Brandveiligheid kamerverhuurpanden in Deventer
Vera Terlouw BSN 180975195 Leergang Adviseur Beleid en Bestuur Opdracht 3 Schrijven adviesnotitie 28 november 2011
Samenvatting De aanleiding voor dit onderzoek komt voort uit bevindingen en eerste resultaten van de Kamerverhuurregeling die in 2008 van kracht is gegaan, met als doel de leefbaarheid in de wijken te vergroten en woonruimtevoorraad op peil te houden. Onderdeel van de regeling is de Huisvestingsverordening die regelt dat eigenaren een omzettingsvergunning nodig hebben om kamers te mogen verhuren. Tijdens de handhaving in de pilotwijken, bleken de voorschriften met betrekking tot brandveiligheid in de kamerverhuurpanden onvoldoende nageleefd te worden. Dat leidt soms tot erg onveilige situaties en grote werkdruk bij de toezichthouders en juristen. De opdrachtgever, F. Stein (clustermanager Veiligheid, Toezicht en Vergunningen), wil met dit onderzoek een advies krijgen over in te zetten instrumenten om het brandveiligheidbewustzijn te verhogen, zodat eigenaren, verhuurders en huurders uit eigen beweging brandveiligheidsvoorzieningen treffen en brandveilig gedrag vertonen. Het effect zal zichtbaar zijn in het naleefgedrag. Per 1 januari 2012 zal de Huisvestingsverordening van de hele gemeente van kracht worden, waardoor de noodzaak groter wordt. De volgende onderzoeksvraag is geformuleerd en onderzocht: “Welke interventies kunnen we bij eigenaren, verhuurders en huurders van kamerverhuurpanden inzetten om het (brand)veiligheidsbewustzijn te verhogen, zodanig dat dit bewustzijn zichtbaar wordt in brandveilig gedrag? Het onderzoek is gedaan door middel van interviews, deskresearch en literatuuronderzoek. Het aantal kamerverhuurpanden in de hele gemeente is onderzocht met behulp van GBA-uitdraaien. Met behulp van de uitkomsten is een netwerkanalyse gemaakt, waarbij de diverse belangen en percepties duidelijk worden. De veranderde wet- en regelgeving die in 2012 van kracht gaat, is samengevat en kan als input gebruikt worden voor de implementatie van de adviezen. Diverse beleidsalternatieven zijn genoemd als mogelijke oplossingen, onderverdeeld in juridische, economische en communicatieve beleidsinstrumenten. Door de deelvragen te beantwoorden is het uiteindelijke beleidsadvies geformuleerd, waarmee de onderzoeksvraag beantwoord is. Het beleidsadvies aan de gemeente Deventer is: 1. Ontwikkel een systeem van zelfcontrole; 2. Ontwikkel een beloningssystematiek; 3. Beschrijf een communicatiestrategie en ontwikkel de bijbehorende middelen.
| Samenvatting
2
Inhoudsopgave
Samenvatting ........................................................................................................................................... 2 Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 3 1
Inleiding ........................................................................................................................................... 4
2
Huidige en gewenste situatie ........................................................................................................... 5
3
4
5
2.1
Aanleiding Kamerverhuurregeling ........................................................................................... 5
2.2
Huisvestingsverordening 2008 ................................................................................................ 5
2.3
Huisvestingsverordening 2010 ................................................................................................ 7
2.4
Problematiek huidige situatie ................................................................................................... 7
2.5
Gewenste situatie .................................................................................................................... 9
Het onderzoek ............................................................................................................................... 10 3.1
Onderzoeksvragen ................................................................................................................ 10
3.2
Onderzoeksmethoden ........................................................................................................... 10
3.3
Onderzoeksuitkomsten .......................................................................................................... 11
Beleidsalternatieven ...................................................................................................................... 18 4.1
Juridische beleidsalternatieven ............................................................................................. 18
4.2
Economische beleidsalternatieven ........................................................................................ 19
4.3
Communicatieve beleidsalternatieven ................................................................................... 20
Conclusies en advies ..................................................................................................................... 22 5.1
Beantwoording deelvragen .................................................................................................... 22
5.2
Beleidsadviezen..................................................................................................................... 25
5.3
Aanbevelingen ....................................................................................................................... 27
Bijlage 1
Relevante wetgeving kamerverhuur .................................................................................. 28
Bijlage 2
Interviewvragen ................................................................................................................. 43
Bijlage 3
Bronvermelding .................................................................................................................. 45
| Inhoudsopgave
3
1
Inleiding
Een sterk verwaarloosd pand, een ‘kamer’ in een berging van een flatgebouw, brandonveilige bedrading, geluidsoverlast, illegale overbewoning en uitkeringsfraude zijn zaken die de toezichthouders de afgelopen jaren zijn tegengekomen in het project Kamerverhuur in een aantal aandachtswijken in Deventer. Genoeg reden voor het gemeentebestuur om het project voort te zetten en zelfs uit te breiden naar de gehele gemeente Deventer. In 2008 is de Kamerverhuurregeling van Deventer inwerking getreden, waarin onder andere geregeld is dat er een vergunning aangevraagd moet worden om kamers te kunnen verhuren. De doelstelling van de Kamerverhuurregeling is het naleven van de wettelijke eisen en voorschriften van alle kamerverhuurpanden in Deventer, zodat de leefbaarheid wordt verbeterd en de woningvoorraad op peil blijft. In eerste instantie gold de vergunningplicht alleen voor de wijk Voorstad Oost en in 2009 werd dat uitgebreid naar twee andere wijken. In 2012 zal de Huisvestingsverordening voor de hele gemeente gaan gelden. Met deze uitbreiding moet goed bekeken worden hoe de beschikbare middelen doelmatig en doeltreffend ingezet kunnen worden, om aan bovengenoemde doelstelling te kunnen blijven voldoen. Een belangrijk aspect van de wettelijke eisen en voorschriften zijn de brandveiligheidsvoorschriften van kamerverhuurpanden, bewoond door meer dan vier personen. Uit de praktijk blijkt het met de brandveiligheid vaak slecht gesteld te zijn, terwijl dat een belangrijk aspect is voor de leefbaarheid en gevoelens van veiligheid voor bewoners en omwonenden. De inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012, de uitbreiding van de Huisvestingsverordening van Deventer en de vele overtredingen van de brandveiligheidsvoorschriften in de aandachtswijken, is aanleiding geweest voor F. Stein (clustermanager Veiligheid, Toezicht en Vergunningen) een onderzoeksopdrachtopdracht te geven naar interventies die het brandveiligheidbewustzijn kunnen vergroten. Onderliggende notitie beschrijft de bevindingen van dat onderzoek en brengt een advies uit op welke wijze de gemeente proactief het brandveiligheidbewustzijn kan verhogen bij eigenaren, verhuurders en huurders van kamerverhuurpanden. Leeswijzer In hoofdstuk 2 is een beeld geschetst van de huidige en gewenste situatie, gebaseerd op ervaringen van de afgelopen drie jaar, opvattingen van geïnterviewden en landelijke onderzoeken met betrekking tot brandveiligheid. In hoofdstuk 3 is de opzet van het onderzoek toegelicht en zijn de relevante bevindingen samengevat. Hoofdstuk 4 geeft een aantal keuzemogelijkheden in beleidsinstrumenten weer, die ingezet kunnen worden ten behoeve van de doelstelling. Vervolgens zijn in hoofdstuk 5 de conclusies en aanbevelingen beschreven met betrekking tot de beleidsinstrumenten en het werkproces. Daarna volgen de bijlagen. In bijlage 1 geeft een overzicht van de relevante wet- en regelgeving. Het gaat om de relevante artikelen uit het Bouwbesluit 2012 en de Huisvestingsverordening 2012. In bijlage 2 zijn de interviewvragen voor de interne samenwerkingspartners beschreven. In bijlage 3 de interviewvragen voor de eigenaren en verhuurders beschreven. In bijlage 4 geeft een overzicht van de gebruikte bronnen.
|1
Inleiding
4
2
Huidige en gewenste situatie
In de afgelopen jaren is er veel ervaring opgedaan met de aanpak, uitvoering en strategie van de Kamerverhuurregeling. Dat heeft tot aanpassingen en uitbreiding van de Huisvestingsverordening geleid. Door ‘trial and error’ is het huidige proces van toezicht en handhaving tot stand gekomen. In dit hoofdstuk is de totstandkoming van de Kamerverhuurregeling nader toegelicht om een goed beeld te kunnen schetsen van de problematiek en de werkwijze van de gemeente. Tot slot is het kader voor de gewenste situatie beschreven.
2.1
Aanleiding Kamerverhuurregeling
Deventer is een stad van bijna 100.000 inwoners met verschillende kernen en gebieden. Naast de oude stadskern en woonwijken in Deventer, horen ondermeer de voormalige gemeenten Diepenveen en Bathmen tot de gemeente. Vooral in de oudere woonwijken en het centrum komt kamerverhuur voor. Het gaat bij kamerverhuur om eengezinswoningen of appartementen, die in zijn totaliteit kamergewijs worden verhuurd, tot reguliere studentenhuisvesting en zeer kleinschalige kamerverhuur. Eigenaren van de kamerverhuurpanden zijn particulieren, woonbemiddelingsbureaus of woningstichtingen. Huurders van kamers zijn heel divers, zoals alleenstaanden, gezinnen, ouderen, studenten, verslaafden, illegalen en alles wat daar tussenin zit. Het aandeel studenten is vrij groot, aangezien in Deventer een locatie van de Saxion Hogeschool gevestigd is, waar ongeveer 3600 studenten onderwijs volgen. De afgelopen jaren heeft een toename van het aantal kamerverhuurpanden in de oudere wijken tot een verslechtering van de sociale structuur en leefbaarheid in de wijk geleid. Deze toename van het aantal kamerverhuurpanden heeft tot een afname van het aantal betaalbare huur- en koopwoningen geleid. Daardoor komt het behoud en de samenstelling van de woonruimtevoorraad in het gedrang. In 2007 heeft een aantal buurtwerkgroepen uit Voorstad Oost het initiatief genomen richting de gemeente met het verzoek om maatregelen te treffen, ten aanzien van de overlast door kamerverhuurpanden. In de toen geldende regelgeving waren te weinig handvatten om als gemeente doeltreffend te kunnen optreden richting de overlastgevende kamerverhuurpanden. Daarom is uit zorg voor de leefbaarheid en het behoud van de woningvoorraad, door de gemeenteraad op 12 maart 2008 de Huisvestingsverordening Deventer vastgesteld voor de wijk Voorstad Oost. Gelijktijdig heeft het college het “Plan van aanpak leefbaarheid Voorstad Oost” vastgesteld. Gezamenlijk vormen de Huisvestingsverordening Deventer en het Plan van aanpak de “Kamerverhuurregeling”. In de regeling is vastgesteld dat alle kamerverhuurpanden aan alle wettelijke voorschriften dienen te voldoen, voordat zij een omzettingsvergunning krijgen.
2.2
Huisvestingsverordening 2008
In 2008 is de eerste Huisvestingsverordening inwerking getreden. De belangrijkste voorschriften uit deze regeling zijn: Een kamerverhuurpand is (een deel) van een gebouw waarin onzelfstandige woonruimte wordt verleend aan 2 of meer personen; Voor de omzetting van een zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte is een omzettingsvergunning nodig wanneer een pand wordt verhuurd aan 3 of meer personen of, indien de eigenaar ook in het pand woont, 2 of meer personen; In het belang van het behoud en samenstelling van de woonruimtevoorraad is er een maximum gesteld van 10% aan kamerverhuurpanden per postcodegebied; Het kamerverhuurpand moet voldoen aan de voorschriften zoals gesteld in de Woningwet, het Bouwbesluit 2003, de Bouwverordening Deventer en het Besluit brandveilig gebruik gebouwen; Eigenaren van panden die voor inwerkingtreding van de Huisvestingsverordening aantoonbaar kamers verhuurde, konden een beroep doen op het overgangsrecht en werd er niet getoetst aan de 10%-norm. Om de Huisvestingsverordening te kunnen handhaven, is er een inventarisatie gemaakt van de 1 mogelijke kamerverhuurpanden in Voorstad Oost. Uit GBA -gegevens is een lijst gemaakt met adressen waar vermoedelijk kamerverhuur plaats vond. Samen met de panden die vanuit 1
Gemeentelijke basisadministratie
|2
Huidige en gewenste situatie
5
overgangsrecht zich konden registreren, is een lijst van te controleren panden samengesteld. In totaal ging het om 66 panden in Voorstad Oost. De eigenaren van deze panden zijn schriftelijk geïnformeerd over de vergunningplicht en de voorwaarden waaraan voldaan moest worden. Tevens is er informatie verspreid door middel van de huis-aan-huisbladen. De afdeling Toezicht zorgde voor de toezicht op de naleving van de Kamerverhuurregeling. De capaciteit van de toezichthouders werd geborgd in het Handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP). Tevens zijn er werkafspraken gemaakt met de sociale recherche, medewerkers Publiekszaken en de brandweer, zodat een integrale aanpak van de kamerverhuurpanden mogelijk werd. Er is een meldpunt georganiseerd waar burgers terecht konden met klachten. Met de politie en het OM werden afspraken gemaakt over eventuele hulp bij dreigende of acute situaties. In de handhavingstrategie werd afgesproken dat er gestart zou worden met een straat, waarvan de panden in erg slechte staat waren. De panden werden onderverdeeld in prioriteit 1, 2 en 3, waarbij de panden met prioriteit 1 in slechtste staat waren. Deze panden werden als eerste voor een tweede maal bezocht. Indien uit klachten of meldingen bleek dat er elders een acute situatie zou bestaan, kreeg deze locatie voorrang bij de toezichthouder. Alle controles werden vooraf kenbaar gemaakt via een schriftelijke aankondiging. Er werd vooral gecontroleerd op voorschriften die betrekking hebben op de veiligheid en leefbaarheid. Daarnaast werd gecontroleerd of de GBA-gegevens actueel waren en of er sprake was van uitkeringsfraude. Bij de tweede controle werd vervolgens ook op andere wet- en regelgeving gecontroleerd, zoals bijvoorbeeld het bestemmingsplan. Door het systematisch controleren van straten, was de verwachting dat andere huiseigenaren zelf aan de slag zouden gaan met de kamerverhuurpanden om aan de regelgeving te kunnen voldoen. In de praktijk bleek dat dit wel gold voor de welwillende eigenaar, maar niet voor de eigenaren van de overlastgevende panden. Uitkomsten evaluatie In 2008 en 2009 zijn er evaluaties gehouden, door middel van ervaringen van de toezichthouders en een enquête onder buurtbewoners. De belangrijkste uitkomsten van de evaluaties zijn: De communicatie richting de eigenaren kan beter met betrekking tot: o Informatie over de vormvereisten van een vergunningaanvraag. De aanvragen voor een omzettingsvergunning waren vaak onvolledig, waardoor een aanvraag niet in behandeling kon worden genomen; o Informatie over de gebruikseisen. Het was veel eigenaren niet duidelijk, dat aan minimale bouw- en brandtechnische eisen voldaan moest zijn, voordat het pand als kamerverhuurpand in gebruik werd genomen ondanks dat er een vergunning was verleend. o Informatie over de bouwtechnische en brandveiligheidseisen. Pas bij de handhaving wordt de eigenaar bewust van de geldende wet- en regelgeving. Het kan veel werk, problemen en frustratie voorkomen, indien meer aandacht hieraan besteed wordt voor en tijdens het proces van vergunningverlening. o Informatie in andere talen. Veel eigenaren zijn van niet-Nederlandse afkomst en begrijpen de reguliere informatiemiddelen niet. Uit de controles bleek dat er vooral niet voldaan werd aan voorschriften met betrekking tot ventilatiemogelijkheden en de brandveiligheid. De toegang tot alle kamers is niet altijd mogelijk geweest bij de eerste controle, waardoor een onvolledige controle had plaats gevonden. In sommige gevallen is zelfs een derde controle nodig geweest om volledige toegang te krijgen. Als gevolg van de overgangsregeling zijn er in 9 postcodegebieden een overschrijding van de 10% norm. Tijdens de overgangsregeling werd niet getoetst of er al 10% kamerverhuurpanden waren, daardoor zijn er nu gebieden waar meer dan 10% kamerverhuurpand is met de nodige risico’s op overlast. Daarnaast blijft er weinig ruimte over voor het vergunnen van nieuwe kamerverhuurpanden. De vergunning is pandgebonden, daarmee ontstaat een statische situatie en wordt de leefbaarheid in dat gebied niet verbeterd. Buurtbewoners geven aan dat ze verschuivingeffecten van de (overlast van) kamerverhuurpanden waarnemen richting andere wijken en dat wordt in het GBA bevestigd. Na een jaar zijn er positieve effecten waarneembaar. Buurtbewoners en de wijkagent geven aan dat het in de wijk rustiger is geworden.
|2
Huidige en gewenste situatie
6
Na iedere controle zijn eigenaren op de hoogte gebracht van de bevindingen en eventuele tekortkomingen. In het eerste jaar zijn er enkele voornemens tot het overwegen van bestuurlijke maatregelen verstuurd. Opvallend veel eigenaren kozen er voor om terug te gaan naar een maximum van 4 huurders om de strenge brandveiligheidseisen uit het Gebruiksbesluit te voorkomen. Periodieke hercontrole van deze panden is noodzakelijk om dat te toetsen. Tijdens controles waren een aantal panden in gebruik voor de huisvesting van buitenlandse werknemers, maar vielen niet onder de Huisvestingsverordening aangezien het gaat om tijdelijke huisvesting voor hen. Deze panden veroorzaken wel veel overlast en op grond van het bestemmingsplan kunnen de eigenaren hierop worden aangesproken. Dat geeft een verschuiving van deze mensen en lost het probleem niet structureel op. Eigenaren proberen de regels te ontlopen door van de kamers zelfstandige studio’s te maken. Vergunningverleners moeten alert zijn op dergelijke vergunningaanvragen. Niet alle overlast is op te lossen door de Huisvestingsverordening, zoals de overlast als gevolg van overbewoning (geluidsoverlast, verkeerd aangeboden afval, slecht onderhouden panden etc). Om deze overlast beter tegen te gaan, is samenwerking met andere disciplines nodig, zoals team Toezicht (BOA’s) en milieutoezicht.
2.3
Huisvestingsverordening 2010
Naar aanleiding van bovengenoemde evaluaties van de Kamerverhuurregeling is op 2 december 2009 besloten om de Huisvestingsverordening te wijzigen en tevens van toepassing te verklaren op de Oude Schil en Rivierenwijk om ook de verschuivingeffecten te kunnen aanpakken. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de Huisvestingsverordening 2008 zijn: Het werkingsgebied is uitgebreid naar de wijken Oude Schil en Rivierenwijk; De omzettingsvergunningen voor panden in de Oude Schil en Rivierenwijk zijn persoonsgebonden, niet overdraagbaar en gelden maximaal 5 jaar. Uitkomsten evaluatie In 2010 is een derde evaluatie gehouden, waarin de eerste ervaringen met de nieuwe Huisvestingsverordening beschreven staan. De belangrijkste uitkomsten van deze evaluatie, aanvullend op de vorige evaluaties, zijn: In tegenstelling tot Voorstad Oost waren er, tot het moment van schrijven van de evaluatie, 13 bezwaarschriften tegen (het weigeren van) vergunningen ingediend. Daarnaast was er 1 bezwaarprocedure tegen een last onder dwangsom en 15 bezwaren tegen de legesaanslagen. Deze bezwaarschriften gaven een onvoorziene, zware wissel op de juridische capaciteit. Relatief werden er weinig uitkeringsfraude of andere criminele activiteiten geconstateerd. Afstemming en opvolging van informatie met de politie kon in deze zaken beter. Op veel adressen werd er veel GBA-‘vervuiling’ aangetroffen. Uit de bewonersenquête kwam een wisselend beeld over effecten en resultaten. Als algemene conclusie kan wel getrokken worden dat de meerderheid van mening is dat de regeling moet blijven bestaan en naar de hele stad zou moeten worden uitgebreid. Er treden nog steeds verschuivingeffecten naar andere delen in de stad op.
2.4
Problematiek huidige situatie
Naar aanleiding van de ervaringen van de afgelopen jaren, kan de conclusie getrokken worden dat bij een eerste controle van een kamerverhuurpand er altijd wel voorschriften zijn die niet nageleefd worden. Tijdens de controles van kamerverhuurpanden met 4 of meer personen blijkt dat geen enkel pand voor 100% voldoet aan de gestelde brandveiligheidsvoorschriften en er altijd een of meerdere hercontroles nodig is. Dat geeft aan dat brandveiligheid bij eigenaren, verhuurders en huurders ogenschijnlijk niet hoog op de agenda staat en er op dit moment in alle kamerverhuurpanden brandonveilige situaties bestaan. In afbeelding 1 is een voorbeeld getoond, van een situatie die door een inspecteur van de brandweer is geconstateerd tijdens een controle. Brandveiligheidsvoorschriften worden als last ervaren. Dat deze voorschriften gesteld worden om gevaarlijke situaties, schade en slachtoffers te verminderen wordt niet (h)erkend. Dit is een zorgelijke constatering, gezien het feit dat juist kamerverhuurpanden extra risico lopen bij brandincidenten. Bewoners hebben niet vanzelfsprekend een sociale band met elkaar, waardoor de kans bestaat dat ze elkaar niet tijdig alarmeren bij incidenten. |2
Huidige en gewenste situatie
7
Afbeelding 1 Praktijkvoorbeeld onveilige situatie kamerverhuurpand
In tabel 1 is een overzicht opgenomen met de resultaten van het project tot nu toe. Naar aanleiding van het GBA-onderzoek waren 352 adressen aangeschreven als vermoedelijk kamerverhuurpanden. Het uiteindelijke aantal kamerverhuurpanden is 230 (aantal vergunningen plus de illegale panden). Dat is 65% van het totale aantal. In drie jaar tijd zijn 284 kamerverhuurpanden gecontroleerd (ongeveer 80% van het totaal aantal vermoedelijke kamerverhuurpanden). Dat komt neer op 95 panden per jaar met de huidige bezetting en werkwijze. In de overgangsregeling was niet geregeld dat er leges berekend moeten worden voor de omzettingsvergunningen. Op dit moment worden alleen leges (€1050) geheven over reguliere omzettingsvergunningen. In de nieuwe Huisvestingsverordening is dat aangepast en wordt over iedere omzettingsvergunning (overgangsregeling en regulier) leges geheven. In totaal is er €45.000 aan leges ontvangen.
2
Totaal aantal vermoedelijke kamerverhuurpanden
Aantal gecontroleerde panden
Vergunningen overgangsrecht
Vergunningen regulier
Opbrengsten leges
> 4 personen
Illegale panden (zonder omzettingsvergunning)
Tabel 1 Overzicht kamerverhuurpanden in de drie pilotwijken (peildatum 1 september 2011)
Oude Schil
156
103
40
21
€ 21.000
12
48
Rivierenwijk
145
130
57
18
€ 18.000
7
10
Voorstad Oost
51
51
29
6
€ 6.000
10
1
Totalen
352
284
126
45
€ 45.000
29
59
2
Op basis van gegevens van S. Dul (jurist) en P. van Houts (toezichthouder) gemeente Deventer
|2
Huidige en gewenste situatie
8
De gemeente wil met de Huisvestingsverordening de leefbaarheid in de wijken waarborgen, de woonruimtevoorraad op peil houden en verschuivingproblemen in de gemeente voorkomen. Om verschuivingproblemen te voorkomen wordt met ingang van 1 januari 2012 de Huisvestingsverordening aangepast worden, zodat de voorschriften voor de hele gemeente gaan gelden. Een andere belangrijke aanpassing is het verlagen van de 10%-norm naar maximaal 7,5% aan kamerverhuurpanden per postcodegebied voor nieuwe aanvragen. Met de uitbreiding van de werkingssfeer neemt het aantal kamerverhuurpanden ook navenant toe, terwijl er geen structurele verhoging van het huidige budget van €150.000 toegewezen is. Alleen in 2012 is er een incidentele verhoging van €100.000. Dat betekent op dit moment nog geen structurele formatie-uitbreiding, waardoor een forse toename van de doorlooptijd (de tijd waarin alle kamerverhuurpanden ten minste eenmaal gecontroleerd kunnen worden) ontstaat. Dat is onwenselijk voor de eigen organisatie, maar zeker ook voor de brandveiligheid van de bewoners en omwonenden van kamerverhuurpanden.
2.5
Gewenste situatie
In de gewenste situatie hebben eigenaren van kamerverhuurpanden een hoog brandveiligheidbewustzijn, zodanig dat zij op eigen initiatief alle maatregelen nemen in hun panden om aan de wet- en regelgeving met betrekking tot de brandveiligheid te voldoen. Bovendien stimuleren eigenaren hun huurders om hun kamer en de gezamenlijke ruimtes brandveilig te (onder)houden. Het resultaat is een veilige leef- en woonomgeving voor huurders en omwonenden van kamerverhuurpanden. Kamerverhuurpanden zijn goede investeringen, aangezien een veilig pand makkelijker verkoopt dan onveilige panden. Eigenaren voldoen vanuit intrinsieke motivatie aan alle wet- en regelgeving met betrekking tot brandveiligheid. Door de proactieve houding van eigenaren, verhuurders en huurders is er minder tijd nodig om de kamerverhuurpanden te controleren, waardoor de doorlooptijd verminderd kan worden. Een omzettingsvergunning wordt afgegeven voor 5 jaar en met een snellere doorlooptijd kan ieder pand ten minste eenmaal per 5 jaar gecontroleerd worden. Huurders zijn tevreden over de inspanningen van de eigenaar, waardoor er minder klachten zijn en huurders graag een kamer willen huren bij de betreffende eigenaar. Het bestuur is tevreden, omdat kamerverhuurpanden in hun gemeente voldoen aan de wet- en regelgeving. En dit is bereikt doordat eigenaren, verhuurders en huurders bewust zijn van hun eigen verantwoordelijkheid en niet alleen door wet- en regelgeving op te leggen. Tot slot heeft een veilige kamer minder kans op een (brand)incident dat op de langere termijn kostenbesparend is voor alle partijen. Kosten worden bespaard op eventuele herstelwerkzaamheden, maar ook door het voorkomen van civielrechtelijke en strafrechtelijke procedures als gevolg van ernstige nalatigheid door de eigenaar en/of de gemeente.
|2
Huidige en gewenste situatie
9
3
Het onderzoek
3.1
Onderzoeksvragen
Op basis van de beschreven problematiek en de gewenste situatie is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: Welke interventies kunnen we bij eigenaren, verhuurders en huurders van kamerverhuurpanden inzetten om het (brand)veiligheidsbewustzijn te verhogen, zodanig dat dit bewustzijn zichtbaar wordt in brandveilig gedrag? Om tot een goede beantwoording van deze vraag te komen, zijn de volgende deelvragen geformuleerd: 1. Welke factoren zijn van invloed op het niet naleven van wet- en regelgeving met betrekking tot de brandveiligheid? a) Welke kenmerken van de betreffende eigenaren, verhuurders en huurders zijn er te benoemen? b) Wat is de huidige kennis over en houding ten opzichte van wet- en regelgeving met betrekking tot brandveiligheid en brandveilig gedrag? 2. Welke interventies zijn te benoemen die het (brand)veiligheidsbewustzijn kunnen verhogen en welke passen bij de doelgroep? 3. Welke gevolgen hebben de interventies op de huidige werkprocessen met betrekking tot toezicht en handhaving? 4. Wat is er nodig om naar de gewenste situatie te komen? De onderzoeksvragen zijn gericht op de brandveiligheid, waardoor vooral de problematiek met betrekking tot kamerverhuur voor vijf of meer personen relevant is. Brandveiligheid is echter een onderdeel van de gehele Kamerverhuurregeling, waardoor het onderzoek breder is getrokken dan in het plan van aanpak beschreven.
3.2
Onderzoeksmethoden
Door middel van de volgende onderzoeksmethoden is getracht tot een beantwoording van de onderzoeksvraag en deelvragen te komen: 1. Deskresearch gemeente Deventer Het project Kamerverhuur bestaat sinds 2008 in Deventer. De beschikbare (interne) informatie, zoals een plan van aanpak en diverse evaluaties, is gebruikt voor de beschrijving van de huidige en de gewenste situatie. 2. Relevante wet- en regelgeving Om tot goede beleidsinstrumenten te komen is het van belang inzichtelijk te hebben welke wet- en regelgeving nu van toepassing is bij kamerverhuur. Op 1 april 2012 verandert het Bouwbesluit aanzienlijk, waardoor de beschikbare informatie met betrekking tot kamerverhuur niet meer van toepassing is. 3. Literatuuronderzoek Bij de onderzoeksvraag gaat het om het veranderen van gedrag bij het naleven van regels. In de loop der jaren zijn er diverse wetenschappelijke onderzoeken gedaan naar methoden om gedrag te beïnvloeden en naleving van wet- en regelgeving te verhogen. De gevonden inzichten met betrekking tot gedragsbeïnvloeding en handhaving zijn verwerkt in de uitkomsten en de adviezen. Naast wetenschappelijke inzichten zijn ook ervaringen en ideeën uit andere gemeenten bestudeerd. Iedere gemeente geeft net weer een andere invulling aan de Huisvestingsverordening en dat geeft een gevarieerd beeld aan beleidsinstrumenten. Tot slot geven eerdere onderzoeken met betrekking tot brandveiligheid bij studentenhuizen en de kamerverhuurproblematiek ook inzichten over mogelijke beleidsrichtingen.
|3
Het onderzoek
10
4. GBA-onderzoek Tot nu toe was het project Kamerverhuur beperkt tot 3 aandachtswijken en daarmee beperkt in omvang. Bij uitbreiding naar de hele gemeente neemt het aantal kamerverhuurpanden sterk toe. Er bestaat geen betrouwbare registratie van kamerverhuurpanden, waardoor de inventarisatie handmatig is gebeurd op basis van GBA-gegevens. Voor de gehele regeling is een overzicht uitgedraaid van adressen met 3 of meer ingeschreven personen. Vervolgens zijn de adressen die hoogstwaarschijnlijk (gebaseerd op achternamen en geboortedata) bestaan uit gezinnen, samengestelde gezinnen of intramurale zorg verwijderd. De overgebleven adressen zijn vermoedelijke kamerverhuurpanden en worden ook als zodanig behandeld. De eigenaren zijn door middel van Kadastergegevens opgezocht. Bij het inwerkingtreden van de nieuwe Huisvestingsverordening worden alle eigenaren van de panden aangeschreven met informatie over de regeling. Tevens wordt met deze lijst inzichtelijk wat de omvang van de doelgroep is, zodat een inschatting gemaakt kan worden op de werkbelasting die op de gemeente af komt. 5. Interviews Intern zijn de volgende functionarissen geïnterviewd: de toezichthouder bouwen en wonen, de inspecteur risicobeheersing van de brandweer, de sociaal rechercheur, de jurist en de senior vergunningverlener. Zij zijn allen betrokken bij de huidige Huisvestingsverordening. Het doel was het achterhalen van de gemaakte werkafspraken, het proces en resultaten tot nu toe en de goede en verbeterpunten met het oog op de nieuwe Huisvestingsverordening. Er zijn drie interviews gehouden met eigenaren van kamerverhuurpanden om een indicatief beeld te krijgen van deze groep. Een eigenaar heeft diverse panden in eigendom en kan als een gemiddelde afspiegeling van de doelgroep gezien worden. Een andere eigenaar voldoet uit eigen beweging aan alle wet- en regelgeving en is daarmee een schoolvoorbeeld voor anderen. De derde eigenaar is tevens verhuurder, verbonden aan een bemiddelingsbureau. Hij weerspiegelt een categorie eigenaren (en verhuurders) die commercieel kamers verhuurt. In het plan van aanpak waren ook interviews met huurders en andere netwerkpartijen (zoals de politie) gepland. Uit diverse gesprekken, interviews en deskresearch is voldoende input gehaald om een redelijk beeld van de belangen van deze partijen te krijgen en deze in de adviezen te verwerken. In bijlage 2 zijn alle interviewvragen bijgevoegd. 6. Netwerkanalyse Op basis van alle verzamelde informatie en data is een netwerkanalyse gemaakt, waarin de referentiekaders en belangen duidelijk gemaakt zijn. De steekproefsgewijze inspectie van kamerverhuurpanden, zoals beschreven in het plan van aanpak, is vanwege werkdruk bij de toezichthouders niet uitgevoerd. De bedoeling was een steekproef te houden bij kamerverhuurpanden in de uitbreidingsgebieden, zodat we een beeld kregen van de brandveiligheid in andere wijken dan de aandachtswijken. Gezien de beperkte mogelijkheden was het niet mogelijk een betrouwbare steekproef te houden en bleek er geen meerwaarde te zijn om enkele kamerverhuurpanden te inspecteren voor het onderzoek.
3.3
Onderzoeksuitkomsten
1. Deskresearch gemeente Deventer De Kamerverhuurregeling is onderdeel van het integrale veiligheidsbeleid 2010-2014 van de gemeente Deventer. Daarmee is het een prioriteit geworden en opgenomen in het handhavingsuitvoeringsprogramma, waar specifiek capaciteit en budget gereserveerd is voor de uitvoering van het beleid. De eenheid brandweer heeft in haar jaarplan 300 uur opgenomen ten behoeve van het project Kamerverhuur. Deze uren worden gebruikt voor de controle van panden waar het nog onbekend is of er aan meer dan vier personen kamergewijs verhuurd wordt en is belegd bij één van de drie inspecteurs. In de reguliere jaarplanning van de brandweer is 250 uur gereserveerd voor de controle van kamerverhuurpanden waar tien of meer personen een kamer huren. In totaal komt dat neer op 550 uur ten behoeve van kamergewijze verhuur. Opvallend is, dat de Kamerverhuurregeling geïmplementeerd is, zonder een in detail uitgewerkt plan van aanpak en vastgestelde werkafspraken. Door voortschrijdend inzicht en ‘gewoon doen’ is |3
Het onderzoek
11
de huidige aanpak en werkwijze ontstaan, die in de praktijk als prettig ervaren wordt. Veel kennis over de Kamerverhuurregeling ligt bij individuele medewerkers en is niet geborgd in een procesbeschrijving of een ander soort compleet werkdocument. Dat geldt zowel voor de inhoud van de regeling, als voor de resultaten van het proces toezicht en handhaving. Ieder voor zich registreert wel constateringen en werkzaamheden, maar die informatie is niet aan elkaar gekoppeld. Bij het wegvallen van een of meerdere werknemers loopt de organisatie ook een risico dat er veel kennis verloren gaat. 2. Relevante wet- en regelgeving In bijlage 1 is een overzicht gegeven van de samenhang tussen alle wet- en regelgeving waar kamergewijze verhuur mee te maken heeft. In deel A zijn de belangrijkste brandveiligheidsvoorschriften uit het Bouwbesluit genoemd. In het kort komt het er op neer, dat kamerverhuurpanden met vijf of meer wooneenheden in iedere verblijfsruimte een doorgekoppelde rookmelder moet hebben of een subbrandcompartimentering met een minimale weerstand tegen branddoorslag van 30 minuten. Tevens moet er op elke bouwlaag en in de gezamenlijke keuken een gekeurd en werkend blustoestel aanwezig zijn. In deel B zijn de belangrijkste voorschriften uit de Huisvestingsverordening 2012 van de gemeente Deventer beschreven. Met deze verordening is geregeld dat kamerverhuurpanden een omzettingsvergunning nodig hebben om de kamers te mogen verhuren. In deel C is de handhavingstrategie in schema weergegeven en zijn de belangrijkste bevoegdheden voor de toezichthouders opgesomd uit het bestuursrecht. In 2010 heeft de gemeente Deventer besloten de handhavingstrategie van de provincie Overijssel over te nemen. Op hoofdlijnen wordt deze strategie in de praktijk ook toegepast. Een belangrijke constatering is, dat de voorschriften voor kamergewijze verhuur eenvoudiger en soepeler gaan worden in het Bouwbesluit 2012. Het zijn nog wel steeds de voorschriften die nu ook overtreden worden, dus dat zal het probleem niet volledig oplossen. De inschatting is wel dat het minder weerstand zal opleveren bij eigenaren, aangezien de aanpassingen minder kostbaar zijn. De definitie van kamergewijze verhuur is gewijzigd, waarvan de juridische uitleg niet voor één uitleg vatbaar is. De nieuwe definitie spreekt over vijf of meer wooneenheden in plaats van vijf of meer personen. Uit jurisprudentie zal blijken hoe de definitie uitgelegd moet worden en wat dat betekent voor de praktische uitvoering ervan. Kamerverhuurpanden met vijf of meer personen (in de huidige definitie) zijn verplicht een gebruiksmelding aan te vragen. Dat blijft ook na de wetswijziging. Op dit moment zijn nog maar 29 gebruiksmeldingen of –vergunningen (voorschrift van voor 2008) bekend. 3. Literatuuronderzoek Het literatuuronderzoek kan onderverdeeld worden in inzichten uit de wetenschap met betrekking tot gedragsbeïnvloeding, ‘best practices’ uit andere gemeenten en overige onderzoeken en informatie met betrekking tot brandveiligheid, gerelateerd aan kamergewijze verhuur. Wetenschappelijke inzichten met betrekking tot gedragsbeïnvloeding De stichting Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) heeft het rapport ‘Handhaving en gedrag’ uitgebracht, waarin acht wetenschappelijke onderzoeken samengevat zijn. Relevante uitkomsten ten behoeve van deze adviesnotitie zijn de volgende. Gedrag van mensen kun je beïnvloeden door communicatieve, juridische en/of economische instrumenten. Het meest effectief is het opleggen van een milde sanctie om het ongewenste gedrag af te leren en een instrumentale beloning om gewenst gedrag aan te leren, in combinatie met een hoge pakkans. Belangrijk is dat er na een constatering direct geconfronteerd wordt met de gevolgen van het gedrag. Instrumenten zijn het meest effectief als ze een bijdrage leveren aan het gevoel van rechtvaardiging, wederkerigheid en vertrouwen. Bij de handhavingstrategie moet ook een onderscheid gemaakt worden tussen het soort overtreder en de interventiestijl. De meeste overtredingen worden gemaakt door de typologieën ‘luxezoekers’, ‘zakelijken’ en ‘genieters’ en geven aan dat zij een stevige aanpak bij overtredingen prefereren. ‘Luxezoekers’ en ‘zakelijken’ zijn ambitieus en zijn voor een terugtredende overheid. |3
Het onderzoek
12
Zij zijn weinig onder de indruk van gezag en geldende waarden en normen. ‘Genieters’ zijn de jonge, lager opgeleide mensen. Zij zijn beïnvloedbaar door vrienden en als zij de regels overtreden is dat voor de lol. ‘Zakelijken’ zien het als sport om de regels te overtreden. Communicatie is ondersteunend voor andere handhavingsinstrumenten, maar kan ook als zelfstandig instrument gezien worden. Er zijn drie dimensies van communicatie te onderscheiden; educatieve, dreigende en normatieve communicatie. Educatieve communicatie is alleen effectief als de doelgroep behoefte heeft aan informatie en zij hun gedrag makkelijk kunnen aanpassen. De boodschap moet neutraal gebracht worden, zodat regels juist geïnterpreteerd kunnen worden en het risicobewustzijn verhoogd wordt. Dreigende communicatie is het meest effectief als er realistische informatie gegeven wordt over komende controles en de pakkans. De boodschap moet rekening houden met bestaande attitudes, neutraal en respectvol zijn en een uitvoerbaar alternatief benadrukken. Het op een neutrale wijze openbaar maken van handhavingsinformatie is al een sanctie op zich voor bedrijven. Bedrijven hebben een reputatie staande te houden en het publiceren van een overtreding kan schade veroorzaken. Belangrijk bij het openbaar maken van dergelijke informatie is dat er ook aandacht moet zijn voor ‘best practices’ en dat bedrijven mee kunnen denken over de vorm van publicatie. Normatieve communicatie is het meest krachtig, doordat het gericht is op de intrinsieke of sociale motivatie. Mensen willen niet uit de toon vallen en zullen geneigd zijn de normen van de meerderheid over te nemen. Belangrijk is dat de boodschap zich richt op de rechtvaardiging van de regelgeving en op het nalevingniveau, door middel van een zakelijke en argumentatieve aanpak. Een combinatie van alle dimensies is het meest effectief, waarbij de boodschap respectvol is, vertrouwen uitstraalt en gedeelde belangen laat zien. ‘Best practices’ uit andere gemeenten Hiervoor zijn de internetsites van de gemeentes Leeuwarden, Groningen, Amsterdam, Tilburg en Den Haag bestudeerd. De gemeenten zijn niet allemaal even vergelijkbaar qua problematiek en beleid. Er is geen complete vergelijking gemaakt, maar alleen relevante verschillen of constateringen voor dit onderzoek zijn hieronder genoemd. De websites van Den Haag en Groningen vallen op vanwege een goed bereikbare en informatieve website voor diverse doelgroepen. Leeuwarden stuurt alle eigenaren van geregistreerde kamerverhuurpanden een checklist ten behoeve van een zelfcontrole met betrekking tot brandveiligheid. De eigenaar wordt verzocht de ingevulde zelfcontrole terug te sturen met een datum waarop de eigenaar alle verbeterpunten opgelost denkt te hebben. Uit de ingevulde checklisten wordt steekproefsgewijs controles uitgevoerd. Eigenaren die de zelfcontrole niet opsturen worden gecontroleerd. Amsterdam heeft in de Huisvestingsverordening de bestuurlijke boete opgenomen, ter aanvulling op de andere handhavingsinstrumenten. Daarbij zijn de hoogtes van de boetes vastgesteld en zijn er prioriteiten gesteld welk soort overtreding voor gaat, zodat er goed keuzes gemaakt kunnen worden met betrekking tot de beschikbare capaciteit. Tilburg heeft een uitgebreide folder over brandveiligheid en kamergewijze verhuur uitgegeven, waarin de relevante wetgeving toegelicht wordt met voorbeelden en stroomschema’s. De leges verschillen enorm per gemeente en variëren tussen de €300 en €800. Overige onderzoeken en informatie met betrekking tot brandveiligheid In 2009 heeft VROM de rapportage ‘Brandveiligheid studentenhuisvesting’ opgesteld. Relevante conclusies en aanbevelingen zijn: Het kennisniveau bij studenten voor wat betreft brandveiligheid is onvoldoende. De lage respons geeft ook een indicatie van het gebrek aan aandacht voor brandveiligheid. Voorlichting kan een bijdrage leveren aan het kennisniveau, waarbij een informatiefolder of huisbezoek het meest effectief lijkt te zijn. Particuliere eigenaren zijn minder betrokken bij en hebben minder kennis over brandveiligheid, dan woningcorporaties. Niet-commerciële verhuurders hebben meer
|3
Het onderzoek
13
kennis over brandveiligheid en voldoen beter aan de regelgeving. Voorlichting door de brandweer, via folders en mailing wordt door eigenaren genoemd als wenselijk. Bij eenderde van de panden was de vluchtweg niet in orde (in gebruik en het ontbreken van een tweede vluchtweg/doorgekoppelde rookmelders). Meer dan de helft van de studentenpanden voldoen niet aan de belangrijkste brandveiligheidseisen. Bij 10% was de situatie zo onveilig dat direct maatregelen nodig waren. SEO economisch onderzoek heeft in 2010 een rapportage ‘Investeren in brandveiligheid’ opgesteld, waarin een maatschappelijke kosten-batenanalyse is gemaakt met betrekking tot woningbranden. Er is een vergelijking gemaakt op basis van drie alternatieven: alle woningen voorzien van sprinklers, een stimuleringsregeling voor rookmelders en brandveilig leven. De rapportage beschrijft ook de oorzaken en achtergronden van woningbranden. “De verschillende deskundigen zijn van mening dat veel branden veroorzaakt worden door onveilige handelingen door mensen. Dat betekent dat door het vergroten van het veiligheidsbewustzijn en de daarmee samenhangende gedragsverandering een verlaging van het aantal woningbranden te behalen is. Zo geven deskundigen aan dat fysieke maatregelen, zoals het aanschaffen en ophangen van rookmelders, vaak effectief toegepast worden als eerst het veiligheidsbewustzijn is vergroot. Uit diverse onderzoeken blijkt dat het kennisniveau over brandveiligheidsmaatregelen redelijk hoog is. Het kennisniveau over de oorzaken en ernst van brand kan echter nog verbeterd worden. Belangrijker nog is dat volgens de onderzoeken en volgens de deskundigen veel mensen een nonchalante houding hebben ten aanzien van brandgevaar. Mensen zien brand als iets dat hen niet zal overkomen. Dat is een belangrijke factor voor het niet treffen van brandveiligheidsmaatregelen en brandveilig gedrag. Het voorkomen van brand is de primaire oplossing voor het terugdringen van het aantal woningbranden. Dat betekent dat mensen geleerd moet worden hoe zij brandgevaarlijke situaties kunnen voorkomen. Volgens de diverse deskundigen is hier nog veel winst te behalen.(…..) Een andere veelgenoemde doelgroep zijn de 'kamerbewoners'/studenten. Opvallend hierbij is vooral dat respondenten aangeven dat deze doelgroep geen groter risico vormt en ook niet vaker dan andere doelgroepen in de statistiek voorkomt. De focus op deze doelgroep is vooral gebaseerd op beeldvorming en politieke aandacht. Respondenten geven daarbij ook aan dat juist studenten een slecht te bereiken doelgroep zijn in campagnes. Het zou volgens hen effectiever zijn om de aandacht te richten op de ouders van kamerbewoners. De laatste veel genoemde doelgroep zijn de allochtone en benedenmodale groepen. Met name de allochtonen binnen de benedenmodale klasse lopen meer risico. Dit komt doordat de penetratie van rookmelders binnen deze groep nog eens extra laag is ten opzichte van het rookmelderbezit binnen de benedenmodale klasse. Daarnaast blijkt uit Brits onderzoek dat in wijken met een lagere welstand er tot 2,5 keer meer woningbranden zijn dan in 'rijkere' wijken.” Belangrijkste conclusie van bovengenoemd onderzoek is, dat brandveilig leven de beste resultaten geeft (meer baten dan kosten). Brandveilig leven is in dit onderzoek gedefinieerd als het geven van voorlichting door huisbezoeken van preventiemedewerkers. Dat hoeft overigens niet per se een medewerker van de brandweer te zijn. 4. GBA-onderzoek Er bestaat geen registratie van kamerverhuurpanden in de gemeente Deventer, behalve de omzettingsvergunningen in de drie pilotwijken en gebruiksmeldingen (29 in totaal) van panden met meer dan 4 personen. Om het aantal en soort kamerverhuurpanden in beeld te brengen, is een inventarisatie nodig vanuit het GBA. Alle adressen waar drie of meer personen staan ingeschreven zijn gefilterd. Vervolgens kan aan de hand van achternamen en geboortedata beoordeeld worden of het een vermoedelijk kamerverhuurpand is. Dit systeem is niet waterdicht (bijvoorbeeld samengestelde gezinnen, GBA-vervuiling en illegale bewoning), maar geeft wel een indicatie. Vervolgens zijn voor de adressen via het Kadaster de gegevens van de eigenaar gevonden, zodat een aanschrijving en verificatie mogelijk is. In tabel 2 is een overzicht gegeven van de relevante uitkomsten.
|3
Het onderzoek
14
Vermoedelijke doorlooptijd in jaren bij zelfde aanpak
Geschatte opbrengsten leges (65% van het totaal)
Geschat daadwerkelijk aantal (65% van het totaal)
Vermoedelijke aantal obv GBA-gegevens
Tabel 2 Uitkomsten GBA-onderzoek (peildatum 1 juli 2011)
Kamerverhuurpanden (volgens Huisvestingsverordening)
1000
650
€ 682.500
11
Kamerverhuurpanden van 5 of meer personen
218
142
€ 148.785
2
5. Interviews Interne medewerkers Ondanks dat maar vijf verschillende functionarissen geïnterviewd zijn, kan op hoofdlijnen de volgende rode draad getrokken worden. De onderlinge samenwerking wordt als goed ervaren. Afspraken worden in onderling overleg gemaakt en medewerkers stellen zich over het algemeen flexibel op. Er zijn bij de start van het project geen heldere resultaat- en werkafspraken gemaakt. In het initiële plan van aanpak is op hoofdlijnen de aanpak toegelicht. Medewerkers hebben zelf doelen en prioriteiten gesteld en met elkaar (mondeling) afspraken gemaakt. Daar waar juridisch onduidelijkheid ontstaat, worden zaken wel vastgelegd. Medewerkers registreren hun constateringen allemaal in eigen systemen. Die informatie wordt desgevraagd wel gedeeld, maar er is geen eenduidig informatie- en registratiesysteem voor alle processtappen. Op het gebied van brandveiligheid zijn de meeste overtredingen met betrekking tot de brand- en rookcompartimentering in combinatie met een brandmeldinstallatie of gekoppelde rookmelders. Bijna geen enkel pand heeft een gebruiksmelding gedaan. Tevens zijn de verplichte blusmiddelen vaak niet in orde. De inschatting van de toezichthouders is, dat in 95% van de gevallen eigenaren bewust de voorschriften overtreden, omdat ze de aanpassingen te duur vinden om aan de eisen te voldoen. De controles worden uitgevoerd met ten minste twee medewerkers, indien mogelijk. Dat heeft te maken met specifieke bevoegdheden en kennis, maar ook uit het oogpunt van veiligheid. De sociaal rechercheur gaat niet altijd mee, maar controleert wel altijd het adres op uitkeringen en de GBA-inschrijvingen. Gemiddeld wordt ieder kamerverhuurpand tweemaal gecontroleerd. De ervaring leert dat de slechtste panden in eigendom of beheer zijn bij een paar kamerverhuurbedrijven met vaak Turkse eigenaren. Huurders geven enerzijds aan dat ze blij zijn dat er wat gedaan wordt aan de brandveiligheid, maar tegelijkertijd constateren de toezichthouders dat zij zelf ook weinig acties ondernemen om hun kamer brandveilig te maken. Medewerkers geven aan dat toezicht en handhaving van kamerverhuurpanden een continu proces is en voortdurend aandacht behoeft. Men maakt zich ook zorgen over de grote werkdruk die door de nieuwe Huisvestingsverordening gaat ontstaan. Er zijn nog geen duidelijke werkafspraken gemaakt of prioriteiten gesteld, zodat nog niet voor iedereen duidelijk is welke aanpak vanaf 2012 gaat gelden zowel voor toezicht en handhaving als voor het vergunningproces. Zeker voor de eerste drie maanden is er veel extra capaciteit nodig om de overgangsregeling te kunnen uitvoeren. Bij het verlenen van de omzettingsvergunning wordt niet altijd de vergunning volledig en op de juiste onderdelen getoetst. Teveel medewerkers vergunningen beoordelen de aanvragen en de verwarring door twee verschillende regelingen worden als mogelijke oorzaken genoemd. De processtappen voor de toetsing zijn niet geautomatiseerd waardoor medewerkers deze kennis up-to-date moeten hebben. |3
Het onderzoek
15
Incidenteel wordt een vorm van mediation toegepast bij bezwaarmakers. De ervaringen zijn heel positief. Het blijkt dat een goed gesprek over de achtergronden van de regeling en de reden van het besluit al veel weerstand weg neemt. Proactieve voorlichting over (de aanleiding van) de wet- en regelgeving, samenhang met andere projecten, bewustwording van de brandgevaren en inzicht in de kosten van brandveiligheid ontbreekt op het moment, maar wordt door alle medewerkers gezien als goede aanvulling. Medewerkers geven verder nog de volgende ideeën ter verbetering; bemiddelingsbureaus en woningstichtingen ook aanspreken op hun verantwoordelijkheden, eigenaren die het goed doen belonen, de website aanvullen en toegankelijker maken, verminderen van administratieve lasten door digitalisering, meer onaangekondigde bezoeken, de baten inzichtelijk maken en inzetten voor het werkproces en het openbaar maken van alle vergunde kamerverhuurpanden (en daarmee het percentage in een postcodegebied) via flexiweb. Eigenaren Er zijn drie verschillende eigenaren geïnterviewd, waardoor het moeilijk is een rode draad aan te geven. De meest opvallende en relevante opmerkingen zijn de volgende. Er bestaat geen netwerk of georganiseerd samenwerkingsverband tussen eigenaren. Incidenteel wordt onderling contact gezocht om informatie uit te wisselen of om huurders te helpen aan woonruimte. Men geeft aan dat het voldoen aan alle brandveiligheidsvoorschriften een grote investering vraagt. Twee geven aan dat ze niet aan de voorschriften zouden voldoen als er geen controle zou plaats vinden, omdat ze de voorschriften te streng vinden en de oplossingen te duur. Een eigenaar geeft aan dat hij eerst gaat voor comfort, dan voor veiligheid. Een eigenaar geeft aan uit eigen beweging aan de voorschriften wil voldoen vanwege het verantwoordelijkheidsbesef. De informatie over de Huisvestingsverordening en de brandveiligheidsvoorschriften is vooral via de toezichthouders tijdens controles of via hun eigen aannemers gekomen. Eigenaren geven aan de voorschriften niet op te zoeken en moeilijk leesbaar vinden. De berichtgeving in de krant wordt niet altijd gelezen. Ze geven dat ze bij voorkeur persoonlijk aangeschreven willen worden bij wijzigingen, waarbij de voorschriften in duidelijke taal uitgelegd is. Men checkt voor aankoop wel of een kamerverhuurpand vergunningplichtig is en of de norm (10%/7,5%) al overschreden is. Makelaars adviseren daar ook bij. Men vindt de leges te hoog en geven ook aan dat daarom sommige eigenaren bewust geen omzettingsvergunning aanvragen. Eigenaren vinden wel dat brandveiligheid een verantwoordelijkheid is voor de eigenaar, waarbij de overheid een controlerende rol heeft. Twee eigenaren geven aan de veiligheidsvoorzieningen bij nieuwe huurders uit te leggen. In eerste instantie was het eigenaren nog niet duidelijk dat de gemeente echt zou gaan handhaven, gezien ervaringen uit het verleden. Gevolg was dat in beginsel veel eigenaren de controlebrieven niet serieus namen en dingen op zijn beloop liepen. Het is nu wel duidelijk dat de gemeente serieus handhaaft. De eigenaren geven aan dat de gemeente op dit moment heldere eisen stelt, maar zich wel coulant opstelt. Het aantal controles en het aantal mensen wat controleert wordt als veel ervaren. Eigenaren geven de volgende ideeën ter verbetering; een informatiebijeenkomst voor eigenaren, makelaars, huurders en bemiddelingbureaus waar uitleg wordt gegeven over de voorschriften door de gemeente en de politie, een subsidiepotje voor onderhoudswerkzaamheden, een adviesbureau dat bouwadviezen kan geven, een vergunning pandgebonden maken (vanwege terugverdienen investering) en een korte en duidelijke informatiefolder of website.
|3
Het onderzoek
16
6. Netwerkanalyse Op basis van alle verzamelde informatie en inzichten kan een netwerkanalyse gemaakt worden. Door kort en bondig belangen te benoemen wordt duidelijk welke motieven ten grondslag liggen aan het gedrag van de verschillende belanghebbenden. De oplossingsrichting geeft input voor de beleidsalternatieven. Tabel 3 Netwerkanalyse met betrekking tot brandveiligheid in kamerverhuurpanden Probleemperceptie Diepere oorzaak/ Oplossingsrichting referentiekader Huurders Onveilige woning Tijdelijke bewoning, Richten op kennis sociale problematiek, laag van brandgevaar en veiligheidsbewustzijn veilig gedrag Verhuurders/ Brandveiligheid is Commerciële drijfveren en Richten op eigenaren overdreven, kost veel minder belang bij veilige economische geld en huurders woning. instrumenten vernielen alles Omwonenden/ Overlast Behoefte aan een veilige Inrichten van buurten prettige overlastmeldpunt en bemiddeling woonomgeving en informeren over behoud waarde woning beleid en activiteiten Brandweer/ Grote werkdruk door Groot Werkdruk T&H niet naleven veiligheidsbewustzijn en verminderen door voorschriften maatschappelijke realistische doelen te betrokkenheid stellen en het werkproces effectiever in te richten Politie Criminele activiteiten Groot Investeren in relatie en veroorzaken van veiligheidsbewustzijn en en informatieklachten maatschappelijke uitwisseling betrokkenheid Bestuur Verloedering van de Verantwoordelijk voor de Voorschriften stellen wijken en onveilige leefbaarheid en veiligheid. en deze handhaven. situaties Wil niet nalatig zijn. Heeft Vanuit nevenheid belang bij goede PR zelfredzaamheid en vanwege democratisch zelfsturing stelsel. stimuleren.
|3
Het onderzoek
17
4
Beleidsalternatieven
Het verhogen van het brandveiligheidbewustzijn is een gedragsverandering bij mensen die tijd kost. Die tijd is nodig om oude patronen los te laten en nieuwe eigen te maken. Naar aanleiding van de onderzoeksuitkomsten kan gesteld worden dat het brandveiligheidbewustzijn bij eigenaren, verhuurders en huurders laag is. Tevens kan gesteld worden dat dit bewustzijn ook niet vanuit intrinsieke motivatie vanzelf zal gaan ontstaan en zijn interventies (instrumenten) van buiten nodig. Een combinatie van diverse instrumenten zal het meest krachtig zijn om mensen te laten veranderen. Tot op heden is de oplossing vooral gezocht in het afkondigen en handhaven van regels. Een volgende stap is de verantwoordelijkheid voor de brandveiligheid terug te leggen bij de eigenaren en huurders. In dit hoofdstuk zijn diverse beleidsalternatieven genoemd, onderverdeeld in juridisch, economische en communicatieve instrumenten. Onderstaande alternatieven dragen vooral bij aan het verhogen van het naleefgedrag en in meer of mindere mate aan het verhogen van het brandveiligheidbewustzijn en het oppakken van de eigen verantwoordelijkheid. Er is tevens een inschatting gemaakt met betrekking tot de uitvoerbaarheid.
4.1
Juridische beleidsalternatieven
1. Het invoeren van een zelfcontrole Bij de aanvraag van een omzettingsvergunning kan tevens de checklist ingevuld retour gezonden worden, waar de brandveiligheidsvoorschriften (en andere bouwvoorschriften) in begrijpelijke taal staan. Eigenaren kunnen hun eigen panden controleren en eventueel aanpassen. Aanvragen met een ingevulde checklist, inclusief een plan van aanpak om aan alle voorschriften te kunnen voldoen, krijgen een lagere prioriteit voor een eerste controle. Uitvoerbaarheid Dit alternatief is goed haalbaar, mits er prioriteiten gesteld zijn welke voorschriften uit het Bouwbesluit gecontroleerd worden. Dit alternatief draagt bij aan de eigen verantwoordelijkheid van de eigenaar en kan een lastenverlichting van de gemeente opleveren. 2. Weigering- en intrekkinggronden reguliere omzettingsvergunning Om als gemeente wat meer mogelijkheden te krijgen een omzettingsvergunning te weigeren of in te trekken, kunnen de volgende punten in de Huisvestingsverordening opgenomen worden: Een eigenaar, met meerdere kamerverhuurpanden in het bezit, krijgt pas een omzettingsvergunning voor een kamerverhuurpand, indien hij heeft aangetoond bij de andere panden aan alle brandveiligheidvoorschriften te voldoen. Omzettingsvergunningen voor kamergewijze verhuur van 5 of meer wooneenheden worden alleen voor een bepaalde tijd (voorlopig) toegekend. De omzettingsvergunning wordt pas definitief verleend wanneer aan alle brandveiligheidsvoorschriften voldaan is. Indien een eigenaar zich na het opleggen van bestuurlijke dwangmiddelen nog niet aan de brandveiligheidsvoorschriften houdt, kan de omzettingsvergunning ingetrokken worden. De effectiviteit van dit alternatief hangt echter wel af van de mate van daadkracht bij de handhaving van de voorschriften. Een hoge pakkans, waarbij zo snel mogelijk na de overtreding opgetreden wordt, is het meest krachtig. Uitvoerbaarheid Dit alternatief is voldoende haalbaar. De Huisvestingsverordening moet hiervoor aangepast worden. Tevens is de verwachting dat dit meer werk oplevert voor de vergunningverleners en toezichthouders.
|4
Beleidsalternatieven
18
4.2
Economische beleidsalternatieven
3. Invoeren van een beloningssysteem Zoals uit het literatuuronderzoek bleek is het verstandig, naast (milde) sancties, ook beloningsinstrumenten in te zetten. Gedacht kan worden aan de volgende beloningen, indien een eigenaar bij een eerste controle aan alle brandveiligheidsvoorschriften voldoet: In de komende 5 jaar geen nieuwe controles voor het pand; Verlaging van de rente voor subsidies ten behoeve van de verbetering van het pand (onder bepaalde voorwaarden); Teruggave van 25% van de leges ten behoeve van de verbetering van het pand (onder bepaalde voorwaarden); Opname in de ‘golden list’ van veilige kamerverhuurpanden; Het kamerverhuurpand komt in aanmerking om mee te doen aan gemeentelijke projecten (bv woonruimte mogen bieden ten behoeve van mensen met bijzondere bijstand). Uitvoerbaarheid Dit alternatief is goed uitvoerbaar en draagt bij aan een proactieve houding van de eigenaar. Eigenaren zullen eerder geneigd zijn zelf aan het werk te gaan om aan alle brandveiligheidsvoorschriften te voldoen. 4. Het verlagen van de leges Uit een vergelijking met andere gemeenten blijkt dat de leges van Deventer relatief hoog zijn. De omzettingsvergunning is vijf jaar geldig, waardoor op termijn de legeskosten hoog kunnen oplopen. De gemeente loopt daarmee het risico dat eigenaren geen omzettingsvergunning aanvragen en illegaal gaan verhuren. Daarnaast levert het veel weerstand en bezwaren op bij eigenaren die wel een omzettingsvergunning aanvragen. Uitvoerbaarheid Dit alternatief is praktisch goed uitvoerbaar. Financiën zal een advies moeten uitbrengen wat een realistische leges zijn voor de omzettingsvergunning. Bestuurlijk zal er een goede uitleg gegeven moeten worden (bijvoorbeeld hogere kosten vanwege projectfase), waarom de leges eerder wel hoger waren gesteld. 5. Het opnemen van de bestuurlijke boete in de Huisvestingsverordening Een bestuurlijke boete geeft mogelijkheden om bij ernstige overtredingen direct een straf op te leggen, zo nodig in combinatie met bestuursdwang of dwangsom. Voor sommige type eigenaren (‘zakelijken’) kan dit lik-op-stukbeleid, een extra motivatie zijn om wel aan de voorschriften te voldoen. Belangrijk is dat de bestuurlijke boete goed gecommuniceerd wordt. Regelmatig moeten de opgelegde boetes en de hoogte van de boetes openbaar gemaakt worden, zodat het effect blijvend is. Het grote nadeel van de bestuurlijke boete is administratieve last die dit met zich meebrengt. Een kosten-batenanalyse zou moeten uitmaken of invoering van de bestuurlijke boete voldoende rendement oplevert. Uitvoerbaarheid Dit alternatief is op korte termijn niet haalbaar. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of invoering meerwaarde oplevert ten opzichte van het huidige instrumentarium. Vervolgens moet de invoering bestuurlijk vastgesteld worden. 6. Het verlenen van een subsidie ten behoeve van brandveiligheid Eigenaren kunnen een subsidie aanvragen ten behoeve van het aanbrengen van brandveiligheidsvoorzieningen. De subsidie is bedoeld voor een onafhankelijk adviesrapport en een lening voor de aanpassingen tegen een gereduceerd tarief. Uitvoerbaarheid Dit alternatief behoeft nog nader onderzoek. Goed onderzocht moet worden hoeveel aanvragen zullen komen en op welke wijze een goede besteding van de subsidie gecontroleerd kan worden.
|4
Beleidsalternatieven
19
4.3
Communicatieve beleidsalternatieven
7. Het ontwikkelen van een doelgroepgerichte folder De boodschap voor de huurders moet gericht zijn op de gevaren van brandonveilige situaties die zijzelf kunnen veroorzaken. De folder bevat de volgende informatie: Een uitleg in begrijpelijke taal wat zij kunnen doen om brand te voorkomen; Een uitleg over wat ze moeten doen als onverhoopt wel brand uitbreekt; Een uitleg over welke verplichtingen de eigenaar heeft om hun kamer brandveilig te maken en te houden. En welke stappen ondernomen kunnen worden indien de eigenaar zijn plicht verzuimt. De boodschap voor de eigenaar moet gericht zijn op de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid die hij heeft ten aanzien van de brandveiligheid. De folder bevat de volgende informatie: Achtergrondinformatie over de totstandkoming van de wet- en regelgeving; Een korte en begrijpelijke uitleg van de brandveiligheidsvoorschriften; De handhavingstrategie, mogelijke sancties en de wijze van publiceren van handhavingacties. Uitvoerbaarheid Dit alternatief is eenvoudig te realiseren in samenwerking met de afdeling Communicatie. De folders voor de eigenaren kunnen bij de aanschrijving voor de omzettingsvergunning of het besluit verstuurd worden. Tijdens controles wordt de folder voor de huurders verspreid of is op aanvraag beschikbaar. Tevens kunnen de folders op de website geplaatst worden. 8. Het organiseren van een informatiemarkt voor diverse doelgroepen Eenmaal per jaar wordt een informatiemarkt georganiseerd waar de (totstandkoming van de) Kamerverhuurregeling toegelicht wordt. Vanuit verschillende disciplines (brandweer, bouwen, vergunningen) zijn medewerkers aanwezig waar mensen hun vragen kunnen stellen. De bijeenkomst is bedoeld voor eigenaren, verhuurders, makelaars, aannemers woningbouwstichtingen, maar ook voor interne medewerkers die meer willen weten over de Kamerverhuurregeling. Uitvoerbaarheid Dit alternatief is goed uitvoerbaar in samenwerking met de afdeling Communicatie en hoeft weinig te kosten. In het kader van de invoering van de nieuwe Huisvestingsverordening is het verstandig een eerste informatiemarkt eind 2011 of uiterlijk in januari 2012 te organiseren. 9. Stimuleren van een branchenetwerk Uit de interviews met eigenaren bleek er weinig gestructureerd onderling contact te zijn, terwijl er op sommige momenten wel behoefte aan is. Bijvoorbeeld bij het delen van informatie, verdeling van huurders of als ‘branche’ in gesprek treden met de gemeente. Een formeel netwerk van eigenaren van kamerverhuurpanden kan een bijdrage leveren aan die behoefte. De gemeente kan een dergelijk netwerk gebruiken om snel informatie uit te wisselen en beelden te delen. Het stimuleren van een dergelijk netwerk kan bijvoorbeeld door het faciliteren middels het beschikbaar stellen van ruimte of het nemen van het initiatief voor een eerste bijeenkomst. Uitvoerbaarheid Dit alternatief is goed uitvoerbaar en draagt bij aan een proactieve houding van de eigenaar. 10. Het invoeren van een spreekuur Een spreekuur kan de wildgroei aan vragen verminderen en vermindert bij eigenaren en huurders de drempel om vragen te stellen. Door wekelijks een uur af te spreken waar een vergunningverlener, jurist en medewerker van de brandweer en bouwen aanwezig zijn, kunnen alle mogelijke vragen snel beantwoord worden. Na verloop van tijd (na invoering van de nieuwe Huisvestingsverordening) kan het spreekuur afgebouwd worden naar bijvoorbeeld eens in de maand. Belangrijk is wel de communicatie over het spreekuur richting de doelgroep. Uitvoerbaarheid |4
Beleidsalternatieven
20
Dit alternatief is goed uitvoerbaar, mits de tijd efficiënt gebruikt wordt. Er is regelmatig overleg met betrekking tot het spreekuur. Het spreekuur kan voorafgaand aan het overleg plaatsvinden, zodat het voor alle betrokkenen het minste tijd kost. Indien er weinig aanloop is, kan het overleg (gedeeltelijk) tijdens het spreekuur plaatsvinden. 11. Het uitbreiden van ‘mediation’ bij (voornemens tot) bezwaren Mediation kan een krachtig middel zijn. Door een gesprek, geleid door een onafhankelijk persoon, kunnen onduidelijkheden over en weer opgehelderd worden. Vaak blijkt een bezwaar of klacht voort te komen uit een gevoel van niet gehoord te worden. Een gesprek kan dan al voldoende te zijn om tot een oplossing te komen of om het bezwaar in te trekken. Uitvoerbaarheid Mediation of bemiddeling is goed uitvoerbaar. Het kan standaard aangeboden worden bij voorspelbare bezwaren of klachten en mogelijke handhavingtrajecten. In Deventer bestaat al een netwerk van mediators (buurtbemiddeling Deventer) die ingezet kunnen worden, maar binnen de gemeente kan ook een poule van mediators aangewezen worden om te ondersteunen. Het voordeel bij het gebruikmaken van buurtbemiddeling Deventer, is dat de mediators meer als buitenstaander gezien kunnen worden en er makkelijker iemand gezocht kan worden met dezelfde culturele achtergrond. Na een jaar zal bekeken kunnen worden of de tijdsinvestering opweegt tegen minder juridische werkzaamheden. 12. Het ontwikkelen van een kamerverhuurwebsite Een goed toegankelijke website met overzichtelijke informatie voor eigenaren en huurders kan een bijdrage leveren aan de informatievoorziening. De website bevat informatie over: Wet- en regelgeving; Brandveiligheidsvoorzieningen en –risico’s; Aanvraag omzettingsvergunning en gebruiksmelding; Overzicht al verleende omzettingsvergunningen; Overzicht handhavingacties en lijst brandveilige kamerverhuurpanden. Uitvoerbaarheid Nader onderzoek moet uitwijzen of een dergelijke site technisch realiseerbaar is binnen het huidige systeem of dat een aparte site ontwikkeld moet worden. Tevens moet het beheer van de site geregeld worden. Op korte termijn zal dit alternatief niet uitvoerbaar zijn. Op de langere termijn wel. 13. Openbaar maken van brandveiligheid kamerverhuurpanden Het publiceren van de resultaten van handhavingacties, specifiek voor brandveiligheid, kan voor eigenaren een prikkel zijn om aan de voorschriften te willen voldoen. De resultaten moeten neutraal gebracht worden, waarbij extra aandacht besteed kan worden aan de kamerverhuurpanden die voldoen aan de brandveiligheidsvoorschriften. Publicatie kan via de website (zie vorige punt) en via de lokale media. Tevens krijgt iedere huurder een afschrift van de handhavingbrief. Uitvoerbaarheid Dit alternatief is goed uitvoerbaar. Wel moet zorgvuldig gekeken worden welke handhavinginformatie er wel en niet openbaar gemaakt wordt om extra weerstand te voorkomen. Daarbij kunnen diverse eigenaren benaderd worden om mee te denken over de inhoud en vorm van publicatie.
|4
Beleidsalternatieven
21
5
Conclusies en advies
In het vorige hoofdstuk zijn veel beleidsalternatieven gegeven vanuit verschillende invalshoeken. Niet ieder alternatief is even goed uitvoerbaar of sluit aan bij de onderzoeksvraag. In dit hoofdstuk zijn eerst de deelvragen beantwoord om vervolgens een beleidsadvies te kunnen geven. Het beleidsadvies is tevens de beantwoording van de onderzoeksvraag. Tot slot worden enkele aanbevelingen gegeven ten behoeve van mogelijke vervolg en/of verdiepingsonderzoeken.
5.1
Beantwoording deelvragen
Deelvraag 1: Welke factoren zijn van invloed op het niet naleven van wet- en regelgeving met betrekking tot de brandveiligheid? a) Welke kenmerken van de betreffende eigenaren, verhuurders en huurders zijn er te benoemen? Er zijn grote verschillen tussen de verschillende eigenaren, maar als overeenkomst hebben ze hetzelfde doel waarom zij kamers verhuren, namelijk winst maken. Zij kunnen getypeerd worden als ‘zakelijken’. Sommige eigenaren willen dat op korte termijn, anderen zien een kamerverhuurpand als investering op de langere termijn. Verhuurders van kamers zijn woningstichtingen of commerciële bedrijven. Veelal zijn verhuurders ook eigenaar van (enkele) panden. De categorie huurders lopen uiteen van studenten, werklozen, vluchtelingen, illegalen tot verslaafden. De grote overeenkomst tussen alle categorieën is dat de doorlooptijd tussen bewoners kort is. Er vinden veel wisselingen plaats. b) Wat is de huidige kennis over en houding ten opzichte van wet- en regelgeving met betrekking tot brandveiligheid en brandveilig gedrag? Geconcludeerd kan worden, dat de kennis over wettelijke brandveiligheidsvoorschriften en brandgevaarlijke situaties laag is. Alleen die eigenaren die al gecontroleerd zijn, hebben kennis genomen van de voorschriften. Eigenaren hebben over het algemeen geen proactieve houding ten opzichte van brandveiligheid. Ze willen vooral voldoen aan de voorschriften om geen sanctie te krijgen. Deelvraag 2: Welke interventies zijn te benoemen die het (brand)veiligheidsbewustzijn kunnen verhogen en welke passen bij de doelgroep? In algemene zin zijn er drie soorten interventies (instrumenten) die een bijdrage kunnen leveren aan een gedragsverandering: Communicatieve beleidsinstrumenten, die vooral tot doel hebben de intrinsieke motivatie te verhogen zodat het gedrag verandert. Het gaat om het verhogen van de kennis met betrekking tot brandveiligheid en de wil om brandveilig gedrag te vertonen (urgentiebesef). Deze beleidsinstrumenten zijn zeer geschikt voor eigenaren, verhuurders en huurders. Belangrijk is dat het communicatiemiddel en de boodschap aansluit bij de behoefte van de doelgroep en die is voor elke doelgroep anders. Juridische beleidsinstrumenten zijn wet- en regelgeving die door de overheid worden opgelegd. Door middel van voorschriften worden bepaalde normen afgesproken binnen de samenleving. Voorschriften zijn ontstaan naar aanleiding van een behoefte, bijvoorbeeld de afspraak om niet door rood licht te rijden. Zou die afspraak niet bestaan, dan zou de kans groot zijn dat er veel ongelukken gebeuren en dat willen we niet in onze samenleving. Brandveiligheidsvoorschriften zijn ontstaan naar aanleiding van incidenten of bepaalde inzichten in veiligheidsconcepten en dragen bij aan een veiligere leef- en woonomgeving. Deze beleidsinstrumenten zijn vooral geschikt voor eigenaren, omdat zij verantwoordelijk zijn voor de staat van hun pand. Wet- en regelgeving met betrekking tot brandveilig gedrag is ook van toepassing op de huurders (bijvoorbeeld vluchtwegen vrijhouden). Economische beleidsinstrumenten kunnen positief of negatief ingezet worden. Ongewenst gedrag moet afgeleerd worden door het opleggen van een (milde) sanctie en gewenst gedrag kan aangeleerd worden door te belonen. Belangrijk bij een economisch instrument is dat de de bestraffing of beloning direct na het geconstateerde gedrag plaats vindt en de pakkans |5
Conclusies en advies
22
(voor de sancties) als hoog ervaren wordt. Deze beleidsinstrumenten zijn vooral geschikt voor eigenaren en verhuurders. Een combinatie van bovenstaande instrumenten is het meest krachtig. In tabel 4 is een overzicht gegeven van de beleidsalternatieven met daarbij een inschatting van de bijdrage aan het verhogen van het veiligheidsbewustzijn en het terugleggen van de eigen verantwoordelijkheid naar de eigenaar, verhuurder en huurder. Dat laatste zou (op termijn) een lastenverlichting voor de gemeente kunnen opleveren. Tevens is aangegeven voor welke doelgroep het beleidsalternatief het meest geschikt is.
Zelfcontrole Beloningssysteem Weigering- en intrekkinggronden Verlagen leges Bestuurlijke boete Subsidies Folder Informatiemarkt Branchenetwerk Spreekuur Mediation Website Openbaar maken
Huurder
Verhuurder
Eigenaar
Tabel 4 Overzicht van mogelijke interventies Beleidsalternatief Bijdrage aan verhogen brandveiligheidbewustzijn
Bijdrage aan terugleggen verantwoordelijkheid
X X X
++ + +/-
++ + +/-
X X X X X X X X X X
+/+ ++ ++ + +/+/+ +
+/++ ++ ++ +/+/+ +
X X X X
X X
X X
X X
X
Deelvraag 3: Welke gevolgen hebben de interventies op de huidige werkprocessen met betrekking tot toezicht en handhaving? Het gaat om die interventies die het meest effectief en passend zijn (grijs gearceerd in tabel 4). Zelfcontrole De zelfcontrole moet getoetst worden op volledigheid en door de toezichthouder zal er een inschatting gemaakt moeten worden van de mogelijke brandveiligheidsrisico’s. Vervolgens moet de informatie geregistreerd worden en zal er opvolging aan de termijnen gegeven moeten worden. Dit betekent dus wel een aanpassing in de huidige werkwijze, namelijk een extra toets bij de vergunningverlening en een andere wijze van het stellen van prioriteiten. Beloningssysteem Voor de werkwijze van toezicht en handhaving betekent dit alternatief, dat er vooral een goede en zorgvuldige eerste controle en registratie moet plaatsvinden. Toezichthouders moeten zorgen voor een goede informatieoverdracht naar andere afdelingen van de gemeente voor de verdere afhandeling. Folder Dit alternatief heeft geen gevolgen voor de huidige werkwijze voor de toezichthouders. Het gewenste effect kan een lastenverlichting opleveren voor de toezichthouders, doordat er meer kennis aanwezig is over de voorschriften. Daardoor zal er minder weerstand op de voorschriften ontstaan en minder overtredingen te constateren zijn. Informatiemarkt
|5
Conclusies en advies
23
Voor dit alternatief geldt hetzelfde als bij de folder. De toezichthouders zullen wel aanwezig moeten zijn bij een informatiemarkt om vragen te beantwoorden en informatie uit te wisselen. Branchenetwerk Voor dit alternatief geldt hetzelfde als bij de folder. Toezichthouders kunnen bij specifieke vragen verwijzen naar het netwerk. Website Voor dit alternatief geldt hetzelfde als bij de folder. Toezichthouders kunnen bij specifieke vragen verwijzen naar de website. Openbaar maken Dit alternatief zal geen gevolgen hebben voor de werkwijze van de toezichthouders. Deelvraag 4: Wat is er nodig om naar de gewenste situatie te komen? Naast vaststelling en implementatie van de beleidsadviezen, kunnen in het werkproces ook een aantal aanpassingen doorgevoerd worden om het gewenste effect te versterken. Vastleggen van processtappen en werkafspraken Een praktische procesbeschrijving met werkafspraken kan helpen bij het bepalen van prestatie- en kwaliteitsnormen. De kennis en ervaring die opgedaan is tijdens de projectfase, moet geborgd worden. Vanaf 2012 komt de projectfase ten einde en daarmee is de Kamerverhuurregeling onderdeel geworden van de staande organisatie. De Kamerverhuurregeling is een belangrijk instrument om de leefbaarheid te vergroten, die veel raakvlakken heeft met andere beleidsterreinen. Door die raakvlakken inzichtelijk te maken, wordt ook duidelijk waar overlappingen en eventueel tegenstrijdigheden zitten. Vast te leggen onderwerpen zijn bijvoorbeeld: Het stellen van prioriteiten met betrekking tot te controleren (brandveiligheids)voorschriften. Het Bouwbesluit kent veel voorschriften en het is onmogelijk om op elk artikel te controleren. Het bepalen van criteria welke kamerverhuurpanden prioriteit hebben om gecontroleerd te worden. De belangrijkste criteria zijn het risico op brandonveilige situaties en de mate van ervaren overlast. Het invoeren van de zelfcontrole kan ook invloed hebben op het stellen van prioriteiten. Een nadere uitwerking van een sanctiestrategie om willekeur te voorkomen. Belangrijk is, dat eigenaren weten welke sanctie ze opgelegd kunnen krijgen, op welke termijn en dat de pakkans als ‘hoog’ wordt ervaren. In het verleden werd er weinig gehandhaafd, waardoor het urgentiebesef nog niet bij iedereen aanwezig is. De eigenaren in de pilotwijken weten inmiddels dat de gemeente wel handhaaft en dat werpt vruchten af. Handhaving moet echter niet een doel op zich worden, maar staat altijd ten dienste van het uiteindelijke doel, een brandveilige kamer! Om te komen tot goede werkafspraken is het nodig een aantal bijeenkomsten te organiseren met alle betrokkenen, zodat met elkaar de processtappen en de bijbehorende afspraken bepaald kunnen worden. Vervolgens moeten de uitkomsten uitgewerkt en vastgelegd worden. In een slotbijeenkomst kunnen deze uitkomsten toegelicht worden. Ontwikkelen van een gezamenlijk informatie- en registratiesysteem Een gezamenlijk (handhaving)informatiesysteem heeft als voordeel dat iedere betrokkene op ieder moment inzicht heeft in de laatste stand van zaken. Zaken kunnen overgedragen worden en managementrapportages zijn eenvoudiger te maken. Het gaat om informatie met betrekking tot omzettingsvergunningen, gebruiksmeldingen, aantal controles en constateringen per pand en ontvangen leges en dwangsommen. Er zijn diverse digitale systemen (BWT, Meridio, firewatch), maar de informatie van alle systemen is niet gekoppeld en biedt onvoldoende een compleet overzicht. Nadat gemeentebreed gekozen is voor een bepaald systeem, dat een oplossing kan bieden voor een goede informatie-uitwisseling tussen alle beleidsterreinen, moeten alle stamgegevens en werkprocessen ingevoerd worden. Medewerkers zullen getraind moeten worden in een goed gebruik van het systeem. |5
Conclusies en advies
24
Invoeren van integraal toezicht Op dit moment is er al sprake van enig integraal toezicht, maar dat zou nog verder doorgevoerd kunnen worden. Integraal toezicht van de voorschiften met betrekking tot brandveiligheid en bouwen zorgt voor een flexibele organisatie. Een beperkt aantal medewerkers wordt aangewezen om toezicht te kunnen houden met betrekking tot de Huisvestingsverordening en het Bouwbesluit. Zij richten zich fulltime op kamerverhuur en hebben een signaalfunctie naar andere instanties (bijvoorbeeld sociale recherche en politie). Een team van vier medewerkers die flexibel inzetbaar zijn, zou optimaal zijn. Tevens kan er per kamerverhuurpand een afweging gemaakt worden of een (her)controle met twee medewerkers noodzakelijk is. Veiligheidsmaatregelen kunnen op verschillende manieren genomen worden (bijvoorbeeld door gebruik van communicatiemiddelen en het organiseren van achtervang) en door eerdere ervaringen met een eigenaar kan een goede inschatting gemaakt worden op mogelijke problemen. Met deze maatregelen kan de geschatte doorlooptijd verkort worden naar ongeveer vijf jaar, zodat ieder pand ten minste eenmaal gecontroleerd is tijdens de periode van de omzettingsvergunning. Daarmee wordt ook de pakkans bij overtredingen hoger, zodat eigenaren meer geneigd zijn de voorschriften na te leven. Specifiek voor kamerverhuurpanden met 5 of meer wooneenheden is het advies om deze panden prioriteit te geven in verband met het verhoogde brandveiligheidrisico, zodat ieder pand ten minste eenmaal per 2 jaar gecontroleerd kan worden. Uitzonderingen zijn de panden die bij een eerste controle volledig aan alle brandveiligheidsvoorschriften voldoen (zie ook het beleidsalternatief met betrekking tot een beloningsysteem). Voorwaarde is dat de processtappen en werkafspraken voor iedereen duidelijk zijn. En iedere medewerker moet voldoende basiskennis hebben over de bouw- en brandveiligheidsvoorschriften, waarbij specialistische kennis verdeeld kan worden over de medewerkers of bij een backoffice. Op dit moment is in de jaarplanning voor toezicht en handhaving ongeveer 1,5 FTE gereserveerd. De extra 2,5 FTE, die nodig is om de doorlooptijd te verkorten, kan gedeeltelijk gefinancierd worden vanuit legesopbrengsten en verbeurde dwangsommen. Tevens kan in het handhavinguitvoeringsprogramma andere prioriteiten gesteld worden, zodat extra capaciteit beschikbaar komt voor kamerverhuur. Tot slot zullen alle toezichthouders aangewezen moeten worden als bevoegd toezichthouder voor de betreffende wet- en regelgeving.
5.2
Beleidsadviezen
Met de beantwoording van de deelvragen, kan de onderzoeksvraag beantwoord en daarmee het beleidsadvies geformuleerd worden. Onderzoeksvraag: Welke interventies kunnen we bij eigenaren, verhuurders en huurders van kamerverhuurpanden inzetten om het (brand)veiligheidsbewustzijn te verhogen, zodanig dat dit bewustzijn zichtbaar wordt in brandveilig gedrag?
1. Ontwikkel een systeem van zelfcontrole De eigenaar wordt gestimuleerd om de eigen verantwoordelijkheid op te pakken en zijn eigen pand te controleren op de brandveiligheidsvoorschriften. Door dit zelf te doen en met een goede toelichting op de zelfcontrole, geeft dit instrument een positieve impuls aan het brandveiligheidbewustzijn. De eigenaar geeft aan op welke wijze hij de eventuele verbeterpunten gaat aanpakken en op welke termijn. Toezichthouders kunnen na het verlopen van de gestelde termijn vervolgens een eerste controle plannen. Op dit moment volgen er vrijwel altijd 2 of 3 hercontroles. Door de zelfcontrole zal het aantal controles zeker teruggebracht kunnen worden. Naast de lastenverlichting, draagt de zelfcontrole ook bij aan het stimuleren van de zelfredzaamheid, beide een belang gezien vanuit het bestuur. Om tot goede implementatie van de zelfcontrole te komen, kunnen de volgende stappen gezet worden:
|5
Conclusies en advies
25
Bepaal een lijst van te controleren brandveiligheidvoorschriften, die vastgesteld worden door een eindverantwoordelijke. Een criterium voor opname in controlelijst is of de voorschriften door een leek te beoordelen zijn. ‘Vertaal’ de voorschriften naar een begrijpelijke tekst en maak de essentie met visuele middelen zichtbaar. Maak een invullijst die maar op één manier ingevuld kan worden (op papier en/of digitaal). Ontwikkel een beoordelingsystematiek waarop de lagere prioritering gebaseerd kan worden. Zorg dat de zelfcontrole onderdeel wordt van het werkproces (bij vergunningverlening en toezicht). Communiceer de werkwijze van de zelfcontrole intern en extern naar alle betrokkenen en belanghebbenden.
2. Ontwikkel een beloningssystematiek Belonen is vaak een krachtiger middel dan straffen. Door eigenaren, die de voorschriften naleven te belonen, zal het gewenste gedrag beter beklijven. Belonen is een externe prikkel voor eigenaren om brandveiligheidsvoorzieningen te treffen. Het idee is het gedrag eigen wordt en een volgende keer uit eigen beweging gedaan wordt. Belonen sluit ook aan bij de belangen van de eigenaren, namelijk het commerciële belang. Een beloningsinstrument zal niet direct een lastenverlichting voor de gemeente opleveren, aangezien de te volgen stappen wel zorgvuldig moeten gebeuren. Onzorgvuldigheid en inconsequentie van handelen van de gemeente zijn een afbreukrisico voor het effect van het belonen. Om tot een goede implementatie te komen, kunnen de volgende stappen gezet worden: Bepaal de gewenste beloningsinstrumenten en bijbehorende voorwaarden. Toets de instrumenten op juridische en financiële haalbaarheid. Neem de instrumenten op in het werkproces. Zorg voor goede werkinstructies bij de betreffende afdelingen. Communiceer de werkwijze van de beloningsinstrumenten intern en extern naar alle betrokkenen en belanghebbenden. 3. Beschrijf een communicatiestrategie en ontwikkel de bijbehorende middelen Een communicatiestrategie, die aansluit bij iedere doelgroep, draagt bij aan het verhogen van het brandveiligheidbewustzijn. De boodschap moet laten zien dat brandveiligheid niet opgelegd wordt vanuit de overheid, maar dat het ontstaan is om zoveel mogelijk brandrisico’s en dus schade en slachtoffers te vermijden. Het kan ondersteunend zijn aan bovengenoemde adviezen, maar kan ook zelfstandig effecten opleveren. Een aantrekkelijke folder of website wordt gelezen, zeker wanneer de lezer met die informatie een vervolgstap kan ondernemen (een vergunning of subsidie aanvragen, een zelfcontrole uitvoeren of als huurder of omwonende weten waar je de eigenaar op kunt aanspreken). Om tot goede implementatie te komen, kunnen de volgende stappen gezet worden: Bepaal de boodschap voor elke doelgroep en laat een aansprekende folder ontwikkelen. Zorg voor dat folder toegankelijk wordt voor de doelgroep. De folder wordt onderdeel van de correspondentie met betrekking tot de aanvraag omzettingsvergunning. Tijdens controles worden de folders meegenomen voor de huurders. Plan begin januari 2012 een informatiemarkt, waar de diverse gemeentelijke afdelingen informatie aanbieden. Plenair kan een toelichting gegeven worden op de wijzigingen in de Huisvestingsverordening en werkwijze. Tevens kan een aanzet gedaan worden om een branchenetwerk op te starten. Laat een website ontwikkelen die aan de gestelde eisen voldoet en zorg voor beheer van de website. Op de website kunnen tevens de resultaten van de handhavingacties en de ‘golden list’ gepubliceerd worden. De ontwikkelde folders zijn te downloaden via de website.
|5
Conclusies en advies
26
5.3
Aanbevelingen
In dit onderzoek is een aantal zaken onderbelicht gebleven en het verdient aanbeveling deze verder te onderzoeken. Huurders en netwerkpartijen, zoals de politie, zijn niet rechtstreeks benaderd maar zijn wel belangrijke betrokkenen. Nader onderzoek met betrekking tot hun belangen, kan leiden tot een gedetailleerder advies en betere samenwerking om hetzelfde doel te bereiken. De sociaal-culturele aspecten bij de verschillende doelgroepen zijn onderbelicht gebleven in het onderzoek, terwijl uit de literatuur en praktijk wel blijkt dat ze van invloed zijn op het gedrag. Nader onderzoek naar de sociaal-culturele kenmerken van de doelgroepen en de bijbehorende beïnvloedingsmechanismen kan een verdieping van dit onderzoek geven. In dit onderzoek zijn de financiële gevolgen en mogelijkheden onvoldoende uitgewerkt. Een onderbouwd financieel advies is noodzakelijk om bestuurlijk draagvlak te kunnen krijgen.
|5
Conclusies en advies
27
Bijlage 1 Relevante wetgeving kamerverhuur
Huisvestingswet
Woningwet
De Huisvestingswet geeft gemeenten de verantwoordelijkheid en de instrumenten om zorg te dragen voor een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte. De gemeente kan daartoe in de huisvestingsverordening regels stellen met betrekking tot het in gebruik nemen of geven van woonruimte en met betrekking tot wijzigingen in de samenstelling van de woonruimtevoorraad.
De Woningwet geeft gemeenten grondslag om op te treden tegen slecht gebouwde of verbouwde woningen met als doel bevordering van een gezonde en veilige woonomgeving.
Huisvestingsverordening gemeente Deventer 2012 (B) Voor het kamergewijs verhuren van een pand of een deel daarvan aan 3 of meer personen/kamers of indien de eigenaar zelf ook in het pand woont aan 2 of meer personen/kamers, geldt dat een vergunning dient te worden aangevraagd: de omzettingsvergunning kamerverhuur.
Bouwbesluit 2012 (A) Het Bouwbesluit 2012 bevat voorschriften over het (ver)bouwen en slopen van bouwwerken, over de staat en het gebruik van bestaande bouwwerken, open erven en terreinen en over de veiligheid tijdens het bouwen en slopen. Dit zijn de voorschriften die de minimaal noodzakelijke kwaliteit van bouwwerken waarborgen. Die voorschiften waren tot nu toe opgenomen in het Bouwbesluit 2003 en de daarmee samenhangende ministeriële regeling, het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit), paragraaf 2 van het Besluit aanvullende regels veiligheid wegtunnels en alle (418) gemeentelijke bouwverordeningen.
Wabo en Bor De Wabo integreert een groot aantal (circa 25) vergunningen, ontheffingen en meldingen (verder te noemen toestemmingen) tot één omgevingsvergunning. In de Wabo zijn regels gesteld met betrekking tot de procedure van een vergunningaanvraag en de nadere voorschriften. De Bor is een onderliggende Amvb waar de categorieën en nadere procesvoorschriften (aanvraag en handhaving)vastgelegd zijn.
Omzettingsvergunning
Omgevingsvergunning (brandveilig gebruik)
Gebruiksmelding
Handhavingstrategie en sanctiebeleid (C)
| Bijlage 1Relevante wetgeving kamerverhuur
28
A Bouwbesluit 2012 Definities Wooneenheid: gedeelte van een woonfunctie voor kamergewijze verhuur dat bestemd is voor afzonderlijke bewoning. Woonfunctie voor kamergewijze verhuur: niet gemeenschappelijk deel van een woonfunctie waarin zich vijf of meer wooneenheden bevinden. Belangrijke aandachtspunten uit de toelichting: Bestemd voor afzonderlijke bewoning; Een wooneenheid kan uit een of meer kamers bestaan; De bewoner(s) van een wooneenheid delen veelal een aantal voorzieningen zoals verkeersruimten, de voordeur, de keuken en het sanitair met andere in de woning gelegen wooneenheden: De woonfunctie voor kamergewijze verhuur wordt niet beperkt in omvang of in aantallen wooneenheden. Ook grote studentenverdiepingen met bijvoorbeeld 16 wooneenheden worden dus gezien als kamergewijze verhuur; Kenmerkend voor kamergewijze verhuur is dat er van uitgegaan wordt dat betrokkenen hun hoofdverblijf in de wooneenheid hebben; Verder wordt opgemerkt dat een woonfunctie voor zorg gelijktijdig een woonfunctie voor kamergewijze verhuur kan zijn.
Vergunning of melding Vergunning voor brandveilig gebruik: een vergunning voor brandveilig gebruik zoals omschreven als in a rtikel 2.2. BOR Brandveilig gebruiken van een bouwwerk
o
o
1. Als categorieën gevallen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de wet worden aangewezen: a. het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk waarin bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft aan meer dan 10 personen, dan wel het in afwijking daarvan bij de bouwverordening, bedoeld in artikel 8 van de Woningwet, bepaalde aantal personen; b. het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk waarin dagverblijf zal worden verschaft aan: 1°. meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar, of 2°. meer dan 10 lichamelijk of verstandelijk gehandicapte personen. 2. Bij de toepassing van het eerste lid wordt onder bouwwerk mede verstaan delen van een bouwwerk die zijn ontworpen of aangepast om afzonderlijk te worden gebruikt.
Gebruiksmeldingplicht: artikel 1.18 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een gebruiksmelding: a. een bouwwerk in gebruik te nemen of te gebruiken indien: 1. daarin meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn, of 2. toepassing is gegeven aan artikel 1.3 in verband met een in hoofdstuk 6 of 7 gegeven voorschrift3, en b. een woonfunctie in gebruik te nemen of te gebruiken voor kamergewijze verhuur. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk waarvoor een vergunning voor brandveilig gebruik is vereist. 3. Het eerste lid, onderdeel a, onder 1, is niet van toepassing op het in gebruik nemen of gebruiken van: a. een één- of meergezinswoning; 3 Artikel 1.3 Gelijkwaardigheidsbepaling 1. Aan een in hoofdstuk 2 tot en met 7 gesteld voorschrift behoeft niet te worden voldaan indien het bouwwerk of het gebruik daarvan anders dan door toepassing van het desbetreffende voorschrift ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt als is beoogd met de in die hoofdstukken gestelde voorschriften. 2. Een gelijkwaardige oplossing als bedoeld in het eerste lid wordt bij het gebruik van het bouwwerk in stand gehouden.’ H. 6: installaties, H.7: Voorschriften inzake het gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen
| A Bouwbesluit 2012
29
b. een tunnel die uitsluitend dan wel mede bestemd is voor motorrijtuigen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994. 4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing bij het veranderen van een bouwwerk of van het gebruik daarvan, indien eerder een gebruiksmelding is gedaan en door het veranderen een afwijking ontstaat van de bij die melding verstrekte gegevens. 5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder bouwwerk mede verstaan een gedeelte daarvan dat is bestemd om afzonderlijk te worden gebruikt. Belangrijke aandachtspunten uit de toelichting: Met de melding wordt het bevoegd gezag ten minste vier weken van tevoren over dit voorgenomen gebruik van een bouwwerk geïnformeerd. Na deze melding kan het bevoegd gezag op basis van eigen prioriteitstelling besluiten om hetzij voor aanvang van het gebruik, hetzij tijdens het gebruik, hetzij helemaal niet te gaan controleren of het (voorgenomen) gebruik daadwerkelijk aan de voorschriften van dit besluit voldoet. De gebruiksmelding is zaakgebonden. De geldigheidsduur van een gebruiksmelding is in beginsel onbeperkt. Bij een voorgenomen wijziging van het gebruik zal de gebruiker moeten beoordelen of het gebruik dan nog steeds meldingplichtig is en zo nodig een nieuwe melding moeten doen (artikel 1.22 BB’12). Artikel 1.12 bepaalt dat op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk wat betreft de hoofdstukken 2 tot en met 6 de eisen voor een nieuw te bouwen bouwwerk van toepassing zijn, tenzij in de betreffende afdeling anders is aangegeven. Dat geldt dan alleen voor het gedeelte dat verbouwd of gebouwd wordt. Hoofdstuk 9 beschrijft de overgangsbepalingen, waarin genoemd staat dat aanvragen of bezwaarprocedures ingediend voor de inwerkingtreding van het bouwbesluit 2012 beoordeeld worden op basis van vorige wet- en regelgeving.
Specifieke eisen gesteld aan de brandveiligheid bij kamergewijze verhuur: Artikel 6.21 Rookmelders 2. Bij een woonfunctie voor kamergewijze verhuur heeft een besloten ruimte waardoor een vluchtroute voert tussen de uitgang van een verblijfsruimte en de uitgang van de woonfunctie een of meer op rookmelders die voldoen aan en zijn geplaatst volgens de primaire inrichtingseisen als bedoeld in NEN 2555 (doorgekoppelde rookmelders). Dit geldt niet voor een woonfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in artikel 6.20. 3. Een verblijfsruimte heeft een of meer rookmelders die voldoen aan en zijn geplaatst volgens de primaire inrichtingseisen als bedoeld in NEN 2555. Dit geldt niet voor een verblijfsruimte in een wooneenheid indien elke wooneenheid in de woonfunctie een afzonderlijk subbrandcompartiment ligt met een volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag vanuit dat subbrandcompartiment naar een andere ruimte in het brandcompartiment van ten minste 30 minuten. Samengevat: Iedere verblijfsruimte heeft een rookmelder die doorgekoppeld is met de andere. Indien een wooneenheid subbrandcompartiment heeft met een WBDO van 30 min, is een doorgekoppelde rookmelder niet nodig. Artikel 6.25 Deuren in vluchtroutes 1. Een deur op een gemeenschappelijke vluchtroute die toegang geeft tot een trappenhuis draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in. 2. Een deur in een vluchtroute vanaf de uitgang van een wooneenheid naar de uitgang van de woonfunctie voor kamergewijze verhuur kan in de vluchtrichting worden geopend: a. door een lichte druk tegen de deur, of b. met behulp van een ontsluitingsmechanisme dat voldoet aan NEN-EN 179 of aan NEN-EN 1125. 8. Een automatisch werkende deur en een voorziening voor toegangs- of uitgangscontrole in een vluchtroute mogen het vluchten niet belemmeren. 9. Een deur die toegang geeft tot een overdruktrappenhuis als bedoeld in NEN 6092 is voorzien van een aanduiding waaruit blijkt dat hard duwen noodzakelijk kan zijn. Samengevat: Een vluchtdeur richting trappenhuis moet in de vluchtrichting geopend worden door lichte druk of door een ontsluitingsmechanisme. Indien er automatische deuren zijn moet er een beveiliging op zitten zodat de
| A Bouwbesluit 2012
30
deur het blijft doen bij brand. Een vluchtdeur naar een overdruktrappenhuis moet voorzien zijn van een aanduiding ‘hard duwen’. Artikel 6.26 Zelfsluitende deuren 1. Een beweegbaar constructie-onderdeel in een inwendige scheidingsconstructie van een brandcompartiment of subbrandcompartiment waarvoor een eis aan de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag of tegen rookdoorgang geldt (scheiding tussen (sub)brandcompartimentering en besloten ruimte), is zelfsluitend (dranger). 2. Het eerste lid geldt niet voor een deur in een niet-gemeenschappelijke doorgang. Samengevat: Een deur tussen een (sub) brandcompartiment en een besloten ruimte heeft een dranger, behalve indien het om een niet-gemeenschappelijke ruimte gaat. Een voordeur van een kamer hoeft dus geen dranger te hebben. Artikel 6.29 Droge blusleiding 1. Een gebruiksfunctie met een vloer van een verblijfsgebied hoger gelegen dan 20 m boven het meetniveau, heeft een droge blusleiding. 2. Bij ministeriële regeling kunnen, in aanvulling op het eerste lid, voorschriften worden gegeven over een droge blusleiding. 4. De loopafstand tussen een brandslangaansluiting van een in het eerste lid bedoelde droge blusleiding en een punt in een op die aansluiting aangewezen gebruiksgebied is niet groter dan 60 m voor nieuwbouw en 110 m voor bestaande bouw. 5. Een droge blusleiding van een te bouwen bouwwerk voldoet aan NEN 1594. 6. De inrichting van een droge blusleiding van een bestaand bouwwerk voldoet aan NEN 1594 voor: a. de drukbestendigheid; b. de onbrandbaarheid van het materiaal van de leiding; c. de soorten koppelingen voor de aansluiting van brandslangen; d. de aanduiding van de brandslangaansluitingen, en e. de aanduiding van de voedingsaansluitingen. 7. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.16, eerste lid, worden een bij of krachtens de wet voorgeschreven droge blusleiding en een pompinstallatie bij oplevering en daarna eenmaal in de vijf jaar getest volgens NEN 1594. Samengevat: Een pand boven de 20 m heeft een droge blusleiding die moet voldoen aan diverse eisen (zie artikelen). En de pompinstallatie moet 1x per 5 jaar getest worden. Artikel 6.30 Bluswatervoorziening 1. Een bouwwerk heeft een toereikende bluswatervoorziening. 3. De afstand tussen een bluswatervoorziening als bedoeld in het eerste lid en een brandweeringang als bedoeld in artikel 6.37, eerste lid, is ten hoogste 40 m. 4. Een bluswatervoorziening als bedoeld in het eerste en tweede lid is onbeperkt toegankelijk voor bluswerkzaamheden. Samengevat: Ieder pand heeft voldoende bluswatervoorzieningen op ten hoogste 40 m van de brandweeringang. Artikel 6.31 Blustoestellen 1. Voor zover daarin niet reeds voldoende door de aanwezigheid van brandslanghaspels is voorzien, is een gebouw voorzien van voldoende draagbare of verrijdbare blustoestellen om een beginnende brand zo snel mogelijk door in het gebouw aanwezige personen te laten bestrijden. 2. Bij een woonfunctie voor kamergewijze verhuur is aan het eerste lid voldaan met een toestel in een gezamenlijke keuken en ten minste een per bouwlaag in een ruimte waardoor een gezamenlijke vluchtroute voert. 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.16, eerste lid, wordt ten minste eenmaal per twee jaar overeenkomstig NEN 2559 op adequate wijze het nodige onderhoud aan een bij of krachtens de wet voorgeschreven draagbaar of verrijdbaar blustoestel verricht en de goede werking van dat blustoestel gecontroleerd.
| A Bouwbesluit 2012
31
Samengevat: Een pand moet een blustoestel hebben in de gezamenlijke keuken en 1 per bouwlaag op de vluchtroute. De blustoestellen moeten 1x per 2 jaar gecontroleerd worden. Artikel 6.32 Automatische brandblusinstallatie en rookbeheersingssysteem 1. Een bij of krachtens de wet voorgeschreven te installeren automatische brandblusinstallatie is voorzien van een geldig certificaat dat is afgegeven op grond van het CCVcertificatieschema Vastopgestelde Brandbeheersings- en Brandblussystemen. 2. Een bij of krachtens de wet voorgeschreven bestaande automatische brandblusinstallatie is voorzien van een geldig inspectiecertificaat dat is afgegeven op grond van het CCVinspectieschema Vastopgestelde Brandbeheersings- en Brandblussysteem. 3. Een bij of krachtens de wet voorgeschreven rookbeheersingsinstallatie is voorzien van een geldig inspectiecertificaat dat is afgegeven op grond van het CCV-inspectieschema Rookbeheersingsinstallaties. Samengevat: Een automatische brandblusinstallatie en rookbeheersingssysteem kan als gelijkwaardigheid toegepast worden als bedoeld in art. 1.3. Artikel 6.33 Aanduiding blusmiddelen Een voorziening voor het bestrijden van brand als bedoeld in de artikelen 6.28 en 6.31 is duidelijk zichtbaar opgehangen of gemarkeerd met een pictogram als bedoeld in NEN 3011. Samengevat: Blusmiddelen moeten met een pictogram gemarkeerd worden. Artikel 6.34 Tijdelijke bouw Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk is artikel 6.28, eerste tot en met derde lid, en artikel 6.29 van toepassing. Samengevat: In afwijking op artikel 1.14 moeten tijdelijke bouwwerken wel voldoen aan de genoemde (nieuwbouw)eisen.
| A Bouwbesluit 2012
32
Algemene brandveiligheidvoorschriften uit hoofdstu k 6 en 7 van het Bouwbesluit 2012 met betrekking tot een woonfunctie 4 Afdeling 6.1 Verlichting, nieuwbouw en bestaande bouw Artikel 6.2 Verlichting 4. Een besloten ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert heeft een verlichtingsinstallatie die een op de vloer en het tredevlak gemeten verlichtingssterkte kan geven van ten minste 2 lux. Samengevat: Een vluchtroute die door een verkeersruimte gaat, buiten het subbrandcompartiment, moet voldoende verlicht zijn. Artikel 6.3 Noodverlichting 4. Een liftkooi van een te bouwen bouwwerk heeft noodverlichting. 7. Noodverlichting als bedoeld in het eerste tot en met zesde lid geeft binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit gedurende ten minste 60 minuten een op de vloer en het tredevlak gemeten verlichtingssterkte van ten minste 2 lux. Samengevat: Noodverlichting in een lift moet een uur voldoende verlichting bieden. Afdeling 6.8 Bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten, nieuwbouw en bestaande Bouw Artikel 6.37 Brandweeringang 1. Een bouwwerk voor het verblijven van personen heeft een brandweeringang. Dit geldt niet indien de aard, de ligging of het gebruik van het bouwwerk dat naar het oordeel van het bevoegd gezag niet vereist. 2. Indien een bouwwerk dat op grond van het eerste lid een brandweeringang moet hebben meerdere toegangen heeft, worden in overleg met de brandweer een of meer van die toegangen als brandweeringang aangewezen. 3. In een bouwwerk met een brandmeldinstallatie met doormelding als bedoeld in artikel 6.20, eerste lid, wordt een brandweeringang bij een brandmelding automatisch ontsloten of ontsloten met een systeem dat in overleg met de brandweer is bepaald. Samengevat: Ieder pand moet een ingang hebben van waaruit de brandweer zijn werk kan doen (al dan niet een formele brandweeringang). Artikel 6.38 Bereikbaarheid bouwwerk voor hulpverleningsdiensten 1. Tussen de openbare weg en ten minste een toegang van een bouwwerk voor het verblijven van personen ligt een verbindingsweg die geschikt is voor voertuigen van de brandweer en andere hulpverleningsdiensten. 2. Het eerste lid is niet van toepassing: op een gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1.000 m² en een vuurbelasting van ten hoogste 500 MJ/m², bepaald volgens NEN 6090; op een bouwwerk met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 50 m²; op een lichte industriefunctie uitsluitend voor het bedrijfsmatig telen, kweken of opslaan van gewassen of daarmee vergelijkbare producten, met een permanente vuurbelasting van ten hoogste 150 MJ/m², bepaald volgens NEN 6090; indien de toegang tot het bouwwerk op ten hoogste 10 meter van een openbare weg ligt, of indien de aard, de ligging of het gebruik van het bouwwerk naar het oordeel van het bevoegd gezag geen verbindingsweg als bedoeld in het eerste lid vereist. 3. Tenzij het bestemmingsplan of een gemeentelijke verordening anderszins bepaalt heeft een verbindingsweg als bedoeld in het eerste lid: a. een breedte van ten minste 4,5 meter; b. een verharding over een breedte van ten minste 3,25 meter, die geschikt is voor motorvoertuigen met een massa van ten minste 14.600 kilogram; c. een vrije hoogte boven de kruin van de weg van ten minste 4,2 meter, en d. een doeltreffende afwatering. 4. Een verbindingsweg als bedoeld in het eerste lid is over de in het derde 4
Voor tabellen wordt verwezen naar de complete wettekst van BB’12.
| A Bouwbesluit 2012
33
lid voorgeschreven hoogte en breedte vrijgehouden voor voertuigen van de brandweer en andere hulpverleningsdiensten. 5. Hekwerken die een verbindingsweg als bedoeld in het eerste lid afsluiten, kunnen door hulpdiensten snel en gemakkelijk worden geopend of worden ontsloten met een systeem dat in overleg met de brandweer is bepaald. Samengevat: Ieder pand moet goed bereikbaar zijn voor de hulpdiensten. In dit artikel worden daar specifieke maten voor genoemd. Artikel 6.39 Opstelplaatsen voor brandweervoertuigen 1. Bij een bouwwerk voor het verblijven van personen zijn zodanige opstelplaatsen voor brandweervoertuigen dat een doeltreffende verbinding tussen die voertuigen en de bluswatervoorziening kan worden gelegd. 2. Het eerste lid is niet van toepassing: op een gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1.000 m² en een vuurbelasting van ten hoogste 500 MJ/m², bepaald volgens NEN 6090; op een bouwwerk met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 50 m²; een lichte industriefunctie uitsluitend voor het bedrijfsmatig telen, kweken of opslaan van gewassen of daarmee vergelijkbare producten, met een permanente vuurbelasting van ten hoogste 150 MJ/m², bepaald volgens NEN 6090, of indien de aard, de ligging of het gebruik van het bouwwerk naar het oordeel van het bevoegd gezag geen opstelplaatsen als bedoeld in het eerste lid vereist. 3. De afstand tussen een opstelplaats als bedoeld in het eerste lid en een brandweeringang als bedoeld in artikel 6.37, eerste lid, is ten hoogste 40 m. 4. Een opstelplaats voor brandweervoertuigen als bedoeld in het eerste lid is over de voorgeschreven hoogte en breedte als bedoeld in artikel 6.38, derde lid, vrijgehouden voor brandweervoertuigen. 5. Hekwerken die een opstelplaats als bedoeld in het eerste lid afsluiten, kunnen door hulpdiensten snel en gemakkelijk worden geopend of worden ontsloten met een systeem dat in overleg met de brandweer is bepaald. Samengevat: Ieder pand moet een geschikte opstelplaats hebben voor een brandweervoertuig. In dit artikel worden daar specifieke eisen aan gesteld. Artikel 6.40 Brandweerlift Een te bouwen gebouw waarvan een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 20 m boven het meetniveau heeft een brandweerlift. Samengevat: Een pand dat hoger ligt dan 20 m moet een brandweerlift hebben. Afdeling 7.1 Voorkomen van brandgevaar en ontwikkeling van brand, nieuwbouw en bestaande bouw Artikel 7.2 Verbod op roken en open vuur 1. Het is verboden te roken of open vuur te hebben: a. in een ruimte die is bestemd voor de opslag van een brandgevaarlijke stof; b. bij het verrichten van een handeling die het uitstromen van een brandgevaarlijke stof kan veroorzaken, en c. bij het vullen van een brandstofreservoir met een brandgevaarlijke stof. Samengevat: In een ruimte met brandgevaarlijke stoffen mag je geen open vuur hebben of niet roken. Artikel 7.2a Vastzetten zelfsluitend constructieonderdeel Een zelfsluitend constructieonderdeel als bedoeld in artikel 6.26, eerste lid, mag niet in geopende stand zijn vastgezet tenzij het constructieonderdeel bij brand en bij rook door brand automatisch wordt losgelaten. Samengevat: De zelfsluitende deur mag je niet blokkeren.
| A Bouwbesluit 2012
34
Artikel 7.3 Aankleding 1. Aankleding in een besloten ruimte mag geen brandgevaar opleveren. Dit gevaar is niet aanwezig indien de aankleding: a. een ondergeschikte bijdrage aan het brandgevaar levert; b. onbrandbaar is, bepaald volgens NEN 6064; c. voldoet aan brandklasse A1 als bedoeld in NEN-EN 13501-1; d. voldoet aan de eisen voor constructieonderdelen als bedoeld in afdeling 2.9, of e. een navlamduur heeft van ten hoogste 15 seconden en een nagloeiduur van ten hoogste 60 seconden. 2. Bij een besloten ruimte voor het verblijven of vluchten van meer dan 50 personen is het eerste lid, onderdeel e, niet van toepassing, indien de aankleding: a. zich bevindt boven een gedeelte van de vloer waar zich personen kunnen bevinden; b. de verticale vrije ruimte tussen de vloer en de aankleding minder dan 2,5 m is, en c. niet direct op de vloer, trap of hellingbaan is aangebracht. 3. Materiaal ter plaatse van of nabij apparatuur en installaties die warmte ontwikkelen voldoet aan brandklasse A1, als bedoeld in NEN-EN 13501-1 of is onbrandbaar, bepaald volgens NEN 6064, indien: a. op het materiaal een intensiteit van de warmtestraling kan optreden die, bepaald volgens NEN 6061, groter is dan 2 kW/m², of b. in het materiaal een temperatuur kan optreden die, bepaald volgens NEN 6061, hoger is dan 90 ºC. 4. In een besloten ruimte zijn geen met brandbaar gas gevulde ballonnen aanwezig. 5. Het eerste tot en met vierde lid gelden niet voor een niet-gemeenschappelijke ruimte. 6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de bijdrage aan brandgevaar van aankleding. Samengevat: In besloten gemeenschappelijke ruimten gelden de volgende eisen. Gordijnen of versiering mag geen brandgevaar opleveren, bijvoorbeeld als het niet naast ander brandbaar materiaal staat, onbrandbaar is of aan specifieke eisen voldoet. Versiering mag niet lager dan 2,5 m hangen indien de ruimte geschikt is voor meer dan 50 personen. Apparatuur die hitte uitstraalt (bv spotjes) moet op voldoende afstand van brandbaar materiaal hangen/staan. In besloten ruimten mogen ook geen gasballonnen aanwezig zijn. Artikel 7.4 Brandveiligheid inrichtingselementen 1. In een voor publiek toegankelijke ruimte opgestelde stands, kramen, schappen, podia en daarmee vergelijkbare inrichtingselementen zijn brandveilig. 2. Aan het in het eerste lid gestelde is in ieder geval voldaan indien een naar de lucht gekeerd onderdeel van het inrichtingselement: a. onbrandbaar is, bepaald volgens NEN 6064; b. voldoet aan brandklasse A1, als bedoeld in NEN-EN 13501-1; c. een dikte heeft van ten minste 3,5 mm, en voldoet aan brandklasse D, als bedoeld in NEN-EN 13501-1; d. een dikte heeft van ten minste 3,5 mm, en voldoet aan klasse 4 als bedoeld in NEN 6065, of e. een dikte heeft van minder dan 3,5 mm en over de volle oppervlakte is verlijmd met een onderdeel als bedoeld onder c of d. 3. Het eerste en tweede lid gelden niet voor een niet-gemeenschappelijke ruimte. Samengevat: In een publieke gemeenschappelijke ruimte moeten de stands, kramen of podia brandveilig zijn, zodat een brand niet snel kan uitslaan naar de rest van de ruimte. Artikel 7.5 Brandgevaarlijke stoffen 1. In, op of nabij een bouwwerk is geen brandgevaarlijke stof als bedoeld in tabel 7.5 aanwezig. 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien: a. de in tabel 7.5 aangegeven toegestane hoeveelheid per stof niet wordt overschreden, met dien verstande dat de totale toegestane hoeveelheid stoffen 100 kilogram of liter is; b. de stof deugdelijk is verpakt, waarbij: 1°. de verpakking tegen normale behandeling bestand is; 2°. de verpakking is voorzien van een adequate gevaarsaanduiding, en 3°. geen inhoud onvoorzien uit de verpakking kan ontsnappen, en c. de stof wordt gebruikt met inachtneming van de op de verpakking aangegeven gevaarsaanduidingen.
| A Bouwbesluit 2012
35
3. Het eerste lid is niet van toepassing op: a. brandstof in het reservoir van een verbrandingsmotor; b. brandstof in een verlichtings-, een verwarmings- of een ander warmteontwikkelend toestel; c. voor consumptie bestemde alcoholhoudende dranken; d. gasflessen tot een totale waterinhoud van 115 liter; e. dieselolie, gasolie of lichte stookolie met een vlampunt tussen de 61°C en 100 °C tot een totale hoeveelheid van 1.000 liter, en f. brandgevaarlijke stoffen voor zover de aanwezigheid daarvan bij of krachtens de Wet milieubeheer of de Wabo is toegestaan. 4. Bij het berekenen van een toegestane hoeveelheid als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt een aangebroken verpakking als een volle meegerekend. 5. In afwijking van het derde lid, onderdeel e, is de aanwezigheid van meer dan 1.000 liter van een in dat onderdeel bedoelde oliesoort toegestaan indien de wijze van opslag en gebruik daarvan zodanig is dat het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie en de ontwikkeling van brand naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende worden voorkomen. Samengevat: In of nabij een pand mag je geen brandgevaarlijke stoffen hebben, mits boven een bepaalde hoeveelheid. In dit artikel worden dit verder toegelicht. Dit geldt bv ook voor medicinale zuurstof. Artikel 7.6 Brandbare niet-milieugevaarlijke stoffen 1. Bedrijfsmatige opslag van brandbare niet-milieugevaarlijke stoffen is zodanig dat bij brand geen onveilige situatie kan ontstaan voor een op een aangrenzend perceel gelegen of op dat perceel volgens het bestemmingsplan nog te realiseren gebouw dat op grond van hoofdstuk 2 een brandcompartiment of een gedeelte van een brandcompartiment is, of voor een speeltuin, kampeerterrein of opslag van brandgevaarlijke stoffen. 2. Aan het in het eerste lid gestelde is bij opslag van hout, anders dan in een gebouw, voldaan indien: a. de opslag bij brand gedurende een periode van ten minste 60 minuten, gerekend vanaf het ontstaan van de brand, geen grotere stralingsbelasting veroorzaakt dan 15 kW/m²; b. de bereikbaarheid van de opslag vanaf twee tegenover elkaar liggende zijden is gewaarborgd, waarbij in een derde zijde ook een toegangsmogelijkheid aanwezig is indien die zijde langer is dan 40 m, en c. bij de opslag een bluswatervoorziening met gedurende ten minste vier uren een toevoercapaciteit van ten minste 90 m³ per uur aanwezig is. 3. De in het tweede lid bedoelde stralingsbelasting wordt gemeten op: a. de perceelsgrens, indien het aangrenzend perceel een kampeerterrein, een speeltuin of een opslag van brandgevaarlijke stoffen is, en b. enig punt van de uitwendige scheidingsconstructie van een op het aangrenzend perceel gelegen gebouw. Samengevat: De opslag van brandbaar materiaal, zoals hout, autobanden of kunststof, moet op zodanige afstand van de buurpanden liggen dat brandoverslag- of doorslag niet binnen 60 min kan gebeuren. Artikel 7.7 Opslag in stookruimte In een ruimte met een of meer verbrandingstoestellen met een totale nominale belasting van meer dan 130 kW zijn geen brandbare goederen opgeslagen of opgesteld. Samengevat: In een ruimte met een verbrandingstoestel van 130 kW of meer mogen geen brandbare materialen staan. Artikel 7.7a Veilig gebruik verbrandingstoestel 1. Een verbrandingstoestel wordt uitsluitend gebruikt indien: a. de voorziening voor toevoer van verbrandingslucht en de voorziening voor afvoer van rookgas niet zijn afgesloten; b. de capaciteit van de voorziening voor toevoer van verbrandingslucht, van de voorziening voor afvoer van rookgas en van de daarop aangesloten aansluitleidingen, niet kleiner zijn dan de voor het adequaat functioneren van het verbrandingstoestel noodzakelijke capaciteit; c. de opstelling van het verbrandingstoestel met inbegrip van een aansluitleiding tussen het toestel en de voorziening voor de afvoer van rookgas brandveilig is; d. de voorziening voor afvoer van rookgas doeltreffend is gereinigd, en e. het verbrandingstoestel met een aansluitmogelijkheid op een voorziening voor afvoer
| A Bouwbesluit 2012
36
van rookgas adequaat op de voorziening is aangesloten. 2. Van een brandveilige opstelling als bedoeld in het eerste lid, onder c, is in ieder geval sprake indien de opstelling brandveilig is, bepaald volgens NEN 3028. Samengevat: Een verbrandingstoestel moet veilig gebruikt worden en dat is, indien er voldoende luchttoevoer en –afvoer is, de schoorsteen ten minste 1x per jaar geveegd is en deugdelijk is opgesteld en aangesloten. Artikel 7.8 Restrisico brandgevaar en ontwikkeling van brand Onverminderd het bij of krachtens dit besluit bepaalde is het verboden in, op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken of anderszins belemmeringen op te werpen of hinder te veroorzaken waardoor: a. brandgevaar wordt veroorzaakt, of b. bij brand een gevaarlijke situatie wordt veroorzaakt. Samengevat: Kapstokartikel: kan bv bij onveilige plaats container, een te hoge vuurbelasting in een ruimte, brandgevaarlijke objecten in vluchtroute of een vervuilde roltrap. Afdeling 7.2 Veilig vluchten bij brand, nieuwbouw en bestaande bouw Artikel 7.10 Deuren in vluchtroutes 1. Een deur op een vluchtroute is bij aanwezigheid van personen in het bouwwerk uitsluitend gesloten indien die deur tijdens het vluchten, zonder gebruik te moeten maken van een sleutel onmiddellijk over de ten minste vereiste breedte kan worden geopend. 3. Het eerste lid geldt niet voor een niet-gemeenschappelijke vluchtroute. Samengevat: Een vluchtdeur in een gemeenschappelijke vluchtroute moet bij aanwezigheid van mensen altijd gelijk te openen zijn (door een knopcilinder of grendel) zonder blokkades voor de deur. Artikel 7.13 Beperking van gevaar voor letsel 1. Tegen of onder het plafond aangebracht glas is veiligheidsglas of glas voorzien van een ingegoten kruiswapening met een maximale maaswijdte van 0,016 m. 2. Textiel, folie of papier in horizontale toepassing is onderspannen met metaaldraad op een onderlinge afstand van ten hoogste 0,35 m, of metaaldraad in twee richtingen met een maximale maaswijdte van 0,7 m. 3. Aankleding in een besloten ruimte mag bij brand geen druppelvorming geven boven een gedeelte van een vloer bestemd voor gebruik door personen. 4. Het eerste tot en met derde lid gelden niet voor een niet-gemeenschappelijke ruimte. Samengevat: Aankleding van (niet) besloten gemeenschappelijke ruimtes mag geen gevaar opleveren tijdens het vluchten. Artikel 7.14 Restrisico veilig vluchten bij brand Onverminderd het bij of krachtens dit besluit bepaalde is het verboden in, op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken of anderszins belemmeringen te veroorzaken waardoor: a. melding van, alarmering bij of bestrijding van brand wordt belemmerd; b. het gebruik van vluchtmogelijkheden bij brand wordt belemmerd, of c. het redden van personen of dieren bij brand wordt belemmerd. Samengevat: Kapstokartikel: kan bv bij obstakels voor brandmelders, obstakels in een vluchtroute, obstakels op de verbindingsroute voor de brandweer.
| A Bouwbesluit 2012
37
Overige bouwvoorschriften op titel met betrekking tot brandveiligheid uit hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit 2012 met betrekking tot een woonfunctie 5 Afdeling 2.2 Sterkte bij brand Tijdsduur bezwijken Afdeling 2.8 Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie Stookplaats Schacht, koker of kanaal Rookgasafvoer Opstelplaats open verbrandingstoestel Afdeling 2.9 Beperking van het ontwikkelen van brand en rook Binnenoppervlak Buitenoppervlak Beloopbaar vlak Vrijgesteld Dakoppervlak Constructie-onderdeel Afdeling 2.10 Beperking van uitbreiding van brand Ligging Omvang Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag Afdeling 2.11 Verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook Ligging Omvang Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag en rookdoorgang Afdeling 2.12 Vluchtroutes Vluchtroute Beschermde vluchtroute Extra beschermde vluchtroute Veiligheidsroute Tweede vluchtroute Inrichting vluchtroute Capaciteit van een vluchtroute Afdeling 2.13 Brandweerlift Loopafstand Hulppost
Hulpverlening bij brand
Op hoofdlijnen. Voor details wordt verwezen naar het BB’12. Artikelen zijn bepaald voor nieuwbouw, bestaande bouw, verbouw en tijdelijke bouw. 5
| A Bouwbesluit 2012
38
B Huisvestingsverordening 2012 gemeente Deventer In oktober 2011 is de Huisvestingsverordening Deventer 2012 vastgesteld door de Raad. De belangrijkste voorschriften uit deze verordening zijn hieronder samengevat.
Op 1 januari 2012 treedt de verordening inwerking. Het werkingsgebied is de hele gemeente Deventer; Een kamerverhuurpand is (een deel) van een gebouw waarin onzelfstandige woonruimte wordt verleend aan 2 of meer personen; Voor de omzetting van een zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte is een omzettingsvergunning nodig wanneer een pand wordt verhuurd aan 3 of meer personen of, indien de eigenaar ook in het pand woont, 2 of meer personen; In het belang van het behoud en samenstelling van de woonruimtevoorraad is er een maximum gesteld van 7,5% aan kamerverhuurpanden per postcodegebied; Het kamerverhuurpand moet voldoen aan de voorschriften zoals gesteld in de Woningwet, het Bouwbesluit 2012, de Bouwverordening Deventer en het Besluit brandveilig gebruik gebouwen; Eigenaren van panden die voor inwerkingtreding van de Huisvestingsverordening aantoonbaar kamers verhuurde, kunnen binnen 3 maanden na inwerkingtreding een beroep doen op het overgangsrecht. Daarbij wordt niet getoetst aan de 7,5%-norm. De omzettingsvergunningen wordt verleend voor maximaal 5 jaar. De omzettingsvergunning is persoonsgebonden, maar kan op verzoek van de eigenaar worden overgeschreven op naam van een ander.
| B Huisvestingsverordening 2012 gemeente Deventer
39
C Toezicht en handhaven Sanctiestrategie De gemeente Deventer hanteert de Handhavings- en Gedoogstrategie Fysieke Leefomgeving van de provincie Overijssel. Dat betekent een uniforme wijze van handhaving, zoals in onderstaande figuur is weergegeven.
| C Toezicht en handhaven
40
Bevoegdheden AWB toezichthouder Art. 5:11. Onder toezichthouder wordt verstaan: een persoon bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Art. 5:12. -1. Bij de uitoefening van zijn taak draagt een toezichthouder een legitimatiebewijs bij zich, dat is uitgegeven door het bestuursorgaan onder verantwoordelijkheid waarvan de toezichthouder werkzaam is. -2. Een toezichthouder toont zijn legitimatiebewijs desgevraagd aanstonds. -3. Het legitimatiebewijs bevat een foto van de toezichthouder en vermeldt in ieder geval diens naam en hoedanigheid. Het model van het legitimatiebewijs wordt vastgesteld bij regeling van Onze Minister van Justitie. Art. 5:13. Een toezichthouder maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is. Art. 5:14. Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan dat de toezichthouder als zodanig aanwijst, kunnen de aan de toezichthouder toekomende bevoegdheden worden beperkt. Art. 5:15. -1. Een toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, elke plaats te betreden, met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner. -2. Zo nodig verschaft hij zich toegang met behulp van de sterke arm. -3. Hij is bevoegd zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hem zijn aangewezen. Art. 5:16. 6 Een toezichthouder is bevoegd inlichtingen te vorderen . Art. 5:16a. 4 Een toezichthouder is bevoegd van personen inzage te vorderen van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Art. 5:17. -1. Een toezichthouder is bevoegd inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden. -2. Hij is bevoegd van de gegevens en bescheiden kopieën te maken. -3. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden, is hij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hem af te geven schriftelijk bewijs. Art. 5:18. -1. Een toezichthouder is bevoegd zaken te onderzoeken, aan opneming te onderwerpen en daarvan monsters te nemen. -2. Hij is bevoegd daartoe verpakkingen te openen. -3. De toezichthouder neemt op verzoek van de belanghebbende indien mogelijk een tweede monster, tenzij bij of krachtens wettelijk voorschrift anders is bepaald. -4. Indien het onderzoek, de opneming of de monsterneming niet ter plaatse kan geschieden, is hij bevoegd de zaken voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hem af te geven schriftelijk bewijs. -5. De genomen monsters worden voor zover mogelijk teruggegeven. 6
Niet voldoen aan bevel of vordering is strafbaar gesteld in WvS art. 184.
| C Toezicht en handhaven
41
-6. De belanghebbende wordt op zijn verzoek zo spoedig mogelijk in kennis gesteld van de resultaten van het onderzoek, de opneming of de monsterneming. Art. 5:19. -1. Een toezichthouder is bevoegd vervoermiddelen te onderzoeken met betrekking waartoe hij een toezichthoudende taak heeft. -2. Hij is bevoegd vervoermiddelen waarmee naar zijn redelijk oordeel zaken worden vervoerd met betrekking waartoe hij een toezichthoudende taak heeft, op hun lading te onderzoeken. -3. Hij is bevoegd van de bestuurder van een vervoermiddel inzage te vorderen van de wettelijk voorgeschreven bescheiden met betrekking waartoe hij een toezichthoudende taak heeft. -4. Hij is bevoegd met het oog op de uitoefening van deze bevoegdheden van de bestuurder van een voertuig of van de schipper van een vaartuig te vorderen dat deze zijn vervoermiddel stilhoudt en naar een door hem aangewezen plaats overbrengt. -5. Bij regeling van Onze Minister van Justitie wordt bepaald op welke wijze de vordering tot stilhouden wordt gedaan. Art. 5:20. -1. Een ieder is verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden. -2. Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.
| C Toezicht en handhaven
42
Bijlage 2 Interviewvragen Intern 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.
20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. a) b) c) d) 37.
Wat is je functie? Wat doe je in het kader van kamerverhuur? Hoeveel tijd besteed je aan kamerverhuur? En welke afspraken zijn er met je gemaakt bij de start van het project? Is dat haalbaar in je uren? Aan wie leg je verantwoording af? Is het duidelijk welke doelen er gehaald moeten worden? Zo ja, welke? Is het duidelijk binnen welke kaders je kunt/moet werken? Zo ja, welke? Wat is je wettelijke grondslag? Welke voorschriften/regelgeving/wetgeving wordt door jou gehandhaafd? Wie stelt de prioriteiten in de te controleren punten? Hoe gaat dat in de praktijk? Wat gaat goed en waar kom je knelpunten tegen? Welke regels worden het meest overtreden? Hoe verloopt vervolgens de handhavingsprocedure? Hoeveel handhavingsacties zijn er tot nu toe geweest (aantal controles, hercontroles, best. Sancties etc)? Heb je een idee waarom dat zo is? Komt dat bv door gebrek aan kennis, gebrek aan technisch inzicht, andere belangen of lakse houding? Hoe worden handhavingsprocedures ervaren in de praktijk? Maakt dat indruk? Verandert dat het gedrag van de doelgroep? Recidive? Heb je beelden bij de wijzigingen mbt kamerverhuur agv het Bouwbesluit 2012? Op welke wijze verdiep je je in de nieuwe regelgeving en gebruik je dat ook in T&H? Wat zijn je bevoegdheden? Gebruik je die ook in de praktijk? Wat zou er anders moeten in de volgende huisvestingsverordening? Tegen welke knelpunten in de regelgeving loop je aan? Mis je grondslagen? Zijn er regels die in de praktijk niet zijn te handhaven? Hoe kom je aan je informatie? Welke informatiebronnen heb je? Wat en hoe registreer je? Met wie deel je dat en hoe? Hoe ga je te werk? Onaangekondigd/aangekondigd? Met wie werk je samen (namen en functies)? Intern en extern. Zijn er werkafspraken gemaakt en vastgelegd? Hoe wordt de afstemming geborgd? Hoe verloopt de samenwerking? Welke samenwerkingspartners zouden nog (meer) betrokken moeten worden? Wat kan beter mbt het werkproces T&H? Qua kwaliteit, effectiviteit en efficiency. Wat kan beter mbt beleid? Wat kan beter mbt juridische ondersteuning? Wat kan beter mbt de (project)leiding/aansturing/coördinatie? Wat kan beter mbt de samenwerking intern en extern? Wat kan beter richting de doelgroep mbt voorlichting/communicatie/vergunningprocedure? Wat is je beeld van de brandveiligheid van kamerverhuurpanden? Zijn er factoren (wijken, soort eigenaar, soort huurder, soort pand, hoogte huur etc) te noemen waarbij de brandveiligheid meestal niet in orde is? Is brandveiligheid een issue bij de doelgroep en/of buurtbewoners? Zo ja, hoe uit zich dat? Wat kun je zeggen over de doelgroep mbt: Kennis over regels mbt brandveiligheid? Hoe komen ze aan hun kennis? Vindt men de regels terecht of overdreven? Wat vindt men van de handhavingstrategie? Te mild, te streng, onbekend bij hen? Hoe zouden we het brandveiligheidsbewustzijn kunnen verhogen bij de doelgroep? Heb je nog zaken waar ik rekening mee moet houden bij het opstellen van mijn adviesnotitie?
| Bijlage 2
Interviewvragen
43
Eigenaren 1. Welke rol heeft de persoon bij kamerverhuur? Eigenaar of verhuurder? 2. Wat is de betrokkenheid bij kamerverhuur? Welk belang? Hoeveel panden? Hoeveel huurders? 3. Welke relatie is er met andere eigenaren of verhuurders? Heb je samenwerkingsverbanden? Heb je veel contact met elkaar? 4. Hoe zou je de relatie met de huurders omschrijven? 5. Hoe zou je de relatie met de gemeente omschrijven? 6. Wat weet je over de kamerverhuurregeling en de wet- en regelgeving mbt kamerverhuur? Ken je de achtergronden van het beleid? 7. Hoe ben je geïnformeerd over de huidige huisvestingsverordening? Wat vind je van de wijze van informeren? 8. Wat vind je van de regelgeving mbt kamerverhuur? Waar loop je tegen aan? Wat vind je goed? 9. Ken je de regelgeving mbt brandveiligheid? 10. Hoe kom je aan je informatie? 11. Wat vind je van de regelgeving mbt brandveiligheid bij kamerverhuur van 5 of meer bewoners? Waar loop je tegen aan? Wat vind je goed? 12. Vind je dat brandveiligheid een verantwoordelijkheid is van de overheid of de eigenaar? 13. Welke preventieve maatregelen neem je zelf als eigenaar/verhuurder mbt brandveiligheid? 14. Hoe zorg je er voor dat je huurders de brandveiligheid in acht nemen? En vind je dat in de praktijk gaan? 15. Is het bekend dat de regelgeving gaat wijzigen? Bouwbesluit en huisvestingsverordening. 16. Hoe zou je geïnformeerd willen worden? 17. Wat vind je van de werkwijze bij het T&H? Wat gaat goed en wat kan beter? 18. Wat vind je van de sancties? 19. Waar liggen samenwerkingskansen tussen gemeente en eigenaren/verhuurders? Hoe kunnen we elkaar versterken? 20. Wat zou je zelf kunnen doen om beter aan de wet- en regelgeving te voldoen? 21. Hoe kan de gemeente jou helpen om beter aan de wet- en regelgeving te voldoen? Wat zou stimulerend werken? Wat overtuigt jou daarin?
|
44
Bijlage 3 Bronvermelding
Stichting Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) Handhaving en gedrag, achtergronden van regelnaleving (2009) Ministerie van VROM Rapportage “Brandveiligheid studentenhuisvesting” (2009) VROM-inspectie Handreiking Aanpak woonoverlast en verloedering (2010) Websites: Gemeente Deventer Gemeente Leeuwarden Gemeente Groningen Gemeente Amsterdam Gemeente Tilburg Gemeente Den haag VROM CCV
| Bijlage 3
Bronvermelding
45