INHOUDSTAFEL
I.
INLEIDING
p.1-5
II. LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN
p.6
III. GEVOLGDE METHODIEK
p.7-16
III.1 Status Quaestionis
p.7-14
III.1.1 Literatuur
p.7-10
III.1.2 Geschreven bronnen
p.11
III.1.2.(1) Onuitgegeven bronnen
p.11
II.1.2.(2) Uitgegeven bronnen
p.11
III.1.3 Iconografische bronnen
p.12-13
III.1.4 Monumentale bronnen
p.13
III.1.5 Mondelinge bronnen
p.13-14
III.2 Methodologie
p.14-16
IV. BIOGRAFIE
p.17-23
VI.1 Leven, opleiding en werk
p.17-21
IV.2 Publicaties
p.22
IV.2.1 Interieurkunst (1946)
p.22
IV.2.2 Oude poortjes in Antwerpen (1951)
p.23
V. PAUL SMEKENS IN DE TOENMALIGE NATIONALE EN
p.24-31
INTERNATIONALE ARCHITECTUURCONTEXT
VI. OEUVRE
p.32-83
V.1 Oeuvre tot 1940
p.33-47
VI.1.1 Algemeen tijdsbeeld
p.34-35
VI.1.2 Huizen
p.35-40
VI.1.2.(1) Rijhuizen
p.35-38
VI.1.2.(2) Landhuizen
p.38-40
VI.1.3 Appartementen VI.1.3.(1) Wooncomplex Pol de Montstraat 2-10 (1933)
p.40-43 p.41-42
– Antwerpen VI.1.3.(2) Wooncomplex Camille Huysmansstraat 70-72
p.42
(1934) – Antwerpen VI.1.3.(3) Wooncomplex Volhardingstraat 26 – Alfred
p.43
Coolsstraat (1934) - Antwerpen VI.1.4 Casussen
p.43-45
VI.1.4.(1) Tuinwijk Vredeburg (1921) – Kalmthout
p.43-44
VI.1.4.(2) Arbeiderswijk Essenhout (1921) – Kapellen
p.44
VI.1.4.(3) Buitenverblijf Carpe Diem (1935) – Schilde
p.45
VI.1.5 Tentoonstellingen
p.45-47
VI.1.5.(1) Wereldtentoonstelling Antwerpen 1930
p.46
VI.1.5.(2) Wereldtentoonstelling Brussel 1935
p.47
VI.1.5.(3) Wereldtentoonstelling Parijs 1937
p.47
VI.2 Oeuvre na 1940
p.48-83
VI.2.1 Algemeen tijdsbeeld
p.48-49
VI.2.2 Huizen
p.49-56
VI.2.2.(1) Rijhuizen
p.49-53
VI.2.2.(2) Landhuizen
p.53-56
VI.2.3 Appartementen
p.56-63
VI.2.3.(1) Appartementen voor de Entreprises Amelinckx
p.57-61
VI.2.3.(2) Andere appartementen
p.61-63
VI.2.4 Casussen
p.63-83
VI.2.4.(1) Internationaal Zeemanshuis Antwerpen (1950)
p.63-79
VI.2.4.(2) Clubhuis SRNA (1951) – Antwerpen (Linkeroever)
p.80
VI.2.4.(3) Schoolgebouw (1954) – Boechout
p.80-81
VI.2.4.(4) Fabrieksgebouw Ytobel (1954) – Zwijndrecht
p.81
(Burcht), afgebroken VI.2.4. (5) Distillatiehal (1959) – Boechout, afgebroken
p.82
VI.2.4.(6) Garage (1962) – Boechout
p.82-83
VI.2.5 Tentoonstellingen VI.2.5.(1) Tentoonstelling Mexicaanse folklore en toerisme –
p.83 p.83
Brussel 1952 VII. NIET-UITGEVOERDE ONTWERPEN
p.84-87
VII.1 Ontwerp Villa Thiriaux (1935)
p.84
VII.2 Ontwerp Villa Smit (1940)
p.84
VII.3 Ontwerp Villa Smit (1940)
p.85
VI.4 Voorontwerp Appartementsgebouw Lombardenvest 14-16-18 (1948)
p.85
VI.5 Ontwerp Internaatsgebouw voor het Institut Universitaire
p.85-86
des Territoires d’Outre-Mer (1952) VI.6 Voorontwerpen Villa Serrure (1954)
p.86
VI.7 Ontwerp Villa Sluys (1962)
p.86-87
VI.8 Ontwerp Protestantse kliniek voor chronisch zieken (1962)
p.87
VIII. BESLUIT
p.88-92
IX. BIBLIOGRAFIE
p.93-104
IX.1 Literatuur
p.93-97
IX.1.1 Boeken
p.93-95
IX.1.2 Bijdragen
p.95-97
IX.2 Geschreven bronnen IX.2.1 Onuitgegeven bronnen
p.97-104 p.97-104
IX.2.1.(1) Archiefdocumenten SAA
p.97-100
IX.2.1.(2) Archiefdocumenten AA
p.100-102
IX.2.1.(3) Archiefdocumenten Gemeente Boechout
p.103
IX.2.1.(4) Licentiaatsverhandelingen
p.103
IX.2.1.(5) Andere onuitgegeven bronnen
p.104
IX.3 Internetbronnen
p.104
WOORD VOORAF
Graag wil ik mijn oprechte dank betuigen aan enkele mensen die geholpen hebben bij het verwezenlijken van deze licentiaatsverhandeling. Eerst en vooral mijn promotor pr. dr. Linda Van Santvoort voor de begeleiding, het advies en nalezen van mijn tekst. Daarnaast wil ik de voormalige assistente bouwkunst dr. Leen Meganck bedanken voor de hulp bij de keuze van mijn onderwerp en de begeleiding gedurende de eerste maanden van mijn onderzoek.
Vervolgens een dankwoord aan alle mensen die me voor de rest geholpen hebben bij mijn thesis. Hierbij denk ik vooral aan Dirk Laureys en Stefaan Grieten van het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen voor het openstellen van het persoonlijk archief van Paul Smekens en de tips en adviezen die me verder op weg hebben geholpen. Verder gaat mijn dank uit naar Guy Coomans, die speciaal tijd heeft vrijgemaakt om me rond te leiden in het Zeemanshuis. Ook wil ik Philippe Dinet en Jan Smekens bedanken voor het beantwoorden van mijn vragen over hun contact met Paul Smekens.
Mama, jou wil ik speciaal bedanken voor de kans die ik gekregen heb om te studeren. Je hebt altijd voor 100 procent in mij geloofd. Samen met mijn broer Vincent en zus Veerle stond je steeds klaar om me te helpen, een luisterend oor te bieden en de teksten van deze verhandeling na te lezen. Daarnaast dank ik mijn vrienden en kotgenoten voor hun vriendschap, steun en de nodige ontspanning. Als laatste wil ik mijn vriend Jan bedanken voor de liefde, het vertrouwen en de steun als het even wat minder ging in dit moeilijke jaar.
I. INLEIDING
Het
vertrekpunt
van
deze
licentiaatsverhandeling
vormt
de
na-oorlogse
architectuur van architect Paul Smekens. Bij de keuze van mijn onderwerp werd ik door de assistente bouwkunst van de Universiteit Gent, Leen Meganck, geadviseerd iets te doen rond een architect uit het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen, omdat zich hier nog veel archieven bevinden die nog nooit onderzocht zijn. De bouwwerken van Paul Smekens spraken me erg aan en ik besloot deze architect te nemen als onderwerp voor mijn thesis. In mijn literatuuronderzoek merkte ik al snel dat er nog maar weinig gepubliceerd is over Smekens, en dat zijn na-oorlogse oeuvre nog nooit bestudeerd is. Philippe Dinet heeft de architectuur van Paul Smekens in 1979 onderzocht in het kader van zijn licentiaatsverhandeling. Dit is tevens tot nu toe de enige monografie die verschenen is over Paul Smekens. Zijn biografie, opleiding, invloeden, evolutie, specifieke kenmerken en realisaties tot 1940 komen aan bod in deze thesis. De keuze om slechts een deel van het oeuvre te bespreken is gemaakt uit tijdsgebrek en uit persoonlijke interesse. 1 Het jaartal 1940 is echter niet willekeurig gekozen. Wereldoorlog II is een echte breuklijn in de carrière van Paul Smekens. Na de Tweede Wereldoorlog verdwijnt het modernistische engagement uit zijn interbellumperiode vrijwel volledig uit zijn oeuvre en produceert hij een groot aantal bouwwerken die louter in het teken staan van functionele vereisten. 2 Maar daarom is dit deel van zijn oeuvre niet minder boeiend om te bespreken. Het hoogtepunt van Paul Smekens’ carrière ligt duidelijk in zijn interbellumperiode, maar ook zijn na-oorlogse bouwwerken hebben een waarde. Zo is het laatmodernistische Zeemanshuis aan de Falconrui in Antwerpen uitgegroeid tot een echt icoon van de architectuur van de jaren ’50.
De keuze om het na-oorlogse werk van Paul Smekens te bespreken heb ik gemaakt uit de wens de lacune in het onderzoek op te vullen. Mijn thesis kan dan ook opgevat worden als de aanvulling van het onderzoek dat door Philippe Dinet is gevoerd. Paul Smekens wordt algemeen beschouwd als één van de meest kenmerkende architecten in het Antwerpse tijdens het interbellum 3 en enkel deze periode komt aan bod in de publicaties. Buiten het Zeemanshuis werd tot nu toe 1
Telefonisch gesprek met Philippe Dinet 07.05.2007 LAUREYS, DIRK, Bouwen in beeld: de collectie van het architectuurarchief van de Provincie Antwerpen, Turnhout, Brepols, 2004, p.237. 3 Ibid., p.237. 2
1
geen enkel werk uit Smekens’ na-oorlogse periode behandeld. Waarschijnlijk doordat dit nog nooit geïnventariseerd is en er dus geen kennis van bestaat.
Ik wil zijn na-oorlogse ontwerpen lokaliseren, bespreken en vergelijken met enkele karakteristieke realisaties uit zijn periode vóór Wereldoorlog II. Het doel is inzicht te krijgen in het na-oorlogse werk van Paul Smekens en dit te plaatsen in zijn volledige oeuvre. Kennis van zijn voorgaande periode is hierbij absoluut noodzakelijk. Ook wordt het volledige oeuvre in een nationale en internationale context geplaatst. De volgende ondezoeksvragen komen aan bod: Welke bouwwerken heeft Paul Smekens na Wereldoorlog Twee gerealiseerd?, Waar zijn deze gelokaliseerd?, Hoe passen de creaties in het volledige oeuvre van de architect?, Zijn deze te vergelijken met andere nationale en internationale voorbeelden?, Zijn er ook niet-gerealiseerde ontwerpen?, Liggen deze in de lijn van Smekens’ voltrokken bouwwerken?
Deze licentiaatsverhandeling stelt verschillende vragen, die in de loop van deze thesis trachten opgelost te worden. In dit perspectief is het noodzakelijk te weten welke literatuur en welke bronnen over Paul Smekens voorhanden zijn. De wetenschappelijkheid van een studie is niet gegarandeerd zonder diepgaand methodologisch onderzoek. Hiervoor is de vergelijking van bronnenmateriaal noodzakelijk. Uit deze vergelijking zal blijken of de bronnen elkaar aanvullen of tegenspreken en nuttige informatie bevatten voor een studie van het oeuvre van Paul Smekens.
Wanneer men het oeuvre van een architect bestudeert, is het essentieel om een goed beeld te krijgen van zijn leven. Opleiding, ontmoetingen met bepaalde personen,
samenwerkingsverbanden
met
andere
architecten,
bepaalde
gebeurtenissen, enzovoort kunnen een invloed hebben op de denkwijze van de architect en de gebouwen die hij ontwerpt. Paul Smekens is ook actief als theoreticus, er verschijnen twee publicaties van zijn hand. Deze geschriften zeggen veel over zijn persoonlijke mening en interesses. Ik tracht na te gaan in hoeverre deze invloed hebben gehad op zijn werk als architect.
Wanneer men het oeuvre van een architect onderzoekt, moet uiteraard de nationale en internationale architectuurcontext waarin hij werkzaam is bestudeerd worden. Zijn invloeden, belangrijkste collega’s, de meer algemene bouwkunst en
2
specifieke tijdsbepalende casussen kunnen op deze manier in kaart gebracht worden. Mijn onderzoek naar het na-oorlogse oeuvre van Paul Smekens zal worden voorafgegaan door de bespreking van zijn interbellumperiode. Elk van deze twee hoofdstukken begint met een algemeen tijdsbeeld om de architect te kaderen in een bredere context. Vervolgens komt zijn oeuvre aan bod, dat typologisch wordt opgedeeld. Hij bouwt zowel huizen, waaronder rijhuizen en landhuizen, als appartementen. Hierna volgen dan verschillende casussen. Deze indeling laat toe verschillende gebouwen te groeperen en een vergelijking per type te maken tussen de twee tijdsperiodes. Daarna wordt dieper ingegaan op diverse tentoonstellingen waarvoor Paul Smekens ontwerpen heeft gemaakt. 4 De vraag is tot op welke hoogte deze in het verlengde liggen van zijn andere schetsen en bouwwerken. Ook de niet-gerealiseerde ontwerpen komen aan bod. Sommige concepten worden niet uitgevoerd omdat de opdrachtgever zich heeft bedacht of de bouwaanvraag een negatief advies heeft gekregen. Soms zijn de ontwerpen gewoon losse ideeën van de architect zonder dat er een specifieke opdracht aan verbonden is. Hoewel deze creaties niet uitgevoerd zijn, zijn ze toch belangrijk voor het inzicht in het totale oeuvre van een architect. Ik tracht na te gaan in welke mate deze ontwerpen de lijn van de voltrokken bouwwerken volgen en hoe Smekens in zijn losse schetsen zijn creativiteit naar boven laat komen.
Eerst wordt er ingegaan op het ontwerp en de opdrachtgever. In tweede instantie wordt de voorgevel van de gebouwen besproken. Er wordt nagegaan welke materialen men gebruikt en wat de opvallendste kenmerken zijn. Als derde komen de planindelingen aan bod. Tenslotte moet er achterhaald worden welke verbouwingen de bouwwerken hebben ondergaan.
In deze verhandeling tracht ik een antwoord te formuleren op bovenvermelde vragen. Op die manier probeer ik een zo breed mogelijk beeld te geven van het na-oorlogse oeuvre van Paul Smekens.
Deze licentiaatsverhandeling bestaat uit verschillende hoofdstukken.
In het eerste hoofdstuk komt de gevolgde methodiek aan bod. Eerst wordt de status quaestionis besproken, dit is een uiteenzetting van de stand van het onderzoek tot dan toe en een overzicht van de bestaande literatuur en bronnen. 4
Philippe Dinet maakt hier in zijn thesis over Paul Smekens geen vermelding van.
3
Hierna volgt toelichting bij het verloop van het onderzoek en de problemen die daarbij zijn gerezen.
Het tweede hoofdstuk in deze thesis behandelt de biografie van Paul Smekens. Eerst zal ik dieper ingaan op zijn leven, opleiding en werk. Vooral zijn opleiding, samenwerking met andere architecten, diverse invloeden en belangrijkste realisaties zijn significant geweest voor het verloop van zijn carrière en de bouwwerken die hij heeft ontworpen. Daarnaast wordt zijn lidmaatschap van verschillende verenigingen besproken. Hierna zal ik de twee werkjes, die Paul Smekens zelf geschreven heeft, bespreken, namelijk Interieurkunst (1946) en Oude poortjes in Antwerpen (1951).
Een derde hoofdstuk gaat dieper in op de nationale en internationale context waarin Paul Smekens werkzaam is. Eerst wordt de interbellumperiode in België en het buitenland behandeld. Dan volgt de specifieke situatie van na Wereldoorlog II in ons land en de plaats die de Belgische architectuur inneemt op internationaal vlak.
Het
accent
wordt
gelegd
op
Smekens’
belangrijkste
invloeden,
vooraanstaande collega’s, de belangrijkste architectuur en tijdsbepalende ontwerpen.
Het volledige oeuvre van Paul Smekens wordt beschreven in het vierde hoofdstuk. Zijn oeuvre wordt opgedeeld in de periode voor Wereldoorlog II en een na-oorlogs deel. In dit hoofdstuk zal ik eerst zijn interbellumperiode behandelen. Dit deel begint met een algemeen tijdsbeeld, waarna de bouwwerken per type worden besproken. Hij maakt ontwerpen voor huizen, zoals rijhuizen en landhuizen, en appartementen. Hierna volgen dan enkele specifieke casussen. Van zijn interbellumperiode bespreek ik enkel de meest kenmerkende gebouwen, die karakteristiek zijn voor deze periode en algemeen beschouwd worden als zijn beste realisaties. De ontwerpen die Paul Smekens heeft gemaakt voor de wereldtentoonstelling in Antwerpen in 1930, voor deze in Brussel in 1935 en voor deze in Parijs in 1937 worden hierna behandeld.
Vervolgens komt zijn na-
oorlogse oeuvre aan bod. Ook hier wordt eerst een algemeen tijdsbeeld geschetst alvorens zijn bouwwerken te analyseren. Deze worden eveneens opgedeeld per type: huizen, appartementen en casussen. De huizen worden gesplist in rijhuizen en landhuizen. De appartementen worden onderverdeeld in de ontwerpen die Smekens voor de firma Amelinckx heeft gemaakt en andere verwezenlijkingen.
4
Vervolgens wordt ingegaan op een paar casussen. Tenslotte wordt zijn paviljoen voor de Tentoonstelling van Mexicaanse folklore en toerisme in Brussel in 1952 verder toegelicht. Deze typologische opdeling van het oeuvre laat toe een overzichtelijke vergelijking te maken tussen de twee periodes.
Het laatste hoofdstuk omvat de niet-uitgevoerde ontwerpen. Deze zullen één per één besproken worden en in de mate van het mogelijke vergeleken worden met gerealiseerde projecten. Ik probeer na te gaan of deze creaties in lijn liggen met de rest van het oeuvre van Paul Smekens en hoe in zijn losse schetsen zijn eigen smaak en ideeën naar voor gebracht worden.
De catalogus is een belangrijk instrument in deze licentiaatsverhandeling. Afbeeldingen en bijlagen worden in een afzonderlijk deel opgenomen om de leesbaarheid van de tekst te waarborgen. De gebouwen krijgen in de oeuvrecatalogus een chronologische volgorde. De tekeningen en plannen van de tentoonstellingen en de niet-uitgevoerde ontwerpen worden hierna in een apart deel opgenomen. In de tekst wordt naar de catalogus verwezen voor foto’s, plannen en tekeningen. Ook bijlagen moeten de tekst verduidelijken. Deze worden eventueel vervolledigd met beeldmateriaal uit publicaties.
5
II. LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN AA
Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen
Bouwen 3nC
VAN
AERSCHOT-VAN
HAEVERBEECK,
SUZANNE,
Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen – Stad Antwerpen 3nc, Turnhout, Brepols, 1989.
Bouwen… 10n2
PLOMTEUX, GREET, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen,
Provincie
Antwerpen,
Arrondissement
Antwerpen 10n2 (Ho-Ra), Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 1985.
Culot & Terlinden
CULOT, M. & F. TERLINDEN, Antoine Pompe et l’effort moderne en Belgique 1890-1840, Brussel, Editions du Musée Ixelles, 1969.
Feenstra
FEENSTRA,
G.,
Tuinsteden
en
volkshuisvesting
in
Nederland en buitenland met een beknopt overzicht van woningwetgeving en crisismaatregelen, Amsterdam, Van Mantgem & De Does, 1920.
H. Serneels
H. SERNEELS, Paul Smekens: un architect de qualité, in : Bâtir, nr.44 juli 1936.
M. Smets
MARCEL SMETS, De ontwikkeling van de tuinwijkgedachte in België: Een overzicht van de Belgische volkswoningbouw 1830-1930, Brussel, Uitgeverij Pierre Mandaga, 1977.
Maison de week-end P.-L. FLOUQUET, Maison de week-end, in : Bâtir, 1940 nr.87.
P. Dinet
PHILIPPE DINET, Paul Smekens: opleiding en architectuur tot 1940, onuitgegeven licentiaatsverhandeling Hoger SintLucasinstituut Gent, 1979.
6
R. Braem
BRAEM, RENAAT, Zeemanshuis, in: Bouwen en wonen, nr 6 juni 1956, p.249-262.
SAA
Stadsarchief Antwerpen
Stad Antwerpen
Stad Antwerpen, Stadsproject Falconplein-Zeemanshuis: Resultaten van de Open Oproep, Antwerpen, Marjan Knockaert, 2005.
7
III. GEVOLGDE METHODIEK In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de status quaestionis van het onderzoek naar het na-oorlogse oeuvre van architect Paul Smekens. Hierna wordt aangegeven hoe dit onderzoek verlopen is.
III.1 Status Quaestionis
III.1.1 Literatuur
Paul Smekens wordt algemeen beschouwd als één van de meest kenmerkende architecten in het Antwerpse tijdens het interbellum, samen met Léon Stynen, Jos Smolderen en Eduard van Steenbergen. 5 Toch is er nog maar weinig onderzoek gedaan naar zijn oeuvre. In 1969 bespreken Culot en Terlinden in Antoine Pompe et l’effort moderne en Belgique 1890-1940 6 kort de opmerkelijkste realisaties van Paul Smekens. Belangrijk is hierbij dat ze een bibliografie geven bij hun publicatie. Deze omvat verschillende tijdschriften waarin de architectuur van Smekens aan bod komt.
Een eerste echte interesse voor zijn werk komt er in 1979. Philippe Dinet kiest dan de architectuur van zijn stiefgrootvader als onderwerp van zijn licentiaatsthesis in de hoop deze bij het grote publiek meer bekend te maken. 7 Dit is de eerste en enige monografie die tot nu toe gemaakt is over Paul Smekens. Philippe Dinet bespreekt Smekens biografie, opleiding, invloeden, evolutie, specifieke kenmerken en realisaties tot 1940. Hij baseert zich hiervoor op archieven, met als belangrijkste het persoonlijke archief van de architect, literatuur, veldwerk en gesprekken met zijn grootvader. Van deze gesprekken zijn echter geen transcripties terug te vinden in de thesis. Zijn keuze om slechts een deel van het oeuvre te bespreken is gemaakt uit tijdsgebrek en persoonlijke interesse. 8
5
LAUREYS, DIRK, Bouwen in beeld: de collectie van het architectuurarchief van de Provincie Antwerpen, Turnhout, Brepols, 2004, p.237. 6 CULOT, M. & F. TERLINDEN, Antoine Pompe et l’effort moderne en Belgique 1890-1840 (tent.cat), Brussel, Editions du Musée Ixelles, 1969, p.162-163. 7 DINET, PHILIPPE, Paul Smekens: opleiding en architectuur tot 1940, onuitgegeven licentiaatsverhandeling Sint-Lucas Gent, 1979. 8 Gesprek met Philippe Dinet 04.06.2007
8
Het onderzoek is een cruciale bron voor latere publicaties over de architect. Meestal gaat dit over algemene werken waarin de architect wordt vernoemd. In het Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden 9 gebruikt men de licentiaatsverhandeling als belangrijkste bron. Ook Bouwen in beeld: de collectie van het architectuurarchief van de Provincie Antwerpen 10 is hierop gebaseerd. De uitgave is een fondscatalogus van de archiefcollecties die het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen (APA) in bezit heeft. Het persoonlijke archief van Paul Smekens is daar volledig te raadplegen. De publicaties van Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 11 steunen voor de bouwwerken in Antwerpen eveneens op het onderzoek dat door Philippe Dinet is gedaan.
Gedurende heel zijn carrière is de interesse in de architectuur van Paul Smekens groot. Dit blijkt uit de vele artikels die aan hem gewijd zijn of waarin hij wordt vernoemd. De artikels zijn rijkelijk geïllustreerd met fotomateriaal. Hij wordt het eerst vermeld in l’Emulation 12 en De Bouwgids 13 naar aanleiding van de Prijs van de Ven die hij in 1929 ontving voor zijn ontwerp van de woning Neefs aan de Della Faillelaan nummer 73 te Antwerpen. In het artikel over appartementsgebouwen in Antwerpen dat verschijnt in april 1936 in Le Document d’architecture wordt het dubbelhuis Verswyver vernoemd als tekenend voorbeeld. 14 Ook in Bâtir heeft men aandacht voor de bouw van modernistische appartementen en vraagt men zich af wat de voordelen ervan zijn ten opzichte van een huis. 15 Het ontwerp van zijn eigen huis in de Kolonielaan te Antwerpen wordt in 1936 in het juli-nummer van Bâtir bekritiseerd. Léon Stynen geeft commentaar op realisaties in de Tentoonstellingswijk, die vaak niet meer in de lijn liggen van het oorspronkelijke concept om van de wijk een modern stadsdeel te maken. Zijn kritiek concentreert zich voornamelijk rond het feit dat vele architecten de bouwvoorschriften met de
9
VAN LOO, ANNE (ed.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen, Mercatorfonds, 2003, p.508-509. 10 LAUREYS, DIRK, op cit., p.237-240. 11 VAN AERSCHOT-VAN HAEVERBEECK, SUZANNE, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen – Stad Antwerpen 3nc (1989) - 3nd (1992), Turnhout, Brepols. 12 DE LIGNE, JEAN, l’Architecture cubique en Belgique, in : l’Emulation, nr.3 maart 1929, p.2128. 13 DE VOS, J. (ed.), Nieuwe bouwkunst in België: jaarlijkse bouwkunstprijs Van de Ven, Brussel, in: De Bouwgids, jg.11 nr.6 juni 1929, p.139-143. 14 Immeubles d’appartements à Anvers, in : Le Document d’ architecture, jg.12 nr.4 april 1936, p.56. 15 GILLES, PIERRE, Autour du logement idéal: Maison ou Appartement ?, in : Bâtir, nr.76 maart 1939, p.128-131.
9
voeten treden en dat de stad hier niets aan doet. 16 In hetzelfde nummer van Bâtir wijdt H. Serneels een heel artikel aan de bouwwerken van Paul Smekens in de Tentoonstellingswijk. Hij noemt Smekens “un architect de qualité”, geen vernieuwer maar iemand met een rationele en logische opvatting over bouwen. 17 Philippe Dinet gebruikt dit artikel als belangrijke bron voor zijn onderzoek. 18
Bâtir bespreekt in 1937 de groep “Antwerpen 1937”, waarvan Paul Smekens voorzitter van de architectuurafdeling was. Antwerpen wordt in dit artikel voorgesteld als centrum van de moderne beweging. 19
Paul Smekens krijgt een vierde vermelding in de Prijs Van de Ven voor het jaar 1940 voor het ontwerp van zijn eigen buitenverblijf Carpe Diem te Schilde. In Le Document 20 en Bâtir 21 worden de prijs en de vermeldingen gepubliceerd. Het weekendhuisje wordt in detail besproken in februari 1940 in Bâtir. 22
Er is grote aandacht in de toenmalige literatuur voor de bouw van het nieuwe Zeemanshuis op de hoek van de Falconrui en Generaal Belliardstraat, dat afgewerkt werd in 1954. Zo verschijnt er al in 1955 een artikel in de oktober-editie van La Maison. Hierin wordt Het Internationale Zeemanshuis voorgesteld als een heel moderne instelling met alle nodige faciliteiten voor zeelieden. 23 Een jaar later verschijnen er nog eens twee artikels in verschillende tijdschriften. In een eerste artikel stelt schepen voor sociale zaken en woningbouw Frans Detiège het nieuwe Zeemanshuis voor in het tijdschrift Antwerpen. Hij bespreekt het ontstaan, het ontwerp, de uitvoering en het uiteindelijke resultaat van de nieuwe instelling voor zeelieden in Antwerpen. 24 In juni schrijft Renaat Braem in Bouwen en wonen een stuk hierover. 25 In 1970 publiceert het tijdschrift Antwerpen nog eens een artikel van Frans Detiège met enkele cijfers om het succes van de instelling te
16
FLOUQUET, P.-L., Le scandale de l’Avenue de la Colonie, in : Bâtir, nr.44 juli 1936, p.760-764. SERNEELS, H., Paul Smekens: un architect de qualité, in : Bâtir, nr.44 juli 1936, p.766-767. 18 DINET, PHILIPPE, op cit., p.56-58. 19 GILLES, PIERRE, Anvers, centre d’action moderne, in: Bâtir, nr 52 februari 1937, p.1092-1096. 20 Informations: Prix d’architecture Van de Van, in: Le Document, jg.15 nr.10 1939, p.35. 21 Prix d’architecture Van de Ven pour 1940, in: Bâtir, nr.86 januari 1940, p.35. 22 FLOUQUET, P.-L., Maison de week-end, in : Bâtir, nr.87 februari 1940, p.75. 23 FLOUQUET, P.-L., La Maison des Marins, in: La Maison, nr 10 oktober 1955, p.312-313. 24 DETIÈGE, FRANS, Een Internationaal Zeemanshuis te Antwerpen, in: Antwerpen, tijdschrift der stad Antwerpen, 2e jaargang nr 1, maart 1956, p.10-13. 25 BRAEM, RENAAT, Zeemanshuis, in: Bouwen en wonen, nr 6 juni 1956, p.249. 17
10
onderstrepen. Na vijftien jaar activiteit wordt de voorlopige balans van het nieuwe Zeemanshuis opgemaakt. 26
Naar aanleiding van 25 jaar Internationaal Zeemanshuis verschijnt er in 1979 een historisch overzicht van de hand van Hendrik Punt, die op dat moment directeur van het Zeemanshuis is. 27 25 jaar later maakt Jan Lampo opnieuw een werk over het Zeemanshuis. Hij wil zo een samenvatting brengen van een halve eeuw onderdak voor zeelieden aan de Falconrui. 28
Men schrijft ook in een aantal meer algemene publicaties over de architectuur van Paul Smekens. Enkele van zijn realisaties zijn onder meer terug te vinden in Gids voor Antwerpen. Moderne architectuur 29, Architectuurgids Antwerpen 30, Art deco en modernisme in België 31, Gids voor architectuur in België 32, Moderne bouwkunst in België 33 en Bouwen in België 1945-1970 34.
Er verschijnen eveneens twee publicaties die Paul Smekens zelf heeft geschreven: Interieurkunst (1946) 35 en Oude poortjes in Antwerpen (1951) 36. In het eerste pleit hij voor een stijlvol en eigentijds wooncomfort. Uit het tweede spreekt liefde voor dit specifieke patrimonium en de bezorgdheid voor het behoud ervan.
26
DETIÈGE, FRANS, Internationaal Zeemanshuis, in: Antwerpen, tijdschrift der stad Antwerpen, 16de jaargang nr1, april 1970, p.12-13. 27 PUNT, HENDRIK, 25 jaar Internationaal Zeemanshuis Antwerpen, Historisch overzicht, Antwerpen, 1979. 28 LAMPO, JAN, 50 jaar Internationaal Zeemanshuis Antwerpen, Antwerpen, Matrozenpaleis, 2005. 29 EYCKERMAN, TIJL, Gids voor Antwerpen. Moderne architectuur, Turnhout, Brepols, 1989, p.114-117. 30 STEYAERT, RITA (ed.), Architectuurgids Antwerpen, Turnhout, Brepols, 1993, p.223-224. 31 VANDENBREEDEN, JOS & FRANCE VANLAETHEM, Art deco en modernisme in België: architectuur in het Interbellum, Tielt, Lannoo, 1996, p.156-157. 32 HEIRMAN, MICHIEL & LINDA VAN SANTVOORT, Gids voor architectuur in België, Tielt, Lannoo, 2000, p.35. 33 PUTTEMANS, PIERRE, Moderne bouwkunst in België, Brussel, Vokaer, 1975, p.129, 200. 34 BEKAERT, GEERT & FRANCIS, STRAUVEN, Bouwen in België, Brussel, Nationale confederatievan het bouwbedrijf, 1971, p.136. 35 SMEKENS, PAUL, Interieurkunst, Antwerpen, De Sikkel, 1946. 36 SMEKENS, PAUL, Oude poortjes in Antwerpen, Antwerpen, De Sikkel, 1951.
11
III.1.2 Geschreven bronnen
III.1.2.(1) Onuitgegeven bronnen
Het persoonlijke archief van Paul Smekens bevindt zich in het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen (AA). Dit archief verwerft, beheert en ontsluit onder andere een zestigtal privé-archieven van architecten. De aandacht gaat hierbij vooral
uit
naar
gehele
of
zo
volledig
mogelijke
archieven. 37
In
het
Architectuurarchief bestaat nog geen zoeksysteem en alle archiefstukken hebben (nog) geen fondsnummer. De documenten zitten voor elke architect per gemeente en per straatnaam in een archiefdoos. Van verschillende architecten wiens archief zich in het Architectuurarchief bevindt heeft men een inventaris gemaakt. Deze inventarissen zijn (nog) niet gedigitaliseerd. De dossiers omvatten doorgaans plannen,
correspondentie
tussen
architect
en
eigenaar,
lastenboek
en
prijsoffertes.
Van de meeste gebouwen van Paul Smekens in Antwerpen vindt men een bouwdossier terug in het Modern Archief van het Antwerpse Stadsarchief. Via een zoeksysteem op de website van het Stadsarchief 38 kan men de bouwdossiers opzoeken. Dit kan zowel per architect, per straatnaam als per jaartal. In het stadsarchief zelf kan men de dossiers digitaal aanvragen. Deze bouwdossiers bestaan voornamelijk uit bouwaanvragen, plannen en briefwisseling tussen verschillende stadsdiensten en de architect.
Bouwdossiers van realisaties in kleine gemeenten moeten gezocht worden bij de dienst ruimtelijke ordening van de lokale overheden. Zo heeft Paul Smekens verschillende opdrachten in Kalmthout, Kapellen, Brasschaat, Boechout en Zwijndrecht uitgevoerd.
III.1.2.(2) Uitgegeven bronnen
Er zijn geen uitgegeven bronnen van Paul Smekens.
37
Collectie van het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen, http://www.provant.be/vrije_tijd/cultuur/erfgoed/architectuurarchief/collectie/. 38 Stadsarchief Antwerpen, http://stadsarchief.antwerpen.be.
12
III.1.3 Iconografische bronnen
Het beeldmateriaal is van groot belang voor de studie van architectuur. Dit kan verschillende vormen aannemen. Technische tekeningen en ontwerpen zoals schetsen en voorstudies, plattegronden, uitvoeringstekeningen, gevelontwerpen, enzovoort kan men in het Antwerpse stadsarchief, in het Architectuurarchief of in de gemeentelijke archieven terugvinden. Tekeningen, prenten en schetsen van Paul Smekens kunnen we aantreffen in zijn persoonlijk archief, dat in het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen aanwezig is.
De vele artikels die aan Paul Smekens gewijd zijn of waarin hij wordt vernoemd zijn rijkelijk geïllustreerd met fotomateriaal. Zij vormen een belangrijke bron die ons toelaten de oorspronkelijke toestand te kennen en eventueel latere verbouwingen te achterhalen. l’Emulation 39 en De Bouwgids 40 publiceren een foto van de woning Neefs aan de Della Faillelaan nummer 73 te Antwerpen naar aanleiding van de Prijs van de Ven die hij in 1929 ontving voor dit ontwerp. In het artikel over appartementsgebouwen in Antwerpen dat verschijnt in april 1936 in Le Document d’architecture wordt het dubbelhuis Verswyver vernoemd als tekenend voorbeeld. 41 De tekst wordt geïllustreerd met een foto van het gebouw. Ook in Bâtir heeft men aandacht voor de bouw van modernistische appartementen. De opbrengsteigendom die Smekens ontworpen heeft in de Alfred Coolsstraat 27 dient hierbij als afbeelding. 42 Het ontwerp van zijn eigen huis in de Kolonielaan te Antwerpen wordt in 1936 in het juli-nummer van Bâtir bekritiseerd. 43 Dit wordt eveneens toegelicht met een foto. De architectuur van Paul Smekens in de Tentoonstellingswijk wordt in hetzelfde nummer van Bâtir door H. Serneels besproken en aanschouwelijk gemaakt door middel van afbeeldingen. 44 Bâtir bespreekt in 1937 de groep “Antwerpen 1937”, met als illustratie onder andere de villa Van Osselaer die Smekens aan de Della Faillelaan in Antwerpen (Wilrijk)
39
DE LIGNE, JEAN, l’Architecture cubique en Belgique, in : l’Emulation, nr.3 maart 1929, p.2128. 40 DE VOS, J. (ed.), Nieuwe bouwkunst in België: jaarlijkse bouwkunstprijs Van de Ven, Brussel, in: De Bouwgids, jg.11 nr.6 juni 1929, p.139-143. 41 Immeubles d’appartements à Anvers, in : Le Document d’ architecture, jg.12 nr.4 april 1936, p.56. 42 GILLES, PIERRE, Autour du logement idéal: Maison ou Appartement ?, in : Bâtir, nr.76 maart 1939, p.128-131. 43 FLOUQUET, P.-L., Le scandale de l’Avenue de la Colonie, in : Bâtir, nr.44 juli 1936, p.760-764. 44 SERNEELS, H., Paul Smekens: un architect de qualité, in : Bâtir, nr.44 juli 1936, p.766-767.
13
heeft gerealiseerd. 45 Het weekendhuisje Carpe Diem wordt in detail besproken in februari 1940 in Bâtir. Een foto van de gevel en een plan verduidelijken het geheel. 46 Ook de vele artikels die verschijnen over het Zeemanshuis worden verlucht met talrijke afbeeldingen. 47
In het AudioVisueel Archief van het Antwerpse Stadsarchief zijn heel wat afbeeldingen van gebouwen aanwezig. De beeldbank is online raadpleegbaar. 48 Men vindt een aantal foto’s van realisaties van Paul Smekens, namelijk een foto uit 1934 van de woning Smekens-Devos (1926) in de Kruishofstraat 28-30-32 te Antwerpen, één uit 1937 van de villa Van Osselaer (1936) aan de Della Faillelaan 65 in Antwerpen en verschillende afbeeldingen van het Antwerpse Zeemanshuis (1950).
III.1.4 Monumentale bronnen
Het gebouw zelf vormt de basis voor de beschrijving van het studieobject. Het veldwerk is een cruciale fase in het onderzoek. De wisselwerking die ontstaat tussen onderzoek en veldwerk is heel belangrijk. Toch blijkt uit de praktijk dat monumentale bronnen niet altijd meer bestaan. Soms zijn gebouwen afgebroken, waardoor men moet terugvallen op plannen, gevelontwerpen, voorstudies, enzovoort. Verschillende bouwwerken uit Smekens’ na-oorlogse periode zijn gesloopt, zoals de villa Machiels (1951) en de villa Kruger (1954) in Kapellen en de villa De Beuckelaer (1959) in Brasschaat. Ook het appartementsgebouw in de Lombardenstraat 8 te Antwerpen (1964), het fabrieksgebouw Ytobel (1954) in Zwijndrecht en de distillatiehal (1959) te Boechout zijn afgebroken.
III.1.5 Mondelinge bronnen
Philippe Dinet heeft zich voor zijn thesis vooral gebaseerd op het archief van Paul Smekens en op mondelinge getuigenissen van de architect. Ik heb hierover met
45
GILLES, PIERRE, Anvers, centre d’action moderne, in: Bâtir, nr 52 februari 1937, p.1092-1096. FLOUQUET, P.-L., Maison de week-end, in : Bâtir, nr.87 februari 1940, p.75. 47 FLOUQUET, P.-L., La Maison des Marins, in: La Maison, nr 10 oktober 1955, p.312-313; DETIÈGE, FRANS, Een Internationaal Zeemanshuis te Antwerpen, in: Antwerpen, tijdschrift der stad Antwerpen, 2e jaargang nr 1, maart 1956, p.10-13; BRAEM, RENAAT, Zeemanshuis, in: Bouwen en wonen, nr 6 juni 1956, p.249 en DETIÈGE, FRANS, Internationaal Zeemanshuis, in: Antwerpen, tijdschrift der stad Antwerpen, 16de jaargang nr1, april 1970, p.12-13. 48 Stadsarchief Antwerpen, http://stadsarchief.antwerpen.be 46
14
hem een informeel gesprek gehad en ben zo meer te weten gekomen over het leven en de architectuur van Smekens. Daarnaast heb ik in het Zeemanshuis een rondleiding gekregen door Guy Coomans, exploitatiebediende van het IZA. Hij heeft me meer verteld over de verbouwingen die er gedurende de jaren hebben plaatsgevonden. Verder heb ik contact opgenomen met Jan Smekens, de zoon met wie Paul Smekens enkele jaren samenwerkte na Wereldoorlog II. Omdat hij in de Verenigde Staten woont, is de correspondentie gebeurd per e-mail.
III.2 Methodologie
Voordat men een definitief onderwerp en de afbakening ervan voor een licentiaatsverhandeling kan bepalen, is vooronderzoek noodzakelijk. Hieruit moet blijken of het gekozen onderwerp tot een zeker resultaat kan leiden. Literatuuronderzoek is hierbij de eerste stap. Uit het onderzoek van de literatuur over Paul Smekens blijkt
dat er nog maar weinig gepubliceerd is over deze
architect en dat zijn na-oorlogse oeuvre nog nooit onderzocht is. Gezien zijn omvangrijke oeuvre is de bespreking van heel zijn carrière onmogelijk en is een beperking onvermijdelijk. Omdat Smekens’ na-oorlogse oeuvre nog nooit het onderwerp van onderzoek is geweest, is deze keuze als onderwerp snel gemaakt. Toch kan dit niet als een losstaand deel beschouwd worden. Kennis van en onderzoek naar de architectuur van Paul Smekens vóór Wereldoorlog II is absoluut noodzakelijk voor een begrip van zijn na-oorlogse realisaties.
Op basis van het veldwerk, literatuur en archiefonderzoek kan men een inventaris van het oeuvre van de architect aanmaken. Hierin staan zowel bouwwerken, ontwerpen als verbouwingen. Deze inventaris is het resultaat van vermeldingen in literatuur, de inventaris van het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen en opzoeking naar bouwdossiers uit het Stadsarchief Antwerpen. Deze inventaris is belangrijk om een goed beeld te krijgen van het werk van de architect. Deze inventaris wordt natuurlijk steeds aangepast als er nieuwe informatie opduikt.
Eenmaal deze inventaris gemaakt is kan men in het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen op zoek gaan naar de nodige dossiers. Bijna het volledige archief van Paul Smekens is hier bewaard en het voordeel hiervan is dat er veel plannen en persoonlijke notities van de architect in terug te vinden zijn, die allen gekopieerd mogen worden. Dit in tegenstelling tot het Antwerpse Stadsarchief,
15
waar men de documenten uit het Modern Archief niet mag kopiëren zonder uitdrukkelijke toestemming van de huidige eigenaar. Omdat dit organisatorisch niet haalbaar is en de meeste informatie in het Architectuurarchief te vinden is, heb ik de dossiers uit het Antwerpse Stadsarchief gebruikt als aanvulling.
De bouwdossiers van gebouwen buiten Antwerpen zijn moeilijker terug te vinden. Vooral oudere dossiers zijn vaak verloren gegaan, zoals in de gemeente Kapellen waar tijdens de Tweede Wereldoorlog heel het archief in vlammen is opgegaan bij een brand in het gemeentehuis. Vaker nog zijn oude dossiers gewoon vernietigd uit plaatsgebrek, wat in de gemeente Zwijndrecht is gebeurd. Toch zijn er ook lokale overheden die grote aandacht besteden aan het behoud en beheer van hun archieven en heel hulpvaardig zijn tegenover onderzoekers, zo onder andere de gemeente Boechout.
Het is toch wel belangrijk om aan te stippen dat huisnummers vaak niet vermeld worden of er is een hernummering gebeurd. De straatnamen zijn dikwijls ook veranderd. Dit maakte het veldwerk niet gemakkelijk. Vaak is er heel wat zoekwerk en navraging bij lokale bewoners nodig geweest om het bouwwerk alsnog te vinden. Naar het interieur heb ik geen specifiek onderzoek gevoerd. In 1946 schrijft Paul Smekens in Interieurkunst zijn persoonlijke visie op het moderne interieur. Toch ontwerpt hij na Wereldoorlog II geen enkel interieur voor de bouwwerken waarvan hij de plannen getekend heeft. Daarom heb ik besloten enkel de exterieurs van de gebouwen van naderbij te bekijken. Wel heb ik de planindeling van alle realisaties en de relatie exterieur-interieur onderzocht.
Verder heb ik contact opgenomen met Jan Smekens, de zoon met wie Paul Smekens na Wereldoorlog II een aantal jaar heeft samengewerkt. Jan Smekens is reeds in de jaren ’50 verhuisd naar de Verenigde Staten, dus het kon niet tot een echt gesprek komen. Wel heb ik hem enkele vragen doorgemaild, die hij met een groot enthousiasme heeft beantwoord. Daarnaast heb ik met Philippe Dinet, de kleinzoon van Paul Smekens die het eerste en tot hiertoe enige onderzoek heeft gedaan naar het oeuvre van zijn grootvader, een zeer verhelderend onderhoud gehad over het leven en de architectuur van Smekens. Hij kon me niet veel vertellen over Smekens’ na-oorlogse periode omdat hij dit niet verder uitgediept heeft, maar hij is verder ingegaan op zijn familiale situatie, zijn professionele leven, zijn leraarschap aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen,
16
zijn hobby’s en interesses. Ook heeft hij me enkele foto’s laten zien. Voorts heb ik op 15 maart 2007 een rondleiding gekregen in het Antwerpse Zeemanshuis door Guy Coomans, exploitatiebediende van het IZA.
Ik heb ervoor gekozen om te werken met een oeuvrecatalogus, omdat dit naar mijn mening overzichtelijker is. Dit laat toe om alle informatie per gebouw te groeperen zonder deze in de tekst zelf al op te nemen. De gebouwen krijgen in deze catalogus een chronologische volgorde. De tekeningen en plannen van de tentoonstelling en de niet-gerealiseerde ontwerpen komen hierna aan bod. Alle eigen foto’s dateren uit de periode juli 2006 – mei 2007, de periode dat ik met mijn veldonderzoek voor mijn thesis bezig was. De besproken werken bestaan uit een fiche met een foto van de huidige toestand, locatie, jaartal, opdrachtgever en beschrijving. Hierna volgt aanvullende informatie zoals plannen, tekeningen, vroegere foto’s, details, enzovoort.
17
IV. BIOGRAFIE IV.1 Leven, opleiding en werk
Paul Smekens werd geboren in Antwerpen op 22 juni 1890. Hij is het tweede kind van Henri Smekens en Dorothea Arends. Nadat hij zijn middelbare school aan het Koninklijk Atheneum heeft voltooid, neemt hij aan de stedelijke academie tekenlessen
bij
kunstschilder
Boom. 49
Van
1905
tot
1909
volgt
hij
architectuurklassen aan de Academie voor Schone Kunsten. Men baseert zich hier onder meer op de Regole delle cinque ordini van Giacomo Barozzi da Vignola (1507-1573). In de praktijk komt dit neer op het natekenen en uitbreiden van klassieke voorbeelden. Hierna gaat hij naar het Hoger Instituut voor Schone Kunsten, dat dan onder leiding staat van professor Blomme. Het lesmateriaal bestaat hoofdzakelijk uit publicaties van de Parijse Ecole des Beaux Arts, namelijk de Concours d’école, waarin de klassieke stijlen gepromoot werden. 50 Paul Smekens studeert hier tot 1911.
In 1910 wordt door de stad Antwerpen een wedstrijd uitgeschreven voor een ontwerp voor de stadsuitbreiding op de gronden van de oude vestingen. Paul Smekens en Jos Smolderen worden naar aanleiding van deze wedstrijd aangenomen door architecten de Ridder en Berger als hulp bij het uittekenen van ontwerpen.
In 1911 en 1914 neemt Paul Smekens deel aan de Prijs van Rome, maar beide jaren ziet hij de prijs aan zijn neus voorbij gaan. In 1911 wint Jef Huygh en in 1914 gaat Jos Smolderen met de prijs aan de haal. 51
In 1911 vertrekt Paul Smekens naar Parijs, waar hij aan de Ecole des Beaux-Arts gaat studeren. Hier volgt hij drie jaar architectuur, beeldhouwen, levend model en wetenschappen. Tijdens zijn opleiding werkte hij op het bureau van Mr. Bouzy. 52
49
DINET, PHILIPPE, Paul Smekens: opleiding en architectuur tot 1940, onuitgegeven licentiaatsverhandeling Hoger Sint-Lucasinstituut Gent, 1979, p.1-3. 50 Ibid., p.9-11. 51 Ibid., p.2-3 52 Ibid., p.11-12.
18
Wanneer in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, vlucht Paul Smekens naar Nederland. De architectuur die hij hier leert kennen is een echte tegenhanger van zijn opleiding in Parijs, die vooral gericht is op de Franse beaux-artstraditie. Hij maakt kennis met het werk van Dudok en stromingen als de Amsterdamse School, De Stijl en het Functionalisme, maar leert ook de landelijke bouwtraditie van het Noord-Nederlandse platteland kennen. 53 Deze periode zal een grote invloed hebben op zijn ontwerpen als beginnend architect.
In 1916 bouwt Paul Smekens zijn eerste woning, een rijhuis in Lier. Het is gesubsidieerd door het Oeuvre Suisse-Belge en kadert in de wederopbouw na de vernietiging van de stad. In deze periode onderzoekt hij ook in opdracht van het Ministerie van Landbouw een honderdtal hoeves en pastorieën in de Kempen en het Waasland (afb.1A,1B,1C,1D). Deze tekeningen getuigen van een grote bekommernis voor het behoud van ons historisch patrimonium. Ook Clement, Ghobert en Huart houden zich terzelfder tijd bezig met het in kaart brengen van ruraal erfgoed en begijnhoven in België (afb.2A,2B). 54
In 1917 trouwt hij met Gaby Picard. Ze wonen tot december 1918 op de Van Eycklei. 55 Samen hebben ze drie kinderen: Dora, Elza en Jan. 56
Smekens toont zijn artistiek en maatschappelijk engagement al erg vroeg als eerste voorzitter van Moderne Kunst, de in 1918 gestichte Antwerpse avantgardegroep. 57
Van 1918 tot 1920 verblijft hij nogmaals in Parijs om zijn diploma van architect te halen. Aan de Ecole des Beaux-Arts krijgen de studenten “valeurs” voor hun opdrachten. Als men het vereiste aantal valeurs heeft gehaald, krijgt men het Franse staatsdiploma van architect. 58
53
LAUREYS, DIRK, Bouwen in beeld: de collectie van het architectuurarchief van de Provincie Antwerpen, Turnhout, Brepols, 2004, p.237. 54 CLEMENT, T., GHOBERT, J. & HUART, C. Nos anciennes constructions rurales en Belgique, Brussel, H. Lamertin, 1914. 55 DINET, PHILIPPE, op cit., p.4. 56 Gesprek met Philippe Dinet, 04.06.2007. 57 LAUREYS, DIRK, op cit., 2004, p.238-239. 58 DINET, PHILIPPE, op cit., p.12.
19
Deze lange invloed van verschillende stijlen en opvattingen uiten zich in de eerste jaren van Smekens carrière in de stijl die we het best kunnen omschrijven als ingehouden eclecticisme. 59
Terug in Antwerpen werkt hij samen met Jan Jacobs (1880-1964). Samen met hem bouwt Paul Smekens onder andere het classicistische kasteel Fester, beter gekend als Wolvenbos (1919), in Kapellen en een appartementsgebouw op de hoek van de Jan Van Rijswijcklaan en de Desguinlei in Antwerpen (1922) in een sobere art deco-stijl. 60
Na de korte samenwerking met Jan Jacobs, start hij in 1921 een zelfstandige praktijk met de bouw van twee tuinwijken. 61 Hij ontwerpt een tiental villa’s voor de N.V. Tuinwijk Vredeburg te Heide-Kalmthout (cat.1). Deze werd opgericht door Dirk De Vos-Van Kleef. Paul Smekens behoorde samen met Flor Van Reeth, Jozef Goeyvaerts, Jef Huygh, Egide van der Pael en M. Dieltiens tot de medestichters. Enkel de eerste fasen, namelijk de ontwerpen van Paul Smekens, zijn gerealiseerd, omdat de onderneming in financiële moeilijkheden kwam. Eveneens in 1921 ontwerpt hij de arbeiderswijk Essenhout in Kapellen (cat.2). Hiervoor vond hij inspiratie bij Engelse, Nederlandse en Duitse voorbeelden. 62
Paul Smekens associeert zich in 1922 met architect Van der Voodt.
Tot 1922 woont Paul Smekens met zijn gezin, dat inmiddels drie kinderen telt, in de Van der Keylenstraat. Dan verhuist hij naar de Della Faillelaan, waar hij op het nummer 63 een eigen woning ontwerpt. Dit nieuwe Parkkwartier aan het Nachtegalenpark kon men toen beschouwen als een residentiële buurt iets buiten de stad. In de jaren ’20 bouwt Smekens in deze wijk een aantal woningen zoals “Huize Berckelaers” (Cederlaan, 1924), woning Smekens-Devos (Kruishofstraat, 1926) en woning Neefs (Della Faillelaan, 1926), waarvoor hij in 1929 de Architectuurprijs Van de Ven krijgt. In 1926 wordt hij in dezelfde buurt aangesteld als
uitvoerend
architect
van
Le
Corbusiers
woning
Guiette
aan
de
59
LAUREYS, DIRK, op cit., p.237. LAUREYS, DIRK, op cit., p.237. 61 VAN LOO, ANNE (ed.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen, Mercatorfonds, 2003, p.508. 62 DINET, PHILIPPE, op cit., p.32-34. 60
20
Populierenlaan. 63 Even verder op de Jan Van Rijswijcklaan realiseert hij eveneens enkele bouwwerken in de twintiger jaren.
In 1927 sterft zijn vrouw na een zware ziekte. Paul Smekens hertrouwt met weduwe Dinet-Van Gompel in 1931. Het gezin telt nu twee keer drie kinderen tussen 8 en 14 jaar oud. In hetzelfde jaar wordt de associatie met Van der Voodt ontbonden. Paul Smekens gaat lesgeven aan de vakschool voor Kunstambachten. Deze avondopleiding was opgericht door Roger Avermaete om de leemte in het aanbod van de Academie op te vullen. Hij kreeg hiervoor medewerking van mensen uit de kunstwereld zoals René Guiette, P. Joosten en Frank Mortelmans.
In de volgende jaren ligt zijn werkterrein voornamelijk op de nieuwe verkaveling van de Wereldtentoonstelling in 1930. Hij is de architect die de meeste kansen zal krijgen om in de jaren ’30 in deze wijk te bouwen. Hij verwezenlijkt maar liefst 14 woningen
in
de
Tentoonstellingswijk
vóór
1940 64,
waaronder
een
appartementsgebouw voor eigen rekening op de toenmalige Kolonielaan, waar het gezin Smekens in 1936 gaat wonen. 65 Ook na Wereldoorlog II zal hij in deze wijk actief blijven.
In 1937 wordt de groep “Antwerpen 1937” gesticht, waarvan Paul Smekens voorzitter van de architectuurafdeling wordt. Deze groep wil opnieuw een eenheid in vormentaal en stimuleert de samenwerking tussen de verschillende beroepen die aan het bouwen verwant zijn, zoals architect, beeldhouwer, schilder, kunstsmid en glazenier. Het werk van de leden wordt voorgesteld aan een artistieke raad die over de kwaliteit moest waken. In deze raad zetelden René Guiette, R. De Man, J. Minne en Léon Stynen onder voorzitterschap van Roger Avermaete. 66
In 1939 wordt Paul Smekens samen met Stynen, Wittocx en de Braey onder impuls van baron Opsomer tewerkgesteld in het Hoger Instituut voor Schone Kunsten te Antwerpen. 67 Smekens zal hier doceren tot 1955.
63
DINET, PHILIPPE, op cit., p.5-6. VANDEKERCKHOVE, FRANCISCA, De Tentoonstellingswijk te Antwerpen: een moderne woonwijk uit de jaren 30, onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent, 2002, p.152. 65 DINET, PHILIPPE, op cit., p.6. 66 GILLES, PIERRE, Anvers, centre d’action moderne, in: Bâtir, nr 52 februari 1937, p.1092-1096. 67 Baron Opsomer is dan directeur van het Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. 64
21
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt er nog een jaar doorgebouwd, maar dan liggen alle nieuwbouwactiviteiten stil. Er zijn enkel nog verbouwingen en uiteindelijk alleen nog herstellingen toegelaten. 68
De periode vlak na Wereldoorlog II staat voornamelijk in het teken van het herstellen van de oorlogsschade en de wederopbouw. In zijn naoorlogse oeuvre werkt Paul Smekens regelmatig samen met zijn zoon Jan. Jan Smekens haalt in 1945 zijn diploma aan de academie en begint zijn stage bij het architectenbureau De Baey. In 1950 vertrekt hij voor een jaar naar de Verenigde Staten voor een masters degree in industrial science. Vanaf zijn terugkeer in 1951 werken vader en zoon samen. Zo zullen ze voor de firma Amelinckx verschillende appartementsgebouwen ontwerpen. In 1957 verhuist Jan Smekens definitief naar de Verenigde Staten en loopt de samenwerking ten einde. Zijn werk wordt overgenomen door Robert Marevoet. 69 In 1946 sterft ook Paul Smekens’ tweede vrouw. Op zestigjarige leeftijd huwt hij opnieuw met weduwe Machiels. 70
Eén van Paul Smekens opmerkelijkste realisaties van na de Tweede Wereldoorlog is het Internationaal Zeemanshuis aan de Falconrui in Antwerpen (1952-1955), in samenwerking met Hendrik Wittocx.
Van 1950 tot 1953 is hij voorzitter van de Koninklijke Maatschappij der Bouwmeesters van Antwerpen. De KMBA was gedurende haar bestaan een van de drijvende krachten achter het architectuurgebeuren in de provincie Antwerpen. Ze gaven een tijdschrift uit en er werden tentoonstellingen en congressen georganiseerd om het beroep van architect en het werk van de leden te promoten. De bescherming van het beroep en de verdediging van de beroepsbelangen stonden decennia lang centraal in de werking van het KMBA. 71
Eind jaren ’50 - begin jaren ’60 bouwt Paul Smekens zijn werk geleidelijk aan af en beëindigt zijn professionele carrière in 1965. Hij sterft op 15 oktober 1983 in Antwerpen op 93-jarige leeftijd. 72 68
DINET, PHILIPPE, op cit., p.7. Correspondentie met Jan Smekens 70 Gesprek met Philippe Dinet, 04.06.2007. 71 VAN LOO, ANNE (ed.), op cit., p.379. 72 VAN LOO, ANNE (ed.), op cit., p.508. 69
22
VI.2 Publicaties
Paul Smekens houdt zich niet alleen bezig met de praktijk van de architectuur, maar is ook actief als theoreticus. Van zijn hand verschijnen twee publicaties: Interieurkunst (1946) en Oude poortjes in Antwerpen (1951). IV.2.1 Interieurkunst (1946) 73 (afb.3A)
In Interieurkunst pleit Paul Smekens voor stijlvol en eigentijds wonen. Hij ergert zich aan het feit dat de architect dikwijls enkel het exterieur mag ontwerpen en geen aandeel heeft in de aankleding ervan, ondanks het totaalpakket dat hij in gedachten heeft. Het “gevelwerk” hoort onafscheidelijk bij het “binnenwerk” volgens hem.
Meubels, wand en wandversiering moeten tot één harmonie samengroeien en beantwoorden aan de functie van de ruimte. Stijl bestaat uit eenheid, harmonie en verhouding. Hij bespreekt verschillende interieurs zoals slaapkamer, eetkamer, keuken, badkamer, enzovoort en geeft voor elke ruimte een beschrijving van de te verkiezen optie (afb.3B). Meubels moeten bestand zijn tegen verwarming in de huizen door het gebruik van nieuwe materialen en dienen esthetisch te beantwoorden aan de “lijn, stijl en mode van de tijd”. Smekens is voorstander van de gestandaardiseerde en in serie gemaakte meubelen uit pershout als uiting van de onvermijdelijke industrialisering op grote schaal. Het komt er volgens hem op aan een goede norm te vinden die gedurende de tijd ook weer zal evolueren. Een modern meubel moet sterk, goedkoop, schoon en comfortabel zijn (afb.3C). Hij is niet tegen versiering op zich maar het gevaar bestaat dat men overhelt naar een overdaad. Hij wijst ook op het belang van licht in de woning en de sfeer die ervan uitgaat. Uit de publicatie spreekt een streven naar modern en functioneel wooncomfort zonder formalistisch extremisme, met respect voor traditionele accenten. Paul Smekens vervalt in zijn pleidooi niet in excessen maar is juist voorstander van de gulden middenweg.
73
SMEKENS, PAUL, Interieurkunst, Antwerpen, De Sikkel, 1946.
23
IV.2.2 Oude poortjes in Antwerpen (1951) 74 (afb.4A,4B)
Paul Smekens heeft Oude poortjes in Antwerpen geschreven uit liefde voor dit specifieke patrimonium uit zijn geboortestad. De bekommernis om ons erfgoed in kaart te brengen zien we ook al vroeger naar voor komen. In 1916 tekent hij immers voor het Ministerie van Landbouw een honderdtal hoeven en pastorieën in de Kempen en het Waasland (afb.1A,1B,1C,1D). Oude poortjes in Antwerpen bestaat uit 52 tekeningen van oude stadspoortjes, getekend door Paul Smekens. Buiten de inleiding omvat de publicatie geen tekst. Hij pleit in de inleiding voor de bescherming van de poortjes en het behoeden voor afbraak en verplaatsing ervan. Hij wil niet alleen een beeld geven van het behandelde onderwerp, maar een document publiceren. Hij wil dit deel van ons patrimonium minutieus vastleggen en de opmeting van de poortjes staat hierin centraal. Bij elke tekening zijn de maten, plattegrond en schaallat te zien. Van de ongeveer 140 overblijvende poortjes in 1950 heeft hij er 52 opgemeten en in tekening gebracht. Hij heeft ervoor gekozen om enkel de kleinere poorten te behandelen omdat dit praktisch meer haalbaard was. Voor de opmeting van grote stadspoorten zou een stelling nodig zijn en hiervoor had Smekens de middelen niet. Toch laat een vergelijking van de tekeningen met de realiteit niet altijd een historisch correcte afbeelding zien en durft Smekens details wel eens aan de fantasie overlaten. De getekende poortjes dateren bijna allen uit de 17de en 18de eeuw, maar de ouderdom ervan stemt zelden overeen met de ouderdom van de heel sobere herenwoningen waarvoor zij geplaatst werden. De omlijstingen zijn doorgaans gemaakt uit blauwe of witte hardsteen, waar de naam van het huis in het ijzerwerk of in cartouches is verwerkt.
De 52 tekeningen in de publicatie getuigen van een groot vakmanschap. In de opleiding architectuur van de Ecole des Beaux-Arts werd groot belang gehecht aan het schetsen, onder meer van gebouwen. Oude poortjes in Antwerpen laat duidelijk zien dat Paul Smekens deze vaardigheden heel goed onder de knie heeft.
74
SMEKENS, PAUL, Oude poortjes in Antwerpen, Antwerpen, De Sikkel, 1951.
24
V. PAUL SMEKENS IN DE TOENMALIGE NATIONALE EN INTERNATIONALE ARCHITECTUURCONTEXT
De carrière van Paul Smekens loopt van 1920 tot 1965. In deze periode breken twee wereldoorlogen uit en vinden er heel wat sociale en culturele veranderingen plaats.
Tijdens het interbellum beleeft de architectuur in België een enorme ontwikkeling. Men breekt met de oude vormentaal van de architectuur en streeft naar zuivere lijnen en vormen. Twee stromingen vloeien voort uit dit nieuwe gedachtegoed: de sierlijke Art Deco en het uitgepuurde modernisme. De architectuur in België wordt echter gekenmerkt door een veelheid aan tussenstijlen.
De impulsen voor de vernieuwing van de architectuur komen vooral uit Nederland. Verscheidene Belgische architecten, waaronder Raphael Verwilghen, Huib Hoste, Paul Smekens en Louis Van der Swaelmen, brengen daar de oorlogsperiode door en komen rechtstreeks in contact met het werk van Berlage, Oud, Dudok en De Stijl. 75 Bij ons kan men de architectuur opdelen in drie groepen. Vooreerst is er een kleine groep modernisten, die voorvechters zijn van het Nieuwe Bouwen. Daarnaast kiest een veel grotere groep traditionalisten voor een landelijke architectuurbenadering waarbij het ambacht van het bouwen een belangrijk gegeven is. Tenslotte bestaat er een derde groep architecten die een tussenpositie inneemt. Zij geloven dat de ‘moderniteit’ kan vertaald worden in een traditionele baksteenarchitectuur en zijn beïnvloed door Dudok’s opdeling van volumes in kleinere delen en het gebruik van terrassen, luifels, bloembakken... Via Berlage en Dudok ontdekt België ook het oeuvre van Frank Lloyd Wright. 76 Pas op het einde van de jaren ’20 zijn deze invloeden merkbaar in de Antwerpse architectuur, onder andere in het werk van Eduard van Steenbergen, Geo Brosens, Huib Hoste, Léon Stijnen, Emiel Van Averbeke en Paul Smekens. 77 Globaal gezien vormt de herwaardering van de streekeigen baksteenarchitectuur
75
VANDENBREEDEN, JOS & FRANCE VANLAETHEM, Art deco en modernisme in België. Architectuur in het Interbellum, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 1996, p.117. 76 VAN LOO, ANNE (ed.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen, Mercatorfonds, 2003, p.49,57. 77 EYCKERMAN, TIJL, Gids voor moderne architectuur Antwerpen, Turnhout, Brepols, 1989, p.113,115,116,117,120,126,127,129,138.
25
binnen de moderne functionele vormgeving misschien nog het meest typische aspect van de Antwerpse interbellumarchitectuur. 78
Over het gebruik van baksteenmetselwerk bestaat in de jaren ’30 nogal wat controverse onder de modernisten. De aanhangers van de Amsterdamse School appreciëren vooral het expressieve karakter en de plastische mogelijkheden van het materiaal. De kleinere avant-garde keurt het echter af omwille van de ouderwetse
constructietechniek.
Toch
geven
heel
wat
eigenaars
de
opdrachtgevers de voorkeur aan baksteen omdat ze wantrouwig staan tegenover nieuwe materialen zoals beton, glas en staal en de kostprijs lager ligt. 79
In onze buurlanden heeft de Internationale Stijl echter meer succes. In Nederland verzet De Stijl zich tegen de plastische vormentaal van de Amsterdamse School en pleit voor eenvoud en rechtlijnigheid. Deze beweging is in 1917 in Amsterdam opgericht door de schilder Piet Mondriaan, de architect Jacobus Johannes Pieter Oud en de schilder Theo Van Doesburg. Deze laatste had grote invloed op het ideeëngoed van het Duitse Bauhaus door zijn komst naar Weimar in 1921. De in 1919 door Walter Gropius gestichte kunstschool streeft aanvankelijk een nieuw gildesysteem na, met nadruk op kunstnijverheid en schilderen. Onder invloed van Van Doesburg vindt echter een accentverschuiving plaats en kiest men voor een radicale minimalistische architectuur die alle ornamentiek verwerpt. De Deutsche Werkbund wil in 1927 in Weiβenhofsiedlung te Stuttgart de actuele ontwikkelingen van de toenmalige architectuur in een modelwijk laten zien. Platte daken, witte gevel, glas en metaal vormen de overheersende kenmerken van de woningbouw. Deze moderne architectuur wordt vertegenwoordigd door onder meer Walter Gropius, Ludwig Mies van der Rohe, Le Corbusier, Oud en Victor Bourgeois. Van 1930 tot de sluiting in 1933 is Mies van der Rohe directeur van het Bauhaus. Bij hem zien we de invloed van De Stijl en Frank Lloyd Wright in de lage horizontale lijnen en de vrije plattegrond van zijn architectuur. 80
Tezelfdertijd werkt Le Corbusier in Frankrijk zijn ontwerp voor eenvoudige, goedkope serie-woningbouw verder uit, eerst met het Domino-type en later met de Citrohan-huizen. Een vrij plan moet de traditionele kamerindeling afschaffen en de 78
EYCKERMAN, TIJL, op cit., p.45. Ibid., p.44-45. 80 WATKIN, DAVID, De westerse architectuur. Een geschiedenis, Nijmegen, Uitgeverij SUN, 2001, p.593-599. 79
26
woningen worden verheven op pilotis. De meest ambitieuze modelhuizen zijn de villa in Garches (1927) en de Villa Savoye in Poissy (1929-1931). 81 Ook het huis Guiette, de enige woning die Le Corbusier in België heeft gebouwd, is van het type Citrohan. 82 De bouwwerf wordt geleid door Paul Smekens, die zich als pragmaticus ergert aan sommige dure details van Le Corbusier, die functioneel overbodig zijn. De meer praktisch gerichte Smekens wordt ook als uitvoerend architect geconfronteerd met de technische problemen die deze moderne architectuur vaak met zich meebrengt. 83
Le Corbusier heeft grote invloed op de Belgische modernisten zoals Louis Herman De Koninck, Gaston Eysselinck, Huib Hoste, Gaston Brunfaut, Stanislas Jasinski en Victor Bourgeois. Ook het vroege werk van Renaat Braem en Léon Stijnen is hierdoor beïnvloed. Huib Hoste en Victor Bourgeois nemen in 1928 deel aan de stichting van CIAM (Congrès Internationaux d’Architecture Moderne) in La Sarraz. Bourgeois organiseert als voorzitter in 1930 het derde CIAM-congres in Brussel. 84
Naast het modernisme bepaalt de Art Deco mee de architectuur van de periode tussen de twee wereldoorlogen. De stroming ontleent haar naam aan de ‘Exposition internationale des arts décoratifs et industriels’ in 1925 te Parijs. Deze tentoonstelling wil de verschillende eigentijdse ontwikkelingen op het gebied van kunstnijverheid, design en architectuur samenbrengen. Met de Art Deco ligt het accent vooral op de verzoening van de kunst met de industrie. Architectuur wordt gecreëerd vanuit een schoonheidsdrang die zich uit in versiering. Tot de belangrijkste Belgische vertegenwoordigers van deze stijl horen Jean-Baptiste Dewin, Michel Polak, Eugène Dhuicque, Adrien Blomme, Joseph Diongre en Jos Smolderen. 85
Tijdens Wereldoorlog Twee is er uiteraard weinig bouwactiviteit, maar er wordt nagedacht en gedebatteerd over de toekomstige architectuur en de wederopbouw. De Moderne Beweging, die in de jaren ’20 en ’30 haar intrede had gedaan, wordt verder ontwikkeld en uitgewerkt door de architecten van die periode, zoals Wright,
81
WATKIN, DAVID, op cit., p.609-611. EYCKERMAN, TIJL, op cit., p.114. 83 TIJS, R., De relatie Le Corbusier-Smekens en het stadsbestuur bij het bouwen van het Huis Guiette, in: Antwerpen, 1987, p.92-102. 84 VAN LOO, ANNE (ed.), op cit., p.49. 85 VANDENBREEDEN, JOS & FRANCE VANLAETHEM, op cit., p.64-92. 82
27
Le Corbusier, Mies van der Rohe en Aalto. 86 In ons land wordt de beweging nog steeds vertegenwoordigd door onder andere Gaston Eysselinck, Victor Bourgeois, Léon Stijnen en Renaat Braem. België neemt na Wereldoorlog Twee echter een heel aparte plaats in in de internationale architectuurcontext. Het onderscheidt zich duidelijk van zijn buurlanden door een heel eigenzinnige ruimtelijke planning en stedenbouwkundige visie. 87
De modernisten willen een totale vernieuwing en modernisering van de geteisterde stadsbuurten. Dit staat tegenover degenen die de traditionele toestand willen restaureren. De wederopbouw is in België vooral een zaak van het privéinitiatief, met uitzondering van de sociale woningen. 88 De bouw van individuele woonhuizen blijft echter de hoofdactiviteit van de architecten na Wereldoorlog II. Een eigen huis met tuin, gelegen in een groene omgeving en ver weg van de drukte van de stad, is het ideaal van de meeste Vlamingen. Met de uitbouw van de welvaartsstaat is deze droom werkelijkheid geworden. Het voorzien van goedkope, functionele en hygiënische woningen voor de hele bevolking is één van de speerpunten van dit sociaal-economisch beleid. In ons land is het woonbeleid vlak na Wereldoorlog II bijna volledig toegespitst op eigendomsverwerving van nieuwe eengezinswoningen en op het bevorderen van het particulier initiatief in de woningbouw. 89 De subsidie, die de basis vormt van de Wet De Taeye (1948), is hierin erg belangrijk. Door deze wet kunnen particulieren met een bescheiden inkomen die een eigen woning willen bouwen beroep doen op een individuele bouwpremie. Op die manier promoot de overheid het bezit van een eigendom. 90 Jonge gezinnen trekken weg uit de stad en kopen goedkope gronden in de randgemeenten, die massaal verkaveld worden. De woningen die hier gebouwd worden
zijn
meestal
bescheiden
en
traditioneel
qua
vormgeving
en
materiaalgebruik. Echt experimenteel wonen blijft een uitzondering. 91 Het gebrek aan ruimtelijke ordening en stedenbouwkundige visie hierbij stuit al snel op kritiek
86
WATKIN, DAVID, Ibid., p.648. STRAUVEN, FRANCIS, Het lelijkste land?, in: De fifties in België (tent.cat.), Sint-Niklaas, Agora, 1988, p.268. 88 VAN LOO, ANNE (ed.), Ibid., p.68 89 VAN HERCK, KARINA & TOM AVERMAETE, Wonen in welvaart in de jaren vijftig en zestig, in: Wonen in welvaart. Woningbouw en wooncultuur in Vlaanderen 1948-1973, Rotterdam, Uitgeverij 010, 2006, p.54. 90 THEUNIS, KATRIEN, De Wet De Taeye. De individuele woning als bouwsteen van de welvaartsstaat, in: Wonen in welvaart. Woningbouw en wooncultuur in Vlaanderen 1948-1973, Rotterdam, Uitgeverij 010, 2006, p.67-77. 91 EYCKERMAN, TIJL, Ibid., p.59-60. 87
28
van modernisten zoals Van Steenbergen, Stijnen, en Braem. 92 Het gaat echter ook om een strategie van de Christen-Democratische Partij die de Belgische bevolking wil spreiden en het verwerven van een privé-woning stimuleert door het premiestelsel van de Wet de Taeye. Ze is tegenstander van de collectieve hoogbouw die volgens haar het socialistische gedachtegoed promoot. Het huisvestingsbeleid is dus eveneens ingegeven door zuiver politieke overwegingen, die ervoor zorgt dat België wordt getransformeerd tot één grote verkaveling. 93 Ook de uitbreiding van het wegen- en spoorwegnet zorgt voor suburbanisatie door de betere en snellere bereikbaarheid met de stad. 94
Toch zijn er ook gebouwen en ensembles die een uitzondering vormen op deze regel. De nationale overheid begint na de oorlog ook met een campagne ter bestrijding van krotten en de sanering van dichtbevolkte woonwijken. 95 Samen met de explosieve groei van de bevolking zorgt dit voor een acute woningnood. Men is ervan overtuigd dat kaalslag en vervangende nieuwbouw, meer specifiek hoogbouw, de oplossing voor het probleem is. 96 Dit gebeurt hoofdzakelijk aan de rand van de stad, waar ambitieuze bouwprojecten worden opgezet in het kader van de volkshuisvesting. Hier kan een doordacht bouw- en woonbeleid worden gevoerd. De eerste realisatie van dit type sociale woningbouw in België is de woonwijk op de Luchtbal in Antwerpen, die vlak voor de oorlog door Hugo van Kuyck is ontworpen en waarvan de bouw in 1948 begint. 97 Ook de wijk rond de Gentse Watersportbaan (1953-1965), het wooncomplex Plaine de Droixhe te Luik (1954) en de ontwerpen van Renaat Braem voor de sociale woonwijk op het Kiel in Antwerpen (1951-1958) en de ‘Cité modèle’ (1956-1969) in Brussel zijn voorbeelden van nieuwe hoogbouwwijken vlak na de Tweede Wereldoorlog. 98
De Belgische architecten zijn hierin sterk beïnvloed door de na-oorlogse architectuur van Le Corbusier. Met de Unité d’Habitation in Marseille (1946-1952)
92
EYCKERMAN, TIJL, Ibid., p.66-67. STRAUVEN, FRANCIS, Ibid., p.268-279. 94 DE MEULDER, BRUNO, De Belgische stedenbouw en de belofte van welvaart 1945 -1975, in: Wonen in welvaart. Woningbouw en wooncultuur in Vlaanderen 1948-1973, Rotterdam, Uitgeverij 010, 2006, p.135-136. 95 HEYNS, MAUREEN, De krotwoning als ‘Sociaal Probleem nr.1’. De Wet inzake Krotopruiming van 1953 en de sanering van de oude stadswijken, in: Wonen in welvaart. Woningbouw en wooncultuur in Vlaanderen 1948-1973, Rotterdam, Uitgeverij 010, 2006, p.147-154. 96 BEKAERT, GEERT, Hedendaagse architectuur in België, Tielt Uitgeverij Lannoo, 1995, p.20. 97 Ibid., p.23-24. 98 DE MEULDER, BRUNO, op cit., p.129. 93
29
realiseert hij zijn ideeën over het collectieve wonen die hij in het boek La ville radieuse (1935) heeft uitgewerkt. In het complex op pilotis komen ook de sociale aspecten op de voorgrond en probeert men door middel van gemeenschappelijke voorzieningen tegemoet te komen aan de eisen van de afzonderlijke bewoners. Zo is er een kleuterverblijf, gymnastieklokaal, een overdekte winkelstraat en een kinderzwembad. 99 De ambities van het modernisme blijven echter vaak dode letter omdat voor collectieve voorzieningen en kwalitatieve buitenruimten geen geld beschikbaar is. 100
De wederopbouw wordt ook gekenmerkt door een enorme expansie van openbare instellingen zoals
ziekenhuizen, stadhuizen,
zwembaden en kerken. De
modernisten beseffen echter dat ze geen antwoord kunnen bieden op maatschappelijke problemen en nemen afstand van de radicaliteit van hun vooroorlogs werk in een behoefte aan een ‘nieuwe monumentaliteit’. Dit zien we in de grote nutsvoorzieningen die onmiddellijk na de oorlog werden gebouwd, waaronder het postgebouw in Oostende (1945-1952) en het Centraal station van Brussel (1937-1952). 101 Ook het Antwerpse Zeemanshuis naar ontwerp van Paul Smekens en Hendrik Wittocx kadert in een zelfde uitbreiding en vernieuwing van openbare voorzieningen. 102
De moderne architectuur vindt geleidelijk de weg naar het grote publiek. De rechtlijnige architectuur is in de jaren ’50 overal doorgedrongen. Uit de vrees dat prefabricatie zal leiden tot een culturele leegte keren sommige architecten echter terug naar een emotionele en expressieve vormentaal. De evolutie naar een monumentalere architectuur en een plastische vormentaal is in het buitenland sterk aanwezig. Men komt los van de intussen wereldwijd gestandaardiseerde vormgeving. Het beton brut is beeldbepalend in Le Corbusier’s ontwerp van de kapel van Notre-Dame-du-Haut in Ronchamp (1950-1955). Een gelijkaardige expressionistische vormentaal zien we in het ontwerp voor het Guggenheim Museum in New York (ontwerp 1942-1943, bouw 1957-1960) van Frank Lloyd Wright en de creaties van Saarinen voor Dulles Airport in Chantilly (1958-1962) en Kennedy Airport in New York (1956-1962). 103 Bij ons kiest Renaat Braem voor een 99
WATKIN, DAVID, op cit., p.649-650. EYCKERMAN, TIJL, op cit., p.56. 101 VAN LOO, ANNE (ed.), op cit., p.70. 102 EYCKERMAN, TIJL, op cit., p.70 103 WATKIN, DAVID, op cit., p.652-654. 100
30
zelfde individuele aanpak. Een biomorfe vormgeving met de natuur als inspiratiebron moet antwoord bieden op het dogmatische karakter van het functionalisme. Hij past dit onder meer toe in de woning Schandevyl (1963) op de Antwerpse Linkeroever en in de woonwijk aan het Arenaplein te Deurne (19601965). 104 Deze expressieve tendens en eigenzinnige vormgeving zullen vanaf 1965 verder ontwikkeld worden in het postmodernisme. 105
Hoe past Paul Smekens in deze hele context? Paul Smekens is hoofdzakelijk actief in Antwerpen en de randgemeenten errond. De stad barst in de periode 1920-1939 uit haar voegen. Steeds meer mensen verlaten de dichtbevolkte stad om zich in de randgemeenten te vestigen. Nieuwe wijken zoals deze in de buurt van het Nachtegalenpark en de Tentoonstellingswijk moeten de expansie van de bevolking enigszins opvangen. 106 Men treft in deze laatste wijk dan ook bijna evenveel private als opbrengsteigendommen aan. Het werkterrein van de nieuwe generatie architecten die afgestudeerd is na de Eerste Wereldoorlog ligt vooral hier. De vooroorlogse architectuur van Smekens kan gerekend worden tot het gematigd modernisme. In het Interbellum behoort hij tot de groep architecten die een tussenpositie inneemt, tussen traditie en vernieuwing. Als pragmaticus gelooft hij dat de moderne vormgeving ook kan toegepast worden met traditionele baksteenarchitectuur. Dit gedachtegoed is beïnvloed door de architectuur van Dudok, de Amsterdamse School en de Stijl, waarmee hij in contact is gekomen tijdens zijn verblijf in Nederland in de oorlogsperiode. Deze invloed is duidelijk te merken in zijn realisaties van 1924 tot 1932, die gerekend worden onder Smekens’ kubistische periode. Later evolueert de architect naar een gematigde Nieuwe Zakelijkheid. De vormgeving verstrakt in de loop van de tijd en zal nog verder doorgetrokken worden in zijn na-oorlogse ontwerpen.
De periode na Wereldoorlog II staat vooral in het teken van de wederopbouw. De bouw van individuele woonhuizen wordt vanuit de overheid gestimuleerd via een premiestelsel. Randgemeenten buiten de fortengordel zoals Brasschaat, Kapellen, Schilde, Hove, Boechout,... worden massaal verkaveld door de spreidingsdrang van de politiek. 107 Smekens krijgt veel opdrachten voor privé-huizen, zowel in de 104
BEKAERT, GEERT, op cit., p.40-48. Ibid., p.143-148. 106 EYCKERMAN, TIJL, op cit., p.29-30. 107 EYCKERMAN, TIJL, Gids voor moderne architectuur Antwerpen, Turnhout, Brepols, 1989, p.59. 105
31
stad als in de gemeenten in een brede straal rond Antwerpen. Vooral de opdrachtgever bepaalt hoe de woning eruit zal zien. De moderne architectuur vindt geleidelijk de weg naar het grote publiek, maar de meeste mensen blijven echter behoudsgezind. Hij bouwt ook verschillende appartementen voor de Entreprises Amelinckx, die op deze manier inspeelt op de acute woningnood in de stad. Ze worden opgetrokken in beton, staal en glas, materialen die geïntroduceerd werden in het interbellum maar pas nu op grote schaal worden toegepast. De verdere versobering van Smekens’ architectuur uit zich in strakke, horizontaliserende gevels zonder veel versiering. Rationaliteit, functionaliteit en economie zijn nog altijd doorslaggevende termen in zijn ontwerpen.
De wederopbouw wordt eveneens bepaald door de expansie en vernieuwing van openbare instellingen. Noodzakelijk geachte modernisering van de voorzieningen, zoals de bouw van een nieuw hotel voor zeelieden, moeten de heropleving van de stad Antwerpen stimuleren. Smekens en Wittocx krijgen de opdracht een nieuw Zeemanshuis te ontwerpen “volgens moderne begrippen van hygiëne en comfort, beantwoordend tevens aan de eisen van een voortschrijdende sociale evolutie”. 108
108 FRANS DETIÈGE, Een Internationaal Zeemanshuis te Antwerpen, in: Antwerpen, tijdschrift der stad Antwerpen, 2e jaargang nr 1, maart 1956, p.10-13.
32
VI. OEUVRE Het oeuvre van Paul Smekens kan men opdelen in een vooroorlogse en een naoorlogse periode. Het jaartal 1940 is niet willekeurig gekozen. Philippe Dinet heeft zich bij de bespreking van Smekens’ werken niet alleen beperkt tot deze datum, maar Wereldoorlog II kan ook echt gezien worden als een breuklijn in de carrière van Paul Smekens. Na de Tweede Wereldoorlog wordt de versobering, die al aanwezig was in zijn architectuur in de laatste jaren van het Interbellum, nog verder doorgetrokken. Zijn ontwerpen zijn strak, rationeel en functioneel. Dit vormt een groot contrast met een deel van zijn ontwerpen voor landhuizen die in een heel landelijke stijl zijn uitgewerkt. Een korte bespreking van de meest karakteristieke realisaties geeft ons een beeld van zijn Interbellumperiode en laat toe zijn na-oorlogse ontwerpen te plaatsen in het volledige oeuvre van de architect. Door deze indeling kan men verschillende gebouwen groeperen en een vergelijking per type maken tussen de twee tijdsperiodes.
Opvallend is dat Smekens’ werkterrein gedurende heel zijn carrière hoofdzakelijk in dezelfde twee Antwerpse stadsdelen ligt, namelijk de buurt rond het Nachtegalenpark en de Tentoonstellingswijk. Deze gronden zijn in het begin van zijn loopbaan nieuwe verkavelingen even buiten de stad. Paul Smekens gaat hier ook zelf wonen. In 1922 bouwt hij een eigen huis in de Della Faillelaan in de buurt van het Nachtegalenpark. Hij verhuist in 1934 met zijn gezin naar een zelf ontworpen
wooncomplex
aan
de
Camille
Huysmanslaan
in
de
Tentoonstellingswijk. In dezelfde wijk bouwt hij ook samen met zijn zoon Jan twee appartementenwoningen, waar hij in 1950 gaat wonen. Door in deze wijken een eigen woning te ontwerpen bouwt Smekens hoogstwaarschijnlijk een netwerk van potentiële opdrachtgevers uit. Eigenaars van gronden worden op deze manier immers geconfronteerd met zijn stijl en denkwijze. Het ontwerp van zijn eigen woning is het beste visitekaartje dat de architect heeft en geeft aanleiding tot andere opdrachten. In zijn ontwerpen voor huizen zien we dat hij hoofdzakelijk werkt voor de gegoede middenklasse, zoals onder andere in de voorzieningen voor het dienstpersoneel in de woning. Dit zal verdwijnen na Wereldoorlog II omdat dit te duur wordt. Daarnaast wijst de aanwezigheid van een badkamer en garage in de interbellumwoningen eveneens op een financieel sterk cliënteel. Een badkamer is voor het grootste deel van de bevolking slechts toegankelijk vanaf de
33
jaren ’50. 109 Ook de aankoop van een auto kunnen de meeste mensen zich pas na de oorlog veroorloven. 110
De architectuur van Paul Smekens, zowel voor als na Wereldoorlog II, wordt gekenmerkt door vier specifieke aandachtspunten. Eerst is er het plan dat zo economisch mogelijk moet zijn en een gemakkelijke circulatie moet vooropstellen. Ten tweede moet het gebouw een eenvoudige en doeltreffende constructie hebben. Als derde verkiest Smekens een rationele bemeubeling met een zo groot mogelijke flexibiliteit. Tenslotte schenkt hij veel aandacht aan de relatie interieurexterieur. 111
VI.1 Oeuvre tot 1940
In het vooroorlogse oeuvre van Paul Smekens kan men drie periodes onderscheiden. Zijn startperiode (1920-1924) draagt nog sterk de stempel van zijn academische opleiding. Zijn realisaties van 1924 tot 1932 staan steeds meer onder invloed van de Nederlandse architect Dudok, maar ook van de Amsterdamse School en De Stijl. Deze periode wordt Smekens’ kubistische periode genoemd. Hij kiest voor ruwe, donkere baksteen met lange horizontale natuurstenen lijsten. De daken zijn plat zonder dakrand. Hij wil gedifferentieerde gevels bekomen door in zijn ontwerpen gebruik te maken van erkers, luifels, bloembakken en waterlijsten. Van 1933 tot 1940 evolueert de architect naar een gematigde Nieuwe Zakelijkheid. De gevelsteen wordt iets lichter van kleur, er zijn minder horizontale lijsten en de erkers verdwijnen. De hoofdzakelijk horizontale ritmering en de combinatie van verschillende materialen zorgen toch nog voor een levendig en kleurrijk geheel. 112 In deze periode bouwt hij bijna uitsluitend in de Antwerpse Tentoonstellingswijk. Toch kan men het onderscheid tussen kubisme en Nieuwe Zakelijkheid niet zo strikt maken. De vormgeving verstrakt in de loop
109
GAUS, HELMUT, Een oude tijd voorbij, een nieuwe tijd aangebroken, in: De fifties in België (tent.cat.), Sint Niklaas, Agora, 1988, p.30-31. 110 STEPHANY, PIERRE, Een nieuwe Belle Epoque, in: De fifties in België (tent.cat.), Sint Niklaas, Agora, 1988, p.52-53. 111 POELMANS, L., Antwerpen 1890-1940. Aanzet tot de moderne architectuur, onuitgegeven licentiaatsverhandeling NHIBS, 1974, p.35. 112 DINET, PHILIPPE, Paul Smekens: opleiding en architectuur tot 1940, onuitgegeven licentiaatsverhandeling Sint-Lucas Gent, 1979, p.29-31.
34
van de tijd, maar de verschillende invloeden uit Smekens’ kubistische periode 113 blijven aanwezig in de meeste woningen.
In juli 1944 wijdt Serneels in Bâtir een heel artikel aan de bouwwerken van Paul Smekens in de Antwerpse Tentoonstellingswijk. Hij noemt Smekens “un architect de qualité”, wiens principes gericht zijn op een praktische indeling, comfort, integratie, zuiverheid en economie. 114 Doordat hij ingaat op de appartementenrage en voor een minder gepersonaliseerde aanpak kiest, boeten zijn sobere en harmonieuze composities aan originaliteit in. Smekens is geen vernieuwer, maar zijn vooroorlogse ontwerpen getuigen wel van een rationele en logische opvatting over bouwen.
VI.1.1 Algemeen tijdsbeeld
Het Interbellum wordt gekenmerkt door een zoektocht naar een moderne maatschappij, maar deze is vaak moeizaam en kent soms veel tegenkanting. De Eerste Wereldoorlog zorgde voor enorme veranderingen, zowel op sociaal als economisch vlak. De oorlog had 9 miljoen slachtoffers gemaakt en een enorme puinhoop aangericht. Ook de herstelbetalingen hadden nefaste economische gevolgen. Dit zorgde voor een enorme inflatie. De fundamenten van de traditionele wereldorden storten ineen en de politieke en economische onzekerheid van de naoorlogse tijd roepen vragen op. Men wil woningnood, honger en sociale ellende consequent aanpakken. Een nieuwe en zakelijker architectuur wordt gekoppeld aan sociaal engagement. Moderne functionele bouwvormen worden gerealiseerd met nieuwe materialen zoals glas, beton en staal. Nederland vervult op dat moment een voortrekkersrol in de architectuur, omdat het land niet betrokken was bij de Eerste Wereldoorlog. De plastische baksteenarchitectuur van de Amsterdamse school, de abstracte ontwerpen van De Stijl en de creaties van Dudok hebben een grote invloed op architecten uit diverse landen. De jaren na Wereldoorlog I staan vooral in het teken van de wederopbouw. Snel breken echter voorspoedigere tijden aan. Vanaf 1925 groeit de economie en stijgt de welvaart van de hele bevolking. Naast de zakelijkheid van het “Nieuwe bouwen” komt dan ook de Art Deco op, als synthese van design, kunstnijverheid en architectuur. Deze bloei eindigt met de beurscrash op 24 oktober 1929 als gevolg van 113 114
Dudok, Amsterdamse School en De Stijl SERNEELS, H., Paul Smekens: un architect de qualité, in : Bâtir, nr.44 juli 1936, p.766-767.
35
overproductie. Dit is het begin van een wereldwijde economische depressie. Door deze gespannen economische situatie ontwikkelen zich in talrijke landen dictatoriale systemen, zoals in Rusland, Italië, Spanje en Duitsland. De regeringen van deze landen staan wantrouwig tegenover de moderne architectuur en proberen van de kunstproductie een staatsaangelegenheid te maken. 115
VI.1.2 Huizen
In de twintiger jaren is Paul Smekens vooral actief in de wijk rond het Nachtegalenpark op de grens van Antwerpen met Wilrijk. Hier bouwt hij in 1922 zijn eigen woning aan de Della Faillelaan 63. Vier jaar later ontwerpt hij in dezelfde straat de woning Neefs, waar hij in 1929 de Prijs van de Ven voor krijgt. Daarnaast realiseert hij in dit decennium eveneens rijwoningen, maar deze bevatten meestal nog appartementen die verhuurd worden of de huizen worden gezamenlijk met andere woningen opgericht. 116 In de jaren ’30 bouwt Smekens bijna uitsluitend in de Tentoonstellingswijk te Antwerpen. Hier vindt men zijn beste ontwerpen voor individuele rijhuizen terug. De wijk is opgevat als een modernistische woonwijk met strenge bouwvoorschriften die de bouw van landhuizen niet toelaat. Dit woontype komt in deze periode dan ook niet voor in Smekens’ oeuvre. Op de woningen Bludts (1932) en Danckaert (1933) na vindt men van Smekens hand in de Tentoonstellingswijk hoofdzakelijk wooncomplexen of opbrengsteigendommen.
VI.1.2.(1) Rijhuizen
In de jaren ’20 ontwerpt Paul Smekens vooral opbrengsteigendommen, wat meestal neerkomt op een eengezinswoning met een aantal appartementen. De opdrachtgever laat behalve zijn eigen woning nog een aantal huurappartementen optrekken als stabielere belegging in onroerend goed. De woning Smekens-Devos uit 1926 in de Kruishofstraat te Antwerpen is hiervan een tekenend voorbeeld (cat.5). 117 De hoekwoning wordt door twee symmetrische appartementsgebouwen geflankeerd. Deze drie bouweenheden vormen een architectonisch geheel, maar 115
TIETZ, JÜRGEN, Geschiedenis van de architectuur in de 20e eeuw, Keulen, Könemann, 1998, p.30-55. 116 Voorbeelden hierbij zijn de woning Smekens-Devos, Kruishofstraat 28-30-32, Antwerpen (1926); woning “De Vogelaere”, Thaliastraat 13-15, Antwerpen (Berchem) (1929) en dubbelwoning Verswyver, Arthur Goemaerelei 22-24, Antwerpen (1927). 117 SAA, Modern Archief, MA-BD 1926/25629, bouwdossier Kruishofstraat 28-30-32, Antwerpen (1926).
36
staan volledig los van elkaar. Er zijn geen doorgangen van de hoekwoning naar de flankerende gebouwen en tussen de appartementen. Ze hebben ook aparte ingangen. De twee appartementsgebouwen bevatten telkens vier bouwlagen, waardoor de hoekwoning die één bouwlaag minder heeft gemakkelijk herkenbaar is. De voordeur van de hoekwoning, die met een luifel wordt benadrukt, geeft via een lange vestibule toegang tot een centrale hal. Van hieruit kan men naar het bureau, de eetkamer, keuken of binnenkoer (cat.5A). De keuken heeft een rechtstreekse toegang vanaf de straat. Naast de keuken ligt de garage. Op de eerste verdieping zijn de slaapkamer van de kinderen, de slaapkamer van de ouders, de logeerkamer, de meidenkamer en de badkamer gelegen (cat.5B). De speelkamer en een aantal mansardekamers zijn voorzien op de tweede verdieping (cat.5C). Elk appartementsgebouw is onderverdeeld in twee wooneenheden, die dus over twee verdiepingen verdeeld zijn (cat.5A,5B,5C,5D). Vooraan ligt het salon, daarachter de eetkamer en helemaal achteraan de keuken. Ook hier is een binnenkoer voorzien, die toegankelijk is vanuit de gang. Een verdieping hoger liggen twee slaapkamers, waarvan één met balkon, een kabinet en een badkamer. Het hoogste appartement heeft geen balkon.
De woning is vandaag de dag overwoekerd door begroeiing (cat.5), maar op vroegere foto’s zien we heel goed het volumespel in de architectuur (cat.5E). In de gevel is duidelijk de invloed van de Nederlandse architectuur merkbaar: massief, zichtbaar gelaten metselwerk, nadruk op volumes in plaats van op decoratie en horizontale raamindeling. De achteroverhellende dakverdieping zorgt voor een betere integratie in het straatbeeld.
Zoals reeds vermeld bouwt Smekens niet erg veel rijhuizen in de strikte zin van het woord. Ze dateren uit de jaren ’30 en situeren zich in de Antwerpse Tentoonstellingswijk. De wijk ontleent haar naam aan de wereldtentoonstelling die in 1930 op deze gronden plaatsvindt. Men beslist in 1928 om hier een nieuw stadsgedeelte aan te leggen. Wanneer de expo haar deuren sluit, worden de gronden verkocht en verkaveld voor particuliere woningbouw. Het stadsbestuur wil met de Tentoonstellingswijk een moderne residentiële buurt creëren, die harmonisch aansluit bij de omliggende wijken. 118
Paul Smekens bouwt hier
slechts twee privé-woningen in het Interbellum, namelijk de woningen Bludts en 118 VANDEKERCKHOVE, FRANCISCA, De Tentoonstellingswijk te Antwerpen: een moderne woonwijk uit de jaren 30, onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent, 2002, p.96-100.
37
Danckaert. Deze twee huizen vertonen een aantal gemeenschappelijke kenmerken: de gevel van het gelijkvloers wordt gekenmerkt door een hoge arduinen plint en boven de voordeur is een smalle luifel aanwezig. De organisatie van dienstgedeelte en privé-gedeelte wordt in beide woningen echter op een verschillende manier uitgewerkt.
Paul Smekens bouwt in 1932 de woning voor Theo Bludts op de Camille Huysmanslaan 119 67 (cat.7). 120 Het is een halfvrijstaande woning uit gele bezande baksteen met een garage aan de voorgevel. 121 De ramen, deuren en garagepoort zijn niet meer de oorspronkelijke (cat.7,7A). De voordeur situeert zich in de zijgevel. De inkom heeft een vestibule en een vestiaire. Van hieruit kan men naar het bureau vooraan of via trappen naar de eetkamer aan de achterzijde van het huis gaan (cat.7C). De trap rechts van de inkom is voorbehouden voor het personeel en leidt naar de keuken en een provisiekast. 122 Deze diensttrap wordt van licht voorzien via een glazen koepel. Op de eerste verdieping is er vooraan een grote slaapkamer met badkamer aanwezig (cat.7D). Aan de achtergevel ligt de woonkamer en het overdekt terras met buitentrap naar de tuin (cat.7B). Daarnaast vindt men op deze verdieping ook nog een kleine slaapkamer en een bureau, die toegankelijk is via de diensttrap. De tweede verdieping heeft twee slaapkamers vooraan, een speelkamer achteraan, een bergruimte en een meidenkamer (cat.7E). Deze verdieping kan men enkel bereiken met de diensttrap, dus was waarschijnlijk voorbehouden voor het personeel.
Het interieur van de woning is duidelijk vertaald naar het exterieur. Dit is duidelijk te zien in de zijgevel, waar de ramen asymmetrisch ten opzichte van elkaar gepositioneerd zijn door de diensttrap die erachter ligt en de niveauverschillen achteraan in de woning.
De voorzieningen voor het personeel zijn in de rijwoning voor Frank Danckaert in de Volhardingstraat 32 heel anders uitgewerkt (cat.8). 123 Er worden twee voordeuren voorzien: één centrale grote smeedijzeren deur voor de eigenaars en 119
Toen Kolonielaan. SAA, Modern Archief, MA-BD 1932/42977, bouwdossier Camille Huysmanslaan 67, Antwerpen (1932). 121 AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Camille Huysmanslaan 67, Antwerpen (1932). 122 Op het plan wordt deze ruimte met office aangeduid, maar deze is niet gerealiseerd. 123 SAA, Modern Archief, MA-BD 1933/44768, bouwdossier Volhardingstraat 32, Antwerpen (1933); AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Volhardingstraat 32, Antwerpen (1933). 120
38
een kleinere voordeur rechts voor het dienstpersoneel (cat.8,8A). De dienstinkom loopt via een smalle gang door naar de keuken en de dienstkoer (cat.8C). Er is in het huis geen diensttrap voorzien, dus het is eerder waarschijnlijk dat het personeel niet inwoont bij de familie. Het gelijkvloers bestaat voor de rest nog uit een vestibule met vestiaire, een salon vooraan, daarachter een eetkamer en helemaal achteraan een woonkamer. Deze kamer wordt door een lichtkoepel overdekt omdat de verdiepingen kleiner zijn dan de begane grond (cat.8B,8C). Hierdoor kan er rechtstreeks daglicht binnenvallen. Op elk van de twee verdiepingen bevinden zich vier slaapkamers (cat.8D,8E). De eerste verdieping heeft centraal een badkamer, op de tweede verdieping is hier een bergruimte voorzien. Een lichtkoepel boven het trapgedeelte zorgt hier voor het nodige licht.
VI.1.2.(2) Landhuizen
De landhuizen die Smekens ontwerpt voor Wereldoorlog Twee dateren bijna uitsluitend uit de jaren ’20. De drie meest opvallende realisaties van dit type zijn het eigen huis van de architect aan de Della Faillelaan, de woning Neefs in dezelfde straat en de villa Somers in Kapellen.
Paul Smekens bouwt al in 1922 een eigen woning aan de Della Faillelaan 63 in Antwerpen (cat.3). 124 Het huis heeft centrale inkom en is opgebouwd volgens een rationeel plan. Het is een vierkant bouwvolume onder een tentdak. De gevel is bekleed met rode baksteen, met bovenaan een plastisch uitgewerkt uitsteeksel waarin centraal een ovale oculus is voorzien. De oorspronkelijke daklantaarn is verdwenen (cat.3A). De woning is een persoonlijke verwerking van verschillende invloeden, waaronder academisme, art deco en modernisme. Deze laten nog duidelijk de stempel van zijn opleiding zien. 125 Het concept kadert nog in een meer traditionele stijl. De woning heeft centrale inkom met een slingertrap naar boven. Rechts is de vestiaire voorzien, met daarnaast een toilet. De keuken heeft een aparte dienstinkom voor het personeel. Daarachter zien we op het plan een ruimte die wordt aangeduid als “remise”, dit is een garage. 126 Links van de inkom ligt de eetkamer (cat.3C). Achteraan is de woonkamer gesitueerd, met zicht op het terras 124
SAA, Modern Archief, MA-BD 1922/12589, bouwdossier Della Faillelaan 63, Antwerpen (1922). 125 DINET, PHILIPPE, op cit., p.34. 126 HASLINGHUIS, E.J. & H. JANSE, Bouwkundige termen: Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie, Leiden, Primavera Pers, 1997, p.373.
39
en de tuin (cat.3B). Op de eerste verdieping vinden we een badkamer, toilet en vier slaapkamers (cat.3D).
Vier jaar later zien we hoe Smekens een zelfde bouwprogramma en vierkante volume veel plastischer uitwerkt. In dezelfde straat op het nummer 73 ontwerpt hij samen met Van der Voodt een villa voor Raymond Neefs (cat.4). 127 Hiervoor ontvangt hij de Prijs van de Ven in 1929, met een resultaat van 615 op 700 punten. 128 De Prijs Van de Ven was een Belgische architectuurwedstrijd die jaarlijks georganiseerd werd. Emile Jean Van de Ven richtte in 1928 de Prijs in als poging om het grote publiek warm te maken voor moderne architectuur. Deze wedstrijd moest ook zijn eigen firma Van de Ven, die naam had gemaakt met gestandaardiseerde deuren en CUBEX-keukens, in de kijker brengen. De Prijs Van de Ven liep tot 1968, met een onderbreking van negen jaar tussen 1941 en 1950. 129
De woning heeft een centrale inkom in een kubistisch portaal. De gevel is hoofdzakelijk horizontaal geritmeerd, met een schaars dwarsaccent (cat.4,4A). De verticale wand die uit de gevel naar voren springt heeft niet alleen een esthetische, maar ook een functionele betekenis. Deze vormt tegelijk de begrenzing van het balkon en zorgt voor een afscherming van het portaal. 130 Het venster boven de garagepoort is een latere toevoeging. Het oorspronkelijk voorziene mansardedak werd om functionele redenen vervangen door een lagere verdieping met vensterreeks onder een plat dak en brede kroonlijst. In de gevelcompositie zijn duidelijk de invloeden van Dudok, De Stijl en Frank Lloyd Wright te zien. Deze moderne dynamiek wordt echter niet doorgetrokken in de planopbouw, noch in de relatie tussen binnen en buiten. Dit is enkel te zien in de langgerekte vensters van de traphal met gekleurd glas-in-lood aan de zijgevel. De centrale toegang heeft links van de hal een bureau, rechts een eetkamer, achteraan links de woonkamer en rechts de keuken met terras naar de tuin (cat.4B). Op de eerste verdieping zijn vier slaapkamers, een linnen- en een
127
SAA, Modern Archief, MA-BD 1926/24431, bouwdossier Della Faillelaan 73, Antwerpen (1926). 128 DE VOS, J. (ed.), Nieuwe bouwkunst in België: jaarlijkse bouwkunstprijs Van de Ven, Brussel, in: De Bouwgids, jg.11 nr.6 juni 1929, p.139-143. 129 DE HOUWER, VEERLE, De prijs Van de Ven 1928-1937. De eerste tien jaren van een Belgische architectuurwedstrijd, in: M&L, jg.17 nr.2, 1997, p.6. 130 HEIRMAN, MICHIEL & LINDA, VAN SANTVOORT, Gids voor architectuur in België, Tielt, Lannoo, 2000, p.35.
40
badkamer voorzien (cat.4C). Onder het dak is er plaats voor een meidenkamer, speel-, droog- en werkruimten (cat.4D).
In 1928 bouwt Smekens samen met Van der Voodt in de Olmendreef te Kapellen een villa in Nieuwe Zakelijkheid, de zogenaamde “Villa Somers” (cat.6). 131 Het is een gebouw van twee bouwlagen onder een plat dak met horizontaal geplaatste rechthoekige vensters. De woning bestaat uit twee volumes, waarvan het hoogste de traphal herbergt. De verticaal geplaatste vensterpartijen boven de voordeur benadrukken dit nog eens extra. De inkom is voorzien langs de zijgevel van de woning (cat.6A). Via een portaal komt men in de hal, van waar men naar de woonkamer, eetkamer of keuken kan gaan (cat.6B). Op de eerste verdieping liggen de slaapkamers van ouders en kinderen, de logeerkamer en de badkamer (cat.6C). De verdieping hoger is kleiner door het volumeverschil. Hier is de zolder en de meidenkamer voorzien (cat.6D).
VI.1.3 Appartementen
De meeste appartementen die Paul Smekens vóór Wereldoorlog II heeft gerealiseerd kan men beter omschrijven als wooncomplexen. Hij groepeert verschillende gezinnen in een soort van eenheidsbebouwing. Deze vorm van wonen heeft Smekens uitsluitend in de Antwerpse Tentoonstellingswijk uitgewerkt. Hierdoor wil men de verkaveling van de wijk in kleine, smalle percelen tegengaan. Het initiatief hiervoor komt nog hoofdzakelijk van privé-personen of het project gaat uit van verschillende particulieren die gezamenlijk een woongelegenheid willen oprichten. De appartementen vertonen een stereotype indeling. Er bevinden zich zelden appartementen op de gelijkvloerse verdieping. Naast de toegang bevat het gelijkvloers doorgaans nog fietsenberging en privé-bergruimten. Dit wordt vertaald in de gevel van de gebouwen door de accentuering van de onderbouw. De plattegrond is nagenoeg hetzelfde in elk appartement. De ingesloten achterzijde bevat de trap met inkom, badkamer, toilet, keuken en soms een slaapkamer. De andere kamer hebben min of meer een vierkant grondplan en liggen naast elkaar langs de voorgevel. De gang vormt een doorgang tussen de voor- en achterzijde van het appartement. Dit plan biedt enkele voordelen. Het is mogelijk om één grote ruimte te creëren door de brede dubbele deuren waarmee
131
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Olmendreef 13, Kapellen (1928).
41
de kamers op elkaar aansluiten. Hierdoor is flexibiliteit van eet- en slaapvertrekken mogelijk. 132
Alle technische voorzieningen zijn geconcentreerd langs de achterzijde, waardoor de voorgevel vormelijk en ruimtelijk kan uitgewerkt worden. Het gelijkvloers wordt geaccentueerd door het materiaalgebruik of de richting van de baksteenlagen. De bovenbouw wordt gekenmerkt door baksteenlagen en horizontale ramen. Smekens’ ontwerpen gaan steeds meer versoberen waardoor er vlakke, horizontaliserende gevels ontstaan. 133
De wooncomplexen Pol De Montstraat 2-10 (1933), Volhardingstraat 26 - Alfred Coolsstraat (1934) en Camille Huysmanslaan 134 70-72 (1934) zijn het meest representatief voor de verwezenlijkingen van Paul Smekens van dit type woning. Deze drie bouwblokken bestaan uit vier bouwlagen en hebben geprononceerde hoekpartijen. De hoogte van de gebouwen en de positionering van de ramen zorgt voor een horizontaliserend effect. In het wooncomplex aan de Camille Huysmanslaan wordt dit nog eens versterkt door de doorlopende vensterregisters.
VI.1.3.(1) Wooncomplex Pol de Montstraat 2-10 (1933) – Antwerpen
Voor zijn eerste wooncomplex aan de Pol de Montstraat gaat Smekens op zoek naar mede-oprichters om het gebouw te kunnen realiseren. Hij wordt samen met Joofs, Torfs en Maeyens eigenaar van het woonblok, maar gaat er niet wonen met zijn gezin (cat.9). 135 Het is een complex van vijf woningen die een architectonisch geheel vormen. Deze worden onderverdeeld in appartementen, waardoor het complex in het totaal een twintigtal verhuurbare flats bevat. 136 Het bestaat uit twee grote hoekwoningen met daartussen drie kleinere rijwoningen, die hoger zijn dan de flankerende blokken (cat.9A). Dit wordt benadrukt door de natuurstenen omlijsting. Toch vormt het complex een coherent geheel. Wat het materiaal betreft maakt Paul Smekens enkel gebruik van baksteenmetselwerk. Het gelijkvloers
132
DINET, PHILIPPE, op cit., p.54. VANDEKERCKHOVE, FRANCISCA, op cit., p.156. 134 Toen Kolonielaan. 135 SAA, Modern Archief, MA-BD 1933/43485: bouwdossier Pol de Montstraat 2-10 (hoek Volhardingstraat en Edgard Casteleinstraat), Antwerpen (1933). 136 AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Pol De Montstraat 2-10 (hoek Volhardingstraat en Edgard Casteleinstraat), Antwerpen (1933). 133
42
wordt gekenmerkt door een verticale baksteenlaag, waardoor deze meer geaccentueerd wordt en een sokkel vormt voor de bovenbouw.
Op de begane grond zijn secundaire functies zoals inkom, garage en kelders voorzien in elke woning. De hoekhuizen hebben per verdieping twee appartementen, de woningen ertussen hebben per verdieping slecht één appartement. Elk appartement bestaat uit een woonkamer, eetkamer, keuken, badkamer en één slaapkamer. De binnenste appartementen van de hoekhuizen hebben twee slaapkamers (cat.9C).
VI.1.3.(2) Wooncomplex Camille Huysmansstraat 70-72 (1934) – Antwerpen
Paul Smekens bouwt in 1934 een tweede wooncomplex aan de Camille Huysmanslaan 70-72 (cat.10). Noch in het Antwerpse stadsarchief, noch in het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen zijn er hiervan bouwdossiers terug te vinden. Philippe Dinet heeft echter wel in zijn thesis de plannen gebruikt, dus hieruit kunnen we de nodige informatie alsnog halen (cat.10A,10B). 137 Het bouwblok omvat 18 appartementen, waaronder de privé-woning van Paul Smekens. Dit was echter niet zijn plan. De oorspronkelijke opdrachtgeefster 138 had niet genoeg financiële middelen meer om het project te betalen en is gevlucht naar Parijs. Paul Smekens heeft nog twee andere mensen, Gaillot en Van Hulle, 139 rond de tafel gekregen en zijn huis aan de Della Faillelaan verkocht om het appartementencomplex alsnog te realiseren. 140
Het exterieur is sterk geritmeerd door horizontale stroken, met een afwisseling van rechthoekige ramen en witte natuurstenen muurdammen. Het gelijkvloers is sterk geprononceerd door het gebruik van verschillende materialen. Deze basis bestaat uit een hoge sokkel van blauwe hardsteen en afgelijnde partijen zwarte baksteen. De bovenbouw uit bruine baksteen is van de basis gescheiden door een omlijsting van gele keramiektegels (cat.10).
137
DINET, PHILIPPE, op cit., p.53b. Philippe Dinet kon me haar naam niet meer vertellen en ik heb deze informatie ook nergens teruggevonden. 139 DINET, PHILIPPE, op cit., inventaris. 140 Gesprek met Philippe Dinet, 04.06.2007. 138
43
VI.1.3.(3) Wooncomplex Volhardingstraat 26 – Alfred Coolsstraat (1934) Antwerpen
Een derde wooncomplex bouwt Smekens voor Alfons Saveniers in 1934 op de hoek van de Volhardingstraat en de Alfred Coolsstraat (cat.11). 141 Het is een opbrengstwoning met twee winkels op de begane grond, één in de Volhardingstraat en één in de Alfred Coolsstraat. 142 De rest van het gelijkvloers bestaat uit twee appartementen, net als de verdiepingen. De trappartij ligt centraal in de woning. De appartementen hebben een woonkamer met keuken, één of twee slaapkamers en een badkamer. De gelijkvloerse verdieping is grondig verbouwd: de winkels, de gele faiencetegels en de ronde ramen zijn verdwenen (cat.11A,11B). Het heeft een parement van blauwe hardsteen. De bovenbouw wordt gekenmerkt door gele baksteen.
VI.1.4 Casussen
VI.1.4.(1) Tuinwijk Vredeburg (1921) – Kalmthout
In 1921 ontwerpt Paul Smekens voor de N.V. Tuinwijk Vredeburg een tiental villa’s aan de Kapellensteenweg 439-455 te Heide-Kalmthout (cat.1). Dit project werd gelanceerd door Dirk De Vos-Van Kleef. Paul Smekens behoorde samen met Flor Van Reeth, Jozef Goeyvaerts, Jef Huygh, Egide van der Pael en M. Dieltiens tot de medestichters. Het algemeen plan van aanleg voor de wijk werd door Egide Van der Pael ontworpen. De eigenaars mochten voor hun woning zelf een architect kiezen, enkel de gemeenschappelijke voorzieningen zouden door voorgaande architecten ontworpen worden. De eerste en enige gerealiseerde fase is het ontwerp van Smekens voor een centrale toegang met een tiental flankerende villa’s. Hiervoor werd geloot uit drie ingediende voorstellen, namelijk deze van Smekens, Van Reeth en Van der Pael. 143 De ontwerpen van de villa’s leunen aan bij de cottagestijl (cat.1A,1B). Het centrale gebouw is het meest beeldbepalend van het hele ontwerp (cat.1C). Het heeft een rondboogpoort dat oorspronkelijk
bedoeld
was
als
een
doorgang
naar
de
achterliggende
141
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/00228 : bouwdossier Volhardingstraat 26 – Alfred Coolsstraat, Antwerpen (1934). 142 AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Volhardingstraat 26 – Alfred Coolsstraat, Antwerpen (1934). 143 DINET, PHILIPPE, op cit., p.33-34.
44
woonpercelen. Het is verhoogd met een puntgevel en heeft flankerende voluten. Enkel de eerste fase is gerealiseerd omdat de onderneming in financiële moeilijkheden kwam. Het geheel was oorspronkelijk bedoeld als een op zichzelf staande wijk met gemeenschapsvoorzieningen, maar is zoals zoveel ambitieuze tuinwijkprojecten dode letter gebleven. De dubbelwoningen met privé-tuinen doen denken aan verkavelingen in de voorsteden, eerder dan aan de ideeën van Unwin. De plannen van het project zijn verloren gegaan, zowel in Smekens’ archief als in het archief van de gemeente Kalmthout. Marcel Smets gebruikt in zijn publicatie De ontwikkeling van de tuinwijkgedachte in België echter een overzichtsplan van het geplande project (cat.1D). 144
VI.1.4.(2) Arbeiderswijk Essenhout (1921) – Kapellen
Paul Smekens ontwerpt eveneens in 1921 de arbeiderswijk Essenhout in Kapellen (cat.2). De wijk bestaat uit een veertigtal woningen, in twee fasen gebouwd. Eerst zijn de achttien huizen aan de Akkerstraat gebouwd (cat.2,2A). 145 Het zijn bakstenen eengezinswoningen met een voortuintje. Er is een duidelijke invloed uit Nederland in de gekoppelde voordeuren in omlopende bakstenen spiegelbooglijst. Centraal in de huizenrij is een doorgang naar het tweede deel van de wijk, de Nieuwe Wijk. De hoekwoningen, die aan weerskanten van deze doorgang liggen, hebben een puntgevel en vormen elkaars spiegelbeeld (cat.2B). De Nieuwe Wijk kent een gesloten bebouwing, onderbroken door korfboogvormige doorgangen aan oost- en westzijde (cat.2C). 146 Hierin zien we duidelijk de invloed van Dudok’s woningbouwproject te Hilversum uit 1916 (cat.2D). 147 De planopbouw van de woningen heb ik niet kunnen achterhalen, aangezien de plannen van de wijk niet meer aanwezig waren in het archief van Paul Smekens in het Architectuurarchief. Ook de bouwaanvraag was niet meer terug te vinden in het archief van de gemeente Kapellen.
144
SMETS, MARCEL, De ontwikkeling van de tuinwijkgedachte in België: Een overzicht van de Belgische volkswoningbouw 1830-1930, Brussel, Uitgeverij Pierre Mandaga, 1977, p.121. 145 DINET, PHILIPPE, op cit., p.32-33. 146 PLOMTEUX, GREET, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, Provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen 10n 2 (Ho-Ra), Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 1985, p.503-504. 147 FEENSTRA, G., Tuinsteden en volkshuisvesting in Nederland en buitenland met een beknopt overzicht van woningwetgeving en crisismaatregelen, Amsterdam, Van Mantgem & De Does, 1920, p.297-302.
45
VI.1.4.(3) Buitenverblijf Carpe Diem (1935) – Schilde
Paul Smekens krijgt in 1940 een vierde vermelding in de Prijs Van de Ven voor het ontwerp van zijn eigen buitenverblijf Carpe Diem te Schilde (cat.12). 148 Het weekendhuisje wordt in februari 1940 door Flouquet in detail besproken in Bâtir. 149 Ook hiervan zijn geen plannen bewaard, maar Flouquet publiceert in zijn artikel een foto met plan. In de thesis van Philippe Dinet zien we zelfs nog een ontwerptekening
van
het
buitenverblijf
(cat.12A). 150
Het
bezit
van
een
weekendhuisje is in het interbellum nog niet evident. Een tweede woning is alleen voor de hogere inkomensgroepen weggelegd. 151 Het buitenverblijf van Smekens is functioneel, sober en rationeel uitgewerkt met eenvoudige materialen. De bakstenen gevels zijn wit geschilderd, het houtwerk en garagepoort waren oorspronkelijk respectievelijk geel en oranje van kleur. 152 Het grondplan is heel rationeel opgevat (cat.12B). Er is één kamer voor drie meisjes en één kamer voor drie jongens voorzien. De ouders slapen in de woonkamer op een klapbed. Verder bevat het ontwerp een eetkamer, badkamer, toilet, keuken en kamertje voor de dienstmeid onder de badkamer. De garage is onder de slaapkamer van de meisjes voorzien. Vandaag is het buitenverblijf vanaf de straat niet meer zichtbaar omwille van begroeiing.
VI.1.5 Tentoonstellingen
Philippe Dinet maakt in zijn thesis geen vermelding van Smekens’ deelname aan tentoonstellingen. Toch is dit geen onbelangrijk deel van het oeuvre van de architect. Hij maakt ontwerpen voor de Wereldtentoonstelling te Antwerpen in 1930, voor deze in Brussel in 1935 en voor deze in Parijs in 1937. Ook na Wereldoorlog II wordt Paul Smekens gevraagd om een Mexicaans dorp voor de Tentoonstelling van Mexicaanse folklore en toerisme in 1952 in Brussel te tekenen.
148
Prix d’architecture Van de Ven pour 1940, in: Bâtir, nr.86 januari 1940, p.35. FLOUQUET, P.-L., Maison de week-end, in : Bâtir, nr.87 februari 1940, p.75. 150 DINET, PHILIPPE, op cit., p.58a. 151 DE MEULDER, BRUNO, De Belgische stedenbouw en de belofte van welvaart 1945-1975. 10 punten over de veranderende productie van het wonen, in: Wonen in welvaart. Woningbouw en wooncultuur in Vlaanderen 1948-1973, Rotterdam, Uitgeverij 010, 2006, p.140-141. 152 FLOUQUET, P.-L., op cit., p.75. 149
46
VI.1.5.(1) Wereldtentoonstelling Antwerpen 1930
In 1930 wordt in Antwerpen voor de derde maal een wereldtentoonstelling georganiseerd. 153 Op 26 april 1930 opent de Wereldtentoonstelling voor Koloniën, Zeevaart en Vlaamsche Kunst zijn deuren. Het is de bedoeling de koloniale expansie, de Vlaamse kunst tot 1830 en vooral de Antwerpse haven met maritieme handel in de kijker te zetten. Ook wordt het honderdjarig bestaan van België gevierd. In Luik wordt tegelijk een complementaire tentoonstelling over de Waalse industrie ingericht. Daar staan nieuwe machines, uitvindingen en wetenschappelijke ontdekkingen centraal. Gedurende ruim een half jaar kan men de Antwerpse wereldtentoonstelling bezoeken. Men kan heel uiteenlopende paviljoenen bezoeken, zoals onder andere Oud-België, een negerdorp en een elektrische hoeve. Na een overdonderend succes sluit de tentoonstelling op 4 november 1930 haar deuren. 154
Paul Smekens is op de Antwerpse wereldtentoonstelling in 1930 niet op de voorgrond aanwezig. Hij bouwt hier enkel een klein paviljoen voor de firma Mirax in een modernistische stijl (cat.37). 155 Het was gelegen langs de Kolonielaan, recht tegenover de ingang van het Antwerpse paviljoen. 156 Van het Mirax-paviljoen heb ik geen foto teruggevonden, maar er zijn ingekleurde ontwerptekeningen van bewaard gebleven in het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen. 157 Het gaat om een vierkant gebouw met een zwarte kroonlijst waarop in het rood de letters “GUIDE OFF” staan (cat.37A). De gevel wordt gekenmerkt door een horizontaal groen en een verticaal geel accent. Links zien we een uitsteeksel met de naam van de firma. De zijgevel heeft dezelfde kleuraccenten met een blauwe raam en deur (cat.37B). Hier is op de kroonlijst de tekst “OFF.GIDS” voorzien.
153
In 1885 en 1894 organiseerde Antwerpen al twee expo’s. VANDEKERCKHOVE, FRANCISCA, op cit., p.38-39. 155 Wat de firma Mirax was en wat er te zien was in het paviljoen heb ik niet kunnen achterhalen. 156 Vandaag is dit het kruispunt van de Camille Huysmanslaan met de Beschavingstraat. POULAIN, N., Het paviljoen als ornament, in: De panoramische droom. Antwerpen en de wereldtentoonstellingen 1884-1895-1930, Antwerpen, 1993, p.229. 157 AA, Fonds Paul Smekens, Grote formaten en tekeningen, Paviljoen Mirax – Wereltentoonstelling Antwerpen 1930 (1929). 154
47
VI.1.5.(2) Wereldtentoonstelling Brussel 1935
Voor de wereldtentoonstelling te Brussel in 1935 krijgt Paul Smekens van de heer Wolf de opdracht een Indiaans dorp te ontwerpen aan de Avenue du Congo (cat.38,38A). 158 Het is een paviljoen van de Associated American Indian Group, die de Indiaanse cultuur bekender wil maken bij het grote publiek. Het ontwerp laat de traditionele architectuur zien, in combinatie met de bouwkunst van de overheerser. Wigwams, volkshuisjes (cat.38C), een hacienda en de tempel van Yucatan (cat.38B) staan tussen het fort en de huisjes van goudzoekers. Het dorp wordt visueel overheerst door de arena, waar de volksspelen plaatsvinden (cat.38A).
VI.1.5.(3) Wereldtentoonstelling Parijs 1937
In 1937 ontwerpt Smekens voor de wereldtentoonstelling in Parijs het Mexicaans paviljoen (cat.39). 159 Het is een perfecte reconstructie van het balspelplein van Chichén-Itzá (cat.39A). 160 Dit balspelplein was het grootste van het Maya-gebied. Het grondplan heeft de vorm van een langgerekte H, waarlangs hoge, loodrechte muren staan. Langs het speelveld liggen een aantal tempels, waaronder de jaguartempel aan de oostzijde (cat.39B,39C). Het balspel was een belangrijk onderdeel van het openbare leven van de Maya’s. De betekenis ervan was zowel sportief, politiek als religieus. 161 Het Mexicaanse paviljoen is, net als Smekens ontwerp voor de wereldtentoonstelling in 1935, tot stand gekomen door de Associated American Indian Group onder invloed van hun uitvoerend directeur in Europa Wolf.
158
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Indiaans dorp - Wereldtentoonstelling Brussel 1935 (1935). 159 AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Mexicaans paviljoen Chichén-Itzá Wereldtentoonstelling Parijs 1937 (1937). 160 Ik heb hiervan geen foto’s teruggevonden. 161 PIERRE R. COLAS en ALEXANDER W. VOS, Spel op leven en dood – het balspel van de Maya’s, in: Maya: De goddelijke koningen van het regenwoud, Keulen, Könemann, 2000, p.186191.
48
VI.2 Oeuvre na 1940
De versobering die in de laatste jaren van zijn interbellumperiode al aanwezig was, wordt verder doorgetrokken in Smekens’ na-oorlogse architectuur. Dit uit zich in strakke, horizontaliserende gevels zonder veel versiering. Hij maakt gebruik van nieuwe materialen zoals beton, staal en glas die pas na Wereldoorlog Twee op grote schaal worden toegepast. Zijn ontwerpen getuigen nog steeds van een grote zin voor rationaliteit, economie en functionaliteit. Een deel van zijn ontwerpen voor landhuizen kaderen echter in een meer regionale stijl met streekeigen elementen. De na-oorlogse bouwwerken van Paul Smekens geven weinig blijk van originaliteit, maar zijn niettemin een afspiegeling van een tijd waarin men op zoek gaat naar een nieuwe vormgeving binnen de standaardisatie. Hij bouwt nog altijd in de Tentoonstellingswijk en in de buurt rond het Nachtegalenpark, maar zijn werkterrein wordt uitgebreid naar de randgemeenten rond Antwerpen.
VI.2.1 Algemeen tijdsbeeld
In een drang naar “Lebensraum” bezette Duitsland in1938 Oostenrijk en een jaar later Polen. Dit betekende het begin van de Tweede Wereldoorlog die werd uitgevochten in bijna alle continenten. Deze oorlog heeft miljoenen slachtoffers gemaakt en talrijke steden vernield. Door de politieke verschuivingen die de oorlog met zich meebracht werd de wereld verdeeld in een oostelijk en een westelijk machtsblok. De periode vlak na Wereldoorlog II stond voornamelijk in het teken van het herstellen van de oorlogsschade en de wederopbouw. Men keerde zich af van de mechanisering van de wereld die een mechanisering van de oorlog had veroorzaakt, met als triest hoogtepunt de door de VS gegooide atoombom op het Japanse Hiroshima en Nagasaki. Er ontstonden spoedig nieuwe idealen van een vreedzame en rechtvaardige samenleving. De moderne Internationale Stijl beleefde een opleving omdat ze tijdens de oorlog politiek ongekleurd was gebleven. Ondanks de talloze breuken die de Tweede Wereldoorlog had veroorzaakt, vormde deze stijl een continuïteit met de vooroorlogse periode. Vooral in de Verenigde Staten konden geëmigreerde Duitse architecten zoals Walter Gropius en Mies van der Rohe hun vroegere werk verder ontwikkelen. De architectuur werd zakelijk, met weinig plaats voor regionale accenten. Ook Le
49
Corbusier pleitte voor de rationalisatie van de architectuur en promootte het collectieve wonen in de wens de algehele woningnood op te lossen. Gaandeweg evolueerde zijn architectuur naar een meer plastische vormgeving, met als tekenend voorbeeld de kerk van Notre-Dame-du-Haut in Ronchamp. Deze expressieve vormgeving zal invloed hebben op verschillende tijdgenoten en architecten na hem. 162
VI.2.2 Huizen
Na Wereldoorlog II blijft de bouw van individuele huizen de hoofdactiviteit van de architecten. Door de Wet De Taeye is het voor iedereen mogelijk een eigendom te bezitten. Een eigen huis met tuin in een randgemeente is de droom van vele mensen. Dit vertaalt zich ook in het oeuvre van Paul Smekens. Zijn werkterrein wordt uitgebreid naar de gemeenten rond Antwerpen, waar hij landhuizen bouwt in de nieuw verkavelde wijken. Een deel van de bevolking blijft echter kiezen voor een woning in de stad. De huizen die Paul Smekens ontwerpt na 1940 laten een typologische indeling toe, maar tegelijk ook een geografische. We kunnen zijn ontwerpen voor huizen onderverdelen in rijhuizen en landhuizen. Opvallend voor de stad Antwerpen is echter dat zijn ontwerpen voor rijhuizen uitsluitend gesitueerd zijn in de Antwerpse Tentoonstellingswijk en dat zijn landhuizen gelegen zijn in de wijk rond het Nachtegalenpark. Dit vormt een sterke gelijkenis met zijn realisaties van huizen vóór de Tweede Wereldoorlog. Smekens bouwt op de nog onbebouwde verkavelingen in de wijken zelf. Het gedeelte dat voorzien was voor het dienstpersoneel verdwijnt bijna volledig in de na-oorlogse ontwerpen voor huizen. Door de stijging in loon en het verkorten van de arbeidsduur wordt inwonend personeel bijna onbetaalbaar. 163
VI.2.2.(1) Rijhuizen
Smekens ontwerpt na Wereldoorlog II heel wat individuele rijhuizen. Dit in tegenstelling tot zijn Interbellumperiode, waarin hij zich voornamelijk toelegt op de bouw van opbrengsteigendommen. Toch kunnen we een zekere continuïteit zien tussen de twee periodes. Ook nu bouwt hij uitsluitend rijhuizen in de Antwerpse
162 163
TIETZ, JÜRGEN, op cit., p.56-65. GAUS, HELMUT, op cit., p.25-26.
50
Tentoonstellingswijk en zijn ontwerpen liggen in de lijn van deze uit zijn voorgaande periode.
VI.2.2.(1).1 Woning Vande Venne (1950), woning Van Aerde (1951), woning Vincke-Van Gompel (1953) en woning Coeckelberghs (1958) – Antwerpen
Deze vier rijhuizen zijn allemaal eengezinswoningen van drie bouwlagen met één of twee garages op het gelijkvloers. Het gaat dus om bel-étagewoningen met op de eerste verdieping onder meer een woonkamer en keuken. De tweede verdieping is voorbehouden aan slaapkamers en badkamer. Dit type rijhuis is in deze wijk heel populair omdat zo de wens van vele eigenaars om een eigen garage te hebben kan ingewilligd worden.
In de Tentoonstellingslaan realiseert Paul Smekens begin jaren ’50 drie woningen naast elkaar. Het gaat om de woning Vande Venne (1950) op het nummer 21 164 en de woning Van Aerde (1951) rechts daarnaast 165. De eigen woningen van de architect en zijn zoon Jan tussen de Tentoonstellingslaan en de Waelrantstraat (1950-1952) 166 worden in een volgend hoofdstuk besproken. In 1950 bouwt Smekens voor Bertrand Vande Venne in de Tentoonstellingslaan 21 een woonhuis van drie bouwlagen (cat.14). 167 De basis bestaat uit een hoge sokkel in blauwe hardsteen, zoals we ook terugvinden in zijn realisaties uit het Interbellum. Links onderaan was oorspronkelijk een kastje gemaakt in de gevel, dat nu is dichtgemaakt (cat.14A). Dit was waarschijnlijk bedoeld om een afvalemmer in te plaatsen. 168 De voordeur ligt in het midden van de façade en geeft uit op een inkom en vestibule met een gang naar de tuin (cat.14C). Rechts van de inkom zien we een vestiaire met toilet. Verder is er op het gelijkvloers een garage, kelder, kolen- en ketelhok voorzien. De eerste verdieping heeft een keuken, eetkamer en achteraan een woonkamer (cat.14D). Het geplande balkon met trap naar de tuin is
164
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/26866, bouwdossier Tentoonstellingslaan 21, Antwerpen (1950). 165 SAA, Modern Archief, MA-BD 18/28089, bouwdossier Tentoonstellingslaan 23, Antwerpen (1951). 166 SAA, Modern Archief, MA-BD 18/29911, bouwdossier Tentoonstellingslaan 25, Antwerpen (1952) en SAA, Modern Archief, MA-BD 18/27061, bouwdossier Waelrantstraat 3, Antwerpen (1950). 167 AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Tentoonstellingslaan 21, Antwerpen (1950). 168 MEGANCK, LEEN, Doet u aan familieleven? Planindeling en comfort in de Gentse interbellumwoning, in: Gentse bijdragen tot de Interieurgeschiedenis, Leuven, Peeters, 2004 (vol. 33), p.164.
51
uiteindelijk niet uitgevoerd (cat.14B). De slaapkamers en badkamer zijn op de bovenste verdieping gelegen (cat.14E). Aan de achtergevel is hier een zolder op het plan getekend. Alle ramen, deuren en garagepoort zijn niet meer de oorspronkelijke.
Oscar Van Aerde geeft Smekens in 1951 de opdracht een huis te ontwerpen in de Tentoonstellingslaan nummer 23 (cat.18). 169 De benedenverdieping bestaat net als het naburige huis uit blauwe hardsteen, maar is hier afgeboord met een plint rond de voordeur en garage. De gevel wordt sterk geritmeerd door de koppeling van de ramen op de eerste en tweede verdieping in blauwe hardsteen. Dit zorgt voor een sterk verticaliserend effect. De oorspronkelijke ramen, deuren en garagepoort zijn vervangen. Het gelijkvloers bestaat uit praktische ruimten zoals garage, fietsenberging, kelder en ketelhok (cat.18C). Op de eerste verdieping is de vestiaire, eetkamer en keuken aanwezig (cat.18D). Aan de achterzijde ligt de woonkamer en het terras met trap naar de tuin (cat.18B). De tweede verdieping bestaat net als bij woning Vande Venne uit twee slaapkamers vooraan, een badkamer en een zolder achteraan (cat.18E). Hier is verder nog een vestiaire voorzien.
In de Generaal Cabrastraat ontwerpt Smekens in 1953 een huis voor weduwe Vincke-Van Gompel (cat.21). 170 Er is een centrale inkom voorzien met aan beide kanten een garage (cat.21,21A). 171 De ramen, deuren en garagepoorten zijn niet meer de originele. Achter de twee garages ligt een kelder en een kolen- en ketelhok (cat.21C). Via de trap rechts van de vestibule komt men op de eerste verdieping, waar een woonkamer, badkamer, toilet, keuken en twee slaapkamers zijn voorzien (cat.21D). De tweede verdieping heeft een zelfde planopbouw dan de eerste verdieping, maar de functies van de kamers zijn niet aangegeven op het plan (cat.21E). Onder het huis is er een schuilkelder gelegen.
Het huis in de Eric Sasselaan nummer 75 is een ontwerp van Paul Smekens uit 1958 (cat.31). 172 Ook hier is in de voorgevel een garage voorzien naast de inkom. De gevel wordt geritmeerd door drie horizontale stroken (cat.31,31A). De 169
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Tentoonstellingslaan 23, Antwerpen (1951). SAA, Modern Archief, MA-BD 18/31541, bouwdossier Generaal Cabrastraat 5, Antwerpen (1953). 171 AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Generaal Cabrastraat 5, Antwerpen (1953). 172 SAA, Modern Archief, MA-BD 18/38170, bouwdossier Eric Sasselaan 75, Antwerpen (1958). 170
52
muurdammen in blauwe hardsteen bakenen de verdiepingen als het ware af. Dit vormt een sterke gelijkenis met het appartementsgebouw aan de Edgard Casteleinstraat 7 uit 1952 in dezelfde wijk (cat.20). Het gelijkvloers bestaat verder nog uit een vestibule, keuken en woonkamer (cat.31C). De eerste verdieping heeft eveneens een keuken en woonkamer (cat.31D). Hier is eveneens een slaapkamer en badkamer voorzien. De overige drie slaapkamers, een tweede badkamer en bureau liggen op de tweede etage (cat.31E). De ramen, deuren en garagepoort zijn niet meer de oorspronkelijke.
VI.2.2.(1).2 Eigen woningen Paul en Jan Smekens (1950-1952) en woning De Moor (1956) – Antwerpen
De eigen woningen van Paul en Jan Smekens (1950-1952) en de woning De Moor (1956) hebben eigelijk de functie van opbrengsteigendommen met appartement, maar kunnen typologisch toch tot rijhuizen gerekend worden. Ze zijn immers even groot en hebben een gelijkaardig uitzicht dan de andere rijwoningen die Paul Smekens in deze periode ontwerpt.
Paul Smekens bouwt samen met zijn zoon Jan een eigen woning tussen de Tentoonstellingslaan en de Waelrantstraat (cat.16). 173 Deze eigendommen zijn gelegen tussen de woning Van Aerde (1951) en de opbrengsteigendom die Paul Smekens in 1935 heeft ontworpen voor weduwe Engelen-Vuye 174. De twee huizen van Paul en Jan Smekens zijn samen ontworpen en hebben een zelfde planopbouw, maar het zijn toch twee aparte gehelen. De woning aan de Tentoonstellingslaan is van Jan Smekens 175, deze aan de Waelrantstraat van Paul Smekens 176. Beide huizen, die niet in hetzelfde jaar gebouwd zijn, hebben een verschillend uitzicht door het materiaalgebruik. Het gebouw aan de Waelrantstraat heeft een donkerdere kleur baksteen (cat.16,16B). Op het gelijkvloers zijn daar vier garages voorzien, twee voor de bovenliggende appartementen en twee om te verhuren. De voordeur situeert zich in de rechter zijgevel. Verder heeft het gelijkvloers een vestibule en een aantal provisiekasten (cat.16E). De trap ligt 173
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Waelrantstraat 3 – Tentoonstellingslaan 25, Antwerpen (1950). 174 SAA, Modern Archief, bouwdossier Tentoonstellingslaan (hoek Waelrantstraat – Volhardingstraat), Antwerpen (1935). 175 SAA, Modern Archief, MA-BD 18/29911, bouwdossier Tentoonstellingslaan 25, Antwerpen (1952) 176 SAA, Modern Archief, MA-BD 18/27061, bouwdossier Waelrantstraat 3, Antwerpen (1950).
53
centraal aan de achterkant van het gebouw. De twee verdiepingen bestaan telkens uit één appartement, dat een vestibule, toilet, keuken met terras, woonkamer, twee slaapkamers en een “kamer” heeft (cat.16F). 177
De woning van Jan Smekens is twee jaar later gebouwd (cat.16A). Hier zijn net als aan de gevel van de Waelrantstraat garages aanwezig. Ook hier is de voordeur voorzien in de zijgevel. Daarnaast is er op de begane grond plaats voor bergruimten (cat.16E). Elke verdieping heeft twee appartementen, één met twee slaapkamers en een kleiner met één slaapkamer (cat.16F). 178 Verder is er een vestibule, keuken met balkon, woonkamer en badkamer aanwezig. In 1956 ontwerpt Smekens in de Volhardingstraat 49 179 een woning voor Hector De Moor (cat.26). 180 Het is een opbrengsteigendom van drie bouwlagen met één appartement per verdieping. 181 De voorgevel is net als de Amelinckxappartementen aan de Mechelsesteenweg 198 (1954) en Frankrijklei 84 (1957) bekleed met vierkante tegels uit witte hardsteen (cat.26,26A). Er zijn langs de zijgevel twee deuren voorzien, één voor het appartement op het gelijkvloers en één voor de traphal die naar de eerste en tweede verdieping leidt (cat.26B). Het appartement op de begane grond is groter dan de overige appartementen (cat.26D). Het bestaat uit een vestibule met toilet, eetkamer, woonkamer, slaapkamer met badkamer en bureau achter de garage. Deze garage naast het huis heeft geen doorgang naar het gelijkvloers, dus hoort niet noodzakelijk tot dit appartement. De appartementen op de eerste en tweede verdieping hebben hetzelfde plan en zijn zoals gezegd kleiner dan dit op het gelijkvloers (cat.26E). Ze zijn opgebouwd uit een vestibule met toilet, twee slaapkamers aan de straatzijde, een badkamer, eetkamer en keuken. Het venster rechts op het gelijkvloers is later vervangen door een kleiner exemplaar.
VI.2.2.(2) Landhuizen
177
Welk appartement van Paul Smekens was heb ik niet kunnen achterhalen. Ook welk appartement van Jan Smekens was heb ik niet kunnen terugvinden. 179 In het AA is de woning geïnventariseerd onder het adres Volhardingstraat 51, wat we ook terugvinden op het plan. In het SAA heeft het bouwdossier echter Volhardingstraat 49 als adres. Ook het huisnummer aan de woning is 49. 180 SAA, Modern Archief, MA-BD 18/36265, bouwdossier Volhardingstraat 49, Antwerpen (1956). 181 AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Volhardingstraat 51, Antwerpen (1956). 178
54
Van Smekens’ ontwerpen voor landhuizen zijn er slechts twee bewaard gebleven. Het gaat om de villa Smit-Van Laer (1940) en de villa De Bisschop (1959). Ze zijn allebei gesitueerd in de wijk rond het Nachtegalenpark, op de grens van Antwerpen met Wilrijk. Het is een residentiële buurt, net buiten de stad. Ook in zijn vooroorlogse periode heeft Paul Smekens hier enkele huizen ontworpen. Villa De Beuckelaer (1959) te Brasschaat en Villa Kruger (1954) en Villa Machiels (1951) in Kapellen zijn afgebroken. 182 De plannen zijn echter bewaard gebleven in het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen, dus het is toch mogelijk de verdwenen woningen te bespreken. De landhuizen die Smekens na 1940 heeft ontworpen hebben doorgaans erg bescheiden en conservatief qua vormgeving. Ze zijn duidelijk gebaseerd op oude hoeves en zijn beïnvloed door streekeigen karakteristieken. Dit zien we in de vensterluiken en het schilddak met dakkapellen. De onregelmatige planopbouw zorgt voor een optimaal contact met de natuur. De architectuur van de landhuizen uit Smekens’ na-oorlogse periode vormt een sterke tegenstelling met deze uit het interbellum.
VI.2.2.(2).1 Villa Smit-Van Laer (1940) – Antwerpen (Wilrijk)
Mevrouw Smit-Van Laer vraagt in 1940 aan Paul Smekens om een villa te tekenen aan de Sorbenlaan 36 (cat.13). 183 Het is een vierkant bouwvolume onder een tentdak met een centrale inkom (cat.13A). De garage rechts is half ondergronds gelegen. De vormgeving van het exterieur doet sterk denken aan de eigen woning van Smekens aan de Della Faillelaan 63 uit 1922 (cat.3). Ook hier is aan de keuken een aparte dienstinkom voor het personeel voorzien. Het meest kenmerkende aan de villa Smit-Van Laer is de cirkelvormige centrale hal, die centraal in de woning is gesitueerd (cat.13C). Dit vormdetail komt terug in de woon- en eetkamer en in het ontwerp voor het terras (cat.13B). Hierin kunnen we eveneens de vergelijking maken met de eigen woning van de architect uit 1922. Verder vinden we op het gelijkvloers nog een vestibule, vestiaire, toilet, bureau, badkamer en één slaapkamer. De rest van de slaapkamers bevinden zich op de eerste verdieping aan de straatkant (cat.13D). Aan de achterkant zorgt een overdekte veranda met wegschuivende vensters voor voldoende frisse lucht.
182
In de gemeente Kapellen en in de gemeente Brasschaat konden ze me niet zeggen wanneer deze woningen juist werden afgebroken omdat de dossiers verloren zijn gegaan. 183 AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Sorbenlaan 36, Antwerpen (Wilrijk) (1940).
55
VI.2.2.(2).2 Villa De Bisschop (1959) – Antwerpen (Wilrijk)
In 1959 belast de heer De Bisschop Smekens met de opdracht een landhuis te ontwerpen aan de Zinkhoevelaan nummer 12 (cat.32). 184 Smekens verhuurt op dat moment een appartement aan E. De Bisschop in het gebouw aan de Waelrantstraat 3. De woning heeft op het plan net als de villa Smit-Van Laer een half ondergrondse garage. Deze is nu verbouwd zodat de inrit op de hoogte van de begane grond ligt (cat.32,32A). De villa heeft als enige na-oorlogse ontwerp van dit type een plat dak, dat naar beneden helt naar de achtergevel toe. De gevel wordt gekenmerkt door een houten kroonlijst en een hoekpartij in donkere leien met brede vensters die over de hoek doorlopen. Op het gelijkvloers is een praktijkruimte ingericht, waarschijnlijk voor een kinesist, omdat er verschillende “cabinetten” en een ruimte voor turntoestellen zijn voorzien (cat.32C). Alle leefkamers bevinden zich op de eerste verdieping (cat.32D). Rond de centrale hal liggen woonkamer, keuken met balkon, toilet, badkamer, werkkamer en vier slaapkamers.
VI.2.2.(2).3 Villa Machiels (1951), Villa Kruger (1954) en Villa De Beuckelaer (1959) - afgebroken
Deze drie landhuizen zijn opgetrokken in een landelijke stijl. Dit vormt een groot contrast met zijn realisaties voor Wereldoorlog II, die getuigen van een grote zin voor soberheid en rationaliteit. Ze zijn alledrie afgebroken, maar op de bewaarde plannen zien we duidelijk de opbouw van zijn realisaties in de landelijke omgeving rond Antwerpen na 1940. Zowel qua vormgeving als qua planopbouw zijn ze heel traditioneel. In 1951 tekent Smekens voor Leon Machiels een villa in de Oedenrodelaan 185 te Kapellen (cat.19). 186 Het is een gebouw van één bouwlaag onder een zadeldak. De stijl waarin de woning is opgetrokken doet sterk denken aan de tekeningen van hoeves die Smekens in 1916 voor het Ministerie van Landbouw heeft getekend. Dit zien we vooral in de vensterluiken. Via de voordeur komt men in de hal met achteraan een vestiaire en toilet (cat.19B). Links van deze hal zijn de woonkamer,
184
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Zinkhoevelaan 12, Antwerpen (Wilrijk) (1959). Nu Zilversparlaan. 186 AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Oedenrodelaan, Kapellen (1951). 185
56
keuken en garage gesitueerd. De garagepoort bevindt zich aan de achtergevel (cat.19A). Het gelijkvloers heeft verder nog een badkamer en een slaapkamer. Op de verdieping onder het dak zijn de andere drie slaapkamers gelegen (cat.19C).
Eveneens in Kapellen ontwerpt hij in 1954 een landhuis voor de heer Kruger aan de Prins Albertlei 13 (cat.22). 187 Het is een rustieke villa met rieten dak. Smekens heeft de Engelse cottages uit de 19e eeuw duidelijk als inspiratiebron gebruikt. De cottagestijl is ontstaan in Engeland in de 19de eeuw als reactie op de ernst en het strenge moralisme van de Victoriaanse periode. Toonaangevend was de architect Richard Norman Shaw, die deze stroming tot bloei bracht. De pittoreske stijl waarin deze woningen zijn opgetrokken maakt gebruik van streekeigen karakteristieken en lokale technieken. De toepassing van rieten daken, erkers, onregelmatige volumes,... betekende toen een revolutionaire breuk met de architectuurtraditie, die slaafs de klassieke regels van de academies volgde. 188 Het dak van de villa Kruger wordt gekenmerkt door een onregelmatig spel van volumes, dat nog versterkt wordt door het gebruik van dakkapellen. Het onregelmatige plan bevordert het contact met de omliggende natuur. Een knik in het grondplan verdeelt de woning in twee delen. Het ene deel is op het gelijkvloers voorbehouden aan de woonkamer, het andere deel aan de hal met trap, keuken, badkamer en twee slaapkamers (cat.22A). Boven de woonkamer zijn twee zolderkamers voorzien (cat.22B). De rest van de verdieping bestaat uit een badkamer en twee slaapkamers. Net als bij de villa Smit-Van Laer (1940) en de villa De Bisschop (1959) ligt de garage ondergronds.
De villa voor Edward de Beuckelaer op de Bredabaan in Brasschaat die Paul Smekens in 1959 heeft ontworpen 189 getuigt eveneens van weinig vernieuwing (cat.33). Het is net als de twee andere landhuizen een woning met een verdieping onder een zadeldak. De houten vensterluiken komen ook hier terug en op de nok van het dak zien we een houten torentje. Naast de vestibule met toilet vinden we op het gelijkvloers de woonkamer, keuken en ruimte voor het tuingerei (cat.33B). Op de verdieping is plaats voorzien voor een bergruimte, logeerkamer, badkamer en twee slaapkamers (cat.33C).
187
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Prins Albertlei 13, Kapellen (1954). WATKIN, DAVID, op cit., p.473-474. 189 AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Bredabaan, Brasschaat (1959). 188
57
VI.2.3 Appartementen
Een belangrijk deel van Paul Smekens’ na-oorlogse oeuvre bestaat uit de bouw van appartementen. Vooral voor de firma Amelinckx heeft hij dit woontype verder uitgewerkt. Hij had in het interbellum al ervaring opgedaan met de bouw van wooncomplexen en opbrengsteigendommen in de Tentoonstellingswijk. De standaardisatie, die typisch is voor deze vorm van wonen, komt in zijn ontwerpen sterk naar voor.
De na-oorlogse appartementsgebouwen van Paul Smekens hebben een aantal gemeenschappelijke kenmerken. 190 Op de begane grond is naast de inkom meestal een winkel, een bureel, garages of bergruimten aanwezig. Er bevinden zich soms appartementen op het gelijkvloers. De trap met de eventuele lift bevindt zich doorgaans in het midden van het gebouw. Elk appartement heeft een typische plattegrond. Centraal ligt de inkomhal, waar verschillende kamers op uitgeven. De woonkamer is over het algemeen vooraan gelegen, de badkamer en slaapkamers achteraan.
VI.2.3.(1) Appartementen voor de Entreprises Amelinckx
Paul Smekens heeft een aantal van de typische Amelinckx-appartementen ontworpen in Antwerpen. De Entreprises Amelinckx was een aannemer die in eigen beheer appartementsgebouwen oprichtte en verkocht. Na Wereldoorlog II startte zij verschillende nieuwbouwprojecten die inspeelden op de groeiende vraag naar betaalbare woningen in de binnenstad. De oorlog had immers vele huizen vernield en de bevolkingsgroei in de jaren ’50 zorgde voor een grote woningnood. 191 De Wet inzake Krotopruiming van 1953 zorgt er verder voor dat in de binnenstad grond ter beschikking is. Na de oorlog worden veel dichtbevolkte wijken gesaneerd en krotten opgeruimd, die men vervangt door hoogbouw. De voor die tijd heel moderne appartementen worden opgetrokken in beton, staal en glas.
Het
resultaat
zijn
heel
rationeel
en
functioneel
opgebouwde
appartementsgebouwen die de bewoners alle moderne comfort geven.
190
Deze kenmerken gaan niet voor alle appartementen in dezelfde mate op. Zie afzonderlijke bespreking van de gebouwen. 191 BEKAERT, GEERT, Hedendaagse architectuur in België, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 1995, p.20.
58
Paul Smekens heeft voor de firma Amelinckx samen met zijn zoon Jan de ontwerpen
gemaakt
van
de
volgende
appartementen
in
Antwerpen:
Mechelsesteenweg 198, Jan van Rijswijcklaan 273-275, hoek Jan van Rijswijcklaan – Pestalozzistraat, Populierenlaan 1 en Frankrijklei 84. Ze getuigen van een grote zin voor economie, standaardisatie en rationaliteit en hebben allen een reeks overeenkomstige karakteristieken. De traphal is centraal in het appartementencomplex gesitueerd, waardoor de inkom van elk appartement in het midden ligt. Naast de traphal ziet men op het plan over het algemeen twee appartementen die elkaars spiegelbeeld vormen. De woonkamer bevindt zich vooraan aan de straatkant, terwijl de slaapkamers en badkamer achteraan gelegen zijn. Vader en zoon Smekens moesten alleen instaan voor het ontwerp, het toezicht op de werken nam de Entreprises Amelinckx voor eigen rekening. 192
VI.2.3.(1).1 Mechelsesteenweg 198 (1954) en Frankrijklei 84 (1957) - Antwerpen
Het appartement aan de Mechelsesteenweg nummer 198 is het eerste van de firma Amelinckx waarvoor Paul Smekens de plannen heeft getekend (cat.23). Het is een gebouw met 9 bouwlagen: een gelijkvloers waar plaats is voorzien voor burelen en magazijnen met achteraan de woning van de conciërge (cat.23C) en daarboven 8 woonverdiepingen. Per verdieping zijn er vier appartementen verdeeld over twee traphallen. De twee appartementen per trappartij vormen elkaars spiegelbeeld. Een uitzondering hierop is de eerste verdieping, waar het volledige rechtse deel als woonst met dokterspraktijk ingericht is (cat.23D). Er zijn dus in dit gebouw 27 flats die aan particulieren zijn verkocht.
Elk appartement heeft vooraan een salon en woonkamer, met daarachter de keuken en het terras (cat.23E). Aan de achterzijde liggen de slaapkamers en de badkamer. Er zijn appartementen met 2 en 3 slaapkamers. De loggia’s achteraan aan de slaapkamers vanaf de tweede verdieping worden eerst geschrapt door het stadsbestuur, maar worden later toch goedgekeurd na uitdrukkelijk verzoek van Paul Smekens. 193 De eigenaars hebben veel inspraak bij de afwerking van hun
192
Correspondentie met Jan Smekens. SAA, Modern Archief, MA-BD 18/32449, bouwdossier Mechelsesteenweg 198, Antwerpen (1954). 193
59
appartement, zo mogen ze onder andere het ontwerp van binnendeuren, keuken en ingemaakte kasten zelf kiezen. 194
Het appartementsgebouw dat Smekens ontwerpt aan de Frankrijklei 84 is qua planopbouw sterk gelijk met dit op de Mechelsesteenweg (cat.30). 195 Het bestaat uit een gelijkvloers en 9 verdiepingen (cat.30,30A). Op de begane grond is een winkel met woonruimte voorzien (cat.30C). De bovenliggende verdiepingen bestaan steeds uit twee appartementen die elkaars spiegelbeeld vormen (cat.30D). Elk appartement heeft ongeveer dezelfde opbouw als deze op de Mechelsesteenweg. Ze hebben vooraan een woonkamer met daarachter hal, bureau, keuken en terras. Helemaal achteraan is de slaapkamer met badkamer gesitueerd. In het oorspronkelijke ontwerp is een negende verdieping voorzien met groot terras vooraan, maar deze is ondanks een eerdere goedkeuring toch afgekeurd (cat.30E). 196 De bovenste bouwlaag die we nu zien is van een latere datum.
Het exterieur van beide gebouwen wordt geritmeerd door de grote brede vensters die zorgen voor voldoende licht in de woonkamer. Op deze wijze vertaalt het plan zich naar de buitenzijde toe. Alletwee de gevels zijn bekleed met vierkante tegels in witte hardsteen.
VI.2.3.(1).2. Jan van Rijswijcklaan 271-273-275 (1956) – Antwerpen
Deze drie appartementsgebouwen liggen naast elkaar en dateren uit hetzelfde jaar, maar zijn niet samen gebouwd (cat.27). 197 Toch hebben ze heel wat gemeenschappelijke kenmerken. Vooral nummer 271 en 273 lijken één geheel door een zelfde bouwhoogte en het gebruik van dezelfde gevelsteen. De drie bouwwerken van negen bouwlagen hebben eveneens een zelfde indeling van de gemeenschappelijke ruimten. Ze hebben een centrale inkom met links en rechts een traphal. De begane grond is voorbehouden voor secundaire functies, zoals garages, bergruimten en ruimten voor verwarmingsketel en meters. Enkel in het 194
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Mechelsesteenweg 198, Antwerpen (1954). AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Frankrijklei 84, Antwerpen (1957). 196 SAA, Modern Archief, MA-BD 18/36611, bouwdossier Frankrijklei 84, Antwerpen (1957). 197 SAA, Modern Archief, MA-BD 18/36318, bouwdossier Jan van Rijswijcklaan 271, Antwerpen (1956); SAA, Modern Archief, MA-BD 18/35306, bouwdossier Jan van Rijswijcklaan 273, Antwerpen (1956) en SAA, Modern Archief, MA-BD 18/33317, bouwdossier Jan van Rijswijcklaan 275, Antwerpen (1956). 195
60
gebouw op het nummer 273 zijn op het gelijkvloers appartementen ingericht (cat.27E). 198 Ook de opbouw van de afzonderlijke appartementen is gelijk. De woonkamer en keuken zijn vooraan gesitueerd, aan de achtergevel vindt men de twee slaapkamers.
Het pand op het nummer 271 heeft drie appartementen per verdieping, verdeeld over twee traphallen (cat.27A,27B,27C). De linker traphal heeft slechts één appartement met drie slaapkamers per verdieping. Rechts liggen naast de trap twee appartementen met twee slaapkamers per etage. Op het nummer 273 is links naast de centrale inkom ruimte gelaten voor de verwarmingsketel en meters (cat.27E). Vooraan rechts en achteraan liggen vier appartementen met één of twee slaapkamers. Hierboven zijn vier appartementen per verdieping aanwezig, twee
per
traphal
die
elkaars
spiegelbeeld
vormen
(cat.27F).
Het
appartementsgebouw met huisnummer 275 is uiteindelijk kleiner uitgevoerd dan het oorspronkelijk voorzien was. Op de plannen zijn zes appartementen per verdieping voorzien, maar dit aantal is gereduceerd tot vier (cat.27J). 199 De voordeur ligt niet centraal maar links in de gevel (cat.27,27G). Rechts is nu de doorgang naar de achterliggende garages gesitueerd. Een eerste traphal vindt men recht tegenover de ingang, een tweede rechts van de centrale gang. Ook hier hebben de appartementen de traphal als spiegelas.
VI.2.3.(1).3 Hoek Jan Van Rijswijswijcklaan – Pestalozzistraat (1956) en Populierenlaan 1 (1956) – Antwerpen
De appartementsgebouwen op de hoek van de Jan van Rijswijcklaan met de Pestalozzistraat en dit aan de Populierenlaan 1 zijn allebei op een hoek gelegen. Hierdoor hebben ze een specifieke planopbouw.
In 1956 ontwerpen Paul en Jan Smekens voor de Entreprises Amelinckx een appartementsgebouw op de hoek van de Jan van Rijswijcklaan met de Pestalozzistraat
(cat.28). 200
Het
gebouw
heeft
vijf
verdiepingen
en
is
onderverdeeld in twee delen, namelijk het rechte stuk aan de Jan van Rijswijcklaan en de hoek met het schuine deel in de Pestalozzistraat 198
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Jan van Rijswijcklaan 273, Antwerpen (1956). Het nieuwe ontwerp heb ik nergens kunnen vinden. 200 SAA, Modern Archief, MA-BD 18/36636, bouwdossier Jan van Rijswijcklaan – Pestalozzistraat, Antwerpen (1956). 199
61
(cat.28A,28B,28C). 201 Deze laatste heeft één inkom, maar twee traphallen. Het gelijkvloers is, buiten de conciërgewoning, voorbehouden aan secundaire functies zoals garages, opbergruimten, stookkelder en ruimte voor elektriciteit en meters. Een deel van de benedenverdieping is nu een bankfiliaal. Op de bovenliggende verdiepingen
zijn
de
wooneenheden
gelegen
(cat.28D,28E,28F).
De
appartementen bestaan uit een living, keuken, badkamer en twee of drie slaapkamers. De living is altijd vooraan gesitueerd, de slaapkamers hoofdzakelijk achteraan. Per verdieping zijn acht appartementen voorzien.
Op het gelijkvloers van het appartementsgebouw aan de Populierenlaan 1 (cat.29) vindt men wel appartementen, naast de functionele ruimten zoals fietsengarage en ruimte voor de verwarming (cat.29C). Het gebouw dateert eveneens van 1956. 202 Er zijn twee inkomen, links met twee en rechts drie appartementen per bouwlaag (cat.29C,29D). 203 Elk appartement heeft een living met daarnaast een keuken vooraan,
een
badkamer
en
achteraan
twee
slaapkamers.
De
twee
hoekappartementen vormen een uitzondering hierop.
Het exterieur van beide appartementsgebouwen is bekleed met baksteen, het gebouw aan de Populierenlaan met donkere baksteen (cat.29), dit op de hoek van de Jan van Rijswijcklaan met de Pestalozzistraat met lichte steen (cat.28). Ze hebben alletwee eveneens een sokkel in een andere gevelsteen. Tegels in witte hardsteen kenmerken de benedenverdieping van het flatgebouw met adres Populierenlaan 1. Het pand op de hoek van de Jan van Rijswijcklaan en de Pestalozzistraat heeft tot de hoogte van de vensters op de begane grond een accent in blauwe hardsteen.
VI.2.3.(2) Andere appartementen
Naast de appartementen voor de Entreprises Amelinckx heeft Paul Smekens in zijn na-oorlogse periode ook nog andere appartementsgebouwen ontworpen. Deze zijn het initiatief van particuliere ondernemers en zijn dan ook helemaal anders dan de Amelinckx-appartementen. Ze getuigen eveneens van een ver
201
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Jan van Rijswijcklaan – Pestalozzistraat (1956). SAA, Modern Archief, MA-BD 18/35915, bouwdossier Populierenlaan 1, Antwerpen (1956). 203 AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Populierenlaan 1, Antwerpen (1956). 202
62
doorgedreven rationaliteit, maar de stempel van de opdrachtgever is duidelijk te zien in de planopbouw en afwerking.
VI.2.3.(2).1 Edgard Casteleinstraat 7 (1952) – Antwerpen
Paul Smekens heeft in het Interbellum heel wat gebouwen ontworpen in de Tentoonstellingswijk te Antwerpen, waaronder een aantal wooncomplexen. Het is een vorm van eenheidsbebouwing waarin hij verschillende gezinnen verzamelt. Ook na de Tweede Wereldoorlog bouwt hij in deze wijk één appartementsgebouw en een aantal huizen. Het appartementsgebouw van vier bouwlagen voor P. Van Damme is gesitueerd in de Edgard Casteleinstraat 7 (cat.20). 204 Het gelijkvloers bestaat uit een centrale inkom met daarnaast telkens twee garages. Op het plan is rechts een doorgang voorzien naar een bergplaats voor fietsen en kinderwagens, maar deze is uiteindelijk aan de linkse kant uitgevoerd (cat.20A,20C). Daarnaast zien we zes privé-bergruimten, een grote bergplaats, de ketelplaats en woonruimte voor de conciërge met slaapkamer en keuken. In het gebouw is geen schuilkelder voorzien. Dit was eigelijk verplicht na Wereldoorlog II, maar de bouwaanvraag is toch toegestaan omdat het gebouw niet onderkelderd wordt. 205 Op de eerste, tweede en derde verdieping zijn de appartementen gesitueerd (cat.20D). Elke verdieping heeft twee appartementen, waarvan het ene het spiegelbeeld van het andere vormt. De inkom met vestibule van elk appartement ligt ook nu weer centraal in het gebouw. Aan de straatkant is de woonkamer en een slaapkamer gelegen. Achter de woonkamer vindt men de eetkamer. Aan de achtergevel is de tweede slaapkamer voorzien, met daarnaast de badkamer en de keuken. De slaapkamer en de keuken geven toegang tot het balkon achteraan (cat.20B). 206
Het woonblok is net als de Smekens’ wooncomplexen uit het Interbellum sterk geritmeerd door horizontale stroken, met een afwisseling van rechthoekige ramen en muurdammen in blauwe hardsteen. Op de gelijkvloerse verdieping is deze steensoort eveneens gebruikt voor de muurvlakken tussen de garages, de
204
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/29212, bouwdossier Edgard Casteleinstraat 7, Antwerpen (1952). 205 SAA, Modern Archief, MA-BD 18/29212: bouwdossier Edgard Casteleinstraat 7, Antwerpen (1952). 206 AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Edgard Casteleinstraat 7, Antwerpen (1952)
63
inkomdeur en de deur naar de bergplaats. De ruimte tussen deze banden wordt opgevuld met een rode gevelsteen.
VI.2.3.(2).2 Lombardenstraat 8 (1964) – Antwerpen, afgebroken
Het appartementsgebouw in de Lombardenstraat 8 is één van Smekens laatste realisaties (cat.36). Mevrouw Swaanen gaf in 1964 de opdracht om twee bestaande huizen af te breken en een flatgebouw van drie verdiepingen op te richten. De foto’s van de afgebroken panden zijn terug te vinden in het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen. 207 Het gebouw dat Paul Smekens heeft ontworpen is gesloopt in 1995. Ik heb er geen foto’s van teruggevonden, maar de plannen zijn bewaard in het persoonlijk archief van de architect. 208 Het is een gebouw van vier bouwlagen met op de gelijkvloerse verdieping een centrale inkom met aluminium deur, geflankeerd door twee rechthoekige ramen. Tot de hoogte van deze ramen is de gevel bekleed met blauwe hardsteen (cat.36). De rest van de gevel bestaat uit een lichtgrijze gevelsteen. De drie verdiepingen hebben aan de voorzijde telkens twee rechthoekige vensters naast elkaar.
Alle bouwlagen hebben dezelfde inwendige planopbouw. Er is een groot appartement en rechts een studio (cat.36A,36B,36C). Het appartement bestaat uit een woonkamer vooraan met daarachter de keuken en het terras. De slaapkamer en badkamer nemen de gehele achterzijde van het gebouw in. Ook de woonkamer van de studio ligt aan de straatkant. Daarachter liggen kookhoek en badkamer naast elkaar.
VI.2.4 Casussen
VI.2.4.(1) Internationaal Zeemanshuis Antwerpen (1950-1954)
De belangrijkste realisatie van Paul Smekens na Wereldoorlog II is ongetwijfeld het Internationaal Zeemanshuis aan de Falconrui in Antwerpen (cat.15). Hij heeft dit ontworpen in samenwerking met Hendrik Wittocx (1893-1965). In 1950 beslist het College van burgemeester en schepenen van de stad Antwerpen tot het bouwen van een nieuw Zeemanshuis op de hoek van de Falconrui en de Generaal 207 208
AA, Fonds Paul Smekens, Foto’s en negatieven, Lombardenstraat 8, Antwerpen (1964). AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Lombardenstraat 8, Antwerpen (1964).
64
Belliardstraat, ter vervanging van het Koninklijk Belgisch Zeemanshuis aan de Ankerrui. 209 Het werd in de periode 1887-1891 gebouwd naar ontwerp van architect Jos Hertoghs. De bouw van het nieuwe Zeemanshuis kadert in een algemene uitbreiding
en vernieuwing
van
de openbare instellingen na
Wereldoorlog II. Het project is ook een deel van een groter plan dat de heropleving van de stad moet stimuleren. Het gaat om een nieuw Administratief Centrum voor de centralisatie van de stadsdiensten, een Zeemanshuis en een Handelscentrum. Braem, Wijnants en de Roover worden belast met de bouw van het Administratief Centrum. Het architectenbureau Cols & De Roeck wordt aangesproken voor de bouw van het Handelscentrum, maar dit zal er echter nooit komen. 210
VI.2.4.(1).1 Het Koninklijk Belgisch Zeemanshuis (1884-1954)
In een streven om de uitbuiting van zeelui tegen te gaan en hen een waardevol logement te bieden pleiten vooral mensen uit havenkringen voor de oprichting van een “neutraal” Zeemanshuis. Ze willen een verblijfplaats voor zeelui zonder onderscheid tussen rang, nationaliteit, huidskleur of religieuze overtuiging. Bovendien zal het bemiddelen bij de aanwerving van matrozen. Het College van burgemeester en schepenen stelt kosteloos een terrein aan de Ankerrui ter beschikking voor de bouw van het Zeemanshuis. In 1889 keurt de Gemeenteraad het ontwerp van architect Hertogs goed en op 11 mei 1890 gaat de bouw van start. Het is een imposant Belle Époque-gebouw in eclectische stijl met een brede voorgevel,
die
is
uitgevoerd
in
natuursteen,
en
een
indrukwekkende
toegangspoort. Het telt twee etages met daarboven een zolderverdieping onder een mansardedak. De inrichting is voor die tijd modern maar sober. Het Koninklijk Belgisch Zeemanshuis opent op 15 oktober 1891 plechtig haar deuren. Het is van bij het begin al een groot succes. Gedurende de jaren zullen er verschillende moderniseringswerken uitgevoerd worden aan het Zeemanshuis. Tijdens de Eerste Wereldoorlog valt de scheepvaart zo goed als stil en het Stadsbestuur en de Raad van Beheer stellen het gebouw ter beschikking van het Rode Kruis, dat 209
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/27770, bouwdossier Falconrui - Generaal Belliardstraat, Antwerpen (1950). 210 EYCKERMAN, TIJL, Gids voor moderne architectuur Antwerpen, Turnhout, Brepols, 1989, p.70.
65
er een verzorgingspost voor gewonde soldaten van het Belgisch leger inricht. Op 12 april 1919 heropent de instelling haar deuren. In de Tweede Wereldoorlog vordert het leger een deel van het gebouw op om er manschappen in onder te brengen. Tijdens de bezetting wordt het gebouw ingenomen door het Duitse leger en ook na de bevrijding worden Engelse soldaten erin gehuisvest. Het Zeemanshuis gaat terug open op 1 augustus 1946, maar zes jaar bewoning door militairen heeft veel schade aangericht. Aanvankelijk was het de bedoeling de oorlogsschade aan het Zeemanshuis aan de Ankerrui te herstellen en tevens verbeteringswerken uit te voeren aan het gebouw, maar dit blijkt duurder dan gepland. Daarom pleit schepen voor Sociale Zaken Frans Detiège in 1947 voor de bouw van een nieuw Zeemanshuis. 211
VI.2.4.(1).2 Bouw Internationaal Zeemanshuis
Detiège wil een nieuw Zeemanshuis “volgens moderne begrippen van hygiëne en comfort, beantwoordend tevens aan de eisen van een voortschrijdende sociale evolutie”. Hij krijgt meteen de steun van Becu, gemeenteraadslid van de Stad Antwerpen en later secretaris-generaal van de Internationale Transportfederatie. Becu wijst op de internationale verdragen die de Belgische staat verplichten om een degelijk Zeemanshuis te doen voortbestaan. Hij wees in de Gemeenteraad in mei 1948 op “de morele verplichtingen die de Belgische regering had aanvaard bij het stemmen van recommentaties en resoluties in verband met de oprichting van zeeliedentehuizen voorgelegd op internationale maritieme conferenties onder de auspiciën van het Internationaal Arbeidsbureau”. 212 Minister van Verkeerswezen Achille Van Acker laat op 25 augustus 1948 weten dat het departement voor een maximumbedrag van 30 miljoen zal tussenkomen. 213 Op 30 december 1949 wordt een overeenkomst afgesloten tussen de Stad Antwerpen en de Belgische staat.
211
LAMPO, JAN, 50 jaar Internationaal Zeemanshuis Antwerpen, Antwerpen, Matrozenpaleis, 2005, s.p. 212 FRANS DETIÈGE, Een Internationaal Zeemanshuis te Antwerpen, in: Antwerpen, tijdschrift der stad Antwerpen, 2e jaargang nr 1, maart 1956, p.10-13. 213 Ibid., p.10-13.
66
Deze wordt door de Antwerpse gemeenteraad goedgekeurd op 7 augustus 1950. 214
In 1950 wordt het voorstel goedgekeurd om het nieuwe gebouw op te trekken op de site tussen Falconplein, Falconrui, Generaal Belliardstraat en Oude Leeuwenrui, op de gronden van de vroegere Falconkazerne. Op 14 augustus 1950 zenden de architecten Paul Smekens en Hendrik Wittocx vier voorontwerpen in, allemaal anders wat betreft vorm, inplanting, oriëntatie, indeling en algemeen uitzicht. Een ‘Technisch Comité’ brengt advies uit, dat wordt bijgetreden door het College van burgemeester en schepenen. Het Technisch Comité is samengesteld uit vertegenwoordigers van betrokken ministeries, leden van het Antwerpse stadsbestuur en leden van de dienst voor stadswerken en –gebouwen. Op 25 augustus 1950 wordt aan hen de opdracht verleend. Paul Smekens en Hendrik Wittocx worden gekozen uit een lange lijst van vooraanstaande architecten, zoals Léon Stijnen, Jan De Braey, Eduard Van Steenbergen, Hugo Van Kuyck, architectenbureau Cols - de Roeck, Jan Van Hoenacker, Alfons Francken, Philippe Laporta en Jean Jacques Winders. Ze krijgen de taak het verkozen voorontwerp uit te werken, rekening houdend met de talrijke aanbevelingen van het Technisch Comité. Op 4 december 1950 worden de plannen van het gebouw goedgekeurd. 215 Op 2 april 1952 wordt begonnen met het heien van funderingspalen. Niet lang daarna, op 17 mei 1952, wordt de eerste steen officieel gelegd. De oorkonde, die ingemetseld werd, vermeldt dat begonnen kan worden “met de oprichting van een modern gebouw, dat aan alle vreemde en Belgische zeelieden een degelijk onderdak, een goede verzorging en een behoorlijke ontspanning zal verschaffen”. 216 Op 6 augustus 1954 is het gebouw klaar en op 1 oktober 1954 vindt de officiële opening plaats. 217
VI.2.4.(1).3 Site Falconrui
In februari 1950 keurt het College het voorstel goed om het nieuwe Zeemanshuis op te richten op de site van de vroegere Falconkazerne, gelegen tussen
214
SAA, Modern Archief, MA12568, bouwdossier Falconrui - Generaal Belliardstraat, Antwerpen (1950). 215 SAA, Modern Archief, MA26032 : bouwdossier Zeemanshuis, Falconrui – Generaal Belliardstraat, Antwerpen (1950). 216 FRANS DETIÈGE, op cit., p.10-13. 217 LAMPO, JAN, op cit.
67
Falconplein, Falconrui, Generaal Belliardstraat en Oude Leeuwenrui. Deze site is er een met een lange geschiedenis. In de eerste helft van de 14de eeuw sticht Falco de Lampagne, muntmeester van hertog Jan III van Brabant, op deze plek een klooster voor nonnen. De kloosterlingen worden al snel falcontinnen genoemd, naar hun stichter Falco de Lampagne. Er ontstaat een bloeiende kloostergemeenschap die beschikt over een kerk en een gastenverblijf. Op het einde van de 18de eeuw schaft de Oostenrijkse keizer Jozef II de orde af en verlaten de falcontinnen hun klooster. De Fransen gebruiken dan de gebouwen als militair hospitaal.
Omstreeks 1810 wordt het oude klooster afgebroken en maakt plaats voor een kazerne die blijft staan tot vlak voor Wereldoorlog II. Enkel de Falconpoort, die toegang verleende tot het klooster, is van afbraak gespaard. 218 De Architecten Smekens en Wittocx maken bij hun ontwerp voor het nieuwe Zeemanshuis een schetsplan van de gewezen Falconkazerne om de inplanting ervan ten opzichte van dit vroegere gebouw aan te tonen. 219
VI.2.4.(1).4 Architectuur
De vier voorontwerpen van Smekens en Wittocx zijn heel divers van ontwerp en stedenbouwkundige inplanting, waarbij de architecturale en stedenbouwkundige grenzen worden afgetast. Het geselecteerde ontwerp draagt algemeen de voorkeur van het Technisch Comité. Het ontwerp wordt schuin op de site ingepland. Hierdoor wordt vermeden dat kamers naar het noorden georiënteerd zijn. De plannen laten duidelijk een moderne en functionele architectuur zien, waarbij men eisen van bezonning en belichting in het achterhoofd heeft gehouden.
De bouwwerken worden uitgevoerd door de Algemene aannemingen n.v. Bouwwerken Eysermans uit Mol, die via algemene aanbesteding is gekozen. 220 In de kelder heeft men de installaties voor verwarming, verluchting en lift voorzien, alsook schuilkelders en voorraadkamers. Op de kelderverdieping is ook de kegelzaal ondergebracht. 218
LAMPO, JAN, op cit. AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Zeemanshuis, Falconrui – Generaal Belliardstraat, Antwerpen (1950). 220 SAA, Modern Archief, MA 26033, bouwdossier Zeemanshuis, Falconrui – Generaal Belliardstraat, Antwerpen (1950). 219
68
De belangrijkste gemeenschappelijke voorzieningen zijn gelegen op het gelijkvloers en de eerste verdieping (cat.15C,15D). Men komt het gebouw binnen langs een ruime en lichte inkomhal waar de receptie is gelegen (cat.15H,15I). Deze was heel mooi qua vormgeving, maar is helaas in de loop der jaren afgebroken. In deze hal vindt men een grote ruimte voor de bewaring van bagage. Over de receptie is een vestiaire, een lift 221 en aanpalende kantoren. 222 Links van de hal ligt het restaurant waar de zeelui aan democratische prijzen kunnen eten (cat.15J,15K). Naast het restaurant is de keuken voorzien. De rotonde rechts naast de hal doet dienst als bar als het restaurant gesloten is (cat.15L,15M). Hier is plaats voor ongeveer 200 personen. 223 Deze is echter al snel gesloten omdat het commercieel niet rendabel bleek te zijn. De bar werd verhuisd naar het restaurant, zodat slechts één ruimte permanent bemand moest worden. 224 Aan dezelfde kant van de hal is ook een grote trap naar de eerste verdieping. Naast de trap is er ruimte voorzien voor zithoeken. 225 Links naast de grote trap leidt een tweede trap naar een souterrain, waar de bioscoop- en toneelzaal is, ingericht door de Firma Fibrocit uit Brussel. 226 Vanaf dit tussenverdiep gaat er een trap naar de bowlingzaal in de kelder.
De
eerste
verdieping
bestaat
uit
een
sportzaal,
televisiekamer,
ontspanningsruimte, bibliotheek en vergaderzaal voor de directie (cat.15D). De sportzaal boven de bioscoop- en toneelzaal is een goed verlichte ruimte met grote ramen. Hier kunnen de zeelui aan hun conditie werken en aan krachttraining doen. De sportzaal is uitgevoerd door Comptoir des Sports uit Antwerpen. 227 Al in 1955 koopt het Zeemanshuis een televisietoestel, dat in een apart vertrek wordt geplaatst. Hier komen de gasten speciaal naartoe om televisie te kijken. 228 De ontspanningruimte is bereikbaar via een deur op de eerste verdieping, maar ook via een trap vanuit het restaurant. Hier staat een vleugelpiano, een biljarttafel en tafels en stoelen om gezelschapsspelletjes te spelen of gezellig te babbelen. Door een glazen deur ziet men de bibliotheek met boeken in diverse talen, die
221
FLOUQUET, P.-L, La Maison des Marins, in: La Maison, nr 10 oktober 1955, p.312-313. LAMPO, JAN, op cit. 223 FLOUQUET, P.-L, op cit. , p.313. 224 Bezoek Zeemanshuis 15.03.2007 225 BRAEM, RENAAT, Zeemanshuis, in: Bouwen en wonen, nr 6 juni 1956, p.251. 226 BRAEM, RENAAT, op cit., p.257. 227 Ibid., p.259. 228 LAMPO, JAN, op cit. 222
69
eveneens gebruikt wordt als schrijf- en leeszaal en als vergaderzaal voor de directie. 229 Alle ontspanningsgelegenheden worden gratis ter beschikking gesteld van de zeelieden. 230
Vanaf de tweede tot en met de zesde verdieping zijn de kamers gelegen (cat.15E). De twee hoogste etages worden gehuurd door de Skandinaafse Welfareraden voor het verblijf van zeelieden uit Noorwegen, Zweden en Denemarken (cat.15F,15G). Zij willen dit inrichten volgens eigen wensen en vragen aan de stad Antwerpen een wijziging van de achtste verdieping bij de bouw van het Zeemanshuis. 231 Op de andere verdiepingen zijn er een honderdtal kamers beschikbaar, waaronder een aantal tweepersoonskamers. Per verdieping zijn er 20 kamers van 4,5m op 3,2m. 232 Elke kamer heeft een groot raam en is heel sober gedecoreerd (cat.15N,15O). Er staat een bed met stalen buizen, een nachtkastje met leeslamp, een zetel en een schrijftafel. Alle kamers hebben ook een lavabo en een ingemaakte kast. Een gordijn sluit deze af van de rest van de kamer. 233
Elke verdieping heeft een heel modern sanitair gedeelte met lavabo’s, douches, toiletten en urinoirs. Iedere verdieping wordt bediend door een steward vanuit een klein vertrek in de hal, dat bestaat uit een bureau, een linnenkamer en een slaapkamer. 234 Hij heeft eveneens de taak van nachtwaker. 235
De architecten hebben resoluut voor een moderne aanpak gekozen, ook in de afwerking van het gebouw. De vormgeving van het exterieur is heel strak (cat.15A). De onderbouw bestaat uit kleine tegels graniet, het metselwerk erboven uit ruwe bakstenen met schakering van gele oker. 236 Alleen enkele reliëfs van beeldhouwer Leopold Van Esbroeck sieren de gevels (cat.15B). Er wordt ook veel aandacht besteed aan de tuin die het gebouw volledig omsluit. Het interieur is helder, efficiënt en strak gehouden. Men heeft bewust de scheepslantaarns, boeien, trossen, ankers en andere maritieme symbolen, die men wel eens gebruikt 229
FLOUQUET, P.-L, op cit., p.313. FRANS DETIÈGE, op cit., p.13. 231 SAA, Modern Archief, MA26033, bouwdossier Zeemanshuis, Falconrui – Generaal Belliardstraat, Antwerpen (1950). 232 FRANS DETIÈGE, op cit., p.13. 233 FLOUQUET, P.-L, op cit, p.313. 234 FLOUQUET, P.-L, op cit, p.313. 235 Bezoek Zeemanshuis 15.03.2007 236 FLOUQUET, P.-L, op cit, p.312. 230
70
in andere zeemanshuizen om sfeer te scheppen, achterwege gelaten. Ook de eenvoudige eigentijdse meubelen dragen bij tot de moderne sfeer. 237 Deze meubelen zijn geleverd door de firma Karel Loots uit Antwerpen. 238
Renaat Braem uit zijn lof over de bouw van het Zeemanshuis in zijn artikel voor Bouwen en Wonen in 1956: Hij zegt hierin dat het Zeemanshuis “zowel stedenbouwkundig als architektonisch als een waardevolle bijdrage tot het Antwerpse patrimonium kan worden beschouwd. De planoplossing verschaft open ruimte naar alle zijden, waarvan de bewoners der gore huizen der omgeving mee genieten. Stedenbouwkundig betekent de inplanting van het komplex een stap naar de noodzakelijke sanering van de wijk. [...] Architektonisch hebben wij te doen met een werk waarvan de bewust nagestreefde eenvoud tot een sympatieke en waardige totaalindruk heeft geleid, zonder aan schokkend modernisme te doen.”239 Ward Cassier van de Transportarbeidersbond Vakgroep Zeelieden prijst ook in dit zelfde tijdschrift het nieuwe Zeemanshuis: “Wie er een voet in huis zet, wordt onmiddellijk aangenaam verrast door de praktische schikking der lokalen, door de grote zorg aan meubilering en de aankleding der lokalen besteed. Hier is gebouwd geworden, zonder overdreven luxe, maar met het vooropgezette idee ruimte, licht, comfort, gezelligheid te bieden aan velen [...]” 240
VI.2.4.(1).5 Sociale functie van het Zeemanshuis
De bouw van het nieuwe Zeemanshuis is de uitdrukking van de bekommernis voor een zwakke sociale groep, aan wie men op een esthetisch verantwoorde manier een veilig, hygiënisch en comfortabel onderdak wil bieden. Al in 1919 heeft de Volkenbond een Internationaal Arbeidsbureau opgericht. Het jaar daarop, op de Internationale Arbeidsconferentie te Genua, beslist het Arbeidsbureau om onderzoek te doen naar de verblijfsomstandigheden van zeelieden. Pas tijdens en na de Tweede Wereldoorlog zal men werk maken van de lotsverbetering van de zeelui. 241
237
LAMPO, JAN, op cit. BRAEM, RENAAT, op cit., p.251-252. 239 Ibid., p.249. 240 BRAEM, RENAAT, op cit., p.255. 241 LAMPO, JAN, op cit. 238
71
Na de voltooiing van het nieuwe Zeemanshuis gaat de stad Antwerpen, in samenspraak met het Bestuur van het Zeewezen, over tot de oprichting van de vereniging zonder winstoogmerk Internationaal Zeemanshuis Antwerpen, die de nieuwe instelling zal runnen. Deze is samengesteld uit vertegenwoordigers van Stad en Staat en van de werkgevers- en werknemersorganisaties van de haven van Antwerpen. 242 De statuten verschijnen op 1 mei 1954 in het Belgisch Staatsblad. 243 Deze zijn onder meer:
“Hoofdzakelijk heeft de vereniging als taak het inrichten en uitbaten van een tehuis, genaamd ‘Internationaal Zeemanshuis Antwerpen’, waar kost en inwoon worden bezorgd zoals hierna bepaald.”
“In uitvoering van deze bepalingen zal het Internationaal Zeemanshuis verplichtend en met prioriteit toegankelijk gesteld worden voor alle zeelieden, te Antwerpen verblijvend, zonder onderscheid van nationaliteit, rang ras, geslacht of godsdienst. [...] Het mag evenwel toegankelijk gesteld worden voor derden indien dat voor de instandhouding gewenst blijkt en het verwezenlijken van het hoofddoel niet verhinderd.”
“Benevens het verzorgen van kost en inwoon zal de vereniging aanmoedigend en ook bemiddelend optreden bij het sparen, verzenden van geld aan familieleden en de aanmonstering bevorderen. Zij zal daarbij geen winst betrachten. Bovendien zal ze de strijd tegen het drankmisbruik bevorderen.”
De directeur bouwt diensten uit die zeelieden helpen bij professionele en privéproblemen. Geld en bezittingen kunnen in bewaring genomen of doorgestuurd worden. Rederijen en agentschappen doen geregeld een beroep op het Zeemanshuis om personeel te vinden. Ook zeelui die ergens anders in de stad verblijven zijn welkom in de instelling om te eten, de bar te bezoeken en film- of theatervoorstellingen bij te wonen. Bij scheepsrampen doet het Zeemanshuis eveneens dienst als opvangtehuis voor de geredde zeelui. 244
242
FRANS DETIÈGE, op cit., p.11. Belgisch Staatsblad, Jaargang 1954, Brussel, Drukkerij van het Belgisch Staatsblad, 1954. 244 LAMPO, JAN, op cit. 243
72
Het Zeemanshuis wordt als sociale instelling algemeen enorm gewaardeerd. Ward Cassier van de Transportarbeidersbond Vakgroep Zeelieden noemt het nieuwe Zeemanshuis in Bouwen en wonen in 1956 “een prachtige sociale verwezenlijking. [...] Een merkwaardige realisatie, zowel wat betreft het nagestreefde sociale doel, als de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de wensen van de promotors van de gedachte”. 245
Al snel kent het nieuwe Zeemanshuis een groot succes. Het aantal gasten en overnachtingen zijn voortaan veel hoger dan in de vooroorlogse jaren. Van 1 oktober tot 31 december 1954 verblijven er 984 gasten, samen goed voor 3 099 overnachtingen. 1955 is het eerste volledige werkingsjaar van de nieuwe instelling. Dan overnachten 5 561 gasten er in totaal 23 700 keer. In 1957 boekt men een recordjaar met 42 682 overnachtingen van 7 666 zeelui en 926 echtparen van 58 nationaliteiten. Dit hoge cijfer is echter veroorzaakt door het langdurige verblijf van twee volledige scheepsbemanningen uit Goudkust wiens schepen grote herstellingswerken moesten ondergaan. 1959 is een slecht jaar voor het IZA wegens economische recessie. De Antwerpse scheepsherstellers leggen het werk neer en schepen wijken uit naar havens in het buitenland. In de jaren ’60 kent men een economische hoogconjunctuur en een snelle groei van de Antwerpse haven. In 1965 tekent men in het Zeemanshuis 35 849 overnachtingen op. 246 In 1970 publiceert het tijdschrift Antwerpen enkele cijfers om het succes van de instelling nog maar eens te onderstrepen. Na tien jaar zijn er in totaal 313 486 overnachtingen geboekt en na een activiteit van vijftien jaar 502 550. Dit is een dagelijkse gemiddelde bezetting van 91 op een totaal van 100 kamers. 247 Vanaf het eind van de jaren ’70 daalt het aantal zeelieden dat in het Zeemanshuis overnacht en de duur van hun verblijf wordt korter. Het aantal bemanningsleden vermindert door de steeds verdere automatisering. In de haven worden de schepen ook sneller gelost en geladen, waardoor de zeelui korter aan wal verblijven. 248 VI.2.4.(1).6 De veranderingen gedurende de jaren 249
245
BRAEM, RENAAT, op cit., p.256. LAMPO, JAN, op cit. 247 FRANS DETIÈGE, Internationaal Zeemanshuis, in: Antwerpen, tijdschrift der stad Antwerpen, 16de jaargang nr1, april 1970, p.12-13. 248 LAMPO, JAN, op cit. 249 LAMPO, JAN, op cit. 246
73
Uiteraard zijn er in de loop der jaren heel wat veranderingen gebeurd aan het Zeemanshuis om het gebouw te kunnen laten voortbestaan als instelling voor zeelieden. Deze verbouwingen waren nodig om te kunnen voldoen aan de hedendaagse eisen qua comfort en voorschriften in verband met brandveiligheid.
In de loop van de jaren 1950 en 1960 vinden reeds verbeterings-, aanpassings- en herstelwerkzaamheden plaats. In de jaren na de opening van het Zeemanshuis wordt de bioscoopzaal voltooid, de tv-kamer ingericht, de bibliotheek in orde gebracht en verlichting geplaatst rond het gebouw. In de jaren ’60 gaat men de werking van de instelling verder structureren. Zo worden bar en restaurant samengebracht,
zodat
men
de
klanten
sneller
kan
bedienen
en
de
uitbatingskosten dalen (cat.15L,15M). Al snel voert men in het restaurant zelfbediening in (cat.15J,15K). Ook dit doet men om te besparen. De uitgaven zijn immers hoger dan de inkomsten.
Vanaf de tweede helft van de jaren ’70 volgt er overal een periode van bezuinigingen. Toch slaagt Hendrik Punt erin om het gebouw nog te verbeteren. Hierbij krijgt hij hulp van stedelijke instellingen, zoals de Beschermde Werkplaats van Antwerpen, die vanaf 1976 de stoelen en fauteuils een opknapbeurt geven. Het volgende jaar vervangt men het keukenfornuis. Vijf werklozen worden intussen ingezet om het pand een grondige reinigingsbeurt te geven.
In 1988 maakt een schenking van tien miljoen frank van de vakvereniging International Transport Workers’ Federation (ITF) de volledige renovatie van 40 kamers mogelijk. Twee jaar later krijgen 60 kamers een eigen douche en toilet dankzij een tweede toelage van ITF van 24 miljoen en nog eens tien miljoen van de Stad Antwerpen (cat.15N,15O). Ook het meubilair wordt vervangen en inkomhal, balie, cafetaria en restaurant krijgen een totale vernieuwing. Het restaurant
wordt
vergroot.
Hierdoor
verdwijnt
het
terras
en
wordt
de
benedenverdieping nu volledig dichtgemaakt.
Om te voldoen aan het decreet van 20 maart 1984 voert men in 1992 voor bijna tien miljoen frank werken uit om de brandveiligheid te verbeteren. De trapzaal moet hiervoor dichtgemaakt worden, waardoor er minder licht van daaruit binnenvalt in het hele gebouw. Het hele systeem voor branddetectie wordt
74
vernieuwd, er worden nieuwe blusapparaten geplaatst en men maakt de toegang voor de brandweer gemakkelijker. Het Zeemanshuis gaat hiervoor een lening aan van 6 miljoen frank. In 1995 beslist de raad van bestuur voor de derde keer ingrijpende verbouwingswerken uit te voeren. Het ITF betaalt hiervan 34 miljoen frank, de Stad Antwerpen vier miljoen frank. Men begint dan met de afbraak van het gemeenschappelijke sanitaire gedeelte op elke verdieping en maakt hiervan 14 nieuwe tweepersoonskamers. De bibliotheek en recreatieruimte worden omgebouwd tot vergaderzalen, de trap naar het restaurant wordt weggenomen en de opening wordt dichtgemaakt (cat.15J,15K). Op die manier is er een groot deel van de oorspronkelijke lichtwerking en van het originele idee om van het Zeemanshuis een modern gebouw te maken met volop lucht en licht, verloren gegaan. Er worden brandvrije deuren geplaatst tussen de noodzaal en de inkomhal, men moderniseert de inkomhal en geeft gangen en kantoren een opfrisbeurt (cat.15H,15I). Het Zeemanshuis wordt toegankelijk gemaakt voor rolstoelgebruikers door een helling die naar de hoofdingang leidt, met glazen deuren die automatisch opengaan.
Het jaar daarna beslist men om alle raamwerk te vernieuwen, wat neerkomt op een bedrag van 19 miljoen. De Stad Antwerpen betaalt hiervan 18 miljoen, verspreid over drie jaar. In 1998 wordt ook de keuken en de zelfbedieningsbalie van het restaurant vernieuwd. De Stad komt hierbij tussen voor twee miljoen, dit is ongeveer één derde van het totale bedrag. Twee jaar later worden in de onmiddellijke omgeving van het gebouw camera’s aangebracht die moeten zorgen voor meer veiligheid. Datzelfde jaar maakt men van de noodzaal een polyvalente vergaderruimte, waarvoor de Stad Antwerpen zes miljoen frank vrijmaakt. Men vernieuwt eveneens de toiletten bij de toneelzaal en op de honderd kamers komen televisietoestellen.
Door de vele noodzakelijke aanpassingen is het Zeemanshuis grondig van uitzicht veranderd. Zo is een groot deel van de oorspronkelijke lichtwerking verloren gegaan door ingrepen voor brandveiligheid of structurele veranderingen om het gebouw beter te laten functioneren. Denk maar aan de traphal of het dichtmaken van de doorgang van het restaurant naar de ontspanningsruimte (cat.15J,15K), die nu als vergaderzaal is ingericht. Ondanks deze soms ingrijpende veranderingen is de eigenlijke structuur van het bouwwerk niet veranderd en is het
75
modernistische gedachtegoed nog altijd goed te zien, met zijn strakke lijnen en eenvoudige inrichting en afwerking. 250
VI.2.4.(1).7 De toekomst
Op 30 september 2004 ondertekenen de Stad Antwerpen, SD Worx en AGVespa (Autonoom Gemeentebedrijf Vastgoed en stadsprojecten Antwerpen) een samenwerkingsovereenkomst
voor
de
ontwikkeling
van
het
stadsproject
Falconplein-Zeemanshuis. Het akkoord tussen de partijen werd als volgt vastgelegd: SD Worx bouwt 12 500 m² nieuwe kantoren en een ondergrondse parking, AGVespa zorgt voor de bouw van 10 000 m² nieuwe woningen en de stad en het district Antwerpen financieren de volledige heraanleg van het Falconplein, de Generaal Belliardstraat, de Falconrui en 3 000 m² groene binnenruimte. Voor dit ontwerp organiseert men via de Open Oproep van de Vlaams Bouwmeester een wedstrijd voor het ontwerp van een masterplan. 251 Vijf ontwerpteams krijgen de opdracht om een bouwopgave te onderzoeken en daarop hun visie en aanpak te formuleren. Op basis van die voorstellen wordt de ontwerpopdracht aan één team toegewezen. 252
Een eerste team is Maccreanor Lavington Architects in samenwerking met Studio Diekema Landschapsarchitecten en Bremen bouwadviseurs. Zij willen het huidige Zeemanshuis behouden omwille van zijn cultuurhistorische en architectonische waarde. Zij vinden de vorm en positionering ervan in het bouwblok een krachtig onderdeel ervan. Men streeft naar combinatie van grote complexen, afgewisseld met kleinere bebouwing. Het plan creëert een nieuwe relatie met de omgeving door middel van toevoeging van kantoor- en woongebouwen in de randen van het blok, en de toevoeging van een twee paviljoenachtige gebouwen in het entreegebied van het Zeemanshuis. Om het bouwvolume van het Zeemanshuis te versterken, wordt een nieuw hoog gebouw toegevoegd. Het plan wil geen breuk met het verleden, maar zoekt juist naar een manier om verleden en toekomst met elkaar te verzoenen. 253
250
Bezoek Zeemanshuis 15.03.2007 AGVespa, Zeemanshuis-Falconplein, http://www.agvespa.be/site04/index.html. 252 Stad Antwerpen, Stadsproject Falconplein-Zeemanshuis: Resultaten van de Open Oproep, Antwerpen, Marjan Knockaert, 2005, p.1. 253 Stad Antwerpen, op cit., p.6-7. 251
76
TNT Technum met medewerking van architecten Els Claessens en Tania Vandenbussche is een tweede ontwerpteam dat heeft gereageerd op de Open Oproep van de Stad Antwerpen. Volgens hen heeft het bouwblok vier verschillende gezichten, die in het ontwerp worden uitgewerkt om de relatie met de omgeving te versterken. In het Project wordt het Zeemanshuis aangepast en vernieuwd zodat de achterkant ervan ook een voorkant kan worden. Zij kiezen ervoor om de binnenruimte van het bouwblok niet publiek te maken, maar buurtpark te voorzien aan de kant van het Falconplein. 254
Als derde heeft Driesen-Meersman Thomaes architecten in samenwerking met ARSIS/Spacesyntax en Vogt Landscape Architect een ontwerp ingediend voor het project Falconplein-Zeemanshuis. De dualiteit tussen de ruimte optimaal benutten en toch voldoende licht en ruimte te creëren vormt de leidraad van dit project. Men wilt een Zeemansstraat en Zeemansplein aanleggen die het Zeemanshuis tot een scharnier in de ruimtelijke ontwikkeling maakt. 255
Architect Johan van Reeth stuurde het vierde ontwerp in. In dit project wordt het Zeemanshuis omwille van zijn icoonwaarde en herbruikbaarheid bewaard. De plaats van de hele voormalige kazerne wordt niet bebouwd, maar wordt ingericht als buurtpark en –plein. De rest van het beschikbare terrein in het bouwblok wordt volledig bebouwd. De toren van het Zeemanshuis wordt vrijgemaakt, dit wil zeggen dat de lagere delen worden afgebroken en de onderste verdieping wordt opengemaakt, zodat het gebouw op pilotis rust. 256
Rapp+Rapp in samenwerking met West 8 is het laatste ontwerpteam. Volgens hen negeert de huidige situering van het Zeemanshuis volledig de historische en stedenbouwkundige context van de site. Ze vinden bovendien dat de bouw ervan een schaalbreuk heeft veroorzaakt tussen het hoge gebouw en de kleinschalige percelen errond. Daarom opteren ze voor de sloop van het Zeemanshuis en de bouw van een nieuw logement voor zeelieden. De randen van het bouwblok worden met woningen bebouwd en het binnenterrein wordt opgedeeld in vier publieke binnenhoven (cat.15P). 257
254
Ibid., p.10-11. Ibid., p.14-15. 256 Stad Antwerpen, op cit., p.18-19. 257 Ibid., p.22-23. 255
77
De selectiecommissie besloot unaniem Rapp+Rapp in samenwerking met West 8 als ontwerpteam voor het stadsproject Falconplein-Zeemanshuis aan het College van burgemeester en schepenen voor te dragen. De commissie is van oordeel dat het ontwerp een vorm van stedenbouw is die sterk geënt is op de historische stad met straten bouwblokken en binnenhoven als onderdelen. Deze vormen volgens hen de sterke basislijnen voor de architecturale uitwerking van de individuele percelen voor woningbouw. Ook wat de binnentuinen betreft biedt het ontwerp volgens de selectiecommissie voldoende mogelijkheden om in de verdere uitwerking tegemoet te komen aan de wensen van de bewoners met betrekking tot de groene ruimte en een goed evenwicht te vinden tussen de nodige sociale controle enerzijds en de openheid en toegankelijkheid van de publieke ruimten in het binnengebied anderzijds. Rapp+Rapp is het enige ontwerpteam uit de Open Oproep dat resoluut kiest voor de afbraak van het bestaande Zeemanshuis. Negatieve elementen (schaduwwerking, blokkeren van zicht, inkijk, enzovoort) kunnen volgens de selectiecommissie zo worden opgelost. Nog een argument is dat het prijsverschil tussen nieuwbouw en renovatie na vergelijking van de verschillende projecten minder groot is dan verwacht, omdat “ook het integreren van het gebouw in een nieuw algemeen concept geld kost”. 258
Deze goedkeuring is toch opmerkelijk. Het College van burgemeester en schepenen beslist immers op 19 maart 2004 dat het behoud van het huidige Zeemanshuis aangewezen is. Nieuwbouw zou immers 2 500 000 euro meer kosten dan renovatie. Men liet wel een opening “waarbij de inschrijver kan opteren voor sloop en nieuwbouw mits afdoende motivering en aantoonbare (financiële) meerwaarde voor het project”. De stad Antwerpen kiest er uiteindelijk toch voor om het IZA af te breken. In het Internationaal Zeemanshuis Antwerpen is echter de laatste vijftien jaar nog meer dan 3,5 miljoen euro geïnvesteerd door de stad Antwerpen, de Internationale Transportfederatie (ITF), Toerisme Vlaanderen en het Internationaal Zeemanshuis zelf. 259
Op 8 maart
2005 wordt
het
project
voorgesteld aan geïnteresseerde
wijkbewoners. Velen kunnen zich niet neerleggen bij de sloop van het gebouw en richten het buurtcomité op. Op de website www.redhetzeemanshuis.be kan iedereen die niet akkoord gaat met het plan van de stad Antwerpen de petitie 258 259
Ibid., p.26-27. Het Zeemanshuis is dood, lang leve het Zeemanshuis!, in: De Standaard, 4-5mei 2005, p.46.
78
ondertekenen. Er worden ook verschillende bekende Vlamingen aangeschreven, die allemaal pleiten voor het behoud van het zeemanshuis. Hun betoog kan je bekijken op www.youtube.be/zeemanshuis.
De argumentatie voor het behoud van het Zeemanshuis is socio-cultureel en architectuurhistorisch. Maatschappelijk draagt deze plek bij tot het internationale imago van Antwerpen als wereldhaven, het is een ontmoetingsplek voor zeelui en de plaatselijke bevolking door de aanwezigheid van de theaterzaal. De sociale functie van het IZA ligt erin goedkope en degelijke slaapgelegenheden aan te bieden voor zeelieden. In het nieuwe project wordt dit ondergebracht in een maritiem hotel. Hierin zal een hotel voor zeelieden gecombineerd worden met een commercieel hotel. Het maritiem hotel zou door een privé-instelling uitgebaat worden en de winst van het commerciële hotel moet het zeeliedenhotel subsidiëren. 260 Guy Coomans, exploitatiebediende van het IZA, vreest dat de capaciteit van vijftig éénpersoonskamers in het zeeliedenhotel niet zal volstaan. Bovendien verleent het Zeemanshuis nog andere diensten, zoals het beheren van post voor zeelieden, die gratis zijn. Hij maakt de bedenking of een privé-instelling dit zal verderzetten. 261 Het IZA vervult ook een belangrijke sociale rol voor de lokale bevolking. Het sluit in 1991 een akkoord met het Krisis Info Netwerk Antwerpen (KINA) en stelt tegen “zeemanstarief” kamers ter beschikking van mensen die in een crisissituatie verkeren. 262
Ook DOCOMOMO Belgium erkent het belang van het Zeemanshuis voor ons erfgoed en pleit duidelijk voor het behoud ervan. DOCOMOMO werd in 1988 opgericht
om
het
brede
publiek,
overheden,
professionelen
en
opleidingsinstellingen te informeren over het belang en de betekenis van het modern erfgoed. Eerst en vooral wil men dit doen door identificatie en documentatie ervan. Verder wil DOCOMOMO de ontwikkeling van specifieke methoden en technieken van conservatie en restauratie van modern erfgoed stimuleren. Een vierde doelstelling bestaat erin initiatieven te ontwikkelen tot het behoud van bedreigd modern erfgoed en fondsen verwerven om deze doelstellingen mogelijk te maken. Als laatste wil men het modern erfgoed exploreren en verder ontwikkelen. De doelstellingen van DOCOMOMO Belgium
260
Ibid., p.46. Bezoek Zeemanshuis 15.03.2007 262 LAMPO, JAN, op cit. 261
79
zijn “het realiseren van deze algemene doelstellingen in de Belgische context en te zorgen voor de internationale bekendmaking van lokale initiatieven in de internationale context via DOCOMOMO International”. In 2004 is de na-oorlogse architectuur het jaarlijkse thema van Docomomo. Docomomo België vraagt aandacht voor de belangrijkste realisaties van verschillende gerenommeerde architecten om deze meer bekend te maken bij het grote publiek en de waarde ervan te benadrukken. 263
Docomomo verdedigt de architecturale waarde van het gebouw. Er wordt in het tijdschrift een heel artikel gewijd aan het Internationaal Zeemanshuis te Antwerpen, met een pleidooi voor het behoud ervan. Het Zeemanshuis wordt hierin getypeerd als “een interessante en waardevolle getuige van de laatmoderne
architectuur
en
stedenbouw
van
onmiddellijk
na
de
Tweede
Wereldoorlog”. Het gebouw is een belangrijke getuige van het historisch belang van de internationale zeevaart voor Antwerpen. Voor Docomomo is de zorgvuldige manier waarop de vrijstaande hoogbouw stedenbouwkundig werd geïntegreerd in de bestaande context bijzonder waardevol. Dit is gerealiseerd door een zorgvuldige plaatsing en oriëntatie van het volume met aansluitende laagbouw en de inrichting van de omliggende ruimte. Daarom pleit Docomomo voor “het integrale behoud van het Antwerpse Zeemanshuis én de verdere integratie ervan in het historische en maatschappelijke stadsweefsel, met een architecturale en socio-culturele meerwaarde voor de stad Antwerpen als gevolg”. 264
VI.2.4.(1).8 Modernistische architectuur uit de jaren ‘50
Jan Lampo prijst in 50 jaar Internationaal Zeemanshuis Antwerpen de architecturale kwaliteiten van het gebouw: “Het Zeemanshuis is een merkwaardig en zeldzaam voorbeeld van compromisloze moderne, functionele architectuur, dat blijk geeft van een vooruitstrevende kijk op een maatschappelijk probleem.” Verder in de uitgave zegt hij nog: “In zijn eeuwenoude omgeving is het gebouw misschien een Fremdkörper. Aan de andere kant is het zonder twijfel een monument, als
263
DOCOMOMO Belgium, www.docomomo.be Internationaal Zeemanshuis Antwerpen, in: Nieuwsbrief DOCOMOMO nl/be, Delft, stichting DOCOMOMO NEDERLAND (voorlopig onuitgegeven). 264
80
architecturaal geheel en als getuigenis van een tijd en een manier om tegen sociale problemen aan te kijken.” 265
Om ons erfgoed te behoeden tegen afbraak is bescherming noodzakelijk. Opvallend is dat slechts weinig bouwwerken uit de jaren ’50 reeds beschermd zijn. 266 Dit komt omdat er vandaag de dag nog maar weinig appreciatie is voor de architectuur uit deze tijdsperiode. Naar mijn mening komt dit doordat men toen groot belang hechte aan de strakke, moderne vormgeving en het gebruik van toen nieuwe materialen zoals aluminium. Stedenbouwkundig waren deze ontwerpen ook vaak niet geïntegreerd in het stadsweefsel. Nu kiest men eerder voor natuurlijke materialen om te bouwen, uit appreciatie en uit ecologische overwegingen. Het concept voor een nieuwbouw dient tegenwoordig ook aan te sluiten bij de omgeving. Een hedendaags ontwerp kan niet losstaan van de context waarin het voorzien is. Toch moet dit waardevolle erfgoed uit de vijftiger jaren behouden te blijven en is het noodzakelijk dit te beschermen en te ontsluiten.
VI.2.4.(2) Clubhuis SRNA (1951) – Antwerpen (Linkeroever)
In 1951 ontwerpt Paul Smekens op de Antwerpse Linkeroever aan de Beatrijslaan 29 een clubhuis voor de Societé Royale Nautique Anversoise (S.R.N.A) (cat.17). 267 Deze zeilclub is opgericht in 1878 en is één van de oudste in België. 268 Het terrein waar Smekens het clubhuis moet oprichten ligt aan de oever van de Schelde. Dit gegeven benut hij optimaal in zijn ontwerp. Brede ramen in de grote zaal aan de oostkant geven een mooi uitzicht over het water en er is een terras voorzien (cat.17B). De gevel aan de straat is heel sober met vier rechthoekige ramen (cat.17A). Enkel het gelijkvloers is in 1951 gerealiseerd 269, de eerste verdieping is van latere datum 270. De inkom is gelegen aan de zijgevel die uitgeeft op een vestibule met garderobe (cat.17C). Naast de garderobe vindt men de toiletten voor mannen en vrouwen en de keuken. Verder is er nog een
265
LAMPO, JAN, op cit. Monumenten en Landschappen Vlaanderen Beschermd erfgoed, http://www.onroerenderfgoed.be 267 SAA, Modern Archief, MA-BD 18/27456, bouwdossier Beatrijslaan 29, Antwerpen (1951). 268 SRNA, www.srna.be 269 Het gearceerde deel op het plan is “later uit te voeren”. 270 Ik heb niet kunnen achterhalen wanneer dit bijgebouwd is. 266
81
vergaderkamer, woonkamer, bureau, bar en grote zaal op de benedenverdieping. In 2006 is de nieuwe inkom links toegevoegd. 271
VI.2.4.(3) Schoolgebouw (1954) – Boechout
Smekens krijgt in 1954 van de V.Z.W.D “Een school met de Bijbel” de opdracht om een school te ontwerpen in de Korte Kroonstraat 272 te Boechout (cat.24). 273 De twee eerste ontwerpen van Smekens worden afgekeurd. Aan het derde plan moet de inplanting gewijzigd worden, waarna het uiteindelijk wordt goedgekeurd. Het gebouw is schuin ingepland ten opzichte van de straat, waardoor een voortuin kan gerealiseerd worden. Rechts ziet men een kleine vleugel die wel parallel met de straat loopt. Centraal in de gevel is de toegangspoort voorzien, met erboven twee en aan weerskanten vier rechthoekige ramen op het gelijkvloers en op de eerste verdieping (cat.24A). 274 Deze ramen zorgen voor een sterk verticaliserend effect. Links liggen daarnaast nog drie ramen per bouwlaag, die oorspronkelijk kleiner waren dan de andere, maar waarbij in de uitvoering de ramen van de eerste verdieping uiteindelijk een zelfde vorm hebben gekregen dan de overige ramen. Zowel het gelijkvloers als de eerste verdieping hebben een zelfde planopbouw, dat heel helder en rationeel is uitgewerkt (cat.24C). Vooraan strekt de vestibule zich uit over bijna de hele breedte van de voorgevel. Helemaal links ervan liggen de jongenstoiletten en rechts de toiletten voor de meisjes in de kleine vleugel. Naast de meisjestoiletten is een keuken voorzien en situeert zich de trap naar de eerste verdieping. Recht tegenover de ingang zien we een gang naar de speelplaats. Aan weerskanten ervan bevinden zich telkens twee klaslokalen. In het gebouw is nu de voor- en naschoolse kinderopvang gehuisvest, waarvoor een aantal wijzigingen noodzakelijk waren. Zo is er links een brandtrap voorzien met een deur in de zijgevel op de eerste verdieping.
VI.2.4.(4) Fabrieksgebouw Ytobel (1954) – Zwijndrecht (Burcht), afgebroken
271
SRNA, www.srna.be Nu Lange Kroonstraat. 273 Archief Gemeente Boechout, 1954/44, bouwdossier Korte Kroonstraat, Boechout (1954) en AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Korte Kroonstraat, Boechout (1954). 274 Op het plan zijn boven de inkompoort drie ramen voorzien, maar er zijn uiteindelijk slechts twee gerealiseerd. 272
82
In 1954 ontwerpt Smekens voor de firma Ytobel in Burcht een fabrieksgebouw (cat.25). 275 Het terrein aan de Kruibeeksesteenweg ligt aan de oever van de Schelde, zodat de grondstoffen rechtstreeks vanaf het schip naar de opslagruimten kunnen gevoerd worden. Ytobel
276
maakt blokken in cellenbeton
die gebruikt worden als bouwmateriaal. Het materiaal werd al in 1924 uitgevonden, maar werd pas echt op grote schaal toegepast in de jaren ’50. Een groot draagvermogen, isolatie en brandwerendheid zijn de belangrijkste eigenschappen van het materiaal en maken het snel tot een populaire grondstof voor het bouwen van huizen. Omwille van de toename van productie besloot de firma een nieuwe vestiging te bouwen in Burcht. 277 De grondstoffen worden via een kraan in de silo’s opgeslagen (cat.25). Van daaruit start het proces om de blokken in cellenbeton te maken. De hoofdbestanddelen worden eerst afgewogen en nadien gemengd. Dit mengsel wordt in mallen gegoten en via een transportband overgebracht naar een verhittingsmachine. Deze verhitting zorgt ervoor dat de producten hun hardheid en stabiliteit krijgen. Hierna gaan de blokken weer over een transportband naar opslagplaatsen waar ze gestapeld en verpakt worden. 278 De productievorm bepaalt volledig de architectuur van het gebouw. Het exterieur is sober met een reeks horizontale vensters over de hele breedte van het gebouw die zorgen voor voldoende licht (cat.25A,25B).
VI.2.4.(5) Distillatiehal (1959) – Boechout, afgebroken
Paul
Smekens
bouwt
in
1959
in
opdracht
van
de
Industrie-
en
Handelmaatschappij Boechout een distillatiehal aan de Korte Welvaartstraat 279 2-4 te Boechout (cat.34). 280 Hier wordt sterke drank bereid uit alcoholhoudende stoffen. De gevels worden gekenmerkt door een reeks van smalle vensters die voor een sterk verticaliserend effect zorgen (cat.34,34A). Ze zorgen ervoor dat er voldoende daglicht in het gebouw binnenkomt. Aan de straatkant zien we twee garages. De distillatiehal bestaat uit een bergruimte, washuis, zetterij, drukkerij, werkplaats en een ruimte voor chemicaliën (cat.34B). 281
275
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Fabrieksgebouw Ytobel, Zwijndrecht (Burcht) (1954). Nu Ytong. 277 Ytong, www.xella.be/html/bel/be/ytong_materiaal. 278 Ytong, www.xella.be/html/bel/be/ytong_fabricatie. 279 Nu Welvaartstraat. 280 Archief Gemeente Boechout, 1959/26, bouwdossier Korte Welvaartstraat 2-4, Boechout (1959). 281 AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Korte Welvaartstraat 4, Boechout (1959). 276
83
VI.2.4.(6) Garage (1962) – Boechout
De P.V.B.A FICA vraagt in 1962 aan Paul Smekens om aan de Hovensesteenweg nummer 8 te Boechout een woning met kantoren en garage te realiseren (cat.35). 282 De voordeur in het midden van de gevel met aan weerkanten een garage (cat.35A). De muurdammen zijn in leisteen uitgevoerd. Hierachter ligt een stapelruimte en een plaats voor goederen (cat.35B. Oorspronkelijk was er in het ontwerp op de eerste verdieping één grote horizontale venster voorzien, maar deze is vervangen door drie kleinere ramen met muurdammen in leisteen. Ook het daklicht is uiteindelijk niet uitgevoerd. 283 Op de eerste verdieping is een wachtkamer, twee kamers voor directie, één voor het personeel, één kantoor, een vestiaire en ruimte voor drukwerk voorzien (cat.35C). In 1964 wordt het gebouw uitgebreid met kantoren en stapelruimten. 284 De plannen hiervan bevatten ook een tekening van de bestaande voorgevel, waarop we de wijzigingen aan het voorgaande duidelijk kunnen zien (cat.35D). In de gevel worden de horizontale banden in leisteen doorgetrokken. Via een garagepoort rechts heeft men toegang tot de stapelruimte op het gelijkvloers (cat.35E). De eerste verdieping ziet er langs de gevel hetzelfde uit als het bestaande gebouw. Hier zijn twee bureaus en een stapelruimte gelegen (cat.35F). In dit bij te bouwen geheel is in het dak wel een daklicht voorzien. Het gebouw heeft in de loop van de tijd een aantal veranderingen ondergaan. 285 De volledige benedenverdieping is uitgebroken en er is nu een kapperszaak en een winkel gevestigd. Het daklicht links en de twee dakramen zijn latere toevoegingen.
VI.2.5 Tentoonstellingen
VI.2.5.(1) Tentoonstelling van Mexicaanse folklore en toerisme - Brussel 1952
282
Archief Gemeente Boechout, 1962/006, bouwdossier Hovensesteenweg 8, Boechout (1962). Het daklicht dat we nu zien is een latere toevoeging. Ik heb niet kunnen achterhalen wanneer dit is gebeurd. 284 Archief Gemeente Boechout, 1964/117, bouwdossier Hovensesteenweg 8, Boechout (1964). 285 Ik heb de juiste data ervan niet kunnen vinden. 283
84
Paul Smekens ontwerpt samen met zijn zoon Jan een Mexicaans dorp voor de Tentoonstelling van Mexicaanse Folklore en toerisme (cat.40,40A). 286 Deze tentoonstelling loopt van mei tot november 1952 in Brussel. De organisator is de heer Wolf, waarvoor Smekens al in 1935 en 1937 twee ontwerpen heeft gemaakt voor respectievelijk de Wereldtentoonstelling te Brussel (cat.38) en deze te Parijs (cat.39). Het gaat in de drie gevallen om paviljoenen in Midden-Amerikaanse vormgeving en stijl. Deze ontwerpen liggen totaal niet in de lijn van zijn andere realisatie omdat het een hele specifieke opdracht is die helemaal niet te vergelijken is met zijn overige creaties. Voor de tentoonstelling in 1952 ontwerpt Smekens een heel Mexicaans dorp met een Mitla-tempel, theater (cat.40C), cinema, bar (cat.40B) en verschillende huizen (cat.40A). Hij haalt hiervoor zijn inspiratie uit diverse publicaties over pre-Columbiaanse kunst en komt zo tot een heel eigen vormgeving.
VII. NIET-UITGEVOERDE ONTWERPEN Er zijn ook een aantal ontwerpen van Paul Smekens die niet uitgevoerd zijn. Hiervoor bestaan verschillende redenen. Sommige concepten worden niet uitgevoerd omdat de opdrachtgever zich heeft bedacht of de bouwaanvraag een negatief advies heeft gekregen. Soms zijn de ontwerpen gewoon losse ideeën van de architect zonder dat er een specifieke opdracht aan verbonden is. Hoewel deze creaties niet uitgevoerd zijn, geven ze ons toch een ruimer beeld van de
286 AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Tentoonstelling van Mexicaanse folklore en toerisme, Brussel (1952).
85
creativiteit en denkwijze van de architect. Ze kunnen ook vergeleken worden met voltrokken bouwwerken.
VII.1 Ontwerp Villa Thiriaux (1935)
In 1936 maakt Paul Smekens voor de heer Thiriaux een losse schets als voorontwerp voor diens villa in Sart-les-Spa (cat.41). 287 Het is een landhuis van twee bouwlagen onder een zadeldak met als opvallendste element de rechter zijmuur die wordt doorgetrokken tot de nok van het dak (cat.41A). Ze doet veel landelijker en traditioneler aan dan de andere villa’s die Smekens in deze periode ontwerpt. Dit komt waarschijnlijk omdat het ontwerp bedoeld is voor een grond in een landelijk gebied. Het ontwerp bevat geen plannen van de indeling.
VII.2 Ontwerp Villa Smit (1940)
In 1940 maakt Paul Smekens in opdracht van Johan J. Smit twee ontwerpen voor een villa aan de Ahornenlaan (cat.42). 288 Deze straat ligt eveneens in de wijk rond het Antwerpse Nachtegalenpark, waar Smekens verschillende landhuizen heeft ontworpen, zowel voor als na Wereldoorlog II. Het eerste ontwerp heeft een langgerekt volume, dat nog eens wordt benadrukt door de horizontale vensterpartij op de eerste verdieping (cat.42A). Het tweede ontwerp is meer kubusvormig (cat.42D). Ze hebben allebei een sterk geprononceerde inkom en een schilddak. Ook de planopbouw is gelijkaardig. Het gelijkvloers bestaat uit een vestibule, toilet, keuken,
dienstinkom,
(cat.42B,42E).
Op
de
“office”, eerste
kinderkamer, verdieping
zijn
eetkamer twee
en
woonkamer
meidenkamers,
een
logeerkamer, badkamer, toilet, slaapkamer voor de ouders en twee slaapkamers voor de kinderen voorzien (cat.42C,42F).
VII.3 Ontwerp Villa Deckers (1947)
Paul Deckers vraagt in 1947 aan Smekens om een ontwerp te maken voor het herbouwen van zijn woning aan de Della Faillelaan 62 (cat.43). 289 Deze verbouwing is uiteindelijk niet uitgevoerd. Het is een kubusvormige woning onder
287
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Sart-lez-Spa (geen adres) (1935). AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Ahornenlaan, Antwerpen (Wilrijk) (1940). 289 AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Della Faillelaan 62, Antwerpen (Wilrijk) (1947). 288
86
een tentdak met centrale inkom (cat.43A). De planopbouw en opstand doen heel sterk denken aan Smekens’ eigen woning uit 1922 hier recht tegenover. Op het gelijkvloers vinden we een centrale hal met daar rond een vestiaire, bureel, salon, eetkamer, “office” en keuken (cat.43B). De vier slaapkamers, badkamer en toilet liggen op de eerste etage (cat.43C).
VII.4 Voorontwerp Appartementsgebouw Lombardenvest 14-16-18 (1948)
Paul Smekens tekent in 1948 een voorontwerp voor een appartementsgebouw aan de Lombardenvest in Antwerpen voor rekening van mevrouwen G. en H. Nyssens (cat.44). 290 Het dossier bevat ook een ingekleurde ontwerptekening van het project (cat.44A). Het appartementsgebouw van vier bouwlagen heeft een centrale inkom met aan weerskanten een winkelruimte met woonst (cat.44B). De traphal is, net als bij Smekens andere ontwerpen voor appartementsgebouwen, centraal gelegen. Elke verdieping bestaat uit twee wooneenheden met vestibule, woonkamer, keuken met terras, badkamer en slaapkamer (cat.44C). Het gebouw dat nu op deze plaats staat is in 1954 door architect Gruyaert gerealiseerd. 291
VII.5 Ontwerp Internaatsgebouw voor het Institut Universitaire des Territoires d’Outre-Mer (1952)
Het ontwerp kadert in een wedstrijd van het Institut Universitaire des Territoires d’Outre-Mer voor een internaatsgebouw aan de Middelheimlaan in Antwerpen (cat.45). 292 Smekens legt zijn visie over het ontwerp uit aan de hand van illustraties. Dit zijn losse schetsen die een beeld moeten geven van het uiteindelijke resultaat en zijn standpunt visueel maken. Het project omvat een gebouw van 132 kamers en gemeenschappelijke voorzieningen (cat.45A). Er worden ook dubbele kamers voorzien voor broers, neven en vrienden. De ziekenboeg wordt op de hoogste verdieping ingericht. Het uitzicht van het terrein bepaalt de verdeling van de gebouwen. De relatie binnen-buiten is heel belangrijk en de oriëntatie wordt bepaald door de middagzon (cat.45B). Er wordt gezorgd dat in de kamers voldoende licht binnenvalt. Lichte materialen, sobere esthetiek en 290
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Lombardenvest 14-16-18, Antwerpen (1948). SAA, Modern Archief, MA-BD 18/32150, bouwdossier Lombardenvest 14-16-18, Antwerpen (1954). 292 AA, Fonds Paul Smekens, Wedstrijden, Internaatsgebouw voor het Institut Universitaire des Territoires d’Outres-Mer, Antwerpen (1952). 291
87
een
vrije
circulatie
zijn
een
grote
bekommernis
van
Smekens.
De
gemeenschappelijke voorzieningen zijn centraal in de tuin voorzien. Via een pergola wordt het hoofdgebouw met de turnzaal verbonden, die in directe relatie staat met de sportterreinen (cat.45C).
VII.6 Voorontwerpen Villa Serrure (1954)
In 1954 maakte Smekens voor de heer Serrure verschillende voorontwerpen voor een landhuis te Hove (cat.46). 293 Het gaat om twee ontwerpen voor het exterieur, met verschillende plannen. Het eerste ontwerp heeft een L-vormig grondplan en een exterieur dat wordt gekenmerkt door grote vensters (cat.46A,46B,46C). Het tweede ontwerpt is een landhuis in hoevestijl (cat.46D). Smekens heeft hiervoor verschillende indelingen van het interieur uitgewerkt, waarvan één met centrale ronde traphal (cat.46E,46F). Op het gelijkvloers vinden we steeds een hal met vestiaire en toilet, woonkamer, keuken, bureau en kamer (cat.46B,46E). De badkamer en drie slaapkamers liggen op de eerste etage (cat.46C,46F). Het ontwerp is niet uitgevoerd.
VII.7 Ontwerp Villa Sluys (1962)
Paul Smekens ontwerpt in 1962 een landhuis voor Klaas Sluys in de Acacialaan te Boechout (cat.47). 294 De bouwaanvraag wordt door de gemeente Boechout geweigerd omdat de woning hoger is dan de maximaal toegelaten bouwhoogte van 7 meter. 295 De rechthoekige villa heeft twee bouwlagen onder een zadeldak met drie dakkapellen voor- en achteraan. De plannen en de ingekleurde ontwerptekening laten een verschillende gevelopbouw zien. Op de plannen bestaat de voorgevel uit drie traveeën met links vier kleine venstertjes op elke verdieping, in het midden de voordeur met daar rond rechthoekige ramen en rechts twee garagepoorten en een venster op de eerste verdieping (cat.47B). Op de ingekleurde tekening zien we rechts een grote verticale venster die over de twee verdiepingen verdeeld wordt (cat.47A). De rest van de gevel wordt gekenmerkt door een reeks van zeven vensters op elke verdieping. De voordeur is hier niet voorzien in de voorgevel. Het gelijkvloers bestaat uit een inkomhal,
293
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Hove (geen adres) (1954). AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Klaas Sluys, Acacialaan, Boechout (1962). 295 Archief Gemeente Boechout, 1963/073, bouwdossier Klaas Sluys, Acacialaan, Boechout (1962). 294
88
vestiaire met toilet, atelier, “office”, keuken, woonkamer, eetkamer, garage en ruimte voor het tuingerei, waar zich een trap naar de eerste verdieping bevindt (cat.47C). Dit deel waar een slaapkamer, toilet, badkamer en meidenkamer is voorzien, is apart van de rest van de eerste verdieping en is waarschijnlijk voorbehouden voor het dienstpersoneel (cat.47D). Op de eerste verdieping liggen verder nog drie slaapkamers, waarvan één met badkamer, een kleedkamer, badkamer en recreatiezaal. Deze kamers zijn toegankelijk via een trap in de inkomhal.
VII.8 Ontwerp Protestantse kliniek voor chronisch zieken (1962)
De vzw Stichting Marnix, onder het beheer van Klaas Sluys, geeft in 1962 aan Paul Smekens en Robert Marevoet de opdracht om een kliniek voor chronisch zieken te bouwen op de hoek van de Acacialaan met de Sportveldlaan in Boechout. 296 De bouwaanvraag wordt door de gemeente Boechout geweigerd door een wijziging in het Bijzonder Plan van Aanleg. Het Koninklijk Besluit van 8 februari 1960 laat op deze plek alleen nog villabouw toe. 297 De kliniek heeft drie bouwlagen en een half ondergrondse kelder. De verticale vensters over de hele hoogte van de gevel geven de traphallen aan. Het gebouw heeft een L-vormig plan met op het gelijkvloers in de ene vleugel kamers en in de andere vleugel operatiekamer, wachtkamers, consultatiekamer en laboratorium. Het dossier bevat geen plannen van de verdiepingen.
.
VIII. BESLUIT 296
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Stichting Marnix, Acacialaan, Boechout (1962). Archief Gemeente Boechout, 1962/032, bouwdossier Stichting Marnix, Acacialaan, Boechout (1962). 297
89
Bij de aanvang van deze licentiaatsverhandeling stelden zich verschillende vragen waarop een antwoord moest gevonden worden doorheen het onderzoek naar het na-oorlogse oeuvre van architect Paul Smekens. Deze onderzoeksresultaten zullen in dit besluit behandeld en gesynthetiseerd worden. Om de overzichtelijkheid van deze samenvatting te garanderen, wordt de onderverdeling van de hoofdstukken in de thesis aangehouden. Eerst komt de biografie aan bod, vervolgens wordt er dieper ingegaan op het oeuvre, met aandacht voor de verschillende kenmerken en invloeden.
VIII. 1 Biografie
Wanneer men het oeuvre van een architect bestudeert, is het essentieel om een goed beeld te krijgen van zijn leven. Verschillende factoren samen vormen immers iemands persoonlijkheid en hebben invloed op de denkwijze van de architect en de gebouwen die hij ontwerpt. Smekens heeft voornamelijk genoten van een klassieke opleiding, eerst aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen en later aan de Ecole des Beaux-Arts te Parijs. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vlucht hij naar Nederland, waar hij hele nieuwe stijlstromingen leert kennen. Het werk van Dudok, de Amsterdamse School en De Stijl zullen een grote invloed op hem hebben. De eenvoudige baksteenarchitectuur met evenwichtige composities zien we later in zijn eigen ontwerpen terugkomen.
Gedurende zijn carrière werkt Paul Smekens samen met verschillende architecten. Na een korte samenwerking met Jan Jacobs als beginnend architect associeert hij zich van 1922 tot 1927 met architect Van der Voodt. Vanaf 1951 werkt Smekens geregeld samen met zijn zoon Jan, tot 1957 wanneer deze laatste emigreert naar de Verenigde Staten.
Daarnaast is Smekens lid van allerlei verenigingen, waar hij in contact komt met verscheidene architecten en kunstenaars uit het Antwerpse. Hij wordt in 1918 de eerste voorzitter van de avant-gardegroep Moderne Kunst, in 1937 voorzitter van de architectuurafdeling van de groep “Antwerpen 1937” en van 1950 tot 1953 is Smekens voorzitter van de Koninklijke Maatschappij der Bouwmeesters van
90
Antwerpen. Hij geeft bovendien van 1939 tot 1953 les aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten te Antwerpen.
Paul Smekens houdt zich echter niet alleen bezig met de praktijk van de architectuur, maar is ook actief als theoreticus. De twee publicaties van zijn hand, Interieurkunst (1946) en Oude poortjes in Antwerpen (1951), zijn in voorgaande studies over Smekens nog nooit besproken. Hij pleit in Interieurkunst voor stijlvol en eigentijds wonen met modern en functioneel wooncomfort, maar met respect voor traditionele accenten. Hij illustreert zijn standpunt met talrijke voorbeelden. Oude poortjes in Antwerpen is ontstaan uit de wens om ons erfgoed in kaart te brengen en te behouden. Hierin spreekt zijn karakter van gematigd modernist. Smekens wil een moderne vormgeving voor nieuwe ontwerpen, maar met respect voor de bestaande historische context.
VIII.2 Oeuvre
De carrière van Paul Smekens loopt van 1920 tot 1965. In deze periode breken twee wereldoorlogen uit en vinden er heel wat sociale en culturele veranderingen plaats. Dit zal zich manifesteren in zijn ontwerpen. Door de oorlogen staat een groot deel van zijn oeuvre in het teken van de wederopbouw. Ook zullen deze een ommekeer veroorzaken in zijn manier van denken en ontwerpen. Hij brengt de eerste oorlogsperiode door in Nederland, waar hij rechtstreeks in contact komt met de ontwerpen van Dudok, de Amsterdamse School en De Stijl. Smekens’ startperiode van 1920 tot 1924 draagt nog sterk de stempel van zijn academische opleiding, maar zijn realisaties van 1924 tot 1932 hebben een kubistische vormentaal. De opdeling van volumes in kleinere delen en het gebruik van luifels, terrassen, horizontale lijsten,... zorgen ervoor dat hij een van de meest kenmerkende architecten in het Antwerpse tijdens het interbellum wordt. Smekens is een gematigd modernist, die gelooft dat de moderne vormentaal ook kan toegepast worden met traditionele baksteenarchitectuur.
Vanaf 1933 tot
Wereldoorlog II evolueren ontwerpen naar een gematigde Nieuwe Zakelijkheid. De vormgeving wordt strakker en de differentiëring van de gevels verdwijnt. Deze versobering zal zich verder zetten in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. Dit uit zich in strakke, horizontaliserende gevels zonder veel versiering. Zijn ontwerpen zijn strak, rationeel en functioneel. Een deel van zijn ontwerpen voor landhuizen in
91
deze periode zijn erg bescheiden, conservatief qua vormgeving en beïnvloed door streekeigen karakteristieken.
Praktische
indeling,
comfort,
integratie,
zuiverheid
en
economie
zijn
sleutelwoorden in de ontwerpen van Paul Smekens. Zijn architectuur van wordt over het algemeen gekenmerkt door vier specifieke aandachtspunten. Het plan moet zo economisch mogelijk zijn en gemakkelijke circulatie vooropstellen. De gang vormt een sas tussen de voor- en achterzijde van de woning. Hij blijft zich echter vasthouden aan de traditionele indeling van de woning, met vaste functies voor elke kamer. Een volledig vrij plan zoals de modernisten nastreven zien we bij hem niet. De woonkamer ligt in de woonhuizen steeds achteraan, waar men kan genieten van het zicht op de tuin. In de appartementen is de woonkamer over het algemeen vooraan voorzien, met zicht op de straat. Alle technische voorzieningen zijn geconcentreerd langs de achterzijde, waardoor de voorgevel vormelijk en ruimtelijk kan uitgewerkt worden. De kamers worden op dergelijke manier in elkaar gepast dat de ruimte zo economisch mogelijk wordt gebruikt, maar toch voldoende ruimte voor circulatie geeft. Ten tweede moet het gebouw een eenvoudige en doeltreffende
constructie
hebben.
Als
pragmaticus
pleit
Smekens
voor
bouwwerken in goedkope en degelijke materialen zonder dure vormelijke details. Een rationele bemeubeling met een zo groot mogelijke flexibiliteit is het derde kenmerk van zijn architectuur. In 1946 verdedigt hij dezelfde stelling in zijn publicatie Interieurkunst. Het blijft echter bij theorie. Gedurende heel zijn carrière ontwerp hij slechts één interieur voor de woningen die hij realiseert, namelijk voor het dubbelhuis Verswyver te Antwerpen. Tenslotte schenkt hij veel aandacht aan de relatie interieur-exterieur door het gebruik van grote ramen en terrassen. Deze kenmerken komen ook terug in zijn niet-gerealiseerde ontwerpen.
Zowel voor als na Wereldoorlog II is individuele woningbouw de hoofdactiviteit van de architect. Paul Smekens ontwerpt zowel rijhuizen als landhuizen. In het interbellum bouwt hij vooral opbrengsteigendommen, wat neerkomt op een eengezinswoning met een aantal appartementen. De moeilijke economie en de grote woningnood in de stad maakt dit een stabiele belegging voor de eigenaar. Smekens’ ontwerpen voor landhuizen situeren zich voornamelijk in de jaren ’20 en de periode na Wereldoorlog II. De modernistische villa’s uit het interbellum met plat dak en een strakke vormentaal krijgen enkel navolging in zijn realisaties van landhuizen in de wijk rond het Nachtegalenpark. De andere ontwerpen van dit
92
woontype heel ingetogen met streekgebonden kenmerken. Na de Tweede Wereldoorlog wordt de bouw van individuele woonhuizen vanuit de overheid gestimuleerd via het premiestelsel van de Wet De Taeye (1948). Smekens krijgt in deze periode veel opdrachten voor privé-huizen, zowel in de stad als in de randgemeenten.
In de jaren ’30 is hij vooral actief in de nieuwe Tentoonstellingswijk, waar hij zich naast eengezinswoningen toelegt op de bouw van opbrengsthuizen en wooncomplexen, waar hij verschillende gezinnen groepeert in een soort van eenheidsbebouwing. Deze ervaring zorgt ervoor dat Smekens na Wereldoorlog II de opdracht krijgt om verschillende appartementen te ontwerpen. Vooral voor de Entreprises Amelinckx werkt hij dit woontype verder uit. De gesaneerde gronden in de stad worden vervangen door hoogbouw. Het zijn rationeel en functioneel opgebouwde appartementsgebouwen met alle moderne comfort voor de bewoners. Ook de bouw van heel diverse opdrachten behoort tot zijn oeuvre. Die hebben vaak een heel eigen vormgeving omdat het om specifieke opdrachten gaat. Toch kunnen we ook hier de strakke en sobere architectuur die typisch is voor Smekens terugvinden. Hierin kunnen we stellen dat het laat-modernistische Zeemanshuis, dat hij samen met Hendrik Wittocx heeft ontworpen, één van zijn belangrijkste
verwezenlijkingen
vormt.
Hij
maakt
eveneens
verschillende
ontwerptekeningen voor tentoonstellingen. Voor de Wereldtentoonstelling van 1930 te Antwerpen bouwt hij voor de firma Mirax een paviljoen in modernistische stijl. In 1935, 1937 en 1952 ontwerpt hij in opdracht van de heer Wolf drie paviljoenen met Midden-Amerikaanse thema’s. Deze zijn bedoeld voor de Wereldtentoonstelling te Brussel (1937),
deze te Parijs
(1937) en de
Tentoonstelling van Mexicaanse folklore en toerisme in Brussel (1952).
Opvallend is dat Smekens’ werkterrein gedurende heel zijn carrière hoofdzakelijk in dezelfde twee Antwerpse stadsdelen ligt, namelijk de buurt rond het Nachtegalenpark en de Tentoonstellingswijk. Na Wereldoorlog II wordt zijn opdrachten uitgebreid naar de randgemeenten in een brede gordel rond Antwerpen. De stad barst tijdens het interbellum uit haar voegen en steeds meer mensen verlaten de stad om zich in de randgemeenten te vestigen. Nieuwe wijken zoals de buurt rond het Nachtegalenpark en de Tentoonstellingswijk moeten de expansie van de bevolking enigszins opvangen. Zowel voor als na Wereldoorlog Twee zullen op deze plaatsen veel nieuwe huizen gebouwd worden. Na 1945
93
wordt zijn werkterrein echter uitgebreid naar de randgemeenten die verder van Antwerpen gelegen zijn, zoals Brasschaat, Kapellen en Boechout. De Wet De Taeye zorgt eveneens voor de spreiding van de bevolking en de verkaveling van landelijke streken. Ook wordt het platteland beter toegankelijk door de uitbreiding van auto- en spoorwegen.
Opdrachtgevers van architect Smekens zijn vooral afkomstig uit de gegoede middenklasse. Dit zien we duidelijk in de ontwerpen voor woningen. Er zijn voornamelijk in het interbellum voorzieningen aanwezig voor dienstpersoneel. Ook is op alle plannen een badkamer voorzien. Dit is voor het grootste deel van de bevolking slechts toegankelijk vanaf de vijftiger jaren. Daarnaast is een garage geen evidentie. Voor Wereldoorlog II konden alleen de hogere inkomgroepen zich een auto veroorloven.
Paul Smekens bouwt zijn netwerk van opdrachtgevers uit in de nieuwe wijken in Antwerpen. Hij gaat hier ook zelf wonen. In 1922 bouwt hij een eigen huis aan de Della Faillelaan in de buurt van het Nachtegalenpark. Hier krijgt hij in deze periode verschillende opdrachten voor de bouw van landhuizen. In 1934 verhuist hij met zijn gezin naar een zelf ontworpen wooncomplex aan de Camille Huysmanslaan. De Tentoonstellingswijk is volop in opbouw en Smekens realiseert hier in de jaren ’30 maar liefst 14 bouwwerken. In dezelfde wijk bouwt hij ook samen met zijn zoon Jan twee appartementenwoningen, waar hij in 1950 gaat wonen. Door in deze wijken een eigen huis te ontwerpen bouwt hij waarschijnlijk een netwerk van potentiële opdrachtgevers uit. De buurtbewoners maken zo kennis met zijn stijl en manier van ontwerpen. Het persoonlijke contact, dat er ongetwijfeld bestond tussen de mensen uit dezelfde wijk, bepaalde vermoedelijk mee de keuze voor een bepaalde architect bij de bouw van een nieuwe woning. .
Met deze licentiaatsverhandeling heb ik willen aantonen dat de na-oorlogse architectuur van Paul Smekens aan een grondige studie toe was. Het hoogtepunt van Paul Smekens’ loopbaan ligt duidelijk in het interbellum. Toch kan zijn laatmodernistische Zeemanshuis uit de vijftiger jaren beschouwd worden als één van zijn belangrijkste verwezenlijkingen. Ik heb getracht de lacune in het onderzoek op te vullen en de na-oorlogse ontwerpen van deze veelzijdige architect onder de aandacht te brengen.
94
IX. BIBLIOGRAFIE IX.1 Literatuur
IX.1.1 Boeken
BEKAERT, GEERT & FRANCIS, STRAUVEN, Bouwen in België, Brussel, Nationale confederatievan het bouwbedrijf, 1971.
95
BEKAERT, GEERT, Hedendaagse architectuur in België, Tielt Uitgeverij Lannoo, 1995.
Belgisch Staatsblad, Jaargang 1954, Brussel, Drukkerij van het Belgisch Staatsblad, 1954.
CLEMENT, T., GHOBERT, J. & HUART, C. Nos anciennes constructions rurales en Belgique, Brussel, H. Lamertin, 1914.
CULOT, M. & F. TERLINDEN, Antoine Pompe et l’effort moderne en Belgique 1890-1840 (tent.cat), Brussel, Editions du Musée Ixelles, 1969.
EYCKERMAN, TIJL, Gids voor Antwerpen. Moderne architectuur, Turnhout, Brepols, 1989.
FEENSTRA, G., Tuinsteden en volkshuisvesting in Nederland en buitenland met een beknopt overzicht van woningwetgeving en crisismaatregelen, Amsterdam, Van Mantgem & De Does, 1920.
HASLINGHUIS, E.J. & H. JANSE, Bouwkundige termen: Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie, Leiden, Primavera Pers, 1997.
HEIRMAN, MICHIEL & LINDA VAN SANTVOORT, Gids voor architectuur in België, Tielt, Lannoo, 2000.
LAMPO, JAN, 50 jaar Internationaal Zeemanshuis Antwerpen, Antwerpen, Matrozenpaleis, 2005.
LAUREYS, DIRK, Bouwen in beeld: de collectie van het architectuurarchief van de Provincie Antwerpen, Turnhout, Brepols, 2004.
PLOMTEUX, GREET, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, Provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen 10n 2 (Ho-Ra), Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 1985.
96
PUNT, HENDRIK, 25 jaar Internationaal Zeemanshuis Antwerpen, Historisch overzicht, Antwerpen, 1979.
PUTTEMANS, PIERRE, Moderne bouwkunst in België, Brussel, Vokaer, 1975.
SMEKENS, PAUL, Interieurkunst, Antwerpen, De Sikkel, 1946.
SMEKENS, PAUL, Oude poortjes in Antwerpen, Antwerpen, De Sikkel, 1951.
SMETS, MARCEL, De ontwikkeling van de tuinwijkgedachte in België: Een overzicht van de Belgische volkswoningbouw 1830-1930, Brussel, Uitgeverij Pierre Mandaga, 1977.
Stad Antwerpen, Stadsproject Falconplein-Zeemanshuis: Resultaten van de Open Oproep, Antwerpen, Marjan Knockaert, 2005.
STEYAERT, RITA (ed.), Architectuurgids Antwerpen, Turnhout, Brepols, 1993. TIETZ, JÜRGEN, Geschiedenis van de architectuur in de 20e eeuw, Keulen, Könemann, 1998.
VAN AERSCHOT-VAN HAEVERBEECK, SUZANNE, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen – Stad Antwerpen 3nc, Turnhout, Brepols, 1989.
VAN LOO, ANNE (ed.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen, Mercatorfonds, 2003.
VANDENBREEDEN, JOS & FRANCE VANLAETHEM, Art deco en modernisme in België: architectuur in het Interbellum, Tielt, Lannoo, 1996.
WATKIN, DAVID, De westerse architectuur. Een geschiedenis, Nijmegen, Uitgeverij SUN, 2001.
IX.1.2 Bijdragen
97
BRAEM, RENAAT, Zeemanshuis, in: Bouwen en wonen, nr 6 juni 1956, p.249262.
COLAS, PIERRE R. en VOS, ALEXANDER W., Spel op leven en dood – het balspel van de Maya’s, in: Maya: De goddelijke koningen van het regenwoud, Keulen, Könemann, 2000, p.186-191.
DE HOUWER, VEERLE, De prijs Van de Ven 1928-1937. De eerste tien jaren van een Belgische architectuurwedstrijd, in: M&L, jg.17 nr.2, 1997, p.6-32.
DE LIGNE, JEAN, l’Architecture cubique en Belgique, in : l’Emulation, nr.3 maart 1929, p.21-28.
DE MEULDER, BRUNO, De Belgische stedenbouw en de belofte van welvaart 1945 -1975, in: Wonen in welvaart. Woningbouw en wooncultuur in Vlaanderen 1948-1973, Rotterdam, Uitgeverij 010, 2006, p.128-145.
DE VOS, J. (ed.), Nieuwe bouwkunst in België: jaarlijkse bouwkunstprijs Van de Ven, Brussel, in: De Bouwgids, jg.11 nr.6 juni 1929, p.139-143.
DETIÈGE, FRANS, Een Internationaal Zeemanshuis te Antwerpen, in: Antwerpen, tijdschrift der stad Antwerpen, 2e jaargang nr 1, maart 1956, p.10-13.
DETIÈGE, FRANS, Internationaal Zeemanshuis, in: Antwerpen, tijdschrift der stad Antwerpen, 16de jaargang nr1, april 1970, p.12-13. FLOUQUET, P.-L., La Maison des Marins, in: La Maison, nr 10 oktober 1955, p.312-313.
FLOUQUET, P.-L., Le scandale de l’Avenue de la Colonie, in : Bâtir, nr.44 juli 1936, p.760-764.
FLOUQUET, P.-L., Maison de week-end, in : Bâtir, nr.87 februari 1940, p.75.
GAUS, HELMUT, Een oude tijd voorbij, een nieuwe tijd aangebroken, in: De fifties in België (tent.cat.), Sint Niklaas, Agora, 1988, p.16-43.
98
GILLES, PIERRE, Anvers, centre d’action moderne, in: Bâtir, nr 52 februari 1937, p.1092-1096.
GILLES, PIERRE, Autour du logement idéal: Maison ou Appartement ?, in : Bâtir, nr.76 maart 1939, p.128-131.
Het Zeemanshuis is dood, lang leve het Zeemanshuis!, in: De Standaard, 4-5mei 2005, p.46.
HEYNS, MAUREEN, De krotwoning als ‘Sociaal Probleem nr.1’. De Wet inzake Krotopruiming van 1953 en de sanering van de oude stadswijken, in: Wonen in welvaart. Woningbouw en wooncultuur in Vlaanderen 1948-1973, Rotterdam, Uitgeverij 010, 2006, p.147-162.
Immeubles d’appartements à Anvers, in : Le Document d’ architecture, jg.12 nr.4 april 1936, p.56.
Informations: Prix d’architecture Van de Van, in: Le Document, jg.15 nr.10 1939, p.35.
MEGANCK, LEEN, Doet u aan familieleven? Planindeling en comfort in de Gentse interbellumwoning, in: Gentse bijdragen tot de Interieurgeschiedenis, Leuven, Peeters, 2004 (vol. 33), p.149-177.
POULAIN, N., Het paviljoen als ornament, in: De panoramische droom. Antwerpen en de wereldtentoonstellingen 1884-1895-1930, Antwerpen, 1993, p.229.
Prix d’architecture Van de Ven pour 1940, in: Bâtir, nr.86 januari 1940, p.35.
SERNEELS, H., Paul Smekens: un architect de qualité, in : Bâtir, nr.44 juli 1936, p.766-767.
STEPHANY, PIERRE, Een nieuwe Belle Epoque, in: De fifties in België (tent.cat.), Sint Niklaas, Agora, 1988, p.44-67.
99
STRAUVEN, FRANCIS, Het lelijkste land?, in: De fifties in België (tent.cat.), SintNiklaas, Agora, 1988, p.268-281.
THEUNIS, KATRIEN, De Wet De Taeye. De individuele woning als bouwsteen van de welvaartsstaat, in: Wonen in welvaart. Woningbouw en wooncultuur in Vlaanderen 1948-1973, Rotterdam, Uitgeverij 010, 2006, p.67-77.
TIJS, R., De relatie Le Corbusier-Smekens en het stadsbestuur bij het bouwen van het Huis Guiette, in: Antwerpen, 1987, p.92-102.
VAN HERCK, KARINA & TOM AVERMAETE, Wonen in welvaart in de jaren vijftig en zestig, in: Wonen in welvaart. Woningbouw en wooncultuur in Vlaanderen 1948-1973, Rotterdam, Uitgeverij 010, 2006, p.54-59.
IX.2 Geschreven bronnen
IX.2.1 Onuitgegeven bronnen
IX.2.1.(1) Archiefdocumenten SAA
SAA, Modern Archief, MA-BD 1922/12589, bouwdossier Della Faillelaan 63, Antwerpen (1922).
SAA, Modern Archief, MA-BD 1926/25629, bouwdossier Kruishofstraat 28-30-32, Antwerpen (1926).
SAA, Modern Archief, MA-BD 1926/24431, bouwdossier Della Faillelaan 73, Antwerpen (1926).
SAA, Modern Archief, MA-BD 1932/42977, bouwdossier Camille Huysmanslaan 67, Antwerpen (1932).
SAA, Modern Archief, MA-BD 1933/44768, bouwdossier Volhardingstraat 32, Antwerpen (1933).
100
SAA, Modern Archief, MA-BD 1933/43485: bouwdossier Pol de Montstraat 2-10 (hoek Volhardingstraat en Edgard Casteleinstraat), Antwerpen (1933).
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/00228 : bouwdossier Volhardingstraat 26 – Alfred Coolsstraat, Antwerpen (1934).
SAA, Modern Archief, bouwdossier Tentoonstellingslaan (hoek Waelrantstraat – Volhardingstraat), Antwerpen (1935).
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/26866, bouwdossier Tentoonstellingslaan 21, Antwerpen (1950).
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/27061, bouwdossier Waelrantstraat 3, Antwerpen (1950).
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/27770, bouwdossier Falconrui - Generaal Belliardstraat, Antwerpen (1950).
SAA, Modern Archief, MA12568, bouwdossier Falconrui - Generaal Belliardstraat, Antwerpen (1950).
SAA, Modern Archief, MA26032 : bouwdossier Zeemanshuis, Falconrui – Generaal Belliardstraat, Antwerpen (1950).
SAA, Modern Archief, MA 26033, bouwdossier Zeemanshuis, Falconrui – Generaal Belliardstraat, Antwerpen (1950).
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/28089, bouwdossier Tentoonstellingslaan 23, Antwerpen (1951).
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/27456, bouwdossier Beatrijslaan 29, Antwerpen (1951).
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/29911, bouwdossier Tentoonstellingslaan 25, Antwerpen (1952).
101
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/29212, bouwdossier Edgard Casteleinstraat 7, Antwerpen (1952).
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/31541, bouwdossier Generaal Cabrastraat 5, Antwerpen (1953).
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/32449, bouwdossier Mechelsesteenweg 198, Antwerpen (1954).
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/32150, bouwdossier Lombardenvest 14-16-18, Antwerpen (1954).
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/36265, bouwdossier Volhardingstraat 49, Antwerpen (1956).
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/36318, bouwdossier Jan van Rijswijcklaan 271, Antwerpen (1956).
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/35306, bouwdossier Jan van Rijswijcklaan 273, Antwerpen (1956).
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/33317, bouwdossier Jan van Rijswijcklaan 275, Antwerpen (1956).
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/36636, bouwdossier Jan van Rijswijcklaan – Pestalozzistraat, Antwerpen (1956).
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/35915, bouwdossier Populierenlaan 1, Antwerpen (1956).
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/36611, bouwdossier Frankrijklei 84, Antwerpen (1957).
SAA, Modern Archief, MA-BD 18/38170, bouwdossier Eric Sasselaan 75, Antwerpen (1958).
102
IX.2.1.(2) Archiefdocumenten AA AA, Fonds Paul Smekens, Grote formaten en tekeningen, Hoeven en pastorieën in de Kempen en het Waasland (1916).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Olmendreef 13, Kapellen (1928).
AA, Fonds Paul Smekens, Grote formaten en tekeningen, Paviljoen Mirax – Wereltentoonstelling Antwerpen 1930 (1929).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Camille Huysmanslaan 67, Antwerpen (1932).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Volhardingstraat 32, Antwerpen (1933).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Pol De Montstraat 2-10 (hoek Volhardingstraat en Edgard Casteleinstraat), Antwerpen (1933).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Volhardingstraat 26 – Alfred Coolsstraat, Antwerpen (1934).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Wereldtentoonstelling 1935, Indiaans dorp, Brussel (1935).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Sart-lez-Spa (geen adres) (1935).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Wereldtentoonstelling 1937, Mexicaans paviljoen Chichén-Itzá, Parijs (1937).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Sorbenlaan 36, Antwerpen (Wilrijk) (1940).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Ahornenlaan, Antwerpen (Wilrijk) (1940).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Della Faillelaan 62, Antwerpen (Wilrijk) (1947).
103
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Tentoonstellingslaan 21, Antwerpen (1950).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Waelrantstraat 3 – Tentoonstellingslaan 25, Antwerpen (1950).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Zeemanshuis, Falconrui – Generaal Belliardstraat, Antwerpen (1950).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Tentoonstellingslaan 23, Antwerpen (1951).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Oedenrodelaan, Kapellen (1951).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Edgard Casteleinstraat 7, Antwerpen (1952)
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Tentoonstelling van Mexicaanse folklore en toerisme, Brussel (1952).
AA, Fonds Paul Smekens, Wedstrijden, Internaatsgebouw voor het Institut Universitaire des Territoires d’Outres-Mer, Antwerpen (1952).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Generaal Cabrastraat 5, Antwerpen (1953). AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Prins Albertlei 13, Kapellen (1954).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Mechelsesteenweg 198, Antwerpen (1954).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Fabrieksgebouw Ytobel, Zwijndrecht (Burcht) (1954).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Hove (geen adres) (1954).
104
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Volhardingstraat 51, Antwerpen (1956).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Jan van Rijswijcklaan 273, Antwerpen (1956).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Jan van Rijswijcklaan – Pestalozzistraat (1956).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Populierenlaan 1, Antwerpen (1956).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Frankrijklei 84, Antwerpen (1957).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Lombardenvest 14-16-18, Antwerpen (1948).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Zinkhoevelaan 12, Antwerpen (Wilrijk) (1959).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Bredabaan, Brasschaat (1959).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Korte Welvaartstraat 4, Boechout (1959).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Klaas Sluys, Acacialaan, Boechout (1962).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Stichting Marnix, Acacialaan, Boechout (1962).
AA, Fonds Paul Smekens, Foto’s en negatieven, Lombardenstraat 8, Antwerpen (1964).
AA, Fonds Paul Smekens, bouwdossier Lombardenstraat 8, Antwerpen (1964).
IX.2.1.(3) Archiefdocumenten Gemeente Boechout
105
Archief Gemeente Boechout, 1954/44, bouwdossier Korte Kroonstraat, Boechout (1954).
Archief Gemeente Boechout, 1959/26, bouwdossier Korte Welvaartstraat 2-4, Boechout (1959).
Archief Gemeente Boechout, 1962/006, bouwdossier Hovensesteenweg 8, Boechout (1962).
Archief Gemeente Boechout, 1963/073, bouwdossier Klaas Sluys, Acacialaan, Boechout (1962).
Archief Gemeente Boechout, 1962/032, bouwdossier Stichting Marnix, Acacialaan, Boechout (1962).
Archief Gemeente Boechout, 1964/117, bouwdossier Hovensesteenweg 8, Boechout (1964).
IX.2.1.(4) Licentiaatsverhandelingen
DINET,
PHILIPPE,
Paul
Smekens:
opleiding
en
architectuur
tot
1940,
onuitgegeven licentiaatsverhandeling Sint-Lucas Gent, 1979.
POELMANS, L., Antwerpen 1890-1940. Aanzet tot de moderne architectuur, onuitgegeven licentiaatsverhandeling NHIBS, 1974.
VANDEKERCKHOVE, FRANCISCA, De Tentoonstellingswijk te Antwerpen: een moderne woonwijk uit de jaren 30, onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent, 2002.
IX.2.1.(5) Andere onuitgegeven bronnen
106
Internationaal Zeemanshuis Antwerpen, in: Nieuwsbrief DOCOMOMO nl/be, Delft, stichting DOCOMOMO NEDERLAND (voorlopig onuitgegeven).
IX.3 Internetbronnen
AGVespa, Zeemanshuis-Falconplein, http://www.agvespa.be/site04/index.html.
Collectie
van
het
Architectuurarchief
van
de
Provincie
Antwerpen,
http://www.provant.be/vrije_tijd/cultuur/erfgoed/architectuurarchief/collectie/.
DOCOMOMO Belgium, www.docomomo.be.
Red het Zeemanshuis, www.redhetzeemanshuis.be.
Stadsarchief Antwerpen, http://stadsarchief.antwerpen.be.
Youtube Zeemanshuis, www.youtube.be/zeemanshuis.
Monumenten
en
Landschappen
Vlaanderen
Beschermd
erfgoed,
http://www.onroerenderfgoed.be.
SRNA, www.srna.be.
Ytong, www.xella.be/html/bel/be/ytong_materiaal.
Ytong, www.xella.be/html/bel/be/ytong_fabricatie.
107