Onderstaand artikel is gepubliceerd in het "Liber Amicorum 30 jaar Hugo Van Geet". Dit vriendenboek is op 5 mei 2011 aangeboden aan de oprichter van het van oorsprong Belgische accountants- en belastingadvieskantoor VGD. Hugo Van Geet stichtte VGD in 1981 en bouwde het uit tot een internationale ‘familie’ van gelijkgestemde en goed samenwerkende kantoren, waarbij ook De Beer Accountants & Belastingadviseurs is aangesloten. In dit artikel belicht Wil Vennix het fenomeen ‘horizontaal toezicht’, begonnen in Nederland maar inmiddels bezig met een internationale opmars.
Horizontaal toezicht: een relatie met de Belastingdienst op basis van vertrouwen, begrip en transparantie Wil Vennix1 1. Inleiding Het afgelopen decennium heeft de Nederlandse Belastingdienst een nieuw concept geïntroduceerd om de nakoming van de fiscale wet- en regelgeving te waarborgen: horizontaal toezicht2, ofwel afgekort ‘HT’. De fiscus wil niet langer jaren later via boekenonderzoeken komen controleren of bedrijven de fiscale regels correct hebben toegepast en vervolgens zo nodig – of misschien wel: zo mogelijk – torenhoge boetes opleggen. In plaats daarvan sluit de Belastingdienst convenanten met daarvoor in aanmerking komende bedrijven en accountants- en belastingadvieskantoren. Met deze ‘partners’ wil de fiscus min of meer op voet van gelijkheid en met inachtneming van wederzijds begrip, vertrouwen en transparantie werken aan een juiste belastingafdracht op vrijwillige basis (compliance). De schaarse controlecapaciteit kan vervolgens, vanuit de beginselen van risicoafweging, worden ingezet bij de ondernemingen waar dat wél nodig is. Doel van deze bijdrage is om een algemene schets te geven van het fenomeen horizontaal toezicht. Onderdeel 2 van deze bijdrage plaatst de ontwikkeling van verticaal naar horizontaal in breder verband. Onderdeel 3 beschrijft hoe horizontaal toezicht momenteel concreet wordt toegepast. Onderdeel 4 inventariseert de voor- en nadelen voor de betrokken partijen, onderdeel 5 gaat dieper in op drie specifieke aspecten. Na een internationaal uitstapje in onderdeel 6 volgt een afsluiting in onderdeel 7. 2. Van verticaal naar horizontaal, een historisch overzicht 2.1 Horizontalisering algemeen De verhouding tussen overheid en onderdaan (ongeacht of dit een natuurlijk persoon of rechtspersoon is) is per definitie verticaal. Immers, de overheid stelt als wetgevende macht de regels, ziet als uitvoerende macht toe op de naleving daarvan en bestraft als rechtsprekende macht nietnaleving. Een overheid die de door haar gestelde regels niet – zo nodig met gebruik van geweld – kan 1
Mr. W.J.M. Vennix FB is vennoot bij De Beer Accountants & Belastingadviseurs in Tilburg, de VGD-partner in Nederland. Daarnaast is hij bestuurslid van de beroepsorganisatie Register Belastingadviseurs, fiscaal columnist van de Wegener-dagbladen en redactielid van de fiscale vaktijdschriften Weekblad Fiscaal Recht en Het Register. 2 Op de term horizontaal toezicht is taalkundig het nodige aan te merken, onder meer dat toezicht per definitie verticaal is. Desondanks zal ik de term toch gebruiken aangezien deze in Nederland inmiddels volledig is ingeburgerd.
Horizontaal toezicht: een relatie met de Belastingdienst op basis van vertrouwen, begrip en transparantie / pagina 1
en zal afdwingen, is gedoemd ten onder te gaan en is ten principale onbestaanbaar. Een staat zonder macht is geen staat. Het voorgaande is ook anno 2011 nog steeds geldig, maar desondanks is het beeld van de almachtige overheid niet meer onverkort te handhaven. Zie het voorbeeld van Wikileaks waarin een onduidelijk georganiseerde groep burgers zelfs de machtige VS op de knieën krijgt. In 2002 werd in een rapport van een prominente denktank van de Nederlandse regering3 voor het eerst gesproken over een ‘horizontalisering’ van de samenleving. Vastgesteld werd dat het aloude beeld van de soevereine rechtsstaat als gevolg van de voortschrijdende internationalisering en individualisering moest worden bijgesteld. Het rapport gaf een aantal aanbevelingen die de beginselen van de rechtsstaat ook in de nieuwe tijd tot hun recht moesten laten komen. Het rapport heeft onder meer geleid tot het programma ‘Andere Overheid’, een uitgebreid pakket maatregelen waarmee de overheid burgers en bedrijven voortaan als ‘partner’ wil zien in plaats van als willoze onderdaan. De overheid moet minder regels opleggen en de burger meer ruimte laten om met eigen initiatieven te komen. 2.2 Nasleep boekhoudschandalen Een tweede maatschappelijke ontwikkeling die de opkomst van horizontaal toezicht heeft bevorderd, was een wereldwijde. In de jaren ’90 van de vorige eeuw leek het wel dat in het internationale zakendoen alles kon en alles mocht. Creatief boekhouden was aan de orde van de dag en ontaardde hier en daar in regelrechte fraude. Managers en bankiers vulden hun zakken met torenhoge salarissen, bonussen en opties. Fiscaal kenmerkte deze periode zich door steeds agressievere internationale structuren. De heffingsgrondslag in de VS en de Westeuropese landen werd door complexe en ondoorzichtige constructies substantieel uitgehold en de winst viel voortaan in belastingparadijzen. Deze kapitalistische zeepbel spatte rond de millenniumwisseling uit elkaar. Enron viel om en trok Arthur Andersen mee in zijn val. Later volgden onder meer de boekhoudschandalen rondom Worldcom, Ahold en Parmalat. Als reactie hierop is in de VS in 2002 de Sarbanes-Oxley Act (SOx) ingevoerd. Eind 2004 kregen zowel België als Nederland een eigen corporate governance code. Kernpunt van de nieuwe regels is dat de ondernemingsleiding in control moet zijn, ook op fiscaal vlak. De fiscaliteit kwam hiermee in de boardroom van multinationals, niet meer als zuivere kostenpost, maar als onderdeel van de company policy. Niet langer was het een vanzelfsprekendheid om hoe dan ook te kiezen voor de voordeligste route: zekerheid over de fiscale positie, een goede verhouding met de fiscus en maatschappelijk verantwoord ondernemen (denk aan milieu, mensenrechten, arbeidsomstandigheden) waren voortaan minstens zo belangrijk. Kees van Boxel, voorzitter van Ernst & Young Belastingadviseurs Nederland, vertelde in 2008 dat in zijn beginjaren als adviseur belasting besparen het hoofdthema was. Legaal maar agressief. Die tijd is voorbij, het gaat nu vooral om het beperken van risico’s: “Nu moet de tax director ervoor zorgen dat de CFO uit de problemen blijft.” Eugène Bartman, tax director van Ahold bevestigt dit: “Als onze tax
3
“De toekomst van de nationale rechtsstaat”, rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
Horizontaal toezicht: een relatie met de Belastingdienst op basis van vertrouwen, begrip en transparantie / pagina 2
planning op straat komt te liggen, moeten we er zonder rooie oortjes mee in de krant kunnen staan.”4 2.3 Horizontalisering in de fiscaliteit Het onderdeel van de Nederlandse overheid dat met het meeste enthousiasme én met het meeste succes aan de slag is gegaan met het in onderdeel 2.1 beschreven concept van horizontalisering, is zonder twijfel de Belastingdienst. Door de in onderdeel 2.2 geschetste ontwikkelingen in het internationale bedrijfsleven was het klimaat er ook ideaal voor. Bovendien kwam uit gesprekken in 2003 met vertegenwoordigers van multinationals veel onvrede naar voren over de werkwijze van de fiscus. Inspecteurs en controleurs werkten vanuit een ‘wij-zijbenadering’ en leken vooral uit te zijn op het vaststellen van fouten. Bedrijven kregen eindeloze vragenbrieven over zaken die zich járen geleden hadden afgespeeld. Van beide zijden werden extreme en niet-realistische standpunten ingenomen en het onderlinge wantrouwen belemmerde een gezonde communicatie. Al deze ontwikkelingen tezamen boden een vruchtbare voedingsbodem voor een proefproject horizontaal toezicht met een aantal, merendeels beursgenoteerde, multinationals. Voorjaar 2005 werd gestart met twintig ondernemingen, in 2006 is dit uitgebreid tot veertig. De reacties hierop waren bijna zonder uitzondering positief. Tax director Bartman van Ahold vertelde in 2008 dat de boekhoudaffaire rondom het supermarktconcern destijds tot een diepgravend boekenonderzoek door de fiscus leidde. Vervelend, maar vervolgens lag er wel een basis voor een van de eerste handhavingsconvenanten. “Letterlijk een enkel velletje papier,” aldus Bartman, die meldt op vragen aan de Belastingdienst steevast binnen enkele dagen en soms zelfs dezelfde dag antwoord te krijgen!5 Gestimuleerd door dat succes wilde men het concept horizontaal toezicht ook gaan toepassen op het midden- en kleinbedrijf (mkb). Het sluiten van individuele convenanten is in het mkb-segment evenwel ondenkbaar, aangezien we hier spreken over circa 1,2 miljoen ondernemingen, variërend van eenmanszaken tot bedrijven met enkele honderden werknemers. De Belastingdienst heeft daarom gekozen voor een onrechtstreekse aanpak: de convenanten worden gesloten door tussenkomst van het accountants- en/of belastingadvieskantoor dat hun aangiften verzorgt. Dat kantoor moet dan wel een eigen kantoorconvenant met de Belastingdienst hebben gesloten. Na een aarzelende start waarin veel accountants- en belastingadvieskantoren een afwachtende houding innamen, lijkt horizontaal toezicht inmiddels het pleit te hebben gewonnen. De lijst van kantoren die een kantoorconvenant sluiten met de Belastingdienst wordt almaar langer. 3. Hoe werkt horizontaal toezicht? 3.1 Algemeen Vertrouwen, begrip en transparantie, dat zijn de kernbegrippen van horizontaal toezicht. Nadrukkelijk is hierbij sprake van tweerichtingsverkeer: het is dus niet alleen de onderneming die de
4
Citaten Van Boxel en Bartman ontleend aan Aertjan Grotenhuis, “Fiscalist achter de schermen vandaan; 49 interviews met topfiscalisten, politici en andere betrokkenen bij wereldwijde belastingstromen”, 2008. 5 Citaat ontleend aan “Fiscalist achter de schermen vandaan”, zie noot 4. Tax directors van andere multinationals laten zich in vergelijkbare zin uit.
Horizontaal toezicht: een relatie met de Belastingdienst op basis van vertrouwen, begrip en transparantie / pagina 3
Belastingdienst vertrouwt, begrip heeft en openheid betracht, de fiscus moet omgekeerd exact hetzelfde doen. Dan kan immers pas gesproken worden over een waarlijk horizontale relatie. Omdat de onderneming zich op deze manier opstelt en te kennen geeft het spel open en integer te zullen spelen, kan de fiscus het zich veroorloven zijn controle-inspanningen een tandje terug te schakelen. Voor degenen die niet kiezen voor horizontaal toezicht blijft gewoon het aloude verticale toezicht van toepassing. Beide toezichtsvormen bestaan dus naast elkaar. De belastingplichtigen die hun verplichtingen vrijwillig nakomen behoeven weinig controleaandacht, de groep die ontwijkingsgedrag vertoont des te meer. Kortom: men gaat van 100%-controlefilosofie over naar risicomanagement. Command and control wordt vervangen door responsive regulation. Voor alle belastingplichtigen blijft overigens dezelfde materiële heffingswet gelden, want die wordt door de wijze van toezicht niet beïnvloed. Horizontaal toezicht heeft geen enkele impact op het tarief, de heffingsgrondslag en de toepassing van vrijstellingen of gunstregelingen6. Dit is dus een duidelijk verschil met rulings, die juist afspraken behelzen over de (vaststelling van de) hoogte van de verschuldigde belasting. Onmisbaar instrument van horizontaal toezicht is het handhavingsconvenant, kortweg convenant. In het convenant wordt vastgelegd hoe partijen met elkaar wensen om te gaan. In de hierna volgende onderdelen ga ik nader in op de inhoud van de verschillende soorten convenanten. 3.2 Individuele convenanten (zeer grote en middelgrote ondernemingen) In het segment zeer grote en middelgrote ondernemingen past de Belastingdienst de ‘individuele klantbehandeling’ toe. Dit betekent dat een onderneming een vaste contactpersoon bij de Belastingdienst heeft. Dit is haalbaar gelet op de overzienbare aantallen bedrijven en de fiscale belangen die hiermee gemoeid zijn. Logisch is dat deze individuele benadering ook in geval van horizontaal toezicht wordt toegepast. De Belastingdienst sluit dan een individueel convenant met een onderneming. Volgens het gepubliceerde model heeft een individueel convenant de volgende inhoud: •
• • •
• •
Het convenant heeft betrekking op de hele groep (alle lichamen waarin de ondertekenende vennootschap zeggenschap heeft). Het is dus niet de bedoeling om aan cherry picking te doen (een deel van het concern wel, een ander deel niet). Fiscus en onderneming spreken de wens uit om te komen tot een effectieve en efficiënte werkwijze. De onderlinge relatie is gebaseerd op transparantie, begrip en vertrouwen. Rechten en verplichtingen op basis van wet- en regelgeving zijn en blijven zonder enige beperking van toepassing. De onderneming draagt zorg voor een systeem van interne beheersing, interne controle en externe controle met als doel het opstellen en indienen van aanvaardbare aangiften: het tax control framework ofwel TCF. Het TCF is maatwerk en wordt afgestemd op de kenmerken en bijzonderheden van de desbetreffende multinational. De Belastingdienst stemt de vorm en intensiteit van zijn toezicht af op de kwaliteit van het TCF. De onderneming dient ‘aanvaardbare’ aangiften in. Een aanvaardbare aangifte voldoet aan weten regelgeving en is vrij van materiële fouten. De vennootschap zorgt voor het tijdig betalen van belastingschulden, de Belastingdienst doet hetzelfde voor teruggaven.
6
Althans dat is de theorie, want in de praktijk is wel degelijk denkbaar dat de manier waarop inspecteur en belastingplichtige met elkaar omgaan op enigerlei wijze invloed heeft op de hoogte van de belastingaanslag.
Horizontaal toezicht: een relatie met de Belastingdienst op basis van vertrouwen, begrip en transparantie / pagina 4
•
•
•
• •
De onderneming belooft ingenomen of in te nemen relevante fiscale standpunten zo snel mogelijk voor te leggen aan de Belastingdienst. Het gaat daarbij om zaken waarover verschil van inzicht kan ontstaan, door bijvoorbeeld verschillen in duiding van feiten of in wetsinterpretatie. De onderneming verstrekt hiertoe aan de fiscus actief inzicht in alle relevante feiten en omstandigheden, de standpunten en haar visie op de daarbij behorende rechtsgevolgen. De fiscus belooft op zijn beurt om zo snel mogelijk en zo veel als mogelijk in overleg zijn visie op de rechtsgevolgen te geven. Beide partijen bevorderen het werken in de actualiteit en streven naar een permanent actueel inzicht in relevante gebeurtenissen en een snelle standpuntbepaling, teneinde de rechtszekerheid te vergroten. Aangiften over een verstreken tijdvak worden zo spoedig mogelijk na het verstrijken van dat tijdvak ingediend, aanslagen worden zo snel mogelijk opgelegd. Door de Belastingdienst gevraagde informatie wordt zo snel mogelijk, volledig en eenduidig verstrekt. De onderneming heeft de vrijheid om, ondanks een negatieve beoordeling door de Belastingdienst in het vooroverleg, de voorgenomen transactie toch uit te voeren. Dit dient dan in de aangifte echter wel expliciet te worden gemeld, waarna de fiscus waarschijnlijk een correctie zal doorvoeren. Daartegen kan de onderneming dan volgens de gewone regels bezwaar en beroep instellen. Dit is het principe van agree to disagree. Partijen hebben periodiek overleg over fiscale zaken en het convenant. Het convenant wordt gesloten voor onbepaalde tijd. Indien één der partijen dit convenant wil beëindigen, zal zij de redenen vooraf schriftelijk kenbaar maken aan de andere partij.
3.3 Convenanten met accountantskantoren (mkb) Omdat de groep ondernemingen in het mkb veel te groot is voor een individuele aanpak, wordt deze doelgroep via accountants- en belastingadvieskantoren7 benaderd. De Belastingdienst sluit convenanten met daarvoor kwalificerende kantoren en vervolgens kunnen cliënten van die kantoren zich daarbij aansluiten. Die cliënten krijgen dan een soort subconvenant met de Belastingdienst, als uitwerking van het convenant tussen de Belastingdienst en het desbetreffende kantoor. Tussen de Belastingdienst, het kantoor en de cliënt ontstaat aldus een driehoeksverhouding. In veel gevallen is het zelfs nog een slag ingewikkelder. Het SRA, een organisatie waarbij circa 400 zelfstandige accountantskantoren (waaronder De Beer Accountants en Belastingadviseurs) zijn aangesloten, heeft namelijk een koepelconvenant gesloten met de Belastingdienst. SRA-leden die daarvoor kwalificeren, kunnen op grond hiervan een kantoorconvenant sluiten met de Belastingdienst. De Beer heeft dit op 17 april 2010 gedaan. Een cliënt van De Beer die kiest voor horizontaal toezicht, haakt daarmee direct aan op het kantoorconvenant van De Beer met de Belastingdienst en indirect op het SRA-koepelconvenant. Het kantoorconvenant bevat in de regel de volgende afspraken: • In algemene zin spreken partijen de intentie uit met elkaar samen te werken op basis van de bekende trits vertrouwen, begrip en transparantie. Partijen hebben de intentie de fiscale regelgeving correct uit te voeren. • Rechten en verplichtingen op basis van wet- en regelgeving zijn en blijven zonder enige beperking van toepassing. • Cliënten die zich willen aansluiten bij het kantoorconvenant moeten schriftelijk aan het kantoor verklaren dat ze ‘een relatie met de Belastingdienst willen op basis van vertrouwen, begrip en transparantie.’ Tevens moeten ze verklaren dat ze de gegevens voor het opmaken van de aangifte tijdig, juist en volledig zullen aanleveren aan het kantoor. 7
De Belastingdienst gebruikt zelf het woord ‘fiscaal intermediair’, maar die term wordt door de beroepsgroep over het algemeen niet erg op prijs gesteld. ‘Intermediair’ wekt immers de indruk dat het kantoor niet meer is dan een ‘doorgeefluik’ tussen cliënt en Belastingdienst, zonder een eigen positie of toegevoegde waarde.
Horizontaal toezicht: een relatie met de Belastingdienst op basis van vertrouwen, begrip en transparantie / pagina 5
•
•
•
•
• •
•
• •
Het kantoor zegt toe zijn processen aldus in te richten dat de ingediende aangiften ‘aanvaardbaar’ zijn. Een aanvaardbare aangifte is een aangifte die voldoet aan wet- en regelgeving en waarin geen materiële fouten voorkomen. De verrichte werkzaamheden worden zodanig in het klantdossier vastgelegd, dat effectief metatoezicht kan plaatsvinden. Metatoezicht betekent dat de toezichthouder primair geïnteresseerd is in de aard en wijze van toezicht houden door een ander, niet in hetgeen waarop het toezicht uiteindelijk is gericht. Concreet controleert de Belastingdienst dus niet langer de ingediende aangiften, maar slechts het kwaliteitssysteem op het kantoor dat moet borgen dat de onder horizontaal toezicht ingediende aangiften aanvaardbaar zijn. De ingediende aangiften zelf zullen nog slechts steekproefsgewijs worden gecontroleerd. De Belastingdienst vertrouwt op de professionaliteit van het kantoor bij het implementeren en het hanteren van de werkwijze, zoals is afgesproken in het convenant. Het kantoor heeft de verantwoordelijkheid om de eigen werkprocessen waarin fouten zijn ontstaan te verbeteren. Het kantoor verleent binnen geldende wet- en regelgeving zonder terughoudendheid en zonder voorbehoud aan de Belastingdienst inzage in de aan de aangifte ten grondslag liggende gegevens. Fiscale adviezen hoeven echter niet ter inzage te worden gegeven. De Belastingdienst stelt zo snel mogelijk na indienen van een convenantaangifte voor de vennootschapsbelasting of de inkomstenbelasting de definitieve aanslag vast. Het kantoor verplicht zich ingenomen of in te nemen relevante fiscale standpunten zo spoedig mogelijk voor te leggen aan de Belastingdienst. Het gaat daarbij om zaken waarover verschil van inzicht met de Belastingdienst kan ontstaan, door bijvoorbeeld een verschil in duiding van feiten of door wetsinterpretatie. Het kantoor verstrekt daarbij aan de Belastingdienst actief inzicht in alle feiten en omstandigheden, de ingenomen standpunten en zijn visie op de daarbij behorende rechtsgevolgen. De Belastingdienst geeft zo spoedig mogelijk na ontvangst van een ingenomen of in te nemen standpunt en zo veel als mogelijk in overleg met het kantoor zijn visie op de rechtsgevolgen. Ook hier geldt het hiervoor genoemde uitgangspunt van agree to disagree. De onderneming kan ondanks een negatief standpunt van de Belastingdienst de voorgenomen transactie toch uitvoeren. In de aangifte dient dit wel expliciet kenbaar te worden gemaakt, waarna de fiscus waarschijnlijk een correctie zal doorvoeren. Daartegen kan de onderneming dan volgens de gewone regels bezwaar en beroep instellen. Partijen treden ten minste één maal per jaar in overleg om de werking van het convenant te evalueren en indien nodig te actualiseren. Het convenant wordt gesloten voor onbepaalde tijd. Indien één der partijen dit convenant wil beëindigen, vindt overleg plaats. Daarna kan het convenant met onmiddellijke ingang worden beëindigd. Daardoor vallen de aangiften van deelnemende ondernemers niet langer onder de werking van horizontaal toezicht.
Een kantoor dat een convenant sluit met de Belastingdienst, zal zijn interne richtlijnen met betrekking tot het aangifteproces hierop moeten aanpassen. Veelal zullen die richtlijnen onderdeel uitmaken van een reeds bestaand kantoorbreed kwaliteitssysteem, waarin naast accountancywerkprogramma’s ook algemene zaken als cliëntacceptatie en onafhankelijkheid zijn opgenomen. De eerste stap is om te inventariseren welke fiscale problematieken en risico’s bij deze cliënt aan de orde zijn of kunnen komen.8 Tevens moet men zich een goed beeld vormen van de houding van de cliënt ten opzichte van belastingen en van de wijze waarop de onderneming is georganiseerd. Waar bij de reguliere cliëntacceptatieprocedure de vraag voorligt of het kantoor “bedrijf X als klant kan aannemen”, is nu de vraag of “bedrijf X kwalificeert voor horizontaal toezicht”. Het kan zo zijn dat de 8
De fiscale paragraaf van een due diligence-vragenlijst kan hiervoor een goed vertrekpunt vormen.
Horizontaal toezicht: een relatie met de Belastingdienst op basis van vertrouwen, begrip en transparantie / pagina 6
eerste vraag positief maar de tweede negatief wordt beantwoord. Bijvoorbeeld omdat het kantoor onvoldoende zicht heeft op de bedrijfsactiviteiten om er voldoende zeker van te zijn dat aanvaardbare aangiften worden ingediend. Of omdat niet de overtuiging bestaat dat de ondernemer daadwerkelijk bereid is vooraf en spontaan volledige openheid van zaken te geven. Daar is niets mis mee en hoeft geen beletsel te zijn voor de aanname als cliënt, maar het is beter deze onderneming dan niet aan te melden voor horizontaal toezicht. Als een cliënt deze ‘toegangscontrole’ met succes is gepasseerd, volgt het feitelijke aangifteproces. Voor de onder horizontaal toezicht ingediende aangiften zal een zwaardere procedure gelden dan de reguliere. Zowel ten aanzien van de feiten als van het toepasselijke recht is een hogere graad van betrouwbaarheid c.q. zekerheid vereist dan voor niet-convenantaangiften. Qua feiten impliceert dat bijvoorbeeld dat het kantoor niet enkel mag afgaan op door de cliënt aangeleverde informatie, maar ook – al dan niet steekproefsgewijs – kennis moet nemen van de onderliggende stukken. Wat het toepasselijke recht betreft, zal een medewerker met voldoende (fiscale) kennis de aangifte moeten maken respectievelijk controleren en accorderen. Tevens moet deze medewerker op basis van zijn professional judgement beoordelen welke potentiële geschilpunten vooraf en expliciet aan de Belastingdienst moeten worden voorgelegd. Het hele proces zal zodanig in de dossier moeten worden vastgelegd dat de opeenvolgende stappen achteraf te controleren zijn. Samengevat moet het kantoor de lat voor onder horizontaal toezicht ingediende aangiften een stuk hoger leggen dan normaal het geval is. Het ligt voor de hand om hierbij aansluiting te zoeken bij de werkwijze die is voorgeschreven bij een accountantscontrole. De werkzaamheden in het kader van een controleopdracht kunnen een goede basis vormen voor het maken van aanvaardbare aangiften, met dien verstande dat wel extra aandacht moet worden besteed aan de aangifte inkomstenbelasting van de directeur-grootaandeelhouder en andere specifieke fiscale speerpunten. Voor de controle van de jaarrekening zijn deze waarschijnlijk niet relevant of niet materieel, maar voor het kunnen indienen van aanvaardbare aangiften mogelijk wel. 3.4 Convenanten met brancheorganisaties Een derde groep convenanten betreft afspraken tussen de Belastingdienst en brancheorganisaties over specifieke kwesties die in de desbetreffende bedrijfstak spelen. Hoewel ook deze categorie convenanten door de Belastingdienst onder de vlag van horizontaal toezicht wordt gepresenteerd, is het eigenlijk een vreemde eend in de bijt. Deze convenanten gaan immers niet of slechts bijkomstig over het aangifteproces en aanverwante formele aangelegenheden, maar vooral over zaken van materiële aard. Zo is met de dagbladsector een convenant afgesloten over de fiscale behandeling van krantenbezorgers. Concreet gaat het bijvoorbeeld om de vraag wanneer sprake is van een dienstbetrekking en dus van inhoudingsplicht. Tevens zijn afspraken gemaakt over de hoogte van de onbelaste kostenvergoedingen. Een ander voorbeeld is het convenant met de brancheorganisatie van woninginrichters, dat afspraken bevat over onder meer voorraadwaardering, garantievoorzieningen en personeelskortingen. Individuele ondernemingen in de dagbladrespectievelijk woninginrichtingsbranche kunnen zich op vrijwillige basis aansluiten bij het convenant. Spraakmakend zijn de convenanten met de woningbouwverenigingen. Deze instellingen opereren op het grensvlak van publieke en private sector en zijn per 1 januari 2006 vennootschapsbelastingplichtig geworden voor een deel van hun activiteiten. De Belastingdienst
Horizontaal toezicht: een relatie met de Belastingdienst op basis van vertrouwen, begrip en transparantie / pagina 7
sloot een convenant met de koepel van woningbouwverenigingen over hoe om te gaan met deze partiële belastingplicht. De inkt van dat convenant was nog maar net droog, toen de overheid – maar dan in de hoedanigheid van wetgever – besloot de woningbouwverenigingen per 1 januari 2008 volledig belastingplichtig te maken. Dit heeft veel kwaad bloed gezet in de sector, maar uiteindelijk is toch een nieuw convenant gesloten.
4. Voor- en nadelen horizontaal toezicht 4.1 Bezien vanuit de Belastingdienst Duidelijk moge zijn dat de fiscus ten aanzien van horizontaal toezicht de initiërende en primair vragende partij is. Los van de in onderdeel 2 beschreven ontwikkelingen staat de Nederlandse Belastingdienst voor de opgave om steeds meer werk uit te voeren met steeds minder mensen.9 De wereld wordt steeds ingewikkelder, denk hierbij alleen al maar aan het vervagen van de landsgrenzen en de opkomst van internet. Het roer moet dus om, het toezicht moet anders worden aangepakt. Op basis van riskmanagement wordt de controleaanpak afhankelijk gemaakt van het risico dat te weinig belasting wordt betaald. De ene groep belastingplichtigen kan daardoor met minder toezicht toe, zodat de focus kan worden verlegd naar de groep ondernemingen waarvan de betrouwbaarheid niet of minder vaststaat. Om het in bijbelse termen te zeggen: de bokken worden van de schapen gescheiden. Dat de herder en zijn hond hun aandacht voortaan vooral richten op de bokken, ligt voor de hand. Belangrijkste voordeel aan de zijde van de Belastingdienst is dus efficiencywinst, het efficiënter inzetten van de beperkte middelen en menskracht. In feite wordt een deel van het toezicht op de naleving van de wetgeving uitbesteed aan de ondernemingen en hun adviseurs. Keerzijde hiervan is dat een deel van deze cruciale overheidstaak in handen van de private sector wordt gelegd. Hiermee maakt de toezichthouder zich afhankelijk van derden. Aan bedrijven en adviseurs die een convenant willen sluiten worden eisen gesteld en hierop wordt steekproefsgewijs (meta)toezicht uitgevoerd, maar dat neemt niet weg dat de overheidstaak per saldo deels is geprivatiseerd. Een ander mogelijk knelpunt betreft de cultuur van de medewerkers van de Belastingdienst. Het is niet evident dat men de attitude van mensen die tientallen jaren lang alleen de verticale benadering hebben gekend, krijgt omgebogen naar een horizontale, meer open opstelling. 4.2 Bezien vanuit de onderneming Voor deelnemende bedrijven zal het belangrijkste voordeel veelal bestaan uit meer en sneller zekerheid over de fiscale positie. Als grootste nadeel zal men vaak zien de verplichting om alle mogelijke fiscale discussiepunten spontaan te melden aan de fiscus en over alle zaken volledige openheid te betrachten. Voor veel beursfondsen en (dochters van) multinationals zal het voordeel groter zijn dan het nadeel. Horizontaal toezicht biedt de gelegenheid om snel duidelijkheid te krijgen over de fiscale gevolgen van uitgevoerde of voorgenomen transacties, dus geen onzekerheden in de jaarrekening en geen
9
De Nederlandse Belastingdienst heeft momenteel nog circa 30.000 medewerkers, maar aangekondigd is dat er hiervan de komende jaren plm. 5.000 zullen worden wegbezuinigd. Dit terwijl de dienst er de afgelopen jaren alleen maar taken heeft bijgekregen (naast de belastingen ook de inning van de premies werknemersverzekeringen alsmede de toekenning en uitbetaling van toeslagen).
Horizontaal toezicht: een relatie met de Belastingdienst op basis van vertrouwen, begrip en transparantie / pagina 8
eindeloze discussies. Veel van deze ondernemingen moeten sowieso in control zijn, denk aan de SOxwetgeving en corporate governance codes. Horizontaal toezicht past daar prima bij. Min of meer vergelijkbare motieven spelen bij organisaties in de (semi)publieke sector. Naast provincies en gemeenten valt hierbij te denken aan woningbouwverenigingen, welzijnsorganisaties en instellingen op het gebied van onderwijs, zorg en cultuur. Veel van deze instellingen hebben enerzijds een publieke kant (gedeeltelijke financiering door subsidies, uitvoering van overheidstaken, toepasselijke regelgeving) maar moeten anderzijds een – toenemend – deel van hun geld op de private markt verdienen. Juist in het laatstbedoelde deel van hun activiteiten worden ze, net als ‘echte’ ondernemers geconfronteerd met fiscale problematieken. Een horizontaal toezichtconvenant kan dan nuttig zijn en bijvoorbeeld ook comfort bezorgen aan een externe raad van toezicht. Komen we vervolgens bij de groep mkb-ondernemingen. Hoe de balans tussen zekerheid en transparantie uitvalt, moet per ondernemer en onderneming worden beoordeeld. Bij wijze van voorbeeld noem ik een bedrijf dat zijn vijftig werknemers een onbelaste kostenvergoeding van € 100 per maand wil geven. In de traditionele situatie van verticaal toezicht kan over vijf jaar bij een boekenonderzoek blijken dat deze kostenvergoeding fiscaal niet toegestaan is en als loon moet worden gezien. Dit betekent dan een naheffingsaanslag inclusief rente in de orde van grootte van € 300.000. In de horizontaal toezicht-benadering wordt vooraf overlegd met de inspecteur en wordt een afspraak gemaakt over wat er kan, hoe dit administratief moet worden vastgelegd etc. Vervelende verrassingen zijn dan in beginsel niet meer mogelijk. Daar staat tegenover dat er ook niets meer ‘doorheen kan glippen’. In feite krijgt de inspecteur de mogelijke correcties op een presenteerblaadje aangereikt. De ondernemer die in het genoemde voorbeeld bij het vooroverleg te horen krijgt dat er geen onbelaste kostenvergoeding mogelijk is, denkt wellicht dat hij het niet had moeten vragen maar had moeten dóen, zeker als de inspecteur keer op keer negatief reageert. Weliswaar blijft de mogelijkheid bestaan om de voorgenomen vergoeding tóch uit te betalen en naar de rechter te stappen (agree to disagree), maar daar zal menig ondernemer zich ook niet lekker bij voelen. Mogelijk nadeel van het sluiten van een convenant is verder de ongelijkheid tussen beide partijen. Bij multinationals is er nog een zekere gelijkheid, maar bij een mkb-ondernemer totaal niet. Hoe reëel is het als Klein Duimpje met de reus afspreekt dat ze voortaan transparant met elkaar zullen omgaan? Ter nuancering moet hierbij wel het bredere kader worden vermeld. Een convenant met een mkbonderneming past immers altijd in een kantoorconvenant. En nogal wat kantoorconvenanten vallen onder het koepelconvenant van het SRA. Als de Belastingdienst zich ten opzichte van één mkbondernemer onheus opstelt, kan dat repercussies hebben voor alle andere convenanten onder SRAvlag. Dit brengt de verhoudingen weer iets meer in balans. 4.3 Bezien vanuit het accountants- en/of belastingadvieskantoor De primaire reactie van belastingadviseurs op het concept horizontaal toezicht was meer dan eens: “Daar doe ik niet aan mee, ik wil geen verlengstuk van de fiscus worden.” Een begrijpelijke reactie, maar toch wordt deze inmiddels minder gehoord. Eenmaal gewend aan het idee, zien veel fiscaal adviseurs ook de voordelen en kansen. Het concurrentieaspect speelt daarbij zeker ook een rol. Een kantoor dat niet meedoet aan horizontaal toezicht (ongeacht of dat een principiële keuze is dan wel een gevolg van het niet beschikken over het vereiste kwaliteitsstelsel), loopt het risico daardoor bestaande cliënten te verliezen en/of potentiële cliënten te gaan missen. Beter lijkt dan ook – althans
Horizontaal toezicht: een relatie met de Belastingdienst op basis van vertrouwen, begrip en transparantie / pagina 9
vanuit concurrentieoogpunt – om horizontaal toezicht in elk geval als optie te kunnen aanbieden. Het is dan vervolgens de klant die beslist om hier wel of niet aan mee te doen. Bovendien praat een kantoor dat niet deelneemt aan horizontaal toezicht niet mee over de ontwikkelingen hieromtrent. Wie meedoet mag ook meepraten, de rest staat aan de zijlijn. Tot slot is als praktisch aspect van het sluiten van een kantoorconvenant te noemen dat men over een of meer vaste contactpersonen bij de Belastingdienst beschikt. In tijden waarin de fiscus door inkrimping en automatisering steeds onpersoonlijker en anoniemer wordt, is dat een niet te onderschatten voordeel. 5. Capita selecta 5.1 Een juridisch niemandsland Artikel 104 van de Nederlandse Grondwet bepaalt dat “belastingen van het Rijk worden geheven uit kracht van een wet.” Het gaat wat ver om te beweren dat onder een horizontaal toezicht-convenant belastingen voortaan geheven worden uit kracht van een overeenkomst, maar enige waarheid zit daar toch wel in. Feit is namelijk dat horizontaal toezicht in geen enkele fiscale wet of zelfs maar uitvoeringsregeling wordt genoemd. Volgens Financiën is wettelijke verankering ook niet nodig, omdat men binnen de discretionaire bevoegdheid van de Belastingdienst blijft. Dit is de vrije ruimte die de inspecteur bij de uitvoering van de regelgeving geboden wordt. Het is overduidelijk dat de Belastingdienst horizontaal toezicht níet juridisch wil benaderen. Horizontaal toezicht beoogt nu juist om uit de sfeer van formele standpunten over en weer, juridische haarkloverij en ellenlange procedures te blijven. In plaats daarvan komt samenwerken op basis van vertrouwen, begrip en transparantie. Juridisering hoort daar per se niet bij, zo is de benadering. Wellicht begrijpelijk allemaal, maar het gevolg is wel dat horizontaal toezicht een soort juridisch niemandsland is. In de belastingwetgeving draait alles om de plicht om in voorkomende gevallen ‘duidelijk, stellig en zonder voorbehoud’ aangifte te doen. Een plicht die ondersteund wordt met strafbepalingen in geval van niet, te laat, onvolledig of onjuist aangifte doen. Onder horizontaal toezicht staat ineens niet meer de aangifte centraal, maar verschuift de aandacht naar het voorproces: het vooroverleg en de open en spontane uitwisseling van informatie en standpunten. De aangifte zelf is, als het goed is, alleen nog het sluitstuk waaraan de inspecteur in principe ongezien zijn akkoord kan geven in de vorm van een conforme aanslag. Als alles pais en vree is, is er niets aan de hand. Maar hoe de wet moet worden toegepast als er toch problemen rijzen, is niet direct duidelijk. En wat als een bedrijf of een accountantskantoor een convenant wil sluiten, maar geen gehoor vindt bij de Belastingdienst? Nergens is vastgelegd wat hiervoor de criteria zijn en een beroepsprocedure is er al helemaal niet. Het starten van een procedure voor de civiele rechter op grond van onrechtmatige daad, waarbij een beroep wordt gedaan op het gelijkheidsbeginsel en het verbod op willekeur, is denkbaar maar tegelijkertijd onzeker en omslachtig. Bovendien laat een samenwerking op basis van begrip en vertrouwen zich qua aard niet via de rechter afdwingen. Vertrouwen is er omdat het er is, niet omdat de rechter zegt dat het er moet zijn. Verder is niet geregeld wat er gebeurt in geval van een conflict over de toepassing van een convenant of bij een opzegging door de Belastingdienst tegen de wil van de andere partij. Gesuggereerd wordt dat de Belastingdienst dan wel bereid zal zijn tot mediation, maar een volwaardige vorm van rechtsbescherming is dat niet. Ook hier is een gang naar de civiele rechter denkbaar, maar verre van ideaal.
Horizontaal toezicht: een relatie met de Belastingdienst op basis van vertrouwen, begrip en transparantie / pagina 10
Ook de interactie tussen convenant en eventuele beboeting is niet duidelijk. Gelet op de aard en doelstelling van het convenant concentreren partijen zich bij het constateren van een fout primair op het voorkomen daarvan in de toekomst door verbetering van het proces c.q. het kwaliteitssysteem. Het opleggen van een boete ligt pas voor de hand als sprake is van een bewuste actie van de zijde van de onderneming en/of diens adviseur. En mag die boete dan hoger zijn dan voor nietconvenantssituaties? Op zich is daar iets voor te zeggen, maar een uitdrukkelijke wettelijke basis is er niet voor.10 Wellicht moeten we het erop houden dat de combinatie van de gebruikelijke boete en een opzegging van het convenant een adequate sanctie vormt. Het voorgaande wordt overigens nog ingewikkelder als men bedenkt dat de Belastingdienst sinds 1 juli 2009 in voorkomende gevallen behalve aan de belastingplichtige zelf ook aan diens adviseur een bestuurlijke boete kan opleggen. Vereist hiervoor is dat de adviseur als ‘medepleger’ van het beboetbare feit (veelal het indienen van een onjuiste aangifte) kan worden aangemerkt. Deze wetswijziging heeft in kringen van belastingadviseurs voor veel onrust gezorgd, maar naar verluidt is dit nieuwe instrument tot op heden nog niet ingezet. Niettemin kan de enkele mogelijkheid tot het opleggen van een boete onder omstandigheden de relatie tussen inspecteur en adviseur flink onder druk zetten. In horizontaal toezicht-situaties geldt dat in nog sterkere mate. De Belastingdienst stelt dat belastingplichtigen onder horizontaal toezicht alle rechten van bezwaar en beroep behouden. Toch blijkt dit in de praktijk wel eens anders ervaren te worden. Tax director van ABN Amro Hans van Horzen vertelde in 2008 openlijk dat zijn bank zich richting fiscus niet op overschrijding van bijvoorbeeld de wettelijke navorderingstermijn zal beroepen. Hij vindt zelfs dat geen enkele multinational dat zou moeten doen en verwijst afkeurend naar de procedure die “een luchtvaartmaatschappij” heeft gevoerd. Mijn conclusie hieruit is dat de wet blijkbaar nog maar in beperkte mate maatgevend is tussen fiscus en multinationals met een convenant, althans zeker waar het om formele aspecten gaat.11 Zover is het in het mkb zeker niet, maar het geeft wel te denken. 5.2 An offer you can’t refuse? Horizontaal toezicht zou een kwestie van geven en nemen zijn. De belastingplichtige geeft in de vorm van openheid van zaken en spontane melding van mogelijke geschilpunten, de Belastingdienst in de vorm van een snelle en accurate behandeling. Maar is dat laatste wel echt ‘geven’? Is het reëel om te stellen dat een bedrijf iets krijgt als men voortaan snel contact heeft met een terzake kundige medewerker van de Belastingdienst en binnen redelijke tijd antwoord krijgt? Of zou die service standaard moeten zijn? Een ander aspect is dat de vrijwilligheid van deelname aan horizontaal toezicht nog evident is als van het totaal aantal bedrijven hooguit enkele tientallen procenten meedoet. Dat wordt anders zodra horizontaal toezicht de norm wordt en een ruime meerderheid van de ondernemingen een convenant heeft. Wordt niet-meedoen dan automatisch verdacht? Het zou niet moeten, maar het effect is de facto nagenoeg onontkoombaar. Een wettelijke grondslag kan dan naar mijn mening niet meer worden gemist, omdat de overheid anders via de ‘vrijwillig verplichte’ deelname aan horizontaal toezicht meer afdwingt dan ze op grond van de wetgeving zou kunnen doen.
10
Voormalig minister Zalm van Financiën heeft in de Tweede Kamer gezegd dat iemand die “een convenant sluit met de Belastingdienst maar vervolgens wordt betrapt, harder (wordt) aangepakt dan in andere gevallen.” 11 Ontleend aan “Fiscalist achter de schermen vandaan”, zie noot 4. Van Horzen verwijst naar een procedure waarin de KLM een aanslag van € 150 miljoen bestreed omdat deze buiten de wettelijke termijn van drie jaren was opgelegd.
Horizontaal toezicht: een relatie met de Belastingdienst op basis van vertrouwen, begrip en transparantie / pagina 11
De hiervoor geschetste geluiden zijn in 2008 al opgetekend uit de monden van enkele tax directors van multinationals, waar men reeds enkele jaren ervaring heeft met horizontaal toezicht. Karin Helsloot zei het te betreuren dat haar werkgever Maxeda niet is geselecteerd voor een convenant en vroeg zich af of zij nu slechter wordt behandeld dan ondernemingen die wel een convenant hebben gesloten. En hoeveel tijd heeft de inspecteur nog voor haar als de convenantspartners voorrang krijgen? Ze voelde zich “de restpost”. Nog wat kritischer was Fleur Marcus-van Gunsteren van kledingconcern Tommy Hilfiger. Zij vond dat convenanten vooral het belang van de fiscus dienen. Bovendien stoorde het haar dat “de fiscus bij het aanbieden van convenanten misbruik maakt van het inspelen op de hartenwens van de controllers: zekerheid voor de jaarrekening.”12 5.3 Fair share versus fiscale grensverkenning Over belasting en ethiek kan men eindeloos filosoferen. Dat burgers en bedrijven zich aan de letter van de wet moeten houden, is evident. Maar zijn ze verplicht ook naar de geest en strekking van de wetgeving te handelen? Volgens sommigen is het laatste het geval. Zij vinden dat de nationale schatkist recht heeft op een fair share van de winst van de hier gevestigde bedrijven (met name multinationals). Mijn standpunt is dat altijd de wet als uitgangspunt moet worden genomen. Opdracht aan de wetgever is om zodanige wetten te maken dat deze niet eenvoudig kunnen worden ontgaan of ontweken. Daar waar binnen de wet mogelijkheden tot belastingbesparing bestaan, is het aan de belastingplichtigen om daar wel of geen gebruik van te maken. Verplaatst bijvoorbeeld een bedrijf om fiscale redenen een deel van zijn activiteiten naar het buitenland, dan heeft de overheid de gevolgen daarvan te accepteren. Men kan daar uit ethisch oogpunt van alles van vinden en kan het wellicht zelfs als onfatsoenlijk of asociaal kwalificeren, maar dat doet aan de fiscale gevolgen niet toe of af. Hetzelfde geldt als een hedge fund een Nederlands bedrijf overneemt en het overlaadt met schulden. Of de daarmee samenhangende rente aftrekbaar is van de winst van de overgenomen onderneming moet worden beoordeeld aan de hand van de fiscale regelgeving13, niet van de publieke of politieke opinie. Indachtig het uitgangspunt dat de materiële regels onverkort blijven gelden, zou het vorenstaande ook onder horizontaal toezicht moeten gelden. De praktijk is echter anders, zo leert de ophef over de Zwitserland-route van ING in de zomer van 2010. In de media werd gemeld dat het bank- en verzekeringsconcern ING zijn btw-druk matigde door middel van een vaste inrichting in Zwitserland, die (zonder btw) kosten doorbelastte aan het Nederlandse hoofdkantoor. Niet in discussie was dat zulks niet in strijd was (of is) met de wetgeving of jurisprudentie. Niettemin werden er Kamervragen14 over gesteld, waarbij expliciet werd gevraagd of een horizontaal toezicht-convenant gehandhaafd kan blijven “wanneer er bewust een route is opgezet met het doel om de belasting te ontwijken.” De Minister begint zijn antwoord ruimhartig door – indachtig het agree to disagree-principe – op te merken dat men het ook in een convenantsituatie prima oneens kan zijn over de feiten en/of het recht. Dit op voorwaarde dat de belastingplichtige volstrekt transparant is geweest, dus spontaan dit punt heeft gemeld. Het venijn zit evenwel in de bekende staart want daarop volgt de volgende passage: “Overigens past niet binnen een convenant dat een belastingplichtige zich bij voortduring bezighoudt met fiscale
12
Citaten uit “Fiscalist achter de schermen vandaan”, zie noot 4. Ik merk daarbij op dat het instrument ‘fraus legis’ ofwel wetsontduiking deel uitmaakt van die regelgeving. Fraus legis kan worden toegepast in specifieke gevallen waarin de belastingplichtige zonder zakelijke redenen maar met puur fiscale motieven een anti-fiscale route heeft gekozen. Het leerstuk heeft gelijkenis met de juridische herkwalificatie van artikel 344 § 1 WIB 1992. 14 Antwoord van Minister van Financiën De Jager d.d. 1 juli 2010 op vragen van het Tweede Kamerlid Bashir. 13
Horizontaal toezicht: een relatie met de Belastingdienst op basis van vertrouwen, begrip en transparantie / pagina 12
grensverkenning.” Anders gezegd: het mag wel, maar als het ons gaat vervelen, gooien we je er tóch uit. 6. Internationale ontwikkelingen De Nederlandse Belastingdienst heeft de positieve ervaringen met horizontaal toezicht in het buitenland bepaald niet verzwegen. In de beste tradities van ‘Nederland gidsland’ is het concept in vele internationale gremia uitgevent. En niet zonder succes. In OECD-verband is gesproken en gepubliceerd over een enhanced relationship tussen fiscus en belastingplichtige. Behalve naar het Nederlandse horizontal monitoring of horizontal supervision wordt ook verwezen naar het Compliance Assurance Program in de VS en de Co-operative Approach to Tax Compliance in Ierland.15 In België sprak de Minister van Financiën zich voorjaar 2009 welwillend uit over horizontaal toezicht.16 De Minister meldde dat ook binnen de Belgische Belastingdienst “compliance een rode draad (vormt) bij de vooropgestelde moderniseringsdoelstellingen van zijn fiscale heffingsprocessen.” De bewindsman verwees voorts naar de gerealiseerde oprichting van de ‘Dienst voorafgaande beslissingen in fiscale zaken’, waar ondernemingen voorafgaand aan de aangifte overleg kunnen plegen en voorafgaande beslissingen kunnen verkrijgen. Tevens zijn in het kader van het pilotproject ‘Grote Ondernemingen specifieke behandeling’ gespecialiseerde centra opgericht, die moeten bijdragen tot een hogere compliance. Tot slot verzekerde de Minister het Kamerlid dat “de verdere ontwikkelingen met betrekking tot het horizontaal toezicht in Nederland gevolgd en geëvalueerd worden, getuige hiervan een recent stagebezoek van één van mijn ambtenaren aan de Nederlandse Belastingdienst.” 7. Afsluiting Ter afsluiting enkele persoonlijke overwegingen over horizontaal toezicht. Ik moet bekennen dat ik geen allesomvattend oordeel over dit fenomeen heb. Daarvoor is de ontwikkeling nog te recent, het kan nog verschillende kanten op. In de beginfase was ik tamelijk sceptisch en dat ben ik nog als men het sluiten van een convenant vooral ziet als een manier om een betere ingang bij de Belastingdienst te verwerven. Ik ben een groot voorstander van meer, intensievere en vooral ook persoonlijkere communicatie met medewerkers van de Belastingdienst, maar vind dat we daar geen horizontaal toezicht voor nodig zouden moeten hebben. De praktijk leert evenwel dat horizontaal toezicht mensen van beide zijden uit de loopgraven haalt en dat is positief. Het overgrote deel van de ondernemers in het mkb is namelijk niet uit op het binnenhalen van ook nog het laatste stukje belastingbesparing. Liever dan het spel al te scherp te spelen, speelt men op zeker. Niet te veel betalen (dat wil immers niemand) maar ook geen onnodig gedoe. Bij die ondernemerswens sluit horizontaal toezicht goed aan en voor deze cliënten kan een convenant dan ook zekerheid en comfort bieden. Daar staat tegenover dat ik ook zorgen heb, ik noem er drie. Allereerst vraag ik me af of de Belastingdienst in staat is om de beroepsattitude van zijn medewerkers van verticaal om te buigen naar horizontaal. Daar is meer voor nodig dan een cursusje 15
Zie “OECD Working Paper 6, The Enhanced Relationship” uit juli 2007 en de “Study into the Role of Tax Intermediaries” uit januari 2008. 16 Parlementaire vraag nr. 394 van de heer Hagen Goyvaerts d.d. 26 maart 2009, antwoord van de Minister van 20 april 2009. De vraag was vermoedelijk ingegeven door een opinie-artikel in het dagblad “De Tijd” van 24 maart 2009, getiteld “Maak belastingcontrole proactief zoals in Nederland”.
Horizontaal toezicht: een relatie met de Belastingdienst op basis van vertrouwen, begrip en transparantie / pagina 13
tussendoor, dat is een complete mentaliteitsverandering en die bereik je niet door een simpel commando van bovenaf. Mijn tweede zorg is het in onderdeel 5.1 geschetste juridische niemandsland. Ik begrijp op zich wel dat de Belastingdienst zo min mogelijk wil juridiseren en formaliseren, maar vroeg of laat ontkomt men daar niet aan. De huidige situatie, waarin wettelijk niets is geregeld, is als een pasgetrouwd echtpaar dat geen huwelijkse voorwaarden maakt omdat dat de liefde alleen maar kan verpesten. Zoals ook de wittebroodsweken eindig zijn, zullen omtrent horizontaal toezicht vroeg of laat ernstige problemen en conflicten ontstaan. Als de ‘oplossing’ dan steevast is dat de Belastingdienst gelijk krijgt omdat het de bepalende partij is, is dat een slechte zaak. Ten derde mag horizontaal toezicht niet leiden tot een pseudowettelijk belastingstelsel. Convenanten dienen om het aangifteproces te stroomlijnen, maar voor het overige blijft de wet de maatstaf. Dat geldt zowel voor de hoogte van de verschuldigde belasting als om formele kwesties als aanslag- en bezwaartermijnen. Ondanks deze en andere zorgen lijkt het erop dat horizontaal toezicht een niet meer weg te denken onderdeel van ons fiscale stelsel is. HT is here to stay!
Horizontaal toezicht: een relatie met de Belastingdienst op basis van vertrouwen, begrip en transparantie / pagina 14