Humor is de smeerolie van succesvolle begeleiding De relatie tussen de leerling, zijn ouders en de begeleider bepaalt voor een groot deel het succes van de ondersteuning. Een begeleider kan nog zo bekwaam zijn; als de leerling hem niet mag of als de ouders geen vertrouwen in hem of haar hebben, blijft een optimaal resultaat uit. Of in de woorden van een leerling: ‘Ik leer echt niks van iemand die ik niet zie zitten’. De begeleider staat voor de uitdaging een positieve relatie met de betrokkenen aan te gaan. Jan Ruigrok leidt begeleiders op en legt in dit artikel uit dat succesvolle begeleiding loopt op drie tandwielen, een versnellingsbak en een scheut flinke smeerolie ( = humor). Als eerste kijken we naar de tandwielen zonder welke de motor niet kan draaien. Het zijn er drie: 1) het leerdoel, 2) de verbinding en 3) de ervaring Hieronder nemen we ze onder de loep. 1) Het leerdoel Leerlingen en hun ouders die een beroep doen op de begeleider willen dat de leerling daar wijzer van wordt. Daarmee is de begeleider dienstbaar aan de leerling en de ouders zoals een arts dat is ten aanzien van de patiënt. Wanneer na afloop geen vooruitgang is geboekt, is de begeleiding mislukt. Leerdoelen worden, vaak na een grondige diagnose, vastgelegd in handelingsplannen en de weg die naar het gewenste resultaat leidt wordt in SMART-terminologie uitgestippeld. Dat is een uitstekende werkwijze, maar als het hierbij blijft is het de dood in de pot. De leerling wordt dan benaderd in termen van tekortkomingen en staat aan de start al in de min. Hij wordt geëtiketteerd in termen van wat hij nog niet is en dat is een valse start die zich later tegen het hem kan keren. Een van de belangrijkste behoeften van mensen is het ervaren van betekenis: “Ik doe er toe, mensen vinden het leuk dat ik besta”. Wanneer je leerlingen beschrijft in termen van tekortkomingen, bestaat hun betekenis er uit dat zij de begeleider in de gelegenheid stellen haar werk te verrichten en daaraan haar betekenis te ontlenen. Wat zou het mooi zijn als een leerling in contact met de begeleider ervaart dat hij er werkelijk toe doet; dat niet zijn ‘probleem’ hem betekenis geeft, maar hij als mens. Om dat te bereiken is goed contact een voorwaarde. 2) Verbinding Om te ervaren dat jouw bestaan ertoe doet, heb je anderen nodig. Leerlingen maken deel uit van verschillende systemen, waarvan het gezin het meest bepalende is: van je ouders, broers en zussen, kom je niet los. Daarnaast zijn er leeftijdsgenoten, vrienden, mensen op de sportclub, leraren. Voor veel kinderen hebben ook dieren een grote rol. Sommige mensen die je op je levenspad ontmoet, reizen korte tijd met je mee, anderen tientallen jaren. Hoewel de begeleider doorgaans maar een korte tijd ‘meereist’ is haar rol geen onbelangrijke. Van het feit dat iemand je op een kruising in je leven de goede kant op helpt, heb je een leven lang plezier. Leerlingen blijven trouw, loyaal zo je wilt, aan mensen die voor hen betekenis hebben en die hen betekenis geven. Succesvolle begeleiding is onmogelijk zonder dat de leerling zich gesteund voelt door in de eerste plaats zijn ouders. Wanneer een begeleider een leerling begeleidt en pa vindt het www.rigardus.nl
[email protected]
Pagina 1
allemaal maar ‘onzin’, dan moet de leerling kiezen tussen de begeleider en een van zijn ouders. Je kunt er vanuit gaan dat de ouder de voorkeur krijgt en het resultaat uitblijft. Een begeleider is er niet alleen voor de leerlingen. Hij ondersteunt ook zijn ouders en andere betekenisvolle figuren. We noemen dat meerzijdige partijdigheid. Wie bang is dat dit meer werk voor de begeleider oplevert, kan gerust zijn: het tegendeel is waar. Als op een goede manier invulling wordt gegeven aan meerzijdige partijdigheid, zullen de systemen waarvan de leerling deel uitmaken, hem nog meer ondersteunen dan ze al doen. Het systeem gaat taken van de begeleiders overnemen. Een meerzijdig partijdige begeleider is de wind onder de vleugels van het systeem. 3) Ervaren Leren is grenzen verleggen, tegen grenzen aanlopen en dat maakt het spannend. Een goede begeleider trekt of duwt leerlingen niet over grenzen, maar nodigt hem uit die samen te verkennen en daagt de leerlingen uit iedere keer een stapje verder te zetten. Iedere grensverlegging is een ervaring. Daarvoor is veiligheid nodig, goed contact met de begeleider en een duidelijke structuur. Er is aandacht voor de relationele als de inhoudelijke kant van de begeleiding. Relationeel: hoe gaan we met elkaar om en wat verwachten we van elkaar? Inhoudelijk: wat wil je leren?
Humor als smeerolie, in druppels of scheuten Humor helpt een goed contact tot stand te brengen. Als je het inzet met een warm hart is het een prachtig middel om met weerstand om te gaan. Je kunt er leerlingen mee prikkelen en het zorgt dat je na veertig jaar nog fluitend naar je werk gaat. “Dat kan ik niet”, is het mantra van Jeroen tijdens de begeleidingsbijeenkomsten. “Dat klopt”, zegt de begeleider lachend na een poos, terwijl zij hem op de schouder slaat. “Ik doe dit werk nu al veertien jaar, dus zolang als jij leeft. Maar ik heb nog geen jongen ontmoet die minder kan dan jij. In het niets kunnen, ben jij echt de beste, de nummer 1. En dat moet je houden zo; dat gaan we niet veranderen. Daar verdien ik mijn geld mee. We hebben nog een half uur, laten we lijsten gaan maken van dingen die we niet kunnen. Ik bijvoorbeeld geen kangoeroeteennagels knippen.” “Nou zo erg is het ook weer niet hoor; ik kan heus wel wat”, zegt de leerling. “Jammer”, zegt de begeleider, “Wat dan…?” Alles wat Jeroen zegt wordt weerlegd door de trainer als iets dat niet telt. Jeroen wordt geprikkeld en zit binnen de kortste keren zijn kwaliteiten te verdedigen. Tot dat de begeleider zegt; “Oké en hoe gaan die kwaliteiten jou nu helpen bij waar we hiervoor bij elkaar zitten?” Humor draagt eraan bij dat de begeleider zich minder ergert aan leerlingen, humor relativeert en leert hoe je op een andere manier naar problemen kunt kijken. Voor een humorvolle begeleider is adhd geen probleem, maar het beste dat een leerling kan overkomen. Al was het alleen maar omdat hij tegenover de beste begeleider van Nederland zit. Humor is niet het ontkennen, negeren of weglachen van de leervraag van de leerling. Het is een manier om tegen een leerling te zeggen: “Jij bent een prachtmens, ik geniet van jou. Onvoorwaardelijk.” Samen lachen en plezier hebben is een van de beste manieren om elkaar betekenis te geven.
www.rigardus.nl
[email protected]
Pagina 2
Contractmatig werken volgens de versnellingsbak Contractmatig werken verloopt volgens de drie versnellingen van de schakelbak. 1e versnelling: het contact Om verbinding aan te gaan met anderen moet er eerst contact zijn. Voordat de begeleider aan het werkelijke leren toekomt, zorgt zij dat zij een goed contact heeft met de leerling en zijn ouders. Als die het idee hebben dat de begeleider te vertrouwen is en een fijn mens is om mee te werken, kan de begeleider overschakelen naar de tweede versnelling. Goed contact is wederzijds: een begeleider levert beter werk af als zij werkt met mensen van wie zij kan genieten, met wie zij zich verbonden voelt. 2e versnelling: het contract Een contract zoals we het hier bedoelen is een al dan niet formele overeenkomst waartegen de betrokkenen uit vrije wil ja of nee kunnen zeggen. Als de begeleider een contract afsluit met de leerling en zijn ouders, wordt het leren een werkelijk gezamenlijke verantwoordelijkheid. Wanneer ieder er “ja” tegen zegt, ga je, wanneer de doelen haalbaar gesteld zijn, als de wiedeweerga naar een goed resultaat. Het contract valt uiteen in twee delen: - Het relationeel contract: hoe gaan we met elkaar om? Wat verwachten we van elkaar en wat zijn ieders verantwoordelijkheden en hoe zorgen we ervoor dat ieder zich veilig, gezien en prettig voelt? - Het inhoudelijke contract: wat willen we bereiken, wanneer kunnen we zeggen dat we onze doelen hebben bereikt? 3e versnelling: aan de slag! Wanneer de eerste en tweede versnelling succesvol zijn genomen, kan er gewerkt worden aan het doel van de begeleiding: de 3e versnelling. Mochten er later haperingen ontstaan, dan bestaat er altijd gelegenheid terug te schakelen naar de 2e of de 1e versnelling.
De praktijk De uitdaging voor een begeleider is de leerling en zijn ouders binnen een minuut of tien van het eerste contact te laten ervaren hoe de begeleider werkt, wat zijn visie en werkwijze is en hoe binnen de situaties mensen met elkaar omgaan. Hieronder staat een (gedeeltelijk) verslag van de eerste minuten in een eerste contact tussen begeleider Laura die leerling Bram en zijn moeder ontvangt. Een mogelijke manier van lezen is dat je eerst het gesprek in de linker kolom leest en kijkt hoe je daar de theorie in terugvindt; wat valt je op, wat past bij jou, wat herken je? Lees daarna de rechterkolom en breng vervolgens dat wat je daarin aanspreekt in de praktijk. Laura: “Dag mevrouw, dag Bram. Ik ben zoals u weet remedial teacher en als ik het goed begrijp heeft u een vraag over dyslexie. Maar voordat dat we daar naar gaan kijken, wil ik u, mevrouw graag een eerste vraag stellen. Mag dat?” Moeder: “Ehh, ja.” Laura: “Die vraag is ‘waarom bent u trots op Bram?’ ” Moeder, lachend: “Nou da’s niet zo moeilijk. Bram is een leuk kind. Hij heeft gevoel voor humor, helpt zijn vader vaak in de tuin. En ik moet vaak ontzettend om hem lachen.”
www.rigardus.nl
Laura begroet moeder eerst en stelt haar de eerste vraag. Daarmee geeft ze aan dat moeder hiërarchisch boven haar zoon staat. Ze vertelt even dat het thema dyslexie is, maar werkt eerst aan het contact. Ze vermindert daarmee eventuele spanning en geeft ook aan interesse te hebben in Bram. In andere woorden zegt ze: “u heeft een mooi kind” in plaats van “uw kind heeft een probleem.”
[email protected]
Pagina 3
Bram kijkt een beetje half lachend naar moeder met een blik van: ‘gaat dit over mij?’ Laura: “Nou ik krijg in ieder geval al zin om met Bram aan de slag te gaan. Nu maar hopen dat hij echt dyslexie heeft, anders gaat het feest niet door… . Bram ik heb ook een vraag aan jou: ‘waarom is het leuk voor mij om jou te begeleiden?’” Bram: “???” Laura: “Ja, weet je Bram ik begeleid alleen maar leerlingen die ik écht leuk vind. Anders wordt mijn werk zo saai.” Bram: “Ja, dat weet ik toch niet…” Laura: “Ja joh, dat moet je even hard denken. Want anders wordt het niks. Maar het leuke is dat ik nog nooit een leerling heb gehad die niet leuk is om te begeleiden. Gewoon een kwestie van even zoeken. Kijk, het zit zo: jij bent een leuk mens, en ik weet nog niet waarom. Dat kan ook niet, want ik ken je pas. Wanneer ik weet waarom jij een leuk mens ben, heb ik het in mijn werk meer naar zijn. En wanneer ik het naar mijn zin heb, ben ik een betere begeleider. Zo werken die dingen.” (Vervolgens zoekt Bram samen met moeder naar zijn kwaliteiten.) Later in het gesprek zegt Laura: “Bram, mevrouw, ik ga even de gang op en dan wil ik dat jullie nadenken over de vraag: ‘Wanneer ben ik volgens jullie een goede begeleider?’ Wanneer zijn jullie na afloop tevreden over mij? Heb het erover en roep me als jullie een antwoord hebben.”
Na een minuut of vijf wordt Laura binnengeroepen en vertellen Bram en zijn moeder waar ze behoefte aan hebben. Rust en vriendelijkheid zijn kernwoorden. Moeder vertelt ook nadrukkelijk waar Bram op school tegenaan loopt en waarvan zij wil dat Bram mee geholpen wordt. Bram heeft de neiging nogal eens te beginnen www.rigardus.nl
Met haar vraag is Laura verbindend en meerzijdig partijdig. Moeder en Bram voelen zich erdoor meer met elkaar verbonden. Laura is verbindend naar alle drie: zo’n leuke jongen wil iedereen wel begeleiden. Bram heeft in de eerste minuut al ervaren dat hij betekenis heeft. Hier bestaat de humor van Laura eruit dat ze de zaken omkeert: dyslexie is geen probleem, maar juist iets moois. Ook hier een omkering van Laura: zij ‘eist’ dat een leerling de moeite waard is om mee te werken.
Uit onderzoek blijkt dat veel VMBO-leerlingen niets konden noemen waar ze goed in zijn. Veel zorgleerlingen lopen hier nog harder tegenaan. Laura neemt daar geen genoegen mee.
Laura is professioneel verantwoordelijk voor het relationeel en inhoudelijk contract. Maar dat moet wél wederzijds worden afgesloten. Zij legt haar ‘leiderschap’ niet op aan Bram en moeder, maar vraagt hen wat zij moet doen om hen goed te kunnen begeleiden. (“Dat zijn mijn mensen, ik moet ze volgen. Ik kan niet anders, ik ben hun leider”, zei Gandhi.) Daarbij legt Laura ook verantwoordelijkheid voor wat er gebeurt bij Bram en moeder. Het mooie van deze interventie is dat die Laura ook rust en afstand geeft. Als Bram en moeder aan het werk zijn, kan zij reflecteren op wat er gebeurt en zich voorbereiden op volgende stappen. Of gewoon genieten van een kopje thee. Er wordt volop aan het contract gewerkt. In feite geven moeder en Bram, begeleider Laura een begeleidingsopdracht. En Laura heeft de vrijheid die af te stemmen op haar wensen, ideeën en mogelijkheden.
De traditionele valkuil doemt hierop. Mensen
[email protected]
Pagina 4
met “U moet niet…”, maar daar neemt Laura geen genoegen mee. “Ho ho Bram, ik hoor wat je niet wilt, maar daar kan ik niet veel mee. Ik wil niet dat jij kangoeroes met lange teennagels meeneemt, daar kunnen we geen van beiden iets mee. Kun je mij vertellen wat je wél wilt. Je zegt dat ik niet streng moet zijn, dus wat wil je dat ik wel ben?” Bram: “Aardig natuurlijk.” Laura: “Oké Bram dank je wel.” Er worden vervolgens concrete afspraken gemaakt voor verdere begeleiding. Aan het eind heeft Laura nog een vraag aan Bram: “Bram, heb je een idee hoe je vader hier allemaal over denkt?” Bram: “Dat weet ik niet hoor, die vindt het allemaal best geloof ik.” Moeder: “Ja die dyslexie heeft Bram van niemand vreemd. Zijn vader heeft het nog steeds. Daar werd vroeger op school totaal niet naar omgekeken.” Laura: “Da’s mooi Bram, want dan heb je een dyslexie-expert tot je beschikking die er misschien nog meer van weet dan ik. Zou jij het er eens met je vader over willen hebben. En zou je hem willen vragen of ik hem eens mag bellen om te vragen hoe ik jou het best kan ondersteunen?” Bram: “Is goed.”
die een begeleidingsvraag hebben weten vaak precies onder woorden te brengen wat ze niet willen. Wie zich daarop richt, komt iedere keer weer uit bij het probleem, al was het alleen maar om te kijken of het minder is geworden. Daarmee houd je het in stand. Humorvolle begeleiders schromen niet om onzinvoorbeelden in te brengen om duidelijk te maken wat ze bedoelen. Vader is tot nu toe buiten beeld gebleven, maar zijn rol is enorm belangrijk. Hier geeft Laura Brams vader betekenis door hem in de expertrol te zetten. Het zou kunnen dat vader zich schuldig of vervelend voelt omdat hij zijn ‘handicap’ heeft overgedragen op zijn zoon. En nu wordt hij de expert die zijn zoon kan helpen de narigheid te voorkomen waarvan hij de pijn zo goed kent. Soms zie je ook dat verbittering bij ouders over wat hen op school is overkomen, de groei van hun kind in de weg staat. Door vader te erkennen en te betrekken bij wat er gebeurt, vermindert Laura de kans hierop en geeft ze invulling aan meerzijdige partijdigheid.
Klaar voor de derde versnelling! Literatuur: Kouwenhoven, M. Het handboek Strategisch Coachen, ISBN: 978 90 244 1800 8 Ruigrok, J. : Provocatieve leerlingbegeleiding, isbn: 978-90-79596-03-4 Riet Fiddelaers-Jaspers en Jan Ruigrok: Leraar in Hart en Nieren, ISBN: 9 789077 179123 Zie ook: www.rigardus.nl onder ‘publicaties’. Correspondentieadres:
[email protected] Tel.: 06 225 225 25 of 010-4820603 Jan Ruigrok (1953) is trainer en publicist. Hij leidt begeleiders op en ondersteunt scholen, bedrijven, individuen en groepen vanuit zijn bureau Rigardus. Sinds 1992 geeft hij trainingen aan leraren en andere professionals die met jongeren werken.
www.rigardus.nl
[email protected]
Pagina 5