Nieuwsbrief DRIE DECENTRALISATIES EDITIE 2 | november 2013 Met deze brief informeren wij u voor de eerste keer in deze opmaak opnieuw over de stand van zaken van de drie decentralisaties: de transities Jeugdzorg, Participatiewet en AWBZ. De ontwikkelingen volgen elkaar snel op. Vandaar ook dat u er rekening mee moet houden dat de hierna beschreven ontwikkelen zichzelf wellicht alweer hebben ingehaald op het moment dat u deze brief leest.
I. De drie decentralisaties: hoe zit het ook alweer? In de eerdere nieuwsbrief van augustus 2013 is achtergrondinformatie opgenomen over de drie decentralisaties. We verwijzen u hiernaar, mocht u zich opnieuw voor de geest willen halen wat de uitgangspunten zijn.
II. Deelfonds sociaal domein Op 9 oktober 2013 heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties per brief aangeven dat er overgegaan zal worden tot één ontschot budget. Dit past bij de ruime beleidsvrijheid die de gemeenten gaan krijgen in de te decentraliseren taken. Bij de vormgeving van dit deelfonds heeft het kabinet gezocht naar een balans tussen enerzijds het bieden van beleidsvrijheid aan gemeenten om lokaal maatwerk te kunnen leveren en anderzijds de noodzaak om in de eerste transitiejaren enkele waarborgen te stellen, die bijdragen aan een succesvolle uitvoering. Het sociale deelfonds wordt gecreëerd vanuit diverse geldstromen. Het bestaat uit het Participatiebudget, middelen voor maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en middelen voor de uitvoering van de Jeugdwet. Daarnaast wordt nog bezien of onderdelen binnen het gemeentefonds zodanige inhoudelijke en beleidmatige raakvlakken hebben, dat ze vanuit de optiek van sturing en verantwoording logischerwijs aan het sociaal deelfonds kunnen worden toegevoegd. Het kabinet kiest ervoor de huidige middelen voor het Inkomensdeel van de Wet Werk en Bijstand, die thans als specifieke uitkering worden verstrekt, per 1 januari 2015 niet toe te voegen aan het sociaal deelfonds. Het kabinet is van mening dat dit op dit moment geen toegevoegde waarde heeft. Bijstandverstrekking verschilt dermate van de op participatie gerichte taken in de Wmo, Jeugdzorg en het Participatiebudget, dat samenvoeging geen mogelijkheden biedt tot doelmatigheidswinst.
III. JEUGDZORG Nieuwe jeugdwet De Tweede Kamer stemde op 17 oktober jl. in ruime meerderheid vóór het wetsvoorstel dat deze decentralisatie regelt. Het wetsvoorstel Jeugdwet ligt nu in de Eerste Kamer. In het wetsvoorstel zijn alle door de Tweede Kamer aangenomen amendementen én de nota's van wijzigingen verwerkt. De Eerste Kamer buigt zich over het 'Gewijzigd voorstel van wet'. Dit aangepaste voorstel staat op de website van de Eerste Kamer. Op 12 november neemt de Eerste Kamer een besluit over het tijdstip van verdere wetbehandeling. De voorzitter van de Eerste Kamer-commissie VWS gaat ervan uit dat de Jeugdwet 1 januari 2014 niet meer gaat halen. Wel verzekert zij dat de Eerste Kamer er voor gaat zorgen dat behandeling van de Jeugdwet vóór de raadsverkiezingen afgerond is (dus voor 19 maart 2014). De behandeling loopt vertraging op. Het herfstakkoord zorgt voor een extra volle agenda van de Eerste Kamer. De commissie voor VWS realiseert zich dat het wetsvoorstel een spoedeisend karakter heeft. Gemeenten moeten namelijk vanaf 1 januari 2015 de organisatie van de zorg voor jeugd overnemen van de provincies. Roukema verwacht dat het wetsvoorstel na eind januari en voor 1 maart 2014 door de Eerste Kamer is afgehandeld. Het exacte tijdstip is afhankelijk van nader onderzoek en eventuele vragen en antwoorden. Bron: MOgroep; Binnenlands Bestuur De Jeugdwet legt de bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid voor de jeugdhulp in één hand: die van de gemeente. Het idee hierachter is dat gemeenten maatwerk kunnen leveren en de zorg voor jeugd kunnen afstemmen op het beleid voor werk en inkomen, onderwijs, sport en veiligheid. De wet geeft de gemeenten veel vrijheid in de manier hoe ze hun jeugdbeleid vorm geven. De Jeugdwet vervangt niet alleen de huidige 'Wet op de jeugdzorg', maar ook de verschillende andere onderdelen van de jeugdzorg die nu nog onder de Zorgverzekeringswet (geestelijke gezondheidszorg voor jongeren) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (zorg voor licht verstandelijk beperkte jeugd) vallen. Ook de jeugdbescherming en jeugdreclassering maken onderdeel uit van de wet. Uitwerking afspraken 21 voor de jeugd Transitiearrangement Eén van de voorbereidingen op de transitie jeugdzorg is het vaststellen van een Regionaal Transitiearrangement. In dat arrangement moeten alle gemeenten vastleggen hoe ze in het overgangsjaar 2015 de zorg waarborgen voor bestaande cliënten (jeugdigen en hun ouders). Dit doen gemeenten samen met de zorgaanbieders. Op 31 oktober 2013 is dit regionaal arrangement van de regio Zuidoost-Brabant besproken met de Transitiecommissie stelselherziening jeugd (TSJ) en is het transitiearrangement door de 21 gemeenten ondertekend. Door middel van een eerdere nieuwsbrief in oktober 2013 bent u hierover uitgebreider geïnformeerd. Versnelde invoering van enkelvoudig ambulante jeugdzorg m.i.v. 1 januari 2014 De 21 gemeenten die samenwerken in de regio Zuidoost Brabant hebben, zoals bekend, het voornemen om vanaf 1 januari 2014 een deel van de jeugdzorg over te nemen van de provincie. De 21 gemeenten lopen hiermee vooruit op de Transitie Jeugdzorg die per 1 januari 2015 in zal gaan. Door de ‘Versnelling’ in te zetten krijgen de gemeenten de mogelijkheid om in de praktijk nu al aan de slag te gaan met het aanbieden van zorg zo dicht mogelijk bij de gezinnen en de kinderen waar het om gaat. Enkelvoudige ambulante jeugdzorg is zorg die in gezinnen, in de thuissituatie van ouders en kinderen wordt geboden. Dus als er geen opname in een instelling of in een pleeggezin nodig is. Ouders en
kinderen die te maken hebben met flinke problemen met opvoeden en opgroeien komen in aanmerking voor deze vorm van zorg. Zij kunnen zelf om deze hulp vragen bij het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) in hun gemeente. Maar het kan ook zijn dat een kinderrechter of voogd deze zorg voorschrijft. Jaarlijks gaat het om ongeveer 1.389 jeugdigen en gezinnen en 4.2 miljoen euro. Het Centrum voor Jeugd en Gezin (of andere door de gemeente aan te wijzen instelling(en) levert een vast contactpersoon voor ieder kind dat enkelvoudige ambulante jeugdzorg ontvangt op basis van een gezinsplan. Deze contactpersoon is de casusverantwoordelijke. Wanneer er sprake is van jeugdreclassering en/of jeugdbescherming (het zogenaamde gedwongen kader), dan blijft de casusverantwoordelijkheid bij Bureau Jeugdzorg. Bestuursovereenkomst enkelvoudige ambulante jeugdzorg De bestuursovereenkomst zorgt ervoor dat de overdracht van bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de provincie naar gemeenten op zorgvuldige wijze plaatsvindt. Binnen de ‘Versnelling’ ontvangen de gemeenten van de provincie Noord Brabant zowel de bevoegdheden als de verantwoordelijkheden van GS (in mandaat), maar de subsidiëring van de zorgaanbieders loopt nog via de provincie (gesloten beurzen). Hierbij is de voorwaarde gesteld dat alle gemeenten in de regio Zuidoost Brabant de stap gelijktijdig zetten. De bestuursovereenkomst regelt de volgende zaken: • de wijze waarop gemeenten, eventueel in subregionaal verband, sturing geven aan de zorgaanbieders als het gaat om enkelvoudige ambulante zorg; • de wijze waarop gemeenten, eventueel in subregionaal verband, de toegang tot enkelvoudige ambulante zorg organiseren; • de wijze waarop de maximale capaciteit enkelvoudige ambulante zorg wordt berekend (trekkingsrechten) en welke stappen worden ondernomen als deze maximale capaciteit wordt overschreden; • de verplichting te werken met een gezinsplan als er enkelvoudige ambulante zorg wordt ingezet en het leveren van een casusverantwoordelijke; • cliëntenrecht; • eisen met betrekking tot registratie en monitoring van gegevens; • de communicatie in het kader van calamiteiten en geschillen. In een eerdere nieuwsbrief staat dat in oktober de bestuursovereenkomst aan de colleges wordt voorgelegd. Inmiddels hebben de A2-gemeenten (colleges) ingestemd met de bestuursovereenkomst. Voorstel tot bundelen van trekkingsrecht in A2-verband In Heeze-Leende en Cranendonck is besloten om in A2-verband binnen het totale trekkingsrecht van de 3 gemeenten solidair te zijn aan elkaar en zo nodig uren enkelvoudig ambulante zorg van de ene gemeente naar de andere over te hevelen als daar voldoende ruimte voor is. Blijkt dat binnen het totale trekkingsrecht van de 3 gemeenten deze ruimte niet meer aanwezig is dan zijn de kosten voor extra inhuur enkelvoudig ambulante zorg voor rekening van de gemeente met het tekort aan uren. In Valkenswaard is dat nog niet besloten, maar hiertoe wordt een collegevoorstel voorbereid. Gemeente Cranendonck Heeze-Leende Valkenswaard *Genoemde percentages is ambulante jeugdzorg
Percentage* Aantal trajecten 3,7% 52 1,4% 20 3,9% 55 percentage per gemeente t.o.v. regiobudget t.b.v. enkelvoudige
Meer financiële middelen voor jeugd-GGZ Gemeenten krijgen meer geld voor de jeugd-GGZ als ze in 2015 verantwoordelijk worden voor de jeugdzorg. Staatssecretaris Martin van Rijn (Volksgezondheid) heeft maandag bekendgemaakt dat het budget voor de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) voor jeugdigen omhoog gaat van 700 naar omstreeks 850 miljoen euro. Er gaat meer geld naar de jeugd-GGZ, omdat bij uitwerking van de plannen bleek dat er in de cijfers tot nu toe geen rekening mee was gehouden dat soms niet alleen een kind wordt behandeld maar ook de ouders. Door zo'n 150 miljoen euro extra vrij te maken, kunnen ook deze behandelingen in de nieuwe opzet worden gefinancierd
IV Nieuwe Wmo In dit gedeelte van de 3D-nieuwsbrief wordt ingegaan op drie ontwikkelingen met betrekking tot de nieuwe Wmo (transitie AWBZ). Het gaat daarbij om het volgende: * Concept wettekst nieuwe Wmo * Brief VNG inzake veranderingen hulp bij het huishouden * Wijziging in persoonlijke verzorging Concept wettekst nieuwe Wmo Het kabinet heeft in het regeerakkoord aangekondigd dat er met ingang van 2015 een nieuwe Wmo wordt neergezet. De afgelopen maanden heeft de voorbereiding van het wetsvoorstel “Wmo 2015” plaatsgevonden. De belangrijkste doelen kort samengevat: 1. De 9 prestatievelden maken plaats voor 3 doelen: • Het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente en daarnaast het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld; • Het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg vallen hieronder); • Het ondersteunen van de participatie en zelfredzaamheid van personen met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, indien mogelijk in de eigen leefomgeving. 2. Mantelzorgers en vrijwilligers moeten ondersteund worden door gemeenten 3. Gemeenten moeten voorkomen dat burgers op ondersteuning aangewezen zijn 4. Gemeenten moeten de zelfredzaamheid en participatie van cliënten ondersteunen door het bieden van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. Daarbij moet ook een maatwerkvoorziening voor opvang worden geboden 5. De algemene voorzieningen moeten toegankelijk zijn voor iedereen, soms met een lichte toegangstoets. 6. Ook moeten algemene voorzieningen de samenleving toegankelijker maken voor mensen met een beperking. 7. De algemene voorzieningen zijn voorliggend op maatwerkvoorzieningen. 8. In de wet is een maatwerkvoorziening een individuele voorziening. Voor maatwerkvoorzieningen geldt in veel gevallen een inkomensafhankelijke eigen bijdrage. 9. De compensatieplicht in de bestaande Wet maatschappelijke ondersteuning wordt vervangen door de breder geformuleerde resultaatverplichting. Hierdoor wordt benadrukt dat de gemeente en burger de ruimte hebben om te komen tot oplossingen die zijn toegesneden op individuele en lokale omstandigheden. 10. De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de voorzieningen.
Doorvertaling wettelijke opdracht naar gemeentelijk beleid en uitvoering Het te voeren beleid wordt vastgelegd in een periodiek plan, vast te stellen door de gemeenteraad. Daarnaast stelt de gemeenteraad een verordening vast met de uitvoeringsregels. In de verordening moeten in ieder geval de volgende zaken worden vastgelegd: • op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt; • op welke wijze de hoogte van een budget wordt vastgesteld; • welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen; • welke eisen aan aanbieders die rechtspersoon zijn, worden gesteld met betrekking tot de bestuursstructuur en de bedrijfsvoering; • welke eisen worden gesteld aan afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van gedragingen van de aanbieder jegens een cliënt en aan de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn, voor zover het diensten in het kader van maatwerkvoorzieningen betreft; • welke eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening; • op welke manier ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van deze wet. Brief VNG inzake veranderingen hulp bij het huishouden Wat gaat er veranderen? • Zoals het er nu naar uitziet krijgen gemeenten vanaf 2015 40% minder budget voor Hulp bij het Huishouden (HH). • In de concept wettekst van de Wmo 2015 is geen overgangsrecht voor bestaande HHcliënten opgenomen. Dat betekent dat gemeenten zelf maatregelen moeten nemen om de bezuiniging in 2015 (ook voor bestaande cliënten!) op te kunnen vangen. • Daarbij dienen de wettelijke eisen met betrekking tot de overgangstermijnen te worden gerespecteerd. Dus: mensen moeten lang genoeg de tijd krijgen om aan de nieuwe situatie te wennen. In de brief van de VNG worden een aantal maatregelen genoemd die gemeenten in 2013/2014 kunnen nemen zodat enerzijds de financiële risico’s zoveel mogelijk worden beperkt en anderzijds HH beschikbaar blijf voor burgers met beperkingen die het echt niet zelf kunnen betalen en/of regelen. De VNG geeft de volgende adviezen: • Er wordt geadviseerd om de duur van nieuwe beschikkingen te beperken. Daarmee wordt voorkomen dat er ‘valse hoop’ bij cliënten wordt gecreëerd. • Daarnaast benadrukt de VNG het belang van het informeren van huidige cliënten. Ook zij moeten van de nieuwe ontwikkelingen op de hoogte worden gebracht. Het kan namelijk consequenties hebben voor bestaande voorzieningen. • De VNG raadt aan om in een vroeg stadium gesprekken te voeren met cliënten indien er wordt gekozen voor verandering in het aanbod. De redelijke overgangstermijn begint dan op tijd te lopen. Hiermee wordt voorkomen dat HH voorzieningen voor cliënten in 2015 nog maanden blijven doorlopen, terwijl er veel minder geld binnenkomt. • De VNG wijst op de mogelijkheid om het huidige HH-aanbod te versoberen. Dat zou betekenen dat het aantal toegekende uren wordt teruggeschroefd. Het is echter lastig om de bezuiniging van 40% hiermee volledig te behalen. Het kan daarom als aanvulling op andere maatregelen dienen. • Binnen de nieuwe Wmo wordt het mogelijk om van HH een algemene voorziening te maken (in plaats van een individuele maatwerkvoorziening). Burgers die zich vanwege een
beperking bij het Wmo-loket melden, en die geholpen zijn met schoonmaakondersteuning, krijgen geen beschikking voor een maatwerkvoorziening meer, maar kunnen worden verwezen naar de algemene voorziening. De aanbieder van de algemene voorziening doet een lichte toegangstoets om na te gaan of iemand tot de doelgroep behoort. Deze burger krijgt de schoonmaakondersteuning en betaalt in principe het kostendekkende tarief. Mensen met een inkomen op minimumniveau betalen via de bijzondere bijstand of via een financiële maatwerkvoorziening een gereduceerd tarief. Wijziging in persoonlijke verzorging: toch naar zorgverzekeraars De persoonlijke verzorging als hulp bij het douchen of het aantrekken van steunkousen wordt in 2015 toch geen taak voor de gemeenten. Staatssecretaris Martin van Rijn (Volksgezondheid) heeft op woensdag 6 november 2013 bekendgemaakt dat deze zorg net als de verpleging van mensen met een lichamelijke aandoening een verantwoordelijkheid wordt van de zorgverzekeraars. Afgelopen tijd pleitten brancheorganisatie V&VN en patiëntenorganisatie NPCF ervoor om deze zorg in één hand te houden. Van Rijn komt terug op een afspraak uit het regeerakkoord. De gemeenten blijven wel verantwoordelijk voor taken als huishoudelijke hulp en begeleiding van kwetsbare mensen.
V Participatiewet Ten tijde van het opstellen van deze nieuwsbrief is de inhoud van het wetsvoorstel van de Participatiewet nog niet openbaar. Het wetsvoorstel wordt naar verwachting in november ingediend bij de Tweede Kamer. Dit betekent echter niet dat wij tot die tijd stil zitten. Hieronder wordt kort beschreven welke ontwikkelingen op dit moment spelen op het gebied van Werk & Inkomen. Voorbereidingen op nieuwe wetgeving De Wet Werk en Bijstand wordt naar verwachting op 1 juli 2014 op een aantal punten aangepast. De wijzigingen hebben onder meer betrekking op de normensystematiek van de uitkering, waardoor de stapeling van uitkeringen binnen een huishouden beperkt wordt. Daarnaast zal er een zoektijd van vier weken worden ingevoerd voor iedereen die een uitkering aanvraagt. Ook gelden er naar verwachting vanaf 1 juli 2014 zwaardere sancties voor het niet nakomen van de arbeids- en reïntegratieverplichtingen. We staan in de startblokken om deze wijzigingen voor te bereiden. Wanneer het wetsvoorstel openbaar wordt, zal er meer duidelijk worden over de exacte stappen die we gaan zetten. Voortgang Aansluiting Werkleerbedrijf De A2-Samenwerking is momenteel bezig met de laatste gesprekken over de voorwaarden waaronder we gaan aansluiten bij het Werkleerbedrijf. Deze stap behoeft een gedegen voorbereiding, om ervoor te zorgen dat onze inwoners straks goed terecht komen en kunnen rekenen op kwalitatief goede dienstverlening. Het streven om op of kort na 1 januari 2014 aan te sluiten, zal naar alle waarschijnlijkheid worden gehaald. Per jaar zullen er naar schatting 175 personen vanuit de A2-gemeenten instromen in het Werkleerbedrijf. Dit betreffen personen die een uitkering aanvragen omdat het hen niet gelukt is om op eigen kracht betaald werk te vinden. Het Werkleerbedrijf is niet bedoeld voor mensen met (zeer) geringe kansen op de arbeidsmarkt.
Eenduidige aanpak zittend bijstandsbestand Het Werkleerbedrijf richt zich dus op ‘de poort’, waar personen een uitkering aanvragen. Werk & Inkomen probeert daarnaast door samenwerking met de regiogemeenten de uitstroom van bijstandsgerechtigden te bevorderen. Het doel is om de dienstverlening van de verschillende gemeenten beter op elkaar af te stemmen. Er wordt nagedacht over - en er worden stappen gezet richting - een meer gezamenlijke aanpak voor personen die al sinds langere tijd een uitkering ontvangen, het zogenaamde ‘zittend bestand’. Het gaat hier om de aanpak gericht op arbeid(sactivering) . De ervaringen van de A2-gemeenten die zijn opgedaan tijdens het project A2-De Kans worden meegenomen in het proces. Intensivering werkgeversbenadering Op dit moment wordt er gewerkt aan de vorming van een regionaal werkgeversteam. Het team zal bestaan uit werkgeversteams van Ergon, UWV, en gemeente Eindhoven. Het streven is om per april 2014 één team te hebben onder één sturing. Een regionaal werkgeversteam is essentieel om het hoofd te kunnen bieden aan de uitdagingen die de Participatiewet met zich meebrengt. Het is straks immers de taak van de gemeente om zoveel mogelijk personen met een arbeidsbeperking te plaatsen bij reguliere werkgevers. Het regionale werkgeversteam is in staat om vraag en aanbod aan de onderkant van de arbeidsmarkt op een effectieve manier bij elkaar te brengen. Bovenstaande ontwikkelingen moeten zorgen voor een vloeiende start van de Participatiewet op 1 januari 2015.