 584, brief van Paulus van Noppen, soldaat in het 94ste linieregiment, aan zijn ouders in Wolder bij Maastricht, geschreven te Gelder op 30 augustus 1813. ‘pour pouvoir se détourner de la route et séjourner chez son père jusqu’au sept du même mois [=juni 1812], jour de l’expiration de sa permission’. RAL FA inv. nr. 525, brief van de onderprefect van het arrondissement Roermond aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 6 januari 1813, met in bijlage een verklaring van de maire van Gerdingen, d.d. 27 december 1812. RAL FA inv. nr. 525, brief van de onderprefect van het arrondissement Roermond aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 6 januari 1813, met in bijlage twee verklaringen van de maire van Gerdingen, d.d. 26 en 27 december 1812, en een verklaring van Beckler, brigadier van de gendarmerie te Bree, d.d. 27 december 1812. SHAT inv. nr. 21 Yc 678. Zo stuurde de zoon in mei 1812 een Certificat d’activité de service op aan zijn vader. RAL FA inv. nr. 525, brief van Jacques Wijtens aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 23 december 1812. ‘je vous fais savoir que Guillaume Weyten est mon camarade de lit, faites les complimens à ses père et mère sœur et frère et leur prévenir qu’il est en bonne santé.’ RAL FA inv. nr. 525, brief van de onderprefect van het arrondissement Roermond aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 6 januari 1813, met in bijlage een officiële Franse vertaling van een soldatenbrief, geschreven door Jacob Derks van het 88ste linieregiment, te Hamburg op 18 aout 1812. RAL FA inv. nr. 525, brief van de onderprefect van het arrondissement Roermond aan de prefect van het departement Nedermaas, d.d. 6 januari 1813. ‘je vous préviens que je suis parti de Hambourg pour Lubeck, là j’ai entré desuite dans l’hôpital dans lequel j’ai resté neuf semaines, j’y suis encore, mais à présent je suis en très bonne santé’. RAL FA inv. nr. 525, brief van de onderprefect van het arrondissement Roermond aan de prefect van het departement van de
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
41 42 43 44 45
46 47 48 49
50
Nedermaas, d.d. 6 januari 1813, met in bijlage een officiële Franse vertaling van een soldatenbrief, geschreven door Wilhelmus Wijtens vanuit Lübeck op 21 november 1812. ‘ses propres lettres dont le dernier est de Lubeck du 21 novembre dernier’. RAL FA inv. nr. 525, brief van Jacques Wijtens aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 23 december 1812. ‘Les lettres que j’avais écrites de temps en temps d’Italie, et plus tard pendant l’armistice en Allemagne, avaient été lues et entendues par toute la population, qui s’intéressait au fi ls du maire de la commune’. Henckens, Mémoires, p. 197. GAW NA inv. nr. 4486, bijlage bij minuut van akte 499 verleden voor notaris Bloemarts op 2 september 1806. SHAT inv. nr. 24 Yc 119. RAL FA inv. nr. 576. RAL FA inv. nr. 576. RAL FA inv. nr. 576. ‘depuis cette époque [=27 november 1811] il n’a plus donné des nouvelles à sa famille’. GAW NAW inv. nr 68, minuut van brief van maire Bloemarts van Weert aan de onderprefect van het arrondissement Roermond, d.d. 12 september 1812. ‘resté en arrière’. RAL FA inv. nr. 567, verklaring van het 46e régiment d’ infanterie de ligne; en RAL FA inv. nr. 579. ‘en activité de service’. RAL PA inv. nr. 141. Petrus van Swartebroeks schreef op 15 augustus 1813 vanuit Munster een brief aan zijn ouders in Schulen, een dorp bij Herk-de-Stad (arrondissement Hasselt). In een nawoord gaf hij een familielid een opdracht: ‘Franciscus van Swartebroeks gij moet de koppelmenten [=complimenten, groeten] zeggen en den goeden dag aen Joannus Put van Schalbroek en gij moet zeggen als dat zijn zoon den 16 moet vertrekken uyt Munster naer de ermije [=armee, leger] en hije heeft al twe briffen geschreven en nog geenen gehad en hij had zoe gerne eenen brief gehad’. RAL FA inv. nr. 580. Peter Aengevaeren bleef iets nuchterder onder het stilzwijgen van zijn verwanten. Op de laatste brief die hij in oktober 1813 had ontvangen, had hij vijfmaal een antwoord gestuurd, zonder een reactie te ontvangen. Dat weerhield hem er niet van om op 25 juni 1814 nogmaals een brief te schrijven. Particuliere collectie Stramproy; een gebrekkige transcriptie is gepubliceerd in: Rietjens en Teuwen, ‘Soldaten van Napoleon’, p. 66. RAL FA inv. nr. 576, brief van Christiaan Küenings, grenadier in de 7de compagnie van het 1ste bataljon van de koninklijke garde in garnizoen te Delft, aan zijn vader Antoon Küenings te Maastricht, d.d. 19 februari 1809. SHAT inv. nr. 21 Yc 765. GAW NAW inv. nr. 1885. Arnold Scheepers schreef op 24 augustus 1808 namelijk: ‘gij hebt mij geschreven in den eersten brief’. GAW NAW inv. nr. 1885. F. Joseph Ritzen schreef op 24 maart 1810 vanuit Hof (Beieren) een brief aan zijn moeder in Amstenrade (kanton Oirsbeek, arrondissement Maastricht) als reactie op een brief die hij op 22 maart van haar had ontvangen. RAL FA inv. nr. 576. Barthelomijs Thijsse reageerde op 26 december 1811 op een brief die hij de vorige dag ontvangen had. RAL FA inv. nr. 576. RAL FA inv. nr. 576, brief van J.B. Jansen aan zijn vader, een boer in Tessenderloo (arrondissement Hasselt), geschreven te Parijs op 5 juli 1812. RAL FA inv. nr. 576, brief van Barthelomijs Thijsse uit Lunenbourg, d.d. 26 december 1811. RAL FA inv. nr. 526 , brief van F.A. Webels, voltigeur in de compagnie Voltigeurs van het 2de bataljon van het 33ste regiment lichte infanterie, aan ‘R.N.J. Webels of G. Webels tot Groen Straat By Aken’. Elzéar Blaze beschrijft een bezoek van de Koning van Pruisen aan het Franse legerkamp tijdens de vredesbesprekingen van Tilsit in 1807.’En passant nos baraques, le roi de Prusse s’arrêta pour causer avec nous; la boîte aux lettres du régiment, que l’on place en campagne à côté du drapeau, l’étonna beaucoup. “A quoi cette boîte peut-elle servir ?” demanda Frédéric Guillaume. “Sire, à recevoir les lettres que chacun de nous écrit en France.” “Est-ce qu’en campagne votre poste est organisée de manière à transporter les lettres de tous les soldats ?” “Oui, sire: chaque jour elle part, chaque jour elle arrive, et nous recevons en quinze jours les journaux de Paris.”’ Blaze, Souvenirs, p. 183-184. In plaatsen waar een postkantoor was, werd men op een efficiënte manier op de hoogte gesteld van de
N OT E N
265
51 52 53 54 55
56 57
58
59 60
61 62
266
ontvangst van poststukken. ‘À la poste, on affiche auprès de la porte, par ordre alphabétique, les lettres et paquets à distribuer. Quand on remarque son nom inscrit sur le tableau, on entre au bureau afin de retirer sa correspondance.’ Bonnart, Souvenirs, p. 477. RAL FA inv. nr. 576. RAL Handschriftencollectie inv. nr. 357, brief van Winadüs Goebbß aan zijn ouders in Bocholtz (arrondissement Maastricht), geschreven op 21 mei 1811 vanuit Salamanca. RAL FA inv. nr. 576, brief van Hendricus Wuesten aan zijn ouders in Ulestraten, geschreven te Santander op 12 augustus 1811. Pierre Prejean verving de dienst voor Pierre Hesemans, een conscrit van de lichting van 1806 uit Luyksgestel. RAL FA inv. nr. 492. ‘il est arrivé une lettre pour moi que je n’ai pas pu recevoir à cause qu’elle n’etait pas affranchi et la lettre devait coûter deux francs que je n’avais pas. Si vous m’écrivez, affranchissez la lettre.’ De brief is bewaard gebleven in een Franse vertaling, die gemaakt werd omdat de brief een rol speelde in een officiële procedure. RAL FA inv. nr. 576. RAL FA inv. nr. 576, brief van Daniel Nooben aan zijn ouders te Hoesselt, geschreven te Materot [=Mataró, Catalonië] op 14 mei 1812. Boerenzoon Henry Simeon Bullens had als conscrit van de lichting van het jaar XIV niet gereageerd op een oproep om zich te melden voor actieve dienst. Op 14 maart 1806 werd hij als dienstplichtontduiker veroordeeld. Op 9 juli 1807 meldde hij zich alsnog onder druk van strafmaatregelen. Hij werd dezelfde dag soldaat in het 54ste linieregiment, waarvan het depot was gevestigd in Maastricht. Op 10 december 1808 bevond hij zich in het hospitaal van de Spaanse plaats Buytrayo. Op 15 september 1809 werd hij vanwege lange afwezigheid geschrapt van de regimentsrol. In november 1835 deden verwanten navraag naar hem bij het Franse ministerie van Oorlog, die daarop een ‘certificat d’absence’ opstelden. GAW NAW inv. nrs. 67, 1876, 1885 en 1886; RAL FA inv. nrs. 477, 487, 552 en 557; RAL NRA inv. nr. 1773; RAL PA inv. nr. 141; SHAT inv. nr. 21 Yc 451. Wilhelmus van Bree, de zoon van Wilhelmus van Bree, was een conscrit van de lichting van het jaar XIV. Deze boerenzoon behoorde tot het eerste contingent van twintig man van de lichting XIV dat het kanton Weert moest leveren, maar meldde zich niet voor het leger en werd als dienstplichtontduiker veroordeeld. Toen de autoriteiten beslag dreigden te leggen op de eigendommen van zijn vader om de boete voor de dienstplichtontduiking te innen, meldde zoon Wilhelmus zich voor de dienst. Per 2 juli 1807 was hij soldaat in het 54ste linieregiment. De boete werd kwijtgescholden, maar de kosten van de onteigeningsprocedure à 87,36 franc moest het gezin Van Bree wel betalen. In tegenstelling tot wat Mathieu Lamen in zijn brief schreef, was Wilhelmus van Bree in november 1808 niet vermoord door Spaanse guerrilla’s. Hij maakte als soldaat in het 54ste linieregiment ook nog de campagnes van de jaren 1809 en 1810 mee. Op 30 oktober 1810 bevond hij zich in het hospitaal van Puertoreal. Omdat er daarna niets meer van hem werd vernomen, werd hij op 30 juni 1811 geschrapt uit het stamboek van het 54ste linieregiment. In het voorjaar van 1815 werd hij als overleden beschouwd. GAN inv. nr. 1557; GAW NAW inv. nrs. 66, 67, 1885 en 1886; RAL FA inv. nrs. 477, 487, 552 en 557; RAL PA inv. nr. 141; SHAT inv. nr. 21 Yc 451. Wie bedoeld werd met deze kameraad uit Kuringen, een dorp ten westen van Hasselt, heb ik niet kunnen achterhalen. Schrijnwerker Jean Mathieu Aron uit Weert was een conscrit van de lichting van het jaar XI. Hij nam de legerdienst over van zijn jongere broer Jean Michel Aron, een conscrit van de lichting van het jaar XIV, die een lot als reservist getrokken had. Op 30 brumaire XIV vertrok hij naar het 8ste régiment d’artillerie à pied. Na negen jaar dienst als remplaçant kreeg hij op 12 mei 1814 te Nevers een militair paspoort om naar huis terug te keren. Hij had op dat moment nog 164,83 franc aan achterstallige soldij te goed. Op 21 juli 1815 trouwde hij in Weert met Marie Elisabeth Smeets uit dezelfde gemeente. GAW BS Weert; GAW NAW inv. nrs. 1187, 1222, 1884, 1885, 1887 en 2181; RAL FA inv. nrs. 475, 487, 491 en 602; RAL PA inv. nrs. 122 en 141. Antoine Lamers of Lambers, een conscrit uit Weert die diende bij het 20ste regiment dragonders, zijn we uitgebreid tegengekomen in hoofdstuk 20. Wilhelmus Keulen, een ‘garçon de labour’ uit Weert, was een conscrit van de lichting van het jaar XIV. Omdat hij geen gehoor had gegeven aan een oproep voor militaire dienst, was hij veroordeeld als dienstplichtontduiker. Toen de autoriteiten de daarbijbehorende boete wilde verhalen op zijn ouders, meldde Wilhelmus Keulen zich alsnog voor de legerdienst. Per 6 juli 1807 was hij soldaat in het 20ste regiment dragonders. Hij nam op 19 juli 1808 deel aan de beruchte veldslag bij Baylèn, ten oosten van Córdoba, die
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
63
64
65
66 67
eindigde met de capitulatie van de Franse troepen onder leiding van Dupont. Als krijgsgevangene werd hij naar Engeland verscheept. Deze Engelse krijgsgevangenschap raakte in Weert bekend, getuige een document dat maire Bloemarts op 14 februari 1813 opstelde. Op 3 juni 1814 keerde hij uit krijgsgevangenschap terug bij het 20ste regiment dragonders. Drie dagen later kreeg hij zijn congé als buitenlander. Op 12 juli 1819 trouwde hij in Weert met Guillielmine Huysmans uit deze gemeente. In 1858 ontving deze veteraan de médaille de Sainte-Hélène. GAW BS Weert, GAW NAW inv. nrs. 67, 68, 1876, 1885 en 1886; RAL FA inv. nrs. 477, 487, 552 en 557; RAL PA inv. nrs. 141 en 510; SHAT inv. nr. 24 Yc 211. Wilhelmus op ’t Rood, een dagloner uit Weert, was een conscrit van de lichting van het jaar 1807. Met zijn lotnummer 55 moest hij in februari 1807 opkomen. Op 12 februari vertrok hij naar het 12de regiment dragonders, waar hij op 3 maart 1807 arriveerde. Op 1 april 1807 deserteerde hij reeds, waarna hij bij verstek veroordeeld werd tot vijf jaar dwangarbeid en een boete van 1500 franc. Op 5 juni 1807 meldde hij zich vrijwillig, waarna de straf hem werd kwijtgescholden. Vanaf 1808 tot 1814 diende hij in Spanje. De kogel die hem op kerstdag 1812 in het linkerbeen trof, maakte hem blijkbaar niet ongeschikt voor verdere dienst. In de winter van 1814 nam hij deel aan Napoleons veldtocht in Frankrijk. Op 23 juni 1814 kreeg hij zijn congé als buitenlander, waarna hij naar Weert terugkeerde. GAW NAW inv. nrs. 51, 1885, 1886 en 1887; RAL FA inv. nrs. 493 en 494; RAL PA inv. nrs. 122 en 141; SHAT inv. nr. 24 Yc 167. Pierre Michiels uit Weert werd nu eens als kleermaker en dan weer als wever vermeld. Als conscrit van de lichting XIV moest hij op 27 januari 1806 opkomen. Omdat hij geen gehoor gaf aan de oproep, werd hij op 14 maart 1806 veroordeeld tot dienstplichtontduiker. Op 2 juli 1807 meldde hij zich vrijwillig, waarna hij nog dezelfde dag soldaat werd in het 54ste linieregiment. Vanaf 1808 diende hij in Spanje. Op 5 maart 1811, in de Spaanse plaats Coin, trof een kogel zijn rechteroksel, waardoor hij uiteindelijk volledig verlamd raakte aan zijn rechterarm. Toch duurde het tot 27 april 1813 voor hij op medische gronden werd afgekeurd voor verdere dienst. Op 10 september 1813 kwam hij in Weert aan. Hij was voorgedragen voor een militair pensioen, maar het lijkt erop dat de Franse staat deze voordracht niet geëffectueerd heeft. Op 25 april 1816 trad hij in Weert in het huwelijk met Christine Aldegonde Kneepkens uit dezelfde plaats. GAW BS Weert; GAW NAW inv. nrs. 51, 1876, 1885, 1886, 1887, 2027 en 2181; RAL FA inv. nrs. 477, 487, 552 en 557; RAL PA inv. nrs. 122 en 141; SHAT inv. nr. 21 Yc 451. Kleermaker Mathieu Lamen uit Weert moest zich als conscrit van de lichting van het jaar XIV op 24 maart 1806 melden voor actieve dienst. Hij werd op 9 april 1806 veroordeeld als dienstplichtontduiker. Op 6 juli 1807 meldde hij zich alsnog voor het leger, om een dreigende inbeslagname van de eigendommen van zijn ouders te voorkomen. Dezelfde dag werd hij soldaat in het 54ste linieregiment. Hoe het hem verging na zijn brief uit Madrid laat zich slechts partieel reconstrueren. Op 20 april 1809 werd hij in de Spaanse plaats Merida opgenomen in het hospitaal. Waarschijnlijk heeft hij hier nog contact gehad met Jean Mathieu Heijmans uit Weert, een soldaat uit het 8ste linieregiment die vier dagen later in hetzelfde hospitaal werd opgenomen. Op 31 december 1809 werd Mathieu Lamen geschrapt als soldaat in het 54ste linieregiment ‘pour cause de longue absence’. Een ander ambtelijk document vermeldt over hem: ‘présumé mort’. GAW NAW inv. nr. 67, 1876, 1885 en 1886; RAL FA inv. nrs. 477, 487, 552, 557, 566, 567, 569 en 576; SHAT inv. nr. 21 Yc 451. Jean Mathieu Heijmans was een conscrit van de lichting van het jaar 1806, die als herder in Sint-Niklaas woonde en werkte. Hij gaf geen gehoor aan een oproep voor militaire dienst en werd veroordeeld tot dienstplichtontduiker, maar meldde zich op 31 juli 1807 alsnog. Vier dagen later werd hij soldaat in het 8ste linieregiment. Zijn lotgevallen na zijn ziekenhuisopname in het Spaanse Merida zijn onbekend. Vanwege lange afwezigheid werd hij op 31 december 1809 geschrapt van de regimentsrol. Een ander ambtelijk document vermeldt over hem: ‘présumé mort’. GAW NAW inv. nrs. 67 en 1886; RAL FA inv. nrs. 484, 490, 557, 558, 566, 567, 569 en 576; RAL PA inv. nr. 141. GAW NAW inv. nr. 1885. In zijn brief uit Amiens van 28 september 1811 deed Henry Gielen niet alleen de groeten aan zijn verwanten en aan vier met naam genoemde vrienden in Weert, maar vermeldde hij tevens ‘Joannes Korsten van Neerweert is bij mij’. RAL FA inv. nr. 576. Joannes Korsten, een conscrit van de lichting van het jaar 1811 uit Nederweert, was net als Henry Gielen op 2 september 1811 soldaat geworden bij het 5de régiment chevau légers. Het was de enige kameraad van Henry Gielen die uit zijn geboortestreek afkomstig was. Joannes Korsten werd op 21 november 1812 krijgsgevangen gemaakt in Rusland en dezelfde dag nog gedood door de vijand, zo leert ons het stamboek van dit regiment. RAL FA inv. nrs. 513 en 576; SHAT inv. nr. 24 Yc 119. Gerardus Hermans schreef op 3 juli 1812 vanuit Burgos een brief aan zijn ouders in Hasselt, waarin hij
N OT E N
267
68
69 70 71 72 73 74 75 76
77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90
268
naast zijn eigen belevenissen allerlei nieuws over andere personen verstrekte: ‘ik heb den halven broeder gesien van de vrouw van Berterans onsen gebeureman den schoonmaeker [=schoenmaker] hij heeft 22 jaer dienst onder de Hollenders (…) en Arnoldus Dierix is dood hij heeft eenen kogel in sijnen hooft gekregen en Jan Hermans den seger sijnen soon is jandarm [=gendarme] en hij is in Portegael (…) Jan Bruns laet de complementen maeken aen Berterans den schoonmaeker en aen huijsvrouw en Jan Bruns laet de complementen maeken aen sijn suster en aen sijn swaeger Pits en hij sal u met den eersten koemen besoeken bij sijn pensioen [;] daer heeb ik nog eenen goeden cammeraet van Alken [=dorp in arrondissement Hasselt] gevonden onder de soldaeten van Holland en gij soud dien brief schikken tot Alken aen Jan Bolle meester schrijnwerker tot Alken en hij sal u de helft van dieen brief betaelen’. RAL FA inv. nr. 576. Enkele Angelsaksische historici hebben weliswaar soldatenbrieven als bron gebruikt, maar zij hebben zich beperkt tot brieven van Engelse soldaten. Bovendien leggen zij het accent op de militaire aspecten van het soldatenbestaan. Zij zijn voornamelijk geïnteresseerd in de wijze waarop soldaten opereerden tijdens veldslagen en andere gevechtshandelingen. Keegan, The face of battle; Muir, Tactics. Particuliere collectie, brief van Peter Sonnemans, d.d. 18 april 1813. RAL FA inv. nr. 584, brief van Paulus Noppen aan zijn ouders te Wolder bij Maastricht, geschreven te Wesel op 16 augustus 1813. RAL FA inv. nr. 576. De naam van deze soldaat is niet leesbaar. Enkele van deze soldatenboekjes zijn bewaard in: RAL Handschriftencollectie inv. nr. 357. Het laten aanbrengen van een tatoeage was strikt genomen geen initiatieritueel. Het was wel een fenomeen dat onder soldaten gebruikelijk was en waarmee zij zich onderscheidden van de burgerbevolking. Bonnart, Souvenirs, p. 248. RAL FA inv. nr. 584, brief van Paulus Noppen aan zijn ouders te Wolder bij Maastricht, geschreven te Wesel op 16 augustus 1813. RAL FA inv. nr. 576. Jan Liberd Thijs, soldaat bij de fusiliers-grenadiers van de keizerlijke garde, had aan een vriend in Tongeren geld gevraagd voor de ‘masse’, maar legde op 17 oktober 1812 vanuit Parijs per brief uit wat er werkelijk aan de hand was: ‘ik moet ul de waerheijd bekennen het geld dat ik noodig hebt is niet om mijn masse te betaelen’. Hij had een wisselbrief van een kameraad geïnd, waarop die kameraad zijn beklag had gedaan bij de officieren van het regiment. Thijs schetste een dramatisch beeld van zijn situatie: ‘ik ben soo lang in het kot te water en te brood tot ik mijnen camerad betaelt hebt [;] hij heeft mij beklaegt aen mijne overheijd ik moet het conseil of Raed passeeren voor de leutenants, officiers, capitijn en coronel generael ik weete niet hoe het met mij sal af loopen, seckerlijk sullen sij mij onder een ander regiment setten of comdamneren [=veroordelen] te graderen [=degraderen] om het travoei [=travaux, dwangarbeid] of doot te schieten’. RAL FA inv. nr. 576. RAL FA inv. nr. 580. Particuliere collectie, brief van Peter Sonnemans, d.d 18 april 1813. RAL FA inv. nr. 582. GAW NAW inv. nr. 35. RAL FA inv. nr. 580, brief van Peter van Swartebroeks aan zijn ouders te Lummen (kanton Herk-de-Stad, arrondissement Hasselt), geschreven te Munster op 15 augustus 1813. RAL FA inv. nr. 576, brief van Jacobus Janssen, geschreven te La Rochelle op 21 november 1810. RAL FA inv. nr. 580, brief van Jean Keuks, soldaat in het 15de regiment lichte infanterie, ‘à Monsieur Jean Keuks journallier demeurant à Herten canton de Looz arrondissement de Hasselt departement de la Meuse inferieure’, geschreven te Saint-Dénis op 12 december 1809. RAL FA inv. nr. 576, brief van Barthelomijs Thijsse aan zijn ouders te Opglabbeek (arrondissement Maastricht), geschreven te Lunenbourg op 26 december 1811. RAL FA inv. nr. 576, brief van Frans Joseph Limpens uit Hof (Beieren), d.d. 24 maart 1810. RAL FA inv. nr. 492, brief van Spees aan zijn ouders te Margraten, geschreven te Mainz op 21 december 1806. RAL FA inv. nr. 576, brief van Lambertus Joseph Retsen uit Schambag, d.d. 9 april 1809. RAL FA inv. nr. 576, brief van Daniel Nooben aan zijn ouders te Hoesselt, geschreven te Materot [=Mataró, Catalonië], d.d. 14 mei 1812. RAL FA inv. nr. 576, brief van Hendricus Wuesten aan zijn ouders te Ulestraten, geschreven te Santander op 12 augustus 1811. RAL FA inv. nr. 576, brief van Renier Valkenborg aan zijn ouders te Schoonbeek, geschreven te Pamplona
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
op 23 februari 1812. 91 RAL FA inv. nr. 576, brief van Gerardus Hermans aan zijn ouders in Hasselt, geschreven te Burgos op 3 juli 1812. 92 Charles de Quaij, een Hollandse beroepsmilitair die was geboren in Maastricht, schreef op 24 augustus 1812 in een brief vanuit het Russische Smolensk: ‘Op het bivaq slapen ook alleen deze heeren [=Napoleon en maarschalk Berthier] onder de tent en eigen veldbed, de rest, even als wij, à l’Hôtel de la Belle Etoile, ’t grootste, dat ik immer zag en waar alle kamers even mooi zijn.’ Van Beurden, red., Charles de Quaij, p. 100. 93 RAL FA inv. nr. 576, brief van Hendricus Wuesten aan zijn ouders te Ulestraten, geschreven te Santander op 10 juli 1811. 94 RAL FA inv. nr. 576, brief van Michiel Tulkens aan zijn ouders te Beesel, een dorp op de oostelijke oever van de Maas tussen Roermond en Venlo, geschreven te San Sebastian op 18 november 1812. 95 RAL FA inv. nr. 526 , brief van F.A. Webels, soldaat in het 33ste regiment lichte infanterie, aan zijn broers R.N.J. Webels en G. Webels te ‘Groen Straat By Aken’, geschreven te Stettin op 28 november 1811. 96 RAL FA inv. nr. 576, brief van Antonius Moosen aan zijn ouders in Hoesselt (een dorp ten westen van Maastricht, in het kanton Bilsen), geschreven te Perpignan op 6 februari 1812. 97 In de brief aan zijn ouders van 6 februari 1812 had Antonius Moosen geschreven: ‘ein weijng van te vooren dat ik in het hospetael heb ik noog eenen brief geschreven maer geen antwoert geekreegen waer waer ik seer ben oover verwondert ben seer bemieenden vaeder seijdt nü soo goedt en schiekt mij een paer croonen gelt’. RAL FA inv. nr. 576. 98 RAL FA inv. nr. 576, brief van Daniel Nooben aan zijn ouders te Hoesselt, geschreven te Materot [=Mataró, Catalonië] op 14 mei 1812. Grauwels vermeldt ten onrechte dat deze brief op 14 mei 1809 zou zijn geschreven en dat het overlijden van Antonius Moosen voorbarig beschreven zou zijn. In het briefhoofd staat feitelijk 1809 noch 1812, maar 1819. In de brief is evenwel sprake van een broer van Daniel Nooben die onder het 123ste linieregiment dient, een voormalig Hollands regiment dat na de Inlijving van het Koninkrijk Holland was geïncorporeerd in het Franse leger. Dit gegeven, in combinatie met het erin beschreven sterfgeval, maakt 14 mei 1812 tot de enige aannemelijke datering. De ‘9’ in 1819 is gewoon een verschrijving. Grauwels, ‘Limburgse soldaten’, p. 169-170. 99 ‘et lui demander la cause, pourquoi qu’il ne m’envoie pas de l’argent, dont j’en ai lui fait la demande, puisque je me trouve dans un état pitoyable, je viens faire naufrage sur la frégate de sa Majesté L’Élisa, qui a fait côte le 22 décembre 1810, et où j’ai perdu tout mon armement, ainsi l’équipement’. RAL FA inv. nr. 711, brief van Pierre Jongen, kanonier in het 2de regiment artillerie van de marine, aan de prefect van de Nedermaas, vanuit Cherbourg d.d. 2 maart 1811. 100 RAL FA inv. nr. 4471. 101 RAL FA inv. nr. 576. 102 De twee kameraden dienden in het 17de linieregiment infanterie. RAL FA inv. nr. 576. 103 ‘J’ai appris que mes sœurs se portent encore bien et doivent travailler beaucoup pour gagner la vie mais nous porterons patiemment notre croix réciproque, tout ne va pas au gré de mes désirs non plus, mais je me console avec mes camarades et je pense que vous ferez autant’. RAL FA inv. nr. 576. 104 RAL FA inv. nr. 576, brief van Arnold Joseph Clingen aan zijn ouders in Merbeck (een dorp ten oosten van Roermond), geschreven te Toledo op 9 december 1809. 105 RAL FA inv. nr. 4475, brief van Jan Hendrik Boijens aan zijn ouders te Geleen, geschreven te Ciudad Rodrigo op 28 juli 1810. 106 ‘je vous fait savoir que je suis pasez maitre cordonnier des bataillon des guere je sui assez tranquil pour le moment nous somme dans un tres bon pays.’ RAL FA inv. nr. 580, brief van Louis Clijnen, soldaat in het 119e linieregiment, aan zijn moeder in Sint-Truiden, geschreven te Oviedo op 18 december 1811. 107 RAL FA inv. nr. 576, brief van Renier Valkenborg aan zijn ouders te Schoonbeek (een dorp halverwege Maastricht en Hasselt, in het kanton Bilsen), geschreven te Pamplona op 23 februari 1812. 108 RAL FA inv. nr. 576, brief van Daniel Nooben aan zijn ouders te Hoeselt, geschreven te Materot [=Mataró, Catalonië] op 14 mei 1812. 109 RAL FA inv. nr. 576, brief van Gerardus Hermans aan zijn ouders te Hasselt, geschreven te Burgos op 3 juli 1812. 110 Grauwels, ‘Limburgse soldaten’, p. 171-172.
N OT E N
269
HOOFDSTUK 24 1
‘Mes cheres amis, je vous supplie de prendre toutjour le ver en mains rions, chantons, buvons de bonne vin pendant que nous serons en vie rions, chantons, buvons de bonne vin peut etre mourons nous demain’ Van de Garde, ‘Uit de eerste hand’, p. 42. Dat het om een soldatenlied gaat, blijkt met name uit het feit dat de winter werd bezongen als de periode waarin men van de drank en het leven kon genieten. In de wintermaanden waren de soldaten ingekwartierd en leden ze niet de ontberingen die de militaire campagnes in de zomermaanden kenmerkten. 2 GAR AKGR inv. nr. 409, brief van Morin, kapitein van de 6de demi-brigade, aan Quisthoudt, maire van Roermond, d.d. 3 frimaire X (24 november 1801). 3 Het betrof Kleiber, soldaat in het 7e regiment huzaren, die wilde trouwen met Elisabeth Batteux uit Hervé, een dorp ten oosten van Luik. RAL FA inv.nr 863, brief van Kleiber aan de prefect van het departement van de Nedermaas d.d. 27 pluviôse XII (17 februari 1804) en brief van de politiecommissaris van de stad Maastricht aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 28 pluviôse XII (18 februari 1804). 4 Het betrof Marie Barbe Cot, echtgenote van Jacques Lothier, een hoedenmaker in Albi, departement Tarn. RAL NRA inv. nr. 1579, verslag van de zitting van de arrondissementsrechtbank van Roermond op 19 prairial X (8 juni 1802). 5 Het betrof Marie Mayot, geboortig uit Bergerac en laatstelijk woonachtig te Bordeaux. RAL NRA inv. nr. 1580, f. 118v-119r. Voor een juiste beeldvorming zij hier vermeld, dat niet elk soldatenlief slecht bekendstond. In Roermond genoot de twintigjarige dienstmeid Marie Sibille Henrichs een goede reputatie. Zij had gediend bij een bakker, bij avoué Van Gestel (de voormalige regeringscommissaris bij de kantonnale municipaliteit van Weert), en bij Bovy, de griffier van de arrondissementsrechtbank. Michiels van Kessenich, de maire van Roermond, schreef over haar dat zij was ‘d’une fidélité à toute épreuve, mais enclin à la débauche; si la police secrète que j’entretiens dans cette ville m’a fourni des notions vraies elle doit avoir couché plusieurs nuits avec un hussard du septième [régiment], et avoir eu des grandes familiarités avec un domestique à cheveux roux. J’ai même de grands motifs pour croire, que pendant son séjour dans cette ville, elle y a attrapé une malade vénérienne.’ GAR AKGR inv. nr. 426, brief van de maire van Roermond aan de politiecommissaris van Düsseldorf, d.d. 22 juni 1810. 6 Van den Brink, De grote overgang, p. 397. 7 Volgens eigen zeggen had Jean Wijn twaalf jaar en acht maanden gediend bij de Hessische dragonders in dienst van de Bataafse Republiek, was hij daarna naar Pruisen gegaan, en had hij ook nog een jaar gediend bij het Franse 7de regiment huzaren. RAL NRA inv. nr. 1580, f. 177v-178r; RAL NRA 1633, dossier Jean Wijns, verhoor van Jean Wijns door de Directeur van de Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 13 februari 1810. 8 ‘Tous ceux [=les habitants du village] qui ont resté en ont vu de cruels, surtout les jolies femmes qui ont payé un peu de leurs personnes’. Brief van Etienne Desjonquères aan zijn moeder vanuit Caponchelli, d.d. 4 mei 1807. Desjonquères, Douze années de guerre, p. 116. 9 ‘À peine le conscrit a-t-il revêtu l’uniforme, qu’il en ressent l’influence ; il veut pouvoir dire: Ma femme ! tout comme un autre, et ne se sent pas d’aise lorsqu’il est parvenu à faire accueillir ses hommages à quelque vieille beauté mise à la réforme, et près de laquelle il a presque toujours l’honneur d’être le successeur du régiment entier.’ Wagré, Les prisonniers de Cabréra, p. 264. 10 ‘Il y a en ville un grand nombre de “musicos”, ce sont de grands bâtiments où l’on danse, chante, boit et fait autre chose. Il y a toujours une grande quantité de femmes très agréables, au choix du cavalier, et prêtes à tout faire. On s’arrange en buvant un pot de bière, ou en faisant un tour de valse.’ Chevalier, Souvenirs, p. 150. 11 ‘Ces fi lles ne sortent jamais, elles sont esclaves de la maîtresse de la maison qui les habille, les nourrit, les loge et les fait travailler comme des nègres.’ Chevalier, Souvenirs, p. 154. 12 RAL FA inv. nr. 863, brieven van de politiecommissaris van Maastricht aan de maire van deze stad d.d. 2 brumaire XII (25 oktober 1803) en 7 pluviôse XII (28 januari 1804), en brief van de politiecommissaris van de stad Maastricht aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 28 pluviôse (18 februari
270
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
1804). 13 RAL FA inv. nr. 863, rapport van de politiecommissaris van Maastricht aan de maire van deze gemeente, d.d. 4 oktober 1810. Deze klachten betroffen een bordeel van mevrouw Rosier aan de Grachtstraat. 14 RAL FA inv. nr. 863, kopie van brief van conseiller d’État Real, belast met de Police générale in het eerste politiearrondissement, d.d. 8 november 1810. 15 ‘un objet de tentation de manquer à leurs devoirs, de sortir après les appels et très souvent une source féconde de maladies et de disputes’. RAL FA inv. nr. 863, brief van A.C. de Brancas, majoor van het 7e regiment huzaren, aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 1 ventôse XIII (20 februari 1805). De Brancas schreef dat dit bordeel aan de Capucijnenstraat gedreven werd door ene Baptiste. Wellicht betrof het bordeelhouder Jean Baptiste Lefevre. 16 RAL FA inv. nr. 863, brief van maire Coenegracht van Maastricht aan de prefect van het departement van de Nedermaas d.d. 27 mei 1811, en verordening van maire Coenegracht d.d. 27 mei 1811 dat Lefebvre binnen drie dagen moest verhuizen. Waarschijnlijk sorteerde deze maatregel weinig effect, want op 2 augustus 1811 was Lefebvre nog steeds gevestigd aan de Grachtstraat te Maastricht. RAL NRA inv. nr. 1632, dossier Gertrude Hendrix en Sophie Zel. 17 De memoires van een militair vormen uiteraard een beperkte bron voor de prostitutie in Amsterdam. Het beeld dat Chevalier schetste wordt echter bevestigd, verfijnd en aangevuld door het grondige onderzoek dat Lotte van der Pol verricht heeft. Van de Pol, Het Amsterdams hoerdom. 18 RAL NRA inv. nr. 1632, dossier Gertrude Hendrix en Sophie Zel. 19 In zijn kroniek van Venlo vermeldt pastoor Van Postel de arrestatie, veroordeling en bestraffing van ‘eene lichte madam’ in juni 1784. Uyttenbroeck, red., Het dagboek, p. 18. 20 Tulard, La vie quotidienne, p. 248. 21 Tulard, La vie quotidienne, p. 126-127 22 Van den Brink, De grote overgang, p. 365-366; Gyssels, ‘Het voorechtelijk seksueel gedrag’, p. 77 en 102; Haks, Huwelijk en gezin, p. 73. 23 Gabriël van den Brink beschrijft een vrouw die aan het begin van de achttiende eeuw een huisje had op de Woenselse heide en die daar het oudste beroep ter wereld uitoefende. Soldaten die in Eindhoven waren ingekwartierd behoorden tot haar klanten. Van den Brink, De grote overgang, p. 366-367. Haks signaleert prostitutie op het Hollandse platteland in het ancien régime. Haks, Huwelijk en gezin, p. 74. 24 In dit verband loont het de moeite om nogmaals te verwijzen naar de beschrijving die Jan Reyners gaf van de ontruiming van het klooster van de reguliere kanunniken van Augustinus te Weert op 20 maart 1797. We kwamen deze passage al tegen in het hoofdstuk over de vestiging van de gendarmerie. ‘In de kerk van de selve Canoiniken Regulieren alwaer de gendermen bezig waeren met de kerk te plunderen is eene hoer gaen zitten in eenen bigtstoel en d’andere soldaeten zyn by haer spottende wys komen bigten.’ Het geeft eens te meer de vertrouwdheid van een prostituee in een militair milieu aan, zelfs in een afgelegen plattelandsstadje. Grauwels, red., Kroniek van Jan Reyners, p. 95. De vondst van het lijk van een baby op 2 mei 1808 te Nederweert leidde tot een onderzoek, waarbij eveneens aanwijzingen voor prostitutie naar voren kwamen. Gertrude van Leuven had het lijkje aangetroffen in het stro bij een mestvaalt, terwijl ze met een hooivork op zoek was naar een jurkje van een van haar kinderen. De huiseigenaar had het stro, afkomstig uit een bedzak, daar op 15 april 1808 – Goede Vrijdag – gedeponeerd, als onderdeel van de schoonmaak van het huis. Met ingang van Pasen zou het huis namelijk nieuwe huurders krijgen. Gertrude van Leuven had het pand bewoond van Kerstmis 1807 tot Pasen 1808. Zij genoot geen goede reputatie en stond niet op goede voet met haar man, kleermaker Henry Verguld: ‘le mari fait de longues absens ne vivant pas ensemble d’un bon union.’ Terwijl Gertrude van Leuven in het genoemde huis woonde, ontving zij daar ‘fi lles de mauvaises moeurs et autres individus suspects’. Het lijkt overigens hoogst onwaarschijnlijk dat Gertrude van Leuven iets te maken had met het babylijk. Anders zou zij het lijk niet hebben verstopt onder stro afkomstig uit haar eigen bedzak, en zou zij het lijk niet zelf hebben gevonden. RAL NRA inv. nr. 1997, proces-verbaal van de gendarmeriebrigade van Weert, opgesteld in de periode van 2 tot en met 5 mei 1808. 25 GAW NAW inv. nr. 1187. 26 RAL NRA inv. nr. 1415; RAL NRA inv. nr. 1421, dossier nr. 31, Pierre Jean Stoffels en Jean Baptiste Filieul. 27 Een door receveur principal Lambert op 16 oktober 1806 opgemaakt overzicht vermeldt 26 douanebeambten te Weert. GAW NAW inv. nr. 2169. 28 Marzagalli, Les boulevards de la fraude, p. 210.
N OT E N
271
29 Smets, Les Pays rhénans, p. 255. 30 Blaze vermeldt in zijn memoires dat een Franse officier vier à tien franc kwijt was per bordeelbezoek. Blaze, Souvenirs, p. 213. 31 Michel van Dooren was ‘tailleur de profession et musicien’. RAL NRA inv. nr. 1991, proces-verbaal van de gendarmeriebrigade van Weert d.d. 4 en 5 ventôse XII (24 en 25 februari 1804). We komen hem in hoofdstuk 25 tegen als de vader van conscrit Pierre van Dooren. 32 Tot een rechtsgang kwam het uiteindelijk niet. Waarschijnlijk werd de minderjarige vrouw teruggevoerd naar haar vader. De maire van Sittard bezwoer hem om zijn dochter beter in de gaten te houden. RAL NRA inv. nr. 1991, proces-verbaal van de gendarmeriebrigade van Weert d.d. 4 en 5 ventôse XII (24 en 25 februari 1804); processen-verbaal van de verhoren van Catherine Sybille Roevenich en haar schoonzus Marie Anne Fischer, beide d.d. 8 ventôse XII (28 februari 1804); en brief van de maire van Sittard aan de officier van justitie in Roermond, d.d. 8 ventôse XII (28 februari 1804). 33 RAL NRA inv. nr. 1426, rapporten opgesteld door Bouvier, vrederechter van kanton Bree, d.d. 28 ventôse VIII (19 maart 1800), en vonnis van de correctionele rechtbank van Roermond d.d. 11 germinal VIII (1 april 1800). Vijf jaar later, op 17 floréal XIII (7 mei 1805), arresteerde de Weerter gendarmeriebrigade Jeanne Bremans uit Opoeteren opnieuw als ‘vagabonde et fi lle de mauvaise vie’. RAL FA inv. nr. 743. 34 ‘l’excès en débauche qu’elle avait manifesté’. RAL NRA inv. nr. 1992, proces-verbaal opgesteld door gendarmes van de brigade Maaseik op 23 germinal XII (13 april 1804). 35 RAL NRA inv. nr. 1992, proces-verbaal van verhoor van Caroline Morerette door de officier van justitie van het arrondissement Roermond d.d. 24 germinal XII (14 april 1804). 36 RAL NRA inv. nr. 1992, brief van Morerette, kapitein in het 36e régiment d’ infanterie de ligne te Mons, aan de officier van justitie van het arrondissement Roermond, d.d. 13 floréal XII (3 mei 1804). 37 Aanvankelijk hield ze vast aan haar oorspronkelijke verhaal en deed ze de brief af als zijnde niet geschreven door haar vader. Volgens haar heette haar vader Morkreth en niet Morerette. RAL, NRA, inv. nr. 1992, proces-verbaal van verhoor van Caroline Morerette door de officier van justitie van het arrondissement Roermond, d.d. 17 floréal XII (7 mei 1804). 38 RAL NRA inv. nr. 1992, verklaring afgelegd door Carolien Vanderbeek ten overstaan van de officier van justitie van het arrondissement Roermond, d.d. 18 floréal XII (8 mei 1804). 39 ‘une vie libertine’. RAL NRA inv. nr. 1992, brief van de vrederechter van het kanton Peer aan de officier van justitie van het arrondissement Roermond, d.d. 22 prairial XII (11 juni 1804). 40 Onder invloed van de clerus vond vanaf het midden van de 19de eeuw een verpreutsing van de plattelandssamenleving plaats, waarbij alles wat te maken had met lichamelijkheid en seksualiteit in de taboesfeer belandde. Zelfs borstvoeding ging toen als onzedelijke bezigheid in de ban. Meurkens, ‘Kinderrijk en katholiek’, p. 127-129. 41 In het verstedelijkte achttiende-eeuwse Holland heeft Haks daarentegen nauwelijks sporen van nachtvrijen of van bijeenkomsten van de huwbare jeugd aangetroffen. Haks, Huwelijk en gezin, p. 111-114. Storme geeft aan dat het nachtvrijen rond 1700 op het Vlaamse platteland her en der voorkwam, ‘zonder evenwel te kunnen preciseren waar, wanneer en op welke schaal.’ Storme, Die trouwen wilt voorsichtelijck, p. 184. 42 Flandrin, Les amours paysannes, p. 122-125; Rooijkakkers, Rituele repertoires, p. 360; Thewissen, De Limburgse jonkheid, p. 38-94. 43 ‘il est venu cette nuit, comme il avait fait précédemment, frapper à sa croisée qu’elle n’a point ouverte, qu’il lui a parlé en dehors pendant bien environ une demi heure’ ; ‘elle ne sait pas non plus que sa fi lle entretienne de liaisons particulières avec lui, mais qu’il vient, comme c’est la coutume des jeunes gens frapper quelquefois à la croisée de la cuisine où couche celle-ci’. RAL NRA inv. nr. 1949, getuigenverklaringen afgelegd ten overstaan van Laurent Joseph Vandermeresen, tweede plaatsvervanger van de vrederechter van het kanton Bree, d.d. 23 juni 1812. 44 In de nacht van 30 prairial op 1 messidor IV (zaterdag 18 op zondag 19 juni 1796) deed de 25-jarige Jean Winkelmulder uit Weert een poging om een boer in het Weerter gehucht Kraan af te persen. Iets na tweeën meldde hij zich bij het raam en eiste hij onder bedreiging geld. De vrouw des huizes hield hem aan de praat, terwijl boer Mathieu Vluts en zijn knecht hun geweren pakten, zich via een achterdeurtje naar buiten begaven en de dader inrekenden. Volgens Jean Winkelmulder berustte zijn arrestatie op een misverstand en zag men hem voor een ander aan: ‘ayant vu quelqu’un à la fenêtre qu’il croyait y faire l’amour, il s’est abouché, et que l’autre le voïant approcher s’enfuit, sur quoi il approcha la fenêtre, et un moment après se trouva entouré d’hommes armés qui le saisirent.’ RAL NRA inv. nr. 148, dossier Jean Winkelmulder, acte d’accusation, d.d. 16 messidor IV (4 juli 1796).
272
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
45
46 47 48 49
Op 15 prairial IX (donderdag 4 juni 1801), na afloop van de kermis te Neer – een dorp twintig kilometer ten oosten van Weert – werd Henri Dirckx met een houweel het hoofd ingeslagen, een wond waaraan hij negen dagen later overleed. Getuigen herkenden de dader als Jean Grooters. Deze dader vluchtte naar het buitenland, eerst naar Rees aan gene zijde van de Rijn, later naar de Meierij van Den Bosch. In 1808 werd Jean Grooters in Deurne gearresteerd. Bij een verhoor ontkende hij het plegen van de aanslag op Henri Dirckx. Als alibi gaf hij op, dat hij ‘est allé faire l’amour pendant deux heures à la fenêtre d’une fi lle’. RAL NRA inv. nr. 236, dossier Jean Grooters. De 21-jarige lintwever Herman Vegher uit Brempt, een dorpje ten oosten van Roermond (destijds gelegen in het arrondissement Roermond, tegenwoordig in Duitsland) stond op 10 november 1809 ’s avonds bij het raam van het huis van een plaatsgenoot ‘à faire la cour à une fi lle’. RAL NRA inv. nr. 1633, dossier Herman Vegher, verhoor van Herman Vegher door de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond d.d. 6 januari 1810. Het fenomeen was niet beperkt tot de regio die we tegenwoordig Midden-Limburg noemen. In OostMaarland, ten zuiden van Maastricht, had de rivaliteit tussen twee jongemannen die hetzelfde meisje op het oog hadden fatale consequenties. ‘Den acht en twintigsten september van voorleede jaere [=1811] ontrent midder-nacht sprak Maria Anna Kersemaekers dienstmaegt van sieur Betinville, woonende te Oost, arrondissement van Maestricht, zynde aen de venster van haere slaep-kaemer, met haeren minnaer Winandus Knaepen, die op de straet stond, weynighe oogenblicken daer naer, quamp den beschuldigden Leonardus Pinkers by, die vraegde aen Winand Knaepen, oft hij langen tijd genoeg gestaen had bij Marie Anne Kersemaekers, Winand Knapen antwierde, van jae, en hij verwijderde zigh met den beschuldigden, nouwelijx hadde Marie Anne Kersemaekers haere venster toegedaen, of zy hoorde dat zu disputeerden’. De rivaal sloeg Winand Knaepen zodanig met een stok, dat het slachtoffer de volgende ochtend overleed aan de verwonding. Er was opzet in het spel, want de dader was met een kameraad overeengekomen ‘van zigh zaemen by Winandus Knapen te begeven, om hem bang te maeken, ende hem alzoo zyn maitresse Marie Anne Kersemaekers te doen verlaeten’. RAL NRA inv. nr. 311, dossier Leonard Pinkers, citaten uit de officële vertaling van de Franse acte d’accusation d.d. 15 oktober 1812. De 21-jarige Severin Gielen had als knecht gewerkt op de boerderij ‘Groete heg’ in Thorn, maar werkte sinds medio 1804 op een andere boerderij in Thorn. In augustus 1804 sprak hij op een avond tussen tien en elf uur bij de boerderij van zijn vorige werkgever met de dertigjarige dienstmeid Marie Josephe Meyer. Naderhand vertelde Severin Gielen wat er gebeurd was: ‘après avoir conversé quelque temps ensemble il l’a sollicité de la [moet zijn: lui] laisser entrer dans sa chambre à quoi elle consentit, qu’il est entré dans la chambre de la dite fi lle et y est resté toute la nuit, le lendemain toute la jour, la nuit suivante et le surlendemain jusqu’à midi, sans que personne autre que la fi lle sut qu’il était là ; qu’alors il trouva l’occasion favorable de s’échapper par la fenêtre, qu’avant de partir il recommanda à Marie Josephe de ne point l’accuser et demanda pour gage de sa discrétion les effets suivans qu’il vit dans la chambre, savoir les cinq mouchoirs mentionnés (…), une paire de boucles de souliers en argent, une paire de pendans d’oreilles en or et une paire de boutons de chemises en argent, que Marie Josephe consentit à ce qu’il prit ces effets à condition qu’il les restituerait lorsqu’elle les lui redemanderait’. Enkele weken later beschuldigde Marie Josephe Meyer haar vrijer van diefstal, maar de jury van het Cour de Justice criminelle van het departement van de Nedermaas sprak Severin Gielen op 23 nivôse XIII vrij. RAL NRA inv. nr. 210, dossier Severin Gielen; citaat uit proces-verbaal van verhoor van Severin Gielen door de ‘Magistrat de sûreté pour l’arrondissement de Ruremonde’, d.d. 25 fructidor XII (12 september 1804). Flandrin, Les amours paysannes, p. 119-122; Rooijkakkers, Rituele repertoires, p. 307-309, 313. Spronck, ‘Een spinningslied’, p. 283-288. RAL NRA inv. nr. 1639, dossier Henri Philippe Parren, proces-verbaal van verhoor van Theodore van de Boel door de vrederechter van Maaseik op 8 november 1813, en verklaring van de maire van Thorn d.d. 20 oktober 1813. Op beide avonden – dinsdag 29 en woensdag 30 september 1807 – was de 27-jarige Joannes Deneer uit Thorn de violist. De dansavonden vonden plaats in de herberg van de dertigjarige Gerard Geurts, die tevens een boerderij had. Wellicht was het slachtoffer, Michel Lintgens, populair bij de jonge vrouwen uit het dorp. Op 30 september verliet hij het bal samen met ‘Gertrude Cremers pour la conduire chez elle’. Nauwelijks had hij een paar stappen buiten de deur gezet, of hij kreeg de fatale klap. Dat zijn populariteit onder de vrouwen letterlijk de moordlust opwekte, hing waarschijnlijk samen met zijn positie als buitenstaander. Michel Lintgens was een leerling-zadelmaker, geboortig uit Nöting, bij Gulik. Hij verbleef tijdelijk bij zijn neef Jean Lintgens, leerlooier te Maasbracht. Als buitenstaanders er met de jonge vrouwen
N OT E N
273
50 51
52 53
54 55
56 57
274
vandoor gingen, werd het voor de plaatselijke jongemannen veel lastiger om een huwelijkskandidaat te vinden. RAL NRA inv. nr. 237, dossier Henri Reynders en Gerard Mols, getuigenverklaringen afgelegd ten overstaan van P. Petit, Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 15 oktober 1807; en Acte d’accusation opgesteld door F.J.A. Ramaeckers, Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 16 januari 1808. Rooijakkers, Rituele repertoires, p. 318; Storme, Die trouwen wilt voorsichtelijck, p. 150-157. Lambrechts, regeringscommissaris bij het kanton Mechelen (arrondissement Maastricht), beschreef deze gang van zaken bij de kermis in het dorp Uikhoven in het jaar VII van de Franse Republiek, omdat de jongeren hun festiviteiten als vanouds op zondag begonnen en zich niets aantrokken van de wet op de republikeinse kalender. RAL FA inv. nr. 4399, kopie van brief van de regeringscommissaris bij het kanton Mechelen aan de regeringscommissaris bij het Tribunal correctionnel van het arrondissement Maastricht, d.d. 25 vendémiaire VII (16 oktober 1798). Ook Haks veronderstelt, ‘dat onder de lagere groepen non-coïtale erotiek een uitwijkmogelijkheid bood voor hen die het risico van een voortijdige zwangerschap wilden vermijden.’ Haks, Huwelijk en gezin, p. 14. De twintigjarige Anne Elisabeth Meulenaers, geboortig uit Susteren, werkte als dienstmeid op de boerderij Stokbroekshof te Kessenich, vijftien kilometer ten zuidoosten van Weert. Op deze boerderij van Mechtildis Ruthen, weduwe Janssens, werd zij naar eigen zeggen voortdurend lastiggevallen door de knechten die ‘cherchen[t] par tous moyens à corrompre ma pudeur’. Zij legde deze verklaring af om haar plotselinge vertrek van de boerderij te verklaren. Bij dat vertrek had ze kleren aangehad die niet van haar waren, zodat de verklaring wellicht de aandacht moest afleiden van eventuele diefstal. Toch spreekt uit deze verklaring, dat seksuele intimidatie een normaal verschijnsel was. Er blijkt ook uit, dat dienstmeiden feitelijk geen stappen konden ondernemen tegen dergelijke handtastelijkheden. Daardoor is het verschijnsel zelden vastgelegd. Op het moment dat Anne Elisabeth Meulenaers in dienst trad bij weduwe Janssens had zij niets bij zich behalve de kleren die zij droeg: een blauw lijfje, een rode schort, een blauw-rood gestreepte jurk en een witte omslagdoek. Op 5 messidor VII (zondag 23 juni 1799) had zij van een andere dienstmeid kleren geleend om de mis te bezoeken. Later op de dag, tegen de avondschemering, had zij de boerderij in stilte verlaten. RAL, NRA, inv. nr. 1424, dossier Anne Elisabeth Meulenaers. RAL NRA inv. nr. 1632, dossier Pierre Leblanc e.a. ‘au point que ce que la pudeur exige de voiler étant entièrement découvert’. Petronille Peters, een uit de Bataafse Republiek afkomstige vrouw die in Weert woonde bij dagloner Hendrik Gubbels, werkte op een kermisavond als serveerster in taveerne ‘De Kroon’ aan de Beekstraat in Weert. Op deze avond – zondag 25 of maandag 26 september 1803, het proces-verbaal is hier niet eenduidig in – vond zij ook gelegenheid om te dansen, maar op de dansvloer werd zij lastiggevallen. Om haar belagers te ontvluchten vertrok zij om elf uur naar huis. Vóór zij daar arriveerde, werd zij op de grond geworpen en betast. Degene die het voortouw nam tot de aanranding – leerling-hoedenmaker François Leblanc – stond slecht bekend, maar enkelen van zijn medeplichtigen waren afkomstig uit keurige middenstandsgezinnen, zoals brouwer Pierre Truyens die in 1812 tot gemeenteraadslid zou worden benoemd. RAL NRA inv. nr. 1991, proces-verbaal opgesteld door de gendarmeriebrigade van Weert op 7 vendémiaire XII (30 september 1803). Een eventuele verwantschap tussen Pierre Leblanc – de dader uit Wessem – en François Leblanc – de dader uit Weert – heb ik niet onderzocht. Gyssels, ‘Het voorechtelijk seksueel gedrag’, p. 80; Haks, Huwelijk en gezin, p. 14, 71-72, 78-79, 96-100. Gyssels meldt dat in het peiljaar 1810 71% van de kinderen die voorechtelijk geconcipieerd werden, geboren werden binnen vijf maanden na de huwelijksvoltrekking. In deze gevallen werd het huwelijk geprovoceerd of vervroegd door de zwangerschap. Slechts 29% werd in de zesde of zevende maand na het huwelijk geboren en werd dus in de verlovingsperiode geconcipieerd. Voor Gyssels is dit een aanwijzing dat binnen verlovingsrelaties de verbodsbepalingen van de kerk aangaande seks voor het huwelijk vrij goed werden nageleefd. Gyssels, ‘Het voorechtelijk seksueel gedrag’, p. 81-83, 101. Tegen deze redenering is een methodologisch bezwaar aan te voeren. Zoals Gyssels zelf aangeeft, is de kans dat op een copulatie een zwangerschap volgt betrekkelijk gering. Wanneer partners tijdens hun verloving – in de omschrijving van Gyssels een periode van vier maanden – geregeld seksuele betrekkingen met elkaar onderhielden, zal slechts een klein deel van de vrouwen tijdens de eerste twee maanden zwanger zijn geraakt. Vrouwen die in de derde en vierde maand van de verloving zwanger raakten en hun kind na een reguliere zwangerschap ter wereld brachten, tellen in de cijfers van Gyssels niet mee, omdat zij alleen de geboorten in de eerste zeven
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
58
59 60
61
62 63
64 65
66
67
68
maanden na het huwelijk registreert. Uit het feit dat rond 1810 7,9% van de bruiden in de zesde of zevende maand na het huwelijk van een kind beviel, mogen we derhalve concluderen dat een veelvoud van hen seks had tijdens de verloving. Voor het peiljaar 1800 zijn deze cijfers nog hoger, met 38,6% voorechtelijke en 3,1% onwettige kinderen. Dit percentage van 38,6 is extreem hoog en past niet in een langere trend, wat reden is om er een kanttekening bij te plaatsen. Hoogstwaarschijnlijk speelde een institutionele factor hierbij een rol, die door de onderzoekster niet vermeld wordt. Vanwege het conflict tussen kerk en staat in de jaren 1797-1802 zullen veel trouwlustigen er in deze periode voor teruggeschrokken zijn om een huwelijk te sluiten. Het aangaan van zo’n huwelijk betekende zowel een gang naar de ambtenaar van de burgerlijke stand als een gang naar een priester die de eed op de Franse constitutie had afgelegd. Zo’n dubbele aanvaarding van de nieuwe orde was te veel gevraagd voor traditioneel ingestelde katholieken. In afwachting van betere tijden zullen zij hun geplande huwelijken alvast geconsumeerd hebben. Gyssels, ‘Het voorechtelijk seksueel gedrag’, p. 76-79. Weliswaar mogen we deze cijfers uit Vlaanderen niet zonder meer van toepassing verklaren op het gebied dat in deze studie centraal staat, maar ze geven wel een indicatie over de omvang van het fenomeen. Gyssels, ‘Het voorechtelijk seksueel gedrag’, p. 78-79 en 102. Een interessante aanwijzing voor het voorkomen van voorechtelijk geslachtsverkeer vormt een passage in een brief die de zestienjarige Elisabeth Bloemarts, de zus van maire Bloemarts van Weert, aan haar minnaar Alexandre Lambert fils schreef: ‘mon cousin m’a demandée si j’avois couchee avec toi, et j’ai dit devine cela car je serai bien plus prudente que de dire cela a vous’. RAL NRA inv. nr. 1990, brief van Elisabeth Bloemarts, d.d. 17 fructidor [VIII] (4 september 1800). In hoofdstuk 27 over maire Bloemarts komen deze amoureuze verwikkelingen uitgebreider aan bod. De fysieke nabijheid van de partner speelde waarschijnlijk een grote rol bij het aanknopen van vleselijke betrekkingen. Uit een onderzoek in het Brabantse Alphen blijkt dat gedwongen huwelijken – waarbij de bruid zwanger was – vooral voorkwamen tussen partners die tot hetzelfde huishouden (inclusief knechten en dienstbodes) behoorden. Woonden geliefden op enige afstand van elkaar, dan stelden ze het geslachtsverkeer blijkbaar gemakkelijker uit. Lindner, ‘De dynamische analyse’, p. 67 en 76. RAL NRA inv. nr. 1580, f. 177v-179r; RAL NRA 1633, dossier Jean Wijns. Jean Wijns werden twee vergrijpen ten laste gelegd. Hij zou hebben geprobeerd om Jeanne Korsten te verkrachten, en hij zou hebben gedreigd om haar ouderlijk huis in brand te steken, wanneer zij volhardde in het verbreken van de verhouding. Het vonnis van de correctionele rechtbank van Roermond luidde dat Jean Wijns onschuldig was. RAL NRA inv. nr. 1580, f. 177v-179r Haks, Huwelijk en gezin, p. 90. Het betrof dagloner Simon Mussen en zijn vrouw Maria Leens, die in een kleine woning in het gehucht Leuken, gemeente Weert, woonden. We zijn hen al tegengekomen in hoofdstuk 1. Maria Leens nam in februari 1798 het initiatief tot de echtscheidingsprocedure. Op 28 floréal VI (donderdag 17 mei 1798) meldde Simon Mussen aan de vrederechter van Weert dat hij en zijn vrouw zich verzoend hadden. RAL NRA inv. nr. 2416. Uit de afwezigheid van echtscheidingen mogen we overigens weinig conclusies trekken. In Rotterdam, dat in 1795 ruim 53.000 inwoners telde, kwamen in de periode 1671-1800 gemiddeld 4,4 echtscheidingen per jaar voor. In Leiden, dat in 1795 ruim 30.000 inwoners telde, kwamen in de periode 1671-1800 gemiddeld nog geen 2 echtscheidingen per jaar voor. Haks, Huwelijk en gezin, p. 202. De wet kende weliswaar specifieke gronden waarop een scheiding kon worden aangevraagd van een afwezige echtgenoot, maar deze waren in dit geval niet van toepassing. RAL FA inv. nr. 4285, brief van Pressigny, ‘receveur principal des douanes nationales’ te Weert, aan Girard, de regeringscommissaris bij het departementale bestuur van de Nedermaas, d.d. 17 vendémiaire VI (8 oktober 1797); en minuut van de reactie van Girard aan Pressigny d.d. 26 vendémiaire VI (17 oktober 1797). ‘si j’étais un homme aisé j’aurai profité de la faveur de la loi du divorce’ ; ‘le mari et la femme sont comme l’arbre et l’écorce, si l’un est atteint l’autre souffre’. De vermaledijde echtgenote Sybille Peut was op 30 juli 1811 veroordeeld door de rechtbank van eerste aanleg te Roermond. Op 18 november 1811 schreef Henry van der Straaten, ‘époux fatal’, de brief waaruit ik citeer. RAL NRA inv. nr. 1635, dossier Sybille Peut. In 1813 moest Sybille Peut zich andermaal voor de rechter verantwoorden, ditmaal op verdenking van het stelen van kolen op de kade in Venlo waar schepen hun lading losten. RAL NRA inv. nr. 1639, dossier Sybille Peut. GAW NA inv. nr. 4537, bijlage bij minuut van akte 21 verleden voor notaris Cornelis op 20 februari 1811.
N OT E N
275
69 ‘un homme extrêmement violent, non maître de ses mouvements de colère et très dangereux’. RAL NRA inv. nr. 1950, verklaring van maire Gerard Langens van de gemeente Caulille ten overstaan van Joseph Hollanders, vrederechter van het kanton Achel, d.d. 26 juli 1813. 70 RAL NRA inv. nr. 1950, proces-verbaal van arrestatie van Sweerts door gendarmes van de brigade Weert, d.d. 4 juli 1813, processen-verbaal van verhoren van Pierre Sweerts door de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond, d.d. 7 juli 1813 en 9 augustus 1813, en verklaring van maire Gerard Langens van de gemeente Caulille ten overstaan van de vrederechter van het kanton Achel, d.d. 26 juli 1813. 71 De merkwaardige manoeuvres van Joseph Debraz – die zichzelf Joseph de Brax noemde – verdienen hier een vermelding. De 32-jarige Joseph Debraz werkte per 21 germinal XII (11 april 1804) als tuinman op het kasteel Nieuwenhoven in de gemeente Sint-Truiden, voor kost en inwoning en een jaarsalaris van dertig (of veertig zoals een ander document zegt) kronen van ieder vier gulden. Zijn vrouw en drie kinderen woonden in het dorp Polleur, ten zuiden van Verviers. Vanwege zijn huwelijkse staat en zijn leeftijd viel Joseph Debraz niet in de smaak bij de dienstmeiden op het kasteel. Omdat hij zijn zinnen had gezet op een kamermeisje, overlegde hij een valse verklaring dat hij een ongehuwde man van 26 jaar was. Aan de maire van Polleur schreef hij op 21 augustus 1804 een brief met de mededeling dat hij was overleden. Hij verzocht om de brief ter hand te stellen aan zijn schoonbroer en om het overlijden voor te laten lezen door de pastoor, na afloop van de mis. De kasteelheer Maximilien François Niesse ontsloeg zijn tuinman na zes maanden vanwege zijn al te opdringerige gedrag ten opzichte van het kamermeisje. Joseph Debraz werd daarna bij toeval aangehouden door de gendarmerie terwijl hij zich bevond in het ‘café des quatre nations’ te Sint-Truiden. Hij bleek twee hemden en een lap gordijnstof bij zich te hebben, die hij had meegenomen van het kasteel. Voor deze diefstal werd hij veroordeeld tot twee jaar detentie. Opmerkelijk in dit verband is een brief die Hubert Hertaix, ‘marchand et fabricant de draps’ uit Verviers, op 4 mei 1804 had geschreven aan deze Joseph Debraz, tuinman op Nieuwenhoven. De lakenfabrikant liet Joseph Debraz weten dat hij altijd zijn oude betrekking bij de broer van de lakenfabrikant weer op kon nemen voor 25 stuiver per dag, als hij ontevreden mocht zijn in het Vlaamse land. Daarnaast liet hij weten dat een andere kasteelheer voor hem een betrekking had met een beloning van 45 kronen per jaar. Ten slotte groette Hertaix de tuinman namens een vrouw. De formulering van deze groet wijst erop dat Joseph Debraz vaker vrouwenharten op hol bracht: ‘bien de complimen de mademoisel veuve Mohet elle vous aten [=attend] du profon de sen ame [=son âme] le cœur contri le larmes aux ieux pour sans amoureux’. De gebreken in de spelling van bovenstaand citaat kunnen we wellicht terugvoeren op de beperkte schrijfvaardigheid van Joseph Debraz. Hij bekwaamde zich in het schrijven door brieven over te schrijven die aan hem gericht waren, zoals de brief van de lakenfabrikant uit Verviers. RAL NRA inv. nr. 207, dossier Joseph Debraz. 72 De bronnen maken slechts af en toe melding van dit fenomeen. Lambert aen den Berg, een vijftigjarige getrouwde boer uit Heythuysen, werd op 11 ventôse VII (1 maart 1799) veroordeeld tot zestig dagen hechtenis en tachtig franc boete omdat hij diverse malen seks had bedreven met de 43-jarige Jeanne Nijs, een getrouwde vrouw uit Heythuysen die op zijn boerderij werkte als dagloonster, onder andere bij het rooien van aardappelen. De vrouw werd veroordeeld tot veertig dagen detentie en zestig franc boete. De rechtbank was van oordeel ‘que des faits pareils sont outrageants même séduisants à tout esprit de bonnes moeurs en ne donnant que des mauvais exemples dans la société’. RAL NRA inv. nr. 1417. Jeanne Nijs had de vrijpartij aanvankelijk voorgesteld als een verkrachting: ‘(…) Lambert Berg (…) en demandant à en abuser et la prostituer sur quoi qu’elle répondit, qu’elle ne pouvait pas permettre telle chose, car vous êtes marié, et moi aussi, vous avez une femme et moi un mari, à quoi qu’il répondit mon épouse ne veut pas le laisser faire, parce qu’elle est malade, mais faisons nous cela, car cela n’est rien, il arrive entre les eclésiatiques et laïcs, sur quoi il l’a jeté par terre et l’abusa.’ RAL NRA inv. nr. 160, dossier Laurent aan den Berg, klacht van Jeanne Nijs, opgesteld door de vrederechter van het kanton Heythuysen, d.d. 9 nivôse VII (29 december 1798). Volgens Lambert aen den Berg had de vrouw evenwel het initatief genomen voor de vrijpartijen, en had zij hem daarvoor zelfs willen betalen: ‘trois fois elle m’a offert avant de la baiser, de travailler chez moy six jours pour chaque fois, elle m’a aggacé à la baiser car j’en avois pas grand envie.’ De scènes hadden plaatsgevonden terwijl hij haar – op haar verzoek – in de avondschemering over de hei naar haar woning begeleidde. Op de vraag hoe zij hem opgewonden had, antwoordde Lambert aen den Berg: ‘étant dans la bruière elle s’est jetté par terre vis à vis de moij et elle a levé ses jupes sans honte ni honneur, situation qui m’a stimulé.’ RAL NRA inv. nr. 160, dossier Laurent aan den Berg, proces-verbaal van verhoor van Lambert aen den Berg door de Directeur du jury van het arrondissement Roermond, d.d. 29 pluvôse VII
276
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
73
74 75 76
77
78
79 80 81
(17 februari 1799). Wat de lezing van Lambert aen den Berg des te aannemelijker maakt, is het feit dat hij vergiffenis voor zijn daden had gevraagd aan de echtgenoot van Jeanne Nijs, geruime tijd vóór Jeanne Nijs haar aanklacht van verkrachting indiende. Lambert aen den Berg legde later aan de vrederechter uit dat hij naar de echtgenoot was gegaan: ‘parce que voulant aller au confesse, je tâchai de concilier’. RAL NRA inv. nr. 160, dossier Laurent aan den Berg, verklaring van Lambert aan den Berg, afgelegd ten overstaan van de vrederechter van het kanton Heythuysen, d.d. 15 nivôse VII (4 januari 1799). De bronnen maken verder gewag van Adriaen van Boxmeer uit Neer, een dorp twintig kilometer ten oosten van Weert. Deze man was wever van stiel maar praktiseerde illegaal het beroep van arts, waarvoor hij door de rechtbank van het arrondissement Krefeld (departement van de Roer) in 1806 veroordeeld werd. Hij had een maîtresse in de persoon van Elisabeth Jengaert. De bezorgde maire van Neer merkte op: ‘Cette fi lle est connu de ne pas possédant ces cinq sens au complet. Ses père et mère sont à la charge du Bureau de bienfaisance, il [=Adriaen van Boxmeer] a tenu conversation avec cette fi lle si longtemps qu’elle est enceinte de lui d’après sa propre déclaration. Il le entretient toujours dans l’espoir de le marier disant que sa femme ne vivrait pas longtemps et qu’il avoit pu qu’elle mort d’une mort subit.’ De bezorgheid gold het leven van de 57- of 58-jarige echtgenote van Adriaen van Boxmeer. De maire vreesde dat zij vergiftigd zou worden met de medicijnen die de neparts in huis had. RAL NRA inv. nr. 1997, brief van M. Nijs, de maire van Neer, aan de ‘Magistrat de Sûreté’ van het arrondissement Roermond, d.d. 29 december 1806, met in bijlage een brief van Toussaint H. Knapen, ‘docteur en médecine’, aan de maire van de gemeente Neer, d.d. 28 december 1806. Ten slotte is er een bekentenis van een vrouw uit Beesel, een dorp 25 kilometer ten oosten van Weert. De 37-jarige Joanna Jansen, weduwe van François Meuters, erkende dat zij negen maanden zwanger was van haar schoonbroer Pierre Simons, die reeds getrouwd was. RAL NRA inv. nr. 1949, proces-verbaal van verhoor van Joanna Jansen door de juge d’ instuction van het arrondissement Roermond, d.d. 31 juli 1812. Laurens Brinckmans was op 13 juni 1774 te Nederweert geboren en behoorde als conscrit derhalve tot de lichting van het jaar VII. RAL FA inv. nr. 467. De inwoning bij Brinckmans van zijn schoonzus Anne Vinckers was adjoint du maire Jean Nien van de gemeente Weert al langer een doorn in het oog. Hij kon echter pas een onderzoek instellen, toen Laurens Brinckmans, of preciezer gezegd de onbevoegde vroedvrouw Guillelmine Briels, een wet overtrad. De vroedvrouw verzuimde namelijk om de pas geboren baby op tijd aan te geven bij de burgerlijke stand. RAL NRA inv. nr. 1636, dossier Guillelmine Briels. RAL NRA inv. nr. 1613, dossier François op den Buijs. ‘Peut-être en as-tu l’expérience ?’ RAL NRA inv. nr. 1577, verslag van de zitting op 5 thermidor IX (24 juli 1801), verklaring van Maria Koninckx. Bij ruzie met een vrouw moest haar hoofdbedekking het altijd als eerste ontgelden. Het onbedekt zijn van het hoofd van een vrouw was seksueel geladen en gold als onfatsoenlijk. Door het afrukken van de muts werd de vrouw in haar eer geraakt. Van de Pol, Het Amsterdams hoerdom, p. 80; Deceulaer, Pluriforme patronen, p. 205. Hoewel de verdachte niet de expliciete termen gebruikte die tegenwoordig gangbaar zijn, laten de processtukken niets aan duidelijkheid te wensen over. Jacques Janssen had aan Elisabeth Colen gevraagd of zij had rond gebazuind dat hij ‘aurait sollicité de faire sa volonté avec elle?’. Zij had hem geantwoord, dat dat waar was, ‘et qu’il était un putafier’. RAL NRA inv. nr. 1624, dossier Jacques Janssen, proces-verbaal van verhoor van Jacques Janssen door de Directeur du Jury de l’arrondissement de Ruremonde d.d. 11 november 1806. In dit verband mag een voorval uit Tongeren niet onvermeld blijven. Op 15 frimaire XI (6 december 1802) kwam Anne Marie Jans – een getrouwde vrouw – de herberg van weduwe Hermans in Tongeren binnen om er nootjes en slakken te venten. Eén van de aanwezigen maakte een grapje over ‘la laideur naturelle’ van deze colporteur, waarbij hij opmerkte dat deze vrouw toch nog de begeerten van anderen wist op te wekken. Een inwoner uit Tongeren zou haar zelfs 25 stuiver hebben aangeboden als zij deze begeerten zou willen bevredigen. Jean Joseph Thomas Schaetzen, de adjoint au maire van Tongeren die zich ook in de herberg bevond, voelde zich persoonlijk aangesproken omdat in Tongeren het gerucht de ronde deed dat hij degene was die het genoemde voorstel had gedaan. Schaetzen kon zich niet beheersen en gaf de praatjesmaker enkele oorvijgen. RAL NRA inv. nr. 198, dossier Jean Joseph Thomas Schaetzen, vonnis van de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement Maastricht, d.d. 21 ventôse XI (12 maart 1803). ‘Stevel’ is een oude benaming voor laars. RAL NRA inv. nr. 1636, dossier Jean Antoine Jacobs. In de nacht van 27 op 28 februari 1809 was Catherine Heijer, een negentienjarige breister, door een
N OT E N
277
groep van zes jongemannen ontvoerd uit haar huurkamer, naar de wallen van Roermond gevoerd en daar verkracht en ernstig mishandeld. Volgens een verklaring die Catherine Heijer aflegde, had timmerman Leonard Frisch daarbij tegen haar gezegd: [‘] tu as été baisée bien du fois pour de l’argent, mais cette fois-ci, tu n’auras rien, et si tu ne te laisses pas faire, nous te tuerons [’], qu’aussitôt le même Frisch la jeta à terre, lui mit un genou sur la gorge, lui visita les parties sexuelles, et après avoir dit: [‘] il est bon [’], la viola complètement malgré sa résistance et ses cris; qu’ensuite [Pierre Mathieu] Horens voulut aussi la violer, que sur sa résistance, [Dominique] Evers dit à plusieurs reprises [‘] frappez, frappez, elle ne veut pas se laisser faire [’]. RAL NRA inv. nr. 241, dossier Leonard Frische e.a., tweede verklaring van Catherine Heijer afgelegd tegenover de Magistrat de sûreté van het arrondissement Roermond, d.d. 1 maart 1809. In haar vroegere kosthuis kon Catherine Heijer na deze verkrachting – en ernstige mishandeling – niet meer terecht. Enkele maanden later treffen we Catherine Heijer, ‘femme de débauche’, aan als huisgenote van de heer Vinandt, een jeneververkoper die ‘une très mauvaise réputation’ genoot. Op 15 juli 1809 greep de gendarmerie in omdat de heer Vinandt zijn huisgenote mishandelde, maar tot een rechtszaak kwam het niet. RAL NRA inv. nr. 1997, proces-verbaal van de gendarmeriebrigade van Roermond, d.d. 15 juli 1809. Op 7 januari 1810 werd Catherine Heijer gearresteerd door de gendarmeriebrigade van Neufchâteau, zestig kilometer ten noordwesten van Luxemburg, omdat zij niet beschikte over een paspoort. Zij reisde in het gevolg van een aantal huzaren, die niet meer geschikt waren bevonden voor de militaire dienst. Zij werd overgebracht naar Roermond, waar de maire haar liet opsluiten in het Huis van Bewaring. Op 19 maart 1810 liet de Magistrat de sureté van het arrondissement Roermond – via de onderprefect van dit arrondissement – aan de maire van Roermond weten, dat deze de arrestante onmiddellijk moest vrijlaten, óf een aanklacht tegen haar moest indienen. Catherine Heijer zat op dat moment al veel langer in voorarrest dan de wettelijke termijn van één maand. GAR AKGR inv. nr. 426. 82 RAL NRA inv. nr. 1615, dossier Marie van der Zanden. 83 Guillielmine Koninx, een boerin uit Heythuysen, had op zaterdagochtend 3 mei 1806 een bezoek aan Nederweert gebracht ‘par dévotion pour l’invention de la sainte croix’. Rond het middaguur keerde ze over de heide terug naar Heythuysen. Onderweg werd ze door een onbekende man aangerand en beroofd van haar zilveren kruisje en van een zilveren knoop. Het slachtoffer liet in het midden of er feitelijk sprake was geweest van een verkrachting. In het proces-verbaal dat de maire van Heythuysen en de commandant van de plaatselijke gendarmeriebrigade opstelden lezen we: ‘il [=de onbekende dader] s’est jeté sur elle en la mettant par terre lui demandant d’en jouir ce qu’elle a refusé ; cependant l’inconnu ayant fait tous ses efforts pour y parvenir et elle pour s’y opposer, la crainte et le combat qu’elle avait à soutenir, elle ne sait s’il en a joui ou pas’. Het ligt voor de hand dat de vrouw met deze vage uitspraak haar eerbaarheid probeerde te redden. Zij gaf namelijk impliciet aan, dat de man zijn zinnen had geblust: ‘après qua sa [=van de onbekende dader] furie fut passée (…)’. Bovendien meldde ze het voorval niet zelf aan de autoriteiten, maar kwamen deze erachter via het geruchtencircuit. RAL NRA inv. nr. 1995, proces-verbaal opgesteld de maire van Heythuysen en de commandant van de gendarmeriebrigade van Heythuysen, d.d. 8 mei 1806. 84 Al waren er uitzonderingen zoals Jean Mathieu van den Moesdijk. Hij was op 25 februari 1788 in het Weerter gehucht Laar geboren. Omdat hij zijn ouders al vroeg verloren had, werd hij door verwanten opgevoed. In 1806 werkte hij als knecht op de boerderij van Henri Leijsen in het gehucht Kreijel, in de gemeente Bocholt, een buurgemeente van Weert. Op 12 juli van dat jaar verkrachtte hij er Wilhelmine Marcus (in de processtukken abusievelijk Martens genoemd), een veertienjarige koeienhoedster geboortig uit Someren. De dertienjarige zoon van Henri Leijsen hielp mee om het meisje in bedwang te houden. Zoals vaak bij verkrachtingen trekken de machtsverhoudingen de aandacht. Door de zoon van zijn werkgever te betrekken bij de actie, kon Jean Mathieu van den Moesdijk rekenen op de steun van deze werkgever bij de poging om de actie te verdonkeremanen. Deze boer verzon naderhand een alibi voor zijn zoon en zijn knecht. Tevens intimideerde Jean Mathieu van den Moesdijk het meisje, dat in eerste instantie inderdaad haar mond hield over de verkrachting. Bovendien had Jean Mathieu van den Moesdijk voor de verkrachting een afgelegen plaats uitgezocht, zonder getuigen in de nabijheid. Vermoedelijk meende hij dat de daad op deze manier zonder gevolgen zou blijven. Inderdaad stond het slachtoffer juridisch gezien niet sterk. Het was vooral aan de inzet van de maire van Bocholt te danken dat het toch tot een rechtsgang kwam. In de rechtszaak werd verkrachting niet bewezen geacht. Wel werd Jean Mathieu van den Moesdijk schuldig bevonden aan seksuele aanranding met geweld. RAL NRA inv. nr. 223, dossier Jean Mathieu van den Moesdijk en Guillaume Leijsen. Omdat hij zijn straf uitzat in de gevangenis van Vilvoorde, kon Jean Mathieu van den Moesdijk niet aanwezig zijn bij de loting van de conscrits van de lichting 1808 van de gemeente Weert. Hij werd daarom
278
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
vertegenwoordigd door maire Bloemarts, die voor hem lotnummer 52 trok. Korte tijd na zijn ontslag uit de gevangenis werd Jean Mathieu van den Moesdijk opgeroepen voor actieve dienst. Per 26 april 1808 diende hij in het 2de légion de réserve de l’ intérieur. RAL FA inv. nrs. 496, 499 en 507. In het voorjaar van 1815 was hij niet teruggekeerd uit de legerdienst, waaruit we min of meer mogen concluderen dat hij overleden was. RAL PA inv. nr. 141. 85 François, Journal; Parquin, Souvenirs. 86 ‘Il me semble vous entendre dire: “Il ne me dis jamais rien des femmes.” Je peux vous en parler elles sont comme ailleurs: elles aiment plaire aux hommes, mais il n’est pas toujours à propos de se livrer à elle, car sous l’aparence d’une amitié qui semble aller à la passion, elles vous font de certains cados qu’on oublie difficilement. C’est ce qui fait que je les évite autant que possible.’ Brief van Etienne Desjonquères aan zijn moeder vanuit Barcelona, d.d. 29 juli 1812. Desjonquères, Douze années de guerre, p. 184-185. HOOFDSTUK 25 1
2
3
4
Musicoloog Van Dijk richt zich op componisten als scheppers van een creatief oeuvre en heeft weinig belangstelling voor de sociale aspecten van het muziekleven. Van Dijk, Panorama. Zijn vakgenoot Zomerdijk besteedt wel aandacht aan de uitvoeringspraktijk, maar wijst op een gebrek aan relevante bronnen. Zomerdijk, Het muziekleven, p. 9, 46. Over het Roermondse muziekleven is tot nu toe een betrouwbare publicatie verschenen. Venner, ‘Het jaar 1775’. Jac Lemmens liet zich weinig gelegen aan de – terechte – bronnenkritiek die Venner beoefende en baseerde zich op gedenkboeken die op hun beurt geen bronvermeldingen bevatten. Lemmens, ‘La grandeur’. Evers en Ubachs wijzen op een gebrek aan studies over het muzikale leven, wat samenhangt met een gebrek aan archivalia. Ubachs en Evers, ‘Cultuur in Nedermaas’, p. 165. Zo speelde een muziekgezelschap te Venlo tijdens revolutionaire plechtigheden op 2 messidor VI (20 juni 1798), 10 thermidor VI (28 juli 1798), 1 vendémiaire VII (22 september 1798), 30 ventôse VII (20 maart 1799), 10 germinal VII (30 maart 1799), 10 floréal VII (29 april 1799), 20 prairial VII (8 juni 1799), 2 messidor VII (20 juni 1799), 9 thermidor VII (27 juli 1799), 10 fructidor VII (27 augustus 1799) en 10 vendémiaire VIII (2 oktober 1799). RAL FA inv. nr. 4399, processen-verbaal van de viering van revolutionaire plechtigheden. Een brief van Cornelia J. Bosch aan haar echtgenoot Henri J. Michiels, de latere maire van Roermond, geeft een aardig inkijkje in de muzikale interesses van de hogere burgerij. Cornelia was in de zomer van 1794 vertrokken naar gene zijde van de Rijn in verband met de opmars van de Franse legers in de Zuidelijke Nederlanden. Vanuit Emmerik schreef zij aan haar man die in Roermond was gebleven. Hoewel zij zich nauwelijks geïnstalleerd had en haar koffers nog niet had uitgepakt, had mevrouw Michiels in Emmerik haar muzikale interesses al weer opgepakt: ‘Je joue encore de tems en temps mon cher au clavecin chez Mr. l’inspecteur, mais comme je n’ai pas ma musique je ne puis y faire grand-chose, sa fi lle apprend à jouer, elle a un excellent maître, et s’il est possible je tâcherai d’avoir quelques leçons de lui, s’il n’est pas trop chère, parce que je sais que cela te ferait plaisir’. RAL MvK inv. nr. 62, brief van Cornelia J. Bosch aan haar echtgenoot H.J. Michiels, d.d. 4 augustus 1794. Uit een brief aan Cornelia J. Bosch blijkt dat zij haar vriendinnen inschakelde om aan bladmuziek te komen: ‘Je suis occupé à m’acquitter de votre commission à l’égard de la musique et j’espère d’avoir le plaisir de vous l’envoyer avec la première charrette, pour ne pas y manquer j’ai donné commission à un grand amateur.’ RAL MvK inv. nr. 69, brief van mej. A. Schneider uit Kleef aan Cornelia J. Michiels-Bosch te Roermond, d.d. 30 november, zonder jaartal. Een muzikale traditie ontbrak niet helemaal. In kerken werd gezongen, vaak onder begeleiding van een orgel. Soms speelden er zelfs andere muzikanten. In Weert leverde het klooster van de predikheren aan de Molenstraat vanouds een ‘rector chori’ voor het parochiekoor. Uit de aanwezigheid van diverse organisten in dit klooster mogen we afleiden dat de kloosterkerk ook een orgel rijk was. Sloots, Haga Mariana, p. 51 en 72. De parochiale Sint-Martinuskerk kende aan het eind van de achttiende eeuw een vaste organist, François van den Wijngaert, broer van klokkenmaakster Petronella van den Wijngaert. GAW ASM inv. nr. 760. Dat muziek een belangrijke plaats innam in de liturgie, zien we terug in de rekening van de kerkmeesters van de Sint-Martinuskerk. Over de periode van 1 december 1803 tot 17 april 1806 gaven zij 1038,55 franc uit aan voorzangers, onderkoster, organist en muzikanten. Over de periode van 21 april 1806 tot 1 januari 1808 bedroegen de uitgaven voor deze post 963,80 franc. GAW NAW inv. nr. 1, f. 5657 en 70-71. De kerk van het klooster van de penitenten-recollectinen aan de Beekstraat beschikte ook
N OT E N
279
5
6 7
8 9
10
11 12
13 14 15 16
280
over een orgel. Na de suppressie van dit klooster werden orgel en de orgelkast voor 590 gulden verkocht aan Joannes Beerens. Domitilla, Geschiedenis van het zusterklooster, p. 139. Joannes Beerens was een orgelmaker uit Nederweert, die zich in 1774 in Weert had gevestigd. Van hem is de bouw c.q. reparatie bekend van orgels in kerken in Bocholt, Bree, Hoogstraten, Lith, Lithoyen, Oirschot, Opoeteren, Oss, Rekem en Weert. In Weert repareerde hij in 1778 het orgel van de kerk van het minderbroedersklooster aan de Biest. Joannes Beerens werkte samen met orgelbouwer Joannes Vermeulen uit Nederweert. 250 jaar orgelbouwers, p. 26-28, 54-58. Op 25 september 1775 tekende Joannes Beerens een contract om voor 1075 gulden ‘Maeseijker cours’ een nieuw orgel te leveren aan de kerk in Stramproy. Om onbekende redenen voerde hij het contract niet uit. Op 17 mei 1778 tekende de pastoor van de Sint-Willibrordusparochie in Stramproy een nieuw contract, ditmaal met Lambertus Houtappel en Joseph Bienviegnat, ‘orgelmakers in compagnie tot Maastrigt’. Het orgel kende dezelfde registers en dezelfde prijs van 1075 gulden. Dit contract werd wel uitgevoerd. GAW, Archief parochie Sint-Willibrordus Stramproy, inv. nr. 214. Joannes Beerens was zelf getrouwd met Anna Maria Houtappels, die wellicht verwant was aan de Maastrichter orgelbouwer. Tot de muzikanten in Weert mogen we daarnaast de trommelaars rekenen die verbonden waren aan de schutterijen. Ten slotte waren er speellieden, die zowel de viool als de bas bespeelden. Boer Jan Moonen uit Tungelroy beschrijft in zijn kroniek dat de Weertenaren die tijdens de Brabantse Revolutie een raid uitvoerden op Roermond en er vertegenwoordigers van het Oostenrijkse gezag arresteerden, bij terugkomst in Weert werden onthaald ‘met gespeel met bast en viole’. GAW ANGA inv. nr. 423. Natuurlijk ontbraken de spreekwoordelijke uitzonderingen niet. De vooraanstaande familie Van Keverberg, die in slot Aldenghoor in Haelen woonde, mogen we tot de muziekbeoefenaren op het platteland rekenen. Twee broers uit Moers – een stadje ten noorden van Krefeld – bezorgden in juni 1804 een klavecimbel bij de familie Van Keverberg. RAL NRA inv. nr. 1992, proces-verbaal van verhoor van Guillaume Muller door de ‘substitut du procureur impérial pour l’arrondissement de Ruremonde’, d.d. 18 prairial XII (7 juni 1804). RAL FA inv. nr. 4322, proces-verbaal opgesteld door Bailly, regeringscommissaris bij het kanton Roermond, van de sluiting van de sociëteit te Roermond genaamd Cercle constitutionnel, d.d. 17 ventôse VII (7 maart 1799). Naast de Directeur du Concert Petit, die enige tijd administrateur van het departement van de Nedermaas was geweest, troffen de gendarmes ook een zoon van hem aan, en verder koopman Naus, voormalig vrederechter Simon, ambtenaar bij de nationale domeinen Arnould, Daick fils, Janssen fils en Pollart junior. De gendarmes kenden de overige aanwezigen niet bij naam. RAL FA inv. nr. 4322, proces-verbaal van de gendarmerie d.d. 26 pluviôse VII (14 februari 1799). Venner, ‘Het jaar 1775’, p. 157. ‘(…) depuis quatre ans que j’habite cette commune (…) il s’est donné dans cette même salle plus de soixante bals publics où l’on donnait jusqu’à deux franc d’entrée par personne’. RAL FA inv. nr. 4322, brief van Bailly, de regeringscommissaris bij het kanton Roermond, aan Girard, de regeringscommissaris bij het departement van de Nedermaas, d.d. 28 pluviôse VII (16 februari 1799). Van de Garde, ‘Uit de eerste hand’, p. 32. In het officiële verslag van de viering van deze revolutionaire feestdag is wel sprake van ‘une belle musique’ als onderdeel van de stoet die door de stad trok , maar werd geen naam van orkestleider of muzikant vermeld. RAL FA inv. nr. 4399, verslag van de viering van de feestdag te Roermond op 2 pluviôse VI (21 januari 1798). Hoewel de republikeinse kalender al veel eerder was ingevoerd, zette de wet van 17 thermidor VI (4 augustus 1798) pas de puntjes op de i, door de tiendaagse rustdag verplicht te stellen en door elke activiteit die een zevendaagse cyclus kende te verbieden. ‘qu’ils n’y avoit que les misérables ouvriers qui devaient observer les lois, que tout alloit comme par le passé’. RAL FA inv. nr. 4322, brief van Bailly, regeringscommissaris bij het kanton Roermond, aan Girard, regeringscommissaris bij het departement Nedermaas, d.d.14 ventôse VII (4 maart 1799). De gecursiveerde passage is in de brief van Bailly onderstreept. RAL FA inv. nr. 4322, brief van Bailly, de regeringscommissaris bij het kanton Roermond, aan David Daenen, agent municipal van de gemeente Roermond, d.d. 4 pluviôse VII (23 januari 1799). RAL FA inv. nr. 4322, kopie van brief van Daenen, agent municipal van de gemeente Roermond, aan Faulhaber, d.d. 6 pluviôse VII (25 januari 1799). RAL FA inv. nr. 4322, brief van Bailly, regeringscommissaris bij het kanton Roermond, aan Girard, regeringscommissaris bij het departement van de Nedermaas, d.d. 28 pluviôse VII (16 februari 1799). RAL FA inv. nr. 4322, brief van Bailly, regeringscommissaris bij het kanton Roermond, aan luitenant
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Mittre, commandant van de gendarmeriebrigade van Roermond, d.d. 26 pluviôse VII (14 februari 1799). 17 RAL FA inv. nr. 4322, proces-verbaal van de gendarmerie te Roermond d.d. 26 pluviôse VII (14 februari 1799). 18 ‘les maîtres de s’amuser quand bon leur sembloient’. RAL FA inv. nr. 4322, brief van Bailly, regeringscommissaris bij het kanton Roermond, aan Girard, regeringscommissaris bij het departement Nedermaas, d.d. 28 pluviôse VII (16 februari 1799). 19 Een dag later deelde de minister van Politie het besluit mee aan Girard, de regeringscommissaris bij het departement van de Nedermaas, met de opdracht om het besluit uit te voeren. RAL FA inv. nr. 4322, besluit van het Directoire exécutif d.d. 5 ventôse VII (23 februari 1799) en brief van de minister van Politie aan Girard d.d. 6 ventôse VII (24 februari 1799). 20 RAL FA inv. nr. 4322, proces-verbaal opgesteld door Bailly, regeringscommissaris bij het kanton Roermond, van de sluiting van de sociëteit te Roermond genaamd Cercle constitutionnel, d.d. 17 ventôse VII (7 maart 1799). 21 ‘Directeur de la plus ancienne société de bal qui existe dans la commune’. RAL FA inv. nr. 2485, brief van onderprefect Liger aan de prefect, d.d. 19 augustus 1807. 22 Volgens Charles de Bijlandt, de adjoint au maire van Nedercruchten, behoorde Petit tot een clubje van Roermondse aristocraten die gehecht waren aan het ancien régime en die de Franse invloed probeerden te minimaliseren. AN inv. nr. F/1cIII/Meuse Inférieure/5, brief van Charles de Bijlandt aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 25 brumaire X (15 november 1801). 23 Petit liet zich uit in bewoordingen ‘dont la décence ne permet pas de vous répéter les expressions et qui étai[en]t très injurieux pour les dames qui se proposaient de se rendre au bal’, zo rapporteerde onderprefect Liger aan de prefect. RAL FA inv. nr. 2485, brief van onderprefect Liger aan de prefect, d.d. 19 augustus 1807. 24 GAR AKGR inv. nr. 413, brief van prefect Loysel aan onderprefect Liger, d.d. 25 prairial XI (14 juni 1803). 25 GAR AKGR inv. nr. 413, brief van onderprefect Liger aan maire Quisthoudt van Roermond, d.d. 29 prairial XI (18 juni 1803). 26 Op 10 september 1787 werd Gijsbertus van der Vrecken – primus in de wijsbegeerte aan de universiteit van Leuven – feestelijk onthaald in Roermond, waar hij de middelbare school had bezocht. Tot de feeststoet behoorden ‘I. Eene compagnie van schutters te voet, met musikanten; II. Het corps van emulatie [=een geüniformeerde afvaardiging van de drie sociëteiten van de stad] te paard, met keteltromme en trompetten; (…) V. Een open wagen met musikanten in Turksche kleedinge.’ L’Hoeft, e.a., Versameling, p. 42. De inauguratie van keizer Leopold II als hertog van Gelre op 22 september 1791 in Roermond werd op grootse wijze luister bijgezet. ’s Ochtends vroeg trokken de schutterijen uit de stad, ‘précédées chacune d’une troupe de musiciens’, om een erehaag te vormen van de Maas bij Ool tot aan de poort van de stad. De magistraat van de stad ging het hoge bezoek verwelkomen ‘au son d’une belle musique turque’. In Roermond zelf waren liefst veertig erebogen opgericht. Deze constructies waren in een aantal gevallen opmerkelijk groot en stevig, want bovenop twee erebogen speelden muziekorkestjes. ’s Avonds was er een bal, dat tot aan de ochtend duurde. Er zouden meer dan tweeduizend mensen aan hebben deelgenomen. Over deze inauguratie bereid ik een afzonderlijke publicatie voor. Description, ongenummerde inleiding en p. 10 en 44. Van Postel vermeldt dat op 29 en 31 oktober 1794 Franse legereenheden onder leiding van generaal Laurent Venlo binnentrokken met ‘Turksch muziek’. Uyttenbroeck, red., Het dagboek, p. 91-92. Over de populariteit van Turkse militaire muziek zie ook: Fassaert, ‘Vereniging en verandering’, p. 100-101. 27 GAR AKGR inv. nr. 414, brief – met volgnr. 1095 – van Les amateurs de la musique turque de Ruremonde aan de maire van Roermond, d.d. 15 brumaire XII (17 november 1803). 28 P. Petit fils was in 1804 ontvanger der belastingen in de gemeenten Buggenum, Haelen en Nunhem, Horn en Neer. Nieuwen Ruremondschen arrondissements almanach voor het jaer Ons Heere Jesu Christi 1805. 29 De andere leden waren in alfabetische volgorde: Michel Cremer, Joseph Janssen, Henri Maessen, Leonard Mertz, Henri Antoine Milliard, Mathieu Guillaume Painsmay, Jean Quisthoudt, Jacques van der Renne, Jean van der Renne, François Rijcksz, Guillaume Rijcksz, Lambert Rijcksz, Pierre Henri Schreurs, Joseph Schieffer, Charles Simon en Joseph Wijckmans. GAR AKGR inv. nr. 414, brief – met volgnr. 1095 – van Les amateurs de la musique turque de Ruremonde aan de maire van Roermond, d.d. 15 brumaire XII (17 november 1803). Michiels van Kessenich beschrijft in zijn jeugdherinneringen een uitgebreider bezetting. ‘Aussi y avait une musique Turque composée de quatre clarinettes, (présidée par une clarinette octave),
N OT E N
281
30
31
32
33 34
35
36 37
38
39 40
282
deux oboês, deux flûttes, deux cornos, deux fagottes, une grosse caisse, des sonettes, un triangle, des cymballes, des timballes si besoin, des petites flûttes si besoin, des trompettes, plustard des ophéicléides, des cornets à pistons, un serpento. Cette musique Turque quelquesfois se réduisait en Harmonie Spéciale qui ne jouait qu’à huit instruments: deux clarinettes, deux flûttes, deux fagottes, deux cors, ou un corno et un serpento.’ Michiels van Kessenich, De la musique, p. XXVI. Venner meldt dat P.P.P.J. Petit, de vader van fluitist C. Petit, klarinet speelde in dit orkest. G.H.A. Venner, ‘Verzamelaars’, p. 332 en 336. De enige betrouwbare bron waarover we beschikken, geeft echter aan dat het ging om de broers P. en C. Petit. Michiels van Kessenich, De la musique, p. 99. Dit stemt bovendien overeen met de gegevens over de bezetting van de Amateurs de la musique turcque. Veel van deze gegevens ontlenen we aan een boekje waarin baron J.A.H. Michiels van Kessenich zijn herinneringen aan het Roermondse muziekleven in de eerste decennia van de negentiende eeuw heeft vastgelegd. Als zoon van de puissant rijke maire van Roermond was hij niet alleen goed ingevoerd in de betere kringen, maar ontving hij ook privéonderricht op de piano, cello en fluit. Aan zijn opmerkingen over de bezetting, het repertoire en de artistieke kwaliteit van de Société du Grand Concert hoeven we dan ook niet te twijfelen. Anders ligt het met de organisatorische aspecten. De latere baron zag op 2 april 1800 te Roermond het levenslicht. Hij was met andere woorden veel te jong om zelf benul te hebben van de aanvangsfase van dit orkest. Michiels van Kessenich, De la musique, p. 97-100, 136-137. ‘Mrs. Michiels et Van Afferden, comme directeurs de la Société de votre ville et à Mrs. Luytgens et Pollart, comme directeurs du Concert’. GAR AKGR inv. nr. 417, brief – met volgnr. 1362 – van Laisné aan de maire van Roermond, d.d. 3 nivôse XIII (24 december 1804). Allicht mogen we Luijtgens vereenzelvigen met de gelijknamige vrederechter van het kanton Roermond, en Michiels met Michiels de Kessenich, de latere maire van Roermond. Michiels van Kessenich, De la musique, p. 99-100. Maire Michiels van Kessenich wilde Van Afferden, ‘violon d’une force peu commune’, zelfs eren met een portret in de raadszaal van het Roermondse stadhuis. RAL MvK inv. nr. 113, brief van de gemeenteraad van Roermond aan de prefect, d.d. 25 februari 1808. Michiels van Kessenich droeg Christophe Petit voor als kandidaat bij de nieuw op te zetten Franse belastingdienst in het net ingelijfde departement Monden van de Rijn. Volgens Michiels van Kessenich had Christophe Petit jarenlang het feitelijke werk verricht van belastingcontroleur in het arrondissement Roermond, in de periode dat zijn vader deze functie officieel bekleed had. Toen vader Petit rechter was geworden aan de rechtbank van het arrondissement Roermond, waren de bezigheden van Christophe Petit als onbetaalde belastingambtenaar opgehouden. Hij had toen een betrekking gevonden als griffier bij het vredegerecht van het kanton Roermond. RAL MvK inv. nr. 64, minuut van brief van H.J. Michiels van Kessenich aan de heer De la Court, receveur général van het departement Monden van de Rijn, d.d. 2 juli 1810. Omdat hij lid werd van de Provinciale Staten van Limburg, trok Petrus Petit zoon zich in 1821 terug als directeur van de wolspinnerij. De spinnerij was op 17 januari 1812 opgezet. De drie oprichters hadden in totaal 57.000 franc ingebracht. Derden hadden nog eens 9000 franc ingebracht. RAL MvK inv. nr. 1311. Het betrof verreweg het grootste bedrijf in Roermond. In 1815 werkten er honderd arbeiders. ARA, ministerie van Oorlog, kwartiermeester-generaal van de generale staf, inv. nr. 220, vragenlijst over de gemeente Roermond, ingevuld door maire Geraedts op 31 oktober 1815. Venner, ‘Verzamelaars’, p. 332. RAL MvK inv. nr. 113, besluit van de prefect d.d. 31 december 1807. De installatie van de maire op 18 februari 1808 ging gepaard met veel festiviteiten. Zo nodigde Michiels van Kessenich de leden van de societeit die zaal hield bij kastelein Tronquet – ofwel alle notabelen van de stad – uit voor een concert en bal. RAL MvK inv. nr. 113, brief van de gemeenteraad van Roermond aan de prefect, d.d. 25 februari 1808. Deze muzikanten komen we een jaar later ook weer tegen, ditmaal bij de festiviteiten ter gelegenheid van de geboorte van de zoon van Napoleon en Marie Louise. Op 2 juni 1811 ‘on chantera le Te Deum à grand orchestre qui sera exécuté par Messieurs les amateurs de cette ville’. De feestelijkheden zouden een week later besloten worden met een ‘grand concert par Messieurs les amateurs de cette ville au profit des pauvres’. AN inv. nr. F/1cIII/Meuse Inférieure/5, programma van de feestelijkheden in juni 1811 in Roermond, opgesteld door maire Michiels van Kessenich. Het burgerlijk huwelijk werd op zondag 1 april in Parijs voltrokken, het kerkelijk huwelijk een dag later. Overigens was Marie Louise formeel gezien al in Wenen in de echt verbonden met Napoleon, ‘met de handschoen’ van zijn volmachthouder Berthier. Het procedé was niet nieuw. In zijn instructie van 19 november 1807 had de minister van Binnenlandse
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
41 42 43 44 45 46 47
48 49
50 51
52 53
54 55
Zaken de prefecten al uitgelegd, dat elke stad die op jaarbasis meer dan 10.000 franc inkomsten had, een bruidschat ter beschikking diende te stellen aan een veteraan en zijn bruid, die op de feestdag van 6 december 1807 in de echt zouden worden verbonden. In het departement van de Nedermaas gaven Maastricht, Sint-Truiden, Tongeren en Venlo gehoor aan deze oproep. Deze ‘mariages de rozière’ vonden ook in 1812 en 1813 plaats, eveneens op de feestdag op de eerste zondag van december. In deze jaren ging het in totaal om zes huwelijken, in de plaatsen Maaseik, Maastricht, Roermond, Sint-Truiden, Tongeren en Venlo. In tegenstelling tot het decreet van 25 maart 1810 moesten de kosten in deze gevallen telkens gedragen worden door de gemeentekas. RAL FA inv. nr. 2485. Petiteau heeft dit fenomeen onderzocht in het departement van de Vaucluse. Petiteau, Lendemains d’Empire, p. 190-195. In Maastricht mochten tien veteranen aanspraak maken op de vergoeding, in Hasselt, Maaseik, SintTruiden en Tongeren ieder twee. RAL FA inv. nr. 1108, schrijven van Hennequin als vervanger van de afwezige prefect, d.d. 3 april 1810. RAL FA inv. nr. 1108, besluit van onderprefect Liger d.d. 5 april 1810. In heel het departement van de Nedermaas werden er zeven van de beoogde huwelijken gesloten, afgezien van enkele huwelijken in Maastricht. RAL FA inv. nr. 1108. RAL FA inv. nr. 1108, overzicht van gepensioneerde militairen in het departement van de Nedermaas, d.d. 3 april 1810. Het betrof Guillaume Frenken en Mathieu Koppen. GAW NAW inv. nr. 35; SHAT inv. nr. 21 Yc 410 RAL FA inv. nr. 1108, brief van onderprefect Liger aan de prefect van het departement, d.d. 11 april 1810. De ongelukkige oud-militair was Leonard Quasten uit het dorp Wegberg. RAL FA inv. nr. 1108, brief van vrederechter Van Mulbracht van het kanton Nedercruchten aan onderprefect Liger van het arrondissement Roermond, d.d. 17 april 1810, en verklaring van dezelfde vrederechter d.d. 10 mei 1810. In een later schrijven sprak Liger echter de verwachting uit dat een huwelijk in het kanton Nedercruchten alsnog doorgang zou kunnen vinden. RAL FA inv. nr. 1108, brief van onderprefect Liger aan de prefect van het departement, d.d. 13 mei 1810. RAL FA inv. nr. 1108, brief van onderprefect Liger aan de prefect van het departement, d.d. 18 april 1810. Onderprefect Liger probeerde voor deze invalide oud-militair een uitzonderingspositie te creëren, vanwege de goede indruk die dat zou maken op de jongeren die in de toekomst zouden moeten loten voor militaire dienst. RAL FA inv. nr. 1108, brief van onderprefect Liger aan de prefect van het departement, d.d. 30 april 1810. Het betrof Jean Mathieu Korsten, een veteraan uit het 121ste linieregiment, die in het huwelijk zou treden met de 24-jarige Claire Heijmans uit Roermond. RAL FA inv. nr. 1108, kopie van het proces-verbaal van de zitting van de commissie van het kanton Roermond, d.d. 17 april 1810. In Maastricht werd het stadhuis verlicht door liefst 2800 lampions. In Roermond zullen het er minder zijn geweest. RAL FA inv. nr. 2485, overzicht van de kosten voor de illuminatie van openbare gebouwen in Maastricht voor de feestdag van 15 augustus. Toch moeten we dergelijke illuminaties niet onderschatten. Lambertus Goofers schrijft in zijn kroniek dat in Weert op 22 oktober 1787 een groot feest werd gehouden omdat keizer Josef II was teruggekomen op zijn hervormingsplannen. ‘Savons was de ganse stadt verligt; op den midden van den merkt was eenen langen dennenboom geplandt en daer waeren reypen om gedaen en aen elken reyp lanteren gebonden met honderden, en men bond er van onder de lanteren aen en men trock de reypen met een catrol om hoog; en alle de arken waeren ook met honderden lanternen versiert; de lanteren die waeren van pampier gemaekt’. Habets, red., ‘Chroniek der stad Weert’, p. 372 RAL FA inv. nr. 1108, programma opgesteld door Michiels de Kessenich, maire van Roermond, d.d. 20 april 1810. Naast het elitaire muziekleven kende Roermond ook volkser vormen van muzikaal vermaak. Zo vierden de plaatselijke wevers op 5 frimaire VII (zondag 25 november 1798) het feest van hun patrones SintCatharina ten huize van weduwe Smeets. Daar vloeide niet alleen het bier rijkelijk, maar speelde men ook viool, ondanks een verbod dat agent municipal Daenen had uitgevaardigd. RAL NRA inv. nr. 1416; RAL NRA inv. nr. 1425, dossier Theodore Peys, verklaring van agent municipal Daenen d.d. 6 frimaire VII (26 november 1798). RAL FA inv. nr. 2485, verslag van J.A. Leenaerts, maire van Merkelbeek, van de feestdag die in zijn gemeente op 26 april 1810 plaats gevonden had. Bij de viering van verjaardag van de keizerskroning van Napoleon in het eerste weekend van december 1812 openden de bals in de stad Hasselt op zondagavond om tien uur en sloten ze de volgende ochtend pas
N OT E N
283
56
57 58
59
60
61 62
63 64
284
om vijf uur. Op maandagavond deed men het nog eens dunnetjes over, want na een banket en een concert ‘on s’est de nouveau livré aux plaisirs de la danse qui n’ont cessé que fort tard dans la nuit’. RAL FA inv. nr. 2485, verslag van Cox, maire van Hasselt, d.d. 8 december 1812. De verjaardag van de keizerskroning van Napoleon was overigens de enige nationale feestdag naast de verjaardag van Napoleon. Een decreet van 19 februari 1806 had deze twee nationale feesten ingesteld. RAL FA inv. nr. 2485, rondschrijven van de minister van Binnenlandse Zaken aan de prefecten d.d. 10 juli 1813. In Bemelen, een klein dorpje ten oosten van Maastricht, danste de jeugd op 27 thermidor XI (15 augustus 1803) in de herberg van Michel Coumans ter gelegenheid van de verjaardag van Eerste Consul Bonaparte, totdat de jeugd uit het naburige dorp Keer de pret kwam bederven, onder het slaken van de kreet ‘Vivat de jongens van Keer, hondsvotte van Beemelen komt beit.’ RAL NRA inv. nr. 200, dossier Gerard Coumans en Arnold Anssums, proces-verbaal opgesteld door de maire van Bemelen, d.d. 4 fructidor XI (22 augustus 1803). RAL NRA inv. nr. 1995, proces-verbaal opgesteld door de gendarmerie van de brigades Bree en Weert, d.d. 14 juli 1806. ‘tous les cabarets, sociétés et lieux publics où l’on donne à danser publiquement’. RAL FA inv. nr. 2485, programma van de feestdag van de verjaardag van Napoleon, opgesteld door A. Bloemarts, maire van Venlo, d.d. 7 augustus 1813. Bij de festiviteiten op 9 en 10 juni 1811 ter gelegenheid van de doop van de zoon van Napoleon, mochten de dansgelegenheden in Venlo zelfs twee nachten achtereen open blijven. AN inv. nr. F/1cIII/Meuse Inférieure/5, feestprogramma opgesteld door maire A. Bloemarts van Venlo, d.d. 30 mei 1811. In 1791 vaardigde de magistraat van Nederweert een verbod uit op het zonder voorafgaande toestemming bespelen van de viool op zondag, in een poging deze heilige dag rustiger te laten verlopen. Bruekers, ‘Ontering’, p. 39-40. Soortgelijke verordeningen vaardigden de maires van Kerkrade en Nuth uit. RAL FA inv. nr. 862, verordening van de maire van Kerkrade d.d. 15 thermidor VIII (3 augustus 1800), en brief van de maire van Nuth aan de prefect d.d. 19 thermidor VIII (7 augustus 1800). Een poging van de maire van Schinveld om de ‘jeux de danse continuelles’ in zijn gemeente aan regels te binden, strandde echter op verzet van prefect Roggieri. Roggieri stelde terecht dat het dansen niet tot de invloedssfeer van de overheid behoort: ‘les plaisirs (…) de la jeunesse ne sont soumis qu’à l’ordre moral’. RAL FA inv. nr. 862, brief van de maire van Schinveld aan de prefect, met in bijlage een ontwerpverordening, d.d. 7 augustus 1810, en reactie daarop van prefect Roggieri d.d. 18 augustus 1810. De maire van Opgrimbie, een dorp ten zuiden van Maasmechelen, was waarschijnlijk niet genegen om het dansen aan regels te binden. Als herbergier zorgde deze Jean Cox voor een ‘jeu de violon’ wanneer er iets te vieren viel. RAL NRA inv. nr. 202, dossier Gerard Hermans, getuigenverklaringen afgelegd tegenover de vrederechter van het kanton Mechelen op 7 thermidor XI (26 juli 1803). In Linkhout, een dorp ten oosten van Diest, in het arrondissement Hasselt, gaf de maire dit als een van de redenen op om het dansen aan regels te binden. Niemand mocht voortaan ‘des parties de danses ni jours de violons’ houden zonder voorafgaande toestemming van de maire. RAL FA inv. nr. 862, verordening van de maire van Linkhout d.d. 22 juni 1808. De maire van Maastricht stelde dergelijke rondedansen ’s avonds na tienen gelijk aan samenscholingen. Ze zouden voortaan worden uiteengejaagd door de gendarmerie. RAL FA inv. nr. 862, verordening van de maire van Maastricht d.d. 11 september 1809. Slechts een enkele keer werd de violist op een dansavond vermeld als beroepsmuzikant. Dit was bijvoorbeeld het geval bij Theodore van Helden, een violist uit Neer, een dorp aan de westoever van de Maas, ten noorden van Roermond. In de herberg van de heer Ravé te Buggenum speelde hij op 13 vendémiaire IX (zondag 5 oktober 1800) van de ochtend tot middernacht, en de dag erop wederom tot tien uur ’s avonds. Jean Baptiste André, brigadier van de gendarmerie te Heythuysen, die op maandagavond de herberg bezocht, verzocht de violist dringend om nog langer door te spelen, maar deze gaf geen gehoor aan deze oproep. Daarop verkocht André hem een klap. De herbergier wilde de violist weer voor de dag erop contracteren. RAL NRA inv. nr. 183, dossier Jean Baptiste André, verklaring van Theodore van Helden ten overstaan van de vrederechter van het kanton Heythuysen op 4 brumaire IX (26 oktober 1801). RAL NRA inv. nr. 1615, dossier Corneille Vermeulen, verklaring van Reneer Stroeken d.d. 12 nivôse X (2 januari 1802). RAL NRA inv. nr. 1615, dossier Corneille Vermeulen, proces-verbaal van verhoor van Corneille Vermeulen, en getuigenverklaring van Peter van Ool.
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
65 Wanneer men de stad via de Keulse poort verliet, kwam men bij de herberg uit. Het etablissement werd uitgebaat door de 47-jarige Dorothée van Kaldekerken, weduwe van Pierre Linskens. Op 18 juni 1809 bespeelde Jean Franssen, een 23-jarige speelman uit Venlo, er de viool. Hij werd op de bas geassisteerd door Leonard Janssen, ‘vulgairement dit Scheelnatjen’, een 52-jarige metselaar uit Venlo. RAL NRA inv. nr. 1996, getuigenverklaringen afgelegd ten overstaan van rechter Strens, die de functie van Directeur du Jury van het arrondissement Roermond waarnam, d.d. 27 juni 1809. 66 Van de vijf muzikanten kennen we er slechts een bij naam, de 31- à 33-jarige Jean Antoine Denier, woonachtig te Thorn. RAL NRA inv. nr. 1639, dossier Henry Philippe Parren, getuigenverklaring van J.A. Denier voor de vrederechter van kanton Maaseik op 12 november 1813, en verslag van de zitting van de arrondissementsrechtbank van Roermond op 21 december 1813. 67 Het is niet onaannemelijk dat er in Thorn een muzikale kapel heeft bestaan om de kerkdiensten op te luisteren van het stift van adellijke dames, maar schriftelijke bewijzen hiervoor ontbreken vooralsnog. 68 RAL NRA inv. nr. 1994, verklaringen van getuigen van de vechtpartij in Maasniel ten overstaan van de Magistrat de sûreté van het arrondissement Roermond, opgetekend op diverse dagen in juli 1806. 69 In zijn Reize door de Majorij van ’s-Hertogenbosch in den jaare 1798 beschreef Hanewinckel de gang van zaken op een boerenkermis. ‘De ongetrouwden, zoo mannen als vrouwen, danzen dan op het geluid van eene fiöol, welke op eene rampzalige wijs gespeeld word; het danzen is jammerhartig.’ Hanewinckel, Reize door de Majorij van ’s-Hertogenbosch in den jaare 1798, p. 120. 70 Het manuscript waarin een speelman uit Maastricht aan het eind van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw de melodieën heeft genoteerd die op zijn repertoire stonden, wijst op een behoorlijk muzikaal niveau. Huybens en Schreurs, red., Speelmansboek uit Maastricht. 71 RAL NRA inv. nr. 1627, dossier Pierre Pas. Antoine Messemaeckers was als eerste violist verbonden aan de Sint-Martinuskerk. Uyttenbroeck, red., Het dagboek, p. 141. De registers van de Sint-Martinusparochie in Venlo vermelden niet de doop van Antonius Messemaeckers, maar wel zijn huwelijk te Venlo op 1 september 1782. We mogen aannemen dat hij een broer was van Joannes Andreas Messemaeckers, die op 26 november 1750 te Venlo gedoopt werd. Antonius Messemaeckers was op 3 september 1780, 27 juli 1788 en 20 augustus 1789 getuige bij de doop van kinderen van Joannes Andreas Messemaeckers, terwijl deze Joannes Andreas Messemaeckers op 10 juni 1785 getuige was bij de doop van een dochter van Antonius Messemaeckers. RAL, doopregister en huwelijksregister van de Sint-Martinusparochie Venlo. Jean André en Antoine Messemaeckers werden beiden genoemd als erfgenamen van hun zus Elisabeth Messemaeckers. AN inv. nr. F/1cIII/Meuse Inférieure/5, Journal du Département de la Meuse-Inférieure, nr. 165 d.d. 30 thermidor X, annonce van vrederechter Joseph van Halen. Joannes Andreas Messemaeckers was kapelmeester en organist van de Sint-Martinuskerk. Van zijn drie muzikale zonen had er zich een in 1794 in Brussel gevestigd, waar hij een succesvol componist van concerten en opera’s werd. Van Dijk, Panorama, p. 28. 72 GAW NAW inv. nr. 1229, paspoort voor Marie Leclerq en haar dochter, met in de marge en op de achterzijde aantekeningen van gemeentelijke autoriteiten. Het feit dat Marie Leclerq het paspoort in Weert aan de autoriteiten afstond, wijst erop dat zij hier langere tijd verbleef. Daarvoor spreekt ook het feit dat zij en haar dochter in 1806 werden opgenomen op de bevolkingslijst van de gemeente Weert. Zij woonden daar op enkele huizen afstand van de 63-jarige muzikant Mathieu van Dooren, met wie ze hoogstwaarschijnlijk contact zullen hebben gehad. GAW NAW inv. nr. 1189. 73 Op 22 november 1815 brachten de veldwachters van de gemeente Horst een vrouw op die met drie kinderen aan het bedelen was. Deze 32-jarige Elisabeth Gerardts was afkomstig uit Dahlen (Pruisen) maar had geen vaste woonplaats. Volgens haar paspoort speelde ze op de viool om in haar levensonderhoud te voorzien. RAL NRA inv. nr. 1951, proces-verbaal van de maire van Horst d.d. 22 november 1815. 74 We mogen dit afleiden uit een vriendschap die Mathieu van Dooren sloot met de 29-jarige Jurfaas Jean Hagens, een rentenier uit Amsterdam. Deze jongeman maakte te Boxtel kennis met Van Dooren , ‘maitre de musique’ te Weert, en vestigde zich vervolgens op aanraden van zijn muzikale vriend in Weert. GAW NAW inv. nr. 66, minuut van brief van maire Bloemarts aan de onderprefect, d.d. 15 floréal XIII (5 mei 1805). In Weert vond de jonge rentenier een levensgezellin. Op 25 fructidor XIII (12 september 1805) trad koopmanszoon Jurfaas Jean Hagens te Weert in het huwelijk met de 35-jarige Thérèse Levine Palsgraaff, een rentenierster geboortig uit Brugge en woonachtig te Weert. Uiteraard was de 62-jarige muzikant Mathieu van Dooren van de partij. Hij tekende de huwelijksakte als getuige. GAW BS Weert. 75 Op 24 mei 1785 werd vader Petrus van Dooren, ‘in sijn leeven speelman’, begraven. GAW Begraafregister Sint-Martinusparochie Weert.
N OT E N
285
76 Op 3 juni 1803 werd Michel van Dooren als musicien geboekstaafd, terwijl hij op 25 april 1804 als tailleur werd vermeld. RAL NRA inv. nr. 2420, minuut van akte – met volgnr. 74 – verleden voor het vredegerecht Weert op 14 prairial XI (3 juni 1803); RAL NRA inv. nr. 2421, minuut van akte – met volgnr. 64 – verleden voor het vredegerecht Weert op 5 floréal XII (25 april 1804). 77 Op de conscriptielijsten en daardoor ook in ambtelijke correspondentie werd hij abusievelijk vermeld als Jacques François van Dooren en Jean François van Dooren. GAW NAW inv. nrs. 1874 en 1885. Onder de naam Joannes Jacobus van Dooren was hij te Weert gedoopt op 13 oktober 1782 als zoon van Henricus van Dooren en Anna Maria Portemans. GAW Doopregister Sint-Martinusparochie. 78 GAW NAW inv. nr. 1885, verslag van de loting van conscrits van de lichtingen van de jaren XI & XII te Weert op 10 nivôse XII (1 januari 1804). 79 Een Consulair Besluit van 16 germinal XII (6 april 1804) regelde de oproep van 5616 conscrits van de lichtingen van de jaren XI en XII om de compagnieën voltigeurs van de regimenten lichte infanterie op sterkte te brengen. Wanneer de letter van de wet gevolgd zou zijn, zouden reservisten van genoemde lichtingen hiervoor aangewezen zijn. Het oproepen van conscrits die reeds op lengte waren afgekeurd, was illegaal. Vallée, La conscription, p. 337-338. 80 RAL FA inv. nr. 451, procès-verbaux de la désignation des voltigeurs des 21 floréal & 15 prairial an XII. 81 RAL FA inv. nr. 451, gedrukte circulaire van de prefect van de Nedermaas aan de maires van het departement, met witruimte om de naam van de conscrit te vermelden die door het lot was aangewezen als voltigeur voor het 6de regiment lichte infanterie. 82 Een schriftelijk akkoord tussen Weertenaar Jean Jacques van Dooren en zijn Nederweerter remplaçant Henry Gielen heb ik niet gevonden in de archieven van de notarissen die te Weert resideerden. De naïeve manier waarop de remplaçant zich meester maakte van de vergoeding, duidt ook op het ontbreken van een schriftelijke vastlegging van het contract. 83 Van Dooren was ‘trompé par un remplaçant’. RAL FA inv. nr. 451, liste nominative de 42 conscrits désignés le 15 prairial pour compléter le contingent dans la levée des voltigeurs. De details over deze kwestie zijn te vinden in een ander document. RAL NRA inv. nr. 1634, dossier Jacques Creemers, brief van gendarme Leroy aan de Magistrat de sûreté te Roermond, d.d. 19 maart 1811. De gedupeerde conscrit werd hier vermeld onder de naam François van Doren, maar Jean Jacques van Dooren werd vaker per abuis vermeld als Jean François van Dooren en Jacques François van Dooren, zo zagen we reeds in een eerdere noot. Bovendien komen geen andere kandidaten uit de regio Weert in aanmerking. 84 RAL FA inv. nr. 451, liste nominative de 42 conscrits désignés le 15 prairial pour compléter le contingent dans la levée des voltigeurs. 85 GAW NAW inv. nr. 66, minuut van brief – met volgnr. 417 – van maire Bloemarts van Weert aan de prefect, d.d. 18 frimaire XIV (9 december 1805). 86 RAL FA inv. nr. 451, liste nominative de 42 conscrits désignés le 15 prairial pour compléter le contingent dans la levée des voltigeurs. 87 RAL FA inv. nr. 553; RAL NRA inv. nr. 1773. 88 GAW NAW inv. nr. 1886, brief van onderprefect Liger aan de maire van Weert, d.d. 4 vendémiaire XIII (26 september 1804). 89 GAW NAW inv. nr. 66, minuut van brief – met volgnr. 417 – van maire Bloemarts van Weert aan de prefect, d.d. 18 frimaire XIV (9 december 1805). 90 Wanneer Henry van Dooren dringende opdrachten had, schakelde hij schoenmaker Henry Smeets in als knecht. Deze Henry Smeets verkocht ook omslagdoeken in commissie voor hem, c.q. zijn dochter. Henry Smeets liep in de winter van 1805 de dorpen af met deze handelswaar, samen met Mathieu van Dooren, die de schoenen van pa Henry van Dooren verkocht, voor 35 à 40 stuiver het paar. Ze bezochten onder andere Buggenum. Hoe weinig dit allemaal opbracht blijkt uit het feit dat Henry van Dooren een keer vier kronen leende om omslagdoeken te kopen voor de handel van zijn dochter. Toen zich een gelegenheid voordeed om goedkoop leer te kopen van een looier, moest hij hiervoor eerst twee kronen lenen. RAL NRA inv. nr. 1622, dossier François Kloek. Bij een veiling te Weert op 18 thermidor XII (16 augustus 1804) van de koopwaar van een ambulante textielhandelaar uit Hasselt kocht Henry van Dooren vijf katoenen omslagdoeken voor in totaal 14,95 franc. Ongetwijfeld waren deze ‘mouchoirs’ bestemd voor de ambulante handel van zijn dochter. RAL NRA inv. nr. 2421, minuut van akte – met volgnr. 86 – verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 18 thermidor XII (16 augustus 1804). Henry van Dooren stond overigens als een van de armste schoenmakers van Weert te boek, vooral in de
286
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
91 92
93
94 95 96 97 98 99 100
101 102 103
104
105 106
jaren waarin zijn opgroeiende kinderen nog te jong waren om substantieel bij te dragen aan het gezinsinkomen. Over het jaar X (1801/1802) werd hem daarom de patentbelasting kwijt gescholden. Slechts aan een andere ambachtsman uit Weert, linnenwever Jean Donders, werd eveneens kwijtschelding van deze patentbelasting over het jaar X verleend. RAL FA inv. nr. 4113. RAL FA inv. nr. 553. Op 22 februari 1810 had vader Henry van Dooren de papieren voor annulering van de status van Jean Jacques van Dooren als dienstplichtontduiker – en daarmee het schrappen van de boete – nog steeds niet in orde gemaakt, waarop maire Bloemarts van Weert hem bestraffend toesprak. GAW NAW inv. nr. 67, minuut van brief van maire Bloemarts aan Henry van Dooren, d.d. 22 februari 1810. Daarop diende Henry van Dooren eindelijk een officieel verzoek in. GAW NAW inv. nr. 67, minuut van brief van maire Bloemarts aan de prefect, d.d. 1 maart 1810. Esclignac, die aan Spaanse zijde vocht, beschrijft in zijn memoires een charge van het Franse 10de regiment bereden jagers tijdens de slag bij Medellin op 28 maart 1809. Deze charge – die samen met een regiment dragonders werd uitgevoerd – pakte verschrikkelijk uit voor de Spaanse linies en besliste feitelijk de slag. Krijgsgevangenen namen de Fransen niet op deze dag. Zij doodden alle tegenstanders die zich niet uit de voeten wisten te maken. Esclignac zelf ontving zeventien sabelhouwen. Hij overleefde de slachting door voor te wenden dat hij al dood was. Esclignac, ‘Notice biographique’, p. 533-537. Het regimentsboek vermeldt niet de datum van deze benoeming tot trompetter. SHAT inv. nr. 24 Yc 302. Angebault, ‘Précis historique’, p. 470-471. Chevillet, Souvenirs, p. 51, 63, 117-118, 123, 233-234, 237-239. Volgens de huwelijksakte kwam de vrouw uit Saint-Maixant in het departement Deux Sèvres. Dit staat de identificatie toe met Saint-Maixent-l’École. RAL BS Thorn, huwelijksakte d.d. 9 juli 1817. Wolf, Historique, p. 181, 189. Zij was in Saint-Maixent bevallen van haar kind. RAL BS Thorn, huwelijksakte d.d. 9 juli 1817. In 1815 beviel de vrouw van Jean Jacques van Dooren in het huis van zijn schoonbroer Richaerds te Thorn, zodat we mogen aannemen dat deze familieband een belangrijke rol heeft gespeeld bij de keuze voor Thorn als vestigingsplaats. Op 26 januari 1807 was de achttienjarige Anne Marie van Dooren – een zus van Jean Jacques van Dooren – te Thorn getrouwd met de 41-jarige weduwnaar Francois Joseph Richaerds. RAL BS Thorn. RAL BS Thorn. RAL BS Thorn, huwelijksakte d.d. 9 juli 1817. Het incident vond plaats op maandag 16 mei 1808, tegen vier uur ’s middags, in de herberg van de heer Anjou. Jacques van Dooren beugelde met een kennis van hem, met rondjes bier als inzet. Jacques van Dooren betaalde het gelag van de door hem verloren partijen, wat neerkwam op vijf liter bier, maar de tegenstander weigerde om zijn speelschuld van negen liter bier te voldoen. Omdat ze het bier al opgedronken hadden, moesten de beugelaars wel tot een vergelijk komen. De tegenstander deed dat op onsportieve wijze, door de zeventienjarige Jacques van Dooren met de ‘sleeger’(= het slaghout van het beugelspel) op het hoofd en de linkerhand te slaan. Een geluk bij een ongeluk was het feit dat de herbergier tevens chirurgijn was, zodat hij de wonden meteen kon verzorgen. Vermeldenswaard is het scheldwoord ‘rogsteker’ dat de tegenstander uit Thorn hanteerde voor Weertenaar Jacques van Dooren. RAL NRA inv. nr. 1628, dossier Jean Mathieu Dacus. Formeel genomen gaven broederdienst of huwelijkse staat aan een conscrit van de lichting 1810 zoals Jacques van Dooren geen recht op vrijstelling. Zo’n conscrit mocht er wel op rekenen dat hij à la fin du dépôt geplaatst werd, wat wil zeggen dat hij pas als laatste van zijn lichting zou worden opgeroepen. Bij de loting van de conscrits van het kanton Maaseik van de lichting van het jaar 1810 had Jacques van Dooren, schoenmaker te Thorn, het hoge nummer 144 getrokken, waarop hij in eerste instantie niet werd opgeroepen. RAL FA inv. nrs. 508 en 511. Bij een aanvullende oproep voor actieve dienst van conscrits van de lichtingen 1809 tot en met 1812, krachtens het keizerlijk decreet van 11 januari 1813, maakte Jacques van Dooren wel deel uit van het contingent dat onder de wapenen moest. Bij besluit van de rekruteringsraad d.d. 10 februari 1813 kreeg hij evenwel een plaats à la fin du dépôt als getrouwde conscrit. RAL FA inv. nr. 506. GAW NA inv. nr. 4491, minuut van akte 212 verleden voor notaris Bloemarts op 18 november 1811; GAW NA inv. nr. 4536, minuut van akte 17 verleden voor notaris Cornelis. Bij de openbare verkoop van een winkelvoorraad op 25 en 26 mei 1810 te Weert kocht hij twee kandelaars
N OT E N
287
107
108 109 110 111 112 113
114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130
288
voor 5,10 franc. GAW NA inv. nr. 4536, minuut van akte 27 verleden voor notaris Cornelis op 25 en 26 mei 1810. Bij de veiling van huisraad van douanebeambte Schleiden op 21 maart te Weert kocht Jacques van Dooren voor vier franc een tinnen bierpul, voor 2,70 franc een soepterrine en voor 2,50 franc een likeurstel. GAW NA inv. nr. 4537, minuut van akte 18 verleden voor notaris Cornelis op 21 maart 1812. Na afloop van zijn dienstperiode van vier maanden in het 2de regiment jagers van de keizerlijke garde meldde Jacques van Dooren zich bij de maire van Weert. Op een overzicht van teruggekeerde militairen werd zijn beroep van musicien vermeld. GAW NAW inv. nr. 1887. Bij de loting voor de nationale militie in het voorjaar van 1815 woonde Jacques van Dooren in Thorn. Van professie was hij nog steeds musicien. RAL PA inv. nr. 141. GAW NAW inv. nr. 1885, minuut van bekendmaking van maire Bloemarts van Weert d.d. 24 december 1806. GAW NAW inv. nr. 1878. GAW NAW inv. nr. 1885, minuut van bekendmaking van maire Bloemarts van Weert d.d. 8 januari 1807. RAL FA inv. nrs. 493 en 494. SHAT inv. nr. 24 Yc 167. Garde d’ honneur Abraham van den Broecke jr. uit Middelburg beschrijft in zijn memoires zijn dagindeling: ‘Bij onze komst wierd des morgens ten 4 uuren de reveil geblazen en ten 5 u: geschiede het appel in de cour, van tijd tot tijd is dat verlaat naar maate de dagen korter wierden[,] het laatste was ten 7 u: [;] na dit appel wierden de paarden uitgebragt om te roskammen ’t geen ieder verpligt was in persoon te doen, daarna liet men in orde de bataille de paarden drinken ’t zij uit de bakken in de caserne of uit een nabijgelegen wed, daarna weder in de stal gebragt en gevoerd, ieder moest bij zijn paard blijven tot het gegeeten had, ten 8 u: werd de corve geblaazen, dan moesten zij die op het appel genoemd waren voor de fourage naar het magazijn om haver, hooij en stroo voor 2 dagen, ten 9 u: of daar omtrent werd de trompet geblaazen om op te zitten meest ongezadeld tot het doen eener militaire wandeling of exercitie[,] dit duurde tot 11 u:[,] dan werd appel geblaazen tot het betrekken der stal en politiewagt en na die tijd kon men[,] niks meer geconsigneerd zijnde[,] uitgaan tot 2 u wanneer weder appel werd gemaakt en hetzelver verrigt als ’s morgens, vervolgens dineerde het algemeen op de kamers, en eer men behoorlijk gedaan had was het reeds appel, ’t zij tot het doen eener promenade à cheval of exercitie met de carabijn, dit duurde een paar uuren vervolgens was het gepermitteerd onder voorengemelde conditie uit te gaan tot des avonds ten 8 uuren als dan werd de retraite gesonneerd en een half uur daarna het appel, ieder moest dan te bed zijn en een of meer van de chefs visiteerden de kamers om te zien of ieder present was, hier na werd geblaazen de uitdoovinge der lichten en ieder sliep in of praatte nog wat met zyne cameraden.’ Zeeuwse Bibliotheek, handschrift 6450, ‘Korte aanteekeningen’, p. 16 en 21. Blaze, Souvenirs, p. 317-320. Chevillet, Souvenirs, p. 139, 159-160. Chevillet, Souvenirs, p. 92-93, 100. Marbot, Mémoires, deel II, p. 543. Chevillet, Souvenirs, p. 141, 144. Chevillet, Souvenirs, p. 157-159, 169. Pigeard, red., ‘Le bourgeois de Hambourg’, p. 35. SHAT inv. nr. 24 Yc 167. Blayney, L’Espagne en 1810, p. 43, 68-70. Chevillet, Souvenirs, p. 185. Het betrof Guillaume Daemen, een conscrit uit Nederweert van de lichting 1807 die per 20 maart 1807 diende in het 12de regiment dragonders. SHAT inv. nr. 24 Yc 167. Het betrof Guillaume op ’t Rood, een conscrit uit Weert van de lichting 1807 die net als Pierre van Dooren op 3 maart 1807 als soldaat was begonnen in het 12de regiment dragonders. SHAT inv. nr. 24 Yc 167. Het betrof Jean Mathieu Korten, een conscrit uit Weert van de lichting 1807 die net als Pierre van Dooren op 3 maart 1807 als soldaat was begonnen in het 12de regiment dragonders. SHAT inv. nr. 24 Yc 167. SHAT inv. nr. 24 Yc 167. GAW ANGA inv. nr. 79. GAW NAW inv. nr. 51. GAW BS Weert, huwelijk gesloten op 9 november 1814. Op 14 april 1820 tekende de 34-jarige ‘musikant’ Peter van Dooren evenwel een akte die passeerde voor het vredegerecht van het kanton Weert.
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Waarschijnlijk had hij zich het schrift alsnog eigen gemaakt. RAL NRA inv. nr. 2428. 131 Op 20 december 1815 werd orgelbouwer Joseph Hubert Beerens uit Weert – zoon van de inmiddels overleden orgelbouwer Joannes Beerens – veroordeeld tot betaling van 58,55 franc aan Joseph van Ess, die herberg ‘Het Zwaard’ uitbaatte aan de Markt in Weert. Joseph Beerens erkende de schuld – een factuur voor zaalhuur, bier en kaarsen – maar voerde aan dat deze niet op hem rustte maar op het ‘Concert’. De vrederechter legde de verantwoordelijkheid evenwel bij hem, omdat hij op persoonlijke titel, en niet namens de associatie van mensen die samen het ‘Concert’ vormden, de zaal had gehuurd. RAL NRA inv. nr. 2426, vonnis van het vredegerecht van het kanton Weert, d.d. 20 december 1815. Joseph Beerens verhaalde de kosten vervolgens op de ongeveer veertien leden van het gezelschap. Eén van hen, schoenmaker Jacques van Dooren uit Weert, betaalde zijn bijdrage van vier franc niet stipt en werd daar vervolgens toe gedwongen door een uitspraak van de vrederechter. RAL NRA inv. nr. 2427, vonnis van het vredegerecht van het kanton Weert, d.d. 24 januari 1816. 132 Op 30 augustus 1813 was hij krijgsgevangen genomen tijdens de veldslag bij Kulm. SHAT inv. nr. 21 Yc 595. 133 GAW NAW inv. nr. 7, notulen van de vergadering van de raad d.d. 27 juni 1829. 134 GAW AD inv. nr. 68. 135 ‘qu’il existe dans cette ville un local propre aux répétitions des musiciens, dans lequel Messieurs les amateurs de Weert se réunissaient autrefois’. GAW NAW inv. nr. 2173, brief van De Narlier, ‘commandant de la légion belge de Londres’ dat ingekwartierd was te Weert, aan de burgemeester van Weert, d.d. 26 januari 1831. 136 GAW NAW inv. nr. 2173, brief van De Narlier, ‘commandant de la légion belge de Londres’ dat ingekwartierd was te Weert, aan de burgemeester van Weert, d.d. 31 januari 1831. 137 GAW AD inv. nr. 142, p. 5. 138 GAW ANGA inv. nr. 79. 139 RAL PA inv. nr. 510. HOOFDSTUK 26 1
Een verwijzing naar deze verkoop vinden we terug in een notariële akte, waarin Marcel Bloemarts een deel van het aangekochte onroerend goed doorverkocht. RAH, microfi lm 1462340, minuut van akte nr. 75 verleden voor notaris Jean Martin van de Borne te Maaseik op 16 maart 1810. 2 RAL FA inv. nr. 738. 3 SHAT inv. nr. 28 Yc 480. 4 De hoogte van het plafond staat vermeld in een beschrijving uit april 1822 van de gevangenis op de eerste verdieping van de marechausseekazerne, de vroegere gendarmeriekazerne. GAW NAW inv. nr. 53. 5 Zoals elke ambtelijke dienst produceerde de gendarmerie veel documenten, maar vanwege het routinematige karakter ervan werden de meeste naderhand vernietigd. Een deel ervan werd in de negentiende eeuw simpelweg verbrand, een ander deel kreeg een passender bestemming en werd hergebruikt bij de fabricage van kardoezen. Daardoor zijn er weinig bronnen beschikbaar om het dagelijks leven van de gendarmerie te beschrijven. Ebel en Lepetit, ‘Médard Bonnart’, p. 6. Deze archivalische leemte treffen we ook aan in de archieven van het departement Nedermaas. Het archief van de gendarmeriebrigade van Oudenbosch (departement van de Twee Nethen) is toevalligerwijs wel bewaard gebleven, waarschijnlijk omdat het lange tijd bij het gemeentebestuur van Oudenbosch berust heeft . Dit archief geeft een mooi beeld van de even professionele als bureaucratische werkwijze van de gendarmerie in de hoogtijdagen van het napoleontische bewind. Zo liet de dienst onder leiding van maarschalk Moncey met regelmaat lijsten drukken met de personalia en signalementen van deserteurs en andere voortvluchtige militairen. RANB, Archief van de brigadier van de keizerlijke gendarmerie te Oudenbosch 1810-1813, inv. nr. 5. 6 GAW NAW inv. nr. 35, verklaring opgesteld door maire Bloemarts van Weert op 18 juli 1808. 7 GAW NAW inv. nr. 1189. 8 ‘Marriage with local girls was firmly prohibited’, beweert Broers over de gendarmerie. De praktijk was anders. In hoofdstuk 2 zagen we reeds het huwelijk van een gendarme van de brigade Weert met een vrouw uit Stramproy. Broers, ‘Policing the Empire’, p. 158. 9 RAL FA inv. nr. 1204, staat van het meubilair in de gendarmeriekazerne te Weert op 1 januari 1810. 10 Een Consulair Besluit had bepaald dat op het inkomen van elke bereden gendarme en onderofficier een som van 80 franc zou worden ingehouden. De conseil d’administration van de compagnie gendarmerie
N OT E N
289
11 12 13 14 15 16 17 18 19
20
21 22
290
van elk departement zou deze ‘masse’ beheren. Dit geld diende met name om reparaties aan kazernes te financieren en om de bedden te onderhouden. Het is onduidelijk in hoeverre dit besluit de noden van de gendarmes werkelijk lenigde. RAL FA inv. nr. 740, Consulair Besluit van 24 vendémiaire XI (16 oktober 1802). GAW NA inv. nr. 4484, minuut van akte 252 bis verleden voor notaris Bloemarts op 15 germinal XI (5 april 1803), 19 germinal XI (9 april 1803) en 22 germinal XI (12 april 1803). Deze veiling nam drie dagen in beslag. GAW NA inv. nr. 4538, minuut van akte 56 verleden voor notaris Cornelis op 4 en 5 juni 1813. RAL NRA inv. nr. 2421, minuut van akte 24 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 20 pluviôse XII (10 februari 1804). GAW NA inv. nr. 4536, minuut van akte 2 opgesteld door notaris Bloemarts op 15 oktober 1808. RAL NRA inv. nr. 2423, minuut van akte 44 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 26 april 1806. GAW NA inv. nr. 4484, minuut van akte 252 bis verleden voor notaris Bloemarts op 15 germinal XI (5 april 1803), 19 germinal XI (9 april 1803) en 22 germinal XI (12 april 1803). Deze veiling nam drie dagen in beslag. RAL NRA inv. nr. 2424, minuut van akte 59 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 22 oktober 1808. RAL NRA inv. nr. 2421, minuut van akte 24 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 20 pluviôse XII (10 februari 1804). GAW NA inv. nr. 4484, minuut van akte 252 bis verleden voor notaris Bloemarts op 15 germinal XI (5 april 1803), 19 germinal XI (9 april 1803) en 22 germinal XI (12 april 1803); GAW NA inv. nr. 4538, minuut van akte 56 verleden voor notaris Cornelis op 4 en 5 juni 1813; RAL NRA inv. nr. 2421, minuut van akte 51 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 13 germinal XII (3 april 1804); RAL NRA inv. nr. 2423, minuut van akte 42 en 44 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 24 en 26 april 1806; RAL NRA inv. nr. 2424, minuut van akte 59 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 22 oktober 1808; minuut van ongenummerde akte verleden voor vredegerecht van het kanton Weert op 29 april 1809; en minuut van akte 43 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 3 mei 1809; RAL NRA inv. nr. 2426, minuut van akte 55 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 4 juli 1812, en minuut van akten 44 en 52 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 24 april 1813 respectievelijk 3 juni 1813. Over de kleding en het schoeisel van de gendarmes weten we – afgezien van hun uniform – zogoed als niets. Daarom is het de moeite waard om melding te maken van de bezittingen van de gendarmes van de brigade Venlo. In de nacht van 22 op 23 prairial VI (10 op 11 juni 1798) woedde er een uitslaande brand in het pand naast de gendarmeriekazerne in Venlo. De gendarmes brachten de meeste van hun bezittingen in veiligheid en hielpen daarna met het blussen van het vuur. De kazerne liep brand- en waterschade op. Ook werden er goederen ontvreemd. Maréchal de logis Deline stelde een overzicht op van de bezittingen die de gendarmes misten: Deline: ‘un habit, six chemises, une paire de bottes, 48 livres en argent’; Hendericks: ‘une montre, trois chemises, un déshabillé à son épouse, deux paires de bas’; Chatain: ‘un habit, deux chemises, une paire de bottes, deux culottes’; Marchand: ‘deux paires de draps, deux déshabillés de son épouse, quatre paires de bas, trois mouchoirs’; Martin: ‘deux culottes, deux paires de souliers, deux chemises’. RAL FA inv. nr. 4286, proces-verbaal van de gendarmeriebrigade van Venlo, d.d. 23 prairial VI (11 juni 1798). Regeringscommissaris Petit twijfelde aan de juistheid van de bewering van de gendarmerie dat zij bestolen was tijdens de brand, omdat hij meteen na het uitbreken van de brand wachten en patrouilles had uitgezet om dergelijke diefstallen te voorkomen, en omdat hij van burgers van Venlo geen klachten had ontvangen over diefstallen. Voor de opgave van de gestolen bezittingen maakt dit echter niets uit. Ze geeft hoe dan ook een indicatie van de aard van de bezittingen van de gendarmes. RAL FA inv. nr. 4286, brief van Petit, regeringscommissaris bij het kanton Venlo, aan Girard, regeringscommissaris bij het bestuur van de het departement Nedermaas, d.d. 5 messidor VI (23 juni 1798). GAW NA inv. nr. 4536, minuut van akte 2 opgesteld door notaris Cornelis op 15 oktober 1808; GAW NA inv. nr. 4538, minuut van akte 56 verleden voor notaris Cornelis op 4 en 5 juni 1813. RAL NRA inv. nr. 2423, minuut van akte 44 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 26 april 1806.
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
23 24 25 26 27
28
29 30 31 32 33 34 35 36
37
GAW NAW inv. nr. 51, verklaring van maire Bloemarts d.d. 26 juli 1811. GAW NAW inv. nr. 35, verklaring van maire Bloemarts van Weert d.d. 2 juli 1807. De beruchte ‘gabelle’ werd in 1790 afgeschaft. Wolikow, ‘Fiscalité’, p. 222. SHAT inv. nr. 28 Yc 480. Op 5 ventôse X (24 februari 1802) was Mariage nog actief als brigadier te Hasselt. AN inv. nr. F/7/3902, Meuse Inférieure, rapport van de kapitein van de gendarmerie over de 1ste decade van de maand ventôse an X. De registratie van Jean Ramaekers die uit militaire dienst was ontslagen, is de eerste daad van Mariage in Weert die is vastgelegd. GAW NAW inv. nr. 35, verklaring van maire Bloemarts van Weert d.d. 15 pluviôse XI (4 februari 1803), mede ondertekend door Mariage, brigadier van de gendarmerie. Op 19 germinal XI (9 april 1803) werd zijn vrouw geregistreerd als koper op een meerdaagse veiling van goederen te Weert. GAW NA 4484, minuut van akte 252bis, verleden voor notaris Bloemarts op 5 april 1803. Een dag later stelde Leroy zelf een proces-verbaal op als gendarme van de brigade Weert. RAL NRA inv. nr. 1991, proces-verbaal van de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 20 germinal XI (10 april 1803). Chabert stelde op 25 thermidor X (13 augustus 1802) een proces-verbaal op over een brand die een boerderij in Weert in de as had gelegd. RAL NRA inv. nr. 1997. François Denu, een gendarme van de brigade Maaseik, had als conscrit nog geen drie jaar gediend bij het 7de regiment huzaren, vóór hij gendarme werd. SHAT inv. nr. 28 Yc 480. Op de conscriptielijst van de lichting van het jaar X werd als lengte 1,84 meter vermeld. RAL FA inv. nr. 473. Bij zijn incorporatie in het 6de Regiment Bereden Jagers mat Martin Janssen 1,83 meter. SHAT inv. nr. 24 Yc 279. Als gendarme werd zijn lengte als 1,79 meter geregistreerd. SHAT inv. nr. 28 Yc 480. SHAT inv. nr. 28 Yc 480. Rutten, ‘De levensstandaard in Limburg’, p. 149. Een instructie voor het voeren van een sollicitatiegesprek gaf de eis van geletterdheid een duidelijke inhoud. De kandidaat ‘doit savoir assez écrire et lire le français pour rédiger un procès-verbal d’arrestation’. RAL FA inv. nr. 740, ‘Questions à faire aux hommes qui se présentent pour entrer dans la gendarmerie’. SHAT inv. nr. 28 Yc 480. Zo tekende Domeny op 4 augustus 1809 te Weert als getuige bij de aangifte van de geboorte van een kind van een collega-gendarme. Janssen ondertekende op 10 september 1811 te Weert zijn huwelijksakte. GAW BS Weert. We komen hun handtekeningen ook regelmatig tegen onder processen-verbaal die brigadier Mariage of gendarme Leroy hadden opgesteld. Vannier, de eerste commandant van de gendarmeriebrigade van Weert, schreef bijvoorbeeld een fonetisch soort Frans. Een personeelsoverzicht meldde over hem: ‘ne sachant pas beaucoup écrire.’ RAL FA inv. nr. 740, personeelsoverzicht van de compagnie gendarmerie van de Nedermaas, d.d. 1 fructidor V (18 augustus 1797). Vannier zelf was zich daarvan bewust en keek dan ook erg op tegen een examen dat hij moest afleggen voor een definitieve benoeming in de compagnie van de Nedermaas. Aan de regeringscommissaris bij het centrale bestuur van het departement schreef hij een aandoenlijke brief met het verzoek ‘que vousdrées bien ne pas regarder tout à fait à l’écriture’. Vannier legde uit: ‘sans me flater jé le talent réquis pour la places que jocqupe mais maleureusement je sait tres peus écrire’. Het vooruitzicht dat hij afgekeurd zou worden was erg zuur ‘apprès avoir fait le sacrifices d’une boutique de limonadies à Paris et fait toutes les campagne depuis la révoluttions’. RAL FA inv. nr. 740, brief van Vannier aan de regeringscommissaris bij het centrale bestuur van het departement van de Nedermaas, d.d. 4 fructidor V (21 augustus 1797). Om zijn betoog kracht bij te zetten voegde Vannier een verklaring bij van Joseph van Halen, vrederechter van het kanton Weert, waarin deze zijn lof uitsprak over het functioneren van Vannier. Van Halen prees naast de ‘probité particulier’ van Vannier het feit dat deze ‘a tenu sans cesse une vraie discipline militaire parmi les gendarmes à lui subordonnés’. Van Halen hoopte dat Vannier ‘soit conservé dans la place qu’il occupe à un canton où il est généralement estimé.’ RAL FA inv. nr. 740, verklaring van Joseph van Halen, vrederechter van het kanton Weert, d.d. 4 fructidor V (21 augustus 1797). Twee dagen later kroop Vannier andermaal in de pen om zijn examenangst te bezweren. Hij herinnerde kolonel Lacour, inspecteur de la gendarmerie nationale de la première division, eraan dat hij nog onder hem gediend had, toen hij als gendarme verbonden was geweest aan de Armée du Nord. Daarna liet Vannier blijken dat hij weliswaar slecht spelde maar de retoriek uitstekend beheerste: ‘mon colonel voiçi le moment ou je dois paraitre devan vous a l’examen je vous prie au non de lumanité de yeter les yeux sur ma position’. Nadat hij een soortgelijk betoog had gehouden als in de eerdergenoemde brief, sloot Vannier af met de mededeling dat hij originele verklaringen van vrederechter Van Halen en van de kantonnale municipaliteit van Weert mee zou nemen naar het examen, als bewijzen voor zijn goede functioneren, ondanks het gebrek
N OT E N
291
38 39 40
41 42 43 44 45 46
47
48
49
292
aan schrijfvaardigheid. RAL FA inv. nr. 740, brief van Vannier aan kolonel Lacour, d.d. 6 fructidor V (23 augustus 1797). Deze briefschrijverij van Vannier toont aan dat binnen het korps van de gendarmerie niet licht gedacht werd over de eis van geletterdheid. Voor Vannier zelf pakte het examen goed uit, want hij kreeg een vaste aanstelling. De tragiek van het geval wil, dat hij nauwelijks een jaar later in het harnas sneuvelde, terwijl hij Hasselt verdedigde tegen een stormloop van boerenkrijgers. SHAT inv. nr. 28 Yc 480. ‘Respect aux personnes et aux propriétés’; ‘oeil de surveillance’. RAL FA inv. nr. 740, circulaire van de minister van Oorlog aan de conseil d’administration van de gendarmerie in elk departement, d.d. 8 nivôse VII (28 december 1798). Metalen knopen, die in gepoetste toestand blonken in het licht, waren sowieso al bijzonder in een plattelandssamenleving. Knopenmaker Jean Vestjens uit Weert legde in een brief zijn werkwijze uit. Wanneer een kleermaker of een particulier kleding maakte, bestelde hij bij Jean Vestjens de bijpassende knopen. Daartoe gaf hij de kleermaker enkele lapjes van hetzelfde materiaal als de kleding waarvoor de knopen zouden dienen. De knopenmaker vervaardigde vervolgens houten knopen, die hij overtrok met de lapjes stof. We mogen aannemen dat deze praktijk wijd verbreid was. RAL FA inv. nr. 4112. Pigeard, ‘La gendarmerie consulaire et impériale’, p. 10-11; Pigeard, ‘La gendarmerie d’Espagne’, p. 18. In een beoordelingsrapport uit 1811 over gendarme Martin Janssen staat vermeld: ‘d’une mauvaise tenue’. SHAT inv. nr. 28 Yc 480. De gendarmes à pied van de brigade van Herk-de-Stad beschikten niet over pistolen. SHAT inv. nr. 28 Yc 480. De desbetreffende rubriek heeft als kop: ‘notes relatives à chaque sous-officier et gendarme, d’après les rapports des chefs, le registre de discipline, et résultant des renseignements pris sur leur conduite, leur zèle, leur intelligence, et enfin observations sur leur constitution physique’. SHAT inv. nr. 28 Yc 480. De kolonel wees er daarbij op dat Mariage een groot gezin te onderhouden had. SHAT inv. nr. 28 Yc 480. De geringe kredietwaardigheid van Mariage zien we terug in de vastlegging van een openbare verkoop. Toen mevrouw Mariage op een veiling te Weert voor 6,50 franc een dressoir wilde kopen, werd er van haar een borg geëist. Een borgstelling was gebruikelijk bij aankopen van vee of onroerend goed, maar niet bij huisraad van geringe waarde. GAW NA inv. nr. 4538, minuut van akte 56 verleden voor notaris Cornelis op 4 en 5 juni 1813. ‘est intelligent, actif et zelé pour ses devoirs, qu’il remplit à la satisfaction de ses chefs’ ; ‘très bonne conduite’; ‘des moyens distingués’; ‘d’une bonne moralité’; ‘de la bonne volonté et du zèle’; ‘ivrogne incorrigible’; ‘il ne peut rester brigadier sans compromettre le service’; ‘sans conduite ni moralité’; ‘étant soit en prison soit à l’hôpital’. SHAT inv. nr. 28 Yc 480. De zo-even genoemde brigadier Beckler liet op in oktober 1812 in negatieve zin van zich spreken. Per 20 juli 1811 fungeerde hij als commandant van de brigade van Bree, hemelsbreed vijftien kilometer ten zuidwesten van Weert. Op 25 oktober 1812 hielden de schoenmakers van Bree ’s avonds hun jaarlijkse feest. In de herberg van Martin Schoofs speelden de bezoekers in het vertrek op de begane grond het bingospel – dat destijds lotto werd genoemd – terwijl de danslustigen zich uitleefden op de dansvloer op de eerste verdieping. Een stomdronken brigadier Beckler arriveerde om tien uur, pakte een kandelaar, smeet daarmee de kartonnetjes en het geld van de bingotafel, en riep tegen de aanwezigen ‘Gaet, weg!’. Beckler, die niet eens zijn uniform droeg, was niet voor rede vatbaar en werd door de waard buiten de deur gezet. De waard verwittigde de maire, die meteen zijn bed verliet, kleren aantrok en zich naar de taveerne spoedde. Ook de maire kon de brigadier, die nauwelijks op zijn benen kon staan, niet tot rede brengen. Daarop gaf de maire aan de waard aan, dat deze zijn feest rustig voort kon zetten gedurende de nacht, conform de permissie die hij eerder had verstrekt. De maire stelde van het voorval geen proces-verbaal op uit consideratie met de vrouw en drie kinderen van Beckler. Per 23 december 1812 werd brigadier Beckler overgeplaatst naar een veteraneneenheid. RAL NRA inv. nr. 1996; SHAT inv. nr. 28 Yc 480. Brigadier Chouffaux, commandant van de gendarmeriebrigade van Roermond, had geconstateerd dat gendarme Poiré op zijn kamer dagelijks bezoek kreeg van een meisje ‘et que cette fi lle est livré à la débauche du dit gendarme’. Omdat dit het functioneren van gendarme Poiré niet ten goede kwam, ondernam brigadier Chouffaux actie. Op de kamer van Poiré arresteerde hij de vrouw – die zich Anne Monica uit Maastricht noemde – op grond van het feit dat zij niet over een paspoort beschikte. De 1,515 meter lange Anne Monica was zeventien jaar oud. RAL NRA inv. nr. 1992, proces-verbaal opgesteld door brigadier Chouffaux op 14 prairial XII (3 juni 1804). In 1811 kreeg Poiré, die nu was ingedeeld bij de gendarmeriebrigade van Maaseik maar die feitelijk op het Iberisch schiereiland diende, een uitstekende beoordeling
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
zonder een wanklank. SHAT inv. nr. 28 Yc 480. 50 Gendarme Job overleed op 3 juni 1812, op 42-jarige leeftijd. Gezien het ontbreken van een nadere aanduiding mogen we aannemen dat hij een natuurlijke dood stierf. Hij behoorde officieel tot de brigade van Nedercruchten maar werkte feitelijk bij de brigade van Roermond. De bijna vijftigjarige Techer, gendarme bij de brigade Bilsen, werd overgeplaatst naar een veteraneneenheid omdat hij te zwak van gestel was en bovendien een oog miste. SHAT inv. nr. 28 Yc 480. 51 Ik vermeld zijn voornaam omdat ook Louis Lemesle als gendarme diende in het departement van de Nedermaas, bij de brigade van Beringen. Louis en Gabriel Lemesle kwamen allebei uit het departement van de Manche, zodat een familierelatie voor de hand ligt. SHAT inv. nr. 28 Yc 480. 52 ‘excellente conduite’. SHAT inv. nr. 28 Yc 480. 53 ‘sous tous les rapports un excellent sujet et susceptible d’avancement’. SHAT inv. nr. 28 Yc 480. 54 Van gendarme Chabert weten we dat hij op 3 februari 1811 nog een huiszoeking verrichtte in Nederweert. RAL NRA inv. nr. 1634, dossier Jacques Creemers, proces-verbaal opgesteld door de gendarmeriebrigade van Weert op 3 februari 1811. Toch vinden we van hem geen melding meer in het rapport uit het najaar van 1811. Een andere gendarme die officieel onder de brigade van Weert ressorteerde, was gedetacheerd bij het leger. Zijn vervanger was op zijn beurt gedetacheerd bij de brigade van Maastricht, om daar het personeelstekort op te vangen. SHAT inv. nr. 28 Yc 480. 55 ‘La gendarmerie qui seule pourrait exercer la surveillance désirable est réduite dans ce département & depuis longtemps à un nombre d’hommes si insuffisant qu’elle peut à peine remplir les devoirs plus généraux de son service comme la conduite des prisonniers, l’exécution des mandats de justice etc.’ AN inv. nr. F/7/3682/15, rapport van de prefect van het departement van de Nedermaas aan de ‘conseiller d’État chargé du 1er arondissement de la police générale’, over het derde kwartaal van 1809. 56 De rest van het soldij diende gestort te worden in de ‘masse’ van de gendarmeriecompagnie. Uit deze ‘masse’ werden bijzondere uitgaven gedekt, waarvoor het ministerie geen budget toekende. 57 RAL FA inv. nr. 745, circulaire van de minister van Oorlog d.d. 20 augustus 1812. In deze circulaire versoepelde de minister de bepalingen overigens, door aan te geven dat de gendarmerie zorg zou dragen voor uniform en uitrusting. 58 RAL FA inv. nr. 745, beslissing van de minister van Oorlog d.d. 22 juni 1813. 59 RAL FA inv. nr. 738, overzicht van de personeelssterkte van de compagnie gendarmerie van het departement van de Nedermaas, d.d. 1 nivôse XIV (22 december 1805). 60 ‘le nombre effectif des chevaux’. RAL FA inv. nr. 745, aanplakbiljet voor aanbesteding van de levering voor foerage aan de gendarmerie, d.d. 15 juli 1813. 61 RAL FA inv. nr. 745, proces-verbaal van aanbesteding van de levering van foerage aan de gendarmerie, d.d. 10 augustus 1813. 62 Alleen de brigade van Herk-de-Stad was een brigade te voet. Feitelijk bestond deze brigade sinds het jaar XII (1803/1804) echter niet meer, omdat alle gendarmes van deze brigade gedetacheerd waren als bewaker van kampen van dwangarbeiders e.d. SHAT inv. nr. 28 Yc 480. 63 RAL FA inv. nr. 745, aanplakbiljet voor aanbesteding van de levering voor foerage aan de gendarmerie, d.d. 15 juli 1813. 64 Martin Janssen was in mei 1813 namelijk gendarme van de brigade Roermond. RAL NRA inv. nr. 1995, proces-verbaal van de gendarmeriebrigade van Roermond, d.d. 29 mei 1813. 65 RAL NRA inv. nr. 1638, dossier Nicolas Hertogh, proces-verbaal opgesteld door de gendarmeriebrigade van Weert op 27 juli 1813. 66 RAL NRA inv. nr. 1950, proces-verbaal van arrestatie van Pierre Sweerts te Caulille, opgesteld door brigadier Mariage en gendarme Leroy van de brigade Weert, d.d. 4 juli 1813. 67 RAL NRA inv. nr. 1950, proces-verbaal van arrestatie van een tabakssmokkelaar, opgesteld door de gendarmes Leroy en Domeny van de brigade Weert, d.d. 8 januari 1813. 68 Het staatje is gebaseerd op: RAL FA inv. nr. 745, maandoverzichten van arrestaties verricht door de compagnie gendarmerie van het departement van de Nedermaas. 69 RAL FA inv. nr. 580, brief van Brandes, onderprefect van het arrondissement Roermond, aan prefect Roggieri, d.d. 24 oktober 1813. 70 Wellicht werd hij daarbij mede geïnspireerd door de forse bonussen die hij ontving voor de arrestatie van deserteurs en dienstplichtontduikers en van overtreders van de wapenwet. Bij elke veroordeling van een overtreder van de wapenwet kreeg de veldwachter of gendarme die de arrestatie had uitgevoerd een gratificatie van drie franc. GAR AKGR inv. nr. 423, circulaire van de prefect van de Nedermaas d.d. 14 februari
N OT E N
293
71
72 73 74
75 76 77 78
79 80 81
82
83
84
294
1808. Per keizerlijk decreet van 12 januari 1811 werd de gratificatie voor de arrestatie van een deserteur of dienstplichtontduiker verhoogd van twaalf franc naar 25 franc. GAR AKGR inv. nr. 403. Antoine Odendael was op 17 maart 1767 geboren te Sint-Truiden. Deze 1,843 meter lange man had zich op 11 prairial III (30 mei 1795) gemeld bij het 2de régiment carabiniers. Per 21 nivôse VIII (11 januari 1800) diende hij in de gendarmerie. Deze gendarme van de brigade Gulpen, ‘d’une très belle physique, d’une très belle conduite et d’une excellente conduite’, was per 22 januari 1807 gedetacheerd bij het leger te Hamburg. SHAT inv. nr. 28 Yc 480. SHAT inv. nr. 28 Yc 480. Johannes Janssen uit Achel, zoon van Christiaan Janssen en Mechtildis Schilders, trouwde op 3 mei 1796 te Weert met Catharina Reinders. GAW Huwelijksregister Sint-Martinusparochie. Jan Jansen was getuige bij het huwelijk van agent municipal Jean van den Bos op 19 april 1798 te Weert. Op 8 augustus 1800 tekende hij, net als zijn twee leerling-zadelmakers, de huwelijksakte van Jacques Bigot, een dagloner uit het departement Sarthe. Op 18 oktober 1808 was hij getuige bij het huwelijk van douanier Lamorleth met Gertrude Fermans – de latere echtgenote van Jean van Bogget. Op 18 november 1808 was hij getuige bij huwelijk van Corneille van Spaendonck uit Tilburg, waarbij twee ‘bourreliers en gage’ eveneens tekenden. Ook op 22 september 1809, 13 mei 1810, 28 juni 1815, 19 juli 1815, 21 juli 1815 en 22 oktober 1817 was Jan Janssen, al dan niet in gezelschap van zijn knechten, aanwezig bij huwelijksvoltrekkingen. Verder onderzoek zal ongetwijfeld nog meer vermeldingen opleveren. GAW BS Weert. GAW NAW inv. nr. 1189. ‘des propos injurieux contre la gendarmerie de la brigade de Weert’. RAL NRA inv. nr. 2425, vonnis van het vredegerecht van het kanton Weert d.d. 22 januari 1811. ‘parce qu’on a toujours peur des gendarmes’. RAL NRA inv. nr. 1636, dossier Guillaume Geelen, procesverbaal van verhoor van Guillaume Geelen door de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond op 2 oktober 1812. Het schoenmakersbal vond plaats bij herbergier Sagers aan de Markt te Roermond. Naast de meesterschoenmakers hadden alleen degenen die tevoren hadden ingetekend recht op entree. De veertigjarige leerlooier Jean Claessens verscheen om elf uur ’s avonds op het bal, volgens sommige getuigen in beschonken toestand. Hoewel hij niet had ingetekend, mocht hij van directeur Guillaume Mertens, een 25-jarige leerling-schoenmaker, binnenkomen, na betaling van twaalf stuivers entree. Claessens werd meteen aangesproken door de 32-jarige schoenmaker Henri Janssen. Janssen had van zijn arbeiders vernomen dat de leerlooiers het schoenmakersbal wilden verstieren en had daarom van te voren assistentie van de gendarmerie gevraagd. Janssen betwistte het recht op toegang van Claessens. Claessens was hierover verbolgen en schold Janssen uit voor een ‘slechte kerel’ en een ‘vale judas’. Daarop ontstond een handgemeen. Gendarme Gusse kwam tussenbeide. In de worsteling tuimelde Claessens van de trap. RAL NRA inv. nr. 1636, dossier François Gusse. ‘que la gendarmerie quoique si utile n’est pas bien vue du public dans ce pays’. RAL NRA inv. nr. 1636, dossier François Gusse, verslag van de zitting van de correctionele rechtbank van het arrondissement Roermond op 15 december 1812. ‘pour mieux découvrir celui qui avait jeté la pierre par la fenêtre’. RAL NRA inv. nr. 1636, dossier François Gusse, getuigenverklaring van herbergier Sagers, afgelegd tegenover de juge d’ instruction van het arrondissement Roermond op 6 november 1812. De inspecteur-generaal van de gendarmerie gaf dit aan in zijn order van 25 pluviôse XI (14 februari 1803): ‘Le gendarme est en réquisition permanente pour le maintien de l’ordre, la sûreté publique (…). Ainsi, le gendarme ne doit jamais paraître hors de chez lui qu’en uniforme, en armes, à moins que son déguisement ne puisse être momentanément utile au succès même se ses opérations.’ Lignereux, Gendarmes, p. 117. In 1804 vermomden gendarmes van de brigade Maaseik zich als boeren om in Ophoven de persoon of personen te kunnen arresteren die twee brandbrieven hadden gelegd. Ze wilden hen in de kraag grijpen op het moment dat zij de afgeperste sommen zouden ophalen. RAL NRA inv. nr. 1618, dossier Jean Gielen, proces-verbaal opgesteld door de gendarmeriebrigade van Maaseik op 19 ventôse XII (10 maart 1804). Een soldaat van het 16de regiment bereden jagers die op doorreis in Roermond gearresteerd was, diende een klacht in over de in zijn ogen onterechte arrestatie. Daarbij voerde hij onder andere aan dat een van de gendarmes geen uniform had gedragen waardoor hij als arrestant lang in het ongewisse was gebleven of het een gendarme betrof. RAL NRA inv. nr. 2022, klacht d.d. 3e jour complémementaire VII (19 september 1799). Diverse getuigen bevestigden de aanwezigheid van de vrouw. Zo verklaarde leerlooier Peter Meewis dat
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
85
86
87 88
89
90
op de bewuste middag tussen drie en vier uur ‘twee gendarmes met een vrouw persoon en twee commysen [=douaniers]’ de herberg van Joanna Didden betraden. GAN inv. nr. 1646, verklaring van Peter Meewis d.d. 8 germinal V (28 maart 1797). Zie ook: RAL NRA inv. nr. 2020, verklaring afgelegd door Joanna Didden tegenover de vrederechter van het kanton Weert, d.d. 9 germinal V (29 maart 1797). ‘ne voulant point avoir l’air de suspecter personne, nous avons demandé un ver de bierre’; ‘que les deux individus se disaient gendarmes, sans nous procurer qu’ils l’étaient effectivement, ou qu’ils fussent réellement en activité de service.’ GAN inv. nr. 1646, verklaring van Peter Meewis d.d. 8 germinal V (28 maart 1797); RAL NRA inv. nr. 2020, proces-verbaal opgesteld door de gendarmes Raverdy en Timonier op 29 ventôse V (19 maart 1797); brief van J. Sijben en J. Beijs, agent municipal respectievelijk adjoint van de gemeente Nederweert, aan de vrederechter van het kanton Weert, d.d. 4 germinal V (23 maart 1797); getuigenverklaringen van Henricus Grijmans, Peter Meewis, Jan Meijers en Joseph Sweron afgelegd tegenover de vrederechter van het kanton Weert op 8 germinal V (28 maart 1797); getuigenverklaring van Joanna Didden afgelegd tegenover de vrederechter van het kanton Weert op 9 germinal V (29 maart 1797). Een aanwijzing hiervoor vormen de getuigen bij de aangifte op 4 augustus 1809 van de geboorte van Prosper Napoléon Chabert bij de burgerlijke stand van de gemeente Weert. De vader – een gendarme – gaf het kind aan, met als getuigen collega gendarme Domeny en een korporaal van het 48ste linieregiment die in Weert was ingekwartierd. GAW BS Weert. RAL NRA inv. nr. 1423, dossier Van de Ven, brief van Joseph van Halen, vrederechter van het kanton Weert, aan E. en J. Wagemans uit Weert, d.d. 21 germinal VI (10 april 1798). Op 7 december 1808 was Pierre Waegemans, knecht op een pachtboerderij in het gehucht Swartbroek, hei aan het maaien op de hei tussen Swartbroek en Tungelroy, een ander gehucht in de gemeente Weert. Een boerenzoon uit Tungelroy, Pierre Hendrickx, was hier eveneens met een heizicht aan het maaien. Op een gegeven moment kwam een collega van Pierre Waegemans met een kar aan om de door Waegemans gemaaide hei af te voeren. Het tweetal intimideerde Pierre Hendrickx door te dreigen dat het de door Hendrickx gemaaide hei ook op de wagen zou laden. Met zijn heizicht verwondde Pierre Hendrickx daarop Pierre Waegemans aan het hoofd. Dezelfde dag nog bezochten Leroy en Chabert, gendarmes van de brigade Weert, het slachtoffer en vroegen ze hem naar de toedracht van de mishandeling. Waegemans ‘nous a répondu en me nommant par mon nom Leroy gendarme’, noteerde Leroy in het proces-verbaal. We mogen hier een zekere vertrouwdheid uit afleiden tussen deze Franse gendarme en de plaatselijke bevolking. Blijkbaar was Leroy ook in staat om in het Nederlands te communiceren met de bevolking. De volgende ochtend arresteerden de genoemde gendarmes Pierre Hendrickx. Hem werd geen straf opgelegd voor zijn daad, omdat hij uit zelfverdediging had gehandeld. Als conscrit van de lichting 1810 werd Pierre Hendrickx opgeroepen voor actieve dienst, terwijl hij in het huis van bewaring in Roermond zijn proces afwachtte. Meteen na het ontslag van rechtsvervolging vertrok hij naar het leger. Per 25 maart 1809 diende hij in het 3de linieregiment. Hij keerde niet terug in Tungelroy. In het voorjaar van 1815 werd hij geregistreerd als ‘présumé mort au service militaire’. RAL FA inv. nrs. 508 en 511; RAL NRA inv. nr. 241, dossier Pierre Hendrix (citaat uit proces-verbaal, opgesteld door de gendarmeriebrigade van Weert op 7 en 8 december 1808); RAL PA inv. nr. 141; SHAT inv. nr. 21 Yc 26. Pierre Waegemans, het slachtoffer van de mishandeling, was een conscrit van de lichting 1811. Hij werd op 1 april 1811 door de rekruteringsraad afgekeurd voor militaire dienst ‘pour lésion considérable de crâne avec perte de substance’, wat ongetwijfeld een gevolg was van de verwonding met de heizicht. RAL FA inv. nr. 513. Op 12 september 1810 had hij een paspoort ontvangen met als bestemming Gent. RAL FA inv. nr. 422. Op 23 mei 1823 verklaarde hij dat hij zich als schaapherder te Meerlebeke (Oost-Vlaanderen) ging vestigen. GAW NAW inv. nr. 53. Zijn vader Martin Waegemans, smid aan de Biest te Weert, zijn we terloops tegengekomen in hoofdstuk 2. Deze Martin Waegemans was daarnaast een van de slachtoffers van de oplichting, die beschreven staat in noot 93 van hoofdstuk 27. Op 28 floréal VI (17 mei 1798) trad Pierre Boissaix, gendarme van de brigade Weert, in Stramproy in het huwelijk met Caterine Stals uit Stramproy. GAW BS Stramproy. Jeanne Marie van Lingen uit Weert, naaister van beroep, vroeg aan haar moeder formeel toestemming voor haar voorgenomen huwelijk met Nicolas Caliste Chabert, gendarme te Weert. De moeder verklaarde ‘consentir au dit mariage qu’elle approuve parfaitement’. Vader Van Lingen, in leven ‘marchand épicier’, was al overleden. RAL NA inv. nr. 782, minuut van akte 89 verleden voor notaris Van Halen op 12 fructidor XII (30 augustus 1804). Op 14 fructidor XII (1 september 1804) werd het huwelijk te Weert voltrokken. GAW BS Weert. RAL PA inv. nr. 141.
N OT E N
295
91 Joanna Maria van Lingen beviel op 10 juli 1822 in de woning van haar broer Cornelis van Lingen, bakker aan de Maasstraat te Weert, van haar dochter Helena Hortantia Hubertina Chabert. De ambtenaar van de burgerlijke stand vermeldde dat Joanna Maria van Lingen ‘hier [=in Weert] woonende’ was, terwijl haar echtgenoot in Rumigny woonde. GAW BS Weert. Rumigny is een dorp dat hemelsbreed dertig kilometer ten westen van Charleville-Mezières ligt. 92 In een brief d.d. 25 juni 1814 refereerde Peter Aengevaeren niet aan Martin Janssen, maar wel aan Henry Claessens. Henry Claessens was samen met Martin Janssen in 1803 vertrokken naar het 6de regiment chasseurs à cheval. Beiden waren conscrits van Weert van de lichting van het jaar X. Aengevaeren schreef: ‘laet mij eens weeten als gij niet gehoort hebt van Mattijs Keuppens van Bocholt en van Hendriek Kleesens van Weert (…) dat seer goede kameraeten waeren bij het regement’. Particuliere collectie, Stramproy. Degenen die de brief gepubliceerd hebben, geven per abuis 25 juni 1819 als datering. Rietjens en Teuwen, ‘Soldaten van Napoleon’, p. 66. 93 Om precies te zijn was Aengevaeren op 26 februari 1811 overgegaan naar de gendarmerie. SHAT inv. nr. 24 Yc 279. 94 In de brief aan zijn moeder van 25 juni 1814 schreef Peter Aengevaeren dat hij zijn vorige brief op 12 mei 1814 op de post had gedaan in Perigeux, maar hij voegde eraan toe: ‘maer daer sijn wij niet meer, ik ben tegenwordig in de stat Mandt [=Mende] het partement de Loeseeren in het 11 elfden lieseon [=legioen] chandermerie’. Particuliere collectie, Stramproy. Degenen die de brief gepubliceerd hebben, geven per abuis 25 juni 1819 als datering. Rietjens en Teuwen, ‘Soldaten van Napoleon’, p. 66. 95 RAL PA inv. nr. 122, brief van de maire van Stramproy aan de regeringscommissaris te Hasselt, d.d. 22 december 1814. 96 GAW BS Stramproy. 98 RAL NRA inv. nr. 1642, dossier Sebastian Coenen, proces-verbaal opgesteld door maire Geraedts van Swalmen en door de gendarmes Janssen en Wierts van de ‘koniglijke pruisse gendarmerie van nieder ent midel Rijn’, gestationeerd te Roermond, d.d. 18 juni 1815. 99 RAL PA inv. nr. 247, minuut van brief van commissaris Panhuys aan generaal Fagel, d.d. 20 augustus 1814. 100 RAL PA inv. nr. 247, minuut van brief van commissaris Panhuys aan de graaf De Th ienen, ‘commissaire général de la soutien et de la police’, d.d. 29 september 1814. 101 RAL PA inv. nr. 247, brief van de ‘commissaire général de la guerre’ aan commissaris Panhuys, d.d. 21 oktober 1814. 102 RAL PA inv. nr. 247, brief van Tindal, ‘le lieutenant général, inspecteur général de l’infanterie, chargé de l’administration de la guerre en Belgique’, aan Panhuys, de ‘commissaire du gouvernement dans le département de la Meuse Inférieure’, d.d. 1 februari 1815. Een schrijven dat het hoofd van de marechaussee nota bene op eerste kerstdag had opgesteld opdat ‘tous les batimens destinés à la maréchaussée soient prêts le plutôt possible’, was blijkbaar zonder vrucht gebleven. RAL PA inv. nr. 247, brief van de ‘chef de la maréchaussée en Belgique’ aan de departementale intendanten, d.d. 25 december 1814. 103 RAL PA inv. nr. 247, minuut van brief van commissaris Panhuys aan maires van gemeenten waar een brigade van de marechaussee gevestigd zou worden, d.d. 28 februari 1815. Al op 12 oktober 1814 was er overigens een rapport opgesteld, dat twee dagen later was aangeboden aan commissaris Panhuys, maar dit rapport was algemeen van aard. De kosten voor het in gereedheid brengen van de voormalige gendarmeriekazerne in Weert werden hierin geschat op 2000 franc, zonder verdere specificatie. RAL PA inv. nr. 247. 104 RAL PA inv. nr. 247, brief van maire Bloemarts van Weert aan commissaris Panhuys d.d. 12 maart 1815. 105 Twee deskundigen gingen op pad om in elke plaats waar een brigade gevestigd zou worden, de beoogde kazerne in ogenschouw te nemen. In Weert verrichtte de heer Lemmen deze inspectie. RAL PA inv. nr. 247, brief van ‘le conducteur chef des travaux et routes du département de la Meuse-Inférieure’ aan de heer De Macas, secretaris-generaal van het departement Nedermaas en plaatsvervanger van commissaris Panhuys, d.d. 19 maart 1815. 106 RAL PA inv. nr. 247, brief van ‘le conducteur chef des travaux et routes du département de la MeuseInférieure’ aan de heer De Macas, secretaris-generaal van het departement van de Nedermaas en plaatsvervanger van commissaris Panhuys, met in bijlage een gedetailleerde kostenraming, d.d. 21 maart 1815. De 1030 franc die minimaal nodig waren voor bouwkundige voorzieningen – los van meubilair en onvoorziene uitgaven – werden op 17 juni 1815 toegekend. RAL PA inv. nr. 247, brief van ‘le commissaire général de l’intérieur’ aan de commissaris van het departement van de Nedermaas, d.d. 17 juni 1815. 107 ‘il ne suffit pas d’être bon et brave militaire; il faut encore que le maréchaussée sache bien se conduire,
296
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
quand même il n’est pas surveillé journellement pas ses chefs’. RAL PA inv. nr. 247, brief van de ‘commissaire général de la guerre’ aan Panhuys, de ‘commissaire du gouvernement dans le département de la Meuse inférieure’, d.d. 6 november 1814. 108 ‘le nombre de déserteurs et gens sans aveu’. RAL PA inv. nr. 247, minuut van brief van de regeringscommissaris van de Nedermaas aan de kapitein van de koninklijke marechaussee in zijn departement, d.d. 16 juli 1815. 109 RAL PA inv. nr. 247, brief van de kapitein van de koninklijke marechaussee van de Nedermaas aan de commissaris van de koning in zijn departement, d.d. 7 oktober 1815. HOOFDSTUK 27 1
2 3 4
5 6 7
Boer Jan Moonen uit het Weerter gehucht Tungelroy noteerde in zijn kroniek: ‘Jn die teijden van Bonepart hebben zeij beginnen de canaal of de schip vaert te maken tot Weert [;] jn het jaer 1809 den 8 meij hebben zeij begonst tussen Boshoven en de stadt zoo dat de menschen de vrugten moesten af maijen. Voorders zeijn zeij begonst in de heij een eur [=een uur gaans] van de stadt’. GAW ANGA inv. nr. 423. Boer Jan Stoutemans uit Nederweert noteerde in zijn huishoudboekje: ‘men heeft de kleijn canael ontrent de Smeermaes, begonnen den 16 marty anno 1808, om de groote canael van den noorden te spijsen. Men heeft beginnen te graven aen de grooten canael van den noorden den 15 martius anno 1809 tusschen Weert [en] Cauwelel [=Kaulille] in de heijde. men heeft beginnen te graven aen de grooten canael tusschen Helden en Nederweert den 10 apriel anno 1809’. Hermans, ‘Nederweert’, p. 123 (afbeelding). Mascilli Migliorini, Napoléon, p. 34 en 51. ‘qui ne sont pas habitués à la course’. GAW NAW inv. nr. 67, minuut van brief van maire Bloemarts aan de onderprefect, d.d. 10 juli 1809. ‘l’eau qui nous est fourni par les ruisseaux dont il s’agit, a une qualité particulière pour la teinture, branche d’industrie, qui, si elle devait diminuer, occasionnerait une dommage sensible’. GAW NAW inv. nr. 67, minuut van petitie van maire Bloemarts, d.d. 13 juli 1809. Het belang van de aanvoer van water via de Weerterbeek voor de plaatselijke nijverheid vinden we terug in een verordening uit een iets latere periode: ‘A. dat de binnen-dijk tusschen de Langpoort en de zoogenaamde Loop, in tien perceelen in het openbaar zal verpacht worden en uitsluitend bestemd zijn tot het stellen der watering- & werk-huisjes behoorende tot de alhier op de Markt en de Maasstraat, buiten de Maaspoort, in de Langstraat, buiten de Langpoort, op het Moolenstraatje, in de Molenstraat en buiten de Molenpoort gevestigde loijerijen, voor niet langer dan 3, 6 of 9 jaren; zullende de loijers hunne vellen niet dan in het buiten-grachtje, elk tegen over zijn deel, kunnen plaatsen, terwijl aan de mandemakers, daar achter, naar de Molenpoort op, een gedeelte van dat grachtje tot watering van hun wits-hout gratis zal worden geassigneerd. (…) B. Dat de wateringen & werkplaatsen behoorende tot de in de Beekstraat, en het Morgat, op de Hegstraat, op den Hoogensteenweg, en de Schoolstraat, in de Hoogstraat, op de Oelenmarkt aanwezige loijerijen, van wege de Regering zullen worden aangewezen langs de Bleekergracht, poortwaarts beneden den gracht-put. De loijers zijn aldaar ook, elk tegen zijn deel, op aanzegging der regering de gracht gehouden behoorlijk te zuiveren. Er zal hier geene vergoeding aan de stad voor de plaatsen gedaan worden, doch vermogen er ook geen huisjes te worden geplaatst. C. Dat de hoedenmakers en blauwververs dezer stad hunne manufacturen in de grachten of beken in of rondom de stad, nergens dan in de Bleeker-gracht aan de Hoogpoort, beneden der gemelden gracht-put, op de aldaar aanwezige spoelbrug zullen vermogen te spoelen, terwijl op de bleekbrug aldaar, niets dan wit lijnwaad zal mogen gespoeld worden. D. Dat er nergens hout of witsen zullen kunnen gewaterd worden dan in het klein grachtje, achter de plaatsen der loijers, tusschen de Langpoort en de Molenbrug, en wel op plaatsen van wege het stedelijk bestuur aan te wijzen. E. Dat de overtredingen tegen deze ordonnantie voor de eerste reize [=keer] met eene boete van vijftig cents tot drie gulden – en bij recidive tot zeven gulden zullen gestraft worden.’ GAW NAW inv. nr. 7, verslag van zitting van de gemeenteraad d.d. 9 oktober 1829. GAW ANGA inv. nr. 423. De benoeming vond plaats op 20 juli 1792. Tien dagen later legde Henricus Bloemarts de eed af als secretaris van de heerlijkheid Weert. GAW OAW inv. nr. 5, f. 48r-49r. Op 16 december 1794 gaf de magistraat van Weert een pas af aan Jean Baptiste Bloemarts om naar ’s-
N OT E N
297
8 9
10 11
12 13
14 15 16 17 18
19 20 21 22 23
298
Hertogenbosch te reizen ‘pour ses affaires’. GAW OAW inv. nr. 469. De 21-jarige Johannes-Baptist Ludovicus Josephus Bloemarts, geboren te Weert, trouwde op 23 augustus 1795 te Rosmalen met de 38-jarige Petronella van Deursen, die geboren was te ’s-Hertogenbosch. RAL NRA inv. nr. 1423, dossier Van de Vin, klacht van Louis [de] Smackers en Emmanuel Wagemans, opgetekend door de Directeur du jury van het arrondissement Roermond, d.d. 13 fructidor VI (30 augustus 1798). Marcellus Albertus Bloemarts werd op 24 januari 1794 ingeschreven als student aan de Universiteit van Leuven, terwijl Arnoldus Jacobus Bloemarts in het collegejaar 1795-1796 aan de studie aan deze Universiteit begon. In januari 1797 hield de Leuvense universiteit op last van de Franse staat op te bestaan, zodat de studies van de broers Bloemarts onvoltooid bleven. Schillings, Matricule de l’université de Louvain. X, janvier 1790 - janvier 1797, p. 47 en 59. RAL FA inv. nr. 3287, rekening van de gemeente Nederweert over het jaar XIII, d.d. 28 november 1806, en mandatering van betaling van salaris van 150 franc over de tweede helft van het jaar XIII aan M.A. Bloemarts, d.d. 2e jour complémentaire XIII (19 september 1805). Marcel Albert Bloemarts legde op 25 mei 1808 voor Rechtbank van het arrondissement Roermond de eed op de constitutie af als officieel vertaler voor het kanton Weert. RAL NRA inv. nr. 1516. Op 6 september 1810 legde hij wederom de eed op de constitutie af, ditmaal als ‘reçeveur buraliste des droits réunis de l’arrondissement de Weert’. RAL NRA inv. nr. 2425. Op 18 augustus 1814 legde hij eed af als ‘receveur principal des douanes’ te Maaseik. RAL NRA inv. nr. 1520. In 1817 was Marcel Albert Bloemarts ‘inspecteur des convois et licences à Luxembourg, y demeurant’. RAL NRA inv. nr. 2427, minuut van akte met volgnr. 34, verleden voor het Vredegerecht van het kanton Weert op 19 maart 1817. Deze uitgaven betroffen het jaar XIII. Toen er in 1806 eindelijk een gemeenteraad geïnstalleerd was in Weert, boog deze zich over de gemeenterekeningen van de afgelopen jaren, waarbij ze kritische noten plaatste bij het uitgavenpatroon van maire Bloemarts. GAW NAW inv. nr. 1, f. 21-22. In dit verband mogen we niet onvermeld laten, dat in 1803 Marcel Albert Sijben tot pastoor van de SintMartinusparochie van Weert was benoemd, als opvolger van de overleden pastoor Janssen. Sijben was een oom – de broer van de moeder – van maire Henry Bloemarts. In het jaar XIII liet maire Bloemarts herstellingen verrichten aan de plaatselijke pastorie voor een groter bedrag dan waarvoor hij toestemming van de prefect had ontvangen. Bij de behandeling van de jaarrekening over het jaar XIII was de gemeenteraad ongelukkig met deze uitgaven. In de eerste plaats was de pastorie zwaar belast met hypotheken, zodat de gemeente het gebouw feitelijk niet tot haar eigendommen mocht rekenen. In de tweede plaats hadden de verbouwingen geen noodzakelijk karakter zoals Bloemarts had beweerd, maar waren ze ‘des réparations de luxe, d’agrément, et de commodité’. Volgens de gemeenteraad had Bloemarts de belangen van de gemeente geschaad in een poging om zijn oom te gerieven. GAW NAW inv. nr. 1, f. 23. Henkens, ‘De bevolking van Weert’, p. 64; AN inv. nr. F/7/3682/15, brief van Hennequin, namens de afwezige prefect van de Nedermaas, aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 7 thermidor XI (26 juli 1803). RAL FA inv. nr. 913, minuut van brief van de prefect van het departement Nedermaas aan de minister van Binnenlandse Zaken, niet specifieker gedateerd dan floréal XI (april-mei 1803). RAL FA inv. nr. 913, staat van de bevolking van Weert, d.d. 10 pluviôse XI (30 januari 1803). RAL FA inv. nr. 913, minuut van brief van de prefect van het departement Nedermaas aan de minister van Binnenlandse Zaken, niet specifieker gedateerd dan floréal XI (april-mei 1803). De minuutbrieven van maire Bloemarts over deze periode zijn niet bewaard gebleven. Het archief van de onderprefectuur van het arrondissement Roermond is over deze periode evenmin bewaard gebleven. Een verwijzing naar de brief van de maire van Weert en naar de sollicitatie van Arnold Bloemarts vinden we in: RAL FA inv. nr. 913, besluit van onderprefect Liger, d.d. 14 floréal XI (4 mei 1803). RAL FA inv. nr. 913, besluit van onderprefect Liger, d.d. 14 floréal XI (4 mei 1803); en brief van onderprefect Liger aan de prefect d.d. 15 floréal XI (5 mei 1803). AN inv. nr. F/7/3682/15, brief van Hennequin, namens de afwezige prefect van het departement van de Nedermaas, aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 7 thermidor XI (26 juli 1803). AN inv. nr. F/7/3682/15, minuut van brief van de minister van Justitie aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 4 fructidor XI (22 augustus 1803). AN inv. nr. F/7/3682/15, minuut van brief van de minister van Justitie aan de prefect van het departement van de Nedermaas, d.d. 4 fructidor XI (22 augustus 1803). Napoleon had de benoeming getekend op 8 vendémiaire XIV (30 september 1805), op het ‘quartier général impérial’ te Straatsburg, tijdens de militaire campagne tegen Oostenrijk. Op 29 brumaire XIV (19
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
24 25 26 27
28 29
30 31
32 33 34
35 36 37 38 39 40 41 42 43 44
november 1805) legde Arnold Bloemarts de eed af voor de rechtbank van het arrondissement Roermond. RAL NRA inv. nr. 1514. Op 9 nivôse XIV (30 december 1805) was Arnold Bloemarts benoemd tot adjoint van de maire van Venlo, waarna op 10 december 1806 de benoeming tot maire volgde. AN inv. nr. F/1bII/Meuse Inférieure/7, verklaring van prefect Roggieri, d.d. 25 juni 1810. AN inv. nr. F/1bII/Meuse Inférieure/7, brief van Arnold Bloemarts aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 17 augustus 1810. Hoewel de prefect het verzoek indiende, mogen we aannemen dat het initiatief ertoe uitging van maire Arnold Bloemarts. AN inv. nr. F/1bII/Meuse Inférieure/7, brief van prefect Roggieri aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 29 oktober 1810. ‘mon dessein ayant toujours été de l’épouser, je n’ai pas hésité un moment de satisfaire à ses vœux et je l’ai conduit à Lévroy’. RAL NRA inv. nr. 1990, klacht opgesteld door Alexandre Lambert fils, de zoon van de receveur principal des douanes te Weert, gericht aan de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, ongedateerd, maar op 4 vendémiaire IX (26 september 1800) ingeleverd bij de genoemde Directeur du jury, de heer Timmermans. RAL NRA inv. nr. 1990, klacht opgesteld door Alexandre Lambert fils, ongedateerd, maar op 4 vendémiaire IX (26 september 1800) ingeleverd bij de Directeur du jury van het arrondissement Roermond. ‘on me dit eci [=ici] encore toute les jours de te laisse la et de ne pas me marie avec toi, mais je voudrai plus vollontier mourir, que de ne pas me marie avec toi’ ; ‘le plus aimé de tout les hommes’ ; ‘je suis et je serai pour la vie ta chère petite femme’. RAL NRA inv. nr. 1990, brief van Elisabeth Bloemarts aan citoyen Lambert fi ls à Weert, d.d. 12 fructidor VIII (30 augustus 1800). ‘j’espere que nous serons bientôt marrier, car moi je ne souhaite que d’etre aupres de toi’. RAL NRA inv. nr. 1990, brief van Elisabeth Bloemarts aan citoyen Lambert fi ls à Weert, d.d. 15 fructidor VIII (2 september 1800). ‘on me dit d’attendre jusqu’à la paix, a quoi je reponds que cela est imposible, car cela peut durée trente ans, et qu’entre ce temps quelqu’un de nous deux peut mourir, et alors les deux qui s’aiment tant ne pouvant pas etre ensemble’ ; ‘la petite cousine à Cateau, qui a été a Weert avec ma tante est aussi parti avec un Francois un professeur de l’ecole centeralle, et elle se marie jeudi’. RAL NRA inv. nr. 1990, brief van Elisabeth Bloemarts aan citoyen Lambert fi ls à Weert, d.d. 17 fructidor VIII (4 september 1800). ‘par la clameur public’. RAL NRA inv. nr. 1990, klacht opgesteld door Alexandre Lambert, ongedateerd, maar op 4 vendémiaire IX (26 september 1800) ingeleverd bij de Directeur du jury van het arrondissement Roermond. ‘au couvent des dames blanches’ ; ‘pour son instruction’. RAL NRA inv. nr. 1990, verklaring van de zestienjarige Elisabeth Bloemarts ten overstaan van de heer Timmermans, Directeur du jury van het arrondissement Roermond, d.d. 12 vendémiaire IX (4 oktober 1800). Elisabeth Bloemarts trad later in het huwelijk met Honoré Magloire Favier, een Fransman uit Montcornet (département de l’Aisne) die wél over een inkomen beschikte. Favier was luitenant der douane te Nederweert, en later ‘premier commis au bureau des postes de Flessingue’. Hij overleed op 31 januari 1816 in het huis van maire Bloemarts aan de Hoogstraat in Weert. GAW BS Weert. RAL NA inv. nr. 783, minuut van akte 20 verleden voor notaris Van Halen d.d. 26 frimaire XIII (17 december 1804). Hij promoveerde op 31 augustus 1810 op stellingen. Van Heyst, Album promotorum, p. 99. Hij was de zoon van Bartholomeus Seyts, die we in hoofdstuk 2 zijn tegengekomen als degene die het wapenschild leverde voor de kazerne van de gendarmerie. Code Napoléon, art. 151 tot en met art. 158. GAW NA inv. nr. 4538, minuut van akte 83 opgesteld door notaris Cornelis op 22 december 1813. ‘tendresse maternelle, de laquelle elle tâchera de se montrer à jamais digne’ ; ‘des raisons particulières’. GAW NA inv. nr. 4538, minuut van akte 84 opgesteld door notaris Cornelis op 23 december 1813. Het echtpaar trouwde onder gemeenschap van goederen. GAW NA inv. nr. 4538, minuut van akte 92 opgesteld door notaris Cornelis op 17 januari 1814. ‘en absence du maire de la commune de Weert’. GAW BS Weert. GAW NAW inv. nr. 1885, circulaire nr. 76 van onderprefect Magniet aan de maires van het arrondissement Roermond, d.d. 13 vendémiaire IX (5 oktober 1800). GAW NAW inv. nr. 1885, brief van onderprefect Magniet aan de maire van Weert, d.d. 27 vendémiaire IX (19 oktober 1800).
N OT E N
299
45
46 47
48 49 50
51 52 53 54 55
56 57 58 59
60
300
‘Je m’empresse encore en cette occasion à vous témoigner ma satisfaction sur le zèle qui vous distingue dans l’accomplissement des devoirs que vous imposent vos fonctions. Le Gouvernement auquel j’en rendrai compte saura apprécier votre mérite ; sa bienveillance, l’estime & la considération de vos administrés: voilà les motifs dans lesquels vous trouverez la récompense de vos travaux, la plus douce comme le mieux méritée.’ GAW NAW inv. nr. 1885, brief van onderprefect Magniet aan de maire van Weert, d.d. 13 brumaire IX (4 november 1800). GAW NAW inv. nr. 1885, circulaire nr. 83 van de prefect van de Nedermaas aan de maires in zijn departement, d.d. 6 nivôse IX (27 december 1800). ‘Ce retard est inconciliable avec la régularité qu’exige le Gouvernement dans une partie du service qui tient essentiellement par sa nature à la sûreté de l’État ; & ce serait négliger mes devoirs & compromettre ma propre responsabilité si je tolérais à cet égard l’inaction ou l’insouciance des fonctionnaires qui me sont subordonnés.’ GAW NAW inv. nr. 1885, brief van onderprefect Magniet aan de maire van Weert, d.d. 23 germinal IX (13 april 1804). ‘vous devez redoubler de zèle et d’activité’. GAW NAW inv. nr. 1228, brief van onderprefect Liger aan maire Bloemarts, d.d. 4 pluviôse XIII (24 januari 1805). RAL FA inv. nr. 576, rapport van onderprefect Brandès aan de prefect, d.d. 9 januari 1813. ‘Il serait difficile, citoyen préfet, de détailler ici, les peines j’ai eu, au moment où l’on établissait ce poste des douanes sur cette hameau, pour y trouver les logements pour les préposés, et pour lesquels le receveur de douanes m’avait sollicité d’y vouloir m’intéresser, surtout, dans un hameau où la fraude se pratiquait journellement.’ GAW NAW inv. nr. 2169, minuut van brief van maire Bloemarts aan de onderprefect, d.d. 8 germinal X (29 maart 1802). RAL NRA inv. nr. 2023, proces-verbaal van douane van de post Hushoven (gemeente Weert), d.d. 17 pluviôse IX (6 februari 1801). GAW NAW inv. nr. 906, besluit van onderprefect Liger, d.d. 22 messidor IX (11 juli 1801). RAL FA inv. nr. 913, brief van onderprefect Liger aan de prefect, d.d. 26 brumaire IX (16 november 1800). Uit een andere brief valt op te maken, dat raadsleden later terugkwamen op hun weigering. RAL FA inv. nr. 913, brief van onderprefect Liger aan de prefect, d.d. 27 frimaire IX (18 december 1800). GAW NAW inv. nr. 764, brief van Mathias Kroesen aan maire Bloemarts, d.d. 15 messidor VIII (4 juli 1800). In zijn voordracht had de onderprefect dertig kandidaten opgevoerd ter benoeming tot gemeenteraadslid, waarmee hij een voorschot nam op de aanwijzing van Weert als gemeente met meer dan vijfduizend inwoners. Een gemeente met meer dan 2500 maar minder dan vijfduizend inwoners kende een raad van twintig leden. RAL FA inv. nr. 913, brief van onderprefect Liger aan de prefect, d.d. 5 messidor XI (24 juni 1803). De prefect benoemde slechts twintig gemeenteraadsleden, waarbij hij de volgorde van de voordracht van de onderprefect overnam. RAL FA inv. nr. 913, minuut van besluit van de prefect, d.d. 5 fructidor XI (23 augustus 1803). GAW NAW inv. nr. 66, minuut van brief van maire Bloemarts aan de prefect, d.d. 4 vendémiaire XII (27 september 1803). GAW NAW inv. nr. 764, circulaire van prefect Becays-Ferrand d.d. 27 messidor IX (16 juli 1801). In 1803 waren maire Bloemarts en Guillaume Caris al eens in aanvaring met elkaar gekomen. Bij Guillaume Caris, boer in het gehucht Laar, was een poging gedaan tot brandstichting. Zoals gebruikelijk was in dergelijke gevallen, stelde de maire met enkele deskundigen een taxatie op van de waarde van gebouwen en inboedel. Guillaume Caris komt hieruit naar voren als een middelgrote boer, met vier koeien, een paard, ‘een hoog-kar en eene korte-karre’. In de woonkeuken bevond zich onder andere een ‘horologie’. Maire Bloemarts herinnerde zich dat Guillaume Caris in Weert de belastingen had geïnd over het jaar VII, maar dat hij de desbetreffende papieren niet had overgedragen aan de gemeente. Bloemarts sommeerde hem daarom ‘van alle de rollen, documenten en papieren, welke de gemeente mogte raeken ter meyery terstond en voor avond, over te brengen, alle op zyne personeele verantwoordelykheyd’. RAL NRA inv. nr. 1991, proces-verbaal opgesteld door maire Bloemarts, d.d. 23 ventôse XI (14 maart 1803). Guillaume Caris had over het jaar VII ook in Nederweert de belastingen geïnd. Op 30 augustus 1814 werd op verzoek van Jean Trouwen, de maire van Nederweert, beslag gelegd op het onroerend goed van Guillaume Caris, omdat deze als belastinggaarder over het jaarVII in gebreke was gebleven. RAL NRA inv. nr. 2426. GAW NAW inv. nr. 764, brief van ‘les habitants de la commune de Weert’ aan onderprefect Liger, d.d. 8
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
prairial XII (28 mei 1804). 61 RAL FA inv. nr. 913, verzoekschrift van ‘les habitants de la commune de Weert’, aan de prefect, d.d. 5 vendémiaire XIII (26 september 1804). 62 Zowel in veel plattelandsgemeenten als in de grotere steden kenden maires zichzelf een vergoeding toe uit openbare middelen, wat oogluikend werd toegestaan. De maire van Keulen ontving bijvoorbeeld zesduizend franc per jaar. Rowe, From Reich to state, p. 99-101. 63 De inwoners van Stramproy beschuldigden hun maire Guillon van deze praktijk. RAL MvK inv. nr. 141. 64 ‘que de voir mes cohabitans heureux & tranquilles’ ; ‘qui ont encore l’espoir de se pouvoir venger, lorsqu’ils sont revêtus d’un fonction de conseiller municipal, dont ils ne savent apprécier ni l’importance ni la connaissance’ ; ‘que des services offerts se tournent souvent en faveur de celui qui se présente’ ; ‘D’autres enfin se font connaître par leur exagération politique, ils ne s’amusent qu’à faire croire aux habitans que les ordres émanés du gouvernement ne devaient pas être exécutés comme la levée des différents contributions et autres objets principalement la conscription militaire, que l’on devait faire des réclamations et autres semblables suggestions, tendants à faire mépriser les ordres supérieures, et par là relever les esprits contre le régime et gouvernement actuel’ ; ‘surtout à Weert, où l’habitant aime à se conformer aux ordres, si quelques fois, les personnages dont je parle ne les en détournent’ ; ‘bons habitans (…), modéré & ami gouvernement’ ; ‘qui n’ont tout pour but que de jeter la commune dans des désordres continuels’. GAW NAW inv. nr. 764, minuut van brief van maire Bloemarts aan onderprefect Liger, ongedateerd maar geschreven kort na 8 prairial XII (28 mei 1804), de datum van het stuk waar de brief een reactie op is. 65 GAW NAW inv. nr. 1, f. 1. 66 Tot de Weerter notabelen die de macht van maire Bloemarts probeerden te beperken, mogen we waarschijnlijk de artsen Janssens en Haex rekenen. Als deken en lid van het borgerkoor hadden zij de antikerkelijke maatregelen van de Franse autoriteiten proberen te omzeilen. In een brief van chirurgijn Tielemans uit Weert vinden we iets terug van de distantie van de genoemde artsen tegenover maire Bloemarts. Tielemans had een klacht over plaatselijke kwakzalvers willen indienen bij maire Bloemarts, maar Haex en Janssens hadden hem dat ontraden: ‘ik hadde dan alles kenbaar gemack gelijck ik alles vernomen hadde aan de heere doctoors van Weert den 27 november 1808 waar op sij mij geseijt hebbe dat er niets over bleijft van maar dieregt naar de heeren van het Collegie te Mastricht over te schreijven, want wilde wel eerst aan den meijer van Weert kenbaar te maaken maar sij vonden dat niet goed’. RAL NRA inv. nr. 1995, brief van chirurgijn Tielemans uit Weert aan het medisch college van het departement van de Nedermaas, d.d. 1 december 1808. 67 Het artikel van Boijen gaat onder andere mank aan warrig taalgebruik. Boijen gebruikt het woord ‘desertie’ om ‘aan te duiden, wie op een bepaald ogenblik zonder toelating uit hun eenheid verdwenen waren en wie niet opkwamen.’ Boijen, ‘De conscriptie te Sint-Truiden’, p. 115. Niet alleen haalt Boijen hier de fenomenen van dienstplichtontduiking en desertie door elkaar, maar zijn omschrijving is ook misleidend, want hij heeft helemaal geen onderzoek verricht naar desertie, maar alleen naar dienstplichtontduiking. Bovendien maakt hij in zijn artikel nergens melding van conscrits die in eerste instantie de dienstplicht ontdoken maar die naderhand werden gearresteerd of zich vrijwillig meldden, en daarna alsnog in het leger dienden. Verder vermeldt hij niet dat Napoleon voor elke dienstplichtontduiker een extra conscrit opriep, tot het gevraagde contingent geleverd was. In hoeverre de bevolking Sint-Truiden feitelijk aan zijn conscriptieverplichtingen voldeed, blijft hierdoor onduidelijk. Het is zeer wel denkbaar, dat het onwillige Sint-Truiden per saldo meer soldaten leverde aan het leger van Napoleon dan een gemeente van vergelijkbare omvang met een willige bevolking. Tegen al deze bezwaren staat het feit, dat Boijen als een van de eerste historici onderzoek deed naar de factoren die op lokaal niveau van invloed waren op de uitvoering van de conscriptiewetgeving. 68 Boijen, ‘De conscriptie te Sint-Truiden’, p. 146. 69 RAL NRA inv. nr. 1512, verslag van eedaflegging van notaris Bloemarts op 12 thermidor IX (31 juli 1801). Voor achtergrondinformatie zie: Gehlen, ‘De invoering van het Franse notariaat’, p. 384-395. 70 GAW NA inv. nr. 4486, minuut van akte nr. 419 verleden voor notaris Bloemarts op 2 ventôse XIII (21 februari 1805). 71 GAW NAW inv. nr. 51. 72 GAW NA inv. nr. 4489, minuut van akte 939 verleden voor notaris Bloemarts op 3 augustus 1809. 73 GAW NA inv. nr. 4491, minuut van akte 164 verleden voor notaris Bloemarts op 24 september 1811. 74 GAW NA inv. nr. 4487, minuut van akte 622 verleden voor notaris Bloemarts op 14 augustus 1807. 75 Officieel was Jean François van Halen notaris in het kanton Heythuysen, maar uit de door hem opgestelde
N OT E N
301
76
77 78 79 80 81 82
83
84 85 86 87
88 89
90 91 92 93
302
notariële aktes blijkt dat hij gewoonlijk zitting hield ten huize van zijn moeder, weduwe Van Halen, aan de Langstraat in Weert. Jean François van Halen, die op 24 april 1787 aan de universiteit van Leuven was gepromoveerd in de rechten, was per 25 nivôse VI (14 januari 1798) rechter bij de civiele rechtbank van het departement van de Nedermaas in Maastricht. In 1800 maakte deze rechtbank plaats voor een nieuwe rechterlijke organisatie. Jean van François van Halen werd per 17 messidor VIII (6 juli 1800) officier van justitie bij de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement Roermond. Per 10 messidor X (29 juni 1802) werd hij notaris te Heythuysen. Delhougne, ‘De leden van de Roermondse rechtbank ’, p. 44. GAW Doopregister Sint-Martinusparochie. RAL NRA inv. nr. 1990, brief van Elisabeth Bloemarts aan Alexandre Lambert fils, d.d. 12 fructidor VIII (30 augustus 1800). RAL NRA inv. nr. 2416, minuut van akte verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 25 prairial VII (13 juni 1799). Kamphuis, De invoering van wetgeving, p. 102. Op 22 messidor X (11 juli 1802) was de 21-jarige Jean Gielissen te Weert in het huwelijk getreden met de twaalf jaar oudere Helene Nijs uit Stramproij. GAW BS Weert. Jacques Hensen was een 34-jarige journalier domestique, terwijl zijn vrouw Petronille Colen een journalière was. RAL NRA inv. nr. 1995, getuigenverklaringen afgenomen door rechter Strens, die tijdelijk de functie van Directeur du Jury van het arrondissement Roermond vervulde, d.d. 10 november 1807 en 22 december 1807. In de stukken wordt het werk dat weduwe Gielissen buitenshuis verrichtte niet nader omschreven. Er is alleen een vermelding dat ze op 2 november ’s avonds op bezoek was bij Pierre Nouwen, die eveneens in het gehucht Hushoven woonde, en dat ze daar gespind had. RAL NRA inv. nr. 1995, getuigenverklaringen afgenomen door rechter Strens, die tijdelijk de functie van Directeur du Jury van het arrondissement Roermond vervulde, d.d. 10 november 1807. RAL NRA inv. nr. 1995, verklaring van Verschuere, vrederechter van het kanton Weert, afgelegd tegenover rechter Strens, die tijdelijk de functie van Directeur du Jury van het arrondissement Roermond vervulde, op 22 december 1807. ‘un croix d’or surmonté d’une rose d’or’. RAL NRA inv. nr. 1995, proces-verbaal opgesteld door de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 3 november 1807. RAL NRA inv. nr. 1995, verklaringen van deurwaarder Henri Creutz en boer Jean Willems, afgelegd tegenover rechter Strens, die tijdelijk de functie van Directeur du Jury van het arrondissement Roermond vervulde, op 9 respectievelijk 10 november 1807. Jean Gielissen bezocht op maandagavond 2 november 1807 om halfelf ’s avonds Thomas Hoomans in het gehucht Hushoven. Hij gaf als reden voor zijn late bezoek op, dat hij aardappelen nodig had omdat de metselaar en de dakdekker de volgende dag bij hem zouden komen werken. De volgende dag ging Jean Gielissen echter hout sprokkelen en was er geen sprake meer van de komst van bouwvakkers. Jean Gielissen probeerde daarnaast getuigen om te kopen. Wanneer zij zouden verklaren dat hij reeds om negen uur ’s avonds bij Thomas Hoomans was gearriveerd, zou hij aan hen akkerland en geld geven. Zijn alibi zou dan immers sluitend zijn. Tenslotte was er niemand anders die motief en gelegenheid had om de weduwe Gielissen te vermoorden tijdens de kleine wandeling die zij op maandagavond 2 november 1807 aflegde. RAL FA inv. nr. 513. ‘Si on demande pourquoi, sans avoir fait aucune réclamation orale ou autre, ce conscrit s’est laissé placer dans un détachement et mettre en route, je répondrai que les gens de la campagne et notamment ceux des environs de Weert sont les plus ignorans des hommes ; que ce conscrit aura sans doute cru que le maire de son endroit avait pris soin de tout et que si on le dirigeait sur un corps c’est que cela devait être ainsi pour son propre intérêt et pour sa libération.’ RAL FA inv. nr. 432, brief van de prefect Roggieri aan de Directeur général de la conscription, d.d. mei 1813. Het stuk vermeldt geen precieze datum. RAL FA inv. nr. 422. Jacques Gielis had volgens de conscriptielijst en het paspoort het onbestemde beroep van ouvrier, waarachter allerlei bezigheden kunnen schuilgaan. GAW BS Weert. Naast het specifieke vertrouwen in maire Bloemarts dienen we de door de prefect gesignaleerde algemene goedgelovigheid van de plattelandsbevolking rond Weert niet uit te vlakken. Een geval van oplichting anno 1809 vormt hiervan een sprekend voorbeeld. De 31- of 32-jarige Pierre van den Pool uit Breda, die
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
94 95 96
97 98 99
100 101 102 103
104 105
106
had gediend in het Hollandse leger, en zijn maatje Marie Elisabeth Wijn uit Antwerpen, werkten in 1809 in Weert als arbeiders bij de aanleg van het Grand Canal du Nord. Met een even eenvoudige als geraffineerde truc wisten ze het vertrouwen te winnen van enkele Weertenaren, onder andere een landbouwersechtpaar aan de Maaspoort bij wie ze in de kost waren en een hoefsmid en zijn vrouw die naast hen woonden. Ze deden zich voor als analfabeten en vroegen aan de mensen met wie ze kennis hadden gemaakt om brieven voor hen te schrijven aan een oom van hen, de heer Verbeek te Antwerpen. Daarin vroegen ze Verbeek om een spoedige betaling van de som van drieduizend Brabantse gulden (of tweeduizend Hollandse guldens) die hij hun verschuldigd was uit een nalatenschap. Later toonden ze aan de Weerter briefschrijvers de – al dan niet door Van den Pool en Wijn zelf opgestelde – reacties van de heer Verbeek, waarin hij hun nog even geduld vroeg, maar een spoedige betaling toezegde. De argeloze Weerter kennissen stelden hierdoor vertrouwen in de solvabiliteit van het koppel en leenden geld, gouden sieraden, kleding en andere artikelen uit. Het oplichterspaar speelde het spel op gewiekste wijze. Het kondigde namelijk voor 13 augustus 1809 de komst naar Weert aan van de heer Verbeek, met het toegezegde geld. Het paar wilde de heer Verbeek graag op passende wijze ontvangen. Ook de Weertenaren die zo vriendelijk waren geweest om geld en goederen te lenen, werden uitgenodigd voor het geplande grootse diner. Omdat het paar de voor het etentje benodigde kookgerei, serviesgoed, servetten en dergelijke miste, leenden de welwillende Weertenaren ook deze artikelen uit. In de nacht van 10 op 11 augustus maakten Van den Pool en Wijn zich met de buit uit de voeten. De waarde daarvan bedroeg officieel 1511,90 franc, maar lag waarschijnlijk nog hoger, omdat niet iedereen aangifte deed uit angst het voorwerp van spot te worden. RAL NRA inv. nr. 1996, militair congé van Pierre van den Pool, d.d. 18 december 1808; brief van adjoint au maire Jean Nien aan de Magistrat de sûreté van het arrondissement Roermond, d.d. 14 augustus 1809, met in bijlage een proces-verbaal en een lijst van geld en goederen die de oplichters afgetroggeld hadden; en getuigenverklaringen afgelegd ten overstaan van N.F.J. Strens, Directeur du jury van het arrondissement Roermond, d.d. 7 september 1809. Darquenne, La conscription, p. 133-139. ‘le conseil, fidèle interprète des sentiment de tous les habitans a unanimement voté d’off rir trois cavaliers montés & équipés’. GAW NAW inv. nr. 3, f. 8. ‘Vos fidèles sujets de Weert, Sire! supplient votre Majesté, de joindre ces cavaliers Weertois à vos phalanges victorieuses, et d’agréer ce faible hommage, pour une preuve du dévouement sans bornes et de la respectueuse fidélité, qu’ils portent à votre Personne Sacrée et à votre Auguste famille.’ GAW NAW inv. nr. 3, f. 11. GAW NAW inv. nr. 2182. GAW NAW inv. nr. 68, minuut van brief van maire Bloemarts aan de onderprefect, d.d. 10 februari 1813. ‘j’avais déjà fait connaître au conseil municipal que sa délibération était pas conforme aux instructions. Les circonstances qui ont accompagné ses simples propositions m’avaient même beaucoup affectées parce que je ne pouvais pas réussir. Vous connaissez mes sentimens de dévouement pour le service de sa Majesté et pour le bien des habitans. Aussi ai-je déployé en la séance de ce jour, tout ce qui dépendait de moi pour faire l’offre de trois cavaliers montés et équipés.’ GAW NAW inv. nr. 68, minuut van brief van maire Bloemarts aan de onderprefect, d.d. 31 janvier 1813. GAW NAW inv. nr. 3, f. 9. GAW NAW inv. nr. 2, f. 72. Jansen, red., ‘Statistique de l’arrondissement de Ruremonde’, p. 96. Tijdens de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) probeerde keizer Jozef ii van Oostenrijk de vrije vaart op de Schelde af te dwingen van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën. In ruil voor het vrijgeven van de vaart en voor het verwerven van Staats-Vlaanderen bood hij Oostenrijks Gelder aan. Spiertz, Maastricht, p. 65-66. Lesage, ‘Moderne staatsvorming’, p. 130. GAW NAW inv. nr. 815, brief van de gouverneur van de provincie Limburg aan de ‘stedelijke regering van Weert’, d.d. 9 juni 1824. In verband met het overlijden van vrederechter Verschuere op 6 februari 1815 had Henry Bloemarts overigens al tijdelijk de functie van vrederechter van het kanton Weert waargenomen, van 5 februari 1815 tot 1 mei van dat jaar. Daarna bleef hij nog eerste plaatsvervanger van de vrederechter. GAW NAW inv. nr. 815, brief van Henry Bloemarts aan de minister van Justitie, d.d. 19 september 1815. GAW NAW inv. nr. 70, minuut van brief van de burgemeester van Weert aan de commandant van de plaatselijke marechausseebrigade, d.d. 17 juni 1825.
N OT E N
303
HOOFDSTUK 28 1
2
3
4
5
6
304
Als we de ambtenaren die de accijnzen inden hier ook bij rekenen, betreft het 29 namen. Na het wegstrepen van dubbeltellingen – denk aan veteraan Frederik Wagner die eerst bij de Pruisische gendarmerie diende, daarna als remplaçant in de nationale militie en ten slotte als beroepssoldaat in het Nederlandse koloniale leger – blijven er 22 personen over. Zij vormen 7,6% van het totaal van 289 veteranen. ‘que Sebastien Coenen est assez bon, obéissant et laborieux, lorsqu’il n’a pas bu, et que c’est toujours lorsqu’il est en état d’ivresse, qu’il s’enthousiasme pour les Français, avec lesquels il a servi pendant huit ans comme cuirassier, et s’efforce alors de les louer’; ‘à les injurier, et tirant son couteau, il en racla des traces sur le table: disant, si les gendarmes ont des sabres, avec mon couteau j’oserai l’entreprendre contre eux’; ‘qu’il ne craigne pas les gendarmes [,] qu’il avait fait tems [=tant] de campagn avec Bonapart et qu’il se foutait de la gendarmerie’; ‘quelques paysans qui s’efforcoient à le retenir, vu qu’il était ivre, mais contre lesquels, cet individu se battoit toujours, pour attaquer les gendarmes’. RAL NRA inv. nr. 1642, dossier Sebastien Coenen, proces-verbaal opgesteld door maire Simon Geraedts van Swalmen en de gendarmes Janssen en Pierre Mathieu Weerts, d.d. 18 juni 1815, en getuigenverklaringen opgetekend door rechter Pierre Petit ‘faisant les fonctions du juge d’instruction du Cercle de Ruremonde par maladie’, op 23 juni 1815. ‘Aussitôt on entend de toutes parts, [“] au pont [”], le bruit du canon, de la fusillade, les tambours qui battent la charge, les cris des soldats animés, les plaintes des blessés, la vue des hommes expirants, le hennissement des chevaux, un nuage de fumée et de poussière, joint à l’odeur de la poudre, formait un assemblage qui frappait les sens de bien des manières. Mais l’envie de vaincre, le désir de se distinguer l’emportaient sur tout le reste.’ Ramaeckers, ‘Voyages et campagnes’, p. 82. Op 28 oktober 1814 bevond Johann Laumen uit Nieuwstad, ‘ehemaligen französischen soldat’, zich op de markt van Susteren. Zonder enige aanwijsbare reden zocht hij er ruzie met een hem onbekende man uit Susteren. Aan Pruisische soldaten vroeg Johann Laumen sabels te leen om de ruzie gewapenderhand te beslechten. De soldaten zagen hier wijselijk van af, waarna Johann Laumen een houten emmer als wapen gebruikte. Hij smeet het voorwerp naar het hoofd van degene met wie hij ruzie zocht. Zes dagen later overleed het slachtoffer aan zijn verwonding. RAL NRA inv. nr. 321, dossier Jean Laumen. Jean François Kunnen had als conscrit van de lichting 1811 uit Stramproy gediend in het 2de bataljon mineurs. Tijdens de dienst was hij gewond geraakt. Hij werd in Koningsberg – het huidige Kaliningrad – krijgsgevangen genomen na een lange belegering. Op 26 september 1814 ontving hij te Neurenberg een militair paspoort om naar huis terug te keren. Een echt thuis had hij als weeskind niet, want het ouderlijk huis was in mei 1813 verkocht. Na thuiskomst in Stramproy vertrok Jean François Kunnen al vrij snel naar Venlo, waar hij arbeid vond bij de vestingwerken. Daarna werkte hij enige tijd als dagloner bij boer Antoine Kuypers in Grubbenvorst. Daar kon hij evenwel ’s nachts de slaap niet vatten omdat hij lawaai hoorde en geesten zag . Tijdens een verhoor verklaarde hij: ‘il a bien consulté le curé de Broekhuyzenvorst et le père Ambach à Venlo au sujet qu’il ne pouvait pas dormir que toute la nuit il entendit du tapage qu’il auroit désiré de savoir si ce corcillège provenoit de la famille de Kupers ou de la sienne’. Volgens dorpsbewoners was er nimmer sprake geweest van hekserij in huize Kuypers, tot de komst van Jean François Kunnen, zodat we de getroebleerde slaap op het conto van de oud-soldaat kunnen schrijven: ‘het publuijck gesprek en gerugt liep dat hij zelfs [=Jean François Kunnen zelf] het spoek uitmaekte’. Volgens Maria Houbraeks, de vrouw van Antoine Kuypers, had Jean François Kunnen de pastoor van Walbeck geraadpleegd. Deze zou hem hebben gezegd, dat hij op de derde vrijdag van de vasten terug diende te komen: ‘dan zal ick u zeggen, of het hexerey, duijvelsgespuijs of eenen geest is, maar zijt voorzigtig eene man meede te neemen tot aan de Maas, dan zyt gy buyten gevaar, omdat het spoek niet waardig genoeg is van in het puntje [=bootje] te gaan om meede over te vaeren’. GAW NA inv. nr. 4538, minuut van akten met volgnrs. 45 en 47, verleden voor notaris Cornelis op 27 april en 4 mei 1813; RAL FA inv. nr. 513; RAL NRA inv. nr. 1952, verklaringen afgelegd ten overstaan van de maire van Broekhuizen, d.d. 25 februari 1816; brief van de maire van Grubbenvorst aan de officier van justitie van het arrondissement Roermond, d.d. 28 februari 1816; proces-verbaal van verhoor van Jean Kunnen door de Juge d’ instruction van het arrondissement Roermond, d.d. 1 maart 1816; en brief van de maire van Stramproy aan de officier van justitie van het arrondissement Roermond, d.d. 13 maart 1816; RAL PA inv. nr. 122 Henry Meewis was een conscrit van de lichting van het jaar IX uit Weert. Hij diende per 29 april 1807 als remplaçant voor zijn broer Jean, een conscrit van de lichting 1807. Het stamboek van het 48ste linieregiment meldt dat hij op 18 september 1809 ‘reformé avec pension’ werd. Toen Henry Meewis op 17 juni 1815 een paspoort aanvroeg, overlegde hij ‘un congé de reforme daté du 22 août 1809 délivré à Anvers’. RAL FA
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
7
8
9 10
11
12 13 14 15
inv. nrs. 470, 494 en 495; RAL PA inv. nr. 91; SHAT inv. nr. 21 Yc 411. ‘où (…) il a pris un couteau mis sur la table en appelant le sieur Stienen en duel et menaçant en outre de lui poursuivre en tout temps’; ‘qu’en cas s’il était le dernier Français que le terme de sa vie finisse bientôt’; ‘que sa tête rassemble un monstre’. RAL NRA inv. nr. 1997, verklaring opgesteld door maire Trouwen van Nederweert, d.d. 4 september 1809. Het betrof goudsmid André Joseph Pepinster die in Roermond woonde; de heer Piana, colporteur in stoffen te Aken; Pierre Caldirone, ‘commis voyageur’ van de heer Piana, koopman te Aken; Joseph Laurenti, ‘marchand colporteur d’étoffes’, die bij de heer Piana te Aken woonde; Mathieu Künner, ‘colporteur d’horloges, natif de Schonach dans le Forêt noir, en Allemagne’; en Michel Pfaff, ‘marchand colporteur d’horloges, natif de Schönwaldt dans le Fôret noire, demeurant ordinairement à Aix la Chapelle chez Michel Pappert, marchand en toile’. RAL NRA inv. nr. 1640, dossier Leonard Jacobs, proces-verbaal van verhoor van getuigen door de ‘juge d’instruction du cercle de Ruremonde’, d.d. 10 juni 1814. ‘ne pas le pouvoir ayant perdu le bras droit et n’ayant pas appris à écrire de la main gauche.’ RAL NRA inv. nr. 1640, dossier Leonard Jacobs, processen-verbaal van verhoor van verdachte Leonard Jacobs en van getuigen, door de ‘juge d’instruction du cercle de Ruremonde’, d.d. 10 juni 1814. Mathieu van Dooren, een kleermaker uit Weert, had drie jaar als scheepsjongen gewerkt bij de Bataafse marine. Hij keerde op 16 frimaire IX (7 december 1800) terug in Weert, nadat hij verlamd was geraakt aan de rechterhand. Op 6 messidor IX (25 augustus 1801) werd de 32-jarige Mathieu van Dooren in Roermond aangehouden omdat hij bedelde in woningen in Roermond. RAL NRA inv. nr. 1612, dossier Mathieu van Dooren, ongedateerd proces-verbaal van verhoor van Mathieu van Dooren door de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond. Omdat het de eerste keer was, werd dit vergrijp hem niet euvel geduid. Enkele maanden later werd Mathieu van Dooren evenwel opnieuw gearresteerd in Roermond. Hij bekende dat hij had gebedeld in woningen, omdat het hem verboden was om in het openbaar te bedelen. Hij verklaarde dat hij elke week negen pond brood kreeg van het Bureau du bienfaisance des pauvres in Weert, maar dat deze hulp onvoldoende was om zijn gezin te onderhouden. RAL NRA inv. nr. 1614, dossier Mathieu van Dooren, proces-verbaal van verhoor van Mathieu van Dooren door de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 23 nivôse X (13 januari 1802). De correctionele rechtbank van het arrondissement Roermond veroordeelde Mathieu van Dooren op 25 pluviôse X (14 februari 1802) tot een gevangenisstraf van een jaar wegens bedelarij. Zowel de recidive als het feit dat hij mensen had bedreigd om zijn bedelarij kracht bij te zetten, werden Mathieu van Dooren zwaar aangerekend. RAL NRA inv. nr. 1577. Het fenomeen van de bedelende veteraan was uiteraard niet onbekend. Het paste ook bij de lage status die soldaten in het ancien régime hadden genoten. Toch vinden we in de Franse tijd betrekkelijk weinig sporen van bedelende veteranen. Wellicht hing dit samen met de strenge vervolging van personen die bedelden buiten de eigen geboortestreek. Jean Vaessen was als conscrit uit Nederweert van de lichting 1810 afgekeurd op lengte. Blijkbaar waren de finesses van het Franse conscriptiesysteem hem niet bekend, zoals dadelijk zal blijken. Hij nam dienst als tamboer in de 2de compagnie van het 2de bataljon van het 2de linieregiment van het Hollandse leger, dat gelegerd was in Amersfoort. Na tien maanden deserteerde hij. Op 4 juli 1810 bevond hij zich in burgerkleding in Kaldenkirchen (departement van de Roer), waar hij bedelde. Hij werd gearresteerd en aan de gendarmerie overgedragen. Bij zijn verhoor door de officier van justitie te Krefeld op 14 juli 1810 vertelde hij dat hij zich had onttrokken aan de conscriptie. Hij had niet gewacht op een eventuele oproep voor de dienst maar was meteen vertrokken naar het Hollandse leger. Hij wist niet of hij was opgeroepen voor de Franse dienst, maar hij had wel vernomen dat lotelingen met een hoger nummer dan hij waren opgeroepen. De gendarmerie voerde hem naar Roermond en vervolgens naar Maastricht. Daar overleed hij op 15 augustus 1810 in het militair hospitaal. Prefect Roggieri had ondertussen aan het ministerie van Oorlog in Parijs om directieven gevraagd over de te volgen handelwijze ten aanzien van deserteurs uit het Hollandse leger. Op 31 augustus 1810 antwoordde het ministerie dat voor militairen die vóór 9 juli 1810 uit het Hollandse leger waren gedeserteerd een amnestieregeling gold. De prefect diende hen met een feuille de route te zenden naar het depot van de voormalige Hollandse troepen te Saint-Denis. RAL BS Nederweert ; RAL FA inv. nrs. 431, 508, 511, 579 en 712. GAW NAW inv. nr. 35. GAN inv. nr. 1561; SHAT inv. nr. 21 Yc 410. GAW NAW inv. nr. 35. GAW NAW inv. nrs. 51, 68 en 1887; RAL FA inv. nrs. 522, 567 en 576; RAL PA inv. nrs. 122 en 141;
N OT E N
305
SHAT inv. nr. 21 Yc 678. 16 Pierre Mchiels was een dienstplichtontduiker van de lichting van het jaar XIV. In de zomer van 1807 had hij vrijwillig gemeld bij de prefectuur in Maastricht, waarna hij op 2 juli 1807 soldaat was geworden in het 54ste linieregiment. GAW NAW inv. nrs. 51, 1876, 1885, 1886, 1887, 2027 en 2181; RAL FA inv. nrs. 477, 487, 552 en 557; RAL PA inv. nrs. 122 en 141; SHAT inv. nr. 21 Yc 451. Op 25 april 1816 huwde hij in Weert met een 27-jarige vrouw uit dezelfde plaats. Hij was toen wever van beroep. GAW BS Weert. 17 ‘estropié’. GAN inv. nrs. 1557 en 1561; RAL FA inv. nrs. 493, 494 en 575; RAL PA inv. nrs. 122, 124 en 141. 18 RAL FA inv. nr. 508 en 511; RAL PA inv. nr. 122 en 141; SHAT inv. nr. 21 Yc 26. 19 GAN inv. nrs. 1054, 1557 en 1561; RAL FA inv. nrs. 508 en 511; RAL PA inv. nrs. 122 en 124; SHAT inv. nr. 24 Yc 252. 20 ARA, Stamboeken Indische militairen, inv. nr. 85; GAW NA inv. nr. 4489, minuut van akten met volgnrs. 850 en 857, verleden voor notaris Bloemarts op 31 januari 1809 en 21 februari 1809; GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akten met volgnrs. 123 en 136, verleden voor notaris Bloemarts op 20 september 1813 respectievelijk 27 oktober 1813; GAW NAW inv. nrs. 35, 51 en 1887; RAL FA inv. nrs. 508 en 511; RAL PA inv. nr. 122; SHAT inv. nr. 24 Yc 252. 21 ‘incertain sur son domicile actuel’. RAL PA inv. nr. 141. 22 Charrier, Le maréchal Davout, p. 456-457. 23 Pelet, ‘Le combat de Krasnoë’, p. 10-11. 24 Pelet, ‘Le combat de Krasnoë’, p. 39-41. 25 Pelet, ‘Le combat de Krasnoë’, p. 43-54. 26 SHAT inv. nrs. 21 Yc 410 en 21 Yc 411. 27 Guillaume Huysmans was een conscrit van de lichting 1807 uit Weert. RAL FA inv. nrs. 493 en 494. Op 5 januari 1807 tekende hij een contract met vijf andere Weerter conscrits van de lichting 1807 om een van hen voor de militaire dienst te vervangen. GAW NA inv. nr. 4487, minuut van akte met volgnr. 535, verleden voor notaris Bloemarts op 5 januari 1807. Per 28 januari 1807 diende hij in het 48ste linieregiment. Volgens het stamboek van dit 48ste linieregiment was Guillaume Huysmans, die op 22 maart 1787 te Weert was geboren als zoon van Adrien Huismans en Jeanne Puijmen, ‘disparu pendant la campagne de 1812 en Russie’. SHAT inv. nr. 21 Yc 411. 28 ‘je doit gagner mon pain à la subeur de mon corps et comme vous savez que cela est très dure pour un ancien militaire de se mettre au travailler’. GAW NAW inv. nr. 2027, brief van Wilhelm Huismann aan maire Bloemarts van Weert, geschreven te Leuven op 6 juni 1820. 29 ARA, Stamboeken Indische militairen, inv. nr. 582, f. 664. 30 RAL FA inv. nr. 576. 31 Adriaan Gielissen was een natuurlijk kind van Elisabeth Gielissen. Deze landarbeider tekende samen met twee andere Weerter conscrits een contract om te dienen als remplaçant voor een collectief van vijf welgestelde Weerter conscrits van de lichting 1806. Het is onduidelijk of het lotnummer 4 waaronder hij moest dienen als conscrit van de lichting 1806 zijn eigen lotnummer was, dan wel het lotnummer van een van de welgestelde conscrits. Op 22 september 1806 vertrok hij naar het depot van het 102de linieregiment in het noorden van het Italiaanse schiereiland, waar hij op 16 november 1806 aankwam. Op 30 augustus 1810 diende hij als grenadier in het 102de linieregiment in Savona – als bewaking van de gevangen genomen paus –, zo blijkt uit een brief van hem die zijn moeder aan maire Bloemarts van Weert toonde. Het 102de linieregiment diende in 1811 in Spanje. Op 18 maart 1811 werd Adriaan Gielissen door de conseil de Guerre spécial séant te Gerona (Catalonië) veroordeeld tot zeven jaar dwangarbeid en vijftien honderd franc boete wegens desertie. Na zijn desertie trad hij in Engeland in dienst van het Engelse leger, maar werd hij niet teruggezonden naar het Iberisch strijdtoneel. Zijn lot bleef in Weert niet onopgemerkt. In een ambtelijke notitie lezen we: ‘ce déserteur est présumé être en Angleterre; d’après des lettres arrivées de l’Espagne il aurait été condamné à mort par contumace’. Hij vocht aan Engelse zijde wel in de slag bij Waterloo. Op 24 december 1815 kreeg hij zijn congé uit Engelse dienst, waarna hij dienst nam in het Nederlandse leger, bij de ‘kompagnie artillerie trein, te Brussel gedetacheerd’. Per 1 oktober 1818 werd hij marechaussee te paard in de compagnie die Limburg als werkterrein had. Per 1 maart 1821 werd hij ontslagen ‘uit hoofde van inconduite’, waarna hij zich in Weert vestigde als klompenmaker. Toen hij op 18 januari 1834 in Weert in het huwelijk trad, oefende hij nog steeds dit beroep van klompenmaker uit. GAW BS Weert; GAW NA inv. nr. 4486, minuut van akte 497, verleden voor notaris Bloemarts op 30 augustus 1806; GAW NAW inv. nrs. 53, 68 en 1886; RAL FA inv. nrs. 484, 490, 566, 568, 569 en 576; RAL NRA
306
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
32
33
34 35 36
37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48
49
50 51 52 53 54 55
inv. nr. 2431, minuut van vonnis van het vredegerecht van het kanton Weert, d.d. 18 februari 1818; SHAT inv. nr. 21 Yc 744. Gerard Stultjens, een timmerman uit Weert, had verstek laten gaan als conscrit van de lichting van het jaar XIV. Hij week uit naar Eindhoven en werd op 15 januari 1806 tot dienstplichtontduiker veroordeeld. Op 21 juli 1807 meldde hij zich alsnog. Een dag later werd hij soldaat in het 10de régiment chasseurs à cheval. Volgens het stamboek van dit regiment was hij op 12 maart 1810 ‘mort en Espagne’. In feite leefde hij echter, want op 21 maart 1814 trad hij in Engelse dienst bij het 2de regiment lichte dragonders van het King’s German Legion. Op 31 december 1815 kreeg hij zijn congé te Leuven, waaruit we mogen afleiden dat hij heeft deelgenomen aan de slag bij Waterloo. Drie dagen later kwam hij in Weert aan. GAW NAW inv. nrs. 35, 51, 67, 1876, 1885 en 1886; RAL FA inv. nrs. 477, 487, 552 en 557; RAL NRA inv. nr. 1773; SHAT inv. nr. 24 Yc 302. Martin de Borgie was een lintwerker uit Weert, die als conscrit van de lichting 1806 moest opkomen voor actieve dienst. Per 16 oktober 1806 diende hij in het 48ste linieregiment. Hij werd vrijwel meteen naar het front in het oosten van Pruisen gestuurd. Op 26 augustus 1808 werd hij te Antwerpen, waar het depot van zijn legereenheid was gevestigd, op medische gronden afgekeurd voor verdere dienst. Op 24 oktober 1810 volgde hiervan de officiële bevestiging. In 1812 was hij preposé des douanes. Waarschijnlijk zocht hij na het vertrek van het Franse gezag een nieuwe baan. In juli en oktober 1814 werd hij vermeld als ‘soldat aux troupes hollandaises’. GAW NAW inv. nrs. 35, 68 en 1887; RAL FA inv. nrs. 484, 490 en 602; RAL PA inv. nrs. 122 en 141; SHAT inv. nr. 21 Yc 410. RAL Doopregister Sint-Barbaraparochie Leveroy. GAW NAW inv. nrs. 1885 en 1886; RAL FA inv. nrs. 468, 548 en 584. Van het dépôt des réfractaires te Givet is geen stamboek bewaard gebleven. SHAT inv. nr. 23 Yc 275 bevat alleen een partiële lijst met namen van conscrits réfractaires die zich in het depot te Givet bevonden, waarop Guillaume Vossen niet figureert. Uit een register van dienstplichtontduikers dat op de prefectuur van de Nedermaas werd bijgehouden, weten we dat Guillaume Vossen diende in het 61ste linieregiment. RAL FA inv. nr. 549. National Archives (Kew, Verenigd Koninkrijk), War Office, inv. nr. 12/11636. Met dank aan Alistair Nichols. Nichols, Wellington’s mongrel regiment, p. 174-175. National Archives (Kew, Verenigd Koninkrijk), War Office, inv. nr. 12/11636. Nichols, Wellington’s mongrel regimen, p. 60 en 68. Nichols, Wellington’s mongrel regiment, p. 137, 142 en 147. National Archives (Kew, Verenigd Koninkrijk), War Office, inv. nrs. 12/11637 tot en met 12/11641. GAW NAW inv. nr. 1222. ‘employé à l’octroi’. RAL PA inv. nr. 141. RAL FA inv. nrs. 493 en 494. ARA, Oorlog voor 1813, Stamboeken 1795-1815, inv. nrs. 219 en 325. GAW NA inv. nr. 4489, minuut van akte met volgnr. 939, verleden voor notaris Bloemarts op 3 augustus 1809, met in bijlage een kladblaadje, op de achterzijde waarvan zich de minuut bevindt van een verklaring van maire Bloemarts ten behoeve van Pierre Smolenaers, d.d. 9 mei 1810. Dat hij in de Maasstraat – in het centrum van het stadje – terechtkwam, behoeft een toelichting, want dit lag duidelijk niet op de route naar de boerderij van de weduwe Truyen. Degenen die Petrus Smolenaers gevolgd waren, hadden hem gedwongen om via Maaspoort en Maasstraat koers te zetten richting de gendarmeriekazerne in de Molenstraat. In de Maasstraat kwam het gezelschap gendarme Leroy tegen, die zich vanuit de kazerne al op pad had begeven. ‘que ce n’était que pour se promener un peu’. RAL NRA inv. nr. 1633, dossier Pierre Jean Smolenaers, proces-verbaal opgesteld door de gendarmeriebrigade van Weert, d.d. 28 juni 1810; getuigenverklaringen afgelegd ten overstaan van de vrederechter van het kanton Weert op 13 juli 1813; en verhoor van Pierre Jean Smolenaers door de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 23 juli 1810. RAL FA inv. nr. 545. SHAT inv. nr. 23 Yc 144. RAL PA inv. nrs. 122 en 124. RAL BS Nederweert. GAN inv. nr. 10. RAL NRA inv. nr. 2426, minuut van akte met volgnr. 51, verleden voor het vredegerecht van het kanton
N OT E N
307
Weert op 11 september 1815. 56 De regeling was in feite aanzienlijk ingewikkelder. Zo bestond de lichting 1816 uit jongemannen die achttien tot en met tweeëntwintig jaar oud waren. Iemand die in 1794 was geboren, moest niet alleen loten voor de napoleontische conscriptie van het jaar 1814 en de nationale militie van de lichting 1815, maar ook voor die van 1816. Andere relevante details betroffen de verlofregeling, die met ingang van het voorjaar van 1816 van kracht ging. Veel miliciens die in 1815 waren opgekomen werden in april 1816 op verlof gestuurd en hoefden daarna alleen nog jaarlijks deel te nemen aan een herhalingsoefening. Voor een heldere uiteenzetting van de beginfase van de invoering van de dienstplicht in het Koninkrijk der Nederlanden zie: Amersfoort, Koning en kanton, p. 62-88. 57 ‘Les Maires sont particulièrement chargés de réunir tous leurs efforts, pour compléter le contingent de la Commune, par voie d’enrôlement volontaire. Ils feront sentir à ceux de leurs Administrés qui peuvent être appelés au service de la Milice, que s’ils désirent servir leur Patrie, il est plus honorable de ne pas attendre le moment où ils seront peut-être désignés par le sort. Ils enflammeront le courage de tous en fi xant leur attention sur les maux qu’il s’agit de prévenir, sur le bonheur qu’il s’agit de conserver, sur les récompenses et la gloire réservées aux Braves qui se consacreront à défendre l’honneur et l’indépendance de la Nation.’ GAW NAW inv. nr. 2027, rondschrijven van ‘Le Commissaire-général de l’Intérieur en Belgique à MM. les Intendans, Commissaires délégués, Sous Intendans et Maires’, d.d. 4 april 1815. 58 ‘Le zèle que vous manifesterez dans cette circonstance, les résultats heureux qu’il ne peut manquer d’obtenir seront des preuves nouvelles de votre attachement au Gouvernement, de votre patriotisme. Je vous invite à me signaler les fonctionnaires et les citoyens qui vous seconderont avec le plus d’efficacité: j’appellerai sur eux l’attention de Gouvernement, et je lui proposerais, sur votre demande ou d’après les renseignemens particuliers que je prendrai, des indemnités en faveur de fonctionnaires qui auront été obligés d’outrepasser le crédit qui leur est alloué pour les frais de leur administration, et de ceux qui auront déployé le plus d’activité dans la formation des listes et dans les mesures à prendre pour compléter les contingens. Des récompenses plus honorables encore sont réservées, et la première sera sans doute à leurs yeux, la certitude d’avoir rempli leur devoir et d’avoir bien mérité du Roi et de la Patrie.’ GAW NAW inv. nr. 2027, rondschrijven van ‘Le Commissaire-général de l’Intérieur en Belgique à MM. les Intendans, Commissaires délégués, Sous Intendans et Maires’, d.d. 4 april 1815. 59 Het betrof Pieter Kuppens, een conscrit uit Nederweert van de lichting 1812. ARA, Stamboeken OOM, inv. nr. 121; RAL FA inv. nr. 522; RAL PA inv. nr. 141. 60 Pierre Berkmans, een conscrit van de lichting 1812 uit Nederweert, werd in 1813 opgeroepen voor actieve dienst, maar kreeg toen een plaats ‘à la fin du dépôt’ omdat zijn jongere broer Jean, een conscrit van de lichting 1814, inmiddels onder de wapenen was. Broer Jean keerde niet terug uit Franse dienst. Pierre Berkmans moest met lotnummer 13 opkomen voor de nationale militie. Per 18 juni 1815 dienen hij in het 42ste bataljon van deze militie. ARA, Stamboeken OOM, inv. nr. 121; RAL FA inv. nrs. 522, 533 en 544; RAL PA inv. nr. 141. François Bloemers, een conscrit uit Nederweert van de lichting 1809, diende per 17 februari 1813 in het 7de regiment huzaren. Hij deserteerde op 30 maart 1813, werd gearresteerd, en werd op 12 mei 1813 naar het 131ste linieregiment te Middelburg gevoerd, waar hij op 21 mei aankwam. Per 1 juli werd hij overgeplaatst naar het 33ste regiment lichte infanterie. Op 13 oktober 1813 werd hij als soldaat van dit regiment opgenomen in het hospitaal Conforthoff in Hamburg, waar hij op 3 december 1813 overleed. RAL BS Nederweert; RAL FA inv. nrs. 502, 505, 506 en 578; SHAT inv. nrs. 21 Yc 899 en 24 Yc 420. Op grond van broederdienst kreeg zijn jongere broer Guillaume Bloemers, een conscrit uit Nederweert van de lichting 1812, een plaats ‘à la fin du dépôt’. Met het lotnummer 25 dat hij in 1815 als milicien van Nederweert trok, moest Guillaume Bloemers opkomen. Per 18 juni 1815 diende hij in het 42ste bataljon van de nationale militie. ARA, Stamboeken OOM, inv. nr. 121; RAL FA inv. nr. 522; RAL PA inv. nr. 141. Johannes Mathias van Dael, een conscrit uit Stramproy van de lichting 1813, kreeg een plaats ‘à la fin du dépôt’ omdat zijn oudere broer Jacobus in het 4de bataillon sapeurs diende. Jacobus van Dael keerde niet terug uit de dienst. Johannes Mathias van Dael moest met lotnummer 23 van de gemeente Stramproy dienen voor de nationale militie. Hij kwam op 18 juni 1815 op. ARA, Stamboeken OOM, inv. nr. 121; RAL FA inv. nrs. 522 en 528; RAL PA inv. nr. 141. Frans Flessers, een conscrit uit Weert van de lichting van het jaar XII, moest in 1815 opkomen als milicien, ook al was zijn jongere broer Henry niet teruggekeerd van zijn dienst in het 4de regiment lichte infanterie. ARA, Stamboeken OOM, inv. nr. 121; GAW NAW inv. nrs. 51, 1874, 1884 en 2027; RAL FA inv. nr. 496 en 499; RAL PA inv. nr. 141; SHAT inv. nr. 22 Yc 33.
308
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
61
62
63
64
65 66 67
Michel Janssen, een conscrit uit Weert van de lichting 1811, kreeg een plaats ‘à la fin du dépôt’ omdat zijn oudere broer Laurent Janssen diende in de keizerlijke garde. Hoewel zijn broer niet terugkeerde uit Franse dienst, moest Michel Janssen in 1815 opkomen voor de nationale militie. ARA, Stamboeken OOM, inv. nr. 121; GAW NAW inv. nrs. 51, 53 en 67; RAL FA inv. nrs. 484, 490 en 513; RAL PA inv. nr. 141. Jean Korsten, een conscrit uit Nederweert van de lichting 1811, werd als soldaat in het 5de regiment chevau léger op 21 november 1812 in Rusland gedood. Laurent Korsten, de enige broer van Jean Korsten, moest in 1815 dienen in de nationale militie. ARA, Stamboeken OOM, inv. nr. 121; RAL FA inv. nrs. 513 en 528; RAL PA inv. nr. 141; SHAT inv. nr. 24 Yc 119. Henrij Stoutemans, een conscrit uit Nederweert van de lichting van het jaar VIII, werd als soldaat in het 2de regiment dragonders op 19 juli 1808 krijgsgevangen gemaakt na de slag bij Bailén ten oosten van Cordoba. Hij overleefde de krijgsgevangenschap niet. Zijn jongere broer Antoine Stoutemans, conscrit van de lichting 1810, moest in 1815 als milicien dienen. ARA, Stamboeken OOM, inv. nr. 121; GAW NAW inv. nr. 1885; RAL FA inv. nrs. 468, 506, 508, 511 en 548; RAL PA inv. nr. 141; SHAT inv. nr. 24 Yc 136. Dit lot trof Pierre Antonissen, een conscrit uit Weert van de lichting 1808; Joseph Brancart, een conscrit uit Weert van de lichting 1813; Jacobus Anthoni van Duytekom, een conscrit uit Weert van de lichting 1809; Pierre Kiggen, een conscrit uit Weert van de lichting 1808; Jean Mathieu Lemmen, een conscrit uit Stramproy van de lichting 1809; Henricus Franciscus Poelmans, een conscrit uit Weert van de lichting 1808; Henricus Simons, een conscrit uit Weert van de lichting 1811; Jacques Antoine Weertman, een conscrit uit Weert van de lichting 1810; Jacobus Wiermans, een conscrit uit Stramproy van de lichting 1813. ARA, Stamboeken OOM, inv. nr. 121; GAW NAW inv. nrs. 51, 67, 68, 1884, 1885 en 2027; RAL FA inv. nrs. 422, 496, 499, 502, 505, 508, 511, 513, 528, 533; RAL NRA inv. nr. 2424; RAL PA inv. nr. 141. Jean Mathieu Smeets, een conscrit uit Stramproy van de lichting 1812, had de Franse dienst ontlopen als ‘orphelin ayant quatre frères et soeurs moins âgés que lui’, maar moest in 1815 opkomen voor de nationale militie. ARA, Stamboeken OOM, inv. nr. 121; RAL FA inv. nrs. 422, 506 en 522; RAL PA inv. nr. 141. Pieter Smolenaers, een conscrit uit Nederweert van de lichting 1814, had een plaats ‘à la fin du dépôt’ gekregen als ‘ainé d’orphelins’, maar moest in 1815 dienen in de nationale militie. ARA Stamboeken OOM inv. nr. 121; RAL FA inv. nr. 533; RAL PA 141. Jean Michel Stultjens, een conscrit uit Weert van de lichting 1811, had eveneens een plaats ‘à la fin du dépôt’ gekregen ‘comme ainé d’enfants orphelins’, maar moest in 1815 dienen in de nationale militie. Zijn geval was bijzonder, omdat hij op 22 april 1815 – dat wil zeggen ná de oproep van dienstplichtigen van de lichting 1815 – in het huwelijk was getreden. Hij diende per 15 augustus 1815, maar werd reeds op 2 september ontslagen uit de dienst, vermoedelijk vanwege zijn huwelijk. ARA, Stamboeken OOM, inv. nr. 121; GAW BS Weert; GAW NAW inv. nr. 51; RAL FA inv. nr. 513; RAL PA inv. nr. 141. Het ging om Servaas Mertens uit Weert. Deze voormalige conscrit van de lichting 1814 had onder Napoleon niet hoeven dienen op grond van broederdienst. ARA, Stamboeken OOM, inv. nr. 121; GAW NAW inv. nrs. 1884 en 2027; RAL FA inv. nr. 533; RAL PA inv. nr. 141. Met de deserteur uit Weert kan alleen Wilhelm Wagner bedoeld zijn. Jan Michiels, een conscrit uit Nederweert van de lichting 1808, diende per 10 juli 1807 in het Franse 14de linieregiment. Hij werd in Portugal krijgsgevangen genomen, waarna hij per 20 maart 1811 in Engelse dienst trad bij het King’s German Legion. Hij vertrok daar met paspoort in 1814. Als milicien trok hij in het voorjaar van 1815 lotnummer 5 van zijn gemeente, waarmee hij op 18 juni 1815 moest opkomen in het 42ste bataljon van de nationale militie. ARA, Stamboeken OOM, inv. nr. 121; RAL FA inv. nrs. 496 en 499; RAL PA inv. nrs. 122, 124 en 141. Koninklijk Besluit van 13 april 1815. Decker, La conscription, p. 16. ARA, Stamboeken OOM, inv. nr. 121; GAW NA inv. nr. 4489, minuut van akte 850, verleden voor notaris Bloemarts op 31 januari 1809; GAW NAW inv. nrs. 35, 51 en 2027; RAL FA inv. nr. 506; RAL PA inv. nr. 141. Johannes Koch, een napoleontische soldaat die het tot officier had gebracht, beschrijft in zijn memoires de invloed van de napoleontische erfenis op de formatie van een bataljon landsmilitie: ‘Het was toen echter voor een Adjudant eene moeijelijke taak, om een Bataljon goed in orde te krijgen; het kader was ongeoefend, de meeste officieren waren uit den Franschen tijd en konden niet veel anders dan dapper vechten; alles ging er wild en ongeregeld naar toe; er waren vele oude gedienden, meest allen remplaçanten en voorts rekruten, en toch heb ik de satisfactie gehad van den boel goed te doen marscheren’. Koch, Levensbeschrijving, p. 62.
N OT E N
309
68 69 70 71 72 73 74 75 76
77 78 79 80
81 82 83
84 85 86
310
GAW NA inv. nr. 4493, minuten van akten verleden voor notaris Bloemarts in 1815. Amersfoort, Koning en kanton, p. 81. Amersfoort vermeldt geen bron voor zijn bewering. GAW NA inv. nr. 4493, minuut van akte 71 verleden voor notaris Bloemarts op 1 juni 1815. Andreas van den Boogaert was op 17 september 1783 in Weert geboren. Zijn oudere zus Gertrudis was geboren vóór de ouders in het huwelijk traden. Na zijn huwelijk wettigde de vader dit kind. GAW, Doopregister Sint-Martinusparochie. GAN inv. nr. 1562; GAW NA, inv. nr. 4494, minuut van akte met volgnr. 117 verleden voor notaris Bloemarts op 6 juli 1817. Hij verving Henry Snijders, een conscrit uit Weert van de lichting XIII. RAL, FA, inv. nrs. 476 en 602; SHAT, inv. nr. 24 Yc 211. Een remplaçantencontract heb ik niet gevonden. Waarschijnlijk betrof het een onderhandse overeenkomst. GAW NAW inv. nr. 53. Voor de geschiedenis van dit korps zie: Venzky, Die Russisch-Deutsche Legion. GAW NAW inv. nr. 53. Ook remplaçant Jean Beelen uit Stramproy, die met zijn vrouw in Nederweert woonde, beëindigde zijn diensttijd als soldaat in dit Russisch-Duitse legioen, zo hebben we gezien in hoofdstuk 20. Een derde conscrit uit onze onderzoeksregio die zijn militaire dienst afsloot in dit legioen was Jean van den Broek, een conscrit uit Nederweert van de lichting 1812 die eerder in het 95ste en het 105de linieregiment had gediend. RAL FA inv. nr. 522; RAL PA inv. nrs. 122 en 124; SHAT inv. nr. 21 Yc 715. Ten slotte diende ook Johan Conrad de Groot, een bakkerszoon uit de Beekstraat in Weert in het Russisch-Duitse legioen. Deze conscrit van de lichting 1812 kwam op 4 maart 1813 aan in het 88ste linieregiment, waar hij achtereenvolgens voltigeur, fuselier – ofwel gewoon soldaat – tamboer en korporaal werd. Volgens het stamboek van dit regiment verbleef hij op 26 augustus 1813 in het hospitaal. Waarschijnlijk wisselde hij daarna van kamp. De vermelding in zijn militair paspoort dat hij reeds op 9 april 1813 dienst zou hebben genomen in het Russisch-Duitse legioen lijkt ongeloofwaardig. GAW NAW inv. nrs. 1222 en 1881; RAL FA inv. nr. 522; RAL PA inv. nrs. 122 en 141; SHAT inv. nr. 21 Yc 678. GAW NAW inv. nr. 51. RAL NRA inv. nr. 2426, minuut van akte met volgnr. 33, verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 1 juni 1815. GAW BS Weert. Andreas van den Boogaert bedong 23,24, franc gratificatie bij het tekenen van het contract en daarnaast een som van 580 franc. Van deze hoofdsom zou hij 116 franc ontvangen nadat hij als remplaçant zou zijn goedgekeurd door de conseil de milice. Uit de resterende hoofdsom zou wekelijkse het bedrag van 0,75 franc voor zijn vrouw betaald worden. Het batig saldo van de hoofdsom zou achttien maanden na de incorporatie van de remplaçant in het leger uitbetaald worden. Het 1/2 brood per week dat de Ioanna Gooffers zou ontvangen tot en met 31 augustus 1817, stond los van genoemde bedragen. GAW NA inv. nr. 4494, minuut van akte met volgnr. 224, verleden voor notaris Bloemarts op 30 december 1816. Zijn militaire paspoort werd op 17 maart 1821 gezonden aan de maire van Weert. Via de gouverneur van Limburg en de maire van Weert werd aan Andreas van den Boogaert op 28 mei 1820 acht gulden aan achterstallige soldij uitbetaald. GAW NAW inv. nrs. 69 en 2027. ARA, Stamboeken OOM, inv. nr. 121. RAL NRA inv. nr. 2430, minuut van akte verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 6 augustus 1824. Op 14 mei 1825 vroeg burgemeester Bloemarts van Weert per brief aan de gouverneur van de provincie Limburg om informatie over de legereenheid waarin Jan Smeets had gediend, teneinde bij het Franse leger inlichtingen in te kunnen winnen over het lot van deze soldaat. GAW NAW inv. nr. 70. Op 15 juni 1826 verstrekte het Franse ministerie van Oorlog een certificaat over het lot van Jan Smeets. Hierin zal het overlijden van Jan Smeets in een hospitaal op 21 mei 1809 vermeld zijn. SHAT inv. nr. 21 Yc 765. RAL NRA inv. nr. 2426, minuut van akte met volgnr. 33 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert, d.d. 1 juni 1815. RAL NRA inv. nr. 2426, minuut van akte 34 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 14 juni 1815. In tegenstelling tot de rest van het eiland Walcheren stond Vlissingen onder Frans bestuur. De Fransen hadden in deze strategisch gelegen vestingstad tweederangs eenheden gelegerd vanwege de schrikbarende sterfte onder de soldaten als gevolg van de ‘Zeeuwse koorts’. Nadat de Engelsen op 30 juli 1809 op Walcheren waren geland, slaagden de Fransen erin om alsnog versterkingen naar Vlissingen te brengen,
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
87 88 89 90 91
92 93
94
95 96 97 98
met name eenheden van het 48ste en het 65ste linieregiment: troepen met een grote discipline en een hoog moreel. In Vlissingen bereidden de Franse militairen zich voor op een Engelse stormaanval. Deze bleef echter uit, want de Engelsen groeven zich in en lieten zwaar geschut aanrukken om de stad door een bombardement tot overgave te dwingen. De Fransen, die waarschijnlijk niet op de hoogte waren van het Engelse numerieke overwicht, deden daarop op 7 augustus 1809 een uitval om de Engelsen te hinderen bij de opbouw van hun stellingen. Een colonne van driehonderd man van het 48ste linieregiment kreeg het hierbij zwaar te verduren. Het leed grote verliezen en kon ternauwernood een omsingeling voorkomen, waarna het zich terugtrok op Vlissingen. We hebben wat langer stil gestaan bij deze krijgshandeling, omdat het de enige keer is dat we de precieze toedracht kennen van het sneuvelen van een Weertlandse conscrit. Van Gent, De Engelse invasie van Walcheren in 1809, p. 55-58, 90. Op 15 augustus 1809 capituleerde Vlissingen. Twee dagen later belandden de Franse militairen – zoals Nederweertenaar Christiaen Laenen – officieel in Engelse krijgsgevangenschap. Volgens het stamboek van het 48ste linieregiment zou ook Jean Kessels op 17 augustus krijgsgevangen zijn genomen zijn, maar deze mededeling is onjuist. SHAT inv. nr. 21 Yc 411. Een brief van een andere soldaat die op deze dag bij Vlissingen gevangen werd genomen, geeft een indruk van de lotgevallen die dergelijke krijgsgevangenen meemaakten. De brief werd op 1 januari 1812 te Penicuik (Schotland) geschreven door Cornelis Louis Couset: ‘ik ben Den 17 ost [=augustus] 1809 in Vlissingen genomen van Den jngelsman En Den 22 ben ik in De reviere van zitthem [=Chatham] geerreveert in het preson genoemd de Zandwijds in ingelland En ik hebben Daer Een maend geweest En van Daer ben vertrokken op Den ponton [=gevangenisschip] genoemt De glorij in Den Zelven depo En ik hebbe Daer boven de twee jaeren anboord van De grorij geweest En van Daer ben ik vertrokken in De maend baefmesse [=oktober] 1811 naer schotland in preson genoemd Valleijfele [=waarschijnlijk Valleyfield] En De prochie genoemt pannecoeck [=Penicuik] in schotland (...).’ Van Bakel, red., Vlaamse soldatenbrieven, p. 282. Voor een boeiend relaas over het verblijf van Franse krijgsgevangenen op Engelse pontonschepen leze men: Garneray, Mes pontons. GAW NAW inv. nr. 69, minuut van brief van de burgemeester van Weert aan ‘de officieren der schutterijen van de stad Weert’, d.d. 10 juni 1823. GAW NAW inv. nr. 70, minuut van brief van de burgemeester van Weert aan de commandant van de marechaussee, d.d. 17 juni 1825; GAW NAW inv. nr. 7, verslag van zitting van de gemeenteraad, d.d. 18 juni 1829. Bruekers, ‘Houts Henke’, p. 302. Bruekers, ‘Houts Henke’, p. 297-300. Het ging om tien conscrits uit Nederweert en Weert die in 1858 nog steeds in deze gemeenten woonden. De medaille werd ook toegekend aan drie oud-strijders die inmiddels domicilie hadden gekozen in Weert. Hoeveel veteranen uit Nederweert, Stramproy of Weert inmiddels in een andere gemeente woonachtig waren en daar de herinneringsmedaille aanvroegen, is niet bekend. RAL PA inv. nr. 510. RAL PA inv. nr. 511, brief van de burgemeester van Nederweert aan de gouverneur van de provincie Limburg, d.d. 13 december 1858. Bruekers, ‘Houts Henke’, p. 283-312. Bruekers houdt nog een slag om de arm over de vermeende aanwezigheid van Hendrick Raemaekers als Nederlands militair op het slagveld van Waterloo. Uit een brief die de secretaris-generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken op 4 december 1858 aan de commissaris des konings in het Hertogdom Limburg schreef, blijkt evenwel zonneklaar dat Hendrik Raemaekers nimmer had gediend in het Nederlandse leger. RAL PA inv. nr. 511. Op 15 maart 1839, vier dagen voor het scheidingsverdrag dat Limburg opdeelde in een Nederlands en een Belgisch gedeelte, vertrok Hendrik Ramaekers met een paspoort naar Hamont. Hij koos voor het Belgisch staatsburgerschap, wellicht om zijn pensioen veilig te stellen. Uiterlijk in 1848 woonde hij weer in Nederweert, waar hij de rest van zijn levensdagen sleet. Bruekers, ‘Houts Henke’, p. 303-304. Schriftelijke mededeling van Alfons Bruekers uit Nederweert, d.d. 31 december 2006. Particuliere collectie, Nederweert. RAL BS Nederweert. Mathijs Deen maakte voor het VPRO-radioprogramma OVT een documentaire over Coenraad Nell, een voorvader van hem die als soldaat van het 125ste linieregiment de Russische veldtocht had overleefd. Deze indrukwekkende documentaire werd op 26 december 2005 uitgezonden. Wie héél goed luistert ontdekt evenwel dat de hoofdpersoon van de documentaire helemaal niet heeft deelgenomen aan de tocht naar Moskou. Hij werd medio 1812 namelijk afgekeurd als soldaat in het 5de bataljon – het bataljon dat ach-
N OT E N
311
terbleef in het depot en dat niet deelnam aan militaire operaties. Mathijs Deen was zelf verrast door dit gegeven, omdat in de familie van generatie op generatie verhalen waren verteld over de Russische lotgevallen van de voorvader. Mededeling van Mathijs Deen. 99 GAW AD inv. nr. 191. 100 GAW NAW inv. nr. 51; SHAT inv. nr. 24 Yc 136. HOOFDSTUK 29 1
2 3 4
5
6
7
312
In het kader van een onderzoek naar de militaire conscriptie is het uiteraard niet mogelijk om het functioneren van de huwelijksmarkt uitputtend te beschrijven en analyseren. Wel kunnen we met gebruikmaking van kwalitatieve bronnen enkele accenten plaatsen. Dergelijke kwalitatieve bronnen, die enig inzicht verschaffen in de motieven van partners om met elkaar in het huwelijk te treden, zijn tot nu toe betrekkelijk weinig aan bod gekomen in historisch onderzoek op dit gebied, dat vaak een eenzijdige kwantitatieve benadering heeft gekend. Van Poppel heeft in zijn dissertatie met name onderzocht welke opvattingen over het huwelijk er leefden onder de Nederlandse bevolking in de negentiende eeuw, omdat dit onderwerp bijna volledig was verwaarloosd in de historische demografie. Van Poppel, Trouwen in Nederland, p. 5. Ook Storme wees in zijn dissertatie op de eenzijdig kwantitatieve oriëntatie van historisch demografen, die kwalitatieve bronnen over huwelijks- en gezinsleven nog nauwelijks geëxploreerd hadden. Zelf gebruikte Storme kerkelijke geschriften als bron. Storme, Die trouwen wilt voorsichtelijck, p. 9-10, 190. Daumas schreef over de veranderingen in het gezinsleven aan het eind van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw, maar beperkte zich daarbij tot een analyse van statistische gegevens, bij gebrek aan kwalitatieve bronnen Daumas, Familles en Révolution, p. 118. Logie, ‘Les juges de paix’. RAL NRA inv. nr. 2417, minuut van akte verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert, d.d. 6 fructidor VIII (zondag 24 augustus 1800). Het is aannemelijk dat de burgers van een plattelandsstadje op de hoogte waren van het wel en wee van elkaar, maar in dit geval hebben we daar ook een concrete aanwijzing voor. Bij toeval is vastgelegd dat een gezelschap op 6 thermidor VIII (25 juli 1800) ’s avonds rond een tafel zat in de herberg van weduwe Jorissen aan de Markt in Weert. Het ging om chirurgijn Leonard Joseph Mordang, vrederechter Joseph van Halen, een broer van maire Bloemarts, adjoint au maire Jean Nien, Alexandre Lambert fils (die we in hoofdstuk 27 reeds zijn tegengekomen), een niet bij naam genoemde president van de voormalige kantonnale municipaliteit, en twee andere personen. RAL FA inv. nr. 359, proces-verbaal van gendarmeriebrigade Weert, d.d. 6 thermidor VIII (25 juli 1800), en brief van Joseph van Halen, de vrederechter van het kanton Weert, aan Gambervaux, luitenant van de gendarmerie, d.d. 8 thermidor VIII (27 juli 1800). Francis Judocus Stercken, een rijke boer, kolenhandelaar en belastinggaarder, was getrouwd met Jeanne Waegemans. In noot 46 van hoofdstuk 1 zijn we hem tegengekomen als eigenaar van drie gouden horloges, en in noot 98 in hoofdstuk 1 als kolenhandelaar. In noot 114 in hoofdstuk 5 zijn we hem tegengekomen als een aanhanger van het voormalige Oostenrijkse gezag. Volmacht, opgesteld door Leonard Joseph Mordang, te ondertekenen door Eleonore Waegemans, d.d. 8 fructidor VIII (26 augustus 1800): ‘(…) ick ondergeschrevene Eleonora Wagemans[,] meerderjaerige dogter[,] gesien de geweldaedigheeden begaen door den directeur der jurij en policie commissaris als door mijn eijge broeders in de stat Aken[,] soo bevolmagtige door dezen den borger Leonardus Josephus Mordang (…) omt ageeren en te doen naemens mijn alle hetgeene den geseijden Mordang sal goed, en noodsakelijck oordeelen om te trekken uijt de handen van mijnen vaeder en broeders, en besonderlijck uijt die van mijnen schoenbroeder Stercken tot Buggenum, alwaer ick teegenwordig ben weijlende, er mij t herstellen in de handen van sijnen broeder Antoinius Mordang chirurgijn tot Thorn (…).’ RAL NRA inv. nr. 2023. ‘était à moitié fou d’elle, et souffrait beaucoup de son absence’; ‘qu’étant séduite par le susdit Antoine Mordant, et aiant eu des preuves de ses intentions intéressées envers elle, elle désiste de toute liaison avec lui, en me priant, au cas, que le dit Antoine Mordant osa[i]t faire quelque violence pour troubler le repos domestique de son beau-frère, et de faire violence contre le droit d’hospitalité, de faire passer la loi à ce sujet, et de sévir contre lui comme perturbateur du repos publiq[ue]’. Reconstructie gebaseerd op stukken in: RAL NRA inv. nr. 2023. De zaak liep overigens met een sisser af, omdat de broers Mordang in juridisch opzicht niets te verwijten viel. Het was niet verboden om huwelijksplannen te hebben, zeker niet wanneer de – meerderjarige – vrouw in kwestie daarmee leek in te stemmen. Eleonora Waegemans trad uiteindelijk
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
8
9 10 11 12 13 14
15 16 17
18
19 20 21
op 24 augustus 1808 in de gemeente Heel en Panheel in het huwelijk met Pierre Stercken. Eleonora was 29 jaar, haar bruidegom 42. Pierre Stercken was de broer van François Stercken, bij wie Eleonora in 1800 tijdelijk ondergebracht was. Alleen qua professie was ze haar oude liefde Anton Mordang trouw gebleven: Pierre Stercken was arts. RAL BS Heel en Panheel Met een grote slag om de arm zouden we de huwelijksplannen van Eleonore Wagemans, Josephine Kneepkens (hoofdstuk 18), en Caroline en Elisabeth Bloemarts (hoofdstuk 27) in verband kunnen brengen met een door de Franse Revolutie geïnspireerd egalitarisme op de huwelijksmarkt. Nu allerlei oude regels beperkingen waren weggevallen in de maatschappij, zouden vrije burgers een vrije keuze moeten kunnen maken op de huwelijksmarkt. ‘le mariage est chose trop sérieuse pour résulter d’un choix personnel. Ce sont les parents qui généralement règlent tout au mieux des intérêts des deux parties.’ Lebrun, La vie conjugale sous l’ancien régime, p. 22. Andreas van den Eijnden ontkende dat hij Catherine Verhulst, de dienstmeid van zijn broer, had bezwangerd. RAL NRA inv. nr. 1512, verslag van zitting van de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement Roermond op 22 nivôse XI (12 januari 1803). Op grond van zijn geboortedatum – 5 maart 1774 – behoorde hij tot de vijfde klasse van de lichting van het jaar VII. In de ‘Belgische’ departementen werden concrits van de vierde en de vijfde klasse van de lichting van het jaar VII niet opgeroepen voor actieve dienst. Theodore Maes was een conscrit van de lichting van het jaar VIII, die vergeten zou worden bij het opstellen van de conscriptielijst van zijn lichting. Gezien het ontbreken van een officieel kerkelijk leven in deze periode in Weert, lag het voor de hand dat Christaen Geevers het huwelijk in Maarheeze, een dorp in de Bataafse Republiek, wilde laten voltrekken. Toen het ontzielde lichaam van Elisabeth Smits werd gevonden, droeg ze ‘un corps de juppe bleu (…), une jacquette brune à fleurs (…), une juppe de laine à lignes bleues et verdes, une dito à lignes noires et blanches, une dito à lignes rouges, bleues, blanches et brunes, un mouchoir blanc (…), un dito rouge (…), un dito rouge et blanc neuf, une cornette à dentelles, une croix et rosette d’argent’. RAL NRA inv. nr. 185, dossier Chretien Geevers. Op 23 thermidor VIII (11 augustus 1800) had maire Bloemarts van Weert een paspoort afgegeven aan lintwerker Chretien Geevers om zich te begeven naar Maastricht, Brussel en Venlo. Het paspoort was drie maanden geldig. RAL NRA inv. nr. 185, dossier Chretien Geevers. Reconstructie op basis van stukken in: RAL NRA inv. nr. 185, dossier Chretien Geevers. Omdat Christiaen Geevers het plegen van de moord categorisch ontkende, zijn er geen documenten waarin hij zich uitliet over een motief voor de moord. Wat hem tot de daad dreef blijft daardoor ongewis. De vader van het slachtoffer, Wilhelmus Smeets, betaalde in 1814 12,29 franc aan grondbelasting, waaruit we mogen afleiden dat hij een kleine boer was met nog geen 2,5 ha grond. GAW NAW inv. nr. 2189. Over de welstand van Christiaen Geevers zijn we niet goed ingelicht, zoals dat geldt voor meer koopmannen. Zijn vader Joannes Geevers was in het jaar 1780-1781 burgemeester van de stad Weert geweest. Het prestige dat daaraan verbonden was blijkt uit het feit dat hij op een bevolkingslijst uit ongeveer 1795 nog steeds als burgemeester vermeld werd. GAW NAW inv. nr. 2169. Ook de aanwezigheid van Christiaen Geevers in herberg De Kluijs op 19 germinal VI (zondag 8 april 1798) wijst erop dat hij zijn vertier zocht in de maatschappelijk betere kringen en dat hij zichzelf tot de burgerij rekende. Tot de gasten van herbergier Roes behoorden Jean van Gestel, commissaris van het Directoire Exécutif bij het lokale bestuur, Henri en Arnold Bloemarts, Joseph en Jean François van Halen, goudsmid Peter van Brussel en zijn schoonbroers, Jan Janssen die voor Weerter schoenmakers commissiehandel op Holland voerde, en advocatenzoon Emmanuel Waegemans. RAL NRA inv. nr. 1423, dossier Van de Vin. François Lavaux protesteerde tegen een belastingaanslag die hem werd opgelegd als timmerman. Hij was immers nooit in de leer geweest als schrijnwerker, hij produceerde geen meubels voor eigen rekening om ze later te verkopen, en hij had zelfs geen hout in huis. Hij nam uitsluitend losse opdrachten aan waarbij de opdrachtgevers zelf het hout leverden, en beschouwde zich daarom als dagloner. Lavaux, Mémoires de campagne, p. 194-195. ‘c’est le devoir d’un vrai fi ls’. Lavaux, Mémoires de campagne, p. 93. ‘Tu m’as obéi, me dit-il, je suis satisfait.’ Lavaux, Mémoires de campagne, p. 96. ‘canaille’; ‘petit peuple’. RAL NRA inv. nr. 1422, dossier Jean Konings. De correctionele rechtbank van het arrondissement Roermond veroordeelde Jean Konings tot een boete van vijf franc, een gevangenisstraf van vijftien dagen met aftrek van voorarrest, en betaling van de gerechtskosten. RAL NRA inv. nr. 1416, vonnis d.d. 21 messidor VI (9 juli 1798).
N OT E N
313
22 Bij een openbare verkoop bracht dit pand, waarop een schuld rustte van 200 franc, 1112 franc op. GAW NA inv. nr. 4484, minuut van akte met volgnr. 278, verleden voor notaris Bloemarts op 13 prairial XI (2 juni 1803). 23 RAL NRA inv. nr. 2423, verslag van zitting van het vredegerecht van het kanton Weert op 18 november 1806. Jean François Bushuyskens, laarzenmaker te Parijs, zijn we tegengekomen in hoofdstuk 17 over Dominicus Kneepkens. 24 Op 25 messidor XII (14 juli 1804) trad Marie Lucie Bushuyskens te Weert in het huwelijk met Pierre François de Borgie. De bruidegom had aan zijn moeder toestemming voor het huwelijk gevraagd ‘par acte respectueuse, passé à Weert par devant le notaire Jean François van Halen’, wat toch weer duidt op enige status. GAW BS Weert. 25 Jean Konings trad op 17 juni 1808 in Weert in het huwelijk met Aldegonde van de Broeck, geboortig uit Hamont en weduwe van Arnoud van Alphen. GAW BS Weert. 26 ‘pour inviter la dite fi lle Paumen à faire une partie de danse avec lui’; ‘que ledit Gilais fit la proposition à la fi lle Paumen de l’épouser ajoutant que lui [=Guillaume Hendrix] (…) n’était qu’un mauvais sujet, que son métier n’était qu’un vil métier’. RAL NRA inv. nr. 1638, dossier Guillaume Hendrix, proces-verbaal van verhoor van Guillaume Hendrix door de vrederechter van het kanton Maaseik, d.d. 19 juli 1813. 27 ‘garçon commune, qui avait un style de mendiant et qu’il ne se trouvait point en état de bien maintenir une jeune fi lle’; ‘besoin d’aller à la commodité qui se trouve dans le jardin derrière sa maison’. RAL NRA inv. nr. 1638, dossier Guillaume Hendrix, proces-verbaal van verhoor van Jean François Brouwers door de vrederechter van het kanton Maaseik, d.d. 19 juli 1813. 28 GAR AKGR inv. nr. 416, ingekomen brief – met volgnr. 1257 – van Leonardus Stroot aan maire Quisthoudt van Roermond, d.d. 10 juli 1804. Leonardus Stroot was de zoon van Petrus Stroot en Maria Ludovica Stams. 29 Hanewinckel, Reize door de Majorij van ’s-Hertogenbosch in den jaare 1798, p. 116-117. 30 Rooijakkers, Rituele repertoires, p. 425. 31 GAW NAW inv. nr. 2027. 32 RAL FA inv. nr. 478. 33 GAW NA inv. nr. 4520, akte 155 opgesteld ‘en brevet’ door notaris Bloemarts op 26 oktober 1818. 34 Op 1 augustus 1815 verbond burgemeester Trouwen van Nederweert de 36-jarige Louis Joseph Larisse, geboortig uit Luik en werkzaam als douanier in Nederweert, en Anne Colon uit Luik in de echt. De echtgenote kon de huwelijksakte niet tekenen. RAL BS Nederweert. 35 ‘PS ma fi lle brule de vous embrasser [,] elle est d’une impatiance extrême de vous revoir [,] sans cesse elle parle de vous[,] des complaisances qui vous avez pour elle[,] de son amour quelle a pour vous[,] elle ne cesse de nous repetter qu’elle vous aime’. RAL BS Nederweert, bijlage bij huwelijksakte d.d. 1 augustus 1815. 36 ‘Je vous prie d’ambraser ma tres cher bien aiméé epous, moi je lui donne la liberté de faire a son idee mais jaurai toujour lestime d’une fi lle aimable et respectueuse’. RAL FA inv. nr. 580, brief van Louis Clijnen aan zijn moeder in Sint-Truiden, geschreven te Oviedo op 4 juni 1811. In een brief die een soldaat uit West-Vlaanderen op 8 juli 1806 schreef, lezen we hetzelfde gegeven: ‘Bemenden Vaeder ende Moeder, ik versokke ulieden van mijn te wellen seggen aen Barbara Ommekoor dat sij agter mij niet en moet wagten als sij beter profijt kan doen als met mijn, dat sij de ocasee [=occasie, gelegenheid] kan waer nemen want ik en wet niet voor oulange dat ik soldaet moet sijn, de liefde es altijt gelijk als van te voorren; daermede slutten ik mijnen brief’. Van Bakel, red., Vlaamse soldatenbrieven, p. 401. 37 ‘je me déterminai à prendre une épouse et fus marié le 16 octobre de la dite année de 1816’. Lecoq , ‘Journal d’un grenadier de la Garde’ (fin), p. 188. 38 ‘Je viens vous demander votre main pour moi. Je fais ma commission moi-même, sans préambule et sans détours, je ne sais pas faire de phrases, c’est en franc militaire que je vous demande. – Eh bien, je vous réponds de même: ça se peut.’ Coignet, Cahiers, p. 392. 39 De conscrits beseften de veranderende verhoudingen op de huwelijksmarkt terdege, zo blijkt bijvoorbeeld uit een brief die een soldaat op 15 september 1813 schreef aan zijn vader in Luik: ‘Mon cher père, vous n’oublierez pas de me dire si la fête s’est bien passée et si les fi lles ont encore trouvé des garçons pour les mener danser, parce que je m’imagine qu’ils doivent devenir rares!’ Fairon en Heuse, red., Lettres de grognards, p. 64. 40 GAW NAW inv. nr. 51. 41 GAW BS Weert. 42 De Spaanse krijgsgevangenschap had als vervelende consequentie dat zijn jongere broer Hendrik Klauwers
314
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
43
44 45 46
47 48 49 50 51 52 53
54
55
geen vrijstelling kon krijgen op grond van broederdienst. Deze jongere broer, een conscrit van de lichting 1810, diende per 5 maart 1809 in het 1ste regiment bereden jagers. In het voorjaar van 1815 werd van hem vermeld dat hij ‘au service militaire’ zou zijn. Op 14 augustus 1819 verstrekte het Franse ministerie van Oorlog informatie aan de nabestaanden, waaruit we definitief mogen concluderen dat Hendrik Klauwers de dienst niet had overleefd. RAL FA inv. nrs. 508 en 511; RAL PA inv. nr. 141; SHAT inv. nr. 24 Yc 252. ‘servante blanchisseuse’. RAL NRA inv. nr. 2428, minuut van akte 88 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 21 september 1818. Andere bronnen: GAW NA inv. nr. 4518, akte 16 opgesteld ‘en brevet’ door notaris Bloemarts op 20 januari 1817; GAW NAW inv. nrs. 51, 67, 1786, 1885 en 1886; RAL FA inv. nrs. 477, 487, 552 en 557; RAL NRA inv. nr. 1773; RAL PA inv. nrs. 93, 122 en 141; SHAT inv. nr. 24 Yc 136. ‘fusilier sous les drapeaux de l’Empire français à l’armée d’Espagne’; ‘cultivateur et tisserand de profession habitant avec moi à Nederweert’. GAW NA inv. nr. 4537, minuut van akte 86, verleden voor notaris Cornelis op 6 november 1811. RAL PA inv. nr. 122, brief van maire Trouwen van Nederweert aan ‘le Commissaire du Gouvernement général de la Belgique’ d.d. 3 februari 1815, met bijlage. Minod die eveneens in de buurt van de Wolga krijgsgevangen werd gehouden, schreef dat hij op 10 juni 1814 de terugtocht aanvaardde, enkele dagen nadat het nieuws van de vrede bekend was geworden. De tekst geeft 10 juni 1813, maar dit is een evidente verschrijving. Minod, ‘Journal des campagnes et blessures’, p. 49. Joseph Abbeel, een conscrit van de lichting 1806 uit Vlaanderen die diende in het 2de regiment karabiniers, werd krijgsgevangen gehouden in het gouvernement Kazan, ten oosten van de Wolga. Ook hij geeft 10 juni 1814 als de datum waarop hij de terugtocht aanvaardde. Hij stak in de winter van 1815 de Rijn over, op een moment dat er al geruchten de ronde deden over de terugkeer van Napoleon uit Elba. Willems, red., L’odyssée, p. 171-173. Fuzellier, een andere krijgsgevangene in Rusland, vernam in mei 1814 de inname van Parijs door de geallieerden. Op 18 juni 1814 nam hij kennis van het decreet van tsaar Alexander dat de terugkeer van Franse krijgsgevangenen regelde. Op 20 juni 1814 vertrok hij naar Kazan, waar hij twee dagen later aankwam. Na een verblijf van ruim een week in Kazan, vertrok hij als lid van een groep van ongeveer 240 krijgsgevangenen westwaarts. Fuzellier, Journal de captivité en Russie, p. 169-177. Joseph de Maugeer, een vrijwilliger uit Luik die het in het 112ste linieregiment tot luitenant had gebracht, vernam als krijgsgevangene in Rusland op 1 juni 1814 het nieuws van de vrede. Hij verbleef op dat moment in Tambov, zeshonderd kilometer ten zuidwesten van Kazan. Op 17 december 1814 kwam hij in het ouderlijk huis in Luik aan. Cruyplants, Histoire illustrée, p. 310. Hij trouwde op 30 april 1816 te Nederweert met Guillelmine Kursten uit deze gemeente. De bruidegom was wever. RAL BS Nederweert. RAL BS Nederweert. GAW BS Weert. RAL BS Nederweert. Zijn echtgenote Joanna Linssen had vier minderjarige kinderen uit haar eerdere huwelijk met wijlen Joseph de Kok. GAW NA inv. nr. 4548, minuut van akte 31 verleden voor notaris Ceijsens op 28 juni 1817. Dit was althans de situatie in de naburige regio rond Eindhoven aan het begin van de negentiende eeuw. Boonstra, De waardij van eene vroege opleiding, p. 260-261. GAW ANGA inv. nr. 212. Cornélie Maes, dienstbode bij een koopmansechtpaar in Maaseik, vroeg de sleutel van de buitendeur omdat zij de vroege mis wil bezoeken, ‘qui commence ordinairement à cinq heures du matin’. RAL NRA inv. nr. 212, dossier Cornelie Maes, proces-verbaal van verhoor van Cornélie Maes door een rechter van het Cour du justice criminelle van het departement van de Nedermaas, d.d. 6 januari 1808. Zo trouwde de 21-jarige Marie Catherine Simons uit Nederweert op 9 juni 1808, ‘vers les huit heures du matin’, met Jean Francois Joseph Bouvart, een douanier die op 4 december 1772 geboren was te Any Martinvieux (département de l’Aisne). Bouvart werd later veldwachter van Nederweert, maar nam in 1815 zijn ontslag. Honorée Magloire Favier, lieutenant des douanes impériales en echtgenoot van Elisabeth Bloemarts, trad bij het huwelijk als getuige op. RAL BS Nederweert. Adrien Gielissen, een metselaar uit Weert, had met het oog op zijn huwelijk voor 23,20 franc een kamer gehuurd. De bruid, Marie Elisabeth Vinkers, een dienstmeid uit Weert, verbrak evenwel haar trouwbelofte. Daarop eiste de in de steek gelaten vrijer betaling van deze en andere onkosten die hij had gemaakt. Blijkbaar vond Marie Elisabeth Vinkers dit niet onredelijk, want zij bood hem vier Franse kronen aan,
N OT E N
315
56
57 58
59
60
316
omgerekend fl 10,96. RAL NRA inv. nr. 2428, vonnis van het vredegerecht van het kanton Weert d.d. 29 mei 1818. Martine van Heugten, een dienstbode uit Asten, annuleerde haar trouwplannen met Jean Wulms, boer in het Weerter gehucht Laar. De vrederechter oordeelde dat zij recht had op onmiddellijke teruggave van ‘les hardes et batiste’ die zij had ingebracht voor het voorgenomen huwelijk en die Jean Wulms in zijn bezit had. RAL NRA inv.nr. 2425, minuut van vonnis van het vredegerecht van het kanton Weert d.d. 5 november 1810. Vaak zullen verwanten en vrienden voor een eerste uitzet gezorgd hebben. De 68-jarige Antoinette Geuns uit Nederweert, weduwe van Gabriel Bloemers, moest zich op 16 april 1808 voor de rechtbank van het arrondissement Roermond tegenover haar schoonzoon Godefroid Laenen verantwoorden voor het achterhouden van goederen, die ‘ont été apportés aux noces des jeunes mariés par les parents et amis’. De vrouw voerde ter verdediging aan ‘que si elle détient les objets mentionnés à l’inventaire, la raison en est qu’elle en était convenue avec ses enfants pour la compenser des frais de noces et de nourriture par elle paiés’. RAL NRA inv. nr. 1516. Lebrun, La vie conjugale sous l’ancien régime, p. 40. Theodore Janssen, een 28-jarige kleermaker uit Neeritter, legde op 21 juni 1815 een verklaring af over het huwelijk dat maire Guillon van Stramproy in 1807 had gesloten tussen Herman Breukers uit Neeritter en Jeanne Vleeshouwers uit Stramproy, maar dat de maire niet had vastgelegd in de burgerlijke stand. De kleermaker verklaarde ‘qu’il a lui-même dans le tems fait les habits de noces, pour le dit Herman Breukers’. RAL NRA inv. nr. 2426, minuut van akte 38 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 21 juni 1815. Eind december 1802 vroeg een onbekende man onderdak aan Bartholémy Jans, boer te Nedercruchten. Hoewel de boer geen logementhouder was, willigde hij het verzoek in. Na enkele dagen betaalde de man zijn onkosten en vertrok hij. In de nacht na zijn vertrek keerde de man – mandenmaker Pierre Thijssen – terug naar de boerderij om er een diefstal te plegen. De volgende dag – op 7 nivôse XI (28 december 1802) – constateerden Bartholémy Jans en de bij hem inwonende bakker Mathieu Coolen de diefstal van ‘deux montres d’argent dont une anglaise et l’autre française’ en van kledingstukken. De twee man verdachten de voormalige gast van de diefstal, achtervolgden hem en arresteerden hem op 24 nivôse (14 januari 1803) te Holtorff, in het kanton Gulik (departement van de Roer). Enkele dagen vóór zijn arrestatie had Pierre Thijssen zich bij een boer in Rothem (departement van de Roer) gemeld, waar hij zich uitgaf voor Jacques Frankener, een soldaat uit het Bataafse leger die zijn congé had gekregen en die op weg was naar Düsseldorf. Hij logeerde vier of vijf dagen bij deze boer en maakte daar het hof aan Marie Sybille Major, een inwonende nicht van de boer, en zegde toe haar te trouwen. Aan een inwoner van Rothem verkocht hij voor drie kronen het Franse horloge. Eén van de kronen gaf hij aan zijn verloofde. Samen met haar begaf hij zich naar Erkelenz, waar hij een zilveren trouwring en een tweede zilveren ring kocht. Hij gaf deze ringen eveneens aan zijn verloofde. Hij betaalde met zijn Engelse horloge. Hij sprak af om bij terugkeer uit Düsseldorf de ringen met geld te betalen en dan het horloge weer op te halen. Onder het voorwendsel dat hij naar Düsseldorf moest afreizen om er certificaten te halen, nodig voor het voorgenomen huwelijk, verliet hij Marie Sybille Major. Hij liet bij haar diverse kledingstukken achter, met name de bij Bartholémy Jans gestolen waar. Pierre Thijssen was al eerder veroordeeld wegens diefstal. Sinds zijn jeugd had hij een reputatie opgebouwd met het onder een voorgewende naam vragen van onderdak en het vervolgens plegen van diefstallen. In ’s-Hertogenboch had hij met een kameraad van papieren gewisseld: zijn paspoort had hij geruild tegen een doopbewijs en een congé uit het Bataafse leger. Het Tribunal criminel van het departement van de Nedermaas veroordeelde Pierre Thijssen tot zes uur aan de schandpaal op een schavot te Maastricht en tot twaalf jaar gevangenisstraf. RAL NRA inv. nr. 206, dossier Pierre Thijssen. Van een gelegenheidsgedicht voor een huwelijk dat op 10 april 1798 te Roermond voltrokken werd, is een gedrukte versie bewaard gebleven. In deze Geluk-wensching lezen we onder andere: ‘Ik hoop dat het u-liên ook mede niet misnoeg Dat myne Zangster hier haer ’s herten wensching voeg (…) De kuysche liefde doe uw minne-vlammen gloeyen! De goude vrugtbaerheyd uw beyder zaed besproeyen! Dat eer den maend April weer zal zyn aen-staên, En eer de velde met veel Bloemen zyn gelaen,
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
61
62 63
64
65
Wy uit uw eerbaer bet zien eenen zoon geboren, Die door zyn minzaemheyd zyne ouders mag bekoren’ Op 15 september 1815 vond in Weert het burgerlijk huwelijk plaats tussen Jean Mertens uit Weert – een conscrit van de lichting van het jaar X die vergeten was bij het opstellen van de conscriptielijst – en Gertrude Teeuwen uit dezelfde gemeente. GAW BS Weert. Drie dagen later werd het huwelijk kerkelijk ingezegend. Tegen het middaguur hadden zich veel buren van het bruidspaar verzameld bij de Sint-Martinuskerk. De 23-jarige Jean Nies uit Weert, werkzaam als ‘valet de labour’ bij boer Jean Knapen in het Weerter gehucht Laar, loste daarbij verschillende pistoolschoten, ‘comme cela arrive ordinairement dans ces sortes de circonstances’. Hij lette niet goed op en doorboorde met een schot de twee rokken die een passerende vrouw droeg. Aan deze vrouw, een weduwe die als spinster haar brood verdiende, bood hij naderhand vier kronen schadevergoeding aan, die zij aanvaardde. De 21-jarige Mathieu van den Manakker, ‘valet de labour’ bij Jean Brummans, boer in het Weerter gehucht Boshoven, deed dronken mee aan het afvuren van vreugdeschoten. Met een pistoolschot trof hij een andere passant in het gezicht, waarvan de linkerwang helemaal bedekt raakte met ‘poudre et sémence dite spurriezaet’. Mathieu van den Manakker kwam met het slachtoffer een schadevergoeding van twee kronen overeen. Allebei de daders hadden als conscrit korte tijd gediend in het leger van Napoleon. RAL NRA inv. nr. 1643, dossier Jean Nies en dossier Mathieu van de Manakker. GAW NAW inv. nr. 1885, verordening van maire Bloemarts, d.d. 7 fructidor XII (25 augustus 1804). Dit blijkt bijvoorbeeld uit de volgende verklaring van het Weerter gemeentebestuur uit januari 1823: ‘Burgemeesteren &, overwegende dat, niettegenstaande het gedane verbod bij ordonnantie van den 19 Mei 1821 eenige jonge lieden & andere personen zich verstouten, ter gelegenheid van huwelijken, bruiloften en andere voorvallen, te schieten, waar door niet dan ongelukken te wachten zijn; verbieden nogmaals aan wien het mag aangaan van, ter occasie van huwelijken of andere hoegenaamde gelegenheid eenig pistool, snaphaan of ander schiet geweer binnen deze stad & onderhoorige jurisdictie te lossen, op peine [=straffe] van eene boete van twee guldens voor iedere contraventie.’ GAW NAW inv. nr. 53, verklaring nr. 183, d.d. 11 januari 1823. Uit een brief van de maire van de gemeente Itteren, een dorp ten noorden van Maastricht, blijkt hoe algemeen dit gebruik was. De brief is te mooi om niet in zijn geheel te citeren: ‘Le citoyen J.E. Grouwels habitant de cette commune âgé de 75 ans marié depuis peu doit s’etre plaint d’avoir été insulté par les jeunes gens de la commune. Il est de mon devoir de vous informer d’un raccourci du fait. Par un ancien usage de ce paijs la jeunesse de la commune va demander aux nouveaux mariés de le bierre pour boire à leur santé et si cela leur est refusé ou qu’elle est mal accueillie elle va touttes les nuits chanter autour de la maison jusqu’à ce qu’elle soit satisfaite, le nouveau marié s’il est sincer conviendra que pandant au moins cinquante ans il a lui-même pratiqué ce dont il se plaint maintenant. J’ai recommandé aux jeunes gens d’user de leur droit sans moleste ni injurier qui que ce soit [ ;] aussi l’ont-ils observé, j’ai cru citoijen prefet ne pas devoir m’opposer à un usage qui ne nuit à personne et etabli depuis si longtems [ ;] encore moins pourrois je me resoudre à denoncer au juge de paix les plus honetes citoyens de ma commune. Le plaignant feroit infiniment mieux de composer avec eux et se conformer à cet ancien usage en leur faisant une reception honnete chez lui et leur donnant à boire. J’attens vos ordres ulterieurs.’ RAL FA inv. nr. 862, brief van de heer Vermeeren, maire van Itteren, aan Becays Ferrand, prefect van de Nedermaas, d.d. 13 thermidor VIII (1 augustus 1800). Ook dichter bij Weert komen we deze praktijk tegen. Joannes Adams, een 42-jarige kroeghouder te Heel, verklaarde dat een man die onlangs getrouwd was, ‘ayant convenu avec les jeunes gens du village de les régaler à l’occasion de son mariage avec un tonneau de bière’. RAL NRA inv. nr. 1990, getuigenverklaring van Jean Adams tegenover de ‘substitut du Commissaire près le Tribunal criminel du Département pour l’arrondissement de Ruremonde’, d.d. 6 floréal X (26 april 1802). Bij gelegenheid van zijn huwelijk met Guillelmine van Bree, een boerin uit Meijel, had Mathieu Slaats op 11 augustus 1816 ‘geladen 3 tonne bier om een accort te geraaken het welck mij daer op niet wilde vraagen, en op den selfde avont circa 9 ure hebben beginne te toeten en allemmer gemakt’. De bruidegom wendde zich tot de burgemeester ‘die maer 25 stappen van ons deur wonden het welck mij antwort gaf dat hij met den nagt niet verpligt en waes om daer naer te zien maer wel met den dagh en zeyde mij wat mij daer aan gelegen was om eenigte tonne bier’. Op zondagavond 25 augustus was het wederom raak, net als op de volgende zondagavond, 1 september. De baldadigheid nam steeds grovere vormen aan, met het stukgooien van dakpannen, het uit de stal halen van het varken en het gooien van mensenhaar in de put ‘om het waater
N OT E N
317
niet te conne gebruijken’. De bruidegom beklaagde zijn lot: ‘alsoo ick gedwongen ben geweest om accort met te maaken alsoo ick haar heb belofft 4 tonne bier van i7 gls [=17 gulden] en den borgemeester daar op sprak dat hij ock een ton bier gaaff alsoo dat ickker 5 heb moeten betaale en daar en boven 12 gl van aftappen buyten accort’. Naar aanleiding van deze klacht van Mathieu Slaats vroeg de officier van justitie om nadere inlichtingen. De burgemeester deed de voorvallen af als ‘des petites charivaris sans mériter le moindre attention’. Ook de gedupeerde had naderhand geen enkele behoefte om de jonkheid nogmaals tegen zich in het harnas te jagen: ‘Slaats, en aiant formellement désisté même par écrit et avec prières de ne point en faire des poursuites parce que la chose était trop peu conséquente’. Dit geval geeft haarscherp aan, waarom charivari’s zo zelden gedocumenteerd zijn: niemand had baat bij rechtsvervolging. RAL NRA inv. nr. 1952, proces-verbaal van de maire van Meijel, d.d. 20-21 augustus 1816; brief van M. Slaats aan de ‘Procureur du roi’, ongedateerd maar geschreven tussen 11 en 27 september 1816; brief van de maire van Meijel aan de ‘Substitut Procureur’, d.d. 5 oktober 1816. 66 Thewissen geeft aan dat de documentatie over charivari in ‘Limburg’ een goot gat te zien geeft tussen circa 1730 en 1885, wat hij wijt aan het feit dat de rechterlijke archieven uit deze periode niet op onderwerp ontsloten zijn. Thewissen, De Limburgse jonkheid, p. 146, 163. Een systematisch onderzoek in enkele rechterlijke archieven levert voor de Franse tijd inderdaad het nodige materiaal op, dat de genoemde lacune vult. In de nacht van 6 op 7 messidor VI (zondag 24 op maandag 25 juni 1798) schilderden onbekenden een ezel op de deur van het huis van Jean Schoufs te Thorn. Op 7 messidor vond er ’s avonds rond tien uur een samenscholing plaats bij dit huis. De schattingen van het aantal aanwezigen liepen uiteen van dertig tot tweehonderd. Schrijnwerker Godefridus Keijaerts uit Ittervoort verklaarde naderhand: ‘j’ai vu une multitude de monde assemblée, j’entends des hautes cris comme on fait toujours lorsque dans ce pays on fait le tintamar et qu’on appelle chasser l’âne’. Schoenmaker Michel Doncker gaf aan de ‘Directeur du Jury’ van het arrondissement Roermond antwoord op zijn vraag “qu’est-ce que cela veut dire, chasser l’âne ?”: “C’est une habitude chez nous quand l’homme bat sa femme on fait de cris, de tintamare, on traîne de chaînes de fer et autres machines qui font du bruit”. Het is evenwel onduidelijk of de charivari in dit geval niet eerder een vorm van politiek protest was. Timmerman Andreas Bormans uit Thorn verklaarde ‘que c’était un de ce bruit qu’on faisoit quand homme et femme se battoient mais je ne saurois dire qu’un tel événement fut la cause du rassemblement’. Schoufs loste een schot in de lucht om de menigte te verdrijven, maar bereikte een averechts effect, want de menigte drong daarop zijn huis binnen. Schoufs was adjunct- municipaal agent van Thorn. RAL NRA inv. nr. 1416, verslag van rechtszaak d.d. 6 vendémiaire VII (27 september 1798); RAL NRA inv. nr. 1425, dossier Jean Schoufs. Een volksgericht dat een jaar later in Thorn plaatsvond, is eveneens vastgelegd omdat een ambtsdrager erbij betrokken was. Municipaal agent J. Giels schreef op 1 brumaire VIII (23 oktober 1799): ‘Gister avond omtrent de seven uuren heeft zig alhier binnen Thorn eene zaamen rotteeringe geopenbaard tegens over mijn huijs van eenige der Thornsche jonkheijd en ouderlinge, ter oorsaake dat Cornelis Straatemans woonende tegens over mijn huijs eenige kwestie met zijn vrouw heeft gehadt, was op zijn huijs eenen esel geschildert, dus geseijde jonkheijd zig vertoonde met bellen en smikken en eijseren klingen, met een groot geluijd en geschreeft en tumuld, eenen oproer tot stooring der algemeene rust veroorsaakte. Welke baldadigheden volgens mijne plichten heb trachte te beletten, maar ben op dusdanige en ongeoorlofde manieren worden ontmoet door seekeren Joannes Linssen jonkman onder de eerste requisitie heeft zig onderstaan, op zijn vingeren mij uijt te schuijffelen en met een vuijst mij op mijn hart te stooten op de opentlijke straat, ende met hoonsche woorden tegens mij uijt te stooten, zeggende [‘] ik gaan voor dig niet uijt den weg du bes maar een schelm en zoo lang als du agent bes geweest, bes du ook eenen schelm geweest. Wat doed gij nu ik zal voor dig niets laaten [’] en meer dier gelijke woorden, strafbaar en verfoijellijk, dus dat mankeerde op dus-danige weijse getracteert te worden, met op de dood geslaegen te worden, ende niet alleen door hem maar ook door zijn suster Agnes Linssen wierde ik bedreijgt in der voegen, [‘] als het verandert dan hangen wij den schelm op [’]. RAL NRA inv. nr. 2023. Charivari’s die geen verbinding hadden met de politiek leidden niet tot gerechtelijke procedures en lieten daardoor nauwelijks sporen na. Slechts een enkele maal zijn ze gedocumenteerd. Op 26 augustus 1806 verdreef de gendarmerie in Roermond een menigte van ongeveer 150 mensen. ‘La plus grandes partie de ce rassamblement était porteur des vieilles marmites en fer blancs, pelle de fer, chênne [=chaînes], trompette, et des foit [=fouets] qui faisaient un bruit très considérables, et cryant de toutes part’, noteerde brigadier Chouffaux. GAR AKGR inv. nr. 420, proces-verbaal opgesteld door de gendarmeriebrigade van Roermond, d.d. 26 augustus 1806. Ook een volksgericht in Merum, een dorp enkele kilometers ten zuidwesten van Roermond, is gedocu-
318
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
67 68
69
70 71 72
73
74
75 76
77 78 79
menteerd. De schout van Herten rapporteerde: ‘Den 19 en 20 august ’s avons ten 9 a 10 uren waren alhier te Merum onder Herten ongeoorloofde nagtelyke bijeenkomsten van veele jonge lieden, als andere nieuwsgierige, over de 100 aen ’t getal; welke met geblaes van horens, als geklaetst der zweêpen de rust der jnwoonders stoorde. De oorzaek hiervan, was; dat Martin Thissen klompenmaeker, en zyne huysvrouw zedert langen tyd niet in de beste eendragt en leefde, ende gelyk ’t scheen wilde deeze geraesmaekers den ezel er uytryden: den 2den avond hebbe ik my er na toebegeven, ende geverbaliseert tegens de wederspannige’. RAL MvK inv. nr. 68, brief van Ernst Petit, de schout van Herten, aan Michiels van Kessenich, ‘commissaris van ’t arrondissement Ruremonde’, ongedateerd, maar uiterlijk uit 1825, het jaar waarin Michiels van Kessenich overleed. Daumas, Familles en Révolution, p. 125. Willem Peeters, de vader van Philippus Peeters, was de broer van Aldegonde Peeters, de moeder van kroniekschrijver Jan Reyners. Jan Reyners beschrijft in zijn kroniek deze verwantschapsrelaties, maar J. Grauwels heeft deze notities van genealogische aard geschrapt in zijn uitgave van de kroniek. Ze zijn wel vermeld in een eerdere uitgave van deze kroniek: Over honderd jaar in de Kempen (s.l., 1890), p. 5-6. Met dank aan Paul Vrancken Peeters die me hierop wees. Als conscrit van de lichting van het jaar IX had hij een lot getrokken als reservist, waarop hij later moest opkomen voor de compagnie de réserve. Per 1 vendémiaire XIV (23 september 1805) diende hij in deze legereenheid. RAL FA inv. nrs. 479 en 748; SHAT inv. nr. 29 Yc 116. In de huwelijksakte werd hij omschreven als sergeant van de reservecompagnie. Tevens lezen we hier dat de conseil d’administration van deze legereenheid toestemming voor het huwelijk had verleend. RAH BS Neeroeteren. Met dank aan Paul Vrancken Peeters. ‘jeune homme recommandable sous tous les respects et le meilleur instructeur de la compagnie a manifesté le vœu d’entrer dans la ligne afin de participer à la guerre’. RAL FA inv. nr. 385. Met dank aan Paul Vrancken Peeters. Het kind op 22 mei 1809 geboren, en een dag later aangegeven bij de burgerlijke stand van Maastricht. RAL BS Maastricht. ‘qu’elle ne pouvait [être] enceinte que de lui puisqu’il ne s’est jamais apperçu qu’un autre n’aie fréquenté ladite Gertrude Pendris’ ; ‘n’a pas voulu partir sans être marié par devant la loi’; ‘pour qu’elle lui rende compte de ce qui s’étoit passé entre eux deux et demandant une réponse, et lui annonçant qu’il alloit à la direction des douanes pour reprendre une poste’ ; ‘qu’elle n’osait répondre pour ce moment de crainte que ses frères ne la surprennent et que quand le déclarant seroit à son poste elle lui écrivoit’. RAL NRA inv. nr. 1620, dossier Gertrude Pendris, getuigenverklaring van douanier Meurisse ten overstaan van de Directeur du Jury van het arrondissement Roermond, d.d. 5 pluviôse XII (26 januari 1804). Dit euvel was van algemene aard, zo blijkt uit een brief van de vrederechter van het kanton Heijthuijsen. Iedereen in Roggel was het erover eens dat er minder gevaar was voor diefstal van de oogst wanneer een plaatselijke crimineel achter slot en grendel zou verdwijnen, maar niemand was bereid tegen hem te getuigen. In de woorden van de vrederechter: ‘gij weet wel, hoe de eenvoudige inwoonders der dorpen zijn [;] als het op het punt van de waerheijd te seggen aenkomt, dan is jeder bevreest, terwijl zo selden getuijgen hier toe te bekomen zijn’. RAL NRA inv. nr. 1990, brief van de vrederechter van het kanton Heijthuijsen aan ‘den directeur der jurij van het tribunal correctionele te Reurmonde’, d.d. 22 floréal IX (12 mei 1801). ‘un recette pour procurer un avortement, dût elle coûter six louis, et ajoutant qu’il trouverait moyen de faire préparer les drogues soit chez un apothicaire à Maestricht, ou ailleurs’ ; ‘bruit public les cris d’un enfant nouveau né auraient été entendus (…) dans la maison de Pendris’ ; ‘en disant que s’il déclarait la vérité, cela pourrait le compromettre dans sa profession’. RAL NRA inv. nr. 1620, dossier Gertrude Pendris, Acte d’accusation d.d. 10 floréal XII (30 april 1804). RAH, Doop- en trouwregister van de Sint-Lambertusparochie in Neeroeteren. Met dank aan Paul Vrancken Peeters. Op 7 juni 1809 willigde de minister van Oorlog het verzoek van Philippus Peeters in. Hij deelde hem – in de rang van sergeant-majoor – in bij het régiment irlandais, waarvan het depot in Landau was gevestigd. RAL FA inv. nr. 748, brief van minister van Oorlog aan de prefect van de Nedermaas d.d. 7 juni 1809. Per medio juli 1809 diende Philippus Peeters in deze legereenheid. SHAT inv. nr. 23 Yc 408. Met dank aan Paul Vrancken Peeters. Memoirs of Miles Byrne, deel 2, p. 73-75; SHAT inv. nr. 2 B 1120. Met dank aan Paul Vrancken Peeters. ‘un excellent militaire et brave homme’. SHAT inv. nr. 2 B 1120. RAL PA inv. nr. 121.
N OT E N
319
80 Particuliere collectie, negentiende-eeuws document met overzicht van eigendommen van Philippus Peeters. Met dank aan Paul Vrancken Peeters. HOOFDSTUK 30 1 2
3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
320
Bodinier, ‘L’armée impériale’, p. 328-329; Petiteau, Napoléon, p. 266; Petiteau, Lendemains d’Empire, p. 75-78; Pigeard, L’armée de Napoléon, p. 224-225. ‘Le 105e régiment de ligne, dans lequel j’avais servi, vint à Baïonne. Flatté de revoir ce corps, je me présentai pour renouveler connaissance avec (…) mes anciens camarades que j’y avais laissés, mais quelle fut ma surprise de ne reconnaître aucune des figures que je croyais y rencontrer. Je m’adressai donc à plusieurs militaires à qui je parlai de la garnison de Lyon, en l’an VI (1798) ; ils en savaient pas ce que je voulais dire. Le changement que je remarquai dans ce corps, m’occasionna des réflexions sérieuses sur la perte des hommes qu’on avait éprouvée pendant la guerre. Il ne restait personne de 3000 individus dont la demi-brigade était composée 14 ans auparavant, sans compter les mutations survenues postérieurement à ma sortie.’ Bonnart, Souvenirs, p. 426. De zoektocht van Henry Guillaume Vullers naar een remplaçant zijn we tegengekomen in hoofdstuk 20. SHAT inv. nr. 21 Yc 765. GAW NAW inv. nr. 1885, brief van Arnold Scheepers aan zijn ouders in Weert, geschreven te Straatsburg op 24 augustus 1808. SHAT inv. nr. 21 Yc 765. SHAT inv. nr. 21 Yc 765. RAL FA inv. nr. 575. SHAT inv. nr. 21 Yc 765. Lauthonnye, Ma vie militaire, p. 44; Smith, Napoleon’s regiments, p. 152. Smith, Napoleon’s regiments, p. 152. Volgens Lauthonnye liepen de verliezen onder officieren zelfs op tot 27 man. Lauthonnye, Ma vie militaire, p. 45. SHAT inv. nr. 21 Yc 765. In april 1815 werd van hem opgetekend, dat hij ‘au service militaire’ zou zijn, wat een eufemisme was voor het feit dat hij werd doodgewaand. RAL PA inv. nr. 141. SHAT inv. nr. 21 Yc 765. Althans volgens zijn overlijdensakte in: RAL BS Nederweert. Volgens het stamboek van het regiment overleed hij aan de gevolgen van ‘la fièvre attaxique’. SHAT inv. nr. 21 Yc 765. In hoofdstuk 12 kwamen we zijn moeder Marie Didden tegen, die de schuilplaats van buurjongen Jean Nijnens – een deserteur uit het 100ste linieregiment – verraden zou hebben. RAL PA inv. nr. 141; SHAT inv. nr. 21 Yc 765. Van Bakel, red., Vlaamse soldatenbrieven, p. 87. Ma vie militaire, p. 50 en 57. SHAT inv. nr. 21 Yc 765. GAW NAW inv. nr. 51. RAL FA inv. nr. 4471, brief van Leonard Liesens aan zijn vader in Millen, geschreven te Pamplona op 10 augustus 1812. Ook gepubliceerd in: Grauwels, ‘Limburgse soldaten’, p. 182-183. SHAT inv. nr. 21 Yc 765. Naast de al genoemde Jean Kluskens en Peter Stals betrof het Jean Rutten uit Stramproy. Ook hij werd in 1812 niet langer fit genoeg geacht om nog als soldaat te kunnen functioneren. SHAT inv. nr. 21 Yc 765. RAL PA inv. nr. 141. In augustus 1815 treffen we hem aan als knopenmaker in Weert, toen hij getuige was bij de aangifte van de geboorte van een kind bij de burgerlijke stand. GAW BS Weert, d.d. 21 augustus 1815. SHAT inv. nr. 21 Yc 765. GAN inv. nr. 1557; RAL PA inv. nr. 141. ‘La ville de Burgos n’est plus qu’un cloaque; toutes les maisons sont pleines de Français qui sont devenus plus sales que les Espagnols; il y a des chevaux et des mulets dans toutes les allées, dans tous les cloîtres, dans tous les églises; les rues sont salies d’excréments à ne savoir où mettre le pied; la boue, les fumiers, les mares d’urine, des débris des boucheries répandent une odeur infecte. La cour de la résidence de Sa Majesté [=Napoleon] n’est pas plus propre que le reste de la ville; j’y ai vu une rivière d’urine d’hommes
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
28
29 30
31
32
33
34
35 36
et d’animaux et des tas d’un fumier pourri, mêlé de viandes, d’ossements et d’excréments humains qui en rendaient l’aspect aussi insupportable que la puanteur en est extrême.’ Percy, Journal des campagnes, p. 412-413. ‘Dans cette marche [en 1792], je vis toutes les troupes en mouvement, ce qui produisait un effet merveilleux. Je regardais comme invincibles les hommes qui composaient cette armée, mais il me vint naturellement à la pensée que, dans cent ans, ils n’en existerait aucun, quand même ils ne seraient pas détruits par les combats. Cette réflexion s’est renouvelée souvent dans ma pensée: à l’instant où j’écris, il y a peine un quart de siècle d’écoulé et le nombre restant doit être peu considérable.’ Bonnart, Souvenirs, p. 55. ‘Il faut qu’un militaire sache mourir… Et qu’est-ce que la mort? Ne faut-il pas toujours la subir? Qui ne sait pas mourir ne doit pas prostituer l’habit et les armes des braves.’ Thiébault, Mémoires, p. 934. ‘J’assistai à l’enterrement de Soulier. Au retour, tous mes camarades s’enivrèrent, selon l’usage; les regrets et les éloges qu’ils donnaient au défunt, les protestations de service qu’ils adressaient entre eux, les disputes de quelques-uns et le zèle des autres pour les concilier furent pour moi, qui était le seul de sang-froid, une scène assez comique.’ Desboeufs, Les étapes d’un soldat, p. 49-50. ‘Je n’éprouvai du reste aucun sentiment de crainte, m’étant adressé dès ma première campagne le raisonnement suivant: “Si tu es tué, tu n’auras plus à supporter ni fatigues ni privations; la mort, c’est le repos; si tu perds quelque membre, une retraite honorable assurera ton existence; si tu n’es que blessé légèrement, c’est une bagatelle; tu n’as donc rien à redouter. D’un autre côté, en combattant avec courage, tu remplis ton devoir, tu sers dignement ta patrie et tu acquiers l’estime de tes camarades.” Ces idées une fois gravées dans mon esprit, je ne m’inquiétais plus de rien et je courais toujours en avant.’ Desboeufs, Les étapes d’un soldat, p. 118-119. In een brief die Bauche, militair in het regiment bereden jagers van de keizerlijke garde, op 20 augustus 1807 aan zijn vader schreef, lezen we: ‘Quant à moi, je me suis fait une espèce de philosophie, rien ne m’effraie. Je suis blasé de tout, mais si le sort voulait que dans les batailles qui se préparent je perde la vie, vous pourrez dire avec assurance j’ai perdu mon fi ls, il est mort au champ d’honneur.’ Charrié, Lettres de Guerres, p. 150. Een conscrit uit het departement Loire verwoordde het even naïef als fraai in een brief aan zijn verwanten: ‘Je me sui résolu à ma battre et mourir est [=et] veux bien mourir pour la volonté de dieu puisqu’il a voulu m’appeler à cet état [;] je m’abandonne et antre ces bras de la divine providence le seigneur disposera de moy selon ses volontés’. Chambon, La Loire et l’aigle, p. 320. Pierre Krambreuckers was de zoon van een ‘marchand mercier’ uit Urmond. Hij werkte als bootsjongen op een schip op de Maas. Op 7 september stal hij het gouden horloge van François Joseph Doubbelstein, een 22-jarige schipper wiens schip afgemeerd lag voor Venlo, net als het schip waarop Pierre Krambeuckers werkte. Hij verkocht het dezelfde dag nog voor 46 franc aan klokkenmaker Keuler te Venlo, of preciezer gezegd zijn vrouw Anne Janknecht en zijn leerjongen Cornelis van den Brandt. Het horloge werd vervolgens tentoongesteld achter het raam van de klokkenmaker, waar de gedupeerde het op 11 september aantrof. Pierre Krambeuckers werd gearresteerd en naar het huis van bewaring in Roermond gestuurd. Van daaruit schreef hij de volgende brief aan zijn vader: ‘Seer beminde vader ick laet uw edele weten dat ick nock fris ende gesond ben en het selve van uwe verhooppe en min lieve susters ‘en sijt soo goet sturs mij weijnig geld want ick ben in eene vaere staen gekoomen maer heel onnuesel ick hebb een gulde arloosen [=horloge] verkogt voor eenen anderen en die was gestoolen en daer voor sit ick vast en als gij mij nicks en stuert dan moet ick honger lieden daerom sijet soo goet en stuert mij wat en als gij het niet doet dan moet ick honger lieden en daet sult gij niet geer hebben en sijt goet en spreekt ins met de meijer [=de maire] of hij nicks dran doen kan als hij nicks draen doen kan dan stuurt mij wat soo gau als gij kont want ick wacht mit smerte daer oop want ick moet honger lieden maer het sal niet lang dueren want ick heb 15 dag vast geseten en ick weet niet waervoor maer dat is nicks maer als mijnen schipper eenen anderen knecht gehuert heeft dan ben ick gekult want ick was soo goet en oock heel braf en trou en oock goet aengesijn daerom sijt soo goet sturt mij wat als ick ins out ben dan sal ick oock aen uwe denken lieve vader en als trekken moet laet spaa voor mij d treckken ick sal uwe alles wijer geven als rus los bin dan sal ick an uwe denken en als het mij valt dan laet het mij weten dan bin ick gelick klaer voor te vertrekken wan ick geef ter nicks om of het mij valt of niet ick sit te Ruremonde’. RAL NRA inv. nr. 1636, dossier Pierre Krambreuckers. ‘Quelle belle mort. Heureux ceux qui trouvent l’occasion de se distinguer. On ne la trouve pas toujours.’ Ramaeckers, ‘Voyages et campagnes’, p. 82. ‘J’aurais donné un bras pour gagner la croix d’honneur, mais ce moment n’était pas encore venu’.
N OT E N
321
Ramaeckers, ‘Voyages et campagnes’, p. 92. 37 ‘Si je viens à être tué, vous pourrez dire: notre sang a coulé pour le soutien de l’Empire, et loin de vous laisser abattre par la douleur, vous pourrez au contraire vous glorifier de cette perte.’ Ramaeckers, ‘Voyages et campagnes’, p. 105. 38 Petiteau, Lendemains d’Empire, p. 20. 39 RAL FA inv. nrs. 449, 475 en 602. 40 De verwijzingen zijn in dit geval niet eenduidig: zowel het 13de, het 16de als het 18de regiment dragonders worden in de ambtelijke stukken vermeld. Een inschrijving van Jean Sonnemans in het 13de regiment dragonders heb ik niet teruggevonden. 41 ‘resté en arrière en Russie’. Geciteerd in: Pawly, Les Lanciers Rouges, p. 154. 42 Dit regiment heb ik niet weten te traceren. 43 Dit regiment heb ik evenmin weten te traceren. 44 Op 19 mei 1818 vertrok hij vanuit Hellevoetsluis naar Oost-Indië. Bij besluit van 22 oktober 1828 kreeg hij in Indië zijn congé, waarna hij op 3 augustus 1829 weer op Texel aan kwam. ARA, Stamboeken Indische militairen, inv. nr. 88, f. 320. 45 Ook de lengte komt overeen. GAW NAW inv. nr. 1885; RAL FA inv. nr. 478. De militielijst die in april 1815 werd opgesteld vermeldt van hem dat hij afwezig was, wat strookt met de andere gegevens. RAL PA invnr. 141. 46 Hoewel Smets de cijfers van Hargenvilliers uitgebreid behandelt, beseft hij niet dat het geaccumuleerde tellingen betreft. Smets, Les Pays rhénans, p. 366-395. Voor Rowe geldt hetzelfde. Rowe, From Reich to state, p. 166-167. 47 Rowe, From Reich to state, p. 179. 48 Darquenne, La conscription; Houdaille, ‘Le problème des pertes de guerre’. 49 Houdaille, ‘Le problème des pertes de guerre’, p. 417-419. 50 De overlijdensaktes die betrekking hadden op de departementen van het Koninkrijk Holland, zijn in het Nationaal Archief in Den Haag terechtgekomen, terwijl de overlijdensaktes die betrekking hadden op de negen ‘Belgische’ departementen in het algemeen rijksarchief in Brussel zijn beland. Dit archief heeft de akten vervolgens doorgestuurd naar de rijksarchieven in de provincie. Volgens Darquenne zouden de akten die betrekking hebben op het departement van de Nedermaas overgedragen zijn aan het rijksarchief in Limburg in Maastricht. Hij geeft geen bron voor deze mededeling. In Maastricht zijn deze akten niet traceerbaar en is er in de aanwinstenlijsten uit het verleden ook niets van terug te vinden. 51 Ook Chambon wijst er in zijn onderzoek naar de militaire conscriptie in het departement van de Loire op, dat het dodental onder de conscrits die in het leger dienden lastig is vast te stellen. Chambon, La Loire et l’aigle, p. 340-342. 52 Darquenne, La conscription, p. 41. 53 Crépin vermeldt een sterftecijfer van napoleontische conscrits van 30%, waarbij zij zich baseert op eigen onderzoek naar overlijdensaktes van militairen in het departement Seine-et-Marne. De eenzijdigheid van de bron lijkt een belangrijke beperking van dit onderzoek. Crépin, La conscription en débat, p. 167. Quintin doet anno 2004 de naïeve suggestie om systematisch alle regimentsboeken uit te pluizen teneinde de sterfte onder napoleontische soldaten in kaart te brengen. De in dit hoofdstuk vermelde studies van Darquenne en Houdaille vermeldt Quintin niet, net zomin als de door hen gesignaleerde moeilijkheid van de niet geregistreerde sterfte onder krijgsgevangenen, deserteurs en dergelijke. Quintin, ‘Premières réflexions’. 54 ‘depuis la fin des guerres napoléoniennes, le chiffre des tués pendant les dix années de campagne oppose les partisans de l’Empereur et des détracteurs. Les premiers cherchent à minimiser les chiffres, les seconds cherchent à les gonfler.’ Pigeard, L’armée de Napoléon, p. 224. 55 Pigeard, L’armée de Napoléon, p. 224. 56 We mogen Pigeard in dit opzicht van kwade trouw beschuldigen, want in de hoofdtekst noemt hij weliswaar het werk van Darquenne, maar in zijn beschouwingen en in zijn notenapparaat gaat hij volledig voorbij aan de studie van Darquenne. Pigeard, La conscription, p. 201 en 237. 57 Paquet, ‘Les Dauphinois face au service militaire’, p. 58. 58 GAW NAW inv. nrs. 35, 51, 52 en 53. 59 GAW NAW inv. nr. 1887; RAL PA inv. nrs. 120 en 122. 60 ‘au service militaire’; ‘en activité de service’; ‘incertain s’il est en activité ou mort’. RAL PA inv. nr. 141. 61 Dit lot trof Pierre van de Manakker, een conscrit uit Nederweert van de lichting 1807. Na een initiële
322
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
62
63
64
65
66
dienstplichtontduiking werd hij op 25 februari 1807 gearresteerd. Per 13 april 1807 diende hij in het 8ste bataillon de train d’ équipages d’artillerie. RAL BS Nederweert; RAL FA inv. nrs. 493, 494, 495, 555, 557 en 558; RAL NRA inv. nr. 1773. Jacques Timmermans, een conscrit van de lichting van het jaar XIII uit Weert, diende per 28 juni 1805 in het 20ste regiment dragonders. Het regimentsboek vermeldt van hem: ‘tué par les insurgés dans le village de Tabernas en Espagne le 19 juin 1810 allant d’ordonnance du quartier général’. SHAT inv. nr. 24 Yc 211. Het betrof Hendrik Korsten, een conscrit van de lichting 1810 uit Nederweert. Per 5 maart 1809 diende hij in het 1ste regiment bereden jagers. Op 13 april 1810 maakte hij de overstap naar de bereden gendarmerie, waar hij werd ingedeeld bij het 12e Escadron à l’armée d’Espagne. Hij sneuvelde op 21 januari 1812 ‘en combattant l’ennemi à Salas près Barbastro’. De dorpen Salas Altas en Salas Bajas liggen in de uitlopers van de Pyreneeën, vijftig kilometer ten oosten van Huesca. In deze regio waren Spaanse guerrilla’s erg actief. GAN BS Nederweert; RAL FA inv. nrs. 431, 508 en 511; SHAT inv. nr. 24 Yc 252. Jean Korsten, een conscrit uit Nederweert van de lichting 1811, diende per 2 september 1811 in het 5e régiment chevau légers. In zijn brief uit Amiens van 28 september 1811 noemde Weertenaar Henry Gielen hem als kameraad. Op 21 november 1812 werd Jean Korsten krijgsgevangen gemaakt te Rusland. Het regimentsboek geeft een sinistere aanvulling op dit gegeven: ‘tué le dit jour par l’ennemi’. RAL FA, inv. nrs. 513 en 576; SHAT inv. nr. 24 Yc 119. Pierre Vossen, een conscrit uit Nederweert van de lichting 1807, diende in het 6de bataillon sapeurs. Deze geniesoldaat nam op 26 mei 1813 deel aan het gevecht bij Haynau, het huidige Chojnow in Polen. De volgende dag werd hij opgenomen in een hospitaal, waar hij op 28 mei 1813 overleed ‘par suite de blessure’. GAN BS Nederweert. ‘Ce fut lui qui m’apprit le premier à aimer, hélas !, et aussi le premier à pleurer, car la conscription décima par lui cette pauvre famille, et il ne revint jamais. On le pleure encore à Milly, et l’on n’a jamais su dans quel hôpital, ou sur quel champ de bataille, le corps abandonné de ce beau jeune homme fut mêlé aux cadavres du temps. Je n’ai pu en rien découvrir. Qu’était-ce qu’un homme ? qu’était-ce qu’un père ? qu’étaitce qu’une mère, une famille en ce temps là ? Un outil vivant de la gloire, brisé à l’œuvre. Jamais le brave père Claude Chanut ne put se consoler ; depuis cette perte, il riait encore des lèvres, mais ses yeux étaient toujours humides.’ De Lamartine, Mémoires inédites, p. 39.
BESLUIT 67 In de Nieuwen Ruremondschen arrondissements almanach voor het jaer Ons Heere Jesu Christi 1805 (…)/Almanach pour l’an XIII de la République française et l’ ère ancienne (Roermond z.j. [1804]) staat H. Charette vermeld als ‘ontvanger der contributien’ voor de gemeenten Achel, Caulille, Hamont, Lille SintHubert, Luyksgestel, Neerpelt en Overpelt, die samen het kanton Achel vormden. 68 SHAT invnr. 2Ye, dossier Henri François Charette. 69 Regeringscommissaris Girard had al in 1797 aan de minister van Binnenlandse Zaken verzocht om Franse militairen te mogen benoemen op bestuursposten, bij gebrek aan competente patriotten van plaatselijke komaf. ‘Le citoyen Haex nommé Commissaire du Directoire exécutif près la municipalité du canton de Weert m’a écrit qu’il ne pouvait accepter les fonctions. Comme je ne connais et que je ne crois pas qu’il y ait dans ce canton aucun individu capable et digne d’occuper ces fonctions, j’ai écrit de nouveau au citoyen Haex pour l’engager à accepter. S’il persiste dans son refus, je ne connais point d’autres moyens pour le faire remplacer que de faire nommer à cette place un militaire qui ait les qualités requises. Ce moyen devra, peut-être, s’appliquer à plusieurs autres cantons. Je vous prie, citoyen Ministre, de vouloir bien me marquer s’il est possible de l’employer. Le défaut absolu de sujets patriotes, probes et instruits pour remplir ces places me porte à vous faire cette demande.’ RAL FA inv. nr. 4305, minuut van brief van Girard, ‘Commissaire du Directoire exécutif près l’administration centrale du département de la Meuse Inférieure’, aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 6 frimaire VI (26 november 1797). 70 RAL BS Maastricht, huwelijk d.d. 1 ventôse VI (19 februari 1798). 71 De huisvesting van Charette is af te leiden uit een document, waarin enkele inwoners van Nederweert de plaatselijke priester Jan Vullers machtigden ‘om naemens en voor hun reekening te kopen een seker huys met moeshof gelegen al hier ter Kerckstraet reggenoete Peter Meewis en Jan Kroef vulguer het cappelaens
N OT E N
323
72 73
74
75 76
77
78
79
80
324
huys thans bewoont ten deele door den heer Meyer deser gemeente en ten deele door J. Vullers boven beschreven priester’. RAL FA inv. nr. 3288, volmacht d.d. 22 novôse XII (13 januari 1804). GAW BS Weert, huwelijk d.d. 20 vendémiaire X (12 oktober 1801). RAL NA inv. nr. 783, minuut van akte met volgnr. 42, verleden voor notaris Van Halen op 29 ventôse XIII (20 maart 1804). Van Nicolas Beaugeois is een brief bewaard gebleven, die hij een jaar eerder had geschreven vanuit Maaseik, waar hij met zijn gezin woonde en het beroep van landmeter uitoefende. Een vergelijking van de handtekeningen laat er geen twijfel over bestaan dat het om een en dezelfde persoon ging. RAL NRA inv. nr. 1990, brief van Nicolas Beaugois aan de vrederechter van het kanton Maaseik, d.d. 11 vendémiaire XII (4 oktober 1803). GAW BS Weert. Bij het huwelijk dat Charles Augustin Dooms op 20 vendémiaire XIII (12 oktober 1804) te Nederweert sloot met Marie Thérèse Hagen, traden Beaugeois, Bressard en Charette – ‘tous trois amis des futurs époux’ – op als getuigen. Beaugeois was voor de gelegenheid uit Maaseik gekomen, Charette uit zijn nieuwe woonplaats Achel. Het beroep van de bruidegom verdient overigens een vermelding. Hij werd ‘opérateur’ genoemd, waarmee waarschijnlijk werd bedoeld dat hij een chirurgijn was die operaties uitvoerde. Zijn vader was chirurgijn in Swedeghem (departement van de Leie), terwijl de vader van de bruid arts in Amsterdam was geweest. GAN BS Nederweert. Voor Charette zie: SHAT, inv. nr. 2Ye, dossier Henri François Charette. Voor Pouchin zie: Six, Dictionnaire, deel II, p. 326-327. In germinal IX (maart-april 1801) had Charette zich namens Pouchin eerst gewend tot de maire van de gemeente Roermond en daarna tot de onderprefect van het arrondissement Roermond met het verzoek om Pouchin te plaatsen op de lijst van stemgerechtigden, maar had nul op het rekest gekregen. Pouchin liet het er niet bij zitten en schakelde een gevolmachtigde in Parijs in, die namens hem een klacht deponeerde bij de minister van Binnenlandse Zaken. Deze volmachthouder schreef dat Pouchin ‘absent de sa commune natale depuis 25 ans pour cause de service public, vendit en l’an IV la fortune qu’il y avoit, et la transporta à Ruremonde, département de la Meuse Inférieure, pour la rapprocher de celle de la femme qu’il a épousé dans ce pays réuni. Persuadé qu’il appartient désormais à la commune où il paye toutes ses contributions, il a demandé à jouir de son droit de citoyen à Ruremonde, et le Sous Préfet le lui a refusé.’ De minister achtte de klacht ongegrond, omdat Pouchin slechts een informeel verzoek had ingediend en omdat hij feitelijk niet in Roermond woonde. AN inv. nr. F/1cIII/Meuse Inférieure/5, brief van Sansonn, de gevolmachtigde van Pouchin, aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 9 prairial IX (29 mei 1801); minuut van brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de prefect van de Nedermaas, d.d. 17 prairial IX (6 juni 1801); brief van de prefect van de Nedermaas aan de minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 11 messidor IX (30 juni 1801), met in bijlage een brief van de onderprefect van het arrondissement Roermond aan de prefect van de Nedermaas, d.d. 2 messidor IX (21 juni 1801); minuut van brief van minister van Binnenlandse zaken aan de heer Sansonn te Parijs, d.d. 1 thermidor IX (20 juli 1801); minuut van brief van de minister van Binnenlandse zaken aan Pouchin, d.d. 26 fructidor IX (13 september 1801). Pouchin had een genationaliseerde abdijhoeve met 24 hectare grond gekocht in het gehucht Weert op de westoever van de Maas, iets bezuiden Buggenum. Pouchin verpachtte deze hoeve. Omdat zijn beroep van officier hem door half Europa voerde, wees Pouchin een gevolmachtigde aan in de persoon van Charette die namens hem de pacht inde en de pachtovereenkomst vernieuwde. GAW NA inv. nr. 4486, bijlage bij akte nummer 520 verleden voor notaris Bloemarts op 28 november 1806, machtiging verleden bij notaris Monna te Toulouse op 25 prairial IX (4 juni 1801). ‘Que vous ferait-il donc arrivé? Mes lettres se perdent telles? J’aime mieux m’arreter a cette derniere idée; elle est desagreable mais n’a rien de facheux, en comparaison de toutes les craintes que l’on peut raisonnablement avoir en pareil cas.’ GAW NA inv. nr. 4486, bijlage bij akte nummer 520 verleden voor notaris Bloemarts op 28 november 1806, brief van Pouchin aan Charette, d.d. 1 november 1806. Inwoners van Stramproy beschuldigden maire Guillon bijvoorbeeld van malversaties bij de organisatie van de conscriptie. Prefect Roggieri belastte Henri Joseph Michiels van Kessenich, de maire van Roermond, met een onderzoek naar het optreden van Guillon. Daaruit bleek niet dat Guillon onoorbare daden had verricht. Het functioneren van maire Guillon zal uitgebreider aan bod komen in een artikel dat ik over hem zal schrijven. RAL MvK inv. nr. 141. Op 21 april 1806 trad de 29-jarige Francois Guillon, maire van Stramproy en geboortig uit Mailly la Ville (een dorpje aan rivier de Yonne, zo’n dertig kilometer ten zuiden van Auxerre, in het département de l’Yonne) te Roermond in het huwelijk met de 22-jarige Marie Aldegonde Bongaerts uit Roermond. RAL BS Roermond.
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
81 Het klassieke beeld komen we tegen bij Tulard, die geen spaander heel laat van de laagste schakel in het napoleontisch bestuursapparaat. ‘Au-dessous de l’administration préfectorale, on rencontre la vide’, stelt Tulard, waarna hij enkele pagina’s later laat volgen: ‘L’administration napoléonienne perd toute efficacité au niveau de la commune.’ Tulard, La vie quotidienne, p. 71 en 74. Ook Forrest beklemtoont de moeilijkheden waarop de napoleontische staat stuitte bij de uitvoering van haar regelgeving op lokaal niveau. Forrest, ‘State-formation’. Woolf wijst weliswaar in algemene zin op het succes van het Franse bestuursmodel, maar maakt een voorbehoud voor het plaatselijke bestuur: ‘the particularity of the problem of imposing the new administrative system at the level of commune and subprefecture was the traditional impermeability of local notables to abstract calls to rationality and duty’. Woolf, Napoleon’s integration of Europe, p. 113 Deze geluiden vinden weerklank bij Ubachs, die in zijn overzichtswerk over het departement van de Nedermaas schrijft: ‘Het vinden van goede ambtenaren, kundige bestuurders en capabele rechters, is waarschijnlijk het hoofdprobleem geweest bij het invoeren van een modern bestuur in de Belgische departementen. Het lukte de Fransen niet dit probleem afdoende op te lossen.’ Ubachs, ‘De Franse Tijd’, p. 45. Petiteau wijst op de noodzaak om dergelijke beeldvorming te toetsen aan de praktijk, iets wat nauwelijks gebeurd is. Petiteau, Napoléon, p. 319-321. Dunne geeft aan, dat de geschiedschrijving van het napoleontisch bewind tot nu toe is blijven steken bij het niveau van departement en prefect. Maires van kleinere gemeenten zijn zelden onderwerp van onderzoek geweest, ook al speelden ze een cruciale rol tussen de centrale overheid en de plaatselijke gemeenschap. Hij pleit voor het verrichten van micro onderzoek naar het functioneren van lokale bestuurders, niet alleen in gemeenten in het ‘oude’ Frankrijk maar ook in de geannexeerde gebieden. Dunne, ‘L’Empire au village’. Ook Jessenne wijst erop, dat een staat zich nooit van bovenaf laat leiden, in tegenstelling tot het gangbare beeld van het napoleontische rijk. Ondanks alle impulsen van bovenaf was er altijd sprake van een wisselwerking met de bevolking via tussenpersonen zoals de maires en adjoints van plattelandsgemeenten. Het functioneren van deze plaatselijke elites is een braakliggend terrein van onderzoek. Jessenne, ‘Communautés’. Petiteau, Dunne en Jessenne verwijzen niet naar de studie die Bandelier heeft verricht naar een arrondissement in de Jura, dat tijdens de Franse Revolutie door Frankrijk was ingelijfd maar dat sinds de val van Napoleon deel uitmaakt van Zwitserland. Bandelier gaat uitgebreid in op de bestuurlijke organisatie onder het niveau van de prefect. Hij komt tot een afgewogen oordeel over de effectiviteit van dit bestuur. Veel maires en adjoints voelden zich inderdaad in de eerste plaats vertegenwoordigers van de plaatselijke gemeenschap en waren hoogstens lauwwarme uitvoerders van de directieven van de staat. Bandelier spreekt in dit verband van ‘la persistance jusqu’à la fin de l’Empire d’une résistance locale à la centralisation et à l’uniformisation administrative.’ (p. 67) Dit passieve verzet werd echter meer dan gecompenseerd door het professionalisme en de ijver van het bestuurlijke middenkader, zoals de onderprefect en de ambtenaren van de belastingdienst. ‘La relative facilité de la perception et la mollesse des protestations prouvent pour le moins à quel degré supérieur d’organisation était parvenu le régime napoléonien.’ (p. 103) Bandelier, Porrentruy. Ook Rowe erkent dat de maires de zwakke schakel vormden in het binnenlandse bestuur. Maar net als Bandelier wijst hij erop dat prefecten, onderprefecten en maires slechts een keten van het Franse gezagsapparaat vormden, naast andere diensten zoals de gendarmerie en de douane. Verder benadrukt Rowe dat we ons niet moeten blindstaren op de professionele bureaucratie. ‘The most important characteristic of Napoleonic government was less its centralisation and more its dependence upon local elites’, stelt hij. Rowe, From Reich to state, p. 114. In zijn studie naar de rol van de prefect in het departement van de Seine-Inférieure bevestigt Daly deze afhankelijkheid van de prefect van de medewerking van lokale notabelen: ‘the prefects were drawn to the local notables because they needed their support to administer Rouen and the department effectively. This forms one of the central arguments of the present study, and runs contrary to the common notion of the prefect as a “little Emperor”’. Daly, Inside Napoleonic France, p. 51. 82 RAL FA inv. nr. 3288. 83 Bergès, Résister à la conscription, 19-29, 118-119, 190-196, 306. Het lijkt wellicht mager om hier alleen te verwijzen naar de studie van Bergès. Maar opvallenderwijs valt er verder weinig te vergelijken. Forrest heeft weliswaar het verzet tegen de invoering van de militaire conscriptie in Frankrijk onderzocht, maar hij legt nergens een verband tussen de mate van verzet en specifi eke lokale omstandigheden. Forrest, Conscripts and deserters. Andere historici die zich met de conscriptie hebben bezig gehouden, hebben met
N OT E N
325
84 85
86
87
88
326
name institutionele of demografische aspecten onderzocht. Als ze al zoeken naar een verklaring voor het succes of het falen van de uitvoering van de conscriptiewetgeving, wijzen ze erop dat er vele factoren een rol spelen, en dat het bij gebruik aan specifieke kennis van de lokale omstandigheden niet mogelijk is om daar nadere uitspraken over te doen. Jessenne en Leuwers, ‘Armée et société au Nord’, p. 20. Bernet stelt dan ook vast: ‘On pouvait s’attendre à la multiplication des travaux d’histoire “militaire” régionale pour la période 1789-1815, dans l’actuelle optique s’attachant, par delà les aspects événementiels, diplomatiques et techniques de la guerre, à ses incidences politiques, sociales, économiques, démographiques ou culturelles, susceptibles d’éclairer la transition majeure entre l’ancien régime et notre temps. Force est de constater, qu’en dépit du bicentenaire de 1789 et de ses suites, cet aggiornamento historiographique est resté bien limité (…)’. Bernet, ‘Armée et société’, p. 45. Hoe de lokale bestuurlijke en rechterlijke autonomie in Weert in de loop van de zeventiende en achttiende eeuw langzaam werd uitgehold door de centrale staat, wordt uiteengezet in: Wassink, Van stad en buitenie. De beslissende klap kwam evenwel in de Franse tijd. Een frappant voorbeeld hiervan zien we bij de doorgaans toch goed geïnformeerde en accurate Ubachs. In zijn overzichtswerk over het departement van de Nedermaas schrijft hij dat Darquenne ‘komt tot een totaal van rond de 6000 opgeroepenen in de Franse tijd; het aantal werkelijke dienstnemingen lag een stuk lager’. Ubachs, ‘De Franse tijd’, p. 58, noot 140. In feite schrijft Darquenne echter dat er 15.553 conscrits uit de Nedermaas daadwerkelijk werden ingelijfd in het Franse leger! Het gaat niet om een verschrijving van Ubachs, want op p. 60 van zijn werk geeft hij – op basis van de studie van Darquenne – aan dat er in alle ‘Belgische’ departementen 79.000 conscrits waren opgeroepen voor het Franse leger, terwijl Darquenne het getal van 216.111 noemt. Darquenne, Conscription, p. 176. De handelsgeest van het echtpaar Tack-Van Halen bleef niet beperkt tot de oprichting van een venduhuis. In juli 1813 komen we Tack tegen als ‘débitant de tabac’, terwijl zijn echtgenote Marie Catherine Van Halen ‘marchande de vin’ was. Het echtpaar Tack-Van Halen had een winkel aan de Molenstraat. RAL NRA inv. nr. 1638, dossier Nicolas Hertogh. Om precies te zijn ging het om een bedrag van 934,29 franc dat Albert Bloemarts verschuldigd was aan Charette ‘pour argent prêté, contributions, revenues communaux & prix des marchandises livrées avec les intérêts’. RAL NRA inv. nr. 2426, minuut van akte nr. 59 verleden voor het vredegerecht van het kanton Weert op 19 juli 1813. Via een gemeentelijk heffing werden in 1814 in Weert de kosten gedekt van de rekwisities van de geallieerde legers. De gemeenschap kon zo degenen schadeloos stellen, die feitelijk de proviand en foerage hadden geleverd. Charette was in januari 1814 evenwel niet bereid of in staat om zo’n schadeloosstelling uit te keren. Ook een financiële afrekening over het boekjaar 1813 moest hij schuldig blijven. In een buitengewone vergadering op 16 februari 1814 gaf de gemeenteraad van Weert aan Charette nog een laatste kans. Zou Charette in gebreke blijven, dan zou de raad zich genoodzaakt zien ‘de provoquer de mesures coercitives qu’il espère que le Sr. Charrette, voudra lui éviter’. In een volgende buitengewone zitting op 23 februari 1814 sprak de gemeenteraad van Weert over ‘les plaintes réitérées qui lui parviennent encore journellement de la part des habitans à l’égard de la précédente percepteur’. Charette was niet meer in zijn functie te handhaven. Het moment voor een afzettingsprocedure was echter ongelukkig gekozen, want een nieuw bestuur voor het departement was nog niet in functie. De geallieerde mogendheden die het bewind tijdelijk uitoefenden, stonden waarschijnlijk huiverig tegenover de wensen van lokale overheden om bestuurders van Franse afkomst af te zetten. Op 3 maart machtigde de raad twee van haar leden om de zaak voor te leggen aan de regeringscommissaris voor het arrondissement Roermond. Deze afvaardiging kweet zich naar behoren van zijn taak, want op 5 maart verleende de ‘für die General Gouverneur mit der Verwaltung des Niedermaas Départements beauftragte General Commissaris’ te Roermond autorisatie aan de gemeente Weert om een nieuwe belastinginner aan te wijzen. Daarop handelde burgemeester Bloemarts snel, zoals we dat van hem gewend zijn. Op 6 maart 1814 maakte burgemeester Bloemarts bekend dat ‘alle inboorlinge van de gemeente, die gadinge zoude hebben tot deze plaetse [van percepteur], zig voor morgen vroeg acht ueren ten huysen van den meijer konnen aengeven, ente justifieeren van een cautie, in landerijen ter concurrentie van ses duijsent guldens’. In dit wel bijzonder korte tijdsbestek reageerden vier kandidaten. De gemeenteraad liet er ook geen gras over groeien, want nog op 7 maart koos de gemeenteraad in een geheime stemming een kandidaat. In dezelfde sessie van 7 maart legde de raad de voordracht van deze kandidaat voor aan het voorlopige bestuur van het departement. De eerder genoemde Pruisische bestuurder was echter nog steeds niet doordrongen van de noodzaak om in Weert een nieuwe ontvanger der belastingen aan te stellen. Op
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
89 90 91
92 93
94 95 96
8 maart reageerde hij afwachtend of negatief op de voordracht van de Weerter gemeenteraad, waarop burgemeester Bloemarts weer in de pen klom. Hij haalde de eerder genoemde formele bezwaren van plichtsverzuim van Charette aan en meldde tevens de vertrouwensbreuk tussen de bevolking en Charette. Als de bevolking de ontvanger der belastingen zou mogen aanwijzen, zou Charette geen schijn van kans meer maken: ‘si la continuation du percepteur, dépendait des suffrages des habitans, il [=Charette] en serait inévitablement écarté’. Blijkbaar sorteerde dit schrijven niet het gewenste effect. In zitting bijeen op 11 maart besloot de raad van Weert namelijk om opnieuw een delegatie te zenden naar de Commissaris-Generaal. In een schrijven dat de afgevaardigden aan de Commissaris-Generaal dienden te overhandigen, stelde de raad dat de commissaris-generaal in eerste instantie verwachtingen had gewekt door een autorisatie af te geven. Door de voordracht voor een nieuwe kandidaat vervolgens niet te bevestigen, stagneerde hij niet alleen de werking van het gemeentelijk apparaat, maar ondermijnde hij bovendien het gezag van de hele gemeenteraad. In het schrijven dat de hand van Henri Bloemarts verraadt, stelde de gemeenteraad van Weert ‘que le conseil municipal, composé des habitans les plus notables (…) serait exposé à perdre, si on ose le dire, et ses considération et son autorité’. Blijkbaar sorteerde deze poging effect, want op 15 maart werd Charette uit zijn functie ontheven. GAW NAW inv. nr. 3. Henri François Charette leende 4000 franc van zijn schoonbroer Jean François Van Halen, notaris te Maastricht, onder hypothecaire garantie. RAH NA inv. nr. 4032, minuut van akte met volgnr. 59, verleden voor notaris Schoolmeesters te Echt op 25 april 1814. ‘garde de magasin des vivres et fourages, attaché à l’armée de sa Majesté le Roi des Pays-Bas’. GAW NA 4494, minuut van akte 68 verleden voor notaris Bloemarts op 19 april 1816, met in bijlage de machtiging van Charette, verstrekt op 21 augustus 1815. Henry François Charette, woonachtig te Waver (provincie Zuid-Brabant), bevestigde in maart 1817 de ontvangst uit handen van notaris Bloemarts van de opbrengst van de verkoop van roerende goederen door zijn vrouw in het voorjaar van 1816. GAW NA inv. nr. 4494, minuut van akte verleden voor notaris Bloemarts op 17 maart 1817. GAW NA inv. nr. 4494, minuut van akte 68 verleden voor notaris Bloemarts op 19 april 1816. Op 22 maart 1827 stuurde de heer Weygers namens Henry François Charette, voormalig ontvanger der directe belastingen en gemeenteontvanger der stad Weert, een brief aan burgemeester Bloemarts van Weert. Om een borgsom van 344,13 franc die hij destijds gestort had terug te kunnen vorderen bij de gedeputeerde staten van de provincie Limburg, had Charette een bewijs nodig dat hij aan zijn verplichtingen als belastinggaarder voldaan had. GAW NAW inv. nr. 824A. Een aanwijzing daarvoor vinden we ook in een rechtszaak die Charette in 1817 aanspande tegen een boer in Weert, om betaling te eisen van fl 9,30 voor goederen die Charette in 1810 aan hem had geleverd. RAL NRA inv. nr. 2427, vonnis met volgnr. 31, d.d. 14 maart 1817. De ongedateerde aantekening volgt op een vermelding van Sint-Maarten (11 november) 1825. GAW ANGA inv. nr. 220, f. 146. Ik sta hierin niet alleen. Schuurman schrijft in de inleiding van zijn dissertatie: ‘Deze band tussen micro- en macro-gebeurtenissen behoort in het centrum van de sociaal-economische geschiedenis te staan. Hieraan ontleent de studie van de dagelijkse gedragingen op micro-niveau haar belang.’ Schuurman, Materiële cultuur, p. 6.
N OT E N
327
Zakenregister
Toelichting: algemene onderwerpen als het Franse bestuursapparaat, de organisatie van de conscriptie en de lotgevallen van de conscrits – die centraal staan in het hele boek – zijn niet opgenomen in dit trefwoordenregister. ambulante handel 83, 136, 146-148, 157-159, 192, 249-253, 265-268, 334, 419, 423, 591593, 595, 652, 663 arbeidsmigratie 12, 17-18, 20, 32, 57, 61, 111, 138, 184, 188, 206-209, 249-252, 265-268, 287, 290, 295, 349, 406-408, 421, 452, 476, 486-508, 538, 663, 698-701, 703-704, 716 arts 42, 65-66, 93, 152, 162, 263, 301, 310, 312-313, 319, 392, 445, 499, 514-516, 709, 721 balspel 189, 276, 590, 597, 625 bedevaart 516-518, 528-529 begrafenis 150-152, 216, 312, 513, 722 belastingen 101-103, 111, 123, 210, 230, 425, 741, 746, 749-750 blauwverver 42, 299, 633, 692 boekhandelaar 155-157, 159-160 Boerenkrijg 94-98, 114, 116, 143-145, 167-168, 172, 175-176, 185, 203, 523-524 bosbouw 58-59, 191-192 brandbrieven 81, 122, 161-162, 325 brandweer 188, 190, 424 burgerlijke stand 24, 28, 32, 39-40, 93, 100, 102-103, 106, 111, 192-193, 209, 213, 266, 283, 313, 322-323, 330, 334, 422, 531, 570, 622, 641, 644, 703, 706 charivari 706 chasseurs britanniques 672-673 chirurgijn 65-66, 85, 420, 445, 514-516, 529, 688-691, 721 compagnie de réserve 372-375, 707-712 criminaliteit 21, 47, 59, 64-66, 81-85, 95, 98-99, 109-110, 119-122, 125-129, 156, 181182, 277-279, 289, 294, 323-325, 360, 381, 452-453, 564, 567-568, 574-575, 578-580, 619, 650-651, 692-695709 dansen 141, 185, 390, 433-434, 518, 566, 572-573, 584, 586, 589-591, 596, 623-624,
328
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
698-699 douane 30, 56, 97-100, 114-134, 139, 178, 190, 192-193, 195, 282-283, 290-293, 531, 568-569, 623-625, 639-640, 644-645, 674-675, 701, 708, 743 drukwerk 152-161, 175, 272, 282, 306, 316, 361-363, 350, 524-526, 532-533, 553, 589, 595, 715 edelsmid 70, 184-190 eten en drinken 52-56, 66, 78-79, 103, 108, 114, 139, 145, 152, 168, 172, 178, 181, 248, 252-257, 276, 310, 312-313, 343, 408, 410, 418, 446, 452-453, 499, 513, 519, 553, 556, 562, 566, 579, 589-590, 617, 624, 664, 679, 693, 699, 706 garde d’ honneur 391-396, 479 geletterdheid 21, 115, 129, 136-142, 154, 156-162, 205-206, 209, 229, 236-238, 244, 298, 317, 333-334, 411, 415-416, 440, 473, 475-476, 538, 549, 613, 617, 664, 701 gendarmerie 13, 17-20, 28-30, 33, 35, 64-85, 94, 98, 100, 106, 116, 125, 127, 131-134, 140, 144-145, 148-149, 166-182, 185, 190-191, 195-199, 204-205, 222, 244-245, 261, 263, 265, 273-276, 278-279, 284-286, 288-289, 291-294, 329-332, 344, 349, 372-374, 378, 387-388, 399, 409, 411, 451, 455, 468, 473, 476, 501, 503, 524, 541-542, 567, 569, 574-575, 579, 586, 595, 608-629, 644, 654, 660-661, 663, 671, 674, 691, 695, 701, 714, 743, 745 gendarmerie d’élite 362, 466-469, 618 Grand Canal du Nord 58, 157, 424, 452-453, 496, 575, 608, 632-633, 656, 749 hekserij 139, 141, 513 herberg 19, 42, 46, 57, 64, 83, 85, 89-90, 100-105, 109, 114-115, 122, 126, 134, 139, 143, 146-150, 161, 168, 172-175, 178-182, 189, 226, 262, 276, 290-291, 326, 341, 407, 410411, 433-434, 446, 473, 490, 531, 533, 553, 567, 569, 573, 580, 590-591, 597, 624-625, 660-661, 663, 692-695, 698-699 hoedenmaker 46, 230, 234, 451, 489, 512 hoofddeksel 147, 168, 189, 278, 280, 567, 574, 579, 693, 698 huisraad 45, 72, 156, 192, 196, 250, 256, 377, 611, 749 huwelijk en relaties 30, 33, 80, 88, 91-92, 101-102, 109-110, 140-141, 184, 189-193, 207210, 213, 276, 282-283, 309, 322-344, 395, 411, 434-441, 449-451, 460, 472, 503-504, 562-581, 588-590, 597, 603, 610, 622, 625-627, 639-642, 679, 688-712, 741-744 imkerij 59-61 jeneverstokerij 56-57, 84, 392 Kaiserlich Russisch-Deutsche Legion 473, 678
ZAKENREGISTER
329
kalender 585-586 kermis 50, 84, 453, 572-574, 591, 593, 660-661 kleding 46, 83, 97, 114, 132, 147, 168, 176, 192, 243, 276-278, 282, 301, 307, 361-365, 372, 395-396, 400, 407, 432, 479, 567, 574, 587, 595, 602, 615, 624, 693, 706 kleermaker 17-18, 20, 212, 230, 352, 365, 372, 385, 447, 451, 470-471, 593 klokken en horloges 39-50, 58, 186, 188, 252, 483, 541, 566, 594 koffie en thee 45, 172, 178, 181, 252-259, 640, 693, 702 koper en koperslager 72, 138, 192, 196, 228, 248-252, 266-268, 278, 457, 470-471, 538, 541, 652 krant 136, 160-161, 268, 326-328, 350, 387, 523 landbouw 43-44, 50-61, 84, 89, 101, 109-110, 125-126, 191-192, 207-208, 275-282, 486508, 517-518 liederen 136, 141-147, 159, 167, 174-175, 189, 444, 562, 572, 624 lintwerker 307, 352, 410, 419, 423, 426, 692-695 lonen 92, 121, 274, 276, 279, 282-283, 305, 341-343, 391, 400-401, 410, 415, 419, 421422, 426, 455, 457, 459, 464-484, 506, 568-569, 577, 619, 635, 673, 678-679 marketenter 149, 446-448, 460, 564 muziek, muzikanten 33, 300, 310-312, 338, 377, 433, 446, 521, 566, 573, 584-606 nachtwaker 227-230, 234 nationale militie 213, 343-344, 457, 459, 488-489, 675-680 natuurwetenschap 304 notaris 209-210, 281, 284, 316, 341-342, 359-360, 410, 412, 419, 459, 472, 480-481, 486, 645, 648-651, 656, 699-701 officier 31, 184-199, 234-245, 361, 428-441, 707-712, 741-750 omroeper 136, 152 onderwijs 21, 31, 46, 50, 88, 149, 154, 160, 236, 267, 298-319, 356, 640-642 paspoort 111, 175, 257-259, 266, 330-331, 388, 406, 408, 451-452, 488-491, 493, 496497, 503, 505, 644, 690, 703, 720, 737 postbezorging 97, 255, 546-549, 698 priesterstudent 31, 298-319, 386 prostitutie 68, 564-570, 581, 617 religie 32, 67-69, 73-74, 90-92, 94-95, 100, 105, 117, 144, 151-152, 156, 172, 191, 218219, 298-302, 308-319, 338, 350, 353, 378, 384, 398, 400, 414, 509-533, 551, 557, 559, 570, 575, 579, 667, 696, 723
330
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
schaapherder 32, 58-59, 269, 290, 411, 452-453, 464, 486-508, 516, 700-701 scheldwoorden 46, 83, 85, 312, 325, 664 schoenmaker 156, 229-230, 301, 325, 338, 351, 355, 385, 393, 404-408, 417, 486, 489, 559, 591, 595, 623-624, 698 seksualiteit 33, 523, 562-581 sieraden 147, 156, 185-188, 567, 640, 650, 694 slager 56, 83, 240, 269, 301, 352, 422, 482, 664 smid 72, 84, 115, 138-139, 316, 352. 489, 513 smokkel 67, 100-101, 119-129, 161, 290-291, 644-645, 647 soldatenbrief 32-33, 139, 186, 238, 244, 286, 288, 295, 298-299, 316, 341-343, 352, 356, 361, 411-416, 418, 465, 528-531, 536-560, 562, 565, 581, 601, 670-671, 716, 719-720, 723 toverlantaarn 157-158 turfwinning 57-59, 207, 472 veldtocht 1799 tegen Engels-Russische invasie in het noorden van Holland 149-150, 166 veldtocht 1805 tegen Oostenrijk en Rusland 230, 346-347, 349 veldtocht 1806 tegen Napels 239 veldtocht 1807 in Calabrië 240, 565 veldtocht 1806-1807 tegen Pruisen en Rusland 230, 376, 554, 588 veldtocht 1808 tegen kerkelijke staat 414 veldtocht 1808-1813 op Iberisch schiereiland 193, 212, 230, 329-330, 363, 546-551, 555556, 559-560, 596, 603, 661-662, 672-673, 685, 703, 711, 720, 722-723, 737 veldtocht 1809 tegen Oostenrijk 240, 244, 416-417, 555, 716-719 veldtocht 1809 tegen Engelse invasie van Walcheren 374, 503, 663, 680 veldtocht 1812 tegen Rusland 241-244, 453-454, 667-670 veldtocht 1813 tegen Coalitietroepen in Saksen 286, 342, 398, 457, 459, 711 veldtocht 1814 tegen Coalitietroepen in Frankrijk 603 veldwachter 64, 81, 140, 225, 289, 294, 423-426, 460, 670-671, 674-675, 748 veteranen 27-28, 33, 47, 423-426, 455-460, 597-598, 603-606, 608-610, 619, 622-623, 625, 627, 660-685, 701-704, 711-712, 748 visserij 55, 59, 324 voerman 43, 55, 57, 100, 103, 108, 119, 148, 195-197, 255, 276, 279, 282, 349, 421-422, 540, 693-694 vrederechter 65, 84-85, 97, 99-100, 104-106, 138, 148-149, 162, 189-190, 192, 213, 226, 256, 260-261, 264, 348-353, 358, 366-367, 526, 576-577, 579, 588, 605, 623, 634-635, 639, 654, 656, 680, 688-691, 695, 698, 709, 743, 749 weg 47, 50, 195-196, 424, 542, 625, 649-650 wever 66, 208, 225, 230, 326, 334, 342, 527-528, 665, 679, 698, 703
ZAKENREGISTER
331
Summary
Serving Napoleon’s European Dream. Military conscription and the disruption of the rural community of Weert This study focuses on the small town of Weert (app. 2.500 inhabitants around 1800) and the surrounding countryside. In the eighteenth century this rural area had been an exclave of the Austrian Netherlands. In 1794 it was conquered by Revolutionary France, which annexed it making it an integral part of the Republic on 1 October 1795. It wasn’t easy for the new regime to take root in this region. French occupation and annexation led to military requisitions on a massive scale. Furthermore the religious policy of the Directoire – including the closing down of monasteries and convents – encountered fierce opposition among the population which held the Catholic church in high esteem. When in 1798 military conscription was introduced in France – including the annexed ‘Belgian’ departments – and the class of the year VII (those born between 22 September 1777 and 21 September 1778) was called up, the weakness of French rule became apparent. In the area around Weert not a single conscript marched off to the French army and the authorities were unable to arrest even a single draft dodger. In other parts of the Département de la Meuse inférieure – to which Weert now belonged – the levy of conscripts met with the same kind of reluctance and disobedience. In the whole of enlarged France there was hardly an area where the introduction of military conscription became such a blatant disaster as in this border department. With Napoleon at the helm of the French ship of state, disobedience to conscription disappeared in a remarkably short time. The modern, centralistic state left conscripts little room for manoeuvre. Every young male adult had to walk a narrow road, prescribed by law and watched over by the gendarmerie and other authorities. In the area around Weert, just as in other parts of the Meuse inférieure, the initial resistance to military conscription was broken within a few years. In the end, compulsory military service took root more firmly in this recently annexed, Dutch speaking border region than in parts of ‘old’ France. How is this remarkable transition from resistance to co-operation in a region where the French state could not bring about any ancient loyalty to la patrie explained? This doctoral thesis tries to answer this question on a micro level, a level that so far has been largely neglected by studies on conscription and the creation of the modern state. The
332
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
eventual success of the introduction of compulsory military service implies that the French state was able to build a local network of loyal and able administrators, beneath the professional administrative apparatus of prefect and subprefect. Apparently members of the local elite were willing to serve the French state. To gain insight into this process, the acts and – if possible – ideas and motivations of everybody involved have been investigated. A prosopographical study of several thousand people forms the basis of this dissertation: not only the acts of and relationships between members of the local elite have been traced, but also those of everyone who was in one way or another involved in the mobilisation of recruits for Napoleon’s army in the region of Weert. This approach may be theoretically interesting, but is it also practically feasible? The answer to this question is affirmative, thanks to the administrative professionalism that the Napoleonic state introduced. The success of the New Regime depended on a continuous and intensive correspondence between administrators, recording ever more information about the inhabitants and writing a never-ending sequence of reports. In modern economic terms we could describe this endless writing of maires and bureaucrats as the transaction costs of the Napoleonic state. We could even see it as the civil equivalent of the military feats on the battlefields. Thanks to the success of the modern state, these papers have also been relatively well conserved on the level of the state, the department and even the rural district of Weert. Chapter by chapter the picture of the French state extending and strengthening its grip on local society is revealed. Who took positions in the French administrative apparatus, and why did they do so? How did the local brigade of the gendarmerie function? And what role did the customs service play in a border zone like the region around Weert? When answering these questions, one thing stands out. The French state functioned remarkably well, thanks especially to fraternization on a personal level. One of the striking findings of this study is the frequency of ‘mixed’ marriages between local young women and French military officers, soldiers, gendarmes, customs officers and other officials. Secondly, in this study a lot of attention has been paid to the social and economic structure of Weert and its surrounding area. This region on the eastern side of the Kempen has a poor sandy soil and lacked a modern infrastructure (there were neither waterways nor paved roads), which resulted in poverty, isolation and backwardness. First sights can be misleading, however. Weert may have struck a poor figure in comparison with rich, modern and highly urbanised Holland, Flanders and Brabant, however it did maintain commercial relations with these regions. Cattle from Weert reached the markets in cities like Louvain and Liège, while the shoemakers of Weert produced commissions for traders in Amsterdam. Young women moved to the big cities of Holland and Brabant to find work as servants, while an amazing number of young men took the road to Flanders to get employment as shepherds. If we judge these commercial relations, the
S U M M A RY
333
attitude of the inhabitants of Weert can be described as pragmatic. These people were used to adapting to ever changing circumstances and to seeking opportunities elsewhere. This mentality partly explains the relative ease with which the people of Weert accepted French rule, especially after the coming to power of Napoleon and the concomitant normalization of political and religious affairs i.e. the signing of peace with Austria (Treaty of Lunéville, 9 February 1801) and with Britain (Treaty of Amiens, 27 March 1802), and especially the signing of the Concordat with the pope in the summer of 1801, which came into effect at Easter 1802. By describing meticulously the fortunes of both conscripts and authorities, we gain insight into the effects of the introduction of compulsory military service on civil society. Its consequences were much more dramatic than is commonly acknowledged. The massive scale of the forced recruitment of young males becomes apparent when we focus our attention on this small rural society. The simple fact that 6% of the population marched off to Napoleon’s army becomes a bewildering reality when we trace the names and fortunes of almost six hundred youngsters from Weert and its surrounding countryside – a region with approximately 10.000 inhabitants in 1800 – who became soldiers. By focusing on a small rural community, it also becomes apparent that the introduction of military conscription had significant effects on people who did not themselves become soldiers. For example, farmers who were sentenced to a fine and a year’s imprisonment because they had hired a farmhand who was a draft dodger, a student destined for priesthood who, forgotten by the mayor when the list of his class was made up, subsequently went undercover at a secret address, and wives and children of married conscripts who were left alone when their husband/father was called up for the army. Also conscripts who thought they had freed themselves from military obligations by hiring a substitute, but who had subsequently to make the march to the army themselves when an additional contingent of conscripts was called up. Whether a willing or unwilling actor, everyone had to play a role in the drama called Napoleon’s European Dream. Nobody could remain aloof, whether one dived in freely or was dragged into it, all ended in the maelstrom. Finally, this dissertation offers a new perspective on the methods a historian can use. By studying a broad range of sources – including notarial records, official documents, judicial archives, acts of the Registry Office and private correspondence – it has been possible to reconstruct a rural society from the individuals perspectives. Even the fortunes of illiterate farmhands, shepherds and day labourers can be traced in this way. As far as I know, such an approach has never before been used in historical research. A multifarious story is the result: as fascinating and complex as life itself.
334
IN DIENST VOOR NAPOLEONS EUROPESE DROOM
Curriculum vitae
Joost Welten werd op 4 mei 1963 geboren te Weert. Hij volgde er voorbereidend wetenschappelijk onderwijs aan de Philips van Horne-Scholengemeenschap. In 1981 begon hij aan een studie geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Al vrij snel raakte hij teleurgesteld in het intellectuele klimaat dat hij er aantrof. Was dat nu de wetenschap waar hij zich zoveel van had voorgesteld? Hij ging wijsbegeerte als tweede studie volgen, met een specialisatie in wetenschapsfilosofie, want hij wilde nu het naadje van de kous weten. Was het wetenschapsbedrijf niet meer dan een tredmolen waarin ezels hun rondjes draaien? Maar ook de wijsbegeerte vermocht hem onvoldoende te boeien. Hij zag zijn voorland: als hij op deze weg zou voortgaan, zou hij later zelf saaie boeken schrijven over een wereld die hij alleen kende uit andere boeken. Dat kon nooit de bedoeling van zijn leven zijn. Ontgoocheld staakte hij zijn universitaire studies. Hij wilde nu de werkelijkheid in al haar facetten leren kennen, inclusief de aspecten die normaal buiten het gezichtsveld van een intellectueel liggen. Daarom begon hij aan een even verrassende als boeiende carrière als schoonmaker, fabrieksarbeider, redacteur bij een automatiseringsvakblad en een handvol andere beroepen. En passant behaalde hij in 1999 alsnog zijn doctoraalexamen geschiedenis, omdat hij inmiddels nieuwe mogelijkheden in deze studie zag. Rond de jaarwisseling van 2003 en 2004 rijpte bij hem het plan om een dissertatie te schrijven over de militaire conscriptie onder Napoleon. Drie jaar later was het onderzoek voltooid en was dit boek geschreven.
N OT E N
335