Adviesrapport Fysieke belasting en Werkdruk in de Wasserij- en stomerijbranche
Samenvatting Onderzoeksresultaten Conclusies Advies Bijlagen
In opdracht van
Raltex 2001/2002 door
Adviesbureau Molenaar BV
Fysieke belasting en werkdruk Dit proj ect is uitgev oerd door:
Adviesbureau Molenaar BV Fysiek ergonomen en arbeidsfysiotherapeuten Regentesselaan 27 4835 KK Breda Postbus 9292 4801 LG Breda tel: 076-564 0050 fax: 076-564 0051 E-mail:
[email protected]
In Samenw erking met:
Erasmus University Rotterdam Alex Burdorf, PhD Associate Professor in Occupational Health Department of Public Health PO Box 1738 3000 DR Rotterdam tel: +31-10-4087985 (secr) 4087717 (direct) fax: +31-10-4089449 e-mail:
[email protected]
© Adv iesbureau Molenaar BV april 2002
INHOUDSOPGAVE
Inhoudsopgave
V
Voorwoord
VII
Samenvatting
IX
1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
2. 2.1 2.2 2.3 2.4
3.
De resultaten van de nulmeting Inleiding Arbeidsbelasting Klachten aan het bewegingsapparaat De resultaten van de werkplekonderzoeken Deskundigenoordeel uit de branche De conclusies van de nulmeting en de werkplekonderzoeken
1 1 1 3 4 5
Maatregelen en adviezen Inleiding Algemene achtergrond Maatregelen met betrekking tot werkdruk en werkbeleving Maatregelen met betrekking tot fysieke belasting
9 9 9
De vragen en de antwoorden
6
11 12 17
V
Bijlagen: Bijlage 1: Stroomschema's en informatie over de branche 21 Bijlage 2: Stroomschema met betrekking tot het nemen van beslissingen 25 Bijlage 3: Lijst van mogelijke hulpmiddelen 27 Bijlage 4: Verantwoording onderzoeksmethoden 29 1. Het vragenlijstonderzoek 29 1.1 Algemene opzet en onderzoekspopulatie 29 1.2 Achtergrond van de vragenlijst 32 10. Vergelijking werkbeleving met VBBA-vragenlijst 35 1.4 Statistische analyse 37 2. Het ergonomisch werkplekonderzoek 40 2.1 De beoordeling 40 2.2 De definities 41 2.3 De onderzoeksmethoden 42 2.3.1 Tillen: de NIOSH-methode 42 2.3.2 Duwen en trekken 47 2.3.3 Werkhoudingen: de OWAS-methode 48 2.3.4 Antropometrie 49 2.3.5 Het verschil tussen statische en dynamische arbeid 50 Bijlage 5: Gebruikte vragenlijsten 53 Bijlage 6: Resultaten met betrekking tot fysieke belasting 83 Bijlage 7: Resultaten met betrekking tot werkdruk, psychosociale belasting en werkbeleving 87 Bijlage 8: Resultaten van het werkvloeronderzoek 91 8.1 Inleiding 91 8.2 De functies 91 8.3 De resultaten 93 Bijlage 9: Klachten aan het bewegingsapparaat 105 Bijlage 10: Arbobesluit 109 Bijlage 11: Overzicht arbeidsinspectiebladen 129 Bijlage 12: Arbolijst wasserijen (en stomerijen) 131 Bijlage 13: Leveranciers 133 Bijlage 14: Branche-organisaties 137
VI
VOORWOORD Voor u ligt het adviesrapport ter ondersteuning van het convenant van de wasserij- en stomerijbranche op het gebied van fysieke belasting en werkdru k. Het rapport is tot stand gekomen na een uitgebreide afstemming tussen de werkgevers- en werknemersorganisaties en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Deze afstemming heeft geleid tot een herziening van de startnotitie die opgesteld was om de opdracht in te formuleren. Een en ander had tot doel om het navolgende advies tot een hoge praktische waarde op te stuwen. De opdracht is in het kort geformuleerd als: "Het uitvoeren van een "nulmeting" door middel van een representatieve steekproef, waarbij de belangrijkste knelpunten op het gebied van werkdruk en fysieke belasting in kaart zullen worden gebracht. Het onderzoek dient te leiden tot suggesties om de fysieke belasting terug te dringen gelet op wat gezondheidskundig wenselijk en bedrijfseconomisch haalbaar en praktisch uitvoerbaar is. Het onderzoek dient zich niet te beperken tot ergonomie. Ook de organisatie van het werk en de werkmethodieken dienen te worden meegenomen". Zowel de Erasmus Universiteit als Adviesbureau Molenaar BV kunnen bogen op een lange ervaring. Er wordt gezocht naar oplossingen die in de praktijk ook te realiseren zijn. Deze zijn niet altijd gelijk aan de meest ideale oplossingen. Ook praktisch te realiseren doelstellingen echter, zullen in het geheel van de branche een structurele verbetering op het gebied van optimalisering van de arbeidsomstandigheden tot gevolg hebben. Dit geldt met name ten aanzien van de werkdruk en de fysieke belasting. Tijdens het onderzoek is duidelijk geworden dat er niet één bedrijf hetzelfde is als het andere. Dit heeft consequenties voor de toepassing van het advies in wasserijen of stomerijen. U zult tijdens het lezen van dit deel van het rapport misschien een aantal “open deuren” aantreffen die hier aangegeven worden als oplossing.
VII
De resultaten zijn zo algemeen mogelijk beschreven. Dit houdt in dat de kans dat de gegevens ook op de meeste wasserijen of stomerijen van toepassing zijn zo groot mogelijk gemaakt is. Een te sterke veralgemenisering leidt tot het oplepelen van ergonomische maten en voorwaarden uit een boekje. Daar is niet voor gekozen. De informatie is zoveel mogelijk op de systemen in de wasserijen en stomerijen toegesneden. U zult merken dat niet alle aspecten die genoemd worden ook in de gehele branche toepasbaar zijn. Daarnaast kunnen mogelijk al diverse aanpassingen zijn toegepast in wasserijen en stomerijen. De wasserijen en de stomerijen vormen in het advies een geheel. Echter, daar waar de adviezen uitsluitend gericht zijn op de stomerijen zal dit aangegeven worden. Ook zal worden duidelijk gemaakt als adviezen speciaal regiostomerijen of kleine stomerijen betreft. De zogenaamde warme winkels zijn nauwelijks in het onderzoek betrokken. Echter veel van de adviezen kunnen ook voor die bedrijven ingevoerd worden. Een uitgebreide presentatie van de resultaten, de verantwoording van de onderzoeksmethoden, achtergronden en nadere informatie treft u aan in de bijlagen. Degenen die dit onderzoek hebben uitgevoerd en de daarbij behorende adviezen hebben gegeven wensen de sociale partners in de wasserij- en stomerijbranche veel succes. Rotterdam, Lex Burdorf Breda, Duco Molenaar maart 2002
VIII
SAMENVATTING Onderzoeksopzet Dit rapport beschrijft de resultaten van de uitgebreide nulmeting in wasserijen en stomerijen die heeft plaatsgevonden in de periode oktober 2001 – maart 2002. In de nulmeting zijn 373 vragenlijsten (respons 87%) verzameld onder productiepersoneel in 9 wasserijen en 3 stomerijen. In de vragenlijst is gevraagd naar de ervaren fysieke belasting, de werkdruk, de psychosociale belasting en de werkbeleving. Daarnaast is gevraagd naar het voorkomen van klachten van het bewegingsapparaat. Tevens is in de deelnemende bedrijven ergonomisch werkplekonderzoek verricht naar de huidige stand der techniek. Resultaten Vragenlijstonderzoek Bij medewerkers van stomerijen en wasserijen komen veel klachten van de rug (50%) en schouder (45%) voor. Het ziekteverzuim tengevolge van deze klachten is aanzienlijk; van medewerkers met rugklachten verzuimt minimaal 34% een keer wegens deze klachten, voor schouderklachten geldt een percentage van 27%. Volgens 92% van de werknemers is hun fysieke belasting hoog door langdurig staand werken en/of langdurig in dezelfde houding werken. Daarnaast is de fysieke belasting door repeterende schouderbewegingen (75%) en frequent draaien en buigen van de rug (69%) als hoog beoordeeld. De gemiddelde ervaren werkdruk komt overeen met bevindingen in andere beroepsgroepen met erkend hoge werkdru k. De belangrijkste aspecten van psychosociale belasting zijn onvoldoende afwisseling in het werk en onvoldoende zelfstandigheid in de taakuitvoering. De werkbeleving laat grote verschillen zien tussen de afdelingen expeditie, verwerking en aanvoer en voorsorteren enerzijds en overige functies anderzijds. De werkbeleving wordt negatief beïnvloed door het ontbreken van voldoende leermogelijkheden en weinig inspraak in de besluiten op het werk. De klachten aan rug en schouder hangen sterk samen met belastende werkhoudingen (fysieke belasting), hoge werkdruk en weinig plezier in het werk. De laatstgenoemde 2 factoren bepalen in belangrijke mate of iemand met rug- of schouderklachten hiervoor zal gaan verzuimen. Ergonomisch werkplekonderzoek In de ‘quick-scan’ van het ergonomisch onderzoek is de fysieke belasting vergeleken met richtlijnen voor fysieke belasting conform de stand der techniek.
IX
De volgende knelpunten zijn vastgesteld: langdurig staan, repeterende handelingen, frequent bukken en draaien, zware tilhandelingen en zwaar duwen en trekken. Deze knelpunten zijn bekende risicofactoren voor klachten van rug en schouder. Stand der techniek Opvallend in de resultaten is het feit dat in de afgelopen jaren zeer weinig is veranderd in de wasserijbranche. In het onderzoek dat in 1996 is uitgevoerd in opdracht van de RVT zijn 70 wasserijen betrokken geweest bij een inventarisatie. Uit de steekproef die in dit onderzoek is genomen blijkt dat de ergonomische ontwikkelingen, waarop is gehamerd in de richting van de leveranciers, wel zijn gekomen, maar dat de invoering van de verbeteringen slechts mondjesmaat is toegepast. In die zin zullen een aantal adviezen die in het RVT-rapport zijn gegeven in dit adviesrapport terugkeren. De stand der techniek in de stomerijen is vergelijkbaar met de situatie in de wasserijen. Volgens deskundigen is de belangrijkste reden voor de beperking van de investeringen gelegen in de rentabiliteit in de wasserijbranche. Uit onderzoek door een accountantsbedrijf is naar voren gekomen dat de gemiddelde winst van de branche op 0,8% ligt, met een spreiding tussen -16% en +16%. Van de stomerijen zijn ten aanzien van dit aspect geen gegevens bekend. Adv iezen In het rapport worden verschillende adviezen gegeven (zie voor een totaaloverzicht hoofdstuk 2 en de bijlagen 3 en 12). De belangrijkste adviezen zijn: 1. Fysieke belasting van de schouder (repeterende handelingen) en van de rug (statische houdingen) verminderen door introductie van stahulpen, ergonomisch herontwerp en taakroulatie. Dit heeft een positief effect op het optreden van klachten van de rug en de schouder. 2. Werkdru k verminderen en werkbeleving bevorderen door de eenzijdigheid van de functie te verminderen (taak- en functieroulatie) en zelfstandigheid en regelmogelijkheden te bevorderen. Dit heeft een positief effect op het ziekteverzuim ten gevolge van klachten van de rug en schouder.
X
1. De resultaten van de nulmeting
1.1 Inleiding Dit rapport beschrijft de resultaten van de uitgebreide nulmeting in wasserijen en stomerijen die heeft plaatsgevonden in de periode oktober 2001 – maart 2002. In deze nulmeting is een vragenlijstonderzoek gedaan naar de ervaren fysieke belasting, werkdruk, psychosociale belasting, werkbeleving en het voorkomen van klachten van het bewegingsapparaat. Daarnaast is in de deelnemende bedrijven een ergonomisch werkplekonderzoek verricht naar de huidige stand der techniek. Een uitgebreide verantwoording van de onderzoeksmethoden staat in bijlage 4 en bijlage 5. In de nulmeting zijn 431 vragenlijsten uitgezet onder productiepersoneel in 9 wasserijen en 3 stomerijen. Hiervan zijn er 389 retour ontvangen, hetgeen een respons betekent van 90%. Zestien personen zijn niet in de analyse meegenomen vanwege te veel onvolledige gegevens, zodat de bruikbare respons ligt op 87%. Van de onderzoekspopulatie van 373 medewerkers was 66% vrouw, was de gemiddelde leeftijd bijna 37 jaar en was men gemiddeld 8,5 jaar in dienst bij het huidige bedrijf (zie verder bijlage 4). In dit hoofdstuk worden de resultaten van de nulmeting kort beschreven. In de bijlagen vindt u de uitgebreide resultaten van fysieke belasting (bijlagen 6 en 8), werkdru k (bijlage 7), psychosociale belasting (bijlage 7), werkbeleving (bijlage 7) en klachten aan het bewegingsapparaat (bijlage 9). In het tweede hoofdstuk worden maatregelen en adviezen gepresenteerd. Het derde hoofdstuk beantwoordt kernachtig de belangrijkste vragen uit de startnotitie over de wasserijen stomerij branche.
1.2 Arbeidsbelasting Fysieke belasting In het vragenlijstonderzoek geven de medewerkers aan dat vooral statische werkhoudingen (zonder beweging of met steeds terugkerende gelijke, kleine bewegingen) een probleem zijn. Zo’n 91% van het wasserijpersoneel en 97% van het stomerijpersoneel beoordeelt hun statische werkbelasting als hoog door
1
langdurig staand werken en/of langdurig in dezelfde houding werken. In het ergonomisch werkplekonderzoek is vastgesteld dat statische werkhoudingen op alle afdelingen en in alle functies een knelpunt zijn. Het zijn met name de functies van de mangelmedewerker, de sorteermedewerker vuilgoed, de handdoekvouwmedewerker, de vouwmedewerker aan de tafels en de reparatiemedewerker. Er kan worden gesteld dat het staand werken in dezelfde houding een van de belangrijkste knelpunten is dat in de wasserijen en stomerijen moet worden aangepakt. Een tweede belangrijk knelpunt wordt gevormd door de repeterende en belastende bewegingen van de schouder. De ervaren schouderbelasting is het hoogst op de afdeling expeditie (96%), daarna de afdeling verwerking (86%) en vervolgens de afdeling aanvoer en voorsorteren (75%). In het werkvloeronderzoek is deze belasting naar voren gekomen bij vouwen, bij mangelen, bij de wasmachines, bij het sorteren en bij het ophangen van kleding aan haakjes en op stangen. Daarnaast is in de stomerijen het werken aan de persen en het ophangen van kleding een belangrijke belasting in het aangegeven gebied. Het derde knelpunt is de rugbelasting die door 69% van de aan het vragenlijstonderzoek deelnemende medewerkers in de wasserijen en 64% van de aan het vragenlijstonderzoek deelnemende medewerkers in de stomerijen als hoog wordt beoordeeld. Deze belasting wordt vooral bepaald door de statische component van de werkzaamheden en het frequent draaien en buigen van de rug. De rugbelasting is aanwezig op alle afdelingen, maar de afdelingen expeditie, verwerking, en aanvoer en voorsorteren scoren bovengemiddeld. Het ergonomische werkvloeronderzoek laat zien dat de medewerker inpakken (afdeling afvoer), de wasmachinemedewerkers, de hotboxmedewerkers en de mangel- en vouwmedewerkers veelvuldig een zware rugbelasting ondergaan. Een opvallend verschil in de ervaren belasting is dat in de stomerijen relatief weinig zware til-, duw- en trekhandelingen plaatsvinden: 8% ten opzichte van 29% in de wasserijen. Ook dit cijfer komt overeen met de observaties op de werkvloer. In de wasserijen levert met name het transport van wasgoed in containers veel duw- en trekhandelingen op, maar ook het duwen en trekken van verstrengeld wasgoed van banden en uit karren levert een zware belasting (trekken en tillen) op. Deze vorm van belasting is in mindere mate in de stomerijen aanwezig. De resultaten met betrekking tot de fysieke belasting staan uitgebreid beschreven in bijlage 6.
2
Werkdruk Het oordeel van de medewerkers over het werktempo en de werkhoeveelheid laat een gemiddelde score zien van 5,4, waarbij een score van 0 de slechtst mogelijke situatie aangeeft en een score van 10 de best mogelijke situatie. Scores van 5 of lager indiceren over het algemeen duidelijke knelpunten. In vergelijking met andere beroepsgroepen is er sprake van een hoge werkdruk. De inpakmedewerkers (4,3) en leidinggevenden (4,7) rapporteren een hogere werkdru k terwijl in stomerijen een lagere werkdruk wordt gemeld (6,3). Psychosociale belasting De belangrijkste aspecten van de psychosociale belasting zijn onvoldoende afwisseling in het werk (4,2) en onvoldoende zelfstandigheid (4,6). Deze beoordeling duidt op een aanzienlijk hogere belasting dan in diverse andere beroepsgroepen. De psychosociale belasting is duidelijk hoger voor de afdelingen expeditie, verwerking, en aanvoer en voorsorteren en beduidend lager voor medewerkers in een leidinggevende functie. Werkbelev ing De totale werkbeleving wordt beoordeeld met een 5,4. Positieve oordelen betreffen toekomstzekerheden (6,5), plezier in het werk (6,8) en herstelbehoefte aan het einde van de werkdag (6,3). Het ontbreken van leermogelijkheden (3,4) en weinig inspraak in de besluiten op het werk (4,5) dragen bij aan een negatieve werkbeleving, met name op de afdelingen expeditie, verwerking, en aanvoer en voorsorteren. Personen met weinig plezier in het werk blijken vaker te verzuimen voor klachten van het bewegingsapparaat. In bijlage 7 zijn de volledige resultaten met betrekking tot werkdruk, psychosociale belasting en werkbeleving vermeld.
1.3 Klachten aan het bew egingsapparaat De belangrijkste klachten aan het bewegingsapparaat in de afgelopen 12 maanden zijn rugklachten (49%), schouderklachten (45%), nekklachten (31%), elleboogklachten (23%) en knieklachten (17%). Opvallend is dat ruwweg 30%-36% van alle klachten aan het bewegingsapparaat chronisch van aard is, dat wil zeggen langer dan 3 maanden aanwezig. Ongeveer 25%-35% van de medewerkers met
3
klachten gaat hiervoor naar de huisarts en een deel wordt vervolgens doorverwezen naar de fysiotherapeut. Het ziekteverzuim bij de wasserijen ontstaat met name door rugklachten en schouderklachten, waarbij respectievelijk 17% en 12% van de medewerkers hiervoor in het afgelopen jaar minimaal 1x heeft verzuimd. Dit is dus respectievelijk 34% en 27% van de medewerkers met rug- en schouderklachten. In de ergonomische analyse van de werkplekken zijn met name knelpunten vastgesteld in belasting van de rug en de schouder (zie paragraaf 1.2). Hoewel klachten van rug, nek en schouder in wasserijen en stomerijen gelijkelijk voorkomen, leiden deze klachten in wasserijen eerder tot verzuim dan in stomerijen. Een goede verklaring hiervoor is in een dwarsdoorsnede-onderzoek als de nulmeting niet te achterhalen. In wasserijen is de algemene fysieke belasting hoger en wordt een hogere werkdruk ervaren. Dit zal bijdragen aan de geconstateerde verschillen in ziekteverzuim tussen wasserijen en stomerijen. Werknemers die hun werkdruk als hoog beoordeelden, hadden 2,3x zo vaak rugklachten in de afgelopen 12 maanden. Werknemers die hun fysieke belasting door frequent buigen en draaien van de rug als hoog beoordeelden, hadden 1,7x zo vaak rugklachten in de afgelopen 12 maanden. Het verzuim wegens rugklachten wordt sterk bepaald door het plezier in het werk; personen die aangeven weinig plezier in het werk te hebben, verzuimden 2,4x zo vaak dan anderen. Voor schouderklachten zijn zowel hoge werkdruk (ri sico 1,8x) als weinig plezier in het werk (risico 1,6x) belangrijk. Het verzuim wegens schouderklachten wordt eveneens sterk bepaald door weinig plezier in het werk (risico 2,8x). (Zie bijlage 9, tabel 9.3.)
1.4 De resultaten van de w erkplekonderzoeken Op basis van het vragenlijstonderzoek is de hypothese gerechtvaardigd dat de werkbelasting (fysieke belasting en werkdruk) de belangrijkste oorzaak lijkt te zijn van klachten aan het bewegingsapparaat en dat werkbeleving (met name gebrek aan plezier in het werk) bepaalt of iemand gaat verzuimen of niet. Hiermee wordt het volgende bedoeld. Uit het vragenlijstonderzoek blijkt dat de klachten met name kunnen worden veroorzaakt door de lichamelijke en geestelijke belasting van het werk. Iemand met klachten is echter eerder geneigd om zich ziek te melden als hij of zij het niet naar zijn/haar zin heeft op het werk. De verbanden tussen werkbelasting en gezondheidsklachten ondersteunen de bevindingen van het werkvloeronderzoek.
4
Het werkvloeronderzoek heeft uitgewezen dat er diverse probleempunten op het gebied van fysieke en psychosociale belasting en werkdruk zijn aan te wijzen in de wasserij- en stomerijbranche. Het gaat hier met name om de hierna weergegeven belastingsonderdelen. (Voor uitleg betreffende de kleuraanduiding verwijzen wij u naar bladzijde 40.) Rood zijn de volgende fysieke belastingsonderdelen: • staan (o.a. rugbelasting) • zware tilhandelingen • repeterende handelingen (o.a. schouderbelasting) • duwen en trekken • bukken en draaien (o.a. rugbelasting). Oranje zijn de volgende fysieke belastingsonderdelen • werkhoogte • reikafstanden • werkmethoden. De belastingsonderdelen worden voor een groot deel in kleurbeoordeling hoger ingeschat door de blootstellingsduur, de eenzijdigheid van de handelingen en de statische belastingscomponenten. Daarnaast speelt in enkele gevallen ook het ontstaan van vermoeidheid een rol in de verhoging van de belasting. Daarnaast zijn er diverse punten gesignaleerd bij bijvoorbeeld de logistieke stroom in de wasserijen die voor een grote buffervoorraad op de werkvloer zorgt. Deze voorraad zorgt voor extra en dus (onnodige) fysieke belasting en ervaren werkdru k. De resultaten worden uitgebreid besproken in bijlage 6 en bijlage 8. In bijlage 4 zijn de onderzoeksmethoden verantwoord.
1.5 Deskundigenoordeel uit de branche Tijdens het onderzoek is aan directeuren, hoofden P&O en groepsleiders uit de branche gevraagd om hun visie op de ontwikkeling van de arbeidsomstandigheden. Tijdens deze gesprekken zijn er twee centrale vragen gesteld waarover de deelnemers hun oordeel hebben gegeven.
5
Het eerste vraaggebied is: • Zijn er op het gebied van lichamelijke belasting (verzuim, klachten, ergonomie of anderszins) prioriteiten die u zou willen aanpakken in uw bedrijf? Het tweede vraaggebied is: • Zijn er in uw bedrijf mogelijkheden (financieel, beleidsmatig, of anderszins) om investeringen te doen om de prioriteiten op het gebied van lichamelijke belasting aan te pakken? Het resultaat van deze vragen staat hierna in een kader weergegeven. Prioriteiten lichamelij ke belasting (klachten en aanpak) • Aanpak rug en nek/schouderklachten • Belasting van het staan beperken • Invoeren van roulatiesysteem over alle afdelingen (verhogen van flexibiliteit) • Motivatie van personeel (ergonomie, voorlichting, training en begeleiding door leidinggevend personeel, training van leidinggevenden) • De logistiek van de processtroom in het bedrijf als optie voor de aanpak van de lichamelijke belasting wordt als belangrijke mogelijkheid gezien. Mogelijkheden v oor inv esteringen • Financiële investeringsmogelijkheden zijn meest beperkt • Ontwikkeling van personeel en leiding is een goede optie • Organisatorische veranderingen om klachten aan te pakken worden zeer wisselend gezien door de deskundigen (van “onmogelijk” tot een” goede optie”).
1.6 De conclusies van de nulmeting en de werkplekonderzoeken Uit het vragenlijstonderzoek volgen de belangrijkste conclusies: 1. Veel werknemers in wasserijen en stomerijen vinden hun fysieke belasting hoog. De fysieke belasting wordt vooral bepaald door: langdurig staand werken en/of langdurig in dezelfde houding werken, vele malen per minuut dezelfde beweging maken met de armen, en frequent draaien en buigen van de rug. 2. In wasserijen wordt een hoge werkdruk ervaren. Volgens werknemers is in wasserijen en stomerijen sprake van onvoldoende afwisseling in het werk, onvoldoende zelfstandigheid, ontbreken voldoende leermogelijkheden in het werk en is er weinig inspraak op het werk.
6
10. De belangrijkste klachten van het bewegingsapparaat in de afgelopen 12 maanden zijn rugklachten (49%) en schouderklachten (45%). Het optreden van deze klachten hangt samen met fysieke belasting (zie conclusie 1) en werkdru k en werkbeleving (zie conclusie 2). 4. Van de personen met rug- en schouderklachten heeft respectievelijk 34% en 27% hiervoor minimaal 1x verzuimd in het afgelopen jaar. Het verzuim wegens deze klachten wordt sterk bepaald door het plezier in het werk; personen die aangeven weinig plezier in het werk te hebben, verzuimden vaker dan anderen. In ergonomische onderzoek op de werkplek zijn de volgende knelpunten vastgesteld: 5. Volgens de huidige stand der techniek is fysieke belasting onaanvaardbaar hoog door: • langdurig staand werken (o.a. rugbelasting) • repeterende handelingen van de armen (o.a. schouderbelasting) • frequent bukken en draaien van de rug (o.a. rugbelasting) • zware tilhandelingen (o.a. rugbelasting en schouderbelasting) • regelmatig duwen en trekken (o.a. rugbelasting en schouderbelasting). 6. Volgens de huidige stand der techniek dient op termijn de fysieke belasting te worden verminderd door aanpassing van: • werkhoogte • reikafstanden • werkmethoden.
7
8
2. MAATREGELEN EN ADVIEZEN
2.1 Inleiding De hierna volgende maatregelen en adviezen richten zich over het algemeen op de oplossingen van punten die in de resultaten en conclusies als knelpunten zijn geconstateerd. Aangezien de resultaten per wasserij en stomerij natuurlijk verschillen, is bij deze adviezen in prioriteit een keuze gemaakt op basis van: • de ernst van het gevonden knelpunt • het voorkomen van het knelpunt • de haalbaarheid van de invoering. In de praktijk betekent dit dat de knelpunten die met "rood" beoordeeld zijn de hoogste prioriteit van aanpak krijgen. Daarnaast worden per advies de kleuren aangegeven die bereikt worden indien dat advies opgevolgd wordt. Op zijn minst zal dit na invoering de kleur oranje worden, maar in het gunstigste geval wordt het groen, waarmee het knelpunt als opgelost beschouwd kan worden.
2.2 Algemene achtergrond In de aanpak van de knelpunten zijn twee visies in verband met toekomstige ontwikkelingen aan te geven. De ene visie komt kort en bondig neer op "meer mensen" en de andere visie op "meer mechanisering". Deze visies zijn beide in het brancheonderzoek gevonden en worden beide toegepast. De reden van onderverdeling in twee visies in bedrijfsaanpassingen of herzieningen is vaak niet een ergonomische maar een economische. Deze twee doelen echter, liggen sterk in elkanders verlengde. De twee visies worden genoemd, aangezien zij een belangrijke rol spelen bij de afweging door de individuele bedrijven over het vraagstuk van implementatie van het convenantadvies.
9
Visie 1: "meer mensen" De logistieke stromen in het bedrijf worden weer overgenomen door de medewerkers en de mechanisering en de automatisering worden sterk verminderd. De ICT neemt wel een belangrijke plaats in bij de procesbewaking. De medewerkers werken per klant het volledige traject van behandeling af. Gevolgen • Het (tussen)handelingsniveau neemt sterk af. De buffervoorraden worden sterk beperkt of zelfs tot nul gereduceerd. De medewerker neemt weer een centrale plaats in en voert op diverse werkplekken de noodzakelijk handelingen uit. Hierdoor ontstaat een "natuurlijke roulatie" van taken en handelingen. De regelmogelijkheden voor de medewerkers nemen toe en de "betrokkenheid" van de medewerkers bij het product neemt toe. Dit werkt positief op de werkbeleving. • Deze optie is niet bij alle bedrijven in te voeren, aangezien dit met name in de "bulkbedrijven" een onacceptabele verhoging van eenvormige handelingen (repeterend werk) tot gevolg zou hebben. Het lijkt met name bij dienstkleding te werken. Het uitgangspunt kan echter voor meer wasserijen en vooral voor stomerijen toepasbaar zijn. • Door de afwisseling in de werkzaamheden daalt de fysieke belasting en verbetert de werkbeleving mede door een verhoging van het verantwoordelijkheidsgevoel en een toename van de regelmogelijkheden. De verwachting is dat daardoor het ziekteverzuim zal dalen, en daarmee ook de WAOinstroom. Minder ziekteverzuim betekent minder vervanging en inwerking van nieuwe personeelsleden, waardoor het productieproces soepeler verloopt, aangezien er met ervaren mensen wordt gewerkt. De personeelsko sten nemen weliswaar toe, omdat er meer mensen in dienst zijn, maar de hiermee gemoeid gaande extra kosten worden voor een groot deel gecompenseerd door de besparing middels een lager ziekteverzuim en een vermindering van het verloop.
10
Visie 2: "meer mechanisering" De logistieke stromen in het bedrijf worden in toenemende mate geautomatiseerd. Overslag en buffering worden zonder tussenkomst van medewerkers uitgevoerd en verschillende handelingen worden geheel zonder medewerkers uitgevoerd. De medewerkers krijgen een gespecialiseerde taak in het bedrijf, bijvoorbeeld "handdoeken vouwen" door middel van het invoeren van de doeken in een vouwmachine. Gevolgen • Het personeelsbestand neemt af (bij een gelijkblijvende hoeveelheid wasgoed) en daarmee een deel van de kosten. Er kan veel aandacht geschonken worden aan de overgebleven werkplekken. Deze kunnen optimaal ontworpen worden. De werkplekken die (nog) niet geautomatiseerd zijn, kunnen eenvoudig aangepast worden waardoor er een eenvormige afdeling van collega's ontstaat die allen hetzelfde werk doen. • De diversiteit van de handelingen en de regelmogelijkheden van de medewerkers nemen af. Er ontstaat een grotere eenvormigheid waardoor uiteindelijk de roulatiesystemen gaan stagneren. De eenzijdigheid van lichamelijke en mentale belasting kunnen toenemen. De verwachting is dat hierdoor het ziekteverzuim, de instroom in de WAO en het verloop zullen stijgen, hetgeen een ko stenstijging tot gevolg heeft. De inzetbaarheid van het personeel op meerdere werkplekken zal afnemen.
2.3 Maatregelen met betrekking tot w erkdruk en w erkbeleving De ervaren werkdruk blijkt hoog te zijn en de werkbeleving is niet altijd optimaal. Omdat de psychosociale aspecten, de werkbeleving en de ervaren werkdru k sterk samenhangen, dient een consistent beleid te worden ontwikkeld dat met alle factoren rekening houdt. Een hoge werkdruk kan deels worden opgevangen door medewerkers meer vrijheid te geven bij het indelen van hun eigen werkzaamheden. Dit zal de werkbeleving tevens positief beïnvloeden. Een zekere mate van taak- en functieroulatie moet krachtig worden gestimuleerd om de afwisseling en zelfstandigheid in het werk te bevorderen.
11
Dit zal tevens het zicht op de ontwikkeling van de loopbaan bevorderen. Daarnaast zal dit reïntegratie in de eigen sector mogelijk maken. Zo’n aanpak kan ook positief werken op de fysieke belasting.
2.4 Maatregelen met betrekking tot fysieke belasting Het advies voor de branche omvat een aantal algemene adviezen die bij invoering alle werkplekken, medewerkers en situaties, waarbij er sprake is van fysieke belasting, betreffen. Het invoeren van deze adviezen zal een breed effect hebben op het verminderen van de risico’s op lichamelijke overbelasting. Daarnaast is er sprake van een aantal specifieke adviezen die gerelateerd zijn aan bepaalde situaties van fysieke belasting. Bij de keuze van deze algemene adviezen en adviezen voor specifieke situaties is er uitgegaan van de hoogste prioriteiten. Aangezien hiermee de belangrijkste bronnen van risico’s op lichamelijke overbelasting kunnen worden aangepakt, zal er een structurele verbetering in de ervaren werkbelasting van de medewerkers ontstaan. De adviezen betreffen echter geen totaaloverzicht van alle situaties, aangezien een te vergaande detaillering de implementatie van de wel weergeven adviezen zou kunnen verminderen. Algemene adv iezen • Verminder het handelingsniveau door in het logistieke proces in de wasserij of stomerij het bufferen en het (handmatig) overladen zo veel mogelijk te beperken. Hierdoor wordt het nuttige werkoppervlak in het bedrijf vergroot. • Verminder de blootstellingsduur van de belasting (de eenzijdigheid van de handeling, de repeterendheid van de handeling en het statisch aspect van de belasting) van de medewerker per werkplek door middel van een roostertechnische invoering van een roulatiesysteem (functie- en taakverrijking) en waar mogelijk door het inzetten van medewerkers met deeltijdovereenkomsten. • Voer een ergonomische check (uitgevoerd door een deskundige) in bij nieuwbouw, vervanging, aanpassingen op de werkvloer en bij organisatorische veranderingen in de wasserijen en stomerijen.
12
•
Voer een standaard schema in voor onderhoud van de containers en bakken. Een dergelijk systeem dient in overleg tussen de bedrijven ingevoerd te worden. Dit is noodzakelijk aangezien de containers rouleren tussen de bedrijven.
De gevonden belastingsonderdelen met hun score en prioriteit fysieke belastingsonderdelen
Beoordeling onderzoek
Beoordeling na aanpassing
adviesnummer
1. Staan 2. Bukken
rood rood
oranje groen
1. 2.
3. Repeterende handelingen 4. Zware tilhandelingen
rood
oranje
3.
rood
oranje / groen
4.
5. Duwen en trekken 6. Werkmethoden
rood oranje
groen groen
5. 6.
7. Werkhoogte
oranje
groen
7.
De nummering van de navolgende adviezen corresponderen met de hiervoor weergegeven tabel waarin de score en de prioriteit is besproken. Adviesnummer (de hulpmiddelen staan opgesomd in bijlage 3, bladzijde 27 en 28) 1. De belasting van het staan dient beperkt te worden. De eerste mogelijkheid is om daar waar mogelijk een stahulp te plaatsen (en als het kan zelfs een zitwerkplek te creëren). In combinatie met verdere adviezen moet een sta/zitwerkplek op sommige plaatsen mogelijk zijn. Een tweede vorm van vermindering van de stabelasting is een standaardinvoering van gezondheidsschoeisel (hulpmiddelen 1 en 2, pagina 27). 2. Het bukken kan aangepakt worden door in eerste instantie de logistiek van het intern transport zoveel mogelijk via banden en hangbaansystemen op te lossen. De werksituaties dienen op hoogte te worden gebracht zodanig dat de medewerkers niet meer hoeven te bukken voor het pakken van producten. De werktafels van de vouwmedewerkers dienen instelbaar gemaakt te worden. Een belangrijk punt hierbij is het werkoppervlak. Dit dient niet te groot te zijn,
13
aangezien meerdere medewerkers dan de eigen optimale werkhoogte kunnen kiezen. Met name het handmatig overladen van wasgoed uit bakken en containers moet volledig uitgebannen worden. Door middel van de invoering van bakken met een beweegbare bodem op de werkplekken kan de belasting voor de rug verder beperkt worden (hulpmiddelen 3, 4, 5 en 11, pagina 27 en 28). 3. De werkzaamheden in de wasserijen zullen altijd een aspect van repeterende handelingen betreffen. Echter deze handelingen vormen nu samen met de werkhoogte een belangrijke belasting van de armen, schouders en nek. De belasting van de repeterende handelingen kan beperkt worden door de blootstellingsduur te beperken en de medewerkers een taakroulatie te geven. Daarnaast kunnen de meeste werkzaamheden met een werkaanvoer van links en rechts uitgevoerd worden. De werkhoogte van de handen mag niet boven schouderniveau uitkomen. In de werkhandeling totaal mogen de handen, of een deel van de handen, niet boven de bovenzijde van de schouder uitkomen (geen hulpmiddeladvies, organisatorische aanpassing). 4. De belasting van het tillen komt op diverse plaatsen voor. De eerste prioriteit bij het tillen is om het tillen daar waar mogelijk te vermijden. De tilbelasting kan beperkt worden door de gewichten te beperken. De aanvoer van grote waszakken dient vervangen te worden door de aanvoer van kleinere zakken. Het tillen van wasgoed bij overladen uit bakken en containers dient uitgebannen te worden, zie advies 2. Met name de verplaatsing in verticale richting van nat goed dient uit het takenpakket van de wasserijmedewerkers te worden gehaald. 5. Containers en bakken worden door alle medewerkers regelmatig verplaatst. Hierbij vindt duwen en trekken plaats, echter ook het duwen en trekken aan verstrengeld wasgoed komt regelmatig voor. Het verplaatsen of lostrekken van verstrengeld wasgoed dient vermeden te worden. Hiervoor zijn diverse technische oplossingen. Voor zover er wasmachines gelost worden, dient met name voor de grote machines (> 100 kg drooggoed) gewerkt te worden aan een automatisch lossysteem. Het duwen en trekken van containers en bakken wordt verzwaard door tochtflappen. Deze dienen door “snelle deuren” te worden vervangen. Daarnaast zijn de wielen van met name de containers in sommige gevallen te klein (verhoogd de rolweerstand) en/of de naaf zit vol met
14
vuil. De wielen van de containers dienen een grote maat te hebben (minimaal 10 cm doorsnede) en voorzien te zijn van naafkappen. De rolweerstand van de containers wordt verder nog verhoogd door de niet egale vloeren in de bedrijven. Deze dienen geëgaliseerd te worden (hulpmiddelen 6,7 en 8, pagina 27). 6. De wijze van werken in de wasserijen veroorzaakt een deel van de fysieke belasting. De werkwijze moet gestandaardiseerd te worden, waarbij de meest efficiënte en minst belastende werkmethode dient te worden gekozen. Dit dient voor alle taken in kaart te worden gebracht en beschreven te worden. Hierna volgen enkele voorbeelden waaraan gedacht kan worden. Bij de doekenmangel dient de werkaanvoer aan de zijde van de medewerker uit te komen. De medewerker kan zo “dynamisch staan” en de reikafstanden worden beperkt. Dit geldt ook voor de badstofvouwmachines. De vouwmedewerkers dienen de werkvoorraad naast zich te hebben om reikafstanden te beperken. De wijze van inpakken dient zodanig uitgevoerd te worden dat de “zwaardere” lakens midden in de container komen. Er wordt geadviseerd om na de beschrijving van de werkmethoden een trainingsprogramma te ontwikkelen waarbij deze methoden kunnen worden uitgelegd en ingevoerd (werkmethodische aanpassing). 7. Het hangende goed in de stomerijen en dienstkledingbedrijven dient onder schouderniveau uit te komen. Dit geldt voor de kleding die medewerkers sorteren, pakken en ophangen. Dit kan ingevoerd worden door de werkplekken te verhogen (bijvoorbeeld door sorteerperrons aan te brengen). Ook voor de invoersituatie bij de tunnelfinishers dient de invoerwerkhoogte onder schouderniveau te worden gebracht. De werkhoogte bij de persen kan aangepast worden door op deze werkplek een vloerverhoging aan te brengen. Er zijn echter ook in hoogte instelbare persen te verkrijgen (hulpmiddelen 9,10 en 12, pagina 28).
15
16
3. De vragen en de antwoorden
In dit hoofdstuk worden de specifieke vragen die gesteld zijn in de startnotitie per vraag beantwoord. De antwoorden zijn elders in het rapport vermeld in de context van de andere resultaten en gegevens. Het betreft hier dus een extra opsomming van gegevens. De v olgende onderzoeksvragen zij n in de startnotitie genoemd: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Welke handelingen leiden tot een hoge fysieke belasting? Hoe vaak worden deze handelingen uitgevoerd? Hoeveel mensen verrichten deze handeling? Wat is de functie van deze mensen in het bedrijf? Hoe hoog is het verzuim dat door fysieke klachten wordt veroorzaakt? Welke maatregelen worden op dit moment toegepast voor het voorkomen of beperken van dit arbeidsrisico?
De v olgende antw oorden zij n gevonden: Vraag 1: Welke handelingen leiden tot een hoge fysieke belasting? Antwoord op vraag 1: • tillen, duwen, trekken • belastende bewegingen voor de rug • statische werkhoudingen • belastende bewegingen voor de schouder • inspannende werkzaamheden.
17
Vraag 2: Hoe vaak worden deze handelingen uitgevoerd? Antwoord op vraag 2: Tabel 6.1: Fysieke belasting in wasserijen en stomerijen Fysieke belasting Fysieke belasting veel tillen, duwen, trekken veel belastende bewegingen voor de rug veel statische werkhoudingen veel belastende bewegingen voor de schouder inspannende werkzaamheden
Wasserijen (n = 337)
Stomerijen (n=36)
29% 69% 91% 80% 69%
8% 64% 97% 75% 47%
Een uitgebreid overzicht van de gevonden resultaten met betrekking tot de fysieke belasting staat in bijlage 6.
Vraag 3: Hoeveel mensen verrichten deze handeling? Antwoord op vraag 3: In onderstaande tabel komt naar voren hoe groot de percentages per afdeling zijn bij de diverse onderdelen van lichamelijke belasting. De percentages uit de steekproef zijn te generaliseren naar de totale branche. Daar echter niet bekend is hoeveel mensen precies in de totale branche werken, is het niet mogelijke om absolute aantallen op te sommen. Tabel 6.2: Fysieke belasting in wasserijen en stomerijen onderverdeeld naar afdeling Fysieke belasting 1 (n=68)
2 (n=199)
afdelingen 3 (n=45)
Fysieke belasting veel tillen, duwen, trekken 44% 20% 33% veel belastende bewegingen voor de rug 71% 67% 84% veel statische werkhoudingen 85% 95% 96% veel belastende bewegingen schouder 75% 86% 96% inspannende werkzaamheden 65% 64% 89% De betekenis van de nummers van de afdelingen vindt u op de volgende pagina.
18
4 (n=15)
5 (n=46)
27% 47% 87% 40% 87%
26% 63% 87% 59% 57%
Af delingen: 1
=
aanv oer en sorteren: chauffeur, sorteermedewerker v uilgoed, wasmachinemedewerker
2
=
v erwerking: mangelmedewerker, handdoekmedewerker, vouwmedewerker aan tafels, hotboxmedewerker, persmedewerker, reparatiemedewerker
3
=
expeditie: inpakmedewerker
4
=
leiding: leidinggev ende f uncties op de werkvloer en in kantoor
5
=
ov erig: niet toe te wijzen, met name algemene productiemedewerkers en technische dienst
Vraag 4: Wat is de functie van deze mensen in het bedrijf? Antwoord op vraag 4: De functies zijn: Aanv oer en sorteren de chauffeur de sorteermedewerker vuilgoed de wasmachinemedewerker Verwerking de doeken- en lakenmangelmedewerker de handdoekvouwmedewerker de vouwmedewerker aan de tafels de hotboxmedewerker de persmedewerker de reparatiemedewerker Expeditie de inpakmedewerker Transport Naast deze functies zijn er medewerkers die zich bezighouden met overladen, sorteren en transport. Deze medewerkers kunnen zich tussen alle afdelingen verplaatsen en hun functiebelasting wordt behandeld bij de hiervoor genoemde afdelingen.
19
Een uitgebreid overzicht van de resultaten van het ergonomisch werkvloeronderzoek, waarbij de handelingen zijn gekoppeld aan de taken per functie is te vinden in bijlage 8.
Vraag 5: Hoe hoog is het verzuim dat door fysieke klachten wordt veroorzaakt? Antwoord op vraag 5: Het verzuim bedraagt gemiddeld 9,3% met een spreiding van 2,8% tot 20%. De specificatie van de klachten met de verzuimpercentages staat in onderstaande tabel. De verzuimpercentages zijn de percentages van het totale verzuim. Uittreksel uit tabel 9.1: Overzicht van belangrijkste klachten van het bewegingsapparaat (de gehele tabel staat op blz. 107) Klachten van het bew egingsapparaat Rugklachten ziekteverzuim (minimaal 1x verzuim) Nekklachten ziekteverzuim (minimaal 1x verzuim) Schouderklachten ziekteverzuim (minimaal 1x verzuim) Knieklachten ziekteverzuim (minimaal 1x verzuim) Elleboogklachten (inclusief pols en hand) ziekteverzuim (minimaal 1x verzuim)
Wasserijen (n = 337)
Stomerijen (n=36)
17%
8%
8%
3%
12%
3%
4%
3%
7%
3%
Vraag 6: Welke maatregelen worden op dit moment toegepast voor het voorkomen of beperken van dit arbeidsrisico? Antwoord op vraag 6: De bedrijven vertonen een grote spreiding in investeringen (van nieuwbouw en vervanging machines tot geen ontwikkeling in de afgelopen jaren) en in ergonomische omstandigheden. Wel is er een groter besef bij de managers dat de ergonomische omstandigheden een belangrijke voorwaarde voor gezond werken vormen. Daar waar de lichamelijke klachten worden aangepakt houdt men rekening met het werkplekontwerp en kiest men vaak voor de instelbare machines. Daarnaast wordt job-rotation steeds meer ingevoerd als oplossing voor beperking van de lichamelijke belasting.
20
Bijlage 1: Stroomschema's en informatie over de branche
Stroomschema wasserijen
Klant
Bedrij fsproces wasserij en
Vuile was
1Transport
10 Expeditie
2 Wegen / vuilsorteren
9 Inpak
3 Wasproces
Schone was
4a Ontwateren 4b Drogen
7a Mangels 8 Vouwen / hangen
5 Sorteren schoongoed
7b Persen
7c Tunnelf inisher Kantoor Technische dienst
Bovenstaand schema is ontleend aan CERTEX, 1996.
21
6 Reparatie
Stroomschema regiostomerijen
Klant
Bedrij fsproces regiostomerij en
Vuile was
1Transport
Schone was
10 Expeditie
2 Tellen / vuilsorteren
4 Reparatie
9 Inpak
3 Wasproces
5a Controleren 5b Vlekbehandeling
7a Strijken 8 Vouwen / hangen
7b Persen
Kantoor Technische dienst
22
6 Sorteren schoongoed
Informatie over de branche Hierna zijn de algemene gegevens weergegeven van de bedrijven die aan de nulmeting hebben deelgenomen. Tabel 1.1: Algemene gegevens van de bedrijven Onderw erp bedrijven pakket
Spreiding van 5 tot 145 medewerkers van dienstkleding tot persoonsgebonden goed en platgoed
Opmerking wasserijen en stomerijen breedte van het pakket is voldoende in onderzoek aan bod gekomen
locatie verzuim, gemiddeld 9,3%
heel Nederland 2,8% tot 20%
geen opmerking bij hoog verzuimpercentage veel lichamelijke klachten
personeel productie per medewerker
80% vrouwen 1,7 ton per week gemiddeld spreiding: 0,6 ton tot 3,6 ton
relatief laag verloop persoongebonden goed heeft een lager tonnage per medewerker
productie per week
van 12 tot en met 220 ton
geen opmerking
De bedrijven vertonen een grote spreiding in investeringen (van nieuwbouw en vervanging machines tot geen tot weinig ontwikkeling in de afgelopen jaren) en in ergonomische omstandigheden.
23
24
Bijlage 2: Stroomschema met betrekking tot het nemen van beslissingen
De beslissingreeks kan door middel van een “besluitenlijst” of “beslisboom” gemaakt worden. Deze kan u ondersteunen bij het maken van de keuzen in de aanpak.
Bronaanpak De aanpak van de fysieke belasting kan het beste uitgevoerd worden door een bronaanpak. Hiermee wordt bedoeld dat de meest oorzakelijke reden van de fysieke klachten of de fysieke belasting moet worden aangepakt. Bijvoorbeeld: indien een medewerker rugklachten heeft door het bukken tijdens de arbeid, moet er een oplossing gezocht worden om het bukken uit te bannen. Pas als dit niet mogelijk blijkt te zijn dient gezocht te worden naar “beschermende opties” voor het beperken van de fysieke belasting.
25
Beslisboom aanpassingen of veranderingen per advies
adv ies
prioriteit inv entarisatie alternatieven is een “bronaanpak” mogelijk
ja
nee
alternatiev en bij bron
inv oeren bronaanpak ja
evaluatie
nee
inv oeren alternatief
overgebleven opties
ev aluatie
keuze “beste” optie
inv oeren
ev aluatie
26
Bijlage 3: Lijst van mogelijke hulpmiddelen Stand der techniek Hierna volgt een lijst van materialen die in het advies (zie blz. 13 tot en met 15) genoemd worden met voor zover mogelijk een toelichting en investeringsko sten erbij vermeld. Hulpmiddel
Toelichting
1. Stahulp
Vermindert de belasting van het staan. Kan gebruikt worden bij voldoende beenruimte en bij de verwerking van “kleinere” producten. Gezondheidsschoeisel kan als persoonlijk beschermingsmiddel ingezet worden om de belastingseffecten van staan te beperken (preventie van been-, rug- en hoofdpijnklachten).
2. Schoenen
3. Hangbaan
Systeem waarbij transport, laden en lossen geautomatiseerd kan plaatsvinden. De werkvloer wordt niet “belast” met opslag.
4. Rollenband
Systeem waarbij transport, laden en lossen geautomatiseerd kan plaatsvinden. Dit systeem kan “tot op de werkplek” ingevoerd worden.
5. Beweegbare bodembak
Goed in de bak blijft op hoogte bij lossen. De capaciteit van de lege bak kan vergroot worden door de bodem tussentijds te vergrendelen. Trommel in de logistieke lijn die zorgt voor het losmaken van het verstrengelde goed.
6. “Shaker"
27
Raming investering in Euro's 200,- per stuk
45,- per paar
50.000,- tot 70.000,afhankelijk van grootte en van vuile of schone afdeling transportband 800 mm breed, 1.000,per strekkende meter, afhankelijk van hoogte zijgeleiding; rollenbaan 500 mm voor achter vouwmachine 250,per strekkende meter afhankelijk van grootte à 200,- tot 1000,afhankelijk van grootte 40.000,- tot 80.000,-
7. Lakenpikker
Automaat die lakens per stuk naar de verwerkingsafdeling sorteert.
8. Wielen
De rolweerstand van containers en bakken wordt voor een belangrijk deel bepaald door de maat van de wielen (minimaal 10 cm doorsnede), het loopvlak (stevig rubber) en de soepelheid van draaien (naafkappen voor onderhoudsarme wielen).
9. Sorteerperron
Verhogen van de vloerhoogte waardoor de medewerker onder schouderniveau kan werken.
10. Persen
1. Verhogen van de vloerhoogte waardoor de medewerker onder schouderniveau kan werken. 2. Vervangen van persen door in hoogte instelbare persen.
11. Instelbare vouwtafels 12. Invoerstation Tunnelfinnisher
Door middel van een zwengel of pomp kan de vouwtafel op de juiste hoogte worden ingesteld. De hoogte van het kledinghaakje kan ingesteld worden. De werkhoogte dient voor alle medewerkers onder schouderniveau mogelijk te zijn.
28
compleet met band en bypassmogelijkheid 45.000,10,- per stuk
Afhankelijk van materiaalkeuze en inzet eigen technische dienst Afhankelijk van materiaalkeuze en inzet eigen technische dienst 1000,- per systeem 15.000,- tot 20.000,-
Bijlage 4:
Verantwoording onderzoeksmethoden
1. Het vragenlijstonderzoek
1.1 Algemene opzet en onderzoekspopulatie Selectie van bedrijven Het onderzoek is verricht bij 9 wasserijen en 3 stomerijen. De selectie van bedrijven is geschied in overleg met de branchebegeleidingscommissie (BBC). Vervolgens zijn bedrijven benaderd voor medewerking aan het onderzoek. De achtergrond van de bedrijven is: - wasserijen: 3 grote bedrijven 3 middelgrote bedrijven 3 kleine bedrijven De wasserijbedrijven zijn verdeeld in productie-assortiment (platgoed, dienstkleding en persoonsgebonden goed). - stomerijen: 2 regiostomerijen 1 kleine stomerij (warme winkel) De stomerijen hebben in principe uitsluitend persoonsgebonden goed. Op basis van het aantal deelnemende bedrijven en het aantal geretourneerde vragenlijsten kan worden gesteld dat de resultaten van het onderzoek representatief zijn voor de algemene situatie in de wasserijsector. Het onderzoek geeft daarmee een algemeen beeld en de resultaten zijn niet zonder meer van toepassing op elke wasserij. Er is tijdens het onderzoek vastgesteld dat er grote verschillen zijn tussen individuele wasserijen. Het aantal deelnemende stomerijen en aantal geretourneerde vragenlijsten van medewerkers is kleiner en daarmee hebben de resultaten voor de stomerijsector een beschrijvend karakter. Met name de situatie in kleine stomerijen met slechts enkele medewerkers is dermate bedrijfsspecifiek dat het weinig zinvol is algemene uitspraken te doen over fysieke belasting en werkdruk in dit type bedrijven. De algemene adviezen kunnen echter ook voor deze bedrijven onverkort overgenomen worden
29
Selectie van de onderzoekspopulatie In de periode oktober 2001 tot en met maart 2002 is een dwarsdoorsnedeonderzoek gedaan naar fysieke belasting, werkdruk en de gevolgen van klachten aan het bewegingsapparaat onder werknemers in wasserijen (9 bedrijven) en stomerijen (3 bedrijven). De werknemers in deze twee bedrijfstypen zijn ingedeeld naar afdeling, te weten: 1 = aanvoer en sorteren: chauffeur, sorteermedewerker vuilgoed, wasmachinemedewerker (n=68) 2 = verwerking: mangelmedewerker, handdoekmedewerker, vouwmedewerker aan tafels, hotboxmedewerker, persmedewerker, reparatiemedewerker (n=199) 3 = expeditie: inpakmedewerker (n=45) 4 = leiding: leidinggevende functies op werkvloer en in kantoor (n=15) 5 = overig: niet toe te wijzen, met name algemene productiemedewerkers en technische dienst (n=46). Respons Tijdens het bedrijfsbezoek is aan alle aanwezige medewerkers medewerking gevraagd voor het gehele onderzoek. De onderzoeker heeft de achtergrond van het onderzoek en de algemene indeling van de vragenlijst toegelicht. De bedrijfsleiding heeft tijd beschikbaar gesteld, zodat de werknemers tijdens het werk de vragenlijst zelfstandig konden invullen. De onderzoeker heeft de vragenlijsten uitgedeeld en na de ‘invulsessie’ weer ingenomen. In totaal zijn er 431 vragenlijst uitgezet, waarvan er 389 retour zijn ontvangen, hetgeen een respons betekent van 90%. Zestien personen zijn niet in de analyse meegenomen vanwege te veel onvolledige gegevens, zodat de bruikbare respons ligt op 87%. De non-respons en de slecht ingevulde vragenlijsten zijn voor een belangrijk deel te verklaren door beperkte lees- en schrijfvaardigheid in het Nederlands van werknemers in deze sector.
30
Algemene kenmerken van de onderzoekspopulatie Enkele algemene kenmerken van de onderzoekspopulatie staan in tabel 4.1. Tabel 4.1: Algemene kenmerken van de onderzoekspopulatie in wasserijen en stomerijen Kenmerk
Onderzoekspopulatie (n=373)
Leeftijd Aantal jaren bij huidige werkgever
36,7 ± 9,8*) 8,5 ± 7,8*)
Aantal jaren in huidige functie Geslacht Vrouw Man
7,2 ± 6,8*) 66% 34%
Opleiding Basisonderwijs Lager beroepsonderwijs Middelbaar algemeen onderwijs Middelbaar beroepsonderwijs Voortgezet en hoger onderwijs Geboorteland Nederland Turkije Andere landen
14% 46% 15% 13% 12% 68% 8% 24%
De leeftijd in de onderzoeksgroep varieerde tussen de 17 en 64 jaar met een gemiddelde leeftijd van ongeveer 37 jaar. De onderzoeksgroep bestaat voor 66% uit vrouwen en bevat nagenoeg alleen productiepersoneel. De opleiding van het personeel is laag; 60% van de werknemers heeft basisonderwijs of lager beroepsonderwijs (LTS, huishoudschool, LEAO). In de onderzoeksgroep was 32% geboren buiten Nederland, met Turkse vrouwen en mannen als grootste allochtone groepering. *) Het getal achter ± geeft de spreiding aan. Bijvoorbeeld bij leeftijd is het gemiddelde 36,7 jaar, waarbij de jongste deelnemer aan het onderzoek 36,7 minus 9,8 = 26,9 jaar en de oudste deelnemer 36,7 plus 9,8 = 46,5 jaar is.
31
1.2 Achtergrond van de vragenlijst Algemene indeling Het onderzoek startte met een vragenlijst aan de hand waarvan persoonlijke kenmerken, fysieke en psychosociale werkbelasting, werkdruk alsmede het voorkomen van klachten aan het bewegingsapparaat in kaart zijn gebracht. De vragenlijst is opgenomen in bijlage 5. In de vragenlijst is een onderverdeling gemaakt in persoonsgegevens, werkomstandigheden, algemene gezondheid en klachten aan het bewegingsapparaat. Vragen over persoonsgegevens (lengte, gewicht, functie en arbeidsverleden) zijn afkomstig van een standaard vragenlijst over het beroepsverleden (Tielemans e.a., 1999; Elders e.a., 2001). Fysieke belasting Vragen over fysieke belasting richtten zich voornamelijk op tillen of dragen van lasten, werken in ongemakkelijke houdingen, werken met handen boven schouderhoogte, repeterende handelingen met armen en/of handen en langdurig in dezelfde statische houding werken. Voor beantwoording van deze vragen zijn de antwoordcategorieën ‘zelden of nooit’, ‘af en toe’, ‘vrij veel’ en ‘heel veel’ tijdens een normale werkdag, gebruikt. De antwoorden ‘vrij veel’ en ‘heel veel’ zijn als hoge belasting geclassificeerd. De vragenlijst en interpretatie van de antwoordcategorieën zijn gebaseerd op eerder wetenschappelijk onderzoek (Burdorf e.a. 199a, 199b; Elders e.a. 2001). De volgende risicofactoren zijn onderscheiden: - tillen: het tillen of dragen van meer dan 25 kg en/of het duwen of trekken van meer dan 50 kg - rugbelastende houding: het buigen en/of draaien met het bovenlichaam vele keren per uur en/of langdurig in ongemakkelijke houdingen werken - statische werkhouding: langdurig staand werken en/of langdurig werken achter een beeldscherm en/of langdurig in dezelfde houding werken - schouderbelasting: werken met handen boven schouderhoogte en/of vele malen per minuut dezelfde beweging maken met de armen. Naast deze specifieke vragen met betrekking tot fysieke belasting is aan de deelnemers ook gevraagd op een Borg-schaal, lopend van 0 tot 10, aan te geven hoe zwaar zij hun lichamelijke inspanning tijdens het werk beoordelen. Een score van 6 (inspannend) of hoger is beoordeeld als hoge belasting (Borg, 1990).
32
Werkdruk en psychosociale belasting Vragen rondom werkdruk en psychosociale aspecten zijn gebaseerd op het Karasek-model, het meest toegepaste model in onderzoek naar psychosociale belasting op het werk (Karasek e.a., 1991). Het kernmodel bestaat uit de schalen ‘zelfstandigheid in het werk’, ‘afwisseling in het werk’, en ‘werktempo en werkhoeveelheid’. De laatste schaal wordt gebruikt voor de meting van werkdruk. Elke schaal bestaat uit een aantal vragen met vier antwoordcategorieën (‘nooit’, ‘soms’, ‘vaak’ en ‘altijd’). De oorspronkelijk score loopt van 0 tot 100 met 0 als de best mogelijke situatie en 100 als de slechtst mogelijke situatie. Voor dit onderzoek is deze score omgerekend naar een ‘rapportcijfer’, waarbij de score 0 de slechtst mogelijke situatie is en de score 10 de best mogelijke situatie. Deze psychosociale aspecten zijn gebaseerd op Zweeds onderzoek (Karasek e.a. 1991) en als zodanig in vele Nederlandse vragenlijsten opgenomen, waaronder de bekende VBBAvragenlijst (Veldhoven e.a., 1994). In de nadere analyses zijn de twee eerstgenoemde schalen samengevoegd onder de noemer regelmogelijkheden (job control), de derde schaal representeerde taakeisen (job demands = werkdruk). Volgens het Karasekmodel hebben personen met ‘high job demands’ en ‘low job control’ een hoge psychosociale belasting. Bij classificatie van personen met hoge versus lage psychosociale belasting is als afkappunt de 75-percentielwaarde van de score per schaal gebruikt. In de analyse worden personen met de 25% hoogste scores vergeleken met personen met de 75% lagere scores. Het gekozen afkappunt is tot op zekere hoogte arbitrair, maar onze keuze is gebaseerd op de overweging dat personen met een hoge psychosociale belasting ook daadwerkelijk een hogere belasting hebben dan andere werknemers (Karase k e.a. 1991). Voor de aspecten ‘relatie met collega’s’ en ‘relatie met leiding’ is de deelnemers gevraagd op een Visual Anologue Scale (VAS-schaal), lopend van 0 (heel erg slecht) tot 10 (heel erg goed), aan te geven hoe zij deze relaties op het werk beoordelen. Deze schaal bestaat uit een meetlat met elf hokjes met oplopende waardering van 0 tot 10. Een score van 5 of lager is beoordeeld als slechte werkrelatie en betekent in deze onderzoekspopulatie ruwweg een selectie van de 25% personen met het slechtste oordeel over hun relatie met collega’s en/of leiding. Werkbeleving De werkbeleving is beoordeeld met behulp van een werkbelevingsvragenlijst. De verkorte lijst is opgesteld door Molenaar en Burdorf op basis van opgenomen
33
vragen in standaard PAGO-lijsten van arbodiensten en selectie van de belangrijkste aspecten van werkbeleving. De Molenaar en Burdorf-lijst bevat 9 vragen over werkbeleving. De keuze voor deze aanpak is gebaseerd op de volgende overwegingen: - andere vragenlijsten over werkbeleving, zoals de bekende VBBA-vragenlijst, bevatten vaak meer dan 60 vragen over dit onderdeel, waardoor de vragenlijst voor het onderzoek in wasserijen en stomerijen zeer lang en onevenwichtig zou worden met te veel nadruk op werkbeleving; - eerdere ervaring in beroepsgroepen met een laag opleidingsniveau (steigerbouwers, stratenmakers, assemblagemedewerkers) heeft laten zien dat werknemers grote moeite hebben met het beantwoorden van vragen over kleine verschillen in werkbeleving, zeker werknemers van buitenlandse afkomst. Teneinde de Molenaar en Burdorf-lijst op waarde te kunnen schatten is een beperkt valideringsonderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 1.3). De Molenaar en Burdorf-lijst voor werkbeleving omvat de volgende aspecten: Leermogelij kheden: 1. Leert u nieuwe dingen in uw werk? 2. Heeft u de mogelijkheid om uw eigen capaciteiten verder te ontwikkelen? Inspraak: 3. Kunt u deelnemen aan besluiten die uw werk raken? 4. Kunt u overleggen over uw werk? Toekomstonzekerheid: 5. Biedt deze werkkring u voldoende zekerheid? 6. Zijn uw vooruitzichten bij deze werkgever goed? Plezier in het w erk: 7. Hebt u meestal plezier in uw werk? Herstelbehoefte: 8. Vindt u het vaak moeilijk u te ontspannen aan het einde van een werkdag? 9. Bent u vaak ‘op’ aan het einde van een werkdag? In het rapport is een totaalscore berekend voor werkbeleving, lopend van 0 als de best mogelijke situatie tot 100 als de slechtst mogelijke situatie. Voor dit onderzoek is deze score omgerekend naar een ‘rapportcijfer’ waarbij de score 0 de slechtst mogelijke situatie is en de score 10 de best mogelijke situatie. Voor elk afzonderlijk aspect is eveneens een score berekend, lopend van 0 tot 10.
34
De rapportcijfers voor werkdruk en psychosociale belasting zijn vergeleken met cijfers uit eigen onderzoek in andere beroepsgroepen waarin exact dezelfde vragenlijst is toegepast. Klachten aan het bewegingsapparaat De vragen over klachten aan het bewegingsapparaat zijn afkomstig van een standaard Scandinavische vragenlijst (Kuorinka e.a., 1987), die een valide instrument blijkt te zijn voor gegevensverzameling omtrent ontwikkeling, duur en frequentie van symptomen. Vragen over het bewegingsapparaat richtten zich op de lage rug, nek, schouder, knie en elleboog/pols/hand. De definitie van een klacht aan het bewegingsapparaat was in deze studie de aanwezigheid van pijn, ongemak of een stijf of doof gevoel in het desbetreffende lichaamsdeel voor tenminste enkele uren in de afgelopen 12 maanden, ongeacht klachten in aangrenzende lichaamsdelen. De klachten zijn in vier categorieën opgesplitst, te weten: 1. klachten in de afgelopen 12 maanden (tenminste één klachtenepisode die enkele uren heeft geduurd); 2. chronische klachten in de afgelopen 12 maanden (klachten die minimaal 3 maanden aanwezig waren); 3. klachten waarvoor medisch advies is gezocht bij huisarts of andere (para)medici; 4. klachten waarvoor minimaal éénmaal is verzuimd in de afgelopen 12 maanden; personen uit de laatste drie categorieën zijn subgroepen van personen uit de eerste categorie. Deze indeling is ontleend aan eerder wetenschappelijk onderzoek (Elders e.a., 2001). De vragen naar het optreden van ziekteverzuim wegens klachten van het bewegingsapparaat zijn gebaseerd op een gevalideerde vragenlijst voor ziekteverzuim (Burdorf e.a. 1996).
1.3 Vergelijking werkbeleving met VBBA-vragenlijst Tijdens het onderzoek is aan een aantal werknemers van wasserijen en stomerijen gevraagd of zij bezwaar hadden tegen het invullen van twee vragenlijsten, te weten de algemene vragenlijst van het onderzoek en de VBBAvragenlijst voor werkbeleving (Veldhoven e.a., 1994). Voor dit beperkte
35
valideringsonderzoek zijn werknemers geselecteerd met een goede lees- en schrijfvaardigheid. In totaal hebben 35 personen naast de algemene vragenlijst ook de VBBA-vragenlijst ingevuld. In onderstaande tabel is aangegeven welke aspecten kunnen worden vergeleken. De vragen over psychosociale aspecten in beide vragenlijsten waren volledig identiek. In de Molenaar en Burdorf-lijst wordt werkbeleving gereduceerd van 36 tot 9 vragen en relaties op het werk van 18 naar 2 vragen. Tabel 4.2: Vergelijking van twee vragenlijsten werkbeleving – opzet en inhoud Aspect Werkbeleving Leermogelijkheden Inspraak Toekomstonzekerheid Plezier in het werk Herstelbehoefte Psychosociale aspecten Afwisseling Zelfstandigheid Werktempo Relaties Met collega’s Met leiding
Molenaar en Burdorf 2 2 2 1 2
vragen vragen vragen vraag vragen
VBBA-vragenlijst 4 8 4 9 11
vragen vragen vragen vragen vragen
6 vragen 11 vragen 11 vragen
6 vragen 11 vragen 11 vragen
1 vraag 1 vraag
9 vragen 9 vragen
In de volgende tabel zijn de resultaten van het invullen van de 2 vragenlijsten door 35 personen vergeleken, waarbij zowel de gemiddelde scores (tussen 0 en 10) zijn gegeven als de samenhang tussen beide vragenlijsten. Voor deze samenhang is de correlatiecoëfficiënt gebruikt, waarbij geldt dat 0 geen enkele samenhang betekent en 1 de perfecte samenhang. Een sterretje houdt in dat de onderzochte samenhang statistisch significant is. De vergelijking laat zien dat voor alle aspecten een goede samenhang wordt gevonden, behalve voor inspraakmogelijkheden. De hoogte van de score verschilt enigszins tussen beide vragenlijsten, maar dit is een gevolg van het feit dat somscores worden berekend over verschillende (aantallen) vragen in beide lijsten. De niet perfecte samenhang voor de psychosociale aspecten (0,78-0,86) illustreert dat personen niet geheel consistent kunnen antwoorden op twee identieke vragenlijsten die zeer kort na elkaar worden ingevuld. De algemene conclusie van
36
dit valideringsonderzoek luidt dat de nagenoeg alle aspecten van werkbeleving in de verkorte vragenlijst op voldoende betrouwbare wijze worden gemeten. Tabel 4.3: Vergelijking van uitkomsten van twee vragenlijsten werkbeleving Aspect Werkbeleving Leermogelijkheden Inspraak Toekomstonzekerheid Plezier in het werk Herstelbehoefte Werkbeleving totaal Psychosociale aspecten Afwisseling Zelfstandigheid Werktempo Relaties Met collega’s Met leiding
Molenaar en Burdorf
VBBA-vragenlijst
Correlatiecoëfficiënt
3,9 5,0 6,9 7,4 6,6 5,8
3,6 4,2 5,8 8,4 7,4 5,8
0,76* 0,14 0,38* 0,39* 0,72* 0,65*
4,7 5,2 5,5
4,4 4,7 6,0
0,86* 0,85* 0,78*
8,0 7,9
7,6 8,1
0,41* 0,59*
1.4 Statistische analyse Alle statistische analyses zijn uitgevoerd met SAS, een softwarepakket voor statistische analyses. In de analyse zijn potentiële verschillen tussen groepen getest met de Student t-test (voor continue variabelen) en de chi kwadraat-test (voor ja/nee variabelen). De logistische regressieanalyse is uitgevoerd met Proc Logist en gericht op identificatie van risicofactoren die samenhangen met de vier onderscheiden klachtentypes. Univariate analyses zijn uitgevoerd alvorens variabelen met een significantie niveau van p<0,10 zijn opgenomen in het multivariate model. In het uiteindelijke multivariate model zijn alleen variabelen met een p-waarde beneden de 0,05 opgenomen. Leeftijd is in iedere analyse meegenomen, omdat leeftijd sterk samenhangt met het risico op klachten en mogelijk ook met verzuim. De sterke van het verband tussen een risicofactor en een klacht van het bewegingsapparaat is uitgedrukt als odds ratio (zie ook tabel 9.3). Een odds ratio
37
van 1 betekent dat er geen enkel verband is tussen de risicofactor en de gezondheidsklachten. Een odds ratio boven de 1 betekent dat er een verband is, waarbij een hogere odds ratio duidt op een sterker verband. Als voorbeeld, een odds ratio van 2,3 voor hoge werkdruk betekent dat werknemers met een hoge werkdru k 2,3x zo vaak rugklachten aangeven dan werknemers met een lagere werkdru k. Het betrouwbaarheidsinterval geeft aan binnen welke grenzen de odds ratio met 95% zekerheid zal liggen. Dit betekent dat een odds ratio van 2,3 met 95% zekerheid ergens zal liggen tussen de 1,42 en 3,70. Het effect van werkdruk op rugklachten is dus minimaal 1,42 en maximaal 3,70. In tabel 9.3 (bijlage 9) staan de resultaten van de analyse van de verbanden tussen werkbelasting en klachten aan het bewegingsapparaat en verzuim. Referenties •
•
•
•
• • •
•
Burdorf, A., Post, W., Bruggeling, T. (1996). Reliability of a questionnaire on sickness absence with specific attention to absence due to back pain and respiratory complaints. Occupational Envirnomental Medicine 53, 58-62. Burdorf, A., Beek, A. van der (1999). Questionnaires on physical load in musculoskeletal epidemiology: are we asking the unanswerable? Scand J Work Environ Health a;25:81-83. Burdorf, A., Beek, A. van der (1999). Exposure assessment strategies for work-related risk factors for musculoskeletal disorders. Scand J Work Environ Health b;25(suppl4):25-30. Tielemans, E., Heederik, D., Burdorf, A., Vermeulen, R., Veulemans, H., Kromhout, H., Hartog, K. (1999). Asse ssment of occupational exposures in a general population: comparison of different methods. Occupational and Environmental Medicine 56, 145-51. Elders, L.A.M., Burdorf, A. (2001). Interrelations of risk factors and low back pain in scaffolders. Occupational Environmental Medicine 58 (9), 597-603. Borg, G. (1990). Psychophysical scaling with applications in physical work and the perception of exertion. Scand J Work Environ Health 16(Suppl 1), 55-8. Veldhoven, M. van, Meijman, T.F. (1994). Het meten van psychosociale arbeidsbelasting met een vragenlijst. De Vragenlijst Beleving en Beoordeling van de Arbeid VBBA.. Amsterdam: NIA. Karasek, R., Baker, D., Marxer, F., Ahlbom, A., Theorell, T. (1981) Job decision latitude, job demands, and cardiovascular disease: a prospective study of Swedish men. Am J Public Health 71(7), 694-705.
38
•
Kuorinka. (1987). Standard Nordic questionnaires for the analysis of musculoskeletal symptoms. Appl Ergon 18, 233-237.
39
2. Het ergonom isch werkplekonderzoek
De resultaten zijn verkregen door middel van onderzoek naar de ergonomische situatie in de wasserijen en stomerijen. Hierbij is de huidige situatie betreffende de werkplekken opgenomen en deze vormt de nulmeting op het gebied van de ergonomische omstandigheden. De gegevens over de ergonomische omstandigheden omvatten uitsluitend de lichamelijke belastingskant van de ergonomie. Omgevingsfactoren als klimaat en geluid zijn niet bij het onderzoek betrokken. Daarnaast heeft het onderzoek zich in het bedrijf afgespeeld. Het terrein rondom het bedrijf en de situatie bij de cliënten van de bedrijven zijn niet bij het onderzoek betrokken. De functies van de medewerkers in de wasserijen en stomerijen zijn als uitgangspunt genomen voor het verkrijgen van de resultaten. Door deze keuze is er een helder beeld te geven van de stand van zaken.
2.1 De beoordeling De beoordeling van de resultaten wordt gegeven door de belasting met een kleur aan te geven. Deze bepaling is ontleend aan de het "Handboek fysieke belasting" door K.J. Peereboom (red.) van de Sdu Uitgevers : rood : deze uitkomst geeft aan dat er zonder meer sprake is van een probleem t.a.v. de lichamelijke arbeidsbelasting oranje : deze uitslag geeft aan dat er mogelijk een probleem is t.a.v. de lichamelijke arbeidsbelasting groen : deze uitslag geeft aan dat er geen sprake is van een probleem op het gebied van de lichamelijke arbeidsbelasting. De beoordelingsmethode is geschikt voor functies met een sterke nadruk op uitvoerend werk. Hiermee wordt werk bedoeld waarbij grote delen van het bewegingsapparaat (het lichaam) actief ingezet worden. Bij deze vormen van lichamelijke belasting is er sprake van een combinatie van krachtsuitoefening, een redelijke mate van beweging en/of afwisselende werkhoudingen. Bij de beoordeling wordt de lichamelijke belasting gekoppeld aan enkele duidelijk van elkaar te onderscheiden onderwerpen. Deze onderwerpen zijn:
40
• • • • •
tillen en dragen duwen en trekken werkhoudingen repeterende handelingen energetische belasting.
De onderwerpen trillen en schokken zijn niet meegenomen in de beoordeling, omdat deze vormen van fysieke belasting niet zijn gevonden in de wasserijen en stomerijen.
2.2 De definities De definities van de ergonomische onderwerpen geven inzicht bij de lezer in de waarde en de inhoud van de beoordeling. Om deze reden staan hierna de definities van de onderwerpen weergegeven. Tillen omvat de handeling waarbij een object met de hand(en) wordt vastgepakt en vervolgens zonder mechanische hulpmiddelen wordt verplaatst, zonder dat de uitvoerder zich lopend verplaatst. Dragen geeft de handeling weer waarbij een object met de hand(en) wordt vastgehouden en zonder mechanische hulpmiddelen in horizontale richting wordt verplaatst. Duw en en trekken omvat de handelingen waarbij kracht wordt gegeven die, vanuit de uitvoerder bekeken, naar hem of haar toe is (trekken) of van hem of haar af gaat (duwen). Men onderscheidt in deze vorm van lichamelijke belasting het duwen of trekken met uitsluitend de armen (het lichaam blijft dan in dezelfde positie) of met inzet van het gehele lichaam. Werkhoudingen zijn de posities van het lichaam tijdens de arbeid. Aangezien het lichaam (of delen ervan) meestel in beweging is (of zijn), onderscheidt men de dynamische werkhouding (het lichaam is niet langer dan 3 seconden in dezelfde houding) en de statische werkhouding (het lichaam bevindt zich langer dan vier seconden in dezelfde houding).
41
Repeterende handelingen zijn bewegingen ( meestal van de handen) die op een overeenkomstige wijze herhaald worden, terwijl de verplaatste last niet groter is dan 3 kilogram, of de uitgeoefende kracht niet meer dan 30 newton (3 kg). Daarnaast zijn bewegingen uitsluitend repeterend indien zij langer dan 2 uur aaneengesloten per dag worden uitgevoerd. Energetische belasting is een vorm van interne (inwendige) belasting. Het omvat de reacties van het lichaam van een persoon op een uitwendige belasting. Energetische belasting is het gevolg van dynamische activiteiten die als zwaar of inspannend voor het gehele lichaam worden beschouwd. Deze vorm van belasting is slechts incidenteel voorgekomen in het branche-onderzoek en wordt hier verder buiten beschouwing gelaten.
2.3 De onderzoeksmethoden De beoordeling van de verschillende vormen van ergonomie en fysieke belasting is uitgevoerd met de specifieke onderzoeksmethoden die daarvoor ontwikkeld zijn.
2.3.1 Tillen: de NIOSH-methode Voor het beoordelen van tilsituaties wordt de NIOSH-formule (Waters et al., 1993) als uitgangspunt genomen. De NIOSH-formule stelt gewichtslimieten vast die ontleend worden aan de zwaarte van een te beoordelen tilstuatie. Om de zwaarte van een tilsituatie te bepalen worden zeven eigenschappen van die situatie vastgelegd: - de afstand tussen de handen en de vloer - de afstand tussen de handen en het lichaam - de verticale afstand waarover het object wordt getild - de grip op het object - de hoek waaronder wordt getild (rompdraaiing) - de duur van de werkzaamheden - de frequentie van tillen.
42
De NIOSH-methode gaat er vanuit dat de belasting door tillen met name de belasting van de rug betreft. De achterliggende criteria van de normstelling zijn daarom ook primair gebaseerd op de biomechanische belasting van de rug. Daarnaast zijn criteria met betrekking tot energetische belasting en psychofysische gegevens gehanteerd. Psycho-fysische gegevens zijn gegevens, ontleend aan beoordelingen en schattingen van de belasting door de taakuitvoerders zelf. Aan het beoordelen met de NIOSH-formule zijn restricties verbonden indien er sprake is van verzwarende omstandigheden. De toepassing van de NIOSHformule is in die situaties vaak wel mogelijk, echter bij de beoordeling van de situatie belandt men altijd in het oranje of rode gebied ook al is het gehanteerde gewicht lager dan de berekende gewichtslimiet. Een opsomming van verzwarende omstandigheden: • • • • • • •
tillen met 1 hand herhaald tillen gedurende een werkdag van meer dan 8 uur tillen waarbij de manoeuvreerruimte beperkt is tillen van instabiele objecten tillen waarbij hoge versnellingen optreden tillen waarbij sprake is van slecht vloercontact tillen in een warme, koude of vochtige omgeving.
Er zijn ook tilsituaties waar de NIOSH-formule in het geheel niet toepasbaar is. Geknield en zittend tillen komt in arbeidssituaties wel voor. Het in deze houdingen tillen van gewichten zwaarder dan 5 kg dient aangepast te worden. Tilsituaties waarop de NIOSH-methode niet toepasbaar is: • • • • •
geknield tillen zittend tillen tillen met twee personen tillen met hulpmiddelen tillen in combinatie met duwen, trekken of lopen.
43
Normstelling Indien de tilindex ( = actuele te tillen gewicht / RWL) zie hierna minder dan 1 is de beoordeling groen. Tussen 1 en 2 is de beoordeling oranje en meer dan twee is een rode beoordeling. Bij 'rood' is sprake van een knelpunt: er zijn gezondheidsrisico's voor nagenoeg alle werkenden. Tilsituaties die beoordeeld worden met 'rood' dienen een hoge prioriteit te krijgen bij het zoeken naar oplossingen. Bij 'oranje' is voorzichtigheid geboden. Bij 'oranje' dient zorgvuldig gekeken te worden naar de volgende aspecten: - hoe is het gesteld met de getraindheid en belastbaarheid van de taakuitvoerders in vergelijking met de gemiddelde man en vrouw tussen 20 - 65 jaar; - hoe ernstig is de verzwarende factor zoals de gladde vloer of het klimaat; - wordt er bij de overige fysieke belastende handelingen oranje of rood gescoord. De NIOSH-formule Bij het opstellen van de NIOSH-formule is men uitgegaan van een ideale tilsituatie. In die situatie is de gewichtslimiet voor het te tillen object 23 kg. Voor minder ideale tilsituaties wordt de gewichtslimiet (RWL = Recommended Weight Limit) bepaald door 23 kg te vermenigvuldigen met een zestal (reductie)factoren. De formule luidt: RWL = 23 x Hf x Vf x Df x Ff x Af x Cf De reductiefactoren zijn naar keuze af te leiden uit formules of grafische weergaven. De factoren zijn: -
de horizontale factor (Hf) De horizontale factor wordt bepaald door de horizontale afstand tussen de handen en het lichaam. De horizontale afstand H (cm) is de horizontale afstand tussen de handen die de last vasthouden en het midden van een denkbeeldige lijn tussen de enkels. Deze afstand dient zowel bij aanvang als bij het einde van de tilhandeling vastgesteld te worden. De horizontale factor wordt verkregen uit de vergelijking: Hf = (25 / H)
44
Indien de horizontale afstand kleiner is dan 25 cm wordt Hf op 1 gesteld, met andere woorden: een afstand van 25 cm of kleiner is ideaal. Indien de horizontale afstand groter is dan 63 cm is het niet zinvol om de NIOSHformule toe te passen omdat reeds duidelijk is dat de tilsituatie beoordeeld wordt als zeer risicovol. -
de verticale factor (Vf) De verticale factor wordt bepaald uit de verticale afstand (V) tussen de handen en de vloer. V wordt vast gesteld bij het begin en bij het einde van de tilsituatie. De verticale factor wordt verkregen uit de vergelijking: Vf = 1 - (0.003 x | V - 75 |) | V - 75 | staat voor de absolute (positieve) waarde van het verschil tussen V en 75 cm. Zowel bij V = 95 cm als bij V = 55 cm geldt dat | V - 75 | = 20. Indien de verticale afstand V groter is dan 175 cm is het niet zinvol om de NIOSHformule toe te passen omdat reeds duidelijk is dat de tilsituatie beoordeeld wordt als zeer risicovol. -
de verplaatsingsfactor ('distance factor', Df) De verplaatsingsfactor wordt bepaald door de afstand (D) die de last in verticale richting aflegt tussen het begin en het einde van de tilhandeling. De verplaatsingsfactor wordt verkregen uit de vergelijking: Df = 0.82 + (4.5 / D) Indien de verticale verplaatsing kleiner is dan 25 cm wordt Df op 1 gesteld, met andere woorden een afstand van 25 cm of kleiner is ideaal. -
de asymmetriefactor (Af) De asymmetriefactor wordt bepaald door de hoek (A) waaronder wordt getild (rompdraaiing). A is de hoek in graden ten opzichte van het sagittale vlak (het vlak in voor-achterwaartse richting, dat het lichaam in een linker- en rechterhelft verdeelt). A wordt vastgesteld bij de aanvang en het einde van de tilsituatie. De asymmetriefactor wordt verkregen uit de vergelijking: Af = 1 - (0.0032 x A)
45
Indien de hoek A groter is dan 135 graden is het niet zinvol om de NIOSHformule toe te passen omdat reeds duidelijk is dat de tilsituatie beoordeeld wordt als zeer risicovol. -
de frequentiefactor (Ff) De frequentiefactor wordt bepaald door in combinatie de duur van de werkzaamheden, de duur van de rust en de frequentie van tillen te beschouwen. Tevens dient in ogenschouw genomen te worden op welke hoogte het tillen voorkomt. De fequentiefactor wordt door middel van een tabel bepaald. -
de gripfactor ('coupling factor', Cf) De kwaliteit van de grip wordt in drie categorieën ingedeeld: goed, gewoon of slecht. De gripfactor komt tot stand afhankelijk van deze categorieën en de hoogte waarop wordt getild. De gripfactor wordt door middel van een tabel bepaald. In de ISO/CD 11228 wordt de kwaliteit van de grip als volgt gedefinieerd: goed als het object zonder extreme polsstanden beetgepakt kan worden aan comfortabele handvatten, uitsparingen of het object zelf. gewoon als het object handvatten of uitsparingen heeft die niet aan het criterium 'goed' voldoen of wanneer het vastpakken mogelijk is met de vingers 90° gebogen om het object. slecht als aan de criteria voor 'goed' en 'gewoon' niet wordt voldaan. Referenties • • • • • •
Ayoub, M.M. en Mital, A. (1989). Manual Materials Handeling. NewYork: Taylor & Francis. Gezondheidsraad (commissie risicobeoordeling handmatig tillen) (1995). Den Haag: gezondheidsraad, no. 1995/02. Mital, A., Nicolson, A.S. en Ayoub, M.M. (1997). A guide to manual materials handeling, Second edition. New York: Taylor & Francis. Mital, A., Nicolson, A.S. en Ayoub, M.M. (1994). Richtlijnen voor manueel verplaatsen van lasten. Hardinxveld-Giessendam: Lanser. Vink, P., Smitt, P. en Berg, R. van den (1993). De nieuwe NIOSH-methode (2) het toepassingsgebied. Tijschrift voor ergonomie 18 (04). Waters, T.R., Putz-Andeson, V., Garg, A. en Fine, L.J. (1993). Revised NIOSH eguation for the design and evaluation of manual lifting tasks. Ergonomics, vol 36, no 7.
46
2.3.2 Duwen en trekken Er wordt bij de analyse van duwen en trekken onderscheid gemaakt tussen twee vormen van duwen en trekken: - met alleen de armen of benen waarbij het lichaam stil blijft, in een staande of zittende werkhouding; - duwen en trekken waarbij het gehele lichaam in beweging komt en meebeweegt in dezelfde richting, zoals bij het duwen of trekken van een kar. De definitie van duwkracht, trekkracht of stootkracht volgens de NEN 2738 'Menselijke fysieke belasting - termen en definities' luidt: "de kracht die een aantal spiergroepen in samenwerking met elkaar uitoefenen om een bepaalde taak uit te voeren". Hierbij wordt de prestatie wat taak betreft bedoeld. Duw en of trekken met alleen een arm of een been De grenzen worden door middel van een tabel bepaald (niet weergegeven). De normen (gebaseerd op de NX 35 106) geven aan dat krachten die worden uitgeoefend met de armen of benen en deze grenswaarden te boven gaan onverantwoord zijn. De grenswaarden zijn afhankelijk van de frequentie van de krachtsuitoefening. Men gaat hier uit van krachten die niet langer dan 7 seconden aaneengesloten worden uitgeoefend. De kracht wordt in de tijd uitgezet. Hierdoor ontstaat een glijdende tabel waarbij de maximaal te verwerken kracht afneemt met de tijdsduur die de belasting in beslag neemt. Duw- en treksituaties die uitsluitend met de arm worden uitgevoerd, zoals dit in de huidige werksituaties is beoordeeld, kunnen maximaal 1 kg (10 N) duw- of trekkracht bedragen. Duw en of trekken met gehele lichaam De grenzen worden door middel van een tabel bepaald (niet weergegeven). De bovengrens voor het met een zekere regelmaat duwen en trekken met het gehele lichaam ligt op 300 N voor de beginkracht en voor de vervolgkracht op
47
200 N. Deze grenzen worden ook door de Inspectie SZW (Arbeidsinspectie) gehanteerd. (Voor zeer incidentele krachtuitoefeningen hanteert de Inspectie ook wel de waarde van 500 N). De grenswaarden zijn berekend op basis van de publicatie van Mital, Nicholson en Ayoub. Voor toepassing van deze norm moet de krachtsuitoefening geschieden op een hoogte tussen de heup en schouders, in een vrij te kiezen positie (90 tot 150 cm hoog) met symmetrisch duwen en trekken met twee handen. Uitgegaan is van een duwafstand van ongeveer 7,5 m. Bij kortere afstanden mogen de grenswaarden verhoogd worden (met 20%) en bij grotere afstanden moeten de grenswaarden verlaagd worden (met 15% bij 30 meter).
Referenties • • •
BGZ wegvervoer (1996). Checklist werken met rolcontainers. Gouda: BGZ wegvervoer. Delleman, N.J. e.a. (1995). Handmatig duwen en trekken en gezondheidseffecten. Den Haag: Ministerie van SZW/VUGA uitgeverij. Mital, A., Nicolson, A.S. en Ayoub, M.M. (1994). Richtlijnen voor manueel verplaatsen van lasten. Hardinxveld-Giessendam: Lanser.
2.3.3 Werkhoudingen: de OWAS-methode De OWAS-methode (Ovako Working Posture Analysing System) is ontwikkeld in de Finse zware metaalindustrie. De methode wordt gebruikt om de verschillende werkhoudingen tijdens het arbeidsproces in kaart te brengen. De werkhoudingen worden tijdens het onderzoek in een code uitgedrukt. Deze code bestaat uit een aantal cijfers die de stand van de verschillende lichaamsdelen weergeeft. Door het totaal aantal codes te analyseren en te classificeren volgens een normering, die uitgaat van gemiddelden, worden belastende arbeidshoudingen gesignaleerd. Om conclusies te kunnen verbinden aan de waargenomen werkhoudingen, is het noodzakelijk om 25 keer éénzelfde code per arbeidsfunctie te registreren. De gevonden codes worden verwerkt in een verzamelstaat. Hieruit blijkt de maatregelklasse waarin de gesignaleerde codes vallen. De maatregelklassen geven een urgentie van interventie aan. tijdens het onderzoek in de wasserijbranche is er van
48
de verkorte methode gebruik gemaakt deze geeft de uitslag van de werkhoudingen in kleurcodes weer. Deze resultaten staan weergegeven in bijlage 9
Referenties •
Kant, I. en Borm, P.J.A. (1990). Observations of working postures is garages using the Ovako Working Posture Analysing System (OWAS). Ergonomics, vol.33, no.2.
2.3.4 Antropometrie De antropometrische kennis, leer van de afmetingen van het menselijk lichaam, is van essentieel belang bij het ontwerpen van werkplekken, bedieningsmiddelen, hulpmiddelen e.d. Voor de afstemming van de werkplek op de menselijke afmetingen maakt de antropometrie gebruik van de statistische lichaamsmaten. Hierbij horen ook de dynamische maten als reikwijdte van armen en benen en het gezichtsveld. Voor maten en afstanden is gebruik gemaakt van de DINED tabel (niet weergegeven). De beoordeling staat bij de resultaten weergegeven (Bijlage 9) De gegevens van een populatie bestaan uit gemiddelden met spreidingen. Het is gebruikelijk om uit te gaan van een normale verdeling met een gemiddelde, alsmede de maten te geven waaronder de kleinste 5% van de populatie valt en waarboven de grootste 5% van de populatie valt (het zogenaamde 5e en 95e percentiel). Het 50e percentiel betreft het gemiddelde. Welke percentielwaarden worden gehanteerd, hangt sterk af van de situatie. Zo is het noodzakelijk voor het bepalen van de deurhoogte uit te gaan van ten minste het 99e percentiel, terwijl voor de hoogte van een lichtschakelaar uitgegaan moet worden van het 1e percentiel. Voorbeeld: Om de reikdiepte te bepalen van de medewerkers aan een lopend band moet er gekeken worden naar de lichaamsmaten. Er is in dit voorbeeld uitgegaan van 20- tot 60-jarige Nederlanders.
49
De gemiddelde reikdiepte van mannen is 747 mm (spreiding van 38 mm). De gemiddelde reikdiepte van vrouwen is 704 mm (spreiding van 44 mm). Voor de gemiddelden van mannen en vrouwen samen gelden de volgende 5e (P5) en 95e (P95) percentielwaarden: P5 is 650 mm en P95 is 802 mm. Deze maten gelden voor een staande persoon, op schouderhoogte gemeten. De werkhoogte bij een staande werkplek is ongeveer 1050 mm. Dit is onder schouderhoogte. Dit resulteert in een vermindering van reikwijdte, omdat de schouder het draaipunt van de beweging is. De maximale reikwijdte komt voor mannen op 480 mm (P5) en voor vrouwen op 410 mm (P5).
Referenties •
•
Molenbroek, J.F.M. en Dirken, P.J.A. (1987). De Nederlandse lichaamsmaten voor ontwerpen, Dined-tabel. Delft: Faculteit van het industrieel ontwerpen, Technische Universiteit Delft. Pheasant, S.T. (1984). Anthropometrics. London: British Standards institution.
2.3.5 Het verschil tussen statische- en dynamische arbeid In de arbeidsbelastingsanalyses wordt er veel gesproken over statische en dynamische arbeidsbelasting. Het verschil wordt hieronder met twee voorbeelden uitgelegd. Voorbeeld 1: Een medewerker in een bedrijf staat gedurende zijn/haar werkperiode bij een machine die een ingewikkelde bediening heeft. Er wordt tijdens het werk nauwelijks gelopen. Voorbeeld 2: Een medewerker in een bedrijf werkt in het magazijn. Zijn/haar taak is om klantenorders samen te stellen op een pallet. Om dit te kunnen doen moet deze medewerker met een 'pompwagentje' het magazijn rondlopen. U heeft het in het oog springende verschil in taakuitvoering natuurlijk al gezien. In voorbeeld 1 staat de medewerker meestal en in voorbeeld 2 loopt de medewerker meestal. Het effect van dit verschil zit in de mogelijkheid van het
50
lichaam om te herstellen. Tijdens het lopen wordt namelijk de bloedterugvoer naar het hart bevorderd door de pompwerking van de spieren, waardoor afvalstoffen van de spieren afgevoerd kunnen worden. Tijdens het staan is deze pompwerking niet werkzaam. Hierdoor wordt de terugvloed van bloed naar het hart bemoeilijkt en blijven de afvalstoffen in de spieren. Het staan is een voorbeeld van "statische arbeid" en het lopen is een voorbeeld van "dynamische arbeid". De fysiologische processen in het lichaam zijn veel complexer dan hier is weergegeven. Deze voorbeelden zijn een illustratie van "statische" en "dynamische" arbeid in het licht van lichamelijke belasting. De Normstelling voor statische en dynamische arbeid is: Indien de medewerker voortdurend in beweging is en niet langer dan 3 seconden dezelfde houding aanneemt is de werkhouding dynamisch Indien de medewerker zich 4 seconden of langer in dezelfde houding bevindt kan de werkhouding als statisch worden aangemerkt
Referenties • •
•
• •
Dul, J. en Smitt, P. (1989). Ontwikkeling en toepassing van een werk-rust model voor statische houdingen. Leiden: NIPG/TNO. IJff, M. (1993). Repeterende handelingen en RSI. Een instrument voor het herkennen van Risicovolle arbeidssituaties. Amsterdam: Vrije Universiteit Bewegingswetenschappen, Gezondheidskunde. Miedema, M.C., Douwes, M. en Dul, J. (1993). Ergonomische aanbevelingen voor de volhoudtijd van statische staande houdingen. Tijdschrift voor Ergonomie, 18 ( 2). Sjogaard, G. (1986). Intramuscular Changes during long-term contraction. The ergonomics of working postures. London. Waersted, M. e.a. (1991). Working hours as a risk factor in de the development of musculoseletal complaints. Ergonomics (34) 3.
51
52
Bijlage 5: Gebruikte vragenlijst Hierna volgt de vragenlijst, zoals deze is voorgelegd aan de deelnemers aan het onderzoek.
53
Vragenlij st Werk en gezondheid Lees dit eerst Deze vragenlijst gaat over uw werk en uw gezondheid. Wij willen u vragen deze vragenlijst zo goed mogelijk in te vullen. Over het algemeen zult u ongeveer 20 minuten nodig hebben als u de vragen op uw gemak beantwoordt. Voor het onderzoek is het belangrijk dat u alle vragen beantwoordt. Handleiding bij het inv ullen Let op: de vragenlijst is tweezijdig gedrukt. Kies steeds dat antwoord dat het best bij uw situatie past. Het kan zijn dat u vindt dat sommige antwoorden op elkaar lijken, maar we vragen u toch om alle vragen in te vullen. Soort v ragen Bij de meeste vragen kunt u kiezen uit twee of meer antwoordmogelijkheden. Het is de bedoeling dat u bij iedere vraag maar één kruisje zet. Kruis steeds het best passende antwoord aan. Voorbeeld: u moet altijd snel werken en gevraagd wordt: Moet u erg snel werken?
Nooit
Soms
Vaak
Altij d
Bij enkele vragen moet u zelf iets invullen op de plaats waar een streep (....... of ___ ) staat. Voorbeeld: u weegt 80 kg en gevraagd wordt: Wat is uw lichaamsgewicht?
__ 8 _0_ kg
54
Heeft u zich vergist en wilt u een ander antwoord geven, zet dan opnieuw een kruisje bij het juiste antwoord en omcirkel dit kruisje, dan zullen we dat als uw antwoord beschouwen.
Alvast hartelijk dank v oor uw medew erking!
Deze vragenlijst is ontwikkeld door Alex Burdorf, PhD Associate Professor in Occupational Health Department of Public Health Erasmus University Rotterdam en Duco Molenaar, Rbf Adviesbureau Molenaar BV Breda
55
Persoonsgegevens
Alvorens u begint met de eigenlijke vragenlijst, vragen wij u om een aantal persoonsgegevens in te vullen. Lees eerst de toelichting op de vorige pagina voor u gaat invullen! Datum invullen vragenlijst 1. Wanneer bent u geboren? 2. Bent u man of vrouw?
___ / ___ / 20 ___ dag maand jaar ___ / ___ / 19 ___ dag maand jaar man vrouw
3. Wat is uw lichaamslengte?
____ cm
4. Wat is uw lichaamsgewicht?
____ kg
5. Wat is uw gezinssituatie?
ongehuwd, niet samenwonend gehuwd of samenwonend gescheiden, niet samenwonend weduwe/weduwnaar, niet samenwonend inwonend bij ouders
6. Wat is de hoogste opleiding die u met een diploma heeft afgesloten?
56
lager onderwijs lager beroepsonderwijs middelbaar algemeen onderwijs middelbaar beroepsonderwijs voortgezet algemeen onderwijs hoger beroepsonderwijs
(basisonderwijs) (LTS, LHNO, huishoudschool, LEAO, lager land- en tuinbouwonderwijs etc.) (LAVO, ULO, MULO/MAVO, 3-jaars HBS etc.) (MTS, MEAO, praktijkdiploma boekhouden, etc.) (HBS, MMS, gymnasium, HAVO, VWO, etc.) (HTS, HEAO, HBO-V, sociale academie, HHNO, lerarenopleiding etc.)
anders, nl.:............................................................................................................................ 7. In welk land bent u geboren ? ........................................................................ 8. In welk land is uw moeder geboren ? ............................................................. 9. In welk land is uw vader geboren ?
.............................................................
57
Gegevens over uw huidige functie 1. Wat is uw huidige functie?
.........................................................................
2. Sinds heeft u deze functie in dit bedrijf ?
19 ____/ 20___
3. Sinds wanneer bent u werkzaam bij uw huidige werkgever?
19____ / 20___
4. Hoeveel uur per week doet u dit werk gewoonlijk (inclusief overwerk!)?
____ uur per week
5. Hoeveel dagen per week doet u dit werk gewoonlijk?
____ dagen per week
6. Op welke afdeling werkt u ? ............................................................
Werkzaamheden in uw functie
58
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Nooit Leert u nieuwe dingen in uw werk? ......................................... Heeft u mogelijkheden uw eigen capaciteiten verder te ontwikkelen?........................................................... Kunt u deelnemen aan besluiten die uw werk raken ?.............. Kunt u overleggen over uw werk ?.......................................... Hebt u meestal plezier in uw werk?......................................... Biedt deze werkkring u voldoende zekerheid ?........................ Zijn uw vooruitzichten bij deze werkgever goed ? .................... Vindt u het vaak moeilijk u te ontspannen aan het einde van een werkdag ?.................................................. Bent u vaak ‘op’ aan het einde van een werkdag ? ..................
59
Soms
Vaak
Altij d
Werkomstandigheden huidige functie Wilt u hieronder aankruisen welke werkzaamheden u zelden of nooit, af en toe, vrij veel of heel veel in uw huidige functie uitvoert?
1.
zelden of nooit langdurig staand werken..................................................................
2.
langdurig werken achter een beeldscherm ........................................
3.
langdurig lopen................................................................................
4.
langdurig geknield of gehurkt werken ................................................
5.
werken met de handen boven schouderhoogte..................................
6.
ver reiken........................................................................................
7.
lasten (meer dan 25 kg) tillen of dragen ............................................
8.
lasten (meer dan 50 kg) duwen of trekken .........................................
9.
(bijna) uitglijden of vallen tijdens het verplaatsen van lasten...............
10. kracht zetten met de armen of handen.............................................. 11. met trillend of stotend handgereedschap werken................................ 12. in voertuigen rijden........................................................................... 13. buigen en/of draaien met het bovenlichaam vele keren per uur........... 14. langdurig met gebogen nek werken ................................................ 15. in ongemakkelijke houdingen werken................................................
60
af en toe
vrij veel
heel veel
16. langdurig in dezelfde houding werken ............................................... 17. vele malen per minuut dezelfde beweging maken met de armen en/of de handen.........................................................
Kunt u op onderstaande schaal aankruisen hoe zwaar u uw lichamelijke inspanning beoordeelt in uw huidige functie? U kunt dit aangeven door een getal van 0 tot 10 aan te kruisen, waarbij 0 "geheel niet inspannend" en 10 "heel erg inspannend" betekent.
Geheel niet inspannend
0
1
2
3
4
5
6
7
61
8
9
10
Heel erg inspannend
Werk algemeen Wilt u hieronder aankruisen hoe vaak bepaalde zaken aan de orde zijn? U kunt kiezen uit de antwoordmogelijkheden: nooit, soms, vaak, altijd.
Zelfstandigheid in het werk
Nooit
1.
Heeft u vrijheid bij het uitvoeren van uw werkzaamheden?.................................................................. 2. Heeft u invloed op de planning van uw werkzaamheden?.................................................................. 3. Heeft u invloed op het werktempo?......................................... 4. Kunt u zelf bepalen hoe u uw werk uitvoert?............................ 5. Kunt u uw werk onderbreken als u dat nodig vindt? ................. 6. Kunt u zelf de volgorde van uw werkzaamheden bepalen?............................................................................... 7. Kunt u meebeslissen over het tijdstip waarop iets af moet zijn? ......................................................................... 8. Kunt u zelf bepalen hoeveel tijd u aan een bepaalde activiteit besteedt?................................................................. 9. Lost u problemen in uw werkzaamheden zelf op?.................... 10. Kunt u uw werk zelf indelen?.................................................. 11. Kunt u zelf de inhoud van uw werkzaamheden bepalen?...............................................................................
62
Soms
Vaak
Altij d
Werktempo en werkhoeveelheid
Nooit Moet u erg snel werken?........................................................ Heeft u teveel werk te doen?.................................................. Moet u extra hard werken om iets af te krijgen?....................... Werkt u onder tijdsdruk? ........................................................ Moet u zich haasten?............................................................. Kunt u uw werk op uw gemak doen?....................................... Heeft u te maken met een achterstand op uw werkzaamheden?.................................................................. 8. Heeft u te weinig werk?.......................................................... 9. Heeft u problemen met het werktempo?.................................. 10. Heeft u problemen met de werkdruk? ..................................... 11. Zou u het kalmer aan willen doen in uw werk?......................... 12. Bent u geneigd om alles perfect te willen doen?.......................
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
63
Soms
Vaak
Altij d
Werk algemeen
Afw isseling in het werk Nooit
Soms
Vaak
Altij d
1. 2. 3. 4. 5.
Moet u in uw werk telkens dezelfde dingen doen?...................... Is voor uw werk creativiteit vereist?........................................... Is uw werk gevarieerd? ............................................................ Vraagt uw werk een eigen inbreng? .......................................... Doet uw werk voldoende beroep op al uw vaardigheden en capaciteiten? ................................................. 6. Heeft u in uw werk voldoende afwisseling?................................
Kunt u op onderstaande schaal aankruisen hoe uw relatie is met uw collega’s in uw huidige functie? U kunt dit aangeven door een getal van 0 tot 10 aan te kruisen, waarbij 0 "heel erg slecht" en 10 "heel erg goed" betekent.
heel erg slecht
0
1
2
3
4
5
6
7
64
8
9
10
Heel erg goed
Kunt u op onderstaande schaal aankruisen hoe uw relatie is met uw leidinggevenden in uw huidige functie? U kunt dit aangeven door een getal van 0 tot 10 aan te kruisen, waarbij 0 "heel erg slecht" en 10 "heel erg goed" betekent.
heel erg slecht
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Heel erg goed
Vrij e tij d Sport 1.
Heeft u in de afgelopen 12 maanden regelmatig, d.w.z. minimaal één keer per week, aan sport (inclusief oefeningen zoals aerobics en conditietraining) gedaan? Zo ja: welke?
ja nee
1 .......................................................... 2 ..........................................................
65
aantal uur/week ......... aantal uur/week .........
Gezondheid 1.
Wat vindt u, over het algemeen van uw gezondheid:
uitstekend zeer goed goed matig slecht
De volgende vragen gaan over uw dagelijkse bezigheden. Wordt u door uw gezondheid op dit moment beperkt bij deze bezigheden? Zo ja, in welke mate? Ja, ernstig beperkt 2. 3.
Matige inspanning zoals het verplaatsen van een tafel, stofzuigen, fietsen ....................... Een paar trappen oplopen?................................
66
Ja, een beetj e beperkt
Nee, helemaal niet beperkt
Had u, ten gevolge van uw lichamelijke gezondheid, de afgelopen week één van de volgende problemen bij uw werk of andere dagelijkse bezigheden. Ja 4. 5.
Nee
U heeft minder bereikt dan u zou willen ............. .......................... U was beperkt in het soort werk of het soort bezigheden.................
Had u, ten gevolge van een emotioneel probleem (bijvoorbeeld doordat u zich depressief of angstig voelde), de afgelopen week één van de volgende problemen bij uw werk of andere dagelijkse bezigheden. Ja 6. 7.
U heeft minder bereikt dan u zou willen ............. .......................... U heeft het werk of andere bezigheden niet zo zorgvuldig gedaan als u gewend bent................. ..........................
67
Nee
Gezondheid
8.
In welke mate heeft pijn u de afgelopen week belemmerd bij uw normale werkzaamheden (zowel buitenshuis als huishoudelijk werk)?
helemaal niet een klein beetje nogal veel heel erg veel
Deze vragen gaan over hoe u zich de afgelopen week heeft gevoeld. Wilt u bij elke vraag het antwoord aankruisen, dat het beste aansluit bij hoe u zich heeft gevoeld? Hoe vaak in de afgelopen week nooit 9. voelde u zich kalm en rustig?............................ 10. voelde u zich energiek?.................................... 11. voelde u zich neerslachtig en somber?..............
12.
Hoe vaak hebben uw lichamelijke gezondheid
zelden
soms
voortdurend
68
vaak
meestal
altij d
of emotionele problemen gedurende de afgelopen week uw sociale activiteiten (zoals bezoek aan vrienden of naaste familieleden) belemmerd?
meestal zelden soms nooit
69
Bewegingsapparaat De volgende vraag gaat over mogelijke klachten aan het bewegingsapparaat die u heeft gehad in de afgelopen 12 maanden. De regio’s waar de klachten kunnen plaatsvinden zijn weergegeven in het bijgevoegde figuur. Heeft u in de afgelopen 12 maanden klachten (pijn, ongemak) gehad: Ja
Nee
1. van uw nek........................................ 2. in de rug............................................ 3. van één of beide schouders................ 4. van één of beide ellebogen................. 5. van één of beide polsen/handen .........
NEK SCHOUDERS RUG (BOVEN ELLEBOGEN RUG (OND POLSEN/H
6. van één of beide heupen/dijen............ HEUPEN/DIJ
7. van één of beide knieën ..................... KNIEËN
8. van één of beide enkels/voeten........... ENKELS/VOE
70
Heeft u ook in de afgelopen 7 dagen last (pijn, ongemak) gehad: ja
nee
1. van uw nek........................................ 2. in de rug............................................ 3. van één of beide schouders................ 4. van één of beide ellebogen................. 5. van één of beide polsen/handen ......... 6. van één of beide heupen/dijen............ 7. van één of beide knieën ..................... 8. van één of beide enkels/voeten...........
Op de volgende pagina’s vragen we iets meer over uw klachten van het bewegingsapparaat.
71
Lage rug Met de lage rug wordt in deze vragenlijst het gebied bedoeld dat in de figuur hiernaast gearceerd is weergegeven. Met rugklachten wordt hier bedoeld: pijn, ongemak of een stijf of doof gevoel in het gearceerde gebied, ongeacht dat het vanaf dit gebied uitstraalt naar één of beide benen.
1.
Heeft u in de afgelopen 12 maanden lage rugklachten gehad ?
ja nee
Wanneer u bij vraag 1 nee heeft geantwoord, ga dan verder met bladzijde 10 (73). 2
Hoeveel dagen heeft u in het totaal (alle dagen met rugklachten optellen over 12 maanden) last gehad van uw rugklachten ?
1-7 dagen tussen 1-6 weken tussen 6-12 weken tussen 12 weken en 6 maanden langer dan 6 maanden
3.
Hoe vaak heeft u de afgelopen 12 maanden afzonderlijke perioden van rugklachten gehad?
1 keer tussen de 2 en 5 keer tussen 6 en 10 keer de klachten zijn vrijwel altijd aanwezig
4.
Verminderen of verdwijnen uw rugklachten op vrije dagen of in de vakantie ?
ja nee
72
5.
Heeft u bij uw rugklachten last gehad van uitstralende rugpijn naar: - de linker en/of rechter knie? - de linker en/of rechter enkel/voet?
6.
Hoe vaak heeft u de volgende deskundigen bezocht in verband met rugklachten in de afgelopen 12 maanden?
ja nee ja nee uw bedrijfsarts uw huisarts een specialist een fysiotherapeut of oefentherapeut andere behandelaar nl................................... geen bezoek
7.
Heeft u in de afgelopen 12 maanden door rugklachten moeten verzuimen van uw werk ?
nee ja, 1 keer ja, 2 tot 5 keer ja, meer dan 5 keer
8.
Wat is het totaal aantal dagen dat u door rugklachten van uw werk heeft verzuimd in de afgelopen 12 maanden
0 dagen 1 tot 7 dagen 8 tot 14 dagen meer dan 2 weken
73
____ keer ____ keer ____ keer ____ keer ____ keer
Schouder Met de schouders wordt in deze vragenlijst het gebied bedoeld dat in de figuur hiernaast gearceerd is weergegeven. Met schouderklachten wordt hier bedoeld: pijn, ongemak of een stijf of doof gevoel in het gearceerde gebied, ongeacht klachten in de aangrenzende gebieden. Er zijn aparte vragen voor nekklachten. 1. Heeft u in de afgelopen 12 maanden schouderklachten gehad?
ja nee
Wanneer u bij vraag 1 nee heeft geantwoord ga dan verder met bladzijde 11 (75). 2. Hoeveel dagen heeft u in het totaal (alle dagen met schouderklachten optellen over 12 maanden) last gehad van schouderklachten?
tussen 1 en 7 dagen tussen 1en 6 weken tussen 6 en 12 weken tussen 12 weken en 6 maanden langer dan 6 maanden
3.
Hoe vaak heeft u de afgelopen 12 maanden afzonderlijke perioden van schouderklachten gehad?
1 keer tussen de 2 en 5 keer tussen 6 en 10 keer de klachten zijn vrijwel altijd aanwezig
4.
Verminderen of verdwijnen uw schouderklachten op vrije dagen of in de vakantie ?
ja nee
74
5.
Hoe vaak heeft u de volgende deskundigen bezocht in verband met schouderklachten in de afgelopen 12 maanden?
uw bedrijfsarts uw huisarts een specialist een fysiotherapeut of oefentherapeut andere behandelaar nl................................... geen bezoek
6.
Heeft u in de afgelopen 12 maanden door schouderklachten moeten verzuimen van uw werk ?
nee ja, 1 keer ja, 2 tot 5 keer ja, meer dan 5 keer
7.
Wat is het totaal aantal dagen dat u door schouderklachten van uw werk heeft verzuimd in de afgelopen 12 maanden
0 dagen 1 tot 7 dagen 8 tot 14 dagen meer dan 2 weken
75
____ keer ____ keer ____ keer ____ keer ____ keer
Nek Met de nek wordt in deze vragenlijst het gebied bedoeld dat in de figuur hiernaast gearceerd is weergegeven. Met nekklachten wordt hier bedoeld: pijn, ongemak of een stijf of doof gevoel in het gearceerde gebied, ongeacht klachten in de aangrenzende gebieden.
1. Heeft u in de afgelopen 12 maanden nekklachten gehad?
ja nee
Wanneer u bij vraag 1 nee heeft geantwoord ga dan verder met bladzijde 12 (77). 2. Hoeveel dagen heeft u in het totaal (alle dagen met nekklachten optellen over 12 maanden) last gehad van nekklachten?
tussen 1 en 7 dagen tussen 1en 6 weken tussen 6 en 12 weken tussen 12 weken en 6 maanden langer dan 6 maanden
3.
Hoe vaak heeft u de afgelopen 12 maanden afzonderlijke perioden van nekklachten gehad?
1 keer tussen de 2 en 5 keer tussen 6 en 10 keer de klachten zijn vrijwel altijd aanwezig
4.
Verminderen of verdwijnen uw nekklachten op vrije dagen of in de vakantie ?
ja nee
76
5.
Hoe vaak heeft u de volgende deskundigen bezocht in verband met nekklachten in de afgelopen 12 maanden?
uw bedrijfsarts uw huisarts een specialist een fysiotherapeut of oefentherapeut andere behandelaar nl................................... geen bezoek
6.
Heeft u in de afgelopen 12 maanden door nekklachten moeten verzuimen van uw werk ?
nee ja, 1 keer ja, 2 tot 5 keer ja, meer dan 5 keer
7.
Wat is het totaal aantal dagen dat u door nekklachten van uw werk heeft verzuimd in de afgelopen 12 maanden
0 dagen 1 tot 7 dagen 8 tot 14 dagen meer dan 2 weken
77
____ keer ____ keer ____ keer ____ keer ____ keer
Elleboog, pols en hand Met de elleboog en pols/hand worden in deze vragenlijst de gebieden bedoeld die in de figuur op pagina 9 zijn weergegeven. Met elleboog en/of pols/handklachten wordt hier bedoeld: pijn, ongemak of een stijf of doof gevoel in de gemerkte gebieden, ongeacht klachten in de aangrenzende gebieden. 1. Heeft u in de afgelopen 12 maanden elleboog en/of pols/handklachten gehad? pols/hand
ja, namelijk aan de elleboog ja, namelijk aan de pols en/of hand ............ ja, zowel aan de elleboog als de nee
Wanneer u bij vraag 1 nee heeft geantwoord ga dan verder met bladzijde 13 (79). 2.
Hoeveel dagen heeft u in het totaal (alle dagen over het jaar bijeen geteld) last gehad van uw elleboog en/of pols/handklachten in de afgelopen 12 maanden?
tussen 1 en 7 dagen tussen 1en 6 weken tussen 6 en 12 weken tussen 12 weken en 6 maanden langer dan 6 maanden
3.
Hoe vaak heeft u de afgelopen 12 maanden afzonderlijke perioden van elleboog en/of pols/handklachten gehad?
1 keer tussen de 2 en 5 keer tussen 6 en 10 keer de klachten zijn vrijwel altijd aanwezig
4.
Verminderen of verdwijnen uw klachten op vrije dagen of in de vakantie ?
ja nee
5.
Hoe vaak heeft u de volgende deskundigen bezocht in verband met
uw bedrijfsarts uw huisarts
78
____ keer ____ keer
elleboog en/of pols/handklachten in de afgelopen 12 maanden?
een specialist een fysiotherapeut of oefentherapeut andere behandelaar nl................................... geen bezoek
6.
Hoe vaak heeft u door elleboog en/of pols handklachten van uw werk moeten verzuimen in de afgelopen 12 maanden?
0 keer 1 keer 2 tot 5 keer meer dan 5 keer
7.
Wat is het totaal aantal dagen dat u door elleboog en/of pols/handklachten van uw werk heeft verzuimd in de afgelopen 12 maanden?
0 dagen 1 tot 7 dagen 8 tot 14 dagen meer dan 2 weken
79
____ keer ____ keer ____ keer
Knie Met knieklachten wordt hier bedoeld: pijn, ongemak of een stijf of doof gevoel in de knie. 1. Heeft u in de afgelopen 12 maanden knieklachten gehad?
ja nee
Wanneer u bij vraag 1 nee heeft geantwoord ga dan verder met bladzijde 14 (81). 2.
Hoeveel dagen heeft u in het totaal (alle dagen over het jaar bijeen geteld) last gehad van uw knieklachten in de afgelopen 12 maanden?
tussen 1 en 7 dagen tussen 1en 6 weken tussen 6 en 12 weken tussen 12 weken en 6 maanden langer dan 6 maanden
3.
Hoe vaak heeft u de afgelopen 12 maanden afzonderlijke perioden van knieklachten klachten gehad ?
1 keer tussen de 2 en 5 keer tussen 6 en 10 keer de klachten zijn vrijwel altijd aanwezig
4.
Verminderen of verdwijnen uw knieklachten op vrije dagen of in de vakantie ?
ja nee
5.
Hoe vaak heeft u de volgende deskundigen bezocht in verband met knieklachten in de afgelopen 12 maanden?
uw bedrijfsarts uw huisarts een specialist een fysiotherapeut of oefentherapeut andere behandelaar nl...................................
80
____ keer ____ keer ____ keer ____ keer ____ keer
geen bezoek 6.
Hoe vaak heeft u door knieklachten van uw werk moeten verzuimen in de afgelopen 12 maanden?
0 keer 1 keer 2 tot 5 keer meer dan 5 keer
7.
Wat is het totaal aantal dagen dat u door knieklachten van uw werk heeft verzuimd in de afgelopen 12 maanden ?
0 dagen 1 tot 7 dagen 8 tot 14 dagen meer dan 2 weken
81
U bent nu klaar met het invullen van deze vragenlijst. Wilt u controleren of u alle vragen op elke pagina beantwoord heeft? Heeft u nog opmerkingen? ................................................................................................................................................. ................................................................................................................................................. ................................................................................................................................................. ................................................................................................................................................. ................................................................................................................................................. ................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................
Hartelijk dank v oor uw medewerking!
Voor meer informatie over het onderzoek kunt u contact opnemen met:
82
Bijlage 6:
Resultaten met betrekking tot fysieke belasting
De resultaten van het vragenlijstonderzoek naar fysieke belasting staan in tabel 6.1 en tabel 6.2. Voor verantwoording van de gebruikte vragenlijst wordt verwezen naar bijlage 4. In de tabellen staat het percentage werknemers dat een bepaalde vorm van fysieke belasting als hoog heeft ingeschat.
Tabel 6.1: Fysieke belasting in wasserijen en stomerijen Fysieke belasting Fysieke belasting veel tillen, duwen, trekken veel belastende bewegingen voor de rug veel statische werkhoudingen veel belastende bewegingen voor de schouder inspannende werkzaamheden
83
Wasserijen (n = 337)
Stomerijen (n=36)
29% 69% 91% 80% 69%
8% 64% 97% 75% 47%
Tabel 6.2: Fysieke belasting in wasserijen en stomerijen onderverdeeld naar afdeling afdelingen
Fysieke belasting 1 (n=68) Fysieke belasting veel tillen, duwen, trekken veel belastende bewegingen voor de rug veel statische werkhoudingen veel belastende bewegingen schouder inspannende werkzaamheden
44% 71% 85% 75% 65%
2 (n=199)
3 (n=45)
4 (n=15)
5 (n=46)
20% 67% 95% 86% 64%
33% 84% 96% 96% 89%
27% 47% 87% 40% 87%
26% 63% 87% 59% 57%
Af delingen: 1
=
aanv oer en sorteren: chauffeur, sorteermedewerker v uilgoed, wasmachinemedewerker
2
=
v erwerking: mangelmedewerker, handdoekmedewerker, vouwmedewerker aan taf els, hotboxmedewerker, persmedewerker, reparatiemedewerker
3
=
expeditie: inpakmedewerker
4
=
leiding: leidinggev ende f uncties op de werkvloer en in kantoor
5
=
ov erig: niet toe te wijzen, met name algemene productiemedewerkers en technische dienst
De resultaten van het oordeel van de medewerkers geven aan dat vooral statische werkhoudingen een probleem zijn. Zo’n 91% van het personeel in wasserijen en 97% van het personeel in stomerijen geeft aan dat hun statische werkbelasting hoog is. Statische werkhoudingen, met name langdurig staand werken en/of langdurig in dezelfde houding werken, komen op alle afdelingen en in alle functies nagenoeg even vaak voor. Er zijn weinig medewerkers die aangeven geen statische belasting te ondervinden. Er kan worden gesteld dat staan (statische werkhouding) een van de belangrijkste speerpunten is die in de wasserijen en stomerijen moet worden aangepakt. Een tweede belangrijk punt zijn de belastende bewegingen voor de schouder (80% wasserijen, 75% stomerijen). De ervaren schouderbelasting is het hoogst op de afdeling expeditie (96%), daarna de afdeling verwerking (86%) en dan de afdeling aanvoer en voorsorteren (75%). Schouderbelasting ontstaat met name
84
door het vele malen per minuut dezelfde beweging maken met de armen. Deze vorm van belasting is vanzelfsprekend het laagst onder leidinggevenden. Het derde belangrijke punt vormt de rugbelasting (69% wasserijen en 64% stomerijen). Deze belasting wordt bepaald door de statische component van de werkzaamheden en het frequent draaien en buigen van de rug. Daarnaast hebben de belastende bewegingen van de schouders een verzwarend effect op de ervaren rugbelasting. De rugbelasting is aanwezig op alle afdelingen, maar de afdelingen expeditie, verwerking, en aanvoer en voorsorteren scoren bovengemiddeld. Een opvallend verschil in de ervaren belasting is dat in de stomerijen relatief weinig zware til-, duw- en trekhandelingen plaatsvinden. Slechts 8% van de medewerkers in stomerijen vond deze belasting te hoog, terwijl in de wasserijen 29% van de medewerkers deze belasting als te hoog beoordeelden. Het verschil in tillen, duwen en trekken verklaart ook waarom medewerkers in stomerijen de totale fysieke belasting minder vaak als hoog inschatten dan de medewerkers in de wasserijen (respectievelijk 47% tegenover 69%).
85
86
Bijlage 7: Resultaten met betrekking tot werkdruk, psychosociale belasting en werkbeleving De resultaten van het vragenlijstonderzoek naar werkdruk, psychosociale belasting en werkbeleving staan in tabel 7.1 en tabel 7.2. Voor verantwoording van de gebruikte vragenlijst wordt verwezen naar bijlage 4. In dit onderzoek zijn de gebruikelijke scores omgerekend naar een ‘rapportcijfer’ waarbij de score 0 de slechtst mogelijke situatie is en de score 10 de best mogelijke situatie. De getallen in beide tabellen geven het gemiddelde rapportcijfer op basis van de oordelen van de werknemers in de vragenlijsten. Een rapportcijfer van minder dan 6 is niet direct te interpreteren als een onvoldoende, maar kan alleen goed worden beoordeeld in vergelijking met andere groepen werknemers in en buiten de wasserijen en stomerijen. Over het algemeen duiden rapportcijfers rond de 5 of lager op duidelijke problemen. De werkdruk, psychosociale belasting op het werk en de werkbeleving hangen onderling sterk samen. Tabel 7.1: Werkdruk, psychosociale belasting en werkbeleving in wasserijen en stomerijen Werkdruk, psychosociale belasting en werkbelev ing Werkdru k: hoog werktempo en veel werk Psychosociale belasting onvoldoende zelfstandigheid onvoldoende afwisseling relatie met collega’s relatie met leiding Werkbeleving Werkbeleving totaal
87
Wasserijen (n = 337)
Stomerijen (n=36)
5,3
6,3
4,6 4,2 8,1 7,5
4,8 4,5 7,6 7,4
5,4
5,4
Tabel 7.2: Werkdruk, psychosociale belasting en werkbeleving in wasserijen en stomerijen, onderverdeeld naar afdeling afdelingen
Werkdruk, psychosociale belasting en werkbeleving
Werkdru k: hoog werktempo en veel werk Psychosociale belasting Onvoldoende zelfstandigheid Onvoldoende afwisseling Werkbeleving Werkbeleving totaal gebrek aan plezier
1 (n=68) 5,6
2 (n=199) 5,7
3 (n=45) 4,3
4 (n=15) 4,7
5 (n=46) 5,4
4,8 4,2
4,2 3,9
4,4 3,7
7,4 6,5
5,3 5,4
5,3 6,7
5,3 6,9
4,7 5,9
6,7 6,7
6,3 7,5
Af delingen: 1
=
aanv oer en sorteren: chauffeur, sorteermedewerker v uilgoed, wasmachinemedewerker
2
=
v erwerking: mangelmedewerker, handdoekmedewerker, vouwmedewerker aan taf els, hotbox medewerker, persmedewerker, reparatiemedewerker
3
=
expeditie: inpakmedewerker
4
=
leiding: leidinggev ende f uncties op de werkvloer en op kantoor
5
=
ov erig: niet toe te wijzen, met name algemene productiemedewerkers en
technische dienst
Werkdruk Het oordeel van de medewerkers over het werktempo en de werkhoeveelheid laat een gemiddelde score zien voor wasserijen van 5,3 en voor stomerijen van 6,3. In stomerijen wordt significant gunstiger geoordeeld over de werkdruk. De inpakmedewerkers (afdeling expeditie) (4,3) en de leidinggevenden (4,7) rapporteren een hogere werkdruk dan gemiddeld in dit onderzoek. De gemiddelde ervaren werkdruk in de wasserijen komt nagenoeg exact overeen met de ervaren werkdru k in verpleeg- en verzorgingshuizen (score van 5,5), een sector met een bekende hoge werkdruk. Psychosociale belasting De belangrijkste aspecten van de psychosociale belasting zijn onvoldoende afwisseling in het werk (4,2) en onvoldoende zelfstandigheid (4,6). Deze
88
beoordeling duidt op een aanzienlijk hogere psychosociale belasting in wasserijen en stomerijen dan in de eerder genoemde verpleeg- en verzorgingshuizen (met een score van respectievelijk 5,6 en 5,9). Onder vrouwen in de dienstverlenende sector zijn de rapportcijfers voor beide aspecten nog hoger (respectievelijk 6,2 en 6,1). De psychosociale belasting is duidelijk hoger voor de afdelingen expeditie (4,4 en 3,7), verwerking (4,2 en 3,9), en aanvoer en voorsorteren (4,8 en 4,2). Medewerkers in een leidinggevende functie rapporteren een beduidend lagere psychosociale belasting (rapportcijfers van 7,4 en 6,5). Werkbelev ing De totale werkbeleving wordt beoordeeld met een 5,4. Positieve oordelen zijn gegeven over toekomstzekerheden (6,5), plezier in het werk (6,8) en herstelbehoefte aan het einde van de werkdag (6,3). In de totale werkbelevingscore blijkt dat vooral het ontbreken van leermogelijkheden (3,4) en weinig inspraak in de besluiten op het werk (4,5) hoog scoren als negatieve werkbeleving. Voor beide aspecten van de werkbeleving is wederom geconstateerd dat deze substantieel slechter is op de afdelingen expeditie (3,1 en 4,2), verwerking (3,1 en 4,1), en aanvoer en voorsorteren (3,0 en 4,4) dan de andere afdelingen (4,9 en 6,2). Plezier in het werk scoort gunstig (6,8) maar personen met weinig plezier in het werk blijken wel vaker klachten van het bewegingsapparaat te rapporteren en hiervoor vaker te verzuimen (zie bijlage 9). Er zijn ook duidelijke verschillen tussen de diverse afdelingen met de inpakmedewerker als slechtst scorende functie (zie tabel 7.2).
89
90
Bijlage 8: Resultaten van het werkvloeronderzoek
8.1 Inleiding Hierna volgen de resultaten van het ergonomische onderzoek (werkvloeronderzoek) waarbij de fysieke belasting het onderwerp van observatie is geweest. De resultaten zijn weergegeven in tabel 8.1 tot en met tabel 8.10. De tabellen geven per functie weer: de taak, de beoordeelde handeling(en), het oordeel over de fysieke belasting, de gevonden spreiding van dit oordeel over de deelnemende bedrijven en eventuele opmerkingen over de redenen waarom er een bepaald oordeel gegeven is. 8.2 De functies De ergonomie en de lichamelijke belasting zal per functie worden beoordeeld. Hierna staan de functies weergegeven die bij de beoordeling zijn betrokken. Deze functies komen in zowel de wasserijen als in de grote stomerijen voor. De meeste functies kennen een duidelijk onderscheid in het belastingsprofiel van de aanvoer en de afvoersituatie. Voor zover noodzakelijk zal dit onderscheid weergegeven worden. Aanv oer en sorteren de chauffeur de sorteermedewerker vuilgoed de wasmachinemedewerker Verwerking de doeken- en lakenmangelmedewerker de handdoekvouwmedewerker de vouwmedewerker aan de tafels de hotboxmedewerker de persmedewerker de reparatiemedewerker
91
Expeditie de inpakmedewerker Transport Naast deze functies zijn er medewerkers die zich bezighouden met overladen, sorteren en transport. Deze medewerkers kunnen zich tussen alle afdelingen verplaatsen en hun functiebelasting wordt behandeld bij de hiervoor genoemde afdelingen.
92
8.3 De resultaten Aanv oer en sorteren Tabel 8.1: De chauffeur (het fysieke belastingsprofiel) Taak lossen wagen
laden wagen
Handeling duwen container op klep van wagen lossen via docking station
Oordeel groen
Spreiding geen
Opmerking geen probleem
groen
geen
geen probleem
duwen container in bedrijf
oranje
groen tot rood
duwen container op weegschaal
oranje
groen tot rood
rood bij: • niet vlakke ondergrond • afstanden tot meer dan 30 meter en >200 Newton • wielen container slecht • tochtflappen geven een duwbelasting tot meer dan 300 Newton weegschaal soms niet in vloer, hoge duwbelasting
laden met containers zie "lossen wagen” laden van waszakken
zie boven
zie boven
zie boven
oranje
oranje tot rood
waszakken zijn incidenteel zwaar (> dan 25 kg)
laden loshangend goed
oranje
geen spreiding
werkhoudingen zijn matig tot slecht
93
Tabel 8.2: De sorteermedewerker vuilgoed (het fysieke belastingsprofiel) Taak aanvoeren container
Handeling duwen en trekken container(s)
Oordeel oranje
Spreiding groen tot oranje
lossen container
tillen van was uit container
oranje
oranje tot rood
sorteren van goed
uitspreiden van goed op sorteerband
oranje
groen tot oranje
gooien van goed
oranje
geen spreiding
sorteren op vloer
rood
geen spreiding
sorteren in bak/op tafel
oranje
groen tot rood
94
Opmerking meerdere containers tot 3 en 4 tegelijkertijd verplaatsen; te hoge duw- en trekbelasting en slechte werkhouding rood bij: • zware waszakken • grote hoeveelheden in één keer • geen juiste werkmethode grote hoeveelheden was in één keer verplaatsen • energetische belasting bij langdurige blootstelling • werkhoudingbelasting (staan) werkhouding voorovergebogen en statisch • afhankelijk van bak zijn de reikafstanden te hoog en/of de diepte van de bak te laag rood • bij sorteren in kleine bak met beweegbare bodem groen
Tabel 8.3: De wasmachinemedewerker (het fysieke belastingsprofiel bij handmatig beladen en lossen) Taak aanvoeren container
Handeling duwen en trekken container(s) en bakken
Oordeel oranje
Spreiding groen tot oranje
lossen container (laden machines)
tillen van was uit container
oranje
oranje tot rood
lossen van machines
trekken van goed uit machines
oranje
oranje tot rood
laden van drogers
wasgoed uit bak of container
oranje
oranje tot rood
95
Opmerking meerdere containers tot 3 en 4 tegelijkertijd verplaatsen; te hoge duw- en trekbelasting en slechte werkhouding rood bij: • grote hoeveelheden in één keer • geen juiste werkmethode • grote hoeveelheden was in één keer verplaatsen • was zwaar en nat, vaak verstrengeld • nat goed in droger tillen • werkhoudingbelasting (bukken) • oranje bij beweegbare bodembakken
Verwerking Tabel 8.4: De doeken- en lakenmangelmedewerker (het fysieke belastingsprofiel) Taak aanvoeren wasgoed
Handeling wasgoed van band of uit bak halen
Oordeel oranje
Spreiding groen tot oranje
invoeren doeken in mangel
uit werkvoorraad in de mangel steken van doeken
oranje
groen tot rood
96
Opmerking werkhouding bij pakken uit bak knelpunt rood bij: • buffervoorraad voor zich • te hoge blootstelling (te lang achter elkaar uitvoeren) • geen juiste werkmethode • met name werkhouding knelpunt • repeterend werk
Vervolg tabel 8.4 Taak invoeren lakens in mangel
Handeling uit werkvoorraad in mangel steken van lakens
Oordeel oranje
Spreiding oranje tot rood
lossen van gevouwen goed
stapels lakens en doeken in voorraad leggen of inpakken
oranje
oranje tot rood
97
Opmerking rood bij: • te hoge blootstelling (te lang achter elkaar uitvoeren) • werkhoogte vaak een knelpunt • geen juiste werkmethode • goed verstrengeld • repeterend werk • lakens zwaar en werkhouding slecht • werkhouding (bukken met tillen) • werkhoogte bij kleinere medewerkers knelpunt • repeterende handelingen
Tabel 8.5: De handdoekvouwmedewerker (het fysieke belastingsprofiel) Taak aanvoeren wasgoed
Handeling wasgoed van band of uit bak halen
Oordeel oranje
Spreiding groen tot oranje
invoeren doeken in vouwmachine
uit werkvoorraad in de vouwmachine steken van doeken
oranje
groen tot rood
afvoeren van gevouwen handdoeken
stapels handdoeken in voorraad leggen of inpakken
groen
geen
98
Opmerking werkhouding bij pakken uit bak knelpunt rood bij: • buffervoorraad voor zich • te hoge blootstelling (te lang achter elkaar uitvoeren) • geen juiste werkmethode • met name werkhouding knelpunt • repeterend werk de werkhouding is staan en lopen
Tabel 8.6: De vouwmedewerker aan de tafels (het fysieke belastingsprofiel) Taak aanvoeren wasgoed
Handeling wasgoed van band of uit bak halen
Oordeel oranje
Spreiding groen tot oranje
uit werkvoorraad op de tafel pakken
oranje
groen tot rood
99
Opmerking werkhouding bij pakken uit bak knelpunt rood bij: • buffervoorraad voor zich midden op de tafel • te hoge blootstelling (te lang achter elkaar uitvoeren) • geen juiste werkmethode • met name werkhouding knelpunt (staand werk) • repeterend werk
Vervolg tabel 8.6 Taak vouwen van het goed
afvoeren van gevouwen goed
Handeling vouwen “grotere” stukken
Oordeel oranje
Spreiding oranje tot rood
vouwen van “klein” goed
rood
geen
stapels goed in voorraad leggen of inpakken
groen
groen tot oranje
100
Opmerking rood bij: • te hoge blootstelling (te lang achter elkaar uitvoeren) • werkhoogte (tafel) vaak een knelpunt • repeterend werk • (staande) werkhouding • (staande) werkhouding • te hoge blootstelling (te lang achter elkaar uitvoeren) • werkhoogte (tafel) vaak een knelpunt • repeterend werk • werkhouding (bukken)
Tabel 8.7: De hotboxmedewerker (het fysieke belastingsprofiel) Taak aanvoeren wasgoed
Handeling wasgoed van band of uit bak halen
Oordeel oranje
Spreiding groen tot rood
ophangen van kleding
uit werkvoorraad aan haakje hangen met automatische afvoer
oranje
groen tot rood
uit werkvoorraad aan haakje hangen zonder automatische afvoer
oranje
oranje tot rood
controleren
schouwen van kleding
oranje
groen tot oranje
sorteren
kleding aan haakjes op de juiste posities hangen ( bijv. volgorde, klant, route, etc.)
oranje
oranje tot rood
101
Opmerking werkhouding bij pakken uit bak knelpunt rood bij: • te hoge ophanghoogte • te hoge blootstelling (te lang achter elkaar uitvoeren) werkhouding knelpunt rood bij: • hoge afvoer (reiken) • dragen van haakje en kleding (vaak bovenhands) oranje bij: • te hoge blootstelling (te lang achter elkaar uitvoeren) • werkhoogte vaak een knelpunt • uitsluitend staand werken rood bij: • sorteren boven schouderhoogte • te hoge blootstelling (te lang achter elkaar uitvoeren)
Tabel 8.8: De persmedewerker (het fysieke belastingsprofiel) Taak aanvoeren wasgoed
Handeling wasgoed van band of uit bak halen
Oordeel oranje
Spreiding groen tot oranje
uit werkvoorraad op de pers plaatsen
oranje
groen tot rood
groen
geen
geen probleem
vouwen van het goed
de bediening van de kraag- / manchetpers vouwen van geperste kledingstukken
oranje
geen
• te hoge blootstelling (te lang achter elkaar uitvoeren) • werkhoogte (tafel) vaak een knelpunt
afvoeren van gevouwen goed
stapels goed in voorraad leggen of inpakken
groen
groen tot oranje
• werkhouding (bukken)
102
Opmerking werkhouding bij pakken uit bak knelpunt rood bij: • boven schouderhoogte werken aan kledingpers • te hoge blootstelling (te lang achter elkaar uitvoeren)
Tabel 8.9: De reparatiemedewerker (het fysieke belastingsprofiel) Taak aanvoeren kleding
Handeling kleding van stang of uit bak halen
Oordeel oranje
Spreiding groen tot rood
controleren
kleding uitleggen en schouwen
groen
groen tot oranje
repareren
met naaimachine uitvoeren van taak
oranje
groen tot oranje
oranje bij: • te hoge blootstelling (te lang achter elkaar uitvoeren) • werkhoogte vaak knelpunt (gebogen zitten)
afvoeren van kleding
kleding aan haakjes op hangen
oranje
geen
• ophangen boven schouderhoogte • te hoge blootstelling (te lang achter elkaar uitvoeren)
103
Opmerking rood bij: • pakken van stang knelpunt werkhouding (zittend reiken) oranje bij: • te hoge blootstelling (te lang achter elkaar uitvoeren) werkhouding knelpunt
Expeditie Tabel 8.10: De inpakmedewerker (het fysieke belastingsprofiel) Taak aanvoeren wasgoed
Handeling wasgoed uit buffer halen
Oordeel oranje
Spreiding groen tot oranje
wasgoed van verwerkingsafdeling pakken
groen
geen
inpakken
vullen van “klantcontainer"
oranje
groen tot oranje
invoeren doeken in vouwmachine
uit werkvoorraad in de vouwmachine steken van doeken
oranje
groen tot rood
afvoeren van gevouwen handdoeken
stapels handdoeken in voorraad leggen of inpakken
groen
geen
104
Opmerking oranje bij: werkhouding bij pakken onder uit buffercontainer knelpunt geen probleem
oranje bij: • beladen van onderste plank (bukken) • zwaarste goed op onderste plank • werkmethode vaak een knelpunt. rood bij: • buffervoorraad voor zich • te hoge blootstelling (te lang achter elkaar uitvoeren) • geen juiste werkmethode • met name werkhouding knelpunt • repeterend werk de werkhouding is staan en lopen
Bijlage 9
Klachten aan het bewegingsapparaat
De resultaten van het onderzoek naar klachten aan het bewegingsapparaat staan in deze bijlage. Voor verantwoording van de gebruikte vragenlijst wordt verwezen naar bijlage 4. Tabel 9.1: Overzicht van belangrijkste klachten van het bewegingsapparaat Klachten van het bew egingsapparaat Rugklachten rugklachten in afgelopen 12 maanden chronische rugklachten medisch advies van (para)medici ziekteverzuim (minimaal 1x verzuim) Nekklachten nekklachten in afgelopen 12 maanden chronische nekklachten medisch advies van (para)medici ziekteverzuim (minimaal 1x verzuim) Schouderklachten schouderklachten in afgelopen 12 maanden chronische schouderklachten medisch advies van (para)medici ziekteverzuim (minimaal 1x verzuim) Knieklachten knieklachten in afgelopen 12 maanden chronische knieklachten medisch advies van (para)medici ziekteverzuim (minimaal 1x verzuim) Elleboogklachten (inclusief pols en hand) elleboogklachten in afgelopen 12 maanden chronische elleboogklachten medisch advies van (para)medici ziekteverzuim (minimaal 1x verzuim)
105
Wasserijen (n = 337)
Stomerijen (n=36)
50% 15% 23% 17%
44% 6% 14% 8%
31% 11% 11% 8%
28% 3% 8% 3%
45% 16% 18% 12%
44% 8% 14% 3%
16% 7% 5% 4%
25% 14% 11% 3%
23% 8% 8% 7%
22% 14% 6% 3%
De belangrijkste klachten aan het bewegingsapparaat staan in tabel 9.1. Uit deze cijfers blijkt dat onder medewerkers in wasserijen en stomerijen rug- en schouderklachten het meest voorkomen. Opvallend is dat ruwweg 30%-36% van alle klachten van het bewegingsapparaat chronisch van aard zijn, dat wil zeggen langer dan 3 maanden aanwezig. Ongeveer 25%-35% van de medewerkers met klachten gaat hiervoor naar de huisarts en een deel wordt vervolgens doorverwezen naar de fysiotherapeut. Het ziekteverzuim bij de wasserijen ontstaat met name door rugklachten en schouderklachten, waarbij respectievelijk 17% en 12% van de medewerkers hiervoor in het afgelopen jaar minimaal 1x heeft verzuimd. Dit is dus respectievelijke 34% en 27% van de medewerkers met deze klachten van het bewegingsapparaat. Hoewel klachten van rug, nek en schouder in wasserijen en stomerijen gelijkelijk voorkomen, leiden deze klachten in wasserijen eerder tot verzuim dan in stomerijen. Dit verschil kan verband houden met het geconstateerde verschil in ervaren werkdruk. Bij de wasserijen wordt meer werkdru k ervaren dan bij de stomerijen. Nek- en schouderklachten vertonen een sterke overlap waarbij veel medewerkers met nekklachten ook de aanwezigheid van schouderklachten rapporteerden. Een kleine minderheid van de medewerkers geeft aan geen enkele klacht van het bewegingsapparaat in de afgelopen 12 maanden te hebben gehad; 31% van de medewerkers in stomerijen bleef klachtenvrij en 27% van de medewerkers in de wasserijen. In tabel 9.2 wordt een vergelijking gemaakt tussen medewerkers in wasserijen en stomerijen en twee andere beroepsgroepen met overwegend vrouwelijk personeel. De eerste beroepsgroep bestaat voornamelijk uit verzorgend en verplegend personeel waarvan bekend is dat ze een hoge fysieke belasting in het werk hebben (Jansen ea 2002). De tweede beroepsgroep bestaat uit assemblagemedewerkers in de electronica-industrie die qua opleiding goed te vergelijken zijn met het personeel in wasserijen en stomerijen (Burdorf ea 2001). Deze assemblage-medewerkers hebben een hoge statische belasting met veel repeterende bewegingen van armen en handen. Uit deze vergelijking blijkt dat in wasserijen en stomerijen minder rugklachten en nekklachten voorkomen maar meer schouderklachten. Het vaker optreden van schouderklachten onder medewerkers van stomerijen en wasserijen hangt samen met het hoge percentage werknemers dat aangeeft veel belastende bewegingen met de schouder te maken (zie bijlage 6).
106
Tabel 9.2: Vergelijking van klachten van het bewegingsapparaat tussen verschillende sectoren Wasserijen en stomerijen
Verpleeg- en verzorgingshuizen (Jansen ea 2002)
Rugklachten Nekklachten
50% 31%
58% 37%
54% 43%
Schouderklachten Knieklachten
45% 17%
36% 17%
40% -
Klacht
Assemblage (Burdorf ea 2001)
De resultaten van de analyse van verbanden tussen werkbelasting en klachten van het bewegingsapparaat en verzuim staan in tabel 9.3. Bedacht moeten worden dat het effect van statische werkhouding en schouderbelasting niet kan worden geëvalueerd. Bijna iedereen is blootgesteld aan statische werkhoudingen. Er is daardoor te weinig contrast in de onderzoeksgroep en een verdere uitsplitsing is niet mogelijk. In de tabel zijn alleen de multivariate analyses gepresenteerd, hetgeen betekent dat de genoemde risicofactoren voor elkaar zijn gecorrigeerd. Tabel 9.3: Risicofactoren voor rugklachten en schouderklachten Risicofactoren v oor rugklachten en schouderklachten Rugklachten in afgelopen 12 maanden rugbelastende werkhoudingen hoge werkdruk Verzuim door rugklachten in afgelopen jaar weinig plezier in het werk Schouderklachten in afgelopen 12 maanden hoge werkdruk weinig plezier in het werk Verzuim door schouderklachten afgelopen jaar weinig plezier in het werk
Odds Ratio
95% Betrouwbaarheidsinterval
1,71 2,29
1,08 – 2,72 1,42 – 3,70
2,35
1,32 – 4,18
1,84 1,62
1,16 – 2,94 1,00 – 2,63
2,77
1,42 – 5,37
Rugklachten zijn statistisch significant gecorreleerd met rugbelastende houdingen (OR = 1,71) en een hoge werkdruk (OR = 2,29). Het verzuim wegens rugklachten
107
wordt echter met name bepaald door het plezier in het werk; personen die aangeven weinig plezier in het werk te hebben verzuimen meer dan anderen (OR = 2,35). Voor schouderklachten zijn zowel werkdruk (OR = 1,84) als weinig plezier in het werk (OR = 1,62) belangrijk. Voor verzuim wegens schouderklachten is wederom het gebrek aan plezier in het werk de belangrijkste factor (OR = 2,77). (Zie voor nadere uitleg bijlage 4, paragraaf 1.4, laatste alinea.) In dit onderzoek is het niet mogelijk een causaal verband aan te tonen, maar de stelling is gerechtvaardigd dat de werkbelasting (fysieke belasting en werkdruk) de oorzaak lijkt te zijn van de rug- en schouderklachten en dat gebrek aan plezier in het werk met name bepaalt of iemand gaat verzuimen of niet.
Refetenties • Burdorf, A., Molenaar, D., Beek, A. van der (2001). Ergonomische aanpassingen bij assemblage van electronica-onderdelen. Tijdschrift voor Ergonomie 26(3), 4-11 • Jansen, J.P., Burdorf, A. (2002). Werk en gezondheid in verpleeg- en verzorgingshuizen. Rotterdam: Erasmus Universiteit.
108
Bijlage 10: Arbobesluit Hierna zijn onderdelen weergegeven van hoofdstuk 3 en 5 van het arbobesluit welke voor de wasserij- en stomerijbranche van belang kunnen zijn in het kader van fysieke belasting en werkdruk. Hoofdstuk 3 INRICHTING ARBEIDSPLAATSEN AFDELING 1 ALGEMENE VOORSCHRIFTEN 1. Definities Artikel 3.1 Begrippen In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a) elektrische installatie: een samenstel van elektrisch materieel, leidingen en bijbehoren van leidingen; b) elektrisch materieel: delen of gedeelten van een elektrische installatie die dienen voor de opwekking, het transport en de toepassing van elektrische energie; c) gebruik van elektriciteit: iedere activiteit met betrekking tot een elektrische installatie waaronder in ieder geval wordt begrepen bouw, ingebruikneming of buitengebruikstelling, bediening, reparatie, ombouwing, onderhoud en inspectie alsmede het werken in de nabijheid van een elektrische installatie; d) hoogspanning: een spanning waarvan de waarde bij wisselspanning hoger is dan 1000 Volt effectief tussen de fasen of 600 Volt effectief tussen eenfase en aarde en bij gelijkspanning hoger is dan 1500 Volt tussen de polen of 900 Volt tussen een van de polen en aarde; e) laagspanning: een spanning met een waarde lager dan hoogspanning.
109
2. Algemene v erplichtingen van de werkgever Artikel 3.2 Algemene vereisten 1. Arbeidsplaatsen zijn veilig toegankelijk en kunnen veilig worden verlaten. Ze worden zodanig ontworpen, gebouwd, uitgerust, in bedrijf gesteld, gebruikt en onderhouden, dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk is voorkomen. Voorts worden zij zindelijk, zoveel mogelijk vrij van stof en voor zover de veiligheid van de arbeidsplaats dat vereist, ordelijk gehouden. 2. Regelmatig wordt gecontroleerd of de op de arbeidsplaats ter bescherming van de werknemers aanwezige voorzieningen en genomen maatregelen nog adequaat functioneren. Geconstateerde gebreken die de veiligheid of de gezondheid kunnen beïnvloeden, worden zo snel mogelijk hersteld. Artikel 3.3 Stabiliteit en stevigheid 1. Gebouwen en andere opstallen bestaan uit deugdelijk materiaal, zijn van een deugdelijke constructie en verkeren in een zodanige staat, dat er geen gevaar bestaat voor het geheel of gedeeltelijk instorten of omvallen. 2. De arbeidsplaats is zodanig ingericht, dat de daar aanwezige voorwerpen of stoffen geen gevaar voor de veiligheid of de gezondheid opleveren door instorten, verschuiven, omvallen of kantelen. Artikel 3.4 Elektrische installaties 1. Elektrische installaties zijn zodanig ontworpen, ingericht, aangelegd, onderhouden en gekenmerkt, dat een veilig gebruik van elektriciteit zo goed mogelijk is gewaarborgd. Hiertoe zijn de nodige voorzieningen en beschermingsmaatregelen aangebracht, waaronder worden begrepen beveiligings-, meet-, controle- en signaleringstoestellen alsmede aarders, schakelaars, scheiders en contactdozen. Daarbij is rekening gehouden met bijzondere eisen die kunnen voortkomen uit de wijze van het gebruik, de gebruiksomstandigheden en de te verwachten uitwendige invloeden. 2. In een elektrische installatie zijn doeltreffende maatregelen genomen tegen het gevaar van brand, ontploffing, directe en indirecte aanraking en te dichte nadering.
110
3. Van iedere elektrische installatie zijn duidelijke, steeds bijgewerkte schema's beschikbaar alsmede alle overige gegevens die nodig zijn voor een veilig gebruik van de elektrische installatie. 4. Het derde lid is niet van toepassing op elektrische installaties voor laagspanning van beperkte omvang. Artikel 3.5 Elektrotechnische werkzaamheden en bedieningswerkzaamheden 1. Elektrotechnische werkzaamheden en bedieningswerkzaamheden die gevaren kunnen opleveren, worden door deskundige, voldoende onderrichte en daartoe bevoegde werknemers uitgevoerd. 2. Een ruimte waarin zich een elektrische installatie voor hoogspanning bevindt waarvan de delen niet of onvoldoende zijn beschermd tegen directe of indirecte aanraking dan wel te dichte nadering, wordt slechts betreden in aanwezigheid van een tweede daartoe bevoegd persoon. 3. Het verrichten van werkzaamheden aan of in de nabijheid van een elektrische installatie wordt alleen uitgevoerd, indien de installatie of het gedeelte waaraan of in de nabijheid waarvan wordt gewerkt, spanningloos is en door de daartoe bevoegde werknemer doeltreffende maatregelen zijn genomen om een gevaarloos verloop van die werkzaamheden te waarborgen. 4. Het derde lid is niet van toepassing op werkzaamheden die worden verricht aan of in de nabijheid van een elektrische installatie voor laagspanning, indien: a) de dringende noodzaak van het onder spanning uitvoeren van die werkzaamheden is aangetoond; b) tot het uitvoeren van die werkzaamheden door de daartoe bevoegde werknemer uitdrukkelijk opdracht is gegeven, en c) de installatie tevens geschikt is voor het onder spanning uitvoeren van die werkzaamheden en door de daartoe bevoegde werknemer doeltreffende maatregelen zijn genomen om de aan die werkzaamheden verbonden gevaren te voorkomen.
111
3. Voorzieningen in noodsituaties Artikel 3.6 Vluchtwegen en nooduitgangen 1. Doeltreffende maatregelen zijn genomen teneinde het mogelijk te maken dat de werknemer, indien een toestand ontstaat waarin direct gevaar voor zijn veiligheid of gezondheid aanwezig is, zich snel via de kortst mogelijke weg in veiligheid kan stellen. 2. Het aantal, de plaats en de afmetingen van de daartoe beschikbare vluchtwegen en nooduitgangen zijn afhankelijk van het gebruik, de uitrusting en de afmetingen van de arbeidsplaatsen alsmede van het maximum aantal werknemers en andere personen dat zich op deze plaatsen kan ophouden. Artikel 3.7 Veilig gebruik van vluchtwegen en nooduitgangen 1. Vluchtwegen en nooduitgangen zijn vrij van obstakels en nooduitgangen kunnen te allen tijde worden geopend. 2. Deuren van nooduitgangen en deuren op het traject van de vluchtwegen zijn op eenvoudige wijze van binnenuit naar buiten toe te openen. 3. Schuif- en draaideuren worden niet als nooduitgang gebruikt. 4. De vluchtwegen en nooduitgangen die bij het uitvallen van de verlichting slecht zichtbaar zijn, zijn voorzien van een adequate noodverlichting. 5. De vluchtwegen, de deuren en poorten op het traject van de vluchtwegen alsmede de nooduitgangen zijn gemarkeerd door signalen die voldoen aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde. Artikel 3.8 Brandmelding en brandbestrijding 1. In aanvulling op afdeling 4 van hoofdstuk 2 zijn op arbeidsplaatsen, afhankelijk van de aard van de arbeid die daar wordt verricht, de daaraan verbonden gevaren en het maximum aantal werknemers en andere personen dat zich daar bevindt, voldoende passende brandbestrijdingsmiddelen en, waar nodig, branddetectoren en alarmsystemen aanwezig. 2. Niet-automatische brandbestrijdingsmiddelen zijn gemakkelijk bereikbaar en gemakkelijk te bedienen. 3. Niet-automatische brandbestrijdingsmiddelen zijn voorzien van een
112
signalering die voldoet aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde. De signalering is duurzaam en op de juiste plaats aangebracht. Artikel 3.9 Noodverlichting Arbeidsplaatsen waar werknemers bij het uitvallen van het kunstlicht aan bijzondere gevaren zijn blootgesteld, zijn voorzien van adequate noodverlichting. Indien noodverlichting niet mogelijk is, beschikken de werknemers over individuele verlichting. Artikel 3.10 Redden van drenkelingen Op arbeidsplaatsen waar gevaar voor verdrinking bestaat wordt dit gevaar zoveel mogelijk voorkomen en zijn doelmatige middelen voor het redden van drenkelingen op een goed zichtbare plaats beschikbaar. 4. Inrichtingseisen Artikel 3.11 Vloeren, muren en plafonds van arbeidsplaatsen 1. Vloeren van arbeidsplaatsen zijn zo veel mogelijk vrij van oneffenheden en gevaarlijke hellingen en zijn voorts zo veel mogelijk vast, stabiel en stroef. 2. Het oppervlak van vloeren, muren en plafonds van arbeidsplaatsen is zodanig, dat deze ten behoeve van de hygiëne op de arbeidsplaats kunnen worden schoongemaakt en onderhouden. 3. Besloten ruimten waar arbeid wordt verricht zijn, rekening houdend met de aard van de werkzaamheden en de te leveren fysieke belasting, voldoende thermisch geïsoleerd. 4. Transparante of lichtdoorlatende wanden van arbeidsplaatsen zijn, voor zover mogelijk in verband met de aard van de arbeidsplaats: a) duidelijk gemarkeerd en van veiligheidsmateriaal vervaardigd, of b) op een zodanige wijze aangebracht of afgeschermd dat de werknemers niet gewond kunnen raken.
113
Artikel 3.12 Ramen en bovenlichtvoorzieningen van de ruimten 1. Indien ramen, bovenlichtvoorzieningen en ventilatievoorzieningen geopend en gesloten kunnen worden, kan dit op veilige wijze geschieden. Zij kunnen tevens op veilige wijze geregeld en vastgezet worden. In geopende stand leveren zij geen gevaar op. 2. Ramen en bovenlichtvoorzieningen kunnen zonder gevaar worden schoongemaakt. Artikel 3.13 Deuren, beweegbare hekken en andere doorgangen 1. De plaats, het aantal en de afmeting van deuren, beweegbare hekken en andere doorgangen alsmede de materialen waarvan zij zijn vervaardigd, zijn afgestemd op de aard en het gebruik van de arbeidsplaats. 2. Op transparante deuren is op ooghoogte een markering aangebracht. 3. Afhankelijk van de aard van de arbeidsplaats en de arbeid die daar wordt verricht, zijn klapdeuren transparant of van transparante panelen voorzien. 4. Indien deuren of andere doorgangen beschikken over transparante of lichtdoorlatende oppervlakten, zijn doeltreffende maatregelen genomen om te voorkomen dat werknemers door ongewild contact met die oppervlakten gewond raken. 5. Deuren en beweegbare hekken die uit of van hun geleidingen kunnen raken zijn tegen uitlichten of aflopen dan wel tegen vallen geborgd. 6. Automatische deuren en hekken functioneren zodanig dat zij geen gevaar opleveren. Ze zijn uitgerust met gemakkelijk herkenbare beveiligingen, die voorkomen dat de werknemers gewond raken. Ze kunnen voorts ook met de hand worden geopend, tenzij ze bij een stroomstoring automatisch opengaan. 7. In de onmiddellijke nabijheid van deuren, beweegbare hekken of andere doorgangen die hoofdzakelijk voor het verkeer van voertuigen of transportmiddelen zijn bestemd, bevinden zich, tenzij de doorgang voor voetgangers veilig is, afzonderlijke doorgangen voor voetgangers die duidelijk zichtbaar gemarkeerd en vrij van obstakels zijn.
114
Artikel 3.14 Verbindingswegen 1. De verbindingswegen op de arbeidsplaats zijn zodanig gelegen en ingericht dat zij op eenvoudige wijze, veilig en overeenkomstig hun bestemming, door voetgangers en voertuigen of transportmiddelen kunnen worden gebruikt; voorkomen wordt dat werknemers die in de nabijheid van de verbindingswegen arbeid verrichten, gevaar lopen. 2. De afmeting van de verbindingswegen is afgestemd op het aantal gebruikers en de aard van de arbeid die in het bedrijf of de inrichting wordt verricht. 3. Indien op de verbindingswegen, voor zover het niet de openbare weg betreft, voertuigen of transportmiddelen worden gebruikt, zijn de nodige verkeersregels vastgesteld. Tevens is een veilige ruimte voor de voetgangers gewaarborgd of zijn andere doeltreffende maatregelen ter bescherming van de voetgangers genomen. 4. De voor voertuigen of transportmiddelen bestemde verbindingswegen zijn gelegen op voldoende afstand van de overige verbindingswegen op de arbeidsplaats. 5. Voor zover het gebruik of de inrichting van de arbeidsplaats zulks vereist, zijn de verbindingswegen duidelijk afgebakend. Artikel 3.15 Markering gevaarlijke plaatsen De plaatsen waar valgevaar of gevaar voor vallende voorwerpen voorkomt, of waar obstakels die niet verwijderd kunnen worden, een gevaar voor de veiligheid vormen bij het verplaatsen van voertuigen of personen, worden duidelijk gemarkeerd door signalen die voldoen aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde. Alleen werknemers die beroepshalve of uit hoofde van hun functie deze plaatsen moeten betreden worden daar toegelaten. Artikel 3.16 Voorkomen valgevaar 1. Bij het verrichten van arbeid waarbij valgevaar bestaat is zo mogelijk een veilige steiger, stelling, bordes of werkvloer aangebracht of is het gevaar tegengegaan door het aanbrengen van doelmatige hekwerken, leuningen of andere dergelijke voorzieningen.
115
2. Het eerste lid is niet van toepassing op arbeid, die op veilige wijze op een ladder, trap of dergelijke kan worden verricht. 3. Indien de in het eerste lid genoemde voorzieningen niet of slechts ten dele kunnen worden aangebracht of indien het aanbrengen of wegnemen daarvan grotere gevaren meebrengt dan de arbeid ter beveiliging waarvan zij zouden moeten dienen, zijn ter voorkoming van het gevaar voldoende sterke en voldoende grote vangnetten op doelmatige plaatsen en wijze aangebracht of worden doelmatige veiligheidsgordels met vanglijnen van voldoende sterkte gebruikt dan wel worden andere technische middelen toegepast, die ten minste een zelfde mate van beveiliging van de in het eerste lid bedoelde arbeid geven. Daarbij hebben maatregelen gericht op collectieve bescherming de voorrang boven maatregelen gericht op individuele bescherming. Artikel 3.17 Voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen Het gevaar te worden getroffen door ongewild in beweging komende of vrijkomende voorwerpen, producten, vloeistoffen of gassen wordt voorkomen en, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk beperkt. Artikel 3.16, derde lid, laatste volzin, is van toepassing. Artikel 3.18 Specifieke maatregelen voor roltrappen, rolpaden en laadplatforms 1. Roltrappen en -paden functioneren veilig en zijn uitgerust met de noodzakelijke veiligheidsvoorzieningen, waaronder begrepen gemakkelijk herkenbare en toegankelijke noodstopvoorzieningen. 2. Laadplatforms en -hellingen zijn afgestemd op de afmetingen van de te vervoeren ladingen. Zij beschikken over ten minste één uitgang. 3. Laadplatforms met een lengte van meer dan 50 meter hebben aan beide zijden een uitgang, tenzij dat technisch niet mogelijk is. Artikel 3.19 Afmetingen en luchtvolume van ruimten; bewegingsruimte op de arbeidsplaats 1. De afmetingen en het luchtvolume van de arbeidsplaats zijn zodanig dat de werknemer zonder gevaar voor de veiligheid, de gezondheid of het welzijn zijn arbeid kan verrichten.
116
2. De afmetingen van de arbeidsplaats zijn zodanig dat de werknemer bij het verrichten van zijn arbeid over voldoende bewegingsruimte beschikt. 3. Indien in verband met de aard van de arbeid niet aan het tweede lid kan worden voldaan, is in de nabijheid een andere open of besloten ruimte met voldoende bewegingsvrijheid voor de betrokken werknemers beschikbaar. 5. Ontspanningsruimten en andere voorzieningen Artikel 3.20 Ontspanningsruimten 1. In het bedrijf of de inrichting of in de directe nabijheid daarvan is een gemakkelijk toegankelijke ruimte beschikbaar waar de werknemers de pauzes kunnen doorbrengen. Deze ruimte is daartoe geschikt alsmede, afhankelijk van het aantal werknemers, voldoende ruim bemeten en uitgerust met voldoende tafels en stoelen. 2. In de ruimte, bedoeld in het eerste lid, zijn doeltreffende maatregelen genomen ter bescherming van de niet-rokers tegen hinder van tabaksrook. Artikel 3.21 Nachtverblijven Voor werknemers die gedurende de tijdsruimte, gelegen tussen het einde en het begin van de dagelijkse arbeidstijd, plegen te verblijven in het bedrijf of de inrichting waar zij werkzaam zijn, is een nachtverblijf beschikbaar. Een nachtverblijf is adequaat ingericht en is uitsluitend bestemd voor personen van gelijk geslacht. Artikel 3.22 Kleedruimten 1. Iedere werknemer beschikt over een plaats om zijn kleding op te hangen. 2. Voor werknemers die speciale werkkleding moeten dragen zijn doelmatige, voldoende ruime, van stoelen of banken voorziene en naar seksen gescheiden kleedruimten beschikbaar; deze ruimten zijn zoveel mogelijk gelegen in de nabijheid van de open of besloten ruimten waar de arbeid pleegt te worden verricht. Natte werkkleding kan zo nodig worden gedroogd. 3. In de kleedruimten kan kleding die de werknemers tijdens de arbeid niet dragen, op doelmatige wijze en afgesloten worden bewaard. 4. Indien de omstandigheden zulks vereisen kunnen de speciale werkkleding en
117
de persoonlijke kleding van de werknemers gescheiden van elkaar, op doelmatige wijze en afgesloten worden bewaard. Artikel 3.23 Wasgelegenheden en doucheruimten 1. Indien werknemers bloot staan aan vuil of stof is een wasruimte met een voldoende aantal wasbakken aanwezig. De wasbakken zijn functioneel geplaatst en naar seksen gescheiden; ze beschikken over koud en zonodig warm stromend water. 2. Indien werknemers zodanig bloot staan aan vuil, stof of hoge temperaturen dat een reiniging van het lichaam nodig is die meer omvat dan die van handen en gezicht of zulks uit de aard van hun arbeid of de zorg voor de gezondheid voortvloeit, is tevens een doucheruimte met een voldoende aantal douches aanwezig. De doucheruimte is voldoende ruim, doelmatig ingericht en naar se ksen gescheiden; de douches beschikken over warm en koud stromend water. 3. Indien de douche- of wasruimten en de kleedruimten zich niet in dezelfde ruimte bevinden, zijn deze onderling gemakkelijk en binnendoor bereikbaar. Artikel 3.24 Toiletten, urinoirs en wasbakken 1. In een bedrijf of inrichting waar werknemers werkzaam plegen te zijn, is voor de werknemers ten minste één toilet aanwezig. 2. In een bedrijf of inrichting waar 10 of meer werknemers gelijktijdig werkzaam plegen te zijn, is voor iedere 15 of minder werknemers van hetzelfde geslacht ten minste één toilet aanwezig. Voor mannen mag voor een deel met urinoirs worden volstaan mits er ten minste één toilet voor iedere 25 of minder mannen aanwezig is. 3. De toiletten en urinoirs zijn doelmatig ingericht en goed geventileerd; zij bevinden zich in de nabijheid van de ruimten waar de werknemers hun werkzaamheden verrichten. 4. In een bedrijf of inrichting waar 10 of meer werknemers gelijktijdig werkzaam plegen te zijn, zijn de toiletten naar seksen gescheiden. 5. In of in de onmiddellijke nabijheid van de ruimten waarin de toiletten en urinoirs zich bevinden zijn voldoende wasbakken aanwezig. De wasbakken zijn doelmatig geplaatst en beschikken over stromend water.
118
Artikel 3.25 Eerste-hulpposten 1. Indien de aard van de arbeid of de daaraan verbonden gevaren dit noodzakelijk maken, zijn, in aanvulling op afdeling 4 van hoofdstuk 2, in het bedrijf of de inrichting voldoende eerste-hulpposten aanwezig. 2. In de eerste-hulpposten zijn duidelijk zichtbare instructies voor eerste hulp bij ongevallen aanwezig. Tevens is een alarmnummer duidelijk zichtbaar in de eerste-hulppost aangebracht. 3. De eerste-hulpposten zijn voorzien van de noodzakelijke eerste-hulpuitrusting en gemakkelijk met brancards bereikbaar. 4. De eerste-hulpposten en de eerste-hulpuitrusting zijn voorzien van een signalering die voldoet aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde.
AFDELING 2 AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN BOUWPLAATSEN Artikel 3.26 Schakelbepaling Op een bouwplaats zijn naast de voorschriften van afdeling 1 tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing. Artikel 3.27 Algemene vereisten 1. Een bouwplaats is gemarkeerd en afgebakend. 2. Op een bouwplaats is voldoende drinkwater of andere alcoholvrije drank beschikbaar. 3. Op een bouwplaats zijn zo nodig faciliteiten voor het bereiden van maaltijden beschikbaar. Artikel 3.28 Stabiliteit en stevigheid 1. Werkplekken op een bouwplaats die niet op de begane grond zijn gesitueerd, zijn stabiel en stevig, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal werknemers dat zich daar bevindt, de maximale belasting en de verdeling daarvan alsmede met externe invloeden. Zonodig zijn ten behoeve
119
van de stabiliteit doeltreffende bevestigingsmiddelen aangebracht. 2. De stabiliteit en de stevigheid worden regelmatig en in ieder geval na iedere relevante verandering van de hoogte of de diepte van de in het eerste lid bedoelde werkplekken, doeltreffend gecontroleerd. Artikel 3.29 Elektrische installaties en leidingen 1. Elektrische installaties die voor de aanvang van de werkzaamheden reeds op de bouwplaats aanwezig zijn, worden geïdentificeerd, gecontroleerd en duidelijk gekenmerkt. 2. Bovengrondse elektriciteitsleidingen worden zoveel mogelijk buiten de bouwplaats om geleid of spanningloos gemaakt. Indien dat niet mogelijk is worden hekken of waarschuwingsborden geplaatst. Wanneer voertuigen onder elektriciteitsleidingen door moeten rijden worden beschermingen onder de leidingen aangebracht. 3. Ondergrondse elektriciteitsleidingen, leidingen voor andere distributiesystemen en kabels worden voor de aanvang van grondverzetwerkzaamheden geïdentificeerd. Doeltreffende maatregelen worden genomen om de gevaren voor de werknemers, verbonden aan beschadiging van genoemde leidingen en kabels, zoveel mogelijk te voorkomen. Artikel 3.30 Bouwputten, tunnels, uitgravingen en andere ondergrondse werkzaamheden en grondverzetwerkzaamheden 1. In een bouwput, een tunnel, bij een uitgraving of andere ondergrondse werkzaamheden worden doeltreffende stut- of taludvoorzieningen aangebracht ter voorkoming van instorting of overstroming. 2. Bij grondverzetwerkzaamheden worden de uitgegraven aarde, het gebruikte materiaal en de daarbij gebruikte voertuigen op veilige afstand van de uitgraving gehouden. Zonodig wordt rond de uitgraving doeltreffend hekwerk geplaatst.
120
Artikel 3.31 Metaal- en betonconstructies, bekistingen en zware prefab-elementen 1. Metaal- en betonconstructies alsmede de onderdelen daarvan, bekistingen, prefab-elementen of tijdelijke stutten en schoren worden slechts gemonteerd of gedemonteerd onder toezicht van een speciaal daartoe aangewezen persoon. 2. Bekistingen, tijdelijke stutten en schoren kunnen zonder gevaar voor de werknemers de krachten dragen waaraan zij blootstaan.
AFDELING 5 BIJZONDERE SECTOREN EN BIJZONDERE CATEGORIEËN WERKNEMERS 2. Verv oer Artikel 3.42 Uitzonderingen voor vervoermiddelen 1. Op luchtvaartuigen, waarvoor vóór 1 januari 1997 een Nederlands of daaraan gelijk gesteld bewijs van luchtwaardigheid is afgegeven, zijn de artikelen 3.4, 3.5, 3.7, vierde lid, niet van toepassing, tenzij de naleving daarvan redelijkerwijs kan worden gevergd. 2. Op zeeschepen en binnenvaartuigen, die vóór 1 januari 1994 zijn gebouwd, zijn de artikelen 3.7, vierde lid, 3.20, 3.22, 3.23 en 3.24 niet van toepassing, tenzij de naleving daarvan redelijkerwijs kan worden gevergd. 3. Onder gebouwde zeeschepen wordt verstaan: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Schepenbesluit 1965 of, voor zover het zeegaande vissersvaartuigen betreft, artikel 2 van het Vissersvaartuigenbesluit. 4. Op voertuigen op een openbare weg of spoor- of tramweg, die vóór 1 januari 1994 zijn gebouwd, is artikel 3.7, vierde lid, niet van toepassing, tenzij de naleving daarvan redelijkerwijs kan worden gevergd. 5. De artikelen 3.4, 3.5 en 3.7, vierde lid, zijn niet van toepassing op het in bedrijven of inrichtingen aanwezige rollende materieel van spoor- en tramwegondernemingen. 6. De artikelen 3.20 tot en met 3.25 zijn niet van toepassing op luchtvaartuigen. 7. De artikelen 3.4, 3.5, 3.7, tweede en derde lid, 3.21, tweede volzin, en
121
3.25 zijn niet van toepassing op zeeschepen en binnenvaartuigen. 8. De artikelen 3.20 tot en met 3.25 zijn niet van toepassing op voertuigen op een openbare weg of een spoor- of tramweg. 4. Jeugdigen Artikel 3.45 Schakelbepaling 1. In aanvulling op het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk gelden voor jeugdige werknemers tevens de in deze paragraaf genoemde voorschriften en verboden. 2. Deze paragraaf is niet van toepassing op jeugdige werknemers van 16 jaar of ouder die in het kader van een bij of krachtens enig wettelijk voorschrift geregelde beroepsopleiding of van een voor de toepassing van deze paragraaf bij ministeriële regeling daarmee gelijkgestelde beroepsopleiding, de in deze paragraaf bedoelde arbeid moeten verrichten en waarbij adequaat deskundig toezicht ter bescherming van de jeugdige werknemers is gewaarborgd. Artikel 3.46 Deskundig toezicht Artikel 1.37, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op jeugdige werknemers die: a) arbeid verrichten waarbij gevaar voor instorting bestaat; b) arbeid verrichten aan, met of in de directe nabijheid van hoogspanningsinstallaties, bedoeld in artikel 3.1. 5. Zw angere werknemers en w erknemers tij dens de lactatie Artikel 3.47 Schakelbepaling In aanvulling op dit hoofdstuk gelden voor zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie tevens de in deze paragraaf genoemde voorschriften. Artikel 3.48 Rustruimten Voor zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie is een geschikte,
122
af te sluiten besloten ruimte beschikbaar, waarin gelegenheid is of onmiddellijk kan worden gemaakt voor het nemen van rust. In een zodanige ruimte is een deugdelijk, al of niet opvouwbaar bed of een deugdelijke rustbank beschikbaar.
FYSIEKE BELASTING AFDELING 1 FYSIEKE BELASTING Artikel 5.1 Definitie richtlijn In deze afdeling wordt verstaan onder richtlijn: Richtlijn nr. 90/269/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 mei 1990 betreffende de minimum veiligheids- en gezondheidsvoorschriften voor het handmatig hanteren van lasten met gevaar voor met name rugletsel voor de werknemers (PbEG L 156). Artikel 5.2 Voorkomen gevaren De arbeid wordt zodanig georganiseerd, de arbeidsplaats wordt zodanig ingericht, een zodanige productie- en werkmethode wordt toegepast of zodanige hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, worden gebruikt, dat de fysieke belasting geen gevaren met zich kan brengen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemer. Artikel 5.3 Beperken gevaren en inventarisatie en evaluatie 1. Voor zover de in artikel 5.2 bedoelde gevaren redelijkerwijs niet kunnen worden voorkomen, wordt de arbeid zodanig georganiseerd, wordt de arbeidsplaats zodanig ingericht, wordt een zodanige productie- en werkmethode toegepast en worden zodanige hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, gebruikt, dat die gevaren zoveel als redelijkerwijs mogelijk is worden beperkt. 2. Bij de uitvoering van het eerste lid worden in het kader van de inventarisatie en evaluatie, bedoeld in artikel 4 van de wet, met
123
inachtneming van bijlage I bij de richtlijn, de veiligheids- en gezondheidsaspecten van de fysieke belasting beoordeeld, waarbij met name gelet wordt op de kenmerken van de last, de vereiste lichamelijke inspanning, de kenmerken van de werkomgeving en de eisen van de taak. Artikel 5.4 Zitgelegenheid 1. Aan een werknemer die arbeid verricht, welke geheel of gedeeltelijk zittend kan worden uitgevoerd, is daartoe een doelmatige zitgelegenheid ter beschikking gesteld. 2. Aan werknemers die arbeid verrichten, welke staande moet worden uitgevoerd, doch waarbij het arbeidsproces hun toelaat van tijd tot tijd te gaan zitten, is een voldoende aantal doelmatige zitgelegenheden ter beschikking gesteld. Artikel 5.5 Voorlichting 1. Aan werknemers die arbeid verrichten waarbij sprake is van het handmatig hanteren van lasten wordt doeltreffende voorlichting en doeltreffend onderricht gegeven over: a) de wijze waarop lasten gehanteerd worden; b) de aan het handmatig hanteren van lasten verbonden gevaren voor hun veiligheid en gezondheid en de te nemen maatregelen om deze gevaren zo veel mogelijk te beperken. 2. Aan de betrokken werknemers wordt adequate informatie verstrekt over het gewicht van de te hanteren last en, wanneer het gewicht van de last niet gelijk verdeeld is, over het zwaartepunt of de zwaarste kant van die last. Artikel 5.6 Bijlagen richtlijn Met betrekking tot fysieke belasting worden de bijlagen I en II bij de richtlijn in acht genomen.
124
AFDELING 2 BEELDSCHERMWERK Artikel 5.7 Definities In deze afdeling wordt verstaan onder: a) beeldscherm: een alfanumeriek of grafisch scherm, ongeacht het gebruikte afbeeldingsprocédé; b) werkplek: het beeldscherm en het geheel van de daarbij behorende beeldschermapparatuur waarvan een werknemer gebruik maakt, met inbegrip van de onmiddellijke werkomgeving. Artikel 5.8 Toepasselijkheid 1. Deze afdeling is niet van toepassing op: a) bestuurdersplaatsen op machines; b) computersystemen die in de eerste plaats bestemd zijn voor gebruik door het publiek; c) zogenoemde draagbare systemen die niet aanhoudend worden gebruikt op een werkplek; d) rekenmachines, kassa' s en andere apparatuur die voorzien zijn van een klein display voor gegevens of hoeveelheden, nodig voor het directe gebruik van die apparatuur; e) conventionele schrijfmachines met display. 2. Voorts is deze afdeling niet van toepassing op arbeid waarbij een werknemer gewoonlijk minder dan twee uren per etmaal gebruik maakt van een beeldscherm. Artikel 5.9 Inventarisatie en evaluatie 1. In de inventarisatie en evaluatie, bedoeld in artikel 4 van de wet, wordt specifiek aandacht besteed aan de gevaren voor het gezichtsvermogen en die van de fysieke en psychische belasting als gevolg van arbeid aan een beeldscherm. 2. Op basis van de uitkomsten van de in het eerste lid bedoelde inventarisatie en evaluatie worden doeltreffende maatregelen genomen om de desbetreffende gevaren te ondervangen, rekening houdend met de gevolgen van die gevaren en de onderlinge samenhang daartussen.
125
Artikel 5.10 Dagindeling van de arbeid De arbeid aan een beeldscherm is zodanig georganiseerd dat deze arbeid telkens na ten hoogste twee achtereenvolgende uren wordt afgewisseld door andersoortige arbeid of door een rusttijd, zodanig dat de belasting van het verrichten van de arbeid aan een beeldscherm wordt verlicht. Artikel 5.11 Maatregelen met betrekking tot de bescherming van de ogen en het gezichtsvermogen van de werknemers 1. Iedere werknemer die voor de eerste keer belast wordt met arbeid aan een beeldscherm wordt, in aanvulling op artikel 24a van de wet, in de gelegenheid gesteld om vóór de aanvang van die arbeid een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan. Dit onderzoek heeft in ieder geval betrekking op de ogen en het gezichtsvermogen. 2. De werknemer wordt opnieuw in de gelegenheid gesteld een onderzoek als bedoeld in het eerste lid, te ondergaan, indien zich bij hem gezichtsstoornissen voordoen die het gevolg kunnen zijn van het verrichten van arbeid aan een beeldscherm. 3. Indien de resultaten van het onderzoek, bedoeld in het eerste en het tweede lid, dit vereisen, wordt de betrokken werknemer in de gelegenheid gesteld een oftalmologisch onderzoek te ondergaan. 4. Indien de resultaten van het onderzoek, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, dit vereisen en normale oogcorrectiemiddelen niet kunnen worden gebruikt, worden aan de betrokken werknemer speciale, met de desbetreffende arbeid verband houdende, oogcorrectiemiddelen verstrekt. 5. Het onderzoek, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, wordt uitgevoerd door een arbodienst waaraan of ten behoeve waarvan een certificaat arbodienst is afgegeven. Artikel 5.12 Voorschriften voor de inrichting van werkplekken Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de werkplek en de wisselwerking tussen de gebruikte programmatuur en de werknemers.
126
AFDELING 3 BIJZONDERE SECTOREN EN BIJZONDERE CATEGORIEËN WERKNEMERS 1. Verv oer Artikel 5.13 Toepasselijkheid Afdeling 2 van dit hoofdstuk is niet van toepassing op: a) bestuurdersplaatsen op een voertuig op een openbare weg of spoor-of tramweg; b) computersystemen in een luchtvaartuig, een zeeschip of een binnenvaartuig dan wel een voertuig op een openbare weg of spoor- of tramweg. 2. Thuiswerkers Artikel 5.14 Toepasselijkheid Op thuiswerk zijn de afdelingen 1 en 2 van dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing. Artikel 5.15 Werkplekvoorzieningen 1. De arbeidsplaats van een thuiswerker is zodanig ingericht dat de arbeid zoveel mogelijk zittend op ergonomisch verantwoorde wijze kan worden verricht. Daartoe zijn een doelmatige zitgelegenheid en een doelmatig werkblad of een doelmatige werktafel ter beschikking gesteld. 2. Indien de thuiswerker reeds uit eigen hoofde beschikt over de in het eerste lid bedoelde voorzieningen, behoeven deze niet alsnog ter beschikking te worden gesteld.
127
128
Bijlage 11: Overzicht arbeidsinspectiebladen (AI-bladenoverzicht, SDU uitgeverijen) Overzicht van mogelijke relevante Arbeidsinspectiebladen. Hierin staan per onderwerp de wetgeving, knelpunten en oplossingsrichtingen weergegeven. AI-1 Arbo- en verzuimbeleid 2e herziene druk mw. drs. A.F. Lenderink EUR 24,75 (ISBN: 9012088372) AI-2 Werken met beeldschermen (2e herziene druk) ir. P. Voskamp R.e. EUR 24,75 (ISBN: 9012089115) AI-3 Asbest EUR 24,75 (ISBN: 9012084806) AI-4 Lawaai op de arbeidsplaats (2e herziene druk) EUR 22,45 (ISBN: 9012089212) AI-5 Veilig werken in besloten ruimten (2e herziene druk) EUR 20,00 (ISBN: 9012089204) AI-6 Werken met kankerverwekkende stoffen en processen (2e herziene druk) drs. J.F. Zawierko EUR 24,75 (ISBN: 9012089603) AI-7 Kantoren (2e herziene druk) Ir. P. Voskamp R.e. EUR 20,00 (ISBN: 9012089093) AI-8 Zittend en staand werk (2e herziene druk) drs. K.J. Peereboom EUR 20,00 (ISBN: 9012089425) AI-10 Bedrijfshulpverlening EUR 24,75 (ISBN: 9012084660) AI-11 Machineveiligheid: afschermingen en beveiligingen (2e herziene druk) ir. P. Hoogerkamp EUR 24,75 (ISBN: 9012089050) AI-12 Zwangerschap en arbeid (2e herziene druk) dr. J.A. Paul EUR 24,75 (ISBN: 9012089174)
129
AI-22 Werken met verontreinigde grond en verontreinigd grondwater (2e herziene druk) ing. P.C.J. Stallen EUR 24,75 (ISBN: 9012089654) AI-25 Preventie van zware ongevallen door gevaarlijke stoffen ir. C.D.J. Cieraad, ir. B.J. Wiekema EUR 24,75 (ISBN: 9012085551) AI-26 Veiligheidsinformatiebladen en werkpleketikettering drs. R.R.J. Slangen en drs. E.P. van de Zande-Guinée / Haskoning EUR 24,75 (ISBN: 9012085993) AI-29 Fysieke belasting ir. P. Voskamp R.e. en drs. K.J. Peereboom EUR 22,45 (ISBN: 9012088968) AI-30 Jeugdigen mw. dr. J.A. Paul EUR 24,75 (ISBN: 9012088976) AI-31 Gevaarlijke stoffen EUR 24,75 (ISBN: 9012088984)
130
Bijlage 12: Arbolijst wasserijen ( en stomerijen) Stand der techniek Ergonomische oplossingen door middel van machines die in de groep F van de farbolijst vermeld staan. F betekent dat het middel of machine een oplossingen of optimalisatie biedt op het gebied van fysieke belasting. De investering in deze apparatuur levert een aantal financiële voordelen op. Voor de volledige uitleg van deze voordelen wordt u verwezen naar de Arbolijst “willekeurige afschrijving Arbo-investeringen” (Farbo) 2002. Hierna volgt een samenvatting van de middelen die voor uw branche van belang kunnen zijn. Indien u meer informatie wilt kunt u bij de belastingdienst (belastingtelefoon) de complete lijst kosteloos bestellen.
Selectie uit het aanbod: F 001 F 245 F 023 F 063 F 086 F 011 F 030 F 061 F 014 F 002 F 113
Chauffeursstoel voor bedrijfswagens Doekinsteekinrichting Elektrische trekker / verplaatser voor bijvoorbeeld (rol)containers. Mobiel hef-kipapparaat Mobiele container met hefbare bodem Rail- en hijssysteem Snelloop roldeur Schaarheftafel (hefplateau) Stahulp Verstelbare werktafel Wasselecteermachine
131
132
Bijlage 13: Leveranciers
De hierna weergegeven informatie is te vinden via internet op; http://www.vematex.nl/ De lijst begint met een overzicht van de leveranciers, daarna volgt een selectie van onderwerpen (producten) die geleverd kunnen worden door de daarbij genoemde leveranciers Alpha Techniek Oud Beijerland BKS Tiel Christeyns B.V. Utrecht DiverseyLever Maarssen Dutch Conv eyors B.V. Groot-Ammers Ecolab Nieuw egein ECS systems Groot-Ammers Electrolux Professional Diemen Euro Press Almelo Explain Groot-Ammers Jensen B.V. Kerkdriel Geon Waterbehandeling Berkel-Enschot Goudkuil Apeldoorn Kannegiesser-Passat NL. Oosterhout Kreussler & Co. GmbH Almelo Landuwasco B.V. Vlaardingen Laundry B.V. Klaaswaal Laundry Computer Technics Tiel Miele Nederland Vianen Pantex 2000 B.V. Winschoten Polymark Nieuw egein Polygraphic International B.V. Nieuwegein P.R.S. matten Spijkenisse PTM international B.V. Capelle a/d IJssel Snij ders Tilburg 013-463 3600 ( niet bij vematex) Technisch Bureau Reinders Veendam Van Riet B.V. Nieuwegein
133
Senzora B.V. Professional Dev enter Spencer Dunnew olt Zoetermeer Thermopatch Almere Wientj ens Gennep Wilro Chemeta Berkel & Rodenrijs Voor meer informatie ov er de activiteiten, gekoppeld aan leveranciers een selectie van producten met de leveranciers erbij vermeld Stomerij -apparatuur:
Alpha Techniek Electrolux Euro Press Jensen Polymark Wientj ens Wilro Chemeta
Wasapparatuur:
Electrolux Euro Press Kannegiesser-Passat N.L. Landuwasco Miele Polymark Spencer Dunnew olt Wilro Chemeta
Droogapparatuur:
Alpha Techniek Electrolux Euro Press Kannegiesser-Passat N.L. Landuwasco Miele Polymark Spencer Dunnew olt Wilro Chemeta
134
Strij k/persapparatuur:
Alpha Techniek Electrolux Euro Press Kannegiesser-Passat N.L. Landuwasco Miele Polymark Spencer Dunnew olt Wilro Chemeta
Insteekmachines
Jensen Kannegiesser-Passat N.L. Landuwasco Polymark Spencer Dunnew olt Wilro Chemeta
Mangels:
Alpha Techniek Electrolux Kannegiesser-Passat N.L. Landuwasco Miele Polymark Spencer Dunnew olt Wilro Chemeta
Vouw machines:
Jensen Kannegiesser-Passat N.L. Landuwasco Polymark Spencer Dunnew olt Wilro Chemeta
135
Was/bulkwagens:
Electrolux Landuwasco Miele Snij ders Tilburg Polymark Wilro Chemeta
Verpakkingsmaterialen:
Polymark Wilro Chemeta
Intern transportsystemen
Alpha Techniek Euro Press Kannegiesser-Passat N.L. Landuwasco Laundry Computer Technics Polymark Spencer Dunnew olt Van Riet BV Wilro Chemeta
Automatisering:
DiverseyLever Kannegiesser-Passat N.L. Landuwasco Laundry Computer Technics Polymark PTM international BV Spencer Dunnew olt Thermopatch Wilro Chemeta
136
Bijlage 14: Branche-organisaties Stichting Raad voor Arbeidsv erhoudingen Linnenverhuur- en Wasserij bedrijven en Textielreinigingsbedrijven (RALTEX) Postbus 90154 5000 LG Tilburg Telefoon: 013-5944466 e-mail:
[email protected] www.raltex.nl Nederlandse Vereniging van Linnenverhuur- en Wasserij bedrijven (NVW) Postbus 10 4060 GA Ophemert Telefoon: 0344-652732 e-mail:
[email protected] www.nvw.nl Nederlandse Vereniging van Textielreinigers (NETEX) Postbus 10 4060 GA Ophemert Telefoon: 0344-652442 e-mail:
[email protected] www.netex.nl FNV Bondgenoten Postbus 9208 2506 GE UTRECHT telefoon:030-2738222 e-mail:
[email protected] www.bondgenoten.fnv.nl CNV BedrijvenBond Postbus 327 3990 GC HOUTEN telefoon: 030-6 348 348 e-mail:
[email protected] www.cnv.net
137