In de hermeneutische cirkel stappen Uit: Seksuele voorlichting aan mensen met een verstandelijke handicap/Erik Bosch en Ellen Suykerbuyk/2000 Inleiding Als begeleider treed je in contact met de ander. Daarbij neem je je eigen levensverhaal mee, met eigen normen en waarden en je eigen seksuele levensgeschiedenis. Het is de kunst je (seksuele) bestaanswijze te relativeren, ten gunste van de leefwereld van die ander, met wie je een ontmoeting aangaat. Redenerend vanuit een holistische mensvisie stellen we: ‘Het gaat om het verhaal van die ene, unieke cliënt.’In de ontmoeting van de cliënt ga je als begeleider op zoek naar de seksuele (hulp) vragen. Wanneer je een narratief mensbeeld hanteert, op zoek bent naar het hele verhaal van die ene mens, reduceer je die mens niet tot zijn lichamelijke (on)mogelijkheden, zijn al dan niet onverwerkte jeugd, zijn emotionele draagkracht of welk element dan ook. Een mens is meer dan de som van al die delen. Een begeleider interesseert zich voor het totaalbeeld van de cliënt, maakt gebruik van zoveel mogelijk informatie en verbreedt zo mogelijk die informatie in de geschiedenis en in de actualiteit (zie Baartman 1995). Vanuit een dergelijke visie met mensen omgaan, brengt ons terug bij een belangrijk attitudeaspect, namelijk: acceptatie. Dit is het je actief verplaatsen in de belevingswereld van die ene mens, door diens ogen de wereld inkijken. Bij seksuele voorlichting komt een dergelijke attitude ons goed van pas. Het narratief mensbeeld Het vraagt om een onbevangen attitude om het (seksuele) verhaal van de cliënt helder te krijgen. Het idee dat je een mens kunt ‘lezen’weerspiegelt een bepaalde visie. Namelijk dat mensen verhalen zijn. Het vak begeleider komt vaak neer op het achterhalen van de betekenis van gedrag. Wanneer we de betekenissen van gedragingen van een cliënt bij elkaar optellen ontstaat er een verhaal, het verhaal van die ene mens. Het is de kunst dat verhaal goed te lezen. Zodoende begrijp je iemand beter en zul je er ook beter achter komen wat die ene mens van je vraagt op het gebied van seksuele voorlichting. Vandaar de ondertitel van het boek: ‘De kunst van het verstaan’. In het boek maken we gebruik van ‘de leer van de hermeneutiek’. De hermeneutiek is een denkwijze die haar oorsprong vindt in een geesteswetenschappelijke stroming. In aanvang was de hermeneutiek gericht op bijbelinterpretatie (exegese). Later bleek deze toepassing van een visie ook zeer geschikt om in de leefwereld van een ander te stappen. Daarbij maakt men gebruik van ‘de hermeneutische cirkel’. Bij deze herintroduceren wij deze hermeneutische cirkel en passen haar toe op seksualiteit en relatievorming van de cliënt die aan uw zorg is toevertrouwd. De methodiek van de hermeneutische cirkel als hulpmiddel We gebruiken de hermeneutische cirkel als hulpmiddel om een zo goed mogelijke persoonlijke inschatting te maken van die cliënt, in dit geval op seksueel vlak. Om de persoon beter te begrijpen in alle mogelijke facetten die met dit onderwerp te maken hebben, zoals de emotionele draagkracht, het verstandelijke niveau, het sociale niveau, vaardigheden, achtergrond, eventuele opmerkelijke gebeurtenissen, enzovoorts. Gebruikmaken van de methodiek van de hermeneutische cirkel helpt ons diens gedrag te begrijpen. Deze inzichten leiden – zo blijkt ons in de praktijk – tot grotere acceptatie van de cliënt. Dit hulpmiddel is een methodiek die ons in staat stelt die seksuele hulpvraag te verduidelijken. Het doel van de methodiek van de hermeneutische cirkel Wanneer het totaalbeeld van de cliënt afgestemd op het seksueel vlak duidelijk is, kunnen we: Een op de cliënt afgestemd seksueel voorlichtingsprogramma opstellen; Seksuele problemen duidelijk krijgen, zoals erectiestoornissen, vaginisme, verschillen in verlangens tussen cliënten onderling, enzovoorts; Duidelijk krijgen of er sprake is van een seksueel probleem of een seksuele afwijking; De discrepanties tussen verstandelijk, sociaal en emotioneel niveau beter doorzien; Mogelijke grensoverschrijdingen beter doorgronden en van een antwoord voorzien; de cliënt respectvoller bejegenen.
Binnen de hermeneutische cirkel kan een aantal onderwerpen worden geplaatst, die ieder op hun beurt de moeite van het bekijken waard kan zijn. Puntsgewijs stellen we deze onderwerpen kort aan de orde. DE LICHAMELIJKE ONTWIKKELING (1) Qua lichamelijke ontwikkeling doorlopen mensen met een verstandelijke handicap dezelfde processen als mensen zonder een dergelijke handicap. Het is dus van belang rekening te houden met de leeftijdsfase waarin de betrokkene zich bevindt. Gaat het om een kind, een puber of volwassene of en oudere mens? Het blijkt dat iedere levensfase – de lichamelijke ontwikkeling beziend – andere vragen met zich meebrengt op het gebied van seksualiteit en relatievorming. DE VERSTANDELIJKE ONTWIKKELING (1) In hoofdstuk 2 gingen wij, grof categoriserend, in op mensen met respectievelijk een lichte, een matige, een ernstige en een diepe verstandelijke handicap. Kennis van iemands ‘snapvermogen’ draagt bij aan kennis van diens hulpvragen en aan een meer op maat toegesneden seksuele voorlichting. Als hulpmiddel zullen wij in paragraaf 3.5 de vier categorieën op de voet volgen. Mensen met een licht verstandelijke handicap. Mensen met een licht verstandelijke handicap bezitten een IQ van ongeveer 55 tot 70 punten en bijgevolg een ontwikkelingsleeftijd van 8 – 12 jaar. Verstandelijk gezien kijken zij dus door de ogen van een kind van 8 – 12 jaar de wereld in. Deze mensen kunnen logisch denken, gekoppeld aan concrete voorstellingen. Mensen met een matige verstandelijke handicap. Mensen met een matige verstandelijke handicap bezitten een IQ van ongeveerd 40 tot ongeveer 55 punten en bijgevolg een ontwikkelingsleeftijd van 5,5 tot 8 jaar. Verstandelijk gezien kijken zij dus door de ogen van een kind van 5,5 jaar tot 8 jaar de wereld in. Het denken van deze mensen is nog egocentrisch, in die zin dat zij het nog moeilijk vinden zich in te leven in andere mensen. Mensen met een diepe verstandelijke handicap. Mensen met een diepe verstandelijke handicap bezitten een IQ dat tot ongeveer 20 punten gaat en bijgevolg een ontwikkelingsleeftijd van 0 tot 3 jaar. Verstandelijk gezien kijken zij door de ogen van een kind van 0 tot 3 jaar de wereld in. Deze mensen herkennen vertrouwde personen er kunnen aan hen gehecht zijn. Concrete, directe ervaringen zijn bij hen van wezenlijk belang. DE EMOTIONELE ONTWIKKELING (3) In de hermeneutische cirkel is de emotionele ontwikkeling bewust in het midden geplaatst. Die keuze is terug te voeren op de al gemaakte opmerkingen over het spanningsveld tussen ‘kunnen’ en ‘aankunnen’. Zo stelden wij in paragraaf 2.1 ‘Tegenover de – soms ogenschijnlijke – macht van de cognitie, het verstand, staat vaak de onmacht van het sociaal-emotionele; vaak kunnen cliënten niet dragen wat ze verstandelijk lijken uit te dragen. Ondersteuning dient dan ook vaak plaats te vinden op het vlak van het sociaal-emotionele’. Vandaar dat wij hier spreken van de emotionele draagkracht. Immers, hoe eenvoudiger het emotionele niveau van functioneren is, hoe moeilijker het is adequaat aangepast gedrag te vertonen (sociale ontwikkeling), laat staan dat dat gedrag geïnternaliseerd is tot een geweten, tot een al dan niet geaccepteerd bewustzijn van wat hoort en niet hoort. In die zin is het dan ook zinnig het emotionele niveau van de betrokkene goed te (door)zien. Wanneer dat bekend is, wordt veel gedrag begrijpelijk en weet de omgeving wat de betrokkene aan hem of haar vraagt DE SOCIALE ONTWIKKELING (4) Sociale en emotionele ontwikkeling werden in één adem genoemd. Hoe gaat de cliënt met een ander om? In welke fase van de ontwikkeling verkeert hij of zij? In hoeverre is er de mogelijkheid geweest tot experimenteren met anderen? Hoe is de inhoud van de sociale contacten geweest? Welke invloed hebben deze (al dan niet seksuele) sociale contacten gehad op de uiteindelijke seksuele identiteit van deze mens.
DE PERSOONLIJKE LEVENSGESCHIEDENIS (5) Iedere mens is geworden tot wie hij nu is. Iedere mens heeft een voor hem of haar kenmerkende unieke historie. Deze is van grote invloed op hoe een mens zichzelf beleeft, hoe hij zichzelf ziet, op identiteit. Identiteit is gebaseerd op een aantal bouwstenen. Gedurende het levensverhaal, onze levensgeschiedenis, dienen zich een aantal van die bouwstenen aan. Die nemen we mee; ze bepalen voor een groot deel ons zelfbeeld. Bij persoonlijke levensgeschiedenis denken we aan: Opvoedingsgeschiedenis Ontwikkelingsgeschiedenis Bijzondere gebeurtenissen (‘life events’) De vraag of iemand seksuele opvoeding genoten heeft, wat iemand heeft meegekregen op dit gebied Afkomst, milieu, cultuur. DE DIDACTIEK VAN DE METHODIEK VAN DE HERMENEUTISCHE CIRKEL IN DIT BOEK We maken nu met behulp van de methodiek van de hermeneutische cirkel de overstap naar concrete seksuele voorlichting. Daarbij stellen we nadrukkelijk dat dit ons interpretatieproces is, in enigszins verhalende vorm toegepast op cliënten die wij in de praktijk tegenkomen. Zo zal de lezer(es) zijn/haar interpretatieproces volgen bij zijn/haar cliënt. We tekenen de hermeneutische cirkel bij de ten tonele gevoerde cliënten. Vervolgens geven we aan wat de opbouw van deze cirkel inhoudt voor de daadwerkelijke seksuele voorlichting. We hebben bewust voor deze didactiek gekozen. Binnen onze trainingen hebben we ontdekt dat de begeleid(st)er bij deze didactische vorm, dus aan de hand van ‘fictieve voorbeelden’, met deze cirkel(s) de vertaalslag maakt naar zijn of haar eigen cliënt. Wij nodigen de lezer(es) met plezier uit deze ontdekkingsreis te maken, zijn/haar cliënt goed te lezen.
De hermeneutische cirkel
Hand-out: schema seksuele ontwikkeling van 0-12 jaar Bij het ontwikkelingsniveau van mensen met een verstandelijke handicap kan het niveau gesplitst worden, om zo beter te kunnen ingaan op vragen en problemen op het gebied van seksualiteit. Niveaus die kunnen worden onderscheiden: Het COGNITIEVE NIVEAU; wat begrijpt iemand op het gebied van seksualiteit, bijvoorbeeld over de biologische verschillen tussen man en vrouw, over manieren van vrijen etc. Het EMOTIONELE NIVEAU; hoe beleeft iemand seksualiteit met iemand anders, vriendschap, aanraking etc. Het SOCIALE NIVEAU: hoe gaat iemand met seksualiteit om t.a.v. zichzelf en anderen, is iemand respectvol in bejegening van anderen of vertoont iemand grensoverschrijdend gedrag. Hoe zijn de sociale vaardigheden van iemand ontwikkeld. Vaak is het moeilijk om in te schatten welk niveau iemand heeft op het gebied van seksualiteit en waar je in de begeleiding aandacht aan zou moeten besteden. Om dit iets te vergemakkelijken zijn de kenmerken van seksuele beleving en gedrag van kinderen hieronder in schema neergezet. In het schema hieronder zal telkens de biologische leeftijd genoemd worden, en wat daar voor emotionele beleving op het gebied van seksualiteit bij hoort en welk sociaal gedrag bij welke leeftijd past. Het schema hieronder geeft aan op welke leeftijd bepaald gedrag veel voorkomt, maar gedrag is niet opeens afgelopen als een leeftijdsfase is afgelopen. Het is dus slechts een indicatie.
Biologische leeftijd 3-4 jaar Laat genitale fase
14-16 maand Anale fase/vroeg genitale fase
8-14 maand Orale fase
Biologische leeftijd 0-8 maand Orale fase
Emotioneel niveau Neemt de wereld waar via zuigen, grijpen, voelen. Hele lichaam lustorgaan, huidcontact erg belangrijk Erectie, opwinding waarneembaar, geen gerichte masturbatie Ontdekken eigen lijf, handen, voeten, oren, neus, piemel, kutje etc. Ontdekken dat het ene plekje lekkerder voelt dan het andere. Knuffelen, strelen spelen grote rol Mond blijft belangrijk voor ontdekken Anus = bron van prettige gevoelens Poepen is lekker om te doen, kinderen trekken zich terug in zichzelf Grote interesse in poepen, billen en ook kliederspel met zand, water, maar ook met poep en plas. Geen onderscheid tussen ‘vies’en ‘schoon’ Kind leert zich beheersen en in zindelijkheid het verschil tussen ‘vasthouden en loslaten’ Ontdekken van masturbatie, ontdekken dat het een prettig gevoel geeft Ontdekken van het geslachtsverschil tussen jongens en meisjes Knuffelen en bloot lopen is prettig
Emotioneel niveau Ontwikkelen van sekse-identiteit en sekserolgedrag Interesse in geslachtsorganen van zichzelf en andere kinderen, bestuderen en showen Trots op eigen lichaam, kind leert dat het kan kiezen en niet gedreven wordt door impulsen De wereld kaderen, alles op dezelfde plaats, rituelen zijn belangrijk Kinderen kennen hun sekse identiteit, maar zijn niet altijd zeker welk gedrag erbij hoort, dit wordt steeds duidelijker en ze kunnen erg stereotype ideeën hebben over sekse rollen en liefde etc. Ontwikkeling van schaamtegevoel tegelijkertijd erg nieuwsgierig naar het lichaam van anderen, zowel kinderen als volwassenen Verliefdheid op verzorgers en later onderwijzers (oedipale fantasieën)
Experimenteren met grenzen, waar mag je iemand aanraken en waar niet Wat mag openbaar?, meer gene over uitingen van bloot en seksualiteit, masturbatie gebeurt niet meer openlijk. Schuttingtaal wordt veel gebruikt, veel sekswoorden Knuffelen met volwassenen moet meestal zo dat andere kinderen het niet kunnen zien. Steeds meer alleen omgang en spel met seksegenoten. Seksspelletjes worden veel gespeeld, maar steeds heimelijker, er
Sociaal niveau
Ik ontwikkeling, koppigheidsfase, nee zeggen Leren door ontdekken, eerst doen, dan denken Veel kliederspel In eerste instantie veel alleen spelen naast elkaar, telkens meer met elkaar Openlijk masturberen, geen schaamte Vragen stellen over het verschil tussen jongens en meisjes, de geslachtsorganen
Ontdekken van het ik versus de buitenwereld Ontwikkelen eigen identiteit
Sociaal niveau Geen egogrenzen d.w.z. geen verschil kunnen aanbrengen tussen zichzelf en de ander symbiotische band verzorger
Emotioneel niveau Verliefdheden worden belangrijker, verliefdheid en lichamelijke seksuele gevoelens worden niet aan elkaar gekoppeld Rond achtste jaar kunnen kinderen benoemen wat het verschil in gevoel is bij verliefdheid en bij knuffelen en vrijen. Verschil tussen verliefdheid en vriendschap is duidelijk Veel registratie van volwassen seksueel gedrag, moeilijk om fantasie en werkelijkheid te scheiden
Logisch denken komt op gang, oorzaak en gevolg kunnen onderscheiden worden. Kind kan steeds meer lichamelijke gevoelens koppelen aan verliefdheid Veel fantasieën over volwassenseksualiteit, hoe zou het kunnen zijn? Schuldgevoelens, ook over seksualiteit gaan meer een rol spelen.
Emotioneel niveau Onzekere gevoelens, hoor ik er wel bij, ben ik wel normaal, kinderen bekijken zichzelf meer door de ogen van anderen, dit kan vervreemding geven van het eigen lichaam en eigen gevoelens en fantasieën over seksualiteit. Verliefdheid is erg belangrijk op deze leeftijd. Abstract denken ontwikkelt zich, kind gaat meer idealen voor zichzelf formuleren, krijgt vaak meer interesse in relaties
Biologische leeftijd 6-8 jaar Latente periode
8-10 jaar (leeftijd des ondescheids)
Biologische leeftijd 10-12 jaar Begin van de puberteit
Intense lichamelijke en emotionele relaties met leeftijdgenoten Lijfelijk contact belangrijk, maar niet in het openbaar Kan de wereld alleen interpreteren in termen of gebeurtenissen die het zelf kent en heeft meegemaakt, d.w.z.. dat ze geïnteresseerd zijn in baby’s krijgen, maar dit niet verbinden met seksualiteit en het voortplantingsverhaal
Sociaal niveau Veel in groepen met elkaar omgaan, contacten met de andere sekse ook telkens groepsgewijs. Belangstelling voor volwassensex neemt toe, soms in groepjes naar seksvideo’s of boekjes kijken. Veel preutsheid over eigen seksualiteit, wil er liefst zo min mogelijk met opvoeders over praten. Veel verschillen tussen kinderen onderling, de een is al erg bezig met vrijen, de ander niet. Veel gepraat in groepjes over ‘aan’en ‘uitmaken’, meer stoere
Sociaal niveau Stellen minder vragen over seksualiteit dan voorheem, het lijkt alsof er geen interesse is. Openlijk spelen van seksueel geladen spelletjes en openlijke masturbatie gebeurt nauwelijks meer. Schuine moppen, rijmpjes en tekeningen worden uitgewisseld. Door stoer gedrag en taalgebruik lijkt het vaak alsof ze (rond 8 jaar) meer begrijpen van seksualiteit dan er in werkelijkheid begrepen word. Omgang nog steeds meer alleen met seksegenoten Seksspelletjes worden explicieter, ‘seks’spelletjes: het bekijken en betasten en elkaars geslachtsorganen, zowel bij kinderen van het eigen geslacht als bij kinderen van het andere geslacht. Groepsnorm wordt steeds belangrijker, erbij horen en er hetzelfde uitzien. Specifiek rolgedrag sterk aanwezig, jongens en meisjes spelen heel anders met seksegenoten dan met de andere sekse, vriendschappen zijn bijna altijd met dezelfde sekse. Groepsnorm is sterk gericht op heteroseksualiteit, homoseksualiteit wordt moeilijk geaccepteerd. Verhalen over vies, raar, kinderlokkers enz. doen de ronde.
komt een bewustzijn dat seksspelletjes iets anders is dan bijvoorbeeld ‘cowboytje spelen’
Biologische leeftijd Fase III: 16-17 jaar
Biologische leeftijd Fase I: 12 – 13 jaar
Emotioneel niveau (beleving) Veel zorgen over het wel of niet “goed” te doen en over ‘hoe ver’te gaan Veel aandacht voor omgang en communicatie Leren zich in te leven in een ander Willen graag bij een groep horen, passen zich aan aan de heersende groepsnorm Sommig homo of lesbische jongeren beleven hun coming-out
Leggen van contact wordt spannend en ingewikkeld Ontstaan van verlangen om met een ander iets te willen Onzekerheid over de seksuele identiteit
Emotioneel niveau (beleving) Aandacht voor het veranderend lichaam Onzekerheid over het eigen lichaam, het uiterlijk (wat is normaal?) Fascinatie over seks en sekseverschillen 88% van de jongens en 77 % van de meisjes heeft wel eens seksuele fantasieën
Sociaal niveau (gedrag) Kortdurenende verkeringen waarin vrijen stap voor stap wordt uitgeprobeerd → zoenen, (laten) strelen van de borsten, (laten) aanraken van de geslachtsorganen. (van eerste zoen tot geslachtsgemeenschap duurt gemiddeld 4 jaar.) Minder rolverdeling in initiatief nemen en afhouden 1 op de 2 vrijt naakt (zonder geslachtsgemeenschap) 75% laat weten wel/niet lekker te vinden Sommige jongeren komen uit voor hun homoseksuele gevoelens 79 % van de jongens en 45 % van de meisjes masturbeert Een of meerdere langdurige relaties De helft van de meiden en kwart van de jongens heeft vaste verkering 61 % heeft ervaring met geslachtsgemeenschap 82 % van de jongens en 55 % van de meisjes van 18 jaar masturbeert. Deze percentages blijven in de volwassen leeftijd ongeveer gelijk
Sociaal niveau (gedrag) Nieuwsgierigheid naar de andere sekse Meer optrekken met eigen seksegenoten, elkaar wijzen op de andere sekse (nog) geen daadwerkelijk seksueel contact: 1 op de 3 tongzoent, 1 op de 5 streelt onder de kleding 40 % van de jongens en 20 % van de meisjes masturbeert wel eens Start individuele toenaderingspogingen Voor homo en lesbische jongeren een aarzelende eerste verkenning van hun gevoelens 1 op de 2 streelt onder de kleding 1 op de 4 gaat naakt vrijen (zonder geslachtsgemeenschap) Omgang kenmerkt zich door initiatief nemen en afhouden Meisjes 60% wil nog niet ‘te ver’gaan Jongens 20 % wil nog niet ‘te ver’gaan Ervaring met masturbatie maakt een snelle stijging
verhalen gaan de ronde doen. Veel kinderen doen hun eerste ervaring op met tongzoenen.