I. Inleiding In dit inleidend deel wordt stilgestaan bij de keuze van het behandelde thema, het PalestijnsIsraëlisch conflict en bij de visie achter deze licentiaatsverhandeling. Dit laat toe duidelijkheid te geven over de invalshoek van waaruit het onderzoek gebeurt. Tot slot volgt reeds in dit inleidend gedeelte uitleg over de terminologie in deze verhandeling. Op deze manier zijn de redenen voor het al dan niet gebruiken van bepaalde benamingen van bij het begin bekend en duidelijk.
1.1. Onderwerp
Een vrijwilligerskamp in Palestina in september 2005 (met VIA, de Vlaamse tak van Service Civil International), waar werd gewerkt rond vrede en waar er een demonstratie was tegen de bouw van „de muur‟, was de aanzet van de keuze voor een studie in verband met het conflict tussen Israëli‟s en Palestijnen. De situatie waarin twee volkeren met getrokken messen tegenover elkaar staan en de gevolgen die dat voor beide partijen heeft, maken veel indruk. Het leven van de Palestijnen wordt tot op de dag van vandaag voor een groot stuk bepaald door de Israëlische bezetting. Aan de andere kant van „de muur‟ leven vele Israëli‟s in angst voor de mogelijke reacties van de Palestijnen op deze bezetting. Een wekenlang samenleven met Palestijnen met verschillende achtergronden en meningen gaf een goed beeld van hun gedachten, gevoelens, houding en visie op het conflict, in al zijn facetten. Na deze ingrijpende ervaring werd verdieping in het verloop van het conflict gezocht bij de lectuur van het boek van Alain Gresh Waarheden over een conflict.1 Het conflict in Palestina kende vele crisismomenten en vaak was elk gesprek onmogelijk. De bouw van „de muur‟ kan gezien worden als het toonbeeld –en voorlopig sluitstuk- van de onmacht tot dialoog. In een artikel uit De Standaard, Muren zijn teken van falend beleid en typisch voor ongelijke samenlevingen wordt terecht aangehaald dat het bouwen van een muur een teken van zwakte is. „Muren worden opgetrokken om problemen niet te moeten aanpakken of niet te moeten zien‟.2 Uit het bouwen van een muur tussen joden en Palestijnen, en tussen Palestijnen onderling kan niets goed voortkomen. Men kan geen mensen dichter bij elkaar brengen door ze van elkaar af te zonderen. 1
Gresh A., Israël, Palestina, waarheden over een conflict, Thoth, Bussum, 2003, 189 p. De Standaard, Muren zijn teken van falend beleid en typisch voor ongelijke samenlevingen, Maandag 3 september 2007, pp.16-17 2
1
Het (algemene) thema voor deze licentiaatsverhandeling was dus niet zo‟n moeilijke keuze. Het conflict in Palestina had mijn interesse dermate opgewekt dat ik er zoveel mogelijk over wou te weten komen. Een scriptie schrijven over een onderwerp dat me echt raakte, boeide en heel actueel was, was voor mij de perfecte motivatie. Na verschillende gesprekken met mijn promotor en Geert Castryck kreeg het concrete onderwerp van de thesis vorm. Het onderzoek zou bestaan uit een analyse van de joodse pers in België met betrekking tot het Palestijns-Israëlisch conflict.
1.2. Geïnformeerd, genuanceerd en geëngageerd
Vanuit het besef dat er door de opgedane ervaringen spontaan méér voeling was met het lijden van het Palestijnse volk kwam meteen de vraag hoe hiermee om te gaan bij het maken van een scriptie die het conflict in Palestina als thema heeft. Het boek van Ludo Abicht Eén maat en één gewicht, een kritisch essay over Israël-Palestina hielp hierbij op weg. Dit werk is opgebouwd rond drie pijlers: informatie, nuancering en engagement.3 Deze invalshoek sprak bijzonder aan en werd bij het maken van deze scriptie dan ook een leidraad. Onder „geïnformeerd‟ wordt begrepen dat, om de huidige situatie in het Midden-Oosten te begrijpen, men op zoek moet gaan naar de diepe en taaie wortels van dit conflict. Men dient op zoek te gaan naar de scharniermomenten die de verhouding tussen joden en de niet-joodse meerderheid heeft bepaald en te achterhalen welke stappen beide groepen tot een dergelijke impasse hebben gevoerd. Geïnformeerd zijn is ook de wil hebben om de feiten volledig en accuraat onder ogen te zien.
Men mag de bedenkingen en argumenten van één van de twee kampen niet negeren. Na grondige studie kan men als onderzoeker echter wel de specifieke argumenten van één van beide tegenstrevers laten doorwegen. Dit noemt Abicht nuanceren: zich zo volledig mogelijk informeren, voldoende kritisch blijven tegenover elk van de informanten of bronnen en het ene feit of argument tegen het andere afwegen. De historische en morele complexiteit van de situatie moet worden erkend. In een onderzoek met dergelijk gevoelig thema dient men elk woord dus goed te overwegen en te motiveren.
3
Abicht L., Eén maat en één gewicht, Een kritisch essay over Israël-Palestina, Pelckmans-Klement, KapellenKampen, 2002, p.18
2
Als derde punt stelt Abicht dat te veel nuanceren tot immobiliteit leidt. Het volstaat inderdaad niet aandachtig naar alle verhalen en interpretaties te luisteren, wanneer men niet bereid is uiteindelijk toch een onderscheid te maken en zich te engageren. Wanneer men zich voldoende bewust is van dit engagement, kan men het door middel van voortdurende zelfkritiek heel goed bewaken. Zoals Jean-Paul Sartre het zegt heeft „niemand die zich door middel van een zorgvuldige en wetenschappelijk objectieve studie van de feiten grondig geïnformeerd heeft, waarbij hij zich bewust geworden is van de complexiteit van religieuze, sociale en politieke conflicten, het recht zich aan zijn verantwoordelijkheid tot handelen te onttrekken‟. Abicht concludeert hieruit dat men „partij moet kiezen zonder partijdigheid‟, maar die „partij‟ is altijd de mens in zijn zwakste positie, „het naakte gelaat van de ander‟.4 Daarbij moet men echter in het volle besef zijn dat ook deze zwakke partij fouten maakt. In het conflict tussen Israëli‟s en Palestijnen zijn de laatsten vandaag zonder enige twijfel de zwaksten. Volgens Abicht hoeft dergelijke ethische keuze niets met partijdigheid te maken te hebben. De Israëli‟s en joden uit de diaspora die zich dag na dag inzetten voor een rechtvaardige behandeling van de Palestijnen bewijzen dit.5 Ook een van de New Historians, Avi Shaim, (cfr. infra) doet „een oproep aan de sterke en machtige kant in het conflict om zijn politieke moed te tonen en te trachten een rechtvaardige oplossing te vinden aan de onderhandelingstafel, zonder hierbij steeds terug te vallen op de dreiging met militaire middelen‟.6 Zolang men ook op een correcte en even kritische wijze oog heeft voor de fouten en gruwelen van de zwakste – men mag ze verklaren maar niet verdedigen of goedpraten- , kan boven beschreven ingesteldheid een objectief wetenschappelijk onderzoek niet in de weg staan.
1.3. Taalgebruik
In dit onderzoek waarbij wordt nagegaan hoe de joodse periodieken in België berichten over het conflict in Palestina moet men zich op voorhand goed realiseren dat het eigen taalgebruik
4
Abicht L., Eén maat en één gewicht, Een kritisch essay over Israël-Palestina, Pelckmans-Klement, KapellenKampen, 2002, p.144 5 Abicht L., loc.cit. 6 Shaim A., The iron wall, Israel and the Arab world, 2000, pp.422-423
3
ook „geladen‟ of „gekleurd‟ kan zijn. Daarom worden bepaalde elementen van het woordgebruik van deze scriptie op voorhand verduidelijkt en gemotiveerd.
Sommigen menen dat het jodendom een samengaan is van religieuze en etnische identiteit, en omdat volkeren meestal met een hoofdletter geschreven worden, men „Jood‟ moet schrijven.7 De belijders van een geloof of religie worden in dit onderzoek –in navolging van het Groene Boekje- echter benoemd met een kleine letter. Zo wordt niet „Jood‟, maar ‟jood‟ geschreven, net zoals moslim met een kleine letter wordt geschreven.
De inwoners van het oude Israël heten Israëlieten, de inwoners van de staat Israël zijn Israëli‟s. De inwoners van Palestina krijgen de naam Palestijnen, bewoners van het historische Palestina. In het begin wordt er een onderverdeling gemaakt tussen joodse –en Arabische Palestijnen, maar die valt weg vanaf de oprichting van de staat Israël in 1948.
Vanuit de overtuiging dat het conflict in Palestina er geen is tussen twee godsdiensten of beschavingen, maar tussen twee volkeren –Israëli‟s en Palestijnen- is er geen sprake van „het conflict tussen joden en moslims‟. Het conflict zal aangeduid worden als „het conflict in Palestina‟, waarmee het historische Palestina wordt benoemd, waarbinnen de Israëlische staat werd opgericht. Men kan ook spreken over het Palestijns-Israëlisch conflict waarbij deze benaming bedoeld is op de volkeren en niet op de landen. Daarmee distantieert men zich van het feit dat de ene regio een officieel erkende staat is en de andere niet. Verder zal „de muur‟ die door Israël gebouwd wordt in en door de bezette gebieden niet aangeduid worden als „veiligheidsmuur‟. In deze context kan men pas over veiligheid praten indien er veiligheid is voor allen. Weinig Palestijnen zullen zich veilig voelen onder het systeem van checkpoints en metershoge betonnen muren, zeker wanneer ze afgesloten zijn van levensnoodzakelijke voorzieningen. Men zou zich trouwens ook kunnen afvragen of deze muur veiligheid biedt voor de Israëli‟s, een discussie die hier niet gevoerd moet worden. Ook wordt het woord „apartheidsmuur‟ niet gehanteerd daar ook deze benaming een heel subjectieve en beladen weergave is van de werkelijkheid. Daarom is er in het betoog gewoon sprake van „de muur‟ of „scheidingsmuur‟. De „scheiding‟ slaat hierbij niet enkel op de
7
Smelik K., Herleefde Tijd, Een Joodse geschiedenis, Acco, Leuven/Voorburg, 2004, p.13
4
scheiding tussen Israël en de bezette Palestijnse gebieden, maar ook op het feit dat de muur binnen de bezette Palestijnse gebieden heel wat regio‟s en mensen van elkaar scheidt.
Zoals in de voorgaande paragraaf reeds duidelijk werd zal het gebied waar de Palestijnen nu wonen, niet gewoon als Palestina of „de autonome gebieden‟ worden benoemd. Na de Zesdaagse oorlog in juni 1967 zijn deze gebieden bezet door Israël en ze zullen dus aangeduid worden als de bezette Palestijnse gebieden. In de context van de periode voor de Zesdaagse oorlog worden ze de Palestijnse gebieden genoemd.
Ter afsluiting van dit deel over het woordgebruik wordt nog vermeld dat bij het opnemen van citaten of het gebruik van officiële namen en titels de schrijf -of zegswijzen van de auteurs worden overgenomen.
5
II. Probleemstelling Deze licentiaatsverhandeling wil bijdragen tot het onderzoek naar de houding van de Belgische joden ten opzichte van het Palestijns-Israëlisch conflict. Een analyse van de berichtgeving van de joodse pers in België met betrekking tot het conflict biedt een mogelijkheid deze houding(en) te achterhalen. Deze methode lijkt overigens ook de meest werkbare en realistische. Het joodse perslandschap in België heeft een groot draagvlak (veel lezers) en is erg divers. Uit gesprekken met Geert Castryck bleek dat de joodse pers in België voldoende aandacht besteedt aan het Palestijns-Israëlisch conflict. Een analyse van de Belgische joodse pers zou dus voldoende gegevens opleveren voor het onderzoek.
Sophie Declercq bood reeds een duidelijke kijk op De berichtgeving in de Belgische joodse pers over het Israëlisch-Palestijns conflict voor de periode 1987-1995.8 Bij dit onderzoek ging ze systematisch te werk en koos ze dus niet voor een analyse van momentopnamen. Deze – korte - periode werd dus heel diepgaand onderzocht. Ook Geert Castryck bekeek in HaTiqwah, de houding van de Joodse pers in België tegenover de staat Israël een specifieke periode -1965-1980- van nabij en koos daarbij voor een ruimere thematiek.9
De brede aanpak van dit onderzoek bestaat erin de houding van de Belgische joodse pers ten opzichte van het Palestijns-Israëlisch conflict te bestuderen on the long run, vanaf de oprichting van de staat Israël tot op heden (1947-2007). Dit is een voorlopige, theoretische afbakening. De centrale vraag is: „Hoe berichten de Belgische joden over het conflict in Palestina en over de verschillende partijen?‟. Hoofdbedoeling is te achterhalen of – en in welke richting - deze houding door de jaren heen evolueert. Bedoeling is de –eventuele- evolutie in kaart te brengen per periodiek, alsook na te gaan of er een algemene evolutie merkbaar is.
Hoe schrijft men over de staat Israël, haar leiders en politiek met betrekking tot het conflict? Hoe worden de Palestijnen, de leiders en hun aanpak voorgesteld? Is er kritiek op de staat Israël en haar leiders mogelijk? Komen de achterliggende oorzaak, de gedachten en gevoelens 8
Declercq S., Een analyse van de berichtgeving in de Belgische joodse pers over het Israëlisch-Palestijns conflict, 1987-1995, licentiaatsverhandeling ugent, 2003, 168 p. 9 Castryck G., Ha-Tiqwah, de houding van de Joodse pers in België tegenover de staat Israël, 1965-1980, licentiaatverhandeling ugent, 1997, 180 p.
6
aan bod? Met andere woorden, staat men stil bij het „waarom‟? In hoeverre is er begrip voor (daden) van de andere? Is er plaats voor zelfkritiek? Belangrijk bij dergelijke analyse is vooral oog te hebben voor de benamingen –woordenschatvan personen, groepen, zaken, instituten. Welke metaforen worden er bijvoorbeeld gebruikt om Israël, Palestina of andere Arabische staten en hun inwoners te benoemen? Bij de uiteenzetting van de methode zal de aandacht voor de taal nog duidelijk worden.
Naast de analyse wil het onderzoek dus de nadruk leggen op evolutie. Worden er door de jaren heen vaste voorstellingen opgebouwd? Ontstaan er mythes; feiten waaraan niemand nog twijfelt? De hamvraag zal zijn of de voorstellingen doorheen de tijd wijzigen. Wordt men meer of minder kritisch ten aanzien van de „eigen‟ zijde en wat kunnen daarvan de oorzaken zijn? Is er sprake van een stijgend of dalend begrip voor de Palestijnen en kunnen we dit verklaren?
Dit onderzoek probeert dus na te gaan hoe een onrechtstreeks betrokken groep (Belgische joden) een conflict (Palestijns-Israëlisch) beleefd, in hoeverre men kritisch kan zijn voor beide partijen (Palestijnen en Israëli‟s) en of hierin een evolutie bestaat.
Hoe de andere partij (Palestijnen en Arabieren) dit conflict beleven, in hoeverre zij kritisch zijn voor beide partijen en of hierin een evolutie bestaat komt in deze scriptie niet aan bod. Het zou inderdaad heel relevant zijn beide houdingen met elkaar te confronteren, maar dit wordt in dit onderzoek niet behandeld.
De concrete aanpak van deze probleemstelling wordt verder toegelicht bij de beschrijving van de methode van het onderzoek. Het heeft weinig zin om reeds in dit stadium van het betoog in detail te treden met betrekking tot de specifieke onderzoeksmethode.
7
III. Achtergrond van het onderzoek Een onderzoek naar de houding van de joodse pers in België met betrekking tot het PalestijnsIsraëlisch conflict kan niet zonder voorafgaande studie van de geschiedenis van de joden enerzijds en van het conflict in Palestina anderzijds. De geschiedenis van de joden was heel belangrijk in het vormen van hun identiteit. Daar het onderzoek peilt naar de visie van de (Belgische) joden is een overzicht van hun verleden dan ook onontbeerlijk voor een geïnformeerd en genuanceerd inzicht. Ook een goed en volledig overzicht van de geschiedenis en het verloop van het conflict in Palestina is van groot belang. Enkel tegen de achtergrond van deze geschiedenis kunnen we een correcte analyse maken van wat de joodse pers hierover schrijft.
3.1. De geschiedenis van de joden
Dit hoofdstuk over de geschiedenis van de joden wordt opgedeeld in 2 delen. Eerst wordt de geschiedenis van de joden in het oude Israël tot 135 na Christus besproken. Dan volgt de joodse aanwezigheid in België vanaf de 4e eeuw na onze tijdrekening. Er wordt bewust gekozen om de algemene joodse geschiedenis in de diaspora niet te beschrijven. De hele joodse geschiedenis uit de doeken doen is in het kader van dit onderzoek niet opportuun. De situatie van de joden in België (periodes van relatieve tolerantie en periodes van vervolging) is ook deels representatief voor vele joden in de diaspora.
3.1.1. In het oude Israël tot 135 na Christus
Naar het voorbeeld van Ludo Abicht in Eén maat, één gewicht begint het verhaal van de joden omwille van wetenschappelijke redenen met de migratie van een aantal nomadenstammen naar Kanaän rond het midden van de dertiende eeuw voor onze tijdrekening.10 „Deze stammen spraken Hebreeuws, een Semitische taal, en vertelden dat ze op Gods bevel onder leiding van Mozes en diens broer Aäron de slavernij van Egypte ontvlucht waren. Waarschijnlijk verenigden ze zich in Kanaän met verwante stammen die,
10
„Het is wetenschappelijk bijna onmogelijk om de historische kernen van waarheid van de mythen te onderscheiden in de Thora. Daarom beginnen we ons verhaal niet met de patriarchen, over wie in feite weinig met zekerheid geweten is.‟ Uit: Abicht L., op.cit.,p.21
8
evenals zij, oorspronkelijk uit Mesopotamië naar deze regio geëmigreerd waren en begonnen ze aan de verovering van het land.‟11 „Over hun god beweerden ze dat hij één was en almachtig, wat hen onvermijdelijk in conflict bracht met de andere stammen in de regio, die polytheïsten waren.‟12 „De tweede boodschap die de Hebreeuwse nomaden brachten, was zo mogelijk nog schokkender dan hun monotheïsme: hun God, Jahwe, had hen herhaaldelijk via hun voorouders, de patriarchen Abraham, Isaak en Jacob, dit land als eeuwig en onvervreemdbaar erfgoed toebedeeld. De claim op het Beloofde Land vormde daarmee één van de kernstukken van de Hebreeuwse ideologie. En daar er slechts één ware God bestond en zijn bevelen en beloften absoluut waren, kon over die claim onmogelijk onderhandeld worden, zonder Gods uitgesproken wil te negeren.‟13
Waarschijnlijk door een combinatie van hun militaire overmacht en hun rotsvast geloof in Gods zegen, slaagden de Hebreeërs erin een paar eeuwen later Jebus, het oude Kanaänitische Jeruzalem, op de Jebusieten te veroveren en onder leiding van koning David het rijk Israël te vestigen. Israël slaagde erin de andere stammen in Kanaän ofwel te onderwerpen of naar de marge te dringen, zijn religieuze en burgerlijke instellingen uit te bouwen en vier eeuwen lang als onafhankelijke staat te blijven bestaan. Het land geraakte, als kleine staat, echter steeds meer geklemd tussen de grote rijken: Egypte in het zuiden en Assyrië in het noorden. 14 In maart 597 voor Christus veroverde de Babylonische koning Nebuchadnezar II Jeruzalem, toen de hoofdstad van Juda. De koning en de notabelen werden als bannelingen naar Babylon gedeporteerd. In 587/586 voor Christus werden de stad en de tempel van Salomo verwoest.15
De gedeporteerde joden slaagden er in Babylon in om de eigen identiteit te behouden, door zich als een afzonderlijke groep te profileren, meer dan dat zij in hun moederland hadden gedaan. Indien zij dit niet hadden gedaan zouden zij in de omgeving zijn opgegaan, zoals reeds gebeurd was met de tien noordelijke stammen nadat die in 720 v.Chr. door de Assyriërs waren gedeporteerd.16 Klaas Smelik laat in zijn cursus en boek de joodse geschiedenis dan
11
Abicht L., loc.cit. Abicht L., op.cit., pp.21-22 13 Abicht L., op cit. , p.22 14 Abicht, L., loc.cit. 15 Abicht, L., op cit., p.23 16 Smelik, K., op cit., p.13 12
9
ook beginnen bij de Babylonische ballingschap.17 „De nieuwe identiteit van de ballingen werd vooral religieus afgebakend. Daarbij ging het vooral om de volgende drie elementen: de sjabbat, de besnijdenis en de spijswetten. Door de combinatie van deze drie godsdienstige voorschriften werd het gevoel van een eigen identiteit versterkt en het contact met vreemdelingen afgeremd. Zo ontstond aan Babels stromen een nieuwe identiteit: niet langer Judeeërs, maar joden.‟ 18
In 539 kwam de Perzische koning Cyrus II aan de macht in Babylonië en gaf aan de bannelingen van verschillende volkeren de toestemming om terug te keren naar hun eigen land.19 Een deel van de joodse bannelingen keerde terug naar Judea waar ze al in 515 voor Christus de nieuwe, zogenaamde tweede tempel bouwden. De joden hadden weliswaar hun religieuze vrijheid herwonnen, konden hun cultuur ontwikkelen en handel drijven, maar ze waren als inwoners van een vazalstaat hun nationale soevereiniteit kwijt. Deze politieke afhankelijkheid werd in de hellenistische periode vanaf de vierde eeuw voor Christus met de verovering van Alexander de Grote nog verzwaard door de enorme aantrekkingskracht van de rijke Griekse cultuur op de geletterde joodse burgerij. Zo ontstond er een heftige strijd tussen deze laatsten en de vrome joden, die in dit hellenisme een gevaar zagen voor de zuiverheid van de religieuze traditie. Dit leidde in de tweede eeuw voor Christus tot een geslaagde opstand tegen de Griekse overheersers (168-164 v.Chr.) en tot de herovering van de onafhankelijkheid onder de Makkabeeën (164-104 v.Chr.) en de Hasmoneeën.20 Als leiders van die staat wilden de Hasmoneeën juist niet dat de joodse gemeenschap zich zou beperken tot een selecte groep. Door een reeks van veroveringen hadden zij het gehele gebied in handen gekregen, waarna zij ertoe overgingen om door massale dwangbekeringen de niet–joden in het land Israël bij het joodse volk in te lijven.21
Intussen waren de Romeinen aan hun verovering van het Middellandse–Zeegebied begonnen. In 63 voor Christus werd Jeruzalem ingenomen door Pompeius en werd het land ingelijfd in het zich uitbreidende Romeinse rijk. De Romeinen geloofden in een efficiënte, 17
Dat hij hierbij de voorgeschiedenis –het aller begin- voor een deel weglaat – de Hebreeërs veroverden het land Kanaän - lijkt ons niet onwillekeurig. 18 Smelik, K., op.cit. p.14 19 Smelik K, loc.cit. 20 Abicht L., op cit., p.23 21 Smelik K., op cit., p.17 „Het optreden van de Hasmoneeën om andere volkeren onder dwang in het joodse volk op te nemen heeft geen navolging gekend in de joodse geschiedenis, al stelt het probleem zich opnieuw in de huidige staat Israël‟ Uit: Smelik K. , op cit., p.17
10
gecentraliseerde administratie en hielden weinig of geen rekening met de religieuze gevoeligheden van de veroverde volkeren. Toen ze zich in 66 mengden in de administratie en eredienst van de tempel, brak een opstand los, die eindigde met de verwoesting van de – zogenaamde tweede – tempel en de verdrijving van de joden uit Jeruzalem.
Een laatste opstand tegen de Romeinen, van 132 tot 135 betekende het einde van de joodse aanwezigheid in het land dat de Romeinen omdoopten tot Palestina.22 Deze benaming werd door keizer Hadrianus doorgevoerd na deze opstand van Bar Kochba om zo de naam Judea uit de herinnering te bannen. De naam Palestina herinnert aan de Filistijnen, die sinds de twaalfde eeuw voor Christus langs een deel van de kust van Kanaän hebben gewoond. Dit volk was de aartsvijand van de joden.23 Met de diaspora verdwenen de joden niet volledig uit Palestina, ze concentreerden zich voortaan in Galilea.24
22
Abicht L., op cit., pp. 23-24 Smelik K., op cit., p.38 24 De Griekse term „diaspora‟ betekent verstrooiing van een volk over de wereld‟ Uit Smelik K., op cit., p.18 Smelik K.,op cit., p.107 23
11
3.1.2. De joden van België ▪ De eerste immigratiegolf
Na de verdrijving uit Palestina in de eerste en tweede eeuw van onze tijdrekening trekken joden met de Romeinse legioenen naar het noorden. Rond het midden van de vierde eeuw wordt de aanwezigheid gemeld van joodse handelaars in Tongeren en Doornik. Op dit moment bestaan er ook al joodse gemeenten in Keulen en de Moezelstreek. De verordeningen tegen joden tonen aan dat de situatie voor hen niet altijd even veilig was. Van de zesde tot de achtste eeuw zijn er berichten over pogingen van kerkelijke en wereldlijke vorsten om de joden tot bekering te dwingen. Het christelijke anti-judaïsme – waarbij joden verweten wordt schuldig te zijn aan de moord op Jezus, de zoon van God, en koppig te blijven weigeren deze Jezus als de langverwachte Messias uit de bijbel te erkennenis reeds aanwezig. De situatie van de joden verbetert even onder Karel de Grote, die een tolerantere houding aanneemt. Van de tiende tot de dertiende eeuw wonen er joden in Brussel en Luik.25
In de dertiende eeuw zijn er joodse nederzettingen in Aarlen, Brussel, Jodoigne, Hasselt, Loo, Leuven, Mechelen, Sint-Truiden en Tienen. De verhouding tussen deze kleine joodse gemeenschappen, de overheid en de christelijke meerderheid verloopt moeilijk. Zo wordt Joden van Brabant de winsten uit woeker ontnomen en zijn ze na het vierde concilie van Lateranen uit 1215 verplicht een duidelijk herkenbaar teken te dragen.
Wanneer in 1348 de Zwarte Pest heerst, worden de wildste geruchten verspreid. De „godsmoordende‟ joden zouden de bronnen vergiftigd hebben. De vervolgingen en pogroms die hierop volgden vonden onder meer plaats in Antwerpen, Brussel, Mechelen, Leuven en Sint-Truiden. Verder werden de joden tijdens de veertiende eeuw ook beschuldigd van hostieschending.26
25
Abicht L., De Joden van België, Uitgeverij Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 1994, p.20 In 1370 ontdekte men, volgens de akte van beschuldiging , dat joden de geconsacreerde hosties uit de collegiale parochiekerk van Sint-Michiel en Sint-Goedele (Brussel) gestolen hadden. Toen ze de hosties, dus het Lichaam van Christus zelf, met hun heiligschennende dolken doorboorden spoot er bloed uit en de boosdoeners werden in uiterste verwarring gebracht. Uit Abicht L., ibid., p.24 26
12
Na de uitdrijving van de joden uit Frankrijk in 1306 vluchten velen van hen naar het Graafschap Henegouwen. Deze bekwame handelaars mogen in Bergen zelf hun religieuze plichten vervullen, tot ze in 1370 – naar aanleiding van het Brussels mirakel- moeten onderduiken of vluchtten. Het welvarende Brugge, op dat moment een bloeiende havenstad, trekt vanaf de dertiende tot de vijftiende eeuw joden aan uit Frankrijk, Engeland, en later uit Spanje en Portugal. In het kosmopolitische Brugge worden de elders verbannen joden als waardevolle immigranten begroet. Abicht merkt in De joden van België terecht op dat „religieuze tolerantie blijkbaar makkelijker werkt tegenover kapitaalkrachtige niet-christenen dan tegenover hun arme joodse geloofsgenoten‟.27
Ten gevolge van de gebeurtenissen van 1350 en 1370 wordt het stil in de joodse wijken en vermelden de bronnen niets meer over deze eerste golf van joodse immigratie naar onze streken, al is het mogelijk dat een aantal families de traditie in het geheim voortzet.28 ▪ Tweede immigratiegolf
Met de Spaanse reconquista, die in 1492 in Spanje en in 1497 in Portugal zegeviert, komt er een eind aan het vreedzaam samenleven van joden, christenen en moslims op het Iberisch schiereiland. Om aan de inquisitie of de bekering te ontkomen, vluchten duizenden joden naar Constantinopel. Hier krijgen ze onder de bescherming van de Sultan ongeveer dezelfde vrijheid als (vroeger) in Spanje. Andere joden vluchten naar steden in Noord-Italië, gereformeerde streken van Duitsland, Polen of de –calvinistische- Noordelijke Nederlanden. In 1526 worden de bekeerde joden als „Nieuwe Christenen‟ in de Spaanse Nederlanden binnengelaten. De echte of valse maranen komen op een slecht moment naar de Zuidelijke Nederlanden.29 Daar dreigt immers de godsdienstoorlog tussen calvinisten en de katholieke overheid uit te breken, zodat de joodse immigranten opnieuw in een gevaarlijke conflictsituatie terechtkomen. Toch worden ze er als christenen getolereerd, maar door de inquisitie als ex-joden in het oog gehouden en streng gecontroleerd. Het vermoeden van de overheden dat vele bekeringen niks anders dan een overlevingsmanoeuvre waren was niet 27
Abicht L., op.cit., p.25 Ibid., p.26 29 Deze maranen werden officieel „Nuevos Christianos genoemd. „Marrano‟ is het Castiliaans voor „varken‟, „gedoopte Moor‟ en „bekeerde jood‟. Uit: Abicht L., ibid., p.28 28
13
onterecht. Een kleine groep, die een groot deel van de Antwerpse handel beheerde, kiest voor het schizofrene bestaan als maranen, waarbij ze zich naar buiten als voorbeeldige christenen gedragen, maar op zolders of kelders trouw de sabbat en de joodse feesten blijven vieren. De inquisitie maakte handig gebruik van informanten, meestal bedienden of buren van deze maranen, om dergelijke overtredingen op het spoor te komen. Als de opstand tegen Spanje in alle hevigheid uitbreekt, kiezen vele maranen het kamp van de calvinistische opstandelingen. Na de val van Antwerpen en de triomf van de Contrareformatie in het Zuiden blijven slechts enkele joodse families achter.30 ▪ Emancipatie
Aan het einde van de zeventiende eeuw verandert er toch een en ander in de Zuidelijke Nederlanden. Aan de tolerantie zijn echter zware voorwaarden verbonden. Zo dienen joden onder keizer Karel VI van Oostenrijk toleranzgeld te betalen en mag enkel de oudste zoon huwen. Keizerin Maria Theresia (1740-1780) had een bijna fysieke afkeer tegen de joden en maakt het hen op allerlei manieren moeilijk. Intussen wonen er joden in Brussel, Leuven, Antwerpen, Mechelen, Gent, Brugge, Ieper, Oostende, Aalst, Doornik, Bergen, Ath, Namen, Luxemburg en Charleroi.
De eerste doorbraak komt er met de verlichte keizer Jozef II (1780-1790). Deze hervormer was ervan overtuigd dat een zo groot mogelijke tolerantie uiteindelijk de assimilatie van alle joden tot gevolg zou hebben. Vanaf 1781 (Tolerantzpatent) mogen de joden hun godsdienstige plichten vervullen en werken als landbouwer, handelaar of ambachtslui. Ze krijgen ook toegang tot de scholen en de openbare ambten. De joodse onderdanen mogen echter geen synagoge bouwen, moeten nog steeds een extra beschermingsbelasting (Schutzgeld) betalen en kunnen geen eigen grond bezitten. Er komt echter steeds meer tegenstand van de bevolking, die zich door deze zichtbare emancipatie bedreigd voelt. Jozef II gaat echter verder en de raadsvergadering van 1786 decreteert nog meer vrijheden voor de joden.
In 1794 trekken de Fransen de Oostenrijkse Nederlanden, die vanaf nu België zullen worden genoemd, binnen. Op 6 december 1796 beslist het Directoire dat de joden van België
30
Abicht L., op.cit., pp.26-33
14
volledige emancipatie wordt geschonken, in navolging van de wet van 27 september 1791. Vele joden komen hierop naar België en versterken de bestaande joodse gemeenten. In 1808 wordt de joodse godsdienst als een van de officiële godsdiensten erkend. De joden van België worden administratief bij het Consistorie van Krefeld gevoegd. Het gaat om ongeveer 850 mensen.
In 1815 wordt Napoleon verslagen en worden de Nederlanden onder Willem I herenigd in het Koninkrijk der Nederlanden. In 1816 worden twee centrale synagogen gesticht: Maastricht voor de provincies Limburg, Luik en Luxemburg, en Brussel voor Zuid-Brabant, Oost –en West-Vlaanderen, Henegouwen, Namen en Antwerpen. In 1818 zijn er 1670 joden geregistreerd in de synagoge van Maastricht en 1000 in Brussel. De oude vooroordelen zijn echter nog niet helemaal verdwenen en het is voor de joden steeds een kwestie van geven en nemen.31 ▪ Het koninkrijk België: de derde immigratiegolf
In het onafhankelijke België worden de joodse gemeenten door het Centraal Israëlitisch Consistorie overkoepeld. De joodse religie wordt ondertussen net als de katholieke en protestantse erkend en gesubsidieerd. Het Consistorie staat in het centrum van het joodse leven en verdedigt de belangen van de hele joodse gemeenschap bij de Belgische gezagsdragers. Het is ook de drijvende kracht achter de joodse integratie in de Belgische samenleving, wat tot uiting komt in de succesvolle verfransing van de ingeweken joden. Pogingen om de traditionele joodse werkzaamheden om te buigen in kleinhandel of straatventer zijn minder geslaagd.
Tegen het einde van de negentiende eeuw zijn er slechts twee centra, Brussel en Antwerpen die duizenden leden tellen. De andere steden hebben niet meer dan enkele honderden ingeschreven leden. De eerste groep immigranten, van het begin van de negentiende eeuw tot na 1870, komen uit Nederland en het Rijngebied en vestigen zich vooral in Brussel. Na 1880 volgde een massale immigratie van joden uit Oost –en Centraal Europa, die zich grotendeels
31
Ibid., pp.33-40 Castryck G., Ha-Tiqwah, de houding van de Joodse pers in België tegenover de staat Israël, 1965-1980, icentiaatverhandeling ugent, 1997, pp. 70-71
15
in Antwerpen vestigen. In 1892 schat het Consistorie het aantal joden op 13.200, en tegen 1903 stelt Willy Bok dat dit aantal gestegen is tot 20.000. De meeste joodse immigranten uit Centraal –en Oost-Europa, askenazische joden, waren in eerste instantie op doortocht naar Amerika. Velen bleven echter hangen in Brussel of Antwerpen, wat voor een aardverschuiving binnen de joodse gemeenschap van België zorgde. De nieuwe, orthodoxe joodse meerderheid herkende zich niet in de burgerlijke, door een christelijke geest beïnvloede, traditie van het Centraal Israëlitisch Consistorie, zodat enerzijds de nieuwe orthodoxe gemeenten zowat autonoom werkten en anderzijds het Consistorie zelf stilaan evolueerde in de richting van de nieuwe meerderheid.
Met de komst van de nieuwe joodse immigranten is er ook een toenemende tewerkstelling in de kleinschalige en ambachtelijke diamant-, textiel- en ledersector. Ook brengen de askenazische joden het hele Oost-Europese joodse politieke spectrum met zich mee, wat zorgt voor een extreme politisering van het joodse leven in België. In Ha-Tiqwah duidt Castryck erop dat Antwerpen, sinds de Immigration Act in de Verenigde Staten (1924), niet meer gezien kan worden als een tussenhalte op weg naar Amerika. Voor de meerderheid van de zionisten was de Aliyah niet het hoofddoel. „Men had zich in België gevestigd en in België wou men blijven.‟ Een groot aantal joden slaagt in dit streven, zodat men in zowat alle trappen van het sociale klassensysteem joden terugvindt. Deze integratie heeft natuurlijk tot gevolg dat het voor veel joden moeilijk is om hun identiteit te bewaren. De assimilatie –het opgaan in de rest van de Belgische bevolking- kan gezien worden als een logisch gevolg van de emancipatie. Met Abicht kan men heel algemeen zeggen „dat de joodse gemeenschap in België zich aan het begin van deze [twintigste] eeuw voldoende aanvaard achtte. Om met de speciale onderzoekscommissie van 1906 te mogen besluiten, „dat er in België geen joods vraagstuk was.‟
32
De wettelijke gelijkberechtiging valt samen met de economische vooruitgang en een
stijging van de welvaart die waarschijnlijk tot de snelle emancipatie bijgedraagt en er anderzijds door gestimuleerd wordt. De niet-geïndustrialiseerde luxegoederensector en de leurhandel, waarin de overgrote meerderheid van de joden tewerkgesteld is, wordt echter uitzonderlijk zwaar getroffen door de
32
Abicht L., op.cit., p.45
16
crisis van de jaren ‟30. Dit leidt tot pauperisme bij een aanzienlijk deel van de joodse bevolking. 33 ▪ Tweede Wereldoorlog in België
De invasie van België door de Duitsers vindt zeven jaar na de overwinning van het nazisme in Duitsland plaats, op 10 mei 1940. De joodse bevolking bestaat op dit moment uit een combinatie van reeds lang in België gevestigde en ingeburgerde joden en tienduizenden vluchtelingen uit nazi-Duitsland, waarvan het statuut veel minder duidelijk en beschermd is.
De polarisatie in de tweede helft van de jaren dertig maakt een eind aan de tot dan heersende gematigdheid. Vanaf 1936 verschijnen er expliciet antisemitische kranten en worden er antijoodse comités opgericht. De hetze beperkt zich echter niet tot kleine marginale racistische groepjes en individuele acties.
Vanaf het begin maakt de Duitse bezetter handig gebruik van de grote verschillen binnen de joodse gemeenschap zelf. Zo gelden er andere verordeningen voor joden met een Belgische nationaliteit en „vreemde‟ joden – recente immigranten, politieke en raciale vluchtelingen. Dit plaatst de overheden voor een moreel dilemma: moet men de relatieve bescherming die „hun‟ joden genieten in gevaar brengen uit solidariteit met de immigranten? De Duitse propaganda maakt een duidelijke onderscheid tussen een concentratiekamp, dat als verzamelplaats en werkkamp wordt bestempeld, en „serieuze strafmaatregelen‟. Daardoor krijgt men de indruk dat het beter is zich toch maar voor een werkkamp aan te melden om erger te voorkomen. Vanaf eind 1942 wordt echter duidelijk wat de werkelijke situatie in de zogenaamde arbeidskampen is. Door de illegale verspreiding van getuigenissen van ontsnapte gevangen en andere teksten wordt duidelijk wat de nazi‟s met de joden van plan zijn. Het wordt steeds moeilijker om de joden vrijwillig naar de Dossin-Kazerne te laten komen. België is –na Denemarken- het land waar het grootste percentage joden aan de deportaties en de uitroeiing heeft kunnen ontsnappen. Dit door de inspanningen van joodse, niet-joodse, christelijke, communistische en individuele reddingsoperaties. Door joodse kinderen en
33
Castryck G., Ha-Tiqwah, de houding van de Joodse pers in België tegenover de staat Israël, 1965-1980, licentiaatverhandeling ugent, 1997, pp.71-72 Abicht L., op.cit., pp.40-57
17
volwassenen in privé-huizen, kloosters, internaten, jeugdbeweginghomes en weeshuizen te verbergen slaagt men erin ongeveer de helft van de joden in België te redden van de shoa. In totaal worden 25.631 joden uit België gedeporteerd, waarvan de meeste niet terugkeren. Aan de ene kant kan men stellen dat de integratie –en zelfs assimilatie- van de joden in Europa zwaar gefaald heeft, getuige daarvan de uitroeiing van vijf en een half miljoen joden. Anderzijds is het waarschijnlijk dat juist dankzij de integratie en de persoonlijke contacten tussen joden en niet-joden, de helft van de joden van België gered werd.34 ▪ De joden van België vandaag
De heropbouw van de joodse gemeenschap na de oorlog is geen gemakkelijke zaak. Dit ten gevolge van de economische instabiliteit in Europa en de geestesgesteldheid van de joodse overlevenden van de shoa. Dankzij de inspanningen van de Belgische overheden, de steun van het Amerikaanse jodendom en de inzet van de joden van België kan de joodse gemeenschap heropleven. De joodse aanwezigheid situeert zich na de oorlog vooral in Antwerpen en Brussel. Daarnaast vinden we ook joods leven in Gent, Luik, Charleroi, Aarlen en Oostende.
- Antwerpen
Het aantal joden in Antwerpen groeit na de oorlog snel: van 10.500 in 1966, over 12.000 in 1969 tot 15.000 op het einde van de twintigste eeuw. Volgens Ephraïm Schmidt zouden ongeveer de helft van de inwoners families zijn die voor de oorlog in Antwerpen woonden, terwijl de rest bestaat uit gezinnen die na de oorlog uit Oost-Europa, vooral uit Polen en Hongarije, zijn overgekomen. Daarnaast wonen er ook joden uit Nederland, Zuid-Europa, Israël, de Verenigde Staten en Rusland - voornamelijk uit Georgië.35
Het joodse leven in Antwerpen is volgens Castryck om drie redenen veel meer aaneengesloten dan de andere joodse gemeenschappen in België: „ten eerste is ruim 80 % van de joodse bevolking in de diamantsector werkzaam.[...] Ten tweede speelt het joodse leven in Antwerpen zich grotendeels af in een aantal duidelijk afgelijnde wijken, en ten derde is eveneens ruim 80 % van de joden lid van één van de drie joodse gemeenten.‟ Het aantal
34 35
Abicht L., op.cit., p.57-73 Ibid., p.134
18
traditioneel religieuze joden (orthodoxen en chassidim) ligt daarmee relatief veel hoger dan in 1939.36 De Antwerpse joodse gemeente is ingedeeld in drie religieuze gemeenten. De „Portugese‟ gemeente van de sefardische joden heeft vooral een symbolische betekenis daar het om een heel kleine gemeenschap gaat. Het is vlak voor de ingang van deze synagoge dat op 20 oktober 1981 een autobom ontploft, met drie doden en een honderdtal gewonden tot gevolg. Abicht stelt dat deze Portugese synagoge zowel symbool staat voor de geschiedenis van de joodse aanwezigheid in Antwerpen, de band tussen joodse immigratie en diamant, als voor het nog steeds niet opgeloste probleem van het antisemitisme en racisme.37
De oudste en grootste gemeente is de traditionalistische Israëlitische gemeente Shomre Hadass, de „Hoeders van het geloof‟. Men vindt binnen deze gemeente zowel de „conservatieve‟ – in België „traditionalistisch‟ genoemd-, als de meer „liberale‟ strekking (omdat er in Antwerpen, in tegenstelling tot Brussel, geen afzonderlijke „liberale‟, „reform‟, gemeente bestaat). De Shomre Hadass beschikken over twee synagogen en een gebedshuis.38 De derde gemeente is de (ultra)-orthodoxe Israëlitische Machsike Hadass, de „Verdedigers van het geloof‟. Tot de Machsike Hadass behoren onder andere de tien Hassidische „families‟ van Antwerpen, die elk over minstens één gebedshuis beschikken en waarvan de Belzer de omvangrijkste is. Het zijn de Hassidim die met hun traditionele klederdracht –eigenlijk de Oost-Europese negentiende-eeuwse mode- zo opvallen in het straatbeeld. Enkel de Szatmar chassidim zijn nog steeds om religieuze redenen antizionistisch. De joodse staat kan er volgens hen pas komen als de Messias op aarde komt. Het komt zeker niet aan de a- of antireligieuze zionisten toe om die stichting op zich te nemen.39
Ongeveer 90 % van de Antwerpse joodse kinderen van drie tot achttien jaar volgen onderwijs in een joodse school. Als belangrijke verenigingen vermelden we nog de joodse solidariteitsbeweging Centraal Beheer voor Joodse Weldadigheid en Maatschappelijk Hulpbetoon, de sportvereniging Maccabi, de Vereniging voor de bevordering van de Nederlandse taal binnen de joodse gemeenschap –onder leiding van de voormalige uitgever 36
Castryck G., op.cit., p.74 Abicht L., op.cit., pp.135-136 38 Ibid., pp.136-137 39 Ibid., pp.139-140 37
19
van het Belgisch Israëlitisch Weekblad, Louis Davids- en B‟nai B‟rit –Antwerpse afdeling van het internationale joodse waakzaamheidcomité tegen uiting van onverdraagzaamheid en antisemitisme.40
- Brussel
Na de Tweede Wereldoorlog neemt Brussel de rol van Antwerpen als centrum van het joodse leven in België over. In Brussel, dat met 18.000 joden ruim de helft van de joden van België herbergt, komen zowat alle joodse strekkingen aan bod. Zowel het Centraal Israëlitisch Consistorie als de ambassade van Israël zijn in de hoofdstad gevestigd. Net als in Antwerpen is er een traditionalistische, een orthodoxe en een sefardische gemeente. In Schaarbeek is er nog een vierde Israëlitische traditionele gemeente. De enige liberale gemeente in België ligt ook in Brussel. Deze laatste gemeente is schatplichtig aan de Reform –beweging, een joodse geloofsbeleving die het voortbestaan van het jodendom poogt te verzoenen met de moderne seculiere samenleving. De liberale gemeente wordt niet erkend door het Consistorie omdat de Antwerpse orthodoxen niet aanvaarden dat ze niet alle regels respecteren.41
Ongeveer de helft van de Brusselse joodse gezinnen is ingeschreven in één van bovenstaande gemeenten. De Brusselse joden zijn sterk gelaïciseerd, wat onder meer tot uiting komt in het feit dat slechts een vierde van de joodse kinderen school loopt in een joodse instelling. Het groot aantal niet-religieuze joodse verenigingen bevestigt nog eens de joodse vrijzinnigheid. Zo vinden we in Brussel de zionistisch-Israëlische verenigingen en partijen, de linkse Union des Progressistes Juifs de Belgique (UPJB) en het centrum-links Centre Communautaire Laïc Juif (CCLJ). Daarnaast bestaan ook nog enkele koepelorganisaties, die zich niet tot één strekking beperken. De Centrale d‟Oeuvres Sociales Juives de Bruxelles overkoepelt 15 sociale netwerken en ontvangt bijdragen van ongeveer de helft van de Brusselse joodse gezinnen. Het Fonds de Solidarité avec Israël ontvangt bijdragen van ongeveer evenveel gezinnen. „Los van de tijdelijke alliantie, Comité d‟Action pour Israël, naar aanleiding van de 25ste verjaardag van de staat Israël, is het Centraal Israëlitisch Consistorie echter de enige overkoepelende organisatie gebleven die zich over heel België uitstrekt‟, stelt Castryck. Deze instelling vertrekt echter vanuit strikt religieuze principes en overkoepelt dus slechts iets meer dan de 40 41
Castryck G., op.cit., p.75 Ibid, pp.75-76
20
helft van de Belgische joden. Professor Schnek spreekt in het boek van Abicht nog over een structuur genaamd de permanente conferentie van de joden van België. Dit is een soort rondetafel, waar alle leiders van joodse gemeenten en organisaties aan deelnemen. Het gaat om een soort ad-hoc conferentie die samenkomt telkens wanneer er zich een probleem voordoet dat alle joden van België aanbelangt.42
Tot slot vermelden we nog het Martin Buberinstituut, dat via de ULB-VUB onderzoek doet naar het hedendaagse jodendom en inspanningen doet om de joodse cultuur bij te brengen aan joden en niet-joden. Het is in dit instituut dat we de meerderheid van onze bronnen zullen terugvinden.
- Overige joodse gemeentes
Voor de volledigheid nog een overzicht van enkele kleinere joodse gemeentes. Wat meteen ook duidelijk maakt dat het joodse leven zich niet beperkt tot de hoofdstad en Antwerpen.
In de Gentse agglomeratie wonen ongeveer honderd joodse gezinnen. Het joodse leven in Gent schijnt zich echter vooral af te spelen rond de familie Bloch, de bekende pasteibakkers uit de Veldstraat. Volgens Abicht legt de joodse gemeenschap in Gent eerder de nadruk op politieke en culturele activiteiten dan op de religieuze. De solidariteit met Israël en de strijd tegen het racisme en antisemitisme staan voorop.43
In Aarlen wonen tegenwoordig nog een tiental joodse gezinnen. Deze kleine traditionalistisch georiënteerde gemeente is officieel aangesloten bij het Centraal Consistorie, maar heeft vooral contact met de grote en dynamische internationale gemeenschap in Luxemburg.44 De joodse gemeenschap in Waterloo verenigt sinds 1989 zo‟n tweehonderd –vooral jongefamilies uit de buurt. De gemeente is aangesloten bij het Centraal Consistorie en is te vergelijken met de Amerikaanse conservatieven. Daar veel leden van de gemeente werkzaam
42
Abicht L., op.cit., p.135 Ibid., p. 146 Castryck G., op.cit., p.73 44 Abicht L., op.cit., pp.145-146 43
21
zijn bij de Europese Gemeenschap, kan men Waterloo ook een „Europese synagoge‟ noemen.45
In Luik bestaat er een duidelijk onderscheid tussen gelovigen en gelaïciseerden. Het centrum van het joodse leven is hier echter niet meer de synagoge, maar het geloof in Erètz Yisraël. De joodse gemeente van Luik bestaat uit zo‟n 125 gezinnen en is traditionalistisch.46
De joodse gemeenschap van Charleroi bestaat uit een kleine honderd gezinnen. Een deel van hen is echter door de industriële neergang uitgeweken naar Brussel en andere steden. Deze gemeente is traditionalistisch, al laten ze wel toe dat de meisjes hun bat mitswa houden. De kleine gemeente is volgens secretaris Konopnicki ongemeen actief in alles wat met de verdediging van de staat Israël te maken heeft.47
45
Abicht L., op.cit., p.145 Castryck G., op.cit., p.73-74 47 Abicht L., op.cit., pp.147-148 46
22
3.2. De geschiedenis van het conflict in Palestina
3.2.1. Aanloop ▪ Het Zionisme
- De idee
Het verlangen van de joden om terug te keren naar het gebied waar ze in 135 uit waren verdreven heeft altijd bestaan. Dit verlangen was verbonden aan de liturgie rond Pesach waarmee de joden de slavernij in Egypte herdachten. De bij dit religieuze gebruik horende uitspraak „Vandaag vieren we Pesach nog in ballingschap, maar volgend jaar in Jeruzalem‟ verwijst naar de komst van de Messias die het volk terug naar Zion (de berg waarop Jeruzalem is gebouwd) zou brengen aan het einde der tijden.48 Hiermee uitten de joden hun hoop op betere tijden. In tijden van vervolging werd deze utopie bijzonder belangrijk, maar wanneer joden in vrijheid leefden, raakte het verlangen terug op de achtergrond. Vroege vormen van zionisme zijn doorgaands gekoppeld aan de verwachting van een joodse Messias.49 Los van de louter religieuze drijfveer gaan in de 19e eeuw stemmen op die de vestiging van de joden in Palestina als mogelijk, gewenst of noodzakelijk achten. De motivatie hiervoor is van praktische aard, vanuit een „real politik‟. Toch blijft ook de religie een belangrijke factor. De Amerikaan Mordechai Immanuel Noah, journalist en diplomaat, is de eerste die –in 1818een oproep doet om een nieuwe jodenstaat op te richten. Volgens hem bestonden er nooit beter vooruitzichten op een definitieve oplossing van het jodenprobleem.50 De geassimileerde joodse socialist Moses Hess (1812-1875), een vroegere medewerker van Karl Marx schrijft in 1862 in zijn essay Rom und Jeruzalem. Die letste Nationalitätsfrage dat de joden recht hebben op een eigen staat. De grondgedachte van het politiek Zionisme is reeds
48
Abicht L., Eén maat en één gewicht, Een kritisch essay over Israël-Palestina, Pelckmans-Klement, KapellenKampen, 2002, p.31 49 Edel P., De schaduw van de ster: zionisme en antizionisme, EPO, Berchem, 2002, p.60 50 Morren P., Theodor Herzl: grondlegger van het politieke Zionisme, 1860-1904, Garant, Antwerpen, 2004, p.38
23
aanwezig in het geschrift van Hess. Daar het werk echter weinig gelezen wordt dringt de boodschap niet door.51 In Rusland argumenteert rabbijn Hirsch Kalischer (1795-1874), tegen de orthodoxe leer in, dat het niet nodig is op de komst van de Messias te wachten om naar het land van herkomst te trekken. Hij organiseert daarom reeds in de jaren zestig van de negentiende eeuw de eerste bureaus voor emigratie naar Palestina. De stellingen van Hess worden in 1882 hernomen door de Russische Léon Pinkser (18311891) in zijn pamflet Zelfontvoogding. Pinkser is van mening dat men de bevrijding van de joden niet moet laten afhangen van de goede of slechte wil van de niet-joodse wereld, maar zelf het initiatief moet nemen. Vanaf 1882 leidt de opkomst van het zionisme in Rusland tot oprichting van verenigingen voor de bevordering van joodse emigratie naar Palestina. Deze Chovevei Tsion („liefhebbers van Sion‟) ontstaan onafhankelijk van elkaar en op verschillende plaatsen.52 De ideeën van Hess, Kalischer en Pinkser worden tijdens de eerste emigratiegolven, de Aliya‟s –„opgang‟in de praktijk omgezet.53 De term „zionisme‟ wordt voor het eerst gebruikt door de Weens-joodse schrijver Nathan Birnbaum (1864-1937) in 1890 in zijn tijdschrift Selbstemanzipation. Theodor Herzl (cfr. infra) zal deze term enkele jaren later oppikken.
- Aanleiding tot politiek zionisme
Het politiek zionisme ontstaat vooral door de omstandigheden. Vele joden emigreren door de gruwelijke pogroms in Rusland. Hun aankomst in West-Europa zorgt voor een versterking van de reeds aanwezige anti-joodse gevoelens. In een tijd waarin nationalisme hoogtij viert, grijpen ook de joden uiteindelijk naar de gedachte dat „het joodse volk‟ weer moet verenigd worden. Emancipatie en assimilatie zou het jodenprobleem nooit volledig oplossen.
In Rusland wordt de situatie voor de joden in het laatste kwart van de negentiende eeuw onhoudbaar. De antisemitische traditie in het land wordt versterkt door de sociaaleconomische ontwikkelingen. Door de opkomst van het kapitalisme komen ook in Rusland
51
Morren P., op.cit., p.40 Ibid., p.41 53 Abicht L., op.cit., p.29 52
24
veranderingen op gang. De joden zien zich gedwongen een toevlucht te zoeken tot de ambachtelijke sector. De economie verzeilt echter algauw in een crisis. Hoewel de joden hierdoor zelf ook zwaar getroffen worden, houdt het Russische volk hen verantwoordelijk voor de economische terugval, met een heel gewelddadig antisemitisme tot gevolg.54 Er is in Rusland –in tegenstelling tot het Westen- dus geen sprake van emancipatie of integratie. Na de dood van tsaar Alexander II in 1881 verslechtert de situatie. De pogroms die tussen 1881 en 1884 plaatsvinden en de invoering van anti-joodse wetten is voor vele Russische joden de spreekwoordelijke druppel.55 Ze trekken in grote getale naar de Verenigde Staten van Amerika en West-Europa om daar een bestaan op te bouwen. Ook aan de terugkeer naar het land Israël wordt in Rusland gedacht.56
Hoger werd reeds vermeld dat de emancipatie van de joden na de progressieve revoluties van 1848 in Europa een -grondwettelijk- feit wordt. Dit betekent niet alleen dat de jood kan deelnemen aan het politieke en economische leven, maar ook dat hij de cultuur gaat assimileren van het land, waarvan hij staatsonderdaan is geworden. Ondanks hun emancipatie en assimilatie worden de joden in de tweede helft van de 19e eeuw het slachtoffer van het moderne antisemitisme. Vele niet-joden tonen zich sceptisch, achterdochtig, uitgesproken vijandig wat de ontvoogding aangaat. Men benijdt het succes van joodse handelaars en bankiers. „Na 1870 wordt het antisemitisme uitgewerkt tot een systeem, theoretisch gegrondvest op een literatuur met wetenschappelijke pretenties en praktisch toegepast in de politiek en het sociaal gedragspatroon.‟ De financiële crisis van 1873 bespoedigt het ontstaan van een georganiseerde joodse actie. Dat jaar verschijnt het pamflet van Wilhelm Marr, Der Sieg des Judentums über das Germanenthum.57 De komst van de Russische joden eind 19e eeuw versterkt de reeds aanwezige anti-joodse sentimenten. Zoals de Amerikaanse antizionist Lennin Brenner het uitdrukte: „Zij droegen antisemitisme met zich mee in hun bagage‟.58 54
Edel P., op.cit., p.62 In Rusland is er nog een nieuwe golf pogroms tussen 1903-1906. Eén van deze pogroms, in Kisjinow in april 1903, wekt wereldwijd hevige verontwaardiging: er vallen in totaal 49 doden, wat nog niet eens veel is gezien de bloedbaden die zullen volgen. 56 Smelik K., op.cit., p.260 57 Morren P., op.cit., p.31 58 Brenner L., Zionism in the age of the Dictators, Croom Helm Beckenham U.K., 1983, p.3 55
25
Het antisemitisme laait dus weer op onder invloed van de joodse immigratie, maar ook door de uitvinding van de „rassenwetenschap‟. De wetenschappelijke en intellectuele wereld werpt zich op de „classificatie‟ van volkeren. Dit zorgt natuurlijk ook voor hiërarchische ordening. Naast de koloniale volkeren werden ook de joden hier slachtoffer van. Voor Theodor Herzl (politiek grondlegger van het zionisme) persoonlijk –en daarmee ook voor de toekomst van het zionisme- was de Dreyfus-affaire de definitieve eye-opener. In een sfeer van wantrouwen na de verloren oorlog tegen Duitsland ontdekte de Franse generale staf in 1871 onregelmatigheden. Er zou in eigen gelederen een spion actief zijn die de Duitse ambassade informatie doorspeelde. Bij de generale staf werkte één jood, kapitein Dreyfus. Deze goed geassimileerde Franse jood werd beschuldigd en veroordeeld wegens hoogverraad. Hierop brak in Frankrijk een felle discussie los waarbij het artikel van Emile Zola, J‟accuse... uit 1898 erg belangrijk was.59 Dit hele proces bracht pijnlijk aan het licht hoe diepgeworteld de anti-joodse gevoelens waren. Theodor Herzl, die het hele proces volgde als correspondent voor de Neue Freie Presse, besloot dat de joden nooit veilig en vrij van vervolging zouden zijn tussen andere volkeren. De 19de eeuw beleeft ook de triomf van het nationalisme. In de late negentiende eeuw is de grootheid van de nationale staat het absolute einddoel. Het heil van die staat mag alleen worden toevertrouwd aan „authentieke‟ onderdanen.60 In deze tijd van hypernationalisme ziet ook Theodor Herzl enkel een uitweg voor het joodse probleem in de stichting van een joodse staat die alle joden uit de diaspora terug kan verenigen en kan behoeden voor nog meer vervolgingen.
- Theodor Herzl (1860-1904)
Hoewel het zionisme in Rusland op de grootste aanhang kan rekenen, komt het definitieve startsein van de geassimileerde jood Herzl. Deze in Hongarije geboren journalist verwoordt met de publicatie van Der Judenstaat in 1896 het zionistisch streven tot de vorming van een joodse staat. Voor de seculiere jood Herzl moet een toekomstige joodse staat niet noodzakelijk in Palestina liggen. Oorspronkelijk wordt gedacht aan Argentinië en Oeganda.
59 60
Smelik K., op.cit., pp.261-262 Morren P., op.cit., p.43
26
Op het eerste zionistisch congres te Bazel in augustus 1897 wordt echter algauw beslist dat een joodse staat enkel gevestigd kan worden in het land van de Israëlieten, sinds 135 Palestina genoemd. De aanhang van Herzl wil een zo groot mogelijk Israël. Dit komt tot uitdrukking in de vlag van het zionisme, de latere Israëlische vlag. Hierop zijn naast de Davidster twee strepen afgebeeld: de Nijl en de Eufraat, de toekomstige grenzen van de joodse staat.61 In Bazel wordt ook de World Zionist Organisation (WZO) opgericht. Deze organisatie moet de droom van de zionisten in politiek en economisch opzicht realiseren en wordt geleid door Herzl. Na afloop van het congres schrijft Herzl in zijn dagboek: „In Bazel heb ik de joodse staat gesticht.[...] Misschien al over vijf jaar, maar zeker over vijftig jaar zal iedereen dat weten‟.62
De zionistische visie van Herzl is een voorbeeld van wat men het politieke zionisme noemt: een strategie waarbij men de wereldmachten voor het idee van een joodse staat probeert te winnen. Zonder internationale goedkeuring zou het onmogelijk worden om een joodse staat te verwezenlijken. Vandaar dat Herzl zowel met de Duitse keizer als de Turkse Sultan contacten legt. In 1898 vindt er een gedenkwaardige ontmoeting plaats tussen de keizer Wilhelm II en Herzl, die echter niet tot werkelijk resultaat leidt. Wanneer blijkt dat dit een doodlopende is bleek, wendt Herzl zich tot Groot-Brittannië, de latere tegenstander van Duitsland en Turkije tijdens de Eerste Wereldoorlog.63 Voor geldelijke steun gaat Herzl op zoek naar joodse weldoeners zoals de schatrijke bankier Edmond de Rothschild.
De idee van de terugkeer naar Zion, die eeuwenlang uitgesproken was op Pesach en altijd verwezen had naar de komst van de Messias en het einde der tijden, was door het zionisme bijzonder concreet en politiek geworden en zou door de politieke en internationale ontwikkelingen uitgroeien tot een wezenlijk bestanddeel van de joodse identiteit.64
61
Catherine L., De Neuter W., Chomsky N., De Palestijnse kwestie: een volk teveel, EPO, Antwerpen, 1988, p.27 62 Gresh A., op.cit., p.72 63 Smelik K., op.cit., p.266 64 Abicht L., op.cit., p.31
27
- Tegenstand
De initiatieven en ideeën van Herzl komen op het moment dat de westerse wereld er om verschillende redenen rijp voor is. De tegenstand tegen het zionistisch project komt dan ook vooral uit het eigen, joodse milieu. In tegenstelling tot in Rusland zijn de meeste joden in West-Europa niet onder de indruk van de zionistische plannen. De meeste geassimileerde joden uit het Westen zijn zich wel degelijk bewust van de antisemitische agitatie, maar die weegt voor hen niet op tegen het opvallende succes van hun eigen politieke en economische emancipatie die moeilijk kan worden verloochend.65 In zekere zin zijn ze ook van mening dat het zionisme toegeeft aan de antisemitische laster.
Het politiek zionisme was ook in strijd met de orthodoxe joodse leer, wat voor veel terughoudendheid zorgde bij de vrome joden. Volgens de joodse traditie zou aan het einde der tijden God zelf (of de joodse Messias in zijn naam) komen om het joodse volk terug naar Palestina te brengen. Wat de zionisten wilden, was dus eigenlijk vooruitlopen op Gods heilsplan. „Herzl had een indrukwekkende baard, maar hij was duidelijk niet de Messias.‟ Herzl zag de joden echter als een volk, niet als een geloofsgemeenschap.66
In 1897 wordt de Bund opgericht, de Algemene Joodse Arbeidersbond van Litouwen, Polen en Rusland, die tot in de jaren dertig zal concurreren met het zionisme. De Bund is nationalistisch en socialistisch en baseert zich op klassenbegrippen. De Bundisten roepen op tot de emancipatie ter plaatse van de joodse massa‟s met de leus: „De palmbomen en wijngaarden van Palestina zijn mij vreemd.‟ Ze prediken de solidariteit van de joodse arbeiders met de internationale arbeidersklasse.67
Later zal de Russische hardliner Vladimir Jabotinsky (1880-1940) zich met zijn revisionistische beweging afzetten tegen de andere zionisten. Hij zal teruggrijpen naar de denkbeelden van Herzl over een Groot Israël van de Nijl tot aan de Eufraat.68
65
Abicht L., op.cit., p.31 Smelik K., op.cit., p.264 67 Gresh A., op.cit., pp.74-75 68 Uiteindelijk kreeg deze splitsing van het zionisme zijn vertaling in de Israëlische politiek. Tegenwoordig draagt de Likoudpartij de ideologie uit van het revisionistische zionisme. Uit: Edel P., op.cit., pp.78-79 66
28
- Praktisch zionisme
De uiteindelijke stichting van de joodse staat is het gevolg geweest van een succesvol samengaan van twee strategieën: politiek en praktisch zionisme. Volgens deze laatste stroming dienden zoveel mogelijk joodse immigranten naar Palestina te gaan om ginds zoveel mogelijk land op te kopen van de Arabische landeigenaars om er joodse nederzettingen te vestigen. Bedoeling was dat er uiteindelijk zoveel joden in het gebied kwamen wonen, dat zij vanzelf de macht in handen zouden krijgen, ongeacht de opinie van de wereldmachten. Een politiek dus van de voldongen feiten.
In 1901 werd het Joods Nationaal Fonds (JNF) opgericht. Dit fonds was verantwoordelijk voor de opkoop van zoveel mogelijk grond in Palestina. Reeds in 1899 werd de Jüdische Colonial Bank (later Jewish Colonial Trust) te Londen opgericht. Deze bank financierde verschillende projecten in Palestina. In tegenstelling tot de eerdere pogingen tijdens de negentiende eeuw was men nu wel succesvol. Het opgekochte land werd verpacht aan groepen joden die samen een nederzetting –mosjav of kibboets- wilden stichtten. Er werd ook een Opbouwfonds in het leven geroepen, dat de verwerving van ander onroerend goed dan landbouwgrond tot voornaamste taak had.69
Vanaf de jaren dertig van de twintigste eeuw hield men ook rekening met de strategische ligging van de gronden. Meer nederzettingen over een groter gebied zou de op te richten joodse staat bijvoorbeeld meer levenskansen geven. Franz Oppenheimer verwoorde het in zijn toespraak op het zesde Zionistisch congres in 1903 als volgt: „Wij zullen een net van kolonies over het land spannen: eerst de haken en de sterke draden aan de randen, dan er sterke nerven door weven en ten slotte het geheel ragfijn opvullen‟.70
- Het andere gezicht van het zionisme
In 1975 wordt het zionisme in een resolutie van de Verenigde Naties als een racistische en koloniale beweging bestempeld. Voor Israël en vele joden in de diaspora wordt dit afgedaan
69
Smelik K. op.cit., pp.267-268 Cathérine L. e.a., op.cit., p.32 70 Deze strategie van de spin werd woordelijk gevolgd , ook nu nog in de bezette gebieden. Uit: Cathérine L. e.a., op.cit., p.32
29
als antisemitische laster. De bedoelingen van het zionisme zijn dan misschien steeds nobel geweest, de methodes waren dit allerminst.
Volgens de World Zionist Organisation was verzet tegen jodenhaat in de diaspora zinloos, dat kon alleen vanuit een joodse staat. Men concentreerde zich dus op de vorming van die eigen staat en de oppositie tegen de vervolgingen in de diaspora was van ondergeschikt belang. De assimilatie bereikte in de vooroorlogse periode nochtans – vooral in Duitsland- een hoogtepunt. Voor de WZO stond het nationalisme echter onder alle omstandigheden voorop. Voor de opvolgers van Theodor Herzl in de World Zionist Organisation raakten raciale elementen onverbrekelijk verbonden met de zionistische ideologie. Geïnspireerd door de raciale arische theorieën, werd er gesproken over de degeneratie van het joodse ras en de noodzaak tot raszuiverheid.71
Het werd langzaam duidelijk dat de zionistische droom niet ver stond van het antisemitische doel: de joden buiten. De zionistische leiders probeerden dus steun te vinden bij deze jodenhaters om hun plannen uit te voeren. Een eigen staat voor de joden, zou immers het einde van de aanwezigheid van de joden over de hele wereld betekenen. Het zionisme is dus niet alleen ontstaan als reactie op het antisemitisme, maar ook uit een samenwerking ermee. 72 Voorbeelden hiervan zijn contacten met de Duitse keizer Wilhelm (die de joden verantwoordelijk hield voor het ontstaan van socialistische stromingen in Duitsland), Karl Lueger (lid van het antisemitische Guido von List Gesellschaft en later inspiratiebron van Adolf Hitler), Vyacheslav von Plehve (berucht Russisch antisemiet), Sergei Witte, ect. . Ook Lord Balfour (cfr. infra) bekende in 1914 zijn antisemitisme aan de Britse zionistenleider Chaim Weizmann.73
Op deze samenwerking kwam veel kritiek uit alle lagen van het joodse volk. Ook zionisten waren tegen deze methoden. Toch kwam het tijdens het interbellum tot nauwe samenwerking tussen zionisten en de nazi‟s. De aan het WZO verbonden Joachim Prinz vond het positief dat met de nazi‟s een einde kwam aan het politieke klimaat dat joden de kans gaf te assimileren. Volgens de partijfilosoof van de NSDAP –Alfred Rosenberg- kon het zionisme een rol spelen
71
Van der Laarse R., „Het vreemde verdrongen, Max Nordau‟s verbeelding van het joodse lichaam‟, De hang naar zuiverheid, de cultuur van het moderne Europa, Het Spinhuis, Amsterdam, 1998, p.185 72 Edel P., op.cit., p.71 73 Ibid., pp.71-75
30
bij de emigratie van joden. Daarom werd voorgesteld het zionisme aan te moedigen. Er waren ook contacten met von Mildenstein en Adolf Eichmann.74
De concrete hulp van de Duitsers bestond uit de oprichting van een onderneming voor het overmaken van joods vermogen naar Palestina in de vorm van Duitse producten. Deze regeling kwam in 1933 tot stand en staat bekend als het Ha‟avara Abkommen (Transfer Agreement). Het gezamenlijk project met de nazi‟s –gesteund door David Ben Goerion, Moshe Sharett en Golda Meir- stimuleerde tussen 1933 en 1936 heel wat Duitse joden naar Palestina.75
Aangezien de WZO niet iedere jood in Palestina kon gebruiken, was selectie cruciaal. Als gevolg van het strenge selectiebeleid van de WZO probeerden joden illegaal naar Palestina te reizen: de maapilim. Zelfs toen voor iedereen duidelijk werd dat het leven van joden gevaar liep in Duitsland , bleef de leider van de Jewish Agency, David Ben Goerion, een tegenstander van illegale immigratie. Op de eerste plaats streefde men naar de opbouw van een joodse staat in Palestina, gebaseerd op het beste „menselijke materiaal‟.76
Hevige tegenstand kwam er ook van de zionisten van de WZO en verschillende joodse/zionistische organisaties in de VS toen er in 1933 een internationale boycot van naziDuitsland van start ging. Men wilde de samenwerking tussen de ZVfD (Zionistische Vereinigung für Deutschland) en de nazi‟s niet in de weg staan uit vrees dat dergelijke boycot voor een stagnatie van de economische opbouw in Palestina zou zorgen.77
In het werk van Lander Corluy lezen we dat ook heel wat New Historians heel kritisch zijn voor het zionisme. Alles diende hetzelfde ultieme doel te dienen, zijnde de creatie en bescherming van de joodse staat. Ook de houding van de zionisten kort voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt op de korrel genomen. David Ben Goerion verklaarde in 1942 in het openbaar dat de uitroeiing van de Europese joden een catastrofe was voor het zionisme (in plaats van voor het jodendom of de mensheid). In zijn ogen zouden na de Endlösung immers geen joden meer overblijven die de joodse staat konden helpen opbouwen.78 Ook was Ben 74
Ibid., pp. 83-84 Ibid., pp.87-89 76 Ibid., pp.90-91 77 Ibid., pp.92-93 78 Segev T., The seventh million: The Israelis and the holocaust, 1993, pp.41-42, 82-86, 97 en 101 75
31
Goerion van mening dat er geen gelden van het Joods Nationaal Fonds mochten weggehaald worden om de in nood verkerende Europese joden bij de nazi‟s vrij te kopen. Het geld van het Joods Nationaal Fonds was immers bestemd voor de aankoop van grond in Palestina. Het joodse land ging voor op het joodse volk. Belangrijk hierbij is te wijzen op het feit dat niet alle zionisten het eens waren met deze methodes. Volgens Edel deed het nationaal-socialisme twee soorten zionisten ontstaan. Eén groep baseerde zich op idealisme, de andere wilde overleven.79 Zo ook was de Russische zionist Jabotinsky hevig gekant tegen de samenwerking van zionisten met nazi‟s. Toch had ook hij contacten met de Italiaanse fascisten. Deze laatsten waren het echter niet eens met de raciale theorieën van de nazi‟s en hun hevig antisemitisme. De twee ideologieën –nazisme en zionisme- vonden elkaar dus in hetzelfde doel: een eind maken aan het samen leven tussen joden en niet-joden. De ene visie deed dit vanuit haar haat jegens de joden, de ander vanuit de hang naar een eigen joodse staat.
Tot slot mag nog even worden gewezen op het koloniale karakter van het zionisme. Het ging niet alleen in de praktijk om een koloniale onderneming, maar ook de visies erachter waren doordrongen van de koloniale gedachte.
Het Zionisme sluit in twee opzichten aan bij het kolonialisme: door zijn houding ten opzichte van de „autochtone‟ bevolking en door zijn afhankelijkheid van een moederland, GrootBrittannië, althans tot 1939. Theodor Herzl schreef op een bepaald moment aan Cecil Rhodeséén van de Britse veroveraars- van Oost-Afrika: „Mijn programma is een koloniaal programma‟. Ook andere zionistische leiders zoals Jabotinsky en Mordechaï Ben Hillel Ha Cohen spraken zich in heel vernederend termen uit over de bevolking van Palestina. Zoals de Antilliaanse psychiater Frantz Fanon het zei: „De taal van de kolonist, wanneer hij het over de gekoloniseerde heeft is die van de dierkunde.‟ De perceptie van de verovering van het land als het „terugdringen‟ van de autochtone bevolking bevestigd het koloniale aspect van de zionistische beweging.80
79 80
Edel P., op.cit., p.92 Gresh A., op.cit., p.79
32
▪ Palestina en haar inwoners
De laatste opstand tegen de Romeinen, van 132 tot 135 na Christus betekent het einde van de joodse aanwezigheid in het land dat de Romeinen omdoopten tot Palestina.81 Deze benaming wordt door keizer Hadrianus doorgevoerd na deze opstand van Bar Kochba om zo de naam Judea uit de herinnering te bannen. De naam Palestina herinnert aan de Filistijnen, die sinds de twaalfde eeuw voor Christus langs een deel van de kust van Kanaän woonden. Dit volk was de aartsvijand van de joden.82 Met de diaspora verdwenen de joden niet volledig uit Palestina, ze concentreerden zich voortaan in Galilea van waaruit ze één keer per jaar de stad Jeruzalem mochten betreden.83 De stad Jeruzalem werd voortaan Aelia Capitolina.
Tussen de Patriarchen en de Romeinen wordt een overeenkomst bereikt die de joden toelaat volgens de eigen wetten te leven, althans tot het christendom staatsgodsdienst wordt in 380. 84 Tot in de 7e eeuw blijft Palestina onder Romeinse en Byzantijnse controle, en vanaf de 4 e eeuw wordt Jeruzalem een patriarchaat van het christendom. Na een kort Perzisch intermezzo (614-629) komt heel Palestina in 640 in Arabische handen.85
Voortaan behoorde Palestina tot het grote islamitische rijk, dat zich uitstrekte over de gehele zuidelijke helft van het Romeinse rijk. Het snelle oprukken van de islam werd mede bevorderd door de tolerante houding ten opzichte van de bevolking in de veroverde gebieden.86 Het Aramees verdween snel ten voordele van het Arabisch en het grootste deel van de bevolking bekeerde zich tot de islam. Na het jodendom en het christendom was de islam de derde wereldgodsdienst die van Jeruzalem een heilige stad maakte. Tot aan het einde van de Eerste Wereldoorlog bleef deze stad bijna ononderbroken onder islamitische controle.87
De kalifaten van de Omajaden (661-750) en de Abbassiden (750-1256) besturen Palestina respectievelijk vanuit Damascus en Bagdad, en zijn relatief tolerant tegenover de volkeren 81
Abicht L., op.cit., p.24 Smelik K., op.cit., p.38 83 De Griekse term „diaspora‟ betekent verstrooiing van een volk over de wereld‟ Uit Smelik K., op cit. p.18 Smelik K.,op cit. p.107 84 Smelik K., op.cit., pp.107-108 85 Castryck G., op.cit., p.28 86 Krupp M., De geschiedenis van de Joden in het land Israël: van de val van Jeruzalem tot het zionisme 701870, Boekencentrum; Zoetermeer, 1998, p.85 87 Castryck G., loc.cit. 82
33
van het boek, joden en christenen. Tijdens hun heerschappij migreren steeds meer Arabische stammen naar Palestina. Eerst zijn de Arabieren slechts de heersende bovenlaag, terwijl christenen, joden en Samaritanen de meerderheid van de bevolking vormen. De Arabische militaire kampen groeien uit tot vaste nederzettingen en de Arabische bevolking kon in de eigenlijke stadskern doordringen.88 De bloedige rivalen van de Omajaden, de Abbassiden slagen er op de lange duur niet meer in om de eenheid van het islamitische rijk te behouden. In Noord-Afrika trekken de Fatimiden delen van het islamitische rijk naar zich toe. Ze veroveren Egypte en dringen in 969 door tot in Palestina, dat ze echter niet continu als een eenheid kunnen beheersen. De laatste dodelijke tegenstander van de Fatimiden zijn de Turkse Seldsjoeken, die in 1071 definitief een einde maken aan de Arabische heerschappij in Palestina.89 Onder het bewind van de Seldsjoeken wordt het leven voor niet-moslims moeilijk. Vermits deze Turken ook een bedreiging vormen voor het Byzantijnse keizerrijk, grijpen de Byzantijnse keizers Michael VII en Alexius Comnenus de vijandelijkheden tegen christelijke pelgrims aan om de hulp van de paus in te roepen.
In het Franse stadje Clermont-Ferrand roept Urbanus II in 1095 op tot een kruistocht om de heilige plaatsen te bevrijden. Een jaar later vertrekt de eerste kruistocht onder leiding van Godfried van Bouillon naar het Heilig Land.90 Het tijdstip voor een inval is goed gekozen. In de strijd tussen de Seldsjoeken en de Fatimiden is het land Palestina politiek verdeeld. Voor beide partijen ligt Palestina slechts in de periferie en de gevechten worden dus slechts op halve kracht gevoerd. Moslims en joden vechten samen in de verdediging van de Heilige Stad. In mei 1099 wordt Jeruzalem veroverd en ongeveer 1000 kilometer kuststrook komt in handen van de kruisvaarders. De joden zijn de eerste slachtoffers. Voor de inheemse bevolking van het Heilig land is de tijd van de kruisvaarders een bijzondere lijdenstijd.91
Het eerste koninkrijk Jeruzalem, zoals de kruisvaarders het noemden, bestaat nog geen honderd jaar. Na moeizame onderhandelingen slaagt de Koerd Salach Eddin of Saladin erin een coalitie te vormen van alle Arabische naburige gebieden die de strijd aanvatten tegen de kruisvaarders, de Seldsjoeken en de Fatimiden in Syrië en Egypte. Het kruisvaarderleger wordt in 1187 vernietigend verslaan. 88
Krupp M., op.cit., p.87 Krupp M., op.cit., pp.88-89 90 Castryck G., op.cit., p.29 91 Krupp M., op.cit., pp.106-109 89
34
Er worden nog twee grote kruistochten opgezet (1189-1192 en 1228-1229), maar men kon niet verhinderen dat achtereenvolgens Jeruzalem (1187- 1229 en 1244) en Akko (1291) heroverd worden door de Egyptische moslims. „Dit betekende het eind van de westerse koninkrijken in het Heilig Land.‟92 Met de herovering van Akko door de Arabieren wordt de joodse gemeente opgegeven. De joden worden verstrooid over de andere steden van Palestina of ze trekken naar het buitenland.93
In het jaar 1250 grijpt een nieuwe groep heersers in Egypte de macht, de Mammelukken. Ook onder deze opvolgers van de Seldsjoeken wordt Palestina niet als een eenheid bestuurd. Voor het belangrijkste deel behoort het tot de provincie Syrië en tot het bestuursdistrict Damascus. De islam blijft onder de Mammelukken tolerant, maar de maatschappelijke en economische achterstelling van andersgelovigen neemt toe. Aan het einde van de heerschappij van de Mammelukken zijn er in Palestina waarschijnlijk niet meer joden dan in de tijd van de kruisvaarders, ongeveer duizend gezinnen of zesduizend joden.94
In 1516-1517 veroveren de Turken onder leiding van Sultan Selim de Eerste geheel Palestina en Syrië. Deze nieuwe machthebbers blijven vier eeuwen aan de macht in deze regio. Tegen de achtergrond van de verdrijvingen en vervolgingen in de rest van de wereld wordt de verovering van de Osmanen door de joden op vele plaatsen uitgelegd als een messiaans teken en er vestigen zich terug meer joden in Palestina. In deze context moet het gouden tijdperk van de stad Zefat, centrum van de joodse wereld gezien worden.
Ook in de Turkse tijd is Palestina een deel van Syrië en in diverse districten onderverdeeld. De centrale macht in Constantinopel laat de uitvoering van het bestuur in de afzonderlijke provincies snel over aan de daartoe gevolmachtigde stadhouders, Turken of invloedrijke inheemse heersers. Wanneer het centrale gezag van de Turken tegen het einde van de zeventiende eeuw verzwakt, worden de lokale heersers sterker.95 In de 16de en 17de eeuw sluiten de sultans om militair-politieke redenen gelegenheidscoalities met onder meer Frankrijk, Spanje, Venetië en de Pauselijke staten. Hierdoor kunnen de katholieke Europese staten ter plaatse hun economische en religieuze belangen verdedigen.96 92
Castryck G., loc.cit. Krupp M., op.cit., p.114 94 Ibid., pp.116-125 95 Ibid., pp.130-156 96 Castryck G., op.cit., p.29 93
35
De verzwakking van de centrale Ottomaanse macht wordt in het begin van de negentiende eeuw nog duidelijker. De heersers van de afzonderlijke provincies regeren praktisch onafhankelijk. In oktober 1831 verovert Ibrahim Pasja, zoon van Mohammed AliPasja uit Egypte, geheel Palestina en Syrië zonder dat de Turkse macht ingrijpt. De negen jaren van Egyptische heerschappij veranderen het land opmerkelijk, en er komt een grotere gelijkberechtiging voor joden en christenen. In 1840 krijgen de Turken de regio terug in handen.97 In de 19e eeuw is de Palestijnse maatschappij samengesteld uit grosso modo drie verschillende sociaal-religieuze gemeenschappen. De eerste groep zijn de Sunni moslims. Deze vertegenwoordigden 85% van de Palestijnse bevolking en wonen in de rurale gebieden. De 10% christelijke Palestijnen vormen de tweede grote gemeenschap. In Palestina zijn tenslotte ook prezionistische gemeenschappen aanwezig. Deze leefden er sinds de Romeinse bezetting. In 1881 bestaat de joodse gemeenschap uit 6% van de Palestijnse bevolking. Deze joden zijn sefardische joden, afkomstig uit Spanje, Noord-Afrika en anderen delen van het Ottomaanse Rijk.98 Eind 19e eeuw beginnen de Arabische Palestijnen zich langzamerhand tegen de culturele Ottomaanse overheersing te organiseren. Deze bewustwording van de eigen Arabische cultuur wordt gestimuleerd door de toenemende verzwakking van het Ottomaanse rijk, de „zieke oude man van Europa‟.99
In 1914 gaat het Osmaanse Rijk om militair-politieke redenen een gelegenheidscoalitie aan met Duitsland. Tegen 1918 worden Noord-Afrika en het Midden-Oosten echter veroverd door de Brits-Arabische coalitie.100 De regio wordt opgedeeld met het oog op onafhankelijkheid en Palestina komt onder Brits mandaat.
97
Krupp M., op.cit., pp.165-169 McDowall, D. The Palestinians, in: The Minority Group, Londen, 1982, 24, p.7 99 Abicht L., op.cit., pp..32-33 100 Castryck G., op.cit., p.29 98
36
▪ Twee volkeren in één land
- WOI
Tijdens de Eerste Wereldoorlog vrezen de Britten in het Midden-Oosten voor een nederlaag tegen het Ottomaanse Rijk. Daarom gaan ze op zoek naar partijen waarmee ze allianties kunnen sluiten.101 In juli 1915 onderhandelt de Britse vertegenwoordiger Henry McMahon met de hashemitische sharief Hussein van Mekka over de oprichting van een islamitische staat in Palestina, met Jeruzalem als hoofdstad. Het komt tot een overeenkomst en de Arabieren verklaarden zich bereid aan de zijde van de Britten te strijden. De laatste brief uit de HusseinMacmahon correspondentie dateert van 30 januari 1916. De „spontane‟ Arabische revolte tegen de Ottomanen begint in juni 1916. Deze revolte zorgde ervoor dat de Ottomanen zowel tegen de Britten als tegen hun Arabische onderdanen moeten strijden.102 In december 1917 vallen de Britse troepen Jeruzalem binnen. De Arabische Palestijnen verwachten dat deze overwinning zou resulteren in een onafhankelijkheidsverklaring voor Palestina. Men hoopt dat deze onafhankelijke regio onder het gezag van de sharief Hussein van Mekka komt.103
Reeds voor de ondertekening van de wapenstilstand op 11 november 1918, vrezen de Britten dat de beloftes uit de Hussein-McMahon correspondentie hun belangen in de regio zullen schaden. De controle van het gebied –en het Suezkanaal- is voor de Britse overheid van vitaal belang. Om deze belangen te kunnen beschermen, dient men tot een overeenkomst te komen over de verdeling van het Midden-Oosten met Frankrijk en Rusland. Op 16 mei 1916 komen de Franse vertegenwoordiger, George Picot en de Britse secretaris van het oorlogskabinet in Londen, Sir Mark Sykes tot een overeenkomst over de latere verdeling van het veroverde Ottomaanse gebied: het Sykes-Picot Agreement. Rusland krijgt het recht de kusten van de Bosphorus en Turks Armenië te bezetten. Frankrijk krijgt Libanon en Oostelijke Syrië. GrootBrittannië laat haar rechten gelden op Transjordanië. De status van Palestina zou verder besproken worden op de vredesconferentie waar ook de VS en andere Europese geallieerden
101
Abicht L., op.cit., pp.32-33 Agten B., De berichtgeving over de eerste Palestijnse Intifada in De Morgen en De Standaard, licentiaatsverhandeling, ugent, 2004, p. 96 Gresh A., op.cit., p.42 103 Owen R., State.Power and Politics in the making of the Modern Middle East, Boulder, Westview Press, 1992, p.9 102
37
aanwezig zouden zijn.104 Dat deze overeenkomst de vorige afspraak met sharief Hussein tegensprak, was geen bezwaar; de Arabieren hadden het werk dat van hen verwacht werd reeds gedaan.105
De geallieerden wilden echter ook nog aan een andere partij die hen steunde in de oorlog beloftes maken: de joodse lobby. Chaim Weizmann –de sleutelfiguur van een groep zionistische advocaten- overtuigt de Britse regering van het nut van een pro-zionistische verklaring. Op 2 november 1917 schrijft de secretaris van Buitenlandse zaken, Lord Balfour, een brief naar Lord Rotschild –de spilfiguur in de joodse kolonisatie van Palestina. Deze Balfour-declaration verklaart dat Londen „welwillend staat tegenover de vestiging van een nationaal tehuis voor het joodse volk en zich tot het uiterste zal inspannen om de verwezenlijking van dit doel te bevorderen‟.106 De tekst gaat een heel eind mee in de zionistische richting. Men spreekt over de rechten van de zionisten en de „anderen‟, die plots tot niet-joden worden omgedoopt. Men zou eerder kunnen spreken van de zionistische inwijkelingen als „niet-Arabieren‟.107 De verklaring bevestigt dat „niets mag ondernomen worden die afbreuk doet aan de burgerlijke en godsdienstige rechten van de bestaan nietjoodse bevolking‟.108 Gresh maakt hierover in zijn boek Waarheden over een conflict de volgende nuchtere opmerking: „Hoe kan men een nationaal joods thuis stichten zonder dat dit consequenties heeft voor de plaatselijke Arabische bevolking?‟ 109
Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt door de Britten dus zowel de Arabische Palestijnen als de zionisten een eigen staat beloofd in Palestina. „Deze tegenstrijdigheid, die Groot-Britannië nooit zal weten op te lossen, zal ten grondslag liggen aan een van de langste conflicten uit de hedendaagse geschiedenis.110
Door de nederlaag van het Ottomaanse Rijk in de Eerste Wereldoorlog verliest het een groot deel van zijn bezittingen. Op 24 juli 1922 wijst de Volkenbond Palestina en Transjordanië officieel toe aan Groot-Brittannië op de Conferentie in Parijs. De Palestijnse bevolking had
104
Smith P.A., Palestine and the Palestinians. 1876-1983, Worchester, Billings and Sons Limited, 1984, pp.38-
40 105
Abicht L., op.cit., p.34 Gresh A., op.cit., p.39 107 Abicht L., op.cit., p.36 108 Gresh A., loc.cit. 109 Gresh A., op.cit., p.40 110 Ibidem. 106
38
natuurlijk liever een onafhankelijke staat Palestina zien ontstaan. Reeds in 1920-1921 braken er relletjes uit onder de Arabische bevolking om de Britse regering onder druk te zetten.
- joodse immigratie
Vooraleer verder in te gaan op de relaties tussen Arabieren en joden in Palestina na de Eerste Wereldoorlog is het belangrijk stil te staan bij de joodse immigratie.
Populatie in Palestina:
Arabieren
joden
Aantal
%
Aantal
%
1880
300 000
94
24 000
6
1917
504 000
90
56 000
10
1922
666 000
89
84 000
11
1931
850 000
83
174 096
17
1936
916 000
72
384 078
28
1945-1946
1 242 000
69
608 000
31
1947
1 300 000
67
640 298
33
Bron: Facts and Figures About Palestinians, Washington, Center for Policy Analysis on Palestine, 1992, p.7
De immigratie van joden in Palestina voor 1948 gebeurt in vijf grote fases. De eerste golf, tussen 1882 en 1903, bedraagt 25.000 joden, hoofdzakelijk van Russische origine. Deze kolonisatie verloopt niet systematisch en is afhankelijk van de financiële steun van rijke, Europese joden. In de tweede immigratieperiode, tussen 1904 en 1914, wijken een 85.000 – hoofdzakelijk- Oost-Europese joden in. In deze fase begint de georganiseerde kolonisatie. Het verkregen land komt van de Ottomaanse regering of van een aantal grote (soms afwezige) landeigenaars. De verwerving van land gebeurt via verschillende politieke agentschappen van de zionistische beweging. De immigratie, die voor 1914 voldoende beperkt was gebleven om echte wrijvingen met de lokale bevolking uit te lokken verandert drastisch na 1920. Tijdens de derde periode, 1919-1923, immigreren ongeveer 35.000 Russische joden, terwijl er in de 39
vierde periode, 1924-1931 zich nog eens 85000 Poolse joden in Palestina vestigen. Tijdens de vijfde golf immigreren, omwille van de opkomst van het nazisme, 200.000 joden. Dit verhoogt het procentuele aantal joden van 17% van de totale bevolking in 1931 tot 28% van de totale bevolking van Palestina in 1936. Dat de Arabische bevolking gealarmeerd wordt door deze snelle demografische veranderingen, is dus niet verwonderlijk. Zowel de christelijke Arabieren als de islamitische Arabieren zien de nieuwe immigratiegolf als een bedreiging voor hun maatschappij. Het is vanaf 1909 dat de anti-joodse gevoelens worden omgezet in antizionistische gevoelens. Zionisme wordt als een bedreiging voor de Palestijnse maatschappij gezien.111
- Arabische revolte
Daar de joodse immigratie en de landtoe-eigening blijven toenemen ontstaat grote ontevredenheid onder de benadeelde Arabische boeren. De stijgende sociale ontevredenheid verloopt parallel met een economische recessie. De Britse regering blijft ook de vraag naar onafhankelijkheid weigeren. In 1936 wordt het Arabische Hoge-Comité opgericht, waarin zich alle Arabisch-Palestijnse stromingen en partijen bundelen. Op 15 april 1936 roept het comité een algemene staking uit in heel het mandaatgebied. De opstandelingen eisen de stopzetting van de joodse immigratie. Het verzet uit zich in burgerlijke ongehoorzaamheid, de weigering belasting te betalen, demonstraties en guerilla-acties. De staking duurt 170 dagen. Chaim Weizmann, voorzitter van de Zionistische Wereldorganisatie en later de eerste president van Israël, schrijft: „Enerzijds ontwikkelen zich de krachten van de vernietiging, de krachten van de woestijn, anderzijds houden de krachten van de beschaving en van de opbouw ferm stand. Het is de oude oorlog van de woestenij tegen de beschaving, maar wij zullen niet zwichten.‟112 Nadat de staking wordt beëindigd stelt Londen ter plaatse een enquêtecommissie, de Royal Peel Commission, op die op 7 juli 1937 haar rapport voorstelt. Dit rapport behelst een voorstel tot deling van Palestina in twee onafhankelijke staten, een joodse en een Arabische. Het bevat ook een aanbeveling voor een „bevolkingsuitwisseling‟ om de homogeniteit van beide gebieden te bevorderen: 225.000 Arabieren moeten „overgaan‟ van het joods naar het Arabische gebied, terwijl slechts 1250 joden het omgekeerde moeten doen. Voor de
111
Agten B., op.cit., pp.94-95 McDowall, D. The Palestinians, in: The Minority Group, Londen, 1982, 24, p.8 112 Gresh A., op.cit., p.52
40
Palestijnse Arabieren is dit aanbod allesbehalve „genereus‟ en de opstand wordt in september 1937 voortgezet. Ditmaal gaat het om een gewapende opstand, waarbij honderden groepen aanvallen uitvoeren op zowel Britse troepen als joodse kolonisten. De Britten besluiten om de joodse Palestijnse op te leiden tot goed georganiseerde militietroepen om over meer ordetroepen te beschikken. Dit heeft echter tot gevolg dat de joden tijdens de eerste ArabischIsraëlische oorlog over een uitstekend opgeleid leger zouden beschikken. Na achttien maanden kunnen de Britse troepen de opstand gewelddadig neerslaan.113 De opstand leverde aan Arabische zijde grote verliezen op. Tussen 3000 en 6000 Arabieren werden gedood, duizenden werden gearresteerd of gedeporteerd, duizenden huizen werden verwoest. De meeste kopstukken van het Palestijnse georganiseerde verzet werden vermoord tijdens de revolte. Dit had ernstige gevolgen voor de eerste Arabisch-Israëlische oorlog. Aan de zijde van de joodse kolonisten versterkte de opstand juist de infrastructuur die in Palestina was opgebouwd en de reeds bestaande fundamenten voor de joodse staat in wording. Ze leidde tot een nauwe samenwerking tussen het Joods Agentschap en de Britten. De Haganah werd versterkt, clandestiene wapenfabrieken werden opgezet. Ondanks de beperkingen ging de immigratie gewoon door. De Irgun, de militaire vleugel van de revisionistische beweging, greep naar het wapen van terrorisme. Op 11 november 1937 ging ze tot actie over met bomaanslagen op openbare plaatsen. Op 6 juli 1938 kwamen bij een bomaanslag op de Arabische markt in Haifa 21 mensen om het leven; op 25 juli vielen bij een andere bomaanslag nog eens veertig doden.
- WOII
In 1939 stelt Groot-Brittannië zijn strategie bij. De spanningen in Europa lopen immers al hoog op en men wil vermijden dat de Arabieren bij een eventuele oorlog de kant van Duitsland zouden kiezen. Daarom wordt in mei de White Paper uitgevaardigd. Deze verklaring stelt een (onafhankelijke) binationale staat voor waarin de joden nooit meer dan één derde van de bevolking zouden mogen uitmaken. Het witboek stelt dus beperkingen aan de joodse immigratie en verbiedt de verdere aankoop van Arabisch land. Beide partijen –die tijdens WOI een eigen, onafhankelijke staat werden beloofd- verwerpen dit voorstel. De Arabieren gaan niet akkoord omwille van de onduidelijke beloftes op onafhankelijkheid. De zionisten zijn woedend om de beperking van de immigratie. Hierbij mag niet worden vergeten 113
Agten B., op.cit., pp.98-99 Gresh A., op.cit., pp.51-54
41
dat dit witboek enkele maanden na de Kristalnacht komt. Het wordt dus stilaan duidelijk dat de nazi‟s iets met de joden van plan zijn, ook al kon niemand op dat moment de omvang en de wreedheid van de shoa voorzien. De zionisten opteren nu zonder meer voor terroristische aanslagen die aanhouden tot Groot-Brittannië zich officieel uit de regio terugtrekt en de stichting van de joodse staat niet langer kan tegenhouden.114
De zionisten proberen na de Tweede Wereldoorlog de demografische verhoudingen in Palestina alsnog te wijzigen. Tussen het einde van de oorlog en 15 mei 1948 arriveren 70.000 clandestiene immigranten. Wanneer het nieuws de wereld rond gaat dat die schepen vol met joodse slachtoffers worden aangehouden door Britse schepen, is de zaak van Ben Goerion daar ten zeerste mee gediend. In september 1945 tekenen de zionistische leiders protest aan tegen de blokkade van Palestina, die gelijk zou staan aan „een doodvonnis voor die bevrijde joden die verkommeren in opvangkampen in Duitsland‟.115 Het westen reageert geschokt. In de ogen van de Arabieren is dit echter propaganda: ze zijn bereid vluchtelingen op te nemen, maar geen kolonisten. Londen verduidelijkt haar beleid: „In tegenstelling tot wat beweerd wordt, komt dit illegale verkeer niet voort uit een beweging die spontaan is ontstaan onder de joden in Europa die in Palestina hun enige toekomstperspectief zouden zien. Het is opgezet door gewetenloze individuen die Zijne Majesteits regering willen dwingen en opzettelijk inbreuk maken op haar beslissingen over het beleid in Palestina‟.116 De Arabische Palestijnen streefden al lang naar een onafhankelijke staat. Door de nogmaals verhoogde joodse immigratie was de bevolkingssamenstelling en de verhouding in landeigendom op korte tijd sterk veranderd, in het nadeel van de Arabische Palestijnen. Het was dus van levensbelang voor de Palestijnse maatschappij dat de joodse immigratie werd stopgezet en dat een onafhankelijke, Arabisch-Palestijnse staat werd uitgeroepen. De Arabische Palestijnen stonden er echter veel slechter voor dan de joodse Palestijnen. Met het neerslaan van de Arabische revolte in 1939 waren er immers veel van de Arabische leiders geëlimineerd. Daardoor was het Palestijnse verzet chaotisch en ongeorganiseerd. De Arabische Palestijnen stonden dus met minimale militaire capaciteiten tegenover een goed georganiseerde –en door Groot-Brittannië getrainde- joodse gevechtmacht.117
114
Abicht L., op.cit., p.40 Gresh A., op.cit., pp.55-56 115 Gresh A., op.cit., p.85 116 Gresh A., op.cit., pp.85-86 117 Agten B., op.cit., pp.99-100
42
3.2.2. Verloop
De bespreking van het Palestijns-Israëlisch conflict wordt opgesplitst in twee delen: de periode van het „Arabisch-Israëlisch conflict‟ en de periode van het „Palestijns-Israëlisch conflict‟. Hierdoor wordt benadrukt dat in de eerste fase (1947-1986) van het conflict de belangrijkste belangengroep –de Palestijnen- volledig genegeerd werd door de andere partijen en dat het om een conflict tussen Israël en de Arabische staten ging. Pas met de Eerste Palestijnse Intifada werd de mening van de Palestijnen langzaam gehoord. Vanaf dan is er sprake van het „Palestijns-Israëlisch‟ conflict (1987-2003). Niet alle aspecten of gebeurtenissen van het conflict in Palestina worden besproken. Alleen de elf scharniermomenten die bij de steekproef van het onderzoek gebruikt worden als ankerpunten (cfr.infra), komen aan bod. ▪ Arabisch-Israëlisch conflict
- Onafhankelijkheidsoorlog (1948) De uiteenzetting van de Onafhankelijkheidsoorlog van 1948 –en het Palestijns-Israëlisch conflict- gaat niet uit van de populaire joodse versie. Deze gangbare uitleg valt te plaatsen onder de mythe „David vs Goliath‟. Uit het onderzoek zal blijken dat deze metafoor letterlijk en figuurlijk vaak naar voren wordt gebracht ter verdediging van Israëls houding en het lijkt daarom
aangewezen
hier
een
voorbeeld
te
geven
naar
aanleiding
van
de
Onafhankelijkheidsoorlog. Corluy geeft in zijn werk over de New Historians, De Strijd om het geheugen, de populaire joodse versie van de 1948-oorlog als volgt weer: „de moderne joodse staat Israël is een creatie van een heroïsch en zwaar belaagd volk dat de vervolging in Europa ontvluchtte en haar toevlucht zocht in een leeg land dat haar historisch gezien toebehoorde. Eerst werden de immigranten aangevallen door lokale afgunstige terroristen omdat de joden erin slaagden de woestijn te laten bloeien, iets waar de Arabische lokale bevolking nog nooit in geslaagd was. Daarna werden de joden aangevallen door de machtige en sterke legers van de omringende Arabische landen, maar tegen alle verwachtingen in won het kleine joodse leger waarna zij in een ondemocratisch deel van de wereld een democratie oprichten. Sindsdien wordt het land bedreigd door de haat van 100 miljoen Arabieren.‟118 118
Corluy L., De Strijd om het geheugen van Israël, De New Historians en het Israëlisch-Palestijns conflict, Uitgeverij Acco, Leuven, 2003, p.87
43
Aanleiding
Op 18 februari leggen de Britten de kwestie Palestina voor aan de Verenigde Naties. Het United Nations Special Committee on Palestine (UNSCOP) krijgt tot 1 september de tijd om haar rapport aan de VN voor te leggen. Daar de Arabische organisaties de UNSCOP boycotten, komen tijdens het onderzoek vooral joden aan het woord. Enkele factoren zullen doorslaggevend zijn om Palestina op te delen en een joodse staat te stichten: de tragedie van de clandestiene immigranten (Exodus ‟47), het bezoek aan de concentratiekampen en het succes van de kolonisatie.119 De koloniale visie wijst op het verschil in ontwikkeling tussen joden en arabieren. Niet alleen het praktisch zionisme heeft zijn werk gedaan, maar ook de kijk op de Orient –waarover Saïd het heeft- is mede verantwoordelijk voor de uiteindelijke beslissing van het comité. Volgens Van Den Berghe werd de oprichting van de staat Israël als een soort Wiedergutmachung gezien voor de misdaden en actieve onverschilligheid tegenover de joden in de Tweede Wereldoorlog. De shoa speelde –naast economische belangen- een grote rol bij de onderhandelingen over het ontstaan van de staat Israël. De shoa werd een fundamenteel onderdeel van de funderingsmythe van de staat Israël.120
Op 29 november wordt het definitieve delingsplan voorgelegd aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Er zou een joodse staat komen op 56% van het historisch Palestina met 500.000 joodse en 400.000 Arabische Palestijnen. De Arabische staat, bestaande uit 700.000 Arabische Palestijnen en enkele duizenden joden besloeg de rest. Na druk van de Verenigde Staten op de twijfelende landen wordt de resolutie goedgekeurd. Er zou hoe dan ook een joodse staat worden opgericht, maar met deze VN-resolutie komt er legitimiteit voor de zionistische onderneming.121 Abicht stelt in Eén maat, één gewicht dat „De Palestijnen, die geen stem hadden gehad in de Verenigde Naties, weigerden in te zien waarom zij een zo hoge prijs moesten betalen voor misdaden die door nazi-Duitsland in Europa tegenover de joden waren begaan‟.122 Israël is akkoord voor het oog van de internationale instanties. Ben Goerion verklaart evenwel kort daarna „Nadat we in het kader van de stichting van de staat een geducht leger hebben opgezet, zullen we de deling afschaffen en ons over heel Palestina verbreiden‟.123 119
Gresh A., op.cit., pp.88-91 Van Den Berghe G., De uitbuiting van de holocaust, Antwerpen/Baarn, Houtekiet, 1990, pp.125-126 121 Gresh A., op.cit., p.95 122 Abicht L., op.cit., p.42 123 Gresh A., op.cit., p.99 120
44
Groot-Brittannië beslist dat haar mandaat op 15 mei 1948 zal eindigen. De spanningen tussen joden en Arabieren lopen vanaf december ‟47 hoog op. Op 14 mei 1948 roept Ben Goerion echter reeds eenzijdig de onafhankelijkheid van de staat Israël uit. 124 Hierdoor maakt hij elk compromis onmogelijk. De onafhankelijkheidsverklaring maakt immers nergens vermelding van de resolutie van 29 november 1947, noch van grenzen. De tekst van de onafhankelijkheidsverklaring heeft inderdaad een heel liberale en sociaal getinte inhoud – en beroept zich op de Franse Verklaring van de Rechten van de mens en de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring- maar heeft in Israël geen enkele rechtsgeldigheid en wordt door onder meer Zeev Sternhell (New Historian) louter gezien als een daad van „public relations‟.125 Reeds voor de oorlog wilde Israël een zo groot mogelijk staat. Plan Dalet of Plan D (1 maart 1948 door de Haganahleiding goedgekeurd) bestond oorspronkelijk uit de tactiek van de agressieve defensie (zelf niet aanvallen maar wel keihard terugslaan), maar werd al gauw (1 april 1948) tot agressieve offensieve tactiek omgebogen. Door deze overschakeling hoopte de militaire leiding zo veel mogelijk grondgebied te veroveren.126
Verloop
Op 15 mei vallen de Arabische buurlanden, waaronder Syrië, Egypte en Jordanië, Palestina binnen. Van een gezamenlijk offensief kan men nauwelijks spreken daar er geen gemeenschappelijk strijdplan is. De Arabische staten brengen elk hun eigen agenda‟s naar het slachtveld –en later de onderhandelingstafel- mee en zijn onderling verdeeld.127 Daar de Israëli‟s in het begin slecht bewapend zijn ziet het er de eerste weken ondanks hun grotere troepenmacht niet goed uit. Na de wapenstilstand van 29 mei importeren ze echter massaal – tegen de afspraken- wapens uit Tsjechoslovakije. Ook de troepenverhouding slaat snel om in het voordeel van Israël. De Arabieren waren slecht voorbereid: er waren geen getrainde soldaten, geen centraal commandocentrum en geen verzekerde toevoer van wapens. Ook had de Arabische revolte van 1936-1939 er voor gezorgd dat de Palestijnse samenleving onthoofd was: hun leiders waren gedood, gevangengezet of verbannen.128
124
Gresh A., op.cit., p.96 Corluy L., op.cit., p.125 126 Colruy L., op.cit., p.100 127 Colruy L., op.cit., pp.91-93 128 Corluy L., op.cit., pp.89-93 125
45
Resultaat
Israël weet zijn grenzen te vergroten tot ver voorbij de grenzen van het delingsplan. Het merendeel van de Palestijnen wordt van dit grondgebied verdreven en tot vluchteling gemaakt. Tijdens de vijandelijkheden vluchten deze 750.000 Palestijnen uit meer dan 400 dorpen voor het oorlogsgeweld.129 Over de oorzaak van deze catastrofe of Nakba bestaat veel discussie. We mogen echter niet over het hoofd zien dat Israël de veroverde gebieden inlijfde -een bevolkingsemigratie kwam dus goed uit- en dat men niet „vrijwillig‟ maar uit noodzaak vlucht. Het staat ondertussen vast dat de Palestijnen vluchtten na de bloedbaden in Deir Yassin (9 april 1948), Safsaf en Salha. De militaire verdrijvingen uit onder meer de steden Lod en Ramleh door het Israëlische legering maakten duidelijk dat de Palestijnen niet langer gewenst waren en in de veroverde gebieden. Een groot deel van de bevolking heeft inderdaad beslist te vertrekken, uit angst voor het oprukkende leger.130
Er blijven slechts 125.000 Palestijnen over in Israël. De vluchtelingen worden door de UNWRA (United Nations War Relief Agency) ondergebracht in kampen op de grens met de Arabische buurlanden.131 Twee gebieden komen niet onder Israëlisch gezag: de Westelijke Jordaanoever (met OostJeruzalem) –dat in 1950 door Jordanië wordt ingelijfd- en de Gazastrook –onder Egyptische voogdij.
Israël verliest 6000 man, wat echter één procent van haar totale bevolking is. Hierdoor krijgt men het gevoel dat ze opnieuw aan de rand van de totale vernietiging staan. De mythe van het kleine, zwakke Israël dat bijna vernietigd werd door de Arabische overmacht berust echter op weinig waarheid. Het aantal Arabische slachtoffers is niet gekend.
Afloop
Het laatste wapenstilstandakkoord wordt afgesloten met Syrië in juli 1949. Het grondgebied van Israël beslaat nu aanzienlijk meer dan volgens het verdelingsplan voorzien was, namelijk 78 % van het historische Palestina. De Arabische Palestijnen worden een kleine minderheid,
129
Abicht L., op.cit., pp.42-43 Colruy L., op.cit., p.106 131 Abicht L., op.cit., p.43 130
46
waardoor een etnisch zuivere staat dichterbij komt. De overgebleven Palestijnen worden omwille van „veiligheidsredenen‟ tot 1966 onderworpen aan een militair bewind. Tot op de dag van vandaag zal deze groep echter gediscrimineerd blijven, en geen gelijke berechting genieten binnen de „enige democratie van het Midden-Oosten‟.132 Na de oorlog zoeken Jordanië, Syrië en Egypte –drie belangrijke buurlanden- contact met Israël. Zo stelt emir Abdallah van Jordanië tussen ‟49 en ‟51 herhaaldelijk compromissen voor. Israël is echter nooit bereid tot het doen van concessies met het oog op vrede. Ben Goerion stelt „vrede voor vrede‟. „Israël heeft overduidelijk geen vrede gewild. De instabiliteit van de Arabische wereld, getraumatiseerd door de nederlaag en verdeeld in rivaliserend stromingen, drukte natuurlijk zwaar op alle onderhandelingen. Er was geen garantie dat deze „ouvertures‟ tot vrede zouden hebben geleid. Maar deze weg werd door de joodse staat niet eens verkend‟, aldus Gresh.133 Reeds in december 1948 geeft de VN een duidelijk signaal met resolutie 194: „the refugees wishing to return to their homes and live at peace with their neighbours should be permitted to do so at the earliest practicable date, and that compensation should be paid for the property of those choosing not to return and for loss of or damage to property which, under principles of international law or in equity, should be made good by the Governments or authorities responsible.134 In juli 1950 wordt het lot van de Palestijnse vluchtelingen echter definitief bezegeld met de Israëlische „Wet op de Terugkeer‟. Deze wet stelt dat iedere jood ter wereld kan „terugkeren‟ naar Israël, het land van herkomst. Dit sloot dus voorgoed een (gedeeltelijke) terugkeer van Palestijnen uit.135 Na 1949 werd het grotere Israël zo snel mogelijk herbevolkt. Tussen 1948 en 1972 kwamen er 1.165.958 nieuwe inwijkelingen bij, voornamelijk uit Oost – en West-Europa en de Arabische landen. Voor de emigratie uit deze buurlanden gebruikt Israël graag de term „transfer‟, alsof het gaat om een vrijwillige „wissel‟ met de Arabische
132
„Naast sterke economische achterstelling is een belangrijk punt van discriminatie de speciale voorrechten die er verbonden zijn aan de legerdienst. Palestijnse Israëli‟s worden niet opgeroepen om legerdienst te doen; terwijl bijvoorbeeld joodse vrouwen wel worden opgroepen. Op zich is dit geen discriminerende daad, misschien zelf een humane daad van de Israëlische regering, maar als men weet dat aan het vervullen van de legerdienst allerlei sociale en financiële voordelen verbonden zijn is dit een daad van indirecte discriminatie. Zonder legerdienst kan men bijvoorbeeld geen goedkope leningen bij de staat verkrijgen of krijgt men geen kindervergoeding.‟ Uit Corluy L. , op.cit., p.126 133 Gresh A., op.cit., p.103 134 www.un.org 135 De terugkeer van afstammelingen van mensen die 2000 jaar geleden in Palestina woonden was evidenter dan de terugkeer van mensen die er gisteren nog woonden.
47
bevolking die vanaf dan op de grenzen van Arabische landen in vluchtelingenkampen woont.136
- Suezcrisis (1956)
Aanleiding
In 1956 beslisten de Verenigde Staten om de geldsteun aan Egypte voor de bouw van de Assuandam stop te zetten. Egypte had zich immers na een negatief antwoord i.v.m. wapenlevering van de VS, tot de Sovjetunie gewend.137 Gamal Abdel Nasser, president van Egypte en vurig pan-Arabisch nationalist, kondigt op 26 juli 1956 tijdens een toespraak op het Vrijheidsplein de nationalisering van het Suezkanaal aan. Aan dergelijke stoutmoedige reacties van landen die zo lang onderworpen waren geweest aan het Westen, zijn de grote mogendheden nog niet gewend. Ook Israël ziet de opkomst van een sterk Egypte- dat appelleerde aan de sentimenten van de Palestijnen en andere Arabische volkeren- als een bedreiging.
Verloop
Zowel de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, als Frankrijk keuren de nationalisatie af. Vooral Frankrijk en Groot-Brittannië willen deze „dictator‟ zo snel mogelijk in zijn schulp jagen.138 De VS wil echter van een militair ingrijpen – met de voormalige koloniserende mogendheden Frankrijk en Groot-Brittannië- niet weten. Foster Dulles wil een conferentie organiseren met Groot-Brittannië, de VS, Frankrijk, maar ook Egypte en de USSR. Nasser weigert echter deel te nemen, net als aan de conferentie van 22 Suez-gebruikende landen en de Vereniging van kanaalgebruikers. De bevindingen en voorstellen van deze laatste vereniging worden echter door een veto van de Sovjetunie afgekeurd tijdens de VN-veiligheidsraad.
136
Abicht L., op.cit., p.45 d‟Enghien P. (ver. Uitg.), Knack Wereldgeschiedenis Deel 6: 20e eeuw, Roularta Books NV, Roeslare, 2004, p.295 138 Achteraf gezien was de verontwaardiging van het westen over de nationalisering overdreven. De concessie – in handen van een internationale maatschappij- voor het beheer van het kanaal, zou hoe dan ook aflopen in 1968. Daarenboven werd de aandeelhouders door Nasser een vergoeding beloofd. Bovendien nam Egypte op zich om de Conventie over het Suezkanaal, in 1888 gesloten in Constantinopel om de vrije doorvaart door het kanaal als internationale waterweg te garanderen, stipt in acht te zullen nemen. Uit d‟Enghien P., op.cit., p.296 137
48
Groot-Brittannië en Frankrijk vinden een bondgenoot in Israël. Voor Israël is het feit dat op 24 oktober bekend werd dat Egypte, Jordanië en Syrië een gezamenlijk oppercommando hadden ingesteld een belangrijke motivatie. Dit konden de Israëli‟s opvatten als een vijandige daad –in de praktijk bleek dit oppercommando de beweeglijkheid van de Egyptische strijdkrachten te verlammen. De Israëli‟s zien dus een kans om een te machtig en vijandig buurland te verzwakken. Het resultaat is een geheime overeenkomst tussen de drie landen om Egypte aan te vallen en Nassers regime omver te werpen.139 Israël –dat zeker is van de steun van Frankrijk en Groot-Britannië- neemt het militaire initiatief op 29 oktober. Voorwendend in de Sinaï-woestijn bases van de feddajeen te willen vernietigen trekken de Israëlische troepen richting Suezkanaal. Op één dag maken zij zich meester van de Sinaï-woestijn. Op 30 oktober stellen Groot-Brittannië voor dat beide partijen zich zouden terugtrekken en dat een Engels-Franse strijdkracht tijdelijk sleutelposities zou innemen. Het was vanzelfsprekend dat Israël akkoord ging en Egypte niet.
De poging van de Verenigde Naties om Israël tot een staakt-het-vuren te dwingen mislukken door een veto van Frankrijk en Groot-Brittannië. Ook de Engelsen beginnen met luchtoperaties tegen Egypte. Op 6 november veroveren ze samen met Frankrijk, Port-Said. De crisis werd doorverwezen naar de Algemene Vergadering van de VN en op 2 november valt de beslissing dat er een wapenstilstand moet komen. Onder druk van de Verenigde Staten gaat ook Groot-Brittannië akkoord en trekt in de loop van de maand haar troepen terug.140
Resultaat
Met uitzondering van een strook bij Gaza en de positie Sjarm el Sjeich aan de Golf van Akba – de watertoegangsweg tot de Israëlische havenstad Eilat-, geven de Israëlisch het gehele Sinaï-schiereiland op. Pas in maart 1957 worden ook de genoemde gebieden weer onder Egyptisch beheer gesteld. Egypte geeft de gebruikers van het Suezkanaal geen enkele zeggenschap over het kanaal en de tolgelden en verwerft zo de volledige controle. Nasser had gewonnen.
139 140
D‟Enghien P., op.cit., pp.296-297 Ibidem.
49
Afloop
Ondanks het feit dat Israël zich opnieuw van zijn sterkste kant had kunnen laten zien, was het resultaat toch niet bereikt. De bedreiging van Egypte bleef, samen met Nassers droom van een Verenigd Arabië. Ook de wil Israël te verslaan en het land terug aan de Palestijnen te geven, bleef onveranderd. Het buitenlands gezag van Engeland en Frankrijk had een serieuze deuk opgelopen. Deze oude grootmachten werd duidelijk gemaakt dat ze niet meer om de macht van de Verenigde Staten en de Sovjetunie heen konden. De Suezcrisis zorgde er ook voor dat het MiddenOosten geïncorporeerd werd in deze bipolaire structuur.
Na de Suezcrisis breekt de periode aan van de zogenaamde Lange Vrede (tot 1967). Er ontstaat in Israël een relatief gevoel van veiligheid, daarenboven is er een sterke economische groei in deze periode. Dit zorgt voor een matiging van het zionisme, en een gestage democratisering van de Israëlische samenleving. „Zo werden tijdens de Lange Vrede stilletjesaan de scherpe kanten van de etnocratie verwijderd‟, stelt Corluy, „Een duidelijk voorbeeld hiervan is het opheffen van het militaire bestuur in de Palestijnse gebieden binnen Israël in 1966‟.141
- Zesdaagse oorlog (1967)
Aanleiding
Net als bij elk conflict is het onmogelijk om één feit of gebeurtenis aan te wijzen als de aanleiding van deze oorlog. Elke daad of gebeurtenis is een reactie op een vorige en men kan vaak heel ver in de tijd oorzaken vinden voor conflicten. Er waren de Palestijnse guerrillastrijders die al enige tijd raids ondernamen binnen de Israëlische grenzen. Deze acties werden grotendeels uitgevoerd vanuit Jordanië en de Gazastrook, dat op dat ogenblik Egyptisch was. De Israëlische vergeldingsmaatregelen waren vooral tegen Jordanië gericht. Israël wist dat het militair en politiek sterker was dan zijn Arabische buren, en dacht dat het tentoonspreiden van een evenredige krachtinspanning misschien tot een stabielere
141
Corluy L., op.cit., p.54
50
overeenkomst zou leiden. Het aan de macht komen van een radicale fractie van de Ba‟ath partij in Syrië, die openlijk de Palestijnse acties steunde, veroorzaakte wrevel in Israël.142
Ondertussen berichtte Moskou aan Syrië en Egypte dat er extra Israëlische troepen hadden post gevat aan de Syrisch-Israëlische grens en dat Israël van plan was Syrië binnen te vallen. Aan de authenticiteit van deze berichten wordt echter getwijfeld. De Egyptische troepen trokken echter verder de Sinaï in en Syrië mobiliseerde zijn troepen aan de grens met Israël. De Egyptische president Nasser, die ervan droomde het Arabisch leiderschap op zich te kunnen nemen, riep de VN-secretaris U Thant op om alle blauwhelmen langs de IsraëlischEgyptische grens terug te trekken. Toen dit gebeurde stonden de Egyptische en Israëlische troepen rechtstreeks tegenover elkaar.143 Ondertussen had Nasser de afsluiting van de Straat van Tiran –in de Golf van Akkaba- voor Israëlische schepen afgekondigd. Dit zou een reactie geweest zijn op de Israëlische oorlogsdreiging. De Israëlische haven Eilat en de economie werden door de blokkade echter volledig lamgelegd. Terwijl de spanning steeg, werd er een militaire overeenkomst gesloten tussen Jordanië, Syrië en Egypte.144
Verloop
Israël, dat zich erg bedreigd voelde, neemt het initiatief en lanceert in de vroege ochtend van 5 juni 1967 een heel geslaagde verrassingsaanval op de Egyptische vliegvelden. In vier dagen tijd veroveren de Israëlische strijdkrachten de hele Sinaïwoestijn. Op donderdag 8 juni is Egypte bereid het staakt-het-vuren van de Verenigde Naties te aanvaarden. Jordanië- dat zich ook in de strijd had geworpen- verliest al snel de Jordaanvallei. Het verzet uit Syrië wordt op 9 juni beëindigd met de bezetting van de Golanhoogte door Israël. Israël slaagt erin zijn aanval op 10 juni 1967 succesvol te beëindigen.145
142
Agten B., op.cit., pp.106-107 Agten B., op.cit., p.107 144 Barker A.J., De zesdaagse oorlog, Standaard, Antwerpen, 1977, p.15 „Achteraf werd duidelijk (onder andere uit de positie van Nassers leger en de slechte paraatheid ervan) dat hij niet aanstuurde op oorlog. Zijn doel was zijn militaire macht duidelijk maken en zijn pan-Arabische legitimiteit tentoon spreiden via een politieke overwinning op Israël. Nasser verzekerde ook de secretaris-generaal van de VN dat Egypte geen oorlog zou beginnen.‟ Uit: Agten B., op.cit., p.107 145 Barker A.J., op.cit., p.60 143
51
Resultaat
Met de Zesdaagse oorlog verandert de situatie van de Palestijnen opnieuw fundamenteel. Israël veroverde het hele Palestijnse mandaatgebied, maar ook de Golanhoogvlakten op Syrië en de Sinaï-woestijn op Egypte. De Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever (inclusief Oost-Jeruzalem (met de oude stad en de Klaagmuur) worden door Israël bezet. De Palestijnen, die in „47 nog 93% van Palestina bezaten, waren op twintig jaar tijd hun land volledig kwijtgeraakt. De bezetting van de Palestijnse gebieden wordt reeds in november 1967 door de VNveiligheidsraad veroordeeld in resolutie 242. Deze resolutie houdt in dat de Israëlische strijdkrachten zich dienen terug te trekken uit de bezette gebieden, dat de soevereiniteit van elke staat moet gerespecteerd worden en dat er een juiste oplossing dient gezocht te worden voor het vluchtelingenprobleem.146
Afloop De Westelijke Jordaanoever wordt omgedoopt tot „Judea en Samaria‟ om de band met het bijbelse verleden te benadrukken. Een late, maar vurige bekering van veel orthodoxe joden tot het oorspronkelijke politieke project is het gevolg. Vanaf nu gaat het erom het „echte‟ Israël van de bijbel in joodse handen te houden, wat uitgerekend het gebied was waar de overgroote meerderheid van de Palestijnen woont.147 Na de Zesdaagse oorlog ontstaan onder meer de Beweging voor het gehele Israëlische land en Goesj Emoniem („Blok der gelovigen‟) van rabbi Levinger. Deze laatste roept de joden op om zich zo talrijk mogelijk in het „bevrijde bijbelse land‟ te vestigen (Een oproep die niet voor het eerst in de geschiedenis van het zionisme wordt gedaan. Het praktisch zionisme slaagde er met de tactiek van „de voldongen feiten‟ reeds in de oprichting van de staat Israël voor te bereiden).148 Naast de vernoemde rechtse antwoorden, zijn er ook talrijke groepen die de verovering en bezetting van de Palestijnse gebieden sterk veroordeelden. „Het statuut van „bezetter‟, met alle brutaliteit die dat met zich meebracht, begon steeds zwaarder op het geweten van een 146
Abicht L., op.cit., pp.52-53 Abicht L., op.cit, p.54 148 De nederzettingpolitiek kreeg de gedeeltelijke of volle steun van alle Israëlische regeringen na ‟67 en kan tot op heden rekenen op de royale subsidies van zionistische en orthodoxe joden uit de Verenigde Staten en de hele diaspora. Over het algemeen werd de bouw van nederzettingen oogluikend toegelaten of openlijk militair en financieel gesteund. Intussen wonen al meer dan 450.000 settlers op Palestijns grondgebied, waarvan de helft in het geannexeerde Oost-Jeruzalem (waardoor ze daar al talrijker zijn dan de Palestijnen). Uit: Abicht L., op.cit., pp.59-60 147
52
toenemend aantal Israëli‟s te wegen. De door de zionisten gevierde „bevrijding‟ van het aartsvaderlijke grondgebied is nog iets anders dan de systematische onderdrukking van miljoenen mensen, van wie de levensomstandigheden schril afstaken tegen die van de doorsnee Israëli‟.149
De verhouding met het westen veranderde met de Zesdaagse oorlog. Israël had immers zijn gebied heel wat kunnen uitbreiden –van 20.000 naar 90.000 km²- zonder dat het westen hen echt tegenwerkte. De grote landen –vooral de VS- zouden geen druk meer uitoefenen op Israël. „Als gevolg van deze merkwaardige welwillendheid zou de Israëlische regering dan ook elke onwelkome vermaning van het westen of van de Verenigde Naties rustig naast zich kunnen neerleggen‟.150 Zowel Egypte als Jordanië gaan op zoek naar een akkoord met Israël, dat echter –net al in 1948- pertinent weigert afstand te doen van de veroverde gebieden. Voor de Arabische landen is de nederlaag van 1967 dus een verpletterende capitulatie waaruit geen diplomatieke voordelen kunnen gehaald worden, zoals in 1956 wel het geval was.151 De Arabische staten leggen zich niet bij de situatie neer. De Egyptische president Nasser begint algauw met herbewapenen.152 Door dit conflict onopgelost te laten, was een nieuwe oorlog niet onwaarschijnlijk.
In 1964 wordt tijdens de top van de Arabische Liga een nieuw legislatief Palestijnse congres gesticht, de Palestine National Council (PNC). Bij hun eerste samenkomst in Jeruzalem stichtten ze de Palestinian Liberation Organisation (PLO). Na de oorlog komt Al-Fatah, de beweging van de activistische universiteitstudenten uit Gaza, bovengronds en werd de grootste organisatie van de vele fracties binnen de PLO. Al-Fatah gaat tegen de ideologie van het pan-Arabisme in. Fatah gelooft dat de Palestijnse zaak alleen door Palestijnen kan gewonnen worden en niet door de Arabische staten. Uiteindelijk verkrijgt Fatah in 1968 formeel de leiding van de PLO en de leider, Yassir Arafat, wordt verkozen tot leider van de PLO.153
149
Abicht L., op.cit., p.53 Corluy L., op.cit., p.56 150 Abicht L., op.cit., p.55 151 Barker A., op.cit., p.150 152 Een vernederende, harde vrede, waarbij de verliezer geen inspraak krijgt, is geen goede vrede. 153 Agten B., op.cit., p.105
53
- Yom-Kippour-oorlog (1973)
Aanleiding
Zoals reeds aangegeven was de nederlaag van 1967 voor de Arabische landen een grote vernedering. Het conflict bleef onopgelost ondanks verzoeningspogingen van Egypte en Jordanië. In Egypte leefde dan ook al lang het verlangen om de nederlaag van ‟67 ongedaan te maken. De Arabieren bleven de nieuwe bezetting door Israël als een blijvende belediging beschouwen.154 Het doel van de Egyptische president Sadat bestond erin om met een militair succes het imago van Egypte op te krikken, om daarna de Amerikanen te betrekken bij het zoeken naar een regeling. Syrië werd op dat moment geleid door president Hafiz Assad.
Verloop
Op 6 oktober 1973 voeren de Egyptische en Syrische strijdkrachten samen een verrassingsaanval uit op Israël. Daar dit gebeurt op een heilige dag voor de joden, Yom Kippour –Grote Verzoendag- is het Israëlische leger totaal niet voorbereid. Nochtans had Washington Israël wel verwittigd over een op handen zijnde aanval, nadat ze een bericht hadden gekregen van de Amerikaans-Arabische oliemaatschappij Aramco. De Israëli‟s hechten aan deze waarschuwing geen geloof.155
Daar de Arabische aanval de eerste dagen heel succesvol is, maakt zich een massapsychose meester van de Israëlische bevolking. De Israëli‟s worden vooral verrast door de overmacht aan materieel en mensen. Deze overmacht wordt ook voor het eerst bekwaam gedirigeerd. De soldaten beschikken over vakkennis en moed en blijken vertrouwd met de moderne wapens. Zo slagen de Egyptische troepen erin de onneembaar geachte Bar-Lev -lijn, een immens hoge zandmuur langs het Suezkanaal die de grens tussen Egypte en Israël vormde, te veroveren.156 Na enkele dagen van Arabische winsten slaagt de IDF (Israëli Defense Force) erin de oorlog naar zijn hand te zetten en winnend af te sluiten. Op 22 oktober 1973 wordt de VN-resolutie 338, die oproept tot een staakt het vuren en de naleving van resolutie 242, goedgekeurd. Op 24 oktober houden de gevechten op.
154
Agten B., op.cit., p.108 D‟Enghien P., op.cit., p.339 156 Corluy L., op.cit., p.59 155
54
Resultaat De Oktoberoorlog toont voor het eerst aan dat de Israëli‟s wel degelijk iets van de landen rondom hen te vrezen hebben. Vooral de inlichtingendienst wordt verweten de oorlog niet voorzien te hebben. Ook de IDF verliest veel van zijn aanzien. Dat Egypte en Syrië de eerste dagen van de oorlog overwinningen boekten, zorgde ervoor dat zij de morele overwinnaars van dit treffen werden. Voor het eerst in de geschiedenis van het conflict had men de Israëlische staat een –vooral morele- slag kunnen toebrengen. Binnen Israël begon men nu toch te twijfelen aan de slaagkansen van een uitsluitend militaire oplossing voor het conflict.157
Afloop
In de laatste week van de oorlog leggen de Arabische landen een olie-embargo op aan de landen die Israël steunen. De Arabische oliestaten bewijzen dat ze op deze manier de wereldeconomie en de westerse welvaart gevoelig kunnen raken. De westerse landen en vooral de Verenigde Staten hernieuwen hun inspanningen om alle partijen in het conflict aan de onderhandelingstafel te krijgen. De PLO, als „enige officiële vertegenwoordiger van het Palestijnse volk‟ wordt stilaan gezien als onvermijdelijke gesprekspartner. In 1974, één jaar na de Yom Kippour-oorlog, krijgt Yassir Arafat de kans om de Algemene Vergadering van de VN toe te spreken. In 1975 bestempelt de VN het zionisme in een resolutie als een racistische beweging. De Yom-Kippour-oorlog vormt een keerpunt en maakt de daaropvolgende vredesregeling tussen Egypte en Israël in 1978 mogelijk.
- Sadat bezoekt Jeruzalem (1977)
Aanleiding
Zoals gezegd maakt de Oktoberoorlog het voor Israël mogelijk om over een vredesverdrag te denken. Voor de oorlog was Israël er immers van overtuigd dat al hun belangen konden worden behartigd door een militaire overmacht. Nu blijkt dat deze overmacht er niet meer is,
157
Corluy L., op.cit., p.59
55
wordt er naar een andere oplossing gezocht. De Egyptische president Anwar el Sadat, verkrijgt
door de morele overwinning van de Yom-Kippour-oorlog een sterke
onderhandelingspositie waardoor een voor Egypte aanvaardbare vrede tot de mogelijkheden behoort.158 Op 9 november 1977 verklaart Sadat in de Egyptische volksvergadering bereid te zijn „ter wille van de vrede‟ naar de Knesset in Jeruzalem te gaan, om daar de volledige terugtrekking van Israël uit bezette Palestijnse gebieden te vragen, alsook de erkenning van de Palestijnse rechten (op een onafhankelijke staat). Dat een Arabisch land vrede wou sluiten met Israël had niemand nog durven hopen. De Israëlische premier Menahem Begin verklaart zich bereid Sadat te verwelkomen.159 Na Amerikaans aandringen stuurt hij een uitnodiging naar Egypte, waarin hij echter duidelijk maakte dat het toekennen van zelfbeschikkingsrecht aan Palestijnen onaanvaardbaar is – omdat een Palestijns-Arabische staat een gevaar zou vormen voor het bestaan van de staat Israël.
Verloop
Ondanks het duidelijke signaal van Begin komt er een bezoek. Op 19 november 1977 komt Sadat in Jeruzalem aan voor een driedaags bezoek. Sadat bezoekt de Oude Stad, bidt in de Al Aqsa -moskee en spreekt de Knesset toe. In zijn toespraak voor het Israelische parlement eiste president Sadat inderdaad dat Israëli‟s zich zouden terugtrekken binnen de grenzen van 1967 en een onafhankelijke Palestijnse-Arabische staat zouden aanvaarden.
Resultaat Door het bezoek van Sadat wordt het beeld van de „haatdragende‟ en „te vrezen‟ Arabier gedeeltelijk afgebroken zodat vele Israëli‟s meer dan vroeger geneigd zijn sympathie te hebben voor de vijand. Voor het eerst in dertig jaar wordt de vijand als mens gezien, die te respecteren rechten heeft. Sadat slaagt er met zijn bezoek in een toekomstige
158
Corluy L., De Strijd om het geheugen van Israël, De New Historians en het Israëlisch-Palestijns conflict, Uitgeverij Acco, Leuven, 2003, p.60 159 Begin was de eerste rechtse premier (van de Heroet partij), na een dertig jarig bewind van de socialisten in Israël. Uit d‟Enghien P. (ver. Uitg.), Knack Wereldgeschiedenis Deel 6: 20e eeuw, Roularta Books NV, Roeslare, 2004, p.350
56
vredesovereenkomst mogelijk te maken en de psychologische kloof tussen het Israëlische en het Egyptische volk te verkleinen.160
De houding van de Egyptische president kon in de Arabische wereld niet op veel bijval rekenen. Hij was immers van mening dat enkel indien de Arabische staten, Israël zouden erkennen, er iets bereikt kon worden voor de Palestijnen die leefden onder bezetting of ervan gevlucht of verdreven waren. De andere Arabische landen waren van mening dat er niet van een erkenning van de Israëlische staat kon gesproken worden, voor de rechten van de Palestijnen waren geëerbiedigd.
Afloop
Het bezoek van Sadat aan Jeruzalem maakt de daaropvolgende vredesbesprekingen van Camp-David mogelijk. Het standpunt van de regering Begin wordt neergelegd in een uitgewerkt ontwerp voor een vredesregeling dat de premier vooraf had besproken met de Amerikaanse president.
- Camp David-akkoorden (1978)
Aanleiding
Zoals aangegeven werd met het bezoek van Sadat aan Jeruzalem de kloof tussen Egypte en Israël een stuk kleiner. Beide landen hadden ingezien dat vrede de enige en beste manier was om de eigen belangen te behartigen. Toch werd al duidelijk dat Israël niet veel toegevingen zou doen wat het lot van de Palestijnen betreft.
Verloop
In maart 1977 begint de Amerikaanse president Jimmy Carter de onderhandelingsronde. Ondanks de vredeswens van beide partijen verlopen de besprekingen uitermate moeizaam. Enkele tegenstellingen blijven immers onopgelost. Herhaaldelijk moeten Amerikaanse bemiddelaars de afgesprongen gesprekken weer op gang trekken. In september nodigt de
160
Corluy L., op.cit., p.60
57
Amerikaanse president Begin en Sadat uit in Camp-David waar ze in afzondering werken aan een akkoord. De Palestijnen, om wie het tenslotte allemaal begonnen was, worden op geen enkele manier bij de besprekingen betrokken. Zolang de PLO het bestaansrecht van Israël niet erkent, is ze voor de Verenigde Staten onaanvaardbaar als gesprekpartner.161 Het CampDavidakkoord wordt op 17 september 1978 door Egypte en Israël ondertekend.
Resultaat
Dit raamakkoord hield in dat Israël zich zou terugtrekken uit de Sinaï in ruil voor de erkenning van de Israëlische staat door Egypte. Naast het diplomatieke succes –er kwam een breuk in het Arabische afwijzingsfront- was het akkoord voor Egypte ook goed voor de economische en militaire betrekkingen met de Verenigde Staten. De akkoorden betekenden voor de Palestijnen weinig of niks. Er werd niet voorzien in een terugtrekking van de Israëlische troepen uit de bezette Palestijnse gebieden of een stopzetting van de nederzettingspolitiek. De beperkte, persoonsgerichte vorm van „autonomie‟ die voorzien werd had niets te maken met de door de PLO nagestreefde autonomie van het grondgebied. Ook in dit akkoord wordt duidelijk dat als het over de rechten van de Palestijnen ging, de maatregelen steeds een meerduidig en niet-bindend karakter hadden: „Egypte en Israël zullen zich samen met de andere betrokken partijen inspannen voor een snelle, rechtvaardige en permanente regeling van het probleem van de vluchtelingen‟. De vertegenwoordigers van de Palestijnen werden echter zelf niet gezien als gesprekspartner. Het enige voordeel voor de Palestijnen was de unanieme verwerping van de akkoorden door de andere Arabische landen. Egypte werd uit de Arabische Liga gestoten. Door Egypte, de belangrijkste militaire macht, te neutraliseren kwam er een eind aan de periode van de Arabisch-Israëlische oorlogen.162
Ludo Abicht maakt in zijn boek Eén maat, één gewicht een goede synthese van de akkoorden: „We moeten de Camp-Davidakkoorden terecht begroeten als een eerste stap van oorlog naar onderhandelingen, maar we moeten tegelijkertijd begrijpen waarom de Palestijnen er geen geloofwaardige boodschap aan hadden‟.163
161
Of de Israëli‟s het bestaansrecht van Palestina erkenden (en respecteren) deed niet ter zake. Agten B., De berichtgeving over de eerste Palestijnse Intifada in De Morgen en De Standaard, licentiaatsverhandeling, ugent, 2004, p.110 163 Abicht L, op.cit., p. 64 162
58
Afloop
De akkoorden zijn een tegenslag voor de PLO. Israël kan in 1978 en 1982 ongehinderd Libanon binnenvallen, daar Egypte hen niet langer vijandig is. Op deze manier wordt de PLO verdreven. Aan de Palestijnse eis tot zelfbeschikking werd bovendien niet tegemoetgekomen. Ook de Vrede van Washington (26 maart 1979) brengt geen oplossing voor de fundamentele meningsverschillen. In 1980 roept de Knesset Jeruzalem uit tot „herenigd, ondeelbare en eeuwige hoofdstad van Israël‟, wat elke latere onderhandeling met de Palestijnen over de status van (Oost-)Jeruzalem hypothekeert.164
Egypte werd door zijn houding bondgenoot van de Verenigde Staten, dat zich verplicht voelde Egypte te helpen bewapenen. Daar Egypte te weinig had gedaan voor de Palestijnen, bleef het in het Nabije Oosten geïsoleerd.
- Sabra en Chatila (1982)
Aanleiding
In 1970 vluchten vele Palestijnen naar Libanon na de slachtpartijen van Zwarte September (de „schoonmaakoperatie‟ van koning Hussein), waar ze op het verzet van christelijke milities botsen. Deze Falangisten zijn niet opgezet met de komst van de Palestijnen en er ontstaat een burgeroorlog waarbij de Palestijnen de steun krijgen van de Hezbollah. In 1982 bieden de aanvallen van de sjiitische Hezbollah vanuit Libanon op het Noorden van Israël de gelegenheid voorgoed met de Palestijnse terreurorganisaties af te rekenen. Israël heeft de handen vrij vermits Egypte - het machtigste Arabische land - niet langer tot de vijanden behoort.165 Operatie „Vrede voor Galilea‟ start op 6 juni 1982 en beperktt zich niet tot de verovering van Zuid-Libanon – de zone waaruit Hezbollah opereerde-. Reeds in juli omsingelen de Israëlische troepen –met steun van de Falangisten- West-Beiroet, waar de meerderheid van de Palestijnen wonen. Door de bemiddeling van de Verenigde Staten en de Arabische Liga
164 165
Abicht L., op.cit., p.65 Ibidem.
59
kunnen 14.500 Palestijnse strijders op 3 september het belegerde West-Beiroet verlaten, om naar Tunesië in ballingschap te gaan.166
Verloop
Op 14 september trekken de Israëlische troepen West-Beiroet binnen. In de nacht van 16 op 17 september dringen de Falangistische troepen onder het onverschillige oog van het Israëlische leger de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Chatila binnen.167 Er wordt een waar bloedbad aangericht onder de onbeschermde Palestijnse burgers. Pas in de ochtend van 18 september beveelt Israël de Falangistische troepen het bloedbad te stoppen.168
Resultaat
Volgens de Israëlische onderzoekscommissie vallen er in die twee dagen 800 doden, volgens de PLO duizenden. De Verenigde Naties bestempelen deze massamoord als „genocide‟. Met de verbanning van de PLO en de tragedie van de Sabra en Chatila lijden de Palestijnen opnieuw een grote militaire en menselijke nederlaag. De discussie over het recht op een Palestijnse staat zou echter niet meer van de regionale of internationale agenda kunnen verdwijnen.169
De ontzetting over deze massamoorden en de veroordeling van de op zijn minst passieve medeplichtigheid van het Israëlische leger –onder leiding van Ariel Sharon- werden gedeeld door de wereldopinie. Meer dan 250.000 Israëli‟s – meer dan één op twintig - gaan in op de uitnodiging van de vredesbeweging Sjalom Achsjaf (Vrede Nu) om op straat te komen. De belangrijkste eis van de beweging „land ruilen voor vrede‟, is niet langer onbespreekbaar.
Afloop De Libanonoorlog is voor vele Israëli‟s de oorlog waar Israël zijn onschuld verloor. Men is van mening dat dit de eerste oorlog was die Israël opzettelijk startte. Israël wordt niet langer
166
Ibidem. Gresh A., op.cit., p.139 168 Agten B., op.cit., p.111 169 Abicht L., op.cit., p.66 167
60
gezien als een lammetje dat zich dient te verdedigen, maar een wolf die zich aan gruwelijke daden bezondigde‟.170 Er vinden vanaf dan her en der in het buitenland informele ontmoetingen plaats tussen Palestijnen en Israëli‟s. Uit politieke of morele overtuiging wordt zo het contactverbod genegeerd. Deze vorm van „burgerdiplomatie‟ zou vanaf dan een rol blijven spelen in de relaties tussen Israëli‟s en Palestijnen.171
In mei 1983 wordt met een akkoord een einde gemaakt aan de oorlogstoestand. Gezamenlijke Israëlisch-Libanese patrouilles dienen de veiligheid te garanderen. Dit resulteert drie jaar later in de Israëlische bezetting van Zuid-Libanon, die als „veiligheidszone‟ wordt uitgeroepen.
170
Corluy L, op.cit., pp.63-64 „De invloed van de Libanonoorlog op de brede Israëlische samenleving blijkt uit een groots onderzoek van Sammy Smooha. In 1976, 1980, 1985 en 1988 hield hij 1200 joodse Israëli‟s een aantal vragen voor om na te gaan welke attitudes ze hadden ten opzichte van de rechten van de Palestijnen in Israël en de Bezette Gebieden. In 1976 en 1980 antwoordde bijna drievierde van de ondervraagden dat ze achter het beleid stonden van de Israëlische regering en zodoende de bezetting en de daarbijhorende onderdrukking van de Palestijnse bevolking van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook steunden. In het onderzoek van 1985 echter, twee jaar na het uitbreken van de Libanonoorlog, stond nog maar 50 procent van de ondervraagden achter het beleid van de Israëlische regering. Op vijf jaar was de steun voor het bezettingsbeleid met bijna 25 procent gedaald. Volgens Smooha was deze daling grotendeels aan de afschuw voor de Libanonoorlog te wijten. Ook in het onderzoek van 1988 was maar ongeveer 50 procent van de Israëli‟s voor het gevoerde bezettingsbeleid, wat het langdurige effect van de Libanonoorlog op de Israëlische samenleving benadrukt en zodoende de kracht ervan extra beklemtoont.‟ Uit Corluy L., op.cit., pp.64-65 171 Abicht L., op.cit., p.66
61
▪ Palestijns-Israëlisch conflict
- Eerste Intifada (1987)
Aanleiding Op 8 december 1987 rijdt een Israëlische auto in Jebaliya –een vluchtelingenkamp in de Gazastrook- in op een wagen met Palestijnse inzittenden, op weg naar Israël om er te werken. De balans is vier (Palestijnse) doden en acht gewonden. Op 9 december zijn er verschillende manifestaties. Algauw komen de frustraties na twintig jaar bezetting en teleurstellende diplomatieke initiatieven naar boven. Het ongeluk is niet de oorzaak, maar zorgde voor de vonk die nodig was om het conflict opnieuw te laten escaleren. De jongeren geloven niet meer dat de bevrijding van hun land van buitenaf zou komen. De Palestijnen zijn klaar om zelf actie te ondernemen. De jarenlange pogingen van de Israëlische regering om greep te krijgen op de bezette Palestijnse gebieden door middel van pro-Jordaanse Palestijnse collaborateurs blijkt een mislukking. De aanwezige nationalistische gevoelens –gesymboliseerd door de verboden Palestijnse vlag- groeiden uit de systematische repressie door de militaire bezetter en verbinden alle sociale lagen van de Palestijnse samenleving. Ook de zogenaamde Arabische Israëli‟s blijken niet zo‟n loyale tweederangsburgers en houden met zo‟n 700.000 een 24-uren staking uit solidariteit met de jongeren uit de bezette Palestijnse gebieden. De voorspelling van David Grossman –schrijver en vredesactivist- wordt bewaarheid. De demonstraties monden uit in een algemene Palestijnse opstand: de Intifada.172
Verloop De „opstand der stenen‟ wordt niet geleid door de traditionele notabelen uit de middenklassen en de hoogste klassen, maar door een nieuwe generatie onbekende Palestijnen. De bevolking organiseert stakingen en betogingen en de boycot van Israëlische producten breidt zich uit. De spontane opstand krijgt vaste vorm met de Verenigde Leiding van de Intifada. Er ontstaat een soort „provisoire regering‟ die een alternatieve gezondheidszorg, een onderwijsnetwerk, een 172
„In 1987 publiceerde de Israëlische auteur en vredesactivist David Grossman een reportage over de toestand in de Bezette gebieden, The Yellow wind, waarin hij een algemene opstand van de Palestijnen voorspelde. Hij werd daarvoor openlijk door de gezaghebbende Israëlische politici als wereldvreemd literator en fantast uitgescholden. Drie weken later op 9 december brak de Intifada uit in Gaza‟ Uit: Abicht L., op.cit., pp.67-68 Agten B., op.cit., 112-113
62
vrouwenkring en een permanente voedselbevoorrading – door middel van duizenden kleine „volkstuintjes‟ organiseert. De leiding van de PLO, die al even verrast is over de opstand als Israël, haastte zich de opstand te erkennen om ze enigszins te kunnen recupereren en opnieuw greep op de situatie te kunnen krijgen.173
De Intifada gaat, ondanks de duizenden arrestaties van militanten, de langdurige blokkades van dorpen en steden en de gewapende reacties van het Israëlische leger op de dagelijkse betogingen en samenscholingen, door. De Israëlische autoriteiten weten niet hoe te reageren op een volksopstand. Men gebruikte in de beginmaanden knuppels, die echter worden gebruikt „om botten en schedels mee te breken in plaats van ze te gebruiken om kinderen mee te verjagen‟.174 Daar de Israëlische soldaten het vechten op zo‟n dichte afstand niet meer zien zitten wordt een nieuw wapen ingezet: rubberen kogels. Als ze van op voldoende afstand gebruikt worden kunnen deze kogels enkel verwondingen toebrengen. De Israëlische soldaten gebruiken de wapens echter van te dicht en er blijven doden vallen. Israël blijkt niet in staat het gebruikte geweld binnen de aanvaardbare grenzen te houden en de soldaten bleven vechten alsof ze een strijd voeren voor het voortbestaan van hun staat. Ze zien de volksopstand niet als verzet tegen de bezetter, maar als een gevecht om de staat Israël te vernietigen. Tijdens het begin van de Intifada ontstaat ook het Islamitische Hamas, dat door de Israëlische regering wordt getolereerd als tegengewicht van de PLO.175
Resultaat Tussen december 1987 en het midden van 1991 –begin van het vredesproces- vallen duizenden Palestijnse doden en raken tienduizenden verwond. De internationale publieke opinie ziet in dat de Palestijnse kwestie meer is dan de acties van enkele terreurgroepen. De strijd voor de nationale identiteit geeft de Palestijnen voor vele Israëli‟s voor het eerst een menselijk gelaat. Na decennia van negeren en demoniseren, wordt de Palestijnse bevolking niet langer gezien als de „onmenselijke terrorist‟. De Palestijnen zijn niet langer fanatici die onschuldige slachtoffers maken, maar jongeren en kinderen die „met stenen naar sterk 173
Gresh A., op.cit., p.145 Agten B., op.cit., pp.112-113 Abicht L., op.cit., pp.68-69 174 Colruy L., op.cit., p.65 175 Gresh A., loc.cit. Agten B., op.cit., pp.112-114 Abicht L., loc.cit. Corluy L., pp.65-66
63
bewapende soldaten gooien omdat niets anders hen nog kon helpen‟.176 Een aantal soldaten weigeren nog in de bezette Palestijnse gebieden te dienen. De Intifada richt de aandacht van Israël en de rest van de wereld op de humanitaire catastrofes in de bezette Palestijnse gebieden en niet langer op het conflict tussen Israël en de Arabische staten.
De PLO en de Palestijnse Nationale Raad beseffen beetje bij beetje dat de oude eis, bevrijding van héél Palestina moet worden aangepast aan de realiteit. De PLO aanvaardt begin november 1988 de VN-resolutie 242, waarmee ze impliciet het bestaansrecht van Israël binnen de grenzen van 4 juni 1967 erkent. In december zweert Arafat elke vorm van terrorisme af en erkent hij het recht van Israël om in vrede en veiligheid te leven. Op deze manier zijn de voorwaarden voor een dialoog met Israël en de VS vervuld. De Amerikanen zijn bereid tot dialoog maar in Israël beslissen beide partijen (Likoed en Labour) diezelfde maand nog tot de bouw van nieuwe nederzettingen in de bezette Palestijnse gebieden. Ze verzetten zich tegen de oprichting van een Palestijnse staat en sluiten iedere dialoog met de PLO uit. Op deze manier wordt het signaal van de Intifada en de bereidwilligheid van de PLO totaal genegeerd. Na druk van de VS en vredesactivisten verklaart premier Itzak Shamir zich met tegenzin toch bereid tot een gesprek.177
Afloop
In de bezette Palestijnse gebieden werd de Intifada een way of life. Regelmatig zijn er confrontaties tussen Palestijnse jongeren en Israëlische patrouilles. Af en toe, na een hevig gevecht, worden hele dorpen en wijken onder direct militair gezag geplaatst en hermetisch van de buitenwereld afgesloten. Zoals Abicht aanbrengt voelen beide partijen zich de opgejaagde muis: „de door tanks en zwaarbewapende soldaten bedreigde Palestijn zowel als de Israëlische rekruut die zich plotseling door een met stenen gooiende vijandige bende omringt ziet en, tegen alle regels in, in het wilde weg begint te schieten‟.178 We mogen echter niet vergeten dat het om een conflict gaat tussen een bezettende macht en mensen die volgens alle internationale wetten legitiem tegen deze bezetting opkwamen.
176
Corluy L., op.cit., p.66 Abicht L., op.cit., pp.68-69 Corluy L., op.cit. 66-67 178 Abicht L., op.cit., p.71 177
64
In 1990 zorgt de nieuwe, uitermate rechtse regering Shamir voor een nieuwe provocatie. De immigratie van Russische joden en de bouw van zoveel mogelijk nederzettingen in bezet Palestijns gebied wordt sterk aangemoedigd en de Intifada dient met harde hand neergeslagen.179 Vanaf ‟90 raakt de Palestijnse bevolking ontgoocheld door de weinige politieke successen die men bereikte. De Intifada wordt chaotischer en gewelddadiger. Een officieel einde kwam er niet aan de Intifada, maar met het op gang komen van de vredesgesprekken in 1991 bloedt de opstand langzaam dood.180
- Oslo-akkoorden (1993)
Aanleiding
De Intifada had op pijnlijke manier aangetoond dat de situatie in de bezette Palestijnse gebieden niet langer houdbaar was. Er kwam een internationale vredesconferentie van 30 oktober tot 1 november 1991 te Madrid, waar Israël gesprekken voerde met de Arabische buurlanden. De Palestijnen zijn op deze conferentie officieel geen gesprekspartner, maar zijn aanwezig als een „fractie‟ van de Jordaanse delegatie. Onderwerp van gesprek waren algemene thema‟s als water, grond, politieke rechten en mensenrechten. Pas in april ‟92 werden de gesprekken in Washington verder gezet. De vertraging had onder meer te maken met de verdere bouw van nederzettingen, aanslagen van Hamas en de Israëlische represailles. In juni 1992 wordt Itzak Rabin verkozen als premier van een sociaal-democratische regering. In juli kondigt hij de gedeeltelijke bevriezing van de bouw van de nederzettingen aan.181
Verloop
Vanaf januari 1993 komen Israëlische en Palestijnse vertegenwoordigers in het diepste geheim samen in Oslo. Ze werken samen de voorwaarden uit die tussen 9 en 11 september leiden tot de wederzijdse erkenning van „de staat Israël‟ en de „PLO als wettelijke 179
„De Israëlische regering slaagde er niet in de raad van de Amerikaanse minister van staat Henry Kissinger in de praktijk om te brengen: die al begin 1988 gezegd had „geen enkele journalist in de Bezette Gebieden toe te laten en er dan hard op los te slaan‟. Het tweede is inderdaad gebeurd, maar voor het eerste was het in een overgemediatiseerde regio als het Midden-Oosten allang te laat‟ Uit: Abicht L., op.cit., p.71 180 Abicht L., op.cit., pp.71-72 Agten B., op.cit., p.117 181 Abicht L., op.cit., pp.94-98
65
vertegenwoordiger van het Palestijnse volk‟. In de marge van deze besprekingen doet Israël enkele toegevingen die de vooruitgang van de besprekingen moet bespoedigen. Op 13 september volgt de plechtige afkondiging van de wederzijdse erkenning in de „Principeverklaring‟. Onder het goedkeurende oog van president Bill Clinton schudden Yasser Arafat en Yitzak Rabin elkaar de hand.182
Resultaat De „Principeverklaring‟ hield de oprichting van een Palestijnse Autoriteit in voor het interimzelfbestuur. Het is belangrijk hierbij op te merken dat men spreekt over een bestuur van „de Palestijnen‟ en niet over een duidelijk afgebakend territorium. Er zouden verkiezingen komen, Israël zou zich terugtrekken uit Gaza en Jericho en er zou een soort Marshall plan uitgewerkt worden voor de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook. Door de erkenning van Israël ruilde de PLO het oorspronkelijke streefdoel – herovering van héél Palestina- in voor de mogelijke oprichting van een seculiere, democratische staat op een fractie (22%) van het vroegere mandaatgebied. De akkoorden werden bewust meerduidig geformuleerd en als „voorlopig‟ voorgesteld, zodat beide partijen er zich in konden vinden, zonder hun eigen (en eigenlijke) einddoelen te moeten opgeven. Sinds 1993 hebben Israëli‟s en Palestijnen elkaar voortdurend beschuldigd van het schenden van verdragen. Op deze manier was het akkoord geen krachtdadig en duidelijk middel tot verandering, maar eerder een intentieverklaring; „We zullen tot een regeling komen‟. Over de kern van het conflict - status van Jeruzalem, de Palestijnse vluchtelingen, de nederzettingen, de veiligheidsmaatregelen en de grenzen – werd immers niets afgesproken. Er werd vooropgesteld in 1996 te beginnen met de definitieve onderhandelingen over deze thema‟s. De Oslo-akkoorden werden niet aanvaard door Hamas, Syrië, Libië, Irak, Iran (het zogenaamde afwijzingsfront).183
182
Abicht L., op.cit., p.98 Abicht L., op.cit., pp.98-113 Gresh A., op.cit., pp.151-152 183
66
Afloop
Op 20 januari 1996 werd Yasser Arafat met een grote meerderheid verkozen tot leider van de Palestijnse autoriteit. De Israëlische troepen trokken zich terug uit Gaza –behalve de nederzettingen- en het stadsgebied van Jericho. Israël bleef echter de facto de greep behouden door zijn troepen vlak in de buurt te hergroeperen. Tegen 12 juli 1994 dienden de Israëlische troepen zich terug te trekken uit de bevolkte zones (steden en dorpen) van de bezette Palestijnse gebieden. Op 27 december werd de voorlaatste stad, Ramallah, verlaten. Het leger blijft tot op vandaag in Hebron. Op 3 december 1995 dienden de besprekingen over een permanent en definitief statuut van de bezette Palestijnse gebieden beginnen. Ze werden echter telkens opnieuw uitgesteld. Na 1993 werd er heel wat geld uitgegeven voor projecten in de Palestijnse gebieden, hoofdzakelijk door de Europese Unie of door afzonderlijke Europese lidstaten.184
Volgens Abicht liep het vredesproces niet alleen vast op het diplomatiek vlak, waar iedere toegeving van Israëlische zijde moeizaam door de VS moest worden afgedwongen (of afgekocht). Langzamerhand verloor het vredesproces ook de steun van de bevolking aan beide kanten.185 Dit was zowel het gevolg van de talloze aanslagen van Hamas waarbij tientallen burgers om het leven kwamen, als van de collectieve vergeldingsacties van Israëlische zijde; staatsterrorisme als antwoord op terrorisme, als antwoord op bezetting.
- Al-Aqsa-intifada (2000)
Aanleiding
Door het uitblijven van een definitieve oplossing van het conflict en de situatie in de bezette Palestijnse gebieden werd het geduld van de Palestijnen erg op de proef gesteld.
184
Dat er corruptie was bij de PLO-leiding valt inderdaad niet te betwijfelen, maar „Wie de Palestijnse Gebieden in de periode voor het uitbreken van de Tweede Intifada bezocht heeft, weet dat het grootste gedeelte van de fondsen wel degelijk besteed werd aan de noodzakelijke opbouw van een infrastructuur, aan onderwijs en gezondheidszorg, maar dat de behoeften na bijna dertig jaar bezetting zo groot waren, dat de resultaten te weinig voelbaar waren bij de bevolking. Het valt niet te ontkennen dat tijdens de invallen van het Israëlische leger een opvallend hoog percentage van deze instellingen door bommen en raketten vanuit tanks, gevechtsvliegtuigen of helikopters vernietigd werd, alsof men daarmee de beginnende Palestijnse staat in het hart wou treffen‟ Uit: Abicht L., op.cit., p.131 185 Gresh A., op.cit., pp.153-158 Abicht L., op.cit., p.113, 132
67
De beloofde vrede, die had moeten uitmonden in onafhankelijkheid en welvaart, bleef uit. In mei 1999 komt in Israël Ehoed Barak aan de macht die, in tegenstelling tot zijn tegenstander Benjamin Netanjahoe, wel aanstuurt op een algemene regeling met de Palestijnen. Tussen 11 en 24 juli 2000 vinden in Camp David opnieuw gesprekken tussen de twee partijen plaats. De eenzijdige voorstellen van Barak worden door Arafat niet aanvaard. Daarop wordt de mythe de wereld ingestuurd dat Arafat het „genreuze aanbod‟ van Israël afwees en eigenlijk geen vrede wou. De Palestijnen hadden echter „grote problemen met het definitieve karakter van deze voorstellen, met de meerduidigheid van een aantal punten bijvoorbeeld over de concrete inhoud van de Palestijnse „soevereiniteit‟ over Oost-Jeruzalem ,met de permanente aanwezigheid van de nederzettingen en met het uitblijven van een regeling van het vluchtelingenprobleem‟.186 Ook de kleine fundamentalistische kolonie in het hart van Hebron zou blijven bestaan. Op 28 september 2000 brengt Ariel Sharon een bezoek aan de Esplanade der Moskeëen (de Tempelberg) te Jeruzalem vergezeld door honderden gewapende politieagenten en soldaten. Het bezoek aan deze heilige plaats voor moslims is voor de Palestijnen een regelrechte provocatie.187
Verloop
De volgende dag gooien tientallen Palestijnse jongeren met stenen naar de politie die in zijn „tegenaanval‟ vier mensen doodt. De Palestijnen komen opnieuw zonder centraal bevel in opstand. Ze eisen de onmiddellijke stopzetting van de bezetting. In de eerste maand vallen onder hen tweehonderd doden, van wie ongeveer één derde onder de zeventien jaar. Als reactie op dit uitzonderlijk hardhandig optreden begint de Intifada zich te militariseren. In zijn boek Waarheden over een conflict legt Gresh de verantwoordelijkheid ook bij de Palestijnse top: „gedemoraliseerd door de autoritaire praktijken van Yasser Arafat en ernstig verdeeld door de strijd om de opvolging hebben de Palestijnse leiders tijdens de hele Intifada blijk gegeven van een dodelijke verlamming‟. De Palestijnse leiders zijn niet in staat om een greep te krijgen op de Intifada en om duidelijk hun doelen te formuleren.188
186
Abicht L., op.cit., p.135 Ibidem. Gresh A., op.cit., p.153 Corluy L., op.cit., p.210 188 Ibidem. Gresh A., op.cit., pp.164-174 187
68
Resultaat
Het belangrijkste gevolg van de Al-Aqsa Intifada is dat ze een einde stelt aan de illusies van het succes van Oslo. Met de opstand wordt een decennium vol pogingen tot verzoening bruusk afgebroken. Lander Colruy geeft in zijn werk met betrekking tot de New Historians een belangrijk gevolg van de Al-Aqsa Intifada voor de Israëlische mentaliteit: „Met het verhoogde onveiligheidsgevoel sinds het uitbreken van de Al-Aqsa intifada is men in Israël steeds meer en meer terug naar de vroegere drang tot eenheid en consocialisme gegaan waarin geen plaats is voor een open discussie omtrent de aard van Israël. Zo werden begin 2001 schoolboeken die een gebalanceerde of genuanceerde visie van de Israëlische geschiedenis gaven en dus niet onvoorwaardelijk de joods-Israëlische kaart trokken van de scholen verwijderd‟.189
Afloop
Onder de indruk van het oplaaiende geweld ziet men toch in dat er geen tijd meer rest voor diplomatieke spelletjes en dat het probleem ten gronde moet aangepakt worden. Ondanks het geweld gaan de onderhandelingen tussen Israëlisch en Palestijnen door. Tussen oktober 2000 en januari 2001 wordt in de Egyptische badplaats Taba belangrijke vooruitgang geboekt met betrekking tot de belangrijke vraagstukken, op basis van een territoriale regeling aan de hand van VN-resolutie 242. In dit „compromis van Taba‟ aanvaardt Israël voor het eerst een deel van de verantwoordelijkheid voor het ontstaan van het vluchtelingenprobleem. Abicht stelt dat er een fundamentele verschuiving plaatsvindt van een „pakket van genereuze toegevingen‟ die te nemen of te laten waren, naar een echt begrip van en respect voor de positie van de Palestijnen. Dat het Israëlische volk niet zo bereidwillig is, blijkt uit de verkiezing van Ariel Sharon tot premier op 6 februari 2001. De regering Sharon kiest voor een andere weg, hierin krachtig gesteund door de nieuwe Amerikaanse regering van George Bush junior en de war against terror. Sharon wil af van de Palestijnse Autoriteit, haar leiders, organisaties en symbolen. Op 5 maart 2002 verklaart hij in de Knesset: „We moeten ze verslaan. We moeten hen zware
189
Corluy L., op.cit., pp.164-165 Gresh A., op.cit., pp.164-174
69
verliezen toebrengen totdat ze begrijpen dat ze niet langer kunnen doorgaan met het gebruiken van geweld om politieke voordelen te behalen‟.190 Het Israëlische leger past de nieuwe principes ter plaatse toe: systematische vernietiging van de infrastructuur, lukrake bombardementen, opblazen van huizen, hinderen van hulpverleners, plunderingen.191 Het materiële en sociale leven van de Palestijnen wordt door de harde aanpak volledig ontwricht. De aanpak is verantwoordelijk voor de verdere radicalisering van de Palestijnen, die meer en meer in een humanitaire crisis verzeild raken.
- Bouw Muur (2002)
Aanleiding
Direct na de ondertekening van de Oslo-akkoorden neemt het afgrendelbeleid van de Israëlische regering concrete vorm aan. Er wordt een afsluiting rondom de Gazastrook gebouwd. Op deze manier wil Israël de economische en militaire controle over de Gazastrook verhogen en de toegang tot zijn grondgebied en de Westelijke Jordaanoever beperken. Het is een eerste stap in de stichting van een demografische scheiding tussen Israëli‟s en Palestijnen. Door de bezette Palestijnse gebieden op te delen in gescheiden enclaves, maakt Israël de oprichting van een leefbare en soevereine Palestijnse staat onmogelijk. De muur kadert in het plan van Barak voor veiligheid en separatie (oktober 2000). De muur moet zorgen voor veiligheid, controle over de bezette gebieden, als straf- en pressiemiddel en moet leiden tot de unilaterale vaststelling van de grenzen. De muur, die men een „veiligheidshek‟ noemt, moet „terroristische‟ aanslagen op Israëlisch grondgebied tegenhouden. Israël verduidelijkt dat het „hek‟ een tijdelijke, maar noodzakelijke maatregel is. De muur moet veiligheid bieden voor de Israëlische burgers.192
190
Gresh A., op.cit., p.170 Abicht A., op.cit., p.13 Corluy L., De Strijd om het geheugen van Israël, De New Historians en het Israëlisch-Palestijns conflict, Uitgeverij Acco, Leuven, 2003, 221 blz. Gresh A., op.cit., pp.164-174 192 Herremans B., De muur, feiten en cijfers, www.actieplatformpalestina.be De muur in Palestina (Vlugschrift 16), Papieren Tijger, Breda, 2003, 126 p. 191
70
Verloop
In april 2002 geeft de stuurgroep voor de muur van de Israëlische regering opdracht onmiddellijk met de bouw van de muur te beginnen in het noorden van de Westelijke Jordaanoever en het gebied rond Jeruzalem. In juni 2002 vangt de bouw van de muur aan bij het dorp Salim, ten westen van Jenin. De muur wordt naar de bevolking toe verkocht als het de facto erkennen van de twee staten oplossing. Met de oprichting van een „hek‟ langs de Groene lijn was men eigenlijk bezig met het creëren van een grens tussen twee staten. In tegenstelling tot wat de term doet vermoeden, gaat het echter niet om een „veiligheidshek‟, maar om een gigantische constructie van hekken en muren die door Palestijns gebied meanderd. Deze constructie bevindt zich eigenlijk niet op de Groene Lijn (grenzen van voor de Zesdaagse oorlog), maar diep in Palestijns gebied. Hierdoor verdwijnen duizenden hectare landbouwgrond achter de westelijke (Israëlische) kant van de muur en annexeert Israël de facto Palestijnse grond.
Resultaat
Met een geschatte lengte van 650 kilometer, zal de muur de Westelijke Jordaanoever in geïsoleerde kantons opdelen.193 Er is ook sprake van de bouw van een oostelijke muur, om de Jordaanvallei af te zonderen. Hierdoor zal er nog 350 kilometer muur bijkomen. Uiteindelijk zal de Westelijke Jordaanoever dan in drie geïsoleerde Palestijnse kantons worden opgedeeld. Deze districten worden van elkaar afgesneden en bovendien wordt Oost-Jeruzalem volledig afgegrendeld van de rest van de Westelijke Jordaanoever. De Palestijnse bevolking zal haar leefruimte beperkt zien tot ongeveer 45 % van de Westelijke Jordaanoever. Dit is 9 % van het historische Palestina. Deze onderneming heeft volgens de Palestijnen niets te maken met veiligheid, maar alles met het annexeren van Palestijnse grond en waterbronnen en het creëren van een Apartheidssysteem. Zij spreken dan ook van een „Apartheidsmuur‟.
193
„Sommige plaatsen dichtbij de Groene Lijn, zoals Qalqilya e Tulkarem, zijn omgeven door een acht meter hoge betonnen muur, voorzien van wachttorens. Op de meeste plaatsen is de muur echter een smart fence, een elektronisch hek van half zo hoog, met camera‟s en sensoren. Ten oosten is het hek omgeven door een gracht, scheermesdraad, nog een hek en een weg. Ten westen ervan [Israëlische zijde] zijn er aantal paden: een pad waarop voetstappen kunnen gedetecteerd worden, een tweevaksbaan voor Israëlische patrouilles, een weg voor tanks en ten slotte nog een hek.‟ Uit: Herremans B., De muur, feiten en cijfers, www.actieplatformpalestina.be
71
De gevolgen van de bouw van de muur zijn aanzienlijk en uiteenlopend. De confiscatie en verwoesting van land is enorm. Men past het traject van de muur ook zo aan dat men zoveel mogelijk joodse nederzettingen bij Israël kan inlijven. De annexatie van grondwaterbronnen, landbouwgrond en olijfboomgaarden heeft enorme gevolgen voor de Palestijnen en hun economie.194
Afloop
Op 9 juli 2004 geeft het Internationaal Gerechtshof in den Haag, op vraag van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, advies met betrekking tot de muur. Hierin wordt de bouw van een muur door Israël veroordeeld. De bouw van de muur is net als de bezetting van de Palestijnse gebieden in strijd met het internationale recht. Het hof verklaart dat Israël verplicht is om zijn schendingen van het internationaal recht stop te zetten. Israël is verplicht om alle schade die werd aangebracht door de bouw van de muur in de bezette Palestijnse gebieden, inbegrepen in en rond Oost-Jeruzalem, te herstellen. Israël betwist deze uitspraak en stelt dat de bouw van de muur onder wettelijke zelfverdediging valt. Tot op de dag van vandaag blijft de Israëlische regering volhouden dat het „hek‟ een tijdelijke maatregel is. Ondanks het stijgende begrotingstekort en de ernstige economische crisis in Israël worden miljarden dollar aan de muur gespendeerd. Tijdelijke Israëlische maatregelen blijken in de praktijk bijna altijd permanent te zijn. De nederzettingen werden ook bestempeld als „tijdelijke buitenposten‟.195
De bouw van de muur is nog niet voltooid. Van de „afloop‟ kan men dus moeilijk praten. Een kaart kan duidelijk maken waar het met de muur naartoe gaat. De kaart toont de Westelijke Jordaanoever. In het zwart zien we het deel van de muur dat voltooid werd in januari 2003. De rode lijn geeft het verdere verloop van de muur aan (goedgekeurd door de Israëlische regering in oktober 2003). De fijne blauwe lijn (rechts) geeft de geplande Oostelijke muur aan.
194
De muur in Palestina (Vlugschrift 16), Papieren Tijger, Breda, 2003, 126 p.
195
Ibidem. Herremans B., De muur, feiten en cijfers, www.actieplatformpalestina.be
72
Bron: www.passia.org, de website van de Palestinian Academic Society for the Study of International Affairs. 73
IV. Onderzoeksmethode 4.1. De bronnen Om de houding van de Belgisch- joodse pers tegenover het Palestijns –Israëlisch conflict, 1953-2003 te bestuderen, worden het Belgisch Israëlitisch Weekblad, Regards, La Tribune Sioniste, Contact J –Magazine J en Flash –Points Critiques geselecteerd omwille van vier grote redenen.Ten eerste bestaan de periodieken over een lange periode en (vier van de vijf) tot op de dag van vandaag. Ten tweede geven deze periodieken voldoende aandacht aan de politieke situatie in Israël (wat hoofdzakelijk religieuze bladen bijvoorbeeld niet doen). Ten derde is het belangrijk dat we met de geselecteerde periodieken een zo divers mogelijk beeld kunnen scheppen. Dit wil dus zeggen dat de meningen van de verschillende periodieken voldoende uit elkaar dienen te liggen. Een laatste selectiecriterium bestaat erin dat het blad toch een zeker gewicht aan lezers moet hebben. Hiermee zijn ook de grootste en belangrijkste periodieken uit het joodse perslandschap van België opgenomen. De periodieken kennen allen een verschillende aanvangsdatum, maar bestaan gemiddeld 35 jaar. Contact J en La Tribune Sioniste zijn uitzonderingen: Contact J bestaat slechts 20 jaar en La Tribune Sioniste verschijnt niet tot op de dag van vandaag. Er werd voor gekozen om -na een uitgebreide inzage van het blad- Kehilatenou –Notre Communauté niet te weerhouden in het onderzoek omdat het blad vooral handelt over zaken binnen de Belgische joodse gemeenschap (geboortes, huwelijken, Bar-Mitswa‟s) en in hoofdzaak religieus van aard is. Het nazicht maakte duidelijk dat dit blad slechts sporadisch over het Palestijns –Israëlisch conflict bericht. In navolging van Geert Castryck worden ook de twee Centrales geweerd, omdat deze uitgaven verbonden zijn aan verenigingen die op de joodse gemeenschap in België gericht zijn, en niet op Israël of het wereldjodendom. Ze behoren bovendien tot koepelorganisaties, zodat de aanwezige meningen al elders vertolkt zijn.196 Het niet selecteren van de Centrales wordt ook ondersteund door de studie van Maurice Krajzman over de joodse pers in België. Daaruit blijkt dat in de Antwerpse Centrale 0,0% van de beschikbare plaats aan Israël wordt besteed, en dat uit de 8,8% over Israël in de Brusselse Centrale geen eigen ideologie of doctrine spreekt.197
196
Castryck G., op.cit., p.85 Krajzman M., La Presse Juive en Belgique et aux Pays-Bas, Histoire et analyse quantitative de contenu, Editions de l‟université Bruxelles, Brussel, 1975, pp.114-115 197
74
Met de publicaties die wel worden opgenomen in de selectie komen alle (politieke) joodse strekkingen aanwezig in België aan bod. Een nauwkeurig overzicht van de vijf bladen zal dit verder duidelijk maken. Voor dit overzicht wordt vooral gebruik gemaakt van de beschrijvingen van Geert Castryck (Ha-Tiqwah) en Sophie Declercq (Een analyse van de berichtgeving in de Belgische joodse pers over het Israëlisch-Palestijns conflict, 19871995).198 Naast de algemene en vormelijke kenmerken van de verschillende bladen wordt ingegaan op de voorlopige kennis van de verschillende meningen tegenover het Palestijns – Israëlisch conflict.
4.1.1. Contact J
Contact J is het Franstalige blad van de Cercle Ben Gourion en verschijnt maandelijks. De Brusselse Radio Judaïca is ook met de vereniging verbonden. Contact J verschijnt voor het eerst in oktober 1987 en volgde daarmee het éénjarige Magazine J op. De Cercle Ben Gourion is volgens Betty Dan, directrice van Contact J, een a -politieke organisatie en vzw die zich vooral tot de joodse gemeenschap in ons land richt. De doelstelling van Contact J is berichten over alles wat met het gemeenschapsleven te maken heeft, alles aangaande Israël en over belangrijke gebeurtenissen in de wereld. Het magazine is onafhankelijk en haalt zijn inkomsten uit abonnementen (zo‟n 10.000), giften en reclame. Er werken ongeveer 10 mensen voor Contact J, allemaal vrijwilligers volgens Betty Dan. Het blad beschikt over twee vaste correspondenten in het buitenland: één in Frankrijk en één in Jeruzalem.199 Het standpunt van de CBG tegenover het Palestijns–Israëlisch conflict is duidelijk. De vereniging en haar organen steunen Israël en zijn regering ten allen tijde onvoorwaardelijk. Men ziet Israël als de enige democratie in het Midden –Oosten. De CBG is de mening toegedaan dat Belgen, joods of niet –joods, niet het recht hebben commentaar te leveren op een regering die door zijn volk democratisch is verkozen. CBG ziet vooral Arafat als de grote boosdoener. De Palestijnen zijn niet zozeer slachtoffers van Israël, maar van Arafat. De vereniging ziet
het
Israëlische
leger
ook
niet
als
een
agressor
wanneer
het
198
Castryck G., Ha-Tiqwah, de houding van de Joodse pers in België tegenover de staat Israël, 1965-1980, licentiaatverhandeling ugent, 1997, 180 p. Declercq S., Een analyse van de berichtgeving in de Belgische joodse pers over het Israëlisch-Palestijns conflict, 1987-1995, licentiaatsverhandeling ugent, 2003, 168 p. 199 Declercq S., op.cit., pp.27-28
75
vergeldingsmaatregelen neemt voor Palestijnse zelfmoordaanslagen. Volgens haar is het normaal dat een regering actie onderneemt wanneer burgers doelwit worden van aanslagen. 200
4.1.2. La Tribune Sioniste
La Tribune Sioniste wordt in 1952 opgericht in de schoot van de overkoepelende Fédération Sioniste de Belgique. Deze vereniging bundelt dertien zionistische partijen en verenigingen, van de conservatieve Heroet (van Begin en Shamir) tot de links –socialistische Mapam, de partij van de eerste, duidelijk niet-religieuze tot zelfs uitgesproken antireligieuze kibboetsen en vaak een bondgenoot van pacifistische bewegingen als Vrede Nu. Dit Franstalige blad verschijnt tot 1976 wekelijks, om daarna een maandblad te worden. Anno 1985 kent het blad 7500 lezers.201 La Tribune Sioniste wil koste wat kost de oprichting van een nog bijkomend Arabisch buurland vermijden. Dit blad dat zich met zijn onkritische ventilatie van de officiële Israëlische standpunten ver weg houdt van alle controversiële onderwerpen wordt door sommigen als een echt „journal de propagande‟ benoemd. De opvolger van La Tribune Sioniste, de Fax de Jérusalem et du monde Juif, hebdomadaire de l‟organisation Sioniste de Belgique verschijnt vanaf 1992 maar telt vaak niet meer dan 4 pagina‟s met heel korte, algemene berichten. De Fax werd wel doorgenomen met het oog op de continuïteit van het onderzoek, maar niet weerhouden omwille van de dus heel beknopte berichten.
4.1.3. Regards
Regards is het blad van de het Centre Communautaire Laïc Juif de Belgique (CCLJ). Het verschijnt voor het eerst in 1965 als maandblad onder de naam Regards, Cahiers du Cercle Culturel et Sportive Juif. Het blad is Franstalig en verschijnt sinds 1980 tweemaandelijks: van 1980 tot 1982 waren dit 2 volwaardige nummers, vanaf 1983 wordt een kleine uitgave afgewisseld met een lijvig nummer. De redactie van Regards bevindt zich in Brussel. De CCLJ ontstond in 1960 uit de Cercle Culturel et Sportive Juif . Regards richt zich in de eerste plaats op de leden van de CCLJ, maar bereikt ook een breder publiek. Het blad heeft zo‟n
200
Declercq S., op.cit., p.28 Abicht L., Eén maat en één gewicht, Een kritisch essay over Israël-Palestina, Pelckmans-Klement, KapellenKampen, 2002, p.177 201
76
35.000 à 40.000 lezers, waarvan 10.000 abonnementen. Het aantal niet –joodse lezers wordt geschat op 35% à 40%. Regards haalt zijn inkomsten uit abonnementsgelden, publiciteit en giften. De eindverantwoordelijkheid van de krant ligt bij Olivier Baruchowitz, tevens hoofdredacteur.202 Regards is voorstander van een onmiddellijke en onvoorwaardelijke terugtrekking van Israël uit de bezette gebieden en vraagt de erkenning van de Arabische landen van de staat Israël. Men is voorstander van een democratische Palestijnse staat naast de Israëlische met Jeruzalem als gemeenschappelijke hoofdstad. Een einde van de bezetting is niet alleen goed voor de Palestijnen, ook voor Israëls morele, sociale, politieke en economische leven. Zowel Israël als de Palestijnen moeten hun ongelijk kunnen toegeven: Israël was verkeerd door het gebied te hebben bezet, de Palestijnen waren verkeerd door te denken dat zelfmoordaanslagen een oplossing zouden bieden voor hun situatie.203 De loyaliteit van Regards tegenover het bestaan van Israël staat boven elke twijfel, maar dat belet niet om, juist omwille van deze loyauteit aan de zionistische zaak, regelmatig kritische kanttekeningen te plaatsen bij beslissingen en daden van om het even welke Israëlische regering of organisatie, wanneer die, steeds vanuit zionistisch oogpunt, een bedreiging zouden kunnen vormen voor het democratisch karakter van Israël en/of de mensenrechten van de Palestijnen, wat in feite op hetzelfde neerkomt.204
4.1.4. Points Critiques
Points Critiques verschijnt sinds 1979 en is de opvolger van Flash (°1971). Points Critiques is verbonden met de Union des Progressistes Juifs de Belgique (UPJB). Deze vereniging definieert zichzelf als een vrijzinnige culturele vereniging. Het blad verschijnt in het Frans, enerzijds maandelijks, als mededelingsblad van de UPJB, anderzijds tweemaal per jaar in de vorm van een theoretisch blad dat ingaat op de diepere analyse van actuele problemen en thema‟s. De inkomstenbronnen bestaan uit abonnementsgelden en lidgelden. Er zijn geen inkomsten uit advertenties of reclame. Points Critiques wordt volledig op vrijwillige basis gemaakt en beschikt niet over vaste correspondenten in het buitenland. Het blad telt zo‟n 700 abonnees.205 Points Critiques en de UPJB zijn duidelijk links georiënteerd. Aangaande het Palestijns – Israëlisch conflict zijn ze voorstander van een twee staten oplossing: twee onafhankelijke en 202
Declercq S., op.cit., p. 26 Declercq S., op.cit., p. 26-27 204 Abicht L., op.cit., 178-180 205 Declercq S. op.cit., pp.29-30 203
77
leefbare staten binnen de grenzen van voor de Zesdaagse oorlog en met Jeruzalem als gedeelde hoofdstad. De vereniging is duidelijk joods maar niet zionistisch.206 Zoals Ludo Abicht het stelt in De Joden van België toont het voortbestaan van een dergelijk tijdschrift aan dat men in geen geval van een monolithische joodse gemeenschap en pers kan spreken, zeker niet op gebied van godsdienst en nog minder wat de houding tegenover Israël aangaat.207
4.1.5. Belgisch Israëlitisch Weekblad
Het Belgisch Israëlitisch Weekblad is het enige Nederlandstalige joodse weekblad van België. Het Antwerpse blad verschijnt voor het eerst in 1954 en werd tot voor kort gerund door haar stichter Louis Davids. Het blad, dat oorspronkelijk afhankelijk was van het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW) in Amsterdam, wordt door zo‟n 10.500 mensen gelezen. In 1957 maakte Davids zich los van het NIW en ging zijn eigen weg. Het blad is niet verbonden met een vereniging en is volgens de redacteur volledig neutraal en onafhankelijk. Iedere joodse groep mag berichten plaatsen, enkel anti–religieuze berichten worden niet aanvaard. Er zijn drie pijlers waar het BIW op steunt. Ten eerste wil het mensen informeren over het joodse leven in België en in het buitenland. Ten tweede wil het bijdragen tot de realisatie van de joodschristelijke vriendschapsgedachte en ten derde wil het meer begrip bijbrengen voor de Vlaamse ontvoogdingsstrijd. Het BIW beschikt over drie vaste medewerkers en verder een aantal freelance medewerkers. Het BIW beschikt over enkele vaste correspondenten in het buitenland: iemand in de VS en twee personen in Israël. De voornaamste inkomstenbronnen van de krant zijn de abonnementen en publiciteit.208 Het BIW is geen joods parochieblad, ook al staat er veel synagogaal en godsdienstig nieuws in. Er staat immers meestal ook een scherp geformuleerde „overpeinzingen‟-column in en Davids verzet zich ook tegen een te strenge greep van de orthodoxe vleugel op het Antwerpse joodse leven. Ondanks zijn onmiskenbare zionistische overtuigingen publiceert hij in de krant af en toe voorzichtig dissidente ideeën over het zionisme of de Israëlische politiek.209 De beste oplossing voor het conflict tussen Israël en Palestijnen ziet het BIW in twee afzonderlijke staten. Het grote probleem volgens Davids zijn de radicale Palestijnse groeperingen en de zelfmoordaanslagen.210 Het blad legt de verantwoordelijkheid bijna steeds bij de Arabieren. 206
Declercq S., op.cit., p.29 Abicht L., De Joden van België, Uitgeverij Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 1994, p.181 208 Declercq S., op.cit., p.25 209 Abicht L., op.cit., p.183 210 Declercq S., loc.cit. 207
78
4.2. Afbakening
Na het selecteren van de vijf periodieken blijft de vraag naar de periodisering van het onderzoek. Enkel de periode bespreken waarin alle vijf de periodieken werden uitgegeven (1985- 1992) was niet aan de orde. De bedoeling is een onderzoek te doen on the long run. Na de effectieve verschijningsdatum en de beschikbaarheid van de periodieken te hebben nagegaan wordt de periode 1953-2003 weerhouden. Een halve eeuw Palestijns-Israëlisch conflict door de ogen van de Belgisch joodse pers.
1953 1956
1966
1972
1986
1988
2003
-------▪--------▪----------▪------------▪-------------------------▪----------------▪---------------------▪--
CJ
TS
REG
___________________________
___________________________________________________
____________________________________________________
PC
BIW
_____________________________________________
_____________________________________________________________
De data gebruikt in deze grafiek geven weer wanneer het eerste of laatste (teruggevonden) nummer van een periodiek verscheen. Zo bestond BIW sinds 1954, maar vonden we pas een uitgave vanaf 1956. La Tribune Sioniste verscheen officieel van 1952 tot 1992. Voor het eerste jaar vonden we echter geen nummer terug, en reeds in 1988 lijkt de periodiek gestopt. Ook van Regards (1985-), Flash (Points Critiques) (1970-) en Contact J (1985-) vonden we geen eerste jaargang terug.
De afbakening van het onderzoek gebeurt dus pragmatisch, op basis van het bekomen bronnenmateriaal. Het beginmoment valt samen met het moment dat de eerste periodiek (La Tribune Sioniste) verschijnt. Het eindpunt wordt bepaald door de eenjarige „verjaardag‟ van het begin van de bouw van de muur (cfr. infra). 79
4.3. Steekproef
Voor een onderzoek waarbij voor een periode van 50 jaar 5 periodieken worden geanalyseerd op hun houding tegenover het Palestijns-Israëlisch conflict, moet noodzakelijk worden gewerkt met steekproeven. Uit verschillende gesprekken met Geert Castryck bleek dat de joodse pers (in België) heel veel aandacht heeft voor herinnering. Het bleek dat hij bij het analyseren van de periodieken voor zijn licentiaatsverhandeling heel vaak bijdrages vond die de „verjaardag‟ van een bepaalde gebeurtenis bespreken. De „herinnering‟ is blijkbaar een essentieel element van de joodse identiteit (geworden). Dit wordt weerspiegeld in de periodieken. Zo rees de idee om de steekproeven te laten samenvallen met „verjaardagen‟ van belangrijke momenten uit de geschiedenis van het Palestijns-Israëlisch conflict. Bij deze manier van werken is de kans om op artikelen met betrekking tot het conflict te stoten, ook veel groter. Uiteindelijk werden volgende belangrijke gebeurtenissen (besproken in Deel III) en hun verjaardagen weerhouden voor het onderzoek:
GEBEURTENIS
VERJAARDAG 1ste 5e 10e 15e 20ste 25ste 30ste 40ste 50ste
Onafhankelijkheidsoorlog (15 mei 1948-februari 1949)
X
X
X
X
X
X
X
X
Suezcrisis (oktober-november 1956)
X
X
X
X
X
X
X
X
Zesdaagse Oorlog (5-10 juni 1967)
X
X
X
X
X
X
X
Yom-Kippour Oorlog (6-23 oktober 1973) Bezoek van Sadat aan Jeruzalem (19 november 1977)
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Camp-David akkoorden (17 september 1978)
X
X
X
X
X
X
Sabra en Chatila (16-18 september 1982)
X
X
X
X
X
Eerste Intifada (9 december 1987 -)
X
X
X
X
Oslo-akkoorden (13 september 1993)
X
X
X
Al-Aqsa Intifada (28 september 2000 -)
X
Bouw van de muur (juni 2002 -)
X
Zo kan een goede, evenwichtige steekproef worden bekomen. Uit volgende jaren wordt dus telkens minstens één nummer (meestal maandblad) onderzocht op artikelen met betrekking tot het Palestijns-Israëlisch conflict (in ruime zin).
80
X
1953
1963
1972
1978
1986
1996
2002
1956
1966
1973
1979
1987
1997
2003
1957
1967
1974
1981
1988
1998
1958
1968
1976
1982
1992
2000
1961
1971
1977
1983
1993
2001
In Bijlage 1 is er een lijst opgenomen met alle data (jaar en maand) waarop er een gebeurtenis of verjaardag is.211 Naargelang de periode dat het blad of de krant verschijnt zal het aantal onderzochte jaren natuurlijk variëren. Op het moment van de gebeurtenissen zelf wordt telkens de volgende editie bekeken, voor de verjaardagen gebeurt dit op de datum van de gebeurtenis zelf (x aantal jaar later).
Uit de gekozen nummers wordt telkens één artikel grondig geanalyseerd aan de hand van een werkfiche (cfr. infra). Het kiezen van de artikelen gebeurt aan de hand van de volgende criteria: - Voorkeur voor een artikel met een redelijke omvang - Voorkeur voor een artikel dat de eigen mening van de periodiek of krant weergeven. - Voorkeur voor een artikel dat duidelijk over het conflict zélf gaat (niet over intern – Israëlische of buitenlandse kwesties).
Er werden in totaal 181 artikelen onderworpen aan een gedetailleerde analyse: 49 van Regards, 23 van Magazine J /Contact J, 57 van BIW, 31 van Flash/Points Critiques en 21 van La Tribune Sioniste. Indien er in de gekozen nummers meerdere artikelen met betrekking tot het PalestijnsIsraëlisch conflict staan werden deze gelezen met het oog op de volledigheid en nuance, maar niet op dergelijk nauwgezette manier geanalyseerd. Het werd echter gauw duidelijk dat vaak maar één artikel echt voldeed aan alle bovenvermelde criteria. In bijlage is er per periodiek een lijst opgenomen van alle artikelen (uit de gekozen nummers) met betrekking tot het Palestijns-Israëlisch conflict. Dit kan dienen als overzicht en gebruikt worden voor verder onderzoek.212
211 212
Zie Bijlage 1 Bijlage 3, 4, 5, 6 en 7
81
4.4. Aanpak
Voor de analyse, de close reading van de gekozen artikels maakten we gebruik van een werkfiche213. De inspiratie voor deze fiche vonden we bij Declercq.214 De fiche gebruikt voor deze analyse is natuurlijk op maat van ons specifiek onderzoek. Naast het noteren van de algemene gegevens van het onderzochte artikel duiden we aan over welk onderwerp het artikel handelt en wat de specifieke thematiek is. De analyse zelf is verdeeld in drie categorieën: „Lokale semantiek‟, „stijl en retoriek‟ en „Afbeelding‟. Voor het uiteindelijke onderzoek zijn de volgende vragen de belangrijkste:
- Wie komt aan het woord? - Wat wordt (al dan niet bewust) niet vermeld? - Welke eigenschappen/handelingen worden aan de Palestijnen toegeschreven? - Hoe benoemt men de Arabische landen en Israël? - Is er plaats voor een kritische noot t.o.v. het beleid/acties van de staat Israël ? - Wordt er bij gebeurtenissen/houdingen gekeken naar de achterliggende oorzaak, de gedachten/gevoelens achter de „feiten‟?
4.5. Bedenking Een onderzoek on the long run (hier 50 jaar) in het kader van een thesis kan –in ons gevalniet anders dan gebaseerd zijn op een fractie van het beschikbare bronnenmateriaal. Men kan onmogelijk alle artikels met betrekking tot het Palestijns-Israëlisch conflict verschenen in de vijf periodieken over een periode van 50 jaar lezen en analyseren. Naast de kwalitatieve analyse werd even een kwantitatieve analyse overwogen. Hiervoor werden verschillende methoden uitgeprobeerd. Zo probeerden we alle artikelen te categoriseren naargelang hun inhoud. Dit zorgde echter voor moeilijkheden. Vele artikelen betroffen verschillende onderwerpen, waardoor het gebruiken van de categorieën niet relevant bleek. Er werd ook overwogen om woord en woordcombinaties ( bijvoorbeeld hoe vaak het woord „Palestijnen‟ samen voorkwam met „terroristen‟) te gaan tellen. Dit bleek algauw een titanenwerk waar de nodige middelen en tijd voor ontbraken. De artikelen categoriseren volgens hun connotatie ten opzichte van de Palestijnen (negatief – neutraal –positief) leek ons 213 214
Bijlage 2: Werkfiche Declercq S., op.cit.
82
ook een te subjectief gegeven. Een kwantitatieve analyse bleek voor het onderzoek dus moeilijk bruikbaar. De methode van close reading, waarbij de geselecteerde artikelen aan een grondige studie worden onderworpen, met aandacht voor implicatie, presuppositie, taal en retoriek, bleek de enige manier om echt te achterhalen hoe de Belgische joden schreven en dachten over het Palestijns-Israëlisch conflict. We zijn er ons van bewust dat hoe groter het aantal geanalyseerde artikelen is, hoe groter de (wetenschappelijke) basis voor het onderzoek wordt. Daarom werd in de laatste fase het aantal geanalyseerde artikelen nog met 81 aangevuld. In de plaats van voor elk jaar slechts één artikel te analyseren (het oorspronkelijke plan), werd voor elke datum (een gebeurtenis of een „verjaardag) een artikel geanalyseerd. Dit heeft tot gevolg dat in sommige jaren meerdere maanden (en artikelen) dienden onderzocht te worden, omdat er meerdere gebeurtenissen en „verjaardagen‟ in dat jaar plaatsvinden. Op deze manier werd onze steekproef echt sluitend: voor elke gebeurtenis en elke verjaardag werd een artikel geanalyseerd. Op deze manier werd de basis van het onderzoek breder en werd vermeden dat uit te weinig bronnenmateriaal conclusies zouden worden getrokken wat in dit geval (een onderzoek on the long run) een vertekend beeld zou kunnen geven van de werkelijkheid.
4.6. Presentatie van de resultaten
Voor de presentatie van de resultaten van het onderzoek wordt ervoor gekozen eerst per periodiek een beeld te schetsen van de houding ten opzichte van het Palestijns-Israëlisch conflict (V. Analyse per periodiek). Vervolgens pogen we de houding van de verschillende periodieken te vergelijken (VI. Vergelijking periodieken) en een algemene synthese te maken van de bekomen bevindingen (VII. Algemeen Besluit).
In de analyse komen telkens de volgende vragen achtereenvolgens aan bod:
1. Hoe benoemt men het land, de bevolking en de leiders van Palestina? 2. Hoe benoemt men de Arabische landen en de staat Israël? 3. Is er kritiek op Israël mogelijk? 4. Wie komt er aan het woord? 5. Komt de achterliggende oorzaak, de gedachten, de gevoelens (het waarom) aan bod en worden er zaken (al dan niet bewust) niet vermeld?
83
Op deze manier kunnen we onze probleemstelling het dichtst benaderen en beantwoorden. De visie die de joodse periodieken hebben op het Palestijns-Israëlisch conflict, en de eventuele evolutie daarin kan op deze manier het beste naar voor komen. Bij de analyse per periodiek worden veel voorbeelden gegeven. Deze voorbeelden (cursief) zijn niet steeds letterlijke citaten. Soms vatten ze de mening geuit in het betreffende artikel samen. Het veelvuldig gebruik van deze voorbeelden is de (enige) methode om onze bevindingen te bewijzen en te staven. Zo wordt voor de lezer duidelijk hoe de bekomen bevindingen tot stand kwamen.
Wanneer in de bespreking voorbeelden worden aangehaald uit de geanalyseerde artikelen, zal niet steeds vermelding worden gemaakt van de hele titel van een betreffend artikel. Dit met het oog op de leesbaarheid van de analyse. Een korte vermelding van maand en jaar volstaat als verwijzing naar het betreffende artikel en biedt de mogelijkheid het voorbeeld direct te situeren in de tijd.
Per periodiek wordt een besluit gemaakt van de houding van het blad ten opzichte van het Palestijns-Israëlisch conflict. Hierin wordt telkens teruggegrepen naar de probleemstelling van dit onderzoek (cfr. supra). Ook in het algemeen besluit komen de vragen uit de probleemstelling terug aan bod en worden antwoorden geformuleerd.
84
V. Analyse per periodiek 5.1. Contact J
De analyse van de beeldvorming door Contact J wordt besproken aan de hand van (voorbeelden uit) de volgende artikelen:
Oktober
1986 Les synagogues cibles privilégiées d‟Abou Nidal ?
Juni
1987 Les relations Judéo-Arabe à Jerusalem.
September
1987 Le labyrinthe du Moyen-Oriënt.
November
1987 La véritable solidarité.
Januari
1988 L‟occupation imposée à Israël.
Mei
1988 Les réfugies : La responsabilité Arabe.
September
1988 Réponse à « Lettre à un ami Juif » d‟Ibrahim Sous.
Oktober
1988 En Galilée, Juifs et Arabes oeuvrent ensemble pour la paix.
December
1988 Israël n‟est pas un état implicite.
September
1992 Pourqoui ne descent-ils pas dans la rue ?
September
1993 Opération « Justice rendu » au Sud –Liban.
Oktober
1993 Rêve-t-on ?
September
1994 Le conflit Israélo-Arabe est-il terminé ?
Oktober
1996 Quelle politique du possible pour un Moyen-Orient méfiant et haineux ?
September
1997 Les Oubliés de Mahané Yehouda (l‟Attentat du 30 juillet 1997).
April
1998 Israël à désormais son cinquantenaire.
September
1998 Les médias et Israël: Le M-O, tout ce qu‟on ne vous dit pas.
November
2000 Alors qu‟Arafat a mis le cap sur la violence.
September
2001 “Quelque Question”.
September
2002 La Paix Maintenant.
November
2002 Les rapports ne sont équivoques, que si on se refuse à les analyser.
Juni
2003 La “feuille de route pour la paix‟ déjà à l‟épreuve du terrorisme Palestinien.
September
2003 Israël, le mur et les Palestiniens.
85
1. Eerst iets over de beeldvorming van de bezette Palestijnse gebieden. Meestal wordt het gebied waar de Palestijnen wonen niet specifiek aangeduid en dus niet vermeld. Dit is het geval in 15 van de 23 geanalyseerde artikels. Hierin is niet echt een patroon of evolutie in de tijd te bemerken. We kunnen enkel vaststellen dat men het vaak niét over de bezette Palestijnse gebieden heeft. Als men spreekt over de bezette Palestijnse gebieden worden ze eigenlijk niet als dusdanig erkend. Er zijn verschillende benamingen, die doorheen de tijd, door elkaar gebruikt worden. Er is dus ook in de benaming niet echt een evolutie te bemerken. De gebruikte benamingen zijn de volgende: de door Israël bestuurde gebieden (januari 1988), de gebieden (januari 1988, september 1988, september 1992, september 2003), de administratieve gebieden (september 1988), Cisjordanië en Gaza (december 1988) en Samaria en Judea (september 1987, september 1992, oktober 1996, juni 2003). Eén keer wordt bezette gebieden geschreven, in het artikel van januari 1988. Deze term wordt echter niet consequent in het artikel gebruikt, maar overschaduwd door het gebruik –in hetzelfde artikel- van bovenstaande termen. Daarom houden we in onze analyse geen rekening met deze uitzondering (over een periode van 27 jaar) of tikfout. In géén enkele van deze benamingen komt het Palestijns karakter van de bezette Palestijnse gebieden naar voren. Daarnaast kunnen we ook vaststellen dat geen enkele van deze benamingen spreekt over het feit dat deze Palestijnse gebieden bezet zijn. Dat deze gebieden door Israël bestuurd worden is – net als de administratieve gebieden- een eufemisme van formaat. Het veelvuldig gebruik van de term de gebieden gaat ook voorbij aan het feit dat deze gebieden Palestijns én bezet zijn. Vaak wordt de term Samaria en Judea gebruikt om de bezette Palestijnse gebieden aan te duiden. Door een joodse (bijbelse) benaming te gebruiken benadrukt men aan de ene kant het joodse –Israëlische- recht op dit land, en ontkent men aan de andere kant volledig het recht van de Palestijnen en het (feitelijk) Palestijns karakter van dit gebied. Dergelijk woordgebruik is niet onschuldig. Door deze gebieden met een joodse naam te benoemen claimt men als het ware deze gebieden, en ontzegt men ze hun Arabische/Palestijnse identiteit. De benaming Cisjordanië erkent ook het bezette en Palestijnse karakter van dit gebied niet. De connotatie met Jordanië en de Jordaanse optie is duidelijk: de bewoners van dit gebied zijn Arabieren net als deze in Jordanië en ze kunnen beter opgaan in één Arabische staat Jordanië.
86
De leiders van Palestina worden daarentegen uitvoerig besproken. Vier zaken zorgen ervoor dat men de leiding van de Palestijnen niet als „partner‟ ziet: De Palestijnse leiding is corrupt en incompetent, wil geen vrede, is terroristisch en volgt een nazi-ideologie. Door deze vier elementen door de jaren heen (1986-2003) voortdurend te herhalen en te bevestigen wordt dit een „mythe‟. Men focust ook dermate op deze leiding, zodat het lijkt alsof het enkel om hen gaat.
De Palestijnse leiding wordt onder andere als volgt voorgesteld: door en door corrupt, helpen hun eigen volk niet (september 1987), financieel decadent (oktober 1993), corruptie is duizend maal bewezen – (september 1998), etc. Door de leiders van de Palestijnen voortdurend te bestempelen als „corrupt‟ en „financieel decadent‟ maakt men ze in ieders ogen onbetrouwbaar. Door ze voor te stellen als „profiteurs‟ worden ze eigenlijk hier al buiten spel gezet: ze behartigen hun eigen – Palestijnse- zaak niet goed. Er wordt in verschillende artikels letterlijk gesteld dat de Palestijnse leiding niet bekommerd is om het volk. Door de PLO-leiding (later de Palestijnse Autoriteit) voortdurend van deze praktijken te beschuldigen – en in diskrediet te brengen- wordt het een feit in de ogen van de lezer. Men verantwoordt of verklaart het ook niet, waardoor het ook niet in vraag kan gesteld worden. In het eerste artikel wordt reeds de vergelijking gemaakt met de nazi‟s (oktober 1986). Ook in september 1987 lezen we dat de OLP doordrongen is van een nazi-ideologie. De leiding van de Palestijnen wordt op deze manier volledig buitenspel gezet. De OLP vergelijken met de nazi‟s, insinueert dat de joden een vergelijkbaar onheil staat te wachten als tijdens de Tweede Wereldoorlog. Naast het feit dat de vergelijking geen steek houdt, worden door deze bestempeling alle deuren dicht gehouden. Met nazi‟s wordt niet gepraat. Dit word doorheen de tijd niet steeds met zoveel woorden gezegd. De stempel van niet eerlijk verkozen (oktober 1996) en dictatoriaal blijft wel gebruikt. Het oude PLO-charter wordt – doorheen de tijdduidelijk gelinkt met de nazi-ideologie. Door er nog regelmatig (januari 1988, december 1988, september 2001) naar te verwijzen blijft men de link tussen de Palestijnse leiding en het nazisme leggen. Door het regelmatig gebruik van het woord vernietigen (bijvoorbeeld januari 1988, september 1994) wordt de connotatie met de nazi‟s en de shoa ook in stand gehouden.
Het derde punt dat Contact J benadrukt is dat de Palestijnse leiding geen vrede wil. Dit punt komt vooral naar voren in de jaren na de Oslo-akkoorden (1993). Daarmee wordt ook 87
aangeduid dat de Oslo-akkoorden van de Palestijnse kant niet serieus worden genomen en niet gerespecteerd worden. Aan de ene kant gebeurt dit door letterlijk te zeggen dat de Palestijnse leiding geen vrede wil. Aan de andere kant stelt men vanaf 1997 dat de Palestijnse leiding (Yasser Arafat en de Palestijnse Autoriteit) niets doet tegen het geweld en het terrorisme, en dus geen vrede wil. Het orgelpunt van deze voorstelling vinden we in terug in de artikelen omtrent de mislukte vredesonderhandelingen in Camp David in 2000. De mythe van het „genereuze aanbod‟ van Barak en de weigering van Arafat wordt in deze periodiek mede gevormd en in stand gehouden.
De Palestijnse leiding keurt het terrorisme goed, is medeplichtig en dus zelf terroristisch. Dit is het laatste punt waarmee men de deur dicht probeert te houden voor elke vorm van begrip of dialoog met de Palestijnen. Ook dit punt wordt vooral na de Oslo-akkoorden benadrukt: Arafat is verantwoordelijk voor de spanningen (oktober 1996), de PA is mede verantwoordelijk voor de aanslag, de PA doet niks om de terreur te stoppen (september 1997), Arafat is een terrorist (september 1998), Arafat is verantwoordelijk voor het bloedvergieten (september 2001), er zitten terroristen in de PA (juni 2003). Door de leiding verantwoordelijk te stellen voor het terrorisme, maakt men ze medeplichtig en zelf terroristisch. Op deze manier wordt de leiding in de hoek van de illegaliteit geduwd. Deze vier elementen zorgen ervoor dat de Palestijnse leiding – de representatie van de Palestijnen- volledig buiten spel worden gezet. De Palestijnse leiding is geen gesprekspartner, geen partner in de vrede. Dit maakt het de periodiek makkelijker om zich te beperken tot de eigen versie van de feiten.
In de manier waarop men over de Palestijnse leiding spreekt is niet echt een evolutie te bemerken. Wel kan worden vastgesteld dat men tot 1993 enkel over de OLP (PLO) spreekt, en daarna vooral over de PA (Palestijnse Autoriteit) en Yasser Arafat. In de periode na de Oslo-akkoorden komt de Palestijnse leiding wel opvallend meer aan bod dan voordien. Er wordt vanaf dan bijna in elke artikel met betrekking tot het Palestijns-Israëlisch conflict over de Palestijnse leiding gesproken. De vele beschuldigingen aan het adres van hét boegbeeld, dé grote leider van de Palestijnen – Arafat- zijn ook niet toevallig. De Palestijnse leider wordt volgende zaken aangesmeerd: niet eerlijk verkozen (oktober 1996), geen staatsman, maar een terrorist (september 1998), 88
onbetrouwbaar en niet langer een partner (november 2000) , verantwoordelijk voor terreur en wil geen vrede (september 2001), ect. . De Palestijnse leider wordt zo in diskrediet gebracht en buitengesloten als partner. Door daarop te focussen wordt de Israëlische rol en verantwoordelijkheid buiten beschouwing gelaten, er is immers toch geen partner.
In oktober 1993 vinden we het enige artikel dat zich enigszins neutraal of optimistisch uitlaat over Arafat. In dit artikel wordt gesteld dat Arafat een volledig ander man geworden is. Door dit zo te stellen, hoeft men het vroegere beeld dat werd opgehangen niet aan te passen. Arafat is Sadatisé, waarmee men aangeeft dat hij –net als Sadat in 1978- „redelijk‟ geworden is. De – voorzichtig- hoopvolle berichtgeving in dit bericht kan echter met recht en rede als een uitzondering worden geklasseerd (cfr. supra).
Ook op dit vlak merken we dus dat er geen plaats is voor nuance of twijfel. De kenmerken en eigenschappen van de Palestijnse leiding zijn een feit, en moeten na verloop van tijd zelf niet meer uitgelegd of gefundeerd worden. De redenering dat de Palestijnse leiding geen vrede zou willen –en dus liever geweld- is een gemakkelijke boutade. Waarom Arafat het zogenaamde „genereuze‟ aanbod van Barak weigerde komt niet ter sprake. Dat de Palestijnse leiding wel vrede wil, maar niet tegen elke prijs komt nooit aan bod.
Tot slot staan we stil bij de beeldvorming van „het Palestijnse volk‟. In een eerste periode (tot 2000) zien we in de artikelen over het Palestijns-Israëlisch conflict de Palestijnen weinig tot nooit aan bod komen. In 9 van de 17 geanalyseerde artikels uit deze periode (1986-2000) wordt er over de Palestijnen (het volk) helemaal niet gesproken. Als er al gesproken wordt over de Palestijnen is het eerder als „lijdend voorwerp‟ dan als „onderwerp‟. Er wordt over hun hoofden gesproken. De Palestijnen wórden gerekruteerd (oktober 1986), zijn een speelbal van de Arabische landen (september 1987), werden verplaatst (mei 1988) , zijn heel beïnvloedbaar (september 1997) , etc. Ze worden dus voorgesteld als een massa zonder eigen wil. Als er dan toch al eens een kenmerk of eigenschap van de Palestijnen wordt gegeven is dit steeds in de context van agressor of terrorist. Binnen deze eerst periode (waarin dus weinig tot geen aandacht wordt gegeven aan de Palestijnse bevolking) zijn er twee artikelen opmerkelijk. In het artikel van september 1988 89
geeft men wel uitdrukkelijk aandacht aan de Palestijnen: De Palestijnen willen Resolutie 242 van de VN veiligheidsraad niet aanvaarden, willen Israël vernietigen en hadden in 1947 VNresolutie 181 maar moeten aanvaarden (hun huidige situatie is hun eigen schuld). Daarnaast wordt opgemerkt dat de Palestijnen geen authentieke bewoners zijn van het land. Dit ene artikel waar men dus (relatief) veel aandacht besteedt aan de Palestijnen, plaatst hen direct en zonder vraagtekens in de positie van „schuldige‟. Men stelt zelf het recht van dit volk op het land in vraag. In een tweede artikel (oktober 1996) lezen we ook iets heel uitzonderlijk: de Palestijnen zijn angstig omwille van Netanjahoe‟s politiek. Dit is de eerste en enige keer (periode 1986-2003) dat er een diep -menselijke eigenschap aan de bevolking wordt toegeschreven. Dit is de enige keer dat Palestijnen enigszins kwetsbaar worden voorgesteld en in de context van „de zwakke‟.
Vanaf 2000 zien we een kentering. Er wordt vanaf nu wel over de Palestijnen gesproken, maar meestal in de context van agressors: schieten voortdurend op leger en burgers (agressoren, woeste massa, hysterische vreugde, lynchpartijen), houden zich niet aan het staakt-het-vuren (november 2000), 70 % van de Palestijnen keurt het terrorisme goed (september 2002), willen net als de Nazi‟s de joden uit de wereld –worden dus op gelijke voet geplaatst met nazi‟s- , willen Israël letterlijk en figuurlijk in de zee gooien (november 2002), ect. . Aan de andere kant worden de Palestijnen voorgesteld als minder(waardig): staan cultureel en moreel veel lager dan Israël (november 2000), kennen geen „Vrede NU‟ beweging – er zijn dus geen pacifisten aan hun kant- (september 2002), logen in Oslo – zijn dus leugenaars en niet te vertrouwen- (november 2002), zijn cultureel tot apartheid aangelegd en hebben een geschiedenis van dominantie (september 2003). In deze (tweede) periode (2000-2003) wordt er relatief veel –meer- gesproken over het Palestijnse volk. Aan de hand van twee elementen wordt de gedachte gevormd dat Palestijnen geen vrede willen: het zijn agressieve mensen, die cultureel en moreel la(a)g(er) zijn, waardoor ze als het ware niet in staat zijn tot vrede. De gedachte dat Palestijnen dus houden van geweld, bloed, wapens en agressie, dat ze liever geweld hebben dan vrede en rust, wordt op deze manier de wereld in gestuurd. Door de Palestijnen enkel op deze manier aan bod te laten komen is er geen plaats voor twijfel of scheuren in dit eenzijdig beeld. Het wordt voorgesteld als een feit, een soort axioma. Nuance in de beeldvorming van de Palestijnen wordt in de artikelen dus niet gevonden. Dat de Palestijnen per definitie ook als homogeen 90
blok worden voorgesteld werkt dit mechanisme in de hand. In deze veralgemenende kijk komt de Palestijn, de mens, niet aan bod. Dergelijke benadering voedt het vijandsbeeld.
2. Het tweede aspect waar we op ingaan is de beeldvorming van de Arabische landen en de staat Israël. Een eerste opmerking hieromtrent is dat de verhouding tussen de manier waarop men over de Arabische landen en over Israël spreekt een gelijkaardig patroon toont voor de hele periode. Meestal gaat het om de combinatie van een heel negatieve beeldvorming van de Arabische landen met de heel positieve beeldvorming van Israël. Wanneer dit niet letterlijk geformuleerd staat, wordt het meestal geïmpliceerd (bijvoorbeeld Israël is wél democratisch of vredelievend). Op deze manier wordt er enorme zwart –wit tegenstelling gecreëerd door de jaren heen. Belangrijk is te vermelden dat in de context van Arabische landen zowel wordt gesproken over de Arabische regimes als over het Arabische volk. De benamingen worden door elkaar gebruikt en meestal over één kam geschoren.
De beeldvorming van de Arabische landen kan ook aan de hand van enkele hoofdkenmerken worden geïllustreerd. Een zogenaamd kenmerk van de Arabische landen is dat het oorlogszoekers zijn (mei 1988): ze willen geen vrede (september 1988), ze willen oorlog (oktober 1993) en moeten dringend deze mentaliteit wijzigen (september 2002). Daarnaast worden deze regimes ook vaak gelinkt met de nazi‟s. Dit gebeurd zowel direct als indirect. Zo wordt gesteld dat de Arabische landen geneigd zijn tot centralistische, autoritaire regimes, antisemitisch zijn (september 1987 en januari 1988), nazi‟s huisvesten en Israël willen vernietigen (september 1988), joden bedreigen als nazi‟s (april 1998), Israël haten en Israël willen vernietigen (november 2002). Het regelmatig gebruik van het woord vernietigen is zoals reeds vermeld, niet toevallig en onschuldig. Door de Arabische landen en hun volk als dusdanig voor te stellen zegt men zowel iets over Israël als over deze landen. De Arabische landen leunen dicht aan bij een nazi-ideologie en vormen een vergelijkbare dreiging voor Israël. Israël wordt dus voorgesteld als een land – volk dat onder een vergelijkbare dreiging moet leven als de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Arabische landen zouden met andere woorden doelgericht en planmatig de uitroeiing van het hele joodse volk voor ogen hebben.
Een volgend punt in de beeldvorming is dat de Arabische landen de Palestijnse zaak gebruiken voor hun eigen doel en eigenlijk onderling in strijd zijn (september 1987), 91
verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van het Palestijns vluchtelingenprobleem en de Palestijnen niet helpen (mei 1988) en eigenlijk de vrienden – bondgenoten niet zijn van de Palestijnen (september 1988). De voorstelling als lieten de Arabische landen de Palestijnen in de steek wordt ook vaak verwoord door of gelinkt aan de stelling dat Israël de Palestijnen wél helpt (cfr. infra).
Een voorlaatste verzameling van kenmerken van de Arabische landen is dat ze minderwaardig zijn, aan Israël en het westen: Arabische landen en hun bevolking zijn goddeloos –want echte religieuze landen keuren aanslagen af- (oktober 1986), zijn minder beschaafd en economisch en moreel lager (juni 1987), zijn onmenselijk (mei 1988), hebben geen democratisch verkozen leiders (oktober 1996 en september 1997), zijn achterlijk, niet democratisch of vrij en discriminerend (september 1998). Tot slot worden de Arabische landen en hun regimes in verband gebracht met terrorisme: heulen mee met het terrorisme (oktober 1986), zijn fundamentalistisch (september 1987), hebben banden met terroristen (september 1993).
De beeldvorming van de Arabische landen is inhoudelijk soms anders dan de beeldvorming van de Palestijnse leiders, maar heeft hetzelfde resultaat: de Arabische landen zijn geen (gesprek)partner (in de vrede). Men spreekt meestal over „de Arabische landen‟, heel veralgemenend, als een homogeen blok. De Arabische staten worden beschuldigd van fundamentalisme, terrorisme, antisemitisme, onmenselijkheid, achterlijkheid en geneigd tot centralisme en dictatuur. Door de Arabische landen systematisch op dergelijke manier voor te stellen wordt een stereotiep beeld gecreëerd, waar men na verloop van tijd geen vragen meer bij stelt. Deze landen worden op die manier definitief (negatief) gecategoriseerd.
De beeldvorming van de Arabische landen in de geanalyseerde artikels is niet echt onderhevig aan grote evoluties. Kenmerken die toegeschreven worden aan de Arabische staten komen vaak doorheen de hele periode voor (en terug). Na 1993 (ondertekening van de Osloakkoorden) is er een vermindering van de aandacht voor de Arabische staten, maar de kritiek op de Arabische landen blijft toch van dezelfde aard.
92
De manier waarop Israël naar voor komt beantwoordt grotendeels aan de mythes naar voor gebracht door de New Historians.215 Om te beginnen wordt Israël vaak als slachtoffer voorgesteld, als David. Israël moet zich verdedigen, werd (en wordt) belegerd, moet aan zijn veiligheid denken. Er wordt dus een beeld opgehangen van het onschuldige, in het nauw gedreven land: Israël wordt constant bedreigd, is in gevaar, is de zwakke (in ‟48, ‟56, ‟67, ‟82) en is het enigste land ter wereld dat nog zo bedreigd wordt (november 1987), de volksopstand bedreigt Israël (januari 1988), heeft zich in 1948 enkel verdedigd (mei 1988), wordt door de Arabische landen verplicht geweld te gebruikten en de veiligheid van Israël staat op het spel (september 1988), Israël verdedigt enkel, is nooit de agressor (september 1993), de anderen [Arabische landen] willen hen vernietigen (oktober 1993), Israël werd tot nu toe belegerd (september 1994), Israël was een embryo, klein en kwetsbaar en meteen bedreigd (april 1988), Israël is slachtoffer van de media -oorlog (september 1998), Israël moet zich verdedigen en denken aan zijn veiligheid (november 2000), Israël is het slachtoffer, is in gevaar (november 2002), bij „recht op terugkeer‟ voor Palestijnen is Israël in zijn bestaan bedreigd (juni 2003), Israël is de meest bedreigde staat ter wereld (september 2003). In 2003 lezen we hieromtrent een frappant voorbeeld: de joodse kolonisten in Samaria en Judea zijn de eigenlijke slachtoffers: ze zijn immers afgesloten van hun moederland en constant in levensgevaar. Israël wordt dus gedurende de hele bestaansperiode van de periodiek (1986-2003) als slachtoffer voorgesteld, dat ondanks de bedreigingen stand houdt. Door voortdurend te hameren op het feit dat veiligheid van Israël het belangrijkste is geeft men ook constant de indruk dat Israël in gevaar is. Daarnaast wordt Israël –en haar leiders- vooral als vredelievend voorgesteld. Het land heeft steeds de hand uitgestoken, ondanks het feit dat de omringende landen Israël wilden vernietigen. Ook van deze stelling zijn voldoende voorbeelden voor handen: Israël steekt de hand uit (september 1987), Israël is vredevol (november 1987), Israël probeert al 40 jaar vrede te krijgen (september 1988), Israël is vredesduif, wacht al 40 jaar op verzoening en erkenning (december 1988), Israël wil vrede (september 1993), Israël steekt altijd de hand uit naar de anderen (oktober 1993), Israël is de enige die vrede wil (september 1998), Israël reageert terughoudend op geweld, houdt zich aan het staakt-het-vuren (november 2000), Vredesvoorstellen Barak extreem genereus, Sharon is een vredesstichter (september 2001).
215
Corluy L., De Strijd om het geheugen van Israël, De New Historians en het Israëlisch-Palestijns conflict, Uitgeverij Acco, Leuven, 2003, 221 p.
93
Israël wordt met andere woorden gedurende de hele bestaanperiode van de periodiek (27 jaar) als ultieme vredesduif voorgesteld.
Tot slot wordt Israël voorgesteld als moreel superieur aan de omringende landen in het Midden-Oosten: Arabieren zijn minder beschaafd, economisch en moreel lager en Israël bracht de stad Jeruzalem tot beschaving (juni 1987), Israël is nobel doet veel voor de vluchtelingen (ondanks het feit dat ze hun in vlucht in 1948 niet veroorzaakte) (mei 1988), Israël is vriend van de Palestijnen en tolerant (september 1988), Israël beschermt ook de inwoners van de Arabische landen (september 1993), Israël is beter dan Turken of Irakezen (oktober 1993), Israël heeft democratisch verkozen leiders (oktober 1996), Israël is democratisch (september 1997), Israël is voorbeeld van democratie en integratie (april 1988), Israël is enige democratie, enige vrije samenleving (september 1998), Israël staat moreel en cultureel veel hoger dan de Palestijnen (november 2000), Israël is zo goed voor Arabische Israëli‟s (november 2002). We zien dat de superioriteit van Israël niet steeds letterlijk in de mond wordt genomen. Door Israël echter regelmatig voor te stellen als vriend van de Palestijnen, Arabieren of Arabische Israëli‟s wil men bewijzen dat deze staat de hoogste graad van tolerantie bereikt heeft. Dit ondanks alle bedreigingen en pogingen tot vernietiging van Israël. De mythe van het moreel superieure Israël wordt dus tot op de dag van vandaag in leven gehouden.
3. Aansluitend met dit beeld dat van Israël wordt opgehangen gaan we in op de vraag of kritiek op Israël mogelijk is. Over het algemeen kan men deze vraag kort beantwoorden. Er is bijna geen kritiek op Israël aanwezig of mogelijk. Er zijn slechts enkele voorbeelden van kritiek op Israël: West –Jeruzalem krijgt meer centen dan Oost-Jeruzalem (juni 1987), alle regeringen sinds 1967 steunden de nederzettingen (september 1992), Netanjahoe is ook verantwoordelijk voor de spanningen (oktober 1996). In deze drie voorbeelden gaat het telkens slechts om één vermelding, één zin, en dus helemaal niet om een kritisch artikel of zelf paragraaf. Daarom zijn deze voorbeelden echte uitzonderingen, ze worden enkel vermeld met het oog op de volledigheid. Daarnaast is er nog een oproep aan de Israëlische regering voor een hárdere aanpak van de Palestijnse volksopstand (november 2000) en kritiek op de „Vrede Nu‟beweging (september 2002).
94
4. We willen ook kort ingaan op de vraag wie in de krantenartikelen aan het woord komt. Een eerste vaststelling daarbij is dat we vaak enkel de stem van de journalist zelf horen. De anderen die het woord krijgen zijn: een Israëlische expert in terrorisme (oktober 1986), raadgevers van de burgemeester van Jeruzalem (juni 1987), enkele universitaire specialisten (september 1987), Golda Meir (september 1988), Blok der Gelovigen en een Israëlisch legerofficier (september 1992), Barak, Israëlisch burgemeester van een grensdorp, president van het Comité voor de coördinatie van Joodse organisaties in België (september 1993), een slachtoffer van een Palestijnse aanslag (september 1997), boze Israëli en Israëlisch slachtoffer (november 2000), een „bezorgde‟ jood (september 2001), Sharon en Abou Mazen (juni 2003). In een artikel over media komen ook enkele Europese kranten aan bod, vooral om te hekelen wat ze over het Palestijns–Israëlisch conflict schrijven. Behalve Abou Mazen komt ook Edward Saïd eens aan bod (september 1998) om vervolgens zijn stelling te weerleggen. We kunnen besluiten dat de andere partij in het conflict, de Palestijnen of de Arabische landen nooit toegelaten worden om het woord te nemen. Als ze al eens geciteerd worden is het steeds in een negatieve context. Hierdoor kan de eenzijdige visie van de periodiek op het Palestijns– Israëlisch conflict gemakkelijk opgebouwd worden.
5. Een laatste belangrijke vraag is of de achterliggende oorzaak, de gedachten, de gevoelens (het waarom) aan bod komen. Hierbij aansluitend kunnen we de vraag stellen of er zaken (al dan niet bewust) niet vermeld worden. Het grootste zichtbare patroon is dat het geweld van Palestijnse zijde (Intifada, terrorisme) systematisch gecategoriseerd worden als „het probleem‟. Door het probleem te beperken tot deze zaken worden andere belangrijke elementen van het conflict niet vermeld of afgeketst. Deze voorstelling negeert het inzicht dat het Palestijnse geweld een gevolg zou kunnen zijn van een ander probleem. Men heeft geen aandacht voor de achterliggende oorzaken, gedachten, etc. Door geen redenen te geven of te zoeken voor het Palestijnse geweld, laat men het overkomen als geweld om het geweld, de irrationele drang om Israël te vernietigen. Dat veiligheid garanderen, terwijl men eigenlijk door een ander bezet wordt, een heel moeilijke opdracht is komt niet aan bod.
De situatie van de Palestijnen tijdens de Eerste en tweede Intifada worden niet belicht. Men spreekt niet over de collectieve straffen, de avondklok, het uitgangsverbod, de vijandigheden 95
van de kolonisten, de vrijheidsberoving van de Palestijnen. Men vermeldt niet dat de muur niet enkel tussen Israëlisch en Palestijns gebied staat, maar ook Palestijnen van elkaar scheidt. Men gaat niet in op de nefaste gevolgen van de muur op de sociale, economische en humanitaire situatie.
Naast het ontkennen van de achtergrond van de gewelddaden van de Palestijnen, wordt de eigen verantwoordelijkheid – op diverse vlakken- doodgezwegen of geminimaliseerd. Over de bezetting van Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook wordt niet gesproken. Over de gebiedsuitbreiding en de rol in het ontstaan van het vluchtelingenprobleem na de oorlog van 1948 wordt niets gezegd. Men gaat niet in op de reden van de Arabische aanvallen in 1948, 1967 en 1973. De gevoerde oorlogen waren volgens Contact J telkens louter verdedigend. Er is nochtans door meerdere New Historians op gewezen dat Israël in de oorlogen van ‟48 en ‟67 reeds na enkele dagen zeker was van de overwinning, maar doorvocht met telkens een grote gebiedsuitbreiding tot gevolg.216
Men lijkt niet in te zien dat de Arabische landen van mening waren niet te moeten opdraaien voor het door de Duitsers berokkende leed jegens de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Men lijkt ook niet in te zien dat het stichten van een joodse staat middenin – op dat ogenblikArabisch gebied, een op zijn zachtst gezegd delicate kwestie was. Dat verschillende Arabische landen wel degelijk pogingen tot verzoening of compromis ondernamen wordt geheel doodgezwegen. Het recht van de joden op een thuisland wordt boven alles gesteld. Na het leed tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben de joden recht op een asielland. Daarnaast hebben de joden ook een religieus en historisch –natuurlijk- recht op het land tussen de Jordaan en de Middellandse zee. De rechten van de Arabieren – Palestijnen die hier woonden en wonen zijn daar ondergeschikt aan.
De hierboven beschreven algemene teneur wordt wel eens doorbroken. Zo lezen we in oktober 1993 dat men inziet dat de PLO voor de Oslo-akkoorden grote toegevingen moet doen. In de loop der jaren (voor het eerst in januari 1988, vanaf 1996 vaker) gaat men soms wel kort in op de argumenten van anderen: de bezetting van de Palestijnse gebieden, de status van 216
Corluy L., De Strijd om het geheugen van Israël, De New Historians en het Israëlisch-Palestijns conflict, Uitgeverij Acco, Leuven, 2003, 221 p.
96
Jeruzalem, de collectieve straffen, de (uitbreiding) van de nederzetting. Al deze argumenten die de lezer in staat zou kunnen stellen het conflict (en „de andere‟) beter te begrijpen worden echter steeds afgedaan als „dekmantel‟, of „drogredenen‟. De Palestijnen willen Israël gewoon niet erkennen. Ze willen enkel het vredesproces saboteren. We kunnen besluiten dat de „waarom-vraag‟ in de periodiek doorheen de tijd niet ten gronde gesteld wordt en dat de negatieve houding en acties van Israël niet aan bod komen. Enkele voorbeelden kunnen deze bevindingen illustreren: de Arabische Israëli‟s worden volledig gelijk behandeld (juni 1987), de instabiliteit in het Midden-Oosten wordt [enkel] veroorzaakt door de onderlinge strijd tussen de Arabisch landen (september 1987), in 1956 en 1982 werd Israël aangevallen (november 1987), de bezetting werd Israël opgedrongen (januari 1988), Arabische vluchtelingen [1948] „verlieten‟ hun woning, zijn „personnes déplacée‟ (mei 1988), 6 miljoen dode Joden is veel erger, de Israëlische repressie is zo hard niet, Palestijns terrorisme is erger dan dode Palestijnen (september 1988), een Palestijnse staat kan misschien, maar met het blijven van alle nederzettingen en veel controle (september 1992), terroristische daden moet men niet proberen uit te leggen (september 1997), Camp David bewees dat de Palestijnen geen vrede willen (november 2002).
De Palestijnen moeten de eerste stap zetten. Men verwacht met andere woorden dat een volk dat volledig militair bezet wordt, en dat in elk aspect van hun leven geraakt wordt door deze bezetting, een gebaar van verzoening stelt. Een dergelijke mening miskent de achterliggende oorzaken, gedachten en gevoelens van „de ander‟.
97
BESLUIT
De bovenstaande analyse, aan de hand van de bestudeerde artikels, geeft ons een inzicht in de beeldvorming van de joodse periodiek Contact J, met betrekking tot het Palestijns-Israëlisch conflict. Een eerste bevinding is dat men het bezet en Palestijns karakter van het door de Palestijnen bewoonde gebied, niet erkent in het taalgebruik. Het Palestijnse volk komt tot het jaar 2000 bijna niet aan bod. Na 2000 komen ze vooral aan bod in de context van geweld en terreur, en worden ze als minderwaardig voorgesteld. We zouden dus kunnen besluiten dat men pas na de tweede Intifada, over de Palestijnen begint te spreken. De Palestijnse leiding wordt voorgesteld aan de hand van vier eigenschappen: ze zijn corrupt en incompetent, willen geen vrede, zijn terroristisch en volgen een nazi-ideologie. Deze argumenten zorgen ervoor dat men de Palestijnse leiding niet als partner kan beschouwen. Inhoudelijk kunnen we niet echt een evolutie waarnemen (doorheen de tijd komen deze vier elementen dus aan bod). Hier kunnen we terecht spreken van „mythevorming‟. Op kwantitatief vlak kunnen we stellen dat vooral vanaf 1993 de Palestijnse leiding steeds, en uitvoerig aanbod komt in de artikelen. Stellen dat Israël in bijna elk artikel als „de goede‟ wordt voorgesteld is niet overdreven. Drie mythes worden opgebouwd en in stand gehouden: Israël is vredelievend, het slachtoffer en moreel superieur. Kritiek op het land en haar leiders is eigenlijk niet aanwezig. Aan de andere kant worden de Arabische landen steevast negatief voorgesteld. Ook hier vallen enkele hoofdkenmerken op: de Arabische landen zijn oorlogszoekers, worden in verband gebracht met de nazi(„s) (-ideologie), zijn geen bondgenoten van de Palestijnen en zijn cultureel en moreel minderwaardig. Het resultaat van deze voorstelling is ook dat de Arabische landen geen (gelijkwaardige) partner zijn. Wanneer men de beeldvorming van de Arabisch landen en Israël naast elkaar legt zien we een duidelijke zwart-wit tegenstelling. Er is met andere woorden geen plaats voor nuance. Door dit jarenlang zo voor te stellen creëert men ook op dit vlak de mythe van het „goede‟ Israël tegenover de „slechte‟ Arabische landen. Na 1993 is er een lichte vermindering van de aandacht voor de Arabische staten, maar de kritiek op de Arabische landen blijft toch van dezelfde aard. In Contact J wordt geen aandacht besteedt aan de achtergrond van het conflict. Als de onderwerpen „bezetting‟, „nederzetting‟, „Oost-Jeruzalem‟ of „muur‟ al aan bod komen, worden ze afgedaan als drogreden. Een verklaring voor de houding van de Palestijnen wordt niet gegeven, laat staan gezocht. De Palestijnen willen –net als de Arabieren- geen vrede. Er 98
komt in de hele besproken periode geen enkele Palestijn aan bod. De gevoelens, gedachten van deze „partij‟ in het conflict worden volledig genegeerd. Er wordt met andere woorden een heel eenzijdig beeld gegeven op alle aspecten van het Palestijns-Israëlisch conflict. De bekomen „evoluties‟ zijn schaars en vooral van kwantitatieve aard. Van een evolutie op het inhoudelijke vlak is geen sprake. Het perspectief van de beschrijvingen is over alle artikels volledig (pro) Israëlisch.
99
5.2. La Tribune Sioniste
De analyse van de beeldvorming door La Tribune Sioniste wordt besproken aan de hand van (voorbeelden uit) de volgende artikelen:
Mei
1953 Eban réplique aux attaques arabes de l‟O.N.U. et commente la déclaration de Moscou.
Oktober
1956 Israël face au problème de Suez.
Oktober
1957 La crise du Moyen-Orient.
April
1958 Le chemin pour la paix.
Oktober
1961 Sommes-nous expansionnistes ?
Oktober
1966 Syrie au pied du mur.
Juni
1967 L‟ideologie Arabe de genocide.
Mei
1968 Une voix dans le desert.
Juni
1968 Conscience juif et la guerre de six jours.
September
1971 Les avantages de la paix pour les Arabes.
Mei
1972 Jusqu‟au dernier terroriste.
Mei
1973 Hypocrites et menteurs.
Oktober
1974 Comme larrons en foire.
September
1976 Leçons d‟Histoire.
November
1977 L‟Histoire, soudain subjugée.
September
1979 Dayan veut connaitre les positions des Palestiniens de Cisjordanië.
Juni
1982 Un collier de perles.
September
1983 Quid de la Syrie ?
Oktober
1986 Sommes-nous en train de perdre la Galilée ?
April
1988 Hier :Mein Kampf, Aujourd‟hui : la chartre OLP
September
1988 Ballons d‟essai au baudruches vénéneuses ?
1. Rond de beeldvorming van de bezette Palestijnse gebieden moet worden vermeld dat in 17 van de 21 geanalyseerde artikelen het gebied waar de Palestijnen wonen niet specifiek wordt aangeduid en dus niet wordt benoemd. We lezen voor het eerst een benaming voor de Palestijnse gebieden in mei 1972. In dit artikel spreekt men over de gebieden die Israël 100
controleert en de bezette Arabische gebieden. De eerste benaming drukt de situatie van bezetting nogal zacht uit, vanaf 1967 zijn deze gebieden immers bezet. De tweede aanduiding erkent deze status wel, maar benoemt deze gebieden niet specifiek als „Palestijns‟. Hiermee wordt de gedachte dat deze mensen gewoon Arabieren zijn - en dus in alle Arabische landen (kunnen) thuishoren- gevoed. Pas in september 1983 vinden we nog eens een specifieke benaming terug voor de bezette Palestijnse gebieden: Cisjordanië. Deze benaming erkent ook het bezette en Palestijnse karakter van dit gebied niet. De connotatie met Jordanië en de Jordaanse optie is duidelijk: de bevolking in dit gebied zijn Arabieren net als deze in Jordanië en kunnen beter opgaan in één Arabische staat Jordanië. In april 1988 spreekt men nogmaals over Cisjordanië. In september 1988 heeft men het over de bezette gebieden. Daarmee wordt wel het bezette, maar niet het Palestijnse, karakter van het gebied aangeduid. Sporadisch erkent men (in het taalgebruik) dus het feit dat dit gebied bezet is. Op geen enkele manier wordt het Palestijnse karakter van de regio echter in het taalgebruik weerspiegeld.
De Palestinian Liberation Organisation (PLO) wordt in 1964 opgericht. Toch krijgen we pas een vermelding van deze groepering die de bevrijding van heel Palestina voor ogen had in mei 1972: terroristen van Arafat, vliegtuigkapers, moordenaars. Van 1953 tot dan wordt er dus nooit vermelding gemaakt van een Palestijnse leiding. Vanaf dan krijgen we echter bijna in elk artikel een vermelding van de Palestijnse leiding. Men spreekt dus (met een vertraging van enkele jaren) pas over een Palestijnse leiding (men benoemt ze zelf niet zo) wanneer de PLO op het voorplan treedt.
De OLP bestaat uit politieke avonturiers en is onbelangrijk, het zijn struikrover -terroristen (oktober 1974), Arafat is rechtlijnig, reactionair en volgt een fascistische ideologie (september 1976), OLP zijn terroristen en heel gevaarlijk (september 1979), OLP is fanatiek en gek, plaatst kampen in burgergebied, gebruiken onschuldige burgers als menselijk schild (juni 1982), Arafat is niet gematigd en geraakt autoriteit kwijt, OLP raakt steun kwijt (september 1983), OLP zijn nazi‟s die Israël willen vernietigen, hun misdadenlijst is té lang om op te noemen, OLP misbruikt vluchtelingen, OLP heeft banden met neo-nazi‟s en wil geen vrede (1988). Het beeld dat van de PLO wordt opgehangen draait dus rond volgende hoofdkenmerken: terroristisch, fascistisch en nazistisch, en egoïstisch. De leiding van de Palestijnen wordt op deze manier volledig buitenspel gezet. Met terroristen praat men niet. Door de Palestijnse 101
leiding te vergelijken met de nazi‟s, insinueert men dat de joden een vergelijkbaar onheil staat te wachten als tijdens de Tweede Wereldoorlog. Door deze bestempeling wordt voor enig begrip of dialoog de deur dichtgehouden. De titel van het artikel van april 1988 spreekt boekdelen: „Hier :Mein Kampf, Aujourd‟hui : la chartre OLP‟.
Tot slot staan we stil bij de beeldvorming van het Palestijnse volk. Echt veel heeft men het niet óver de Palestijnen –wat natuurlijk ook iets zegt. De analyse zal zich dan ook vooral moeten beperken tot de benaming van de Palestijnen. Wat opvalt is dat men het vooral heeft over de vluchtelingen en de terroristen. In mei 1953 spreekt men over de Arabische vluchtelingen. Dit erkent hun status van vluchteling, maar impliceert ook dat ze (gewoon) Arabieren zijn, geen apart volk. In mei 1961 lezen we over „zogenaamde palestijnse vluchtelingen‟. Dat deze bevolkingsgroep niet gewoon Arabieren zijn (en dus niet overal in Arabische landen thuishoren of kunnen opgenomen worden) wordt hier sterk in twijfel getrokken. De aanhalingstekens en het woord zogenaamde laten dit duidelijk merken. In oktober 1966 worden de Palestijnen voor het eerst in verband gebracht met terrorisme. Men spreekt over terroristen, fedayin, guerillagroepen. Belangrijk is te vermelden dat men het hierbij heeft over enkele groeperingen en dus niet over de hele bevolking. In mei 1968 spreekt men over de Palestijnse mythe, waarmee men het bestaan van een Palestijns volk volledig in twijfel trekt. Andere benamingen voor het Palestijnse volk zijn: Arabische Palestijnen (juni 1968), „vluchtelingen‟ (september 1971), „zogezegde palestijnen‟, Arabische terroristen (mei 1973) en Cisjordaanse personaliteiten (september 1979). Aan de eigenheid van het Palestijnse volk wordt dus volledig voorbijgegaan. Voor de rest komen ze enkel aan bod in de context van agressor. We kunnen besluiten dat de Palestijnse bevolking gezien wordt als doodgewone Arabieren – wat vooral moet impliceren dat ze gewoon kunnen opgaan in de andere Arabisch landen. De Palestijnen worden door La Tribune Sioniste niet doodgezwegen, maar wel grotendeels genegeerd.
2. In de beeldvorming van de Arabische landen kunnen we spreken van twee periodes: de periode voor 1978 en de periode daarna. In de eerste periode komen de Arabische landen veelvuldig en heel negatief aan bod. Kenmerkend voor deze periodiek is dat men vaak spreekt over individuele landen en/of hun leiders. De eigenschappen die aan de Arabische staten en hun leiders worden toegeschreven kunnen onderverdeeld worden in enkele categorieën. Zo worden de Arabische landen veelvuldig in verband gebracht met het nazisme en het 102
antisemitisme: In Arabische landen heerst een heftig, hysterisch antisemitisme, de haat ten opzichte van de joden is oneindig en de Arabieren geloven nog steeds in een joodse samenzwering (mei 1953), Nasser heeft neofascistische aspiraties (oktober 1956), Arabische landen willen Israël en de joden vernietigen en uitroeien, zijn antisemitisch, Nasser kan je vergelijken met Hitler (juni 1967), Arabieren zijn antisemitisch, hebben al hun hele geschiedenis joden gediscrimineerd, Nasser is even gevaarlijk als Hitler (juni 1968). Het is duidelijk dat men niet de moeite doet om dit subtiel naar voren te brengen. Het gaat niet om insinuaties, men maakt de gelijkenissen ondubbelzinnig duidelijk. Het gebruik van het woord vernietigen –een duidelijke verwijzing naar de jodenuitroeiing tijdens de Tweede Wereldoorlog- komt ook vaak voor (oktober 1957, april 1958, oktober 1966, oktober 1974). Op deze manier worden de Arabische landen, hun leiders en bevolking in een heel negatief daglicht geplaatst. De vergelijking met wat de Duitse nazi‟s de joden aandeden tijdens de Tweede Wereldoorlog is waarschijnlijk de ergste die men kan maken.
Een tweede punt dat La Tribune Sioniste in heel wat artikels, doorheen de tijd, probeert te maken is dat de Arabische landen onderling en intern verdeeld zijn, de Palestijnse zaak niet dienen en misbruiken: Arabische landen gebruiken Israël als gemeenschappelijke buitenlandse vijand (april 1958), Israël moet voor Syrië dienen als afleiding voor de binnenlandse verdeeldheid (oktober 1966), Arabische landen misbruiken de Palestijnse mythe, gebruiken vijand Israël als binnenlands glijmiddel en bieden tegen elkaar op met buitensporigheid tot gevolg (mei 1968), Arabische landen laten vluchtelingen in de steek (juni 1968), Arabische landen zijn onderling verdeeld, Israël is de gemeenschappelijke vijand (mei 1972, september 1976, september 1983). We zien dit verwijt dus de hele (eerste) periode (van 1953 tot 1977) voorkomen. Door de Arabische landen op dergelijke manier voor te stellen bereikt men twee dingen. Men laat uitschijnen dat de crisis, het conflict, de spanningen in het Midden-Oosten een gevolg zijn van de onderlinge twist tussen de (instabiele) verschillende Arabische staten. Op deze manier wordt de aandacht van Israël afgeleid. Uit de verdere analyse zal blijken dat men effectief de mening is toegedaan dat Israël met de instabiliteit van de regio weinig te maken heeft. Men focust voortdurend op deze onderlinge strijd zo dat de rol van Israël op de achtergrond geraakt. Een tweede aspect dat wordt benadrukt is dat deze Arabische landen eigenlijk niet geïnteresseerd zijn in het lot van de Palestijnen (en de vluchtelingen). Hun eigen Arabische broeders laten hen dus in de steek. Dit argument wordt vaak versterkt (cfr. infra) door te stellen dat Israël de enige is die wel om de Palestijnen geeft en er iets voor doet. Ze doen zelfs méér dan de Arabische broeders, want die doen niks. Op 103
deze manier worden de Arabische landen buitenspel gezet. Door hun desinteresse in de Palestijnse zaak moet Israël met hen alleszins geen rekening houden.
Op verschillende manieren laten de artikels ook uitschijnen dat de Arabische landen en hun bevolking minderwaardig zijn, aan Israël en het westen: de Arabische landen zijn achter, de Arabische bevolking is heel beïnvloedbaar (april 1958), Arabieren moderniseren de economie niet, hebben geen hoofdsteden, geen kennis en competentie, zijn
sociaal en raciaal
bevooroordeeld, hebben geen politiek verstand (oktober 1961), Arabieren zijn achter en onderontwikkeld (juni 1968), het sociaal, economische en politieke niveau van de Arabische landen is laag (september 1971), Arabische landen zorgen niet goed voor hun volk (mei 1972), Arabische landen kennen geen democratie (oktober 1974), Arabische landen weigeren aanwezigheid van minderheden, discrimineren (september 1976). Of al deze beschuldigingen een grond van waarheid hebben doet er in de context van dit onderzoek niet toe. Men stelt „de andere‟ voor als een mindere, iemand die het sociale, politieke, economische, morele en culturele niveau van Israël nog lang niet bereikt heeft. Op deze manier kan natuurlijk geen debat tot stand komen. Een dialoog ontstaat immers enkel tussen twee gelijken. Door de Arabische staten op dergelijke manier voor te stellen gaat men deze dialoog uit de weg. Zoals blijkt uit de voorbeelden is het verwijt dat de Arabische staten minderwaardig zijn constant doorheen de (eerste) periode (1953-1977).
De Arabische landen worden ook in verband gebracht met terrorisme. Ze worden vooral beschuldigd van het financieren en steunen van terroristen. We kunnen echter niet stellen dat een meerderheid van de artikelen doordrongen zijn van deze idee. Slechts in drie artikels (oktober 1966, mei 1973 en oktober 1974) wordt hiervan vermelding gemaakt. De link met het terrorisme zorgt er wel voor dat de Arabische staten in de hoek van de illegaliteit worden geduwd. Terrorisme wordt immers als verwerpelijk beschouwd. Wie terrorisme steunt, goedpraat of niet verwerpt is medeplichtig en zet zichzelf helemaal buiten spel.
Een laatste eigenschap van de Arabische landen is dat het oorlogszoekers zijn. Men laat voortdurend uitschijnen dat de Arabische landen uit zijn op oorlog met Israël. Op deze manier zegt men eigenlijk impliciet dat deze landen helemaal geen vrede willen. Het beeld van de agressieve, veroverende Arabier wordt zo in stand gehouden. Door de andere , de vreemde op dergelijke manier voor te stellen is het gemakkelijker hem als vijand te (blijven) zien. Zoals reeds vermeld haalt men regelmatig aan dat de Arabische staten Israël willen vernietigen. 104
Naast de reeds aangegeven connotatie zet dit het agressieve en oorlogszuchtige karakter van deze landen in de verf. Dit gebeurt ook nog op andere manieren: Arabische landen zijn expansionisten, willen Israël innemen (oktober 1961), Syrië houdt zich niet aan wapenstilstandsakkoorden (oktober 1966), Arabische landen zijn oorlogszoekers (mei 1972), Arabische landen willen Israël met plezier vernietigen (oktober 1974), Arabische wereld heeft sinds de 8e eeuw reeds een imperialistisch programma (september 1976), Arabische landen waren tot nu toe oorlogszoekers (november 1977). Dit laatste voorbeeld luidt het begin in van de tweede periode waarin men opvallend minder over de Arabische staten spreekt.
Het beeld dat dus opgehangen wordt van de Arabische staten is heel eenduidig. Deze landen worden beschuldigd van nazisme, terrorisme, minderwaardigheid en oorlogszoekers. Daarenboven zijn deze landen onderling erg verdeeld. De verdeel–en–heers strategie komt hier om de hoek kijken. Daarbovenop zijn de Arabische staten niet geïnteresseerd in hun Palestijnse broeders. Deze landen zijn dus geen partner voor Israël, er valt niet mee te praten. De lezer wordt voorgehouden dat deze landen door en door slecht zijn. Van nuance in de beeldvorming is eigenlijk geen sprake. Eén zin in één artikel laat zich positief uit over Jordanië: het is het enigste land dat zijn best doet voor de Palestijnen (mei 1972). Deze uitzondering is helemaal niet voldoende om te spreken van een genuanceerde beeldvorming.
Zoals aangegeven spreekt men in een tweede periode (1977-1988) heel wat minder over de Arabische staten. Op de tien geanalyseerde artikels uit deze periode wordt er slechts in één (september 1983) nog duidelijk uitgehaald naar bepaalde Arabische staten. Het artikel van november-december 1977 zou als een keerpunt kunnen gezien worden. Het bezoek van Anwar Sadat aan Jeruzalem op 17 november 1977 zal daar waarschijnlijk veel mee te maken hebben. Het is toch opvallend dat na deze verzoeningspoging van de Egyptische president en de daaropvolgende vredesakkoorden van Camp David (1978) er veel minder bericht wordt over de Arabische landen –en dus ook het negatieve beeld van hen niet meer voortdurend wordt bevestigd. Het gaat niet zover dat men zich nu positief of enigszins neutraal uitlaat over de Arabische laten. Men geeft hen echter het voordeel van de twijfel door er veel minder over te schrijven. De periode na 1977 aanduiden als „anders‟ gebeurt dus op basis van de kwantitatieve gegevens: men schrijft veel minder over de Arabische staten.
105
Regelmatig wordt Israël voorgesteld als slachtoffer, als David (versus Goliath). Israël moet en mag zich verdedigen, wordt belegerd en moet aan zijn veiligheid denken. Er wordt een beeld opgehangen van het onschuldige, in het nauw gedreven land: Israël moet een verdedigingsleger hebben (oktober 1956), Israël is waakzaam (oktober 1957), joodse volk kende nooit vrede (april 1958), Israël gebruikt enkel geweld om zich te verdedigen (oktober 1961), Israël wordt ernstig bedreigd en moet -mag zichzelf verdedigen (oktober 1966), Israël is in levensgevaar (juni 1967), Israël is opnieuw slachtoffer van een gevaarlijk man [Nasser] en is een klein, vernederd en bedreigd land (juni 1968), Israël is in staat van oorlog en mag wettig geweld gebruiken (mei 1973), Israël is zowel slachtoffer van de oorlog als van de pers (juni 1982), Israël is in groot gevaar, er dreigt eenzelfde onheil als tijdens de Tweede Wereldoorlog (april 1988). Wanneer we wat gezegd wordt, koppelen aan wanneer het gezegd wordt krijgen we een redelijk logisch patroon. Vanaf het begin van de berichtgeving (1956) tot en met de Zesdaagse oorlog (juni 1967) wordt Israël in elk artikel als slachtoffer beschreven. Dit kunnen we linken aan de oorlogen van 1948, 1956, 1967. Tussen deze oorlogen wordt Israël verder steevast als de bedreigde David voorgesteld. Na ‟67 zien we dit beeld (relatief, m.b. niet elk artikel) minder opduiken: in mei 1973 (enkele maanden voor de Yom-Kippouroorlog), juni 1982 (Libanonoorlog) en april 1988 (enkele maanden na het uitbreken van de Eerste Palestijnse Intifada). De context biedt ons met andere woorden een interpretatiekader. Na ‟67 en de bezetting van de Palestijnse gebieden wordt Israël enkel nog als slachtoffer voorgesteld als er daadwerkelijk geweld in deze periode was. In de andere artikelen stelt men niet dat Israël veilig is, of zelf agressor is, maar wordt het „slachtoffer-gehalte‟ van Israël gewoon minder in de verf gezet. Door de beeldvorming te linken aan de gebeurtenissen kunnen we de bekomen resultaten beter begrijpen. Het blijft echter een feit dat Israël in vele gevallen zelf de agressor was. Dat men in april 1988 –naar aanleiding van de Palestijnse Intifada- stelt dat Israël in groot gevaar is, is overdreven. Dat Israël eigenlijk geen bedreigde David is, maar algauw een heel sterk leger heeft, komt niet aan bod. Dat Israël eigenlijk tijdens de gevoerde oorlogen (en zeker niet tijdens de Palestijnse Intifada) nooit echt in zijn bestaan werd bedreigd wordt niet vermeld. Dat Israël in sommige gevallen zelf het wapengeweld begon (1956, 1982) komt niet aan bod. Van een genuanceerd beeld kunnen we dus niet spreken. We kunnen immers besluiten dat Israël enkel als slachtoffer naar voren komt.
106
Doorheen de hele periode wordt Israël voorgesteld als de (enige) partij die echt vrede wil en zoekt: Israël wil vrede (april 1958,juni 1967), Israël is een vredesstichter (september 1976), Israël heeft steeds vrede proberen te zoeken (november-december 1977), Israël is de enige die vrede wil (april 1988). Israël wordt dus van tijd tot tijd voorgesteld als de enige die vrede wil. Als men daaraan de voorbeelden koppelt waarin de Arabische landen als oorlogzoekers worden gezien (tot 1977), wordt dit beeld nog veel sterker. In de periode na Camp David doelt men, wanneer men het heeft over de ander die geen vrede wil, vooral op de PLO.
Tot oktober 1974 wordt Israël ook als moreel en cultureel superieur (aan de Arabieren) voorgesteld: Israël is cultureel hoger en heeft een missie in het Midden-Oosten (1953), Israël heeft uit de woestijn een prachtig land geschapen, Israël heeft betere en eerlijke leiders, is beter dan de andere landen (april 1958), Israël verhoogt het economische en intellectuele niveau van de regio (oktober 1961), de Arabieren verwaarloosden hun land, Israël liet de woestijn bloeien, wil de vluchtelingen wel helpen (juni 1968), Israël tilt het niveau van de maatschappij in de Westbank op, bestuurt de Westbank goed (mei 1972), Israël is democratisch (oktober 1974). Op deze manier wordt Israël dus als de goede en nobele voorgesteld. Het enige land dat in het Midden-Oosten enig cultureel en moreel niveau haalt en brengt. We zien dus dat Israël, zolang het op voet van oorlog is met de Arabische landen (19531973), als hoger en superieur wordt voorgesteld. Na deze periode merken we dat dit beeld niet meer herhaald wordt. Dit beeld wordt in de jaren daarna echter ook niet tegengesproken. Dit brengt ons bij een volgende vraag: of kritiek op Israël mogelijk is.
3. Aansluitend met dit beeld dat van Israël wordt opgehangen gaan we kort in op de vraag of kritiek op Israël mogelijk is. In de 21 artikels (verspreid over 35 jaar) vinden we slechts éénmaal een korte vermelding (één zin) die zou kunnen geïnterpreteerd worden als kritisch of kritiek: ook Israël bombardeert onschuldige mensen (juni 1982). Dit alleenstaand geval kunnen we terecht categoriseren als uitzondering. Overigens zijn er nog enkele voorbeelden van advies die aan de Israëlische leiders wordt gegeven: militair ingrijpen zou niet de juiste oplossing zijn (oktober 1956), men mag niet met terroristen praten (september 1979), men moet aandacht op Galilei vestigen (oktobernovember 1986). Deze voorbeelden kunnen niet als kritiek gelden, en worden enkel vermeld voor de volledigheid. De vermelde uitzondering staat het besluit dat er geen kritiek op Israël 107
mogelijk is niet in de weg. La Tribune Sioniste laat zich op geen enkel ogenblik, en op geen enkele manier kritisch uit over Israël of het gevoerde beleid. Door nooit een negatieve opmerking toe (of aan bod) te laten versterkt men nog eens het beeld van het „goede‟ Israël. Door jaar in, jaar uit te laten uitschijnen dat Israël niks verkeerd kan doen, verleent men de staat en haar beleid totale immuniteit.
4. De artikels waar er buiten de journalist nog iemand anders aan het woord komt of geciteerd wordt vormen een kleine meerderheid (14 op 21). Er komen voornamelijk joodse of Israëlische personen aan bod: Israëlisch afgevaardigde in de VN (1953), president Israël (oktober 1961), Frans-joodse schrijver (juni 1968), minister van Israël, Israëlisch uitgever (mei 1972), directeur van het joods-Arabisch centrum in Haïfa (oktober-november 1986). In 4 artikels komt iemand aan bod van Arabische of Palestijnse origine. Telkens wordt deze stem gebruikt om de negatieve beeldvorming omtrent de betreffende groep te benadrukken: de Syrische radio en krant (oktober 1966), een Egyptische commandant en Nasser (juni 1967), Arafat en enkele OLP-ers (april 1988). In een artikel in 1979 komen ook nog enkele Palestijnse burgemeesters aan bod, uitsluitend in de context van terrorisme. We kunnen besluiten dat de andere partij in het conflict, de Palestijnen of de Arabische staten nooit aan het woord kan en mag komen. De enkele keren dat ze geciteerd worden, is het steeds om ze in een negatief daglicht te plaatsen. De eenzijdige visie op het Palestijns-Israëlisch conflict kan op deze manier gemakkelijk(er) opgebouwd worden.
5. Een algemene opmerking die voor alle onderwerpen die zullen besproken worden geldt: de rol en verantwoordelijkheid van Israël wordt steevast doodgezwegen. Dat de Arabische en Palestijnse leiders en bevolking grote fouten hebben gemaakt wordt hier niet in vraag gesteld. We willen echter met dit onderzoek pijlen naar hoe de periodieken –als onrechtstreeks betrokken partij- Israël voorstellen. Dat de fouten van Israël hierbij systematisch genegeerd worden is een feit. De rol van Israël in de instabiliteit in de regio, de keerzijde en gevolgen van de stichting van de staat Israël worden nooit toegeschreven aan Israël zelf.
Om te beginnen gaan we na hoe het blad omgaat met de gebeurtenissen in 1948. In een aantal van de artikels die (onder andere) handelen over de gebeurtenissen in 1948 komen de Palestijnse vluchtelingen gewoon niet aan bod. Dit gegeven is belangrijk. Geen aandacht 108
geven aan deze feiten is immers ook een vorm van betekenisverlening en beeldvorming. Dat er mensen leefden, die ook rechten hadden komt nooit aan bod. Zo besteedt men in april 1958 uitgebreid aandacht aan de bouw van het prachtige land Israël. Dat de plaatselijke bevolking hiervan het slachtoffer werd, wordt verzwegen. In de artikels waar wel expliciet iets gezegd wordt over de Nakba, wordt een heel eenzijdige kijk aan de lezer voorgeschoteld: de Arabische vluchtelingen zijn de schuld van de Arabische invasie, ze voelen zich overal thuis, eigenlijk is er geen probleem (mei 1953), dat de Palestijnen werden verjaagd is een grijsgedraaide leugen, een cliché (oktober 1966), de Arabische landen moeten de vluchtelingen opnemen (september 1974), in 1948 werden de dorpen Israëlisch (april 1988). Het is duidelijk dat elke Israëlische verantwoordelijkheid met betrekking tot het ontstaan van de Palestijnse vluchtelingenstroom verzwegen wordt. De rol en verantwoordelijkheid van Israël in deze problematiek komt gewoon niet aan bod, dus dient ook niet ontkend te worden. Dat het gaat om 750.000 mensen wordt niet vermeld. De mythe al zou de Arabische plaatselijke bevolking geheel vrijwillig vertrokken zijn, in afwachting van de Arabische overwinning wordt door La Tribune Sioniste in stand gehouden. Zelfs indien deze mythe grond van waarheid zou hebben, verzwijgt men dat deze mensen na de oorlog van Israël niet mochten terugkeren. Deze vluchtende burgers werd volledig het recht ontzegd terug te keren naar hun eigendommen. Op deze manier werd het Israëlisch grondgebied sterk uitgebreid en van een groot deel van haar “niet-joodse bevolking” ontdaan.
Voor de vijandigheid van de Arabische staten worden in de artikelen geen verklaringen of redenen gezocht. Door de achtergrond van hun houding te negeren laat men ze overkomen als gratuite agressors. De Arabische landen haten Israël en willen het van de kaart vegen. Zolang men de redenen voor deze houding niet kent of zoekt, kan men er echter niks aan doen. Men lijkt niet in te zien dat de Arabische landen in 1948 (en later) van mening waren niet te moeten opdraaien voor het door de Duitsers berokkende leed jegens de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Men lijkt ook niet in te zien dat het stichten van een joodse staat middenin –op dat ogenblik- Arabisch gebied, een op zijn zachtst gezegd delicate kwestie was. Dat verschillende Arabische staten wel degelijk pogingen tot verzoening of compromis ondernamen wordt geheel doodgezwegen. In het artikel van september 1972 lezen we de enige zin die enigszins peilt naar de achtergrond van de vijandige houding van de Arabische staten: de Arabische staten zijn gefrustreerd en vernederd door de militaire nederlagen. Deze zin is een alleenstaand geval en 109
kan dan ook terecht als een uitzondering worden beschouwd. Ze legt echter wel de vinger op de wonde: vanaf 1948 stapelen de Arabische landen de nederlagen op met steeds een harde vrede tot gevolg. Tijdens de oorlog van 1948 werd een grote gebiedsuitbreiding van Israël verwezenlijkt. Na de oorlog van 1967 werden de Palestijnse gebieden (Gaza, de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem), de Sinaï woestijn en de Golanhoogte bezet. De Eerste Wereldoorlog en de gevolgen van de verdragen van Versailles leerden ons dat een vernederende vrede geen goede vrede is en kan leiden tot nieuwe conflicten.
Het recht van de joden op het land Israël wordt door La Tribune Sioniste als onbetwistbare waarheid naar voren gebracht. De keerzijde en gevolgen van de oprichting van de staat Israël in Arabisch gebied komt niet naar voren. De verantwoordelijkheid die Israël draagt voor die gevolgen wordt ook niet vermeld. In april 1958 stelt men dat de joden het moederland teruggevonden hebben. In juni 1968 lezen we dat het gebied tussen de Jordaan en de Middellandse zee steeds een gebied geweest is van komen en gaan. Door het zo te stellen lijkt het alsof het om een soort niemandsland gaat. Verder in het artikel benadrukt men dat de joden dé historische rechten hebben op dit land. Hiermee zegt men eigenlijk dat enkel de joden rechten hebben op het land. De rechten van de Arabische bevolking die er leefde en leeft worden hierbij volledig genegeerd. De historische en religieuze redenen zorgen blijkbaar voor het natuurlijk recht van de joden op dit gebied. Of dit werkelijk zo is, laten we in het midden. Door echter eenzijdig van het joodse en Israëlische recht te spreken bekijkt men het onderwerp natuurlijk heel eenzijdig. Ook in (september) 1988 lezen we nog dat de joden de authentieke bewoners zijn van Palestina, Palestijnen hebben daar geen rechten.
Voor de situatie in de bezette Palestijnse gebieden (vanaf 1967) en de voedingsbodem voor de Palestijnse Intifada is er doorheen de artikels geen oog. In mei 1972 lezen we er voor het eerst iets over: Israël bestuurt de Westelijke Jordaanoever heel goed: organiseert er verkiezingen en tilt het niveau van de maatschappij op. Hier wordt dus een heel rooskleurige situatie geschetst die zelf niet erkent dat de Palestijnse gebieden bezet worden. Het lijkt er zelf op dat men van mening is dat het Israëlisch „bestuur‟ een grote verbetering is voor de Palestijnse gebieden. Bij de artikels omtrent terrorisme (mei 1973 en oktober 1974) wordt geen moment stilgestaan bij de oorzaak, achtergrond of voedingsbodem voor dit geweld. De bezetting, de fouten en verantwoordelijkheden van Israël komen niet aan bod. In september 1988 (na een jaar Intifada en harde Israëlische repressie) lezen we nog dat er geen Palestijnse kinderen vallen onder Israëlische kogels. 110
Wanneer de OLP en Arafat in het nieuws beginnen te komen (mei 1972) wordt ook niet stilgestaan bij de beweegreden van de Palestijnse leiders. Het elimineren van Israël wordt gesteld als doel van de organisatie. Dat het eigenlijke doel de bevrijding van Palestina is (belangrijke nuance) wordt niet vermeld. De nuance tussen vrijheidsstrijd (zich gewapend verzetten tegen een bezetter) en terrorisme wordt ook niet gemaakt. Hiervan lezen we ook al vroeger een voorbeeld: de terroristen beschoten Israëlische soldaten (oktober 1966). Over de definitie van een terrorist kan gediscussieerd worden. De vraag is echter of het beschieten van gewapende soldaten als een terroristische daad kan beschouwd worden.
Slechts eenmaal wordt deze algemene teneur doorbroken. In november-december 1977 erkent men dat het voor beide partijen (Begin en Sadat) moeilijk zal zijn en dat men tegen de achterban (in Israël en in Egypte) zal moeten opboksen. Naar aanleiding van de verzoeningspoging van president Sadat wordt dus even aandacht gegeven aan de achtergrond. Deze uitspraak is een uitzondering en belet het besluit niet dat de „waarom‟ vraag in La Tribune Sioniste doorheen de tijd nooit ten gronde wordt gesteld.
111
BESLUIT:
Het Palestijnse karakter van de bezette Palestijnse gebieden wordt in La Tribune Sioniste op geen enkele manier in het taalgebruik weerspiegeld of erkend. Dit is het geval voor de hele periode 1953-1988. Door het Palestijnse karakter van de (vanaf 1967 bezette) gebieden niet aan bod te laten komen versterkt men ook de idee dat het gaat om gewone Arabieren. Sporadisch erkent men in het taalgebruik wel het feit dat het gebied bezet is. Van 1953 tot 1972 wordt geen enkele vermelding gemaakt van een Palestijnse leiding. Men spreekt (met een vertraging van enkele jaren) pas over een Palestijnse leiding wanneer de PLO op het voorplan treedt. Vanaf dan spreekt men bijna in elke artikel over de Palestijnse leiding. Het beeld dat van de PLO wordt opgehangen draait rond de volgende hoofdkenmerken: terroristisch, nazistisch en egoïstisch. Aan de eigenheid van het Palestijnse volk wordt volledig voorbijgegaan. Het Palestijnse volk komt niet vaak aan bod en meestal in de context van agressor. De kernboodschap die zo wordt uitgedragen is dat het Palestijnse volk toch vooral gewoon Arabieren zijn, en (kunnen) thuishoren in de andere Arabische landen. Israël komt tot 1967 steeds naar voor als slachtoffer, als bedreigde David. Daarna komt dit beeld vooral terug wanneer er daadwerkelijk geweld in de betreffende periode is. In de andere artikelen stelt men niet dat Israël veilig is, of zelf agressor is, maar wordt het „slachtoffergehalte‟ van Israël gewoon minder in de verf gezet. Het beeld van het bedreigde Israël houdt dus stand, maar wordt na 1967 niet in elk artikel benadrukt. Daarnaast wordt Israël ook doorheen de hele bestudeerde periode als vredelievend voorgesteld. We zien ook dat Israël, zolang het op voet van oorlog is met de Arabische landen (1953-1973), als hoger en superieur wordt voorgesteld. Dit beeld wordt in de jaren daarna echter ook niet tegengesproken. In de beeldvorming van de Arabische landen kunnen we spreken van twee periodes: de periode voor 1977 en de periode daarna. In de eerste periode komen de Arabische landen veelvuldig en heel negatief aan bod. Nazistisch en antisemitisch, onderling en intern verdeeld en de Palestijnse zaak misbruikend minderwaardig en oorlogszuchtig; zo worden de Arabische staten en hun bevolking voorgesteld. Na 1977 wordt er veel minder bericht over de Arabische landen. Het negatieve beeld van hen wordt dus niet meer voortdurend bevestigd. Toch kan men besluiten dat het beeld dat van de Arabische staten wordt gegeven heel eenzijdig is, daar men zich in de tweede periode zeker niet positief of neutraal opstelt. De tegenstelling tussen het „goede‟ Israël en de „slechte‟ Arabische landen komt dus vooral sterk naar voor in de periode 1953-1977. Daarna wordt deze tegenstelling niet steeds weer bevestigd, maar ook niet ontkend of genuanceerd. 112
In La Tribune Sioniste wordt geen aandacht besteedt aan de achtergrond van het conflict. Een algemene opmerking die voor alle onderwerpen geldt, is dat de rol en de verantwoordelijkheid van Israël steevast wordt doodgezwegen. Het ontstaan van het vluchtelingenprobleem wordt zo volledig in de schoenen van de Arabische staten geschoven. Ook omtrent de verschillende oorlogen tussen Israël en Arabische landen is er een heel eenzijdige berichtgeving. Het recht van de joden op het land Israël wordt door de periodiek als onbetwistbare waarheid naar voren gebracht. De keerzijde en gevolgen van de oprichting van de staat Israël in Arabisch gebied komt niet aan bod. Ook voor de situatie in de bezette Palestijnse gebieden en de voedingsbodem voor de Eerste Palestijnse Intifada is er doorheen de artikelen geen oog. De term „terrorisme‟ wordt ook heel breed geïnterpreteerd. La Tribune Sioniste laat zich op geen enkel ogenblik en op geen enkele manier kritisch uit over Israël of over het gevoerde beleid. Hierdoor verleent men Israël absolute immuniteit. De andere partijen in het conflict, de Palestijnen of de Arabische staten komen nooit aan bod. De enkele keren dat ze geciteerd worden, is het steeds om ze in een negatief daglicht te plaatsen. De beeldvorming van het Israëlisch-Palestijns (Arabisch) conflict door La Tribune Sioniste is heel eenzijdig. Het perspectief van de beschrijvingen is over alle artikelen volledig (pro) Israëlisch. Van enige nuance is geen sprake. De achterliggende oorzaken van de houding van „de ander‟ komen helemaal niet aan bod.
113
5.3. Regards
De analyse van de beeldvorming door Regards wordt besproken aan de hand van (voorbeelden uit) de volgende artikelen:
Augustus
1966 A l‟avant garde d‟un orient-nouveau.
Juni
1967 Les réfugiés arabes ? Un faux problème.
Juni
1968 Des hommes de gauche entrent dans la lutte pour une paix négociée au Moyen-Orient.
Juni
1972 Condamner le terrorisme ! Promouvoir le dialogue.
Mei
1973 Proclamation du C.C.L.J.
November
1973 Le noeud du conflit.
Oktober
1974 Négocier avec Arafat ?
Oktober
1976 Le sang qui crie.
Juni
1977 La paix au Proche-Orient, rêve au réalité ?
December
1977 La visite historique du président Sadate à Jeruzalem : espoir.
Mei
1978 ...avant l‟An 1 d‟Israël.
Oktober
1978 100.000 manifestants pour „La paix maintenant‟.
November
1978 Les accords de Camp David, vus par Arié Eliav.
Augustus
1979 Qu‟arrive-t-il à notre pays ?
Juni
1982 L‟heure des choix.
Oktober
1982 L‟avenir des « territoires ».
November
1982 Ironie et paradoxes.
September
1983 Impasses au Moyen-Orient.
Oktober
1986 Le rêve piétiné.
Juni
1987 L‟administration des Territoires.
November
1987 Le Chin-Bet sur la sellette.
Januari
1988 Gaza, la honte explose.
Mei
1988 Le creux de la vague ?
September
1988 La paix maintenant.
Oktober
1988 Ceux qui rêvent d‟une « Palestine islamique ».
December
1988 Espoir et déception.
Juni
1992 Spirale sanglante.
Agustus
1992 Un auto-gouvernement en Cisjordanië ? 114
November
1992 La paix à l‟épreuve du terrorisme.
December
1992 Cinq ans après.
September
1993 Give peace a chance !
September
1994 La grande Peur.
Oktober
1996 J‟ai peur.
Juni
1997 Trente ans après.
September
1997 Le syndrome de blocus.
November
1997 La paix maintenant.
December
1997 L‟heure de vérité.
Mei
1998 Les services secrets d‟Arafat séduits par le likoud.
September
1998 Quelques considérations à l‟occasion de la rentrée.
Oktober
1998 Vers l‟Etat de Palestine.
Oktober
2000 L‟Etat Virtuel.
September
2001 L‟enlisement.
Juli
2002 La paix maintenant.
September
2002 Halte au terrorisme.
November
2002 Un avenir sombre.
December
2002 Deux années d‟Intifada : un triste bilan.
Juni
2003 La route vers la paix.
September
2003 Sortir de l‟équivoque.
Oktober
2003 Relançons les négociations.
1. Rond de beeldvorming van de bezette Palestijnse gebieden is een eerste vaststelling dat in bijna alle artikels het bezet Palestijnse gebied benoemd wordt. Doorheen de hele periode (1966-2003) wordt er dus –met verschillende benamingen- verwezen naar de bezette Palestijnse gebieden. Cisjordanië is de benaming die het meest voorkomt – 16 artikels verspreid over de hele periode. Deze oude benaming erkent het bezette en Palestijnse karakter van dit gebied niet. De connotatie met Jordanië en de Jordaanse optie – de bevolking in dit gebied zijn Arabieren net als deze in Jordanië en ze kan beter opgaan in één Arabische staat Jordanië- valt niet te ontkennen. Of dit taalgebruik ook door de inhoud wordt bevestigd zal moeten blijken uit de verdere analyse. De benaming die ook vaak voorkomt is de gebieden. Deze zogenaamd neutrale uitspraak is eigenlijk nietszeggend. Het bezette, noch het Palestijnse karakter van de regio wordt in dit taalgebruik weerspiegeld. Tussen 1974 en 1993 115
vinden we enkele malen een verwijzing naar de bezette gebieden. In enkele artikels wordt deze verwijzing zelfs consequent gebruikt, in andere artikelen wordt ze door mekaar gebruikt met andere vernoemde benamingen. We kunnen dus vaststellen dat men pas na 1974 in het taalgebruik het bezette karakter van de Palestijnse gebieden weergeeft. Opvallend is dat men na september 1993 (Oslo-akkoorden) de term bezette gebieden nooit meer gebruikt. Kort na de Oslo-akkoorden spreekt men –naast Cisjordanië en de gebieden- over het autonome Palestina, de bananenrepubliek en de autonome gebieden. Deze benamingen suggereren dat deze gebieden na de Oslo-akkoorden autonoom werden. Dat deze „autonome‟ status (poging) de facto niet echt lang duurde wordt in de taal weerspiegeld. Vanaf september 1997 komen de benamingen immers niet meer voor. Door na 1993 de term bezette gebieden niet meer te hanteren geeft men (althans in de benaming) de indruk dat deze gebieden niet meer bezet zijn. In vele van de artikels worden echter verschillende benamingen door elkaar gebruikt. We kunnen besluiten dat het Palestijnse karakter in de benaming nooit aan bod komt. Dat de Palestijnse gebieden bezet zijn wordt in zes artikels tussen 1974 en 1993 in de taal uitgedrukt.
De Palestijnen komen doorheen de hele periode (1966-2003) regelmatig en veelvuldig aan bod. Over het algemeen kunnen we stellen dat de Palestijnen niet eenzijdig (negatief) worden voorgesteld. Verschillende houdingen komen doorheen de tijd, door elkaar voor. Het is dus niet zo dat de ene houding evolueert tot een andere, die dan weer consequent wordt gevolgd. Men benadrukt het feit dat de Palestijnen rechten hebben, vaak te lijden hebben, een partner zijn voor vrede. Aan de andere kant blijven ze door de jaren heen soms voorgesteld als agressors, terroristen. Er zijn dus artikels die uitsluitend positief of neutraal berichten, en andere die uitsluitend negatief zijn. Regelmatig zijn er ook artikels die zowel op de rechten als op de plichten –en fouten- van de Palestijnen wijzen. Artikelen waarin wordt benadrukt dat de Palestijnen (ook) rechten hebben: hebben recht op zelfbeschikking (juni-juli 1977), hebben ook rechten op het land (december 1977), Palestijnen hebben recht op respect en soevereiniteit (augustus-september 1979), Palestijnen zijn een apart volk, behoren niet tot Israël of Jordanië (september 1988), Palestijnen hebben evenwaardige rechten als joden, zijn even belangrijk (september 1993), het Palestijnse volk heeft recht op een entiteit (september 1998).Na 1998 wordt er niet meer expliciet verwezen naar dit recht van de Palestijnen op een eigen land. Parallel hiermee wordt in deze periode ook benadrukt dat de Palestijnen een (onderhandelings-)partner zijn (voor vrede). In deze periodiek heeft men ook oog voor de menselijk eigenschappen van de Palestijnen. De „andere‟ krijgt een gezicht en wordt regelmatig heel menselijk voorgesteld: De Palestijnen 116
zijn eigenlijk de eerste belangengroep (juni-juli 1968). In oktober 1974 wordt het Palestijnse volk voorgesteld als een bevolking met eigen wil, gedachten, verlangens en historische wortels. In oktober 1976 komt het lijden van de Palestijnen in beeld: naast de strijders zijn er ook onschuldige vrouwen, kinderen en ouderen. Bij deze opmerking zou men wel de kanttekening kunnen maken dat men het laat overkomen alsof alle mannen wél strijders zijn. In januari 1988 krijgen de Palestijnen een gezicht naar aanleiding van de Eerste Intifada. Een Arabische vrouw vertelt het verhaal van haar zoon –met naam en toenaam- die gedood is. Men stelt dat de Palestijnen erg kwaad zijn. In een artikel van mei 1988 lezen we ook dat elke Palestijnse familie wel een dode, gewonde of gearresteerde te betreuren heeft. Men kijkt dus zeker (deels) naar het waarom en de achtergrond van de Eerste Intifada. In december 1992 krijgen we opnieuw zicht op het Palestijnse leed. Men benadrukt opnieuw dat de Palestijnen heel boos –furieus- zijn. In het artikel van oktober 1996 wordt bevestigd dat Palestijnen het heel moeilijk hebben. Het leven onder de bezetting en de werkloosheid weegt. In dit artikel worden ze de hongerigen genoemd. Na 1997 wordt dit menselijke (lijden) van het Palestijnse volk niet meer in de verf gezet.
Doorheen de onderzochte periode komen de Palestijnen ook negatief aan bod. Dit gebeurt op twee manieren. Ofwel worden er (ook) expliciet negatieve zaken over de Palestijnen gezegd, ofwel komen ze enkel aan bod in de context van geweld en terreur. Eigenlijk komen ze pas op dergelijk manier aan bod vanaf juni 1982. In dit artikel wordt de PLO heel negatief afgeschilderd en de bevolking als sympathisanten van de PLO. Zo wordt in oktober 1986 (enkel) gesproken over Palestijnen die onschuldige joden vermoorden en geen hulp bieden aan gekwetsten. In juni 1992 lezen we naast de verwijten omtrent de terreur toch ook dat een bevolking niet collectief verantwoordelijk is voor individuele misdaden. Vanaf 1997 lijkt men een harder standpunt in te nemen ten opzichte van de Palestijnen: Palestijnen zijn licht ontvlambaar, vrede ligt in hun handen, zijn nog niet klaar voor een eigen staat (oktober 2000), dat een Palestijnse staat ver weg is, is hun eigen schuld, de Palestijnen begonnen de Intifada, het geweld en de terreur, Palestijnen hebben een cultuur van geweldpleging ontwikkeld, denken dat Israël door de aanslagen zal bezwijken, zijn uit op wraak (september 2001), Palestijnen denken soevereiniteit te bereiken met barbaarse daden, zijn niet redelijk, er is moreel verval door de werkloosheid, Palestijnen vermoorden niet enkel kolonisten en soldaten, maar ook onschuldige burgers (december 2002-januari 2003). Buiten deze voorbeelden zijn er vanaf 1997 ook meer artikels waar Palestijnen enkel in de context van terreur of geweld aan bod komen. 117
Uit de analyse van de artikelen blijkt duidelijk dat de Palestijnen evenwichtig aan bod komen. Er is zowel oog voor de rechten van deze bevolking, als voor de plichten en gemaakte fouten. De Palestijnen komen ook regelmatig heel menselijk naar voor. Opvallend is de kentering in de jaren na 1997: er wordt niet meer expliciet gewezen op de rechten van de Palestijnen op het land, het menselijke lijden komt niet meer aan bod en de Palestijnen komen vooral nog aan bod in de context van terreur en geweld. We zouden dit kunnen linken aan de eerste tekenen van de mislukking van Oslo en het uitbreken van de Al-Aqsa Intifada. Voor deze nieuwe volksopstand is er vanuit de periodiek duidelijk minder begrip dan voor de Eerste Intifada. De Al-Aqsa Intifada was dan ook veel harder en had een veel grotere doden –en gewondentol bij de Israëli‟s.
Bij de manier waarop over de Palestijnse leiding wordt gesproken is een eerste belangrijke bevinding dat er slechts in een minderheid van de artikelen (13 op 49) expliciet over de Palestijnse leiding wordt gesproken. Gekoppeld aan de voorgaande bevindingen dringt de vaststelling zich op dat de periodiek veel (meer) aandacht geeft aan de Palestijnen in het algemeen en (veel) minder aan de Palestijnse leiding.
Tot juni 1982 wordt er geen enkele vermelding gemaakt van een Palestijnse leiding. Van 1966 tot 1982 wordt de Palestijnse leiding eigenlijk genegeerd. Vanaf dan komt de Palestijnse leiding sporadisch –maar doorheen de hele verdere periode- aan bod. In juni 1982 lezen we dat de PLO terroristen zijn, de PLO zijn steun kwijt raakt, zowel van de bevolking als van de Arabische landen. Toch benadrukt men ook dat Arafat gematigde taal spreekt en nu moet kiezen voor de politiek. In september 1988 stelt men dat gesprekken met sommige OLP‟ers moeten kunnen. In december 1992 juicht men de impliciete erkenning van Israël door „le Conseil National Palestinien‟ toe. Na de Oslo-akkoorden spreekt men vooral over Arafat (en eenmalig over de PA) : Arafat is zo slecht nog niet (1996), de PA doet niks tegen het terrorisme, binnen de Palestijnse geheime diensten en politie zijn er ook terreurnetwerken, de PA is corrupt en geïnfiltreerd door islamieten (september 1997), Arafat pleegt chantage, en speelt blufpoker, maar Arafat is ook gefrustreerd door de trage terugtrekking van de Israëlische troepen (oktober 1998), Arafat heeft het niet meer in de hand (september 2001), Arafat is corrupt (december 2002-januari 2003).
118
Ook bij de karakterisering van de leiders is er toch plaats voor nuance. Zo worden niet alle OLP‟ers over dezelfde kam geschoren en kan er ook eens wat begrip af voor Arafat. Vanaf 1997-1998 komt de Palestijnse leiding ook opvallend vaker aan bod.
2. Tot en met december 1977 komen de Arabische landen uitsluitend negatief in beeld: de Arabieren uit de woestijn zijn een beetje achter, zijn steeds de agressor, Arabische leiders willen Israël vernietigen (augustus –september 1966), Arabische landen roeiden de Koerden uit, nemen vluchtelingen niet op, zijn onmenselijk (juni 1967), Arabieren missen zelfkritiek, zetten elkaar –door hun artificieel verbond- op tegen Israël (juni-juli 1968), Arabische landen zijn laf (juni-juli 1972), Arabieren willen Israël niet erkennen en vernietigen, willen geen vrede (november 1973). In het artikel van december 1977 stelt men dat de Arabische landen 30 jaar vijandig zijn geweest. Rond het uitbreken van de Eerste Intifada lezen we in twee artikels opnieuw enkele concrete verwijten: Egypte helpt de Palestijnen in Gaza niet (januari 1988), Arabische landen tonen geen solidariteit met de Palestijnen (mei 1988). Hier wordt dus gesteld dat de Palestijnen van de Arabische landen geen steun moeten verwachten. De Arabische landen laten hun broeders als het ware in de steek. In september 1993 (Oslo-akkoorden) en juni 1997 (dertig jaar Zesdaagse oorlog) wordt er nog eens verwezen naar de vroegere oorlogszucht van de Arabische landen. Na het bezoek van Sadat aan Jeruzalem in 1977 en de Camp Davidakkoorden in 1978 worden de Arabische landen niet meer negatief benoemd. Eigenlijk kunnen we stellen dat ze niet meer aan bod komen. Men spreekt (bijna) niet meer over de Arabische landen.
De beeldvorming van Israël is hieraan gekoppeld. In de eerste periode (tot 1977) wordt Israël vooral positief voorgesteld: Israël bracht beschaving in het Midden-Oosten, is voortrekker op sociaal, wetenschappelijk gebied (augustus-september 1966), Israëlische bevolking wil vrede ruilen voor land (juni –juli 1968), Israël raakt niet aan burgers (juni –juli 1972), Israël wil grote compromissen sluiten voor vrede, maar er is geen partner (november 1973), Israël opende zijn grenzen voor de vluchtelingen (oktober 1976). Vanaf juni 1977 wordt Israël veel minder als de „goede‟ voorgesteld (wat niet wil zeggen dat ze als de „slechte‟ worden voorgesteld). Tussen 1977 en 1992 is er dus een periode waarin men het „goede‟ karakter van Israël minder tot niet in de verf zet.
119
Vanaf augustus (-september) 1992 komt Israël weer veel en anders aan bod. Men plaatst het goede, democratische en vredevolle karakter van het land terug in de aandacht. Daarnaast wordt er opnieuw gesproken over Israël als de bedreigde staat, het slachtoffer van geweld, terreur en media. Israël weigert nooit een serieus vredesvoorstel (september 1993), Israël is zo goed haar markt open te stellen voor Palestijnse landbouwproducten (september 1994), Israël wordt bedreigd (september 1997), joden hebben zoveel geleden, hebben recht op en nood aan vrede (november 1997), Israël is goed bezig, ontruimt stelselmatig de gebieden (september 1998), Israël wordt foutief afgeschilderd als bloedige bezetter en agressor (oktober 1998), Israël wordt door de media fout voorgesteld (september 2001), Israël wordt opnieuw bedreigd als toen door de nazi‟s (september 2002), Israël is het slachtoffer van de Intifada (november 2002), de Palestijnen mochten werken in Israël (december 2002-januari 2003).
De relatie tussen de beeldvorming van de Arabische landen en Israël door Regards komt samengevat hierop neer: van 1966 tot 1977 wordt Israël als de „goede‟ en de Arabische landen als „de slechte‟ voorgesteld. Daarna valt zowel de positieve voorstelling van Israël, als de negatieve voorstelling van de Arabische landen weg. Tot het einde van de besproken periode (2003) worden de Arabische landen eerder genegeerd, dus wordt de negatieve beeldvorming niet verder gezet. Vanaf 1992 wordt Israël opnieuw als de „goede‟ voorgesteld. Daarnaast komt het land vooral als bedreigd naar voren (tot 2003).
3. Aansluitend gaan we in op de vraag of kritiek op Israël mogelijk is. In een meerderheid van de artikels komt er kritiek ten opzichte van Israël en/of haar beleid aan bod (29 van de 49 artikels). Deze artikels zijn verspreid over de hele periode (1966-2003). Men spitst zich bij deze kritiek vooral toe op de bezetting, het recht van de Palestijnen op een eigen nationale staat en de vraag waar het Israëlisch beleid fouten maakt. Enkele voorbeelden: Israël zou enkele initiatieven kunnen nemen voor de vluchtelingen (juni –juli 1968), Israël verhinderde elke politieke activiteit in de bezette gebieden (oktober 1974), onderdrukking van Palestijnen in Cisjordanië is obstakel voor wederzijdse erkenning (augustus –september 1979), het is niet verstandig van Israël zich steeds achter veiligheidsredenen te verschuilen, Israël zou Judea en Samaria moeten ontruimen (oktober 1982), Israël heeft het recht niet zijn wil op te leggen aan de bezette gebieden (juni 1987) (in dit artikel wordt de manier van bezetten in vraag gesteld, niet de bezetting zelf), Palestijnen 120
moeten uren in de rij staan voor stomme papieren (mei 1988), Israël was fout in de jaren ‟70 Hamas, het islamitisch fundamentalisme, te steunen (tegen de PLO) (oktober 1988), men wil Palestijnen zelfbestuur geven zonder bestuursapparaten (augustus –september 1992), Israël moet veranderen, de bezetting moet stoppen, Israël is de sterke en moet dus vrede nastreven (oktober 1996), Israël moet de bezetting, de harde aanpak, de sluitingen stoppen (juli 2002), nederzettingen moeten ontmanteld worden (juni 2003), de muur is symbool voor haat, uitsluitingen opsluiting, het is een korte –termijn oplossing (oktober 2003). Belangrijke opmerking is dat de voorbeelden uit de artikels korte uitspraken zijn die in de artikels voorkomen. Ze beantwoorden de vraag „of er kritiek op Israël mogelijk is‟ positief. Dit wil niet zeggen dat de artikelen waaruit de voorbeelden komen volledig kritisch zijn voor Israël, of dat deze artikels als „kritisch‟ kunnen bestempeld worden. De analyse van de onderzoeksvraag „of er aandacht is voor de achterliggende oorzaken, gedachten, gevoelens, het „waarom‟ gaat hier dieper op in.
4. In 27 van de 49 geanalyseerde artikelen komen er nog andere stemmen aan bod behalve de journalist. Deze artikelen waarin een buitenstaander het woord krijgt (meestal geciteerd) komen in de hele periode (1966-2003) voor. Er is vooral plaats voor de mening van de personen met een joodse of Israëlische achtergrond. Regelmatig komen mensen voor uit het Israëlische of joodse vredeskamp (Joodse vredesbeweging van België, Vrede Nu –beweging Israël). Heel af en toe komt er iemand aan bod van de „andere‟ partij: een Arabisch schrijver (juni 1967), Arafat (september 1983), een Palestijnse vrouw (januari 1988), Palestijns journalist (december 1998), een PLO-leider (december 1992), een Arabier (september 1993), een Palestijn (september 1994). Na 1994 komen er geen Palestijnen of Arabieren meer aan bod. In zeven artikels (op 49) komt „de andere‟ dus aan bod. We kunnen besluiten dat de andere zelden aan bod komt. Door de andere slechts sporadisch aan het woord te laten kan men een heel eenzijdige visie geven op het conflict. Of dit daadwerkelijk ook gebeurd, zal moeten blijken uit de vraag of men aandacht heeft voor de achterliggende oorzaken, „het waarom‟. Dat er regelmatig kritiek op Israël mogelijk is, doet vermoeden dat er van een eenzijdige visie geen sprake zal zijn.
121
5. Geeft Regards een evenwichtig beeld van de gebeurtenissen in 1947 en 1948? Een belangrijke vaststelling is dat men enkel in de periode 1966-1982 ingaat op de oprichting van de staat Israël, de Onafhankelijkheidsoorlog en het ontstaan van de vluchtelingenstroom. Dat de oprichting van de staat Israël op verzet stootte bij de Arabieren wordt eenmaal kort benaderd. In het eerst artikel (augustus –september 1966) erkend men dat het voor de arabieren politiek en sociaal ingrijpend was dat de joden „terugkwamen‟. Door echter te spreken over een terugkomst, lijkt het alsof de joodse staat slechts kort en tijdelijk ophield te bestaan. Het absolute recht van de joden op het land Palestina wordt op deze manier ook bevestigd. Eigenlijk wordt niet ingegaan op de reserves die de Arabische landen hadden bij de oprichting van Israël. In november 1973 lezen we dat de kern van het conflict niet de joodse emigratie en de stichting van Israël is, maar wel de houding van de Arabische landen. Men staat nooit stil bij het feit dat de Arabische landen van mening waren niet te moeten opdraaien voor het door de Duitsers berokkende leed jegens de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Men lijkt ook niet in te zien dat het stichten van een joodse staat middenin –op dat ogenblik- Arabisch gebied, een op zijn zachtst gezegd delicate kwestie was. Aan de verantwoordelijkheid van Israël in het ontstaan van de vluchtelingenstroom in 1948 wordt ook volledig voorbijgegaan. In juni 1967 legt men de schuld voor het ontstaan van de vluchtelingenproblematiek bij de arabieren. Men legt ook niet uit waarvoor deze mensen vluchtten. In mei 1973 vertelt men dat het zionisme een nationale vrijheidsbeweging is. Dat de oprichting van de Israëlische staat ten koste van de Palestijnen gebeurde wordt niet vermeld. In mei 1978 bespreekt men de oprichting van de staat Israël. Men gaat hierbij volledig voorbij aan het feit dat in Palestina een ander volk leefde. Ook in november 1982 vermeldt men niet dat in 1947, in Palestina, Arabieren leefden en dat de vluchtelingen na de Onafhankelijkheidsoorlog van Israël niet meer mochten terugkeren. Oog voor de achterliggende oorzaak de gedachten en beweegredenen van de „ander‟ is er dus niet wat betreft de gebeurtenissen in 1947 en 1948. Na 1982 komt dit onderwerp bijna niet meer aan bod. De voorstelling wijzigt dus niet, maar wordt ook niet meer voortdurend bevestigd.
Vervolgens willen we stilstaan bij de situatie van de Palestijnen. Bij de analyse van de artikelen was het meteen duidelijk dat rond de situatie van de Palestijnen niet zomaar een eenduidig beeld kon worden gedestilleerd uit de artikelen. Daarom splitsten we de analyse op 122
in enkele deelvragen. Een eerste vraag is in hoeverre men in de artikelen oog heeft voor de Palestijnse situatie. Ten tweede vragen we ons af of de rol en verantwoordelijkheid van Israël daarin expliciet aan bod komt. De derde vraag luidt of men de situatie van de Palestijnen gebruikt om hun daden (opstand, Intifada, gewapend verzet en aanslagen) te verklaren. Enkel bij een positief antwoord op deze drie vragen kunnen we besluiten dat er gekeken wordt naar de achterliggende oorzaken, de gedachten en gevoelens, het „waarom‟. Erkent men de situatie van de Palestijnen? Erkent men hoe deze situatie is ontstaan? Erkent men welke gevolgen dergelijke situatie (kunnen) hebben?
De Palestijnse gebieden zijn bijna het hele bestaan van Regards (1966-2003) bezet. Nochtans spreekt men pas vanaf november 1978 ook expliciet over de situatie van de Palestijnen. Van 1966 tot 1978 komen bovengestelde vragen helemaal niet aan bod. Van november 1978 tot juni 1997 komt de situatie van de Palestijnen, de oorzaak en de gevolgen wel (af en toe) aan bod. Na 1997 is er in slechts één artikel (van de 15) nog oog voor de Palestijnse situatie.
In de periode tussen 1978 en 1997 vinden we dertien (van de 22) artikels die minstens één van de bovengestelde vragen positief beantwoorden. In 12 artikels is er oog voor de situatie van de Palestijnen. Van deze 12 artikels zijn er 5 die de rol en verantwoordelijkheid van Israël voor deze situatie benadrukt. Van deze (12) artikels zijn er 6 die de situatie van de Palestijnen linken aan hun daden (opstand, Intifada, gewapend verzet en terreur). We kunnen met andere woorden besluiten dat in (relatief) veel artikels (in deze periode 19781997) de situatie van de Palestijnen aan bod komt. De rol en verantwoordelijkheid van Israël voor deze situatie en de gevolgen die de situatie kunnen hebben (verzet, geweld) worden hier niet steeds aan gelinkt. We kunnen stellen dat ongeveer 6 artikels echt alle aspecten bekijken: men erkent de situatie, de oorzaak en de gevolgen. Wanneer we dit terug in de context van de hele periode plaatsen (1966-2003) en het aantal onderzochte artikels (49) is dit niet zoveel.
De belangrijkste bevinding is dat men vooral rond de Eerste Intifada oog heeft voor de situatie van de Palestijnen en deze ook als verklaring aangeeft voor hun verzet. In juni 1987 komt naar voor dat de landinname en kolonisering de Palestijnen kwaad maakt en dat de kwaliteit van het leven in de bezette gebieden laag is. In dit zelfde artikel spreekt men echter ook over de zachte bezetting. In januari 1988 lezen we: Gaza is onderontwikkeld en overbevolkt, beroofd van natuurlijke bronnen en infrastructuur, de nederzettingen maken de Palestijnen kwaad, het aantal doden 123
en gewonden onder de Palestijnen is veel groter dan aan Israëlische zijde. Het artikel van mei 1988 is datgene dat Israël een grote verantwoordelijkheid geeft inzake de situatie: Er is slechts een vonk nodig om de lont weer aan te steken. Er is grote druk op de bevolking vanwege de militaire administratie. Er zijn veel doden en gewonden, er is een avondklok en men grendelt steden af . Ook in december 1988 spreek men nog over de hoop en teleurstellingen van de Palestijnen. In december 1992 wordt er een artikel gewijd aan de 5e verjaardag van de Intifada. Men spreekt over de bezetting die nu reeds 20 jaar duurt, het leed van de Palestijnen, dat het dodental onder de Palestijnen veel groter is dan bij de Israëli‟s (964 versus 29). Men ziet ook in dat het om een noodkreet gaat van de Palestijnen, een oproep naar de wereld. In de jaren na Oslo is er nog af en toe aandacht voor de Palestijnse situatie. In het artikel van oktober 1996 stelt men dat het begrijpelijk is dat de Palestijnen domme dingen doen. De bezetting (werkloosheid, miserie) brengt de slechte gevoelens naar boven. De Palestijnen hebben nog steeds geen zelfbeschikking gekregen. Daarbij wordt (dus) enkel impliciet verwezen naar de rol en verantwoordelijkheid van Israël.
Na juni 1997 lezen we zoals gezegd veel minder over de situatie van de Palestijnen. Rond de Tweede Intifada is er dus veel minder begrip voor de Palestijnen en hun opstand. Dat de AlAqsa Intifada veel harder was (veel meer doden aan Palestijnse én Israëlische zijde) zal daar waarschijnlijk mee te maken hebben.
In september 1997 lezen we dat men voor terreur geen verklaring moet zoeken. Het beleid van Israël wordt in dit artikel ook voorgesteld als een reactie op Palestijnse misdaden (de Israëlische represailles –sommigen noemen het staatterreur- mogen met andere woorden wel verklaard worden). In november 1997 wordt niet vermeld dat de Palestijnen ook al veel hebben geleden en ook recht hebben op vrede. In september 1998 verklaart men dat de bezetting en de bouw van de nederzettingen beëindigd is. In november 2002 stelt men dat de Palestijnse Intifada gezorgd heeft voor grote economische problemen in Israël (en 1 miljoen armen), en dat dat de schuld is van de Palestijnen. Men is in dit artikel ook verbolgen over het feit dat de Palestijnen sympathie hebben voor Sadam Hoessein. Men geeft niet aan (of ziet niet in) dat in de ogen van de Palestijnen hij de enige (van de Arabische landen) is die nog eens (gewapend) durfde optreden tegen Israël. In dit artikel vermeldt men niet dat alle nederzettingen en de bezetting 124
in Palestijns gebied volgens de Verenigde Naties als illegaal moeten beschouwd worden. In het artikel van december 2002 -januari 2003 wordt de balans opgemaakt van twee jaar Intifada. Het Palestijnse leed wordt samengebracht in één zin, en zo geminimaliseerd. De rest van het artikel spreekt uitvoerig over het Israëlische leed. De oorzaken van deze Palestijnse opstand, waarom de Palestijnen naar de wapens grijpen worden niet vermeld. Ook in september 2003 wordt er niet ingegaan op de vraag waarom er gewapend verzet is. Men erkent ook niet dat het gaat om gewapend verzet tegen een illegale bezetting. Deze voorbeelden maken duidelijk dat de achtergrond vaak niet aan bod komt, juist door het niet te vermelden. De onderzoeksvraag „wat wordt (al dan niet bewust) niet vermeld‟ diende bij de analyse van deze artikels (periode 1997 – 2003) heel vaak uitgebreid ingevuld te worden.
Heel vaak wordt er gesproken over vrede, heel theoretisch, zonder daarbij in te gaan op de echte problematiek. Men stelt wel dat de Palestijnen recht hebben op een eigen staat, maar dat de Israëlische bezetting, de nederzettingen dit in de weg staan wordt er niet bij verteld. Regelmatig vermeldt men het feit dat de Arabische landen VN-resolutie 181 (1947) weigerden te erkennen. In diezelfde artikels zwijgt men over de resoluties 194 en 242, die Israël zelf niet nakomt. Er wordt nadruk gelegd op vrede, onderhandelen en compromissen. Toch wordt telkens benadrukt dat de Palestijnen de eerste stap moeten zetten. Wanneer men spreekt over de vicieuze cirkel van Palestijnse aanslagen gevolgd door Israëlische represailles is het duidelijk dat de Palestijnen telkens beginnen. De Palestijnse terreur heeft als doel de vrede te boycotten. Eerst moet het Palestijns geweld ophouden, dan kan er onderhandeld worden. Dat het geweld (en misschien ook de aanslagen) een gevolg is van de bezetting en vernederingen komt zelden aan bod. De Palestijnen moeten de eerste stap zetten. Men verwacht met andere woorden dat een volk dat volledig militair bezet wordt, en in elk aspect van hun leven geraakt wordt door deze bezetting, een gebaar van verzoening stelt. In het artikel van juli 2002 komt de achterliggende oorzaak, de (beweeg)redenen van de „ander‟ nog eenmaal aan bod: de bezetting en nederzettingen zorgen voor verdere verzuring en aanslagen.
125
BESLUIT
De bovenstaande analyse, aan de hand van de bestudeerde artikels, geeft ons een inzicht in de beeldvorming van de joodse periodiek Regards, met betrekking tot het Palestijns-Israëlisch conflict. Een eerste bevinding is dat men in de hele periode 1966-2003 het gebied waar de Palestijnen wonen (op verschillende manieren) benoemt. Enkel in de periode 1974-1993 wordt het bezette karakter van de Palestijnse gebieden (in enkele artikels) in de taal weerspiegeld: men spreekt over bezette gebieden. Het Palestijnse karakter van de gebieden komt in de andere benaming (1966-2003) – Cisjordanië, de gebieden- niet naar voor. Men spreekt doorheen de hele periode regelmatig en veelvuldig over de Palestijnse bevolking. Uit de analyse van de artikelen blijkt duidelijk dat de Palestijnen evenwichtig aan bod komen. Er is zowel oog voor de rechten van deze bevolking, als voor de plichten en gemaakte fouten. De Palestijnen komen ook regelmatig heel menselijk naar voren. Een opvallende zaak is dat we in de jaren na 1997 een kentering zien: er wordt niet meer expliciet gewezen op de rechten van de Palestijnen op het land, het menselijke lijden komt niet meer aan bod en de Palestijnen komen vooral nog aan bod in de context van terreur en geweld. We zouden dit kunnen linken aan de eerste tekenen van de mislukking van Oslo en het uitbreken van de Tweede Intifada. Regards schenkt in zijn artikels niet veel aandacht aan de Palestijnse leiding. Men spreekt vooral over de Palestijnen. Tot 1982 wordt er geen vermelding gemaakt van een Palestijnse leiding. Daarna is er bij de karakterisering van de Palestijnse leiding plaats voor nuance. Zo worden niet alle PLO‟ers over dezelfde kam geschoren en is er ook wel eens begrip voor Arafat. Vanaf 1997-1998 komt de Palestijnse leiding ook opvallend vaker aan bod.
De beeldvorming van de Arabische landen kunnen we koppelen aan de beeldvorming van Israël. Van 1966 tot 1977 wordt Israël als de „goede‟ en de Arabische landen als „de slechte‟ voorgesteld. Daarna valt zowel de positieve voorstelling van Israël, als de negatieve voorstelling van de Arabische landen weg. Tot het einde van de besproken periode (2003) worden de Arabische landen eerder genegeerd, dus wordt de negatieve beeldvorming niet verder gezet. Vanaf 1992 wordt Israël opnieuw als de „goede‟ voorgesteld. Daarnaast komt het land vooral als bedreigd naar voren (tot 2003).
De vraag of men aandacht besteedt aan de achterliggende oorzaak, de gedachten, de gevoelens (het waarom) valt niet eenduidig te beantwoorden. We kunnen besluiten dat er 126
vooral in de periode 1978-1997 aandacht is voor de situatie van de Palestijnen. Vooral rond het uitbreken van de Eerste Intifada wordt het geweld, het gewapend verzet gelinkt met de situatie waarin de Palestijnen leven (de achterliggende oorzaken). Dat Israël verantwoordelijk is voor (het ontstaan) van deze situatie komt in deze artikels ook soms letterlijk aan bod. Doorheen de hele periode (1966-2003) is er wel kritiek (mogelijk) op Israël. Dit wil echter niet zeggen dat al de artikels waarin er een kritische opmerking aan het adres van Israël is, (globaal) kritisch zijn. Zo wordt de kritiek ten opzichte van Israël vaak niet verbonden aan de situatie van de Palestijnen. Vrede voor Israël is immers het hoogste goed. Dat er daarbij ook vrede voor de Palestijnen komt, is ook goed. De meerderheid van de artikelen wordt geschreven vanuit de wil om vrede. Vaak wordt dit gedaan vanuit een Israëlisch, maar verzoenend standpunt. Af en toe is men heel betrokken bij het Palestijnse leed en bekijkt men de zaken vanuit dit perspectief.
127
5.4. Flash – Points Critiques De analyse van de beeldvorming door Flash – Points Critiques wordt besproken aan de hand van (voorbeelden uit) de volgende artikelen:
Mei
1972 24e anniversaire de l‟Etat d‟Israël.
Juni
1973 Perspectives de Paix.
Oktober
1973 Edito.
September
1976 Liban.
September
1978 Pas de miracle à Camp David.
Oktober
1982 Le massacre de Beyrouth.
November
1982 Communique de presse.
September
1983 Sabra en Chatila : un an après la tragédie.
Juni
1987 Inculpation.
Mei
1988 A propos d‟Anniversiares.
Januari
1988 Communiqué de presse.
September
1988 Le feu d‟Israël.
Juni
1992 La dynamique de la paix relancée au M-O.
November
1992 L‟optimisme Palestinien.
December
1992 Ces soldats sont différents.
September
1993 Et l‟atrève estivale, sacrebleu ? Israël, Liban, Syrië.
Oktober
1993 Israël-OLP : Enfin la reconnaissance mutuelle.
Juni
1997 Aujourd‟hui j‟ai peur.
September
1997 Israël-Palestine : Le cycle infernal de la violence.
November
1992 Des Juifs de Belgique de toutes sensibilités dénoncent publiquement la „politique palestinienne‟ du gouvernement israélien.
Mei
1998 Cinquantième anniversaire...Israël à la croisée des chemins.
September
1998 Israël-Palestine, une troisième voie ?
Oktober
1998 Le Sionisme et mort.
November
2000 Israël-Palestine : Au bout des désillusions et des humiliations...la colère
September
2001 Israël-Palestine : Terrorisme ciblé et terrorisme aveugle : cherchez la différence.
September
2002 Solidarité Refuzniks. 128
November
2002 Nouvelles du front de la paix.
December
2002 Nouvelles du front de la paix.
Juni
2003 Un nouveau gadjet...la feuille de route.
September
2003 Nouvelles du Front de la Paix.
Oktober
2003 Pas en notre nom !
1. In een meerderheid (20) van de (31) artikelen worden de gebieden waar de Palestijnen wonen expliciet benoemd. In 9 artikelen (verspreid over de periode 1972-2003) spreekt men van de bezette gebieden waarmee men dus het bezet karakter van de Palestijnse gebieden duidelijk erkend. In 7 artikelen spreekt men over Gaza en Cisjordanië. Deze oude benaming erkent het bezette en Palestijnse karakter van dit gebied niet. De connotatie met Jordanië en de Jordaanse optie – de bevolking in dit gebied zijn Arabieren net als deze in Jordanië en kunnen beter opgaan in één Arabische staat Jordanië- valt niet te ontkennen. Of dit taalgebruik ook door de inhoud wordt bevestigd zal moeten blijken uit de verdere analyse. In drie artikelen spreekt men over de gebieden. Deze term is eigenlijk nietszeggend. Uit deze term blijkt noch het bezette, noch het Palestijnse karakter van dit gebied. Eenmalig (november 2000) spreekt men over een bantoestan-staat, naar analogie met de bantoestans in Zuid-Afrika. Deze uitdrukking die eigenlijk een parallel trekt tussen de Israëlische bezetting en het apartheidssysteem in Zuid-Afrika spreekt voor zich. In één artikel worden ook enkele Palestijnse dorpen vermeld, wat het wat concreter en persoonlijker maakt. We kunnen besluiten dat als de bezette Palestijnse gebieden worden benoemd het bezette karakter in de helft van de gevallen in het taalgebruik benadrukt wordt en in de andere helft niet. Het Palestijnse karakter wordt in de benaming van deze gebieden niet expliciet vermeld.
Vervolgens willen we nagaan hoe het Palestijnse volk, de Palestijnen worden voorgesteld. Om te beginnen worden de Palestijnen regelmatig als slachtoffers gezien: volk door andere als inferieur beschouwd (oktober 1973), Palestijnen worden onderdrukt (september 1976), slachtoffers van het bloedbad, martelaren (september 1983), volk wordt onderdrukt (september 1997), Palestijnen hebben heel erge tragedie meegemaakt (mei 1998), bezet en vernederd volk (september 2001), Palestijnse bevolking wordt onderdrukt (september 2002). Door oog te hebben voor het leed is men al een stap dichter bij begrip en dialoog met de „ander‟. 129
Doorheen de jaren krijgen de Palestijnen ook een gezicht, ze worden voorgesteld als mensen met gedachten en gevoelens. In januari 1988 wordt voor het eerst gesproken over families met verdriet. In december 1992 spreekt men over heel concrete inwoners van het Palestijnse dorp Beith Sahur. Ze worden voorgesteld als mensen met een eigen verhaal, kinderen, etc. In november 1997 lezen we dat de bevolking wordt ondergedompeld in wanhoop. In mei 1998 wordt de Palestijnen een geschiedenis toegeschreven, ze woonden in 1947 in Palestina. Door hun bestaan en geschiedenis te erkennen, erkent men ook hun identiteit. In november geeft men aan dat de Palestijnen de bezetting kotsbeu zijn. Door dit op dergelijk manier uit te drukken heeft men ook oog voor de achterliggende, menselijke frustraties. In november 2002 lezen we opnieuw een concreet verhaal van Palestijnen in Abud Dis. Ook in december 2002 spreekt men van mensen van vlees en bloed, met „een gezicht‟, een inkomen. Dergelijke persoonlijke verhalen maken „de ander‟ ook menselijk(er).
In heel wat artikelen komt het recht van de Palestijnen aan bod. Niet enkel het recht van de Palestijnen op een staat, maar ook recht om te leven zonder bezetting en onderdrukking wordt benadrukt. In enkele artikelen wordt het verzet van de Palestijnen tegen de bezetting als legitiem beschouwd. Dat de Palestijnen ook plichten hebben wordt daarbij ook vermeld. Enkele voorbeelden: volk met legitieme, nationale aspiraties (oktober 1973), Palestijnse volk zal moeten inzien dat Israël een feit is (september 1978), recht op erkenning en zelfbeschikking (januari 1988), Palestijnen moeten ophouden met terreur (september 1988), Palestijnen hebben recht op een Palestijnse staat (juni 1992), Palestijnen hebben recht op eigen onafhankelijke en leefbare staat en hebben ook rechten op Jeruzalem (november 1997), recht op een onafhankelijke staat binnen de grenzen van voor 1967 (mei 1998), zich verzetten tegen bezetting is legitiem (september 2001).
Palestijnen worden ook voorgesteld als evenwaardig en een gesprekspartner [voor vrede] (november 1992), inschikkelijk (erkennen Israël, passen Charter aan, zien af van de Intifada) (oktober 1993) en redelijk (Palestijnen wilden vroeger volledig land heroveren, nu nemen ze vrede met veel minder) (november 2000). Men erkent ook dat ze geen blinde haat voeren, maar wel hun rechten opeisen (november 2000). Men betreurt verder het feit dat sommigen door de bezetting in de handen van extremisten worden gedreven (september 1997 en september 2001) en dat er inderdaad ook Palestijnen zijn die Israël niet willen aanvaarden (november 2000). 130
Van de Palestijnen wordt dus een menselijk en genuanceerd beeld gegeven. Ze worden duidelijk voorgesteld als een onderdrukt volk met legitieme rechten. Het extremisme en de aanslagen worden niet ontkend of goedgepraat maar soms wel verduidelijkt of verklaard.
Over de Palestijnse leiding wordt in slechts 5 artikels gesproken. In juni 1987 is er een eerste vermelding van de PLO: de OLP is de enige gesprekspartner om vrede mee te bereiken. In september 1988 is er een oproep aan de OLP om de terreur te stoppen. In november 1992 erkent men dat de Palestijnse leiders vrede zoeken en een geweldloze oplossing willen. In september 1997 stelt men dat Arafat machteloos is door de reeds 26 jaar durende bezetting. In november 2002 lezen we voor de eerste en enigste keer echt iets negatiefs over de Palestijnse leiding: Arafat en de PA besturen slecht, te weinig transparant en democratisch.
De periodiek heeft het dus vooral over de Palestijnen en veel minder over hun leiders. De leiders komen redelijk positief aan bod. Ze worden voorgesteld als partner in de vrede en er is zelfs begrip voor de moeilijke situatie waarin ze moeten werken.
2. In vier van de eerste vijf artikelen wordt er gesproken over de Arabische landen. De Arabische landen worden niet eenzijdig negatief gecategoriseerd. Er wordt soms zelf aandacht besteedt aan de achtergrond: ze hebben vrede nodig (mei –juni 1972), Arabische landen hebben geen probleem om samen te leven met de joodse religie, wel met een joodse staat (juni 1973), Syrische leiders willen Palestijnen verpletteren (september 1976), Sadat probeert te verzoenen, maar zit met zijn achterban (september 1978). In 1998 wordt in twee artikelen nog eens (negatief) gesproken over de Arabische landen. In het eerste artikel (september 1998) erkent Edward Saïd dat er in de Arabische landen politieke blunders zijn, ongelooflijke militaire incompetentie, schending van de rechten van de mens en dat er negationisme bestaat. In het artikel van oktober 1998 wordt gesteld dat de Arabische landen de Palestijnse zaak gebruiken om de militaire dictaturen goed te praten. Er wordt dus in 7 artikels (op 31) over de Arabische landen gepraat. Men heeft oog voor de negatieve zaken, maar deze worden meestal in een ruimere context geplaatst. Israël wordt door Flash – Points Critiques heel duidelijk negatief beschreven: Israël heeft ook verantwoordelijkheden (oktober 1973), Israël wil tegen wil van UNO in gendarme spelen 131
(november 1982), Israël heeft eigen imago volledig beschadigd (september 1983), Israël dient gepusht om te onderhandelen, is geen vredesduif (mei 1988), is bloedige bezetter en voert repressief beleid (januari 1988), is bezetter (juni 1992), verschrikkelijke bezetter (november 1992), bezetter (december 1992), agressieve bezetter (september 1993), Israël is slecht bezig (juni 1997), vrede wordt door Israëlisch beleid onmogelijk gemaakt onder mom van „veiligheid‟ (september 1997), Israël is agressor (november 1997), etnocentrisch (mei 1998), arrogante en agressieve bezetter (september 1998), agressor sinds 1967 (november 2000), Israël is nooit in zijn voortbestaan bedreigd, is geen slachtoffer (september 2001), Israël is agressor (oktober 2003). In deze periodiek wordt Israël met andere woorden consequent en vanaf de beginperiode (oktober 1973) systematisch als (agressieve) bezetter voorgesteld. In de benoeming van het land (en haar leiders) is er geen plaats voor positieve zaken. Of men Israël werkelijk steeds heel negatief bekijkt zal moeten blijken uit de vraag of kritiek op Israël mogelijk is.
3. Om te beginnen is er heel veel kritiek op het feit dat Israël de Palestijnse gebieden bezet. In de kritiek op Israël komt ook naar voor dat men de mening is toegedaan dat deze bezetting heel wat gevolgen heeft voor het (aanhouden van het) conflict. Deze kritiek komt voor doorheen de hele periode: bezetting is obstakel voor vrede (mei –juni 1972), bezetting en verdere annexatie corrumperen Israël en transformeert het land in een binationale staat waar Israëli‟s „patron‟ en bezetter zijn (juni 1973), Israël had niet zo onverzettelijk moeten vasthouden aan de gebieden, Yom-Kippour oorlog deels gevolg hiervan (oktober 1973), bezetting en annexatie is een blokkade voor de vrede (september 1978), Israëlische bezetting (reeds 20 jaar) is onaanvaardbaar (januari 1988), Israël moet onmiddellijk stoppen met de bouw van de nederzettingen in de bezette gebieden (juni 1992), Israël doet verder met zijn verschrikkelijke bezetting (november 1992), de gebieden dienden in 1967 als ruilmiddel voor vrede, daarvan is niks in huis gekomen (november 2000).
Ook op de manier waarop Israël de Palestijnen bezet is heel wat kritiek: Israël vindt zichzelf superieur en doet neerbuigend ten opzichte van de Palestijnen (oktober 1973), Israël voert bloedige repressie (januari 1988), repressie zorgt voor haat tussen Israëlische joden en Israëlische arabieren (september 1988), Israël doet aan landconfiscatie, kolonisatie, demolisering, deportatie, instelling avondklok, administratieve aanhoudingen (november 1992), Israëlische represailles zijn overdreven (september 1993), ook Israël pleegt aanslagen, 132
sluit de bezette gebieden hermetisch af, laat kolonisten straffeloos doen wat ze willen (september 1997), Israël voert beleid van staatsterrorisme (november 1997), Israël verbiedt, confisceerd, vernield gronden, martelt (september 1998), Israël is ook terroristisch, voert gerichte executies uit waarbij ook kinderen omkomen (september 2001), De IDF [Israëli Defense Force] onderwerpt de Palestijnen brutaal, Israëlische bezetting gebruikt agressie en de repressie is meedogenloos (september 2002), joodse kolonisten verhinderen de oogst van de Palestijnen en maken hun leven nog erger door hen weg te pesten (december 2002), meerderheid Israëli‟s blijven passief ten opzichte van de mensenrechtenschendingen, het Israëlisch leger kiest partij voor de kolonisten (december 2002), elke dag is er wel een strafexpeditie tegen Palestijnen of vredesactivisten (juni 2003), de muur slokt Palestijns gebied op , Qalqiliya is een ghetto (september 2003), Israël gaat tegen alle internationale regels in, volledig illegaal, dat alle acties in naam van de veiligheid voor alle joden zijn is niet correct, er is een escalatie van repressie en represailles, Israël voert gerichte moorden uit, politiek van Israël is moordend en de leiders van Israël zijn even extremistisch als Hamas (oktober 2003).
In heel veel artikels wordt ook aangegeven dat (het beleid van) Israël de vrede in de weg staat. Men is van mening dat Israël de eerste stappen moeten zetten richting vrede: Israël moet Palestijnse volk erkennen, Israël moet eerste stappen zetten (september 1978), Israël houdt vredesinitiatieven tegen (onder mom van antiterroristische wet) en plaatsen een muur van onbegrip tussen Palestijnen en Israëli‟s (juni 1987), Israël moet onderhandelen met Palestijnen en PLO (september 1988), Israël moet gesprekken hervatten en praten met de PLO (juni 1992), Israël moet eerst recht van de Palestijnen op een eigen staat en hun bestaansrecht erkennen (september 1993), Israël had de PLO al veel eerder moeten erkennen (oktober 1993), Israël is ontoegeeflijk, wil rechten van de ander niet erkennen, wil geen staat naast zich (juni 1997), Barak en Sharon wisten goed dat hun daad provocerend was (november 2000), Sharon droomt van een groot-Israël (september 2001), het is Israël die de weg naar de vrede moet vrijmaken (november 2002), Israël zal zo weinig mogelijk prijsgeven, Sharon is een leugenaar als hij zegt bereid te zijn pijnlijke concessies te doen (juni 2003).
De periodiek is ook van mening dat het Israëlisch beleid de Palestijnen in handen van extremisten duwt, en hen aanzet tot terreur: de regering Netanjahoe drijft de Palestijnen tot het uiterste, Netanjahoe‟s politiek zorgt onder andere voor de stijgende aanhang van Hamas
133
(september 1997), regering drijft nieuwe leden in armen van Hamas en Jihad (september 2001).
Naar
aanleiding
van
de
Libanonoorlog
(en
het
bloedbad
in
de
Palestijnse
vluchtelingenkampen Sabra en Chatila) in 1982 is er ook heel wat kritiek aan het Israëlische adres: de [Falangistische] milities werden uitgerust, bewapend en gecontroleerd door Israël (oktober 1982), Israël moet zijn troepen onmiddellijk terugtrekken uit Libanon (november 1982), de Libanonoorlog was geen verdedigingsoorlog (september 1983).
Het zionisme en de etnische politiek die Israël voert krijgen ook kritiek: Israël wil geen groot Palestina waar iedereen samenleeft (oktober 1973), Israël is etnocentrisch, er blijft weinig over van de idealen [socialistische staat] van vroeger , de Israëlische Arabieren worden nog steeds gediscrimineerd, leven met 20 % van de bevolking op 4% van het land (mei 1998), Israël bedrijft een perverse etnische politiek, apartheid is inherent aan zionisme (september 1998), zionisme is een 19e eeuwse utopie (oktober 1998).
Tenslotte zijn er nog enkele verwijten betreffende de gebeurtenissen in 1948: de onrechtvaardigheid van Israël moet worden rechtgezet (juni 1997), de staat Israël heeft een keerzijde: het lot van de Palestijnen (mei 1988), Israël is verantwoordelijk voor het ontstaan van het vluchtelingenprobleem in 1948 (mei 1998).
(Flash-) Points Critiques heeft dus doorheen de hele bestudeerde periode (1972-2003) voortdurend en heel veel kritiek op Israël. Er is kritiek op het feit dat Israël de Palestijnse gebieden bezet, de manier waarop Israël deze gebieden bezet en omgaat met de levens van de Palestijnen, het feit dat Israël de vrede in de weg staat en eigenlijk als eerste (en sterke) partij de weg naar vrede moet vrijmaken. Verder zijn er de verwijten dat Israël de Palestijnen met zijn beleid in de handen van extremisten duwt, de Libanonoorlog niet had moeten beginnen, medeverantwoordelijk is voor de slachtpartij in Sabra en Chatila en een etnocentrische politiek voert.
4. In 14 van de 31 artikels komen er personen aan bod die niet verbonden zijn aan de periodiek. In de beginjaren, tot januari 1988, komt enkel de journalist of iemand van de UPJB aan het woord. Daarna krijgen veel andere mensen het woord. Zo komen er veel mensen aan bod uit 134
een vredesbeweging (Comité francais du Centre International pour la paix au Proche-Orient, september 1988, een vredesinitiatief, november 1997, Vrede NU, november 2000, Belgische vrienden van Vrede Nu, november 2002, Vrede Nu, december 2002, Refuzniks, B‟tselem, december 2002). Daarnaast komen enkele Palestijnen aan het woord (Lid van de Palestijnse delegatie voor de vredesonderhandelingen, november 1992, Edward Saïd, september 1998, Selim Nassib, oktober 1998, Palestijnse afgevaardigde voor België, november 2000, een Palestijn, september 2001). Ook komen enkele journalisten, schrijvers of kranten aan bod (David Grossman, september 1997, Le Soir, september 2003, David Susskind, juni 1997, Jeruzalem Post, september 2001) Tot slot vermelden we nog enkele personen die niet onder een van bovenvermelde noemers onder te brengen zijn (Rabin, Assad, september 1993, Directeur du département forcier du Fonds National Juif, mei 1998, Sharon, november 2000, oud vice-burgemeester van Jeruzalem, september 2001) In Flash – Points Critiques komen dus vooral mensen aan bod die gelinkt worden met „vrede‟; zowel de personen van de vredesbeweging, als de Palestijnen en enkele betrokken schrijvers –auteurs. In bijna de helft van de artikelen komt een andere stem aan het woord.
5. Eerst gaan we na of er aandacht en begrip is voor de achtergrond bij de gebeurtenissen in 1947 -1948. Er wordt (van 1972) tot september 1998 af en toe gesproken over het ontstaan van Israël en de gevolgen hiervan voor de Palestijnen: voor de Arabieren is het moeilijk om de Israëlische staat onherroepelijk te aanvaarden (juni 1973), sinds 1948 leeft de meerderheid van het Palestijnse volk in ballingschap (mei 1988), de Palestijnse vluchtelingen werden [in 1948] verjaagd en hun terugkeer zou gerechtigheid brengen (november 1992), de Palestijnen hebben hun oorspronkelijke land moeten opgeven, en dat is een grote toegeving (oktober 1993), het lijden van het Palestijnse volk begon met de oprichting van de staat Israël (juni 1997), de Arabische Israëli‟s waren er eerder dan de meeste joden (mei 1998), joden hebben het recht niet om een volk dat niets te maken heeft met het joodse lijden zo te onteigenen (september 1998). Na deze laatste vermelding wordt over dit onderwerp niet meer gehandeld. Het is echter duidelijk dat men oog heeft voor enkele belangrijke gevoeligheden die (tot op de dag van vandaag) leven bij de Palestijnen. Men erkent (impliciet) dat de vluchtelingen van 1948 werden verjaagd (door Israël). Men ziet in dat de Palestijnen en Arabieren niets te 135
maken hebben met het joodse lijden (tijdens de Tweede Wereldoorlog) en er dus ook de gevolgen niet van zouden moeten dragen. Men erkent dat met het oprichten van de Israëlische staat het lijden van de Palestijnen begon. Men ziet dus in dat de oprichting van een thuisland voor de joden ten koste van een ander volk ging. Men pleit doorheen de artikelen nooit voor het ongedaan maken van deze ongerechtigheden. Men stelt dat er een pragmatische oplossing moet komen, gebaseerd op een compromis.
Vervolgens staan we stil bij de bezetting. Erkent men de situatie waarin de Palestijnen leven? Erkent men hoe deze situatie is ontstaan? Erkent men welke gevolgen dergelijke situatie (kan) hebben?
De bezetting gaat uit van ontkenning van gelijke rechten en zorgt voor diep misprijzen (meijuni 1972), pas als men de bezetting en annexatie stopt, zal men kunnen praten over vrede (september 1978), de Intifada komt voort uit de (manier van) bezetting (januari 1988), annexatiepolitiek houdt geen rekening met de rechten van het Palestijnse volk (juni 1992), terroristische aanslagen zijn een reactie op de onophoudelijke provocaties ten opzichte van het Palestijnse volk (september 1997), Palestijnen worden constant vernederd: onteigening, opblazen van huizen, uitbreiden van kolonies, afgrendelen van gebieden, beperking van doorgang binnen de gebieden, dit verklaart de terreur (november 1997), Israël blijft repressief en destructief ten opzichte van de Palestijnen (september 1998), nederzettingen maken Palestijnse staat onmogelijk (oktober 1998), de Tweede Intifada is een gevolg van jarenlange bezetting (en begrijpelijk), het Israëlisch beleid van confiscatie en kolonisatie is hiervoor verantwoordelijk (november 2000), bezetting van het Orient House is provocatief en een signaal dat men geen vrede wil (september 2001), Palestijnen worden bezet op agressieve en immorele wijze (september 2002), muur isoleert 60.000 Palestijnen in Abud Dis (november 2002), de muur staat over de groene lijn [1967 grenzen] en maakt het leven en de landbouw van de Palestijnen onmogelijk (december 2002), muur scheidt dorpen en landbouwgrond van elkaar, veroorzaakt grote sociaal-economische problemen (september 2003), muur negeert het bestaan van dorpen en velden van Palestijnen, Palestijnen kunnen niet vrij bewegen door militaire versperringen, nederzettingen worden gebouwd ten koste van grond en huizen en hun Palestijnse eigenaars (bijvoorbeeld in Jeruzalem) (oktober 2003).
136
Uit deze reeks voorbeelden blijkt duidelijk dat men in Flash – Points Critiques oog heeft voor de situatie van de Palestijnen. Men overstijgt ook het theoretische niveau („er moet vrede komen‟) en geeft concreet aan onder welke omstandigheden de Palestijnen moeten leven. De Israëlische verantwoordelijkheid wordt ook duidelijk in de verf gezet. Dit bleek reeds uit de manier waarop men over Israël spreekt: de (bloedige, agressieve) bezetter. Ook de uitgebreide analyse van de vraag of er kritiek op Israël mogelijk is geeft dit aan. Men stelt doorheen de tijd (1972-2003) Israël verantwoordelijk voor de situatie en het lijden van de Palestijnen. Daarnaast valt ook op dat men de verschillende uitingen van geweld en verzet (de Intifada en de aanslagen) rechtstreeks koppelt aan de situatie van de Palestijnen. Men verklaart de Palestijnse opstand vanuit de (manier van) bezetting. Zelfs de Palestijnse aanslagen worden verklaard vanuit de constante vernedering van de Palestijnen. Men stelt wel duidelijk dat men de aanslagen niet goedkeurt. Men heeft wel oog voor de achterliggende oorzaken en beweegredenen.
Verder heeft de periodiek ook een duidelijke kijk op de verschillende Arabische oorlogen: de Zesdaagse oorlog loste de kern van de zaak niet op, 1973 was geen verdedigingsoorlog (oktober 1973), de aanwezigheid van Israël in Libanon staat de verzoening tussen Israëli‟s, Arabieren en in het bijzonder Palestijnen in de weg (november 1982), behalve in de beginjaren kwam Israëls bestaan of overleving nooit in het gedrang (ook niet 1967 of 1973) (mei 1998). De periodiek stelt Israël dus niet voor als een land dat doorheen heel zijn bestaan bedreigd en in gevaar was. De verantwoordelijkheid voor sommige oorlogen (1973, 1982) wordt ook niet enkel bij de Arabische landen (de „ander‟) gelegd. Op deze manier krijgen we een genuanceerd, geen zwart-wit beeld.
Wanneer er sprake is van vredesonderhandelingen wordt dit niet (steeds) gedaan vanuit het Israëlisch perspectief. Men bekijkt telkens wat dit voor de „ander‟ betekend. In september 1978 schrijft men dat Camp David geen historische gebeurtenis is omdat men niet over de Palestijnen spreekt, geen oorlog betekent niet voor iedereen vrede. In september 1998 stelt men opnieuw dat Camp David niet omkeek naar de Palestijnen. In oktober 1998 schrijft men dat Oslo een verlies was voor de Palestijnen (en voor de vluchtelingen in het bijzonder). In november 2002 stelt men dat de mislukking van Camp David vooral de fout van Barak was, dat Arafat niks had in te brengen. In juni 2003 heeft men ook veel kritiek op de zogenaamde roadmap: de roadmap is unilateraal, van de Palestijnen worden veel meer en concretere
137
doelstellingen verwacht dan van Israël, de roadmap is op opnieuw een schijnoplossing die geen echte vrede zal opleveren. Men legt dus de nadruk op het feit dat in Camp David (I) er helemaal geen oplossing kwam voor de Palestijnen. Dat was nochtans de eis van Sadat bij zijn bezoek aan Jeruzalem in 1977. Daarnaast doorprikt men ook de mythe dat Barak in Camp David (II) een heel genereus voorstel deed dat Arafat onbegrijpelijk weigerde. Men legt de nadruk op het feit dat Arafat bij deze onderhandelingen en het finaal voorstel van Barak geen inspraak had. Dat er geen oplossing was voor het vluchtelingenprobleem was voor Arafat onder andere onaanvaardbaar. Ook omtrent de roadmap vraagt men zich af wat dit voor de Palestijnen betekent. De achterliggende oorzaken, gedachten en gevoelens komen op deze manier zeker aan bod. Men gaat steeds een stuk mee in de visie van de „ander‟, de Palestijnen.
138
BESLUIT
De bovenstaande analyse geeft ons een inzicht in de beeldvorming van de joodse periodiek Flash – Points Critiques, met betrekking tot het Palestijns-Israëlisch conflict. In de meerderheid van de artikelen wordt het gebied waar de Palestijnen wonen expliciet aangeduid. Als de bezette Palestijnse gebieden worden benoemd wordt het bezette karakter in de helft van de gevallen benadrukt. Het Palestijnse karakter wordt in de benaming van deze gebieden niet expliciet vermeld. Het Palestijnse volk komt heel genuanceerd en menselijk naar voren. Vaak worden ze voorgesteld als slachtoffers. Het erkennen van hun geschiedenis bevestigt ook hun identiteit. Palestijnen hebben rechten (en plichten), zijn evenwaardig (en een gesprekspartner) en redelijk. Men handelt vooral over de Palestijnen en veel minder over hun leiders. De leiders komen redelijk positief aan bod. Ze worden voorgesteld als partner in de vrede en er is zelf begrip voor de moeilijke situatie waarin ze moeten werken.
Er wordt slechts in zeven (van de 31) artikelen over de Arabische landen gesproken. Vooral in de beginjaren komen ze aan bod. De Arabische landen worden niet eenzijdig negatief gecategoriseerd. Er wordt soms zelf aandacht besteed aan de achtergrond. Over Israël daarentegen wordt heel vaak en negatief gesproken. In deze periodiek wordt Israël consequent en vanaf de beginperiode (oktober 1973) systematisch als (agressieve) bezetter voorgesteld. In de benoeming van het land (en haar leiders) is er geen plaats voor positieve zaken.
De kritiek op Israël maakt een belangrijk deel uit van de inhoud van de artikelen. (Flash-) Points Critiques heeft doorheen de hele bestudeerde periode (1972-2003) voortdurend en heel veel kritiek op Israël. Er is kritiek op het feit dat Israël de Palestijnse gebieden bezet, de manier waarop Israël deze gebieden bezet en omgaat met de levens van de Palestijnen, dat Israël de vrede in de weg staat en eigenlijk als eerste (en sterke) partij de weg naar vrede moet vrijmaken. Verder zijn er de verwijten dat Israël de Palestijnen met zijn beleid in de handen van extremisten duwt, medeverantwoordelijk is voor de slachtpartij in Sabra en Chatila en een etnocentrische politiek voert.
139
Wat de gebeurtenissen in 1948 betreft is het duidelijk dat men oog heeft voor enkele belangrijke gevoeligheden die leven bij de Palestijnen. Men erkent (impliciet) dat de vluchtelingen van 1948 werden verjaagd (door Israël). Men ziet in dat de Palestijnen en Arabieren niets te maken hebben met het joodse lijden (tijdens de Tweede Wereldoorlog) en er dus ook de gevolgen niet van zouden moeten dragen. Men erkent dat met het oprichten van de Israëlische staat het lijden van de Palestijnen begon.
Ook voor de situatie van de Palestijnen (onder de bezetting) heeft Points Critiques oog. Men geeft concreet aan onder welke omstandigheden de Palestijnen dagelijks moeten leven. De Israëlische verantwoordelijkheid wordt ook duidelijk in de verf gezet. Daarnaast valt ook op dat men de verschillende uitingen van geweld en verzet (de Intifada en de aanslagen) rechtstreeks koppelt aan de situatie van de Palestijnen. Men verklaart de Palestijnse opstand vanuit de (manier van) bezetting. Zelfs de Palestijnse aanslagen worden verklaard vanuit de constante vernedering van de Palestijnen. Men stelt wel duidelijk dat men de aanslagen niet goedkeurt. Door echter oog te hebben voor de achterliggende oorzaken en beweegredenen staat men al een stap dichter bij de oplossing of verzoening.
De periodiek wijst ook op het feit dat Israël in zijn bestaan nooit echt bedreigd werd (uitgezonderd in de beginjaren) en dus niet kan gezien worden als slachtoffer. Daarom moet Israël als de sterke de eerst stappen richting vrede en verzoening zetten. De vredesonderhandelingen worden door Flash – Points Critiques kritisch en (ook) vanuit het standpunt van de Palestijnen bekeken.
140
5.5. Belgisch Israëlitisch Weekblad
De analyse van de beeldvorming door het Belgisch Israëlitisch Weekblad wordt besproken aan de hand van (voorbeelden uit) de volgende artikelen:
Oktober
1956 Kans op oorlog in Midden-Oosten gedaald, maar dreiging blijft bestaan.
Oktober
1957 De uitbuiting der wapenstilstandsakkoorden.
Mei
1958 Staan wij werkelijk voor een ontspanning tussen Caïro en het Westen?
Oktober
1961 De enige oplossing voor het vluchtelingenvraagstuk bestaat in hun definitieve vestiging in de Arabische landen.
Mei
1963 Ben Goerion: Arabische landen willen ons aanvallen.
Oktober
1966 Tekenen van gevaar.
Juni
1967 Eerste gevolgen van de overwinning.
Mei
1968 De rechten van de mens.
Juni
1968 Ziedaar de ware agressoren.
Oktober
1971 De resolutie van de Veiligheidsraad inzake Jeruzalem.
Mei
1973 Zesdaagse oorlog bracht vrede wat dichterbij.
Oktober
1973 “Oorlog van Jom Kippoer”
Oktober
1974 UNO heeft zich aan moord en barbaarsheid overgeleverd.
Oktober
1976 Bezit van Hebron is legitiem.
Juni
1977 Waarom wenst de PLO contacten met Israël.
November
1977 Historisch.
Mei
1978 Vrede nu – aan welke prijs?
September
1978 De broze maar hoopvolle boodschap van Camp David.
Oktober
1978 Camp David: hoop en onzekerheid.
November
1978 De lessen van het terrorisme.
September
1979 Is de oprichting van een PLO-staat onafwendbaar geworden?
Oktober
1981 Israël vaste factor.
Juni
1982 Hypocrisie.
September
1982 Palestijnse autonomie moet vrede voor Galilea maken tot vrede voor Israël.
November
1982 Israël‟s mogelijkheden.
September
1983 Joden in Judea. 141
Oktober
1983 Jasser Arafat raakt steeds meer geïsoleerd.
Oktober
1986 Arabische verdeeldheid over oplossing Palestijnse probleem.
December
1987 Boemerangrellen.
Juni
1987 Mikpunt Jeruzalem.
September
1987 Met Zesdaagse oorlog verdween de joodse gemeenschap in Libië.
November
1987 Arafat biedt geen zelfbeschikkingsrecht aan Palestijnse Arabieren.
Mei
1988 Aan diegenen die de Israëlische terugtrekking voorstaan.
September
1988 Als ik een Palestijnse Arabier zou zijn.
Oktober
1988 Meerderheid Israëli‟s wil vrede in ruil voor land.
December
1988 Palestijnenoorlog viert zijn eerste verjaardag.
Juni
1992 Westoever en Gaza zijn geen „bezet‟ gebied.
September
1992 Israël herinnert zich.
November
1992 P.L.O.
December
1992 De intifada is niet jarig.
September
1993 Het dilemma tussen Sjalom en Djihad.
September
1994 Komen de Israëlische Arabieren als volgende aan de beurt?
Oktober
1996 Een vernietigend vredesoffensief.
Juni
1997 Vrede sluiten: ja, medeplichtigheid aan moord: nee.
September
1997 Het is niet louter militair geweld dat aan Israël knaagt.
November
1997 Karsh corrigeert „nieuwe historici‟.
December
1997 VN-verdelingsplan: rechtvaardigheid of belangenbehartiging?
Mei
1998 Netanjahoe tekent overlijdensakte van Oslo.
September
1998 Vijf jaar na de ondertekening van de akkoorden van Oslo.
Oktober
1998 Palestina, een staat…van oorlog.
Oktober
2000 Nieuwe vredesinitiatieven ondanks geweldspiraal.
September
2001 De achtergrond van de Palestijnen: Palestina, Palestijnen.
Juni
2002 Hoe vrede kan bereikt worden.
September
2002 Twee jaar intifada.
November
2002 „Het trotse Palestijnse volk‟
December
2002 De joden hebben van niemand land geroofd.
Oktober
2003 Intifada is een vergissing.
142
1. Een eerste opmerking bij de benoeming van het land waar de Palestijnen wonen is dat men slechts in 16 van de 57 artikelen het Palestijns gebied specifiek aanduidt. Vaak gaat men in het taalgebruik dus niet in op het bestaan en de eenheid van dit gebied. In mei 1968 benoemt men voor het eerst de bezette Palestijnse gebieden. Men spreekt over de “bezette” gebieden. Door het gebruik van de aanhalingstekens trekt men het bezette statuut van deze gebieden in twijfel. Men erkent dat anderen hier op dergelijke manier over spreken, maar stelt de juistheid hiervan in vraag. Van 1973 tot 1992 is verschillende malen ( in 7 artikelen op 27) sprake van de bezette gebieden. Men benoemt ze ook wel eens als de bezette Jordaanse gebieden en de in 1967 bezette gebieden. In deze benaming wordt dus het bezette karakter van de Palestijnse gebieden erkent. Na september 1992 wordt de bezette status van de Palestijnse gebieden in de woordenschat niet meer weerspiegeld. De benaming Judea en Samaria komt de hele periode ook aan bod (oktober 1978, september 1983, september 1992, november 2002). Door een joodse (bijbelse) benaming te gebruiken benadrukt men aan de ene kant het joodse –Israëlische- recht op dit land, en ontkent men aan de andere kant volledig het recht van de Palestijnen en het (feitelijk) Palestijns karakter van dit gebied. Dergelijk woordgebruik is niet onschuldig. Door deze gebieden met een joodse naam te benoemen claimt men als het ware deze gebieden, en ontzegt men ze hun Arabische/Palestijnse identiteit. Er wordt ook gebruik gemaakt van enkele benamingen die helemaal niet to the point zijn: de bevrijde gebieden (oktober 1976), gebieden die Israël zijn toegevallen (juni 1992), de geteisterde regio‟s (december 1992), twist-regio (september 1993), “Palestina” (november 2002). In deze benaming wordt de waarheid geweld aangedaan of het feitelijk (bezet en Palestijns) karakter van de regio volledig ontkend.
Als er in de artikelen dus al gesproken wordt over de (bezette) gebieden waar de Palestijnen wonen, wordt het bezette karakter (na 1967) slechts sporadisch in het taalgebruik weergegeven. Het Palestijnse karakter van deze gebieden wordt in het taalgebruik nooit aangeduid (eenmaal op ironische wijze).
Een constante doorheen de hele periode (1956-2003) is dat men de Palestijnse – eigen, specifieke- identiteit van dit volk sterk in twijfel trekt en de nadruk legt op het feit dat ze gewoon –net als alle andere- Arabieren zijn. Dit gebeurt op verschillende manieren: 143
Arabische vluchtelingen (oktober 1961), Arabieren (juni 1967), Palestijnen zijn Arabieren die bij het uitroepen van de staat Israël door Israël voor de keuze werden gesteld, blijven of emigreren en kozen voor het laatste (mei 1973), de plaatselijke bevolking (oktober 1976), de autochtone bevolking van de bezette gebieden (september 1982), Palestijnen zijn geen apart volk, Palestijnse Arabieren (november 1987, september 1988), Palestijnen bestaan niet, wel Arabieren, naam „Palestijnen‟ is een fout in de geschiedenis (juni 1992), Arabieren (september 1994), de niet-joodse bevolking van Israël, Palestijnen bestonden niet, is een allegaartje van Arabieren, Palestijnse identiteit is enkel een negatieve, tégen Israël (september 2001), er bestaan geen Palestijnen, wel een bende terroristen, Palestijnen kwamen uit andere delen van Arabische wereld als ze zagen dat de joden welvaart stichtten. Het “Palestijnse volk” is een uitgevonden organisatie (november 2002). Soms stelt men dus letterlijk dat de Palestijnen een soort uitvinding zijn. Door de geschiedenis van dit volk te ontkennen of te negeren neemt men ze hun identiteit af. Een identiteit van een volk is immers (deels) gebaseerd op de gemeenschappelijke geschiedenis. Daarnaast spreekt men ook regelmatig over Arabieren of Palestijnse Arabieren. Door dit voortdurend te herhalen blijft men hameren op het feit dat dit volk in niks anders is dan de andere Arabieren en eigenlijk thuishoort in een ander Arabisch land. De Palestijnse Arabieren kunnen gemakkelijk opgaan in de omringende Arabische staten.
In drie artikelen komen de Palestijnen echt menselijk aan bod: Palestijnen zijn mensen met gevoelens, een wil (oktober 1986), Palestijnen hebben en eigen wil, voelen zich vernederd, zijn boos, zijn trots op hun opstand, hebben zich getoond, de eenheid en samenhorigheid onder de Palestijnen is enorm gegroeid (december 1988), mensen van vlees en bloed, leven in moeilijke sociaal –economische omstandigheden (september 1993). Het is niet toevallig dat deze menselijke eigenschappen naar voren komen rond de periode van de Eerste Intifada (en de akkoorden van Oslo). Dit beeld dat van de Palestijnen gegeven wordt kunnen we terecht (in 3 op 57 artikelen) als een uitzondering bestempelen.
In heel wat artikelen (14 op 57) komen de Palestijnen naar voor als een agressief volk, dat een bedreiging vormt voor (het voortbestaan van) Israël. Deze karakterisering komt doorheen de hele periode (1956-2003) voor, maar vooral vanaf 1994 (kort na de Oslo-akkoorden dus). Deze beeldvorming komt tot stand op twee manieren. In de periode voor 1994 komen de Palestijnen in enkele artikelen enkel aan bod in de context van geweld, agressie of terreur.
144
Vanaf september 1994 wordt hen deze kenmerken expliciet verweten: Palestijnen willen nog steeds heel Israël voor zich, Palestijnen zijn geslepen, zullen telkens meer vragen, het einddoel is een groot Palestina zonder Joden (september 1994), Palestijnen willen geen vrede (oktober 1996), Palestijnen willen Israël vernietigen, Palestijnen worden opgevoed tot antiIsraëlisch en anti-zionistisch (september 1998), Palestijnen willen geen oprechte vrede, hebben een plan, zijn uiterst slim en zullen steeds meer eisen, Palestijnen gebruiken alles (ook moord en terreur) om hun doel te bereiken (oktober 1998), Palestijnen worden gewelddadiger met de dag, zullen telkens meer willen, dienen streng gecontroleerd, prediken haat (juni 2002), alle Palestijnen zijn terroristen, zijn net als de nazi‟s en willen joden vernietigen (november 2002). De Palestijnen worden dus (vooral na Oslo) als agressief en gevaarlijk voor Israël voorgesteld. Daarbij wordt zelf de vergelijking met de nazi‟s en de shoa niet geschuwd. Door ze te vergelijken met de nazi‟s laat men uitschijnen dat de joden (van Israël) een even groot onheil staat te wachten als de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ook de stempel „terroristen‟ laat nog weinig ruimte over voor begrip. Terroristen worden (na de nazi‟s) gezien als van het laagste soort. Op deze manier wordt elke vorm van begrip of dialoog uitgesloten. De Palestijnen worden steeds als een collectief, een massa, één blok voorgesteld, waardoor ze nog bedreigender overkomen.
In 26 van de 57 artikelen wordt er over de Palestijnse leiders gesproken. In de eerste 8 artikelen (tot juni 1968) wordt er nooit over hen gesproken. In juni 1968 spreekt men voor het eerst over een Palestijnse groepering: Fatah voert sluipmoorden uit op onschuldige burgers. De eerste keer dat we over de Palestian Liberation Organisation lezen is in 1974. Dit is het jaar waarin Yasser Arafat voor het eerst de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties toespreekt met betrekking tot de Palestijnse zaak. Vanaf dan wordt er vaak over de PLO gepraat, tot het einde van de onderzochte periode (2003). Na 1977 spreekt men nog vaak over de PLO, maar vooral over Arafat.
De manier waarop men over de PLO spreekt blijft de hele periode dezelfde: heel negatief. De PLO wordt gekarakteriseerd als een terroristische organisatie die zich tot doel heeft gesteld Israël te vernietigen en van geen vrede wil weten. Daarom is deze organisatie geen gesprekspartner (op de weg naar vrede).
145
De PLO is terroristisch, een moorddadig en barbaars instrument, het doel van de PLO is het einde van de onafhankelijke Israëlische staat (oktober 1974), PLO wil geen enkel Israëli‟s tegen elkaar opzetten (juni 1977), PLO is heel gevaarlijk, gebruikt burgers als menselijk schild (juni 1982), er is geen partner aan Palestijnse zijde (november 1982), PLO zaait terreur en is demagogisch (november 1987), PLO is nog steeds terroristisch en wil geen vrede, PLO is zoals de nazi‟s (juni 1997), het PLO charter is nog steeds van kracht [willen dus nog steeds Israël vernietigen] (oktober 1998), de PLO-leiding is oorspronkelijk niet uit Palestina afkomstig (september 2001), er zijn geen gematigde leiders (september 2002). De PLO wordt dus voorturend in een heel slecht daglicht geplaatst. Men stelt het voor alsof het doel van de PLO de vernietiging van Israël is, terwijl dit eigenlijk de bevrijding van Palestina is. Men blijft dit ook beweren tot het eind van de onderzochte periode (2003). Men kan van mening zijn dat dit op hetzelfde neerkomt maar er is een belangrijke nuance. Zich tot doel stellen iets te vernietigen, klinkt (om te beginnen al) heel anders dan iets te bevrijden. De PLO wordt ook gelinkt met de nazi‟s. Door deze link laat men uitschijnen dat Israël hetzelfde lot wacht als de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. De PLO uitsluiten voor elke dialoog wordt in deze optiek een evidentie. De voortdurende klemtoon op het feit dat de PLO terroristisch is plaats hen ook in de illegaliteit.
De PLO (later Palestijnse Autoriteit) wordt vanaf 1987 (tot 1997) ook als een slechte leiding voor de Palestijnen voorgesteld: kan de gebieden niet bevrijden (november 1987), PLO gebruikt het geld niet voor de Palestijnen (juni 1992), leiders misbruiken de burgerbevolking (oktober 1996), de PA gebruikt schandalige methodes, respecteren de mensenrechten niet, voeren procesloze liquidaties uit (juni 1997). Door de PLO niet alleen als slecht voor Israël, maar ook voor de eigen bevolking voor te stellen, brengt men ze volledig in diskrediet.
De persoonlijke kritiek op Arafat is ook sterk en voortdurend aanwezig. Volgende zaken worden hem verweten: Arafat wil geen vrede (juni 1977), Arafat is een terrorist, is zijn gezag kwijt (september 1982), Arafat is een moordenaar (september 1983), Arafat is koppig, blokkeert het vredesproces (oktober 1986), Arafat is geen goede leider (december 1992), Arafat is listig, niet te vertrouwen, door kameraadschap voor te wenden beweegt hij Israël tot verregaande inschikkelijkheid (oktober 1996), Arafat is dubbelzinnig en niet te vertrouwen, wil geen vrede (september 1997), Arafat is een leugenaar (in Oslo belooft hij zaken die hij zal laten vallen vanaf hij terug sterk genoeg is Israël in te nemen) (mei 1998), Arafat is als Hitler, 146
wil geen vrede en is medeplichtig aan het terrorisme (september 1998), Arafat is als Hitler (oktober 1998), met Arafat valt niet te praten (oktober 2003). De aanvallen op de persoon van Yasser Arafat zijn niet min: moordenaar, leugenaar, terrorist, Hitler. Het lijkt er een beetje op dat de negatieve kritiek doorheen de tijd alleen maar in crescendo gaat. Men spreekt nooit in positieve of neutrale bewoordingen over deze man. Door de vele beschuldigingen aan het adres van hét boegbeeld, dé grote leider van de Palestijnen –Arafat- wordt hij volledig in diskrediet gebracht en buitengesloten als partner.
Op de aangegeven regel (de Palestijnse leiding wordt steevast als negatief voorgesteld) is er één uitzondering. In het artikel van november 1992 spreekt men enigszins neutraal: Arafat en zijn aanhang hebben Israël erkend, vroeger wou de PLO Israël vernietigen. In de artikelen daarna vervalt men (cfr. supra) direct weer in het oude patroon.
2. Men spreekt gedurende de hele periode (1956-2003) over de Arabische landen. In 36 (op de 57) komen één of meerdere Arabische landen aan bod. Over Israël wordt in bijna alle artikels gesproken. Doorheen de hele periode worden de Arabische landen met Israël vergeleken. Op deze manier ontstaat het beeld van het „goede‟ Israël‟ tegenover de „slechte‟ Arabische landen.
De beeldvorming van de Arabische landen kan aan de hand van enkele hoofdkenmerken worden geïllustreerd. Een zogenaamd kenmerk van de Arabische landen is dat het oorlogszoekers zijn. Doorheen de hele periode komt dit verwijt naar voren. Men hanteert twee manieren om dit duidelijk te maken; ofwel zegt men expliciet dat de Arabische landen oorlogszoekers zijn, ofwel stelt men dat ze geen vrede willen. De Arabische landen worden als heel agressief voorgesteld. Enkele voorbeelden: Arabische landen willen geen vrede (oktober 1957), Arabische landen zijn oorlogszoekers (mei 1963), Arabische landen zijn agressoren, willen geen vrede, willen Israël vernietigen, zijn bloeddorstige moordenaars (juni 1968), veel Arabieren zijn niet vredelievend (november 1977), Arabische landen willen geen vrede (september 1983), Arabische landen zijn oorlogszoekers, zaaiden in 1948 en 1967 dood en verderf (mei 1988), Arabische landen zijn agressief (september 1997), Arabische landen willen Israël elimineren (november 2002). De Arabische landen voortdurend voorstellen als oorlogszoekers heeft verschillende effecten. Ten eerste versterkt men de idee dat Israël constant (doorheen de hele 147
periode) in gevaar is. Ten tweede sluit men de andere uit als „partner‟, door er voortdurend op te hameren dat deze geen vrede wil. Het is opvallend dat men ook na de laatste Arabische oorlogen de Arabische landen blijft voorstellen als oorlogszoekers.
Aansluitend willen we kort even stilstaan bij de link die wordt gelegd tussen de Arabische landen en de nazi‟s, de holocaust en het antisemitisme. Arabische landen voeren nazipropaganda (juni 1968), de Arabische landen heulden met Hitler (mei 1988), Arabische landen zijn antisemitisch, willen hun landen judenrein maken, Arabische landen hebben verantwoordelijkheid voor de sjoa (indien ze joodse immigratie naar Palestina tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden toegelaten hadden er veel joden kunnen gered worden) (september 1992). De link met de nazi‟s komt (slechts) in enkele artikelen naar voor. Als we kijken naar de data moeten we toch vaststellen dat dit verwijt geen relict uit het verleden is. Dergelijke uitgesproken uitspraken zijn niet onschuldig en blijven lang hangen. Men moet ze met andere woorden niet voortdurend herhalen om de lezer van deze „waarheid‟ te overtuigen. De link met de nazi‟s zegt zowel iets over Israël als over deze landen. De Arabische landen leunen dicht aan bij een nazi-ideologie én vormen een vergelijkbare dreiging voor Israël. De vergelijking met de moordenaars van vijf en een half miljoen joden is de ergst mogelijke. Op deze manier sluit men de deur voor elk begrip of dialoog. Voor het laatste voorbeeld (september 1992) verwijzen we naar het onderdeel over „het andere gezicht van het zionisme‟ (3.2.1.), waar we uiteenzetten dat de zionisten tijdens de Tweede Wereldoorlog zelf hele strenge selectiecriteria hanteerden voor de immigratie naar Palestina.
Een tweede kenmerk dat van de Arabische landen wordt gegeven is dat ze de Palestijnen en de Palestijnse zaak niet (vooruit)helpen. De onderlinge (en interne) verdeeldheid wordt hiervoor soms als oorzaak gegeven. De Arabische landen worden voorgesteld alsof ze eigenlijk geen bondgenoten van de Palestijnen zijn. De Arabische landen gebruiken Israël als gemeenschappelijk vijand, verleggen zo de focus van de binnenlandse problemen (oktober 1957), Arabische landen willen vluchtelingen niet opnemen (oktober 1961), Arabische landen zijn verantwoordelijk voor het feit dat er geen Palestijnse staat is (juni 1967), Arabische landen misbruiken de Palestijnen (mei 1973), Arabische landen hadden de Arabische Palestijnen moeten integreren, zijn verantwoordelijk voor de huidige situatie (september 1979), Arabische landen zijn het Palestijnse probleem beu (oktober 1986), ook Jordanië wil geen oprichting van nog een Palestijnse staat (november 148
1987), Arabische landen zorgden ervoor dat de Palestijnen in 1967 bezet werden, helpen Palestijnen niet (september 1992), Arabische landen willen niet dat de Palestijnen een eigen land krijgen (december 1997), de Palestijnse vluchtelingen van 1948 zijn volledig de verantwoordelijkheid van de Arabische landen, Arabische landen maken misbruik van de vluchtelingen, indoctrineren ze met haat tegen Israël (december 2002). Door de Arabische landen uit te sluiten als bondgenoot van de Palestijnen blijven deze laatste alleen. In de beeldvorming van Israël zullen we zien dat parallel hiermee Israël wordt voorgesteld als de enige die nog om de Palestijnen geeft en hen helpt. Dit beeld van het „goede‟ Israël komt natuurlijk veel overtuigender over als men daarnaast ook stelt dat de Arabische landen geen „vriend‟ zijn van de Palestijnen. Men legt de verantwoordelijkheid van alle problemen waarmee de Palestijnen te maken hebben (bezetting, vluchtelingen, ect.) bij de Arabische landen. Op deze manier kan ook de eigen verantwoordelijkheid genegeerd en verzwegen worden.
Een derde kenmerk die de Arabische landen wordt toegeschreven is dat ze minderwaardig zijn, aan Israël en het westen. Dit kenmerk wordt ook gedurende de hele periode aangehaald. Dit wordt op verschillende manieren duidelijk gemaakt. De Arabische landen zijn onbeschaafd (juni 1967), mensenrechten –schenders (juni 1968), vallen aan op heiligste dag, hebben geen respect (oktober 1973), zijn ondemocratisch (oktober 1978), zijn geen deel van de vrije wereld en de regimes zijn instabiel (oktober 1981), Hussein van Jordanië is een feodale monarch (november 1982), Arabische landen zijn absolutistisch en ondemocratisch (december 1987 –januari 1988), Arabieren verwaarloosden de stad Jeruzalem (juni 1987), Arabische landen zijn wat achter, er heerste chaos, anarchie en burgeroorlog voor Israël er was, Arabische leiders zijn niet legitiem, ondemocratisch want zijn steeds vreemdelingen (december 1997), Arabieren zijn wat achter, kennen geen welvaart of bloei (mei 1998), Arabieren verwaarloosden het land en kwamen pas terug naar Israël wanneer ze zagen dat Israël de woestijn deed bloeien (september 2001). De Arabische landen hebben dus op verschillende vlakken – politiek, economisch, cultureel en moreel- het niveau van het westen –waartoe Israël behoort- nog lang niet bereikt.
Op deze algemene trend zijn er twee uitzonderingen te vermelden. In oktober 1974 stelt men dat Jordanië vrede wil en in november 1977 wordt Sadat een moedig man genoemd. Buiten deze twee uitspraken spreekt men dus steevast negatief over de Arabische landen.
149
Vervolgens gaan we in op de manier waarop Israël wordt voorgesteld. Om te beginnen wordt Israël vaak als slachtoffer voorgesteld. Israël moet zich verdedigen, werd (en wordt) belegerd, moet aan zijn veiligheid denken. Er wordt dus een beeld opgehangen van het onschuldige, in het nauw gedreven land: Israël werd bedreigd, David haalde het nipt van Goliath (juni 1967), Israël is slachtoffer van de resolutie (mei 1968), Israël is slachtoffer, omsingeld (juni 1968), Israël is economisch slachtoffer van de oorlog en van de wereldopinie, is kleine kracht die voor zichzelf moet opkomen (mei 1973), Israël is slachtoffer van de VN (oktober 1974), Israël werd de voorbije 30 jaar bedreigd, verdedigde zich alleen maar, veiligheid is voor Israël het allerbelangrijkste (september 1978), Israël wordt sinds 1948 omsingeld, was in levensgevaar, Israël is de enige staat die door zoveel landen bedreigd wordt (oktober 1978), Israël en Jeruzalem worden constant bedreigd (november 1978), Israël is slachtoffer van de antiIsraëlische veroordelingsmachine [VN] (juni 1987), Israël is slachtoffer van de VN want antiIsraëlisch en pro-Palestijns, Israël verloor heel veel territorium (november 1987), Israël is slachtoffer van de hypocrisie, van de Intifada, wordt verplicht geweld te gebruiken, het ergste dat ze Israël aan doen is dat ze hen dwingen hun [Palestijnse] kinderen te doden (december 1992), Israël was een zuigeling, heel kwetsbaar (september 1997), Israël is het slachtoffer van een nieuwe Hitler (oktober 1998), Israël wordt echt bedreigd, het leed van Israël is veel groter dan dat van de Palestijnen (juni 2002), het financiële en economische verlies door de Intifada is enorm (september 2002). De slachtofferpositie wordt door het weekblad dus doorheen de hele bestaansperiode (19562003) benadrukt en herhaald.
Tweemaal wordt Israël anders voorgesteld. In oktober 1973 stelt men dat Israël groot en moedig is, niet verrast, er is geen chaos, iedereen blijft kalm , er zijn geen Israëlische verliezen. In dit artikel stelt men Israël –dat op dat moment nog in oorlog is- heel krachtig en sterk voor. Men benadrukt dus niet dat Israël slachtoffer is, maar laat uitschijnen dat Israël alles onder controle heeft. De meest opvallende uitzondering valt te lezen in december 1988. In dit artikel naar aanleiding van de eerste verjaardag van de Eerste Intifada wordt Israël voorgesteld als bezetter en agressor. Dit is de enige maal dat dit voorkomt.
Daarnaast wordt Israël als vredelievend voorgesteld. Het land heeft steeds de hand uitgestoken, ondanks het feit dat de omringende landen Israël wilden vernietigen: Israël wil 150
vrede (oktober 1957), Israël is vredelievend (mei 1963), Israël wil vrede (oktober 1974), Israël wil vrede (juni 1977), Israël is vredesduif (oktober 1978), Israël is vredelievend (juni 1997), Israël wil oprechte vrede (oktober 1998), Israël wil echt vrede (juni 2002). Israël wordt dus doorheen de hele bestaansperiode van de periodiek (1957-2003) voorgesteld als de enige die vrede wil. Dit wordt versterkt door de voortdurende voorstelling van de Arabische landen als oorlogszoekers. Door van Israël voortdurend te benadrukken dat het vrede wil, wordt er een beeld gecreëerd van onschuld. Iemand die (echt) vrede wil, daar kan toch niemand tegen zijn. Door de (theoretische) vredeswil van Israël zo te benadrukken vergeet men zich af te vragen of Israël in de praktijk ook de weg van de vrede (oprecht) bewandelt en of het bereid is voor vrede compromissen te doen.
Israël wordt ook voorgesteld als superieur aan zijn omgeving - de Arabische landen: Israël neemt wél joodse vluchtelingen uit Arabische landen op (oktober 1961), Israël bevrijdt de heilige plaatsen (juni 1967), Israël wil vluchtelingen wel helpen (juni 1968), Israël is redelijk (mei 1973), Israël is deel van de vrije wereld en de enige betrouwbare factor in het MiddenOosten (oktober 1981), Israël komt de christelijke Libanezen te hulp (juni 1982), enkel Israël is nog begaan met de Palestijnen, stelt velen te werk en zorgt voor de stijging van hun levensstandaard (december 1987 –januari 1988), Israël ving vluchtelingen op nadat de Jordaanse koning ze achterna zat, Israël is de vriend van de Palestijnen (september 1988), het is goed van Israël dat ze het bestuur van de gebieden waarneemt (juni 1992), Israël is de enige die de Palestijnen wel helpt, Israël is de enigste democratie (september 1992), Israël maakte van Jeruzalem een bloeiende hoofdstad (mei 1998), Israël deed grote toegevingen, komt Oslo wel na (september 1998), Israël cultiveerde de woestijn (was desolaat en woest), Israël bracht cultuur naar het Midden-Oosten (september 2001), Israël bracht welvaart (december 2002). Israël wordt dus voorgesteld als het enige democratische, vrije land in het Midden-Oosten, moreel en cultureel superieur en de enige die om de Palestijnen geeft.
3. Israël wordt dus doorheen de hele periode (1956-2003) positief en onschuldig voorgesteld. Deze eenzijdige beeldvorming doet vermoeden dat er in het weekblad weinig kritiek op Israël mogelijk is. In zeven (op 57) artikelen is er kritiek aan het adres van Israël. In de eerste drie voorbeelden is deze kritiek vooral impliciet en heel beperkt: Israël liet Jordanië te lang doen, moet harder zijn (oktober 1957), er zijn extremisten aan beide zijden (oktober 1981), er is inderdaad 151
discriminatie van Arabische Israëli‟s (november 1982), de nederzettingen zijn een doorn in het oog van de Palestijnen (oktober 1986), de vorige regering deed niks met de vredesgesprekken (november 1992). In december 1988 komt er heel wat kritiek op het Israëlisch beleid in de bezette gebieden en de manier waarop men op de Palestijnse Intifada reageerde: Israël had geen strategisch of goed plan om ermee om te gaan, pas onder internationale druk begon men anders – maar niet beter- te reageren: collectieve straffen, willekeurige arrestaties, bloedvergieten door beschieten van massa, breken van armen en benen, instellen van eindeloze bureaucratische procedure, huizen verwoesten, ontwortelen van bomen, sluiten van scholen, afsluiten van water en elektriciteit (om verdeeldheid te zaaien). Ook in het artikel van september 1993 komt deze kritiek aan bod: manier waarop men op de Intifada reageerde –met groot machtsvertoon- was niet slim, echter vrede is een die niemand vernederd, men moet ze [ de Palestijnen] niet verleiden met abstracte begrippen als vrede als ze nog niet in hun levensnoodzakelijke behoeften kunnen voorzien. In het artikel van oktober 2000 ten slotte heeft men zware kritiek op de wandeling van Sharon op de Tempelberg. Deze uitgebreide citaten staan de slotsom niet in de weg: er is bijna geen kritiek op (het beleid) van Israël. Op een totaal van 57 artikelen (over 47 jaar) zijn drie artikelen met wezenlijke kritiek een uitzondering. Dat in deze artikelen echt kritiek aan bod komt, staat dit besluit niet in de weg.
4. In 23 (van de 57) artikelen komt er een andere stem aan bod (citaat, het verwoorden van de mening van de desbetreffende persoon) dan die van de auteur. In ongeveer de helft van de gevallen gaat het om een joods of Israëlisch persoon: directeur-generaal van het Israëlisch ministerie van Buitenlandse zaken (oktober 1957, september 1982), David Ben Goerion (oktober 1961, mei 1963), Israëlisch minister van defensie (oktober 1973), Israëlische UNOvertegenwoordiger (oktober 1974), voorzitter van het joods wereldcongres (september 1978), premier Israël (september 1979), Israëlisch parlementslid van de Arbeiderspartij (december 1988), premier Israël (mei 1998), joodse lezer (november 2002). In 10 artikelen komt iemand aan bod van Arabische of Palestijnse achtergrond. Meestal wordt dit gebruikt om deze partij in een negatief daglicht te plaatsen: fragmenten uit Arabische dagbladen en radio (juni 1968), leider van een militaire afdeling van de PLO (juni 1977), Palestijnse kolonel (oktober 1983), PLO-vertegenwoordiger (oktober 1986), Arabisch cineast (september 1994), PA-woordvoerder (juni 1997), gewezen voorzitter van de Palestijnse 152
veiligheidsdiensten (oktober 2003). In september 1979 komt de Egyptische premier Sadat aan het woord –niet in een negatieve context. Tot slot vermelden we nog enkele andere stemmen die aan bod komen: Amerikaanse president Carter (september 1978), brits historicus (september 1993), Londense historicus (november 1997). Wanneer men een Israëlische of joodse stem aan bod laat komen, kan deze steeds vrijuit spreken. De Arabische of Palestijnse stemmen die we horen worden meestal gebruikt in een negatieve context. Deze personen worden gebruikt om de negatieve beeldvorming van Arabieren, Palestijnen of Arafat te versterken.
5. Om te beginnen staan we stil bij de gebeurtenissen in 1947-1948. Is er in het Belgisch Israëlitisch Weekblad oog voor de achterliggende oorzaken en (beweeg)redenen? Het aantal artikelen waarin er expliciet over de Onafhankelijkheidsoorlog en het ontstaan van het vluchtelingenprobleem wordt gesproken is niet groot. In oktober 1961 spreekt men over de wederinstallatie in Arabische landen, uitwisseling van vluchtelingen. In november 1987 stelt men dat Israël in 1947-1948 veel van haar rechtmatige grond verloor. In november 1997 wordt de (gedeeltelijke) verantwoordelijkheid in het ontstaan van het vluchtelingenprobleem volledig ontkend: Israël en het zionisme zijn niet verantwoordelijk voor het ontstaan van het vluchtelingenprobleem en het Arabisch-Israëlisch conflict. Ook in december 2002 wordt de Israëlische verantwoordelijkheid voor de gebeurtenissen expliciet ontkend: Israël heeft de Arabieren niet van hun gronden en huizen beroofd, er waren voor de joden terugkwamen geen mensen in Palestina, joden hebben een vaststaand recht op het heilig land. Buiten deze expliciete verwijzingen naar de gebeurtenissen in 1948 komt de houding van het weekblad vooral naar voren in wat niet wordt gezegd. In heel veel artikelen die (onder andere) handelen over het ontstaan van Israël worden veel zaken verzwegen. Men vertelt niet waarom de Palestijnen in 1948 vluchtten – en dat men niet zomaar vlucht-, dat de vluchtelingen na de Onafhankelijkheidsoorlog van Israël niet meer mochten terugkomen, waarom de joden een natuurlijk recht zouden hebben op Palestina, waarom ze meer recht op het land hebben dan de plaatselijke inwoners. Omdat er geen staat Palestina bestond voor 1948 is men van mening dat het om een soort niemandsland ging, waar amper mensen woonden. Men lijkt niet in te zien dat de Arabische landen van mening waren niet te moeten opdraaien voor het door de Duitsers berokkende leed jegens de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Men staat niet stil bij het feit dat het oprichten van een joodse staat middenin –op dat ogenblik- Arabisch gebied een op 153
zijn zachtst gezegd delicate kwestie was. Het recht van de joden op een thuisland wordt boven alles gesteld. Wat opvalt is dat deze houding in verband met de gebeurtenissen in 1948 dezelfde blijft gedurende de hele periode (1956-2003). We kunnen dan ook spreken van een heel eenzijdig beeld op deze geschiedenis. Men bekijkt dit louter vanuit het Israëlisch en joods standpunt. Deze visie op de gebeurtenissen in 1948 wordt doorheen de tijd zo vaak bevestigd (expliciet of door het niet vermelden van bepaalde zaken) dat het een „mythe‟ wordt, zogenaamde feiten waaraan niemand nog twijfelt.
Aansluitend willen we kort nog even stilstaan bij de vraag of er oog is voor de achtergrond van de zogenaamde Arabische vijandigheid (na 1948). We kunnen stellen dat de Arabische houding op geen enkele manier wordt toegelicht of verklaard. Er is geen oog voor de visie van de Arabische staten. Men ziet niet in dat een harde vrede, een vrede die vernederd, geen goede vrede is. Men ziet de Arabische landen niet als partner, men sluit ze uit als „ander‟. Dit wordt versterkt door geen oog te hebben voor hun beweegredenen. Dat er Arabische verzoeningspogingen waren wordt in geen enkel artikelen aangegeven. Men bekijkt alles enkel uit het Israëlisch perspectief: de Sinaï vrijgeven, de Golan teruggeven is gek en zelfmoord (mei 1978) , ontruiming van Sinaï is een enorme toegeving (oktober 1978).
Tot slot gaan we in op de kijk op (manier van) bezetting van de Palestijnse gebieden door Israël. Is er oog voor de situatie van de Palestijnen? Erkent men hoe deze situatie ontstond? Ziet men welke (explosieve) gevolgen dergelijke situatie kan hebben?
De houding van het Belgisch Israëlitisch Weekblad in deze kwestie kan het best geïllustreerd worden aan de hand van voorbeelden: Jeruzalem is voor de joden steeds de hoofdstad geweest, en zal dat altijd blijven, behoort enkel hen toe (juni 1967), het leven in de bezette gebieden wordt gewoon rustig voortgezet (juni 1967), er is geen probleem in de bezette gebieden en in Jeruzalem (oktober 1971), de bezetting kwam er omdat Israël geïsoleerd raakte (mei 1973), ontruiming van nederzettingen, een onafhankelijke Palestijnse staat met Arafat aan het hoofd is gek (mei 1978), Judea, Samaria en Jeruzalem opgeven is onbespreekbaar (oktober 1978), praten met de PLO of begrip opbrengen is Israël verraden (juni 1982), Palestijnen leven in vrede met de nederzettingen en de kolonisten, er is geen probleem, een eventuele Palestijnse staat is een illusie, Israël moet niks teruggeven, de gebieden waren daarvoor ook al bezet (september 1983), Jeruzalem is de natuurlijke 154
hoofdstad van de joden en Israël (juni 1987), Palestijnen horen thuis in Jordanië, dat is al een Arabisch-Palestijns land, Jordaanse staat is al een toegeving van Israël, zionisme is rechtmatig, het Palestijnse nationalisme niet (november 1987), de bezetting is een relatieve, maar repressieve tolerantie, de bezetting is goed voor de Palestijnen, de Palestijnen werken zelf aan de nederzettingen (december 1987-januari 1988), de veiligheid van Israël is belangrijker dan de verlangens van de Palestijnen, de terugtrekking uit de bezette gebieden zou niet voor vrede zorgen (mei 1988), Palestijnen hebben recht op nationale zelfbeschikking en een thuisland in Jordanië (september 1988), de bezetting van 1967 is de schuld van de Arabische landen, Israël heeft bijbelse rechten op Samaria en Judea (september 1992), vroeger waren de gebieden ook bezet, Israël moet een Groot-Israël zijn, het gaat om de haat van de moslims tégen de joden (december 1992), veiligheidsstroken zijn een noodzaak, de schade door terreur is veel groter dan door de sluiting van de gebieden, er kan geen sprake zijn van de bevriezing van de nederzettingen (september 1997), Jeruzalem kan en mag niet ook de hoofdstad van de Palestijnen worden (september 1998), de bezetting is enkel een verdediging (oktober 1998), een mega terreuraanval van de Palestijnen zou Israël heel wat mogelijkheden geven [om heel zwaar en definitief terug te slaan] (september 2002).
Dergelijke opsomming van voorbeelden lijkt misschien overbodig, maar is het niet. Deze voorbeelden tonen aan dat het Belgisch Israëlitisch Weekblad geen oog heeft voor de situatie van de Palestijnen. De manier van bezetten wordt niet als problematisch ervaren, laat staan de bezetting (het feit) zelf. Er is geen aandacht voor wat dergelijke bezetting met de bevolking doet. Er is geen aandacht voor de sociale, politieke, economische, culturele en morele gevolgen van dergelijke bezetting. Dat deze bezetting door de VN veiligheidsraad en alle internationale rechtsregels als illegaal wordt beschouwd komt nooit aan bod. Dat de bouw van nederzettingen in bezet Palestijns gebied ook illegaal is, wordt verzwegen. Men geeft de indruk dat „het allemaal zo erg niet is‟, en „wel mee valt‟. Men heeft bijgevolg ook geen oog voor de vrijheidsstrijd (en –wil) van de Palestijnen. Men legt geen link tussen het Palestijnse geweld en de aanslagen en de situatie van de Palestijnen. Men bekijkt de bezetting van de Palestijnse gebieden louter vanuit het Israëlisch standpunt.
Op deze regel zijn drie uitzonderingen te vermelden. In september 1982 beseft men dat een oplossing voor het conflict in het Midden-Oosten niet kan zonder een oplossing voor de Palestijnse vluchtelingen, de nederzettingen en de waterbevoorrading en dat de bezetting een doorn in het oog van de Palestijnen is. 155
Een jaar na het uitbreken van de Eerste Palestijnse Intifada (december 1988) slaagt men erin de vinger op de wonde te leggen: er is haat tegen de bezetter, de Palestijnen voelen zich vernederd, de Intifada is een brede beweging die door zowat alle Palestijnen gesteund wordt, de reacties van Israël op de opstand verdiepten enkel de haat, Palestijnen hebben zich uitdrukkelijk getoond, deden een oproep tot oplossing. Ook in het artikel van september 1993 bespreekt men de achtergrond van de Eerste Intifada, maar minder uitdrukkelijk dan in het artikel van december 1988. Op 57 artikelen (over 47) jaar zijn deze drie bijdragen echter een uitzondering. Ze worden dan ook enkel vermeld voor de volledigheid.
156
BESLUIT
Als er in de artikelen al gesproken wordt over de gebieden waar de Palestijnen wonen, wordt het bezette karakter (na 1967) slechts sporadisch in het taalgebruik weergegeven. Het Palestijnse karakter van deze gebieden wordt in het taalgebruik nooit aangeduid (eenmaal op ironische wijze). Een constante doorheen de hele periode (1956-2003) is dat men de Palestijnse – eigen, specifieke- identiteit sterk in twijfel trekt en de nadruk legt op het feit dat ze gewoon –net als alle andere- Arabieren zijn. Door de geschiedenis van dit volk te ontkennen of te negeren neemt men ze hun identiteit af. Door dit voortdurend te herhalen blijft men hameren op het feit dat dit volk in niks anders is dan de andere Arabieren en eigenlijk thuishoort in een ander Arabisch land. In slechts drie artikelen komen de Palestijnen echt menselijk aan bod. Dit gebeurt rond het uitbreken van de Eerste Intifada en de akkoorden van Oslo. De Palestijnen worden (vooral na Oslo) als agressief en gevaarlijk voor Israël voorgesteld. Daarbij wordt zelf de vergelijking met de nazi‟s en de shoa niet geschuwd. Ook de stempel „terroristen‟ laat nog weinig ruimte over voor begrip. De Palestijnen worden steeds als een collectief, een massa, één blok voorgesteld, waardoor ze natuurlijk erg bedreigend overkomen. De eerste keer dat we over de Palestian Liberation Organisation lezen is in 1974. Vanaf dan wordt er vaak over de PLO en Yasser Arafat geschreven, tot het einde van de onderzochte periode (2003). De manier waarop men over de PLO handelt blijft de hele periode dezelfde: heel negatief. De PLO wordt gekarakteriseerd als een terroristische organisatie die zich tot doel heeft gesteld Israël te vernietigen en van geen vrede wil weten. Daarom is deze organisatie geen gesprekspartner.
De beeldvorming van de Arabische landen kan aan de hand van enkele hoofdkenmerken worden geïllustreerd. De Arabische staten zijn oorlogszoekers, helpen de Palestijnen niet en zijn minderwaardig aan Israël. Ook de link met de nazi‟s komt af en toe aan bod. Israël wordt vaak als slachtoffer voorgesteld. Israël moet zich verdedigen, werd (en wordt) belegerd, moet aan zijn veiligheid denken. Er wordt dus een beeld opgehangen van het onschuldige, in het nauw gedreven land. Daarnaast wordt Israël ook als superieur (aan de Arabische wereld) en vredevol voorgesteld. Op deze manier wordt doorheen de hele periode (1956-2003) de zwart-wit tegenstelling tussen het „goede‟ Israël‟ en de „slechte‟ Arabische landen bevestigd en in stand gehouden. Kritiek op Israël is dan ook een uitzondering. 157
In het Belgisch Israëlitisch Weekblad wordt een uitsluitend Israëlische visie gegeven op het Palestijns–Israëlisch (en Arabisch-Israëlisch) conflict. De verantwoordelijkheid van Israël voor het ontstaan van het vluchtelingenprobleem in 1948 wordt bijvoorbeeld volledig ontkend. Daarnaast is er ook geen oog voor de situatie waarin de Palestijnen leven. Men wijst ook niet op de verantwoordelijkheid van Israël in deze materie. Men heeft geen oog voor de achterliggende oorzaak, de gedachten en gevoeligheden van de ander. Het „waarom‟ van zijn daden komt niet aan bod.
158
VI. Vergelijking periodieken 1. In geen van de vijf periodieken komt het Palestijns karakter van het door de Palestijnen bewoonde gebied naar voor in het taalgebruik. Dit is zo voor de hele periode (1953-2003), en dus onveranderlijk. Door deze eigenheid niet aan bod te laten komen wordt de idee gevormd dat het om gewone Arabieren gaat. In Contact J, La Tribune Sioniste en het Belgisch Israëlitisch Weekblad komt het bezette karakter van de Palestijnse gebieden niet of slechts sporadisch in het taalgebruik aan bod. In Regards wordt pas vanaf 1974 soms over de bezette gebieden gesproken. Na 1993 (Osloakkoorden) is dit nooit meer het geval. Enkel in Points Critiques wordt doorheen de hele periode (1972-2003) het bezette karakter van de Palestijnse gebieden weergegeven. Deze periodiek heeft wel slechts gemiddeld 700 abonnees. Dit is dus een beduidende minderheid ten opzichte van de andere periodieken: Contact J (10.000), La Tribune Sioniste (7.500), BIW (10.500) en Regards (10.000).
Als het Palestijnse volk in Contact J, La Tribune Sioniste of BIW aan bod komt is dit steeds in de context van geweld, agressie en terreur. In Contact J wordt voor de Tweede Palestijnse Intifada (2000) nooit over het Palestijnse volk gesproken, daarna veelvuldig. La Tribune Sioniste geeft weinig aandacht aan de Palestijnen. Het Belgisch Israëlitisch Weekblad trekt de specifieke identiteit van de Palestijnen doorheen de hele periode (1956-2003) in twijfel. De geschiedenis van de Palestijnen wordt genegeerd of ontkend en ze worden als gewone Arabieren voorgesteld. In Regards en Points Critiques komt het Palestijnse volk genuanceerder aan bod. In Regards verandert deze evenwichtige houding na 1997. Vanaf dan komen de Palestijnen niet meer menselijk aan bod. Het mislukken van de Oslo-akkoorden en het uitbreken van de Al-Asqa Intifada kan hiervoor als reden worden aangegeven. Enkel in Points Critiques komen de Palestijnen doorheen de hele periode (1972-2003) genuanceerd, menselijk en evenwaardig naar voor.
In Contact J, La Tribune Sioniste en BIW wordt de Palestijnse leiding heel negatief voorgesteld. La Tribune Sioniste en BIW schrijven vanaf begin jaren ‟70 veel over de PLO. Het BIW benadrukt vanaf 1974 vooral dat het terroristen zijn die Israël willen vernietigen. La
159
Tribiune Sioniste beschrijft de Palestijnse leiding vanaf 1972 uitvoerig: terroristisch, nazistisch en egoïstisch. Opvallend is dat in Contact J (°1986) pas na 1993 (Oslo-akkoorden) uitvoerig over de Palestijnse leiding wordt gesproken. De Israëlische lijn (pas in 1993 wordt de PLO als officiële leiding van de Palestijnen door Israël erkend) wordt door de periodiek dus heel consequent gevolgd. In Regards (1966-2003) wordt enkel tussen 1982 en 1997 over de Palestijnse leiding gesproken. Hierbij is er plaats voor nuance en begrip voor de moeilijke werkomstandigheden. In Points Critiques komt de Palestijnse leiding weinig, maar redelijk positief aan bod. Dit blad geeft vooral aandacht voor het Palestijnse volk en focust niet op de leiding.
2. Drie van de vijf bladen kennen wat de beeldvorming van Israël en de Arabische landen betreft een belangrijk breukmoment. Voor La Tribune Sioniste en Regards is dit hetzelfde jaar: 1977. Dit is het jaar waarin de Egyptische president Sadat Israël bezoekt en zo de vredesonderhandelingen van Camp David in het jaar daarop mogelijk maakt. Zoals Corluy in De Strijd om het geheugen van Israël duidelijk maakt veranderde dit bezoek het beeld over „de haatdragende en te vrezen Arabier‟.217 Vanaf dat jaar wordt er over de Arabische landen – die daarvoor steevast negatief werden voorgesteld- veel minder geschreven. De negatieve beeldvorming wordt dus niet langer bevestigd. Deze verandering vindt voor Contact J plaats na 1993 (Oslo-akkoorden). Hierna is er een lichte vermindering van de aandacht voor de Arabische landen. In de periode voor deze breukmomenten is de visie op de Arabische landen vooral bij Contact J en La Tribune Sioniste heel uitgesproken. De Arabische landen werden geportretteerd als oorlogszoekers, cultureel en moreel minderwaardig, onderling en intern verdeeld en geen bondgenoot van de Palestijnen en nazistisch. Na de breukmomenten 1977 of 1993 wordt het negatieve beeld dan wel niet meer voortdurend bevestigd, het wordt ook niet ontkend. We kunnen dus niet spreken van een evolutie naar een positieve of neutrale berichtgeving over de Arabische landen. Het beeld dat men van Israël geeft is hier niet steeds parallel mee. Zo blijft Israël door Contact J doorheen de hele periode als slachtoffer, moreel superieur en vredelievend voorgesteld worden. Ook La Tribune Sioniste stelt Israël doorheen de hele periode als vredelievend voor. Dat Israël moreel hoger en superieur is wordt door deze periodiek (enkel) in de periode 1953-1973 benadrukt. Dat Israël (het) slachtoffer is, wordt tot 1967 sterk
217
Corluy L., op.cit., p.60
160
benadrukt. Regards kent een nog andere evolutie. In 1977 valt naast de negatieve beeldvorming van de Arabische landen ook de positieve beeldvorming van Israël weg. Deze wordt echter niet vervangen door een negatieve. Vanaf 1992 wordt Israël weer regelmatig als goed, democratisch, vredelievend en (het) slachtoffer voorgesteld.
De wijze waarop Points Critiques en het Belgisch Israëlitisch Weekblad Israël en de Arabische landen voorstellen is constant. Het BIW stelt doorheen de hele periode (1956-2003) de Arabische heel negatief en Israël heel positief voor. De Arabische landen worden voorgesteld als oorlogszoekers, minderwaardig, helpen de Palestijnen niet. Soms worden ze gelinkt met de nazi‟s. Israël wordt steeds als onschuldig slachtoffer, superieur en vredevol geportretteerd. In Points Critiques komen de Arabische landen bijna niet aan bod. Als over hen geschreven wordt is het niet uitsluitend negatief. Israël wordt doorheen de hele periode heel negatief voorgesteld; als agressieve bezetter. Deze periodiek is dus de enige die Israël op een negatieve manier voorstelt. De constante kritiek op Israël is hier een duidelijke uiting van.
3. Zowel in Contact J, La Tribune Sioniste als het Belgisch Israëlitisch Weekblad is er bijna geen kritiek op (het beleid van) Israël aanwezig. La Tribune Sioniste laat zich op geen enkel ogenblik, en op geen enkele manier kritisch uit over Israël of het gevoerde beleid. In het BIW (1956-2003) zijn enkele kritische opmerkingen aanwezig. In Regards valt in een meerderheid van de onderzochte artikelen een kritische passage of zin te lezen. Kritiek op Israël is dus mogelijk en aanwezig. Echt (volledig) kritische artikelen komen echter enkel voor in Points Critiques. Deze periodiek heeft doorheen de hele periode (1972-2003) voortdurend en veel kritiek op de bezetting, de manier van bezetting, het etnocentrisme. Dit blad is van mening dat de houding van Israël de Palestijnen in handen van de extremisten duwt en vrede in de weg staat.
4. In Contact J wordt de andere partij in het conflict (Palestijnen, Arabieren) nooit toegelaten het woord te nemen. In La Tribune Sioniste komen enkele Arabieren of Palestijnen aan bod. Dit gebeurt echter steevast om de negatieve beeldvorming van de betreffende groep te benadrukken. In het
161
Belgisch Israëlitisch Weekblad komen er regelmatig Arabieren of Palestijnen aan het woord, maar ook uitsluitend in een negatieve context (uitzondering Sadat in september 1979). Tot 1994 komen in Regards sporadisch Arabieren of Palestijnen aan het woord. Daarbij worden deze niet in een negatief daglicht geplaatst. In Points Critiques komt de „andere‟ (relatief) het vaakst aan het woord. Ook in deze periodiek gebeurt dit niet in een negatieve context.
5.
Contact J, La Tribune Sioniste en het Belgisch Israëlitisch Weekblad vertonen een identiek patroon. Doorheen de tijd is er geen aandacht voor de achtergrond van het conflict, de gevoelens en gedachten van de „ander‟, het waarom van zijn handelingen. Er wordt een heel eenzijdige, Israëlische visie gegeven op de oprichting van de staat Israël, de Onafhankelijkheidsoorlog en het ontstaan van het vluchtelingenprobleem. De Israëlische rol en verantwoordelijkheid wordt hierbij volledig genegeerd en zo ontkend. Voor de situatie waarin de Palestijnen (na 1967) terechtkomen is geen aandacht. De verantwoordelijkheid van Israël hierin komt ook niet aan bod. Men zoekt niet naar verklaringen voor de reactie van de Palestijnen op de bezetting. In Regards (1966-2003) is er vooral tussen 1978 en 1997 aandacht voor de situatie waarin de Palestijnen leven. Het Palestijns geweld en gewapend verzet wordt (vooral rond de Eerste Intifada) gelinkt aan deze situatie. Men heeft dus oog voor de achterliggende oorzaak en de gevoeligheden. Soms stelt men Israël expliciet verantwoordelijk voor het ontstaan van deze situatie. Tot 1982 wordt er ook over de gebeurtenissen in 1948 gesproken. Er wordt hiervan een heel eenzijdig, uitsluitend vanuit Israëlisch standpunt, beeld gegeven. Enkel in Points Critiques erkent men dat de vluchtelingen in 1948 (door Israël) werden verjaagd. Men geeft ook aan dat de Palestijnen niets met de shoa en het leed van de joden te maken hebben en dat met het oprichten van de staat Israël, het lijden van de Palestijnen begon. Daarnaast erkent men de situatie waarin de Palestijnen (sinds 1967) leven en de Israëlische verantwoordelijkheid hiervoor. Ook verklaart men de opstanden en het gewapend verzet vanuit de bezetting. Er wordt daarnaast ook benadrukt dat het niet Israël is die het slachtoffer is. Deze houding van Points Critiques houdt stand doorheen de hele periode (1972-2003).
162
VII. Algemeen Besluit Hoe berichten de Belgische joden over het conflict in Palestina en de verschillende betrokken partijen? Evolueert deze houding? Deze twee basisvragen van ons onderzoek kunnen we niet eenduidig beantwoorden.
Drie van de vijf onderzochte periodieken vertonen een heel eenzijdige kijk op het PalestijnsIsraëlisch conflict. Deze eenzijdige kijk komt doorheen de hele periode tot uiting: het Belgisch Israëlitisch Weekblad bestaat van 1956 tot 2003, La Tribune Sioniste van 1953 tot 1988 en Contact J van 1986 tot 2003. Wanneer we kijken naar het gemiddeld aantal abonnees stellen we vast dat deze eenzijdige visie een groot aantal lezers bereikt: het Belgisch Israëlitisch Weekblad heeft 10.500 abonnees, La Tribune Sioniste 7.500 en Contact J 10.000. De eenzijdige visie uit zich op verschillende manieren. Zo wordt het bezette karakter van de Palestijnse gebieden niet weerspiegeld in het taalgebruik. Het Palestijnse volk komt niet of uitsluitend in de context van agressie en geweld aan bod en ook de leiding van de Palestijnen komt uitsluitend heel negatief in beeld. Een andere uiting van deze visie is dat de Arabische landen uitsluitend (heel) negatief aan bod komen. In Contact J vermindert de frequentie waarmee dit gebeurt na 1993 (Oslo-akkoorden), bij La Tribune Sioniste is dit al vroeger, in 1977 (Sadat bezoekt Israël). Bij het Belgisch Israëlitisch Weekblad blijft deze negatieve beeldvorming constant voor de hele periode. Parallel hiermee wordt van Israël een uitsluitend positief beeld gegeven. Daarnaast wordt het feit dat Israël (het) slachtoffer is door de drie periodieken benadrukt. Deze eenzijdige visie wordt ten slotte nog versterkt door het feit dat in de drie periodieken geen aandacht is voor de achterliggende oorzaken, gevoelens, het „waarom‟. Men bekijkt zowel het ontstaan van de staat Israël, de Onafhankelijkheidsoorlog, het ontstaan van het vluchtelingenprobleem, de (manier van) bezetting van de Palestijnse gebieden vanuit een Israëlisch standpunt. Aandacht voor de rol en verantwoordelijkheid van Israël in deze gebeurtenissen is er niet.
Het beeld dat door Regards wordt gegeven van het Palestijns-Israëlisch conflict is niet louter eenzijdig. Deze periodiek telt ook zo‟n 10.000 abonnees en werd bestudeerd van 1966 tot 2003. Van midden jaren ‟70 tot midden jaren ‟90 kunnen we spreken van een genuanceerde, evenwichtige verslaggeving over het Palestijns-Israëlisch conflict. Tot 1997 wordt de Palestijnse bevolking menselijk en evenwichtig voorgesteld. Tot 1997 komt de Palestijnse
163
leiding redelijk genuanceerd naar voor. Vanaf 1992 wordt het feit dat Israël goed, democratisch, vredelievend en (het) slachtoffer is opnieuw sterk benadrukt. Tot 1997 (vooral rond Eerste Intifada) is er begrip voor het gewapend verzet van de Palestijnen, als reactie op de bezetting. Tot 1997 stelt men het Israëlisch beleid soms expliciet verantwoordelijk voor het ontstaan van de situatie van de Palestijnen. Het is dus opvallend dat het genuanceerde beeld (toch steeds vanuit een Israëlische invalshoek) dat vooral vanaf 1977 voorkomt, midden jaren ‟90 stopt. De mislukking van Oslo werd op dit moment duidelijk, het aantal aanslagen nam opnieuw toe en in 2000 brak de Al-Aqsa Intifada uit.
Points Critiques is de enige periodiek die zich doorheen zijn hele bestaan kritisch opstelt ten opzichte van Israël. Vanaf 1972 krijgen we dus binnen het joodse perslandschap een periodiek die zich constant en hevig verzet tegen het Israëlisch beleid. Het aantal abonnees -700- maakt echter duidelijk dat deze visie door weinig joden van België wordt gedeeld. In deze periodiek wordt het bezette karakter van de Palestijnse gebieden in het taalgebruik echt weerspiegeld, de Palestijnen krijgen een gezicht, worden menselijk voorgesteld. Er is heel wat kritiek op Israël en de manier waarop de bezetting van de Palestijnen gebeurd. Er is begrip voor de situatie waarin de Palestijnen leven en men grijpt deze aan om de reacties van de Palestijnen op de bezetting te verklaren (niet goed te keuren). Points Critiques is ook de enige periodiek die zich kritisch uitlaat over de gebeurtenissen in 1948. Doorheen de hele periode wordt Israël op zijn verantwoordelijkheden gewezen.
Algemeen kunnen we besluiten dat de houding van de joodse pers in België ten opzichte van het Palestijns-Israëlisch conflict slechts in één periodiek evolueert. De genuanceerde visie op het conflict van Regards kent een einde in het midden van de jaren ‟90. Er is een evolutie naar minder begrip voor de „ander‟. In de andere periodieken komt een constant beeld van het conflict naar voor. Contact J, La Tribune Sioniste en het Belgisch Israëlitisch Weekblad hebben een sterk Israëlische visie op het conflict. In deze bladen komen heel wat „feiten‟ naar voor waar niet meer aan getwijfeld wordt: mythes. Dit is het geval voor de beeldvorming van de Arabische landen en Israël, de Palestijnse leiding, de verschillende Israëlisch-Arabische oorlogen, de gebeurtenissen in 1948, etc. Points Critiques is het enige blad dat doorheen zijn hele bestaan (1972-2003) een echt kritisch kijk heeft op het conflict en de rol van Israël daarin.
164
„Slechts nadat de laatste bezettingstroepen en de laatste kolonisten de Palestijnse gebieden verlaten hebben, kan het moeizame verzoeningsproces op gang komen en kunnen de volgende generaties in Israël en Palestina als volwaardige partners in een nieuw Midden-Oosten met elkaar beginnen samenleven.‟218
218
Abicht L., Eén maat en één gewicht, Een kritisch essay over Israël-Palestina, Pelckmans-Klement, KapellenKampen, 2002, p. 154
165
Bibliografie
- Abicht L., De Joden van België, Uitgeverij Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 1994, 238 p.
- Abicht L., Eén maat en één gewicht, Een kritisch essay over Israël-Palestina, PelckmansKlement, Kapellen-Kampen, 2002, 157 p.
- Abicht L., Geschiedenis van de joden van de Lage Landen, Meulenhoff/Manteau, Amsterdam, 2006, 486 p.
- Agten B., De berichtgeving over de eerste Palestijnse Intifada in De Morgen en De Standaard, licentiaatsverhandeling, ugent, 2004, 287 p.
- Amiry Soead, Sharon en mijn schoonmoeder, Oorlogsdagboek uit Ramallah, Prometheus, Amsterdam, 216 p.
- Barker A.J., De zesdaagse oorlog, Standaard, Antwerpen, 1977, 159 p.
- Bowen J., Zes Dagen, De oorlog die het Midden-Oosten voorgoed veranderde, Uitgeverij Balans, Amsterdam, 2004, 379 blz.
- Brachfeld S., Les relations entre la Belgique et Israël, Institut de recherche sur le Judaïsme Belge, Herzlia, 1994, 432 p.
- Cathérine L., De Neuter W., Chomsky N., De Palestijnen : een volk teveel ?, EPO, Berchem, 1988, 198 p.
- Cathérine L., De zonen van Godfried van Bouillon: de zionistische lobby in België, EPO, Berchem, 1980, 216 p.
- Cathérine L., Palestina, de laatste kolonie ?, EPO, Berchem, 2002, 309 p.
- Castryck G., Ha-Tiqwah, de houding van de Joodse pers in België tegenover de staat Israël, 1965-1980, licentiaatverhandeling ugent, 1997, 180 p. 166
- Corluy L., De Strijd om het geheugen van Israël, De New Historians en het IsraëlischPalestijns conflict, Uitgeverij Acco, Leuven, 2003, 221 p. - d‟Enghien P. (ver. Uitg.), Knack Wereldgeschiedenis Deel 6: 20e eeuw, Roularta Books NV, Roeslare, 2004, 557 p.
- De Standaard, Muren zijn teken van falend beleid en typisch voor ongelijke samenlevingen, Maandag 3 september 2007, pp.16-17
- Dewever P., De Joden in België, Aqua Fortis, Tienen, 2004, 288 p.
- Declercq S., Een analyse van de berichtgeving in de Belgische joodse pers over het Israëlisch-Palestijns conflict, 1987-1995, licentiaatsverhandeling ugent, 2003, 168 p. - Dezillie N., Het migrantendiscours doorgelicht: een analyse van de Vlaamse dag –en weekbladpers (1986-1995): De Standaard, De Morgen, Het Laatste Nieuws, ‟t Pallieterke, Solidair, licentiaatsverhandeling, ugent, 1997, 206 p.
- Edel P., De schaduw van de ster: zionisme en antizionisme, EPO, Berchem, 2002, 327 p.
- Geypen G., Media en Midden-Oosten, reacties op Israëlische beslissingen in de Vlaamse dagbladpers, licentiaatsverhandeling, ugent, 1999, 250 p.
- Gresh A., Israël, Palestina, waarheden over een conflict, Thoth, Bussum, 2003, 189 p.
- Grossman D., Angst vreet de ziel op, berichten uit een oorlog die niemand winnen kan, Cossee BV, Amsterdam, 2003, 189 p.
- Herremans B., De muur, feiten en cijfers, www.actieplatformpalestina.be
- Herzl T., De Jodenstaat, (met nawoord van Isaac Lipschits), Mets& Schilt, Amsterdam, 2004, 142 p.
167
- Hobsbawn E., Een eeuw van uitersten, de twintigste eeuw 1914-1991, Het Spectrum, Utrecht, 1995, 723 p.
- Krajzman M., La Presse Juive en Belgique et aux Pays-Bas, Histoire et analyse quantitative de contenu, Editions de l‟université Bruxelles, Brussel, 1975, 207 p.
- Krupp M., De geschiedenis van de Joden in het land Israël: van de val van Jeruzalem tot het zionisme 70-1870, Boekencentrum; Zoetermeer, 1998, 208 p.
- Meubelt A., De tweede Intifada, Van Gennep, Amesterdam, 2001, 176 p.
- Morren P., Theodor Herzl: grondlegger van het politieke Zionisme, 1860-1904, Garant, Antwerpen, 2004, 221 p.
- Owen R., State.Power and Politics in the making of the Modern Middle East, Boulder, Westview Press, 1992, 279 p.
- Reich Z., Het joodse volk: geschiedenis, godsdienst en levenswijze, De Vries-Brouwers, Antwerpen, 1996, 280 p.
- Saïd E.W., Oriëntalisten, (nederlandse vertaling) Mets & Schilt uitgevers, Amsterdam 2005, nawoord Sjoerd de Jong
- Shaim A., The iron wall, Israel and the Arab world, 2000, 670 p.
- Smelik K., Herleefde Tijd, Een Joodse geschiedenis, Acco, Leuven/Voorburg, 2004, 368 p.
- Vangansbeke J., De vacante troon van Pilatus, hoe joden naar Palestina kwamen 18971917, Acco, Leuven, 2003, 105 p.
- Van Camp P., Media en Islamisme: berichtgeving in de Vlaamse geschreven pers, licentiaatsverhandeling, ugent, 2000, 368 p.
168
-Van Den Berghe G., De uitbuiting van de holocaust, Antwerpen/Baarn, Houtekiet, 1990, 191 p.
- Van Dijk T., Racism and the press, Routledge, Londen, 1991, 276 p.
- Van Dijk T., Taal en handelen: een interdisciplinaire inleiding in de pragmatiek, Coutinho, Muiderberg, 1978, 174 p.
- Van Elzen S., De Zigzagmuur, Israël en Palestina tussen twee staten, uitgeverij Van Halewyck, Leuven, 2004, 168 p.
- Van Elzen S., Zand erover: de ongrijpbare vrede van Israël en de Palestijnen, Atlas, Amsterdam, 2004, 397 p.
- De muur in Palestina (Vlugschrift 16), Papieren Tijger, Breda, 2003, 126 p.
Websites:
- www.cclj.be (Centre communautaire laïc juif de Belgique) - www.upjb.be (Union des progressistes juifs de Belgique) - www.passia.org - www.actieplatformpalestina.be - www.vlaamspalestinakomittee.be - www.un.org - www.gush-shalom.org - www.israel.org
169
Bijlagen
BIJLAGE 1: Alle data waarop een gebeurtenis of verjaardag valt.
1948: mei:
ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
1949: mei:
1 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
1953: mei:
5 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
1956: oktober:
SUEZCRISIS
1957: oktober:
1 JAAR SUEZCRISIS
1958: mei:
10 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
1961: oktober:
5 JAAR SUEZCRISIS
1963: mei:
15 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
1966: oktober:
10 JAAR SUEZCRISIS
1967: juni:
ZESDAAGSE OORLOG
1968: mei:
20 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
juni:
1 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
1971: oktober:
15 JAAR SUEZCRISIS
1972: juni:
5 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
1973: mei:
25 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
oktober:
YOM-KIPPOUR OORLOG
1974: oktober:
1 JAAR YOM-KIPPOUR OORLOG
1976: oktober:
20 JAAR SUEZCRISIS
1977: juni:
10 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
november: 1978: mei:
SADAT BEZOEKT 30 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
september:
CAMP DAVID
oktober:
5 JAAR YOM-KIPPOUR OORLOG
november:
1 JAAR SADAT BEZOEKT
1979: september:
1 JAAR CAMP DAVID
1981: oktober:
25 JAAR SUEZCRISIS
1982: juni:
15 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
september:
SABRA EN SHATILA
november:
5 JAAR SADAT BEZOEKT
1983: september:
1 JAAR SABRA EN SHATILA 170
5 JAAR CAMP DAVID oktober:
10 JAAR YOM-KIPPOUR OORLOG
1986: oktober:
30 JAAR SUEZCRISIS
1987: juni:
20 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
september:
5 JAAR SABRA EN SHATILA
november:
10 JAAR SADAT BEZOEKT
december:
EERSTE INTITFADA
1988: mei:
40 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
september:
10 JAAR CAMP DAVID
oktober:
15 JAAR YOM-KIPPOUR OORLOG
december:
1 JAAR EERSTE INTIFADA
1992: juni:
25 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
september:
10 JAAR SABRA EN SHATILA
november:
15 JAAR SADAT BEZOEKT
december:
5 JAAR EERSTE INTIFADA
1993: september:
OSLO-AKKOORDEN 15 JAAR CAMP DAVID
oktober:
20 JAAR YOM-KIPPOUR OORLOG
1994: september:
1 JAAR CAMP DAVID
1996: oktober:
40 JAAR SUEZCRISIS
1997: juni: 3
30 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
september:
15 JAAR SABRA EN SHATILA
november:
20 JAAR SADAT BEZOEKT
december:
10 JAAR EERSTE INTIFADA
1998: mei: september:
50 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG 5 JAAR OSLO-AKKOORDEN 20 CAMP DAVID
oktober:
25 JAAR YOM-KIPPOUR OORLOG
2000: september:
AL-AQSA INTIFADA
2001: september:
1 JAAR AL-AQSA INTIFADA
2002: juni:
BOUW MUUR
september:
20 JAAR SABRA EN SHATILA
november:
25 JAAR SADAT BEZOEKT
december:
15 JAAR EERSTE INTIFADA 171
2003: juni: september:
1 JAAR BOUW MUUR 10 JAAR OSLO-AKKOORDEN 25 JAAR CAMP DAVID
oktober:
30 JAAR YOM-KIPPOUR OORLOG
172
BIJLAGE 2: Werkfiche I. ALGEMEEN Periodiek:
datum:
Titel: Auteur:
rubriek:
Foto: II. ONDERWERPEN - terrorisme
- houding VS/Europa/Arabische landen
- Vrede(sproces)
- PLO/ Arafat
- Jeruzalem
- joodse nederzettingenpolitiek
- Intifada
- Bezette gebieden
- Oorlog/geweld
- Palestijnse vluchtelingen
- Islamitische beweging (Hamas, Djihad...)
- Muur
- Socio- economische situatie Palestina
- Palestijnen
III. THEMATIEK Korte samenvatting:...................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... IV. LOKALE SEMANTIEK ▪ Wat zijn de implicaties (wat zegt men indirect) of presupposities (waar gaat men op voorhand van uit)? ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... 173
....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ▪ Perspectief van de beschrijving (journalist, welke betrokkenen)? ....................................................................................................................................................... ▪ Actoren in het bericht? * Wie komt aan het woord? ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... * Over wie spreekt men? ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ▪ Welke overbodige details worden gegeven? ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ▪ Wat wordt (al dan niet bewust) niet vermeld? ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ▪ Hoe worden de feiten gepresenteerd? Waar, waarschijnlijk of onwaarschijnlijk? ....................................................................................................................................................... ▪ Welke eigenschappen/handelingen worden aan de Palestijnen toegeschreven? ....................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................
174
....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ▪ Is er plaats voor een kritische noot t.o.v. het beleid/acties van de staat Israël ? ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ▪ Wordt er bij gebeurtenissen/houdingen gekeken naar de achterliggende oorzaak, de gedachten/gevoelens achter de „feiten‟ ? ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... V. STIJL EN RETORIEK ▪ Stijl: woordkeuze? ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ▪ Retoriek: welke stijlfiguren? (overdrijving, metafoor, litotes,vergelijking,...) ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... VI. FOTO ▪ Wat wordt afgebeeld? ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... ▪ Onderschrift? ...................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................... .....................................................................................................................................................
175
BIJLAGE 3: MAGAZINE J (1985-1987) 1986: oktober:
30 JAAR SUEZCRISIS
Nr. 31 : oktober 1986: + Terrorisme – Les synagogues cibles privilégiées d‟Abou Nidal ? 1987: juni: 20 JAAR ZESDAAGSE OORLOG Nr. 37: juni 1987: + 20 ans après - Jérusalem Réunifiée - Conflit et coexistance – Les relations Judéo – Arabes à Jérusalem september: 5 JAAR SABRA EN CHATILLA Nr. 38: september 1987: + Paix: Le labyrinthe de Moyen –Orient + David Susskind : Rêve-t-il « à bon droit ?»
CONTACT J (1987-) 1987 november:
10 JAAR SADAT BEZOEKT
Nr.2 (november 1987): + Politique: La véritable solidarité 1988: januari:
EERSTE INTIFADA (begon in december)
Nr. 4 (februari 1988): + L‟occupation imposée à Israël mei: 40 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG Nr. 9 (mei 1988): + Politique: Les réfugies: La responsabilité Arabe + Territoires : Ce que la presse ne vous dis pas september: 10 JAAR CAMP DAVID Nr. 11 (september 1988): + Politique : Réponse à “Lettre à un ami Juif” d‟Ibrahim Sous Oktober: 15 jaar YOM-KIPPOUR Nr. 12 (oktober 1988): + Politique: Israël-Europe + La lie de la terre + Nouvelles en bref : En Galilee, Juifs et Arabes oeuvrent ensemble pour la paix december: 1 JAAR EERSTE INTIFADA Nr. 14 (december 1988): + éditorial: Israël n‟est pas un état implicite + Politique : beaucoup de bruit pour rien 1992: juni: 25 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
176
Nr. 51 (juni 1992): september:
10 JAAR SABRA EN CHATILLA
Nr. 53 (september 1992): + Israël: Pourqoui ne descendent –ils pas dans la rue ? november: 15 JAAR SADAT BEZOEKT Nr. 55 (november 1992): december:
5 JAAR EERSTE INTIFADA
Nr. 56 (december 1992): 1993: september:
15 JAAR CAMP DAVID
Nr. 64 (september 1993): + Analyse: opération “ justice rendue “ au Sud –Liban oktober: 20 JAAR YOM-KIPOEROORLOG OSLO- AKKOORDEN (vond plaats in september) Nr. 65 (Nr. Spéc. Oktober 1993): + Rêve –t –on? + Dossier Spécial: Israël – OLP - Israël –OLP: La reconnaissance - Monsieur Chawki Armali : une voie de non –retour 1994: september: 1 JAAR OSLO-AKKOORDEN Nr. 75 (september 1994): + Le conflit Israélo –Arabe est-il terminé ? + Les évènements de l‟été : - Moyen –Orient : une nouvelle réalité - Israël – entre le doute et l‟espoir : La paix à portée de main - La promesse fait à Amiram 1996: oktober: 40 JAAR SUEZCRISIS Nr. 98 (oktober 1996): + Quelle politique du possible pour un Moyen –Orient méfiant et haineux 1997: juni: 30 JAAR ZESDAAGSE OORLOG Nr. 106 (juni 1997): 73-74 september:
15 JAAR SABRA EN CHATILLA
Nr. 108 (september 1997): + Edito: Le sionisme à 100 ans + Israël : Les oubliés de Mahané Yehouda november: 20 JAAR SADAT BEZOEKT Nr. 110 (november 1997): december: Nr. 111 (december 1997): 1998: mei:
10 JAAR EERSTE INTIFADA 50 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
Nr. 115 (april 1998): + Edito + Economie: Une coopération économique israélo –palestinienne encore attendue + Le B‟nai B‟rith International a rencontré Yasser Arafat 177
september:
5 JAAR OSLO -AKKOORDEN 20 CAMP DAVID
Nr. 118 (september 1998): + Les médias et Israël: Le Moyen –Orient, tout ce qu‟on ne vous dit pas... oktober: 25 JAAR YOM-KIPOEROORLOG Nr. 119 (oktober 1998): 2000: oktober:
AL-AQSA INTIFADA (begon in september)
Nr. 138 (oktober 2000): + Au coeur de l‟impasse actuelle des négociations de paix +Mensonges : « Le triple langage » d‟Arafat sur Jérusalem + Plaidoyer de Chawki Armali Nr. 139 (november 2000): + Editorial: La guerre des images et celle de mots + Alors qu‟Arafat à mis le cap sur la violence + Suite aux traumatismes provoqué par les récentes émeutes d‟octobre 2001: september:
1 JAAR AL-AQSA INTIFADA
Nr. 147 (september 2001): + Editorial: L‟été de Sharon + Israël : - Sur la liste de victimes d‟Arafat 2002: juli: BOUW MUUR (begon in juni) Geen nummer september:
20 JAAR SABRA EN CHATILLA
Nr. 157 (september 2002): + Editorial: La paix maintenant + A propes d‟une certaine surdité + La paille et la poutre + Comme vous jugez Israël, vous serez jugés november: 25 JAAR SADAT BEZOEKT Nr. 159 (november 2002): + Editorial + Paranoïa ou vigilance ? + Que les chefs du Hamas et du Djihad Islamique envoient donc leurs propres fils ! december: 15 JAAR EERSTE INTIFADA Nr. 160 (december 2002): 2003: juni:
1 JAAR BOUW MUUR
Nr. 166 (juni 2003): + La “feuille de route pour la paix” déjà à l‟épreuve du terrorisme palestinien + La « feuille de route » du Président Bush : quel avenir september: 10 JAAR OSLO -AKKOORDEN
178
25 JAAR CAMP DAVID Nr. 167 (september 2003): + Editorial: Il y a dix ans, Oslo + Dans l‟espace et dans le temps + Une autre « trêve » palestinienne ponctuée de nouveaux attentats meurtriers + Soyons modestes, acceptons nos limites ! + Israël, le mur et les Palestiniens oktober: 30 JAAR YOM-KIPOEROORLOG Nr. 168 (oktober 2003):
179
BIJLAGE 4:
LA TRIBUNE SIONISTE (1952-1992) 1953: mei:
5 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
e
Nr. 5 (2 j): 1 mei 1953 + Une fusillade dans les rues de Jérusalem arrêtée par les observateurs de l‟O.N.U. + Réactions de l‟Armée Israélienne + Autres incidents + Eban réplique aux attaques arabe de l‟O.N.U. et commente la déclaration de Moscou + Israël demande à la Grande –Bretagne d‟être consulté sur les négociations relatives au Canal de Suez + Querelle autour des frontières d‟Israël + La commémoration du 5ième anniversiare + Déclarations de Foster Dulles + Une adresse au président Ben Zvi à l‟occasion du jour de l‟indépendance 2e helft mei: niet aanwezig 1956: november:
SUEZCRISIS (begon in oktober)
Nr. 12 (5e j): 5 oktober 1956 + Israël critique sévèrement + Protestation israélienne contre la confiscation du Bat Galim + Israël opère une attaque d‟avertissement contre des positions Jordaniennes + La réunion préliminiare + Les droits d‟Israël doivent être sauvegardés + Quand la Jordanie prend le relais de l‟Egypte + Israël face au problème de Suez + Nasser à la croisée des chemins + Israël doit faire payer cher la vie de ses habitants de la frontière + « Seul un accord entre l‟est et l‟ouest peur remedier au caractère explosif du nationalisme arabe » + Les Etats Arabes Nr. 13 (5e j): 19 oktober 1956 + La situation politique extérieure d‟Israël + Israël ne permettra pas que son territoire soit amputé
180
+ L‟opération de Kalkilya + Les Anglo-Américians cherchent à obtenir l‟accord d‟Israël + L‟offensive Anglo-Irakienne contre Israël + A l‟occasion de la journée de la force aérienne en Israël + Sécurité et puissance aérienne + La situation d‟Israël, des Juifs et du Sionisme + « Longue vie à Nasser, l‟Hitler du monde arabe » + L‟attitude des Etats arabes déçoit la Jordanie Nr. 14 (5e j): 2 november 1956 + Aux Armes, citoyens + Refaisant en sens inverse la route de leurs ancêtres + Menacé de toutes parts Israël mobilisé + M.J. Soustelle préconise la conclusion d‟une alliance Franco-israélienne + La tension sur la frontières Israélo –Jordaniennes + Nasser et C° + La situation d‟Israël, des Juifs et du Sionisme Nr. 15 (5e j): 16 november 1956 + Le complexe de Timocrate + Le prestige des Nation –Unies dépendra de sa capacité à organiser des pourparlers de paix + Intense activité dans le centre d‟Israël de »Fedayin » venus de Jordanie + Le « nouveau régime » proclamé à Gaza + Après la campagne du Sinaï + Sécurité et colonisation 1957: oktober:
1 JAAR SUEZCRISIS
Nr. 11 (6e j): 2 oktober 1957 + La crise du Moyen –Orient + La visite du roi Séoud à Damas +L‟arraisonnement du chalutier israélien par les gardes –côtes égyptiens a eu lieu en haute mer + Israël, L‟Occident et le pétrole arabe Nr. 12 (6e j): 21 oktober 1957 + La presse soviétique poursuit ses attaques contre Israël
181
+ Le nouveau « coup » égyptien : Inquiétude en Israël + Le boycott arabe + Quand pour sauver la face on se casse le nez + Israël, L‟Occident et le pétrole arabe + Les Arabes Chretiens dans la communauté israélienne 1958: mei:
10 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
Nr. 24 (6e j): 21 april 1958 + 10ième anniversaire de l‟Etat d‟Israël + Israël se prépare à fêter dans la joie le jour de l‟Indépendance + Agitation à Gaza + Le chemin de la paix Nr. 25 (6e j): 7 mei 1958 + Les déclarations de M. Krouchtchev au Figaro + Les yeux grand ouverts + Il y a dix ans : La bataille de Mishmar Ha-Emek Nr. 26 (6e j): 21 mei 1958 + Jérusalem: Les émeutes du Liban doivent être attribuées à la nouvelle politique américaine favorable à Nasser + Problèmes géo -politique d‟Israël + Il y a dix ans : La conquête de Nazareth + Dixième anniversaire de la fin du mandat palestinien 1961: oktober:
5 JAAR SUEZCRISIS
Nr. 15 (8e j): 26 oktober 1961 + Sommes –nous expansionnistes ? + Israël face au neutralisme 1963: mei:
15 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
Niet aanwezig 1966: oktober:
10 JAAR SUEZCRISIS
Nr. 24 (14e j): 15 oktober 1966 + Actualité politique: -
Israël
-
Le monde arabe
-
Revue de la presse
182
1967: juli:
ZESDAAGSE OORLOG (begon in juni)
Nr. 13 (15e j): 31 mei 1967 + L‟Agression de l‟Egypte contre l‟Etat d‟Israël + La crise Nr. 14 (15e j): 9 juni 1967 + Attaqué le 5 juin par l‟Egypte, Israël livre victorieusement la bataille pour son existence + L‟armée d‟Israël victorieuse dans le Sinaï et en Jordanie + La plus belle heure d‟Israël – Jérusalem entièrement juive + Enthousiasme délirant, les troupes devant le « mur des lamentations » + La jeunesse pionnière combattante + Dans le Figaro Nr. 15 (15e j): 23 juni 1967 + Israël à vaincu sur trois fronts + Les jours les plus longs d‟Israël + La victoire d‟un peuple en armes + David à vaincu Goliath + Israël 1967 : exemple d‟héroïsme + Ce que vouait réellement Nasser... +Souvenirs d‟un passé très récent + L‟idéologie arabe de génocide + Ce vendredi –là, sur les obus Syriens + Est-ce la fin de peuple juif ? + Appel en faveur de la paix et du respect du front de Moyen –Orient 1968: mei:
20 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
Nr. 10 (16e j): 8 mei 1968 + Les arabes toujours prisonniers du mythe palestinien + La these sioniste + des journalistes belge parle d‟Israël + La paix dépend autant des voisins d‟Israël que d‟Israël lui-même + Opinions + Vingt –ans + Les mouvements terroristes et l‟aide qui leur est accordée par les états arabes juni:
1 JAAR
ZESDAAGSE OORLOG
183
Nr. 11 (16e j): 31 mei 1968 + Qu‟est –ce que le sionisme ? + La gauche israélienne et le Mouvement sioniste + Israël choisi la fermeté pour obtenir la paix + Gamal Abdel Nasser + Conscience juif et la guerre de six jours + Jérusalem au centre de l‟Histoire juive + La célébration du 20ième anniversaire de l‟indépendance d‟Israël 1971: oktober:
15 JAAR SUEZCRISIS
Nr. 415: 17 september 1971 + De Leningrad à Jérusalem + Une fédération Anémique + Un automne difficile pour M. El Sadate + Sur tous les fronts d‟Israël et du Judaïsme + Les avantages de la paix pour les arabes + La nécessité sioniste Geen oktobernummer 1972: juni:
5 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
Nr. 424 : 29 mei 1972 + Jusqu‟au dernier terroriste... + Le mois du souvenir + La paix permettra aux états arabes de se développer Nr. 425: 16 juni 1972 + De la piraterie aérienne à la Fédération israélo –palestinienne + Chronique des événements au Moyen –Orient en mai –juin „67 + Les arabes auraient intérêt à la paix + Ainsi écrivit Anouar Sadate à son « cher Hitler » + La libération des territoires occupés n‟est pas l‟ultime objectif de l‟Egypte 1973: mei:
25 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
Nr. 442:11 mei 1973 + Israël 25 ans + Vers la paix + A quand le “Mai Noir”
184
+ L‟Arabes d‟Israël : une minorité particulière + Juifs et Arabes étudient ensemble Nr. 443 : 31 mei 1973 + Hypocrites et menteurs + Un grand banquet, digne d‟un grand anniversaire november:
YOM-KIPOEROORLOG (begon in oktober)
Nr. 448: 10 oktober 1973 + Israël Vivra -
Editorial modifié
-
L‟agression constante
Nr. 449: niet aanwezig 1974: oktober:
1 JAAR YOM-KIPOEROORLOG
Nr. 466 : 10 oktober 1974 + Un an après Yom Kippour 1973 + Brève réponse à quelques arguments de la gauche + Au Arabe de clarifier le statut de l‟O.L.P. + Pathétique discours de Yigal Allon devant l‟Assemblée Générale de l‟ONU + Guerre ou paix ? + L‟existence Israël une luxe politique pour le Monde Nr. 467: 24 oktober 1974 + Les terroristes Arabes à l‟O.N.U. + Comme larrons en foire + Terreur Arabe + Arafat confirme : Capucci faisait du trafic d‟armes 1976: oktober:
20 JAAR SUEZCRISIS
Nr. 494: 22 september 1976 + International: leçons d‟Histoire + International nouvelles en bref + Le Général Gur: L‟Armée prête à l‟éventualité d‟une guerre total Volgende is 28 oktober 1977: juni:
10 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
Geen juninummer december:
SADAT BEZOEKT (vond plaats in november)
185
Nr. 497: november-december 1977 + Enfin le dialogue + L‟Histoire, soudain subjuguée + Les discours devant la Knesset + M. Begin : « nous voulons signer la paix avec tous nos voisins + Des arbres pour Sadate + Soixantième anniversaire de la déclaration Balfour 1978: mei:
30 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
Nr. 498: mei 1978 oktober:
5 JAAR YOM-KIPOEROORLOG CAMP DAVID (vond plaats in september)
Niet aanwezig november:
1 JAAR SADAT BEZOEKT
niet aanwezig 1979: september:
1 JAAR CAMP DAVID
Nr. 502 : september 1979 + Editorial + Au –dela du protocole + Négociations d‟Israël et d‟ailleurs + Het Midden –Oosten wie heeft er belang bij Israël te steunen ? + Les brutes, les gentils et les carpillons + Politique et propagande 1981: oktober:
25 JAAR SUEZCRISIS
e
Nr. 518 (30 j): oktober 1981 1982: juni:
15 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
Nr. 524 (31e j): juni 1982 + Lettres ouverte aux honnête gens de notre pays + Justice pour Israël + Un collier de perles + Témoignages d‟Israël en guerre + Paix pour la Gallilée oktober:
SABRA EN CHATILLA (vond plaats in september)
niet aanwezig
186
november:
5 JAAR SADAT BEZOEKT
niet aanwezig 1983: september:
1 JAAR SABRA EN CHATILLA 5 JAAR CAMP DAVID
Nr. 529 (33e j): september 1983 + Quid de la Syrie ? + En Israël et ailleurs oktober:
10 JAAR YOM-KIPOEROORLOG
geen oktobernummer 1986: oktober:
30 JAAR SUEZCRISIS
Nr. 540 (35e j): oktober- november 1986 + Dossier: Campagne d‟adhésion I -
Sionisme: défi et combats permanents
-
Le centenaire d‟un rêve : Ben Gourion
-
Sommes –nous en train de perdre la Galilée ?
-
Le Neguev restera –t –il désertique
-
Mouvement Sioniste : mode d‟emploi
1987: juni:
20 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
Niet aanwezig september:
5 JAAR SABRA EN CHATILLA
Nr. 544 (36e j): september 1987 november:
10 JAAR SADAT BEZOEKT
niet aanwezig 1988: januari:
EERSTE INTIFADA (begon in december)
Niet aanwezig mei:
40 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
Nr. 548 (36e j): April 1988 + Israël An 40 -
Un message du président Herzog
-
La décision de partage de l‟ONU : 40 ans après
-
Israël An 1
-
Le jour de l‟Indépendance d‟Israël : Un événement messianique ?
-
Pour Israël : une quête de 40 ans : La Paix
187
-
Israël, un pays, des gens, une nation en devenir
-
Israël : Un pays et des gens « à problèmes »
+ Quelle paix ? -
Mauvaise presse
-
Ras-le –bol !
-
...Pourras –tu nous comprendre
-
Monsieur Meïr Rosenne
-
Israël, seul garant des droit des Palestiniens !
-
De la crise de conscience à la prise de conscience
-
Arafat, le combattant suprême...démystifié !
-
Hier : Mein Kampf, Aujourd‟hui : la chare OLP
-
L‟O.L.P. au pouvoir
-
Des oranges de Gaza pour Claue Cheysson
-
Shivat Tsion – Le retour à Sion september:
10 JAAR CAMP DAVID
e
Nr. 549 (36 j): september 1988 + Une interview exclusive de Monsieur Abba Eban + Sionisme :Pour une information vraie : La Hasbara + Actualité : -
Pas de vacances pour Israël : Ballons d‟essai ou baudruches vénéneuses ?
-
Ils brûlent la mémoire de nos martyrs. Ils détruisent l‟arbre – source de vie !
+ Israël à 40 ans (suite et fin) : Israël à l‟épreuve de refus : oktober:
15 JAAR YOM-KIPOEROORLOG
niet aanwezig december:
1 JAAR EERSTE INTIFADA
niet aanwezig
188
BIJLAGE 5 :
REGARDS (1965-)
1966: oktober:
10 JAAR SUEZCRISIS
NIET AANW. WEL Nr. 9 Spécial Augustus-septembre 1966 + A l‟avant garde d‟un Orient -nouveau 1967: juli:
ZESDAAGSE OORLOG (begon in juni)
Nr. 18 Spécial Juin 1967 + Un appel d‟intellectuel Francais en faveur de la paix au Moyen-Orient + Le National socialisme arabe à l‟assaut d‟Israël : Les réfugies arabe ? Un faux problème + Débat aux Nation Unies en vue de la creation et de l‟existence d‟un état juif + Le discours du président Nasser + Qu‟est-ce que l‟agression? + Maintenant au jamais + Acculer Israël à faire la guerre + Les Palestiniens + Le fascisme à la parole + Surenchère Chinoise + Shalom! + Nazis en Egypte Nr. 19 Augustus-septembre 1967 + Et maintenant… + Comme en raz de marée + UNE DISCUSSION + LETTRE + Discours du Général Itshak Rabin + D‟Aujourd‟hui à hier… de hier à aujourd‟hui + La mystification antisioniste + Le conflit du Moyen-Orient 1968: mei:
20 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
NIET AANW.
189
juni:
1 JAAR
ZESDAAGSE OORLOG
Nr. 28 Juni-juli 1968 + Solidarité avec Israël + La paix par le dialogue - des homes de gauches entrent dans la lutte pour une paix négociée au moyen –orient - Comité Belge pour une paixnégociée entre l‟état Israël et les pays arabes - Moshe Sneh répond aux question de “regard” 1971: oktober:
15 JAAR SUEZCRISIS
NIET AANW. 1972: juni:
5 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
Nr. 67 juni-juli 1972 + Condamner le terrorisme ! Promouvoir le dialogue! + Le massacre de LOD: Réaction en Belgique 1973: mei:
25 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
Nr. 75 april 1973 + l‟Etat di‟Israël à 25 ans + Dossier du mois: 25eme anniversiare de l‟Indépendance d‟Israël -
l‟Etat d‟Israël indépendant
-
- Vers la paix
-
Il y place pour deux état: l‟un juif, l‟autre arabe
-
Le droit à l‟autodétermination des Palestiniens
-
Proclamation de C.C.L.J.
+ Les „gauchistes‟ et Israël + Les contact entre juifs et arabes Nr. 76 mei 1973 + Les échéances à venir + Golda Méir: les Arabes devraient décider de l‟entité palestinienne + Nouvelles juives – d‟ici et d‟ailleurs november:
YOM-KIPOEROORLOG (begon in oktober)
Nr. 79 november 1973 + Editorial: Le noeud du conflit + Déclaration de M. P. Harmel + La Knesset exprime sa reconnaissance émue au peuple juif
190
+ Israël vit aujourd‟hui le destin du people juif + Appel à la communauté universitaite mondiale + Document: Que veulent-ils? La paix avec Israël ou sa destruction ? + Dossier du mois: Notre soutien à Israël -
L‟élan de solidarité en Belgique
-
Solidarité avec Israël
-
Collecte de sang au Cercle
-
Lettre au directeur de la R.T.B.
Nr. 80 december 1973 + David Ben Goerion + Le testament politique de Ben Gourion: Une paix véritable est préférable à des frontiers sures! + Dossier du mois: Après la guerre du Kippour -
Un retrait et une paix par étapes
-
Nous devons tout risquer pour la paix sans disarmer
-
Document: Les Syriens ont assassiné des prisonniers Israëliens
-
La position du gouvernement Belge
-
Mon royaume pour un cheval
-
Je me range derrière Israël
-
Lettre aux gauchistes
-
L‟information à la R.T.B. et la guerre de Yom Kippour
1974: oktober:
1 JAAR YOM-KIPOEROORLOG
Nr. 88 oktober 1974 + Négocier avec Arafat? + Ecrire autrement + La sens d‟une patrie + Document: Y. Rabin: Israël a un plan + Nouvelles juives: d‟ici et d‟ailleurs 1976: oktober:
20 JAAR SUEZCRISIS
Nr. 107 oktober 1976 + Le droit à l‟ingerence + Le sang qui crie + Nouvelles juives d‟ici et d‟ailleurs
191
1977: juni:
10 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
Nr. 113 juni- juli 1977 + La paix au Proche-Orient, reve ou réalité ? + La Jérusalem de l‟Ouest + Nouvelles juives d‟ici et d‟ailleurs december:
SADAT BEZOEKT (vond plaats in november)
Nr. 116 december 1977 + La visite historique du president Sadate à Jerusalem : L‟Espoir 1978: mei:
30 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
Nr. 120 mei 1978 + Dossier du mois: Le 30e anniversaire de l‟Etat d‟Israël -
10.000 Israeliens ont donne leur vie pour que vive l‟Etat juif
-
Une nouvelle dignité
-
Cabinet du premier ministre
-
“Ecouter l‟éternel… et écouter Israël
-
Avant l‟an 1 d‟Israël
-
Les journées du Souvenir et de l‟Indépendance en Israël
-
Interns for peace
+ Nouveles juives d‟ici et d‟ailleurs oktober:
5 JAAR YOM-KIPOEROORLOG
Nr. 123 oktober 1978 + 100.000 manifestants pour “La paix maintenant” + Du commentaire à l‟Etat , des Psaumes à la guerre + Nouvelles Juives CAMP DAVID (vond plaats in september) november:
1 JAAR SADAT BEZOEKT
Nr. 124 november 1978 + Le président Sadate répond au C.C.L.J. + Sadate et Begin, Prix Nobel de la Paix + Les Accords du Camp David, vus par Alié Eliav 1979: september: 1 JAAR CAMP DAVID Nr. 131 augustus-september 1979 + Qu‟arrive-t-il à notre pays ?
192
+ D‟un carnet + Un état Palestinien, “c‟est bon pour les juifs” + Nouvelles juives d‟ici et d‟ailleurs 1981: oktober:
25 JAAR SUEZCRISIS
Nr. 140 augustus-september 1981 1982: juni:
15 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
Nr. 213 (28 mei- 3 juni 1982) + “Maintenir l‟equilibre” + Arabes Israéliens Nr. 214 ( 4 – 10 juni 1982) + Négocier avec l‟O.L.P. si… + Les volontaires de juin 67 + Un centre International pour la paix Nr. 215 (11-17 juni) + L‟armée Israélienne au combat + Un consensus National + Des frontières sures, sinon reconnues + Pas de guerre avec la Syrië + Communiqué du C.C.O.J.B. + “Ayes confiance” + Vivre dans la contradiction + L‟ordre dans les territoires Nr. 216 (18-24 juni) + “Je crois qu‟il fallait le faire” + Craintes et solidarité + Le C.CO.J.B. communique + Le point sur les opérations +La guerre n‟est pas une fatalité + Faut-il que nous aussi! Nr. 217 (25 juni- 1 juli 1982) + L‟heure des choix + Les prix de la guerre + Les juifs et la guerre
193
+ Le roi est nu : éthique ou “real politik” + Non à la paix des cimetières + La dernière guerre ? + Courrier du lecteur oktober:
SABRA EN CHATILLA (vond plaats 16 september)
Nr. 218 24 september 1982 + Les terroristes ont-ils une balance ? + Massacres et hypocrisie + Il y a dix ans: Munich + Peres et le plan Reagan + Y. Shamir: Israël ne menace personne + 65 % des Israéliens contre un Etat Palestien Nr. 219 8 oktober 1982 + Mensonge tactique et tactique du mensonge + Le malaise de l‟Armée + L‟avenir des “territoires” + Qui est innocent dans le conflit du Proche-Orient + La conscience déchirée + Quand à l‟école, on parle politique... + Réactions Juifs après le massacre de Beyrouth Nr. 220 22 oktober 1982 + Peres: “une erreur politique mais pas un crime” + Point de vue november:
5 JAAR SADAT BEZOEKT
Nr. 221 5 november 1982 + Le bourbier libanais + Ironie et paradoxes + Le Vatican justifie + Trop fort + Appel national pour la paix au Moyen –Orient Nr. 222 19 november 1982 + La mort et le doute + Le prix de la guerre
194
+ Une belle lecon de démocratie + La “bonne conscience“ piégée... + “Négocions...négocions...” + Réinfiltrés... 1983: september:
1 JAAR SABRA EN CHATILLA
Nr. 240 (=100) 9 september 1983 + Une page est tournée... + Impasses au Moyen Orient + Demi succes ou demi échec? Nr. 101: NIET AANW. 5 JAAR CAMP DAVID oktober:
10 JAAR YOM-KIPOEROORLOG
Nr. 102 7 oktober 1983 + il y a 10 ans: la guerre de Kippour ( les opinions émises en „Libre Opinion‟ n‟engagent pas la rédaction) Nr. 103 21 oktober 1983 1986: oktober:
30 JAAR SUEZCRISIS
Nr. 169 (2 – 15 oktober 1986) + Shimon Peres: des signes positifs Nr. 170 (16-30 oktober 1986) + L‟homme qui sait attendre... + Le reve Piétiné + Entre le marteau et l‟enclume 1987: juni:
20 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
Nr. 186 ( 1-24 juni 1987) + Dossier – anniversaire: La guerre des Six Jours, vingt ans après (1ière partie) -
Histoire : Chronique d‟une guerre annoncée
-
Rencontre : Jerusalem, ville d‟or, de cuivre et de lumière
-
Occupation : L‟administration des Territoires
-
Economie : une société sur pied de guerre
-
Extreme droit : L‟Apocalypse selon Kahane
-
Libre Opinion
-
Portraits : « Deux regards sur une guerre »
195
Nr. 187 (25 juni- 8 juli 1987) + Israël occupation: Cisjordanië: la loi du Far West + Vingt ans après : -
Profils d‟une communauté mouvante
-
1967-1987 : Cinq regards
-
Bilan : Voyage au coeur de la passion september:
5 JAAR SABRA EN CHATILLA
Nr. 189 (27 augustus- 9 september 1987) Nr. 190 (10 – 23 september 1987) november:
10 JAAR SADAT BEZOEKT
Nr. 193 (5-25 november 1987) + Israël –actualité: Le Chin-Bet sur la sellette 1988: januari:
EERSTE INTIFADA (begon in december)
Nr. 197 (23 december 1987 - 13 januari 1988) + “ Il n‟y pas de bonne occupation “ + Actualité : Etat de choc + Territoires :Gaza, la honte explose + Une société fatiguée ? + L‟impossible consensus Nr. 198 (14- 27 januari 1988) + Ni victimes ni bourreaux + La crise ne fait que commencer -
Arabes Israéliens : entre deux chaises
-
L‟éveil d‟un peuple ?
-
Israël au carrefour mei:
40 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
Nr. 205 (21 april- 5 mei 1988) + Yom Haatsmaout -
Proclamation d‟indépendance de l‟Etat di‟Israël
+ Give peace a chance : -
Messages
Nr. 206 (5-18 mei 1988) + Israël actualité: le creux de la vague
196
Nr. 207 (18 mei-1 juni 1988) + Israël actualité: Le calme avant le tempete ? + Sud-Liban : Le réveil du Fatahland september:
10 JAAR CAMP DAVID
Nr. 211 (25 augustus- 7 september 1988) + Editorial: La paix maintenant +Israël actualité: Le point de non-retour Nr. 212 (8-21 september 1988) + Intellectuels Israéliens : L‟imagination au pouvoir ! + Faits & Gestes : La paix, c‟est fait ! oktober:
15 JAAR YOM-KIPOEROORLOG
Nr. 213 (22 september- 6 oktober 1988) + Diplomatie –rencontre: Un problème de crédibilité + Dossier : octobre ‟73 : Amère victoire + Israël actualité : Ceux qui revent d‟une « Palestine islamique » + A la une : Autobus anti-Intifada Nr. 214 (6 – 19 oktober 1988) + Israël diplomatie : A l‟Est, de nouveau Nr. 215 (20 oktober- 2 november 1988) december:
1 JAAR EERSTE INTIFADA
Nr. 218 (1-21 december 1988) + Editorial: “ tout est négociable... “ + Israël actualité: Le bon grain et l‟ivraie + Israël -
Palestine : Des temps difficiles...
-
Territoire : espoir et déception
+ Arabies : Ces Arabes qui entourent Israël -
1. Les Palestiniens : Un jeu « à somme nulle «
Nr. 219 (22 december 1988- 11 januari 1989) + Israël actualité: demain l‟autonomie ? + Israël Analyse: L‟incontournable question 1992: juni:
25 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
Nr. 296 ( 4-17 juni 1992)
197
+ En couverture -
actualité: Spirale sanglante
-
Territoires occupes : Les trois poisons
-
Idéologie : l‟un et le tout
-
Economie : une dépendance absolue
-
Intifada : face au noyau dur
-
Nostalgie : comme si c‟était hier
-
Dialogue : Et pourtant, elles parlent
Nr. 297 (18juni- 1 juli 1992) september:
10 JAAR SABRA EN CHATILLA
Nr. 299 (27 augustus – 9 september 1992) + Israël actualité: Un “ auto-gouvernement en Cisjordanië ? + En couverture : -
Politique : Rabin, l‟homme pressé
Nr. 300 (10-23 september 1992) + Israël actualité: L‟heure de vérité approche + Moyen-Oriënt : Menaces : Si tu veux la paix Nr. 301 (24 september- 7 oktober 1992) + Editorial: La paix Rêvée + Le Golan: pesé, jugé et trouvé léger + En couverte : Rêves de paix -
S‟ils le veulent, ce ne serait pas un rêve
-
Historique : Un si long chemin
-
Palestiniens : « Créer un climat de confiance «
-
Golan : Le plateau de tous les dangers
-
Rencontre : Le prix du choix
-
Etats-unis : Sous l‟aile de l‟Oncle Sam november:
15 JAAR SADAT BEZOEKT
Nr. 304 (5 november- 18 november 1992) Nr. 305 (19 november- 2 december 1992) + Israël-Actualité: La paix à l‟épreuve du terrorisme december:
5 JAAR EERSTE INTIFADA
Nr. 306 (3-16 december 1992)
198
+ CARTOON Nr. 307 ( 17 december 1992- 6 januari 1993) + Israël actualité: L‟énigmatique Yitshak Rabin + Israël souvenir : Cinq ans déjà 1993: september:
15 JAAR CAMP DAVID
Nr. 321: NIET AANW. Nr. 322 (9-22 september 1993) + Editorial: le rêve en marche + Israël actualité: Give peace a chance! + Israël diplomatie: Un secret bien gardé... + Temoignages : La paix ! Pas seulement un rêve + Israël Liban : La guerre des sept jours + Israël gros sous : L‟OLP dans le rouge + Israël actualité : La paix en vue OSLO- AKKOORDEN oktober
20 JAAR YOM-KIPOEROORLOG
Nr. 323-325: NIET AANW. 1994: september:
1 JAAR OSLO
Nr. 340 (25 augustus – 7 september 1994) Nr. 341 ( 8 – 21 september 1994) + L‟âne, le philosophe et la paix + Les ingénieurs du rêve + Voies de la paix : La Grande Peur 1996: oktober:
40 JAAR SUEZCRISIS
Nr. 385 (26 september- 9 oktober 1996) Nr. 386 (10 – 23 oktober 1996) + J‟ai peur +Le facteur Psy + Israël en septembre Nr. 387 (24 oktober- 6 november 1996) 1997: juni:
30 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
Nr. 402 ( 3- 16 juni 1997) + Messager de la paix
199
+ Diplomatie : Le degré zéro + Quand Yasser Arafat se fait pressant Nr. 403 (17-30 juni 1997) + Editorial : Trente ans après september:
15 JAAR SABRA EN CHATILLA
Nr. 405 (26 augustus – 8 september 1997) + Washington se réveille au Proche-Orient + Le syndrome de blocus + Une parabole pour l‟ été Nr. 406 (9 – 30 september 1997) november:
20 JAAR SADAT BEZOEKT
Nr. 409 (28 oktober – 11 november 1997) + Paix + Le bourbier Libanais + Un homme dangereux Nr. 410: NIET AANW. Nr. 411 (18 – 25 november 1997) La paix maintenant Nr. 412 (25 november- 1 december 1997) + Deux ans sans Rabin + Le réveil de la gauche + Cette soif inextinguible de pouvoir absolu december:
10 JAAR EERSTE INTIFADA
Nr. 413 (2-8 december 1997) + Il y a un temps pour chaque chose. Il y a un temps pour parler Nr. 414 (9- 22 december 1997) + L‟heure de vérité 1998: mei:
50 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
Nr. 423 ( 21 april – 4 mei 1998) + Israël a 50 ans: PHOTO + J‟avais 20 ans en „48 + L‟alerte rouge + Etranges coaltions
200
+ Le sionisme revisité + Les services secrets d‟Arafat séduits par le Likoud Nr. 424 ( 5 – 18 mei 1998) Nr. 425 (19 mei- 1 juni 1998) + Shimon Peres: Le voyage imaginaire + Coïncidences september:
5 JAAR OSLO –AKKOORDEN
Nr. 430 (1- 14 september 1998) + Quelques considérations à l‟occasion de la rentrée Nr. 431 (15 – 28 september 1998) + Le retour de la terreur + La paix au quotidien + Israël –interview 20 CAMP DAVID oktober:
25 JAAR YOM-KIPOEROORLOG
Nr. 432 (29 september- 12 oktober 1998) Nr. 433 (13- 26 oktober 1998) + Shimon le prophète + Vers l‟Etat de Palestine? Nr. 434 (27 oktober – 9 november) 2000: oktober:
AL-AQSA INTIFADA (begon in september)
Nr. 480 (26 september – 9 oktober 2000) + Réflexion, droits et liberté Nr. 481 (10 – 23 oktober 2000) + 5761, année de vérité et de droits + David Grossman + L‟Etat virtuel 2001: september: 1 JAAR AL-AQSA INTIFADA Nr. 502 (28 augustus – 10 september 2001) Nr. 503 (11 – 24 september 2001) + Non au bain de sang, non à l‟occupation, oui à la paix + Pour l‟amour de Sion, je ne garderai point le silence + La guere à petit feu
201
+ L‟enlisement + L‟angoisse et la paix + Mes mystères de l‟ONU Nr. 504 (25 september- 8 oktober 2001) + Le terrorisme, notre ennemi mortel + Quels chemins pour la paix ? 2002: juli:
BOUW MUUR (begon in juni)
Nr. 523 ( 28 mei- 10 juni 2002) + Le réveil inespéré du camp de la paix Israélien + Le coeur du débat + Le retour de „Bibi‟ + Pas seuls au monde + Arafat change de ligne + Les voix de la paix retentissent encore + Faut-ils que nous aussi... Nr. 524 (11-24 juni 2002) + La paix maintenant! + Pour Israël et la paix – contre le terrorisme et l‟antisémitisme Nr. 525 (25 juni- 1juli 2002) + Oui à la paix, pour sauver le sionisme + Le doute et une vertu + Le coeur du débat + + Y a qu‟à... + Le véritable enjeu + La mort au coin de la rue + La paix maintenant ! september:
20 JAAR SABRA EN CHATILLA
Nr. 527 ( 13 augustus – 2 september 2002) Nr. 528: NIET AANW. Nr. 529 (17 – 30 september 2002) + Halte au terrorisme november:
25 JAAR SADAT BEZOEKT
Nr. 531 ( 15 oktober- 4 november 2002)
202
+ Le négociateur de la paix Nr. 532 (5-18 november 2002) + Yaël Dayan: la passionaria de la paix + Un rêve + Où va Israël ? + Une diplomatie européenne partisane ? + Que peut faire l‟Union Européenne ? + Un avenir sombre Nr. 533 (19 november – 2 december 2002) + Vibrant hommage à Yitzhak Rabin + Insupportable et insoutenable december:
15 JAAR EERSTE INTIFADA
Nr. 534 (3-16 december 2002) + Et si l‟on exportait la paix au Proche-Oriënt ? + Le coeur du débat + Israël est-il victime de désinformation médiathique ? + Une campagne cruciale + Voyage de solidarité avec Israël + Elie Barnavi, sans faux-semblants Nr. 535 (17 december 2002- 6 januari 2003) + Deux années d‟Intifada: un triste bilan + Riad Malki, pour une démocratie palestinienne 2003: juni:
1 JAAR BOUW MUUR
Nr. 547 (3 juni 2003) + Vers une paix juste et possible au Moyen –Orient Nr. 548 (24- 30 juni 2003) + Construisons la paix! + La route vers la paix + Les démons de la gauche radicale september:
10 JAAR OSLO –AKKOORDEN
Nr. 551 (2- 15 september 2003) + C‟est la rentrée Nr. 552 (16-29 september 2003)
203
+ Israël: le blues des socialistes Belges ? + Les dilemmes de la gauche israélienne + Sortir de l‟équivoque 25 JAAR CAMP DAVID oktober:
30 JAAR YOM-KIPOEROORLOG
Nr. 553 (30 september- 13 oktober 2003) + Relançons les négociations Nr. 554 (14 – 27 oktober 2003) / Foto‟s: 8-17 + Oslo, il y dix ans + Sombre anniversaire + L‟analyse d‟Amnon Cohen + L‟initiative Ayalon-Nusseibeh : la feuille de route du camp de la paix + Refuser la violence + Actualité d‟automne
204
BIJLAGE 6:
FLASH (1970-1979) 1971: oktober:
15 JAAR SUEZCRISIS
Nr. ? oktober 1971 1972: juni:
5 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
Nr.? mei-juni 1972 + Mai, fait ce que te plais + 24‟e anniversaire de l‟Etat d‟Israël 1973: mei:
25 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
Nr.? juni 1973 + Israël: 25 ans + Moyen –Orient: perspectives de paix november:
YOM-KIPOEROORLOG (begon in oktober)
Nr. Spécial oktober 1973 + Edito 1974: oktober:
1 JAAR YOM-KIPOEROORLOG
Niet aanwezig 1976: oktober:
20 JAAR SUEZCRISIS
Nr. 10 : september 1976 + Liban 1977: juni:
10 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
Niet aanwezig december:
SADAT BEZOEKT (vond plaats in november)
niet aanwezig 1978: mei:
30 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
Niet aanwezig oktober:
5 JAAR YOM-KIPOEROORLOG CAMP DAVID (vond plaats in september)
Nr. 20: september 1978 + Pas de miracle à camp David november:
1 JAAR SADAT BEZOEKT
niet aanwezig
205
1979: september: Niet aanwezig
1 JAAR CAMP DAVID
POINTS CRITIQUES (1979- heden)
1979: september:
1 JAAR CAMP DAVID
Niet aanwezig 1981: oktober:
25 JAAR SUEZCRISIS
Nr. 15 (oktober 1981) 1982: juni:
15 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
Nr. 24 (5 mei 1982) oktober: SABRA EN CHATILLA (vond plaats in september) Nr. 28 (22 september 1982) + Yasser Arafat au Vatican + Le massacre de Beyrouth Nr. 29 (18 oktober 1982) + De Jérusalem à Bruxelles: maudits medias november: 5 JAAR SADAT BEZOEKT Nr. 31 (10 november 1982) + Les Juifs de Belgique et la guerre du Liban + Dernière minute Nr. 32 (22 november 1982) 1983: september: 1 JAAR SABRA EN CHATILLA 5 JAAR CAMP DAVID Nr. 40 (10 september 1983) + Sabra et Chatillà: un an après la tragédie oktober: 10 JAAR YOM-KIPOEROORLOG Nr. 41 (4 oktober 1983) 1986: oktober: 30 JAAR SUEZCRISIS Nr. 68 (oktober 1986) 1987: juni: Nr. 76 (juni 1987) + PETITION + Inculpation september: Nr. 77 (september 1987) november: Nr. 80 (december 1987) 1988: januari:
20 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
5 JAAR SABRA EN CHATILLA 10 JAAR SADAT BEZOEKT EERSTE INTIFADA (begon in december)
Nr. 81 (januari 1988) + Réaction de l‟upjb
206
mei: Nr. 85 (mei 1988) + édito september:
40 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
10 JAAR CAMP DAVID
Nr. 87 (september 1988) + Editorial: septembre + Au courrier du “Monde” oktober: 15 JAAR YOM-KIPOEROORLOG niet aanwezig december:
1 JAAR EERSTE INTIFADA
Nr. 89 (december 1988) 1992: juni:
25 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
Nr. 126 (juni 1992) + Initiatives de paix september:
10 JAAR SABRA EN CHATILLA
Nr. 127 (september 1992) + Israël – une lueur d‟esperance + La dynamique de la paix relancée au Moyen –Orient november: 15 JAAR SADAT BEZOEKT Nr. 129 (november 1992) + Moyen –Orient: un double plaidoyer pour la paix + L‟optimisme Palestinien december: 5 JAAR EERSTE INTIFADA Nr. 130 (december 1992) + Le dialogue s‟amine + Le terroriste + Ces soldats sont differents + LETTRES 1993: september: 15 JAAR CAMP DAVID Nr. 137 (september 1993) + Et la trève estivale, sacrebleu ? - Israël, Liban, Syrie + THE OTHER ISRAEL + Israël: Naissance du “bloc de la paix” oktober: 20 JAAR YOM-KIPOEROORLOG OSLO- AKKOORDEN (vond plaats in september) Nr. 138 (oktober 1993) +Editorial: Israël –OLP enfin la reconnaissance mutuelle + courrier 1994: september: Nr. 147 (september 1994) 1996: oktober:
1 JAAR OSLO 40 JAAR SUEZCRISIS
207
Nr. 169 (oktober 1996) 1997: juni:
30 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
Nr. 177 (juni 1997) + Lu dans la presse: - “Aujourd‟hui j‟ai peur” - Peres –Netanyahou, même vision - Netanyahou le fossoyeur september: 15 JAAR SABRA EN CHATILLA Nr. 178 (september 1997) + Editorial: Israël –Palestine Le cycle infernal de la voilence november: 20 JAAR SADAT BEZOEKT Nr. 180 (november 1997) + Editorial : Des juifs de Belgique de toutes sensibilités dénoncent publiquement la « politique palestinienne » du gouvernement israélienne : Israël, Palestine : Des Juifs de Belgique protestent december: 10 JAAR EERSTE INTIFADA Nr. 181 (december 1997) + Conférence-débat: » Comment Israël conçoit les droits de l‟homme » + Israël, Palestine, des Juifs de Belgique protestent 1998: mei: 50 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG Nr. 186 (mei 1998) + Editorial: Cinquantième anniversaire... Israël à la croisée des chemins + Interview Azmi Bishara september: 5 JAAR OSLO -AKKOORDEN 20 CAMP DAVID Nr. 188 (september 1998) + Israël –Palestine: une troisième voie? oktober: 25 JAAR YOM-KIPOEROORLOG Nr. 189 (oktober 1998) + Israël –Palestine - Deux peuples, deux Etats, ou Etat binational ? - Le sionisme est mort 2000: oktober: AL-AQSA INTIFADA (begon in september) Nr. 209 (oktober 2000) + Editorial: Le boycott, une arme pour la paix + Israël –Palestine : Nouvelles du front de la paix Nr. 210 (november 2000) + Editorial: Israël –Palestine: Au bout du désillusions et des humiliations... la colère + Dossier Israël –Palestine - « La Provocation » - « Blâmons Barak, pas Sharon « - « Nazareth, „illéraparble » - Communiqué de presse de Gush Shalom - « une racisme de plus en plus marqué » - « Israël ne peut pas appartenir aux seuls Juifs » - « Les partisans de la paix ont du mal à se mobiliser »
208
- « Les israéliens ne croient plus à la paix - « Jérusalem d‟or et de sang... » 2001: september: 1 JAAR AL-AQSA INTIFADA Nr. 218 (september 2001) + Editorial Israël –Palestine: Terrorisme ciblé et terrorisme aveugle...cherchez la différence + Dossier Israël –Palestine : - Comment réenclencher et faire aboutir le processus de paix au Proche –Orient ? - Nouvelles du front de la paix 2002: juli: BOUW MUUR (begon in juni) Geen juli-aug nummer: zie september september: 20 JAAR SABRA EN CHATILLA Nr. 228 (september 2002) + Don‟t say you didn‟t know + Israël –Palestine: Nouvelles du front de la paix + Solidarité Refuzniks november: 25 JAAR SADAT BEZOEKT Nr. 230 (november 2002) + Dossier Israël –Palestine: Nouvelles du front de la paix + Attentats suicide + Un etat juif démographique december: 15 JAAR EERSTE INTIFADA Nr. 231 (december 2002) + Editorial: Les sauveurs d‟espoir + Dossier Israël –Palestine: Nouvelles du Front de la paix + Vengeance sur un enfant + Des jeunes Refuzniks disent « non à la guerre américaine contre l‟Irak » + « Comment nous instrumentalisons la mort de nos bien –aimés » 2003: juni: 1 JAAR BOUW MUUR Nr. 137 (juni 2003) + Editorial: un nouveau gadget...la feuille de route + Israël –Palestine : Nouvelles du Front de la paix september: 10 JAAR OSLO -AKKOORDEN 25 JAAR CAMP DAVID Nr. 238 (september 2003) + Editorial: Passé, présent et future + Israël –Palestine: nouvelles du Front de la paix : Le mur de séparation + Débat : Lettre ouverte à Henri (Michka) Wajnblum : « La feuille de route est-elle seulement un gadget ? » + Attentat - suicide à Jérusalem + Nouvelles des Juifs Européens pour une paix Juste (JEPJ) oktober: 30 JAAR YOM-KIPOEROORLOG Nr. 239 (oktober 2003) + Editorial: Pas en notre nom + Israël –Palestine : Nouvelles du Front de la paix
209
+ Deux communiqués des Juifs Européens pour une paix Juste (JEPJ) + Arafat l‟intouchable
210
BIJLAGE 7:
BIW (1954-) 1956: oktober:
SUEZCRISIS
2e j, Nr. 50 (12 oktober 1956) + Israëlische represailles tegen Jordanië 2e j, Nr. 51 (19 oktober 1956) + Kans op oorlog in Midden-Oosten gedaald, maar dreiging blijft bestaan + Stabiliteit van vitaal belang – relatie tussen Joden en Arabieren 2e j, Nr. 52 (26 oktober 1956) + De Jordaans-Israëlische incidenten + Hammarksjold wil Israël laten veroordelen + Begin wil militaire actie tegen Arabieren 1957: oktober:
1 JAAR SUEZCRISIS
3e j, Nr. 49 (4 oktober 1957) + Préliminaires à la creation miraculeuse de l‟Etat d‟Israël 3e j, Nr. 50 (11 oktober 1957) + De uitbuiting der Wapenstilstandsakkoorden +Dhr. Truman keurt de levering van Amerikaanse wapens aan de Arabische landen af + Israël contre le boycottage 3e j, Nr 51 (18 oktober 1957) 3e j, Nr. 52 (25 oktober 1957) 1958: mei:
10 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
4e j, Nr. 26 (25 april 1958) + De plaats van Israël in de wereld 4e j, Nr. 27 (2 mei 1958) + 2 Nassers – 1 Ben Gourion 4e j , Nr. 28 (9 mei 1958) + Staan wij werkelijk voor een ontspanning tussen Kairo en het Westen? 4e j, Nr. 29 (16 mei 1958) + Het bezoek van Nasser aan Moscou + De Verenigde Staten zullen Israël helpen indien het wordt aangevallen, aldus Dhr Truman 4e j, Nr. 30 (23 mei 1958)
211
+ Israël en de golf van Akaba + Majoor B.E.M. Godet sprak te Bergen over de Sinaiveldtocht 1961: oktober:
5 JAAR SUEZCRISIS
e
7 j, Nr. 50 (6 oktober 1961) + Het einde van een neo-kolonialisme 7e j, Nr. 51 (13 oktober 1961) + Gezond verstand van Nasser? + “Israë lzal zich verzetten tegen elke kandidaat tot de functie van secretaris-Generaal van de UNO, wiens land zich identificeert met de Arabische Liga”, aldus Mevr. Golda Meir voor de Amerikaanse televisie + Na de Arabische manifestaties in Israël 7e j, Nr. 52 (20 oktober 1961) + “De enige oplossing voor het vluchtelingenvraagstuk bestaat in hun definitieve vestiging in de Arabische landen” + Israëlische minister van Buitenlandse zaken stelt Arabische staten een niet-aanvalspact voor 8e j, Nr. 1 (27 oktober 1961) + Arabische manifestatie te Haifa verhinderd 1963: mei:
15 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
e
9 j, Nr. 30 (26 april 1963) + De Toestand in Jordanië + 15 Jaar Israël + Boodschap van Dh. David Ben Gourion – naar aanleiding van de onafhankelijkheidsdag + Boodschap van wijlen de Israëlische president – naar aanleiding van de onafhankelijkheidsdag 9e j, Nr. 31 (3 mei 1963) + Hij stierf op zijn post – Na het overlijden van president Ben Zvi + Het wonder Israël: Vreugde maar ook bezorgdheid – „wij hebben voor u gelezen‟ + Jom Ha‟atsmaoeth 9e j, Nr. 32 (10 mei 1963) + Ben Goerion: Arabische landen willen ons aanvallen – maar wij zullen echt vrede bereiken + Koning Hussein over de betrekkingen met Israël
212
+ „wij hebben voor u gelezen‟- Israël 9e j, Nr. 33 (17 mei 1963) + Ben Goerion stelt wederzijds verdedigingspact met de Verenigde Staten voor 9e j, Nr. 34 (24 mei 1963) 1966: oktober:
10 JAAR SUEZCRISIS
13e j , Nr. 2 (30 september 1966) 13e j, Nr. 3 (7 oktober 1966) + Tekenen van gevaar 13e j; Nr. 4 (14 oktober 1966) + Nieuwe gespannen toestand aan de Syrisch-Israëlische grens + Voor een beter begrip tussen Arabieren en Israëliers 13e j, Nr. 5 (21 oktober 1966) + Israël boekt een punt op de Arabische boycot + De Israëlisch-Arabische betrekkingen + Herzl et l‟idée d‟Etat Juif 1967: juni
ZESDAAGSE OORLOG
13e j, Nr. 36 (26 mei 1967) + De toestand in het Midden-Oosten – Na de terugtrekkingen van de blauwhelmen uit Gaza + De krisis in het Midden-Oosten 13e j, Speciale uitgave (31 mei 1967) + Solidariteitsmanifestatie + De krisis in het Midden-Oosten in de Belgische Pers + Solidariteit! + Noodactie afgekondigd te Antwerpen + Vrienden in nood + Israëlische ambassadeur verstrekte overzicht van toestand in het Midden-Oosten + Dringend bijenkomst van Europses hulpkommitees te Parijs + In het Parlement – In de Knesseth 13e j, Nr. 37 (2 juni 1967) + Prominenten van de drie nationale partijen betuigden hun solidariteit met Israël – België staat achter de Joodse Staat + Israël kalm en paraat + Solidariteit en nationale eenheid
213
+ De krisis in het Midden-Oosten – In de Belgische pers – In de Israëlische pers + Israëlisch-Belgisch vriendschapsmanifestatie 13e j, Nr. 38 (9 juni 1967) + Een Eresaluut aan het heldhaftige Israëlische leger + Het Israëlisch-Arabisch geschil – in de Belgische pers – in de Israëlische pers + Eerste vrijwilligers uit Antwerpen naar Israël vertrokken + Hadden de kamerstrategen toch gelijk? + Paraat voor elke eventualiteit + De solidariteit met Israël in eigen land 13e j, Nr. 39 (16 juni 1967) + Gezegend! + Ik heb gebeden voor de klaagmuur + De Israëlische president, David Ben Gourion en Menahem Begin bezochten de klaagmuur + Van het thuisfront + De Arabische vluchtelingen + De strijd in Jeruzalem + Kanttekeningen bij een manifestatie + Na het wapenbestand in het Midden Oosten – In de Buitenlandse pers – In de Belgische pers + Israël kalm en vol vertrouwen + De enige dissonant 13e j, Nr. 40 (23 juni 1967) + De schuldige beschuldigd + Eerste gevolgen van de overwinning + Wie was de Agressor? + De strijd voor de vrede + Coördinatiecommitée der Joodse verenigingen van Antwerpen hield persconferentie + Tweehonderdduizend bedevaarders vierden Sjavouth voor de Kotel Maravi (klaagmuur) + Brief uit Jeruzalem + Strijders in de schaduw + Talrijke Joden vermoord in Arabische landen + Het UNO-debat over het Midden-Oosten – In de Buitenlandse pers – In de Belgische Pers – In de Israëlische pers
214
1968: mei:
20 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
14e j, Nr. 33 (3 mei 1968) + Twintig jaar Israël + Een slag in het water + Twintig jaar samenwerking – Israël en de diaspora + De vredeswil van Israël + Overpeinzingen + Mijlpalen op de weg van het twintig jaar bestaan van Israël + Uitdaging van de toekomst + De boeken en de politiek 14e j, Nr. 34 (10 mei 1968) + Grootse viering van het 20-jarig bestaan van Israël + Israëlisch soldaat doodgestoken door Arabische dorpsbewoners + De eerste onafhankelijkheidsparade in het verenigd Jeruzalem 14e j, Nr. 35 (17 mei 1968) + De rechten van de mens + Een eigenaardige getuigenis van “Témoignage Chrétien” + Engeland en de Verenigde Staten gaan Jordanië en Saoud-Arabië wapens leveren + Op de Golanhoogte heerst weer vrede + De eerste onafhankelijkheidsparade in het verenigd Jeruzalem + Israël twintig jaar onafhankelijk 14e j, Nr. 36 (24 mei 1968) + De oorsprong van het Arabische Vluchtelingenprobleem + Egyptisch deserteur verteld juni:
1 JAAR
ZESDAAGSE OORLOG
14e j, Nr. 37 (31 mei 1968) + De Libanon draait bij + Bourguiba wil UNO-troepen in door Israël veroverd gebied 14e j, Nr. 38 (7 juni 1968) + Bedenkingen bij een verjaardag + Om de Zionistyische beweging te redden + Drukking in de UNO + De incidenten tussen Joden en Arabieren te Parijs
215
+ Lord Balfour 14e j, Nr. 39 (14 juni 1968) + Ziedaar de ware agressoren + Beigin vraagt vestiging op grote schaal in de bezette gebieden + Katolieke geestelijken in Jeruzalem weerleggen lasterlijke aantijgingen van “Témoignage Chrétien” 14e j, Nr. 40 (21 juni 1968) + Ziedaar de ware de ware agressoren + Arabische vredelievendheid + Arabische onmenselijkheden + De achtergrond van de oorlog + 580 doden bij incidenten tijdens het afgelopen jaar in het Midden-Oosten 1971: oktober:
15 JAAR SUEZCRISIS
18e j, Nr. 3 (1 oktober 1971) +Phantoms als lokaas – De Amrikaans-Israëlische betrekkingen + Wapens voor Jordanië 18e j, Nr. 4 (8 oktober 1971) + Israël heeft eigen raketten in productie – speculaties over uitrusting met kernwapens + Eban wil met zijn Egyptische ambstgenoot praten over heropening Suezkanaal + De resolutie van de veiligheidsraad inzake Jeruzalem 18e j, Nr. 5 (15 oktober 1971) + Rond de benoeming van een nieuwe burgemeester in Gaza + In de val + De geschiedenis van Nili + Fatah-terroristen duiken onder + Twist in terroristische top 18e j, Nr. 6 (22 oktober 1971) + Syrische Joden in levensgevaar 1972: juni:
5 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
18e j, Nr. 38 (2 juni 1972) + Blinde terreur + Een vacantiekolonie voor Arabische en Joodse kinderen 18e j, Nr. 39 (9 juni 1972)
216
+ Het bloedbad op de luchthaven van Lod in het Belgisch parlement + Het Midden-Oosten en de topconferentie te Moskou + Grootmachten hebben behoefte aan vrede in Midden-Oosten +Splinternieuws 18e j, Nr. 40 (16 juni 1972) + Deze man is gevaarlijk + Beter leven werd in Jeruzalem mogelijk + Zesdaagse oorlog bracht vrede wat dichterbij 18e j, Nr. 41 (23 juni 1972) + Russische documenten vielen in Israëlische handen – Bij de verovering van de Golan in 1967 + Grenspatrouille + Arabische terroristen + Vierdaagse trip door Sinai 1973: mei:
25 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
e
19 j, Nr. 35 (4 mei 1973) + Identificatie + Een lange reeks wonderen + De onafhankelijke staat Israël +Nieuw Suezkanaal druk op Israël + Israëlische raket beëindigde luchtoorlog + Wordt hoofdkwartier van Palestijnse terroristen naar Damaskus overgebracht? + Naar de vrede + Vijfentwintig jaar Israël in woord en beeld + Sadat maakt zich dik 19e j, Nr. 36 (11 mei 1973) + Grote parade hoogtepunt onafhankelijkheidsfeest in Israël + Veiligheid en zekerheid bepalen buitenlandse politiek 19e j, Nr. 37 (18 mei 1973) + Israëlische waarschuwing aan Libanon + Lef + Toenaderingsroep voor Sadat + Arabieren uitdaging voor Jeruzalem
217
19e j, Nr. 38 (25 mei 1973) +Turks-Cypriotische studenten onderhouden betrekkingen met Palestijnse terroristen + Franse bischoppen maken Arabieren boos + Veroordeling van Anti-Israëlische hetze in “De wereld Morgen” + Sisco‟s wens: ophouden met schreeuwen + Israël en de publieke opinie oktober:
YOM-KIPOEROORLOG
20e j, Nr. 4 (5 oktober 1973) + Kortzichtig 20e j, Nr. 5 (10 oktober 1973) + Bloed en Ellende + “Oorlog van Jom Kipoer” + Palestijnse vluchtelingen in de knel + De gebeurtenissen in het Midden-Oosten in de Belgische pers + Nieuw Amerikaans initiatief verwacht 20e j, Nr. 6 (17 oktober 1973) + Kwestie van overleven + Magbith Cheroem 1973 + De solidariteitsmanifestatie met Israël + Vlaanderen schenkt ziekenwagen aan Israël + Honderden vrijwilligers nemen deel aan bloedactie + Christenen betuigen hun solidariteit +Indrukken van de Westbank + Wanneer hebben de Russen gelogen, in 1948 of in 1973? + Vrede verder dan ooit + Emigratie Arabieren naar Israël neemt toe 20e j, Nr. 7 (26 oktober 1973) + Israël ziet oproep van Veiligheidsraad als succes + Zorg in Israël om gevangenen + Arabieren trokken op Ramadan ten strijde + Yuval had geen tijd om te eten – Strijd op de Golanhoogten + Sjabbatwetten in tijd van oorlog 1974: oktober:
1 JAAR YOM-KIPOEROORLOG
218
21e j, Nr. 4 (4 oktober 1974) + Gemeenschappelijk terrein voor Arabieren en Joden + Defensieve tactiek leidt tot verlies + + Kissingers uitgangspositie bij vredesmissie verslechterd 21e j, Nr. 5 (11 oktober 1974) + Geen verdere terugtrekking uit de Sinaï zonder officiële beëindiging van staat van oorlog + Derde klacht Israël over martelingen in Syrië + Israël tekort aan initiatieven in buitenland politiek + Bewapening Arabische landen thans sterker dan voor Jom Kippoeroorlog 21e j, Nr. 6 (18 oktober 1974) + “UNO heeft zicht aan moord en barbaarsheid overgeleverd” – De toelating van de PLO tot het VN-debat over de Palestijnse kwestie + Palestijnse organisaties vertegenwoordigen niemand 21e j, Nr. 7 (25 oktober 1974) + Geen nieuwe doorbraak + Ernstige kritiek op Dajan door Jom Kippoeroorlog + Internationaal terrorisme en Zwarte September – boeken + Geheime onderhandelingen mogelijk in actief stadium 1976: oktober:
20 JAAR SUEZCRISIS
23e j, Nr. 5 (1 oktober 1976) + Alles rustig in Gaza + Soldaten van Israël moeten het zionisme goed gaan begrijpen + Arabieren gaan weer toppen + Piloot op drift 23e j, Nr. 6 (8 oktober 1976) + Arabieren zullen met Likoed moeten praten 23e j, Nr. 7 (15 oktober 1976) + Ernstige beschuldigingen van generaal Sharon aan Israëlische premier + Bezit van Hebron is legitiem 23e j, Nr. 8 (22 oktober 1976) + Arabische boycot schaakmat gezet + Syrisch Arabische kampagne tegen PLO + Coëxistentie in Hebron
219
+ Rabin grijpt in + Goesj Emoeniem tast geen vrede aan 1977: juni:
10 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
e
23 j, Nr. 40 (3 juni 1977) + Begins overwinning stemt buitenland tot pessimisme 23e j, Nr. 41 (10 juni 1977) + Het Amerikaans vredesplan voor Israël + “Israël heeft spoedig nieuwe boodschap nodig” + De 10e verjaardag van de bevrijding van Jeruzalem + Deense film over Palestijnen uit roulatie 23e j, Nr. 42 (17 juni 1977) + Waarom wenst de PLO contacten met Israëli‟s 23e j, Nr. 43 (24 juni 1977) + Lot van Syrische Joden gruwelijk november:
SADAT BEZOEKT
24e j, Nr. 10 (4 november 1977) + Wapenstilstand +IJdele hoop + Burgemeesters van Westoever willen niet naar Genève 24e j, Nr. 11 (11 november 1977) + Wanhoopsdaad + Historische mijlpaal Balfourverklaring zestig jaar geleden + Arabische boycot niet van invloed op handel met Israël + Leerlingen bezoeken Arabische dorpen 24e j, Nr. 12 (18 november 1977) + Vredesgeluiden 24e j, Nr. 13 (25 november 1977) + Lichtpuntje in donkere tunnel + Historisch + Eigen politiek Sadat + Bezoek Sadat betekent doorbraak + Welkom voor Sadat + Het bezoek van Sadat aan Israël
220
+ België en het bezoek van Sadat aan Israël + Druk van VS en SU weerstaan + Verenigde Staten laten Israël niet in de steek 1978: mei:
30 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
24e j, Nr. 36 (5 mei 1978) + Onze Arabische broeders 24e j, Nr. 37 (12 mei 1978) + 30 jaar Israël +Mislukte aanslag op Begin + Zoek het vredeskonijn + Tweeslachtige Carter + PLO-kantoren in Londen en New York blijven + 30 jaar Israël
24e j, Nr. 38 (19 mei 1978) + Vrede nu – aan welke prijs? 24e j, Nr. 39 (26 mei 1978) + “Terug in de jaren dertig” + Begin is en blijft lieveling Amerikanen + Defensiepact met Amerika + Brandhaard Midden-Oosten + Voordelen voor terugkeerders + “Golda hoor je me – Truman heeft ons erkend” September: CAMP DAVID 25e j, Nr. 1 (1 september 1978) + Op weg naar Camp David + Camp David, laatste kans + Druk van Amerika zwaarder + Camp David + “Israël moet in Camp David voorwaarden op tafel leggen” 25e j, Nr. 2 (8 september 1978) 25e j, Nr. 3 (15 september 1978) 25e j, Nr. 4 (22 september 1978) + De broze maar hoopvolle boodschap van Camp David + Opgewonden stemming in Israël
221
+ Activiteiten buiten groene grens door komst regering Begin bevroren oktober:
5 JAAR YOM-KIPOEROORLOG
25e j, Nr. 5 (29 september 1978) + 5738: Een historisch jaar 25e j, Nr. 6 (6 oktober 1978) + Vriendschap… + Kaderovereenkomst voor vrede in het Midden-Oosten + Leven in vrede en veiligheid in eigen land is grote zegen 25e j, Nr. 7 (13 oktober 1978) + Camp David: hoop en onzekerheid + Joodse studenten in bestuur van Pro Palestijnse vereniging + Regeringsverklaring van premier Menachem Begin + “Gefeliciteerd, maar wat een hoge prijs!” – Oppositieleider Sjimon Peres + Meerderheid Knesset in marathon-debat voor beleid van Begin 25e j, Nr. 8 (20 oktober 1978) + Verliest Israël zijn militair overwicht? + Oorlog op Jom Kipoer zinvol geweest + Grote mondtactiek + Keerpunt „73 november:
1 JAAR SADAT BEZOEKT
e
25 j, Nr. 9 (27 oktober 1978) + Waarschuwing aan Israël de Kristenen niet te helpen + Waarop wacht Jordanië? 25e j, Nr. 10 (3 november 1978) + Vandaag Egypte – Morgen? + De lessen van het terrorisme + President Navon over toekomst Midden-Oosten + Israël na de vrede + Vakantie in Cairo + Alleen Carter kan lucht klaren + Iraakse inspanningen voor een Arabisch front 25e j, Nr. 11 (10 november 1978) + Slag om Israëls hoofdstad
222
+ Opties open houden + Het Davidka-effect 25e j, Nr. 12 (17 november 1978) + Moeilijke vrede + Positieve houding van Saoudi Arabië + Wie betaalt de vrede + Discussie over toelating terroristen op universiteit 25e j, Nr. 13 (24 november 1978) + „Goesj Emmoeniem‟ wenst val van Sadat + Israelische kennis, Egyptische mankracht en Iraanse olie een ongekende combinatie – Vooruitblikken op vrede + Vredesgesprekken niet vastgelopen 1979: september: 1 JAAR CAMP DAVID 26e j, Nr. 1 (31 augustus 1979) + Viering Sadats tocht naar Jeruzalem + Sadat verduidelijkt relatie Joden en Mohammedanen uit Islam + Rode lap op een stier + Turkije erkent PLO + Schepen voor Israël niet in Arabische havens 26e j, Nr. 2 (7 september 1979) + Is de oprichting van een Palestijnse PLO-staat onafwendbaar geworden? – Eén jaar na Camp David + Yasser Arafat en PLO aarzelen tussen terreur en diplomatie + Arafat naar Denemarken 26e j, Nr. 3 (14 september 1979) + Wie heeft er belang bij Israël te steunen? – Het Midden-Oosten conflict 26e j, Nr. 4 (21 september 1979) + 5739: Een beloftevol jaar + Arafat vergeet handvest van PLO + Losser van Amerika + Credit voor Begin 1981: oktober:
25 JAAR SUEZCRISIS
28e j, Nr. 6 (2 oktober 1981)
223
+ Joden en Arabieren nader tot elkaar bij Academie van Vrede 28e j, Nr. 7 (9 oktober 1981) + Druzen onderling oneens over toekomst Golan + Labiele toestand – Na de dood van president Sadat 28e j, Nr. 8 (16 oktober 1981) + De Scalpendans van de Franse president + Onbekende Anwar Sadat groeide uit tot staatsman + Israël vaste factor + Egyptische leider werd van grootste vijand grootste vriend + De geest van Sadat 28e j, Nr. 9 (23 oktober 1981) + Anwar Sadat zag de Sinaï niet terug 1982: juni:
15 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
28e j, Nr. 40 (28 mei 1982) + Falklandcrisis duwt Palestijnen naar de achtergrond + Drie meningen + Verovering van de Oude Stad ging niet over rozen + Oz we Sjalom zet zich af tegen Goesj Emoniem + Israëls handel en wandel zaait onbegrip in VS 28e j, Nr. 41 (4 juni 1982) + Iran wil na Irak Israël verslaan 28e j, Nr. 42 (11 juni 1982) + Een nieuw uitzicht van nederzetting in Galilea + Naar een vijfde ronde? + Wapens naar Iran + Cynisme en eigenbelang 28e j, Nr. 43 (18 juni 1982) + Vrede in het Midden-Oosten een stap dichterbij – na de zware gevechten in Libanon + Hoe lang in Libanon + Arabische landen hebben keus uit Heilige Oorlog tegen of plan Fahd voor Israël 28e j, Nr. 44 (25 juni 1982) + PLO beschuldigd in proces Aldo Moro + Hypocrisie
224
+ Palestijnse vicieuze cirkel van geweld heeft zich gesloten + PLO schuldig aan geweld + De bevrijding van Libanon + Ook in oorlogstijd leven mensen door + Fahd gematigd Arabisch leider + Twee eenzame volken september:
SABRA EN CHATILLA
29e j, Nr. 2 (3 september 1982) + Palestijnse autonomie moet Vrede voor Galilea maken tot vrede voor Israël + Olifantensmokkel 29e j, Nr. 3 (10 september 1982) + Vredesplan Reagan op gemengde gevoelens onthaald in Israël + De Libanon-actie en het Europees anti-semitisme + Leger moet bepalen hoe ver het bevelen kan opvolgen + Arabische hoofden ruziën voort ten koste van Palestijns volk + Palestijns Jordanië + “Vredeskans gloort in Midden-Oosten” – President Reagan 29e j, Nr. 4 (17 september 1982) + Omstreden geschiedenis van een heilige plaats + Buitenlands overzicht + Wapens voor Palestina dank zij Kamiel Huysmans + De zon is blijven stilstaan op Kipoer + ‟t Ei van Reagan 29e j, Nr. 5 (24 september 1982) + Het bloedbad in Beiroet + Arafat en de paus + De „njets‟ van Begin + Het bloedbad in Beiroet in de Belgische pers + Israël heeft geen vertrouwen in vier vredesplannen november:
5 JAAR SADAT BEZOEKT
29e j, Nr. 10 (29 oktober 1982) + Gewettigd optimisme? + Syrische leger vocht dapper en vastberaden
225
+ PLO dwarsboomt terugtrekking van Israël en Syrië 29e j, Nr. 11 (5 november 1982) +Kort geheugen + „121‟ + Waar het Zionisme misliep + Belgisch magistraat onthulde Palestijnse gruwelen in Libanon + Israël blijft met de trauma‟s zitten + Egypte blijft Israël als vijand beschouwen + Direct overleg Israël-Libanon + Nederzettingen op Westoever 29e j, Nr. 12 (12 november 1982) + Omwille van de waarheid… + Senator Andreotti regelde ontvangst van Arafat door Paus en Pertini + Overleg + Israël en Libanon + Israëls mogelijkheden omringd door gevaren 29e j, Nr. 13 (19 november 1982) + VS indirect met PLO in gesprek + Vijand kan niet blijven + Actie en reactie + Frankrijk bezorgd over Arabisch wantrouwen + Israëls prestige kreeg deuk bij Libanese bevolking 29e j, Nr. 14 (26 november 1982) + Ontspanning in de betrekkingen Moskou – Jeruzalem – Na het overlijden van Brezjnev + Annexatie zou karakter Joodse staat aantasten + UNWRA verhoogt Palestijns zelfbewustzijn 1983: september:
1 JAAR SABRA EN CHATILLA
30e j, Nr. 2 (2 september 1983) + Joods – Christelijke conferentie over vrede + Joden in Judea + Obsessie voor beloofde land in strijd met morele waarden 30e j, Nr. 3 (9 september 1983) + Buitenlands overzicht
226
+ Verguisde Menachem Begin vierde politieke triomfen 30e j, Nr. 4 (16 september 1983) + Israël zonder Begin 30e j, Nr. 5 (23 september 1983) + CARTOON 30e j, Nr. 6 (28 september 1983) + Toen de Amerikaanse vloot strijd leverde met de Arabieren + Les Jom Kipoeroorlog nog steeds van kracht + Terugtrekking uit de Sjoef opluchting voor het leger + Reagan zegt Israël blijvende steun toe + Reagan als realist + Kannoneerboot - diplomatie 5 JAAR CAMP DAVID
oktober:
10 JAAR YOM-KIPOEROORLOG
30e j, Nr. 7 (7 oktober 1983) + Roald Dahl staat achter zijn antisemitische uitlatingen + CARTOON + Libanon verdeeld door veel groepen met veel wapens + De risjes van Rabbi Arafat + Een derde weg? 30e j, Nr. 8 (14 oktober 1983) + Jasser Arafat raakt steeds meer geïsoleerd 30e j, Nr. 9 (21 oktober 1983) + PLO getrouwen van Arafat de wanhoop nabij + Egypte weigert terugkeer van ambassadeur naar Tel Aviv 30e j, Nr. 10 (28 oktober 1983) + Zij weigerden in Libanon te dienen + Wespennest + Vrede zoeken met Jordanië en Palestijnen zonder PLO-leider Arafat 1986: oktober:
30 JAAR SUEZCRISIS
e
33 j, Nr. 7 (3 oktober 1986) + Libanese buffers
227
33e j, Nr. 8 (10 oktober 1986) + Unifil effectiever dan men in Israël beweert + Arabische verdeeldheid over oplossing Palestijns probleem 33e j, Nr. 9 (17 oktober 1986) + Demonen rond Dimona + Nucleaire verwarring 33e j, Nr. 10 (24 oktober 1986) + Voormalig premier Egypte geeft Arik Sharon veeg uit de pan + Washington en Jeruzalem eensgezind in terreurbestrijding 33e j, Nr. 11 (31 oktober 1986) + Schandelijk 1987: juni:
20 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
33e j, Nr. 41 (29 mei 1987) + Libanon legt Palestijnen verboden op + Levenslang voor twee Palestijnen + Eenwording van Jeruzalem past in Gods plan met het Joodse volk + Mikpunt Jeruzalem + Israël viert alleen hereniging Jeruzalem 33e j, Nr. 42 (5 juni 1987) + Viering bevrijding van Jeruzalem + Israël beveiligt zich op zee tegen terroristische aanslagen + De toekomst van Jeruzalem + Rome en Jeruzalem 33e j, Nr. 43 (12 juni 1987) De twintigste verjaardag van de Zesdaagse oorlog in de Belgische pers + Morele recht op uitdelen eerste klap garandeert toekomst Israël – Leger van Israël kwalitatief op zeer hoog niveau 33e j, Nr. 44 (19 juni 1987) + Arabier en Ier geven raad aan de Israëli‟s + Diaspora mag niet meepraten + Dheisje bij Betlehem 33e j, Nr. 45 (26 juni 1987) + Weinig aandacht voor bereidheid koning Hoesein tot vredesoverleg
228
september:
5 JAAR SABRA EN CHATILLA
34e j, Nr. 3 (4 september 1987) + Met zesdaagse oorlog verdween joodse gemeenschap Libië + Diskriminatie en Arabische studenten + Wederopbouw Biram en Ikrit historische rechtvaardigheid 34e j, Nr. 4 (11 september 1987) + Jehan Sadt doet onthullingen in autobiografie + Illegale opslagplaats wapens van PLO in Londen ontdekt + Invloed van ambassadeurs op Midden-Oostenstrijd is gering 34e j, Nr. 5 (18 september 1987) + Minister Hamdoon wil verzoening met Israël 34e j, Nr. 6 (25 september 1987) + Peres en de vrede november:
10 JAAR SADAT BEZOEKT
e
34 j, Nr. 11 (30 oktober 1987) 34e j, Nr. 12 (6 november 1987) + Arabische landen zoeken toenadering tot Egypte + Onmiskenbare invloed van Israëlische cultuur in bezette gebieden 34e j, Nr. 13 (13 november 1987) + Het cynisme van de Aboe Nidal-gijzeling + Arafat biedt geen zelfbeschikking aan Palestijnse Arabieren + Weinig respect voor Arabische Israëli‟s 34e j, Nr. 14 (20 november 1987) 34e j, Nr. 15 (27 november 1987) + Jordanië is Palestina + Ondanks verkoeling al weer tien jaar vrede met Egypte december:
EERSTE INTIFADA
34e j, Nr. 16 (4 december 1987) 34e j, Nr. 17 (11 december 1987) + Balfour Declaration ging besluit van de Verenigde Naties vooraf + PLO heropent kantoor in Egyptische hoofdstad + Plannen Israël voor Westoever 34e j, Nr. 18 (18 december 1987)
229
34e j, Nr. 19-20 (25 december 1987 – 1 januari 1988) + Boemerangrellen + Moed 1988: mei:
40 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
34e j, Nr. 36 (22 april 1988) + 40 jaar Israël + We dachten vriendelijk te kunnen zijn ten overstaan van onze Arabische buren + Israël veertig jaar + Ouders en hun kinderen + Operatie struisvogel + Hoog tijd om over vrede te spreken 34e j, Nr. 37 (29 april 1988) + Mazzeltov Israël + Motie van Wim Geldof over onrust in Gaza en Westelijke Jordaanoever onontvankelijk verklaard + Leven op een vulkaan in een gepolariseerde samenleving + Relatie met Egypte gaat ondanks Camp David-akkoord door een dal 34e j, Nr. 38 (6 mei 1988) + Aan degenen die de Israëlische terugtrekking voorstaan + Groeiend verzet tegen dienen op Westbank + Wereldopinie over Israël is aanzienlijk veranderd 34e j, Nr. 39 (13 mei 1988) + Wat de Arabische herrieschoppers werkelijk willen + Vrees voor oorlog met Arabieren + Leiders van Palestijnenopstand zijn meesters in ontwijken van dialoog + Intefadah + Palestina behoort de Palestijnen + Palestijnse persdienst zes maanden gesloten + Israël moet overleven + De opstand in het slop 34e j, Nr. 40 (20 mei 1988) 34e j, Nr. 41 (27 mei 1988) + Het feuilleton
230
+ Hoesein wenst een pan-Arabisch leger + Israël slecht voorbereid op eventuele oorlog september:
10 JAAR CAMP DAVID
e
35 j, Nr. 3 (2 september 1988) + Als ik een Palestijnse Arabier zou zijn + Regering in ballingschap + Palestijnen komen met eigen Onafhankelijkheidsverklaring + Sharon pleit voor inlijving van Westelijke Jordaanoever 35e j, Nr. 4 (9 september 1988) + Hoogleraar Segal pleit voor stichting Palestijnse staat + Brandbom verwoestte leven van een Israëlishe familie + Arabieren vestigen zich in de Galilese steden + Egypte zegt steun toe aan Palestijnse staat + Arafat bij voorzitters EG-ministers en parlement + „Arabieren bewapenen zich beter‟ + Verandert de PLO? + De PLO blijft Antisemitisch 35e j, Nr. 5 (16 september 1988) + Washington kritiseert Israëlisch beleid van uitwijzing Palestijnen + PLO-kantoor blijft open bij Ver. Naties + Bijna helft van Israëli‟s wil Palestijnen kwijt + Verhoogde vredeskansen? + Koppen van Jut + Mosje Amirav acht militaire aanpak van intifada desastreus 35e j, Nr. 6 (23 september 1988) + Huis-aan-huiszoekingen in Gaza en op Westoever + Pyrrus in Straatsburg + Vergelijk Noord-Ierland 35e j, Nr. 7 (30 september 1988) + Viering tien jaar Camp David in Caïro allesbehalve feest + Tien jaar na Camp David + Officieren richten comité op voor vrede en veiligheid oktober:
15 JAAR YOM-KIPOEROORLOG
231
35e j, Nr. 8 (7 oktober 1988) + Protest bij Israël + Een lichtje aan de hemel + Onafhankelijkheidsverklaring Palestijnen op korte termijn + Radiopiraat Abie Nathan had ontmoeting met Arafat 35e j, Nr. 9 (14 oktober 1988) + “Oplossing Palestijns vraagstuk enkel mogelijk in raam van Camp David akkoorden + Uitlevering Palestijn 35e j, Nr. 10 (21 oktober 1988) + Nederzetters stellen vertrouwen op Kach + Arafat stemt Likoed + Hard optreden 35e j, Nr. 11 (28 oktober 1988) + Peres de duivenmelker + Meerderheid Israëli‟s wil vrede in ruil voor land december:
1 JAAR EERSTE INTIFADA
35e j, Nr. 16 (2 december 1988) + Arafat + Kissinger ontevreden over Israëlische vredesstrategie + Syrië blijft de haat tegen Israël opvoeren 35e j, Nr. 17 (9 december 1988) + Sukkels voor Arafat 35e j, Nr. 18 (16 december 1988) + De Europese dwergen 35e j, Nr. 19-20 (23-30 december 1988) + Palestijnenoorlog viert zijn eerste verjaardag + Palestijns fruit voor EG uit Gaza + Doorbraak in vredesproces? + Gevangenenkamp Katziot verhoogt het al sterke Palestijnse bewustzijn 1992: juni:
25 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
37e j, Nr. 43 (5 juni 1992) + Nationaal politiek machtsevenwicht beste garantie voor toekomst van Israël + Jeruzalem dankzij Kollek geen vergelijk met Belfast
232
+ Zesdaagse oorlog duurde voor Jeruzalem niet langer dan drie dagen 37e j, Nr. 44 (12 juni 1992) + 25 jaar na Zesdaagse oorlog moeten VSA en West-Europa zich meer dan ooit bondgenoten van Israël tonen + Agalev-senator aangehouden in Israël + Wie vermoorde PLO-medewerker te Parijs + Westoever en Gazastrook zijn geen „bezet‟ gebied 37e j, Nr. 45 (19 juni 1992) + Met gepast wantrouwen + Syrië bereid tot interimregeling Golan-hoogvlakte + Europees Parlement veroordeelt bouw nederzetting + Belgische deelnemers vredesmars Midden-Oosten terug in Brussel 37e j, Nr. 46 (26 juni 1992) + Archimedes in Gaza september:
10 JAAR SABRA EN CHATILLA
e
38 j, Nr. 4 (4 september 1992) + Israël op het ergste voorbereid 38e j, Nr. 5 (11 september 1992) + Camp David + De Palestijnen op weg naar eigen economie? 38e j, Nr. 6 (18 september 1992) + Nieuwe Israëlische nederzettingen in een andere richting + Israël herinnert zich + Likoed-motie kolonisten is afgwezen 38e j, Nr. 7 (25 september 1992) + Zwemmen naar Cyprus + Britse minister op vakantie met dochter PLO-lid november:
15 JAAR SADAT BEZOEKT
38e j, Nr. 12 (30 oktober 1992) + Escalatie van geweld + Pro-Israël houding Clinton in twijfel getrokken + Blinde Maupie-syndroom 38e j, Nr. 13 (6 november 1992)
233
+ Spanje model voor de Arabische autonomie? + Balfour declaratie 75 jaar + Israël en Jordanië dochter bij vrede 38e j, Nr. 14 (13 november 1992) + De kansen met Clinton 38e j, Nr. 15 (20 november 1992) + P.L.O. + Rabin toont z‟n vuist + Geen muis die brult 38e j, Nr. 16 (27 november 1992) + Wat staat de Palestijnen te wachten + Arafat krijgt geen visum voor Ryad + Prins Hassan ziet het licht december:
5 JAAR EERSTE INTIFADA
e
38 j, Nr. 17 (4 december 1992) + “Ik ben er van overtuigd dat de vredesbesprekingen met onze Arabische buren met succes bekroond zullen worden” + Jasser in de kiosk 38e j, Nr. 18 (11 december 1992) 38e j, Nr. 19 (18 december 1992) + De intifada is niet jarig + Extreem-rechts wil Israël redden van de Arabieren 38e j, Nr. 20 (25 december 1992) + De gerechtvaardigde woede van Israël + Spionagesatelliet voor Arabieren? 1993: september:
15 JAAR CAMP DAVID
39e j, Nr. 4 (3 september 1993) + Historische overeenkomst + Een traan voor Arafat + Oppositie groeit in PLO tegen leiderschap Arafat 39e j, Nr. 5 (10 september 1993) + Avi Primor, gewezen ambassadeur van Israël te Brussel, laat zich positief uit over de Israëlisch-Arabische overeenkomst
234
+ Het Israël van morgen plannen + Amerikaanse regering lijkt overdonderd door Israëli‟s + Egypte steunt akkoord van Israël en Arafat + „Kartonnen taboe‟ was rijp om te worden doorbroken + Principeverklaring voor de regeling van interim-zelfbestuur + Kolonisten vrezen „Arabische oorlog‟ + Gazastrook: speelbal van vele meesters + Israël: „l espoir humain + Ons gelijk is het hunnen niet + Blauwtjes in Jeruzalem + Afspraken laten nederzettingen nog ongemoeid 39e j, Nr. 6 (17 september 1993) + Arafat waagt ultieme gok met Gaza en Jericho-plan + Het dilemma tussen Sjalom en Djihad + Vredesonderhandelingen stonden onder zware druk + Geruchten over contacten Israël-PLO steeds luider + Gaza naar de Palestijnen + Gepaste gelukzaligheid + Vreugde veel te voorbarig 39e j, Nr. 7 (24 september 1993) + Verzoening met Arabieren lijkt eindelijk denkbaar + Eerste stenen worden pas gegooid als camera loopt + „De vrede met Syrië komt eerder dan verwacht‟ + Akkoord met Jordanië + Arafat blijft Arafat, maar dat geeft misschien niet + Jasser, in „s hemelsnaam + Tesjoewa in Midden-Oosten 20 JAAR YOM-KIPOEROORLOG OSLO 1994: september:
1 JAAR OSLO
e
40 j, Nr. 4 (2 september 1994) + Libanon reageert koel op Jeruzalem + Les in vrede
235
+ Het land van de bevroren nederzettingen + De handzame Amos Oz 40e j, Nr. 5 (9 september 1994) + In de Machpela moet de vrede worden afgesmeekt 40e j, Nr. 6 (16 september 1994) + Het verlies van „Bibi‟ Netanjahoe 40e j, Nr. 7 (23 september 1994) + Komen de Israëlische Arabieren als volgende aan de beurt? + Eén jaar na Oslo + Doorleven in Goesj Katief 40e j, Nr. 8 (30 september 1994) + „Aansluiting bij PLO was morele verplichting‟ + FOTO 1996: oktober:
40 JAAR SUEZCRISIS
e
42 j, Nr. 9 (4 oktober 1996) + Een vernietigend vredesoffensief + Bidden op Tempelberg blijft joden verboden 42e j, Nr. 10 (11 oktober 1996) + Israël en PLO weer aan de onderhandelingstafel 42e j, Nr. 11 (18 oktober 1996) + Een dilemma voor Israëls opositie + Haat verscheurt de stad van Abraham 42e , Nr. 12 (25 oktober 1996) + Yerida is nu een Arabisch probleem + Zionisme is doen + Palestijnse politie neemt anti-Arafat boek in beslag 1997: juni:
30 JAAR ZESDAAGSE OORLOG
42e j, Nr. 44 (6 juni 1997) + Vrede sluiten: ja, medeplichtigheid aan moord: nee +Palestijnse zelfkritiek + Corruptie + Marzook werkt weer voor Hamas 42e j, Nr. 45 (13 juni 1997)
236
+ Hussein erkent foutieve inschatting 1967 + „Hebron is een piratenvestiging + „Amerika zal geen Sjiwwe zitten als wij de oorlog beginnen‟ + Leven onder dreiging 42e j, Nr. 46 (20 juni 1997) + Arafat: Amerika verklaarde ons de oorlog 42e j, Nr. 47 (27 juni 1997) + Allen wensen “vrede met Jeruzalem” + Vrede uit Kopenhagen + Hoe groot is de kans op oorlog in het Midden-Oosten? september:
15 JAAR SABRA EN CHATILLA
43e j, Nr. 5 (5 september 1997) + Het is niet louter militair geweld dat aan Israël knaagt + De schaduwzijde van Arafats regime 43e j, Nr. 6 (12 september 1997) +Een ultimatum voor Israël 43e j, Nr. 7 (19 september 1997) + Iraanse raketten: een nieuwe dreiging op Israëls bestaan + De Jodenhaat van de Verenigde Naties 43e j, Nr. 8 (26 september 1997) + Het Israëlische leger begeeft zich op nieuwe paden november:
20 JAAR SADAT BEZOEKT
43e j, Nr. 14 (7 november 1997) + Geheime VN-kaart van Groot-Jeruzalem + Twee jaar na de moord op Israëls premier Rabin worstelt een verdeeld volk met de grote vragen des tijds + „Alles minder dan vrede, betekent oorlog‟ 43e j, Nr. 15 (14 november 1997) + Israël heeft interne vredesbesprekingen nodig + Schelden over het graf van Rabin 43e j, Nr. 16 (21 november 1997) + Politici, hun zorgen en die van hun kiezers + „Yasser Arafat is ernstig ziek‟
237
+ Tekenen voor vrede 43e j, Nr. 17 (28 november 1997) + Karsh corrigeert „nieuwe historici‟ + Vaticaan eist rol op in het Midden-Oosten + „Israël wil aanval op Iran/Syrië‟ december:
10 JAAR EERSTE INTIFADA
43e j, Nr. 18 (5 december 1997) + Gestrande Israëlisch – Palestijnse vredesbesprekingen uit het slop? + „Arafat is depressief‟ + „Vrede mag niet ten koste van Israëls veiligheid‟ + VN-verdelingsplan: rechtvaardigheid of belangenbehartiging? + „Ik gooide Begin overboord‟ 43e j, Nr. 19 (12 december 1997) + Albright oefent druk uit op Israël en Palestijnen + Islamitische landen wensen geen normalisatie met Israël 43e j, Nr. 20 (19 december 1997) + Islamitische leiders zoeken toenadering tot Israëlische opperrabbijnen 43e j, Nr. 21 (26 december 1997 – 2 januari 1998) + Water, niet minder belangrijk dan tanks en vliegtuigen 1998: mei:
50 JAAR ONAFHANKELIJKHEIDSOORLOG
e
43 j, Nr. 39 (1 mei 1998) + 50 jaar Israël + Netanyahu onderhandelt met uiterst rechts + Een leven lang pionier + 50 jaar Israël 43e j, Nr. 40 (8 mei 1998) + De Israëlische vijftigste onafhankelijkheidsviering 43e j, Nr. 41 (15 mei 1998) + Vredesbeweging lanceert boycot + Jeruzalem, Tel Aviv, Ramallah en Washington + 50 jaar Israël + Vaticaan: Deal met PA‟ pure fantasie‟ 43e j, Nr. 42 (22 mei 1998)
238
+ Negentiende Palestijnse gevangene doodgemarteld + Netanjahoe ver van de Nakba-brand op familiebezoek 43e j, Nr. 43 (29 mei 1998) +Israël verwerpt oproep van EU + Netanjahoe tekent de overlijdensakte van Oslo + Palestijnse export na Israël + Kennis over Palestijnen nihil september:
5 JAAR OSLO –AKKOORDEN
45e j, Nr. 5 (4 september 1998) + Wat nieuws uit Israël ? + Muur tegen autodieven 45e j, Nr. 6 (11 september 1998) + Waarom de Arabieren geen oorlog tegen Israël moeten voeren 45e j, Nr. 7 (18 september 1998) + Het explosief van Oslo zit in de staart + Vijf jaar na de ondertekening van de akkoorden van Oslo + Hamasleider bedreigt Netanyahu 45e j, Nr. 8 (25 september 1998) + Paraatheid voor vergeldingsacties van Hamas + Bloemen en fruit niet altijd meer welkom + Het vijftigjarige Israël in 5758 + „Oslo is nog steeds bijzonder levendig‟ 20 CAMP DAVID oktober:
25 JAAR YOM-KIPOEROORLOG
e
45 j, Nr. 9 (2 oktober 1998) + Palestina, een staat… van oorlog + Peres en Arafat „doctor Honoris Causa‟ van de Luikse universiteit + Vredesakkoord Oslo uit het slop? + Naar akkoord Netanyahu – Arafat ? 45e j, Nr. 10 ( 9 oktober 199!) + Bibi Netanyahu ziet een kans tot vrede met de Palestijnen + Een realistische kijk op de Palestijnse staat + De Jom Kippoer Oorlog -25 jaar later
239
45e j, Nr. 11 : NIET AANW. 45e j, Nr. 12 (23 oktober 1998) + Een pad naar vrede zonder politiek +‟Paardrijden in de woestijn kan straks misschien niet meer‟ 45e j, Nr. 13 (30 oktober 1998) + Israël let op uw zaak 2000: oktober:
AL-AQSA INTIFADA (begon in september)
46e j, Nr. 10 (6 oktober 2000) + Nieuwe vredesperspectieven ondanks geweldspiraal 46e j, Nr. 11 (13 oktober 2000) + Ultimatumverlenging geeft Barak adempauze 46e j, Nr. 12 (20 oktober 2000) + Wat na het „staakt-het-vuren‟ van Sharm el-Sheik ? + De vertrouweling van Arafat en de gebeurtenissen in Cis-Jordanië + Ontvoering van drie Israëlische soldaten door de Hezbollah was gepland + De reacties in ons land op de gebeurtenissen in en rond Israël +FOTO 46e j, Nr. 13 (27 oktober 2000) + Ontgoochelde Barak schort vredesproces op + Palestijnen uit Cis-Jordanië lokten incidenten uit in Jaffa 2001: september: 1 JAAR AL-AQSA INTIFADA 47e j, Nr. 6 (7 september 2001) + Durban: Is dit het begin van het einde ? + Sarid veroordeelt eliminatie van terroristenleider + Europa vult Amerikaans diplomatiek vacuüm inzake Israël op 47e j, Nr. 7 (14 september 2001) + Ik ben ook een vluchteling + De achtergrond van de Palestijnen (2): Palestina, Palestijnen + Arabische CNN is luis in de Arabische pels + De onafhankelijkheidsstrijd van Israël + De paplepel der haat en onverzoenlijkheid + Profiel van zelfmoorddaders + “EU-subsidie wordt misbruikt”
240
+ Jodenhaat op Palestijnse televisie + Protest van Palestijnse vrouwen 47e j, Nr. 8 (21 september 2001) + Israël heeft geen enkele reden meer om met Arafat te praten 47e j, Nr. 9 (28 september 2001) + Sharon‟s achterhoedegevechten niet naar de smaak van president Bush + Sharon accepteert de vorming van een Palestijnse staat 2002: juni:
BOUW MUUR
47e j, Nr. 45 (7 juni 2002) + Druk diplomatiek overleg bereidt regionale vredesconferentie voor + Hoe vrede bereikt kan worden (I) + Zware aanslag in Noorden van Israël + Veiligheid 47e j, Nr. 46 (14 juni 2002) + De „goeie ouwe tijd‟ van voor de bezetting +Bush en Moebarak geven Israël geen hoop op snelle vredesregeling + Haatpropaganda op school + Hoe vrede bereikt kan worden (II) + De verplaatsing – verschuiving van het conflict + Verboden betoging + De Pro-Palestina betoging 47e j, Nr. 47 (21 juni 2002) + De terreuraanslagen in Jeruzalem – Bush stelt historische speech uit + Sharon niet absoluut tegen „voorlopige‟ Palestijnse staat gekeerd + Schokkende uitlatingen van Pax Christi Vlaanderen over Israël + Na de Pro-Palestijnse betoging van 8 juni + De pro-Palestina betoging van 8 juni in Antwerpen + Vrede 47e j, Nr. 48 (28 juni 2002) + President Bush vindt dat Arafat als PA-leider het veld moet ruimen + Bush houdt historische speech + De historische feiten op een rij september:
20 JAAR SABRA EN CHATILLA
241
48e j, Nr. 6 (6 september 2002) + Het verkeerde concept van de IDF-inlichtingendienst inzake de Yom Kippoeroorlog + Jaaroverzicht + FOTO „veiligheidsmuur‟ + Handleiding voor het spotten van terroristen 48e j, Nr. 7 (13 september 2002) + Sharon verwijst Oslo, Camp David en Taba naar de prullenmand +Reactie op een schijnheilige brief van enkele NGO‟s aan de joodse gemeenschap 48e j, Nr. 8 (20 september 2002) + Ontslag PA-kaibnet: een slag in het gezicht van Arafat + München-aanslag ommekeer in terreuraanpak Israël – Olympisch bloedbad matigde meerderheid van Palestijnen 48e j, Nr. 9 (27 september 2002) + Terreuracties beletten einde van Israëlisch- Palestijns conflict + Twee jaar Intifada november:
25 JAAR SADAT BEZOEKT
48e j, Nr. 14 (1 november 2002) + Palestijnse politiek met twee gezichten + Sharon „voorwaardelijk‟ akkoord met Amerikaans „Road Map‟ –plan + Elke dode laat veel gebroken levens na + 80.000 Palestijnen weg uit Westbank en Gazastrook 48e j, Nr. 15 (8 november 2002) + Open brief aan Lucas Catherine en P-Magazine + „Arafat zat achter diplomatenmoord‟ 48e j, Nr. 16 (15 november 2002) + Boycotten of niet boycotten, ziedaar waar het om gaat… + Debat in Europees Parlement over situatie in het Midden-Oosten + Verdraaide feiten 48e j, Nr. 17 (22 november 2002) + Palestijnen keuren terreuraanslagen goed 48e j, Nr. 18 (29 november 2002) + Vrede in Israël voor 2006 +‟Het trotse Palestijnse volk‟
242
+ Het einde van het „Bethlehem eerst‟ –akkoord december:
15 JAAR EERSTE INTIFADA
48e j, Nr. 19 (6 december 2002) + „Sympathie voor de Palestijnse zaak kan nooit een excuus zijn voor aanvallen tegen een jood, gewoon omdat hij jood is‟ + Israël –Palestina bezit of bezet ? 48e j, Nr. 20 (13 december 2002) + 11.11.11.: hypocriet en selectief + Rechts erg boos op Sharon‟s akkoord met een Palestijnse staat + In de VS zijn joden en Arabieren het eens + De joden hebben van niemand land geroofd 48e j, Nr. 21 (20 december 2002) + In Israëlisch-Palestijns geschil blazen VSA en EU warm en koud 48e j, Nr. 22 (27 december 2002) + Is de „Road Map‟ echt niet klaar of wil men doelbewust met publicatie wachten? 2003: juni:
1 JAAR BOUW MUUR
49e j, Nr. 45 (6 juni 2003 + Historische top brengt partijen dichter bij elkaar + Hamas-hemel zonder maagden + De boycotters worden geboycot + De „routekaart‟ in de Israëlische en Arabische pers + Kritiek op Israël moet fair blijven 49e j, Nr. 46 (13 juni 2003 + Nieuwe geweldspiraal in het Midden-Oosten + Toen „transfer‟ nog als hulp aan de Arabieren beschouwd werd 49e j, Nr. 47 (20 juni 2003 + Diplomatieke overwinning voor Israël 49e j, Nr. 48 (27 juni 2003 + Hamas aanvaardt wapenstilstand van drie maanden – scepticisme in Israël + Frankrijk niet tegen Hamas + De droomwereld van Arafat september:
10 JAAR OSLO –AKKOORDEN
50e j, Nr. 6 (5 september 2003
243
+ Franse gezant van Sharon een schurk 50e j, Nr. 7 (12 september 2003 + Toekomst van Arafat op het spel na reeks nieuwe aanslagen + Opgejaagde Hamas vermomd als vrouw 50e j, Nr. 8 (19 september 2003 + VN verwerpen Arafat resolutie + Israël beseft risico‟s van dportatie Arafat 50e j, Nr. 9 (26 september 2003) + Een nieuwe Abbas is nodig + Mahmoud Abbas + Israël weigert staakt-het-vuren + De houding van de Belgische dagbladpers tegenover de Israëlisch-Arabische oorlog van 1948 + „We hadden de Palestijnen een staat moeten geven 25 JAAR CAMP DAVID oktober:
30 JAAR YOM-KIPOEROORLOG
50e j, Nr. 10 (3 oktober 2003) + „Intifada is een vergissing‟ + Leiders van Palestijnse terreurorganisaties leven ondergedoken + De heilige Arafat + De zwendelpartij met de benaming „vluchtelingen‟ 50e j, Nr. 11 (10 oktober 2003) + Uitzichtloos + Vrede heeft nog kansen + De kernpunten van de routekaart 50e j, Nr. 12 (17 oktober 2003) + Nieuwe blitzacties tegen Hamas in Gaza + Israëlische premier over veiligheidsmuur en de Israëlisch –Palestijnse vredesperspectieven + „Ik beschouw het vredesproces niet als dood‟ + Sharon laat Arafat zitten 50e j, Nr. 13 (31 oktober 2003) + Bewakers aan de ingang
244
+ Israëlisch diplomatiek offensief tegen genève akkoorden + Sesamstraat voor vrede in het Midden-Oosten + Fort Israël
245