LEIDRAAD VOOR BRANDVEILIGHEID IN EUROPESE HOTELS
Beste hotelier,
Een hotel-ondernemer draagt een grote verantwoordelijkheid voor het welzijn van zijn gasten. Brandveiligheid is daarbij een centraal gegeven. Geen enkele gast die zijn boeking van brandveiligheid zal doen afhangen, maar wanneer het brandt is het wel degelijk de verantwoordelijkheid van de hotel-ondernemer dat er geen slachtoffers vallen.
Uiteraard moet elk hotel (net als andere logiesvormen trouwens) in orde zijn met het Vlaams Logiesdecreet. Maar echt bezig zijn met brandveiligheid gaat verder dan dat. Daarom nam onze Europese koepelorganisatie, Hotrec, het initiatief om een expertenwerkgroep samen te stellen en op basis van hun expertise deze handleiding aan te bieden. In dit boekje vindt u aanbevelingen terug m uw hotel écht brandveilig te maken. Het gaat hier niet om een verplichting (de Belgische en Vlaamse normen blijven gewoon gelden), maar om een extra aanbeveling. Bovendien wordt deze aanbeveling over gans Europa op dezelfde manier gedaan, zodat extra Europese regelgeving overbodig wordt.
We hopen dat u met dit boekje over een nuttig instrument beschikt om uw hotel nog veiliger te maken.
Danny Van Assche
André De Scheemaecker
Afg bestuurder
Voorzitter
Inhoudstafel Voorafgaandelijk Doel Inleiding
5 6 7
SECTIE ‘M’ BRANDVEILIGHEIDSMANAGEMENT Verantwoordelijkheid voor brandveiligheid Brandveiligheidsregister Rampenbestrijdingsplan Brandveiligheidstraining voor het personeel Evacuatieoefening ingeval van brand Regelmatige managementcontrole / routineonderhoud en inspectie van de brandveiligheidsapparatuur Evaluatie van brandrisico’s Noodplan Beleid in geval van nieuwbouw/renovatie/uitbreiding Beleid in geval van criminele brandstichting
11 11 13 14 16 18 20
Inleiding naar sectie ‘B’ Building (gebouw) en sectie ‘S’ Systemen
28
B1 B2 B3 B4 B5 B6 B7 B8
SECTIE ‘B’ BUILDING (GEBOUW) Keuze van de plaats & indeling van het gebouw Constructie en interieurafwerking Nooduitgangen Bijzondere maatregelen voor hoogbouw Speciale bepalingen voor ver afgelegen of geïsoleerd gelegen hotels en berghotels Speciale bepalingen voor beschermde gebouwen Speciale bepalingen voor geprefabriceerde gebouwen Overdekte of ondergrondse parkeerruimten
30 30 31 34 38 40 41 41 41
S1 S2 S3 S4 S5 S6
SECTIE ‘S’ SYSTEMEN (technische uitrusting) Systemen Detectie- en alarmsystemen Rookcontrole systemen Manuele brandbestrijdingsuitrusting Sprinklersystemen Speciale risico’s
43 43 45 48 50 52 53
Woordenlijst
55
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10
22 23 24 26
1. VOORAFGAANDELIJK 1.1
De veiligheid van klanten en personeel is van het hoogste belang voor de Europese hotelindustrie. De inwoners van de Europese Unie moeten van een gelijk veiligheidsniveau kunnen genieten, om het even waar zij zich bevinden in de lidstaten. Dit grondbeginsel is van toepassing op het personeel en op de hotelgasten in de hotels van de Europese Unie voornamelijk wat betreft hun veiligheid bij brand.
1.2
In overeenstemming met de aanbeveling 86/666/CEE zijn de hoofddoelen inzake brandveiligheid in de hotels: het risico van brand verminderen het verspreiden van vlammen en rook voorkomen verzekeren dat alle gasten en personeel op een veilige manier het pand kunnen ontruimen ce veiligheidsdiensten de mogelijkheid geven om tussenbeide te komen.
1.3
De regels en normen toepasbaar op nationaal, regionaal en lokaal niveau in de meeste lidstaten stemmen overeen met de aanwijzingen van de aanbeveling van de Raad van 1986, en voldoen aan deze doelstellingen.
1.4
De onderhavige leidraad beschrijft op een niet uitvoerige wijze de “ goede praktijken “ welke bijdragen tot de brandveiligheid in Europese hotels. Dit document is bestemd om op een vrijwillige basis te gebruiken, tot steun van de nationale/regionale en lokale standaardreglementeringen.
1.5
HOTREC wil deze regelgeving niet opleggen: de nationale, regionale en lokale regels en normen blijven de enige juridische instrumenten die verplichtingen aan hoteliers opleggen en die in acht moeten genomen worden. Zij zullen altijd voorrang hebben op eventuele tegenstrijdige bepalingen in deze aanbevelingen. Door de huidige aanbevelingen te publiceren wil HOTREC geen enkele supplementaire verplichting aan verenigingen en hoteliers opleggen.
1.6
Dit document geeft een overzicht van de brandveiligheid in hotels volgens eenvoudige basisconcepten, die iedere hotelier gemakkelijk kan begrijpen en toepassen. Het zou moeten dienen als nuttig hulpmiddel voor alle vrijwillige partijen op zoek naar begeleiding inzake brandveiligheid.
1.7
Dit document is beschikbaar gesteld door HOTREC voor zijn nationale verenigingen en alle geïnteresseerde partijen. De nationale verenigingen kunnen beslissen of ze het ter beschikking stellen aan hun leden en aan andere geïnteresseerde partijen in hun lidstaten.
2. DOEL 2.1
Het woord “Hotel” en wat het vertegenwoordigt, wordt door de meeste mensen begrepen. De term “hotel” dekt verschillende ladingen – wij verwijzen hiervoor naar de ISO-reglementering 1853 (2003). In dit document wordt de term ‘hotel’ gebruikt voor een gebouw of een deel van een gebouw van gelijk welke omvang met mogelijkheid tot accommodatie en tot andere diensten (bv maaltijden) voor betalende gasten.
2.2
De reglementering is bedoeld voor alle hotels, ongeacht type of locatie, maar niet alle bepalingen ervan zullen van toepassing zijn in elk hotel. Dit geldt in het bijzonder voor de kleinere hotels. Er moet rekening gehouden worden met de beperkingen en de opgedane ervaring bij de toepassing van de maatregelen in de kleinere hotels. Sectie M Management (Beheer) moet echter in alle types van hotel - groot of klein - toegepast worden.
2.3
Bijzondere aandacht moet besteed worden aan de bescherming van historische gebouwen, waar de vorm van het gebouw of de lay-out (bv. dikwijls een enkele trap) uitdagingen stelt bij het gebruik als commerciële hotelaccommodatie.
2.4
Voor nieuwe hotels of uitbreidingen of grote verbouwingen mag het document gebruikt worden door het ontwerpteam ter ondersteuning van het lokaal reglement.
2.5
Voor bestaande hotels kan het document gebruikt worden door het managementteam, zodat het inzicht krijgt in voorzieningen voor brandveiligheid in het hotel en de veiligheid in de vestiging kan garanderen.
3.
INLEIDING
3.1
Het is belangrijk te weten dat de lidstaten in het verleden voor verschillende technische normen inzake brandveiligheid hebben gekozen. Ondanks meerdere pogingen de voorbije 25 jaren hebben de nationale regeringen de idee van verplichte criteria met betrekking tot indeling en management in hotels over de EU verworpen.
3.2
Dit dilemma wordt verder versterkt door de diversiteit van de hotelindustrie in Europa, die varieert van kleine familiehotels tot grote hotelketens die kunnen gevestigd zijn in grote steden, kleine steden, op het platteland, aan zee of in de bergen.
3.3
Een initiatief van de ledenorganisatie HOTREC heeft geresulteerd in de voorbereiding van deze leidraad inzake brandveiligheid voor ontwerpers, eigenaars en managers van hotels. Gezien de problemen bij de poging tot implementeren van verplichte normen, beperkt deze leidraad zich tot het beschrijven van de te bereiken doelstellingen en staat zij een resultaatgerichte benadering toe om deze te bereiken.
3.4
HOTREC richtte een werkgroep op om de ontwikkeling van deze normen te begeleiden. De werkgroep was samengesteld uit experts van nationale hotelverenigingen en afgevaardigden van sommige hotelketens, evenals leden van de Europese Federatie van Brandweerlieden. De werkgroep rapporteert over de vooruitgang aan een belanghebbende raadgevende commissie.
3.5
Het document moedigt het gebruik van "brandbouwkundige technieken" aan om problemen te overwinnen die moeilijk of onmogelijk op te lossen zijn met de voorgeschreven of de traditionele middelen. Een doel van dit document is de huidige en toekomstige nationale brandcodes te beïnvloeden door een resultaatgerichte benadering toe te staan om deze doelstellingen te bereiken. Het legt verder de nadruk op het feit dat het nodig is de bevoegdheid van de personen, die de brandveiligheidstechnieken zullen moeten gebruiken, te bepalen.
3.6
Voor ontwerpers beschrijft dit document de brandveiligheidsdoelstellingen die moeten bereikt worden, ter ondersteuning van de heersende nationale of locale normen, als men een nieuw hotel ontwerpt of een grote renovatie/uitbreiding aan een bestaand hotel uitvoert.
3.7
Voor managers en personeel in een bestaand hotel is het een beheersdocument dat inzicht biedt in het brandveiligheidsplan en het brandveiligheidssysteem in hun hotel.
3.8
Het stelt hen in staat ervoor te zorgen dat de brandveiligheid niet in het gedrang komt door onwetendheid of door verkeerd handelen. Belangrijke issues in dit document zijn : regelmatige inspecties van het hotel onderhoud van de brandveiligheidssystemen het bijhouden van archieven goede brandveiligheidstraining voor al het personeel
3.9
Het document kiest voor een prestatiegerichte benadering van de brandveiligheid in hotels door gebruik van een integrale aanpak. Een algemeen aanvaardbaar niveau van brandveiligheid omvat drie elementen.
3.10 Deze elementen vallen onder de rubrieken Management, Building (Gebouwen) en Systemen. 3.11 Het bestaande patrimonium van hotelgebouwen kent verschillende bouwnormen. Het type en het niveau van de brandveiligheidssystemen dat voorzien moet worden, zal dan ook variëren naargelang het type, de ouderdom en de locatie van het hotel binnen Europa. 3.12 Idealiter zouden alle hotels op éénzelfde overeengekomen niveau van 'gebouwen en systeem' brandveiligheid moeten komen, maar dat is niet haalbaar, zeker niet op korte of middellange termijn. 3.13 Daarom wordt voorgesteld dat de eenvoudigste, de meest effectieve en de meest economisch verantwoorde wijze om de brandveiligheid op korte termijn in de Europese hotels te verbeteren is te focussen op het verhogen van het niveau van brandveiligheidsmanagement in de hotels. 3.14 De volgende secties beschrijven hoe de drie elementen, individueel en in combinatie, kunnen gebruikt worden door het managementteam en door ontwerpers om de niveaus van de brandveiligheid aanzienlijk te verhogen. 3.15 Voor eigenaren en voor het managementteam is het belangrijkste deel van deze leidraad Sectie ‘M’ – Management van Hotel Brandveiligheid. Het is de bedoeling dat de voorstellen in sectie ‘M’ in elk hotel volledig uitgevoerd worden. 3.16 Veel hotelverenigingen en ander geïnteresseerde groepen hebben hun eigen leidraad voor brandveiligheid ontwikkeld. Deze geven over het algemeen raad aan eigenaars, managers en personeel i.v.m. goed brandveiligheidsmanagement
en acties die moeten uitgevoerd worden in geval van brand. Sommige omvatten eveneens brandveiligheidssystemen, bouwconstructie en vorming. 3.17 Deze documenten mogen verder gebruikt worden als referentiekader. Het is echter aan te raden om de bestaande documenten met deze leidraad te vergelijken, zodat mogelijke hiaten kunnen opgespoord worden. 3.18 De uitvoering van de leidraad in kleinere hotels vereist een aangepaste aanpak in functie van het type en de aard van het individueel hotel. Speciale aandacht moet geschonken worden aan beschermde historische gebouwen die gebruikt worden als hotel, waar de constructie of indeling (bv. dikwijls met een enkele trap) uitdagingen bieden indien het gebouw een commerciële (hotel)bestemming krijgt. Indien de volledige implementatie van de brandbeveiliging voor historische gebouwen of kleine hotels financieel niet haalbaar is, dan kan de brandrisicoevaluatie gehanteerd worden om tot een aanvaardbaar niveau van brandveiligheidsmaatregelen te komen. 3.19 Secties ‘B’ en ‘S’ beschrijven een basisniveau van brandveiligheidsplan dat idealiter in alle hotels zou bereikt moeten worden. In sommige regio's is dit al het geval, maar in andere zal dit niveau pas over enkele jaren bereikt worden.
Sectie “ M “ BRANDVEILIGHEIDSMANAGEMENT IN HOTELS Enkel effectief brandveiligheidsmanagement kan een hotelgebouw behoeden voor de risico's in geval van brand. Een goed brandveiligheidsmanagement is een fundamenteel onderdeel van de brandveiligheidsstrategie voor hotels. Het rust op de volgende "best practices': Duid een persoon aan die verantwoordelijk is voor de brandveiligheid in het hotel. Houd een brandveiligheidsregister bij dat informatie bevat over veiligheidssystemen, managementprocedures en vorming. Bereid een rampenbestrijdingsplan voor. Zorg ervoor dat ieder personeelslid informatie, instructies en vorming in brandveiligheid krijgt in overeenstemming met hun taak. Organiseer minstens éénmaal per jaar een geplande en gedocumenteerde brandevacuatieoefening in het hotel. Zorg ervoor dat alle brandveiligheidssystemen regelmatig worden gecontroleerd en onderhouden door geschikt en gekwalificeerd personeel. Voer een regelmatige brandveiligheidsbeoordeling uit en voeg de bevindingen toe aan de beoordeling. Deze "best practices" worden uitgebreid besproken in de volgende sectie.
M1 M1.1
VERANTWOORDELIJKHEID VOOR BRANDVEILIGHEID De verantwoordelijke persoon
M1.1.1 Brandveiligheid is een gedeelde verantwoordelijkheid voor alle personeelsleden van het hotel. Het is echter uiterst belangrijk dat één persoon de volledige verantwoordelijkheid heeft om erop toe te zien dat de afgesproken procedures worden gevolgd. De grootte van het hotel zal normaalgezien bepalen wie deze rol krijgt. In kleinere hotels kan dit de eigenaar of de manager zijn, terwijl in een groter etablissement het de manager of een afdelingshoofd kan zijn. Het is belangrijk dat de verantwoordelijke persoon deskundig is om deze functie uit te voeren en het gezag heeft om beslissingen te nemen inzake brandveiligheidsaangelegenheden. M1.1.2 De ‘deskundigheid’ van deze verantwoordelijke persoon hangt niet noodzakelijk af van officiële kwalificaties. Een deskundig persoon is iemand met voldoende opleiding, ervaring of kennis om risico’s in te schatten en die weet hoe ermee om te gaan. Deze persoon moet: a) de beste, meest relevante en actuele brandveiligheidspraktijk van toepassing in hotels kennen. b) zich bewust zijn van zijn/haar beperkingen met betrekking tot ervaring en kennis. c) bereid zijn bij te leren, desnoods door een aanvullende opleiding te volgen en/of extern advies te vragen/bekomen. Het is duidelijk dat er een hoger niveau van ‘deskundigheid’ moet worden bereikt door de verantwoordelijke persoon voor grotere en meer complexe hotels. M1.1.3 De verantwoordelijke persoon zal een leidinggevende rol spelen op het vlak van brandveiligheidsproblemen en zal ervoor zorgen dat de wettelijke normen in acht worden genomen. Hij of zij zal bepalen welke personeelsleden specifieke taken ingeval van brand krijgen toegewezen en zal hierop toezicht houden (M3.1.1).
M2
BRANDVEILIGHEIDSREGISTER
M2.1
Het brandveiligheidsregister
M2.1.1 Het register is een map die samenvat hoe het hotel wordt beheerd op het vlak van brandveiligheid. Het register zal volgende informatie bevatten: Eenvoudige tekeningen van de hotelindeling en de plaatsen waar de branduitrusting zich bevindt. Het rampenbestrijdingsplan. Alle brandveiligheidssystemen en -uitrusting in het hotel. Verslagen van de regelmatige controles. Verslagen van het routine onderhoud, inspecties en testen van de uitrustingen en de systemen.
Follow-up acties na inspecties en/of testen. De gegeven opleidingen aan personeelsleden. De taken die toegewezen zijn aan bepaalde personeelsleden in geval van brand. Verslagen van de evacuatieoefeningen. Valse en ongewilde brandalarmtoestanden en de genomen maatregelen om dit voor zo ver als mogelijk uit te sluiten. Brandincidenten en hun evaluatie (om er lering uit te trekken).
M2.2
Verantwoordelijkheid voor het brandveiligheidsregister
M2.2.1 De persoon die verantwoordelijk is voor de brandveiligheid in het hotel (brandverantwoordelijke) draagt zorg voor het brandveiligheidsregister.
M2.3
Het bijwerken van het brandveiligheidsregister
M2.3.1 Het brandveiligheidsregister moet up to date gehouden worden, als teken van een effectief beheer. Dit wil zeggen dat het register dagelijks bijgehouden wordt onmiddellijk na routine inspecties/tests/onderhoud van de brandveiligheidssystemen. Het register moet ook worden opgenomen in de jaarlijkse brandveiligheidsbeoordeling.
M2.4
Formaat van het brandveiligheidsregister
M2.4.1 Het formaat kan worden bepaald door individuele hotels volgens hun eigen noden. Als alternatief zijn er ‘standaard’ registers te bekomen van verschillende brandveiligheidsorganisaties. Het brandveiligheidsregister mag gehouden worden in boekvorm of in een elektronisch formaat; een up to date kopie van het brandveiligheidsregister moet buiten het hotel op een veilige plaats bewaard worden.
M2.5
Beschikbaarheid van het brandveiligheidsregister
M2.5.1 Het brandveiligheidsregister moet in het hotel bewaard worden en moet beschikbaar zijn voor de inspectie van de lokale brandweer of van andere bevoegde personen.
M3
RAMPENBESTRIJDINGSPLAN
De inhoud van het rampenbestrijdingsplan varieert naargelang de grootte en de complexiteit van het hotel en moet specifiek zijn voor iedere plaats. Voor kleine hotels zal het een eenvoudig document zijn maar voor grotere hotels is het meer uitgebreid.
M3.1
Inhoud van het rampenbestrijdingsplan
M3.1.1 Het rampenbestrijdingsplan zet uiteen hoe het hotel moet reageren in geval van brand. Het plan bevat ondermeer volgende informatie: Een beschrijving van de meeste verantwoordelijkheden en de procedures die moeten gevolgd worden in geval van brand of brandalarm. Een lijst van urgentiediensten en andere relevante veiligheidsgegevens. Deze informatie moet ook duidelijk uitgehangen worden op plaatsen zoals de receptie en de ontspanningsruimte van het personeel om het personeel de mogelijkheid te bieden om snel en efficiënt te reageren in geval van nood. Een beschrijving van de evacuatieprocedures, met bijzondere aandacht voor de jongste, de oudste en gehandicapte personen. Op het moment van de check in van een persoon met een handicap moeten de evacuatieprocedures zo nodig aangepast worden. Dit moet onmiddellijk medegedeeld worden aan het personeel dat verantwoordelijk is voor de brandveiligheid en de evacuatie. Aangepaste instructies en informatie (b.v. locatie of verzamelplaatsen etc.) moeten voorzien worden voor de gasten. Een beschrijving van de acties die moeten ondernomen worden door de personen die een specifieke taak hebben in geval van brand, inbegrepen wie verantwoordelijk is om de brandweer te bellen. Het rampenbestrijdingsplan moet het juiste nummer vermelden om de brandweer te verwittigen.
M3.2
Verantwoordelijke voor het rampenbestrijdingsplan
M3.2.1 De verantwoordelijke persoon voor de brandveiligheid in het hotel ( zie M1.1) is bevoegd voor het ontwikkelen van het rampenbestrijdingsplan en het updaten ervan.
M3.3
Updaten van het rampenbestrijdingsplan
M3.3.1 Regelmatige veiligheidsvergaderingen moeten georganiseerd worden door de brandverantwoordelijke en dit minstens om de drie maanden, om ervaringen te leren, resultaten te evalueren, alle relevante voorstellen van het personeel in overweging te nemen en veiligheidsprocedures en instructies aan te passen, waar vereist.
M4
BRANDVEILIGHEIDSTRAINING VOOR HET PERSONEEL
Het belang van personeelsoefeningen kan niet genoeg benadrukt worden. Aan al het personeel moeten op regelmatige basis aangepaste informatie, instructies en oefeningen gegeven worden. De persoon die verantwoordelijk is voor de brandbeveiliging in het hotel is ook verantwoordelijk voor de brandveiligheidsoefeningen. De opleiding kan door andere personen gegeven worden, indien deze personen hiertoe bevoegd zijn.
M4.1
Personeel dat de opleiding moet krijgen
M4.1.1 Aan al het personeel, inbegrepen het personeel van de nachtdienst en de deeltijdse of gelegenheidswerknemers, moet brandveiligheidsinformatie, instructies en opleiding gegeven worden, in overeenstemming met hun taken en hun verantwoordelijkheden in geval van brand. De opleiding van het nachtpersoneel is van zeer groot belang.
M4.2
Frequentie van de opleiding
M4.2.1 Het personeel moet regelmatig en op afspraak opleiding krijgen. Het wordt aangeraden de opleiding minstens éénmaal per jaar te geven.
M4.3
Omvang van de opleiding
M4.3.1 De opleiding moet een weerspiegeling zijn van de taken van de individuele medewerkers en hun verantwoordelijkheid in geval van brand. De volgende onderwerpen zouden in elke trainingssessie aan bod moeten komen: Hoe ontstaat brand, en hoe hem te voorkomen? Welke acties moeten er ondernomen worden bij de ontdekking van een brand? Wat te doen als men het brandalarm hoort? Hoe het brandalarm activeren? De juiste manier om de brandweer op te roepen. Het type en het gebruik van de brandveiligheidssystemen in het hotel. De evacuatieprocedure voor het hotel. De locatie en het gebruik van de eerste hulp brandbestrijdingsmiddelen; bv brandblussers. Hoe omgaan met personen met een handicap?
M4.4
Aanvullende opleiding
M4.4.1 Personeel dat werkt op plaatsen zoals keuken, wasserij, technische ruimten etc. zou een aanvullende opleiding moeten krijgen voor de bijzondere risico's waarmee zij geconfronteerd worden. Ander personeel (o.a. receptiepersoneel) zal mogelijk bepaalde verantwoordelijkheden hebben bij een brand en moet aangepaste opleiding krijgen om deze taken uit te voeren. (Bijvoorbeeld: de signalen van de brandalarmcentrale kunnen begrijpen). M4.4.2
Managers, afdelingshoofden, onderhoudstechnici en veiligheidtechnici moeten een aangepaste opleiding volgen over risicoevaluatie, brandvoorzorgsmaatregelen en beheerskennis, inbegrepen een noodplan en een deelname aan een evacuatie.
M4.5
Het registreren van de opleiding
M4.5.1 Al de opleidingen die gegeven worden, moeten opgetekend worden in het brandveiligheidsregister.
M4.6
Beschikbaar advies
M4.6.1
De organisaties die in staat zijn om advies te verstrekken over geschikte opleiding van hotelpersoneel zijn beschikbaar bij de nationale hotelverenigingen.
M5
EVACUATIEOEFENING IN GEVAL VAN BRAND
Het rampenbestrijdingsplan beschrijft de manier waarop het hotel ontruimd moet worden in geval van brand. De brandevacuatieoefening is een mogelijkheid om het rampenbestrijdingsplan te evalueren en de procedures in te oefenen.
M.5.1
Frequentie van de evacuatieoefening
M.5.1.1 In elk hotel moet de evacuatieoefening minstens éénmaal per jaar uitgevoerd worden en dit onder de leiding van de brandverantwoordelijke. Er wordt voorgesteld om elke drie jaar een evacuatieoefening te houden, onder toezicht van een brandveiligheidsadviseur.
M5.2
Toezicht en controle van de evacuatieoefening
M5.2.1 De evacuatieoefeningen moeten uitgevoerd worden onder toezicht van de brandverantwoordelijke (zie M1.2). Het is belangrijk dat het toezicht en de controle van de oefening worden geëvalueerd door een persoon die niet deelneemt aan de oefening. Afhankelijk van de grootte en de indeling van het hotel, is het misschien nodig extra hulpmiddelen te voorzien om een behoorlijk verslag te kunnen maken over de efficiëntie van de oefening.
M5.3
Aankondiging van de evacuatieoefening
M5.3.1 Het kaderpersoneel kan verwittigd worden over de datum en het tijdstip waarop de evacuatieoefening plaatsvindt, omdat in sommige gevallen, bij het afgaan van het brandalarm, de aanvoer van gas voor de verwarmingsketels en de keukenuitrusting automatisch afgesloten wordt. M5.3.2 Om het beste resultaat van de oefening te bekomen, kan men het personeel op de hoogte brengen van de datum van de oefening. Om te vermijden dat de klanten hinder ondervinden van de oefening, is het best de klanten ook te informeren.
M5.4
Aard van de evacuatieoefening
M5.4.1 De evacuatieoefening zou een brand moeten simuleren in een bepaald deel van het hotel en het alarm moet in gang gezet worden door een personeelslid. Indien er meerdere evacuatiemogelijkheden zijn, moet er in de oefening worden verondersteld dat een evacuatieweg geblokkeerd en onbereikbaar is. Het moet ook het evacueren van personen met een handicap simuleren en gebruik maken van alle mogelijke speciale voorzieningen zoals rolstoelen enz. Al het personeel moet aan de oefening deelnemen en de klanten mogen uitgenodigd worden om deel te nemen aan de oefening. Voor sommige hotels is het passend om de lokale brandweer uit te nodigen om deel te nemen aan de oefening. Een oefening hoeft echter niet uitgesteld te worden omdat de brandweer niet kan komen.
M5.5
Documentatie en ondernomen acties na de evacuatieoefening
M5.5.1 De resultaten van de oefening moeten in het brandveiligheidsregister genoteerd worden. Als er conclusies getrokken worden uit de evacuatieoefening, moeten deze gebruikt worden om de procedures van het rampenbestrijdingsplan aan te passen.
M6
REGELMATIGE MANAGEMENCONTROLE / ROUTINEONDERHOUD EN INSPECTIE VAN DE BRANDVEILIGHEIDSAPPARATUUR
Om goed functioneren te verzekeren, is het belangrijk al de brandveiligheidsapparatuur, liften, gas en elektrische aanvoer, en technische installaties verbonden aan de brandveiligheid, regelmatig te controleren, te testen en te onderhouden. Ook hierover moet verslag gemaakt worden. Zelfs al worden deze controles en testen regelmatig uitgevoerd in het kader van onderhoudscontracten, dan nog mag het personeel kleine controles uitvoeren tijdens hun werk.
M6.1.
Regelmatige managementcontrole
M6.1.1 De regelmatige managementcontroles van elk hotel zijn specifiek voor dat hotel in functie van de brandveiligheidsinstallatie, de grootte, de locatie, het type en de stijl. M6.1.2 Men moet het personeel aanmoedigen om tijdens de normale werkuren, alle niet normale toestanden te melden. Dit zijn ondermeer geblokkeerde vluchtroutes, branddeuren die openstaan, of brandblussers die defect of weg zijn. In kleinere hotels is het mogelijk dat één persoon dagelijks de ronde doet om mogelijke onregelmatigheden op te sporen.
Iedere persoon die een onregelmatigheid opmerkt die hij zelf kan oplossen (o.a. een geblokkeerde branduitgang) moet dit direct doen voor hij het rapporteert. M6.1.3 Het centrale brandalarmcontrolepaneel (als er één is) moet voortdurend gevolgd worden, dag en nacht, door personeel dat volledig op de hoogte is van de werking van de centrale. Indien slechts één persoon dit toezicht kan verzekeren, moet er in geval van nood, binnen enkele minuten gekwalificeerde hulp aanwezig zijn. M6.1.4 Als de brandveiligheidsinstallatie tijdelijk buiten werking is (door ongeval of voor onderhoud of herstelling), dan moeten er bijkomende maatregelen ter compensatie getroffen worden om een gelijkwaardig niveau van brandveiligheid te bekomen tot het terug in werking stellen van de installatie. Als dit niet kan worden bereikt, moet er een evaluatie van de risico’s gemaakt worden om te kunnen bepalen of het hotel of een gedeelte van het hotel al dan niet moet worden gesloten tot de brandveiligheidsinstallatie terug in gebruik is.
M6.2
Routine onderhoud, testen en inspectie van de brandveiligheidssystemen en de uitrusting
M6.2.1 De frequentie, de aard van de inspecties, onderhoud en testen zullen genoteerd worden in het brandveiligheidsregister. De controles en het regelmatig onderhoud moeten uitgevoerd worden in overeenstemming met de aanbevelingen van de installateurs en fabrikanten en, waar passend, de beste standaardnormen ( o.a BS, DIN en ISO).
M6.3
Personen belast met het onderhoud, testen en inspectie
M6.3.1 Sommige van de routine inspecties of testen kunnen uitgevoerd worden door getraind hotelpersoneel. Ander werk moet uitgevoerd worden door gekwalificeerde personen, meestal in het kader van bestaande onderhoudscontracten.
M6.4
Noteren van de onderhoudsresultaten, testen en inspecties
M6.4.1 De resultaten van alle inspecties, onderhoud en testen moeten in het brandveiligheidsregister genoteerd worden. Hetzelfde geldt voor de eventueel noodzakelijke acties. M6.4.2 Elke verbeterende maatregel moet een passende uitvoeringstermijn krijgen en vooraf goedgekeurd worden.
M7
EVALUATIE VAN BRANDRISICO’S
Een evaluatie van de brandrisico’s bestaat uit een systematisch en georganiseerd onderzoek van het hotel, de activiteiten die er uitgevoerd worden en de kans dat er brand kan ontstaan, met mogelijke gewonden in en rondom het gebouw.
M7.1
Het doel van de evaluatie van brandrisico’s
M7.1.1 Het doel van de evaluatie van brandrisico’s is: het identificeren van brandgevaarlijke toestanden. het brandgevaar te verwijderen of te verminderen tot zo een laag mogelijk niveau, en de risico’s tot kwetsuren te beperken. te evalueren welke risico’s mensen lopen, voornamelijk kinderen, ouderen en personen met een handicap. te bepalen welke beleidsmaatregelen en brandvoorzorgsmaatregelen moeten genomen worden om de veiligheid van het personeel en de gasten te garanderen.
M7.2
Frequentie van de evaluatie van brandrisico’s
M7.2.1 De evaluatie van het brandrisico moet regelmatig uitgevoerd worden. Het is aangeraden: dat een evaluatie minstens éénmaal per jaar wordt uitgevoerd door het hotelmanagement/verantwoordelijke of een bevoegde persoon, om de overeenstemming met de nationale, regionale of lokale regels te controleren. dat een evaluatie elke drie jaar wordt uitgevoerd door een onafhankelijke inspecteur die bevoegd is, om de overeenstemming met de nationale, regionale of lokale regels te controleren. ingeval van veranderingen aan het hotel die invloed zouden hebben op de resultaten van de vorige evaluatie (dit kunnen bouwwerken zijn, een ruimte die van bestemming verandert, aanpassingen betreffende het aantal bewoners). dat de evaluatie systematisch wordt herzien en updated in functie van de fysische, operationele of procedurewijzigingen in het hotel .
M7.3
Documentatie van de brandrisico-analyse
M7.3.1 De relevante vaststellingen van de brandrisico-analyse, de acties die moeten ondernomen worden naar aanleiding ervan en de kenmerken van personen met een verhoogd risico, moeten : neergeschreven en bewaard worden in het hotel beschikbaar zijn ingeval van inspectie door de lokale brandweer of andere bevoegde instanties; en alsook de voorgestelde acties - uitvoerig beschreven -, met de uitvoeringsdatum, om alle tekortkomingen te verhelpen.
M7.4
Advies en instructies over de brandrisico-analyse
M7.4.1 Meerdere organisaties leveren advies en instructies over hoe men een evaluatie van brandrisico's moet uitvoeren. Informatie hierover is verkrijgbaar bij de nationale hotelverenigingen. M7.4.2 Deze evaluatie kan ook uitgevoerd worden door de verzekeraar van het hotel tijdens een inspectie of onderzoek, voor zover de persoon die de evaluatie dan uitvoert er gekwalificeerd voor is.
M8
NOODPLAN
Het is essentieel dat er een noodplan is voor een evacuatie van het hotel. Dit kan ook ’s nachts gebeuren, wanneer de gasten enkel nachtkledij dragen en wanneer zij aan regen of vrieskou kunnen blootgesteld worden.
M8.1
Punten om in overweging te nemen in het noodplan
M8.1.1 Het plan moet specifiek zijn voor elk hotel en rekening houden met zijn locatie, de plaatselijke weersomstandigheden en het aantal mensen die erbij betrokken zijn. Het hotelpersoneel moet de inhoud van het plan kennen om indien nodig dadelijk maatregelen te kunnen nemen. M8.1.2 Indien mogelijk moet men een tijdelijk onderkomen voorzien, bijvoorbeeld een ander hotel, een kerk, een school of een sociaal centrum. M8.1.3 Warme kledij en voedsel moeten ook in het noodplan voorzien worden. M8.1.4 Indien het hotel te ver verwijderd is van een aangepast onderkomen is het misschien nodig om voor vervoer te zorgen.
M9
BELEID IN GEVAL VAN NIEUWBOUW / RENOVATIE / UITBREIDING
Het is bewezen dat hotels, zowel als andere gebouwen, het meeste brandrisico lopen als er bouw- of renovatiewerken worden uitgevoerd. Daarom is het belangrijk deze risico’s te voorzien en voorzorgen te nemen om de risico’s tot een minimum te herleiden. Het is van primordiaal belang dat de werken van nabij opgevolgd worden.
M9.1
De risico’s identificeren
M9.1.1 Een risicoevaluatie moet uitgevoerd worden om mogelijke risico’s ten gevolge van werken te identificeren en ze tot een minimum te herleiden. M9.1.2 Bij aanvang moet een veiligheidsverantwoordelijke in overleg met de aannemer een actieplan opstellen waardoor het risico voor het hotel en zijn bewoners tot een minimum beperkt wordt. Dit kan leiden tot afsluiting van bepaalde gedeelten van het hotel. De toegang tot de ruimten waar gewerkt wordt en de toegang tot de brandveiligheidsuitrusting moet gevrijwaard blijven. M9.1.3 Indien ten gevolge van de renovatiewerken bepaalde ruimten moeilijk bereikbaar zijn, en de brandveiligheidsinstallatie mogelijk onbruikbaar is (bv. rookmelders), dan moet men hiermee rekening houden en de beveiliging zo snel mogelijk herstellen.
M9.
Informatie die aan de aannemer moet gegeven worden
M9.2.1 De evacuatieprocedure van het hotel moet uitgelegd worden aan de aannemer. De vluchtroutes en de locatie van het dichtstbijzijnde brandalarm moeten aangewezen worden. De aannemer moet ervoor zorgen dat de vluchtroutes en de nooduitgangen vrij blijven. Men moet aandacht besteden aan de gevolgen die het uitzetten van branddetectie in bepaalde zones teweeg brengt. In voorkomend geval moeten deze zones een aangepaste afscheiding krijgen om het brandrisico zo laag mogelijk te houden.
M9.3
Noodzakelijke informatie aan het personeel
M9.3.1 Het personeel moet geïnformeerd worden over de werken die uitgevoerd worden en zij moeten bijzonder attent zijn gedurende de werkzaamheden. Het aantal arbeiders dat dagelijks aanwezig is om de werken uit te voeren moet door de receptie genoteerd worden, zodat ze meegerekend worden in geval van brand, als te evacueren personen.
M9.4
Nodige maatregelen te nemen bij werkzaamheden die brandgevoelig zijn
M9.4.1 Indien er werken uitgevoerd worden die brandgevoelig zijn (laswerken of branders voor asfaltwerken), dan is het aan te raden een systeem van werkvergunning voor brandgevoelige werken in te voeren. Deze vergunning zal precies aangeven welke werken worden uitgevoerd, waar ze worden uitgevoerd en welke veiligheidsmaatregelen moeten getroffen worden. De vergunning kan geldig zijn gedurende een dag of een halve dag en kan indien nodig vernieuwd worden. M9.4.2 Op de plaats waar de brandgevoelige werken worden uitgevoerd moet gecontroleerd worden of elke brandstof verwijderd is, en of ze voldoende beveiligd is tegen warmte of vonken. M9.4.3 Er moeten voldoende brandblussers voorzien zijn in de ruimten waar er werken worden uitgevoerd. Er moet aan de arbeiders die de werkzaamheden uitvoeren uitgelegd worden hoe deze brandblussers werken. M9.4.4 Zodra de brandgevoelige werkzaamheden voltooid zijn, moet de ruimte gecontroleerd worden. Een uur later moet de ruimte opnieuw gecontroleerd worden. Indien alles in orde is, kan de werkvergunning terug ingetrokken worden.
M9.5
Veilige opslag van het materiaal van de aannemer
M9.5.1 Als de materialen niet gebruikt worden, moeten alle gevaarlijke producten, zoals verf of ontvlambare producten, afzonderlijk bewaard worden in een veilige opslagplaats. M9.5.2 Geen enkele gasfles mag ’s nachts in het hotel blijven. Ze moet verwijderd worden door de aannemer of op een veilige plaats ondergebracht worden buiten het hotel.
M10
BELEID IN GEVAL VAN CRIMINELE BRANDSTICHTING
Vele branden in hotels ontstaan door brandstichting. Daarom moeten er maatregelen genomen worden om dit gevaar tot een minimum te herleiden. De evaluatie van de brandrisico’s moet ook dit gevaar in beschouwing nemen. Er moeten gepaste maatregelen genomen worden om deze risico’s tot een minimum te herleiden.
M10.1 Maatregelen om het gevaar voor brandstichting te verminderen M10.1.1 Dit zijn een aantal mogelijkheden: Ervoor zorgen dat de buitenkant van het hotel zeer goed verlicht is. Een goede beveiliging rondom het hotel in de mate van het mogelijke. Verwijder regelmatig alle brandbaar afval. Verbied dat vuilcontainers worden geplaatst aan de buitenzijde van het hotel. Alle voorraadkasten, linnenkamers en technische lokalen moeten afgesloten worden als er zich geen personeel bevindt. Moedig het personeel aan steeds melding te maken als er een persoon zich verdacht gedraagt. Neem in overweging om een soort veiligheidssysteem te plaatsen o.a. een gesloten televisie circuit, aangezien dit soort camera’s dikwijls als afschrikmiddel werken. Er zich van verzekeren en controleren dat de camera’s van het gesloten circuit goed werken.
INLEIDING NAAR SECTIE “ B “ BUILDING (GEBOUW) EN SECTIE “ S “ SYSTEMEN 1.
De volgende secties “ B ” en “ S “ behandelen het ontwerp en de constructie van een hotel en het brandveiligheidssysteem dat erin opgenomen is. Het is vanzelfsprekend dat in elk geval het ontwerp van een hotel en het vereiste systeem moeten voldoen aan de eisen van het land, de regio en de gemeente.
2.
De gegevens die in dit document gegeven worden dienen om de verantwoordelijke persoon en het managementteam te helpen om de brandveiligheidseisen van de lokale overheid beter te begrijpen, en te verduidelijken wat beschouwd wordt als de beste Europese praktijk op dit vlak. Deze informatie zal eveneens nuttig zijn voor personen die belast worden met het ontwerpen van nieuwe hotels, of uitbreiding of belangrijke renovaties moeten uitvoeren in bestaande hotels.
3.
De personen die deze informatie hebben gekregen, zullen beter begrijpen waarom de brandveiligheidsvereisten zijn gemaakt en hoe in hun eigen hotel de functies van de brandveiligheid werken. Dit zal hun bijstaan in het dagelijkse brandveiligheidsmanagement en hen zo de mogelijkheid geven om een betere evaluatie van de brandrisico’s te maken.
4.
Secties “ B “ en “ S “ bevatten ook advies over de manier waarop je de doelstellingen van het brandveiligheidssysteem kunt bereiken, indien voldoen aan de vereisten zeer moeilijk of onmogelijk is. Dit kan bereikt worden door het gebruik van de brandveiligheidstechnieken of door een intelligent gebruik van passieve of actieve systemen of een mix van beide.
5.
Het ontwerp en/of de uitbreiding van de geïnstalleerde systemen in sommige bestaande hotels kunnen mogelijk niet in overeenstemming zijn met de beschrijving die in dit document gegeven wordt. Indien dit het geval is dan moeten de verantwoordelijke personen, op basis van een evaluatie van de brandveiligheidsrisico’s, bepalen welke maatregelen moeten genomen worden om tot een aanvaardbaar niveau van brandveiligheid te komen.
6.
Het is evident dat er in sommige hotels door de aard en het uitgebreide werk dat nodig is, er een bepaalde kostprijs en operationele complicaties zullen zijn. Het werk kan dan over verschillende periodes gespreid worden. Men geeft dan prioriteit aan de maatregelen die de grootste verbetering inzake brandveiligheid teweegbrengen.
7.
Deze benadering zal niet gezien worden als een mogelijkheid tot uitstel of vertraging van de verbeteringswerken, maar als een erkenning van de moeilijkheden die sommige hotels ondervinden indien de verbetering onmiddellijk moet uitgevoerd worden.
8.
In sommige hotels zal de huidige indeling en/of het ontbreken van passende systemen een onaanvaardbaar risico voor de gasten en het personeel zijn. Als dit wordt vastgesteld tijdens een evaluatie van het brandrisico, dan moeten er fundamentele beslissingen genomen worden in verband met het voortzetten van de uitbating van het hotel (of een gedeelte ervan) tot er verbeteringswerken kunnen worden uitgevoerd.
9.
De eigenaar, de directeur of de verantwoordelijke mag niet uit het oog verliezen dat volgens de meeste Nationale en Europese wetgeving, zij de veiligheid van hun klanten en personeel moeten garanderen en verantwoordelijk zijn in geval van een brand.
SECTIE “ B “ BUILDING (GEBOUW) De indeling van het gebouw, zijn lokatie, toegankelijkheid en de kwaliteit van de constructie van het hotel zijn belangrijk voor de brandveiligheidsaspecten die invloed hebben op het vermogen van het gebouw om een brand te weerstaan. Ze hebben ook invloed op de vlotheid waarmee de bewoners kunnen geëvacueerd worden en de mogelijkheid voor de lokale brandweer om de brand te beheersen. Zoals eerder vermeld zijn de voorgestelde maatregelen in deze sectie gericht op het omgaan met de veiligheid van personen. Hoteleigenaars mogen aanvullende maatregelen in overweging nemen, die verder gaan dan de voorstellen die in dit document beschreven worden. Deze aanvullende maatregelen zouden moeten bijdragen tot het voorkomen of verminderen van materiële schaden, zodat de zakelijke activiteit niet ten gevolge van brand onderbroken wordt. In elk geval moet de indeling van het hotel tenminste voldoen aan alle lokale, regionale of nationale normen (hierna “lokale normen” genoemd) voor constructie en brandveiligheid. Deze normen verwijzen dikwijls ofwel naar de Europese ofwel naar de internationale technische normen of codes. Waar brandveiligheidssystemen in volgende afdelingen worden besproken wordt er verondersteld dat zij tenminste aan de lokale normen voldoen.
B1
KEUZE VAN DE PLAATS & VAN DE INDELING VAN HET GEBOUW
B1.1
De plaats moet bereikbaar zijn voor de brandweerwagens zodat zij redelijk dichtbij brandslangen en de hoofdingang kunnen komen. De brandweerlieden moeten ook toegang tot het gebouw kunnen krijgen om de bewoners te evacueren en de brand te bestrijden.
B1.2
Het hotel en al de uitgangen mogen niet blootgesteld worden aan een brand die begint bij aangrenzende lokalen of een aangrenzend gebouw. Dit kan vermeden worden door afdoende afscheiding of brandwerende afscheiding.
B1.3
De indeling en de vormgeving van het gebouw moeten het hotel de mogelijkheid geven om vakkundig te werken maar er mogen geen indelingen zijn die het brandgevaar kunnen verhogen, o.a. door lange of ingewikkelde evacuatiewegen, of indelingen die een vlugge rookverspreiding mogelijk maken of de rook van de ene naar de andere zone toelaten.
B1.4
Brand in kelder of in een aangrenzende parking zou geen beschadiging aan het hoofdgebouw of aan de elektrische systemen van het hotel mogen geven. Dit kan door een fysische afscheiding te voorzien of met brandwerende delen.
B1.5
Alle dienstenzones van het hotel moeten ontworpen worden om logisch gebruikt te worden en moeten gescheiden zijn van de aangrenzende plaatsen door brandcompartimentering.
B2
CONSTRUCTIE EN INTERIEURAFWERKINGEN
B2.1
Structurele brandweerstand
B2.1.1
De opbouw van het gebouw moet zo ontworpen worden dat het een brand lang genoeg kan weerstaan tot alle bewoners veilig kunnen geëvacueerd worden en tot de komst van de brandweer. Daarom moet men de lokatie van het gebouw en de tijd die de brandweer nodig heeft om ter plaatse te komen, de brandbestrijding en de reddingsoperaties te beginnen, goed in rekening brengen.
B2.2
Compartimentering
B2.2.1
Oprichting van individuele brandvrije compartimenten in het gebouw, het gebruik van brandwerende muren, vloeren en deuren zijn nodig om een vlugge brand en rookverspreiding in het gebouw te voorkomen. Hetzelfde doel kan ook bereikt worden via een automatisch sprinkler-systeem of een aangepast rookmeldingssysteem. De aanwezigheid van zulke automatische systemen kan tot een lichte vermindering van de brandweerstand duur van
sommige bestanddelen leiden. Het gebruik van deze tegemoetkomende hulpmiddelen moeten door een bevoegd persoon gecontroleerd worden. B2.2.2
De gevels en vloeren moeten zo ontworpen worden dat zij de mogelijkheid hebben om een vlugge brandverspreiding van vloer op vloer tegen te gaan.
B2.2.3
Het intelligente gebruik van wanden en deuren kan effectief de horizontale brand en rookontwikkeling naar de evacuatie uitgangen, trappen en andere zones in het gebouw voorkomen. De brandweerstandsduur van wanden, deuren en gangen moet ten minste even lang zijn als de maximale verwachte evacuatietijd van het gebouw.
B2.2.4
Vluchttrappen en gangen moeten gescheiden zijn van de aangrenzende kamers door brandwerende bestanddelen en brandvrije deuren die vanzelf sluiten, om de nooduitgangen brand- en rookvrij te houden. De graad van de brandweerstand kan bepaald worden door een evaluatie van de brandrisico's.
B2.2.5
Verticale en horizontale schachten waarin leidingen zich bevinden, mogen het brand- en rookgevaar tussen de brandcompartimenten niet verhogen. Daarom vormen zij een apart brandcompartiment of vormen zij aparte brandcompartimenten, evenredig gespreid in het gebouw.
B.2.2.6
Personen- en goederenliften mogen brand en rook niet vlugger verspreiden naar de hogere verdiepingen.
B.2.2.7
Glazen daken, muren of gevels mogen evenmin brand- en rookverspreiding mogelijk maken tussen de brandvrije compartimenten.
B2.2.8
Alle onderbrekingen of gaten in de brandvrije compartimenten moeten gedicht worden met brandvrij materiaal. Dit belangrijk en specifiek werk moet uitgevoerd worden door bevoegde aannemers.
B2.3
Binnenafwerking
B2.3.1
Alle binnenafwerking en decoratie in kamers, gangen, trappen en publieke ruimtes, inbegrepen vasttapijt, gordijnen, spanplafonds en verlichtingstoestellen mogen niet gemakkelijk ontvlambaar zijn. De bekleding van wanden en plafonds mogen de brand- en rookverspreiding niet versnellen.
B2.3.2
Brandbaar materiaal dat boven de spanplafonds (o.a. elektrische kabels en isolatiemateriaal) gebruikt wordt, mag de brandverspreiding niet versnellen.
B2.3.3
Ontvlambare materialen moeten uit de buurt van warmtebronnen of verlichtingstoestellen gehouden worden.
B2.3.4
Binnenhuisdecoratie zoals meubilair en bedden moeten aan de nationale of Europese veiligheidsnormen voldoen, wat wil zeggen dat zij niet vlug brandbaar mogen zijn.
B2.3.5
Sommige meubels en gecapitonneerde bedden kunnen ontvlambare binnenwerk bevatten. Het is goed om het personeel regelmatig de meubels en bedden te laten controleren of er geen beschadigingen zijn, zodat de vulling niet kan branden door een sigaret of een lucifer.
B2.3.6
Ook alle nieuw meubilair van het hotel moet gecontroleerd worden om na te gaan of het zonder gevaar kan gebruikt worden.
B3
NOODUITGANGEN
B3.1
Nooduitgangen zijn nodig om de mensen de mogelijkheid te geven het hotel vlug en veilig te verlaten ingeval van brand. Nooduitgangen bestaan meestal uit brandvrije deuren, gangen, trappen en buitendeuren. Zij kunnen bestaan uit normale trajecten of uit speciale trajecten die enkel dienen in geval van nood.
B3.2
Indelingscriteria voor nooduitgangen
B3.2.1
Nooduitgangen, inbegrepen vernauwingen zoals een deurgat, moeten breed genoeg zijn om het te verwachte aantal personen door te laten. De formule voor het berekenen van dit aantal wordt voorzien in de meeste nationale reglementeringen. Het is ook mogelijk een branddeskundige aan te stellen om dit vast te stellen.
B3.2.2
De nooduitgangen moeten beveiligd worden tegen het binnendringen van vuur of rook door gebruik van brandvrije materialen voor vloeren, muren en plafonds. Deze uitgangen worden “beschermde uitgangen” genoemd.
B3.2.3
Noodroutes moeten zo kort mogelijk zijn en een directe en gemakkelijke weg naar een uitgang of een alternatieve uitgang geven, om het gebouw zo snel mogelijk te kunnen verlaten.
B3.2.4
Zodra een persoon een beveiligde nooduitgang heeft betreden, dan is het wenselijk dat hij op een beveiligde weg blijft tot hij het gebouw verlaten heeft. Onder omstandigheden is een gedeelte niet beveiligde evacuatieweg aanvaardbaar bv. de receptie of de hotellobby. Dit is gemakkelijker aanvaardbaar indien er een alternatieve vluchtroute met rechtstreekse uitgang naar buiten beschikbaar is. Ook al is er een alternatieve vluchtroute, een vluchtroute via een niet- beveiligd gedeelte moet altijd onderzocht worden in het kader van de brandrisico's.
B3.2.5
In sommige gevallen kan er maar in één richting gevlucht worden om aan de brand te ontsnappen. Deze weg wordt “ een doodlopende weg" of "een enkele reisweg “ genoemd. De maximale lengte van zo'n vluchtweg is over het algemeen opgegeven in de lokale reglementering. Dit soort van vluchtwegen moet zo kort mogelijk blijven en beveiligd worden tegen de gevolgen van een brand.
B3.2.6
Zones met een hoog risico op brand mogen geen ingang hebben bij de vluchtwegen.
B3.2.7
Hotels met 2 verdiepingen of meer moeten met minimum 2 brandtrappen uitgerust zijn. Deze brandtrappen moeten werkelijk van elkaar gescheiden worden door brandwerende constructies. Indien een trap niet kan gebruikt worden wegens brand, dan moet de andere trap nog bruikbaar zijn. Deze trappen moeten beveiligd zijn, veilig te gebruiken en bij voorkeur direct naar een uitgang leiden ( zie B3.2.4 hierboven ).
B3.2.8
Als er geen mogelijkheid is om 2 brandtrappen te voorzien dan moet er een evaluatie van de brandrisico's gemaakt worden en aangepaste compenserende maatregelen genomen worden om alle gebreken te verhelpen. Dit zal specifiek zijn voor ieder hotel maar kan bijvoorbeeld bestaan uit: verbeterde branddetectie en brandalarm, supplementaire structurele beveiliging, het voorzien van een automatisch sprinkler-systeem of een rookcontrole maatregel.
B3.2.9
Vluchtroutes moeten altijd bereikbaar zijn. De deuren die toegang geven tot de vluchtroutes moeten uitgerust zijn met eenvoudige deuropeners zodat zij kunnen bediend worden langs de zijde van de vluchtende personen. De werking van deze deuropeners moeten zeer snel duidelijk zijn zonder gebruik van een sleutel en zonder dat men meer dan één mechanisme moet gebruiken. Vermijd gebruik van glas omdat de gasten ’s nachts mogelijk de plaats van onheil zonder schoenen verlaten.
B3.2.10 Kamerdeuren in een hotel moeten steeds eenvoudig te bedienen zijn aan de binnenkant en moeten met één gebaar te openen zijn. Alle branddeuren moeten opengaan in de richting van de ontsnappingsroute. In kleinere hotels mogen de deuren naar de binnenkant opengaan. B3.2.11 De einddeuren van de ontsnappingsroute moeten de personen zo snel mogelijk in veiligheid brengen. Dit kan bereikt worden door een uitgang die uitgeeft op een straat, een doorgang, een wandelweg of een open plaats. Waar mogelijk moet de ontsnappingsroute zo geconfigureerd worden dat de geëvacueerde gasten geen hinder zijn voor de brandbestrijding. Het verzamelpunt zou zich op een veilige afstand van de brandende lokalen moeten bevinden, maar in een veilige omgeving met weinig hindernissen ( bv een hoofdweg ) die men moet nemen om er te geraken. Eventuele venster of ramen die aangrenzen aan de nooduitgangen moeten een zekere brandwerendheid hebben in overeenstemming met de nationale normen. B3.2.12 Spiegels op de vluchtroute kunnen misleidend zijn. De plaatsing van de spiegels moet dus goed overwogen worden. B3.2.13 Gordijnen, rolluiken of andere bedekkingen mogen de werking van de uitgangsdeuren van de vluchtroute niet blokkeren, en mogen de aanwijzingen van de nooduitgangen niet verbergen. B3.2.14 Vluchtroutes moeten vrijgemaakt zijn van sneeuw, bladeren en andere hindernissen voor zover redelijk mogelijk.
B3.3
Speciale voorzieningen voor personen met een handicap
B3.3.1
Iedereen in het hotel, gasten en personeel, en personen met een handicap hebben het recht zich veilig te voelen tijdens hun verblijf. Evacuatieplannen moeten rekening houden met personen met een handicap en extra aandacht schenken aan personen met een mobiliteits-, gehoor of visuele handicap evenals personen met leermoeilijkheden.
B.3.3.2
De evacuatieprocedures moeten rekening houden met personen met een handicap die zich op de verdiepingen bevinden of in plaatsen met trappen of andere hindernissen die de weg naar de nooduitgangen bemoeilijken.
B3.3.3
Idealiter zou een persoon in een rolstoel zonder hulp de vluchtroute en de nooduitgang moeten kunnen bereiken. Indien dit niet mogelijk is, dan zouden zij de mogelijkheid moeten hebben om in een beveiligde zone
(toevluchtsoord) op evacuatie te wachten en vandaar de receptie te contacteren. Geschikte communicatiemiddelen moeten in de beveiligde zone aanwezig zijn, zodat de gevluchte personen iemand kunnen verwittigen. B3.3.4
Voor nieuwe hotels moeten deze procedures uitgewerkt worden in het ontwerpproces en het managementteam moet hierover geïnformeerd worden als het hotel operationeel wordt. Het wordt aanbevolen om personen met een handicap in de gelijkvloerse- of lagere verdiepingen te huisvesten.
B3.4
Nooduitgang verlichting
B3.4.1
Vluchtroutes moeten van normaal licht voorzien worden alsook van noodverlichting. Deze laatste moet de hele vluchtweg helder verlichten.
B3.5
Signalisatie van de nooduitgangen
B3.5.1
Alle nooduitgangen moeten duidelijk herkenbaar zijn door voldoende signalisatie om verwarring te vermijden bij de evacuatie van het hotel. De signalisatie voor de nooduitgang moet helder en goed zichtbaar zijn, ook als de stroom uitvalt; dit kan bereikt worden door noodverlichting in de nabijheid aan te brengen of door het gebruik van fluoricerende signalisatie.
B3.5.2
In alle kamers en bij alle brandalarmpunten, moeten veiligheidsinstructies uitgehangen worden met de volgende informatie: De maatregelen die moeten genomen worden ingeval van brandalarm. De vluchtroute tonen in de vorm van een pictogram. Tonen waar het dichtstbijzijnde brandalarms, een EHBO-koffer en de brandblussers zijn. Tonen waar de verzamelpunt is.
B3.6
Verzamelpunt
B3.6.1
De personen die evacueren moeten samen komen op een vooraf aangewezen punt waar door middel van een afroeping van de namen kan gezien worden of er niemand ontbreekt. Dit punt wordt het verzamelpunt genoemd.
B3.6.2
Het verzamelpunt moet: groot genoeg zijn om het aantal geëvacueerde personen op te vangen; de toegangswegen van de brandweer niet belemmeren; gelegen zijn op een voldoende veilige plaats en op een veilige afstand van het hotel in een omgeving waar er weinig belemmeringen zijn (o.a. hoofdwegen) om er te geraken.
B4
BIJZONDERE MAATREGELEN VOOR HOOGBOUW
B4.1
De definitie van hoogbouw verschilt van de ene regio of land tot de andere, maar de algemene principes gelden voor al deze gebouwen.
B4.2
Hoogbouw brengt specifieke brandveiligheidsproblemen mee door: een verhoogd aantal bewoners; een langere evacuatietijd voor de bewoners; de bovenste verdiepingen liggen buiten het bereik van de brandweerladders met mogelijk helikopterevacuatie tot gevolg; een grote afstand tussen de brandweercommandant, de controlepost en het operationele hoofdpunt; een vertraging in het bereiken van de brand in het gebouw; de noodzaak om voldoend water te voorzien in de brandzone; meer mankracht en voertuigen nodig; de aard van de brandbestrijding op hoge verdiepingen is fysiek lastiger; het mogelijke effect van een grotere, meer uitgebreide en langere brand op de constructie.
B4.3
Tijdens de ontwerpfase van een nieuw hotel moet speciale aandacht besteed worden aan bovenvermelde problemen en aan de oplossingen die beschreven zijn in het rampenbestrijdingsplan.
B4.4
Het volgende moet in overweging genomen worden: de graad van de brandweerstand van de bouwconstructie verhogen; meer compartimenten;
het installeren van een automatisch sprinkler systeem. Dit kan de nood aan de verhoging van de brandweerstand of verdeling in compartimenten verminderen of zelfs overbodig maken; het voorzien van een verbeterde toegang tot het gebouw en de bovenste verdiepen door o.a. een aparte lift voor de brandweer te installeren; het voorzien van beschermde sassen naar de trappen/lift op elke verdieping om aan de brandweer de mogelijkheid te geven een bruggenhoofd te maken zodat zij van daaruit hun tussenkomst bij de brand kunnen organiseren; het voorzien van vaste watertoevoer door middel van volledig opgeladen verticaal staande hoofdbuizen; het voorzien van een “ evacuatie per fasen“ van het gebouw om grote opstoppingen van de noodtrappen te vermijden; vluchtroutes voorzien die rechtstreekse toegang geven aan vrije ruimte buiten het gebouw.
B5
SPECIALE BEPALINGEN VOOR VER AFGELEGEN OF GEÏSOLEERD GELEGEN HOTELS EN BERGHOTELS
B5.1
Afgelegen hotels en berghotels hebben specifieke brandveiligheidsproblemen door de afstand en omdat ze moeilijker te bereiken zijn door de brandweer.
B5.2
Er kunnen ook problemen zijn met de waterbevoorrading in zulke geïsoleerde locaties.
B5.3
Er moet ook rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat de ramp in extreme weersomstandigheden (sneeuw, vriestemperaturen) plaatsvindt.
B5.4
Gedurende de ontwerpfase van een nieuw hotel moet er speciale aandacht geschonken worden aan de hierboven vermelde bepalingen en de oplossing ervoor moeten opgenomen worden in het rampenbestrijdingsplan.
B5.5
Het volgende moet in overweging genomen worden: de graad van brandweerstand van de bouwconstructie verhogen; de verhoging van de compartimenten; het installeren van volledig automatisch sprinklersysteem. Dit kan de nood aan de verhoging van brandweerstand of de verdeling in compartimenten verminderen of zelfs overbodig maken; een vaste watervoorziening voor de brandbestrijding voorzien; in de nabijheid een geschikt gebouw aanduiden als verzamelplaats voor de personen die uit het hotel geëvacueerd zijn.
B6
SPECIALE BEPALINGEN VOOR BESCHERMDE GEBOUWEN
B6.1
Bepaalde aandacht moet geschonken worden aan historisch beschermde gebouwen die in gebruik zijn als hotel, waarvan de vorm of het plan ( o.a. dikwijls met een enkele traphal) mogelijke problemen geeft als het gebruikt wordt als een commercieel hotel.
B7
SPECIALE BEPALING VOOR PREFAB GEBOUWEN
B7.1
Indien er moderne constructiemethoden gebruikt worden ( bijv. prefab onderdelen), dan moet men een hoge kwaliteit hanteren en leegtes in de structuur voorzien gevuld met brandwerende elementen om wijdverbreide rookontwikkeling binnenin de constructie te vermijden.
B8
OVERDEKTE OF ONDERGRONDSE PARKEERRUIMTEN
B8.1
Parkings van hotels zijn meestal in open lucht ofwel op de begane grond of in de kelderverdieping gelegen.
B8.2
Het gebouw moet zo ontworpen worden dat een brand die in de parking ontstaat, zich niet van uit de parking naar andere delen van het hotel kan verspreiden. Deze brand mag ook de hotelsystemen of diensten niet aantasten.
B8.3
Overdekte of ondergrondse parkings moeten uitgerust zijn met minimum twee (2) goed verlichte en duidelijk aangegeven vluchtwegen.
B8.4
Als de voorziening van 2 vluchtwegen niet mogelijk is dan moet een brandrisico-beoordeling uitgevoerd worden. Er moeten dan aangepaste maatregelen genomen worden om de vastgestelde tekortkomingen te verhelpen bij de risicoevaluatie. Dit kan specifiek voor de inrichting van de individuele parking zijn, maar er kunnen ook andere
maatregelen genomen worden op vlak van: detectie, alarm, extra structurele bescherming, en het voorzien van een automatisch sprinkler systeem of één of andere vorm van rookmelding. B8.5
De parkings, trapzalen en liften moeten zo ontworpen en geïnstalleerd worden, dat men kan voorkomen dat er snelle rookontwikkeling of brand van de parking naar de andere zones van het hotel zouden overslaan.
B8.6
Een brand in een overdekte of een ondergrondse parking mag geen enkel risico vormen voor het hoofdgebouw en de technische diensten van het hotel. Bijvoorbeeld stroomcabines die het hotel bevoorraden mogen niet onbeveiligd in de parking staan.
B8.7
De materialen en afwerking van de vloeroppervlakken, muren en plafonds alsook het isolatiemateriaal dat gebruikt wordt in de parking mogen niet bijdragen tot een snelle verspreiding van brand of rookontwikkeling.
B8.8
Er moeten voorzieningen zijn om elke olie of benzinelek te neutraliseren in de parking.
B8.9
Er moeten ook middelen voorzien worden om koolmonoxidedampen te controleren en rook te verwijderen ingeval van brand.
SECTIE “ S “ SYSTEMEN ( Technische uitrusting ) Meerdere mechanische, elektrische of eventueel gas systemen zullen in een gebouw geïnstalleerd worden om de interne klimaatregeling te controleren, licht en verwarming te voorzien alsook om stroom te voorzien voor alle installaties van het hotel. Andere systemen moeten speciaal voorzien zijn om het niveau van de brandveiligheid in het gebouw te verbeteren. Al deze systemen moeten ontworpen, geïnstalleerd, getest en onderhouden worden om een veilige werking te garanderen en aan de gepaste technische normen voor zulke systemen te voldoen. Alle informatie met betrekking tot deze systemen, met inbegrip van testen en onderhoud, moet opgenomen worden in het brandveiligheidsregister. Het is belangrijk dat het ontwerp en de installatie van systemen die niet verbonden zijn met het brandalarm, geen mogelijkheid geven tot een brandontwikkeling of rookontwikkeling b.v. langs de kanalisatie of de openingen die nodig zijn voor de technische uitrustingen van het gebouw.
S1
SYSTEMEN
S1.1
Verwarming, Ventilatie en Air conditioning ( VVA) installaties
S1.1.1
Centrales voor luchtbehandeling, afzuigventilatoren en afvoerkanalen moeten zo ontworpen en geïnstalleerd worden dat een snelle rookontwikkeling of brand niet van de ene verdieping of brandcompartiment naar een ander kan overslaan.
S1.1.2
Dit kan bereikt worden door het gebruik van rook/warmtedempers of het afsluiten van sommige delen van het systeem.
S1.1.3
Een gedetailleerde “oorzaak en gevolg “ matrix moet ontwikkeld worden bij de ontwerpfase van een nieuw hotel om te bepalen hoe de VVA-installaties moeten werken bij brand.
S1.1.4
De VVA-installaties moeten worden gekoppeld aan het brandalarm en het detectiesysteem zodat de VVAinstallaties werken in overeenstemming met het “oorzaak en gevolg “ matrix, moest er een brand gedetecteerd worden.
S1.1.5
Rookafvoerpunten en verse luchtinlaten moeten ver genoeg van elkaar verwijderd zijn om te voorkomen dat zij rook of walmen terug in het gebouw zuigen.
S1.2
Gasinstallatie en gasdistributie
S1.2.1
Gas of LPG installaties of de distributieleidingen ervan moeten zodanig ontworpen, geïnstalleerd en onderhouden worden dat het risico van brand, explosie en gaslekken vermindert.
S1.3
Elektrische installaties
S1.3.1
Ingeval van brand of andere ernstige incidenten op belangrijke elektrische panelen: Elektrische noodinstallaties mogen niet worden aangetast. Brandweerlieden moeten in de mogelijkheid zijn om veilig te werken, zonder te moeten wachten op de afsluiting van de hoogspanning. De brand mag zich niet verspreiden buiten de elektriciteitscabine via kabelisolatie of onbeschermde openingen.
S1.3.2
Een noodaggregaat moet worden geïnstalleerd voor de nodige brandveiligheidinstallatie als deze over geen ingebouwd ‘back-up” voedingssysteem beschikt.
S1.3.3
Ingeval van brand moet er een noodstopknop zijn voor het afzetten van alle stroomtoevoer, behalve de noodstroom, die makkelijk bereikbaar is voor de brandweer.
S1.4
Noodverlichting
S1.4.1
Noodverlichting moet worden voorzien zodat het een goede zichtbaarheid verstrekt op het traject van de vluchtwegen en een minimum zichtbaarheid in de publieke ruimtes, onafhankelijk van de normale verlichting. Elektrische stroom voor de noodverlichting moet voldoende zijn om een volledige evacuatie van alle personen die in nood zijn te verzekeren, en mag gevoed worden door één enkele bron of meerdere onafhankelijk staande geïntegreerde units.
S1.5
Personen en goederenliften
S1.5.1
Liften moeten zo ontworpen en geïnstalleerd worden om aan de industriële en veiligheidsnormen te voldoen, in volledige overeenstemming met de plaatselijke normen en reglementeringen. Liften moeten ook voorzieningen hebben om personen met een handicap die in een lift vast zitten te kunnen redden bij stroomuitval. Liften moeten ook zo worden ontworpen dat ze blijven werken in geval van brand als: het nodig is voor het evacueren van personen met een handicap (indien het gespecificeerd is in het hotelplan); of de lift is aangewezen als brandweerlift.
S2
DETECTIE- EN ALARMSYSTEMEN
S2.1
Automatische branddetectie en alarm
S2.1.1
Een goedgekeurd branddetectie- en alarmsysteem moet geïnstalleerd zijn in het hotel. De voorziening van rookdetectoren (of warmte-detectoren aangezien op sommige plaatsen rookdetectoren vatbaar zijn voor vals alarm bv. in keukens) zal de kans verhogen dat de brand vlug wordt ontdekt en zeer snel alarm kan gegeven worden. Daarom zouden er bij voorkeur overal in het hotel, ook in de gastenkamers en trapzalen, detectiesystemen moeten geplaatst worden.
S2.1.2
Grote lege ruimten tussen plafonds, of tussen daken of zolders, evenals technische omhulsels, moeten voorzien worden van rookdetectoren.
S2.1.3
Het systeem moet glazen en breekbare handbrandmelders bevatten welke door de gasten of het personeel in werking kunnen gezet worden om brandalarm sneller in werking te kunnen zetten. Handbrandmelders moeten worden gevestigd op plaatsen waar ze kunnen worden bediend zonder dat gasten of personeel een extra risico lopen.
S2.1.4
De werking van het systeem moet rekening houden met de evacuatiestrategie van elk individueel hotel. Het moet eveneens overeenstemmen met eventuele andere brandsystemen en technische uitrustingen.
S2.1.5
Het centrale brandalarmpaneel is het hart van alle detectie-, alarm- en crisismeldingsystemen. Het moet daarom geplaatst worden waar er constant personeel aanwezig is. Dit personeel moet de werking ervan voldoende onder de knie hebben. Het hoofdbrandalarm wordt bij voorkeur in de nabijheid van de hoofdingang van het hotel, bv aan de receptie of in een meldkamer of kast geplaatst. Waar er slechts één begeleider is, moet, in noodgeval, gekwalificeerde bijstand binnen enkele minuten beschikbaar zijn.
S2.1.6
Het centrale brandalarmpaneel zou zo moeten ontworpen worden dat er continu een betrouwbare monitor nauwkeurig de branddetectie, alarm, sprinklers en andere brandveiligheidssystemen van het hotel controleert. Voor meer uitgebreidere systemen moet het mogelijk zijn om van op afstand veiligheidsvoorzieningen, andere brandveiligheidssystemen en de noodevacuatie te beheren vanuit het centrale brandalarmpaneel.
S2.1.7
Het moet ook mogelijk zijn het geluid van het evacuatiealarm van het centrale brandalarmpaneel naar alle delen van het hotel te zenden. Het alarm moet door alle bewoners begrepen worden, ook door mensen met een tijdelijke of een blijvende handicap, zelf met een visuele of een auditieve handicap.
S2.1.8
In sommige grotere hotels kan er nood zijn aan extra panelen. Deze zijn best gelegen in een bijkomend toegangspunt voor de brandweer.
S2.1.9
Bedienden die ’s nachts aanwezig zijn moeten uitgerust worden met één of andere vorm van communicatie om hen in staat te stellen het alarm te ontvangen om het even waar zij zich bevinden.
S2.1.10 Bedienden die ’s nachts alleen aanwezig zijn moeten uitgerust worden met één of ander noodsysteem dat automatisch een alarmsignaal geeft naar een locatie waar er steeds iemand aanwezig is. S2.1.11 Een betrouwbare telefoon of een ander communicatiesysteem moet beschikbaar zijn om de plaatselijke brandweer te allen tijden te kunnen verwittigen ingeval van nood.
Er kan overwogen worden een systeem te installeren dat het alarmsignaal automatisch naar de brandweer doorgeeft, vooral indien er slechts één personeelslid aanwezig is. S2.1.12 In sommige omstandigheden, om te voorkomen dat de hotelgasten gestoord zouden worden door vals alarm, kan een vertraging van 3 tot 5 minuten als geschikt beschouwd worden alvorens een eerste brandalarm resulteert in het evacuatiesignaal dat overal in het hotel weerklinkt. Dit zal het personeel toelaten na te gaan of het alarmsignaal betrekking heeft op een echte brand. Het is zeer belangrijk dat, vooraleer deze procedure wordt uitgevoerd, het de volledige goedkeuring krijgt van de bevoegde autoriteiten. Voor deze aanpak wordt toegestaan, moeten de autoriteiten in overweging nemen hoeveel personeelsleden er van dienst zouden moeten zijn om deze procedure uit te voeren; of zij voldoende getraind zijn en of het brandalarmsysteem technisch de mogelijkheid heeft om het systeem van de vertraagde evacuatie uit te voeren. Ze moeten ook de garantie hebben dat er bepaalde waarborgen in het systeem zijn ingebouwd zoals het automatische weerklinken van het evacuatiesignaal aan het eind van de onderzoeksperiode indien er geen actie is ondernomen door het personeel, of indien er minstens twee detectoren zijn geactiveerd of een manueel brandalarm werd gebruikt.
S2.2
Automatische CO- en gasdetectiesystemen
S2.2.1
De plaats waar de verwarmingsketel staat, de keuken, de wasplaats of andere plaatsen waar gas of LPG wordt gebruikt of is opgeslagen, moet met een automatisch gasdetectie- en gasalarmsysteem uitgerust worden, om de gastoevoer af te sluiten ingeval van een gaslek.
S2.2.2
Wanneer overdekte of ondergrondse parkings uitgerust zijn met geforceerde ventilatiesystemen; moet er COdetectie voorzien worden, verbonden met de ventilatiesystemen om de CO-concentratie beneden de aanvaardbare grens te houden.
S2.2.3
CO-detectie moet ook voorzien worden in de plaats waar een verwarmingsketel staat die op brandstof gestookt wordt.
S2.2.4
Ook al wordt niet nodig geacht om CO-toezicht en detectie in alle zones van het hotel te plaatsen, dient de mogelijkheid tot CO-ontwikkeling in alle ruimtes van het hotel grondig onderzocht te worden. Gastenkamers of personeelkamers gelegen aangrenzend aan plaatsen waar een CO-risico is, moeten worden onderworpen aan een risicoevaluatie en moet een gepaste CO-detectie geplaatst worden.
S3
ROOKCONTROLE SYSTEMEN
S3.1
Het is belangrijk dat de rook niet in de vluchtroutes kan circuleren. Het is onvermijdelijk dat een kleine hoeveelheid rook zijn weg kan vinden naar delen van een vluchtroute maar het is noodzakelijk een grote rookophoping te voorkomen. Dit zou verhinderen dat de vluchtroute in geval van nood kan gebruikt worden.
S3.2
Rook kan onder controle gehouden worden door gebruik van materiële middelen zoals bv rookbestendige deuren. De rook mag ook natuurlijk geventileerd worden door opening van deuren, ramen of andere openingen aan de buitenkant van het gebouw. Een systeem van luchtdrukregeling of een mechanische ventilatie kan ook gebruikt worden.
S3.3
Welke aanpak ook wordt verkozen, het moet de eenvoudigste aanpak zijn geschikt voor het specifieke hotel, rekening houdend met specifieke omstandigheden zoals ligging en lengte van de vluchtroutes.
S3.4
Ingeval van brand, moeten mensen een uitgang bereiken die hen naar een veilige traphal of naar buiten leidt, zonder verblind of bevangen te worden door de rook. Door de afstand die men moet afleggen naar een beveiligde plaats te verkorten kunnen de effecten van rook worden verminderd.
S3.5
Het kan zijn dat er in sommige gevallen een natuurlijk of mechanisch rookafvoersysteem nodig is, afhankelijk van de indeling van het gebouw, de omstandigheden van de vluchtroute en de lengte van de weg die moet afgelegd worden om een veilige plaats te bereiken.
S3.6
Als alternatief voor een rookafvoersysteem, kan een systeem van luchtdrukregeling gebruikt zijn om de zone rookvrij te houden.
S3.7
Ondergrondse of overdekte parkings hebben meestal een vorm van rookventilatie nodig dat ook kan omgaan met een CO-ophoping aanpakt.
S3.8
Het ontwerpen van een aangepast rookcontrole- en rookafvoersysteem voor de binnenhal van een hotel vereist meestal specifiek onderzoek inzake brandveiligheid en mogelijk ook brandsimulaties.
S4
MANUELE BRANDBESTRIJDINGSUITRUSTING
S4.1
Eerste hulpuitrusting om te gebruiken door de hulpverleners in het hotel
S4.1.1
Correct getraind personeel kan met eerste hulp brandbestrijdingsmiddelen soms een kleine brand bestrijden en zo een grotere, meer levensbedreigende brand voorkomen.
S4.1.2
Een manuele eerste hulp brandbestrijdingsuitrusting die aan de lokale regels voldoet, kan bestaan uit draagbare brandblussers, brandslanghaspels, branddekens, zandzakjes enz.
S4.1.3
Het type en de afmeting van het hotel, de aard van de risico’s en de hulp die beschikbaar is van de lokale brandweer moet mee in overweging genomen worden bij het beoordelen van de benodigde uitrusting.
S4.1.4
Manuele eerste hulp brandbestrijdingsuitrusting moet geplaatst worden in locaties waar het vlug en veilig kan worden gebruikt. Het is bijvoorbeeld veiliger om een brandblusser te plaatsen bij de uitgang van de keuken dan aan de andere kant van de keuken waar het mogelijk veel moeilijker is hem op te halen in geval van brand. Brandblussers moeten bij vluchtroutes worden geplaatst of grenzend aan specifieke risicozones die ze moeten beschermen.
S4.1.5
Een specifiek en aangepast veiligheidsvoertuig, uitgerust met medische eerste hulp en brandbestrijdingsuitrusting kan nuttig zijn voor hotels die gelegen zijn in afgelegen en/of geïsoleerde gebieden.
S4.2
Brandbestrijdingsuitrusting bestemd voor professionele brandweer
S4.2.1
Uitrusting die beschikbaar is voor de brandweer als zij de plaats van de brand bereiken, zal hen helpen in hun taak om de brand snel onder controle te krijgen en alle hulp te kunnen verstrekken aan de gasten.
S4.2.2
Straat brandkranen die in overeenstemming zijn met de lokale voorschriften moeten over het nodige volume, debiet en druk beschikken zodat de brandweer een brand kan bestrijden op elke plaats in het hotel.
S4.2.3
Afhankelijk van hun hoogte en hun locatie moeten in sommige gebouwen brandbestrijdingssassen met aangepaste uitrusting, zoals droge of natte stijgleidingen, voorzien worden zodanig dat de brandweerlui over een bruikbare voorraad water beschikken dichtbij het punt waar het nodig is.
S4.2.4
Afhankelijk van hun hoogte en hun locatie moeten sommige gebouwen uitgerust worden met brandweerliften of andere liften die de brandweer de mogelijkheid geeft snel ter plaatse te zijn waar de brand is, met een minimum aan fysieke inspanning.
S4.2.5
Lokale voorschriften kunnen bepalen dat andere branduitrusting, zoals brandslangen en/of aansluitingen voor gebruik door de brandweer, aanwezig moeten zijn.
S4.2.6
Uitgangen aan de gevel van het hotel en beschermde leidingen binnen kunnen nodig zijn om de brandweer de mogelijkheid te bieden hun draagbare fans aan te sluiten en zo de rook te verdrijven en een beter zicht te hebben in het hotel.
S4.2.7
Uitrustingen voor brandbestrijding moeten worden gelabeld om te voorkomen dat ze worden gebruikt door onbevoegde personen.
S5
SPRINKLERSYSTEMEN
S5.1
Automatische sprinklersystemen zijn een doeltreffend blusmiddel voor een brand, of kunnen hem tenminste in bedwang houden tot de aankomst van de brandweer.
S5.2
Zij voorzien in een hoge graad van veiligheid, zowel voor personen, voor eigendommen als voor de continuïteit van de bedrijfsvoering.
S5.3
In bestaande hotels mogen sprinklers voorzien worden in compensatie voor tekortkomingen inzake toegang voor de brandweer, compartimentering, een te lange weg naar een nooduitgang, rookbeheersystemen, overmatig brandbare lading of te weinig trappen in bestaande hotels.
S5.4
In nieuwe hotels mogen sprinklers gebruikt worden als onderdeel van het geïntegreerde brandveiligheidssysteem voor het gebouw , in compensatie voor vermindering op vlak van structurele brandwerendheid, compartimentering, de af te leggen weg en de brandweertoegang.
S5.5
In zowel nieuwe als bestaande hotels mogen de mogelijke voordelen van sprinklers worden onderzocht als onderdeel van de brandrisicoevaluatie.
S5.6
Sprinklerinstallaties moeten ontworpen en geïnstalleerd worden met inachtneming van de lokale en internationale normen.
S5.7
Vele voordelen van de automatische sprinklersystemen kunnen ook worden bereikt door waternevel- of mistsystemen.
S6
SPECIALE RISICO’S
S6.1
De ruimten in de hotels die in de brandrisicoevaluatie als speciale risico zones worden beschreven, moeten voorzien worden van betere brandveiligheidssystemen.
S6.2
Door het brandgevaar, eigen aan keukens, moeten deze uitgerust worden met de volgende brandveiligheidssystemen: Noodknoppen die men indrukt om de noodstroom aggregaten af te sluiten. Gasafsluiter ingeval van nood. Rookventilatiesystemen waar de regelgeving het vereist. Vaste automatische bescherming voor speciale risico's zoals friteuses. Manuele brand en veiligheidsuitrustingen.
S6.3
Afsluiters en/of drukknoppen moeten geplaatst worden op plaatsen waar ze veilig kunnen bediend worden zonder dat het personeel of de brandweer een risico lopen.
S6.4
Elke noodstroomgenerator moet geïsoleerd zijn door een voldoende brandscheiding, voorzien van alle benodigde veiligheidsvoorzieningen en beschermd worden door een gepast brandveiligheidssysteem.
S6.5
Aangepaste maatregelen moeten genomen worden zodat brandstoftanken geen risico zijn voor het hotel.
S6.6
Verwarmingsketels, waterwarmers en onderstations moeten uitgerust zijn met noodafsluiting en veiligheidsvoorzieningen, alsook aangepaste detectie en onderdrukkingssystemen, in overeenstemming met hun lokatie en energiebron bv olie, gas, LPG, stoom, elektriciteit.
S6.7
Verticale kokers voor linnen, in gebruik of niet, moeten ontworpen en uitgerust worden om een vlugge brand en/of rookontwikkeling van een verdieping naar een andere te voorkomen. Een rookdetector en/of een sprinklerkop moeten voorzien worden aan de bovenkant van de koker.
S6.8
Verticale voedselliften, in gebruik of niet, moeten zo ontworpen en uitgerust worden om een vlugge brand en/of rookontwikkeling van een verdieping naar een andere te voorkomen.
S6.9
Ondergrondse en overdekte parkings moeten uitgerust worden met een aangepast veiligheids- en brandveiligheidssysteem zoals : Automatische ventilatie systemen om de CO-concentratie te verlagen naar een veilig niveau, gebonden aan COdetectors. Een manuele schakelaar moet beschikbaar zijn om brandweer en personeel de mogelijkheid te geven een actieve afzuiging van de rook in gang te zetten ingeval van brand. Noodverlichting in de parking, lobby en trappen. Brandalarmpunten en/of een interactief communicatiesysteem. Manuele brandbestrijdingsuitrusting: brandblussers, zandzakjes, droge kolommen. Automatische sprinklers of water/nevel systemen indien nodig.
S6.10
Aangepaste maatregelen moeten genomen worden wanneer er in het hotel evenementen zijn met een groot aantal deelnemers (o.a. conferenties).
S6.11
Andere speciale risico’s ( o.a. sauna ) moeten worden vermeld en aangepakt in overeenstemming met de normale regels die toepasselijk zijn voor zulke risico’s.
WOORDENLIJST Actieve brandveiligheidssystemen
Automatische branddetectie- en alarmsystemen
Automatische sprinklersystemen
Beveiligde zone Brand autoriteit of bevoegd gezag Brandtrap
Brandveiligheidssysteem
Brandveiligheidstechnieken
Brandweerlift
Compartimentering
Evacuatie in verschillende fasen
Hoofdbrandblusleiding Hotel hulpverleners Lokale reglementering
Management Team Noodverlichting Ontwerp team Passief brandveiligheidssysteem Reisafstand
Brandveiligheidssystemen die over het algemeen automatisch werken in een brandsituatie b.v. brandalarmen, noodverlichting, sprinklers en rookcontrolesystemen. Een automatisch branddetectie- en alarmsysteem is ontworpen om de aanwezigheid van rook (of hitte) met behulp van detectieapparaten in het gebouw op te sporen. Eens er rook of hitte is vastgesteld, geven de systemen een akoestisch alarm om de gasten te verwittigen. Het systeem kan ingesteld worden om automatisch een alarm over te brengen naar een centraal alarmcentrum of direct naar de brandweer. Een systeem om automatisch water te sproeien bij een brand, met voldoende druk en debiet, via een waterleidingsnet waarop de brandsprinklers zijn aangesloten. De sprinklers zijn aangesloten aan de leidingen, die aangesloten zijn aan de waterleiding of aan een opslagtank via een pomp. De sprinkler is een temperatuur gevoelig apparaat dat zich opent tijdens een brand om water te vernevelen om de brand te blussen. Een plaats in het gebouw die omgeven is door een brandbestendige constructie en toegankelijk via brandvrije, zelf sluitende deuren. De instantie die verantwoordelijk is voor de handhaving van de lokale normen inzake hotels b.v. de lokale brandweereenheid of de gemeente. Een trap die beveiligd is tegen vuur van andere delen van het gebouw door een brandbestendige constructie die uitmondt in een uitgang buiten het gebouw of een veilige plaats. Systemen ingebouwd in een hotel die het algemene niveau voor de veiligheid van de gasten verbeteren en de potentiële schade door brand beperken ( zie actieve brandsystemen of passieve brandsystemen). De toepassing van de wetenschap en techniek om één of meerdere brandveiligheidsdoelen te bereiken zonder de eisen of de lokale normen, geheel of volledig, te volgen. Een speciaal beveiligde lift, inclusief extra elektrische voeding en controles, die gebruikt kan worden tijdens brand onder de directe controle van de brandweer om te helpen bij de brandbestrijding. Afscheiding in een gebouw of een gedeelte van het gebouw door een brandwerende constructie om de verspreiding van brand te voorkomen naar of van een gedeelte van hetzelfde gebouw of een aangrenzend gebouw. Een systeem van evacuatie waar een beperkt aantal verdiepingen worden geëvacueerd op het zelfde moment. Dit is doorgaans de verdieping waar de brand is en de verdieping erboven. De overblijvende verdiepingen worden op een latere fase geëvacueerd indien nodig. Een aparte waterleiding, uitgerust met aansluitpunten en kranen, die op specifieke punten in het gebouw geïnstalleerd is voor brandbestrijding. Personeel dat voldoende opleiding heeft gekregen om hen in staat te stellen om veilig en effectief te reageren in geval van brand. Nationale, regionale, deelstatelijke en lokale reglementering met betrekking tot brandveiligheid die toepasselijk zijn in elke particuliere plaats. Ze gelden zowel voor het ontwerpen van gebouwen als voor het brandveiligheidsbeheer. Een aantal mensen in het hotel die individueel verantwoordelijk zijn voor het beheer van verschillende afdelingen of departementen. Verlichting die voorzien wordt om steeds licht te hebben op de vluchtwegen wanneer de normale verlichting is uitgevallen. Een groep professionelen die een nieuw hotel ontwerpen of de uitbreiding of de renovatie van een bestaand hotel uitvoeren. Brandveiligheidssystemen die niet permanent in werking zijn en niet op een automatische werking berusten, bv. brandvertragende delen en branddeuren. De werkelijke afstand die een persoon dient af te leggen in het gebouw om de dichtstbijzijnde uitgang te bereiken. Dit kan een uitgang zijn naar een vluchttrap
Rookcontrolesysteem
Technische normen
Toevluchtsoord
of direct naar buiten. De reisweg moet de inrichting van wanden en fittingen mogelijk maken. Een systeem dat mechanisch kan zijn of natuurlijk, die de beweging van de rook kan controleren in het gebouw of een plaats. Afhankelijk van het systeem kan het mechanische ventilatoren bevatten, ramen die open kunnen of branddeuren of een combinatie van beide. Verschillende technische documenten die de eisen beschrijven voor het ontwerp en de constructie van gebouwen, en voor het ontwerp, de installatie en het onderhoud van het brandveiligheidssysteem, alsook de procedures die moeten gevolgd worden. Een gebied dat omsloten is door een brandwerende constructie, zoals een lobby die is aangewezen voor gebruik door personen met een handicap die niet in de mogelijkheid zijn om zonder hulp te ontsnappen tijdens een brandevacuatie.