Inleiding
Voor u ligt Themata uit de psychomotorische therapie – Boek 22. Ook nu weer wordt een overzicht geboden van het huidige reilen en zeilen van de psychomotorische therapie, maar voor de eerste maal ook met bijdragen van diverse landen in Europa. De huidige neuropsychologische modellen bij kinderen met ADHD richten zich op verschillende processen zoals een primair probleem met remming van het gedrag, wat leidt tot een gebrek aan organisatie en motorische controle bij de uitgevoerde taken. Verder de afkeer van deze kinderen met betrekking tot de verwachtingen betreffende aandacht. Dit leidde er toe dit te proberen te omzeilen door impulsiviteit, onoplettendheid of hyperactiviteit. Tenslotte wordt ook een gebrek aan temporele perceptie gemeld. Deze modellen hebben Jean-Michel Albaret, Jérôme Marquet-Doléac en Régis Soppelsa vanuit Frankrijk er toe geleid om specifieke tests zoals de doolhoven Laby 5-12, evenals protocollen van interventie, te ontwikkelen. De belangrijkste resultaten worden hier gepresenteerd. In de bijdrage van Johan Simons wordt ingegaan op recent onderzoek in Vlaanderen aan de hand van het testonderdeel ‘Noemen en Tonen’ van Bergès en Lézine (1966, 1978) waarbij lichaamsdelen aangewezen een benoemd dienen te worden, met andere woorden de actieve en passieve woordenschatkennis in verband met het lichaam. In totaal participeerden 2 427 kinderen in de leeftijd van 3 tot 6 jaar en afkomstig uit alle Vlaamse provincies aan het onderzoek. De geactualiseerde test blijkt betrouwbaar en valide te zijn voor gebruik bij Vlaamse kinderen. Verschillen in prestatie tussen jongens en meisjes werden aangetoond in het voordeel van de meisjes. Op basis van de voorhanden zijnde gegevens zouden normen voor Vlaamse kinderen ontwikkeld kunnen worden.
9
Barbara Verscheure en Elke Van Roie beschrijven in hun bijdrage hoe het contextgericht werken in de psychomotorische therapie, gezien het unieke van de non-verbale insteek, een interessant aanbod kan zijn en zelfs een meerwaarde kan betekenen bij vastzittende patronen in gezinnen met kinderen en jongeren met een psychiatrische problematiek. Jennifer De Smet en An de Decker schetsen in hun bijdrage hoe vanuit PMT met de derde generatie van gedragstherapie zoals Acceptance and Commitment Therapy (ACT) kan gewerkt worden. De jongeren krijgen in groep een bepaalde opdracht die ze moeten uitvoeren. Aan deze doelstellingen werken is een moeilijke weg voor de jongeren. Om de jongeren te helpen bij het voltooien van de opdracht is Acceptance and Commitment Therapy een ondersteuning binnen het ervarende en therapeutische proces. De moeilijkheden die worden ervaren geven stof om in het hier en nu te ervaren wat er bedoeld wordt met ACT. Jongeren kunnen oefenen met perspectiefname en mogelijk ervaren dat dit kan helpen om bepaalde moeilijkheden anders aan te pakken. Tereza Louková, Marie Blahutková en Běla Hátlová gaan in hun case studie in op de gevolgen die psychomotorische therapie kan hebben op jonge schoolkinderen met ADHD in Tjechië. De d2 Test voor aandacht, de Numeral Square, observatie en een interview werden gebruikt om de gegevens te verzamelen. De gegevens van 4 kinderen gediagnosticeerd met ADHD, met een leeftijd van 9 tot en met 10 jaar werden verwerkt. De verandering van concentratie en de mate van aandacht voor en na het interventieprogramma in de psychomotorische therapie werd nagegaan. Zowel de concentratie als de aandachtspanne verbeterden. Ze kwamen tot de conclusie dat het is niet zozeer de prestatie-gerichte activiteit maar het succesgevoel van groot belang was bij de kinderen met ADHD. Hoewel relaxatietherapie frequent aangeboden wordt binnen het psychomotorisch behandelkader, blijft er een nood aan correcte informatie over de verschillende behandelingsmethodieken, evenals de effectiviteit van bepaalde interventies. De bijdrage van Tine Van Damme heeft als doel dieper in te gaan op de mogelijkheden en de rationale voor relaxatietherapie bij adolescenten met een disruptieve gedragsstoornis. In eerste instantie zal een overzicht geschetst worden van bestaande wetenschappelijke studies die uitgevoerd werden binnen dit domein. In tweede instantie zal de ontwikkeling van de module ‘relaxatietherapie voor adolescenten met een disruptieve gedragsstoornis’ kort toegelicht worden. In de studie van Frederike Lenaerts, Amber De Herdt, Michel Probst en Davy Vancampfort zal de gezondheid- en prestatie gerelateerde fysieke fit-
10
heid geëvalueerd worden bij patiënten met een bipolaire stoornis. Ten eerste wordt het verschil onderzocht met gezonde proefpersonen die over dezelfde leeftijd, body mass index (BMI) en geslacht beschikken. Ten tweede worden geassocieerde factoren bestudeerd met betrekking tot de symptomatologie. Uitgebreid onderzoek bij de algemene bevolking heeft aangetoond dat er heel wat wetenschappelijke evidentie is voor het belang van zelfdeterminatie theorie in het aangaan en behouden van een actieve levensstijl. Aangezien patiënten met schizofrenie minder fysiek actief zijn, is het interessant om na te gaan of meer autonome motieven ook hier gepaard gaat met een meer actieve levensstijl. De eerste doelstelling van de bijdrage van Davy Vancampfort, Marc De Hert, Amber De Herdt , Koen Vanden Bosch, Chris Helon, Guy Buytaert, Frie de Man, Els De Schepper, Guido Hostens, Herman Moens, Pieter Naert, Marc Rau, Sander Remans, Jorge Thonnon, Katrien T’Jonck en Michel Probst was dan ook of de mate van fysieke activiteit verschilt naargelang het type motivatie. Een tweede doelstelling was om verschillen in motieven om te bewegen te onderzoeken volgens geslacht, opleidingsniveau, therapeutische setting (residentieel versus ambulant) en naargelang de episode (eerste episode versus multipele episode). Om de bestaande klinische aanbevelingen te kunnen verbeteren is het dan ook belangrijk om te onderzoeken welke factoren een rol spelen in het beweeggedrag van patiënten met schizofrenie. Het doel van de studie van Davy Vancampfort, Amber De Herdt, Koen Vanden Bosch, Chris Helon, Herman Moens, Guy Buytaert, Frie de Man, Els De Schepper, Guido Hostens, Pieter Naert, Marc Rau, Sander Remans, Jorge Thonnon, Katrien T’Jonck en Michel Probst was om na te gaan of omgevingsvariabelen zoals de bewegingsvriendelijkheid, de straatconnectiviteit, diversiteit van het landgebruik, de esthetische aspecten van de omgeving en de veiligheid, maar ook de aanwezigheid van sportmateriaal thuis belangrijke omgevingsvariabelen waren die het beweeggedrag bepalen van mensen met schizofrenie. Ze gaan na of en in welke mate deze omgevingsvariabelen een invloed uitoefenen op de mate van wandelen, de mate van bewegen aan matige intensiteit en de mate van bewegen aan hoge intensiteit. Luc Putseys, Eva Dierckx, Jaak Willemse, Jill Hermans, Karolien Rector en Ilse Ulens willen in hun bijdrage aantonen hoe een opname in de Psychiatrische Kliniek Broeders Alexianen te Tienen ook kan aanwend worden om een bijkomende interventie te doen op vlak van fysieke fitheid. In deze exploratieve pilootstudie willen ze nagaan wat de effecten zijn van bewegen op zowel fysiologische als psychologische factoren en dit binnen een populatie van residentieel opgenomen patiënten met een middelenafhankelijkheid (in
11
casu alcoholafhankelijkheid). Het gezondheidsprogramma, Start to Move, wordt daarbij gebruikt. Teneinde de drop out te verlagen en de arbeidskansen van personen met een psychische kwetsbaarheid te verhogen ontwikkelden de directeur en de bedrijfsarts van AZERTIE in 2010 het I Care concept, een combinatie van psychomotorische en mentale training. De integratie van psychomotorische en mentale training in de arbeidsrehabilitatie van personen met een psychische kwetsbaarheid past perfect in de actuele maatschappelijke ontwikkeling die streeft naar een betere structurele samenwerking tussen werkzorg en geestelijke gezondheidszorg voor deze doelgroep. Jan Knapen, Yves Morien, Bie Van Woensel, Annick Myszta en Rob Strigencz beschrijven in hun bijdrage hoe zij hierbij te werk gaan. In deze bijdrage willen Davy Vancampfort, Jan Knapen en Michel Probst in eerste instantie de problematiek van armoede bij het motiveren tot een actieve levensstijl onder de aandacht brengen. Aangezien één van de belangrijkste toekomstige uitdagingen van de psychomotorisch therapeut er in zal bestaan om een ambulant beweegaanbod voor specifieke doelgroepen uit te werken, bieden we de geïnteresseerde lezer ook graag enkele zeer concrete handvatten aan om een dergelijk programma voor te bereiden. Personen die in armoede leven voelen zich niet alleen omwille van materiële deprivatie uitgesloten uit de samenleving, maar ook door een kenniskloof, vaardigheidskloof en gevoelskloof. In het uitwerken van een ambulant beweegaanbod is het belangrijk om aandacht te hebben voor de betaalbaarheid, bereikbaarheid, beschikbaarheid, begrijpbaarheid, en bruikbaarheid van het aanbod. Concrete handvatten om tot een aangepast beweegaanbod te komen, werden besproken. Sporten en bewegen is gezond en heeft positieve effecten op lichaam en geest. Erik Mertens brengt in zijn bijdrage een overzicht van de evidence based gegevens binnen de Psychomotorische therapie bij patiënten met depressie en stemmingsstoornissen, met angststoornissen, met schizofrenie en psychose, met persoonlijkheidsstoornissen en met middelenmisbruik. De recente ontwikkelingen in de geestelijke gezondheidszorg en de nauwere samenwerking met de somatische gezondheidszorg dwingen psychomotorisch therapeuten tot creatieve extramurale initiatieven. Psychomotorisch therapeuten staan onder andere voor de uitdaging mee te werken aan multidisciplinaire zorgtrajecten voor bepaalde hoog risicogroepen. Jan Knapen, Davy Vancampfort en Yannick Marchal beschrijven in hun bijdrage hoe psychomotorisch therapeuten een unieke expertise en wetenschappelijke
12
kennis in het domein van beweging, lichaamsbeleving en mentale en somatische gezondheid kunnen hebben.
Johan Simons, PhD. Redactie
Michel Probst, PhD. Voorzitter VVPMT
13