ctief anuit studentenperspe ICT in het onderwijs v
Educatie
10
bladieb
ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
Educatie
Colofon
Vormgeving
ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief Stichting SURF Postbus 2290 3500 GG Utrecht T 030 234 66 00 F 030 233 29 60 E [email protected] W http://www.surf.nl
Redactie Bas Cordewener, programmamanager SURF Educatie Jos van de Gruiter, SURF Educatie Inge Keijsers, communicatie SURF Met bijdragen van: Sytze Bosma, ICT Onderwijscentrum, Vrije Universiteit Amsterdam Marc Dupuis, Universiteit Leiden Ria Jacobi, Eccoo, Rijksuniversiteit Groningen Gerry Joosten, Onderwijstechnologisch Expertisecentrum, Open Universiteit Nederland Ineke Lam, IVLOS, Universiteit Utrecht Dave Lammers, Wageningen Universiteit Welmoed Lockefeer, community manager Edu Tec, Technische Universiteit Delft Gert-Jan Los, projectleider ICT Onderwijscentrum, Vrije Universiteit Sanne Meeder, Vrije Universiteit Amsterdam Marcel Mirande, Expertisecentrum ICT in het Onderwijs, Katholieke Universiteit Nijmegen Jan Nab, IVLOS, Universiteit Utrecht Saskia Noordewier, IVLOS, Universiteit Utrecht Patricia Poelmans, Onderwijstechnologisch Expertisecentrum, Open Universiteit Nederland Marije Struijk, Studentenraad, Wageningen Universiteit Marinka Sysling, DINKEL Instituut, Universiteit Twente Jan van Tartwijk, IVLOS, Universiteit Utrecht Hendrik Jan Thiesinga, ASVA Studentenunie, Universiteit van Amsterdam A.H.M. Verrijt, IOWO, Katholieke Universiteit Nijmegen Ruud van Vliet, Technische Universiteit Eindhoven J.H.J.M Warps, IOWO, Katholieke Universiteit Nijmegen Wim Westera, Onderwijstechnologisch Expertisecentrum, Open Universiteit Nederland Micha van Wijngaarden, Universiteit van Amsterdam
2 - EDUCAUSE 2001: an Edu Odyssey
Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE 1
Voorwoord
4
2
Inleiding
5
3
Workshops met studenten over ICT en Onderwijs: ervaringen, ideeën en verwachtingen
8
4
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
15
Voorstellen voor het aanbieden van nieuwe en het uitbreiden van bestaande ICT-voorzieningen voor studenten 5
Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN)
24
Meningen van studenten over ICT in het onderwijs 6
Universiteit Leiden
26
ICT-voorzieningen voor Leidse studenten 7
Technische Universiteit Eindhoven (TU/e)
32
Satisfactiepeiling Studenten TU/e 2001 8
Open Universiteit Nederland (OUNL)
36
ICT in het onderwijs van de OUNL: ervaringen van studenten 9
Universiteit Twente (UT)
44
Studenten over TeleTOP, WLAN@UT en C@mpus+ 10 Universiteit Utrecht
48
Evaluatie invoering Blackboard bij de faculteit Sociale Wetenschappen 11 Universiteit van Amsterdam (UvA)
56
Onderwijs.nl? Een onderzoek naar ICT in het onderwijs aan de UvA 12 Technische Universiteit Delft (TU Delft)
58
ICT en Onderwijs Programma TU Delft – invloed van studenten 13 Wageningen Universiteit ICT in het onderwijs bij Wageningen Universiteit
64
Voorwoord
1
VOORWOORD Het boekje dat u in handen heeft is een tastbaar resultaat van de regelmatige informatie-uitwisseling tussen ICT en Onderwijsafdelingen van universiteiten bij het Podium overleg. Dit informeel peer-to-peer platform dat SURF Educatie bescheiden faciliteert, biedt de deelnemers gelegenheid ongefilterd in elkaars keuken te kijken, problemen te bespreken en ideeën uit te wisselen. Deze verzameling gebundelde artikelen is een typisch voorbeeld van een Podiumrondje over het thema Studenten en ICT: ongelijksoortige informatie vanuit verschillende perspectieven aangeleverd door een bruisend werkveld. Wij zijn ervan overtuigd dat u talrijke ingrediënten aantreft die behulpzaam kunnen zijn voor reflectie en actie op het terrein van onderwijsinnovatie met ICT, waarbij de student als klant en participant centraal staat. Petra Smulders, ICTO UvA, voorzitter Podium Bas Cordewener, SURF Educatie
4 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
Inleiding
2
INLEIDING
Wim Westera
‘ICT in het onderwijs’ staat hoog op de universitaire agenda. Besturen en beleidsmakers hebben de potentie van goede ICT-voorzieningen ontdekt en lijken bezig met een inhaalslag. En dan kan het snel gaan: ICTstimuleringsprogramma’s, ICT-beleidsplannen, ICTcoördinatoren, centra voor ‘ICT & onderwijs’, instellingsbrede invoering van leeromgevingen, schootcomputers voor studenten, docententrainingen, enz. Ten dele is ICT in het onderwijs een doel op zich: omdat wetenschapsbeoefening immers meer en meer gebruik maakt van ICT-ondersteunde methoden en instrumenten, ligt het voor de hand studenten daarmee uitgebreid te confronteren. Zeker zo belangrijk is de overweging dat zich nieuwe generaties studenten aandienen die haast spelenderwijs met de computer zijn opgegroeid, die veel computervaardiger zijn dan eerdere generaties en voor wie ICT een wezenlijk element vormt in hun maatschappelijk functioneren. Tot slot heerst er de diep gewortelde overtuiging dat ICT de kwaliteit van het onderwijs verbetert. Die overtuiging produceert prachtige vergezichten op het onderwijs van de toekomst met als gemeenschappelijk idee een verhoogde servicegraad voor studenten: efficiënt en flexibel onderwijs op maat, afhankelijk van individuele behoeften en mogelijkheden, afgestemd op maatschappelijk behoeften en al dan niet met mogelijkheden voor tijden plaatsonafhankelijk studeren. Het is evident dat een instellingsbrede realisatie van dergelijke denkbeelden ingrijpende veranderingen vergt; niet alleen in de technische infrastructuur, maar vooral ook in de organisatie en de daarmee verbonden
processen en rollen van direct betrokkenen. Tegenover een groot aantal risico’s en onzekerheden staat op zijn minst één zekerheid: zo’n veranderingsproces gaat jaren duren. De grootschaligheid die hier aan de orde is, maakt dat van een eenmaal ingezette route niet gemakkelijk meer kan worden afgeweken. Hoe eerder op problemen kan worden geanticipeerd, hoe groter de kans dat ze kunnen worden voorkomen. Het is daarom voor betrokkenen van groot belang de processen bij de diverse instellingen op de voet te volgen. Waar liggen knelpunten? Wordt de beoogde kwaliteitsverbetering daadwerkelijk bereikt? Op welke punten slaan we door en zijn de ICT-specialisten bezig met een self-fulfilling prophecy? Wie zou daar beter over kunnen oordelen dan degene om wie het uiteindelijk gaat: de student als eindafnemer van het onderwijsproduct. Dit rapport geeft een bloemlezing van de signalen die de diverse universiteiten van hun studenten ontvangen. Hoe staan studenten tegenover ICT-gebruik in het onderwijs? Wat zijn hun ervaringen tot dusver, tegen welke problemen lopen ze aan en wat zijn hun verwachtingen voor de nabije toekomst? Het rapport draagt het karakter van een gebruikersonderzoek annex effectmeting en kan derhalve een nuttige bron van kennis zijn voor bestuurders, beleidsmakers, beheerders, docenten, onderwijskundigen, ICT-specialisten, studenten en anderen die in de dagelijkse onderwijspraktijk betrokken zijn bij verdere invoering van ICT in het onderwijs. Het globale beeld Uit de onderscheiden bijdragen komt een veelkleurig beeld naar voren. Ondanks uiteenlopende benaderingen en nuances per instelling kan hieruit een aantal gemeenschappelijke kenmerken worden gedestilleerd.
Inleiding
Van een absoluut ‘ja’ of ‘nee’ met betrekking tot ICT is geen sprake, al neigen studenten naar een positief oordeel en zijn zij optimistisch over nieuwe mogelijkheden. Alle instellingen maken nadrukkelijk werk van ICT in het onderwijs en zijn goed geïnformeerd over wat studenten er van vinden. Hoewel er zeker accentverschillen zijn in het gevoerde ICT-beleid, vormt de (faculteits-)brede invoering van een teleleerplatform een dominant patroon. In het kielzog daarvan spelen kwesties als het verruimen van de computerfaciliteiten, laptops voor studenten en het realiseren van externe toegang tot het universiteitsnetwerk. Over het algemeen zijn studenten positief over de toepassing van ICT in het onderwijs. Met name de informatievoorziening rond de opleiding (roosters, beschrijvingen, enz.) vindt men nuttig. Deze permanente toegang tot alle relevante informatie wordt zeer gewaardeerd. Een consequente en instellingsbrede invoering van een teleleerplatform wordt wenselijk geacht. Waar zo’n platform al is ingevoerd, merken studenten echter op dat lang niet alle mogelijkheden worden benut. De informatieve functie staat centraal: informatie zoeken, documenten downloaden, tentamenuitslagen opvragen, etc. Voor onderlinge communicatie, bijvoorbeeld voor groepswerk via chat en discussiegroepen, wordt de leeromgeving nauwelijks gebruikt omdat daarvoor meestal voldoende alternatieven zijn. Bij de Open Universiteit Nederland ligt dit anders vanwege het afstandskarakter van het onderwijs. Studenten wijzen op grote verschillen in de wijze waarop docenten met hun sites omgaan. Sites zijn soms onoverzichtelijk, er is onvoldoende uniformiteit, informatie wordt niet altijd goed beheerd en onderhouden, en nogal wat sites zijn leeg. Als oorzaak veronderstellen studenten de vrijblijvendheid waarmee docenten en instellingen hun leeromgeving benaderen; docenten zouden voorts beducht zijn voor een leegloop van hun collegezalen wanneer zij alle relevante informatie via de
6 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
leeromgeving beschikbaar stellen. Studenten zelf zien juist die grotere onafhankelijkheid en zelfstandigheid als voordeel. Wel onderkennen zij het gevaar van een te sterke individualisering van het onderwijs en een verminderde binding met de instelling, doordat zij in toenemende mate thuis kunnen werken. In technisch opzicht zijn er weinig problemen. Als er zich al eens problemen voordoen, zijn die via de helpdesk meestal snel verholpen. Vooralsnog zien studenten ICT vooral als handige aanvulling op het gangbare onderwijs, niet meer en niet minder. Van een fundamentele verandering van het onderwijs is volgens hen geen sprake, omdat de meeste informatie al via andere kanalen beschikbaar is. Studenten plaatsen daarom vraagtekens bij de onderwijskundige meerwaarde; men geeft de wenselijkheid aan om het onderwijs nu radicaal anders in te richten. Over het algemeen zijn studenten redelijk computervaardig, hetgeen echter niet betekent dat zij op dit punt geen scholing nodig achten. Studenten constateren dat een groot deel van het docentencorps onvoldoende kaas heeft gegeten van ICT-gebruik; soms ook lijken docenten het ICT-beleid niet van harte te steunen. Dit maakt dat tal van nieuwe mogelijkheden niet worden benut. Opmerkelijk is de route die de Technische Universiteit Delft bewandelt bij de invoering van ICT. Studenten worden hier zeer nauw bij betrokken: onderwijsvernieuwing met ICT wordt als gezamenlijke opgave voor studenten en docenten geformuleerd, studenten helpen docenten bij de invoering van Blackboard, ook kunnen zij via een prijsvraag voorstellen doen voor nieuwe ICT-gerelateerde vernieuwingsprojecten. Over de beschikbare faciliteiten zijn de studenten niet altijd positief. Zij vinden de computer- en printfaciliteiten vaak onvoldoende. Regelmatig moeten zij wachten tot er een computer vrijkomt; ook de beperkte openingstijden van gebouwen worden als belemmerend gezien. Langdurig beeldschermwerk leidt regelmatig tot proble-
Inleiding
men; zo ook het computermeubilair, dat vaak niet aan de ergonomische behoeften tegemoetkomt. Studenten zijn beducht op RSI en maken hiervan geregeld melding. Vooral bij de laptops blijkt dit een probleem te zijn. Van opmerkelijke eenvoud is de constatering dat de collegezalen nauwelijks mogelijkheden bieden om de laptop paraat te hebben: de tafeltjes zijn te klein. Desalniettemin melden studenten zeer ingenomen te zijn met de verstrekking van laptops tegen gunstige voorwaarden. Het merendeel van de studenten heeft ook thuis de beschikking over een computer. Deze is meestal wat minder geavanceerd. Als problemen worden vaak gemeld een trage Internetverbinding, zelfs in studentenhuizen, en het ontbreken van een verbinding met het universiteitsnetwerk waardoor studenten niet bij hun eigen bestanden kunnen komen. Disclaimer Bij dit alles is een disclaimer is op zijn plaats. Dit rapport heeft de pretentie van volledigheid noch van wetenschappelijke validiteit: van een gedetailleerde metastudie is geen sprake. Het betreft eerder een quick scan, een ongeordende momentopname die per instelling de contouren schetst van studentenervaringen en oordelen over de ICT-ontwikkelingen. In onderwijskundige termen kan van een ‘reader’ gesproken worden: een bonte verzameling van bronmaterialen waarin de lezer naar behoefte kan grasduinen en die mogelijk aanleiding kan zijn voor nader overleg met de auteurs. De reden is simpel. Binnen de instellingen liggen tal van actuele gegevens voor het oprapen, die een bredere verspreiding verdienen dan de eigen instelling. Het is van belang deze gegevens op pragmatische wijze te ontsluiten voor collega’s bij andere instellingen, zonder een langdurig onderzoekstraject te hoeven doorlopen. Onderwijsinstellingen kunnen van elkaar leren door actuele trends en ervaringen met elkaar te delen en zo proberen valkuilen en fouten te vermijden. Met enige trots kan voorts worden gemeld dat bij de
samenstelling van dit rapport de nodige ICT-middelen zijn ingezet: tekstverwerkers, mailprogramma’s, spreadsheets, enz. Juist deze ICT-voorzieningen hebben het mogelijk gemaakt om in korte tijd een product als dit te realiseren. Ook al bevat het rapport als geheel nuttige en leerzame informatie, op de stilistische en conceptuele samenhang van het geheel valt zeker het nodige af te dingen. Het eindresultaat is daarmee misschien wel exemplarisch voor de rol van informatie in het Internettijdperk: het past in de zap-cultuur van snelle beschikbaarheid, een hoge actualiteitswaarde, een ‘cut & paste’-werkwijze, een fragmentarisch karakter en een beperkte levensduur. De schrijvers van dit rapport en het management van SURF Educatie zijn zich hiervan terdege bewust: ICT is misschien wel een noodzakelijke maar zeker geen voldoende voorwaarde voor het realiseren van duurzame kwaliteit. Wij hopen echter dat de lezer al bladerend zijn weg zal kunnen vinden in de op zichzelf nuttige informatie.
Workshops met studenten over ICT en Onderwijs: ervaringen, ideeën en verwachtingen
3
WORKSHOPS MET STUDENTEN OVER ICT EN ONDERWIJS: ERVARINGEN, IDEEËN EN VERWACHTINGEN Sanne Meeder, Ria Jacobi, Micha van Wijngaarden, Bas Cordewener Samenvatting Uit een drietal heel verschillende workshops komt naar voren dat studenten in het algemeen de toename van ICT in het onderwijs positief waarderen, maar kritiek hebben op kwaliteit en beschikbaarheid van voorzieningen. Een duidelijker onderwijsfilosofie, verbeterde ergonomie en meer geïntegreerde aanpak zijn nodig. Studenten zouden meer betrokken willen zijn bij het inrichten van de ICT componenten en twijfelen over de sociale gevolgen van een toename van online in plaats van face-to-face communicatie. Studenten voorzien dat de gesignaleerde onvolkomenheden worden opgelost en dat ICT zal leiden tot flexibel samen te stellen onderwijsprogramma’s uit een aanbod van diverse nationale en internationale instellingen.
Inleiding De student centraal? De functie en positie van de student in de processen die moeten leiden tot beter onderwijs door beter gebruik te maken van ICT is niet eenduidig. De student is klant van het Hoger Onderwijs en de afgestudeerde studenten zijn het product van de onderwijsbedrijvigheid. Naast belanghebbende afnemer en tastbaar eindproduct van het Hoger Onderwijs, is de student ook participant in de processen die leiden tot verbetering en innovatie van
8 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
het onderwijs. Op het terrein van ICT-toepassingen zijn studenten soms goed ingevoerd en van hun ervaringen en vaardigheden kan het onderwijsveld profiteren. Studenten vormen geen homogene groep en op grond van de kleine aantallen die hun ervaringen, ideeën en verwachtingen hebben uitgesproken in de workshops, kan aan de uitkomsten slechts kwalitatieve en indicatieve waarde gehecht worden. De student als bron SURF Educatie heeft zich, uitgaand van haar missie ‘het bevorderen van onderwijsinnovatie door optimaal gebruik van de mogelijkheden van ICT’, ten doel gesteld na te gaan wat er onder de huidige studenten leeft aan ervaringen en visie ten aanzien van de ICTbenutting binnen het Hoger Onderwijs. Een tweede reden om een kwalitatieve peiling te doen vormt de door een aantal HO–instellingen geuite behoefte studenten meer te betrekken bij evaluaties van het genoten onderwijs en de signalen vanuit (vooral Amerikaanse) instellingen, dat de inzet van studenten bij de onderwijsontwikkeling (in een teamverband met de betreffende docenten) verrassende resultaten lijkt op te leveren. Studentenparticipatie Uit een eerste NetWerkTafel discussie kwam naar voren kwam dat studentenparticipatie weliswaar als belangwekkend potentieel instrument wordt gezien voor onderwijsinnovatie. In de praktijk blijkt echter huiver
Workshops met studenten over ICT en Onderwijs: ervaringen, ideeën en verwachtingen
te bestaan om de docenten die toch al geplaagd worden door allerlei verandertrajecten, al te zeer bloot te stellen aan het harde oordeel van de studenten (HBO); en daar waar wel sprake is van (voorgenomen) studentenparticipatie zijn dat veelal lokale initiatieven, variërend van opname van studenten in evaluatiekringen tot stageopdrachten bij ICT en Onderwijsafdelingen. Workshops met studenten Deze signalen (er is geen statistische analyse gemaakt) zijn met het veld doorgenomen en daaruit is naar voren gekomen dat SURF Educatie in een behoefte zou kunnen voorzien door, op een bescheiden wijze, de mening van studenten te peilen over de huidige ICT-benutting in de onderwijsprocessen. Wat zijn hun ervaringen, wat zien zij als grootste plus- en minpunten en wat is hun visie op de toekomst. De antwoorden op deze vragen worden gezocht in een aantal lokale bijeenkomsten met een workshop karakter. Via gemodereerde discussies geven studenten aan wat zij ervaren, hoe zij die ervaringen beoordelen en welke verwachtingen zij hebben. Door de resultaten van deze bijeenkomsten te vergelijken ontstaat een beeld van meer algemeen geldende opvattingen binnen de studentenwereld over de kansen en bedreigingen van de toenemende ICT-inzet in het onderwijs. Daarnaast leveren de bijeenkomsten informatie op over de rol die studenten zouden kunnen spelen bij het innoveren van het onderwijs. Doelstelling SURF Educatie wil bijdragen aan het zichtbaar maken van ervaringen met - en visie op ICT en Onderwijsontwikkelingen studenten. Daartoe organiseert SURF Educatie een aantal workshops met studenten. Deze workshops sluiten aan bij de algemene doelstelling van SURF Educatie voor het cursusjaar 2001-2002: “Het transparant maken van ervaringen, ideeën en visies van de uiteindelijke gebruikers, stu-
denten en docenten en ICT beleidsmedewerkers, op het gebied van ICT en Onderwijs en met name de ELO (elektronische leeromgeving) om als input te dienen voor onderwijsvernieuwingsprojecten”. Primaire doelstellingen zijn: 1. Studenten stimuleren om na te denken over de huidige ICT-faciliteiten binnen hun onderwijsinstelling; 2. De visie en ideeën van de studenten over de huidige situatie zichtbaar te maken en zo ver mogelijk over de gewenste toekomstige situatie. Secundaire doelstellingen zijn: 3. Verschillen tussen de visies van studenten, docenten en management bespreekbaar maken; 4. Ideeën aanreiken op welke wijze studenten betrokken kunnen worden bij -, actief kunnen participeren in onderwijsinnovatieprocessen. Al naar gelang de lokale behoefte en situatie kunnen instellingen zelf bepalen op welke doelstelling(en) zij een zwaarder accent willen leggen; SURF Educatie spant zich in de workshops zodanig vorm te geven dat ook generieke tendensen zichtbaar kunnen worden in een rapportage van bevindingen. Werkwijze Op verzoek van SURF Educatie belastte het Eccoo (Expertise Centrum Computer Ondersteund Onderwijs) van de Rijksuniversiteit Groningen zich in de persoon van drs. S. Meeder met de inhoudelijke vormgeving, het leiden van de workshops en de verslaglegging. Micha van Wijngaarden, informaticastudent aan de Universiteit van Amsterdam en voor SURF Educatie werkzaam als coördinator Studentenactiviteiten, begeleidde de logistieke afhandeling. De laatste workshop vond plaats onder verantwoordelijkheid van drs. R.K. Jacobi, ook werkzaam bij het Eccoo. De nu voorhanden zijnde rapportage is het resultaat van hun gemeenschappelijke inzet.
Workshops met studenten over ICT en Onderwijs: ervaringen, ideeën en verwachtingen
Omdat niet verwacht mag worden dat de gemiddelde student een goed beeld heeft van wat er buiten de eigen instelling gebeurt, zijn de workshops verschillend van opzet en sterk gerelateerd aan de lokale situatie. Om ervoor te zorgen dat elke workshop zowel relevante informatie voor de instelling opleverde als wel een bijdrage zou kunnen leveren aan meer generieke uitkomsten, is de inhoud van de workshops opgezet in samenspraak met vertegenwoordigers van de betreffende instellingen. De instellingen zorgden zelf voor het uitnodigen van deelnemende studenten. Hoewel verschillend verwoord en programmatisch verschillend ingedeeld, werden de uitgenodigde studenten verleid om zich uit te spreken over hun ervaringen tot nu toe met ICT in het Onderwijs, hun verwachtingen over de ontwikkelingen (hoe ziet het eruit in 2020?) en welke strategieën zijn er om studenten meer te betrekken bij invoering van ICT in het HO. Van de verschillende workshops zijn verslagen gemaakt en aan de hand van de verslagen zijn een aantal generieke signalen beschreven.
3. Wat zijn strategieën om studenten meer te betrekken bij de invoering van ICT? Deze vraag werd in verschillende groepen uitgewerkt en beantwoord in de vorm van een presentatie met ideeën. De meeste van de 18 deelnemers waren afkomstig van de faculteit Toegepaste Onderwijskunde en actief betrokken bij het onderwijs via studentenvakbond, opleidingscommissie of studievereniging.
Programma workshop Rijksuniversiteit Groningen In een drie uur durende workshop werden twee rondes gehouden. Ronde 1. Onderwijs in 2020: studenten verplaatsten zich denkbeeldig naar 2020 en beschrijven de vier ICT-toepassingen die de afgelopen vijf jaar voor hen in het Hoger onderwijs zeer zinvol zijn geweest. Plenair worden de opvallendste ontwikkeltrends geprioriteerd voor:
Opzet programma Bij een drietal instellingen is een workshop georganiseerd: Universiteit Twente, Rijksuniversiteit Groningen en Hogeschool Zuyd.
Ronde 2 Studentparticipatie: per groep wordt voor een ICT-toepassing uit de eerste ronde een strategie bedacht en gepresenteerd om invoering ervan te doen slagen.
Programma workshop Universiteit Twente In een twee uur durende workshop werd voor twee vragen een inventarisatieronde gedaan: 1. Wat zijn de ervaringen tot nu toe met ICT? 2. Waar staan we in het jaar 2020 met ICT in het Onderwijs?
Aan de workshop namen 13 studenten van verschillende faculteiten deel. Vrijwel iedereen was betrokken bij de onderwijsontwikkelingen via studentenvakbond, opleidingscommissie, faculteitsraad of studievereniging.
De antwoorden zijn plenair behandeld en geclusterd en de grote lijnen die daaruit naar voren kwamen dienden als input voor vraag 3.
10 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
Programma workshop Hogeschool Zuyd. De opzet van de workshop bij de Hogeschool Zuyd had een wat ander karakter dan de andere twee. De workshop vormde het startsein van een langer lopend project binnen de hogeschool om het ICT-beleid inhoud
Workshops met studenten over ICT en Onderwijs: ervaringen, ideeën en verwachtingen
te geven met de betrokkenheid van studenten. Dit met het doel om ICT-voorzieningen te verbeteren of te vernieuwen. De vrijwillig ingeschreven studenten worden uitgedaagd om individueel of in groepsverband van maximaal vier personen een projectvoorstel te schrijven over een specifiek aspect van ICT en Onderwijs. Voor dit traject wordt gebruik gemaakt van de Prince II-methode. De workshop bestond uit vier rondes: Ronde 1. Een tweetal korte presentaties over huidige ICT-toepassingen en vernieuwingsprojecten. Ronde 2. Individuele inventarisatie van uiteenlopende ICT en Onderwijsonderwerpen waar eventueel een projectvoorstel geschreven voor kan worden. De belangrijkste en meest voorkomende onderwerpen zijn geclusterd in een aantal thema’s. Ronde 3. Het in groepsverband schrijven van een projectmandaat over een van de thema’s die in de vorige ronde geformuleerd zijn. Ronde 4. Een korte presentatie van elke groep over hun gekozen onderwerp met aansluitend een korte discussie per thema. Elke groep zal na de workshop zijn thema verder uitdiepen en het projectvoorstel opstellen, waarbij deze ondersteuning kan krijgen van twee docenten en een speciaal ingerichte ‘Course’ op het teleleerplatform Blackboard. De 19 deelnemende studenten waren alle verbonden aan één van de vier aan informatica gerelateerde opleidingen. Resultaten Hieronder vindt u de opvallende trends in ervaringen en visies, gevolgd door conclusies en aanbevelingen.
Ervaringen en oordelen van studenten Studenten uit het HO lijken over het algemeen tevreden met de toenemende inbedding van ICT in hun onderwijs, al maken ze daarbij een flink aantal kanttekeningen. Positief zijn ze vooral over de communicatieve en informatieve voorzieningen die ICT in het onderwijs heeft opgeleverd. Ook een uitbreiding van studie- en oefenmogelijkheden buiten de standaard collegeroostertijden om wordt gewaardeerd. Waaronder het online beschikbaar zijn van studiemateriaal en sheets van hoorcolleges en meer in het algemeen: ICT-verrijking die goed aansluit bij de studiestof bevordert de motivatie. Er zijn ook negatieve geluiden. Zo zijn volgens de studenten veel docenten niet voldoende op de hoogte van de mogelijkheden die ICT kan bieden en worden de mogelijkheden van ICT niet optimaal en consequent toegepast. Studenten hebben dan ook niet de indruk, dat het onderwijs door ICT-inzet (COO applicaties en/ of teleleerplatforms) wezenlijk is veranderd. Uit de antwoorden van studenten blijkt niet dat ze heel erg op een radicale omslag zitten te wachten. Onderwijsinnovatie maakt geen wezenlijk onderdeel uit van de interessen van de studenten. Opmerkelijk is dat COO-opdrachten voor studenten een effect hebben dat zij als ‘gedwongen sturing’ omschrijven voor het structureren van de studie: “COO moet afgerond zijn voordat je tentamen kunt doen”. De dwang, in combinatie met de vrijheid van tijd en plaats om de COO-opdracht te doen, wordt positief ervaren. Sommige COO en/ of ICT-toepassingen krijgen van studenten wel het predikaat ‘ouderwets’. Conclusies en meningen van studenten Op grond van hun ervaringen trekken studenten de volgende conclusies: - Tot nu toe heeft ICT nog geen onderwijskundige meerwaarde. ICT moet vooral gezien worden als een aanvulling op het onderwijs. ICT-functies moeten niet inge-
Workshops met studenten over ICT en Onderwijs: ervaringen, ideeën en verwachtingen
-
-
-
-
zet worden ter vervanging van bijvoorbeeld bijeenkomsten. Het is een hulpmiddel, net als het krijtje en het schoolbord. ICT is tot nu toe vaak nog een erg gebruiksonvriendelijk hulpmiddel. Er zou een vorm van ICT-inzet gevonden moeten worden die aansluit bij een onderliggende leerfilosofie/ theorie, want het onderwijsleerproces beïnvloedt dan wel de vorm van ICT-inzet in het onderwijs en niet andersom. De vragen die beantwoord moeten worden zijn: “Welke aspecten kunnen door ICT worden vervangen?” en “Op welke manier kan ICT-inzet een meerwaarde betekenen?”. Op basis van de antwoorden zou dan het onderwijs ingericht moeten worden. Op het sociale vlak vult ICT het face-to-face contact goed aan. Het kan echter niet het echte contact tussen studenten onderling en met docenten vervangen. Wel heeft ICT-inzet de potentie om het contact te intensiveren. ICT kan routinematige dingen vervangen. Door bijvoorbeeld de hoorcolleges via Internet te geven kan de docent meer tijd besteden aan werkcolleges of discussiebijeenkomsten. Door ICT kan het onderwijs flexibeler gemaakt worden, het moet mogelijk zijn dat iedereen een opleiding op maat kan samenstellen en volgen met vakken binnen en buiten de eigen universiteit.
Studenten hebben nog geen duidelijk beeld van de gevaren van ICT-inbedding, maar twee issues hebben hun aandacht: - Men vreest te sterke individualisering en verzwakte binding met de universiteit of hogeschool doordat alles van uit de thuiswerkplek gedaan kan worden. Over dit laatste punt, en in het algemeen over de vraag of ICT bevorderend dan wel verarmend is voor sociale contacten, verschillen de meningen behoorlijk. - Er is huiver voor de rol van ICT bij eventuele toekomstige bezuinigingen. Zou het virtuele onderwijs weer plaats moeten maken voor het ‘oude’ face-to-face onderwijs; of verdwijnt de dure docent helemaal?
12 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
Kortom: studenten zijn van mening dat ICT-inzet hun vrijheid bevordert en de communicatie- en informatievoorziening verbetert. De mogelijkheden van ICT worden niet volledig en consequent benut. Soms wordt ICT goed geïntegreerd met het onderwijs en scoort ICT bij studenten positief. Studenten zien kansen om ICT effectiever in te zetten, vooral als dat gebaseerd wordt op een heldere onderwijsfilosofie. Bij die kansen zitten ook weer bedreigingen, met name op sociaal, communicatief terrein. Studenten blikken vooruit Studenten blijken vrij optimistisch over de toekomst. Veel van de huidige problemen met ICT en onvolkomenheden zullen ‘straks’ opgelost zijn door lering te trekken uit ervaringen. Voorop staat dat ICT een steeds grotere rol gaat spelen in het onderwijs. De universiteit moet goed de ontwikkelingen bijhouden en wat nuttig is voor het onderwijs integreren en niet achter blijven. In het jaar 2020 zal door alle ervaringen van daarvoor een goed inzicht zijn verworven hoe ICT meer en op een nuttiger manier ingezet kan worden. De rol van ICT groeit, maar blijft daarbij vooral faciliterend. Een aantal ontwikkelingen die nu in opmars zijn, zijn in de ogen van studenten in de nabije toekomst (2020) uitgegroeid tot kenmerken van het hoger onderwijsstelsel. De meest genoemde trefwoorden om die trends aan te geven zijn: flexibiliteit, individualisering, maatschappelijke vorming, internationalisering, duale trajecten, diversiteit, vrije verhandelbaarheid, hoorcolleges via Internet, life long learning. Wanneer deze en andere trefwoorden in nadere discussies vertaald worden naar de door studenten gewenste, en in hun positieve perspectief zelfs verwachte, ontwikkelingen dan levert dat de volgende trends, concrete voorzieningen en kenmerken op: a) Betere ergonomie van het systeem • gebruiksvriendelijker interface • toepassing van spraakherkenning
Workshops met studenten over ICT en Onderwijs: ervaringen, ideeën en verwachtingen
• flexibilere werkplekken zowel thuis als op de instelling • wireless/ mobile computing b) Meer en effectievere interactie/ communicatie • tussen student en docent, studenten onderling, studenten en de werk-/ leeromgeving • beschikbaarheid van roosters, leer- en oefenmateriaal, maar ook virtuele docenten • probleemloze videoconferencing • hoorcolleges en de communicatie daarover ‘live’ of ingeblikt via Internet toegankelijk (Alleen de ‘paradepaard-vakken’ volg je nog live en face-to-face) • discussiegroepen en fora zijn vast onderdeel in onderwijs • digitaal aanbod (buitenlandse) hoorcolleges, van echte goeroes c) Geïntegreerde systemen en nieuwe ICT-toepassingen • alles via een eenvoudig en eenduidig ‘look and feel’ user interface (e-mail/ Bb/ Progress/….) • elektronische studieadviseur • virtuele ‘personal agents’ • elektronisch toetsingsystemen • Wellicht is het in het jaar 2020 ook zo dat de universiteit losgekoppeld is van het gebouw. d) Toenemende internationalisering en verbreding • meer contact en samenwerking tussen Nederlandse universiteiten • intensievere contacten buitenlandse universiteiten • onderwijs op maat: makkelijker vakken volgen bij andere faculteiten en universiteiten en in het buitenland e) De student stelt anno 2020 een individueel leertraject op • Gericht op verwerving van een aantal competenties • Accent ligt op maatschappelijke vorming. • Universiteiten gaan als kennisintensieve leeromgeving fungeren: alle informatie over vakken op het
web. In de vakken zit een groot informatieaanbod verwerkt. f) Het onderwijs krijgt meer een consumentengoederen karakter • Life long learning abonnement op studeren. • Het onderwijs is ook commerciëler geworden en vrij verhandelbaar. • Wellicht is het in het jaar 2020 ook zo dat de universiteit losgekoppeld is van het gebouw. g) Bij de onderwijsontwikkelingen moet er voor een aantal dingen gewaakt worden: • Het onderwijs moet niet te individueel worden • Het persoonlijk contact docent versus student via hoorcolleges, werkcolleges, discussies dient behouden te blijven • Het persoonlijk contact is essentieel vanwege de directe feedback en het luisteren naar anderen. Bovendien is het gezellig. • Het vervagen van de grens tussen universiteit en HBO moet niet de kernactiviteit van de universiteit bedreigen: het opleiden tot kritische wetenschappers.
Conclusies en aanbevelingen Conclusies De workshops hebben een stroom aan ervaringen, ideeën en verwachtingen opgeleverd, afkomstig van de bij de workshops betrokken studenten. Hoewel er geen statistische onderbouwing is van deze gegevens, en er zeker een ‘bias’ is door oververtegenwoordiging van in het onderwerp geïnteresseerde studenten, is er geen aanleiding te denken dat er door het merendeel van de studenten heel erg anders tegen ICT in het HO wordt aangekeken. Daarom mag geconcludeerd worden dat er door de workshops een relevante bijdrage is geleverd aan het zichtbaar maken van de gedachten op dit terrein onder studenten. Ten aanzien van de primaire doelstellingen (Studenten
Workshops met studenten over ICT en Onderwijs: ervaringen, ideeën en verwachtingen
stimuleren om na te denken over de huidige ICT faciliteiten binnen hun onderwijsinstelling; de visie en ideeën van de studenten over de huidige situatie zichtbaar te maken en voor zo ver mogelijk ook over de gewenste toekomstige situatie) is de missie geslaagd: een aantal kleine gevarieerde groepen studenten is bereid gevonden om na te denken over wat ze van de ICT-ontwikkelingen in het HO vinden en welke verwachtingen zij op dat terrein hebben voor de toekomst. Ten aanzien van de secundaire doelstellingen (verschillen tussen de visies van studenten, docenten en management bespreekbaar maken; ideeën aanreiken op welke wijze studenten betrokken kunnen worden bij of actief kunnen participeren in onderwijsinnovatieprocessen) moeten we bescheidener zijn. De beperkte tijd, de opzet van de workshops, lieten niet toe om in te gaan op verschillen in visie van studenten ten opzichten van docenten en management. Van deze laatste groepen zijn deze gegevens ook niet opgevraagd, workshops met tegelijkertijd docenten, docenten en management bleken ook te complex en omvangrijk qua opzet en soms door de instelling niet opportuun geacht. Aanbevelingen In de loop van het afgelopen jaar hebben meerdere instellingen enquêtes gehouden naar bevindingen van studenten over ICT en Onderwijs. Deze kwantitatieve resultaten en analyses krijgen door ze gezamenlijk te presenteren met het type gegevens dat de workshops hebben opgeleverd een meerwaarde, de cijfers geven vooral een kwantitatief beeld van de situatie waarin de student zich bevindt, de workshops geven een indruk van hun praktijkbeleving. Gekoppeld aan de wensen en verwachtingen zijn dit nuttige indicatoren voor de richting waarin deze groep de verdergaande inbedding van ICT in het HO zou willen zien gaan. Dat zijn concrete vragen waaraan het hoger onderwijs en de ICT-inzet stimulerende instanties groot belang zouden moeten
14 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
hechten. Onze aanbeveling is dan ook om vaker, intensiever en met meer structuur onder studenten te peilen wat er in hun ogen aan de hand is en moet gebeuren. Daarbij zou het zinvol kunnen zijn om op een vergelijkbare manier de gedachten en beleving van docenten en management te peilen, om werkelijk na te gaan welke discrepanties of overeenkomsten er zijn. Dergelijke gegevens kunnen ook bijdragen aan beter op de doelgroepen afgestemde innovatie-initiatieven.
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
4
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Voorstellen voor het aanbieden van nieuwe en het uitbreiden van bestaande ICT-voorzieningen voor studenten
Sytze Bosma Inleiding Voor deze publicatie over student en ICT en Onderwijs is in onderstaand artikel informatie opgenomen geselecteerd uit verslagen van op de VU verricht onderzoek op het gebied van ICT-voorzieningen ten behoeve van studenten aan de VU. De informatie omvat een samenvatting van gepresenteerde voorstellen ICT-voorzieningen voor studenten, een korte beschrijving van de relatie onderwijsbeleid en ICT-voorzieningen voor studenten, alsmede een verslag van de resultaten van de online enquête ICT-voorzieningen gehouden onder de studenten van de VU. Samenvatting voorstellen In opdracht van het College van Bestuur is het afgelopen half jaar onderzoek gedaan naar de ICT-voorzieningen ten behoeve van studenten: de werkplekvoorzieningen op de universiteit en op de thuisbasis stonden daarbij centraal. Doelstelling van het onderzoek was inzicht te verkrijgen in de behoefte aan technische voorzieningen, de daarmee gemoeide investeringen, de wijze waarop de financiering kan plaatsvinden en de wijze waarop het beheer en onderhoud (wat centraal en wat decentraal?) van deze voorzieningen dient te geschieden. De voor het onderzoek van belang zijnde gegevens werden verstrekt door de faculteiten en instituten alsmede
door de studenten (via Studentenklankbordgroep ICT en een studentenenquête). Andere belangrijke bronnen voor het onderzoek waren het ICTO-contactpersonenoverleg, de diensten IT en Facilitaire Zaken en Bouwbeheer, de UBVU, het AVC en de Bestuursstaf/ Financiën De belangrijkste conclusie van het onderzoek is, dat er de afgelopen jaren op de VU hard gewerkt is om ICT-voorzieningen voor studenten beschikbaar te stellen, maar dat er nog veel moet gebeuren om deze voorzieningen op het gewenste peil te krijgen en te houden. Zo zou vooral het aantal computerwerkplekken op de VU op redelijk korte termijn met ca. 600 uitgebreid moeten worden: van 1400 werkplekken naar 2000. Zoals immers te verwachten was, heeft de integratie van ICT in het onderwijs tot gevolg gehad dat het aantal uren dat studenten met de computer werken behoorlijk is toegenomen en ook nog zal blijven toenemen. Ook de ICT-voorzieningen in collegezalen en werkgroepkamers dienen aanzienlijk te worden verbeterd. Op het gebied van softwareverstrekking aan studenten en toewijzing van mailboxen kan een en ander worden geoptimaliseerd. Op grond van de onderzoeksresultaten wordt hieronder een zevental voorstellen gedaan teneinde de komende 2 à 3 jaar tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan ICT-voorzieningen voor studenten.
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
1) Uitbreiding aantal computerwerkplekken op de campus; prioriteit 1 Het wordt nodig geacht het aantal computerwerkplekken op de VU fors uit te breiden: de huidige ratio PC:student is 1:10 en een ratio 1:7 wordt als optimaal beschouwd. Dat betekent een uitbreiding van 600 werkplekken. SURF gaat voor de komende jaren uit van een ratio 1:5. 2) Het opzetten van een laptopproject voor studenten; prioriteit 2/3 Voorgesteld wordt een laptopproject te organiseren voor alle geïnteresseerde eerstejaars studenten van de VU. 3) Internetcafé VU; prioriteit 2 De VU beschikt niet over een voor alle studenten algemeen toegankelijke computerzaal; studenten kunnen alleen maar in de computerzaal van de eigen faculteit toegang tot het facultaire netwerk krijgen. Met de komst van het nieuwe netwerk van de VU (SPIN-project) zijn er meer mogelijkheden om tot flexibele werkplekken te komen. Een deel van de geplande uitbreiding van computerwerkplekken zou dan ook vorm gegeven moeten worden door inrichting van een Internetcafé. 4) Beschikbaarstelling standaardsoftwarepakket en Internetverbinding aan 1ejaarsstudenten; prioriteit 2 Voor een universiteit die ICT in het onderwijs hoog op de prioriteitenlijst heeft staan, is het belangrijk om de eerstejaars studenten al bij aanvang van de studie te voorzien van de benodigde software en Internetabonnement.
belang dat deze adressen ook in enkele centrale systemen als ISIS en Blackboard (en in nabije toekomst ook in het elektronisch adressenboek van de VU) worden opgenomen en onderhouden. 6) Uitbreiden ICT-voorzieningen in college- en werkgroepzalen; prioriteit 1 Uitbreiding van de ICT-voorzieningen in college- en werkgroepzalen wordt door alle betrokken partijen als hoogst noodzakelijk beschouwd. Met name wordt hierbij gedacht aan installatie van vaste beamers in een 28-tal grote en veel gebruikte collegezalen. Daarnaast zijn ook enkele verrijdbare beamers benodigd. 7) Experimenteren en realiseren draadloze verbindingen; prioriteit 1 Voorgesteld wordt de resultaten af te wachten (maart 2002) van het pilotproject Wireless Access tot VU-netwerk dat door de dienst IT in samenwerking met Natuurkunde wordt uitgevoerd. Belangrijke doelstelling van dit project is om na te gaan of draadloze toegang tot het VU-netwerk als standaardservice door de dienst IT aan afnemers van netwerkconnectiviteit kan worden aangeboden. In de maand april 2002 zal besluitvorming plaatsvinden over deze gepresenteerde voorstellen en de wijze waarop zij zullen worden gerealiseerd.
Relatie Onderwijsbeleid en ICT-voorzieningen voor studenten De manier waarop in de opleidingen van de VU leer- en 5) Toewijzing e-mailadressen en beheer mailboxen; prio- doceeractiviteiten plaatsvinden, dient richtinggevend te zijn voor de manier waarop ICT-voorzieningen ten riteit 1 behoeve van het onderwijs worden ingezet. In de notiHet tijdig en op uniforme wijze toekennen van e-mailadressen aan studenten kan het beste door een centrale tie ‘Informatie- en communicatietechnologie in het onderwijs aan de VU’ van 1999 zijn de principes van instantie (dienst IT) geschieden. Ter wille van een activerend onderwijs duidelijk als uitgangspunt genomen goede en efficiënte communicatie met de studenten en voor de inzet van ICT in het onderwijs. Hierbij is aangetussen de studenten onderling, is het van essentieel
16 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
geven dat ICT een faciliterende rol dient te spelen bij zelfstandig en samenwerkend leren. Dit stelt eisen aan onderwijs- en studieruimten en de daarin opgenomen ICT-voorzieningen. Teneinde goed en tijdig op de huidige en toekomstige onderwijsbehoeften te kunnen anticiperen is het van belang goed zicht te krijgen op de aard van de behoeften en de mate waarin zij zich zullen ontwikkelen. In deze paragraaf wordt globaal aangegeven welke voorzieningen nodig zijn voor een optimale ondersteuning van zelfstandig en samenwerkend leren. Studenten voeren hun studieactiviteiten deels op de campus uit en deels thuis of elders. Van sommige activiteiten ligt het voor de hand dat deze vooral thuis worden uitgevoerd, voor andere activiteiten zullen studenten veelal naar de campus komen. Onderstaande tabel bevat voorbeelden van activiteiten, die overigens per
faculteit nog behoorlijk kunnen verschillen, per werkplek (op campus en thuis). Voorziene ontwikkelingen Voor studenten die op de campus aan scripties of aan individuele opdrachten werken, zijn er plekken nodig waar zij in rust en stilte kunnen werken: de meeste van de huidige PC-zalen voldoen daar aan. Het aantal vierkante meters per werkplek kan beperkt zijn. Ook de leeszalen in de bibliotheek zijn hiervoor geschikt. Hier werken studenten o.a. ook met cd-roms waarvoor licenties beschikbaar zijn voor beperkte aantallen gebruikers. Bij activerend onderwijs hoort zeker ook dat studenten veel in kleine groepjes werken. Daar moeten dus ook voorzieningen voor zijn, bijvoorbeeld in speciaal daar-
Campus
Thuis / elders
Activiteiten die snelle verbinding vereisen (streaming video) of grote rekencapaciteit (simulaties, verwerking data van onderzoek). Samenwerken met medestudenten aan groepsopdrachten Presenteren van werkstukken en onderzoeksresultaten in werkcolleges aan docent en medestudenten. Gebruik van vakspecifieke software tijdens werkcolleges en practica. Activiteiten die specifieke apparatuur vereisen (grote beeldschermen, kleurenprinter, scanner, kopiëren) Individueel werken aan werkstukken, scripties, werken met online studiemateriaal (bijv. te ontwikkelen in kader van DU). Werken met dure software, cd-roms of databestanden met licenties voor beperkt aantal gebruikers Informatie zoeken op Internet, e-mailen Afnemen van toetsen op de computer (in nabije toekomst)
Werken met DLO (opvragen mededelingen in DLO en inleveren werkstukken via DLO etc.) Individueel werken aan werkstukken, scripties ed. Administratieve handelingen (opgeven voor vakken of tentamens, opvragen cijfers, doorgeven adreswijzigingen) Werken met standaard software (Office-pakket) Informatie zoeken op Internet, e-mailen
Het op afstand laten draaien van programma’s (bijv. simulaties)
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
toe ingerichte collegezalen, in de hal van de VU en/of op strategische plekken op faculteiten. Verspreid opgestelde ‘groepswerkplekken’: tafels waarop één pc met een groot beeldscherm (of enkele laptops), maar waar je met vier à zes studenten om heen kunt zitten, waar genoeg ruimte is om boeken neer te leggen en om te schrijven, prettig licht aanwezig is. Deze groepswerkplekken moeten ver genoeg van elkaar worden ingericht, zodat groepjes kunnen discussiëren zonder elkaar te storen etc.
tje of zitwerkplek bijvoorbeeld in gangen en in de kantines waar de student even zijn laptop inplugt om zijn werk te doen, of PC’s op sta-hoogte die bijv. voor korte tijd gebruikt kunnen worden. Zulke ‘werkplekken’ hebben weinig vierkante meters nodig.
Verder moet rekening worden gehouden met een toename van het gebruik van multimediatoepassingen. Deze toepassingen vereisen cabines waar met geluid kan worden gewerkt zonder anderen te storen. Een andere ontwikkeling is dat docenten met kleine groepjes studenten Verder wordt verwacht dat studenten veel meer met vak- die bijv. aan een onderzoeksopdracht werken, willen videoconferencen met een soortgelijk groepje in een specifieke software zullen (leren) werken. Er zijn dus ander land of met een buitenlandse expert. Ook zullen werkgroepsruimten nodig waarin het geven van onderwijs gecombineerd kan worden met werken aan de com- docenten in de nabije toekomst op grotere schaal puter. Studenten moeten hier met twee personen achter gebruik gaan maken van bewegend beeld (streaming een computer kunnen zitten, maar de computers moeten video). Met de komst van het nieuwe netwerk komen deze faciliteiten/ toepassingen binnen handbereik. wel zo zijn opgesteld dat een groepsdiscussie gevoerd kan worden en dat een docent de aandacht van studenVerwacht mag worden dat in de nabije toekomst ten kan vasthouden. behoefte zal bestaan aan een of meer zalen die zijn Zeker zullen studenten bij activerend onderwijs in werk- ingericht voor het via de computer afnemen van tentacolleges hun opdrachten of onderzoek moeten presente- mens. De behoefte hieraan zou bij faculteiten gepeild moeten worden en de benodigde ruimte zou in samenren. Hiervoor dienen voldoende beamers eenvoudig beschikbaar te zijn. Ervan uitgaande dat ‘vaste beamers’ spraak met faculteiten kunnen worden ingericht. De zaal dient in ieder geval zodanig ingericht te worden in alle werkgroepzalen voorlopig niet haalbaar zal zijn, dat er goed gesurveilleerd kan worden (ruimte tussen blijft er behoefte aan eenvoudig te bedienen mobiele presentatiesets geschikt voor kleine ruimtes. Een goede de rijen groot genoeg om te lopen, niet te veel tussendienstverlening bij het opstellen van deze apparatuur is schotten op tafel waarachter men spiekbriefjes kan leggen, etc.), en dat wordt voldaan aan de vereiste techvan groot belang. nische beveiliging. Met de ingebruikname van digitale leeromgevingen, Tot slot mag het effect van de technology push niet worden computers ook steeds meer ingezet voor onvermeld blijven. Veel studenten hebben een mobiele onderwijsorganisatie en informatie op cursusniveau. telefoon en het aantal studenten met een palmtop zal Hiertoe kunnen werkplekken worden ingericht ten in de toekomst naar verwachting ook toenemen. Deze behoeve van veelal kort durende activiteiten, zoals voor inschrijven voor tentamens of opvragen studiere- ontwikkeling zal effect hebben/ krijgen op de wijze waarop de informatievoorziening tussen de universiteit sultaten, voor het opzoeken van roostergegevens of /faculteit en de student is geregeld: zo zouden bijv. voor e-mailen met docenten of medestudenten. Voor zo’n werkplek kan worden volstaan met een lessenaar- tentamenuitslagen, bepaalde mededelingen en uitnodi-
18 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Internetverbinding (STOL.VU) Volgens de eerder genoemde studentenenquête maakte in de zomer 2000 slechts 5 % van de studenten gebruik van het gratis Internetabonnement STOL.VU. 43% heeft een Internetaansluiting geregeld via een Schets van de huidige situatie commerciële provider. Studenten die thuis van een DLO Om zicht te krijgen op de huidige situatie, is in het kader van deze notitie een enquête gehouden onder alle gebruik willen/ moeten maken, hebben een Internetverbinding nodig. faculteiten. Hierbij is de faculteiten ook gevraagd naar hun voornemens voor de uitbreiding van ICT-voorzienin- Bereikbaarheid en kwaliteit STOL.VU voldoen niet (altijd) aan de eisen. gen in de komende jaren. gingen voor een deel via verzending van SMS-berichten kunnen verlopen. De eerste stappen in de richting van een wireless campus zullen worden gezet.
Aantal computerwerkplekken: het aantal computerwerkplekken op de VU bestemd voor studenten bedraagt 1400 en dat levert een ratio PC:student op van 10 (1 pc voor 10 studenten). Hoewel het aantal PC's de afgelopen twee jaar met 325 is uitgebreid, wordt voor de komende 3 jaar een nog grotere uitbreiding voorzien. Ratio PC: student per faculteit: de ratio PC:student laat per faculteit grote verschillen zien (zie hiervoor ook de tabel in paragraaf 4.1). Enkele faculteiten (4x) hebben geen of onvoldoende ruimte voor inrichting van nieuwe computerzalen. In een aantal gevallen (voor Rechten, SCW en Economie) heeft de UBVU de helpende hand kunnen bieden door delen van leeszalen beschikbaar te stellen voor inrichting als computerzalen. Ratio PC: student op de thuisbasis: volgens de studentenenquête zomer 2000 van de dienst Studentenzaken kon 83% van de VU-studenten in die periode op het studieadres (thuisbasis) van een computer gebruik maken. Voor 68% van die groep was dat een Pentium I of hoger (= 56% studentenpopulatie VU). Hoewel deze cijfers een jaar later wel weer wat gunstiger zullen zijn, moet er toch rekening mee gehouden worden dat een vrij grote groep nog niet over een goede computer op de thuisbasis kan beschikken. Zie voor dit onderwerp ook paragraaf 4.1
Draadloze verbindingen: twee faculteiten hebben ervaring opgedaan met draadloze verbindingen voor toegang tot het facultaire netwerk ten behoeve van studenten. Drie faculteiten overwegen de toepassing van draadloze verbindingen. De dienst IT, in de rol van beheerder netwerkconnectiviteit, start binnenkort het pilotproject Wireless Access tot VU-netwerk. Eén van de doelstellingen van dit project is te komen tot een VUbrede standaard voor draadloze communicatie. Avondopenstelling PC-zalen: avondopenstelling is door een tiental eenheden geregeld. Toegang tot deze zalen is slechts voor de eigen studenten bedoeld. Vier eenheden overwegen avondopenstelling. Beschikbare overcapaciteit: geen van de faculteiten heeft overcapaciteit aan computerwerkplekken op (bepaalde) dagdelen die door studenten van andere faculteiten benut kan worden. Collegezalen en werkgroepkamers: met betrekking tot de multimediavoorzieningen in college- en werkgroepzalen zijn de faculteiten unaniem van mening dat deze voorzieningen (o.a. beamers en actieve netwerkaansluitingen) momenteel tekort schieten. Regeling PC-privéproject: Faculteiten verwachten dat het aantal uren, dat studenten gedurende hun studie met een computer werken, aanzienlijk zal toenemen. De
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
behoefte van studenten een PC of laptop aan te schaffen dan wel een verouderd apparaat te vervangen zal daarmee ook toenemen. FEW/ Natuurkunde heeft al enkele jaren ervaring opgedaan met het verstrekken van laptops aan 1e jaarsstudenten. Toewijzing en beheer emailadressen en -boxen: deze worden op facultair niveau aan studenten toegekend en beheerd. Deze handelwijze heeft in de afgelopen periode tot grote verschillen geleid in de opbouw/ structuur van de e-mailadressen van zowel studenten als van het personeel per faculteit. Gebruikte software door studenten: de pakketten MS Office (VU-standaard) en Norman antivirus zijn veel gebruikte pakketten; dat geldt ook voor de browsers Internet Explorer en Netscape. De pakketten SPSS, S-PLUS, MatLab, Maple, Mathematica, Dreamweaver en Macromediadirector vallen in de categorie specifiek voor één of meer faculteiten. SURF-licenties: studenten kunnen deze software tegen sterk gereduceerde (veelal SURF-licenties) prijzen bij de dienst IT verkrijgen. Tevens kunnen zij daar terecht voor een gratis Internetabonnement. In het gesprek met de studentenklankbordgroep kwam naar voren dat het bij de studenten helaas onvoldoende bekend is dat bij de dienst IT goedkope software kan worden verkregen. Hoewel de ICT-voorzieningen op de VU ten behoeve van studenten redelijk op orde lijken te zijn, heeft het onderzoek duidelijk aangetoond dat er toch nog veel dient te gebeuren om aan de eisen te kunnen voldoen die het onderwijs aan deze voorzieningen stelt. Het computergebruik door studenten zal de komende jaren nog behoorlijk toenemen als gevolg van de intensivering van het gebruik van ICT in het onderwijs. De meeste faculteiten achten een aanzienlijke uitbreiding van het aantal computerwerkplekken voor studenten op de
20 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
campus noodzakelijk en geven daar tegelijkertijd bij aan niet over de daarvoor benodigde ruimte te beschikken. Ook op de thuisbasis zullen de meeste studenten voor hun studie meer van de computer gebruik gaan maken. Resultaten studentenenquête ICT-voorzieningen In de maanden oktober en november jl. heeft het ICTonderwijscentrum in samenwerking met de Studentenklankbordgroep ICT een online enquête gehouden onder de studenten van de VU over de ICT-voorzieningen ten behoeve van studenten. Doel van de enquête is te onderzoeken wat de studenten zelf van de ICT-voorzieningen op de VU en op de thuisbasis vinden en waar zij de computer vooral voor gebruiken. De resultaten van deze enquête zijn gebruikt in het onderzoek ICT-voorzieningen voor studenten. Begin 2002 zal over dit onderwerp advies worden uitgebracht aan het College van Bestuur. Van de studentenpopulatie hebben 1669 studenten (ca. 11 %) de enquête ingevuld: 1638 via de online enquête en 31 studenten Rechten via een gehouden schriftelijke enquête. De studenten van de Rechtenfaculteit en die van Godgeleerdheid zijn vanwege o.a. technische omstandigheden niet uitgenodigd om aan de online enquête deel te nemen. Voor controledoeleinden zijn ook nog 64 andere op de campus aanwezige studenten gevraagd een enquêteformulier in te vullen. Dit om na te kunnen gaan of de groep ‘respondenten op de online enquête’ wel als representatief voor de VU-studentenpopulatie kan worden beschouwd. Hoewel het aantal van 64 toch wel als te klein moet worden aangemerkt, liet de uitkomst van de schriftelijke enquête op de meeste vragen geen grote afwijkingen zien ten opzichte van de online enquête. Onderstaand worden enkele significante afwijkingen vermeld onder de noemer controlegroep. Op Rechten en Godgeleerdheid na waren alle faculteiten redelijk evenredig vertegenwoordigd; FEWEB, ALW en
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
FBW waren relatief oververtegenwoordigd en Geneeskunde, SCW en FPP ondervertegenwoordigd. Van de 1669 respondenten waren 404 (=24%) als eerstejaarsstudenten ingeschreven. Ook onder de groep eerstejaarsstudenten was de faculteit FEWEB als grootste groep vertegenwoordigd (30%) In de controlegroep was het percentage eerstejaars maar 8 en het percentage tweedejaars 31. Hieronder worden de van belang zijnde gegevens vermeld. Op de onderdelen waar de eerstejaars studenten afwijken van de totale groep, worden de gegevens van de eerstejaarsgroep apart vermeld. Ook worden voor sommige onderdelen de gegevens vermeld van de faculteiten die als hoogste en als laagste scoorden op een onderdeel. Vanwege het beperkte aantal Rechten studenten (niet representatief) wordt de faculteit Rechten niet opgenomen bij de vermelding van hoogste en laagste scorer. Bij de beantwoording van een aantal vragen kon de student kiezen uit een vijftal categorieën: 1. helemaal niet mee eens 2. niet zo mee eens 3. neutraal 4. tamelijk mee eens 5. helemaal mee eens Bij de berekening van de percentages is de categorie neutraal niet meegenomen: dus zijn of de categorieën 1 en 2 dan wel 4 en 5 bij elkaar opgeteld, afhankelijk van de bewering ‘niet mee eens’ of ‘wel mee eens’. • 57% van de studenten zit 10 uur of langer per week achter de computer voor studie en privé-doeleinden samen. Koplopers zijn de studenten van FEWEB (71%) en FEW (78%); laagste scores voor de studenten van Geneeskunde (25%), Tandheelkunde (32%), FPP (34%) en Letteren (48%). Van de groep eerstejaars zit 49% 10 uur of langer achter de computer. Voor de controlegroep geldt een percentage van 45.
• 73% maakt vooral gebruik van de computer voor de studie op de faculteit / campus met THK (88%), ALW (82%) en Geneeskunde (80%) als hoogste. Letteren (59%) en SCW (54%) scoren op dit onderdeel het laagst. Controlegroep (83%). • 64% beschikt thuis over een computer die voldoende geschikt is voor studie en privé-gebruik; 27% beschikt wel over een computer maar die is niet voldoende geschikt; 9 % kan niet thuis over een computer beschikken. Voor de eerstejaars studenten gelden de percentages resp. 70, 22 en 7. Controlegroep (53%). • 72% heeft thuis toegang tot Internet. Studenten FEWEB(76%), FEW (76%) en SCW (81%) scoren hier het hoogst. Geneeskunde (66%), FPP (66%) en tandheelkunde (56%) het laagst. Controlegroep (50%) (sterk afwijkend). • 53% vindt dat er onvoldoende faciliteiten zijn op de faculteit om computers te gebruiken voor zelfstudie. Studenten FEWEB(72%) en SCW (64%) zijn het meest ontevreden over de faciliteiten. Studenten van Geneeskunde (17%) en FBW (35%) en FEW (40%) het minst ontevreden. Controlegroep (46%). • 55% vindt dat er onvoldoende faciliteiten zijn om computers te gebruiken voor samenwerken aan opdrachten. Eerstejaars (51%) Controlegroep (44%) • 58% vindt het belangrijk om ‘s avonds of in het weekend in de computerzaal van de faculteit terecht te kunnen. FPP (69%), Letteren (64%) en Geneeskunde (66%) stellen zwaardere eisen aan dit onderdeel. Eerstejaars (50%) Controlegroep (70%).
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
• 91% vindt het belangrijk om vanaf thuis toegang te hebben tot zijn/ haar persoonlijke bestanden op het facultaire netwerk. Eerstejaars (94%) Controlegroep (86%). • 86% vindt het belangrijk om overal vandaan toegang te hebben tot zijn/ haar facultaire e-mail. Eerstejaars (idem). Controlegroep (68%) (sterk afwijkend). • 46% heeft vanwege studie of privé-doeleinden behoefte aan een nieuwe computer binnen een jaar. 30% heeft behoefte aan een nieuwe computer maar niet binnen een jaar. • 38% wil niet meer dan 2000 gulden uitgeven aan een nieuwe computer en 25% niet meer dan 2500 gulden. Controlegroep resp. 55% en 11%. • 30% zal zeker niet / waarschijnlijk niet deelnemen aan een laptopproject. 70% heeft wel belangstelling voor een laptopproject: Geneeskunde (76%), FEW (77%), SCW (73%) en FEWEB (73%). Wat minder belangstelling dan gemiddeld bij FPP (59%). Controlegroep: 76% heeft belangstelling. • 80% vindt het belangrijk om de aanschafprijs in maandelijkse termijnen te kunnen betalen. Controlegroep (89%). • 64% kiest voor een laptop, ook al is de uiteindelijke aanschafprijs (na aftrek van subsidie) van zo’n apparaat een paar honderd gulden hoger dan die van een desktop. Van de groep eerstejaarsstudenten kiest zelfs 71% in die situatie voor een laptop. De keuze voor een laptop van de eerstejaarsstudenten, laat per faculteit het volgende beeld zien:
22 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
ALW 64%; SCW 74%; FEW 80%; Letteren 62%; Geneeskunde 77%; FEWEB 74%; FBW 68%; FPP 60%. Controlegroep (72%) • 55% vindt dat het niet uitmaakt wanneer (in welke fase van de studie) een laptop via een project kan worden aangeschaft; 25% vindt dat de aanschaf aan het begin van het eerste studiejaar moet plaatsvinden en 18% is van mening dat begin tweede studiejaar een geschikt moment is. Eerstejaars met voorkeur voor aanschaf aan begin van het eerste studiejaar (30%). • 83% zou de laptop vooral gebruiken voor de studie thuis; Geneeskunde en Tandheelkunde 88% en FEW en ALW resp. 86% en 87%. 64% zou de laptop (ook) thuis voor privé-doelen gebruiken. 56% zou de laptop ook op de VU gebruiken voor zelfstudie. 59% voor samenwerken aan opdrachten op de VU. 53% voor het raadplegen van Internet en e-mail op de VU. • 32% heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid opmerkingen te kunnen maken naar aanleiding van de enquête. Een korte impressie van de gemaakte opmerkingen: “Laptopproject is een goed idee, had al eerder georganiseerd moeten worden” “Verruiming openstelling PC-zalen heel belangrijk” “Goed idee ons via deze enquête bij ICT-aangelegenheden te betrekken” “Groot tekort aan computers (te vaak wachtrijen)” “Bezettingsgraad van de computers op de VU kan veel beter” “Ontevredenheid over Imac’s / Applecomputers” “Meer aandacht voor RSI-preventiebeleid vereist; met
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
name ook aandacht voor het meubilair hier en daar!” “Studenten op Uilenstede hebben aldaar behoefte aan Internetaansluiting” “2500 gulden is een enorme uitgave voor de gem. student” “Waarom geen subsidie op ADSL in plaats van op een laptop?” “Onvoldoende printfaciliteiten (wachttijden op piektijden)” “Prefereer Unix workstation in plaats van laptop” Conclusie Geconcludeerd kan worden dat de studenten hogere eisen stellen aan de ICT-voorzieningen op de VU dan het niveau van de voorzieningen dat thans geboden wordt. De computervoorzieningen op de VU zouden dus verbeterd moeten worden. De studenten vinden vooral dat er tekort computers op de VU zijn. De studenten brengen per week een groot aantal uren voor zowel studie als voor privé-doelen achter de computer door; voldoende aandacht voor de RSI-problematiek is dan ook geboden. Een onderzoek naar de ergonomische omstandigheden in de PC-zalen wordt noodzakelijk geacht1. Er is zeker belangstelling voor een laptopproject; een meerderheid van de studenten wil daar echt aan meedoen, maar vindt 2800 gulden nog erg aan de hoge kant. Het laptopproject lijkt qua studentenbelangstelling dan ook echt haalbaar mits de subsidie en de mogelijkheid van gespreide betaling goed worden georganiseerd.
Nadere informatie over ICT-voorzieningen voor studenten aan de VU kan worden opgevraagd bij S. Boschma; telefoon (020) 4445378 en e-mail [email protected]
1: In februari 2002 heeft het CvB een werkgroep ingesteld met de opdracht een beleidsnotitie voor te bereiden over het onderwerp ‘Gezond en verantwoord omgaan met de computer/ RSI-preventie’.
Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN)
5
Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN)
Meningen van studenten over ICT in het onderwijs Marcel Mirande Inleiding Met het oog op de invoering vanaf januari 2002 van de elektronische leeromgeving Blackboard voor de gehele Katholieke Universiteit Nijmegen, werden in 2001 de nodige voorbereidingen getroffen. Een facet daarvan bestond uit het peilen van de behoeften, wensen en ambities op het gebied van ICT in het onderwijs onder de decanen en de onderwijsdirecteuren. Daarnaast wilden we ook weten wat studenten vinden van het toenemende gebruik van ICT in het onderwijs. Want stel dat studenten sterk negatief zouden zijn over het gebruik van ICT in het onderwijs, dan zouden we ons toch moeten afvragen of we op de juiste manier bezig zijn met het onderwijs te veranderen. Een andere reden om dit te willen weten was het feit dat daarover in Nederland tamelijk weinig gegevens zijn gepubliceerd. Een gunstige uitzondering is de Technische Universiteit Eindhoven (Keeris & Ali, 2001).
In juni 2001 werd een enquête toegestuurd aan een steekproef van 4000 KUN-studenten. In deze enquête werden vragen gesteld over zeer verschillende onderwerpen en één zo’n onderwerp betrof ICT. De respons was 37 % (1489 studenten), wat niet ongebruikelijk is voor dit soort enquêtes. Hieronder beperk ik me tot de belangrijkste resultaten. Beschikbaar Ongeveer 60 % van de studenten is van mening dat er op de universiteit onvoldoende computervoorzieningen beschikbaar zijn. Tegelijkertijd zegt de overgrote meerderheid van de studenten dat zij thuis de beschikking heeft over een computer met Internet. De meeste studenten (80 tot 90 %) vinden zichzelf vaardig met betrekking tot tekstverwerking, MS Windows, email, Internetprogrammatuur en het omgaan met Internetzoekmachines. De meerderheid (60 tot 80 %) zegt van deze applicaties vaak gebruik te maken. Met andere woorden studenten zijn veelal ‘connected’, vaarFig. 1 ICT nuttig hulpmiddel in onderwijs
Vraagstelling Aan de KUN wilden we weten of de meerderheid van de studenten positief of negatief staat tegenover het gebruik van ICT in hun onderwijs. De specifiekere vragen waren: • Hebben de studenten voldoende toegang tot ICTvoorzieningen? • Zijn de studenten voldoende vaardig op het gebied van ICT? • In hoeverre maken studenten feitelijk gebruik van ICT? • Wat zijn de meningen van de studenten over ICT in het onderwijs?
24 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
NWI UMC FBW FU FSW Lett FdR
85% 79,4% 93,4% 79,3% 83,3% 76,2% 72,5%
In de rijen zijn de faculteiten weergegeven: achtereenvolgens Natuurkunde, Wiskunde & Informatica (NWI); Medische wetenschappen (UMC), Managementwetenschappen (voorheen Beleidswetenschappen) FBW; Facultaire Unie bestaande uit Wijsbegeerte en Theologie (FU); Letteren (Lett); Rechten (FdR).
Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN)
dig in het gebruik van een aantal basisapplicaties en maken van die applicaties ook veelvuldig gebruik.
en ongeveer 45 % vindt dat de meeste docenten niet weten hoe ze ICT in het onderwijs moeten gebruiken.
Nuttig Over de vraag of leren met de computer ‘leuk’ is, zijn de meningen verdeeld. Ongeveer de helft van de studenten vindt van wel; de andere helft dus niet. Over de vraag of ICT een nuttig hulpmiddel in het onderwijs is, bestaat meer overeenstemming; ruim 80 % van de studenten is het daarmee eens (zie figuur 1). Waarom studenten ICT een nuttig hulpmiddel vinden, wordt helaas niet helemaal duidelijk. Wel is wederom ongeveer 50 % van de studenten van mening dat zij dankzij ICT tijd besparen. Dit percentage verschilt wel per faculteit: in de Faculteit der Managementwetenschappen is ruim 70 % van de studenten van mening dat zij dankzij ICT tijd besparen (zie figuur 2). Ongetwijfeld zegt deze uitkomst iets over de wijze waarop ICT in deze faculteit wordt gebruikt.
Fig. 3 onderwijs kan radicaal anders worden ingericht met ICT NWI 59% UMC 42,3% FBW 56,8% FU 46,4% FSW 54,1% Lett 50,7% FdR 45,3%
Conclusies en discussie Aan de KUN moet de gecoördineerde invoering van een elektronische leeromgeving voor de gehele instelling nog van start gaan. Hoewel alle faculteiten al volop gebruik maken van de computer en het Internet moet het geregisseerde gebruik van ICT in het onderwijs nog gaan beginnen. Met het oog op een situatie waarin ICT is geïntegreerd in het curriculum is het van belang te weten wat de huidige studenten vinden van ICT in het onderwijs. Uit Fig. 2 Dankzij ICT bespaar ik tijd de enquête blijkt dat studenten ICT een nuttig hulpmidNWI 40% del in het onderwijs vinden. Dat in de huidige, verre van UMC 40,1% volmaakte situatie zo’n 50 % van de studenten van FBW 72,7% mening is dat ICT hen tijd bespaart, lijkt een positief FU 53,6% punt te zijn voor ICT. Dat ongeveer de helft van de stuFSW 54,3% denten radicaal ander onderwijs voor mogelijk houdt Lett 43,3% door van ICT gebruik te maken, is opmerkelijk, te meer FdR 53,2% omdat een substantieel deel van hen van mening is, dat de meeste docenten niet weten hoe dat zou moeten. We Onvoldoende gebruik mogen dan ook concluderen dat bij de verdere invoering Studenten kunnen het gebruik van ICT in het onderwijs van ICT in het onderwijs de studenten geen beletsel zulnuttig vinden, maar vinden ze ook dat er in het onderlen vormen. In tegendeel, zij zullen onderwijs, dat beter wijs al voldoende van ICT gebruik wordt gemaakt? Nee, gebruik maakt van ICT dan nu het geval is, verwelkomen. dat vinden zij niet; ruim 60 % van de studenten vindt Terwijl de meerderheid van de studenten met vaardigheid dat ICT nog onvoldoende in het onderwijs wordt benut. Iets minder studenten, maar wel een meerderheid, is van en visie gebruik weet te maken van ICT in het kader van hun opleiding, lijkt de meerderheid van de docenten op mening dat onderwijs radicaal anders kan worden ingedit punt achter te blijven. Lijkt, want helemaal precies richt met behulp van ICT (zie figuur 3). Iets milder zijn de studenten tegenover hun docenten; een krappe 50 % weten we dat niet. Een goede reden om ook docenten te ondervragen over ICT en onderwijs. vindt dat docenten meer gebruik moeten maken van ICT
Universiteit Leiden
6
Universiteit Leiden
ICT-voorzieningen voor Leidse studenten Marc Dupuis Introductie In dit hoofdstuk wordt een samenvatting gepresenteerd van de resultaten van het onderzoek naar ICT-voorzieningen voor studenten van de Universiteit Leiden, dat in het najaar van 2001 is uitgevoerd. Dit onderzoek beoogt een beeld te vormen van de wijze waarop de Leidse studenten omgaan met en denken over ICTvoorzieningen. De opmerkingen en oordelen van de geënquêteerde studenten en de inzichten die kunnen worden verworven uit dit onderzoek kunnen bijdragen aan de verdere beleidsbepaling ten aanzien van ICTvoorzieningen voor studenten. Achtereenvolgens worden beschreven: de doelstelling van het onderzoek, de gevolgde procedure en de belangrijkste conclusies. Tot slot wordt aangegeven welke vervolgstappen voorzien worden. In de bijlage zijn de voor deze bloemlezing meest toepasselijke resultaten bijeengebracht. Het primaire uitgangspunt voor de Leidse enquête was het verzamelen van kwantitatieve gegevens over computergebruik onder studenten, zowel op de campus als thuis. Ten behoeve van het onderzoek werden vragen geformuleerd als: • Beschikken de studenten over een computer met of zonder Internetaansluiting? • Hoe vaak maken de studenten gebruik van een computer? • Welke computerprogramma’s gebruiken de studenten? • Hebben de studenten behoefte aan scholing op het gebied van ICT?
26 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
• Over welke vaardigheden beschikken de studenten reeds bij aanvang van de studie in Leiden? • Hoe waarderen de studenten het aanbod van ICTvoorzieningen op de campus? • Aan welk type extra voorzieningen hebben de studenten behoefte? Via de link http://platform.leidenuniv.nl/verslagresultaten.pdf is het onderzoeksverslag integraal toegankelijk. Doelstelling De doelstelling van het onderzoek was drieledig: 1. Onderzoeken op welke wijze de Leidse studenten gebruik maken van ICT-voorzieningen, zowel thuis als op de universiteit; 2. Vaststellen profiel van de Leidse student wat betreft ICT-vaardigheden; 3. Inventariseren wensen en behoeften van de Leidse studenten ten aanzien van ICT-voorzieningen. Procedure De uitvoering van dit onderzoek onder studenten is volgens reguliere richtlijnen van een kwantitatief onderzoek verlopen. Bij de elektronische verwerking van de enquêtes is een belangrijke rol gespeeld door het ICLON, het interfacultair centrum voor lerarenopleiding, onderwijsontwikkeling en nascholing van de Universiteit Leiden. De uitvoerders van het onderzoek ontvingen daarnaast intensieve begeleiding van docenten van de opleiding Psychologie. Daarmee kon in het onderzoek een aanzienlijke expertise op het gebied van enquêteonderzoek en dataverwerking ingebracht worden. Allereerst werd na raadpleging van een groot aantal personen en afdelingen het doel van het onderzoek
Universiteit Leiden
geformuleerd. Na vaststelling van een gedetailleerde doelstelling werd een uitgebreide vragenlijst opgesteld. Deze werd onderverdeeld in een zestal secties2: Van elk van deze secties volgt hieronder een aantal van de in de vragenlijst opgenomen vragen. 1. Computergebruik thuis • Beschikt men over een computer met of zonder Internetaansluiting? • Over welk type computer beschikt men? • Over welke voorzieningen beschikt men (aansluitingen, cd-rom etc)? 2. Computergebruik op de faculteit • Wat vindt men van de beschikbare ICT-voorzieningen (snelheid, beschikbaarheid etc.)? • Welke aanvullende faciliteiten zou men willen hebben? 3. ULCN (University Leiden Community Network) 3 • Maakt men gebruik van de ULCN diensten U-mail en U-Twist? • Op welke wijzen zou men informatie over tentamens willen ontvangen? 4. Achtergrond van de student wat betreft ICT-vaardigheden • Over welke vaardigheden beschikt men bij aanvang van de studie in Leiden? • Op welke gebieden bestaat behoefte aan scholing? • Bestaat er behoefte aan meer gebruik van ICT-hulpmiddelen tijdens colleges? 5. Helpdesk • Maakt men gebruik van universitaire helpdesks? • Zo niet, waarom niet?
De definitieve vragenlijst is toegestuurd aan 2.000 studenten van de Universiteit Leiden. De selectie kwam tot stand door het trekken van een gestratificeerde steekproef uit de ca. 14.000 leden tellende populatie van studenten. In de steekproef werd rekening gehouden met vertegenwoordigers van alle 4 (5) studiejaren, alle 8 faculteiten en alle ca. 60 opleidingen. In de steekproef werd verder rekening gehouden met de verhouding tussen het aantal ingeschreven voltijd- en deeltijdstudenten en met duale studenten. De vragenlijst werd verzonden naar de officieel door de studenten opgegeven huisadressen. Twee weken na verzending van de vragenlijst, welke vergezeld ging van een gepersonificeerde brief, werden er her en der in de universiteit rappelposters opgehangen om studenten aan te sporen de vragenlijst vooral in te vullen en terug te sturen. Met een respons van meer dan 600 ingevulde formulieren is een ruim voldoende aantal reacties op de vragenlijst bij de onderzoekers teruggekomen. Conclusies Algemeen Bij verschillende onderzoeksvragen zijn de resultaten uitgesplitst per faculteit. Het algemene beeld dat deze uitsplitsingen opleveren, is dat er weliswaar verschillen zijn maar over het geheel doen zich geen bijzonder grote verschillen voor tussen de antwoorden van de studenten behorende tot de verschillende faculteiten.
2: Sectie 6 bevatte een aantal vragen om enkele persoonsgegevens te achterhalen. 3: ULCN is een authenticatiesysteem op basis van een Centrale Directory Service, die op zijn beurt gekoppeld is aan de Centrale Student Administratie. Via ULCN wordt de toegang geregeld tot verschillende applicaties waaronder U-Mail (alle studenten hebben een universitaire mailbox), U-Twist (systeem voor het raadplegen van studieresultaten en aan- en afmelding van werkgroepen en tentamens) en Blackboard/TeleTOP (platforms voor digitale leeromgevingen).
Universiteit Leiden
1. Computergebruik thuis Op basis van de resultaten van het onderzoek en in vergelijking met de uitkomsten van het SURFnet onderzoek kan worden gesteld dat de studenten van de Universiteit Leiden gemiddeld beter voorzien zijn dan het landelijke gemiddelde wat betreft hun voorzieningen thuis. Van de Leidse studenten beschikt 95,5% over een computer thuis, terwijl het landelijke gemiddelde op 83% ligt. Daarnaast beschikt 86% van de Leidse studenten over Internet thuis, landelijk is dit 74%. De meeste programma’s die studenten gebruiken zijn die voor tekstverwerking, e-mail en browsen op het world wide web. Een meerderheid van de studenten gebruikt thuis een personal computer met een Pentium I of hogere processor en vaak met cd-rom. 2. Computergebruik op de faculteit Uit het onderzoek blijkt dat studenten het aantal beschikbare computers om mee te werken onvoldoende vinden. In het onderzoek is niet nagegaan of studenten dit in het algemeen vinden of alleen op bepaalde tijdstippen. Dit zou nader onderzocht moeten worden. Van de studenten geeft 62,3% aan behoefte te hebben aan de mogelijkheid om vanaf thuis verbinding te maken met de universitaire schijf (home directory), terwijl ongeveer een kwart van de respondenten zegt behoefte te hebben aan de mogelijkheid om op de campus een notebook aan te sluiten. 3. ULCN (Universiteit Leiden Comunity Network) Uit het onderzoek blijkt dat ULCN goed bekend is onder de studenten maar dat niet alle toepassingen ervan frequent worden gebruikt. Verschillende redenen zijn hiervoor aangedragen. Studenten zijn geneigd van een voorziening gebruik te maken en er een positief oordeel over uit te spreken wanneer zij overtuigd zijn van het praktisch nut van een voorziening (zoals bijvoorbeeld U-Twist). U-Mail op zich voorzag niet in een dringende behoefte, en werd aan het einde van het vorig studiejaar slechts door een kwart van de studenten gebruikt.
28 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
Na uitvoering van dit onderzoek (september 2001) zijn intussen wijzigingen aangebracht in de voorzieningen van ULCN. Zo hebben met ingang van het nieuwe studiejaar meer op-leidingen U-Twist ingevoerd voor het aanmelden voor tentamens en werkgroepen. Bevestigingen voor tentameninschrijvingen en sinds 1 maart jl. ook tentamenuitslagen worden desgewenst naar het mailadres van de student gestuurd. Bovendien wordt het mailadres van de student gebruikt voor mailverkeer behorende bij cursussen die in een ELO zijn ondergebracht. Sinds twee maanden bestaat de mogelijkheid UMail te laten forwarden naar een door de student zelf opgegeven e-mail-adres (hotmail e.d.); studenten hebben hier massaal om gevraagd. Door de bredere invoering van U-Twist maakt bijvoorbeeld bij rechten nu 88% van de studenten gebruik van deze toepassing. In juni 2001 waren er 4.532 unieke ’inloggers’ bij U-Twist, in januari 2002 zijn dat er 9.339, wat gelijk is aan een toename van 48,5%. Naar verwachting zal deze stijging de komende tijd aanhouden. Voor U-Mail geldt dat over diezelfde periode eveneens een aanzienlijke stijging in het gebruik is opgetreden, van 24% van de studenten aan het einde van het vorig studiejaar naar 53% (45% + 8% die forwarding heeft ingesteld) in januari 2002. Recente informatie over de ontwikkeling van het gebruik van ULCN kunt u vinden op de ULCN website: http://ulcn.leidenuniv.nl/statistieken.html. 4. Achtergrond van de studenten wat betreft ICTvaardigheden In tegenstelling tot de verwachting van de onderzoekers kan op basis van de gegevens niet worden geconcludeerd dat eerstejaars studenten reeds voor aanvang van de studie zeer ICT-vaardig zijn. Aan eerstejaars en ouderejaars studenten werd gevraagd te beoordelen hoe ICT-vaardig zij zichzelf vonden. Beide groepen vinden zichzelf redelijk vaardig. Toch is de behoefte aan scholing op verschillende gebieden hoog. Deze behoefte
Universiteit Leiden
bestaat met name op het gebied van ELO’s en daarbinnen op het gebied van bibliotheekvaardigheden. Verschillende studenten geven ook aan scholing te willen op het gebied van statistiekvaardigheden, spreadsheetvaardigheden en presentatietechnieken. Studenten wensen daarnaast meer gebruik van ICT-hulpmiddelen tijdens colleges. 5. Helpdesk Uit het onderzoek blijkt dat de helpdesk zich zowel centraal (ULCN helpdesk) als facultair niet erg profileert. De meerderheid van de studenten geeft aan er geen gebruik van te maken. De ervaringen van de helpdesk medewerkers zijn bij dit onderzoek niet aan bod gekomen. Zo is dus niet in beeld gebracht met welk type vragen studenten de helpdesk wel benaderen, en hoe vaak zij dit doen. Interessant is de onderzoeksvraag of studenten die de helpdesk niet benaderen omdat zij (ten onrechte) van het bestaan ervan niet afweten deze wel zouden benaderen als ze wel van het bestaan van de helpdesk zouden afweten. Vervolgstappen Het volledige rapport over de enquête is verspreid onder alle eenheden binnen de Universiteit Leiden en besproken in diverse ICT-gremia. De eenheden is gevraagd zich te bezinnen op mogelijke conclusies die zij op basis van dit onderzoek willen trekken. Een onderzoek zoals hier beschreven is niet eerder op vergelijkbare wijze gehouden. Nu een schat aan nuttige gegevens beschikbaar is, is de wens uitgesproken om een onderzoek naar het gebruik van ICT-voorzieningen in beginsel ieder jaar uit te voeren. Daardoor zal de mogelijkheid geschapen worden om trends waar te nemen en beter in te spelen op wensen en behoeften en de facilitering van ICT doelmatiger te sturen. Ook zal een onderzoek naar het ICT-gebruik van docenten uitgevoerd worden.
Bijlage: resultaten In deze bijlage wordt eerst een algemene toelichting op de uit het onderzoek verkregen resultaten gegeven. Vervolgens worden enkele specifieke resultaten aan de hand van tabellarisch cijfermateriaal besproken.
Algemene toelichting Een globale analyse van de terug ontvangen ingevulde formulieren levert de volgende bevindingen op: • Wat betreft de grootte van de respons bestaan per vraag aanzienlijke verschillen. Dit verschil wordt door een aantal factoren veroorzaakt. Zo werd de eerstejaars studenten verzocht alleen de vragen in de secties 1 (computergebruik thuis), 4 (achtergrond) en 6 (persoonsgegevens) te beantwoorden. De overige vragen, over computergebruik op de faculteit, ULCN en de helpdesk konden zij niet beantwoorden omdat zij daar nog geen ervaringen mee hebben opgedaan (de enquête is in september 2001, bij de start van het studiejaar 2001/2002 verspreid); • De vragen over U-Twist waren bovendien niet van toepassing op alle ouderejaars studenten omdat per 1 september 2001 niet door alle faculteiten van deze dienst gebruik werd gemaakt; • Er zijn veel meer enquêteformulieren teruggekomen van vrouwelijke studenten dan van mannelijke studenten. Dit is in overeenstemming met het feit dat aan de Universiteit Leiden veel meer vrouwelijke studenten dan mannelijke studenten ingeschreven staan. Bij die vragen waar de resultaten zijn uitgesplitst naar geslacht van de respondent is hiervoor gecorrigeerd, zodat een betrouwbare vergelijking tussen mannen en vrouwen mogelijk is; • Bij verschillende vragen werd de studenten de mogelijkheid geboden om meer dan één antwoord te geven. Dit verklaart in de bijbehorende resultaten het voorkomen van cumulatieve percentages boven de 100; • De respondenten afkomstig van de kleine faculteiten (archeologie, godgeleerdheid en wijsbegeerte) zijn
Universiteit Leiden
bij de verwerking van de resultaten samengevoegd omdat de aantallen respondenten uit deze faculteiten zo klein waren dat verdere uitsplitsing een vertekend beeld zou geven bij de eindverwerking van alle gegevens. Zoals aangegeven in de inleiding is bij het versturen van de enquête naar de studenten rekening gehouden met het feit dat er grote verschillen zijn in studentenaantallen per faculteit. Daarbinnen zijn weer verschillen waar te nemen per opleiding. Bij het vaststellen van de doelgroep is dus geprobeerd zo goed mogelijk te bewerkstelligen dat er van elke faculteit en daarbinnen van de verschillende opleidingen een evenredig aantal studenten is aangeschreven. Tabel I Respons per faculteit faculteit Soc. Wet. Rechten Wis- & Nat. Archeologie Godgeleerdheid Wijsbegeerte Letteren Geneeskunde Totaal
Tabel II Respons per jaar van aankomst jaar percentage Voor 1990 0,8% 1990-1995 4,5% 1996 3,8% 1997 8,3% 1998 14,0% 1999 16,9% 2000 17,7% 2001 32,4% Totaal 100%
aantal 5 27 23 50 85 102 107 196 605
Om te peilen in hoeverre de studenten behoefte hebben aan extra voorzieningen zijn aan de studenten vier mogelijke faciliteiten voorgelegd. De resultaten worden afgebeeld in tabel III. Ruim de helft van de respondenten (62,3%) geeft aan het prettig te vinden te beschikken over de mogelijkheid de universitaire netwerkschijf (homedirectory) vanaf huis te benaderen. Ongeveer een kwart van de respondenten (26,1%) zegt behoefte te hebben aan een aansluitmogelijkheid voor een notebook. Relatief laag scoren de behoefte aan een eigen homepageruimte (deze wordt al aangeboden door veel commerciële providers die gratis of nagenoeg gratis zijn) en een elektronische agenda.
Tabel III behoefte aanvullende faciliteiten dienst percentage elektronische agenda 7.1 eigen homepage 13.1 notebookaansluiting 26.1 De verwachting was dat eerstejaars studenten de enquê- netschijf vanaf huis benaderen 62.3 te plichtsgetrouwer terug zouden sturen dan ouderejaars studenten. Dit blijkt inderdaad het geval te zijn. De studenten is voorts gevraagd zich uit te spreken over Zoals te zien in tabel II wordt ongeveer een derde van hun behoefte aan elektronische tentameninformatie. Er het aantal respondenten (32,4%) gevormd door eerste- werden vier voorzieningen voorgelegd. Tabel IV toont de jaars studenten. resultaten. De waarderingen voor de mogelijke faciliteiIn tabel I is per faculteit te zien hoeveel ingevulde enquêteformulieren zijn teruggekomen van de studenten. Duidelijk is te zien dat studenten uit alle faculteiten in de response set vertegenwoordigd zijn.
30 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
Universiteit Leiden
ten werden door de respondenten aangegeven op een stapsgewijze schaal van 1 t/m 7, waarbij 1 gelijk is aan heel onprettig en 7 gelijk is aan heel prettig.
Tabel V Behoefte aan meer gebruik van ICT-hulpmiddelen tijdens colleges faculteit percentage aantal Soc. Wet. 95,2% 209 Rechten 96,7% 121 Wis- & Nat. 96,6% 58 Archeologie 100% 13 Godgeleerdheid 83,3% 6 Wijsbegeerte 75,0% 4 Letteren 94,3% 106 Geneeskunde 92,5% 67 Totaal 100% 605
Tabel IV Gemiddelde waardering voor elektronische tentameninformatie dienst waardering tentamenresulaten ontvangen via SMS 3.6 tentamenresultaten via e-mail 5.5 aan- en afmelden werkgroepen en tentamens via U-Twist 5.5 tentamenresultaten raadplegen via U-Twist 6.1 Bij de vraag naar de redenen waarom zij meer behoefte gemiddelde waardering hebben aan ICT-gebruik tijdens colleges, konden de (tussen 1=heel onprettig en 7=heel prettig) respondenten kiezen uit maximaal 4 redenen: ICTgebruik Studenten die op het moment van afname van de (a) maakt colleges leuker; enquête nog geen gebruik konden maken van U-Twist (b) maakt colleges beter; geven aan hier zeker behoefte aan te hebben: zij sco(c) is handiger in verband met huiswerk; ren het cijfer 6,1 voor het raadplegen van tentamen(d) hoort bij modern onderwijs. uitslagen en het cijfer 5,5 voor het aan- en afmelden Optie (c) kreeg de hoogste score: wellicht menen de van tentamens en werkgroepen. Ook het ontvangen studenten dat ze bij het maken van huiswerk bijvoorbeeld van uitslagen via e-mail krijgt een hoog cijfer (5,5). De waardering voor het ontvangen van tentamenuitsla- gemakkelijk presentaties van hun docenten kunnen downloaden. Vooral de respondenten van de kleine faculgen via de SMS service van de mobiele telefonie is teiten gaven als voornaamste reden op dat ICT-hulpmidneutraal (3,6). delen horen bij modern onderwijs, d.w.z. optie (d). Aan de studenten is ook gevraagd of zij wel of geen behoefte hebben aan meer gebruik van ICT-hulpmiddelen tijdens colleges. De resultaten zijn afgebeeld in tabel V waar zij zijn uitgesplitst per faculteit. Een grote meerderheid van de studenten in alle faculteiten geeft aan veel behoefte te hebben aan meer gebruik van ICT-hulpmiddelen tijdens colleges (tussen de 83,3% en de 96,7%).
Technische Universiteit Eindhoven (TU/e)
7
Technische Universiteit Eindhoven (TU/e)
Satisfactiepeiling Studenten TU/e 2001 Studiekeuze en start Studenten zijn doorgaans tevreden over de informatie die tijdens voorlichtingsdagen verstrekt wordt over de In 2001 heeft de TU/e voor de derde keer een satisfactieverschillende aspecten van het studeren aan de TU/e. peiling gehouden onder studenten. De satisfactiepeiling is Vrouwelijke studenten zijn hierover kritischer; zij zoueen tweejaarlijkse enquête waarbij nagegaan wordt hoe studenten verschillende aspecten van het studeren aan de den meer geïnformeerd willen worden over de zwaarte van de opleiding en over de beroepsperspectieven. TU/e ervaren. De eerste satisfactiepeiling werd in 1997 Voorlichtingsdagen en voorlichtingsmateriaal van de uitgevoerd. Aan de satisfactiepeiling 2001 namen 2230 TU/e worden benut bij het bepalen van de studiekeuze; studenten deel; een respons van 38%. 9 van de 10 studenten hebben hiervan bij de studiekeuIn deze samenvatting wordt in hoofdlijnen een overzicht ze gebruik gemaakt. Daarnaast oriënteert men zich via gegeven van bevindingen. vrienden en kennissen. Informatiebronnen als de Keuzegids Hoger Onderwijs e.d. en de eigen (VWO-) Welk beeld hebben studenten van de TU/e? school spelen een minder belangrijke rol. Het studeren aan de TU/e voldoet grotendeels aan de De studiekeuze wordt voornamelijk bepaald door de verwachtingen van de meeste studenten. Hoewel niet inhoud en het technische karakter van de opleiding en iedereen even gemakkelijk huisvesting vindt, is de veronderstelde beroepsperspectieven. Eindhoven als studieomgeving voor het overgrote deel van de TU/e studenten aantrekkelijk. De meeste studen- De veronderstelde kwaliteit van het onderwijs is voor veel studenten (84%) een reden om voor de TU/e te ten zijn positief over de inhoud van de gevolgde opleikiezen. Daarbij speelt ook de afstand ten opzichte van ding, de kwaliteit van het aangeboden onderwijs en de het voormalig woonadres meestal een rol. Opvallend is studentenvoorzieningen. Anderzijds is de studie voor veel studenten zwaarder dan voorzien en heeft lang niet de toegenomen betekenis van het notebook aanbod; sinds de vorige peiling is het aandeel studenten dat dit iedereen een helder beeld van de beroepsperspectieven meegewogen heeft bij de instellingskeuze toegenomen na afloop van de studie. van 36% naar 65%. Op de vraag wat men nu zou kiezen indien men weer voor de keuze van een studie stond, geeft 81% aan weer Eén op de drie studenten heeft aanvankelijk moeite met het studietempo. Ongeveer één op de vijf studenten moet dezelfde opleiding aan de TU/e te kiezen. Een kwart heeft de overstap naar een andere opleiding overwogen. duidelijk wennen aan de vereiste zelfstandigheid. 72% heeft op één of ander aspect moeite gehad met de overVergelijking met de uitkomsten van de vorige peiling gang van voortgezet onderwijs naar TU/e. Hierin is sinds laat een vrijwel ongewijzigd beeld zien. Wel beoordeelt de vorige peiling geen verandering opgetreden. Toch zijn men de huisvestingsmogelijkheden ongunstiger. de meeste eerstejaars studenten van mening dat de propedeuse redelijk tot goed aansluit op de vooropleiding. A.H.M. Verrijt en J.H.J.M Warps, IOWO (KUN)
32 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
Technische Universiteit Eindhoven (TU/e)
Tijdsbesteding De tijd die TU/e studenten aan hun studie besteden is in vergelijking met de vorige peiling vrijwel onveranderd; in de collegeperiode studeert men gemiddeld 32 uur per week, waarvan 15 uur zelfstudie. In de tentamenperiode studeert men intensiever; gemiddeld 36 uur per week. 72% van de studenten (1999: 71%) verricht betaald werk naast de studie. In 36% van de functies is het werk inhoudelijk verwant aan de studie. Eén op de drie (33%) studenten werkt meer dan één dag per week naast de studie. Evenals bij de vorige peiling blijkt ook nu dat studenten met relatief omvangrijke functies (meer dan 24 uur per week) doorgaans minder tijd aan de studie besteden dan de groep die geen of minder tijd besteedt aan nevenwerkzaamheden. Oordelen over het onderwijs Voor een duidelijke meerderheid van de studenten (77%) is de studie interessant en voldoende uitdagend. Ook over de mate waarin verschillende aspecten (o.a. werkstukken, presentaties, methoden en technieken) aandacht krijgen is men doorgaans tevreden. De aandacht voor literatuurstudies en de beroepspraktijk laat echter naar het oordeel van veel studenten te wensen over. De samenhang in het propedeuseprogramma en de oriënterende functie van de propedeuse voor de rest van het programma is sinds de vorige peiling verbeterd: samenhang; 26% -> 33% positief, oriëntatiefunctie 18% -> 27%. Ook postpropedeuse studenten zijn positiever dan voorheen over de samenhang in het programma; 59% -> 65% positief. In vergelijking tot de peiling 1999 vindt een grotere groep studenten de studie zwaar (50% - > 56%). Propedeuse studenten hebben vaker moeite met de zwaarte van de studie dan ouderejaars. Hoorcolleges worden over het algemeen minder leerzaam gevonden dan andere werkvormen waarbij een meer actieve houding van de student wordt veronder-
steld. Stage of praktijkproject vinden studenten relatief leerzaam. Eén op de drie studenten vindt dan ook het aandeel van stage/ praktijkproject of practica in het programma te klein. Hoewel men redelijk tevreden over de toetsen zelf is, moet men nog steeds (evenals in 1999) vaak te lang op de uitslag wachten. Studenten hebben het volste vertrouwen in de vakkennis van docenten. Over de didactische vaardigheid en het vermogen studenten enthousiast te maken voor de studie is men kritischer. De meeste studenten vinden dat docenten voldoende beschikbaar zijn buiten contacturen. Iedereen vindt het nuttig dat men de mogelijkheid heeft om via Internet informatie over de studievoortgang op te vragen. Toch vinden velen (29%) dat men over de studievoortgang nog onvoldoende geïnformeerd wordt. Men is doorgaans tevreden over de mogelijkheden voor studiebegeleiding. Vergeleken met de vorige peiling zijn studenten nu veel positiever over de door faculteiten spontaan geboden ondersteuning bij de studie (13% -> 41%). De informatievoorziening met betrekking tot overstapmogelijkheden is ook sinds de vorige peiling verbeterd (43% -> 54% positief). Tevens is men positiever dan voorheen (67% -> 79%) over de keuzemogelijkheden bij het zoeken van een stage. Opmerkelijk is dat vrouwelijke studenten vaker kritisch oordelen over zowel de keuzemogelijkheden als de feitelijke ondersteuning rondom de stage. Hoewel studenten met buitenlandervaring doorgaans tevreden zijn over de aard en effectiviteit van dit verblijf, zijn veel studenten minder te spreken over de ondersteuning die de TU/e daarbij biedt. Bijna de helft (42%) van de studenten die buitenlandervaring hebben opgedaan, is ontevreden over de begeleiding vanuit de TU/e. Informatievoorziening 61% van de studenten is van mening dat de faculteit voldoende informatie geeft over ontwikkelingen in het onderwijs. Over de voorlichting met betrekking tot het onderzoek en de beroepspraktijk is men minder te spre-
Technische Universiteit Eindhoven (TU/e)
ken. 45% (1999: 52%) vindt dat men als student onvoldoende inspraakmogelijkheden heeft in het onderwijs. Cursor lijkt minder gelezen te worden dan twee jaar geleden; het aandeel niet-lezers is sinds de vorige peiling toegenomen van 8% naar 25%. Het blad wordt vooral gelezen vanwege de berichtgeving over onderwijs(beleid). De oriëntatie van mannelijke en vrouwelijke lezers verschilt; mannen hebben meer interesse voor berichtgeving over wetenschap en technologie, vrouwen voor kunst en cultuur. De universiteitsgids raadpleegt men vooral voor informatie over de organisatie van de TU/e en de eigen faculteit. Negen van de tien studenten maken gebruik van de opleidingsgids. Het gebruik van de elektronische informatievoorziening is sinds de vorige peiling duidelijk toegenomen; zowel wat betreft het aantal gebruikers (50% -> 71%) als de intensiteit van het gebruik (regelmatig: 48% -> 61%). Met name ouderejaars raadplegen de elektronische info regelmatig. Dienstverlening Over het geheel genomen zijn studenten positiever over de verschillende vormen van dienstverlening aan de TU/e dan bij de vorige peiling. Doorgaans geeft slechts een beperkte groep aan negatieve ervaring te hebben met één of meer van de uiteenlopende diensten van de TU/e. Met name over de facultaire onderwijsadministratie, reproshop, bibliotheek en dictatenverkoop is een ruime meerderheid tevreden.
34 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
Wat de voorzieningen betreft, profileert de TU/e zich duidelijk in positieve zin met de aanwezige sportvoorzieningen. Ook de beschikbaarheid van inlogpunten op het netwerk wordt duidelijk positief beoordeeld. Verder is men overwegend positief over de kantines, onderwijsruimtes, activiteiten van Studium Generale en de beschikbaarheid van software. Het percentage kritische oordelen m.b.t. kantines is wel sinds 1999 toegenomen. Over de door het Studenten Service Centrum (STU) geleverde dienstverlening zijn de meningen overwegend positief, zij het dat de beoordeling verschilt naar gelang de aard van de dienstverlening. Over de service desk en over de begeleiding op het gebied van studiefinanciering en dergelijke is men overwegend positief. Bij de overige door het STU geleverde diensten zijn de meningen van studenten verdeeld, waarbij een relatief grote groep geen uitgesproken positief of negatief oordeel geeft. Het algemene beeld m.b.t. de dienstverlening van STU is sinds 1999 vrijwel onveranderd. Studenten vinden dat notebooks een waardevolle functie vervullen in het onderwijs. Zo vindt een meerderheid van de studenten de notebooks behulpzaam bij het leren omgaan met relevante software, het communiceren met anderen en het efficiënt verzamelen van informatie. Ouderejaarsstudenten zijn sinds de vorige peiling duidelijk tevredener over het gebruik van notebook (44% -> 64%) en softwarepakketten (40% -> 54%). De bijdrage van de notebooks aan de verbetering van onderwijskwaliteit en het samenwerken met anderen komt, evenals bij de vorige peiling, minder duidelijk uit de verf.
Technische Universiteit Eindhoven (TU/e)
Bloemlezing uit studentenmeningen Ruud van Vliet, TU Eindhoven Hoe staan studenten tegenover ICT-gebruik in het onderwijs? Als je het goed zou willen doen zou je de zoveelste enquête op de studenten los moeten laten. In de resultaten van de laatste satisfactiepeiling onder studenten komen ook ICT-gerelateerde vragen aan bod. Verder wil ik er zelf nog graag iets aan toevoegen. Het is een beeld gevormd in gesprekken met individuele studenten. Studenten aan de TU/e weten niet beter of het is normaal dat: - Je een eigen notebook hebt en beheert. - Je die gebruikt voor verslagwerk, metingen in het lab, uitwerken van meetresultaten, communiceren met de rest van de wereld (en dus ook je medestudenten), het doen van spelletjes, verzamelen van informatie voor je projecten, inschrijven voor tentamens en bekijken van de uitslagen, groepswerk, toegang tot de file- en printservers op de campus, luisteren naar de top 40, experimenteren met software, ondersteunende simulaties op het eigen vakgebied te draaien, interactief oefenen. - Je notebook je overal bij je studieactiviteiten vergezelt als een trouwe kameraad. - Je nooit hoeft te wachten of te reserveren wanneer je gebruik wilt maken van de ICT-faciliteiten. - Je vanuit het hele land tegen lokaal tarief toegang hebt tot het TU/e netwerk en voor verreweg de mees-
te diensten slechts één gebruikersnaam/ wachtwoord nodig hebt. - Er op de TU/e nog maar weinig computerzalen oude stijl zijn, maar dat er ruim voldoende notebookwerkplekken zijn. - Dat ICT pas interessant wordt wanneer je er dingen mee doet die alleen of goedkoper met ICT kunnen: kleuren, animaties, interactief oefenmateriaal, administratieve handelingen. - Je moet oppassen voor RSI. - Docenten precies weten over welke ICT faciliteiten hun studenten beschikken. - ICT gewoon bij het (studenten)leven hoort en dat veel docenten maar digibeten zijn. En verder dat: - We geen behoefte hebben aan een verregaande digitalisering van de onderwijsomgeving, en dat papier nog steeds het beste medium is om als studiemateriaal te gebruiken. - We helemaal niet zitten te wachten op een digitale leeromgeving, zoals Blackboard. - Invoeren van ICT niet perse onderwijsvernieuwing hoeft in te houden, laat staan verbetering. - De infrastructuur op de TU/e aardig betrouwbaar is. - Het gevaar voor virussen bij NT (exchange) servers zwaar overdreven wordt en we daar nauwelijks last van hebben. - We op de TU/e ca 5000 systeembeheerders hebben, waarvan 99% gratis werkt! - Het studenten notebook per saldo maar de helft van de normale prijs kost, maar dan wel met een stevige verzekering, garantie en service.
Open Universiteit Nederland (OUNL)
8
Open Universiteit Nederland (OUNL)
ICT in het onderwijs van de OUNL: ervaringen van studenten Voor bijzondere doeleinden wordt echter uitgeweken naar andere media, in het bijzonder audio, video, simulaties en interactieve trainingsprogramma’s (coursewaOpen Universiteit Nederland re). Deze elektronische media worden vooral ingezet De Open Universiteit Nederland wijkt qua positie en voor vaardigheids- en competentietrainingen. Pas in onderwijsvorm sterk af van de overige HO-instellingen. uiterste instantie worden in cursusverband fysieke bijDe OUNL verzorgt afstandsonderwijs aan zo’n 22.000 studenten en hanteert daarvoor het model van ‘begelei- eenkomsten gepland in een van de 18 regionale studiecentra, bijvoorbeeld vanwege de aard van leerdoelen of de zelfstudie’. OUNL-studenten bevinden zich mereninhouden (bijvoorbeeld gesprekstrainingen) of uit kosdeels in een andere levensfase (gemiddelde leeftijd 38 tenoverwegingen. jaar) dan reguliere HO-studenten en hebben meestal Een groot aantal tentamens wordt afgenomen via sys, een baan en een gezin. Zij studeren in hoge mate zelfstandig en bepalen zelf wanneer, in welk tempo en waar een geautomatiseerd en geïndividualiseerd tentamensysteem. Bij de sys-tentamens kunnen studenten zelf zij studeren (meestal thuis). bepalen wanneer ze tentamen doen. Het tentamen bestaat doorgaans uit meerkeuzevragen. De antwoorden Ter introductie volgt eerst een korte toelichting op de van studenten worden na afloop onmiddellijk door de wijze waarop de OUNL diverse media (o.a. ICT) inzet in haar onderwijs. Alvorens in te gaan op de ervaringen en computer gecontroleerd, zodat studenten nog voordat ze naar huis gaan een (voorlopige) tentamenuitslag reacties van studenten op het gebruik van ICT, wordt een beeld geschetst van het computerbezit, ICT-vaardig- hebben. Studenten spreken waardering uit voor deze vorm van tentaminering omwille van de grote mate van heden en de opvattingen en verwachtingen van OUNLflexibiliteit. Onderzoek wijst echter ook uit dat deze studenten ten aanzien van ICT. tentamenvorm tot uitstelgedrag leidt. Vaste tentamendata zijn een beter hulpmiddel bij het structureren van De Mediamix Omdat in het onderwijs van de OUNL de contactmomen- de studie. Sinds 1997 beschikt de OUNL over een virtuten tussen docenten en studenten beperkt zijn, wordt in ele campus (het Studienet), waartoe alle ingeschreven studenten toegang hebben. Het Studienet biedt een het ontwerp van de onderwijsmaterialen in hoge mate breed scala van Internetgedragen onderwijsdiensten: in rekening gehouden met ingebouwde ondersteuning. De het bijzonder online cursussen, met daarbij recente veronderwijsmaterialen van de OUNL zijn dan ook in hoge mate gericht op zelfinstructie. Gedrukte media als leer- wijzingen, aanvullingen, errata, antwoorden op veel boeken, werkboeken en readers vormen van oudsher een gestelde vragen, mogelijkheid tot persoonlijke presenbelangrijk bestanddeel van het onderwijsmateriaal. Dat tatie, ophalen van teksten en software, tentamendata, aankondigingen van studiebijeenkomsten, discussies, is ook nu nog het geval. Patricia Poelmans, Gerry Joosten, Wim Westera
36 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
Open Universiteit Nederland (OUNL)
evaluatie, mailadressen van medestudenten, communicatie met docenten, et cetera. Het belangrijkste studentonderdeel is de ‘Werkplek’, die een groot aantal informatie- en communicatiefuncties combineert, op zo’n wijze dat alleen die functies en inhouden worden geboden die voor de individuele student relevant zijn. De student heeft daartoe een aantal mogelijkheden om de Werkplek te configureren, zoals keuze van cursussen en opleidingen, eigen verwijzingen, en een pagina waarin de student zichzelf aan anderen presenteert. De OUNL ziet het gebruik van ICT niet als een doel op zich, maar als een katalysator voor vernieuwing in het hoger onderwijs. Nieuwe onderwijskundige inzichten, zoals competentiegericht leren, en technologische mogelijkheden worden met elkaar gecombineerd. In toenemende mate gebruikt de OUNL nieuwe technologieën om studenten op afstand met elkaar te laten samenwerken. Was voorheen het didactische model van (begeleide) zelfstudie dominant, door voorzieningen als e-mail, nieuwsgroepen, groupware en real-time conferencing worden nu steeds meer didactische werkvormen gebruikt die uitgaan van samenwerkend leren. Innovatieprojecten als het Virtueel Bedrijf, Innovatie Methoden en Technieken Onderwijs (IMTO) en Edubox zijn hier voorbeelden van.
verwerkingsprogramma’s is ingeburgerd. Eind 2000 beschikt 82% van de beginnende studenten over een computer met Internetaansluiting en cd-rom. Voor zover de computer die men heeft niet geschikt is voor de studie, zijn nagenoeg alle studenten bereid een nieuwe computer aan te schaffen als die voor de studie nodig is. In het voorjaar van 1999 wijkt het computerbezit van beginnende studenten niet af van dat van de gehele studentenpopulatie. We kunnen er daarom van uitgaan dat het computerbezit van de beginnende studenten representatief is voor het computerbezit van de gehele studentenpopulatie van de OUNL. Dat betekent dat inmiddels nagenoeg alle studenten van de OUNL een computer tot hun beschikking hebben en meestal ook een Internetaansluiting. Het hebben van een computer is (nog) geen absolute voorwaarde voor het kunnen studeren aan de OUNL, maar het wordt wel aanbevolen. Studenten die nog niet over een computer beschikken, kunnen terecht in een van de 18 studiecentra van de OUNL waar vrijwel alle programma’s van de OUNL zijn te gebruiken. Deze computers kunnen studenten ook gebruiken om toegang te krijgen tot het Internet of om gebruik te maken van bureausoftware.
Computervaardigheid van studenten In een peiling van 1998 valt op dat de ervaring van studenten met ICT-gebruik aanzienlijk is. Dat geldt voor verschillende soorten studenten. Hoewel er variatie naar leeftijd of faculteit is, heeft de overgrote meerderheid van alle studenten al ervaring met verschillende soorten programma’s. Niettemin wil de overgrote meerComputerbezit In het verleden is door de OUNL regelmatig gepeild naar derheid (77%) meer ervaring opdoen met de computer. Er zijn nauwelijks verschillen naar sekse. De oudste het soort computerapparatuur waarover studenten beschikken ten behoeve van de studie. Vergelijking van groep studenten - de groep 60+ - heeft iets minder de verschillende resultaten over de jaren heen weerspie- ervaring dan jongere studenten. Studenten met een middelbare vooropleiding - mbo, havo en vwo - hebben gelt de snelheid waarmee informatietechnologie tot de dagelijkse uitrusting van mensen is gaan behoren en de minder ervaring dan hoog opgeleiden en ook minder dan lager opgeleide studenten. snelheid waarmee het gebruik van bijvoorbeeld tekst-
Verderop in dit artikel worden de ervaringen van studenten met deze vormen van ICT geschetst, maar eerst volgt een overzicht over computerbezit bij OUNL-studenten, ICT-vaardigheden en de opvattingen en verwachtingen van studenten ten aanzien van ICT.
Open Universiteit Nederland (OUNL)
ken met medestudenten’. Bijna 40% van de studenten vindt dit in 1998 onwenselijk. Het aanbieden van leermaterialen via het net, met de mogelijkheid om ze op de eigen computer op te slaan wordt door 28% van de studenten onwenselijk geacht. Het valt op dat een relatief groot deel van de informaticastudenten (ruim 30%) dit onwenselijk vindt. Belangstelling voor studeren via Internet blijkt samen te hangen met de mate van ervaring die men heeft met ICT-gebruik. Uit een multivariate regressieanalyse blijkt een negatief verband tussen de belangstelling voor studeren via ICT en gepensioneerd zijn, hoog opgeleid zijn, verouderde apparatuur bezitten en Cultuurwetenschappen studeren. Toch is de algemene houding duidelijk positief. 57% van de respondenten staat over de hele lijn positief tegenover de ontwikkelingen. Slechts 8% is over de hele linie negatief. Hoewel respondenten duidelijk verzocht is bij het invulNa het onderzoek in 1998 is het computergebruik en het len van de vraag naar wenselijke ontwikkelingen gebruik van het Internet in de Nederlandse samenleving abstractie te maken van het feit of men nu reeds een computer bezit en ermee kan werken, blijkt het hebben flink uitgebreid. Ook de OUNL heeft niet stilgestaan op het gebied van studeren met behulp van de computer en van een computer toch het voorstellingsvermogen over mogelijke toepassingen te beïnvloeden. Studenten die Internet. Recent onderzoek toont aan dat de ICT-vaarthuis of op het werk over geavanceerde apparatuur kundigheden van studenten zijn uitgebreid, maar dat er nen beschikken, staan vaker over de hele lijn positief nog behoorlijke verschillen zijn tussen de faculteiten. tegenover nieuwe ontwikkelingen dan anderen. Dit is de Vooral studenten Cultuurwetenschappen hebben een duidelijke rode draad die te zien is in de houding van achterstand op ICT-gebied. studenten tegenover nieuwe ontwikkelingen: onbekend maakt ook onbemind. De groep studenten die verouderOpvattingen en verwachtingen ten aan zien van ict de apparatuur heeft of weinig ervaring heeft, kan zich Kijken we globaal naar de houding van studenten ten aanzien van ICT, dan blijkt een gedifferentieerd oordeel. ondanks de formulering in de vraagstelling - geen goede voorstelling maken van de mogelijkheden. Het is onjuist te veronderstellen dat men zonder meer positief of negatief staat ten aanzien van het gebruik Dat de houding van studenten ten aanzien van digitalivan ICT in het onderwijs. Sommige studenten blijken sering over het algemeen positief is, blijkt ook uit de meer geïnteresseerd in informatievoorziening over reactie van de Studentenraad op een beleidsnotitie van inschrijving en regelgeving via het Internet, anderen het College van Bestuur in de zomer van 2001. De meer in studeren via het Internet, in een team werken, feedback krijgen en studiebegeleiding. Het punt met de Studentenraad schrijft daarin: “De Studentenraad heeft steeds digitalisering van het onderwijs toegejuicht. Wel grootste afwijkende score is de optie ‘in een team wer-
Een groot percentage van de studenten heeft vooral ervaring met de informatiemogelijkheden van computergebruik. Zeer velen kunnen omgaan met Windows, gebruiken regelmatig tekstverwerkingsprogramma’s. Iets minder mensen zijn vertrouwd met spreadsheetprogramma’s en databanken zoals Excel en Access. Met presentatieprogramma’s hebben minder studenten ervaring. De communicatiemogelijkheden van ICT zijn nog minder bekend. Hoewel e-mail voor een steeds groeiende groep al tot de gebruikelijke communicatiemiddelen begint te horen, hebben de meeste studenten bijvoorbeeld nooit geparticipeerd in een discussiegroep (nieuwsgroep). Datzelfde geldt voor computer conferencing. In 1998 heeft 34% van de studenten nog nooit met e-mail gewerkt. Een nog grotere groep studenten heeft geen ervaring met zoeken op Internet (40%). Bij studentengroepen die thuis geen of minder geavanceerde apparatuur hebben, loopt dit percentage op tot 62%.
38 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
Open Universiteit Nederland (OUNL)
is de Raad van mening dat studenten geholpen moeten worden op de weg naar deze vorm van onderwijs. Voorstellen hiervoor liggen reeds bij het CvB ter tafel. Niet alleen studenten moeten wennen aan onderwijs per computer. Nog steeds vinden te weinig docenten en begeleiders hun weg op Studienet. Vragen van studenten op Studienet worden vaak niet beantwoord en in Nieuwsgroepen zijn medewerkers te weinig actief. Een beleid om dit te bevorderen is ons inziens noodzakelijk”.
machines en exotische software. In de praktijk wordt meestal snel een oplossing gevonden.
Het Studienet Bijna 50% van de studenten meldt zich aan voor Studienet, de virtuele campus van de OUNL. Ruim eenderde van de studenten richt een eigen werkplek in op Studienet. Ongeveer 15% van de studenten bezoekt Studienet tenminste eenmaal per week. Een verklaring voor het beperkte gebruik kan worden gevonden in de vrijblijvendheid waarmee de OUNL vooralsnog het Software en courseware Studienet hanteert. Zowel voor studenten als voor Bij sommige cursussen wordt een (professioneel) softdocenten wordt het Studienet als aanvullende voorziewarepakket meegeleverd, zoals SPSS, Java, Idrisi, Prolog of Pascal, met de bedoeling de software te leren ning gezien, waarvoor ook alternatieven beschikbaar hanteren. Daarnaast gebruikt de OUNL een groot aantal zijn. Slechts in een beperkt deel van het cursusaanbod simulatie- en multimediaprogramma’s (courseware) voor zijn de geboden online voorzieningen in Studienet noodzakelijk voor het succesvol afronden van de cursus. het trainen van vaardigheden en competenties. Deze Wel is er een trend waar te nemen dat het Studienet een courseware is veelal in eigen huis ontwikkeld. Bij zo’n nadrukkelijker plaats krijgt in het leerproces, onder 9% van de cursussen hoort een softwarepakket, meer door de groei van het aantal elektronische werk18 % van de cursussen maakt gebruik van courseware. In vrijwel alle gevallen worden de betreffende program- boeken in Studienet. Een analyse van 1999 toont aan dat de toepassing van ma’s uitgebreid getest op proefstudenten (ca. 10-12 standaardfunctionaliteiten van Studienet varieert van studenten); soms wordt ook een veldtoets uitgevoerd cursus tot cursus. Cursussen waarbij de mogelijkheden om na te gaan hoe een programma in de praktijk funcvan Studienet wel uitvoerig zijn gebruikt, hebben uitertioneert. Aandachtspunten daarbij zijn technische proaard een hoger gebruik van Studienet tot gevolg. De blemen, bedieningsgemak, gebruikersinterface, grafische kwaliteit, de kwaliteit van de ingebouwde hulp, de beoordeling van Studienet op een aantal eigenschappen mate waarin een programma zelfstandig te gebruiken en (toegankelijkheid, gebruiksgemak, vormgeving en inforte bestuderen is en de mate waarin beoogde leerdoelen matie) levert een overwegend positief beeld op, maar verbeteringen zijn nog wenselijk. Dit geldt het meest worden bereikt. Over het algemeen hebben studenten voor de ondersteuning bij (technische) problemen. veel waardering voor dit soort programmatuur en de ondersteuning die daarbij wordt geleverd. Deze proIntroductie ICT-introductie gramma’s benaderen de complexiteit van een reëel De invoer van ICT in het onderwijs betekent ook een practicum weliswaar niet helemaal, maar ze zijn toch een krachtig en efficiënt medium om complexe vaardig- noodzaak tot ondersteuning en scholing van studenten. Op het Studienet treffen studenten een ICT-introductie heden aan te leren. Voor technische ondersteuning is aan die een overzicht geeft van de ICT-hulpmiddelen en een structurele voorziening aanwezig; die is nodig omdat studenten nogal eens vast komen te zitten. Deze -leermiddelen. Uit evaluatieonderzoek onder Studienetgebruikers blijkt dat de helft van de gebruiproblematiek heeft te maken de grote variatie in comkers geen aandacht besteedt aan deze introductie. Via puterapparatuur en besturingsinstellingen: incourante
Open Universiteit Nederland (OUNL)
de ICT-introductie krijgen studenten onder meer toegang tot de cursus ‘Studeren met de muis’. Het cursusmateriaal bestaat uit een brochure, gevolgd door een 'online' practicum. De brochure geeft algemene informatie over de manier waarop de Open Universiteit Nederland gebruik maakt van computers en netwerken. Studenten maken kennis met de verschillende vormen van computerondersteund onderwijs en zien wat de mogelijkheden van netwerkcommunicatie zijn. De cursus is formeel geen deel van de opleiding van studenten. Het wordt studenten wel aangeraden om de cursus te doorlopen. Van gebruikers van het Studienet, zowel studenten als medewerkers, wordt verwacht dat zij vaardigheden bezitten die overeenkomen met het eindniveau van deze cursus. De cursus is minstens 1000 keer geselecteerd door studenten. Dit is niet erg hoog te noemen op het totale aantal studenten. Studenten die de cursus hebben bestudeerd, waarderen deze overwegend positief: nuttig, helder, efficiënt, uitnodigend en niet te veel. Een woordenlijst die zo'n 200 ICT-vaktermen verklaart, maakt ook deel uit van de ICT-introductie. Deze woordenlijst werd recentelijk uitvoerig geprezen in de media (Nieuwsblad van het Noorden, 2001) voor de heldere wijze waarop Internetbegrippen en ICT-jargon worden uitgelegd (http://www.ou.nl/info-alg-hulp/woordenlijst.htm). Ervaringen met het ‘Virtueel bedrijf’: het Virtueel milieuadviesbureau Een virtueel bedrijf maakt competentiegericht leren in een gesimuleerde bedrijfsomgeving mogelijk. Door gebruik van ICT kunnen medewerkers en studenten op virtuele wijze samen leren en samenwerken aan authentieke opdrachten. De gebruikte ICT-middelen zijn betrekkelijk geavanceerd en vragen de nodige ICT-vaardigheden. Uit diverse evaluaties blijkt dat de ICT-vaardigheden van studenten bij aanvang vaak onvoldoende zijn. Via
40 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
gerichte instructies blijken studenten vrij snel met de betreffende software om te kunnen gaan. Niettemin geven studenten aan dat een algemene introductie over de te gebruiken software bij voorkeur tijdens een startbijeenkomst zou moeten plaatsvinden, dit omdat eventuele ICT-hiaten bij voorbaat duidelijk moeten worden. De aanwezigheid van een technische helpdesk is een belangrijkste succesfactor. Studenten zijn over het algemeen zeer enthousiast over deze vormen van leren, met name nu dit op virtuele wijze kan plaatsvinden. Zij komen ook tot de (welhaast tautologische) constatering dat zij op deze wijze zeer goed leren omgaan met ICT, hetgeen men in het gangbare onderwijs sterk mist. Waar 'genetwerkt' leren, dat wil zeggen samenwerken vanuit de eigen werkplekken en met elkaar verbonden met behulp van elektronische communicatie, aan de orde geweest is, zijn de technische problemen relatief gering. Studenten vinden het samenwerken via elektronische weg prettig. In de praktijk blijkt het elektronisch communiceren via een pakket als e-Room moeilijker naarmate het project vordert door de groeiende hoeveelheid informatie. Een groupwarepakket als BSCW wordt als nuttig ervaren, doch ook wat complex door de vele mogelijkheden. Een duidelijke en ook voor de hand liggende uitspraak van studenten is dat zij achtergronddocumenten en handboeken liever op papier willen hebben. Het gebruik van een digitaal portfolio waarin producten en assessmentgegevens worden verzameld wordt door studenten als redelijk positief beoordeeld, met de kanttekening dat zij vaak de behoefte hebben over hun portfolio ook eens een goed gesprek te voeren met een docent. Kortom contactmomenten blijven gewenst. Ervaringen met Methoden en technieken onderwijs: het IMTO-project Competentiegericht leren is ook de inzet van het IMTOproject. Het doel van IMTO is dat de studenten onderzoekscompetenties verwerven door in de loop van hun studie voortdurend onderzoek te doen aan de hand
Open Universiteit Nederland (OUNL)
van casussen op hun eigen vakgebied. De moeilijkheidsgraad van de opdrachten loopt op naarmate het einde van de studie nadert. Het IMTO-project doorbreekt daarmee de scheiding tussen de vakinhoudelijke, methodologische en statistische vakken. Uit de evaluatie blijkt dat elektronische communicatie de meer traditionele vormen van communicatie (face to face en telefonisch) goed kan vervangen. Een kennismakingsbijeenkomst waarin men elkaar ontmoet, neemt waarschijnlijk drempels weg voor elektronische communicatie. De communicatie vindt grotendeels plaats via de nieuwsgroepen en via e-mail. Studenten maken weinig gebruik van Netmeeting, hoewel deze wel als faciliteit aanwezig is. De deelnemers staan positief ten aanzien van online leren. Men vindt het stimulerend, prettig en aantrekkelijk. In vergelijking met studeren op basis van gedrukt materiaal vindt men online studeren wel onrustiger. Bezwaarlijk vindt men de tijdgebondenheid ingeval van samenwerking. De algemene houding van de deelnemers ten aanzien van samenwerkend leren is echter positief, hoewel niet iedereen het een erg efficiënte manier van leren vindt. Ook staat men positief tegenover peer assessment. Wat meer gematigd is men over de investering van anderen in verhouding tot die van henzelf: men meent zelf harder te werken dan de medestudenten. Studenten onderling verschillen nogal in hun oordeel over de diverse aspecten van samenwerkend leren. De deelnemers aan de pilot vinden het wenselijk dat het onderwijs, inclusief voorlichting en tentaminering, hoofdzakelijk via het Internet wordt aangeboden. Een uitzondering wordt gemaakt voor het leermateriaal; minder dan de helft van de studenten vindt het wenselijk dat het leermateriaal hoofdzakelijk via het Internet beschikbaar komt. Het is opvallend dat niet alleen de IMTO-studenten, maar ook de studenten van het virtueel bedrijf, die ervaring hebben met studeren via Internet, hier minder positief over zijn dan een steekproef van OU-studenten in 1998, die daar toen nog nauwelijks of geen ervaring mee had.
Ervaringen met Edubox Edubox is een elektronische leeromgeving die gebruik maakt van EML-bestanden. EML (educational modelling language) is een taal om onderwijsprocessen en inhouden te specificeren en op te slaan. EML scheidt de inhouden van de manier van uitleveren, waardoor verschillende onderwijsonderdelen naar behoefte kunnen worden uitgeleverd via het web, als drukwerk, op cd, enz. Deze benadering maakt het mogelijk onderwijsmaterialen te hergebruiken en op maat uit te leveren naar uiteenlopende platforms. Edubox is de naam van de webomgeving waarin de content wordt gepresenteerd. Inmiddels is een aantal cursussen van de OUNL in EML gemodelleerd en via Edubox aan studenten uitgeleverd. Voorbeelden zijn Privaatrecht, een aantal bestuurskundige cursussen (Gemeentekunde, Beleidskunde en Overheid en Onderneming) en de cursus Gezondheidspsychologische interventies. Voor Privaatrecht is een elektronisch werkboek, bestaande uit een aantal casussen en vragen (multiple choice, truefalse, casus oplossingsvragen), ontwikkeld met de genoemde technologie. De meerwaarde van het elektronische werkboek ten opzichte van een schriftelijk werkboek is, volgens studenten, gelegen in de interactiviteit, die stimulerend en motiverend werkt. Zo moeten studenten zelf eerst een antwoord op de vragen formuleren alvorens ze terugkoppeling krijgen. In een schriftelijk werkboek gaan studenten al snel over tot het bestuderen van de terugkoppeling voordat ze zelf een antwoord goed hebben uitgewerkt. Een ander voordeel is dat het systeem afhankelijk van de antwoorden van studenten doorvraagt. Keerzijde van de medaille is dat studenten meer tijd aan de studie kwijt zijn, anderzijds hebben ze wel de indruk beter inzicht en meer beheersing van de studiestof te krijgen. Een ander door studenten gesignaleerd probleem is de performance en snelheid van het systeem. Het activiteitenmenu en de terugkoppeling worden te traag opgebouwd. Deze zaken zijn inmiddels opgepakt met de ontwikkeling van verbeterde Edubox-player software.
Open Universiteit Nederland (OUNL)
Conclusies Het overgrote deel van de studenten heeft de beschikking over geschikte computerapparatuur. Achterstanden van ICT-vaardigheidsachterstanden worden in hoog tempo weggewerkt, al blijven er verschillen bestaan tussen studenten van verschillende faculteiten. De verschillen tussen studenten nemen echter af. Bij het gebruik van courseware wordt door studenten regelmatig een beroep gedaan op technische ondersteuning (helpdesk). Het blijft moeilijk om courseware op alle studentenmachines werkend te krijgen. Courseware wordt door studenten gewaardeerd en blijkt met voldoende diepgang en met hoge efficiency geschikt als instrument voor vaardigheidstraining. Ook het Studienet wordt positief gewaardeerd door studenten, al worden de mogelijkheden nog niet geheel benut door zowel studenten als staf. Er valt nog een hele implementatieweg te gaan waarbij een consequente benaderingswijze, training van staf en ondersteuning van studenten noodzakelijk is. Binnen de OUNL worden diverse onderwijsinnovatieprojecten uitgevoerd op het gebied van ICT-gebruik. Deze projecten bieden de mogelijkheid interessante leerervaringen op te doen met webgebaseerd leren en nieuwe onderwijsconcepten zoals competentiegericht en samenwerkend leren. Deze projecten bevinden zich vaak nog in een experimentele fase als opmaat naar opschaling. Deze onderwijsinnovatieprojecten bieden een positief perspectief op een ICT-rijke toekomst voor de OUNL. Studenten maken op kritische wijze maar ook met enthousiasme deel uit van deze nieuwe ontwikkelingen.
42 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
Open Universiteit Nederland (OUNL)
Universiteit Twente (UT)
9
Universiteit Twente (UT)
Studenten over TeleTOP, WLAN@UT en C@mpus+ Marinka Sysling Met dank aan: Ellen Peters, Quirijn Hamel, Jeroen van de Lagemaat Sinds 1998 wordt op de UT gebruik gemaakt van de digitale leeromgeving TeleTOP. Dit course management systeem is universiteitsbreed ingezet en steeds verder ontwikkeld op basis van ervaringen van gebruikers. TeleTOP komt rond de zomer van dit jaar voor de commerciële markt beschikbaar. Daarnaast is de UT bezig met WLAN@UT, dat onderdeel uitmaakt van het project Wireless Campus. Een belangrijk aspect vormt het inzetten van draadloze techniek in het onderwijsproces. Tenslotte is de UT druk bezig met voorbereidingen voor de ontwikkeling van een studentenportal. Deze portal, genaamd C@mpus+, stond al enige tijd op de agenda, maar is pas het laatste half jaar echt actueel. In de volgende paragrafen wordt een overzicht gegeven van onderzoek dat is uitgevoerd naar de meningen van de studenten over deze drie ICT-projecten.
opleidingen is het wat sporadischer ingezet. Het gebruik ervan door docenten is veelal op vrijwillige basis. Om een beeld te krijgen op welke wijze TeleTOP nu wordt toegepast binnen diverse opleidingen en hoe TeleTOP wordt gebruikt en gewaardeerd door o.a. studenten, is een evaluatie uitgevoerd. Hieronder zijn de resultaten van de enquête onder studenten samengevat.
Bij studenten overheerst de mening: het idee van TeleTOP is goed, maar er kan nog veel verbeterd worden. Op dit moment oordeelt men overwegend positief over het bestaan van TeleTOP. De meerderheid van de studenten is voorstander van de invoering van TeleTOP voor alle vakken, maar tegelijkertijd zijn er nog veel ergernissen. Als daar niet iets aan gedaan wordt, is het de vraag of het positieve oordeel op den duur niet zal omslaan. Het positieve dat studenten aan TeleTOP ervaren is de grote toegankelijkheid en beschikbaarheid van informatie. Je kan er overal bij, alles staat op één plek, er wordt meer informatie verstrekt. Studenten blijken TeleTOPsites het meest te waarderen als ze de volgende kenmerMening UT-studenten over TeleTOP ken hebben: de site is up-to-date; er staat veel nuttige TeleTOP is ontwikkeld door de faculteit Toegepaste informatie op: bijvoorbeeld sheets, uitwerkingen, oefenOnderwijskunde, en daar ook voor het eerst gebruikt in tentamens; de site is overzichtelijk. het onderwijs (in studiejaar 1998-1999). In studiejaar 1999-2000 hebben de faculteiten CT, TN, EL en BSK enkele Aan de studenten is ook gevraagd wat ze nu als de pilots met TeleTOP uitgevoerd. Op het moment van evalu- belangrijkste belemmerende factoren ervaren voor het atie- einde studiejaar 2000-2001 - zetten alle opleidingen gebruik en de waardering van TeleTOP. Over alle opleidinvan de UT TeleTOP in. Het wordt echter nog niet standaard gen beschouwd is de top 4: bij alle vakken gebruikt. Veel opleidingen zijn gestart met 1) sites die niet goed bijgehouden worden; de invoering van TeleTOP bij de vakken in de propedeuse. 2) de aanmeldingsprocedure; Bij BSK, EL en CT heeft een groot deel of alle van de pro- 3) technische problemen; 4) onoverzichtelijke sites. pedeusevakken een TeleTOP-site in gebruik; bij de andere
44 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
Universiteit Twente (UT)
Andere negatieve aspecten zijn: informatie in sites is niet snel te vinden, niet alle vakken hebben een (ingevulde) site, je kunt je niet uitschrijven voor vakken, als alles op de site staat en de server is niet bereikbaar ben je alle informatie (tijdelijk) kwijt, je wordt bijna verplicht regelmatig te kijken of er iets veranderd is. De suggesties voor verbetering die studenten zelf aandragen, hebben dan ook betrekking op de punten die hierboven al genoemd zijn: de indeling van de sites moet uniformer binnen de opleidingen; docenten moeten gestimuleerd worden om de site echt te gebruiken; de aanmeldingsprocedure moet veel sneller gaan of afgeschaft worden; je moet je kunnen uitschrijven voor vakken; gemakkelijk en snel kunnen zien in welke sites er iets is veranderd is; sites actueel houden. Pilot WLAN@UT In het kader van het project Wireless Campus is in november 2000 het initiatief genomen om een pilot te starten met een draadloos netwerk (WLAN) en laptops in het onderwijs. Het vak waarbij de pilot is uitgevoerd is het Onderzoekspracticum, een vak ter voorbereiding op het afstuderen van derdejaars studenten Toegepaste Communicatiewetenschap. Deze pilot is niet de enige die in het kader van de Wireless Campus heeft plaatsgevonden, andere projecten zijn wap@ut, waarin alle studenten en medewerkers een WAP telefoon kregen, de installatie van draadloze netwerken bij de faculteit informatica en bij de noodhuisvesting voor studenten in stacaravans in de zomer van vorig jaar. Doel van de pilot was inzicht te krijgen hoe laptops in het onderwijs ingezet konden worden, hoe deze door de studenten gebruikt werden en of de laptops een andere invulling c.q. opzet van het onderwijs mogelijk hebben maakt. De concrete vraag luidde: Onderzoeken hoe (applicaties), waar en wanneer studenten en docenten gebruik maken van een laptop met een WLAN netwerkverbinding voor projectonderwijs. In deze pilot is de laptop ingezet als een 'mobile office' wat inhield dat studenten al hun digitale informatie
naar persoonlijke voorkeur konden inrichten en gebruiken. Het vak was sterk gericht op het gebruik van Internet en TeleTOP. Daarom was het noodzakelijk dat de studenten ook buiten het TCW gebouw toegang konden krijgen tot het Internet. De studenten zijn wekelijks één ochtend in een collegezaal bij TCW bezig geweest. Activiteiten vonden ook buiten het TCW gebouw plaats, bij studenten thuis, maar ook op onderzoekslocaties binnen en buiten de UT. De activiteiten bestonden uit: • • • • • • • • • • • • •
zoeken naar informatie(bibliotheek, Internet) bekijken en beoordelen van informatie verwerken van informatie(lezen, annoteren) presentatie van informatie/ opzet/ resultaten voor groep schrijven (individueel, samen) (allerlei producten) registreren onderzoeksgegevens data-analyse werkoverleg face-to-face werkoverleg online uitwisselen van resultaten face-to-face uitwisselen van resultaten online discussiëren face-to-face discussiëren online
Van tevoren is er een onderzoekje gehouden naar de mogelijkheden van de studenten thuis om verbinding te maken met Internet. Hieruit bleek dat men gebruik maakte van ISDN, kabelmodem, gewoon modem en het campusnetwerk. Er is voor gekozen de laptop te voorzien van drie insteekkaarten. Eén voor het draadloze netwerk, één combinatiekaart die op plaatsen gebruikt kan worden die niet voorzien zijn van een WLAN en een ISDN kaart. De combinatiekaart gaf de mogelijkheid om verbinding te maken met het netwerk via modem/ kabel, modem/ LAN. Financiële aspecten hebben in deze keuze een rol gespeeld. Er zijn twee basisstations voor WLAN geplaatst.
Universiteit Twente (UT)
Voor de evaluatie is gebruik gemaakt van vragenlijsten die de studenten elke week in moesten vullen en aan het eind van de pilot zijn interviews met de gebruikers afgenomen. De vragen hadden voornamelijk betrekking op de locatie vanwaar de studenten gebruik maakten van de laptop, welke applicaties zij gebruikten en hoe lang. Ook konden studenten hier hun algemene suggesties kwijt. Algemene tendens bij de studenten en docent was dat het gebruik van de laptop handig was en dat het aantal locaties uitgebreid moest worden (bibliotheek, experimenteerruimtes, campus flats, kantoren). De overgang van de WLAN naar andere mogelijkheden om verbinding te maken met het netwerk leverde problemen op. Met name de installatie van ISDN en kabelmodem bleek voor sommige gebruikers lastig. Door de opzet van het draadloze netwerk konden de studenten geen gebruik maken van het vaste netwerk van de UT, noch via het draadloze netwerk, noch via een vaste verbinding. De docenten ondervonden dit laatste probleem niet omdat zij een account hebben voor dit vaste netwerk. De studenten waren unaniem dat ze de laptop voor het gehele onderwijs in zouden willen zetten. Weliswaar niet bij elk vak, maar wel voor 50% van de vakken. In grote collegezalen is er voor een laptop weinig ruimte en sommige docenten zouden het storend kunnen vinden dat de laptop ook een zekere aandacht van studenten vraagt. Men gaf aan dat gebruik van het toetsenbord op een laptop leidde tot vermoeide, pijnlijke polsen, maar niet tot blijvende klachten. Nadeel van de laptop is het gewicht en het feit dat je een laptop niet makkelijk onbeheerd ergens laat staan, je loopt er dus voortdurend mee rond. De inhoud van het onderwijs is door de inzet van de laptops niet wezenlijk veranderd, de manier van werken wel, het is er makkelijker door geworden. De laptops en de WLAN waren van een faciliterende aard. Studenten konden tijdens colleges zelf materialen toevoegen aan de TeleTOP-site en dat direct tonen aan hun medestudenten en docent. Ook werd er gewerkt in een lokaal
46 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
met ‘gewone’ opstelling, dat wil zeggen, tafels en stoelen die in meerdere opstellingen te plaatsen waren. Een computerlokaal heeft een zeer specifieke indeling en is hierdoor niet geschikt voor dit soort colleges. De kwaliteit van het onderwijs zou niet minder goed zijn, zonder deze voorzieningen, zeiden zowel studenten als docent. De innovatieve voorzieningen bij dit vak hadden wel een positieve invloed op de studenten, als laptops en WLANs gemeengoed worden zal dit verdwijnen. Het is niet goed mogelijk om aan te tonen dat dit een positieve invloed heeft gehad op de eindresultaten. Het idee dat de laptop een soort ‘personal desktop’ voor de studenten zou zijn, is juist gebleken, ieder heeft zijn eigen data, bookmarks en software beheerd en verzameld. Het softwarepakket SPSS werd als applicatie gemist. Doordat studenten de laptop continue tot hun beschikking hadden zijn er ook privé applicaties zoals een mp3 speler en web authoring tools op geïnstalleerd. Het is niet bekend dat iemand van de gebruikers problemen heeft gehad met het beheer van zijn laptop. Veel studenten verzoeken om informatie over WLANs en laptops en overwegen zelf een laptop met WLAN-kaart aan te schaffen. Zij vragen met name of er al veel locaties zijn waar zij met WLANs draadloos van het UTnet (en dus SURFnet) gebruik kunnen maken. Dit naar aanleiding van het project WLAN@UT, waarbij voor het einde van het jaar 2002 de hele campus (alle gebouwen en het gebied direct rondom de gebouwen) bedekt is met een WLAN. Kennelijk spreekt het gebruik van WWW, e-mail, agenda en TeleTOP op meerdere locaties hen erg aan. Dit blijkt ook uit het project WAP@UT, waarbij studenten tentamencijfers kunnen opvragen met hun WAP-telefoon. Op de site http://tost.wap5.nl is een actueel overzicht beschikbaar van het gebruik van de SMS-dienst. C@mpus + De roep van studenten om ‘klantvriendelijke informatievoorziening’ neemt toe. In het UT-nieuws verscheen onlangs onderstaande ingezonden brief van UReka, de
Universiteit Twente (UT)
grootste fractie in de universiteitsraad. Steeds vaker zien we dat studenten zich inzetten voor de verbetering van het
onderwijsproces. De UT schrijft momenteel aan een projectplan voor het opzetten en onderhouden van een portal.
'Persoonlijke onderwijspagina' is ons streven De studenten van de Universiteit Twente mogen zich gelukkig prijzen. Voor alles hebben ze een computerdienst tot hun beschikking: inschrijven voor tentamens, cijfers opvragen, vak- en roosterinformatie achterhalen, enzovoort. TAST, TOST, VIST, TeleTOP, prachtig allemaal. Gevolg van deze veelheid aan gefragmenteerde informatiesystemen is echter wel dat de student steeds zelf op zoek moet naar de voor hem of haar relevante informatie. In de wirwar van systemen met verschillende Internetpagina's en inlogprocedures moet de student een weg zien te vinden.
weg hoort flexibele informatievoorziening. Met Campus+ heeft DINKEL een stap genomen om allerlei bestaande systemen te koppelen. Dit is een mooi initiatief. Het idee van een 'portal' naar al deze systemen is zeker een verbetering op de huidige situatie, maar gaat nog niet ver genoeg: de wijze waarop gebruik wordt gemaakt van de verschillende diensten blijft hetzelfde: de student moet op zoek naar informatie.
UReka denkt dat dit anders kan, sterker nog: anders zou moeten. Wij noemen dat 'klantvriendelijke informatievoorziening'. Als eindstation streven we naar een persoonlijke onderwijspagina: een plek waar de student al zijn zaken omtrent zijn onderwijstraject regelt. Niet meer zoeken tussen allerlei niet relevante informatie, maar informatie op maat. Als de sluiting voor tentameninschrijving nadert of zodra een tentamencijfer bekend is, verschijnt dat op de persoonlijke onderwijspagina. Het is mogelijk om er e-mail te lezen of IBG-zaken te regelen. Tevens valt te denken aan een systeem waarmee een student gemakkelijk een eigen rooster kan plannen. Na een selectie van de te volgen vakken verschijnt op het scherm hoe de colleges over de week of maand verspreid zijn en of ze al dan niet overlappen. De interessante vakken worden gemarkeerd en vervolgens ontvangt de student, gedurende het trimester, via door hemzelf gekozen media (de persoonlijke onderwijspagina, e-mail, telefoon) de bijbehorende onderwijsinformatie. De student heeft recht op eenduidige en eenvoudige informatie. Bij flexibel onderwijs en een flexibele leer-
Overigens is het opvallend dat het op de UT enigszins schijnt te ontbreken aan een samenhangend ICT-beleid. In een kleine inventarisatie bleek dat de UT geen duidelijk visie communiceert over hoe zij de ICT-ondersteuning op het gebied van onderwijs ziet: nu en in de toekomst, bijvoorbeeld vijf of tien jaar. Natuurlijk is TeleTOP een stap in goede richting, maar het kan verder gaan. Het ontbreken van een duidelijke sturing van bovenaf blijkt ook uit het feit dat de initiatieven die wel op dit gebied ontplooid worden van onderaf geïnitieerd worden, bijvoorbeeld ook vanuit studenten. Op dé ICTuniversiteit van Nederland zou je meer beleid verwachten bij de ICT-ondersteuning van een primair proces. In het UT-nieuws van vorige week was te lezen dat meer studenten op dit gebied een verandering teweeg willen brengen. Wij juichen de inspanningen van Lars Rengersen op dit gebied dan ook van harte toe. Natuurlijk gaat dit alles niet over één nacht ijs. Het integreren van de verschillende functionaliteiten is een omvangrijke klus. Mocht je een idee hebben over hoe de informatievoorziening op UT nog beter kan, of heb je een beeld voor ogen waar het naar toe zou moeten in de toekomst, mail dit dan naar [email protected]. Namens UReka, Sander Jacobs
Universiteit Utrecht (UU)
10
Universiteit Utrecht (UU)
Evaluatie invoering Blackboard bij de faculteit Sociale Wetenschappen Ineke Lam, Jan Nab, Saskia Noordewier, Jan van Tartwijk
Inleiding In het studiejaar 2000/2001 wordt in het onderwijs van alle opleidingen van FSW in meer of mindere mate gebruik gemaakt van Blackboard. Ondersteund vanuit de Educatieve Middelen Pool4 heeft het faculteitsbestuur van de Faculteit Sociale Wetenschappen (FSW) het IVLOS gevraagd de evaluatiestudie van de invoering van lackboard bij FSW uit te voeren. De looptijd van het hele project is twee jaar. In het eerste projectjaar 2000-2001 ligt het accent op evaluatie en in het tweede jaar op advisering. Het doel van deze studie is drieledig: - Versterken van de effectiviteit en efficiëntie van de toepassing van ICT in het onderwijs. - Adequate onderwijskundige advisering aan docenten die Blackboard (overwegen te) gebruiken. - Disseminatie van kennis over een effectief gebruik van ICT, waaronder het versterken van de professionaliteit van leden van de facultaire projectgroep ICT-didactiek. De probleemstelling die in deze studie centraal staat, luidt: In hoeverre draagt de implementatie van Blackboard bij aan de verbetering van het onderwijs binnen de Faculteit Sociale Wetenschappen?
Deze probleemstelling is uitgewerkt in zes onderzoeksvragen. Voor deze bijdrage is met name de tweede onderzoeksvraag relevant5: Hoe wordt Blackboard gebruikt binnen de zes verschillende opleidingen van FSW in het studiejaar 2000-2001? De gegevensverzameling om onder andere deze vraag te kunnen beantwoorden, heeft zich onder meer gericht op meningen en percepties van gebruikers (docenten en studenten) en niet-gebruikers (docenten) van Blackboard. Er is zowel gebruik gemaakt van vragenlijsten (schriftelijk, elektronisch en telefonisch) als van interviews. In deze bijdrage worden alleen die gegevens gepresenteerd die betrekking hebben op het onderzoek onder de studenten (Afkomstig uit hoofdstuk 5 van het rapport, zie voetnoot 2). Gegevensverzameling In de periode maart-april 2001 zijn 300 propedeusestudenten benaderd met het verzoek om deel te nemen aan een telefonische enquête over hun visie op en ervaringen met het gebruik van Blackboard. Wij hebben specifiek deze groep studenten geselecteerd, omdat het faculteitsbestuur heeft besloten om Blackboard faculteitsbreed in te gaan voeren, te beginnen bij de propedeuse. Het overgrote deel van de propedeuse modulen van FSW werd daarom ondersteund door Blackboard en
4: Het IVLOS heeft van het CvB de opdracht gekregen om bij te dragen aan de vernieuwing van het onderwijs in de Universiteit Utrecht. Hiervoor is een bepaalde hoeveelheid geld beschikbaar waar faculteiten projectvoorstellen voor kunnen indienen bij de adviescommissie EMP. In deze commissie zijn de faculteiten van de UU vertegenwoordigd. De commissie adviseert IVLOS over de toewijzing van aanvragen. 5: Een samenvatting van het hele rapport is te vinden op: http://studion.fss.uu.nl/evaluati/artikel/evaluatie.htm
48 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
Universiteit Utrecht (UU)
ook kregen alle nieuwe eerstejaars in het studiejaar 2000-2001 een presentatie over deze nieuwe leeromgeving tijdens de facultaire introductieweek. Bovendien vormde bij drie van de zes opleidingen de propedeuse de pilot voor de invoering van ICT in het onderwijs. Met andere woorden, de kans dat we een student zouden aantreffen die onderwijs had genoten waarin gebruik gemaakt werd van Blackboard was het grootst onder groep propedeusestudenten. Vandaar dat we voor deze deelpopulatie hebben gekozen. Bij de interpretatie van de studentgegevens moet men hiermee rekening houden. Er is een selectie gemaakt onder propedeusestudenten die, volgens de gegevens van STUDION-support6, onderwijs hebben gevolgd waarin gebruik wordt gemaakt van Blackboard. Er is gekozen voor een telefonische enquête met het oog op de te verwachten hoge respons, de kwaliteit van de gegevens en de grote snelheid van de gegevensverzameling. M • Vind je het een probleem om vanaf het beeldscherm te leren?
Blackboard gebruikers In deze paragraaf wordt eerst gerapporteerd aan de hand van frequentieverdelingen over de resultaten van deze enquête. Vervolgens worden samenhangen tussen enerzijds de frequentie en aard van het gebruik en anderzijds de waardering en perceptie van de meerwaarde voor het onderwijs beschreven. 1
2
3
4
5
Groot probleem
Wel een
Maakt niet uit
Juist prettig
Juist erg
probleem
1,7 • Vind jij zelf werken met Bb gemakkelijk of moeilijk? • Vind je dat er zijn voldoende computers op de Uithof beschikbaar zijn om met Bb te werken? • Heb je op je studeeradres de beschikking over een PC met netwerkverbinding? • Hoe vaak heb je te maken gehad met storingen tijdens het werken met Bb? • Heb je al eens gebruik gemaakt van de helpdesk /technische onder-steuning bij het gebruik van Bb? • Was je tevreden over de hulp die je toen kreeg?
De keuze voor de populatie van propedeusestudenten betekent dat daarmee een groep studenten is benaderd die ‘niet anders gewend zijn’ dan dat Blackboard in het onderwijs wordt ingezet en die in hun onderwijs in vergelijking met ouderejaars relatief vaak van Blackboard gebruik maken. De uiteindelijke respons bedraagt bijna 70%. 240 van de 300 studenten zijn bereikt, hiervan zijn echter 40 studenten om diverse redenen, zoals bijvoorbeeld weinig onderwijs hebben gevolgd, weer afgevallen, waarmee de feitelijke respons op 202 studenten komt.
4,1 2,3
1,7
4,3
N
prettig
111
49
38
1
2
Heel moeilijk
Moeilijk
Noch noch
Makkelijk
Heel makkelijk
1
7
1
133
50
Veel te weinig
Te weinig
Net te weinig
Voldoende
Ruim voldoende
62
62
20
45
Nee
Wel
201 202 189
69
133
Nog Nooit
Een keer
Paar keer
Vaak
Heel vaak
112
40
46
3
1
Nee
Ja
202
176
26
Heel
Ontevreden
Noch noch
Tevreden
Heel tevreden
ontevreden
1
2
12
11
Tabel 1.3: Waardering gebruiksgemak en infrastructuur
6: STUDION Support van FSW is er voor onderwijskundig/- didactisch advies over het gebruik van ICT in het onderwijs en technische ondersteuning.
202
26
Universiteit Utrecht (UU)
Gebruiksgemak en infrastructuur We beginnen deze paragraaf met de frequentieverdelingen van de antwoorden op vragen waarmee werd geïnformeerd naar de waardering van het gebruiksgemak en een aantal mogelijke infrastructurele belemmeringen bij het gebruik van Blackboard. Tabel 1.3 laat zien dat de studenten nauwelijks moeite hebben om met Blackboard te werken. Overigens wordt het werken van een beeldscherm door de meeste studenten wel lastig gevonden. Hoewel tweederde deel van de studenten die met het onderzoek hebben meegedaan op hun studeeradres de beschikking heeft over een PC met een netwerkverbinding, hebben nog altijd 69 studenten dat niet. Verder zijn de meeste studenten van mening dat er te weinig PC's beschikbaar zijn op de Uithof waar FSW is gehuisvest. Bijna de helft van de studenten heeft één of meerdere keren te maken gehad met een storing in Blackboard. Desondanks hebben niet veel studenten een beroep gedaan op de helpdesk; zij die dat wel hebben gedaan, zijn tevreden tot zeer tevreden over de hulp die ze hebben gekregen. M Hoe vaak heb je met Bb gewerkt?
Frequentie gebruik In de tabel 1.4 zijn de antwoorden op de vragen weergegeven waarmee werd geïnformeerd naar de frequentie van het gebruik. De studenten in de propedeuse hebben over het algemeen in meerdere vakken met Blackboard gewerkt. Binnen de vakken varieerde het gebruik van heel af en toe tot heel veel. Wat betreft de aard van dat gebruik lijkt het meestal te gaan om het ophalen van onderwijsmateriaal en praktische informatie. Samenwerken aan opdrachten, e-mailen via Blackboard, en gebruik van quizzen en surveys gebeurt weinig. De meeste propedeuse studenten waren zelfs onbekend met het gebruik van quizzen en surveys binnen Blackboard. Organisatorische informatie In de tabel 1.5 zijn de items weergegeven waarmee is geïnformeerd naar Blackboard als bron van allerlei organisatorische informatie. De studenten zijn positief over de archief-/ studiegidsfunctie van Blackboard. De permanente beschikbaarheid van organisatorische informatie, opdrachten en studie-
1
2
een vak, heel
een vak, veel
af en toe
3
4
5
meer vakken,
meer vakken,
meer vakken,
heel af en toe
soms weinig
altijd veel
N
soms veel
3,7 Hoe vaak heb je Bb gebruikt om: • met je docenten te e-mailen? • met je medestudenten te e-mailen? • om onderwijsmateriaal op te halen? • om praktische informatie op te zoeken? • met je medestudenten samen te werken aan opdrachten? • Heb je ooit gebruik gemaakt van de quizzen en surveys die je in Bb kunt invullen
17
13
41
71
60 Heel vaak
Nog nooit
Een keer
Een paar keer
Vaak
1,6 1,4 3,6 3,3 1,5
135 165 30 17 154
26 8 1 14 14
35 24 45 76 20
6 3 79 76 7
1,7
10
4
3
1
Tabel 1.4: Frequentie gebruik van Blackboard 7: 183 studenten gaven aan onbekend te zijn met het gebruik van quizzen en surveys in Blackboard.
50 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
2 47 19 5
202 202 202 202 202 202 187
Universiteit Utrecht (UU)
1
M Cursusagenda in Bb • Helpt de agenda in Bb bij het plannen van je studieactiviteiten Organisatorische informatie • Vind je het handig wanneer in Bb allerhande organisatorsche informatie is te vinden? • Vind je Bb handig om te kunnen raadplegen als je zelfstandig aan het studeren bent? • Vind je het handig wanneer je de opdrachten in Bb op kunt zoeken? • Vind je Bb handig om studiemateriaal op te kunnen halen?
3
2
nee, helpt niet maakt niet uit helpt een beetje
4
5
helpt veel
helpt heel
N
erg veel
37
1,4
4
Juist onhandig maakt niet uit
5
2
wel handig
erg handig
heel erg handig
48
3,7
4
9
58
96
34
201
3,3
16
25
52
79
17
189
3,6
12
11
48
88
34
193
3,7
11
7
50
79
37
184
Tabel 1.5: Waardering organisatorisch gebruik van Blackboard
materiaal, bijvoorbeeld tijdens de zelfstudie, wordt positief gewaardeerd. Veel minder positief zijn de studenten over de betekenis van de agendafunctie voor de planning van hun studieactiviteiten. Veel studenten zijn met deze functie overigens onbekend. Externe links Er is ook gevraagd naar de waardering van de kwaliteit van de informatie die via de zogenoemde `Externe links’8 knop in Blackboard beschikbaar kan worden gemaakt. Veel studenten zijn onbekend met deze functionaliteit. De 60 studenten die er wel bekend mee zijn, vinden over het algemeen dat ze daar redelijk vaak tot heel erg vaak nuttige informatie hebben gevonden.
Externe links • Vind je dat je vaak nuttige informatie kunt vinden via de externe links in Bb?
M
2,3
Communicatie In tabel 1.7 valt te lezen hoe studenten de functie van Blackboard bij het communiceren en het samenwerken waarderen. De meeste studenten vinden dat Blackboard het communiceren met docenten en medestudenten in meer of mindere mate makkelijker maakt. Zij doen dit overigens niet frequent (zie tabel 1.4). Onverschilliger staan zij tegenover de betekenis van Blackboard bij het samenwerken met medestudenten en het contactleggen met de docent. Iets meer dan de helft van hen antwoordt in de categorie ‘maakt niet uit’. Overigens vindt nog altijd een belangrijke minderheid dat Blackboard het samenwerken en het contactleggen wel iets tot heel erg veel makkelijker maakt.
Nooit
Af en toe
Redelijk vaak
Erg vaak
Heel erg vaak
N
7
31
17
5
60
Tabel 1.6: Waardering aanbod via ‘Externe links’. 8: Afhankelijk van de versie van Blackboard en de instellingen van een cursus kan deze button Externe links heten of Websites.
Universiteit Utrecht (UU)
M Communicatie
1
2
3
4
5
Juist
Maakt niets uit
Iets
Veel
Heel erg veel
makkelijker
makkelijker
belangrijker
ongemakkelijk
• Vind je dat Bb het communiceren met docenten en medestudenten makkelijker maakt? • Vind je dat Bb samenwerken met medestudenten gemakkelijker maakt? • Neem je makkelijker contact op met docenten nu je dat via Bb kunt doen? Tabel 1.7:
N
2,8
10
46
61
29
4
150
2,5
9
64
24
16
4
117
2,5
3
94
43
21
2
163
Waardering communicatieve functie van Blackboard
Er zijn twee vragen gesteld over specifieke vormen van communicatie die door Blackboard worden ondersteund: chatten en discussielijsten (zie tabel 1.8). Voor verreweg de meeste studenten in de propedeuse zijn chatfunctie en discussiegroepen nog een onbekend fenomeen. Het beperkte aantal studenten dat er wel gebruik van heeft gemaakt is overigens niet enthousiast. Waardering van het gebruik van Blackboard voor de kwaliteit van het onderwijs Er zijn ook zes meer algemene vragen gesteld over de waardering van het gebruik van Blackboard voor de kwaliteit van het onderwijs. Over het algemeen vinden de studenten dat de kwaliteit van het onderwijs er onder invloed van Blackboard op vooruit is gegaan. De meeste studenten vinden dat Blackboard iets extra’s biedt voor het onderwijs, dat studeren er door wordt vergemakkelijkt en dat Blackboard voor alle vakken gebruikt zou moeten worden. Iets minder eensgezind positief is men over de
2
3
4
5
Helemaal niets
Heel weinig
Beetje
Veel
Heel veel
2,1
13
3
4
4
1
1,6
13
1
3
1
Tabel 1.8: Waardering chatfunctie en discussielijsten
52 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
Verbanden Zoals hiervoor beschreven, is de studenten gevraagd naar: het gebruiksgemak en de infrastructuur, de frequentie van het gebruik, de functie van Blackboard als bron van allerlei organisatorische informatie, de betekenis van Blackboard voor de communicatie met medestudenten en docenten, de kwaliteit van de informatie die met behulp van externe links gevonden kan worden en naar de waardering van Blackboard in termen van betekenis voor de kwaliteit van het onderwijs. De studenten bleken positief over de bijdrage van het gebruik van Blackboard voor de kwaliteit van het onderwijs. In deze paragraaf worden analyses beschreven waarmee is nagegaan met welke andere antwoorden van de studen-
1
M • Vind je dat je iets leert door het deelnemen aan discussie-groepen in Bb? • Vind je dat je iets leert door het gebruik van de chatfunctie in Bb?
waardering voor Blackboard als aanvulling op de bijeenkomsten op de universiteit en de afstemming met andere leermiddelen. Een belangrijke minderheid is daar onverschillig over of is het daarmee oneens.
N
25 18
Universiteit Utrecht (UU)
Waardering • Vind je dat het onderwijs beter of slechter wordt door het gebruik van Bb? • Vind je dat Bb iets extra’s biedt voor het onderwijs? • Maakt Bb voor jou het studeren gemakkelijker of moeilijker? • Vind je dat Bb in alle vakken gebruikt zou moeten worden? • Vind je Bb een goede aanvulling op de bijeenkomsten op de universiteit? • Vind je dat Bb goed is afgestemd op andere leermiddelen?
M 3,7 3,8
1
2
3
4
5
Veel slechter
Slechter
Maakt niet uit
Beter
Veel beter
8
8
44
125
10
Zeer beslist niet
Niet
Maakt niet uit
Wel
Zeer zeker wel
3,8 3,4
1
23
16
130
25
Moeilijker
Maakt niet uit
Makkelijker
Veel makkelijker
4
55
121
13
Zeer beslist niet
Niet
Maakt niet uit
Wel
Zeer zeker wel
2
16
8
123
53
202 195
1
24
25
116
29
Heel slecht
Slecht
Maakt niet uit
Goed
Heel goed
1
39
31
95
5
Tabel 1.9: Waardering van het gebruik van Blackboard voor de kwaliteit van het onderwijs.
ten deze positieve waardering samenhangt. Ten behoeve van deze analyses zijn waar mogelijk de items gereduceerd tot een beperkter aantal schalen. Eerst wordt hier kort op in gegaan. Schalen: frequentie, waardering, en organisatorisch handig Op grond van inhoudelijke criteria en op basis van een combinatie van factoranalyses en het bepalen van correlaties zijn de items waarop redelijk frequent is geantwoord, gereduceerd tot een beperkter aantal onderliggende dimensies. Op basis daarvan zijn waar mogelijk schalen geconstrueerd. Het gaat om drie schalen:
187
Veel moeilijker
3,7 4,0
N
of moeilijker? • Vind je dat Blackboard in alle vakken gebruikt zou moeten worden? • Vind je Blackboard een goede aanvulling op de bijeenkomsten op de universiteit? • Vind je dat Blackboard goed is afgestemd op andere leermiddelen?
Frequentie gebruik (Crombachs alpha: .74) • Hoe vaak heb je met Blackboard gewerkt? • Hoe vaak heb je Blackboard gebruikt om onderwijsmateriaal op te halen?
Organisatorisch handig (Crombachs alpha: .75): • Vind je het handig wanneer in Blackboard allerhande organisatorische informatie is te vinden? • Vind je Blackboard handig om te kunnen raadplegen als je zelfstandig aan het studeren bent? • Vind je het handig wanneer je de opdrachten in Blackboard op kunt zoeken? • Vind je Blackboard handig om studiemateriaal op te kunnen halen?
Waardering (Crombachs alpha: .79): • Vind je dat het onderwijs beter of slechter wordt door het gebruik van Blackboard? • Vind je dat Blackboard iets extra's biedt voor het onderwijs • Maakt Blackboard voor jou het studeren gemakkelijker
Voor de waardering van technische ondersteuning en infrastructuur bleek geen homogene schaal geconstrueerd te kunnen worden. Ook de overige `frequentie’items hingen niet zo sterk samen dat gesproken kan worden van een onderliggende dimensie die een basis kan vormen voor een schaal.
195 193
171
Universiteit Utrecht (UU)
Samenhang Eerst is nagegaan of er een verband bestaat tussen enerzijds de schaal waardering en anderzijds de frequentie van het gebruik. In tabel 1.10 worden de significante (tweezijdig getoetst significatie *=p<.05, **=p<.01) correlaties (p.m.c.) weergegeven die daar betrekking op hebben.
Hoe Hoe Hoe Hoe Hoe
vaak vaak vaak vaak vaak
onderwijsmateriaal ophalen? e-mailen met docenten? e-mailen met studenten? praktische informatie? samenwerken?
Waardering 0,42** 0,19 * 0,41**
Tabel 1.10: Samenhang frequentie gebruik en waardering van Blackboard
Er blijkt een positief verband te bestaan tussen de frequentie van het gebruik en de waardering van Blackboard. Daarbij geldt vooral dat hoe vaker studenten Blackboard gebruiken om praktische informatie en materiaal op te halen hoe positiever zij zijn over het gebruik van Blackboard. Ook vonden we een positief verband tussen waardering en de frequentie waarmee studenten naar eigen zeggen gebruik maken van de e-
Organisatorisch
Nuttige info via links
handig
Waardering Hoe vaak materiaal ophalen? Hoe vaak e-mailen met docenten? Hoe vaak e-mailen met studenten? Hoe vaak praktische info ophalen? Hoe vaak samenwerken?
,61** ,43** ,24*
Vervolgens is nagegaan of waardering en frequentie van gebruik van Blackboard samenhangen met een aantal andere variabelen. We vonden een zeer sterk verband tussen de waardering van Blackboard en de mate waarin studenten Blackboard organisatorisch handig vinden. Daarnaast hangt de waardering samen met de ervaren kwaliteit van de informatie die via de externe links knop gevonden kan worden en met de mate waarin studenten Blackboard gebruiksvriendelijk vinden. Studenten die Blackboard organisatorisch handig vinden, gebruiken Blackboard relatief veel om docenten te e-mailen en/ of materiaal en praktische informatie op te halen. De frequentie van gebruik hangt verder samen met het ervaren gebruiksgemak en de beschikbaarheid van een PC met netwerkverbinding thuis. Studenten die vinden dat Blackboard het samenwerken met medestudenten makkelijker maakt, doen dat ook vaker dan anderen, ze e-mailen ook vaker met medestudenten.
Samenwerken
Gebruiks-gemak Bb
makkelijker
,29*
,26** ,16* ,40**
Pc en netwerkverbinding thuis
,22** ,23** ,17*
,43**
Tabel 1.11: Samenhang waardering en frequentie gebruik andere variabelen
54 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
mail functie van Blackboard om met hun docenten te communiceren.
,21** ,14*
Universiteit Utrecht (UU)
Samenvatting Studenten zijn gemiddeld positief over het gebruik van Blackboard in het onderwijs. Zij hebben ook nauwelijks moeite om ermee te werken. Over het algemeen hebben de propedeuse studenten die zijn ondervraagd in meerdere vakken met Blackboard gewerkt, vooral om onderwijsmateriaal en praktische informatie op te halen. Het samenwerken aan opdrachten en e-mail via Blackboard gebeurt weinig. Verder zijn studenten minder bekend met de agendafunctie binnen Blackboard, en het gebruik van quizzen, surveys en externe links. Ook zijn de chatfuntie en de discussiegroepen voor de meeste studenten in de propedeuse nog een onbekend fenomeen. Overigens zijn zij die er wel mee hebben gewerkt niet enthousiast. Hoewel het niet frequent gebeurt, vinden de meeste studenten wel dat Blackboard het communiceren met medestudenten en docenten makkelijker maakt. Onverschilliger staan zij tegenover de rol die Blackboard inneemt in het samenwerken met medestudenten en het contactleggen met de docent. Verder vinden de meeste studenten dat de kwaliteit van het onderwijs er onder invloed van Blackboard op vooruit is gegaan en dat Blackboard iets extra’s biedt voor het onderwijs. Ook vindt een ruime meerderheid dat Blackboard in alle vakken gebruikt zou moeten worden. Zowel de waardering als de frequentie van het gebruik van Blackboard door studenten hangen op de eerste plaats samen met de mogelijkheid om via Blackboard onderwijsmateriaal en praktische informatie op te kunnen halen.
Universiteit van Amsterdam (UvA)
11
Universiteit van Amsterdam (UvA)
Onderwijs.nl? Een onderzoek naar ICT in het onderwijs aan de UvA
volle toevoeging aan het vak, en veel willen bij meer vakken gebruik maken van deze digitale leeromgeving. Van belang is echter dat het gebruik van Blackboard In dit onderzoek van het onderzoeksbureau van de ASVA door docenten gestimuleerd wordt, zodat een groot Studentenunie is een gedeelte van de ontwikkelingen op aantal studenten regelmatig gebruik ervan maakt. ICT gebied aan de UvA in kaart gebracht en geëvalueerd. Het doel van het onderzoek is tweeledig. Ten eer- • De vergroting van de zelfstandigheid van de student die Blackboard met zich meebrengt (zelfstudie, zelf ste is er in kaart gebracht welke grote projecten er op selecteren van nuttige informatie), wordt gewaardeerd. het gebied van ICT lopen. Ten tweede is de toepassing Blackboard geëvalueerd om te kunnen achterhalen wat studenten hiervan vinden, welke problemen zij tegenko- Wat beter kan • De mogelijkheden van Blackboard, vooral op het men, enzovoorts. Dit is gedaan middels een enquête. gebied van de onderlinge communicatie, worden volHieraan hebben 204 studenten, studerend aan alle gens studenten nog niet ten volste benut. Onderling faculteiten op de UvA meegewerkt (behalve de faculteit contact tussen studenten of met de docent wordt niet der Rechtsgeleerdheid omdat hier het gebruik van bevorderd, of is ‘niet van toepassing’ geweest bij het Blackboard al uitgebreid geëvalueerd is) meegewerkt. gebruik van Blackboard. De resultaten van dit onderzoek staan in dit verslag • Er blijken enkele praktische bezwaren en technische beschreven. Voor een verslag van de resultaten op de problemen te zijn: de hoge printkosten bijvoorbeeld, eerste onderzoeksvraag is hier de ruimte te beperkt. en de ‘inlogprocedure’. De lezer kan het gehele onderzoeksrapport opvragen bij ASVA Studentenunie Onderzoeksbureau, e-mail Studenten lijken Blackboard een waardevolle digitale [email protected]. leeromgeving te vinden waar zowel zij als docenten zonder veel problemen gebruik van kunnen maken. Conclusies Blackboard lijkt het dus te verdienen om op grotere De belangrijkste conclusies van het onderzoek van de schaal toegepast te worden. De toepassing zou voor een ASVA. aantal modulen misschien geïntensiveerd kunnen worGebruik en waardering den (bijvoorbeeld door de communicatiefunctie in te • Er zijn veel studenten die Blackboard gebruiken. • Blackboard is een studentvriendelijke toepassing: het zetten), zodat ook de frequentie van gebruik door studenten toe zal nemen. kost studenten namelijk weinig tijd en moeite om ermee om te leren gaan. Blackboard loopt echter ook een risico, namelijk dat het • De student ervaart Blackboard over het algemeen als door de wijze waarop het wordt gebruikt niets of weinig positief: de meeste beschouwen het als een waardeHendrik Jan Thiesinga
56 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
Universiteit van Amsterdam (UvA)
gebruik maken, zoveel geld kwijt zijn aan de printkostoevoegt aan het onderwijs. Informatie over het onderten. Deze studenten zouden een vergoeding (bijvoorwijs in een module is bijvoorbeeld ook op andere plekbeeld in de vorm van een printkaartje) moeten krijken al beschikbaar. Als Blackboard alleen gebruikt wordt gen, om de informatie die zij nodig hebben uit te om collegeaantekeningen achter te laten, kan dat voor kunnen printen. Hoge printkosten verbonden aan het sommige studenten handig zijn als zij bijvoorbeeld een gebruik van Blackboard zal nu demotiverend werken college gemist hebben. Anderen ervaren dit gebruik voor studenten. echter als onnodig: het voegt niets toe. Het risico is zelfs dat studenten minder geneigd zijn om de colleges Onderwijskundig te volgen, omdat de stof toch in hapklare brokken op • Blackboard is vooral een waardevolle toevoeging aan Blackboard terug te vinden is. Een intensiever gebruik het bestaande onderwijs wanneer de mogelijkheden van deze digitale leeromgeving, waarin Blackboard ook van deze digitale leeromgeving meer uitgebuit worden een werkelijk toegevoegde onderwijskundige waarde dan nu het geval is. Het is de taak van de docent én heeft, voorkomt dergelijke situaties. student om bijvoorbeeld de communicatiemogelijkheden van Blackboard optimaler te hanteren. Er zou, Aanbevelingen algemeen gesproken, in het onderwijs een situatie Op basis van het onderzoek formuleert ASVA de volgengecreëerd moeten worden waarin student en docent de aanbevelingen: regelmatig gebruik maken van Blackboard, waardoor de informatie meer actueel en zelfs up-to-date is, en Technisch er de mogelijkheid is tot communicatie en discussie. • Om een overstap te maken naar een intensiever gebruik van een digitale leeromgeving, moet het gebruik van een computer en de toegang tot Internet goed geregeld zijn voor studenten. Zeker niet iedere student beschikt hier zelf over: daarom moeten er voldoende computerplaatsen en Internetaansluitingen zijn op de Universiteit van Amsterdam voor haar studenten. • Er zijn technische problemen bij het inloggen. Deze moeten nader bekeken worden. Veel studenten ervaren het inloggen als problematisch, bijvoorbeeld door storingen of lange wachttijden. • Er moet een oplossing gevonden worden voor de zogenaamde ‘pdf-bestanden’ op Blackboard die niet voor iedereen te downloaden zijn (bijvoorbeeld door een link naar een site waar de ‘Acrobat Reader’ vandaan te halen is). Financieel • Het is niet redelijk dat de studenten die op de UvA gebruik maken van de computers, en vanuit een module die zij volgen regelmatig van Blackboard
Technische Universiteit Delft (TU Delft)
12
Technische Universiteit Delft (TU Delft)
ICT en Onderwijs Programma TU Delft – invloed van studenten Welmoed Lockefeer
Een veranderende maatschappij vergt vernieuwende universiteiten en vernieuwend onderwijs. Het onderwijs maakt dan ook een ingrijpende verandering door. De grote drijvende kracht is informatie- en communicatietechnologie (ICT). Om een systematische en planmatige aanpak voor een optimale integratie van ICT in het onderwijs te bewerkstelligen is in 1999 de nota ‘ICT in het onderwijs binnen de TU Delft 2000-2004’ opgesteld. TU breed ICTO Plan In februari 2000 heeft het CvB de nota ‘ICT in het onderwijs binnen de TU Delft 2000-2004’ als beleidskader vastgesteld en een besluit genomen ten aanzien van de gedane voorstellen. In juli 2000 is een besluit genomen over de concrete vervolgstappen. Per onderdeel wordt een effectueringbesluit genomen. Momenteel wordt hard gewerkt aan de uitvoering van de plannen, waarbij onder andere de digitale leeromgeving Blackboard en Etude en Sonate zijn aangemerkt als standaard TU systemen. Het plan bevat verschillende onderdelen, zoals ICTO organisatie, toonaangevende projecten, ondersteuning van studenten en ondersteuning van docenten. De stafeenheid Onderwijs Onderzoek en Studentenaangelegenheden (OOS) treedt op als opdrachtgever namens het College van Bestuur. ICTO organisatie TU Delft ICTO Buro Per 1 september 2000 kent de TU Delft een ICTO Buro dat uit vier personen bestaat:
58 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
• ICTO Programmadirecteur en tevens hoogleraar Educatie & Technologie (EduTec): prof. dr. Wim Veen • Onderwijskundig coördinator van EduTec: vacature • Technisch adviseur van Dienst Technische Ondersteuning (DTO): ing. Piet van der Zanden • Community manager van EduTec: ir. Welmoed Lockefeer Zij voeren het inhoudelijk programmamanagement van de toonaangevende projecten en spelen een belangrijke rol in de communicatie tussen faculteiten onderling en tussen faculteiten en diensten. ICTO Task Force De ICTO Task Force bestaat uit de ICTO Programmaleider, de Rector Magnificus van de TU Delft, en drie experts op het gebied van ICT (in het onderwijs). Zij voorziet de TU Delft van een lange termijn visie. ICTO Platform Het ICTO Platform bestaat uit vertegenwoordigers van alle faculteiten en diensten. Het platform richt zich op zowel 'bundeling' als 'vernieuwing'. Daarnaast hebben verschillende faculteiten of opleidingen een eigen ICTO Platform of ICTO initiatief en dienen zij in hun onderwijsbeleidsplan een ICTO paragraaf op te nemen. De Platformleden komen 5 á 6 keer per jaar samen. Facilitering van studenten Netwerkverbindingen Al in 1999 zijn de grote studentenhuizen in Delft (circa 2800 studenten) via vaste lijnen (10 Mb glas) verbonden met het universiteitsnetwerk. De kleinere studen-
Technische Universiteit Delft (TU Delft)
tenhuizen zijn op diverse manieren verbonden. Alle studenten hebben een inbelaccount. De meeste verbindingen zijn inmiddels al voor een deel verbeterd, bijvoorbeeld met ADSL en breedband netwerkverbindingen naar de studentenhuizen. In het project 'Fiber To The Dormitory' wordt een aantal studentencomplexen via glasvezel direct met de TU Delft verbonden. Het project betreft de netwerkaansluiting van circa 2600 studenten verdeeld over vijf complexen. Deze aansluitingen zullen een capaciteit hebben van 2Mb/sec per student met een contingency factor van 20%. Dit wil zeggen dat wanneer 20% van alle bewoners tegelijk gebruik maken van de verbinding de capaciteit per student tenminste 2Mb/sec zal zijn. Het project Fiber to the Dormitory verloopt heel voorspoedig. Dit betekent dat op dit moment op 5 locaties 2.600 studentenkamers via FttD zijn aangesloten op DUneT. Gezien de grote belangstelling voor dit project en het enthousiasme bij de aangesloten bewoners, is er besloten om FttD een vervolg te geven. Het FttD-2 project voorziet in de ontsluiting van studentenkamers in grotere complexen. Daarin worden 1400 woningen voorzien van een 100 Mb verbinding. Hard- en software Volgens het TU brede ICTO plan komen alle eerstejaars in aanmerking voor een renteloze lening voor het aanschaffen van hard- en software. Daarnaast krijgen eerstejaars studenten van de TU Delft een gratis software pakket. Het pakket bevat de algemene programma's die de studenten voor hun studie nodig hebben. De eerstejaars krijgen het pakket bij de aanvang van hun studie. Jaarlijks gaat het om ongeveer 2500 pakketten. Studentenportal Eén van de grotere projecten binnen het plan is het opzetten van een studentenportal. Basis hiervoor is de digitale leeromgeving Blackboard, die inmiddels door alle opleidingen in gebruik is genomen. Om het systeem op een adequate wijze in te zetten bij de primaire pro-
cessen van de TU Delft, is het noodzakelijk dat de identiteit van de gebruiker eenduidig en met zekerheid kan worden vastgesteld. Hiertoe is het NetID systeem ontwikkeld op basis van marktstandaarden (LDAP). Koppelingen met het systeem voor studentenadministratie (ISIS) en een koppeling met het personeelsinformatiesysteem (Peoplesoft) zijn gerealiseerd waarmee de inmiddels 24000 gebruikers zichzelf kunnen identificeren. Tevens is er een applicatie ontwikkeld waarmee externe gebruikers kunnen worden toegevoegd en beheerd. Uiteindelijk moet iedere student via deze portal onder meer zijn eigen studieplanning en agenda kunnen bijhouden, zich kunnen inschrijven voor vakken en tentamens, tentamenresultaten en roosterinformatie kunnen opvragen en campusbrede of faculteitsbrede mededelingen kunnen ontvangen. In de komende periode is, naast het vervolmaken van het usermanagement en het realiseren van noodzakelijke plug-ins, de koppeling met Volg+ de belangrijkste. Met deze koppeling krijgen studenten op hun persoonlijke pagina alle tot nu toe behaalde resultaten gepresenteerd. TU-brede ICTO-projecten Binnen de TU Delft vindt een aantal TU brede ICTO-projecten plaats. Voorbeelden hiervan zijn Blackboard, Etude, Sonate, Sensor en de Elektronische Studiegids. Blackboard Binnen de TU Delft is Blackboard voor de periode 2000 tot 2003 het standaard platform voor de Digitale Leer Omgeving. Het uiteindelijke doel is een onderwijssupportsysteem dat in 2003 gebruikt zal worden door alle studenten. Begin 2002 bedraagt het totaal aantal users 24.000, het aantal daadwerkelijke gebruikers 8000 en het aantal courses 1.290. De waardering door studenten is groot. Per september 2001 is een versie geïmplementeerd waarbij onder andere de volgende verbeteringen zijn gerealiseerd: • alle studenten en medewerkers van de TU Delft hebben een Blackboard account;
Technische Universiteit Delft (TU Delft)
• verbeterde navigatie; • mogelijkheid tot het aanbrengen van volgorden in de cursussen; • het op een bepaalde datum beschikbaar maken van cursusmateriaal; • meer keuze wat betreft knoppen uit het hoofdmenu; • geautomatiseerde dienst voor vergeten wachtwoorden; • portal functionaliteit en communities. Naast de standaardfunctionaliteit van Blackboard is in sommige vakken extra functionaliteit nodig. Die kunnen aan Blackboard gekoppeld worden. Zo is er een aparte server voor streaming video beschikbaar voor het maken van collegeopnames en is er een koppeling met Etude gerealiseerd. Komende periode zal door middel van ‘building blocks’ extra functionaliteit zoals een ‘unenroll optie’ waarmee studenten zichzelf kunnen afmelden uit een cursus en een tool om groepen te kunnen managen worden gerealiseerd. De TU Delft heeft reeds veel expertise opgebouwd en wordt inmiddels nationaal als één van de voorlopers beschouwd. Momenteel zijn alle opleidingen actief met Blackboard, maar de mate waarin dit wordt gecoördineerd, verschilt sterk per faculteit. In de laatste onderwijsperiode van 2001 is het aantal pagina-aanvragen gestegen tot boven de 10 miljoen per maand! Etude Etude is een geautomatiseerd toetssysteem, waarmee (multimediale) oefentoetsen en tentamens online kunnen worden afgenomen. Het systeem bestaat uit verschillende onderdelen die een docent ondersteunen bij het geautomatiseerde toetsproces. Etude draait onder Windows en is zeer gebruiksvriendelijk. SONATE Sonate (Schriftelijke ONdersteuning en Analyse van TEntamens) is het systeem voor verwerking en analyse van toetsen. Het bestaat uit twee delen, de schrapkaartverwerking en de analyse software. Bij het ontwik-
60 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
kelen van Etude en SONATE is sterk rekening gehouden met en ingespeeld op behoeften van zowel docenten als studenten. Sensor Om de waardering van studenten over het genoten onderwijs in een bepaalde onderwijsperiode te kunnen meten worden op de TU Delft enquêtes afgenomen onder de studenten. Er is een geautomatiseerd enquête systeem gerealiseerd waarmee enquêtes middels het internet kunnen worden afgenomen. Sensor is inmiddels als koppeling opgenomen in het onderwijs support systeem. Een volledige integratie wordt eind 2002 voorzien. ICTO Prijsvraag Opzet, initiatief door de Studentenraad Vanuit het College van Bestuur zijn een groot aantal acties om toonaangevende projecten in ICT te realiseren. Daarbij behoren grote subsidies voor toonaangevende ICT-projecten. Deze ideeën worden voorgesteld door diverse partijen binnen de TUD maar niet door studenten. Vanuit de AAG fractie (universitaire studentenraad) is het idee gekomen dat ook studenten een mogelijkheid moeten hebben om iets van hun ideeën in praktijk te brengen en gestimuleerd raken door zelf een plan uit te werken. De universiteit heeft zo ook de mogelijkheid gebruik te maken van de talentpool die we hier aan de TU Delft hebben. Kortom studenten moeten toonaangevende ICT-projecten aan de TU Delft kunnen voorstellen in een prijsvraag. Om de student meer te betrekken bij de implementatie van ICT in de TU Delft is de ICTO Prijsvraag opgezet. De prijsvraag was opgesplitst in twee delen: • Nominaties: de docent, welke het beste gebruik maakt van ICT in zijn/ haar onderwijs, en het beste ICT-initiatief (zoals Blackboard, ADSL etc.) werden onderscheiden met een Award. Studenten konden hiervoor maximaal drie docenten en initiatieven nomineren.
Technische Universiteit Delft (TU Delft)
• Voorstellen: de beste voorstellen voor ICT-gebruik in de TU Delft werden beloond met verschillende prijzen. Voor de voorstellen had de organisatie van de prijsvraag een format en beoordelingscriteria opgesteld. Enkele voorbeelden van de prijzen waren een Palmtop, Kleurenprinter, Multitainer, Digitale Camera en Scanner. Inzendingen Nominaties Elke, bij de TU ingeschreven, student mocht maximaal 3 nominaties inclusief argumentatie inzenden. Uiteindelijk zijn 66 nominaties ingezonden van zowel docenten bij naam of vakcode, als initiatieven van softwarepakketten of infrastructuur. Voorstellen In totaal zijn 23 voorstellen ingezonden.
(Programmadirecteur ICTO TU Delft) een inleiding verzorgd over het gebruik van ICT in het onderwijs. Winnaars nominaties • Prof. dr. mr. ir. Sicco Santema: beste ICT-docent • Ewoud van Luik: beste onderwijsondersteuning • Drs. Mark Schenk: beste initiatief Blackboard Winnaars voorstellen De eerste tot en met de vierde plaats vielen in de prijzen: 1. B. Naber met ‘Spellen in het academisch onderwijs’ 2. A. van Bezooijen met ‘Informer’ en J. van Kuijk met ‘TU Tablet’ (gedeelde 2e plaats) 3. J. de Ridder met ‘Tentamen Teruggeef Systeem’ 4. G. Savir met ‘Multimedia Education Center’
Beoordelingscriteria De voorstellen zijn op vier verschillende punten beoordeeld: 1. strategisch belang; 2. innoverend; 3. kwaliteit bevorderend; 4. haalbaarheid.
De spellen in het academisch onderwijs bleek uiteindelijk het meest interessante, best uitgewerkte en realistische voorstel. Ter illustratie van zijn pleidooi voor spellen heeft B. Naber zelf een (digitaal) academisch spel ontwikkeld. Docenten zouden het academisch onderwijs interessanter en ‘minder saai’ kunnen maken door een spelelement toe te voegen. Op Naber’s cd-rom is hiervoor het eerstejaars vak ‘Statica’ gekozen. Het gaat hier om een vak waarvan de stof voor veel studenten oninteressant en zeer droog wordt gevonden, dus ideaal voor dit concept. Filmpjes en tekeningen worden gebruikt ter illustratie van teksten en opdrachten. Bij elk onderdeel heeft de student de mogelijkheid eigen aantekeningen op te slaan. Ook is gebruik gemaakt van (interactieve) opdrachten, tabellen, en helpfuncties voor de student.
Prijsuitreiking De uitreiking van de prijzen voor de ICTO prijsvraag is gehouden op dinsdag 27 november 2001 in het Aula Congrescentrum van de TU Delft. Tijdens de uitreiking hebben prof. ir. Karel Wakker (voormalig Rector Magnificus TU Delft) en prof. dr. Wim Veen
Vervolg ICTO Prijsvraag Momenteel is de studentenraad aan het onderzoeken welke van de winnende voorstellen in praktijk zouden kunnen worden gebracht. De aanschaf van een kwalitatief hoogwaardige scanner bij de Dienst Technische Ondersteuning zou het Tentamen Teruggeef Systeem
Beoordeling Jury Om alle reacties op deze prijsvraag goed te kunnen beoordelen is er een jury gezocht met mensen uit verschillende hoeken van de TU Delft. Deze heeft aan de hand van verschillende (vooraf bekende) criteria de voorstellen stuk voor stuk beoordeeld.
Technische Universiteit Delft (TU Delft)
technisch mogelijk maken. Hierbij kunnen gecorrigeerde tentamens worden ingescand waardoor de student de eigen tentamens digitaal kan inkijken, zonder contact op te hoeven nemen met de betrokken docent. Medio 2002 wordt een haalbaarheidsstudie uitgevoerd van dit voorstel. Zeker is al wel dat er ook in het najaar van 2002 een ICTO Prijsvraag georganiseerd zal worden. ICTO Toonaangevende Projecten
met behulp van ICT; 2. Faculteitsbrede invoering van Blackboard; 3. Onderwijsvernieuwing met behulp van ICT. De ICTO-commissie is betrokken bij deze drie lijnen in uitvoerende en adviserende rollen. De drie lijnen zijn elk een werkpakket van het toonaangevende project IMAGO (Peerdeman, 2000). Bij elk van deze lijnen zijn studenten betrokken.
Informatievoorziening Het werkpakket ‘Informatievoorziening naar studenten en docenten met behulp van ICT’ wordt geleid door een Studenten in de ICTO-commissie student-assistent, die toezicht houdt op een tweetal De studenten zijn al vroeg betrokken geraakt bij ICT in projecten: het onderwijs, met name bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management (TBM). Eind 1998 hebben de stu- • De digitale studiegids, een project dat samen met andere faculteiten wordt uitgevoerd om de studiegiddenten uit de opleidingscommissie een rapport geschresen volledig digitaal via Internet beschikbaar te ven over het gebruik van ICT (Langeraar, Van Donselaar, maken. Van ’t Veer & Snijders, 1998). Hierin doen zij het voorstel om een ICTO-commissie in te stellen om de faculteit TBM • MyPlanner, een project dat het mogelijk moet maken dat studenten zelf hun rooster kunnen samenstellen. naar voren te trekken op het gebied van ICTO. Dit project wordt uitgevoerd door twee TU-studenten. • Portal, het doel van dit project is om een persoonlijEen jaar later was de ICTO-commissie een feit, vier stuke startpagina voor de student te creëren, die ze zelf denten beginnen aan hun nieuwe taak. Zij rapporteren kunnen aanpassen. direct aan de Directeur Onderwijs en gaan de mogelijkBij dit project is veel studentenbetrokkenheid bij de uitheden van ICTO onderzoeken en uitvoeren binnen de voering en de ontwikkeling van de verschillende projecfaculteit. Het College van Bestuur van de universiteit geeft begin ten. 2000 de goedkeuring om Blackboard CourseInfo aan te schaffen (Van de Ven, Van der Zanden, Groot Kormelink, Invoering Blackboard Het werkpakket ‘Faculteitsbrede invoering van 2000). De faculteit is één van de eerste die hiermee Blackboard’ is volledig door studenten opgezet en wordt gaat experimenteren. Blackboard voorziet in een grote behoefte van de studenten, één centrale plaats waar je ook door studenten uitgevoerd. alle informatie over de vakken kan vinden en die via het Dit pakket bestaat uit de invoering van Blackboard voor de gehele faculteit. De studenten hebben een volledig web bereikbaar is. vrije rol over de uitvoering van dit werkpakket. Al vrij snel werd duidelijk dat het geen zin heeft om docenten Werkpakketten Om ICT in het onderwijs te stroomlijnen worden drie lij- van bovenaf op te leggen om Blackboard te gebruiken. Om de docenten toch zo ver te krijgen, hebben de stunen gedefinieerd (Van de Ven, Peerdeman, Van Peppen denten een introductiecursus ontwikkeld voor het en Van Valkenburg, 2001): gebruik van Blackboard. Deze cursus bestaat uit een 1. Informatievoorziening naar studenten en docenten
62 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
Technische Universiteit Delft (TU Delft)
korte introductie over ICT in het onderwijs, een presentatie over Blackboard en oefeningen voor de docenten. Hierbij spelen onderwijskundige aspecten geen rol, maar wordt geprobeerd om de docenten over de drempel te halen om Blackboard te gebruiken. De meeste docenten voeren als excuses op dat ze geen tijd hebben en dat het te moeilijk is. Deze cursus laat zien dat het niet meer tijd kost en dat Blackboard helemaal niet moeilijk te gebruiken is. De docenten zijn altijd erg enthousiast over deze cursus en Blackboard. De volgende stap is dat docenten Blackboard daadwerkelijk gaan gebruiken. Hierbij hebben de docenten allerlei vragen en… de studenten beantwoorden deze. Deze ondersteuning is heel belangrijk voor de succesvolle implementatie, omdat anders de docenten erg gemakkelijk het bijltje erbij neer gooien. De docenten zijn zeer tevreden over de snelle en accurate ondersteuning van de studenten.
teams presenteren hun project en activiteiten en de output van het verstreken jaar. Hierbij dienen ze ook studenten, als doelgroep, niet uit het oog te verliezen. Studenten dienen hun kijk op (het verloop van) het project te geven tijdens deze externe evaluatie: hoe verlopen pilots binnen het project, kunnen studenten feedback geven op eind- of tussenproducten waar zij in de praktijk gebruik van gaan maken (bijvoorbeeld ontwikkelde softwarepakketten), kunnen studenten en de betrokken student-assistenten, input geven bij het oplossen van tussentijdse problemen? Tijdens de ontwikkeling van toonaangevende projecten wordt helaas vaak het oordeel van de student niet meegenomen. Daarom is het ICTO Buro van mening dat tijdens de realisatie, implementatie en evaluatie van deze projecten de student als eindgebruiker meer en meer een actieve rol zou moeten gaan spelen.
Onderwijsvernieuwing Het werkpakket ‘Onderwijsvernieuwing met behulp van ICT’ heeft tot doel het herontwerpen van onderwijs met behulp van ICT. Door een aantal docenten wordt hieraan in groepsverband gewerkt. Hierbij worden de docenten ondersteund door een onderwijskundige van EduTec en een medewerker van het Bureau Onderwijs & Onderzoek. Tevens zijn er twee studenten betrokken bij deze groep die vanuit het oogpunt van de consument naar de modules/ vakken en plannen kijkt. Bij de implementatie van dit project wordt veelvuldig gebruik gemaakt van student-assistenten. Voor alle modules/ vakken die betrokken zijn bij dit project wordt na implementatie van de ICT-component een evaluatie uitgevoerd waarbij de mening van de studenten wordt gevraagd.
Literatuur Langeraar, J.W.; Donselaar, W.F.E. van; Veer, S. van ‘t en Snijders, A.F.J. (1998): Tb in de ICT. Peerdeman, S.A.G. (ed) (2001), IMAGO. Projectvoorstel TU-Delft. Ven, M.J.J.M. van de; Zanden, A.H.W. van der; en Groot Kormelink, J.B.J. (2000): ICT in het Onderwijs binnen de TU Delft, 2000 – 2005. [Online] beschikbaar http://www.icto.tudelft.nl/ictobeleid/ICTOnota.html. Ven, M.J.J.M. van de; Peerdeman, S.A.G.; Peppen, A.J. van; en Valkenburg, W.F. van (2001): Implementing ICT in education: towards and implementation method, in I. Gibson (ed.), Proceedings SEFI seminar on Information and Communication Technologies in Engineering Education, 2-4 May, Galway, Ireland, ISBN 2-87352-0426, pp. 53-63. Graaf, L. de (2002): ICTO Prijsvraag 2001 Evaluatie, http://www.icto.tudelft.nl
Externe evaluatie De toonaangevende projecten binnen de TU Delft zullen eens per jaar geëvalueerd worden door externe partijen: bedrijfsleven, overheid, en onderwijsinstellingen zoals SURF Educatie, en andere universiteiten. De project-
Wageningen Universiteit
13
Wageningen Universiteit
ICT in het onderwijs bij Wageningen Universiteit Dave Lammers en Marije Struijk Inleiding Wageningen Universiteit heeft de laatste jaren veel geïnvesteerd in ICT in het Onderwijs. Een aantal faciliteiten zijn door middel van deze investeringen mogelijk gemaakt. Het proces van verdere ontwikkeling van ICT in het onderwijs is niet een tijdelijk project maar een continu proces waar wensen van de student in worden meegenomen. Wageningen Universiteit heeft in haar instellingsplannen ICT in het onderwijs steeds een prominente plaats gegeven. Er zijn een aantal beleidslijnen door de Stafafdeling Informatiestrategie uitgezet voor de komende jaren (2001-2004). Achtereenvolgens komen hieronder de zichtbare en tastbare resultaten van ICT in het onderwijs aan de orde, wat is bruikbaar en te zien binnen Wageningen Universiteit. Hierna gaan we door naar achtergrondprocessen die niet zichtbaar zijn maar heel belangrijk om ICT in het onderwijs mogelijk te maken. Als laatste zullen we de mening van studenten geven over ICT in het onderwijs door middel van de uitslagen van de ICT enquête 2001 van de studentenraad. Resultaten ICT en Onderwijs Onderwijsnet Voor studenten is er vanaf september 2001 een nieuwe voorziening beschikbaar, namelijk Onderwijsnet (http://www.wau.nl/onderwijsnet/). Dit is een centrale toegang tot alle informatiebronnen op Internet en
64 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
intranet die er binnen Wageningen Universiteit zijn. Onderwijsnet is nu nog een verzameling van informatie. Om onderwijsnet te verbeteren is een onderzoek uitgevoerd onder studenten en belanghebbenden. Hieruit dat bleek dat de beschikbare onderdelen goed functioneerden en voldeden aan de huidige wensen van de gebruikers. Hiernaast zijn ook ideeën en wensen tot uitbreiding van onderwijsnet aangegeven. Voorbeelden hiervan zijn een beter online rooster, betere online documenten om de organisatie web enabled te maken, online evaluatiesysteem voor vakken, een overkoepelende zoekmachine en een plaats waar vakinformatie en digitale modules kunnen worden gevonden. Online Roostering/ Studiegids Afgelopen jaar is het roosterboekje en de studiegids voor studenten op Internet gezet. Dit bleek een eerste aanzet naar een online rooster en een online studiegids. Het geeft mogelijkheden die er niet zijn wanneer de student met de papieren versie werkt, dit zijn onder andere mogelijkheden voor automatische roostersamenstelling. (Studenten geven hun vakken op en het systeem maakt een rooster waar de student kan zie hoe laat, waar en door wie het college wordt gegeven. Dubbel roostering is ook zichtbaar), zaal afschrijfsysteem, live update systeem van roosterwijzingen (Studenten krijgen bij wijziging van het rooster, van een opgegeven vak in de studieplanning automatisch een mailtje over de roosterwijziging). Met het nieuwe rooster informatiesysteem en studiegidssysteem gebaseerd op twee databases kunnen deze mogelijkheden aangeboden worden.
Wageningen Universiteit
Centrale studenten administratie Twee jaar geleden is het online administratie systeem voor het opgeven van tentamens en opvragen van cijfers in gebruik genomen. Dit systeem werkt zeer goed. Veel studenten maken hier gebruik van en in deze twee jaar is er ook veel gedaan aan verbetering van de online Centrale Studenten Administratie. Zo kan er nu bijvoorbeeld online een studieplanning worden gemaakt. Digitale modules voor onderwijs In het onderwijs is de afgelopen jaren menige ICTmodule ontworpen. Digitale practica zijn soms beschikbaar, zodat de student zich, voordat het practicum begint, kan voorbereiden op theorie achter het practicum en op de meest gestelde vragen een antwoord kan vinden. De verwachting is dat er in de toekomst nog meer van deze modules ontwikkeld zullen worden. Afstandsonderwijs Leeuwarden In het kader van de propedeuseopleidingen in Friesland is veel geïnvesteerd in de techniek achter afstandsonderwijs. Docenten en studenten hebben ervaringen opgedaan op het gebied van interactie processen, presentatietechnieken en kennisoverdracht via videoconferentie. Deze techniek biedt in de toekomst meer mogelijkheden in het kader van samenwerkingverbanden met andere Europese universiteiten. Thuiswerkaansluitingen Door de uitbreiding van ICT in het onderwijs en de vergaande mogelijkheden van ICT voor communicatie is besloten om alle studenten in Wageningen de mogelijkheid te geven om via de glasvezel gebruik te maken het universiteitsnetwerk. Met de huidige stand van zaken is het zo dat alle SSHW-gebouwen aangesloten zijn op het glasvezelnetwerk en de losse studentenhuizen nog niet zijn aangesloten op dit netwerk en dit ook nooit zullen worden. In de nabije toekomst zullen zij via ADSL alsnog toegang krijgen tot het universiteitsnetwerk.
Digitale leeromgeving Het onderwijs gebruikt steeds meer elektronische leeromgevingen. Momenteel zijn er 3 verschillende ELO’s in gebruik. In het komende jaar zal de keuze gemaakt worden voor een systeem dat universiteitbreed zal worden gebruikt. Naast de zichtbare resultaten zijn er ook op de achtergrondprocessen die bijdragen aan een beter gebruik van ICT in het onderwijs: Achtergrondprocessen ICT in het onderwijs Coördinatiepunt ICT in het onderwijs (CIO) Voor alle onderwijskundige en technische vragen op het gebied van ICT in het onderwijs is het CIO opgericht. Het heeft tot samenwerking geleid tussen twee afdelingen, die voorheen deels verschillend, deels langs elkaar heen werkten. Het gaat om de Onderwijsondersteuning WU en om de sectie Innovatie, Research en Development van de afdeling ICT. De activiteiten richten zich op ondersteuning, training, voorlichting, uitzoeken, medewerken en hebben als eerste doelgroep de docent die zich met ICT in het onderwijs gaat bezighouden. http://www.wau.nl/cio Studenten Net Wageningen Studenten Net Wageningen is een organisatie die door en voor Wageningse studenten is opgezet. De medewerkers van SNW zijn ook allemaal student. SNW heeft een aantal functies. Het behartigt de belangen van de studenten die het universiteitsnetwerk gebruiken, zij proberen nieuwe ICT-mogelijkheden uit en zij onderhouden het Wageningen Elektronisch Studenten Plaza (http://wesp.wau.nl/) waarin zij bijvoorbeeld digitaal oefententamens aanbieden en technische ondersteuning bieden voor de gebruikers van het universiteitsnetwerk. SNW vervult een rol in het ontwikkelen, uitproberen en ondersteunen van studenten bij ICT in het onderwijs.
Wageningen Universiteit
ICT-monitoring In 2001 is op initiatief van de Studentenraad een ICTenquête ontwikkeld die de mening van de studenten over ICT in het onderwijs peilt. Dit initiatief wordt voortgezet en na de eerste evaluatie zal dit jaar wederom een soortgelijke peiling onder studenten gehouden worden. De volgende gebieden worden gemonitord; PCzalen, vakken die gebruik maken van ICT, ergonomie, de thuiswerkplek en afstudeervak voorzieningen. Het doel van deze peiling is om problemen op het gebied van ICT te signaleren. De Studentenraad probeert om deze problemen samen met de medewerkers van Wageningen Universiteit op te lossen. Richtlijnen ICT in het onderwijs Door de toename van de het gebruik van ICT in het onderwijs is het een duidelijke noodzaak dat er richtlijnen gegeven worden waar het gebruik van ICT in het onderwijs aan moet voldoen. Dit zal een algemeen document worden waar docenten, studenten en beleidsmakers vakken en opleidingen aan kunnen spiegelen om op een juiste manier ICT in het onderwijs te gebruiken.
Mening studenten over ICT in Onderwijs Uit de ICT enquête 2001, die gehouden is onder een representatieve groep studenten van Wageningen Universiteit kwamen de volgende resultaten. De meeste geconstateerde problemen leven al langer onder studenten. Vanuit verschillende organisatie onderdelen van Wageningen UR zal actie worden ondernomen om deze knelpunten te verbeteren. Hieronder staan de resultaten weergegeven met daarbij de verbeteractie die ondernomen zal worden om tot een verbetering van de situatie te komen.
voldoende PC’s aanwezig zijn. Ook zijn de openingstijden van de computerruimtes zijn te krap, aangezien slechts 34% van de studenten vindt dat de openingstijden voldoende zijn. Verbeteractie: Het aantal computers blijft altijd een probleem. Mogelijke oplossingen zijn plaatsing van meer computers, betere spreiding van het computergebruik en meer computergebruik op de thuiswerkplekken. Bij de aankomende nieuwbouw van het onderwijsgebouw is er de mogelijkheid tot 24-uurs opening. Tijdelijk moet er worden gekeken naar verruiming van de openingstijden van een aantal gebouwen met PCzalen. 2. Over de geïnstalleerde software zijn de studenten over het algemeen tevreden (77%). Ook studenten die met een afstudeervak bezig zijn, zijn tevreden met de geïnstalleerde software. 3. Driekwart van de studenten gebruikt Workpace (een pauzeprogramma voor beeldschermwerk) niet. Verbeteractie: Workpace was toen de enquête werd afgenomen nog niet op alle computers geïnstalleerd. Momenteel is op iedere computer dit programma geïnstalleerd. 4. De meeste studenten printen op de universiteit (77%), maar de printfaciliteiten worden door 66% van de studenten als slecht tot matig gezien. Bij de vraag op welke manier de student het liefst daarvoor wil betalen, gaat de voorkeur uit naar betaling via het inlogaccount (45%)
Verbeteractie: In het kader van het aanleggen van het nieuwe WURnet zal het printsysteem grondig onder de loep genomen worden. Hierbij zal vooral worden gekeResultaten: 1. De studenten vinden dat er te weinig computers aan- ken naar het invoeren van een uniforme betaalsysteem. wezig zijn. Slechts 27% van de studenten vindt dat er In het kader van de printfaciliteiten zal ook gekeken
66 - ICT in het onderwijs vanuit studentenperspectief
Wageningen Universiteit
moeten worden of er voldoende printers toegankelijk zijn voor studenten en hoe dit verbeterd kan worden. 5. De meeste studenten gebruiken de computer minder dan 5 uur per week voor onderwijsdoelen (49%) en hebben geen problemen met het aantal uren dat zij voor de studie achter de PC moeten zitten. 6. 76% van de studenten vindt het gebruik van ICT een goede aanvulling op het onderwijs. Meer dan de helft van deze groep vindt dat het gebruik van ICT in het onderwijs een goede aanvulling is van het onderwijs mits het onder voorwaarden gebeurt (46%). De belangrijkste voorwaarden voor studenten bij gebruik van ICT in het onderwijs zijn voldoende begeleiding, gebruiksvriendelijkheid en bedieningsgemak van de software. Verbeteractie: Voor het gebruik van ICT in het onderwijs worden momenteel richtlijnen opgesteld door de studentenraad. In deze richtlijnen worden voorwaarden opgenomen waaraan de implementatie van ICT in het onderwijs moet voldoen. 7. De meeste studenten (80%) hebben een eigen PC die in staat is om software van de universiteit te draaien. Helaas heeft 41% van de studenten thuis nog geen (snelle) aansluiting op het universiteitsnetwerk. Verbeteractie: Er zijn onderhandelingen met verschillende aanbieders van ADSL. Het is de bedoeling dat alle studenten binnen afzienbare tijd via een snelle verbinding aangesloten zijn op het universiteitsnetwerk. 8. Bijna de helft van de studenten (49%) vindt dat ze een matig tot slechte thuiswerkplek hebben. Verbeteractie: Universiteitsbreed worden de roosterbare PC-zalen heringericht. Op initiatief van de studenten-
raad wordt de studenten de mogelijkheid geboden om tegen een schappelijke prijs een ergonomisch verantwoord bureau en stoel te kopen. Op deze manier kan de universiteit bijdragen om de thuiswerkplek van studenten RSI-proof te maken. 9. 34% van de afstudeerders geeft aan dat ze voor hun afstudeervak meer dan 30 uur achter de computer besteden. Hierbij komt dat 76 % van de afstudeerders hun werkplek matig tot slecht vindt. Ook geeft 57 % van de afstudeerders aan dat ze bewust omgaan met de RSI-risico’s en dat ze soms last hebben van armen, schouders en/ of pols. Verbeteractie: Er is afgesproken dat binnen 1 jaar (eind 2002) alle computerwerkplekken op de universiteit een ergonomisch verantwoorde stoel en tafel moeten hebben. Na 4 jaar (eind 2005) moeten alle computerwerkplekken een monitordrager bevatten. De afstudeerwerkplekken vallen ook onder dit tijdpad en dus moeten deze werkplekken aan het einde van dit jaar zowel een goede stoel als een goede tafel bevatten. De Studentenraad zal er echter wel op blijven aandringen dat de werkplekken van de afstudeerders, aangezien dit vaak de slechtste werkplekken zijn, het eerst aangepakt worden. Conclusie Er gebeurt veel. De studenten volgen de ontwikkelingen nauwlettend en komen regelmatig met aanbevelingen. Onze optiek is daarbij dat het instrument ICT niet moet verworden tot doel. Wel is het een instrument dat onderwijsdoeleinden kan faciliteren. ICT zal ons inziens ingezet moeten worden in het onderwijs daar waar het een toegevoegde waarde heeft. In de komende jaren moet vooral kwaliteit daarbij meer centraal komen te staan. De komende evaluatie van wensen van docenten en studenten in het kader van de elektronische leermiddelen, die moet leiden tot de keus van een elektronische leeromgeving, zal daar weer een stapje in zijn.