)
Z4118
r E
I 3ZZ491-13
•derlandse Organisatie
Nederlandse Organisatie voor
BIBL1O lEEK toegepast-natuurwetenschappelijk
TNO Industrie ;i
Organisatlon Rkswacr: onderzoek/Netherlands for Applied Scientific Research I. LA tî
TWO !IQ
Polymeertechnologie De Rondom 1 Postbus 6235 5600 HE Eindhoven
TNO-rapport
www.tno.nl
42/04.012417-2/sec
T 040 265 00 00 F 040 265 03 01
Onderzoek aan de pakkingen van de hoofdcilinders van de Oosterscheldekering
B!BLOTHËE:K
Datum
15 oktober 2004
Auteur(s)
Jaap Havinga
rc)
,:L)ENsT RJKSWA1ERST
Rijkswaterstaat Directie Zeeland Ir J.W. Topshuis Dijkgraaf A.M. Gelukweg 1 4354 RA Vrouwcnpolder Aantal pagina's 14
Oplagever
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd enlof openbaar gemaakt door middel van druk, foto-kopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor onder zoeksopdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct helang-hebbenden is toegestaan. © 2004 TNO
I
TNO-rapport
42/04.012417-2/sec 115 oktober 2004
1
2 / 14
RWS Zeeland
Inhoudsopgave 1 Inleiding ...........................................................................................................................3 2 Onderzoek en resultaten ................................................................................................ 5 2.1 Visuele inspectie ............................................................................................................... 5 2.2 Chemische analyse .........................................................................................................10 3 Discussie ........................................................................................................................ 11 4 Conclusies en advies ..................................................................................................... 14
I
TNO-rapport
42/04.01241 7-2/sec 15 oktober 2004
3 / 14
R WS Zeeland
1 Inleiding Bij demontage van de pakkingset van één van de hoofdcilinders van de Oosterscheldekering bleek deze te zijn beschadigd. Aanleiding voor de demontage waren beschadigingen op de cilinderstang, de pakking was nog niet lek. Alle vijf de ringen, 1 kunststof steunring, 3 rubber-canvas V-ringen en 1 rubber aandrukring, vertoonden beschadigingen. De principe werking van de pakkingset is geschetst in figuur 1.
ii 7111 IV
1
Figuur 1: principe V-ring pakkingset
II
Pakkingset bestaande uit\ kunststof back-up ring 3 rubber-canvas V-ringen rubberen aandrukring
De eerste indruk van RWS was dat de beschadigingen het gevolg waren van plaatselijk te hoge temperaturen als gevolg van stickslip verschijnselen waardoor een soort van verbranding van de rubber was opgetreden. Een eerste visuele inspectie door TNO ter plaatse, op 24 september 2003, maakte duidelijk dat van verbranding geen sprake was. De voor verbranding karakteristieke verschijnselen van verharding, verkleuring enlof verkoling ontbraken volledig. Alle materialen voelden nog normaal en goed aan. Omdat niet duidelijk was waardoor de beschadigingen dan wel waren ontstaan kon niet worden ingeschat in hoeverre moest worden gevreesd dat ook de overige 123 cilinders beschadigde pakkingen bevatten. TNO hidustrie werd daarom gevraagd een onderzoek in te stellen om de oorzaak van de schade te achterhalen. De werkzaamheden werden aangeboden in offerte nummer 811 73/sec op 29 september 2003. De opdracht werd verstrekt op 24 oktober 2003 onder nummer 9030150. Ten behoeve van het onderzoek is de bewuste pakkingset ter beschikking gesteld van TNO evenals een later uitgebouwde pakkingset van een cilinder waar geen problemen van bekend waren, maar die wel stickslip verschijnselen vertoonde. De pakkingen waren zonder voorspatming ingebouwd en stonden voortdurend onder een druk van ongeveer 100 bar in rust en maximaal 160 bar tijdens bewegen. Bij de grote cilinders, waar de bewuste pakkingset uitkomt, bedraagt de slag ongeveer 12,20
TNO-rapport I 42/04.012417-2/sec 115 oktober 2004
4 / 14
R WS Zeeland
meter en bij de kleine cilinders, waar de andere pakkingset uitkomt, ongeveer 7,20 meter. De resultaten van het onderzoek zijn op 24 februari 2004 besproken, waarna het rapport is aangepast naar aanleiding van de daarbij naar voren gebrachte nieuwe inzichten. Belangrijk punt daarbij was de mededeling dat de schuiven en dus ook de cilinders in de ruststand niet stilstaan maar ten gevolge van thermische uitzetting van de olie in de cilinders langzaam op- en neer bewegen. Gegevens met betrekking tot die verplaatsingen zoals gemeten door Rijkswaterstaat zijn in de discussie meegenomen. Tevens zijn op verzoek van Rijkswaterstaat de metingen om de slijtage van de V-ringen te kwantificeren uitgebreid en opgenomen in dit rapport.
TNO-rapport
1
42/04.012417-2/sec 1 15 oktober 2004
5 / 14
1
RWS Zeeland
2 Onderzoek en resultaten
2.1 Visuele inspectie De ringen van beide pakkingsets zijn visueel beoordeeld met behulp van een microscoop. Gekeken werd met name naar sporen die kunnen duiden waar de beschadigingen zijn begonnen. Pakkingset 1 (bewuste pakkingset) Een overzicht van het soort beschadigingen is gegeven in de figuren 2 en 3.
:
-
--
-
Figuur 2: Schadebeeld over gehele hoogte van pakking 1 - De steunring (gemerkt 1) vertoonde aan de onderzijde enige kleine beschadigingen. Deze zijn vermoedelijk het gevolg van de demontage van de pakkingset. Aan de buitenzijde (is de zijde van het huis) waren, naast de groeven in de onitreksrichting die het gevolg zijn van de productie, geen beschadigingen zichtbaar. Aan de bovenzijde (is de zijde waarop de V-ringen steunden) waren, naast de groeven als aan de buitenzijde, in het verdiepte middendeel twee gaten aanwezig. Aan de binnenzijde waren op de onderste ± 80% van de ring dezelfde groeven aanwezig als aan de buitenzijde. Dit deel van de ring was donker gekleurd. Op de bovenste ± 20% waren sljtsporen in hoogterichting zichtbaar met op diverse plaatsen kleine zwarte deeltjes. Verder was dit deel van de ring vrijwel wit. -_---
Fiur3:
pakking 1
TNO-rapport 1 42/04.012417-2/sec 115 oktober 2004 1 RWS Zeeland
6 / 14
- De V-ringen (gemerkt II, III en IV) vertoonden aan de onder-, boven- en buitenzijde geen bijzonderheden. Aan de binnenzijde waren plaatselijk losse delen aanwezig. Hierbij waren duidelijk zones met veel en zones met weinig beschadigingen. Andere sporen waren niet waarneembaar. - De aandrukring (gemerkt V) vertoonde aan de bovenzijde drie beschadigingen. Hiervan hadden er twee een ronde vorm en was de derde een scheurtje. Vermoed wordt dat deze beschadigingen zijn ontstaan tijdens of na de demontage. Aan de buitenzijde waren twee schroevendraaier-insteken zichtbaar. De onderzijde en de binnenzijde waren glad en zonder beschadigingen met uitzondering van de overgang tussen beide zijden. Ter plaatse van die overgang bevond zich een groef met een hoek. De breedte en diepte van de groef varieerde licht over de omtrek (zie figuur 4). De plaats van de groef kwam overeen met de plaats waar de V-ring aansloot op de aandrukring (zie figuur 5)
Figuur 4: plaats en vorin van de groef in de aan drukring van pakking 1
Figuur 5: plaats van de groef in aandrukring t. o. v. V-rin gen van pakking 1
• .
I
TNO-rapport
42/04.01241 7-2/sec 15 oktober 2004
7/14
R WS Zeeland
Pakkingset 2 (kleine pakkingset) - De steunring (gemerkt 1) vertoonde geen beschadigingen. Aan de binnenzijde was de onderste ± 80% van de ring vrijwel wit en was de bovenste ± 20% donker gekleurd. Dit in tegenstelling tot de steunring van de andere pakking. Verder waren hier geen bijzonderheden aanwezig. - De V-ringen (gemerkt II, III en IV) vertoonden aan de onder-, boven- en buitenzijde geen bijzonderheden. Aan de binnenzijde waren alleen bij ring IV (bovenste ring) plaatselijk het begin van losse delen aanwezig. De beide andere ringen vertoonden dit nog niet. - De aandrukring (gemerkt V) vertoonde geen beschadigingen met uitzondering van de groef op de overgang tussen binnenzijde en de onderzijde. De groef vertoonde hetzelfde beeld als die van de andere pakkingset met dien verstande dat deze nog beduidend kleiner van afmetingen was. Bij de visuele inspectie ontstond de indruk dat de V-ringen minder materiaal hadden aan de zijde van de zuigerstang dan aan de zijde van het huis. Een exacte meting van de verschillende oppervlakken van een V-ring was als gevolg van de vorm moeilijk uitvoerbaar. Er is als volgt een schatting gemaakt van de oppervlakken. De profieldoorsneden zijn gescand en over de scan is in de computer een raster gelegd. Door telling van het aantal rastereenheden ter weerszijden van het centrum is het oppervlak van de ene zijde vergeleken met dat aan de andere zijde. Aangezien nieuwe V-ringen aan beide zijden van de centrumlijn een gelijke vorm en oppervlakte bezitten is het mogelijk op deze wijze slijtage te kwantificeren. De resultaten zijn voor beide pakkingsets gegeven in de tabellen 1 en 2. Tabel 1: Resultaten schattine oonervlakken aan de erote nakkine Oppervlakte in ring II ring III rin IV rastereenheden huiszijde stangzijde huiszijde stangzijde huiszijde stangzijde 212 Aantal eenheden 238 216 245 213 2451 10,5 _______ 11,8 13,5 verschilin% _______ gemiddelde afliame in % 11,9
1
1
1
Tabel 2: Resultaten schattine onnervlakken aan de kleine nakkine rin IV Oppervlakte in ring II Ring III rastereenheden huiszij de stangzijde huiszijde stangzijde huiszijde stangzijde] ipJ Aantal eenheden 1401 136 129 135 1 verschil in % 2,9 3,0 [ 3,6] 3,1 gemiddelde afname in %
I
2J 1
t
In opdracht van Rijkswaterstaat zijn de doorsneden van de V-ringen eveneens bepaald met behulp van een laser scanner. Dit omdat werd verwacht daarmee nauwkeuriger de afname te kunnen vaststellen zodat berekeningen mogelijk zouden worden. Deze metingen zijn uitgevoerd op onderstaande wijze. Uit elke V-ring van een pakkingset is een plakje gezaagd met een dikte van ongeveer 7 mm. Deze doorsneden zijn met behulp van een laser nauwkeurig gescand. Van de gescande vormen is met een speciaal computerprogramma op een doorsnede het totale oppervlak bepaald. Vervolgens is de beste niiddellijn van de doorsnede bepaald met behulp van cilinders die zijn gefit in de kromming aan de binnenzijde en die aan de buitenzijde. Door de hartlijn van de cilinders is vervolgens een vlak getrokken. Een en ander zoals in figuur 1.
I
TNO-rapport
42/04.012417-2/sec 115 oktober 2004
8 / 14
RWS Zeeland
1 Z22
3.142
Figuur I. principe van bepaling van de beste middelljn Daarna is de helft van de figuur verwijderd en is de doorsnede van het resterende oppervlak bepaald. Dit is aangegeven in figuur 2. De resultaten zijn gegeven in tabel 3.
Figuur 2: Vlak met doorsnede voor de bepaling van het halve' oppervlak
TNO-rapport 1 42/04.012417-2/sec 115 oktober 2004 RWS Zeeland
9/14
Tabel 3: Samenvatting van de resultaten van de laser scanner en navolgende bewerkingen ring nieuw grote pakking nieuw kleine pakking gebruikt grote pakking gebruikt kleine pakking
1 II III T II III II III TV 11 [ju
IV
totaal 296,27 300,86 308,51 192,25 197,69 197,33 320,20 318,00 318,17 199,27 198,36 196,58
Doorsnede in mm2 helft helft1 50,1% 147,98 148,28 150,66 49,9% 150,19 155,73 49,5% 152,78 96,78 95,46 49,7% 50,2% 98,50 99,19 98,27 50,2% 99,05 165,76 154,44 48,2% 158,97 50,0% 159,03 155,95 51,0% 162,22 99,77 49,9% 99,50 97,27 51,0% 101,09 99,43 97,15 49,4%
2
verschil 0,30 49,9% -0,47 50,1% 50,5% 1 -2,95 -1,32 50,3% 0,70 49,8% 0,78 49,8% -11,33 5 1,8% 0,06 50,0% 49,0% 1 6,27 -0,27 50,1% 3,82 49,0% -2,28 50,6%
Opgemerkt wordt dat bij elk proefstuk een willekeurige helft als helft 1 is genomen. Er kan van worden uitgegaan dat de slijtage telkens bij de kleinste helft heeft plaats gevonden zodat het teken bij de verschillen geen significante betekenis heeft. Dimensies oude en nieuwe ringen De verschillen tussen de resultaten in de tabellen 1 en 2 ten opzichte van die in tabel 3 kunnen eenvoudig zijn ontstaan doordat bij de bepalingen voor tabel 1 en 2 met het oog een beste middellijn is getrokken terwijl voor tabel 3 een computeralgoritme dat heeft gedaan. Met het oog wordt rekening gehouden met losse flapjes, vervormingen en andere verstoringen van het totale beeld terwijl een algoritme daar niet naar kijkt. Blijkbaar zijn de vervormingen zodanig dat met een algoritme een random resultaat volgt. Visueel is echter al vastgesteld dat er zonder twijfel sprake is van slijtage.
TNO-rapport I 42/04.012417-2/sec 115 oktober 2004 1
10 / 14
RWS Zeeland
2.2 Chemische analyse Door middel van pyrolyse en infraroodspectroscopie werden de zwarte deeltjes aanwezig op de steunring van de grote pakkingset geanalyseerd en vergeleken met het materiaal van de aandrukring en een V-ring. Uit de analyses volgde dat alle materialen op basis van nitrilrubber zijn vervaardigd. De opgenomen spectra van de drie materialen leken dan ook zeer sterk op elkaar. Het enige verschil bestond uit een duidelijk hogere piek bij het golfgetal 2240 cm 1 voor het materiaal van de aandrukring. Bij de spectra van het materiaal van de V-ring en van de zwarte deeltjes was deze piek kleiner. Het lijkt daarom aannemelijk dat het meeste materiaal van de zwarte deeltjes afkomstig is van de V-ringen.
TNO-rapport
1
42/04.012417-2/sec 15 oktober 2004
11 / 14
RWS Zeeland
3 Discussie Het materiaal van de verschillende ringen (1 kunststof steunring, 3 rubber-canvas Vringen en 1 rubberen aandrukring) lijkt en voelt nog steeds goed. Er lijkt dan ook geen sprake van veroudering van waaruit de ontstane schade kan worden verklaard. De schade is aan alle ringen zichtbaar en bevindt zich uitsluitend aan de zijde die in contact is geweest met de, glijdende, zuigerstang. Hierbij is het beeld voor de verschillende typen ringen verschillend: - de kunststof steunring van de grote pakkingset vertoonde aan de bovenkant van de stangzijde slijtsporen en er waren kleine zwarte deeltjes zichtbaar; - de V-ringen hadden aan de stangzijde slijtsporen, rafels en deels losliggende lagen; - de aandrukring had aan de stangzijde ter plaatse van de aansluiting met de Vring een groef. Nadere beschouwing maakte duidelijk dat de stangzijde van de V-ringen is gesleten. Op basis van de telling met behulp van een raster is de slijtage bijna 12 % voor die van de grote pakking en ruim 3 % voor die van de kleine pakking. Oppervlakte bepaling met een laser scanner en verdere bewerking door middel van software levert duidelijk lagere waarden op die daarnaast een grote spreiding vertonen. Ook zijn de totale met de laser bepaalde oppervlakken van de nieuwe ringen kleiner dan die van de gebruikte ringen. Dit kan berusten op toeval dat de nieuwe ringen in toleranties kleiner zijn. Meer waarschijnlijk echter is dat de nieuwe ringen uit een nieuwe matrijs komen met iets kleinere afmetingen. De kans dat voor de nieuwe ringen dezelfde matrijs is toegepast is, gezien de verstreken periode, erg gering. Ook kunnen er geringe aanpassingen zijn gedaan in de samenstelling van de ringen enlof in de productiewijze. Dit kan resulteren in een iets afwijkende krimp van de rubber na vulkanisatie met als gevolg andere, in dit geval kleinere, afmetingen. Een goede eenduidige maat voor de hoeveelheid slijtage is derhalve niet te geven. Waarschijnlijk is naast slijtage sprake van vervorming van de Vringen zodat de oorspronkelijke middellijn niet goed meer is vast te stellen. Bij ontbreken van een goede middellijn ontbreekt elke referentie en is de hoeveelheid slijtage niet te kwantificeren. De visueel waargenomen groef in de aandrukringen van beide pakkingen leek sterk op in de literatuur vermelde 'nibbling'-slijtage (knabbelen) die voorkomt indien een pakkingset met U- of V-ringen te veel ruimte heeft. Combinatie van de gedane bevindingen leidt tot het volgende: Tijdens gebruik slijten de V-ringen door de glijdende beweging langs de stang. Hierdoor krijgt de pakkingset steeds meer ruimte waardoor met name de dunner geworden bovenrand van de V-ringen kan gaan flapperen tijdens de beweging van de stang. Door deze beweging van de bovenrand van de bovenste V-ring slaat deze telkens tegen de rubber van de aandrukring. De rubber van de aandrukring is veel zachter dan het materiaal van de V-ring en wordt daardoor als het ware weggevreten (erosie). Hierdoor ontstaat de karakteristieke groef. Bij verdere slijtage van de V-ringen komen laagjes van de canvasinlagen los te liggen en deze vormen de waargenomen loshangende stukjes. Verder wordt de afstand tussen de steunring en de stang steeds kleiner totdat deze elkaar uiteindelijk raken. Door de druk van de V-ringen op de bovenzijde van de steunring is deze daar enigszins verbreed zodat de bovenzijde als eerste raakt. Hierdoor ontstaan slijtsporen en wordt de vervuiling die oorspronkelijk voor een donkere verkleuring zorgde weggesleten. Ter plaatse van die slijtage wordt de ring dus weer wit. Bij de kleine pakkingset is het proces nog niet zover gevorderd dat de
I
TNO-rapport
42/04.012417-2/sec1 15 oktober 2004 ]
12 / 14
RWS Zeeland
steunring de stang raakt. Hier is dan ook nog geen sprake van slijtsporen op de steunring. Slijtage is bij een gewone glijdende wrijving proportioneel met de afgelegde weg, waarbij de mate van slijtage toeneemt niet het toenemen van de wrijving. In dit geval is de weg bij een sluiting voor de grote pakking 12,2 meter en voor de kleine pakking 7,2 meter. Dat de grote pakking, volgens de gegevens van tabel 1 en 2, meer is gesleten is hiemiee in overeenstemming. De verhouding klopt echter niet want dan zou, uitgaande van de slijtage van de grote pakking, de kleine al 7 % moeten zijn afgenomen of, uitgaande van de kleine pakking, de grote slechts 5,3 %. Er moeten dan nog andere factoren een rol spelen. Buiten de weg die wordt afgelegd bij openen en sluiten van de schuiven is er sprake van een min of meer continue beweging van de schuiven. Deze beweging is het gevolg van uitzetting en krimp van de olie in de cilinders als gevolg van temperatuurschommelingen. Hierin is naast een dag-nacht cyclus ook een seizoenscyclus aanwezig. Eerste metingen uitgevoerd door Rijkswaterstaat maken duidelijk dat de grote cilinders hierdoor 10 tot 18 mm per etmaal verplaatsen en de kleine cilinders 5 tot 9 mm. De afgelegde weg die hiervan het gevolg is gedurende 20 jaar is dan los van extra verplaatsingen als gevolg van seizoenen 70 tot 130 meter voor een grote en 35 tot 65 meter voor een kleine cilinder. Verder is de mate van slijtage normaal proportioneel met de opgelegde spanning. Deze is, volgens metingen en berekeningen van Rijkswaterstaat, 950 kN voor de grote pakkingen en 520 kN voor de kleine. Rekening houdend met druk en verplaatsingen zou uitgaande van de afname van 12% voor de grote pakking, de kleine pakking ongeveer 3,5% moeten zijn afgenomen en uitgaande van 3% voor de kleine pakking, de grote ongeveer 10%. Gezien alle aannamen en onnauwkeurigheden in de metingen komen deze waarden zo dicht bij elkaar dat ze zeker aannemelijk zijn. Verder is duidelijk dat bij deze pakkingen geen sprake is van gewoon glijdende wrijving. Stickslip is bij beide pakkingen waargenomen. Bij stickslip moet telkens opnieuw de, veel hogere, statische wrijvingscoëfficiënt worden overwonnen. Dit heeft een verhoogde slijtage tot gevolg. Verschillen in de mate van stickslip zullen daarom snel aanleiding geven tot grote verschillen in slijtage. Ook de loopsnelheid en de mate van smering zijn van invloed. Onvoldoende smering is zeker in het begin aanwezig. Indien zich tijdens gebruik al een oliefilm heeft gevormd dan is deze na enige weken zeker verdwenen, zodat bij het begin van de beweging altijd sprake zal zijn van droge wrijving. Bij voldoende hoge snelheid zal zich vervolgens een smeerfilm instellen. Bij een te lage snelheid zal dit niet of slechts ten dele plaats vinden. Dit dan leidt tot hoge wrijvingskrachten die aanleiding geven tot meer slijtage. Als gevolg van de slijtage zullen dan vervolgens de afmetingen niet meer overeenstemmen waardoor de pakking speling krijgt in het huis en de stickslip toeneemt. Bij stickslip zal de opbouw van een smeerfilm nooit volledig worden. Op dit moment is over deze zaken onvoldoende bekend om een uitspraak te kunnen doen over de tijd waarna problemen kunnen worden verwacht. Omdat de stickslip verschijnselen bij beide pakkingsets zijn waargenomen is het waarschijnlijk dat dit bij alle pakkingsets in de kering zal voorkomen, in ieder geval bij alle die eveneens stickslip vertonen. De mate van slijtage is sterk affiankelijk van de exacte omstandigheden en die kunnen bij elke cilinder anders zijn. De slijtage zal niet direct aanleiding geven tot lekkages en de ernst laat zich vermoedelijk het best aflezen
I
TNO-rapport
42/04.01241 7-2/sec 115 oktober 2004
13 / 14
R WS Zeeland
aan een toename van de stickslip verschijnselen. Verwacht wordt overigens wel dat bij toename van de stickslip ook de slijtage zal toenemen. Lekkage bij V-ring pakkingsets als gevolg van bovenbeschreven processen zal het eerst optreden indien de druk laag is. Dit komt in de toepassing bij de Oosterscheldekering nooit voor. De druk is daar continu meer dan 100 bar en wordt veroorzaakt door het gewicht van de aanhangende schuiven. Opgemerkt wordt nog dat slijtage na enige tijd duidelijk is waar te nemen doordat het weefsel enigszins rafelig zichtbaar wordt. Bij nieuwe of nauwelijks gesleten ringen kan het inliggende weefsel wel zichtbaar zijn maar dan strak, zonder rafels en zwart als gevolg van de (dunne) laag rubber die er over zit. Op het moment dat weefsel gaat breken (doorgesleten) kunnen grotere losse delen tussen de pakking en de stang komen. Dergelijke delen worden vermorzeld en aangetroffen als vervuiling op alle in de buurt liggende delen. Deze zijn tijdens dit onderzoek bijvoorbeeld waargenomen op de steunringen.
14 / 14
TNO-rapport 42/04.0124 1 7-2/sec 15 oktober 2004
R WS Zeeland
4 Conclusies en advies De beschadigingen die zijn waargenomen aan beide pakkingsets zijn het gevolg van slijtage van in eerste instantie de V-ringen. De slijtage van de V-ringen is het gevolg van de matige tot zeer slechte smering. De slechte smering is het gevolg van de lange stilstandperiodes en mogelijk de lage loopsnelheid. Als gevolg van de slechte smering kan eenvoudig stickslip optreden waardoor de slijtage zal toenemen. Door de slijtage krijgen de pakkingsets meer ruimte waardoor de stickslip verschijnselen zullen toenemen. Door te beoordelen bij welke druk lekkage optreedt, is een eerste indruk van de ernst van de situatie te krijgen. Op korte termijn worden niet direct problemen verwacht. De hoge druk zal de pakkingsets zodanig aandrukken dat de afdichting in stand blijft. Aanbevolen wordt een vervolgonderzoek in te stellen waarin wordt vastgesteld hoe snel een en ander verloopt en op welke termijn lekkages of storingen in het functioneren kunnen worden verwacht. Hierbij zouden resultaten van een ander bij TNO uitgevoerd onderzoek met betrekking tot glj-eigenschappen kunnen worden meegenomen.
Prectleid:
Heod rctond
ingaL Ing. J.
Dr. J.. Vlieger