Provinciale Staten
www.prv-overijssel.nl Postadres Provincie Overijssel Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 425 25 25 Telefax 038 425 26 80
Uw kenmerk
Uw brief
Ons kenmerk ZC/2004/1364
Datum 08 07 2004
Bijlagen 1
Doorkiesnummer 425 12 21 425 12 47
Inlichtingen bij hr. H. Rijkhoek mw. Y. Visser
E-mailadres
[email protected]
Onderwerp
Concept Beleidskader Jeugdzorg Overijssel 2005-2008.
Hierbij zenden wij u ter informatie toe het Inspraakconcept Beleidskader Jeugdzorg Overijssel 20052008 dat wij aan het veld (gemeenten, medefinanciers en instellingen jeugdzorg) hebben voorgelegd. De instellingen/partners hebben tot uiterlijk 6 september 2004 de tijd om te reageren. De hoofdlijnen van het beleidskader stroomlijnen met de Nota Sociale Actie. Gedeputeerde Staten van Overijssel,
voorzitter,
secretaris,
ATTENTIE: GEWI JZIGD RABO Zwolle 3973.41.121 Het provinciehuis is vanaf het NS-station bereikbaar: met stadsbus lijn 1 richting Berkum, halte provinciehuis
Bezoekadres Luttenbergstraat 2 Zwolle
2
NB Binnen 6 weken ingaand op de dag na de datum van verzending van het bijgaand besluit, kunt u daartegen een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten van Overijssel, Team Juridische Zaken, Postbus 10078, 8000 GB Zwolle (telefoonnummer 038 425 20 68). Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend en bevat tenminste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar. Voor de behandeling van een bezwaarschrift bij de provincie Overijssel is geen griffierecht verschuldigd. Voor inlichtingen over de bezwaarschriftprocedure kunt u zich wenden tot de provinciaal medewerker die bij het besluit is vermeld. Indien onverwijlde spoed dat vereist is het mogelijk een voorlopige voorziening te vragen bij de President van de Sector Bestuursrecht van de Rechtbank te Zwolle, Postbus 10067, 8000 GB Zwolle (telefoonnummer 038 428 94 11). In dat geval is griffierecht verschuldigd. Voorwaarde is dat u een bezwaarschrift heeft ingediend.
Beleidskader Jeugdzorg Overijssel 2005-2008
(inclusief Uitvoeringsprogramma 2005)
Ten behoeve van de inspraak
6 Juli 2004
1
Dit beleidskader is voorzien van kindertekeningen. Deze tekeningen zijn gemaakt door kinderen die onder de jeugdbescherming vallen. Zij zijn gemaakt in het kader van de Kinderhulp-prijs, een wedstrijd van het Nationaal Fonds Kinderhulp. Opdracht was een inzending te maken over hoe kinderen het best geholpen kunnen worden.
2
INHOUDSOPGAVE HOOFDLIJNEN BELEIDSKADER JEUGDZORG OVERIJSSEL 2005-2008
6
1.
WETTELIJK KADER, VISIE EN UITGANGSPUNTEN
8
1.1.
Wettelijk kader
1.2.
Visie en uitgangspunten van beleid
2.
JEUGD(ZORG) IN OVERIJSSEL IN CIJFERS
11
2.1.
Algemeen
11
2.2.
De bevolking in Overijssel
2.3.
Bureau Jeugdzorg Overijssel
12
2.3.1
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
14
2.4.
Wachtlijsten
16
3.
NAAR EEN VRAAGGESTUURD STELSEL
18
3.1
Stelselherziening Wet op de jeugdzorg
18
3.2.
Overleg- en adviesstructuur
19
3.3.
Steunfunctie Jeugdzorg Overijssel
4.
AANVAL OP DE WACHTLIJSTEN
21
4.1.
Ambities wachtlijstbestrijding jeugdzorg
21
4.2.
Wachtlijstbestrijding 2004/2005-2008
22
4.2.1.
Aansluiting jeugdbeleid en BJzO
22
4.2.2.
Zwerfjongeren
22
4.2.3
Crisisaanpak
22
4.2.4.
Eigen Kracht Conferenties
8 8
11
19
22
4.2.5. Bureau Jeugdzorg Overijssel
22
4.2.6.
AMK
23
4.2.7.
Geïndiceerde zorg/Actiefondsproject Weg met de wachtlijsten in de (24-uurs)jeugdzorg
4.3.
Financieringssystematiek op de lange termijn
24
5.
AANSLUITING JEUG DBELEID – JEUGDZORG
25
5.1.
Inleiding
25
5.2
Lokaal jeugdbeleid en provinciaal jeugdzorgbeleid
25
5.2.1.
Complementaire verantwoordelijkheden en regie provincie en gemeenten
25
5.2.2.
Aansluitingsterrein Jeugdbeleid-Jeugdzorg 2005-2008
5.3.
Convenant Jeugdbeleid–Jeugdzorg 2005-2008: van afstemming naar samenwerking
5.4.
Provinciaal beleid Aansluiting Jeugdbeleid–Jeugdzorg 2005-2008
28
5.4.1.
Een sluitende keten van signaleren, beoordelen en interveniëren
28
5.4.2.
Doelmatige en efficiënte overlegstructuren in de aansluiting jeugdbeleid-jeugdzorg
23
25 26
29
3
5.4.3.
Voorkomen en terugdringen van wachttijden en wachtlijsten aan de poort van Bureau Jeugdzorg Overijssel
30
5.4.4.
Jeugd en Veiligheid
30
5.4.5.
Innovatie aansluiting Jeugd en Veiligheid
31
6.
JEUGD EN VEILIGHEID
32
6.1.
Jeugdreclassering
32
6.2.
Aanpak voorkomen recidive: ITB en Echt Recht C onferenties
6.3.
Op ons beleid van invloed zijnde ontwikkelingen
33
7.
TOEGANG TOT DE JEUGDZORG
34
7.1.
Inleiding
7.2.
Visie en uitgangspunten
7.3.
Stelselherziening
34
7.4.
Gebiedsaanpassing jeugdzorg Overijssel/Gelderland
35
7.5.
Maatwerk voor de regio en voor de cliënt
35
7. 6.
Decentralisatie financiering en coördinatie Ambulante jeugdbescherming en jeugdhulpverlening Leger des Heils
36
7.7.
Eigen Kracht Conferenties
36
7.8.
Verbeter de keten
36
7.8.1.
Wachtlijstbestrijding
36
7.8.2.
Efficiency en effectiviteitsverbetering
36
7.9.
Gezinscoach
37
7.10.
Toegankelijkheid van Bureau Jeugdzorg voor allochtonen
38
7.11.
Bescherming van jeugdigen
38
8.
ZORGAANBOD JEUGDHULPVERLENING
40
8.1.
Afstemming van aanbod tussen zorgaanbieders
40
8.2.
Organisatieontwikkelingen bij de zorgaanbieders
41
8.3.
Quick Scan jeugdzorg en Verbeter de Keten
41
8.4.
Pleegzorg
41
8.5.
Certificering
41
8.6.
Doelrealisatie
42
8.7.
Project Jeugdzorgboerderij
42
8.8.
Vervoer van kinderen van en naar jeugdzorginstellingen
42
8.9.
Vermaatschappelijking van het zorgaanbod
43
8.10.
Jeugdzorg en Justitiële Jeugdinrichtingen
43
9.
32
34 34
CLIËNTENBELEID EN KWALITEITSBELEID
44
9.1.
Inleiding
44
9.2.
Wettelijke vereisten
44
4
9.3.
Cliëntenparticipatie
45
9.4.
Kwaliteitsbeleid
45
9.4.1.
Kwaliteit van BJzO en zorgaanbieders JHV
9.4.2.
Toezicht door de Inspectie
46
10.
BELEIDSINFORMATIE EN MONITORING
47
10.1
Inleiding
10.2
Informatie en Communicatie Technologie (ICT)
47
10.3.
Gegevensverstrekking
47
10.4.
Provinciaal project beleidsinformatie jeugdzorg
48
11.
FINANCIEEL BELEID EN BEHEER
50
11.1.
Nieuwe subsidieverordening
50
11.2.
Financieringssystematiek
11.3
Prestatieafspraken en verantwoording
51
11.4.
Accommodatiebeleid
51
11.5.
Financiering 2005
51
45
47
50
11.5.1. Splitsing doeluitkering 2005
51
11.5.2. Subsidie-Egalisatiereserve
51
11.5.3. Financiële situatie
52
11.5.4. Besteding van de beschikbare budgetten 2005-2008
53
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
Met de door de Taskforce Wachtlijsten Jeugdzorg voor Overijssel gemeten gegevens Met de door de Taskforce Wachtlijsten Jeugdzorg gemeten landelijke gegevens Afkortingenlijst
54 55 56
5
HOOFDLIJNEN BELEIDSKADER JEUGDZORG OVERIJSSEL 2005-2008 De jeugd heeft de toekomst. Dat geldt ook voor Overijssel. Elke jongere moet zich kunnen ontwikkelen tot iemand die zelfstandig en volwaardig kan deelnemen aan de samenleving. Daarom zetten wij ons in voor de participatie van jongeren aan cultuur, onderwijs en arbeid en voor het beschikbaar en bereikbaar houden van voorzieningen voor de jeugd. Maar ook de kinderen en jongeren die om hulp vragen en hulp nodig hebben zijn onze zorg. Dit Beleidskader gaat over deze groep. Kinderen en jongeren moeten tijdig en goed ondersteund worden in hun ontwikkeling. Voor jeugdigen met ernstige opgroei- en opvoedproblemen en/of die behoren tot bepaalde risicogroepen geldt dit des te meer. Jeugdzorg levert een belangrijke bijdrage aan vroegtijdige signalering en aan hulp zo snel als mogelijk, zo licht als mogelijk, zo dicht bij huis als mogelijk. Onze ambitie is dat er betere hulp is die sneller beschikbaar is. Onze zorg gaat ook uit naar de kinderen en opvoeders die nu moeten wachten voordat ze aan de beurt zijn. Ook willen wij inzetten op het voorkomen dat er jeugdzorg nodig is. Wij hebben vier hoofdlijnen van beleid: wachtlijstbestrijding, een goed stelsel van jeugdzorg zoals de Wet op de jeugdzorg bedoelt, verbetering van de aansluiting jeugdbeleid-jeugdzorg en de bestrijding van jeugdcriminaliteit. Bestrijding van wachtlijsten Wij zijn in 2002 begonnen met het bestrijden van wachtlijsten. Dat heeft resultaat maar wij zien ook dat er meer kinderen en opvoeders naar de jeugdzorg komen. Als het stelsel zo gaat werken als de Wet op de jeugdzorg wil, zullen er op den duur minder wachtlijsten komen. He t vraagt wel tijd voordat alle organisaties zo zullen werken als de Wet op de jeugdzorg bedoelt. Daarvoor moet nog veel gebeuren. Ondertussen willen wij de wachtlijsten niet laten bestaan. Wij willen in de eerste plaats de kindermishandeling tegengaan. Ook willen wij dat er direct hulp beschikbaar is in crisissituaties. Verder zetten wij in op de bestrijding van de wachtlijsten aan de voordeur van de jeugdzorg (Bureau Jeugdzorg Overijssel) en op de wachtlijsten in de zwaardere jeugdzorg. Wij hebben met het Rijk afspraken gemaakt over het oplossen van de wachtlijsten. Het Rijk heeft extra middelen toegekend vanaf 2004. Wij zullen ons inspannen om de wachtlijsten weg te werken. Lukt het niet, dan melden wij dat bij het Rijk. Het is dan aan het Rijk om, eventueel met de Tweede Kamer, oplossingen te bedenken. Onze taak is het creëren van randvoorwaarden en stellen van eisen waardoor de zorgaanbieders jeugdhulpverlening de efficiency verhogen en het bevorderen van de effectiviteit van het stelsel. Wij zetten ook zelf extra middelen in. Na € 1.750.000 in 2003 en 2004 (vooral voor AMK, BJzO en pleegzorg) hebben wij in 2004 nog eens € 1.000.000 ingezet voor bestrijding van de wachtlijsten in de 24uurszorg. Dat hebben wij gedaan omdat ondanks resultaten de wachtlijsten zich nog niet in gewenste zin ontwikkelen. Met al onze maatregelen willen wij de keten van jeugdzorg verbeteren. Wij zoeken daarbij naar mogelijkheden om verbeteringen te brengen op alle onderdelen van de keten dat wil zeggen aansluiting, BjzO/AMK, (inter-sectoraal) zorgaanbod, uitstroom en nazorg. In een gecoördineerde aanpak streven wij ernaar dat de effecten van de afzonderlijke acties elkaar versterken. In dit traject “Verbeter de keten” onderscheiden wij een korte termijntraject wachtlijstbestrijding (2004) en een lange termijntraject wachtlijstbestrijding (2005/2007). Wij zetten niet alleen in op capaciteitsuitbreiding door inzet van extra middelen. Er zijn meer manieren om (toenemende) wachtlijsten te bestrijden. Naast het inzetten van de extra middelen van het Rijk gaan wij na of met allerlei maatregelen de jeugdzorg effectiever en efficiënter kan werken. Het vrijkomende budget komt ten goede aan de jeugdzorg. Wij hebben in ons vorig beleidskader onze instellingen de taakstelling gegeven efficiencywinst en versnelling van de doorlooptijd te realiseren. Dit is een lange termijn traject en uiteraard ook onderdeel van ons beleid in dit Beleidskader 2005-2008. Voorts hebben wij ons in 2004 gericht op bestrijding wachtlijsten geïndiceerde hulp, met name ambulante zorg, daghulp en 24-uurs zorg. Daarnaast hebben wij een begin gemaakt met een duurzame effectieve aanpak voor crisishulp. Wij willen eerst meer weten voordat wij in het najaar 2004 verder besluiten over onze aanpak 2005/2006, bijvoorbeeld: wat zijn de effecten van de Eigen Kracht Conferentie, hoe ontwikkelt zich ons experiment Jeugdzorgboerderij, welke cliënten die wachten op 24-uurszorg of al 24-uurszorg ontvangen willen graag geholpen worden met een alternatief aanbod (Hulp aan Huis), wat zijn de wachtlijstontwikkelingen, op welke wijze kunnen de verschillende acties elkaar versterken voor het beste rendement. Ook willen wij meer gebruik gaan maken van onderzoeksresultaten over effectieve zorg. Wij willen er uiteindelijk naar toe dat wij uitsluitend zorg financieren waarvan duidelijk is dat deze effectief is. Ook willen wij ons nader oriënteren op een financieringssystematiek waarin meer prikkels voor de jeugdzorginstellingen zijn ingebouwd, waaronder bonus-malus en het flexibiliseren van budgetten. Bij elkaar hebben wij vanaf 2004 een aantal maatregelen in gang gezet, dat als geheel als een onorthodoxe wachtlijstaanpak beschouwd kan worden.
6
Met de verbeteringen in de jeugdzorg die direct onder onze verantwoordelijkheid vallen hopen wij tevens te bereiken dat minder civielrechtelijke plaatsingen nodig zijn en daarmee minder samenplaatsingen met strafrechtelijk geplaatste kinderen in de Justitiële Jeugdinrichtingen.
Naar een vraaggestuurd stelsel van jeugdzorg Wij willen uiteraard bereiken dat er geen wachtlijste n meer zijn en dat dit ook zo blijft. Om dat volledig te laten slagen is wel nodig dat het stelsel van jeugdzorg goed werkt. De nieuwe Wet op de jeugdzorg treedt op 1-1-2005 in werking. Invoering van deze wet zal veel opleveren voor het stelsel van jeugdzorg. Kinderen en opvoeders (cliënten) zullen beter weten waar ze terecht kunnen. De hulp zal beter passen bij zijn of haar vraag; de cliënt zal meer mee kunnen praten over de zorg die hij gaat krijgen of krijgt. Ook krijgt de cliënt recht op jeugdzorg die nodig is. Als de cliënt langer moet wachten dan de wet toestaat kan hij of zij uiteindelijk bij de rechter hulp afdwingen. De provincie is met de invoering van de Wet op de jeugdzorg verantwoordelijk voor een adequate spreiding van herkenbare, bereikbare en laagdrempelige toegang tot de jeugdzorg (bureau jeugdzorg) en voor een genoegzaam aanbod jeugdhulpverlening (geïndiceerde zorg). De veranderingen door de nieuwe wet zijn veelbelovend, maar kunnen geen zekerheid bieden of er voldoende hulp beschikbaar zal zijn. De provincies zijn verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van het grootste deel van de jeugdzorg, maar het geld daarvoor komt van het Rijk. Het Rijk heeft ons (en alle provincies) in 2001 gevraagd de invoering van de wet voor te bereiden. Daarin hebben wij al veel sta ppen gezet. Nu de wet dan eindelijk zal ingaan kunnen wij op een aantal essentiële punten doorgaan met de invoering. Niettemin zal het volledig invoeren van een vraaggestuurd stelsel zoals de Wet op de jeugdzorg bedoelt, nog een aantal jaren de nodige inspanningen vergen van alle partners in het stelsel van jeugdzorg. Deze partners zijn bijvoorbeeld gemeenten, andere financiers van jeugdzorg (zorgkantoren en Ministerie van Justitie), het BJzO, alle instellingen voor de jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming. Met gemeenten in Overijssel bestaan afspraken over de bereikbaarheid en beschikbaarheid van het BJzO. Het AMK, de jeugdbescherming (voogdij) en de jeugdreclassering zijn vanaf 2005 onderdeel van BJzO. Kinderen met een indicatiebesluit van het BJzO hebben recht op jeugdzorg. Deze zorg wordt verleend door drie grote instellingen: twee daarvan hebben een eigen regio als werkgebied (Twente en IJsselVecht). De derde voorziening richt zich op de hele provincie en dient als achtervang voor moeilijke doelgroepen. Aansluiting jeugdbeleid-jeugdzorg Een derde hoofdlijn is het verbeteren van de aansluiting jeugdbeleid-jeugdzorg. Wij hopen in het najaar 2004 afspraken te maken met gemeenten voor een sluitende effectieve keten van lokale voorzieningen en jeugdzorgvoorzieningen voor de periode 2005-2008. Bestrijding jeugdcriminaliteit Wij willen een bijdrage leveren aan het voorkomen en bestrijden van jeugdcriminaliteit. Wij hebben op grond van de Wet op de jeugdzorg directe verantwoordelijkheid voor de jeugdreclassering. Naast uitvoering van de deze taak willen wij met autonome middelen het voorkomen en de aanpak van jeugdcriminaliteit bevorderen. Wij denken daarbij specifiek aan een bijdrage aan de aanpak van veelplegers en het mogelijk maken van Echt Recht C onferenties.
7
1. WETTELIJK KADER, VISIE EN UITGANGSPUNTEN 1.1. Wettelijk kader De Wet op de jeugdzorg zal per 2005 formeel het wettelijk kader zijn voor het provinciale beleid jeugdzorg. Deze wet brengt op een groot aantal punten verbetering. Wij noemen de volgende: • versterking van de positie van de cliënt onder andere door de introductie van het recht op jeugdzorg. Sterkere nadruk op preventie van kindermishandeling en voorkoming van jeugdzorg; • een eenduidige toegang tot de jeugdzorg (d.w.z. het Bureau Jeugdzorg); • betere samenhang tussen de vrijwillige jeugdzorg en de jeugdbescherming; • betere afstemming van het (brede) aanbod op de vraag naar jeugdzorg;1 • betere samenhang in het aanbod van de jeugdzorg vanuit de verschillende sectoren jeugdzorg. Met de Wet op de jeugdzorg krijgen provincies aanzienlijk meer verantwoordelijkheden voor de jeugdzorg: • regieverantwoordelijkheid voor de afstemming van het aanbod jeugdzorg (in brede zin) op de vraag, ook voor die delen van het aanbod jeugdzorg waar de provincie geen financier van is/wordt; • regieverantwoordelijkheid (met gemeenten) voor de afstemming van de inzet van Bureau Jeugdzorg met de inzet van de lokale preventieve voorzieningen; • financiering van het Bureau Jeugdzorg; • financiering van de te decentraliseren jeugdbescherming en jeugdreclassering; • financiering van de te decentraliseren Landelijke Voorzieningen Jeugdhulpverlening; • aansprakelijkheid voor het recht van de cliënt op jeugdzorg. De Wet op de jeugdzorg verplicht provincies een 4-jarig Beleidskader Jeugdzorg (inclusief uitvoeringsprogramma) op te stellen en bij het Rijk in te dienen. Hierin beschrijft de provincie, vanuit haar rol als financier van de jeugdhulpverlening en als regisseur voor de gehele intersectorale jeugdzorg, de plannen op welke manier aanbod van jeugdzorg in al deze sectoren afgestemd zal worden op de vraag en hoe voldoende samenhang in het aanbod kan worden aangebracht. 1.2. Visie en uitgangspunten van beleid In het verlengde van de Wet op de jeugdzorg hanteert de provincie de volgende visie en uitgangspunten van beleid: Jeugdbeleid en jeugdzorg • Jeugdzorg is onderdeel van het jeugdbeleid vanuit de overtuiging dat jeugdigen baat hebben bij een veilige en stimulerende sociale leefomgeving. Sterke keten • Een sterke en sluitende keten van jeugdbeleid en jeugdzorg is van essentieel belang voor preventie, bescherming en zorg. Eigen kracht en mogelijkheden van de cliënten • De inzet van jeugdbeleid is gericht op het activeren en versterken van de eigen mogelijkheden van de jeugdigen en hun ouders/opvoeders in hun sociale leefomgeving. Maatschappelijke voorzieningen, zoals jeugdvoorzieningen, dienen de eigen kracht en mogelijkheden van de jeugdigen en hun opvoeders te versterken en aan te sluiten op de positief stimulerende kracht in de sociale leefomgeving, zoals ouders/opvoeders, school etc. Het jeugdbeleid moet integraal zijn en gericht op deze “empowerment”, het scheppen van een goed pedagogisch klimaat, participatie van de jeugdigen en samenhang en afstemming tussen voorzieningen. Preventie • Het belang van preventie van psychosociale problemen, uitval uit de sociale leefomgeving, onveilig en niet acceptabel gedrag zoals jeugdcriminaliteit en kindermishandeling kan niet onderschat worden, niet alleen in het belang van de cliënt en omgeving maar ook uit financieel oogpunt. Prioriteit bij kindermishandeling en jeugdbescherming • Het voorkomen en stoppen van kindermishandeling (in het algemeen “jeugdbescherming”) heeft hoge prioriteit. Toegankelijkheid van BJzO • De jeugdzorg in Overijssel is toegankelijk voor iedere jongere ongeacht zijn culturele of levensbeschouwelijke achte rgrond. • Cliënten met problemen die thuishoren bij de lokale voorzieningen behoren verwezen te worden naar deze voorzieningen. Zo-zo-zo beleid en vermaatschappelijking van de jeugdzorg 1
Met het brede aanbod jeugdzorg is bedoeld Bureau jeugdzorg (inclusief AMK, gezinsvoogdij, jeugdreclassering), de Raad voor de Kinderbescherming en het aanbod jeugdhulpverlening, JeugdGeestelijke Gezondheidszorg, Jeugd-Gehandicaptenzorg, Justitiële Jeugdinrichtingen.
8
•
De hulpverlening dient zo vroegtijdig mogelijk, zo dicht mogelijk bij huis, zo kort en zo licht mogelijk plaats te vinden. Anders gezegd: zo veel mogelijk in het gezin, in de school en in de sociaalmaatschappelijke context van het gezin. Dit geldt zowel voor niet als voor wel geïndiceerde hulp. • Jeugdzorg gaat uit van het perspectief van de cliënt in zijn leefomgeving (“ongedeeld perspectief van individu-gezin-maatschappelijke omgeving”). • Bij elke hulpvraag wordt in principe eerst ambulante hulp overwogen. • Bij hulpverlening buiten de eigen gezinssituatie dient eerst een daarop lijkende situatie (zoals pleegzorg) overwogen te worden. Vraaggestuurde zorg • In het belang van de cliënt dient het aanbod te worden gestuurd door de vraag. Vraagsturing zorg op het niveau van de cliënt • Rijk en provincies zien er op toe dat de cliënt wezenlijke invloed heeft op zaken die bepalend zijn voor het primaire proces (publieke domein in casu medezeggenschapsstructuur, klachtrechtregeling etc.). Vraagsturing op het niveau van de instelling • Cliëntenbeleid is van belang voor de kwaliteit en de effectiviteit van de zorg. Het dient gericht te zijn op een actieve stimulering van de betrokkenheid van de cliënt bij het primaire proces en de overige zaken die daarop van invloed zijn, zoals huisvesting, groepsregels, inkoop zorg enzovoorts. Vraagsturing op het niveau van de provincie • Bureau Jeugdzorg Overijssel heeft in de vraagsturing een centrale, unieke en onafhankelijke positie. • BJzO adviseert de provincie: • over de afstemming van het aanbod jeugdhulpverlening (financiering, spreiding en planning) op de vraag; • over de afstemming van het aanbod J-GGZ, J-LVG en JJI (spreiding en planning; ten behoeve van overleg provincie–medefinanciers) op de vraag. • Bureau Jeugdzorg Overijssel adviseert de provincie onafhankelijk van, maar na overleg met de betrokken zorgaanbieders. • JHV, J-GGZ, J-LVG en JJI overleggen over de aard en planning van ontwikkeling van nieuw aanbod en laten zich hierin door BJzO adviseren. Dit betreft de ontwikkeling van aanbod, zowel voorafgaande aan advisering door BJzO aan de provincie als binnen de vrije marge die de JHV heeft voor aanpassingen in het aanbod zonder instemming van de provincie. • Afstemming van beleid tussen jeugdzorgaanbieders komt tot uitdrukking in hun jaarplannen. Versterking van de positie van de cliënt • Versterking van de positie van de cliënt is van belang voor de kwaliteit en de effectiviteit van de zorg. • De cliënt is eigenaar van zijn eigen hulpverleningsproces (o.a. rol bij indicatiebesluit en hulpverleningsplan). • De cliënt krijgt inzicht in de producten en diensten van de zorgaanbieders jeugdzorg. • De cliënt kan terecht bij een onafhankelijke cliëntvertrouwenspersoon. • De zorg dient afgestemd te zijn op allochtone afkomst, levensbeschouwing en geslacht. Beleidsvorming • Beleidsvorming samen met de stelselpartners is, in het belang van de kwaliteit en uitvoering van beleid, daar waar mogelijk te verkiezen boven het topdown totstandkomen van beleid. Marktwerking, efficiency en effectiviteit • De jeugdzorg werkt zo efficiënt en effectief mogelijk: in de hulpverleningsrelatie, binnen een organisatie en in de keten. • Een vorm van marktwerking kan goed zijn voor vraagsturing en efficiënte en effectieve inzet van publieke jeugdzorgmiddelen. • Aanbesteding en het landelijk te ontwikkelen instrument benchmarking zijn goede marktwerkingsinstrumenten voor de jeugdzorg. • Marktwerking mag niet ten koste gaan van de rechtsgelijkheid, rechtszekerheid van de cliënt en de kwaliteit van de zorgverlening. • In het belang van de efficiency is het wenselijk bedrijfsresultaten te kunnen vergelijken. Benchmarking is een goed instrument voor het vergelijken van bedrijfsresultaten. • Voor de effectiviteit van de hulp is het wenselijk dat het toegangstraject naar indicering zo snel mogelijk verloopt. Het moet wel voldoen aan de kwaliteits - en zorgvuldigheidseisen van de wet. • Versnelling van de doorstroom, in het belang van de cliënt, moet ten dienste staan van verbetering van de efficiency en effectiviteit van de jeugdzorg. • In het belang van effectiviteit van beleid is het wenselijk dat de provincie scherper de beoogde resultaten van financiering formuleert, outputgerichte afspraken maakt bijvoorbeeld in de vorm van contracten en inzicht verwerft in de effecten van de inzet van de middelen. Maatschappelijk ondernemerschap • De WJZ biedt ruimte voor maatschappelijk ondernemerschap. • Zorgaanbieders JHV zijn maatschappelijke ondernemers, d.w.z. ondernemers met publieke middelen en overige wettelijke middelen ten bate van maatschappelijke doelen. Maatschappelijke ondernemers zijn maatschappelijke verantwoording schuldig. • BJzO voert een aantal publiekrechtelijke taken uit. Daarnaast kan BJzO ook opereren vanuit maatschappelijk ondernemerschap en voorzover niet in strijd met de uitvoering van haar publiekrechtelijke taken.
9
•
BJzO en zorgaanbieders hebben de ruimte voor het aangaan van samenwerkingsrelaties met of in het aannemen van opdrachten vanuit het lokale veld. • In het belang van transparantie van de inzet van publieke middelen brengt de vrijheid van maatschappelijk ondernemerschap zware eisen aan verantwoording met zich mee. • Vraagsturing is leidend bij maatschappelijk ondernemerschap. Verantwoordelijkheid overheden • De provincie ziet het als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de drie overheden zorg te dragen voor een adequate samenhangende sociale infrastructuur, waarbinnen de doelstellingen die voortvloeien uit bovenstaande visie gerealiseerd kunnen worden. •
•
• •
Binnen deze keten hebben de verschillende overheden hun verantwoordelijkheid voor de aansluite nde onderdelen van de keten. Het Rijk voor de financiering, de centrale kaderstelling en landelijke ondersteuning. De provincies voor de jeugdzorg, de aansluiting van de jeugdzorg met de lokaal preventief werkende voorzieningen en ondersteuning van gemeenten. De gemeenten voor lokaal preventief werkende voorzieningen en de aansluiting van deze voorzieningen met de voorzieningen jeugdzorg. Provincie en gemeenten hebben binnen de kete n hun eigenstandige verantwoordelijkheid voor de aansluitende onderdelen van de keten. De provincies voor de jeugdzorg, voor de aansluiting van de jeugdzorg met de lokaal preventief werkende voorzieningen en voor de ondersteuning door de jeugdzorg van lokaal preventief werkende voorzieningen. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de overheden zorg te dragen voor een adequaat samenhangende sociale infrastructuur. Provinciale jeugdzorg is aanvullend op de inzet van gemeentelijke voorliggende preventieve voorzieningen.
10
11
2. JEUGD(ZORG) IN OVERIJSSEL IN CIJFERS Inleiding Dit hoofdstuk bevat kwantitatieve informatie over de jeugdzorg. Deze informatie kan dienen voor de beleidsbepaling afstemming van het aanbod op de vraag. Het verwerven van deze informatie is sterk in ontwikkeling. Op den duur willen wij een transparant beeld van de instroom, doorstroom en uitstroom in de gehele jeugdzorg. Veel grafieken zijn gebaseerd op cijfers van de landelijke Taskforce Wachtlijsten. Op het moment van schrijven (juli 2004) zijn de meetgegevens van het eerste halfjaar van 2004 nog niet bekend. In de definitieve versie van het Beleidskader zullen deze gegeven wel worden opgenomen. 2.1. Algemeen Als we het over “de jeugd en jeugdzorg” in Overijssel hebben, waar praten wij dan eigenlijk over? Cijfermatig gezien kan deze sector als volgt worden samengevat: 2002
Aantal inwoners per 1 januari (incl. Hattem) Waarvan jeugdigen 0 tot 18 jaar In % van het totaal
Aantal meldingen - bij BJzO
2003
2004
2005
1.110.728 257.158 23,4%
1.117.117 260.717 23,3%
1.112.011 259.098 23,3%
1.361
1e kwartaal 1.913
- bij AMK (vermoeden van kindermishandeling)
399
454
Wachtlijst (per 31 december) - BJzO - AMK
247 55
301 74
12 38 76 50 ----176
70 73 106 36 -----285
120 76
92 94
- zorgaanbod: * ambulante hulp * daghulp * dag- en nachthulp * pleegzorg
Doorlooptijden (in dagen) - indicatietraject BJzO - onderzoek AMK
toename 40%
toename 31%
per 1-4-2004 toename ongeveer 5%
80 90 118 27 -----315
2.2. De bevolking in Overijssel In deze provincie woonden per 1 januari 2004 ruim 1,1 miljoen mensen, met de volgende leeftijdsopbouw.
Regio/leeftijd
0-3
4-12
13-17
>18
totaal
Twente West-Overijssel
31.988 28.182 ______ 60.180 ====
69.450 59.167 _______ 128.617 =====
38.761 33.139 _______ 71.920 =====
474.859 381.541 _______ 856.400 =====
615.088 502.029 _________ 1.117.117 =======
Totaal
Het aantal kinderen tot 18 jaar in Overijssel (circa 261.000) vormt de doelgroep van de provinciaal gefinancierde jeugdhulpverlening. Jongeren, die al cliënt zijn van de jeugdhulpverlening vóór hun 18e jaar, behoren in principe tot hun 23e jaar ook tot de doelgroep. Wij gaan voor het vervolg echter uit van de jeugd tot 18 jaar. Tussen de diverse werkgebieden in Overijssel blijkt de procentuele verdeling van deze groep over de diverse leeftijdscategorieën onderling niet veel te verschillen.
12
Volgens landelijk onderzoek gaat het met 80% van de jongeren tot 18 jaar goed, dat zijn in Overijssel ruim 200.000 jongeren. Zo’n 15% tot 20% ofwel ruim 50.000 jongeren, ontwikkelt door verschillende oorzaken problemen. Aan 1% (circa 2.000) wordt geïndiceerde jeugdzorg verleend. Er is een groep die vaker gebruikt maakt van de jeugdzorg dan anderen. Het gaat om jeugdigen met (een of meerdere van) de volgende kenmerken: jongen, 12-17 jarige, allochtone achtergrond, laag opleidingsniveau, afkomstig uit eenoudergezin (o.a. Van de Vondervoort, maart 2002). Bij de ontwikkeling van de vraag naar jeugdzorg zijn voorts van belang de toegenomen probleemgevoeligheid, de groei van het probleemgedrag en de bekendheid van Bureau Jeugdzorg. 2.3. Bureau Jeugdzorg Overijssel Landelijk gezien blijkt het aantal aanmeldingen bij Bureau Jeugdzorg een lichte daling te vertonen. In Overijssel daarentegen neemt de vraag toe. In onderstaande grafiek is het aantal meldingen bij de Bureaus Jeugdzorg uitgedrukt als een percentage van het aantal jeugdigen van 0-18. Deze gegevens zijn gebaseerd op de metingen van landelijke Taskforce Wachtlijsten Jeugdzorg.
Relatieve vraag naar jeugdzorg
Aantal meldingen bij BJZ in % van het aantal jeugdigen 0-18
0,0300
0,0250
0,0200
1e hjr 2002 2e hjr 2002 1e hjr 2003 2e hjr 2003
0,0150
0,0100
0,0050
0,0000 GRO
FRI
DRE
FLE
OVE
GEL
UTR
NHO
ZHO
ZEE
NBR
LIM
AMS
ROT
HAA
TOTAAL
provincie/grootstedelijke regio
De relatief grootste vraag naar jeugdzorg wordt gevonden in de grootstedelijke regio Amsterdam. Overijssel mag zich wat dit betreft (gelukkig) tot een van de rustiger provincies rekenen. Uit deze grafiek blijkt ook dat in de ontwikkeling van de vraag naar jeugdzorg een bepaald seizoenmatig patroon kan worden herkend. In veel provincies blijkt de vraag naar jeugdzorg in het eerste halfjaar groter te zijn dan in het tweede halfjaar. Dit heeft te maken met het feit dat het grootste deel van de zomerschoolvakanties in het tweede halfjaar ligt.
13
Uit een grafische weergave van de relatieve ontwikkeling van de vraag naar jeugdzorg (= het aantal meldingen bij BJzO) lijkt de vraag in Overijssel te stijgen, terwijl deze landelijk nagenoeg gelijk blijft. Er wordt een nader onderzoek(je) naar dit verschijnsel uitgevoerd.
Index ontwikkeling geregistreerde vraag naar jeugdzorg 200.0
180.0 160.0
140.0
index
120.0 BJzO
100.0
landelijk
80.0
60.0
40.0 20.0
0.0 1e hjr 2002
2e hjr 2002
1e hjr 2003
2e hjr 2003
periode
Ondanks deze toename van de vraag is Bureau Jeugdzorg Overijssel er in geslaagd om de doorlooptijd van de toegangsfunctie (de gemiddelde duur van het indicatietraject) te verkorten. De metingen van de Taskforce vertonen landelijk een stijging, zoals de volgende grafiek toont:
Ontwikkeling doorlooptijd toegangsfunctie in dagen 130
120
Gemiddelde doorlooptijd
110
100
90 BJzO landelijk 80
70
60
50
40 1e hjr 2002
2e hjr 2002
1e hjr 2003
2e hjr 2003
periode
BJzO is hiermee op de goede weg. De norm van 55 werkdagen wordt echter nog niet gehaald.
14
2.3.1 Advies- en Meldpunt Kindermishandeling De De • • •
eerdergenoemde Taskforce heeft ook de instroom in en de wachtlijsten voor het AMK. instroom bij het AMK bestaat uit: consulten; verzoeken om advies en meldingen van (het vermoeden van) kindermishandeling.
De totale instroom neemt landelijk en in Overijssel voortdurend toe. De ontwikkeling van de wachtlijsten voor het AMK vertoont in Overijssel een minder ongunstig beeld dan het landelijke, terwijl de instroom in Overijssel sterker toeneemt dan het landelijk gemiddelde. Dit wordt geïllustreerd door de volgende grafiek.
Instroom en wachtlijsten AMK 250.0
index (1e hlfjr 2002 = 100)
200.0
150.0 aantal instroom AMK Overijssel aantal instroom AMK landelijk wachtlijst AMK Overijssel wachtlijst AMK landelijk 100.0
50.0
0.0 1e halfjaar 2002
2e halfjaar 2002
1e halfjaar 2003
2e halfjaar 2003
periode
15
Het aantal meldingen van (het vermoeden van) kindermishandeling blijkt de laatste meetperiode fors te zijn toegenomen, zoals uit onderstaande grafiek blijkt.
Index aantal meldingen AMK 150.0
140.0
130.0
120.0
110.0 Landelijk Overijssel 100.0
90.0
80.0
70.0
60.0 1e kwartaal 2002
2e kwartaal 2002
3e kwartaal 2002
4e kwartaal 2002
1e kwartaal 2003
2e kwartaal 2003
3e kwartaal 2003
4e kwartaal 2003
Deze toename is een gevolg van de landelijke en regionale publiciteitscampagne die in het najaar 2003 is uitgevoerd en waarvan het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn had becijferd dat het zou leiden tot een toename van de druk op het AMK van 20%. In Overijssel blijkt de toename als gevolg van deze publiciteits-campagne circa 30% te zijn. Een trend die zich in het eerste halfjaar 2004 lijkt voort te zetten. Als gevolg van deze sterk stijgende vraag naar het AMK neemt de gemiddelde doorlooptijd van de onderzoeken van de meldingen van (vermoedens van) kindermishandeling toe, niet alleen in Overijssel, maar ook landelijk. Deze ontwikkeling ziet er grafisch zo uit. 140
120
100
80 Overijssel Landelijk 60
40
20
0 2e halfjaar 2002
1e halfjaar 2003
2e halfkaar 2003
De landelijke norm voor deze doorlooptijd ligt op 60 dagen. Geen enkele provincie of grootstedelijke regio voldoet aan deze norm.
16
2.4. Wachtlijsten De wachtlijsten voor het geïndiceerde hulpaanbod hebben zich in Overijssel vanaf het eerste meetmoment van de Taskforce op 1 januari 2002 als volgt ontwikkeld.
Wachtlijsten geïndiceerde zorg Overijssel 140
120
Aantal wachtenden
100
80
ambulant daghulp (semi-) residentieel pleegzorg
60
40
20
0 1 januari 2002
1 juli 2002
1 januari 2003
1 juli 2003
1 januari 2004
1 juli 2004
meetmoment
De landelijke cijfers laten het volgende beeld zien.
Wachtlijsten geïndiceerde zorg landelijk 1,600
1,400
Aantal wachtenden
1,200
1,000 ambulant daghulp residentieel pleegzorg
800
600
400
200
0 01-01-2002
01-07-2002
01-01-2003
01-07-2003
01-01-2004
meetmoment
17
Het zorgaanbod in Overijssel wordt met ingang van 2005 uitgebreid als gevolg van decentralisatie van de voorheen landelijk werkende voorziening AJL. Met ingang van 2004 heeft decentralisatie plaatsgehad van de pleegzorgcapaciteit van de SPD’s. Het aanbod in 2005 en verder zal zich wijzigen door ombouw en flexibilisering van het aanbod in het kader van het BMC -efficiency-traject (zie ook paragraaf 8.3.). Het voorlopig geraamde aanbod voor 2005 luidt als volgt: Dag-en nachthulp ________
Daghulp
Pleegzorg
Totaal
_________
_________
________
TRIAS Idem pleegzorg Spectrum pleegzorg
171
160
404 *) 5
331 404 5
Jarabee
131
185
-
316
-
-
p.m.
p.m.
Commujon LSG
120 _____
______
______
120 ______
Totaal
422 ====
345 =====
409 =====
1.176 =====
AJL
*) incl. 15 plaatsen decentralisatie van SP D IJssel Regge Vecht
18
19
3. NAAR EEN VRAAGGESTUURD STELSEL VAN JEUGDZORG Inleiding De Wet op de jeugdzorg zal op 1-1-2005 in werking treden. Deze wijziging van het stelsel is in de jaren negentig ingezet. De invoering van de wet is een markering in de gedachtevorming over het stelsel jeugdzorg. Doel is het realiseren van een vraaggestuurd stelsel, waarin de cliënt centraal staat. Invoering van deze wet is ingrijpend en werkt door op vrijwel alle onderdelen van het stelsel. Zowel de juridische structuur, de organisatie van de toegang en de zorg, de toeleiding naar de zorg, de rechtspositie van de cliënt, de kwaliteitseisen, de betrokkenheid van de cliënt bij de hulpverlening, medezeggenschap en klachtrecht, de beleidsvorming, de financiering, het informatiebeheer, etc. De als gevolg van de invoering van de WJZ te realiseren stelselwijziging moet op hoofdlijnen landelijk en regionaal resulteren in het volgende: • de Bureaus Jeugdzorg voeren hun wettelijke taken verantwoord uit en de kwaliteit van de indicatiestelling voldoet aan een nader te specificeren norm; • de zorgaanbieders JHV hebben hun aanbod in functies beschreven en voldoen aan de wettelijke eisen met betrekking tot verantwoorde zorg; • de provincies ontvangen van het Rijk twee doeluitkeringen, één voor Bureau Jeugdzorg en één voor het zorgaanbod jeugdhulpverlening; • een nieuwe financieringssystematiek voor Bureau Jeugdzorg en het zorgaanbod jeugdhulpverlening; • Bureaus Jeugdzorg en zorgaanbieders JHV zijn in staat om de minimaal gevraagde verantwoordingsen beleidsinformatie aan de provincies te leveren; • de provincies zijn in staat om de minimaal gevraagde verantwoordings- en beleidsinformatie aan het Rijk te leveren; • er wordt gewerkt met het landelijk Beleidskader Jeugdzorg 2005-2008 en provinciale Beleidskaders Jeugdzorg 2005–2008 en jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s. Deze kaders betreffen de afstemming van het intersectorale aanbod op de vraag naar jeugdzorg. 3.1. Stelselherziening Wet op de jeugdzorg Het Rijk heeft ons (en alle provincies) in 2001 gevraagd de invoering van de wet voor te bereiden. Daarin hebben wij al veel stappen gezet. Sinds 2002 is de basisstructuur van het stelsel van jeugdzorg in Overijssel afgerond. Er is een onafhankelijk Bureau Jeugdzorg Overijssel, inclusief AMK, voogdij- en gezinsvoogdij en jeugdreclassering en een geïndiceerd aanbod vanuit verschillende sectoren jeugdzorg. Ook in de overlegstructuur met de verplichte stelselpartners zijn wij klaar voor de invoering van de wet. Niettemin zal het volledig doorvoeren van de stelselwijziging Wet op de jeugdzorg nog een aantal jaren de nodige inspanningen vergen van alle partners in het stelsel van jeugdzorg (zie voor de stelselpartners onder 3.2.). Uitgangspunt voor de verdere doorvoering van de stelselwijziging zijn de Wet op de jeugdzorg en de daarmee samenhangende Algemene maatregelen van bestuur. Wij zien in hoofdlijnen nog de volgende implementatieactiviteiten: • decentralisatie van justitiële jeugdzorg (voor Overijssel circa € 7 miljoen); • decentralisatie van landelijk werkende jeugdhulpverleningsorganisaties zoals Leger des Heils, Gereformeerde jeugdhulpverlening, William Schrikkerstichting, Hoenderloo en Harreveld; • gebiedsaanpassing Overijssel/Gelderland, d.w.z. het congruent maken van de gebiedsverantwoordelijkheid van de provincies voor jeugdzorg met de provinciegrenzen. Dit betreft voornamelijk het insluizen van Bureau Jeugdzorg in Deventer in Bureau Jeugdzorg Overijssel en maatwerk bieden voor de jeugd in Hattem; • verdere ontwikkeling van de afstemming van de schakeling tussen (gemeentelijk) preventief jeugdbeleid/ (provinciale) jeugdzorg; • ontwikkeling en uitvoering van nieuwe taken binnen Bureau Jeugdzorg (casemanagement, coördinatie/gezinscoach, multidisciplinaire diagnostiek, zorgtoeleiding/-toewijzing, afstemming met JGGZ, J-LVG, inpassen van de activiteiten van de Landelijk werkende voorzieningen etc.); • verdere inrichting BJzO (bijvoorbeeld registratie, integratie van vrijwillige en justitiële jeugdzorg); • afbakening van niet en wel geïndiceerde activiteiten bij BJzO en de zorgaanbieders JHV en daarbij betrokken budgetten; • overdracht van toegangsfuncties van de huidige plaatsingsbevoegde instellingen naar BJzO; • implementatie van zorgmodularisering in het zorgaanbod Jeugdhulpverlening en afstemmen met andere sectoren jeugdzorg; • ontwikkeling van cliëntenbeleid (bijvoorbeeld cliëntvertrouwenspersoon, klachtrecht, cliënttevredenheidsmetingen); • implementatie van nieuwe financiële methodieken, bijvoorbeeld de p maal q systematiek; • implementatie van beheersinstrumenten ten behoeve van efficiency en effectiviteit, bijvoorbeeld benchmarken; • ontwikkeling van een vraaggestuurd en efficiency- en effectiviteitsprikkelend stelsel van jeugdzorg;
20
• •
ontwikkeling van intersectorale afstemming vraag en aanbod in een provinciaal Beleidskader Jeugdzorg; inrichten van bezwaar- en beroepsprocedures.
Niet alles kan tegelijk. Om deze reden en zeker bij te krappe rijksfinanciering zal fasering nodig zijn. Uitgangspunt is het provinciale implementatieplan van februari 2002. Wij zullen over de te nemen implementatiemaatregelen door de verschillende stelselpartners, de tijdsplanning, fasering daarvan en onderlinge communicatie ten behoeve van de samenhang van activiteiten, met de partners om tafel gaan. Actie De provincie zal de stelselherziening met nauwe betrokkenheid van het veld voortzetten via het overleg met de door ons gefinancierde instellingen (BJzO en Jeugdhulpverlening), het reguliere overleg met de stelselpartners (Overleg Jeugdzorg Overijssel) en het reguliere overleg met gemeenten (werkgebiedsoverleg); zie voor to elichting op de overlegstructuur onder 3.2. 3.2. Overleg- en adviesstructuur Overleg De door de Wet op de jeugdzorg voorgeschreven stelselpartners voor het realiseren van de doelstellingen van de wet op de jeugdzorg zijn de volgende: • Bureau Jeugdzorg; • in de provincie werkzame zorgaanbieders jeugdzorg 2; • de Raad voor de Kinderbescherming; • gemeenten; • zorgverzekeraars/zorgkantoren; • Ministerie van Justitie; • representatieve cliëntorganisaties. Wij hebben in 2001 een overlegstructuur ingericht met twee subcircuits: overleg gericht op de preventie en overleg gericht op de jeugdzorg. De provincie is als regisseur spil in en tussen beide overlegcircuits. Bureau Jeugdzorg Overijssel neemt vanuit haar centrale positie in het stelsel deel aan beide overlegcircuits. Leidend is geweest de overlegstructuur zo efficiënt en sober mogelijk te doen zijn. De provincie beschouwt de overlegstructuur als een model dat zich op basis van ervaringen en voortschrijdend inzicht verder kan ontwikkelen. Provincies werken samen in IPO-verband en zijn nauw betrokken bij de gezamenlijke ontwikkeling met het Rijk van de wet, AMVB’s en wachtlijstbestrijding. Advies over afstemming aanbod op vraag Voor afstemming van het aanbod op de vraag naar jeugdzorg is adequate beleidsinformatie nodig. De Wet op de jeugdzorg regelt hoe en door wie de beleidsinformatie beschikbaar komt voor de beleidsvorming. De WJZ draagt de provincie op zorg te dragen voor afstemming van het aanbod op de vraag. Maar de noodzaak van beleidsinformatie voor beleidsbepaling geldt ook voor de andere financiers: zorgkantoren en Ministerie van Justitie. Deze informatie is voorts op landelijk niveau nodig voor de landelijke beleidsbepaling. De WJZ geeft Bureau Jeugdzorg Overijssel een centrale informatiepositie in het stelsel. Ook de positie van zorgaanbieders JHV als leverancier van beleidsinformatie komt in de nieuwe wet aan de orde. In het verlengde van de WJZ koppelen wij aan de centrale informatiepositie van BJzO een centrale rol als adviseur van de provincie (als financier én regisseur). De volgende uitgangspunten (zie hoofdstuk 2) die hierbij vooral van belang zijn: • vraaggestuurde zorg; • vraagsturing op het niveau van de provincie. Wij willen in regionaal verband op basis van de wet, AMVB’s en bovengenoemde uitgangspunten afspraken met de stelselpartners maken over de beleidsinformatiestromen, de wijze van beleidsbepaling en de rol die verschillende stelselpartners, vooral BJzO, heeft als adviseur voor de beleidsbepaling. Actie De provincie maakt afspraken met haar stelselpartners over de beleidsinformatiestromen, de manier van beleidsbepaling en de rol die verschillende stelselpartners, in het bijzonder BJzO als adviseur, hebben voor de beleidsbepaling. Deze afspraken worden gemaakt nadat de Wet op de jeugdzorg en de desbetreffende AMVB’s zijn afgerond. 3.3. Steunfunctie Jeugdzorg Overijssel Een doel van de Wet op de jeugdzorg is dat het aanbod is afgestemd op de vraag en er sprake is van een samenhangend aanbod. 2
Zie voetnoot 1
21
De provincie heeft als financier primair tot taak het aanbod Jeugdhulpverlening af te stemmen op de vraag en samenhang te brengen in het jeugdhulpverleningsaanbod. Voor het bevorderen van deze samenhang en de afstemming van het aanbod financieren wij de Steunfunctie Jeugdzorg Overijssel, in eerste instantie voor het deel van de jeugdzorg waar wij de directe financiële verantwoordelijkheid voor dragen: BJzO en JHV. Ook geeft de Wet op de jeugdzorg de provincie de regietaak zorg te dragen voor afstemming van het brede intersectorale aanbod op de vraag en samenhang in het inte rsectorale aanbod. Zo mogelijk en in samenwerking met de medefinanciers zetten wij de ondersteuning ook in voor het brengen van samenhang in het intersectorale aanbod en de afstemming van het inte rsectorale aanbod op de vraag. Per half mei 2004 is een nieuwe functionaris aan de slag gegaan. Wij zullen in samenspraak met de SJO en het veld tot specifieke doelstellingen en prestatieafspraken komen. Actie De provincie zal in samenspraak met de SJO en het veld de specifieke doelstellingen en prestatieafspraken met de SJO nader bepalen.
22
23
4. AANVAL OP DE WACHTLIJSTEN Inleiding Al enige jaren bestrijden wij de wachtlijsten in de jeugdzorg. Onze inzet is met name gericht geweest op wachtlijsten AMK, BJzO en pleegzorg. Onze inzet was effectief in die zin dat er sprake was van een aantoonbare vermindering van de wachtlijsten. Helaas is er ook sprake van een aantal externe factoren waar wij geen vat op hebben en die negatief uitwerken op het resultaat van onze inspanningen. Een voorbeeld daarvan is het aantal aanmeldingen bij BJzO. Dit aantal nam toe met 30%. Een verklaring daarvoor hebben wij niet direct voorhanden. Wij verwachten in het Beleidskader zoals wij na de inspraakfase aan Provinciale Staten willen voorleggen daarin op te kunnen nemen waar de oorzaken daarvoor liggen. Door organisatieverbeteringen zijn de doorlooptijden binnen BJzO afgenomen. Bij het AMK deed zich hetzelfde verschijnsel voor als gevolg van een zeer succesvolle publiciteitscampagne eind 2003. Deze campagne AMK heeft geleid tot 38% meer meldingen. De financiering (wachtlijst naar 0 per februari 2004) was gebaseerd op de landelijke prognose van een toename van het aantal meldingen met 12% Hierdoor heeft het AMK, ondanks hogere productie, problemen met het realiseren van de doelstelling wachtlijsten AMK naar 0. De toename van het aantal meldingen lijkt zich door te zetten naar 2005. De wachtlijsten bij het AMK c.q. de doorlooptijden voor onderzoeken door het AMK zijn toegenomen. Wij zijn overigens nog in overleg met het BJzO/AMK over de wijze waarop onze nieuwe ambitie (wachtlijsten naar 0 per 2005) gerealiseerd kan worden. De resultaten bij BJzO en AMK hebben gevolgen gehad voor de wachtlijsten in de jeugdzorg. Het stuwmeer van wachtenden heeft zich verplaats t naar achteren in de keten: de wachtlijsten bij met name ambulante hulp en residentiële hulp zijn toegenomen. Toen deze bewegingen zich aftekenden hebben wij in 2004 een dimensie toe kunnen voegen aan ons wachtlijstbestrijdingsbeleid door het beschikbaar komen van € 1.000.000 autonome middelen voor bestrijding van de wachtlijsten in de geïndiceerde (24-uurs)zorg. Met deze extra autonome middelen, zetten wij in op een korte klap met duurzaam effect: in een korte klap de wachtlijsten 24-uurs zorg reduceren en tegelijkertijd daarmee lucht in het stelsel brengen waardoor mogelijkheden ontstaan voor efficiency- en effectiviteitsverbeteringen. Uiteindelijk willen wij een zodanig functionerend stelsel van jeugdzorg dat er duurzaam geen wachtlijsten meer voorkomen. Wij zoeken daarbij naar mogelijkheden om verbeteringen te brengen op alle onderdelen van de keten d.w.z. aansluiting, BJzO/AMK, (intersectoraal) zorgaanbod, uitstroom en nazorg. In een gecoördineerde aanpak onder de noemer “Verbeter de keten” streven wij ernaar dat de effecten van de afzonderlijke acties elkaar versterken. Bij elkaar hebben wij vanaf 2004 een aantal maatregelen in gang gezet, dat als geheel als een onorthodoxe wachtlijstaanpak beschouwd kan worden. 4.1. Ambities wachtlijstbestrijding jeugdzorg Gezien de recente ontwikkeling van de wachtlijsten en de externe factoren die zich voordoen en die wij niet in de hand hebben zijn wij genoodzaakt onze ambities 2004-2007 bij te stellen. Voor de periode 2005-2008 hebben wij de volgende ambities: AMK Bovenaan blijft staan onze ambitie t.a.v. AMK: per 1-1-2005 geen wachtlijsten bij het AMK. Crisishulp Onze ambitie is ook dat in crisissituaties direct hulp voorhanden moet zijn: ook hiervoor per 1-1-2005 geen wachtlijsten. BJzO en JHV Per 31-12-2007 reductie van wachtlijsten (BJzO en JHV-aanbod) met minimaal 75% t.o.v. wachtlijststand 31-12-2003 d.w.z. 30 of minder wachtenden op een vervolggesprek. Per 31-12-2007 is de gemiddelde doorstroom bij BJzO en in de jeugdhulpverlening met 10% verkort t.o.v.31-12-2003, d.w.z. wil zeggen het terugbrengen van de gemiddelde doorlooptijd van 90 dagen naar 80 dagen of lager bij BJzO. Bij de JHV-instellingen betekent dit het terugbrengen van de gemiddelde doorlooptijd bij daghulp van 12 maanden naar 11 maanden of korter en bij residentiële hulp van 18 maanden naar 15 maanden of korter. Gezien onze ervaringen in onze wachtlijstbestrijding moeten wij een aantal kanttekeningen maken bij onze ambities. Ook de komende jaren kunnen zich externe factoren voordoen die het halen van de ambities bemoeilijken, zoals toename van het aantal aanmeldingen. Ook de gevolgen van het beroep op jeugdzorg van de invoering van het recht op jeugdzorg per 2005 is een onzekere factor. Wij hebben in het kader van de onderhandelingen over het financieel akkoord door provincies (en ook andere partijen) in 2003 bij het Rijk aangegeven dat de rijksmiddelen onvoldoende waren voor finale bestrijding van de wachtlijsten. Het financieel akkoord november 2003 is een werkbaar compromis: extra rijksmiddelen en een provinciale doelmatigheidsinspanning. Maar blijkt het niet te kunnen binnen het
24
vierkant van de rijksmiddelen, dan zullen rijk en Tweede Kamer besluiten over aanpassingen in het stelsel, dan wel extra rijksmiddelen. Het Rijk/justitie bezuinigt per 2005 met 8% op de (gezins)voogdij en 5% op de jeugdreclassering. Provincies zijn nog in overleg met het Rijk over de effectuering daarvan. Wij sluiten negatieve effecten op de wachtlijsten van deze bezuinigingen niet uit.
25
4.2. Wachtlijstbestrijding 2004/2005-2008 Hieronder in meer detail ons beleid wachtlijstbestrijding op de verschillende onderdelen van de keten. 4.2.1. Aansluiting jeugdbeleid en BJzO Wij beogen de aansluiting tussen jeugdbeleid en jeugdzorg te verbeteren door met gemeenten afspraken te maken over verbeteringen. Een goede aansluiting kan onder meer bevorderen dat er minder onterechte verwijzingen van lokale instellingen naar BJzO zijn en geïndiceerde hulp sneller afgesloten kan worden of thuis kan worden uitgevoerd in plaats van in een 24-uurszorgvoorziening. Wij beschrijven hieronder in de volgorde van de keten ons beleid wachtlijstbestrijding. Wij verwachten in het najaar 2004 een convenant te sluiten met de Overijsselse gemeenten over verbeteringen in de aansluiting jeugdbeleid-jeugdzorg. Hiermee hopen wij het aantal (onterechte) aanmeldingen bij BJzO terug te dringen. Hiervoor verwijzen wij naar hoofdstuk 5. 4.2.2. Zwerfjongeren De problematiek van zwerfjongeren heeft landelijke aandacht. Er ligt een sterke relatie tussen jeugdzorg en maatschappelijke opvang waar het gaat om het vraagstuk van zwerfjongeren. In Overijssel komen zwerfjongeren bijna alleen voor in de “grote steden” (tussen de 300 en 800 zwerfjongeren, afhankelijk van de definitie en het meetmoment). Het aantal zwerfjongeren neemt sterk toe. Het probleem “zwerfjongeren” nu aanpakken is investeren in de toekomst van de leefbaarheid in de grote stad. De opvang is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Hulp op indicatie is een jeugdzorgverantwoordelijkheid. Met gemeentelijke steun kan het huidige reguliere Thuislozenteam gecontinueerd worden. Wij hebben in 2004 uitbreiding ten behoeve van te indiceren zwerfjongeren tot 18 jaar gesteund met € 43.000 Wij zullen bij de tweede tranche besluitvorming (zie hieronder) een beslissing nemen over de continuering hiervan in 2005 (zie 4.2.7.) Wij steunen vanaf 2005 het Twents Opvanghuis voor de opvang van zwerfjongeren naast GSB-middelen met € 25.000 per jaar. 4.2.3. Crisisaanpak De instellingen melden een toename van de wachtlijstcijfers van het aantal crisissituaties. Signalen uit het veld rechtvaardigen het leggen van prioriteit bij de aanpak van crises. Directe beschikbaarheid van hulp in crisis-situatie is uiteraard van acuut belang voor de cliënt. Het is ook van belang voor het voorkomen van verergering van de problematiek. Daarnaast voorkomt goed lopende crisiscoördinatie een hoop onnodige formatieve inzet en verstoring van reguliere werkprocessen. Hier valt veel aan efficiency te winnen, zowel voor de client in nood als voor het stelsel in Overijssel. De instellingen (BJzO+JHV) komen gezamenlijk met een projectplan voor het realiseren van een integrale en duurzaam effectieve crisisaanpak, begeleid door een extern deskundige op dit terrein. Naast een plan voor een andere werkwijze zal ook blijken in hoeverre capaciteitsuitbreiding crisispleegzorg en “families first” nodig is om onze ambitie te realiseren. De uitvoering van het plan zal plaatsvinden in samenhang met het BMC -efficiency-traject met name t.a.v. flexibilisering van het aanbod. Wij zullen in het najaar 2004 besluiten over ons beleid 2005 en verder. 4.2.4. Eigen Kracht Conferenties Wij zijn in afwachting van de resultaten en effecten van de inzet van Eigen Kracht C onferenties, gestart eind 2003. Wij zullen de effecten betrekken bij onze besluitvorming wachtlijstbestrijding in het najaar van 2004 (zie ook 4.2.7). 4.2.5. Bureau Jeugdzorg Overijssel In de inleiding van dit hoofdstuk hebben wij beschreven dat de doorlooptijden zijn verkort en dat, ondanks meer productie, door toename van het aantal aanmeldingen de wachtlijsten bij BJzO zijn toegenomen. BJzO stond voorts in het voorjaar 2004 zodanig onder druk dat zij op sommige gebieden in Overijssel moest kiezen tussen het laten wachten van cliënten op een indicatie-besluit en het laten wachten van cliënten op licht ambulante gesprekken omdat verwijzing voor deze gesprekken naar de voorliggende voorzieningen klant-onvriendelijk zou zijn. Van deze vorm van licht ambulante hulp gaat een preventieve werking uit, en mogelijk leidt het wegvallen van deze zorg tot meer indicaties. Wij zijn met BJzO in gesprek over oplossingen hiervoor, bijvoorbeeld door herverdeling van BJzO-inzet in IJssel-Vecht en Twente of efficiencyverbeteringen/ontbureaucratisering in het BMC -traject (zie onder 7.8.2.)
26
4.2.6. AMK In de inleiding van dit hoofdstuk hebben wij beschreven hoe succesvol de publiciteitscampagne van eind 2003 is. Neveneffect is dat de wachtlijsten ondanks hogere productie zijn toegenomen. Wij hebben afspraken gemaakt met het AMK over het sterker betrekken van het organisatorische verband van BJzO. Op basis hiervan hebben wij met het AMK het volgende streefbeeld: 4.2.7 Geindiceerde zorg/ Actiefondsproject Weg met de wachtlijsten in de (24-
no ve mb er de ce m be r
ok tob er
jul i au gu stu s se pte mb er
jun i
me i
ap ril
m rt
feb r
100 95 90 85 80 75 70 65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 jan
aantallen
wachtlijstverloop AMK 2004
per eerste van de maand
stand
bijgestelde doelen
nb: stand in juli = stand per 10 juni ! BJzO/AMK dd 14-6-2004 Conclusie: de aanpak ligt op koers.
uurs)jeugdzorg In 2004 hebben wij met reguliere en extra rijksmiddelen onze wachtlijstbestrijding uitgebreid naar de bestrijding wachtlijsten geïndiceerde hulp, met name ambulante zorg, daghulp en 24-uurs zorg. Wij zetten bij onze wachtlijstbestrijding niet alleen in op capaciteitsuitbreiding. Er zijn meer manieren om (to enemende) wachtlijsten te bestrijden. Wij gaan na of met allerlei maatregelen de jeugdzorg effectiever en efficiënter kan werken. Zo hebben wij in ons vorig beleidskader een taakstelling aan de instellingen opgenomen om resultaten te bereiken in efficiency en doorlooptijden. Ook zoeken wij met de instellingen in de samenwerking en ontbureaucratisering naar winst die geboekt kan worden. Vrijkomende budgetten komen ten goede aan de jeugdzorg. Ondanks resultaten blijven de wachtlijsten zich nog niet in gewenste zin ontwikkelen. Dat heeft onder meer te maken met het verplaatsen van het stuwmeer van wachtenden van de toegang naar de geïndiceerde zorg. Wij hebben in 2004 onze aanpak wachtlijstbestrijding kunnen versterken met een extra dimensie door inzet van € 1.000.000 Actiefondsmiddelen voor bestrijding van de wachtlijsten 24-uurs zorg. Dat doen wij door zowel wachtende cliënten op 24-uurs zorg als cliënten die al 24-uurszorg ontvangen alternatieve hulp (ambulante Hulp aan Huis) aan te bieden. Dat betekent dat een traject ingezet moet worden waarin helder moet worden welke cliënten daarvoor in aanmerkingen (willen) komen. De uitkomsten van een
27
screening die daarover duidelijkheid moeten bieden zijn bepalend voor de richting en plaats van inzet van de middelen. Wij koppelen de inzet van het Actiefondsproject aan onze andere maatregelen wachtlijstbestrijding. Wij hebben de middelen die beschikbaar zijn voor 2004 opgeknipt in twee tranches, zodanig dat met de eerste tranche snel effect op acute wachtlijstnood kan worden gerealiseerd en voor de tweede tranche in het najaar 2004 zo nodig bijstelling van beleid kan plaatsvinden. Daarbij dragen wij zorg voor koppeling van de inzet van de middelen aan de lopende trajecten. De meerwaarde van deze koppeling is met name gelegen in de versnelling van het in 2004 in gang gezette BMC -efficiency-traject, die met die koppeling gerealiseerd kan worden. Wij hebben de instellingen de opdracht gegeven om het incidentele effect van de eerste termijn inzet van wachtlijstmiddelen geleidelijk structureel in te bedden in de organisatie. In de eerste tranche hebben wij ons met name gericht op bestrijding van de wachtlijsten ambulante zorg en 24-uurs zorg. Daarnaast hebben wij in 2004 een begin gemaakt met een duurzame effectieve aanpak voor crisishulp. Wij besluiten in het najaar van 2004 over de inzet van de tweede tranche wachtlijstbestrijding 2005/2006 op basis van: • effecten Eigen Kracht Conferenties en Jeugdzorgboerderij; • screening van cliënten in de 24-uurszorg in het kader van het Actiefondsproject; jeugdzorg (welke cliënten die wachten op 24-uurszorg of al 24-uurszorg ontvangen komen in aanmerking voor een alternatief aanbod Hulp aan Huis); • wachtlijstontwikkelingen; hierbij willen wij ook differentiëren naar geografische wachtlijstontwikkeling; • een advies van BJzO over de gewenste spreiding van het JHV -aanbod op basis van de vraag (o.a. op basis van de ontwikkeling wachtlijsten, demografische ontwikkelingen); • wetenschappelijke inzichten door het betrekken van de heer T. van Yperen, hoogleraar Effectiv iteit in de Jeugdzorg; • de aanbevelingen van de C ommissie Beleidsevaluatie. Dit is een commissie van Provinciale Staten die een onderzoek heeft verricht naar ons wachtlijstbestrijdingsbeleid zoals verwoord in ons Beleidskader Jeugdzorg Overijssel 2004-2007. Wij betrekken bij de inzet van de extra middelen Hoofdlijnenakkoord 2005 ook de behoefte aan structurele voortzetting van de uitbreiding van de pleegzorgcapaciteit. Met de verbeteringen in de jeugdzorg die direct onder onze verantwoordelijkheid valt hopen we tevens te bereiken dat minder civielrechtelijke plaatsingen nodig zijn en daarmee minder samenplaatsingen met strafrechtelijk geplaatste kinderen in de Justitiële Jeugdinrichtingen. Voor ons besluit in het najaar van 2004 over de tweede tranche Wachtlijstbestrijding 2005 en verder is inclusief extra rijksmiddelen 2005 een bedrag van € 1.482.000 beschikbaar, waarvan € 818.000 Actiefondsmiddelen voor de bestrijding van de wachtlijsten in de 24-uurszorg. 4.3. Financieringssystematiek op de lange termijn Wij willen ons nader oriënteren op de financieringssystematiek. Uit onderzoek blijkt dat de “financieringssystematiek” een effectief sturingsinstrument is. Daarvan bestaan vele vormen. De Wet op de jeugdzorg introduceert marktwerking in de vorm van aanbesteding. Maar de wet benadrukt ook het belang en de noodzaak van samenhang, ketendenken en samenwerking. Dat is een interne spanning binnen de wet. Concurrentie werkt polariserend en bemoeilijkt de gewenste samenwerking. In Overijssel verkeren wij in een fase waarin wij van BJzO en de instellingen jeugdhulpverlening uitdrukkelijk vragen om zich gezamenlijk in te zetten voor kete nversterking en efficiency- en effectiviteitsverbetering. In deze fase ligt het dan ook niet voor de hand concurrentie tussen de instellingen te bevorderen. Wij zijn dan ook terughoudend met deze vorm van “open gooien van de jeugdzorgmarkt in Overijssel”. Wij willen ons in deze beleidsperiode echter zeker nader oriënteren op meer prikkelende financieringswijzen dan onze huidige wijze van financieren, bijvoorbeeld bonus-malus. Niet zozeer een financieringssystematiek, maar gericht op hetzelfde doel onze middelen zo effectief mogelijk in te zetten, is ons besluit om een deel van de middelen (10-25%) aan onze uitvoerende instellingen per 2007 af te zonderen. Dit afgezonderde deel zullen wij vervolgens inzetten voor nader door ons te bepalen doelen.
28
5. Aansluiting Jeugdbeleid - Jeugdzorg 5.1. Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven wij ons beleid gericht op de aansluiting tussen lokale en regionale voorzieningen in het jeugdbeleid en jeugdzorgvoorzieningen. Wij willen deze aansluiting verbeteren. Een goede aansluiting kan bevorderen dat signalen van kindermishandeling, opgroei- en opvoedproblemen in het gezin, ontsporingen naar schooluitval, zwerfproblematiek of criminaliteit sneller wordt opgepikt en aangepakt. Ook kan een goede aansluiting bevorderen dat er minder onterechte verwijzingen van lokale instellingen naar BJzO zijn en geïndiceerde hulp sneller afgesloten kan worden of thuis kan worden uitgevoerd in plaats van in een 24-uurszorgvoorziening. Onze partners in de verbetering van de aansluiting zijn met name de gemeenten. Wij hopen in het najaar 2004 hiervoor een convenant met gemeenten af te kunnen sluiten voor de periode 2005-2008. 5.2. Lokaal jeugdbeleid en provinciaal jeugdzorgbeleid De eerste verantwoordelijkheid voor het opvoeden van kinderen ligt bij de ouders. De overheid heeft als taak te investeren in een pedagogische, sociale, fysieke en economische infrastructuur en in een veilige omgeving voor kinderen en jeugdigen om uitval en de noodzaak van kostbaar en langdurig ingrijpen later te voorkomen. 5.2.1. Complementaire verantwoordelijkheden en regie provincie en gemeenten Gemeenten en provincie hebben complementaire verantwoordelijkheden (regiepartners) in de aansluiting tussen jeugdbeleid en jeugdzorg. Grondslag voor de taakverdeling voor jeugdbeleid en jeugdzorg zijn de Notitie Verduidelijking gemeentelijke taken en de Wet op de jeugdzorg. De regering heeft de Wet Maatschappelijke Ondersteuning in voorbereiding, waarin de gemeentelijke taken wettelijk verankerd zullen worden. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de realisatie van voldoende en adequate basisvoorzieningen, zodat een solide sociale infrastructuur rondom het gezin ontstaat. De gemeentelijke taken die geschakeld zijn aan de jeugdzorg zijn: informatie, signalering, beoordelen van hulpvragen, pedagogische hulp en coördinatie van zorg op lokaal niveau. De provincie heeft onder meer als taken: zorgdragen voor een herkenbare, toegankelijke en goed gespreide toegang en een genoegzaam aanbod geïndiceerde zorg. Provincie en gemeenten werken in gezamenlijke regie vanaf 2001 samen in het zogenaamde Overijssels overlegmodel. Onder invloed van de aankomende wet en van de ontwikkelingen in de beleidsafstemming is dit overlegmodel toe aan een herijking, die inspeelt op deze ontwikkelingen en tegemoet komt aan de bestuurlijke wensen. Wij zullen dit inbrengen in het convenantstraject met de gemeenten. 5.2.2. Aansluitingsterrein Jeugdbeleid–Jeugdzorg 2005-2008 De verantwoordelijkheden van provincie en gemeenten voor de aansluiting jeugdbeleid-jeugdzorg raken elkaar in een overlappend domein.
Domein van de Provincie
Domein Van de gemeenten
Overlappend domein
In dit overlappend domein werken zowel instellingen en organisaties die onder (regie)verantwoordelijkheid van de provincie vallen als instellingen onder (regie-)verantwoordelijkheid van de gemeenten. De provincie is verantwoordelijk voor het Bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieders JHV. Het Bureau Jeugdzorg verzorgt de to egang tot de geïndiceerde jeugdzorg en heeft daarnaast de taak van consultatie en advies aan de basisvoorzieningen, zodat deze hun preventieve taak kunnen versterken. Ook biedt BJzO kortdurende ambulante hulp als het uit oogpunt van klantvriendelijkheid niet wenselijk is terug te verwijzen naar de lokale voorzieningen zoals het AMW. Problemen in de opvoeding kunnen er toe leiden dat de jongere zelf beschermd moet worden, of dat de omgeving tegen de jongere beschermd moet worden, oftewel het begrenzen van (ongewenst) gedrag van de jongere inclusief jeugdcriminaliteit. Vermoedens van kindermishandeling kunnen gemeld worden bij het AMK. Het AMK is een (herkenbaar) onderdeel van Bureau Jeugdzorg.
29
Met de invoering van de Wet op de jeugdzorg per 2005 komen ook taken als jeugdbescherming en de jeugdreclassering onder de verantwoordelijkheid van de provincie. Indien nodig en zo mogelijk spelen hierbij ook andere jeugdzorgvoorzieningen een rol zoals de Raad voor de Kinderbescherming, Riagg’s, Kinder- en jeugdpsychiatrie, sociaal-pedagogische hulp, orthopedagogische centra en justitiële jeugdinrichtingen. De gemeenten hebben de financiers- of regieverantwoordelijkheid voor bijvoorbeeld jeugdgezondheidszorg, thuiszorg en maatschappelijk werk, WSNS -samenwerkingsverbanden en samenwerkingsverbanden VO/SVO. De nauwe verwevenheid tussen instellingen in dit overlappend gebied bij de uitvoering van hun kerntaken op het gebied van informeren, signaleren, beoordelen en interveniëren noodzaken tot samenwerking. De aansluiting jeugdbeleid–jeugdzorg richt zich op dit overlappend domein. Problemen van jongeren lopen dwars door beleidsterreinen heen. Samenwerking tussen instellingen, tussen de beide overheden en tussen provinciale beleidsterreinen is nodig bij de aanpak van problemen, als bijvoorbeeld de wachtlijsten, het voorkomen van een beroep op zware en dure zorg en het realiseren van een eenduidige en transparante route voor de cliënt. Bereik naar leeftijdsgrens Het aansluitingsvraagstuk tussen lokaal jeugdbeleid en provinciaal jeugdzorgbeleid richt zich op kinderen en jeugdigen tot 18 jaar (jeugdzorggrens), die extra aandacht nodig hebben omdat er sprake is van (ernstige) opgroei- en opvoedproblemen. Met de gemeenten zijn wij van mening dat de leeftijdsgrens in sommige gevallen geforceerd is. Dit is bijvoorbeeld bij sommige risicogroepen als allochtone jongeren, zwerfjongeren, kinderen die in hun veiligheid bedreigd worden en voortijdig schoolverlaters aan de orde. Daarom maken wij bij deze specifieke groepen en thema’s een uitzondering op de leeftijdsgrens. 5.3. Convenant Jeugdbeleid–Jeugdzorg 2005-2008: van afstemming naar samenwerking Provincie en gemeenten hebben een convenant in voorbereiding, waarin 1 provincie met 26 gemeenten afspraken maakt. Na ondertekening van het provinciebrede convenant, vindt uitwerking in deelplannen plaats (op het niveau van werkgebieden en gemeenten). Op 19 mei 2004 hebben bestuurders van gemeenten en provincie overeenstemming bereikt over de hoofdlijnen van een Convenant Jeugdbeleid–Jeugdzorg 2005-2008. De inwerkingtreding van de Wet op de jeugdzorg en de komst van de WMO vormen mede aanleiding om afspraken formeel vast te leggen. De bestuurlijke afspraken vormen onderdeel van de Nota Sociale Actie van de provincie. Bestuurders vinden dat een convenant meerwaarde moet en kan opleveren voor beide partijen. Twee thema’s staan centraal: cliënten moeten een betere en meer samenhangende dienstverlening krijgen en er moet een duidelijke doelmatigheidswinst optreden. Dit willen bestuurders onder andere realiseren door toe te werken naar grotere eenduidigheid in werkprocessen van de vele instellingen. Bestuurders hebben de ambtelijke regiegroep jeugdbeleid–jeugdzorg opdracht gegeven de bestuurlijke afspraken voor te bereiden. Formele ondertekening is beoogd in het najaar van 2004. Op 19 mei 2004 zijn in het overleg tussen de bestuurders van de provincie en gemeenten in Overijssel de volgende afspraken gemaakt. • Samenwerking als uitgangspunt. De wederzijdse afhankelijkheid van provincie en gemeenten is zodanig dat samenwerking tussen gemeenten en provincie waar het gaat om het realiseren van doelmatige uitvoering en kwalitatief goede dienstverlening noodzakelijk is. • Afspraken vastleggen in een convenant. Provincie en gemeenten staan de komende jaren voor de opgave om met behoud van ieders verantwoordelijkheid: gemeentelijke taken geschakeld aan de jeugdzorg expliciteren, provinciale taken geschakeld aan het lokale jeugdbeleid expliciteren en beiden met elkaar in relatie brengen; voor de cliënt een toegankelijk, transparant en samenhangend jeugdzorgstelsel te realiseren; dat tevens voldoet aan hoge eisen wat betreft doelmatigheid en efficiency; C onstateren verder dat daartoe ook samenwerking nodig is waar het gaat om innovatie en besluiten om afspraken over de realisatie vast te leggen in een meerjarig convenant tussen provincie en gemeenten waarbij een nadere uitwerking per gemeente (maatwerk) mogelijk is. • Een duidelijke terreinafbakening. Het bereik van het convenant kan omschreven worden als gericht op jeugdigen (en hun ouders) tot 18 jaar (23 jaar voor bijzondere doelgroepen met name allochtonen en zwerfjongeren), voor zover zij problemen hebben of problemen geven en is mede gericht op het vroegtijdig onderkennen van deze groep. Het convenant stelt de positie van de cliënt centraal. • Aan de slag met een heldere opdracht. Provincie en gemeenten vinden elkaar in de ambities:
30
-
toe te werken naar een sluitende keten, die transparant en doelmatig is; te streven naar verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening van de uitvoerende instellingen vanuit het perspectief van de cliënt; voorkomen en terugdringen van wachtlijsten; En geven de regiegroep (ambtelijke samenwerking provincie en gemeenten) samen opdracht hiertoe concrete voorstellen, onder meer een innovatieagenda te ontwikkelen, na overleg met de meest betrokken instellingen. • De inzet van de zijde van de provincie. Ingestemd is met de inzet van de zijde van de provincie. Dit is de basisinzet gericht op alle gemeenten. De inzet kan worden uitgebreid met voorstellen uit de handreiking en nieuwe voorstellen, zowel in afspraken met één, meerdere of alle gemeenten. Deze inzet is als volgt. De provincie stelt zich de volgende opdracht: M.b.t. de toegankelijkheid van de jeugdzorg: 1.
Het Bureau Jeugdzorg functioneert zodanig dat aan de basiseisen van de wet wordt voldaan. Concreet zou dat kunnen betekenen dat de toegang tot de jeugdzorg zonder wachttijden vooraf beschikbaar is en dat in 95% van de gevallen het indicatiebesluit binnen een periode van zes weken wordt afgegeven. Zulks te realiseren aan het einde van de convenantperiode.
2.
Het Bureau Jeugdzorg is zowel rechtstreeks toegankelijk (zelfmelders) als via verwijzing. Het Bureau Jeugdzorg houdt hiervan registratie bij. Taakstellend krijgt het de opdracht om het aantal aanmeldingen via verwijzing substantieel te doen toenemen ten opzichte van het aantal aanmeldingen via zelfmelding. Tegelijkertijd dient het aantal verwijzingen dat niet leidt tot een indicatiestelling jeugdzorg af te nemen tot minder dan 15% van het totaal aantal verwijzingen.
3.
Als provinciale instelling dient het Bureau Jeugdzorg voor alle jeugdigen – ongeacht de woonplaats – een gelijke mate van beschikbaarheid te hebben. De registratie van dienstverlening binnen de organisatie wordt zodanig ingericht, dat deze kwaliteitseis toetsbaar is.
M.b.t. de preventietaken van BJzO: 4.
Bureau Jeugdzorg heeft een belangrijke rol binnen zowel onderwijszorgstructuren, lokale (veiligheids)netwerken als waar het gaat om het leggen van de verbinding naar geïndiceerde zorg en andere vormen van hup en ondersteuning. De provincie wil aanspreekbaar zijn op de kwaliteit. Dat vraagt om monitoring in afstemming met gemeenten. Als basis daarvoor zal Bureau Jeugdzorg iedere twee jaar een zogenoemde 360 graden feedback uitvoeren die kan leiden tot concrete verbetervoorstellen.
5.
De provincie zal in haar rol als planner en financier van het geïndiceerde zorgaanbod op grond van de Wet op de jeugdzorg zorgdragen voor een zo decentraal als mogelijke uitvoering hiervan. Daarbij geldt als criterium dat uitvoering moet passen binnen de bekostigingsnormen van het ministerie.
6.
De provincie zal stimuleren dat, teneinde uitvoering binnen deze normen op lokaal niveau mogelijk te maken, zorgaanbieders waar mogelijk samenwerking aangaan met lokale instellingen.
In de relatie met de gemeenten zet de provincie de steunfunctie welzijn/maatschappelijke ontwikkeling in bij de versterking van het gemeentelijk jeugdbeleid. In het Programma Sociale Actie werkt zij aan verste rken van de schakeling van andere terreinen aan de jeugdzorg. Samengevat: Gemeenten en provincie stellen vast dat: • er sprake is van reële knelpunten in de inrichting, aard en omvang van het voorzieningenaanbod op het snijvlak tussen lokale en provinciale verantwoordelijk; • dat budgettaire redenen een verhoging van de doelmatigheid noodzakelijk maken; • dat deze moet samengaan met een verhoging van de kwaliteit van de dienstverlening en meer samenhang tussen het totaal aan voorzieningen, En geven opdracht aan de ambtelijke regiegroep om deze lijn uit te werken gericht op het vaststellen van bestuurlijke afspraken in oktober 2004. Voorts zijn aanvullende uitwerkingsafspraken: • vraaggerichte en gebundelde informatie over de grenzen van de afzonderlijke inste llingen heen; • ontwikkel een trainingsaanbod voor beroepskrachten met een rol in het vroegtijdig signaleren; • biedt hen ook de mogelijkheid om consultatie te vragen door het inrichten van een telefonisch spreekuur; • BJzO, JGZ en AMW (en onderwijssamenwerkingsverbanden) maken afspraken over meer uniformiteit in de beoordeling;
31
• •
• • •
• • •
BJzO, JGZ en AMW en onderwijssamenwerkingsverbanden maken afspraken over onderlinge verwijzing en terugkoppeling; gemeenten en provincie maken bij de subsidiebepaling ook afspraken over het aantal interventies naar aard en omvang per jaar per instelling, zodat lokaal vraag en aanbod in verband gebracht kan worden; alle instellingen die met jeugd werken beschikken over een meldprotocol hoe te handelen bij vermoeden van kindermishandeling; de instellingen binnen de provincie stemmen hun privacyregels onderling af, zodanig dat daar geen onnodige belemmering voor de samenwerking door ontstaat; provincie en gemeenten kiezen voor het versterken van de zorgstructuren in het onderwijs (bovenschools voor het primair en schoolgebonden voor het voortgezet onderwijs). Andere zorgstructuren zijn hierop aanvullend; provincie en gemeenten werken mee –daar waar reguliere aanpakken niet werken of minder doelmatig/efficiënt zijn– aan specifieke projecten en richten daarvoor op maat de bekostiging in; provincie en gemeenten erkennen de noodzaak van verhoging van doelmatigheid en efficiency en nemen de uitwerking daarvan in onderlinge samenwerking ter hand; provincie en gemeenten stemmen in met het voorstel om te komen tot een gemeenschappelijke innovatieagenda.
Rol van voorzieningen in het convenantstraject en de uitwerking daarvan De versterking van de samenhang en samenwerking tussen lokaal jeugdbeleid en onderwijsbeleid en de veelal provinciaal vormgegeven jeugdzorg, is vanuit het belang van kinderen en ouders met opgroei- en opvoed-vragen een noodzakelijkheid. Vanuit het perspectief van de cliënt en de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een sluitende keten, zijn provincie, gemeenten en uitvoerende instellingen jeugdbeleid en jeugdzorg allen ketenpartners van elkaar. Met gemeenten is afgesproken dat wij de uitvoerende instellingen nauw betrekken in het proces, ook al in de fase van totstandkoming van het convenant onder andere door consultatie. Wij zijn uiteraard ook zeer geïnteresseerd in de reactie van de inste llingen op bovenstaande voorbereidende afspraken voor het in het najaar 2004 af te sluiten convenant tussen provincie en gemeenten. Er is ook sprake van onderscheiden verantwoordelijkheden. Gemeenten en provincie hebben afgesproken toe te werken naar een meer samenhangende aansturing vanuit het perspectief van de overheid. Dit betekent ook dat de aansturing of regie op dat domein werkzame inste llingen meer op elkaar afgestemd moet zijn. Niet alleen waar het gaat om het verbeteren van de dienstverlening aan de cliënt, maar ook waar het gaat om het verhogen van de doelmatigheid. Zoals provincie en gemeenten ketenpartners zijn in het overlappend domein jeugdbeleid-jeugdzorg, vraagt het ook op uitvoeringsniveau van de hierbij betrokken voorzieningen dat zij zich tot elkaar verhouden als ketenpartners. Zij moeten vormgeven aan samenwerking voortvloeiend uit de afspraken die de regiepartners maken. Voor de voortgang en monitoring van de bestuurlijke afspraken worden werkbezoeken voor bestuurders georganiseerd, waarin zij zich gezamenlijk laten informeren. Wij hopen in het najaar 2004 een convenant met de gemeenten af te sluiten voor de periode 2005-2008. Acties 2005-2008 De provincie wil de in het najaar van 2004 af te sluiten bestuurlijke afspraken in het Convenant “Van afstemming naar samenwerken” in 2005-2008 effectueren o.a. deelplannen op lokaal dan wel bovenlokaal niveau. 5.4. Provinciaal beleid Aansluiting jeugdbeleid-jeugdzorg 2005-2008 Hieronder beschrijven wij ons aansluitingsbeleid dat wij voor ogen hebben te realiseren in het convenants-traject. Wij willen de aansluiting verbeteren. In lijn met de intentie van de bestuurlijke afspraken richten wij ons daarvoor op de volgende thema’s: 1. sluitende, effectieve en efficiënte keten van signaleren, beoordelen en interveniëren; 2. doelmatigheid en efficiency; 3. voorkomen en terugdringen van wachtlijsten en wachttijden aan de poort van Bureau Jeugdzorg; 4. jeugd en veiligheid; 5. innovatie gericht op specifieke doelgroepen/vraagstukken als gezinscoach. 5.4.1. Een sluitende kete n van signaleren, beoordelen en interveniëren Inleiding Kinderen en jongeren moeten tijdig en goed ondersteund worden in hun ontwikkeling. Voor jeugdigen met ernstige opvoed- en opgroeiproblemen geldt dit des te meer. Keer op keer toont onderzoek aan dat ernstige of hardnekkige problemen van jongeren vaak een lange voorgeschiedenis kennen. Op verschil-
32
lende momenten in de levensloop zijn er dan al voortekenen geweest dat het de verkeerde kant op dreigde te gaan. Goede signalering, tijdige en samenhangende hulp en een goede overdracht van informatie dragen bij aan het voorkomen van uitval, ontsporing en criminaliteit. De jeugdzorgstructuur moet zodanig functioneren dat de cliënt zo snel mogelijk de juiste hulp krijgt in de juiste vorm en niet onnodig gepingpongd wordt. Spijbelen kan een voorbode zijn tot schooluitval en leidt niet zelden tot de eerste stappen op het criminele pad. Verstoringen in de ontwikkeling of opvoedsituatie moeten beter en sneller worden opgemerkt. Doel is een sluitende, efficiënt werkende en effectieve keten van signaleren, beoordelen en interveniëren nodig. Kenmerken van een sluitende keten: zo kort mogelijke doorlooptijden (tijd tussen signalering, beoordeling en interventie) geen of acceptabele wachttijden, geen onnodige verwijzingen. Verschillende instanties (consultatiebureau, huisarts, maatschappelijk werk, Riagg, primair en voortgezet onderwijs, RMC/leerplichthandhaving, peuterspeelzaal, jeugdzorg) signaleren opvoed- en opgroeiproblemen bij kinderen en jeugdigen. Knelpunt is dat signalen vaak bij meerdere instanties bekend zijn, zonder dat instanties dit van elkaar weten. Ook waar het gaat om snelle beoordeling en interventie gebeurt dit niet altijd consequent en systematisch. Met gemeenten constateren wij dat de coördinatie van signaleren, beoordelen en interveniëren beter moet. Coördinatie van vroegsignalering Wij willen afspraken maken met gemeenten over de coördinatie vroegsignalering bij instellingen die de grootste groep bereiken. 0 - 4 jarigen – jeugdgezondheidszorg, 4 - 12 jarigen – primair onderwijs, 1218 jarigen – voortgezet onderwijs. 12-23 jarigen: voor specifieke groepen als zwerfjongeren, allochtone jongeren, vroegtijdig schoolverlaters en kinderen die in hun veiligheid bedreigd worden is specifieke aandacht en maatwerk nodig. Coördinatie van zorg Coördinatie van zorg voorkomt dat gezinnen waar problemen zich opstapelen met een stoet aan hulpverleners te maken krijgen. De functie van gezinscoach is hierin essentieel. BJZ wordt wettelijk de verantwoordelijke instelling voor de toewijzing van een "gezinscoach". Zij ziet er op toe dat deze functie vervuld wordt, hetzij door een voorziening op lokaal niveau, hetzij op indicatie door een jeugdzorgaanbieder. De gemeente Enschede heeft gezinscoaching ingebracht in het kader van het Grote Steden Beleid. Wij willen de expertise die hier wordt opgebouwd graag meenemen in de beleidsontwikkeling (zie ook 7.9). Rol van de zorgaanbieders Jeugdhulpverlening in de aansluiting Wij willen ons nader oriënteren op de rol van jeugdzorgaanbieders in het lokale voorveld. De uitkomsten betrekken wij bij de afspraken met gemeenten. Jeugdzorgaanbieders hebben nu lokaal nog niet de ruimte om snel zorg op maat te regelen. In de huidige situatie zit er een zekere spanning tussen enerzijds de wijze waarop de keten is ingericht en anderzijds de behoefte om efficiënt te werken en daarvoor de vereiste ondernemersruimte. Wij streven naar heldere afspraken met jeugdzorgaanbieders over hun lokale inzet zowel in preventieve zin als in de zin van nazorg. Acties 2005-2008 • Wij maken afspraken met gemeenten over verbeteringen in de samenhang en coördinatie van signaleren, beoordelen en interveniëren tussen de lokale instellingen en de jeugdzorginstellingen. • Wij bevorderen dat onze instellingen hun dienstverlening naar de lokale instellingen zullen verbeteren. • Wij oriënteren ons op de rol van de zorgaanbieders JHV op activiteiten op lokaal niveau.
Laagdrempelige toegang van de jeugdzorg voor allochtonen Uit landelijke cijfers blijkt dat het aandeel allochtonen in de jeugdhulpverlening stijgt. In de zwaardere typen hulpverlening stijgt dit percentage echter sneller dan in de vrij toegankelijke hulp. Vooral in de eindstations van het hulpverleningstraject, de Justitiële Jeugdinrichtingen, is het percentage allochtonen veel hoger dan dat van autochtonen. Dit wijst op een hoge drempel van de jeugdzorg voor allochtonen. Uit onderzoek blijkt dat de toegankelijkheid van de jeugdzorg voor een belangrijk deel afhangt van de aansluiting tussen lokale voorzieningen en het Bureau Jeugdzorg. Oplossingen hiervoor kunnen gezocht worden in verbeteringen in vroeg-signalering, bijvoorbeeld door samen te werken met zelforganisaties, vindplaatsgericht werken, en heldere procedures voor doorverwijzen, waarbij vraaggericht en transcultureel wordt gewerkt en/of bijvoorbeeld een begeleide doorverwijzing. Ook blijkt voor veel allochtonen de drempel om zelf naar bureau jeugdzorg te gaan hoog. Acties • De provincie overlegt met BJzO over de wijze waarop de toegankelijkheid van Bureau Jeugdzorg Overijssel voor allochtonen kan worden verbeterd. • Wij vragen speciale aandacht voor de positie van allochtonen in het aansluitingstraject met gemeenten/onderdeel van afspraken in het kader van het convenant en gebiedsgericht werken.
33
5.4.2. Doelmatige en efficiënte overlegstructuren in de aansluiting jeugdbeleid-jeugdzorg In het belang van de bestrijding van de wachtlijsten en in het licht van de problematiek willen wij nog eens goed kijken naar situaties waar winst geboekt kan worden door efficiënter te werken, met zo min mogelijk bureaucratie en administratieve lasten. Verder is winst te boeken door de vertegenwoordiging van provinciale jeugdzorg (zorgaanbieders JHV en BJzO in lokale netwerken nader te bekijken op doelmatigheid en effectiviteit. Actie Wij lichten de vertegenwoordiging van de provinciale jeugdzorginstellingen in de overlegcircuits in de aansluiting jeugdbeleid-jeugdzorg door op efficiënte inzet.
5.4.3. Voorkomen en terugdringen van wachttijden en wachtlijsten aan de poort van Bureau Jeugdzorg Overijssel. Wij willen de wachtlijsten bij de voordeur van BJzO gaan aanpakken in samenspraak met gemeenten, te beginnen daar waar de nood het hoogst is. De wachtlijsten bij BJzO in de jeugdzorg vormen een hardnekkig probleem. Het aantal aanmeldingen bij BJzO in het eerste kwartaal 2004 is met 31% toegenomen ten opzichte van het eerste kwartaal 2003 (van 106 naar 139). Op 1 januari 2004 stonden 301 kinderen op de wachtlijst van het BJzO. Wachtlijsten bij BJzO vormen een probleem voor lokale voorzieningen. Wij denken dat oorzaken van de wachtlijst BJzO onder andere zijn de grotere bekendheid van BJzO en een algemene grotere probleemgevoeligheid. Wij denken dat ook gebreken in de aansluiting debet zijn aan de wachtlijsten bij BJzO. Zo was in 2003 in Twente sprake van 730 onterechte verwijzingen. Onterechte verwijzingen zijn verwijzingen die niet leiden tot een indicatiebesluit voor geïndiceerde zorg. Wij willen met de verbeteringen in de aansluiting bereiken dat het aantal aanmeldingen en onterechte verwijzingen naar Bureau Jeugdzorg afneemt. Het wachtlijstprobleem concentreert zich in Twente (Enschede). Met de gemeente Enschede is een afspraak gemaakt om in gezamenlijke regie van Bureau Jeugdzorg en Algemeen Maatschappelijk Werk een aanvalsplan te laten maken. Als gevolg van gemeentelijke bezuinigingen en als gevolg van het verminderen van het aanbod van ambulante hulp door Bureau Jeugdzorg dreigt er een "gat" te vallen tussen het lokale aanbod en de geïndiceerde zorg. Dat gat wordt vergroot doordat de jeugdgezondheidszorg zich meer en meer oriënteert op het landelijk vastgestelde basispakket en slechts beperkte inzet heeft op het maatwerkdeel. Vergelijkbaar vermindert in sommige regio’s ook het aanbod vanuit het AMW, doordat hier zowel sprake is van een toename van de vraag als van een beperking van de beschikbare budgetten. De wet beperkt het BJzO in haar taken. Op grond van bestuurlijke afspraken (en in de toekomst op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning) ligt de verantwoordelijkheid voor de taken die niet meer door BJzO worden uitgevoerd bij de gemeente (bijvoorbeeld jongereninformatie-punten en hulpverlening op scholen c.q. schoolmaatschappelijk werk). Bovendien zien wij ons, met het BJzO, gesteld voor de taak om wachtlijsten bij het BJzO te bestrijden bij een gelijktijdige toename van het aantal aanmeldingen. Het Rijk stelt voor de verdere ontwikkeling van het lokale jeugdbeleid € 8,3 miljoen beschikbaar. De VNG heeft aangegeven zich zorgen te maken over de handhaving van het kwaliteitsniveau van het lokale jeugdbeleid op basis van deze randvoorwaarden van het Rijk. Tegelijkertijd oriënteert de jeugdgezondheidszorg zich meer en meer op het landelijk vastgestelde basispakket en heeft slechts beperkte inzet op het maatwerkdeel dat van belang is voor de aansluiting jeugdbeleid-jeugdzorg. Ook is in sommige gemeenten sprake van bezuinigingen op het lokale jeugdbeleid met als gevolg dat in sommige regio’s het aanbod vanuit het Algemeen Maatschappelijk Werk vermindert. Aanpassingen aan de wettelijke situatie dienen zorgvuldig plaats te vinden, dwz op zodanig wijze dat er geen gat in de hulp aan jeugdigen ontstaat ten koste van de cliënt. Provincie en gemeenten in hebben dit “gat-probleem” in het convenantstraject gedefinieerd als een gezamenlijk probleem, desnoods voor een gezamenlijk optreden richting Rijk. Het Rijk heeft in haar recente concept Landelijk Beleidskader opgenomen dat het de provincies is toegestaan om nog twee jaar deze niet-wettelijke taken van BJzO te blijven financieren. Wij hebben geen kant en klare oplossingen voor deze situatie. Wij zullen in overleg met de gemeenten tot een zorgvuldige werkwijze moeten komen en stellen voor om eventuele problemen gezamenlijk aan te kaarten bij het Rijk. Wij hopen met onze acties gericht op de effectiviteits - en efficiencyverbeteringen in de aansluiting dat met dezelfde middelen meer kinderen vroegtijdig geholpen kunnen worden. Acties • Wij vragen, met de gemeente Enschede, aan BJzO en het AMW een aanvalsplan te maken voor de wachtlijsten BJzO in Enschede. Wij overleggen met de gemeenten over een zorgvuldige werkwijze voor het voorkomen van een “gat in de dienstverlening” tussen lokale voorzieningen en jeugdzorgvoorzieningen. Wij stellen gemeenten voor om eventuele problemen gezamenlijk aan te kaarten bij het Rijk.
34
5.4.4. Jeugd en Veiligheid Problemen bij jongeren kunnen er enerzijds toe leiden dat de jongere zelf beschermd moet worden, anderzijds dat de omgeving tegen de jongere in bescherming genomen moet worden. Met de invoering van de Wet op de jeugdzorg per 1-1-2005, komt de jeugdbescherming en de jeugdreclassering onder de verantwoordelijkheid van de provincie te vallen via het Bureau Jeugdzorg. De rol en taken van de provincie ten aanzien van bescherming van de jeugd beschrijven wij in hoofdstuk 6. De provinciale wettelijke rol en taken en de extra inzet ten aanzien van het begrenzen van de jeugd/voorkomen en aanpakken jeugdcriminaliteit beschrijven wij in hoofdstuk 7. Wij willen ons oriënteren op mogelijkheden van samenwerking met de gemeenten over het voorkomen van en de bestrijding van jeugdcriminaliteit. Actie Wij willen ons oriënteren op mogelijkheden van samenwerking met de gemeenten over het voorkomen van en de bestrijding van jeugdcriminaliteit
35
5.4.5.
Innovatie aansluiting Jeugdbeleid-Jeugdzorg
In het convenantstraject (zie 5.3.) is afgesproken met gemeenten een gezamenlijke Innovatieagenda op te stellen. Wij denken aan thema’s als • Terugdringen kindermishandeling door preventieve inzet van Advies en Meldpunt Kindermishandeling. • Wachtlijstbestrijding aan de poort van Bureau Jeugdzorg. • Eigen Kracht Conferenties (aanboren hulpbronnen in de sociale omgeving van de cliënt). • Toegankelijkheid van de jeugdzorg voor allochtonen. • Verbetering van de doorgeleiding van zwerfjongeren naar hulp. • Jeugd en veiligheid: aanpak en voorkomen jeugdcriminaliteit. • Introductie gezinscoaching. • Versterking bovenschoolse zorgstructuren in het primair onderwijs. • Versterking zorgstructuren voortgezet onderwijs. • Voortijdig schoolverlate n en de inzet van jeugdzorgboerderijen voor de opvang en begeleiding van voortijdig en dreigende schooluitvallers. • Hulp aan Huisprogramma in relatie met lokale voorzieningen. • Lokale voorzieningen en uitstroom uit de jeugdzorg. Wij hebben voor de uitvoering in 2005 de inzet van onze jeugdzorginstellingen, onze Steunfunctie Welzijn en maatschappelijke ontwikkeling en € 250.000 projectmiddelen voor 2005 beschikbaar. Wij zoeken ook naar andere financieringsbronnen (bijvoorbeeld Europese middelen). Wij willen dat de agenda ondersteunend is aan het jeugdbeleid-jeugdzorgbeleid en de vraagstukken prioriteert die aangepakt moeten gaan worden. Onderwerpen van de innovatie-agenda moeten wat ons betreft voldoen aan criteria als: effect op wachtlijsten, doelmatigheid: snelle, korte, tijdige hulp dicht bij huis, samenwerking: afspraken over wie doet wat, evidence based: succes is elders gebleken, effect op de lange termijn, inspelen op maatschappelijke vraagstukken, maatwerk voor specifieke groepen, gezamenlijk optrekken provincie en gemeenten, bijvoorbeeld door prestatieafspraken met instellingen, of door gezamenlijke financiering. Acties 2005-2008 • Provincie stelt samen met de gemeenten een Innovatieagenda op. • Provincie stelt voor 2005 € 250.000 beschikbaar voor projecten voor de aansluiting jeugdbeleidjeugdzorg Innovatieagenda. • Provincie onderzoekt welke andere financiële hulpbronnen (bijvoorbeeld Europese middelen) kunnen worden aangewend voor projecten van de Innovatieagenda. • Provincie zet voor de ontwikkeling en uitvoering van projecten van de Innovatieagenda haar steunfunctie Welzijn en maatschappelijke ontwikkeling in.
36
37
6. Jeugd en Veiligheid Inleiding De signalen die wij ontvangen over de toename van jeugdcriminaliteit zijn ernstig te noemen. Zo is er meer geweld en zijn er meer seksuele delicten, wordt een toename van het aandeel door meisjes (vooral op het vlak van geweld) en oververtegenwoordiging etnische minderheidsgroepen gesignaleerd. Bovendien wordt de dader steeds jonger en is er een toename van multi-problematiek (o.a. alcohol en drugs) en groepscriminaliteit. De toename van geweld binnen het onderwijs is verontrustend. Jeugd en veiligheid is onderdeel van het provinciaal veiligheidsbeleid dat zich richt op een sluitende keten, maar heeft een sterke relatie met het jeugdzorgbeleid. In de perspectiefnota en in de veiligheidsnota Overijssel op Veilig 2004 – 2007, heeft het thema “Jeugd en veiligheid” prioriteit. Gezien de sterke relatie met de jeugdzorg werken wij dit thema in dit hoofdstuk uit. De jeugdreclassering valt binnen het reguliere beleid van de provincie. Provincie Overijssel wil echter uit autonome middelen voor de periode 2005–2007 bijdragen aan het thema Jeugd en Veiligheid en het voorkomen van jeugdcriminaliteit. Wij willen een aantoonbare bijdrage leveren aan de afstemming op het terrein van jeugd en veiligheid tussen het lokaal preventief jeugdbeleid en jeugdzorg. Een sluitende veiligheidsketen moet ontstaan. 6.1. Jeugdreclassering Het doel van de jeugdreclassering (onderdeel van Bureau Jeugdzorg) is het voorkomen of terugdringen van een criminele carrière bij jongeren van 12–18 jaar die onder het jeugdstrafrecht vallen. De jeugdreclassering probeert de weerbaarheid van de jongere te vergroten en een sociaal netwerk te creëren dat hem kan ondersteunen. De jeugdreclassering heeft drie taken: informeren, adviseren en ondersteunen. Jeugdreclasseringmedewerkers richten zich, afhankelijk van de maatregelen die justitie neemt. Dit kan variëren in: • toezicht en begeleiding; • begeleiding tijdens en na een taakstraf; • Maatregel Hulp & Steun (schorsing voorlopige hechtenis); • voorwaardelijke straf; • begeleiding tijdens en na detentie. Voor de begeleiding door de jeugdreclassering is van belang dat de jeugdige wordt geplaatst in de provincie waar hij woonachtig is (regionale circuitvorming). Dat gebeurt nu vaak nog niet. Een adequate opvang en nazorg door de jeugdreclassering van jongeren na detentie is essentieel met het oog op het reduceren van terugval in oud/crimineel gedrag. Overijssel kent twee arrondissementen jeugdreclassering: IJssel-Vecht (incl. Salland) en Twente. Wanneer de jongere voor de eerste keer wegens een (licht) strafbaar feit met de politie in aanraking komt volstaat een alternatieve afdoening (HALT) in eventuele combinatie met hulpverlening. Het blijkt dat van alle “first offenders” meer dan de helft na het eerste geregistreerde delict stopt met crimineel gedrag. Niet alle hulpverlening die in deze fase geboden kan worden is echter per definitie een taak voor BJZ. Afspraken over schakeling jeugdbeleid–jeugdzorg en verbinding met veiligheidsbeleid zijn van groot belang. 6.2. Aanpak voorkomen recidive: ITB en Echt Recht Conferenties De jeugdreclassering voert Intensieve Traject Begeleiding uit. Individuele Trajectbegeleiding (ITB) is gesplitst in ITB Harde Kern en ITB-CRIEM. • ITB Harde Kern is bedoeld voor jongeren die al verschillende keren voor ernstig strafbaar gedrag met Justitie in aanraking zijn gekomen. Als jongeren zich niet aan de gemaakte afspraken houden, volgt alsnog detentie of wordt de schorsing van het voorarrest opgeheven. Het is dus ITB of zitten. • ITB-CRIEM is bedoeld om te voorkomen dat etnische jeugdigen, die voor het eerst of voor lichte vergrijpen in aanraking komen met het strafrecht (verder) afglijden naar een criminele loopbaan. Het traject ITB-CRIEM beslaat een periode van 3 maanden. ITB blijkt een efficiënte en intensieve vorm van begeleiden, die met name bij Harde Kern-Jongeren een goede uitwerking heeft en recidive vermindert. De invulling van ITB is maatwerk. Voor veelplegers wordt steeds vaker een Justitiële Jeugdinrichting (JJI)-plaatsing overwogen, terwijl ook gekozen kan worden voor ITB Harde Kern. Dit laatste sluit beter aan bij het “zo-zo-zo-beleid” en ondervangt het probleem dat jeugdreclassering en JJI niet in hetzelfde werkgebied opereren. Het voorkomt ook problemen met resocialisatie na JJI-plaatsing doordat met ITB in de directe levenssituatie van de jongere plaatsvindt. De rechter besluit over ITB of plaatsing in een JJI. Wij willen partners in de strafrechtketen verzoeken het aantal ITB-trajecten te verhogen waardoor ITB vaker als vervanging van JJI kan gelden. Dit vermindert de druk op de JJI en de jongeren eerder de hulp die zij nodig hebben.
38
Echt Recht Conferenties zijn net als Eigen Kracht C onferenties gericht op “empowerment” van de jongere en het gezinssysteem en participatie van de jeugdigen. Echt Recht C onferenties zijn bedoeld voor jongeren die al met justitie in aanraking zijn geweest. Elk incident - waarbij schade of pijn is veroorzaakt en herstel nodig is - is in principe geschikt voor een Echt Recht C onferentie. In Overijssel loopt een pilot Echt Recht C onferenties in het arrondissement IJssel-Vecht. Echt Recht C onferenties kunnen worden ingezet ter voorkoming van: • jeugdcriminaliteit en recidive; • voorkomen schooluitval (bij dreigende schorsing); • herintegratieceremonie nadat de straf is uitgezeten. Acties 2005-2008 Voorkomen en aanpak van jeugdcriminaliteit • •
•
• • •
Wij overleggen met politie, justitie, openbaar ministerie, jeugdzorgaanbieders en gemeenten over een zinvolle bijdrage aan het thema jeugdcriminaliteit. Afspraken maken met gemeenten over aansluiting jeugdbeleid–jeugdzorg, hetzij in GSBverband, hetzij in het kader van het convenant dat wij met gemeenten in voorbereiding hebben (zie ook hoofdstuk 5). Bijzondere aandacht hebben wij onder dit thema voor het voorkomen van schooluitval door het beleidsmatig en financieel ondersteunen van initiatieven en projecten die schooluitval (jeugdcriminaliteit) voorkomen. In het kader van het Uitvoeringsprogramma Integratiebeleid 2004 is als doelstelling opgenomen de “samenhang in beleidsvoering op het integratiebeleid tussen provincie en gemeenten te versterken”.’ Eén van de mogelijkheden daartoe is dat in de periode 2005–2008 in de context van de met de grote steden gesloten convenanten zal worden gezocht naar een verdere concretisering van activiteiten in het kader van het integratiebeleid in relatie tot veiligheidsbeleid. Wij verzoeken partners in de strafrechtketen vaker beschikbare trajecten ITB als alternatief voor JJI te overwegen. Wij bevorderen dat jongeren in of zo dicht mogelijk bij de eigen provincie gedetineerd worden t.b.v regionale circuitvorming. Wij willen uit autonome middelen voor de periode 2005–2007 bijdragen aan het thema Jeugd en Veiligheid en het voorkomen van jeugdcriminaliteit. Wij richten ons op vroegsignalering/voorkomen en aanpak jeugdcriminaliteit (aanpak veelplegers, Echt Recht Conferenties). Wij zullen hierover een besluit nemen in het kader van de begrotingsbehandeling 2005.
6.3. Op ons beleid van invloed zijnde ontwikkelingen De volgende ontwikkelingen zijn van invloed op ons beleid ‘Voorkomen en bestrijden van jeugdcriminaliteit’. • Inwerkingtreden Wet op de jeugdzorg per 1-1-2005, waardoor de provincie inhoudelijk en financieel verantwoordelijk wordt voor de jeugdreclassering. • Ontwikkelingen rondom het landelijk actieprogramma “Jeugd terecht, actieprogramma aanpak jeugdcriminaliteit 2003 – 2006” (december 2002). Dit actieprogramma is gericht op het voorkomen van eerste delicten en het terugdringen van recidive. • Het Rijk/justitie bezuinigt (Hoofdlijnenaccoord) per 2005 met 5% op de jeugdreclassering. Provincies zijn nog in overleg met het Rijk over de effectuering daarvan. • Ontwikkelingen uit “Operatie Jong”: De aanpak jeugdcriminaliteit vereist een gezamenlijke inspanning van departementen, overheden en ketenpartners met als doel dat er geen gaten meer vallen in de keten van preventie, curatie en repressie. Er is sprake van een onderlinge afhankelijkheidsrelatie. Hiertoe is aan de Jeugdagenda van “Operatie Jong” het thema jeugdcriminaliteit toegevoegd. De jeugdagenda is onder de regie van vijf departementen opgesteld en wordt benut om de relatie tussen het terugdringen van de jeugdcriminaliteit en het beleid rond het vergroten van kansen en het tegengaan van uitval te realiseren. • Ontwikkelingen bestuurlijke afspraken convenant Jeugdbeleid- Jeugdzorg 2005–2008 tussen gemeenten en provincie. Dit convenant richt zich op het versterken van de samenwerking tussen gemeenten en provincie en op het realiseren van doelmatige uitvoering en kwalitatief goede dienstverlening, waarbij voor de cliënt een toegankelijk transparant en samenhangend jeugdzorgstelsel wordt gerealiseerd. • Bureau Jeugdzorg krijgt in lijn met de Wet op de jeugdzorg een grotere rol in de procedure ten aanzien van kinderen onder de 12 jaar, de zogenaamde 12-minners. De politie meldt 12minners met “strafwaardige’” feiten bij BJZ in plaats van bij de Raad voor de Kinderbescherming, in geval van achterliggende problematiek en bij een tweede delict. Dit kan grote gevolgen hebben voor BJZ omdat deze groep in de politiecijfers zichtbaar toeneemt door de toegenomen aandacht voor 12-minners.
39
7. TOEGANG TOT DE JEUGDZORG 7.1. Inleiding De afgelopen jaren is de totstandkoming, positionering en “vulling” van BJzO grotendeels gerealiseerd. Ondanks de voortdurende onduidelijkheid over de wettelijke kaders is de ontwikkeling van de organisatie voortvarend ter hand genomen. Onze ambitie om per 2005 een bureau jeugdzorg te hebben dat in organisatorische, personele en financiële zin in staat is conform de kwaliteitseisen van de WJZ (ook qua spreiding) uitvoering te geven aan de wettelijke taken voor de cliënt en aan het provinciale jeugdzorgbeleid is daarmee grotendeels gerealiseerd. Ondanks de invoering van de wet per 1-1-2005 blijven wij vooralsnog sterk afhankelijk van nog lopende landelijke ontwikkeltrajecten, van voldoende financiële middelen van het Rijk en zeker niet in de laatste plaats ook van de ontwikkeling van de vraag naar jeugdzorg die de instroom bij het BJzO bepaalt. Onze hoofddoelstelling blijft het voorkomen of terugdringen van de wachtlijsten. Wij staan daarvoor toe dat de WJZ met enige soepelheid wordt toegepast, mits dat de cliënt dient. Wij willen daar wel over worden geïnformeerd door het BJzO. De • • • • • • • • • •
taken van BJzO kunnen als volgt worden samengevat: Advies- en Meldpunt Kindermishandeling; kindertelefoon; aansluitingstaken jeugdzorg-jeugdbeleid: contacten met, advies, consultatie en deskundigheidsbevordering aan algemene voorzieningen; beoordelen of sprake is van een bedreigende situatie en dan vaststellen van behoefte aan zorg anders dan jeugdzorg en organisatie van de coördinatie (gezinscoaching, uit te voeren door andere organisaties;) vaststellen van behoefte aan jeugdzorg: aanmelding, screening, afgifte van indicatiebesluiten; casemanagement (begeleiden naar en volgen van zorgaanbod); licht ambulante hulp (waar nodig met oog op klantvriendelijkheid, max. 5 gesprekken binnen een periode van een half jaar); jeugdbeschermingstaken (voogdij, gezinsvoogdij); jeugdreclassering; leverancier van beleidsinformatie aan de provincie en adviseur voor de afstemming van het aanbod op de vraag.
7.2. Visie en uitgangspunten In hoofdstuk 1 hebben wij onze visie en uitgangspunten beschreven. Vooral de volgende zijn relevant voor de toegang tot de jeugdzorg c.q. BJzO: • prioriteit bij kindermishandeling en jeugdbescherming; • toegankelijkheid van BJzO; • zo-zo-zo beleid en vermaatschappelijking van de jeugdzorg; • vraaggestuurde zorg; Eigen Kracht Conferenties en dialooggestuurde indicatie; • aansluiting indicatietraject op (jeugd)hulpverlening. 7.3. Stelselherziening Met de besluitvorming over invoering van de WJZ worden de taken van het BJz concreter. In 2004 is vooruitlopend op de invoering van de WJZ door het BJzO al op de ontwikkeling van wet en Algemene Maatregelen van bestuur geanticipeerd. Met de invoering van de wet dient BJzO zich primair op haar wettelijke taken te richten. Voor verschillende onderdelen lopen landelijke onderste uningstrajecten. Voor Bureau Jeugdzorg Overijssel zijn onder meer de volgende thema’s actueel in 2005: •
• • • • •
de uitsplitsing van wettelijke en niet-wettelijke taken van BJzO. Deze uitsplitsing werkt naar twee kanten. De WJZ en bestuurlijke afspraken over de gemeentelijke aansluitingstaken zijn helder over de afbakening van provinciale en gemeentelijke verantwoordelijkheden. De doorvoering daarvan zal mogelijk doorlopen over 1-1-2005. Het Landelijk Beleidskader Jeugdzorg zal mogelijk hierover meer duidelijkheid geven. Ook tussen BJzO en JHV zal sprake zijn van uitsplitsing in dit geval van niet en wel geïndiceerde activiteiten bij BJzO en de zorgaanbieders JHV en daarbij betrokken budgetten. Wij wachten hiervoor op landelijke richtlijnen. afbakening van niet en wel geïndiceerde activiteiten bij BJzO en de zorgaanbieders JHV en daarbij betrokken budgetten. de formele decentralisatie van jeugdbeschermingstaken van Justitie naar de provincie. Deze decentralisatie gaat gepaard met een bezuiniging van 8%. de implementatie van het referentie werkmodel. Dit is een model waarin de vereisten van de WJZ naar de werkpraktijk van het BJz zijn vertaald. het leveren van beleidsinformatie: implementatie informatieprotocol en rapportageformats; Zie hiervoor hoofdstuk 10. de ontwikkeling van BJzO als onafhankelijk adviseur;
40
BJzO adviseert ons gevraagd en ongevraagd over de afstemming van het aanbod. Wij hebben BJzO in 2004 gevraagd om een advies over de afstemming van het aanbod JHV op de vraag naar jeugdzorg op basis van onder meer demografische gegevens en wachtlijstontwikkelingen.
41
•
Wij hebben BJzO gevraagd daarbij te differentiëren naar regio. de verdere uitbouw van de interne organisatie gericht op de integratie van de verschillende onderdelen, onder andere de vrijwillige trajecten en de jeugdbeschermingtrajecten.
Deze integratie is een duidelijke meerwaarde van de WJZ; • •
• • • • • • •
de vormgeving van licht-ambulante hulp conform de WJZ/AMVB’s; De WJZ biedt BJzO de mogelijkheid, uit klantvriendelijkheid, een aantal gesprekken (gemiddeld 5) aan te bieden. de afbakening van niet en wel geïndiceerde activiteiten bij BJzO en de zorgaanbieders JHV en de daarbij betrokken budgetten; Een eerste afbakening heeft plaatsgevonden bij de vorming van BJzO. Onduidelijkheid van de wetgeving verhinderde om tot een definitieve afbakening te komen. De afbakening zal plaatsvinden op basis van het Rijksstandpunt op het rapport van Deloite en Touche (voorheen “Van der Vondervoort”) over de pxq bekostingssystematiek. de aansluiting van BJzO op het lokale jeugdbeleid en de afstemming met algemene voorzieningen op basis van het convenant provincie en gemeenten (zie hoofdstuk 5). de operationalisering van de in de wet genoemde signaleringsfunctie van het BJz. de coördinatie van de gezinscoachfunctie. de verdere ontwikkeling van indicatiestelling voor andere sectoren van jeugdzorg dan JHV op basis van relevante programma’s van eisen en d.m.v. gerichte deskundigheidsbevordering. de voorbereiding op de (gedeelde) toegangsfunctie tot de sector J-LVG bij Bureau Jeugdzorg. de inrichting van bezwaar- en beroepsprocedures conform de wettelijk vereisten. een passend communicatie- en informatiebeleid ter bevordering van de toegankelijheid van het BJz en de jeugdzorg.
Actie (zie ook hoofdstuk 3.1. Stelselherziening) De provincie zal de stelselherziening met nauwe betrokkenheid van het veld voortzetten via het overleg met de door ons gefinancierde instellingen (BJzO en Jeugdhulpverlening), het reguliere overleg met de stelselpartners (Overleg Jeugdzorg Overijssel) en het reguliere overleg met gemeenten –zie voor toelichting op de overlegstructuur onder 3.2.
7.4.
Gebiedsaanpassing jeugdzorg Overijssel/Gelderland
Als gevolg van de Wet op de jeugdzorg moet een gebiedsaanpassing in de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Overijssel en Gelderland doorgevoerd worden. Dat betekent dat de jeugdzorg in Hattem, Heerde en Neede per 2005 onder verantwoordelijkheid van de provincie Gelderland zullen vallen en jeugdzorg in Deventer, Bathmen en (voorheen) Olst onder verantwoordelijkheid van de provincie Overijssel. Vanwege de uitzonderlijk intensieve oriëntatie van de jeugd van Hattem op Zwolle overleggen wij met de gemeente Hattem over maatwerk. De overdracht heeft onder meer financiële consequenties voor de omvang van de doeluitk eringen bij invoering van de Wet op de jeugdzorg. De financiële gevolgen hiervan zijn nog niet verwerkt in de financiële raming voor 2005. Actie De provincie effectueert het besluit tot gebiedsaanpassing jeugdzorg aan de provinciegrenzen.
7.5.
Maatwerk voor de regio en voor de cliënt
BJzO heeft belangrijke stappen gezet in de realisering van meer maatwerk in haar dienstverlening per regio, de herkenbaarheid en bereikbaarheid van het bureau. Aangepast op de specifieke behoefte aan jeugdzorg in de regio’s West-Overijssel en Twente vindt uitwerking plaats door regionalisatie en decentralisatie van voorzieningen. Dit betreft de diensten ten behoeve van: de advisering en ondersteuning van algemene voorzieningen, de voordeurfunctie van de jeugdzorg, de onderste uning van de zorgvragers, de indicatiestelling en jeugdbeschermingstaken. Wij zien dit als een adequate invulling in de praktijk van de door ons nagestreefde zo-zo-zo-aanpak. In een efficiënte en effectieve samenwerking met jeugdzorgpartners worden met zo kort mogelijke lijnen deze diensten afgestemd op de vraag. De invoering van het referentie werkmodel (het landelijk kader voor werkwijze en protocollering van bureau’s jeugdzorg), ondersteunt deze ontwikkeling en is volgens planning op 1-1-2005 afgerond. Bovenstaande vraagt om een betere integratie van de BJZ-activiteiten in een vrijwillig kader met de activiteiten die in het kader van de jeugdbescherming moeten worden uitgevoerd. Dit zowel ten behoeve van de effectieve samenwerking binnen BJzO als om optimaal bij te kunnen dragen aan de ontwikkeling van een sterke jeugdzorgketen in de (sub)regio’s. De realisering van het gewenste maatwerk heeft organisatorische consequenties voor zowel personeel als de huisvesting. BJzO is gestart met de realisatie van een gericht scholings- en herhuisvestingsplan. In
42
Enschede en Almelo zijn inmiddels geïntegreerde BJzO voorzieningen gehuisvest, ontwikkelingen in He ngelo kunnen in 2005 worden afgerond. Wij hechten er aan dat deze ontwikkelingen met ons worden afgestemd en met gemeenten, in het kader van het in 2004 afgesloten convenant (zie hoofdstuk 5). Naast een overeenkomst over diensten is het ook van belang om met gemeenten af te stemmen over de realisering van de huisvestingsplannen. Wij zijn ons ervan bewust dat bovengenoemde ontwikkelingen in samenhang met het soms nog onduidelijke beperkte financiële kader (b.v. door te voeren bezuinigingen op de jeugdbescherming en jeugdreclassering in 2005; resp. 8% en 5%) veel vraagt van de organisatie. Desondanks blijft ook het terugdringen van wachtlijsten een expliciete opdracht voor het BJzO. Met het BJzO is afgesproken dat de wachtlijst voor een vervolggesprek na aanmelding per 1-1-2005, behoudens een reële werkvoorraad (met een beperkte wachttijd), in zowel de regio IJssel-Vecht als de regio Twente zal zijn weggewerkt. In het najaar van 2004 worden concrete prestatie- en productieafspraken gemaakt voor 2005 op basis van dan actuele gegevens en realistische prognoses over de vraag en de beschikbare financiële middelen in het komende jaar. Hiermee willen wij een goede start maken onze ambitie per 31-12-2007 te realiseren.
Actie • Wij dragen BJzO op ons en gemeenten (o.a. in werkgebiedsverband) te betrekken bij de regionalisatie van functies en dienstverlening. • Wij monitoren op basis van kwartaalrapportages de resultaten van het BJzO en maken passende afspraken gericht op het voorkomen van wachtlijsten.
7.6. Decentralisatie financiering en coördinatie Ambulante jeugdbescherming en jeugdhulpverlening Leger des Heils Met de invoering van de wet per 1-1-2005 worden een drietal landelijk werkende instellingen gedecentr aliseerd naar een van de provincies/groot stedelijke regio’s. De desbetreffende instellingen konden hierbij een voorkeur uitspreken. Op het verzoek van het AJL aan de provincie Overijssel om deze rol op zich te nemen waar het hen betreft, hebben wij in principe positief gereageerd. Het Rijk (Ministerie van Justitie) werkt hiertoe naast een 4 jarig overdrachtstraject, ook een convenant uit. Wij zijn nadrukkelijk en constructief betrokken bij deze voorbereiding teneinde de feitelijke start van de overdracht per 1-1-2005 te realiseren. Wij zullen over het verzoek van het AJL definitief besluiten nadat de gesprekken met het Rijk over de kaders hiervoor zijn afgerond. 7.7. Eigen Kracht Conferenties BJzO is deelnemer in het project Eigen Kracht Conferenties Overijssel. Mede naar aanleiding van haar werkbezoek in het voorjaar 2004 ondersteunt de staatssecretaris dit pilot-project met financiering van het begeleidend effect-onderzoek. Als belangrijke randvoorwaarde is hierbij meegegeven dat de specifieke functie van het BJZ ten aanzien van de indicatiestelling voor geïndiceerde zorg niet kan/mag worden aangetast. Wij vragen van het BJzO initiatieven te nemen die recht doen aan het uitgangspunt dat zorgvragen die het resultaat zijn van de Eigen Kracht Conferenties, worden bekrachtigd met een indicatiestelling van het BJzO met in achtneming van diens specifieke verantwoordelijkheid. Actie Wij vragen van het BJzO initiatieven die recht doen aan zorgvragen die het resultaat zijn van de Eigen Kracht Conferenties en de verantwoordelijkheid voor indicatiestelling van het BJZ. 7.8.
Verbeter de keten
Onder de noemer Verbeter de keten brengen wij samenhang in onze acties gericht op het doel meer kinderen te helpen met hetzelfde budget. Specifieke doelen zijn wachtlijstbestrijding 2005 en efficiencyen effectiv iteitsverbetering. 7.8.1. Wachtlijstbestrijding Wij faciliteren BJzO om middels een gerichte monitoring de coördinatie op de wachtlijstenontwikkelingen te verzorgen. BJzO heeft een advies over de gewenste spreiding van het aanbod jeugdhulpverlening in relatie tot de vraag naar jeugdzorg zal mede richtinggevend zijn voor de inzet tweede tranche van de wachtlijstmiddelen 2005. BJzO zal hierbij in ieder geval de wachtlijstontwikkelingen betrekken. 7.8.2. Efficiency en effectiviteitsverbetering BMC-efficiencytraject BJzO heeft met de zorgaanbieders deelgenomen aan het efficiencyonderzoek volgend op de Quick Scan Jeugdzorg Overijssel. Bij het BJzO heeft het onderzoek zich vooral gericht op de efficiency van werkprocessen binnen de organisatie en de afstemmingsvraagstukken in de ketensamenwerking met de
43
zorgaanbieders JHV . Het rendement moet ten goede komen aan de jeugdzorg zelf en bijdragen aan het terugdringen en voorkomen van wachtlijsten. Als resultaat van het onderzoek is een instellingsplan opgesteld. De beoogde effecten worden verwerkt in de prestatieafspraken met instellingen over 2005.
44
Actie Wij betrekken de beoogde effecten van het instellingsplan QS bij de te maken prestatieafspraken met BJzO over 2005. Verbetering samenwerking BJzO-JHV In het kader van Verbeter de keten bezien wij, BJzO en de JHV-instellingen, van de toegangsfunctie voor de jeugdzorg tot uitstroom uit het zorgaanbod, waar verbeteringen mogelijk zijn in werkwijzen en afspraken. Wij zoeken naar effectieve verbeteringen ten behoeve van het bestrijden van de wachtlijsten zonder dat er per definitie sprake is van extra middelen. Deze aanpak heeft geleid tot een groot aantal verbeterpunten. Deze worden uitgewerkt door de instellingen en gemonitord door de provincie. Twee majeure onderwerpen zijn; a) Crisisaanpak; b) Casemanagement en zorgtoeleiding. Ad a) Crisisaanpak Wij ondersteunen nadrukkelijk het initiatief van BJzO en de zorgaanbieders JHV om een integrale aanpak van crisisplaatsingen in de jeugdzorg in de provincie Overijssel te realiseren. Wij zien het grote belang om tot een integrale aanpak van crisisplaatsingen te komen in het volgende: • een crisis vraagt om een adequate reactie van de hulpverlening in het belang van de betrokken cliënt en zijn directe omgeving; • de huidige aanpak leidt tot veel verstoringen in het reguliere werkproces; • de capaciteit wordt niet optimaal benut en doorplaatsingen stagneren soms; • de aansluiting tussen BJZ en zorgaanbieders kan beter; • de provincie wil een duidelijke inschatting van de capaciteit met het oog op de inzet van middelen voor 2005 en verder. Wij zullen nauwgezet volgen of de gerichte actie in deze in 2005 tot de beoogde aansprekende resultaten leidt. Ad b) Casemanagement en zorgtoeleiding De casemanager van BJzO staat de cliënt bij en motiveert deze zo nodig tot het to t gelding brengen van het indicatiebesluit. Het koppelen van de indicatie aan een concreet zorgaanbod is een proces dat organisatie vraagt. In de praktijk is onvoldoende afstemming tussen BJzO en zorgaanbieders gebleken om dit proces efficiënt en klantvriendelijk af te wikkelen. Wij zien hier verantwoordelijkheden voor zowel het TJO (Toewijzingsorgaan Jeugdzorg Overijssel, ondergebracht bij BJzO) als het gaat om toeleiding naar de zorg als voor de zorgaanbieders waar het betreft de acceptatieplicht van de cliënt. BJzO en zorgaanbieders jeugdhulpverlening hebben, binnen het traject Verbeter de Keten, het initiatief genomen om de organisatie van de toeleiding naar de zorg volgend op het indicatiebesluit te stroomlijnen. Expliciet wordt hierbij ook de ondersteuning van de cliënt bij het omzetten van dit indicatiebesluit naar een hulpverleningsplan en concrete zorg verder uitgewerkt. Wij verwachten resultaten van deze actie(s) in het najaar van 2004 zodat invoering per 1-1-2005 gerealiseerd gaat worden. Wij willen de stelselpartners “jeugdzorgbreed” nadrukkelijk betrekken bij de uitwerking hiervan en hebben de initiatieven ingebracht in het Overleg Jeugdzorg Overijssel voor het maken van afspraken hieromtrent. Wij vragen de Steunfunctie Jeugdzorg Overijssel deze en soortgelijke processen te monitoren. Wij stellen BJzO voor het TJO toe te rusten voor levering van wettelijk verplichte beleidsinformatie (zie hoofdstuk 10) ten behoeve van monitoring van vraag en aanbod, de signalering van knelpunten in vraag en aanbod en advisering over de afstemming van het aanbod jeugdhulpverlening respectievelijk jeugdzorg op de vraag naar jeugdzorg. Acties • Wij maken afspraken met de stelselpartners in het Overleg Jeugdzorg Overijssel over jeugdzorgbrede uitwerking van relevante acties Verbeter de Keten. • Wij vragen de Steunfunctie Jeugdzorg Overijssel deze en soortgelijke processen te monitoren. • Wij stellen BJzO voor het TJO toe te rusten voor levering van wettelijk verplichte beleidsinformatie. 7.9.
Gezinscoach
Bureau Jeugdzorg wordt wettelijk dé verantwoordelijke instelling voor de toewijzing van een “gezinscoach”. De “functie van gezinscoaching” kan op verschillende momenten in de keten noodzakelijk zijn, afhankelijk van de situatie. Het Bureau Jeugdzorg ziet erop toe dat, als deze functie vervuld moet worden, dit inderdaad gebeurt, óf door een voorziening op lokaal niveau óf op indicatie door een zorgaanbieder. Deze functie wordt niet door het Bureau Jeugdzorg zelf uitgevoerd, tenzij dit nog even nodig is in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel van gezinsvoogdij en als de functie nog niet bij een lo-
45
kale voorziening dan wel een zorgaanbieder is belegd. Over de financiering van zowel de gezinscoach als de BJzO-taak hierin, is nog geen duidelijkheid. Naar verwachting zijn de resultaten van de landelijke pilot (Limburg) bruikbaar voor een fasegewijze invoering van de gezinscoachfunctie in 2005 in Overijssel. Wij zien een belangrijke rol voor deze functie in relatie met de ingezette ontwikkeling van Eigen Kracht Conferenties en de intensivering van ambulante hulpvormen passend binnen het programma Hulp aan Huis. De gemeente Enschede start in 2005 een project ten behoeve van begeleiding van multiproblemgezinnen en heeft aangegeven te willen experimenteren met de functie van gezinscoach. Wij stellen de gemeente Enschede en BJzO voor om, gebruikmakend van de resultaten van de landelijke pilot, in Enschede een provinciale pilot uit te voeren. Wij vinden dat het voor de hand ligt dat BJzO medewerking verleend aan het project multiproblemgezinnen in Enschede. Actie Wij stellen de gemeente Enschede voor om behalve de resultaten van de landelijke pilot, ook het BJzo te betrekken bij de inzet van de gezinscoach bij multiproblem-gezinnen.
7.10. Toegankelijkheid van Bureau Jeugdzorg Overijssel voor allochtonen Uit landelijk onderzoek blijkt dat voor veel allochtone jongeren (en hun ouders) de drempel om zelf naar BJZ te gaan hoog is. In 2003 heeft BJzO deelgenomen aan een pilotproject I-kwadraat, gericht op inte rculturalisatie. Wij overleggen met BJzO over verbetering van de toegankelijkheid van Bureau Jeugdzorg voor allochtonen. Actie Wij overleggen met BJzO over verbetering van de toegankelijkheid van Bureau Jeugdzorg voor allochtonen.
7.11.
Bescherming van jeugdigen
Ondertoezich tstelling, voogdij en gezinsvoogdij Een jeugdbeschermingsmaatregel kan door de rechter uitgesproken worden wanneer jeugdigen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en ouders of opvoeders niet in staat zijn om de belangen van hun kinderen te behartigen. BJzO heeft de wettelijke taak om kinderbeschermingsmaatregelen uit te voeren. Deze maatregel kan een Ondertoezichtstelling (OTS), voogdij of gezinsvoogdij betreffen. In veel gevallen is ook uithuisplaatsing noodzakelijk. Bij deze en de voogdijmaatregel wordt het BJzO benoemd als rechtspersoon en belast met het voorzien in de voogdij over de minderjarige. Behalve een goede samenwerking met de Raad voor Kinderbescherming is in deze situaties een nauwe samenwerking met de provinciale voorziening van pleegzorg van groot belang. In 2004 hebben wij hiertoe een door TRIAS en BJzO opgesteld afste mmingsprotocol vastgesteld en met de instellingen een jaarlijkse evaluatie ieder voorjaar van de werking ervan afgesproken. Bij de formele overdracht van de justitiële taken binnen het BJzO van het Rijk naar de provincie per 1-12005 zien wij ons geconfronteerd met twee ogenschijnlijk tegenstrijdige feitelijkheden met betrekking tot de ontwikkeling van de jeugdbescherming. Eind 2003 is door het Ministerie van Justitie het Beleidsprogramma Beter Beschermd gestart. Dit programma kent een planning tot 2008 en formuleert twee speerpunten: verbetering van de jeugdbescherming zelf en verbetering van de omringende zorgvoorzieningen. Het programma bundelt al langer lopende ontwikkelingen (b.v het Delta -plan) met nieuwe initiatieven. Hiermee draagt het Rijk een inhoudelijk kader aan te r ondersteuning van het door de provincies te formuleren beleid. Tegelijkertijd heeft het Ministerie van Justitie aangekondigd de jeugdbescherming per 1-1-2005 te belasten met een bezuiniging van 8%. Over deze bezuiniging en de aangereikte suggesties van het Ministerie ten behoeve van een verantwoorde realisatie ervan, is nog overleg gaande. Kindermishandeling en huiselijk geweld Het Advies en Meldpunt Kindermishandeling heeft ook een rol waar het gaat om het beschermen van kinderen: zij veronderstelt dat in de Provincie Overijssel jaarlijks ruim 6.000 kinderen slachtoffer van kindermis-handeling/huiselijk geweld zijn en er jaarlijks 4 kinderen sterven als direct gevolg van deze mishandeling. Het AMK heeft een protocol voor het basisonderwijs “Hoe te handelen bij (een vermoeden van) Kindermishandeling’” ontwikkeld. Dit protocol zal aan iedere basisschool aangeboden worden. De provincie Overijssel geeft prioriteit aan het voorkomen van kindermishandeling en spant zich in om de wachtlijsten bij het AMK naar 0 te reduceren. Samenwerking tussen AMK en initiatieven huiselijk geweld bevorderen wij. Op ons beleid van invloed zijnde ontwikkelingen De volgende ontwikkelingen zijn van invloed op ons beleid gericht op de jeugdbescherming. • Inwerkingtreden Wet op de jeugdzorg per 1-1-2005, waardoor de provincie inhoudelijk en financieel verantwoordelijk wordt voor de jeugdbescherming.
46
•
•
•
Ontwikkelingen rondom het programma “Beter Beschermd”, dat zich richt op het realiseren van meer effectiviteit in de jeugdbescherming (onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Justitie naar aanleiding van een inventarisatie eind 2002 naar knelpunten in de jeugdbescherming). Het programma kent een tiental actiepunten en een geplande doorlooptijd tot 2008. Het Rijk/justitie bezuinigt (Hoofdlijnenaccoord) per 2005 met 8% op de (gezins-)voogdij. Provincies zijn nog in overleg met het Rijk over de effectuering daarvan. Negatief effect op de wachtlijst is niet uit te sluiten. Ontwikkelingen bestuurlijke afspraken convenant jeugdbeleid- jeugdzorg 2005–2008 tussen gemeenten en provincie. Dit convenant richt zich op het versterken van de samenwerking tussen gemeenten en provincie en op het realiseren van doelmatige uitvoering en kwalitatief goede dienstverlening, waarbij voor de cliënt een toegankelijk transparant en samenhangend jeugdzorgstelsel wordt gerealiseerd.
47
48
8. ZORGAANBOD JEUGDHULPVERLENING Dit hoofdstuk gaat over het zorgaanbod jeugdzorg dat wij financieren. Voor een helder onderscheid met de andere sectoren jeugdzorg spreken wij over zorgaanbod en zorgaanbieders JHV. Visie en uitgangspunten De uitgangspunten die wij hanteren die vooral van belang zijn voor het zorgaanbod JHV en relevant voor dit hoofdstuk zijn de uitgangspunten t.a.v. : • zo-zo-zo beleid en vermaatschappelijking van de jeugdzorg; • vraaggestuurde zorg; • marktwerking, efficiency en effectiviteit; • maatschappelijk ondernemerschap. Stelselherziening Jeugdzorg De Stelselwijzing Wet op de jeugdzorg heeft veel specifieke gevolgen voor het zorgaanbod, zoals: • jeugdhulpverlening wordt alleen provinciaal gefinancierd, wanneer daaraan een indicatiebesluit van BJzO ten grondslag ligt; • het recht van de cliënt op geïndiceerde jeugdhulpverlening (acceptatieplicht); • een nieuwe financieringssystematiek met aspecten van concurrentie en beheersinstrumenten t.b.v. efficiency en effectiviteit, bijv. benchmarken; • een veel sterkere regie van de provincie op de afstemming van het aanbod jeugdhulpverlening op de vraag, met daarbij een actieve rol van BJzO als leverancier van informatie en als adviseur en in samenhang met het aanbod uit andere sectoren; • de opdracht om, met de overige sectoren jeugdzorg, samenhang te brengen in het aanbod jeugdzorg; • de afbakening van niet en wel geïndiceerde activiteiten bij BJzO en de zorgaanbieders JHV en daarbij betrokken budgetten; • gebiedsaanpassing Overijssel/Gelderland, d.w.z. het congruent maken van de gebiedsverantwoordelijkheid van de provincies voor jeugdzorg met de provinciegrenzen; • verdere ontwikkeling van de afstemming van de schakeling tussen (gemeentelijk) preventief jeugdbeleid– (provinciale) jeugdzorg; • ontwikkeling van cliëntenbeleid (bijv. cliëntvertrouwenspersoon, klachtrecht, cliënttevredenheidsmetingen); • ontwikkeling van een vraaggestuurd en efficiency- en effectiviteitsprikkelend ste lsel van jeugdzorg; • afbakening van niet en wel geïndiceerde activiteiten bij BJzO en de zorgaanbieders JHV en daarbij betrokken budgetten. Een voorbeeld hiervan is het aanbod Kinderopvang Plus. Het aanbod “Kinderopvang Plus”richt zich op kinderen tot 4 jaar die extra zorg en aandacht nodig hebben Er zijn verschillende vormen van aanbod onder de noemer van Kinderopvang plus. Wij hebben op dit moment nog geen duidelijkheid over de vraag welke vormen wel en welke vormen niet binnen het te indiceren aanbod vallen. Voor onze verdere beleidsontwikkeling wachten wij de uitkomsten af van het landelijk onderzoek naar de bekostigingseenheden zorgaanbod (voorheen Van der Vondervoort). 8.1. Afstemming van aanbod tussen zorgaanbieders Wij benadrukken dat de door ons specifiek toegekende functies aan de instellingen als kader voor de ontwikkelingen blijven gelden en overlap in aanbod zo veel mogelijk dient te worden voorkomen. TRIAS Jeugdhulp is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het jeugdhulpverleningsaanbod in WestOverijssel en heeft daarnaast de verantwoordelijkheid voor het pleegzorgaanbod in de gehele provincie Overijssel. TRIAS dient ten aanzien van pleegzorg ook afstemming en samenhang met het zorgaanbod in Twente te realiseren. Jarabee, jeugdzorg Twente is verantwoordelijk voor het jeugdhulpverleningsaanbod in de Twentse subregio’s Enschede en Hengelo en stemt een evenwichtig zorgaanbod af met Commujon LSG ten behoeve van de Twentse subregio Almelo. Commujon LSG heeft behalve de (mede)verantwoordelijkheid voor het reguliere jeugdhulpverleningsaanbod in de Twentse subregio Almelo de verantwoordelijkheid voor de achtervangfunctie (specifieke intensieve zorg) voor de gehele provincie Overijssel. De zorgaanbieders JHV werken aan onderlinge afstemming. Zij hebben zich verenigd in “Zorgaanbieders JHV Overijssel” (ZAO) met als doel te komen tot een sluitend aanbod afgestemd op de vraag die door BJzO geformuleerd wordt. In het Overleg Jeugdzorg Overijssel zijn zij afgevaardigd door één hunner (TRIAS). • In dit ZAO-overleg gaat het onder meer over afstemming van aanbod beleidsinformatie, kwaliteits en cliëntenbeleid en afstemming met derden. •
Het ZAO is op diverse manieren betrokken bij de stelselwijziging op landelijk niveau (zorgmodularisering, Programma Kwaliteit, informatiehuishouding, normprijzenonderzoek).
Wij willen dat de afstemming JHV als helder onderdeel herkenbaar is in de jaarplannen en verantwoording van de zorgaanbieders Jeugdhulpverlening.
49
Actie Wij dragen de zorgaanbieders JHV op de onderlinge afstemming JHV als helder onderdeel herkenbaar te maken in hun jaarplannen en verantwoording. 8.2. Organisatieontwikkelingen bij de zorgaanbieders Schaalvergroting De fusie per 1-1-2004 van de binnen TRIAS samenwerkende instellingen heeft per 1-7-2004 formeel z’n beslag gekregen. In een fusienota en meerjarenbeleidsplan zijn de kaders voor de nieuwe organisatie en de ontwikkelrichting voor het zorgaanbod vastgelegd. Deconcentratie van het zorgaanbod De zorgaanbieders werken met veel ambitie aan een passende vernieuwing van de Overijsselse jeugdzorg. Eén van deze vernieuwingen is het realiseren van een uitvoering van zorg zo dicht mogelijk bij de cliënt. TRIAS wil een evenwichtig en gedeconcentreerd aanbod in West-Overijssel (o.a. Zwolle, Steenwijk en Hardenberg) realiseren. Wij verwachten nog concrete plannen voor uitvoering van ambities in 2005 en verder. De plannen van Commujon om de huidige hoofdlocatie (Borculo) naar de provincie Overijssel (beoogde hoofdlocatie Almelo) te verhuizen zijn in 2004 verder uitgewerkt. Wij steunen dit initiatief. Wel hebben wij duidelijke voorwaarden gesteld aan deze verhuizing en stemmen af met Commujon en de gemeente Almelo over de haalbaarheid en uitvoering van deze plannen in 2005 en verder. De door Jarabee beoogde locatie-georiënteerde organisatie en de aansturing van een integraal aanbod in Twente (subregio’s Enschede, Hengelo en Almelo) krijgt vorm in de praktijk. Voor toekomstige huisvesting is een masterplan opgesteld. Wij verwachten de eerste deelplannen in 2005 voorgelegd te krijgen. 8.3. Quick Scan jeugdzorg en Verbeter de keten Wij hebben in 2003 twee trajecten ingezet met als doel de efficiency bij BJzO en de zorgaanbieders JHV te verbeteren en de effectiviteit in de gehele keten van jeugdzorg te vergroten. Het rendement moet ten goede komen aan de jeugdzorg zelf, vooral aan wachtlijstbestrijding. De instellingen hebben zich ingezet voor het maken van ambitieuze innovatieplannen per instelling, uit te voeren in de 2e helft van 2004 en in 2005. Kern van de plannen is het beperken van de gemiddelde verblijfsduur (resp. doorlooptijden) binnen de 24-uurs zorg en daghulp. Dit biedt ruimte voor het uitbreiden van deeltijdvarianten, het vrijmaken van middelen uit residentiele hulp en daghulp voor pleegzorg, intensief ambulante zorg en nazorg en het creëren van een long-stay voorziening. Als concreet resultaat van de plannen worden in 2005 door Jarabee en TRIAS ruim 10% meer cliënten geholpen. Commujon kan, ondanks de specifieke doelgroep, een toename van 7% realiseren. Gezamenlijk kunnen de instellingen daarmee ongeveer aan 200 jongeren extra hulp bieden t.o.v. 2003/2004. Hiermee zal ruimschoots worden voldaan aan de taakstelling in het Beleidskader Jeugdzorg Overijssel 2004-2007. Bij een min of meer gelijkblijvende vraag zal dit een behoorlijk effect op de wachtlijst hebben. 8.4. Pleegzorg Pleegzorg kan bijdragen aan de vermaatschappelijking van de jeugdzorg en is een speerpunt van ons beleid. Bij hulpverlening buiten de eigen gezinssituatie dient eerst een daarop lijkende situatie (zoals pleegzorg) overwogen te worden. Pleegzorg is in staat jeugdigen die kortere of langere tijd niet thuis kunnen wonen toch een gewone gezins-situatie te bieden. Daarmee wordt een relatief lichte vorm van opvang voor een relatief zware probleemsituatie geboden. Pleegzorg wordt door TRIAS Jeugdhulp, onderdeel Voorziening voor de pleegzorg Overijssel (VPO), voor geheel Overijssel aangeboden en steeds meer geïntegreerd met andere vormen van zorg. Dit vraagt goede afste mming met de andere zorgaanbieders JHV. Pleegzorg is een omvangrijk onderdeel van het jeugdhulpverleningaanbod in Overijssel. Wij hebben in 2004 een uitbreiding van de capaciteit gerealiseerd van 389 plaatsen naar 433 op basis van deels incidentele, deels structurele middelen. Deze capaciteit lijkt vooralsnog voldoende. Voortzetting van deze capaciteitsuitbreiding is onderwerp van onze besluitvorming in het kader van de tweede tranchebesteding van middelen 2004/2005 (zie hoofdstuk 4). Eventuele verdere uitbreiding van de pleegzorgcapaciteit zal als resultaat van het BMC -efficiency-traject uit regionale ombouwvoorstellen van met name TRIAS en Jarabee gerealiseerd moeten worden. De pleegzorg in Overijssel is sterk in ontwikkeling. De invoering van de resultaten van het Project Trilium is gestart. Ook in de pleegzorg ligt het accent op terugkeer van kind naar de ouders, mits het belang van het kind zich daartegen niet verzet en wordt nadrukkelijk geïnvesteerd in communicatie met pleegzorgouders. Ons beleid blijft gericht op kwaliteitsverbetering in de pleegzorg. De interne werkprocessen van TRIAS/VPO zijn verbeterd en de toetsing door jongereninspectieteams is bij de VPO ingevoerd. Winst is in 2005 nog te behalen in een betere afstemming tussen TRIAS Jeugdhulp en BJzO (gezinsvoogdij en
50
voogdij). Een goede uitvoering van het afstemmingsprotocol tussen TRIAS Jeugdhulp en BJzO en de initiatieven in het kader van het programma Beter Beschermd (zie hoofdstuk 7) bieden hiervoor een goed perspectief. 8.5. Certificering Om kwalitatief goede zorg te kunnen leveren is het van belang dat de zorgaanbieders en BJzO beschikken over een goed kwaliteitssysteem. De Wet op de jeugdzorg omschrijft een kwaliteitssysteem als de systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van de zorg. Certificering kan gebruikt worden om onder meer aan cliënten, provincies en ketenpartners duidelijk te maken dat de organisatie over een goed functionerend kwaliteitssysteem beschikt. De provincie Overijssel zal, voor wat betreft jeugdzorg, vanaf 2007 dan ook alleen nog subsidie verstrekken aan HKZ-gecertificeerde zorgaanbieders. Actie Vanaf 2007 verstrekt de provincie alleen nog subsidie aan HKZ- gecertificeerde zorgaanbieders jeugdhulpverlening. 8.6. Doelrealisatie Binnen het landelijke programma “Kwaliteit in de jeugdzorg II” wordt gewerkt het instrument “doelrealisatie”. Dit instrument is van belang in het hulpverleningscontact. Het is ook van belang voor de effectiviteit van het stelsel omdat uit onderzoek blijkt dat bij een vaag hulpverleningsdoel het moment van beëindiging van de zorg niet duidelijk is af te grenzen. Het risico is dat cliënten langer zorg ontvangen dan nodig is. In 2004 is het overleg gestart door de Overijsselse instellingen om systematische introductie van het instrument “doelrealisatie” bij de JHV -instellingen in gezamenlijkheid op te pakken. 8.7. Project Jeugdzorgboerderij Sinds 2003 investeren wij in de ontwikkeling van jeugdzorgboerderijen. Jeugdzorg op de boerderij kan voor meerdere doeleinden worden ingezet: • ter overbrugging van het wachten op geïndiceerde zorg (wachtlijstkinderen); • in crisissituaties; • opvang van leerlingen die dreigen uit te vallen; • naschoolse opvang voor kinderen die in 24-uurszorg zitten. Tien maanden na de start van het project constateren wij dat het aantal zorgvagen voor jeugdzorg op de boerderij explosief groeit. In totaal zijn 93 kinderen aangemeld. In totaal zijn 34 kinderen geplaatst, waarvan 16 kinderen uit de projectmiddelen. De overige kinderen zijn geplaatst met AWBZ-financiering. Er zijn 10 nieuwe jeugdzorgboerderijen ontwikkeld en 5 bestaande zorgboerderijen breiden hun aanbod uit naar jeugdzorg. Financiering vindt plaats via zorg- en jeugdzorgmiddelen en via Europese financiering (Interreg IIIB, Programma 2001-2006). In 2004 zijn prijsafspraken tot stand gekomen voor naschoolse opvang en weekenden logeeropvang op de jeugdzorgboerderij. Er zijn productbeschrijvingen gemaakt. De begeleiding van boeren en cliënten is geregeld. De prijsafspraken voor logeer- en weekendopvang zijn ten opzichte van de reguliere jeugdzorg concurrerend. De effecten van deze vormen van opvang op de boerderij liggen vooral in het ontlasten van het gezinssysteem, het voorkomen van crisissituaties en soms van uithuisplaatsing. Vanwege de hardnekkigheid van de wachtlijsten in de jeugdzorg en vanwege het effect op het gezin, hebben wij met Stimuland afgesproken dat kinderen die op de wachtlijst staan voor geïndiceerde jeugdzorg vooralsnog voorrang krijgen.
Met BJzO streven wij afspraken na om de cliëntmatching in te sluizen in haar werkprocessen. Wij gaan met de zorgkantoren overleggen over afstemming met betrekking cliënten met een persoonsgebonden budget (AWBZ). Maart 2005 verwachten wij een advies van Stimuland over de voortzetting van het experiment, waarna wij over kunnen gaan tot besluitvorming. Met Stimuland zijn wij in overleg over voortzetting van het project na afloop van de experimentperiode. Met de Urbal financiering is het mogelijk het project qua ondersteuning en matching (cliënt en boer) voort te zetten tot 2007. Voor de zorgkosten zoeken wij voor het jaar 2005 naar oplossingen binnen de wachtlijstmiddelen tweede tranche 2004. Actie 2005 • Inzet weekend/logeer- en naschoolse opvang op de jeugdzorgboerderij binnen het wachtlijstbeleid. • Besluitvorming over structurele voortzetting van jeugdzorg op de boerderij, op basis van de resultaten van het experiment. • Starten van overleg en afstemming met gemeenten over de inzet van jeugdzorg op de boerderij bij (dreigend) voortijdig schooluitval. • Overleg met zorgkantoren over afstemming project en kinderen met persoonsgebonden budget. • Afspraken met BJzO over cliëntmatching.
51
8.8. Vervoer van kinderen van en naar jeugdzorginstellingen Jeugdzorgaanbieders ervaren dat de kosten m.b.t. het vervoer van jeugdigen van en naar jeugdzorginstellingen in de afgelopen jaren sterk zijn gestegen en zwaar drukken op hun budgetten. De provincie heeft begrip voor het ontstane probleem en verwacht een structurele oplossing als vervoerskosten meegenomen worden in de kostprijzen voor zorgverlening bij de invoering van de nieuwe financieringssystematiek. Een kritische toepassing van bestaande regelingen bij de instellingen is tot die tijd voorstelbaar. De provincie heeft, ondermeer op basis van in 2004 beschikbaar gekomen beperkte extra rijksmiddelen hiervoor, met de JHV -instellingen afgesproken dat zij vooralsnog en binnen hun reguliere (historische) taken de zorg blijven dragen voor dit vervoer. BJzO is gevraagd te rapporteren aan de provincie over ervaren knelpunten.
52
Daarnaast is vervoer een thema dat door de provincie wordt meegenomen in de bredere context van sociaal beleid. Zo wordt er in het provinciaal verkeers- en vervoersplan (PVVP), mede op basis van een eerder uitgevoerd onderzoek, aandacht besteed aan het vervoer voor specifieke doelgroepen, zoals ouderen, zorgvragers en schoolgaande jeugd. 8.9. Vermaatschappelijking van het zorgaanbod Primaire doelstellingen van de WJZ zijn vraagsturing en zo-zo-zo-beleid. Over het algemeen wordt zorg gevraagd voor deelaspecten uit het dagelijks functioneren en is ondersteuning van kind/jongere of ouders/verzorgers nodig om deel te kunnen blijven nemen aan het maatschappelijk leven. Het deelnemen aan het maatschappelijk leven is zeker voor opgroeiende kinderen van heel groot belang. Waar enigszins mogelijk in de thuissituatie of anders in een daarop lijkende leefomgeving. Dit benadrukt de verantwoordelijkheid van de leefomgeving voor het wel en wee van het kind/de jongere en appelleert op eigen inzet en ideeën. Wanneer voor de benodigde zorg toch een opname in een zorgvoorziening nodig blijkt, verdienen deeltijdvarianten de voorkeur en is over het algemeen een regelmatig contact met ouders, familie-leden en vriendenkring van groot belang. Alle hulp is erop gericht om de deelname aan het maatschappelijke leven te bevorderen. Met speerpunten als de projecten Eigen Kracht Conferenties en de Jeugdzorgboerderij, de intensiv ering van het Hulp aan Huis aanbod, de versterking van de pleegzorg en een sterke keten van jeugdzorg van preventie tot en met nazorg willen wij dit de komende jaren realiseren. Het verspreiden van het aanbod van de jeugdhulpverlening en het betrekken van de zorgaanbieders jeugdhulpverlening bij het convenant met gemeenten plaatsen wij in dit perspectief. Wij denken op deze manier in de toekomst effectief aan te kunnen sluiten bij de in ontwikkeling zijnde WMO. Wij zullen er nauwlettend op toezien dat zorgvernieuwingen zodanig worden doorgevoerd dat waar nodig alle zorgvragen/doelgroepen afdoende geholpen kunnen worden, ook met effectieve 24-uursvoorzieningen. 8.10. Jeugdzorg en Justitiële Jeugdinrichtingen Er wordt afstemming gezocht met de regionale JJI’s. Veelal in samenspraak en samenwerking met het BJzO, op basis van diens taken m.b.t. reclassering en jeugdbescherming. De meeste Overijsselse cliënten zitten in De Sprengen. Concrete initiatieven worden bijvoorbeeld genomen door Commujon, De Sprengen en BJzO voor een project buurtgerichte aanpak veelplegers in Almelo. Wij leggen hier nadrukkelijk een relatie met het traject Jeugd en Veiligheid en meer specifiek met de ontwik-kelingen rond de aanpak van huiselijk geweld.
53
9. CLIËNTENBELEID en KWALITEITSBELEID 9.1. Inleiding In de Wet op de jeugdzorg staat de cliënt centraal. De cliënten in de jeugdzorg zijn de jeugdige en zijn/haar (stief) ouders of anderen die hem/haar, als behorend tot hun gezin, verzorgen en opvoeden. De provincie Overijssel ziet een centrale rol voor de cliënt in zijn eigen hulpverleningsproces als essentieel voor de effectiviteit en de kwaliteit van de jeugdzorg. De provincie Overijssel wil daarom bijdragen aan een ste rke positie voor de cliënt in jeugdzorg. Naast het realiseren van enkele wettelijke vereisten, zal de provincie zich in de periode 2005-2008 vooral richten op een betere participatie van de cliënt, zowel in zijn eigen hulp-verleningsproces (denk hierbij ook aan de Eigen Kracht C onferenties) als in beleidsontwikkelingen van instellingen en provincie. 9.2. Wettelijke vereisten Cliëntenraad De Wet op de jeugdzorg schrijft voor dat elk instellingen over een cliëntenraad beschikt. Met de installatie van de cliëntenraad van BJzO, begin 2004, hebben alle instellingen voor jeugdhulpverlening in Overijssel een cliëntenraad. In alle cliëntenraden zijn zowel jongeren zelf als ouders vertegenwoordigd. Klachtencommissie De wet schrijft voor dat de instellingen zorgen voor een onafhankelijke klachtencommissie. Daarmee vervalt de juridische grondslag voor de (Inter)provinciale Klachtencommissie. De provincies Overijssel, Gelderland en Flevoland hebben besloten om hun gezamenlijke Interprovinciale Klachtencommissie per 1 januari 2005 op te heffen. Voor de klachten die voor 1 januari 2005 zijn ingediend bij de Interprovinciale Klachtencommissie heeft de provincie een overgangsregeling getroffen. De Overijsselse JHV -instellingen en BJzO (op een na) kennen al enkele jaren een gezamenlijke klachtenregeling en gezamenlijke klachtencommissie. Deze klachtencommissie heeft een onafhankelijke voorzitter en wordt ondersteund door een onafhankelijke ambtelijk secretaris. De commissie kent een wisselende samen-stelling van leden met het doel om zo iedere klacht onafhankelijk te kunnen behandelen. Deze klachtenregeling en -commissie zal nog voor 1 januari 2005 worden geëvalueerd en aangepast aan de vereisten van de nieuwe wet. In het kader van deze evaluatie heeft de provincie medio 2004 het overleg gestart met de JHV instellingen en BJzO om de klachtenregeling en -commissie te laten gelden voor alle in de provincie werkzame instellingen. Actie De provincie overlegt met de instellingen om ten minste bij de eerstvolgende zittingstermijn van de klachtencommissie, de onafhankelijkheid van de commissie niet alleen in werkwijze, maar ook in de samenstelling van de commissie, zoals de Wet op de jeugdzorg beoogt te realiseren. Vertrouwenspersoon De Wet op de jeugdzorg schrijft voor dat er een onafhankelijke vertrouwenspersoon is voor cliënten in de jeugdzorg. De huidige situatie voldoet nog niet aan de wet. Per 1-1-2005 dient de wettelijke situatie te zijn gerealiseerd. In 2004 is daartoe overleg met de JHV -instellingen en het AKJ over de wijze waarop voldaan kan worden aan de wet. Actie De provincie evalueert in 2006 de werkwijze waarmee in 2005 is gestart en past naar aanleiding daarvan haar beleid voor 2007 en verder aan.
Privacywetgeving Sinds 2000 is de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van kracht. Deze wet is ook van toepassing op alle instellingen voor de jeugdhulpverlening. De Overijsselse instellingen zijn dan ook gehouden aan deze privacywetgeving. Bezwaar en beroep De Wet op de jeugdzorg versterkt de positie van de cliënt door introductie van het recht op jeugdzorg c.q. jeugdhulpverlening. Daaraan verbonden is de mogelijkheid om bezwaar te maken en beroep aan te
54
tekenen tegen het indicatiebesluit. Wij verzoeken BJzO zorg te dragen voor een procedure die op een zo goed mogelijke wijze aan de eisen van de wet voldoet. Ook de procedures van bezwaar en beroep aangaande het recht op jeugdzorg dienen per 1-1-2005 zorgvuldig geregeld te zijn. Wij komen hier in het Beleidskader na inspraak op terug.
55
9.3. Cliëntenparticipatie Participatie op het niveau van de instelling In 2003 is een project cliëntenbeleid afgerond. Dit project heeft geleid tot een studiedag en een zogenaamde “waaier cliëntenbeleid”. De waaier biedt zowel instellingen als cliënten(raden) van instellingen handvatten voor het verbeteren van het cliëntenbeleid binnen de instellingen. De provincie vindt het belangrijk dat er blijvend aandacht is voor cliëntenbeleid binnen de instellingen voor jeugdzorg in Overijssel. Daarom heeft zij in 2004 het initiatief genomen voor een vervolg in de vorm van een intersectorale “werkgroep cliëntenbeleid” samengesteld uit medewerkers van diverse instellingen op het gebied van jeugdzorg. Deze werkgroep richt zich vooral op het vergroten van de participatie van cliënten en de intersectorale uitwisseling hierover. Eind 2004 zal onder leiding van deze werkgroep een project gestart worden dat tot doel heeft de intersectorale uitwis-seling op het gebied van het cliëntenbeleid te stimuleren en de participatie van de cliënt te vergroten. Wederom zullen hierbij zowel cliënten als werkers in de zorg betrokken worden. Participatie op provinciaal niveau De provincie heeft, net als de instellingen de plicht om cliënten te betrekken bij hun beleidsvoornemens. De Wet op de jeugdzorg regelt dat wij “betrokken cliëntenorganisaties in de gelegenheid stellen te reageren op het ontwerp van het provinciaal Beleidskader”. Overijssel kent geen provinciale cliëntenorganisatie voor cliënten in de jeugdzorg. De provincie Overijssel kiest ervoor om cliënten op andere manieren te betrekken bij haar beleidsvorming dan via een formele organisatie. Zo heeft zij in 2004 besloten een subsidie toe te kennen aan het JeugdWelzijnsberaad, een landelijk platform voor jongeren in de jeugdzorg. Hier en binnen het provinciale Project cliëntenbeleid zal zij beleidsthema’s agenderen met als doel input te krijgen van cliënten voor haar eigen beleidsvoornemens. Daarnaast zal de provincie binnen haar provinciale zorgvragersbeleid de mogelijkheden voor collectieve belangenbehartiging voor cliënten in de jeugdzorg verkennen en waar mogelijk afstemming zoeken. Acties • •
De provincie evalueert in 2005 de cliëntenparticipatie bij haar eigen beleidsvorming door middel van het JeugdWelzijnsberaad. De Provincie verkent mogelijkheden voor afstemming collectieve belangenbehartiging voor cliënten in de Jeugdzorg en met provinciaal zorgvragersbeleid.
9.4. Kwaliteitsbeleid Inleiding In dit hoofdstuk staat de kwaliteit van de jeugdzorg centraal. De Wet op de jeugdzorg volgt de systematiek van de Kwaliteitswet zorginstellingen. Dat betekent dat de zorgaanbieders zelf verantwoordelijk zijn voor het bieden van verantwoorde zorg. Dit is zorg die aansluit bij de behoefte van de cliënt, van een goed niveau en die doeltreffend en cliëntgericht is. Ook is de zorgaanbieder verantwoordelijk voor de bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van de zorg. De provincie heeft als taak een beleid te voeren dat gericht is op een doelmatige en doeltreffende uitvoering van het aanbod jeugdzorg. De Inspectie Jeugdzorg ziet toe op de naleving van de kwaliteitsregels. De provincie Overijssel is van mening dat een sterke positie van de cliënt essentieel is voor de effectiv iteit en de kwaliteit van de jeugdzorg. 9.4.1 Kwaliteit van BJzO en Zorgaanbieders JHV Doelrealisatie, hulpverleningsplannen en cliënttevredenheid De provincie Overijssel is van mening dat de kwaliteit van de zorg pas goed is als het doel ervan bereikt is. Hierbij is het essentieel dat de cliënt centraal staat in zijn eigen hulpverleningsproces. Het hulpverleningsplan is een belangrijk instrument voor inste llingen om de cliënt bij iedere stap van zijn hulpverleningsproces mee te laten denken en praten. In het kader van het landelijke programma “Kwaliteit in de Jeugdzorg II” wordt gewerkt aan het verbeteren van deze hulpverleningsplannen. Tevens wordt er binnen dit programma gewerkt aan manieren om resultaten te meten. In 2004 is het overleg gestart door de Overijsselse inste llingen om deze zaken in gezamenlijkheid op te pakken. Dit moet ertoe leiden dat de mate van doelrealisatie zowel binnen als tussen instellingen vergeleken kunnen worden. Eén van de belangrijkste beoordelaars van de kwaliteit van de geboden zorg is de cliënt zelf. Een clienttevredenheidsmeting is daarom een zeer belangrijk onderdeel van een kwaliteitssysteem binnen instellingen. In 2004 zijn bij alle JHV-instellingen in Overijssel cliënttevredenheidsmetingen gehouden. Iedere instelling heeft hiervoor echter (nog) haar eigen methode. De provincie Overijssel wil meer inzicht krijgen in de clienttevredenheid bij de door haar gefinancierde instellingen, zodanig dat onderlinge vergelijking mogelijk wordt. Zij vindt de C -toets – een landelijk ontwikkeld meetinstrument voor cliënttevredenheid, met name gericht op bejegening – hiervoor een geschikt instr ument.
56
De provincie Overijssel vindt dat iedere jongere - bij wie hij ook vraagt om hulp - op dezelfde respectvolle manier bejegend moet worden en dat hij overal dezelfde kwaliteit van zorg mag verwachten. De provincie vindt dat voor iedere cliënt inzichtelijk moet zijn hoe instellingen ten opzichte van elkaar presteren. De provincie wil in 2007 tussen haar instellingen kunnen benchmarken op de onderdelen doelrealisatie en cliënttevredenheid. Acties
• •
De provincie maakt in 2005 afspraken met de instellingen over eenduidige rapportage van clienttevredenheid en doelrealisatie: Vanaf 2006 worden cliënttevredenheid en doelrealisatie vaste onderdelen van de prestatieafspraken met de instellingen. Vanaf 2007 worden doelrealisatie en cliënttevredenheid een vast onderdeel van de benchmarking tussen de Overijsselse instellingen.
9.4.2. Toezicht door de Inspectie Op rijksniveau is de laatste jaren gewerkt aan een meer samenhangend toezicht- en handhavingsbeleid voor de Jeugdzorg. Een van de instrumenten die hiervoor is ontwikkeld is een P&C -cyclus voor de Inspectie Jeugdzorg. Binnen deze cyclus bespreekt de provincie in het najaar haar to ezichtwensen met de inspectie.
57
10. BELEIDSINFORMATIE EN MONITORING 10.1. Inleiding Behalve dat de Wet op de jeugdzorg de cliënt centraal wil stellen in het zorgproces, dient ook de toegankelijkheid van de jeugdzorg voor cliënten verbeterd te worden. Adequate informatie over de bestaande zorg, de actuele ontwikkelingen en de bereikbaarheid daarvan is hiervoor erg belangrijk. Behalve de regie over de organisatie van de keten in de jeugdzorg en de aansluiting op de keten binnen het jeugdbeleid zetten wij in op het ontwikkelen van efficiënte communicatiemiddelen. Voor de afstemming van het aanbod op de vraag is beleidsinformatie nodig. De Wet op de jeugdzorg regelt de informatievoorziening tussen BJzO, instellingen jeugdzorg, raad voor de Kinderbescherming, zorgfinanciers en het Rijk. Gebaseerd op de desbetreffende AMVB zijn hiervoor landelijke en provinciale informatieprotocollen en rapportageformats vastgesteld die de beleidsinformatiestroom kaderen en het adequaat monitoren mogelijk maakt. 10.2 Informatie en Communicatie Technologie (ICT)
58
Bureau Jeugdzorg, de zorgaanbieders (Jarabee, Commujon, TRIAS) en provincie Overijssel, realiseren gezamenlijk een webpagina. Het doel van deze webpagina is het informeren van het Overijsselse publiek over de taak en de organisatie van de jeugdzorg, zodat men de samenhang in de jeugdzorg kent en weet hoe te handelen als men een beroep wil doen op de jeugdzorg. De pagina zal gericht zijn op jongeren, ouders en opvoeders in de breedste zin. De gebruiker van de site staat centraal. Een goede zoekstructuur, die aansluit bij de vragen van de gebruiker, zal er voor zorgen dat de inhoud op een logische manier voor de gebruiker wordt ontsloten. Het technische beheer van het jeugdzorgplein bevat de zorg voor infrastructuur, databases en netwerk, en wordt structureel uitgevoerd door de provincie. De organisaties zorgen voor de eigen infrastructuur, databases en netwerk om verbindingen te onderhouden van de eigen website naar het jeugdzorgplein. Het inhoudelijke beheer ligt bij de vier organisaties. Iedere instelling levert een redacteur en gezamenlijk is er een eindredacteur. De ambitie is dat de wachtlijstinformatie en beschrijving van het aanbod van de jeugzorgaanbieders voor het publiek inzichtelijk worden gemaakt op het web via het jeugdzorgplein. Acties 2005-2008 • • •
De provincie zal bewaken dat de actuele wachtlijstinformatie inzichtelijk wordt gemaakt op het digitale jeugdzorgplein. De provincie zal bewaken dat de digitale beschrijving van de zorgmodules klantvriendelijk en laagdrempelig zal zijn (Project de Driesprong). De provincie zal actualiteit van de inhoudelijke informatie waarborgen door dit op te nemen in de prestatieafspraken met de instellingen.
10.3. Gegevensverstrekking De Wet op de jeugdzorg regelt de informatievoorziening tussen BJzO, instellingen jeugdzorg, Raad voor de Kinderbescherming, zorgfinanciers en het Rijk. In AMVB’s zijn de kaders hiervoor uitgewerkt en (worden) in het najaar van 2004 vastgelegd. Voortbordurend op de aanzetten en ervaringen van de Task Force wachtlijsten van de afgelopen jaren, zijn gegevensstromen gekaderd door een landelijk en provinciaal informatieprotocol en meer concrete rapportageformats. De rapportageformats leveren informatie ten behoeve van de monitoring van centrale beleidsdoelstellingen zoals onder andere de vraag naar jeugdzorg, de geleverde zorg, wachtlijsten en de kenmerken van de doelgroep. Voor een eensluidende taal en interpretatie zijn in een gegevenswoordenboek de definities van te hanteren gegevens vastgelegd. Na het “overgangsjaar” 2004 kan dan per 1-1-2005 zo een eenduidige en gestructureerde gegevensstroom op gang komen die in toekomst een realistisch beeld gaat geven van de ontwikkeling van de provinciale en landelijke jeugdzorg. Naar verwachting zal de “landsbrede” invoering van een deugdelijk informatie- en registratiesysteem nog een aantal jaren vragen. De bureaus jeugdzorg hebben een centrale rol in de gegevensverzameling en verstrekking. Het BJzO heeft zich voorbereid op deze taak en kan per 1-1-2005 de gevraagde informatie aanleveren. Per 1-12005 worden ook de tot dan toe gescheiden informatiestromen van het justitiële en vrijwillige deel van de jeugdzorg samengevoegd. Vanaf 1-1-2005 levert het BJzO over ieder kwartaal aan de provincie en de zorgkantoren informatie op basis van het provinciale rapportageformat. Jaarlijks moet deze rapportage samengevat worden in het rapportageformat dat het Rijk heeft vastgesteld. Wij leveren deze informatie dan door aan het Rijk. Ter informatie aan onze stelselpartners is in onderstaande tabel opgenomen wie wanneer welke informatie zal moeten verstrekken.
59
Verstrekking van BJZ naar de provincie/zorgkantoor: Informatie gerelateerd aan
Van wie
Aan wie
Termijn
Voorlopig tijdvak
Omvang jeugdzorg
BJZ
Omvang jeugdzorg
BJZ
Provincie Zorgkantoor Provincie Zorgkantoor
Uiterlijk 1 juni Uiterlijk 1 september
Omvang jeugdzorg Beleidsdoeleinden Doelgroepen Omvang jeugdzorg
BJZ
Provincie Zorgkantoor
Uiterlijk 1 december
BJZ
Provincie Zorgkantoor
Uiterlijk 1 maart
Gegevens eerste kwartaal van huidig jaar Gegevens 2e kwartaal en Cumulatief gegevens 1e en 2e kwartaal huidig jaar Gegevens 3e kwartaal en Cumulatief gegevens 1e tm 3e kwartaal huidig jaar Gegevens 4de kwartaal en C umulatief gegevens 1e tm 4e kwartaal afgelopen jaar
Verstrekking van provincie aan het Rijk: Omvang jeugdzorg
Provincie
Omvang jeugdzorg Beleidsdoeleinden Doelgroepen
Provincie
VWS Justitie VWS Justitie
Uiterlijk 1 juli Uiterlijk 1 januari
April voorafgaand jaar (T-1) t/m maart huidig jaar (T) Oktober T-2 tm september voorafgaand jaar (T-1)
Naast de hier beschreven (landelijke) standaardleveringen kunnen Rijk en provincies om aanvullende informatie verzoeken voor het beantwoorden van Kamervragen, actuele beleidsvraagstukken of evaluatieonderzoek. Voor het leveren van de gevraagde informatie zijn ook gegevens nodig van zorgaanbieders en andere bij jeugdzorg betrokken instellingen en instanties. Op basis van de structuur en mogelijkheden die het landelijke en provinciale informatieprotocol hiertoe bieden, agenderen wij bovenstaande beleidsinformatie in het Overleg Jeugdzorg Overijssel. Acties • De provincie draagt BJzO (middels een formele aanschrijving) op zich de vereiste gegevens conform bovenstaande tabel te leveren. • Wij agenderen beleidsinformatie (structureel) in het Overleg Jeugdzorg Overijssel. 10.4. Provinciaal project beleidsinformatie jeugdzorg Voor onze rol als regisseur en financier (van een belangrijk deel) van de jeugdzorg in Overijssel is goede beleidsinformatie onontbeerlijk. Ondersteund door een extern bureau hebben wij de afgelopen jaren, parallel aan de landelijke ontwikkelingen, met het Project beleidsinformatie Jeugdzorg Overijssel landelijke en provinciale initiatieven kunnen stroomlijnen. Wij hebben hiervoor een tweetal doelstellingen geformuleerd: • een goede sturing van het provinciale jeugdzorgbeleid; • goede rapportagemogelijkheden (verantwoording) aan Provinciale Staten en het Rijk. Met het project hebben wij ons goed kunnen voorbereiden op de invoering van de Wet op de jeugdzorg per 1-1-2005. Het project heeft zich vooral gericht op het verzamelen, structureren en communiceren van alle producten en initiatieven welke lokaal, provinciaal en op landelijk niveau zijn ontwikkeld en heeft daarin ook een goede bijdrage kunnen leveren. Het eindrapport van het provinciale project beleidsinformatie jeugdzorg structureert en geeft inzicht in de (vele) landelijke, provinciale en regionale initiatieven en producten op het gebied van beleidsinformatie ter voorbereiding van de invoering van de Wet op de jeugdzorg. Ook wordt expliciet en concreet de informatiebehoefte van provincie Overijssel benoemd en (mogelijke) toekomstige initiatieven hierin op provinciaal niveau ter ondersteuning van de implementatie en optimalisatie van de Wet op de jeugdzorg weergegeven. Een meer concrete uitwerking hiervan willen wij in het eerste kwartaal van 2005 met onze jeugdzorgpartners bespreken. Actie In het eerste kwartaal van 2005 nemen wij het initiatief om een concrete uitwerking van het eindrapport met onze jeugdzorgpartners te bespreken.
60
Pilot Scaudit Provincie Overijssel Bovengenoemde ontwikkelingen geven aan dat de door ons gewenste provinciale managementinformatie m.b.t. “aanbodkant” van de jeugdzorg op termijn in redelijk optimale vorm beschikbaar komt. Op de vraagkant is nog onvoldoende zicht. Voor de bron moet worden gedacht aan de jeugdigen zelf, ouders, scholen, eventueel huisartsen en professionals uit het lokale veld. Deze pilot onderzoekt de mogelijkheden om met behulp van (vooral ook digitale) enquêtes de vraag inzichtelijk te maken, daarin trends te onderkennen en de aansluiting van bestaand beleid hierop inzichtelijk te maken. Op basis van de ervaringen en concrete resultaten in 2004 zullen wij besluiten dit middel breder in te zetten om beter zicht te krijgen op de (te verwachten) vraag naar jeugdzorg. Actie Op basis van de ervaringen en concrete resultaten in 2004 besluiten wij of wij deze vorm van informatieverzameling (Scan Scaudit) in 2005 breder inzetten om beter zicht te krijgen op de (te verwachten) vraag naar jeugdzorg.
61
11. FINANCIEEL BELEID EN BEHEER 11.1 Nieuwe subsidieverordening In december 2003 is de nieuwe Subsidieverordening jeugdzorg Overijssel 2004 vastgesteld. Deze verordening wordt –tegelijk met de Wet op de jeugdzorg– van kracht op 1 januari 2005. Deze verordening biedt de zorgaanbieders jeugdhulpverlening flexibiliteit voor wat betreft de invulling van hun zorgaanbod, voorzover passend binnen het vooraf vastgestelde financiële kader. 11.2. Financieringssystematiek Financiering per 2007 De Wet op de jeugdzorg introduceert, anders dan nu, een financieringssystematiek op basis van geleverde productie van zorg. Deze systematiek is in voorbereiding. Deze zogenaamde pxq-financiering zal per 1-1-2007 doorgevoerd worden. Tot dan zal voor de te leveren prestaties de norm- en tariefstelling de systematiek van de normharmonisatie gelden. Dit betekent, dat voor het genormeerde hulpaanbod het beschikbare budget wordt bepaald door vermenigvuldiging van zorgcapaciteit met het normtarief. Voor het niet-genormeerde hulpaanbod (d.w.z. ambulante hulp) verwachten wij van de zorgaanbieders in hun begroting voor 2005 een gedetailleerde kostprijsberekening en een heldere formulering van de hiervoor te leveren prestaties. Financieringssystematiek als sturingsinstrument Inleiding De efficiency- en effectiviteit in de jeugdzorg moet verhoogd. Uit onderzoek blijkt dat de financieringssystematiek een effectief sturingselement is. Wij willen ons de komende jaren orienteren op prikkelender financieringswijzen dan de huidige financiering van capaciteiten. Waar mogelijk willen wij ze toepassen. Wij zijn echter op dit moment nog terughoudend. De Wet op de jeugdzorg introduceert weliswaar marktwerking in de vorm van aanbesteding, maar de wet benadrukt ook het belang en de noodzaak van samenhang, ketendenken en samenwerking. Dat is een interne spanning binnen de wet. Concurrentie werkt polariserend en bemoeilijkt de gewenste samenwerking. In Overijssel verkeren wij in een fase waarin wij van BJzO en de instellingen jeugdhulpverlening uitdrukkelijk vragen om zich gezamenlijk in te zetten voor ketenversterking en efficiency- en effectiviteitverbetering. In deze fase ligt het dan ook niet voor de hand concurrentie tussen de instellingen te bevorderen. Wij zijn daarom terughoudend met deze vorm van “open gooien van de jeugdzorgmarkt in Overijssel”. Wij willen ons op een aantal mogelijke beleidsmaatregelen oriënteren. Deze komen hieronder aan de orde. Flexibilisering Wij hebben besloten om een deel van de middelen (10-25%) aan onze uitvoerende instellingen per 2007 af te zonderen. Dit afgezonderde deel zullen wij vervolgens inzetten voor nader door ons te bepalen doelen. Wij oriënteren ons ook op flexibilisering van de budgetsubsidies in de jeugdzorg per 2007. Aanbesteding en persoonsgebonden budget De Wet op de jeugdzorg introduceert marktwerking in de vorm van subsidiëring op basis van openbare aanbesteding. Dit kan in het belang zijn van kostenbeheersing. Ook kan het in het belang zijn van het creëren van keuzemogelijkheid voor de cliënt. Dat vooronderstelt een mondige en vaardige cliënt. In de jeugdzorg zijn de cliënten kinderen van 0-18 en ouders die in een problematische opvoedsituatie verkeren. De aard van deze cliëntgroepen is, in het algemeen gesproken, niet passend voor deze vorm van marktwerking. Voorts veronderstelt deze vorm van marktwerking dat er wat te kiezen valt en er sprake is van eenduidige, vergelijkbare producten. De ontwikkeling van een voor de cliënt transparant aanbod is onderdeel van de ontwikkeling van het stelsel en nog niet voorhanden. De betrokkenheid en invloed van de cliënt op de keuze van het aanbod is op andere wijze in de wet geregeld, in de vorm van verplichte betrokkenheid bij indicatiestelling en hulpverleningsplan. Op termijn zijn er wellicht mogelijkheden voor de beperkte introductie van een persoonsgebonden budget. Wij zullen ons hierop oriënteren. Benchmarking op kostprijzen, efficiency en effectiviteit Op landelijk niveau worden in het kader van de implementatie van de Wet op de jeugdzorg gewerkt aan verhoging van de doelmatigheid door ontwikkeling van een transparante financieringssystematiek en bench-marking op kostprijzen, efficiency en effectiviteit. De regering heeft 4 x 4 miljoen beschikbaar gesteld voor deze implementatie van de wet, waaronder voor monitoring, financieringssystematiek en benchmarking. Benchmarking zal toegepast gaan worden voor zowel de Bureaus Jeugdzorg (die binnen de provincie een wettelijke monopoliepositie hebben) als voor de aanbieders van jeugdhulpverlening. Binnen Overijssel willen wij daar zo snel mogelijk op inspelen. Wij zullen de resultaten betrekken bij ons beleid.
62
Benchmarking op cliënttevredenheid Het meten van cliënttevredenheid is van belang voor het instellingsbeleid. Dit instrument kan ook gebruikt worden voor het vergelijken/benchmarken daarvan met andere instellingen. Het meten van cliënttevredenheid gebeurt al op bescheiden schaal. Wij zullen de resultaten betrekken bij ons beleid. 11.3. Prestatieafspraken en verantwoording Sturen op prestaties impliceert dat de instellingen op een transparante manier verantwoording afleggen over de door hen werkelijk geleverde prestaties en met welke kosten dit gepaard is gegaan. Prestaties dienen ten minste kwantificeerbaar, meetbaar en afrekenbaar zijn omschreven, zowel in de begrotingen als in de subsidiebeschikkingen. Deze ontwikkeling wordt in 2005 voortgezet. In ons individuele overleg met de diverse zorgaanbieders over de door hen ingediende begroting 2005 (als basis voor hun subsidieaanvraag) zal dit onderwerp prominent op de agenda staan. Bij het opstellen van de begroting en de verantwoording stellen wij als voorwaarde dat de prestaties worden weergegeven in: • het aantal geholpen kinderen per hulpvariant; • doorlooptijden; • in hoeveel procent van de gevallen sprake is van een hulpverleningsplan. 11.4. Accommodatiebeleid De provincie zal instemmen met deconcentratie van de bij het hulpaanbod noodzakelijke huisvesting, voor zover dit een gevolg is van de uitvoering van het zo-zo-zo-beleid. Deze instemming wordt alleen gegeven wanneer sprake is van budgettaire neutraliteit. Gezien het individuele subsidieplafond van de diverse zorgaanbieders komen deze extra kosten niet voor subsidiëring in aanmerking. Ook niet wanneer deze extra huisvestingskosten binnen het eigen subsidieplafond opgevangen worden vanuit het zorgbudget, dit zou immers een verlaging van het feitelijke zorgbudget betekenen: een ontwikkeling die haaks staat op alle inspanningen gericht op wachtlijstbestrijding. In het vorige beleidskader is opgenomen dat eventuele nieuwe huisvesting zo veel mogelijk in eigendom zal moeten geschieden. Dit beleid is gebaseerd op financiële overwegingen: kopen is nu eenmaal per saldo goedkoper dan huren. Wij kunnen ons echter voorstellen dat ook de huisvesting op een bepaalde manier flexibel moet worden ingevuld. In een dergelijke situatie zou het (tijdelijk) huren van accommodatie de voorkeur genieten. Wij zullen de (her)huisvestingsplannen van de instellingen toetsen op de afweging tussen koop en huur. Deze afweging moet voldoende onderbouwd in deze plannen zijn opgenomen. Het in een eerder beleidskader opgenomen voornemen om het overleggen van een gebruiksverklaring door de instellingen te verplichten blijft voor het jaar 2005 onverkort van kracht. 11.5. Financiering 2005 11.5.1 Splitsing doeluitkering 2005 Met ingang van 2005 zal het Rijk niet één, maar twee doeluitkeringen verstrekken, afzonderlijk voor Bureau Jeugdzorg en voor het zorgaanbod. De provincies is gevraagd een voorstel te doen voor de splitsing van de bestaande doeluitkering in deze twee nieuwe. Deze splitsing wordt nog nader uitgewerkt. 11.5.2. Subsidiegalisatiereserve Gedeputeerde Staten hebben op 22 juni 2004 in het kader van stroomlijning en sturing van subsidierelaties besloten dat de egalisatiereserve van een gesubsidieerde instelling maximaal € 500.000,00 mag bedragen. Dat betekent dat een instelling die per 1 januari 2005 een hogere egalisatiereserve heeft het bedrag van de overschrijding moet terugbetalen aan de provincie.
63
11.5.3. Financiële situatie Het voorlopig geraamde overzicht van de totale doeluitkering luidt als volgt (bedragen in € 1.000).
Stand ultimo 2003 BJ Onroerend Goed **) Aanvullend voor vervoer **) Pleegzorg ex-SPD **) Extra t.b.v wachtlijstbestrijding Onttrekking egalisatiereserve Subtotaal
2004 _______
2005 _______
2006 _______
2007 _______
2008 ______
47.918 170 189 136 456 2.090 ______ 50.959
47.918 165 189 136 823
47.918 161 189 136 1.323
47.918 161 189 136 1.654
47.918 161 189 136 1.654
______ 49.231
______ 49.727
______ 50.058
_______ 50.058
116 pm ______ 49.843 =====
116 pm ______ 50.174 =====
116 ______ 50.174 =====
pm 1.600 9.090 -/- 818 pm
pm 1.600 9.090 -/- 818 pm
Incidenteel autonoom budget Structureel autonoom budget ***) Autonoom budget “Jeugd en Veiligheid”
750 69 116 pm ______ ______ Voorlopig beschikbaar 51.778 49.347 ===== ===== Deze totalen sluiten aan met de bedragen in de nota Sociale Actie.
Dit overzicht is exclusief de bijdrage van € 1.000.000 uit het actiefonds. Tevens zijn de volgende posten niet meegeteld: Raming overheveling doeluitkering Gelderland i.v.m. gebiedsaanpassing Raming overheveling AWBZ *) Raming overheveling Justitie *) Bezuiniging justitie 8% *) Decentralisatie budget AJL (Met deze posten komt het totaal op
-
pm 1.600 9.090 -/- 818 pm 59.219
pm 1.600 9.090 -/- 818 pm
59.715 60.046
60.046)
*) geoormerkt voor BJzo **) geoormerkt voor zorgaanbieders ***) voorlopig
64
11.5.4. Besteding van de beschikbare budgetten 2005-2008 In het kader van stroomlijning en sturing van de subsidie- en andere financiële relaties is de provincie Overijssel bezig met herijken van haar subsidiebeleid. Ook de sector jeugdzorg ontkomt niet aan deze herijking. Niet omdat een bepaalde bezuiniging in deze sector moet worden doorgevoerd, maar wel in het kader van het str even naar zo efficiënt mogelijke besteding van de beschikbare budgetten. Daarbij is het niet relevant of deze budgetten uit autonome bron of uit een rijksdoeluitkering worden gefinancierd, of beiden. Dit beleidskader heeft betrekking op de periode 2005 tot en met 2008. Het is voor de jaren 2007 en 2008 geen automatisme dat de instellingen in 2007 en 2008 zonder meer hetzelfde budget zullen ontvangen als voor de jaren 2005 en 2006. Wij hebben namelijk het voornemen om een deel van het beschikbare budget flexibel in te zetten (vooralsnog minimaal 10%), afhankelijk van de ontwikkeling van de vraag. Gedurende de jaren 2005 en 2006 hebben de zorgaanbieders de gelegenheid zich op deze situatie voor te bereiden. Ook zal het geen automatisme meer zijn dat bepaalde (nieuwe) vormen van zorg bij bestaande zorgaanbieders zullen worden ingekocht. Wanneer nieuwe aanbieders deze zorgvormen op een goedkopere of betere manier kunnen aanbieden is het niet ondenkbaar dat wij van deze gelegenheid gebruik zullen maken. Dit zal uiteraard ten koste gaan van het bestaande budgettaire kader. Hierbij zullen wij alle wettelijke voorschriften rond aanpassing van beschikbare subsidies in acht nemen. Het voorlopige overzicht van de geraamde maximale instellingsbudgetten luidt als volgt (bedragen in € 1.000). 2005 2006 2007 2008 BJzO: - jeugdbescherming 9.090 9.090 9.090 9.090 - bezuiniging -/- 818 -/- 818 -/- 818 -/- 818 - AMK 821 821 821 821 - toegang en overig 5.471 5.471 5.471 5.471 - AWBZ 1600 1.600 1.600 1.600 - flexbudget 263 263 263 263 - steunfunctie 115 115 115 115 _______ _______ _______ _______ totaal BJzO TRIAS Jarabee Commujon-LSG Spectrum
Flexibel inzetbaar subtotaal NVP AKJ Eigen Kracht Conferenties Diverse kosten subtotaal Nog te verdelen Rijksmiddelen HoofdLijnenakkoord Totaal
16.542 --------18.895 15.095 7.323 102 _______ 41.415
16.542 --------17.005 15.090 7.323 102 ________ 41.415
16.542 --------17.005 13.580 6.590 92 ________ 37.247
16.542 --------17.005 13.580 6.590 92 ________ 37.247
________ 41.619 ---------
________ 41.619 ---------
4.163 ________ 41.614 ---------
4.163 ________ 41.614 ---------
30 40 212 157 _______ 439 ---------
30 40 212 158 _______ 440 ---------
30 40 212 157 _______ 439 ---------
30 40 212 157 _______ 439 ---------
823 -------________ 59.219 ======
1.323 --------________ 59.715 ======
1.655 --------_________ 60.046 ======
1.655 --------________ 60.046 ======
65
Bijlage 1
Met de door de Taskforce Wachtlijsten jeugdzorg voor Overijssel gemeten gegevens 1-1 2002
1-7 2002
1-1 2003
1-7 2003
1-1 2004
45 297 201 _____ 543 ====
99 606 198 _____ 903 ====
125 579 219 _____ 923 ====
106 726 240 _____ 1.072 ====
- = gegevens niet bekend AMK Overijssel Instroom afgelopen halfjaar Consulten Adviezen Meldingen Totaal
Totaal instroom 2002 Idem 2003 Stijging in % Wachtlijst start onderzoek (> 5 dagen) Aantal afgeronde onderzoeken < 60 dagen > 60 dagen
1.446 1.995 38% 44
40
55
68
74
-
-
-
116 95 _____ 211 ====
146 166 _____ 312 ====
-
-
76
87
590
771 1.361
1.029
884
Totaal Gemiddelde doorlooptijd onderzoek in dagen 94 Bureau Jeugdzorg Overijssel Aantal meldingen met vervolggesprek in afgelopen halfjaar - totaal 2002 - totaal 2003 toename in % Wachtlijst - voor intake - voor vervolggesprek - voor vrij toegankelijke zorg
1.913 40%
0 113 -
-
0 257 168 _____ 425 ==== 121
0 177 70 _____ 247 ==== 120
0 376 51 _____ 427 ==== 92
0 262 39 _____ 301 ==== 92
16 69 107 54 _____
28 41 88 39 _____
12 38 76 50 _____
48 95 128 81 _____
70 73 106 36 _____
Totaal Doorlooptijd toegangsfunctie in dagen Zorgaanbod Overijssel Wachtlijst (> 45 dagen) - ambulante hulp - daghulp - dag- en nachthulp - pleegzorg
66
Totaal
246 ====
196 ====
176 ====
352 ====
285 ====
67
Bijlage 2 Met de door de Taskforce Wachtlijsten jeugdzorg gemeten landelijke gegevens 1-1 2002
1-7 2002
1-1 2003
1-7 2003
1-1 2004
-
3.472
3.774 9% -/- 1%
3.764 0% 8%
4.314 15% 12%
623
828 33% -/- 10%
919 11% 37%
1.110 21% 23%
1.391 25% 8%
-
-
92 76
132 87
126 94
-
26.991
23.235 -/- 14% 30%
26.558 14% 33%
22.582 -/- 15% -/- 14%
-
2.413 257
2.541 177
4.186 376
2.317 262
100 100
105 69
173 146
96 101
- = gegevens niet bekend AMK Totaal aantal meldingen - afgelopen halfjaar: - mutatie halfjaar in % - idem Overijssel Wachtlijst > 5 werkdagen - landelijk - mutatie halfjaar in % - Idem in Overijssel Gemiddelde doorlooptijd onderzoek - landelijk - Overijssel Bureau Jeugdzorg Totaal aantal aanmeldingen - afgelopen halfjaar - mutatie halfjaar in % - Idem in Overijssel Aantal wachtenden op vervolggesprek - > 5 dagen landelijk - idem Overijssel Index aantal wachtenden (1-7-2002 = 100) - landelijk - Overijssel Gemiddelde doorlooptijd toegangsfunctie - landelijk - idem in Overijssel
-
97 121
105 120
106 92
117 92
Zorgaanbod Wachtlijsten landelijk: - ambulant - daghulp - residentieel - pleegzorg
-
860 697 1.073 711 ______ 3.341
781 620 1.042 961 ______ 3.404
1.244 1.016 1.476 900 ______ 4.636
1.307 835 1.228 888 ______ 4.258
2% -/- 10%
36% 200%
-/- 8% -/- 19%
69
61
67
- totaal - mutatie halfjaar in % - idem Overijssel Gemiddelde wachttijd voor geïndiceerde zorg - landelijk
66
68
- idem in Overijssel
70
92
50
78
Bijlage 3 Afkortingenlijst AJL AKJ AKM Amvb AMW Awb AWBZ BJzO CRIEM GGD GGZ GSB HKZ ICT IPO ITB JGZ J-GGZ JHV JHVJB JJI J-LVG NVP OJO OTS PBK PIAM QS SAMEN SJO SPD TJO VO/SVO VNG VPO Wbp VWS WSNS Wjhv WJZ WMO ZAO
Ambulante Jeugdbescherming en Jeugdhulpverlening Leger des Heils Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Algemene maatregel van bestuur Algemeen Maatschappelijk Werk Algemene Wet Bestuursrecht Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Bureau Jeugdzorg Overijssel Criminaliteit in relatie tot Integratie van Etnische Minderheden Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Geestelijke Gezondheidszorg Grotestedenbeleid Harmonisatie Kwaliteitszorg Informatie en Communicatie Technologie InterProvinciaal Overleg Individuele Traject Begeleiding Jeugdgezondheidszorg Geestelijke Gezondheidszorg voor jeugdigen Jeugdhulpverlening Jeugdhulpverlening en Jeugdbescherming Justitiële Jeugd Inrichtingen Zorg voor Licht Verstandelijk Gehandicapte Jeugdigen Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen Overleg Jeugdzorg Overijssel Onder toezichtstelling Provinciaal BeleidsKader Jeugdzorg Project Instroom Allochtone Medewerkers Quick Scan Stimulering Arbeidsdeelname Minderheden Stichting Jeugdzorg Overijssel Sociaal Pedagogische Dienst Toewijzingsorgaan Jeugdzorg Overijssel Voortgezet Onderwijs/Speciaal Voortgezet Onderwijs Vereniging van Nederlandse Gemeenten Voorziening voor Pleegzorg Overijssel Wet bescherming persoonsgegevens Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Weer Samen Naar School Wet op de Jeugdhulpverlening Wet op de Jeugdzorg Wet Maatschappelijke Ondersteuning Zorgaanbieders JHV Overijssel
69