f« Hoogheeniraadschap van Delfland
COMMISSIE BESTUUR, ORGANISATIE EN BEDRIJFSVOERING Delft, 19 mei 2009 AAN DE VERENIGDE VERGADERING VAN DELFLAND A d v i e s van de commissie Bestuur, Organisatie en Bedrijfsvoering, tevens v e r s l a g van de vergadering op 19 mei 2009 over de aan haar voorgelegde voorstellen van het college van d i j k g r a a f e n hoogheemraden, ter behandeiing in de Verenigde Vergadering op 4 juni
2009. Aanwezig: A.G. Wiegman mevrouw M.D.M. Ammeriaan-Romeyn mr. P. van den Berg drs. B. Canton J. van Dam dr.ir. G.P.J. Dijkema drs. A.P. Ranner ir. J.A.A.M. van Rossum mevrouw dr.ir. M.P.M. Ruijgh-van der Ploeg drs. M. Smits B.E. van der Velde drs. P.J.R. Baeten mevrouw A. Boomsma H.M.J. Hoogweg Voorts aanwezig: M. Korpel J.T.A. Overdevest mevrouw ing. A. Wijnants
plaatsvervangend voorzitter Ongebouwd Bedrijfsgebouwd Partij voor de Dieren AWP Delfland PvdA PvdA WD Natuurterreinen CDA Water Natuurlijk waarnemend secretaris secretaris-directeur griffier
Th.H. van Kuijk mevrouw H. Noordtzij drs. J. Koornstra
beleidsadviseur crisisbeheersing teamleider bedrijfsmiddelen beleidsadviseur water/ruimtelijke ontwikkeling adviseur planning en control teamleider waterkering teamleider consolidatie en beleid
Afwezig: mr. M.A.P. van Haersma Buma
voorzitter
01.
Opening, vaststelling agenda
De heer Wiegman die vandaag als voorzitter optreedt, opent om 14.00 uur de vergadering en deelt mee dat de voorzitter in verband met privé-omstandigheden niet aanwezig kan zijn. De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. 02.
Vaststellen notulen en actielijst vergadering 7 april 2009
Notulen en actielijst worden vastgesteld met een correctie in de presentielijst van de notulen: "mevrouw A. Jans" moet zijn "mevrouw drs. A.C.J. Jans R C " . Aan mevrouw Ruiigh antwoordt de heer Hoogweg dat hij aan twee gemeenten heeft gevraagd welke eisen zij stellen aan de inrichting van de administratie van de besteding van de fractievergoedingen (bladzijde 2, vierde alinea van boven). Hij wacht de antwoorden hierop af. De uitspraak halverwege bladzijde 3 dat er voor de jaarrekening 2009 geen goedkeurende accountantsverklaring over de rechtmatigheid verkregen zal worden, vindt de heer P. van den Berg niet bepaald van ambitie getuigen. Hij gaat ervan uit dat alle inspanningen erop gericht
zijn om die verklaring toch te verkrijgen. De voorzitter bevestigt dat. In het periodiek overieg met de accountant wordt steeds aandacht gegeven aan de voortgang op dit vlak. Verder worden in Unie-verband ervaringen uitgewisseld. Mevrouw Ruiigh heeft op bladzijde 5 bij het kopje "Vragen en opmerkingen van commissieleden" een opmerking van haarzelf gemist, namelijk dat het belangrijk is dat de grondwatertaak wordt neergelegd bij een organisatie die ook watertaken oppakt, zodat het positief is dat Delfland daaraan meewerkt en zijn verantwoordelijkheid neemt. De voorzitter constateert dat hiermee deze opmerking alsnog in notulen is vastgelegd. De heer Van Dam vraagt om de commissievergaderingen voortaan wat uitvoeriger te notuleren en ook weer de namen te noemen van degenen die een inbreng leveren. De heer Ranner zegt dat vanmorgen in de commissie Waterketen en Waterkeringen van collegezijde al positief is gereageerd op dit verzoek. In de commissie Watersystemen is, aldus de heer Diikema, alleen gevraagd om weer in de notulen aan te geven wie de diverse punten hebben ingebracht, en is niet zozeer gepleit voor een uitvoeriger verslaglegging. Dat standpunt is ook in de agendacommissie naar voren gekomen. De voorzitter zal dit punt volgende week in het college aan de orde te stellen. Bij de actielijst tekent de voorzitter aan dat hij in overleg met de dijkgraaf zal bevorderen dat bij alle toezeggingen een streefdatum voor de afronding wordt opgenomen. 03.
Mededelingen 0 1 . Evaluatie oefening Waterproef
De heer Van der Velde vindt het opmerkelijk dat aanvankelijk in het oefenscenario waterhoogtes waren opgenomen die te laag waren om een doorbraak van de Delflandse kust te kunnen veroorzaken. Gelukkig is dit van te voren geconstateerd, en zijn de waterhoogtes tijdig met een halve meter bijgesteld. De heer Ranner vraagt naar de extra kosten van deze oefening. Moet Delfland die zelf dragen? Hoe vaak worden dit soort oefeningen gehouden? De heer Korpel antwoordt dat de oefening Waterproef een landelijke oefening was. Delfland was dus verplicht om eraan deel te nemen, maar de oefening paste goed in het reguliere oefen- en opleidingsbeleid van de calamiteitenorganisatie. De voorbereidingen hebben wel extra tijd gekost, maar in dat verband zijn een aantal scenario's doorgelopen die nu worden geborgd, zodat die tijd ook nuttig is besteed. De extra kosten, zo die er al zijn, zullen dus relatief beperkt zijn. De voorzitter zal in het verslag nadere informatie hierover laten opnemen.' Gevraagd door de heer Diikema naar de leerpunten voor Delfland en voor de relaties met andere overheden zegt de heer Korpel, dat het voor Delfland vooral gaat om de contacten binnen de waterkolom. In die kolom zijn de contacten met het ministerie relatief beperkt, terwijl met de nieuwe wetgeving op de veiligheidsrisico's de rol van de provincies minder belangrijk wordt. In het algemeen is de communicatie binnen de waterkolom redelijk goed veriopen, maar op landelijk niveau is wel een belangrijk leerpunt naar voren gekomen inzake de beeldvorming en de gevolgen van bepaalde keuzes. De heer Canton heeft in de notitie een passage gemist over de effecten die mogelijke maatregelen op de langere termijn hebben. Wat zal het bijvoorbeeld kosten om afgezonken zeeschepen na gebruik weer boven water te halen en om vervuiling vanuit die schepen tegen te gaan? De heer Baeten antwoordt dat Delfland nu eerst nagaat of deze maatregel het gewenste effect kan hebben en wat de kosten ervan zijn. Pas dan is duidelijk of dit een reële optie is. Mevrouw Boomsma voegt eraan toe dat het vorderen van een aantal schepen zeer kostbaar is, maar als daarmee wordt voorkomen dat heel Delfland onder water loopt en gedurende een paar jaar niet meer toegankelijk is, zijn die kosten niet relevant. De heer Canton kan zich voorstellen
' De kosten gedurende de voorbereiding en het verloop van de oefening Waterproef bedragen € 7.500 voor externe advisering ten behoeve van de 'tankermaatregel'. Sinds de oefening worden er projectmatig aanvullende kosten gemaakt voor verdere uitwerking en onderbouwing van deze maatregel. Deze kosten zijn verwerkt in de BURAP
dat het punt van de kosten van het vorderen nog wel een rol kan spelen bij het kiezen van het soort schepen dat gebruikt wordt voor het afzinken. De heer Van Dam vraagt om voortaan in elk W - s t u k op te nemen van welke afdeling het afkomstig is. Hij is verheugd dat bij de oefening Delfland op een aantal punten als leidend naar voren is gekomen en dat Delfland goed voorbereid bleek te zijn. Jammer is dat gaandeweg de oefening de regio de communicatie naar zich toetrok, waardoor Delfland zich er niet altijd meer in kon herkennen. Hij hoopt dat hiervan wordt geleerd. Verder vraagt hij in hoeverre Delfland bij machte is om in geval van een calamiteit schepen, vrachtwagens en dergelijke te vorderen, of het inpakken c.q. verplaatsen van belangrijke installaties als een reële mogelijkheid wordt gezien en of de aanbeveling over een masterclass voor operationeel leiders wordt opgevolgd. Gelukkig heeft Delfland op tijd gemerkt dat het overleg met de minister van BZK en de staatssecretaris van V&W was vervroegd, maar met het oog hierop lijkt het wel goed om afspraken te maken over de mogelijkheden van videoconferentie. Tenslotte vraagt hij hoe de leermomenten nu worden opgepakt en op welke wijze de W - l e d e n op de hoogte worden gehouden. De heer Baeten zegt over het aspect van de communicatie, dat de calamiteit waarmee bij Waterproef is geoefend, van een zodanige omvang is dat daar vanuit de hele wereld aandacht voor is. Dat geeft allerlei praktische problemen, bijvoorbeeld dat er 20 straalzenderwagens voor de deur van het Gemeenlandshuis staan als daar een persconferentie wordt gegeven. Bij de oefening is gebleken dat daarvoor in de plannen nog geen oplossingen zijn gevonden. Verder was er geen rekening mee gehouden dat, toen het zwaartepunt van de communicatie eenmaal in Den Haag was komen te liggen, er ook een medewerker van Delfland ter plaatse in Den Haag aanwezig moest zijn om de iiaisonfunctie te vervullen. Daar is toen wel in voorzien, maar het is een belangrijk leerpunt voor de volgende keer. De voorzitter zal de overige punten aan de dijkgraaf doorgeven, opdat deze ze van een antwoord kan voorzien. Het stuk wordt voor kennisgeving aangenomen. 0 2 . Commissie van advies inzake de w a t e r s t a a t s w e t g e v i n g Aan mevrouw Ammerlaan antwoordt de heer Baeten. dat de uitkomsten van de evaluatie door Delfland van de huidige wetgeving binnenkort aan D&H worden voorgelegd. Naar verwachting komt dit onderwerp op 2 juli 2009 in de VV ter sprake. Het stuk wordt voor kennisgeving aangenomen. 03. Huisvestingsstrategie 2015 Omdat het onderzoeksbureau (TCN te Utrecht) zich vaak richt op PPS-constructies, vraagt de heer Ranner welke opdracht aan TCN is gegeven en welke budgettaire randvoorwaarden voor de huisvesting zijn gesteld. De voorzitter antwoordt dat, mede op aandringen van de VV in haar vorige samenstelling, aan TCN is gevraagd om een quick scan te maken van de mogelijkheden voor een meer gezamenlijke huisvesting van medewerkers en bestuur van Delfland. Aan de hand van de rapportage van TCN heeft het college recent vastgesteld dat één nieuwe huisvesting voor alie medewerkers en bestuur geen reële mogelijkheid is. Wel streeft het college naar concentratie van de huidige zes vestigingen, waarbij gedacht wordt aan meer huisvesting dichtbij het Gemeenlandshuis in panden die nu nog door de gemeente Delft worden gebruikt, maar die vrijkomen na het gereedkomen van een centrale huisvesting voor het gemeentelijk apparaat in de spoorzone. De heer Overdevest zegt dat er nog geen tijdsplanning is uitgezet voor het opstellen van een definitief huisvestingsplan. Het TCN-onderzoek moet gezien worden als een soort vooronderzoek, om duidelijk te krijgen welke mogelijkheden en alternatieven er zijn. Verder wordt nu eerst contact opgenomen met de gemeente Delft over meer huisvesting voor Delfland aan de Oude Delft. De voorzitter merkt aanvullend op, dat op een later moment uiteraard allerlei randvoorwaarden worden meegenomen. De VV wordt op de hoogte gehouden van verdere ontwikkelingen.
Desgevraagd door de heer Ranner antwoordt de voorzitter dat hij de vroegere stukken over de huisvesting, met name die over nut en noodzaak, zal laten opdiepen ten behoeve van de VV-leden, in het bijzonder de leden die voor het eerst in de W zitting hebben.^ De heer Van der Velde heeft in het TCN-rapport niets nieuws aangetroffen en de drie mogelijkheden had Delfland ook zélf kunnen opschrijven. Hij vindt dit rapport zonde van het geld. De heer Dilkema onderschrijft die kwalificatie en herinnert in dat verband aan zijn pleidooi in de vorige bestuursperiode om te komen met een visie op de huisvesting van Delfland. Gezien de uitstekende manier waarop de faculteit Bouwkunde van de TU Delft het wegvallen van de Bouwkunde-toren heeft gecompenseerd door haar intrek te nemen in het oude hoofdgebouw van de TU, doet hij de suggestie om contact met die faculteit op te nemen om tot een echt vernieuwend huisvestingsconcept te komen. Mevrouw Ruiigh voegt eraan toe dat het oude TU-hoofdgebouw over een aantal jaren weer vrijkomt, als de nieuwe huisvesting van Bouwkunde gereed is. Dat kan nog interessant zijn voor huisvesting van Delfland. De voorzitter weet dat het soms juist wel verstandig is om externe expertise in te huren om een analyse te maken van de problematiek, maar hij beaamt dat het ook niet altijd nodig is. De nu gedane suggesties zal hij inbrengen in het college. Mevrouw Ruiigh ziet nut en noodzaak vooral in betere mogelijkheden voor samenwerking tussen afdelingen. In de huidige situatie is er op dat vlak nogal veel tijdverlies, maar misschien kan een middel als videoconferencing dat gedeeltelijk tegengaan. De voorzitter neemt deze suggestie ter harte. Aan mevrouw Ammerlaan bevestigt de heer Baeten. dat intern de huidige stand van zaken rond de huisvesting is gecommuniceerd. Bovendien is er in de elektronische nieuwsbrief van Delfland van eind april 2009 aandacht aan gschonken. Mevrouw Boomsma voegt eraan toe dat dit onderwerp ook al met het management en de ondernemingsraad is besproken. De heer Canton hoopt te mogen aannemen, dat ook cultuurhistorische aspecten een rol spelen bij het maken van keuzes voor de huisvesting. De voorzitter merkt op dat die aspecten, nu al eerder is besloten om het Gemeenlandshuis in Maassluis af te stoten, alleen nog spelen bij het Gemeenlandshuis in Delft. Het college hecht juist groot belang aan een blijvende huisvesting in dat pand. De heer Van Dam verbaast zich erover dat bij dit agendapunt alleen het W - s t u k huisvestingsstrategie 2015 is voorgelegd. In de agendacommissie had de dijkgraaf immers al duidelijk gemaakt dat Delfland niet streeft naar huisvesting op één lokatie, maar blijft bij huisvesting op de historische plek in Delft. Verder vraagt hij wat het opstellen van het TCN-rapport heeft gekost. Mevrouw Ruiigh kan zich voorstellen dat bij die W - l e d e n die niet de toelichting in de agendacommissie hadden gehoord, verwarring is ontstaan over het VV-stuk, alleen al over de status ervan. De voorzitter is niet bekend met de kosten van het TCN-rapport. Daarnaast herinnert hij aan de passage in de nieuwsbrief van eind april 2009 over de huisvestingsstrategie, die geheel in lijn is met de woorden van de dijkgraaf in de agendacommissie. Bovendien heeft hij al bij het begin van de discussie over dit onderwerp aangegeven hoe het college er op dit moment over denkt. De heer P. van den Berg vindt dat er wel een onhandige procedure is gevolgd. Eerst is het standpunt in de nieuwsbrief gepresenteerd als het standpunt van Delfland, terwijl het toen alleen een collegestandpunt was. Daarna is een VV-stuk in procedure gebracht dat nog dateerde van vóór het collegestandpunt van eind april 2009. Erg logisch is dat allemaal niet. De voorzitter beaamt dat. Het was beter geweest als er bij het VV-stuk een oplegnotitie was gevoegd, waarin het standpunt van het college was verwoord. De heer Van Rossum betwijfelt of het jaartal in de kop van het W - s t u k , namelijk 2015, wel reëel is. Zouden dan al de spoortunnel en het nieuwe stadhuis van Delft in de spoorzone in gebruik kunnen zijn? De voorzitter antwoordt dat de gemeente Delft hierbij zelfs het jaar 2014 aanhoudt. Ook hij gaat daar voorlopig maar van uit. Het stuk wordt voor kennisgeving aangenomen. 04. Duurzaamheidsvraagstuk
Bedoelde stukken zijn inmiddels aan de leden van de V.V. toegezonden
De heer Canton vraagt naar aanleiding van de passage over "duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen" in de Kadernota (bladzijden 15 en 16), hoe het hier nu mee staat en welk onderscheid door Delfland wordt gemaakt tussen duurzaam inkopen en maatschappelijk verantwoord inkopen. Verder vraagt hij of bij inkoop ook wordt gelet op het aspect "imago van Delfland". Hij kan zich voorstellen dat publiek bij de W-vergaderingen wat raar opkijkt als het op alle tafels flesjes ziet staan met water dat niet gewoon uit de kraan van Delfland komt. Mevrouw Wiinants antwoordt dat begin d i t j a a r een ambtelijke regiegroep voor duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen van start is gegaan, onder leiding van adjunct directeur Nieuwenhuis. Eerst is nagegaan wat Delfland al doet op dit vlak, inmiddels wordt in de regiegroep gesproken over het uitzetten van beleidslijnen, waarbij ook omschrijvingen worden geformuleerd van de begrippen "duurzaamheid" en "maatschappelijk verantwoord ondernemen". De heer Van der Velde had uit de bewuste passage in de Kadernota opgemaakt dat de o m schrijving van die begrippen al vastligt, omdat daarin wordt gezegd dat een budgetverhoging van 3 % mogelijkheden geeft voor invulling van duurzaamheid bij inkopen en door een budgetverhoging van 6 % een start kan worden gemaakt met maatschappelijk verantwoord inkopen. Hij neemt aan dat het bij duurzaamheid vooral gaat om ecologische aspecten en dat er bij maatschappelijk verantwoord nog meer aspecten bij komen, bijvoorbeeld dat een product niet door kinderarbeid is gemaakt. Mevrouw Boomsma licht toe dat in de Kadernota nog is volstaan met een verwijzing naar de criteria van Senter Novem. De regiegroep gaat daar nader op in, toegespitst op de situatie bij Delfland. Maatschappelijk verantwoord inkopen omvat inderdaad méér dan duurzaamheid, bijvoorbeeld ook het op een bepaalde manier laten draaien van een AWZI. De heer Canton voegt daar nog een voorbeeld aan toe: het bij een "groene bank" onderbrengen van geld. Aan de heer Van der Velde die vraagt of Delfland een bureau inkoop heeft, antwoordt mevrouw Wiinants bevestigend, althans in die zin dat er bij de sector Middelen een inkoopcoördinator is die zich specifiek bezighoudt met duurzaamheid. Gevraagd door de heer P. van den Berg naar de status van de intentieverklaring om in 2010 voor 5 0 % duurzaam in te kopen, zegt mevrouw Wiinants dat het gaat om een verklaring die door de Unie is ondertekend. Delfland probeert dit doel te halen en zit daarbij in de kopgroep van alle waterschappen. De heer Ranner vraagt waar de door Senter Novem genoemde percentages van 3 en 6 % betrekking op hebben, om duidelijk te krijgen om welke bedragen het hierbij globaal gaat. Slaan ze op alle inkoop door Delfland, of alleen op bepaalde delen daarvan? Mevrouw Ruiigh gaat ervan uit dat dit ook betrekking heeft op zaken als aanleg van infrastructuur of versterking van kades. Delfland is immers ook daarover intentieverklaringen overeengekomen. De voorzitter kan nu geen bedragen noemen. Dit moet nog verder doorgerekend worden. De heer Diikema meldt dat in de commissie Watersystemen vanmorgen naar voren is gekomen, dat een aantal leden niet zo gelukkig zijn met het combineren van duurzaam inkopen en maatschappelijk verantwoord ondernemen, omdat het in feite om twee verschillende zaken gaat. Daarnaast zijn de afgelopen jaren in verband met de jaarlijkse uitreiking van een prijs van alle ministeries voor innovatie en duurzaamheid (waar hij als juryvoorzitter bij betrokken is) criteria ontwikkeld om te bepalen wat innovatief en wat duurzaam is. Hij zal die criteria aan de organisatie ter hand stellen en doet de suggestie dat de organisatie ook zelf hierover contact met de betrokken ministeries opneemt: VROM, EZ en V & W. Ook voor maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn er al kaders gemaakt door het ministerie van EZ. Mevrouw Wiinants is ai bij enkele ministeries, onder andere van LNV, en bij waterschappen nagegaan op welke manier zij omgaan met duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Afrondend merkt mevrouw Wiinants op dat het zeker de bedoeling is om de commissie van tijd tot tijd te informeren over de stand van zaken. Het stuk wordt voor kennisgeving aangenomen. 05. Stand van zaken burgerpanel
In een korte toelichting zegt de heer Baeten. dat de communicatie vanuit Delfland er uiteraard op is gericht om de doelgroepen zo goed mogelijk te bedienen. Delfland weet niet altijd even goed of dit doel ook wordt gehaald, daarom is eind verleden jaar een groep mensen gevraagd om commentaar te leveren op de toelichtende folder bij de aanslag. Dit is zo goed bevallen dat nu wordt nagedacht over het verbreden van deze aanpak tot alle communicatiemiddelen, waaronder ook advertenties in de krant en berichten op de website. In de nieuwsbrief van Delfland is hier inmiddels aandacht aan gegeven. De heer Van Dam vraagt of het burgerpanel al is samengesteld. Zo j a , op grond waarvan zijn de leden van dit panel gevraagd om mee te doen? Heeft hij verder goed begrepen dat in Op Peil ook werknemers zijn opgeroepen om zich voor dit panel aan te melden? Hij betwijfelt of dat verstandig zou zijn. De heer Baeten antwoordt dat in december 2008 bij wijze van proef een praktische werkwijze is gevolgd, door mensen te benaderen uit de omgeving van medewerkers van Delfland. In die zin is er toen ook in Op Peil over bericht. Daar zijn veel positieve reacties op gekomen. Nu het de bedoeling is om het burgerpanel meer te institutionaliseren, wordt opnieuw gekeken naar de meest gewenste samenstelling van het panel. Mevrouw Ammeriaan kan zich voorstellen dat na verloop van tijd de bemensing van het panel wisselt, om te voorkomen dat de leden zich te veel deel van Delfland gaan voelen. De heer Baeten zegt dat dit zeker zal worden afgewogen. Een mogelijkheid is ook om het panel uit een groter aantal mensen te laten bestaan en per keer een steeds wisselende groep daaruit in te schakelen. Er wordt naar gestreefd om een zo representatief mogelijke samenstelling te verkrijgen, opdat ook de adviezen zo representatief mogelijk voor Delfland zijn. De heer P. van den Berg begrijpt dat het concept van het burgerpanel nog moet worden uitgewerkt. Waarom is dan in een recente nieuwsbrief aangegeven dat mensen zich al voor dit panel kunnen opgeven? Daar was trouwens geen enkele toelichting bij opgenomen, dus het is zeer de vraag of mensen al weten wat met het panel wordt beoogd. De heer Baeten zegt dat die oproep in de nieuwsbrief voorbarig was. Hij heeft daar zijn medewerkers op aangesproken en zal ervoor zorgen dat de verdere stappen worden gezet in de juiste volgorde en met communicatie naar de commissie toe. Het stuk wordt voor kennisgeving aangenomen. 04.
Agendapunten voor advies (stukken ter besluitvorming) 02. Jaarrekening 2008, inclusief advies Rekeningcommissie
De heer Van Rossum vraagt een toelichting op de passage onderaan bladzijde 54, dat volgens Eneco achteraf is gebleken dat een deei van de afdrachten oninbaar is. Wie draagt nu uiteindelijk de kosten hiervan? Aan de hand van bladzijde 55 en bijlage 22 heeft hij becijferd dat het bij inhuur van derden op vacatureruimte gaat om 70 fte's, wat € 7 miljoen kost. Ook is er nog personeel van derden en worden bij projecten de personeelskosten van medewerkers ten laste van die projecten gebracht. Hij beseft dat een aantal vacatures moeilijk vervulbaar zijn, zodat daarvoor wel derden moeten worden ingehuurd, maar anderzijds is de formatie van Communicatie en Bestuursondersteuning in 2008 weer gegroeid van ruim 19,4 naar 25,9. Hij zou voortaan graag in de jaarrekening meer toelichting op dit soort gegevens aantreffen. Verder vraagt hij een nadere specificatie van de stortingen die in onderdeel I I van het ontwerpbesluit worden voorgesteld, vooral om na te kunnen gaan of er een juiste verdeling over de categorieën is gemaakt. Hij behoudt zich over de jaarrekening zijn stem voor. De voorzitter herinnert eraan dat Delfland met de heffing en invordering tot 2005 meeliftte met Eneco en vanaf dat moment zelf is gaan heffen en invorderen. Dat heeft de eerste jaren de nodige problemen gegeven, maar inmiddels loopt het goed. Alleen heeft Eneco pas achteraf (eind 2006, begin 2007) aan Delfland bericht dat een aantal vorderingen oninbaar zijn gebleken en dat Eneco de daarmee gemoeide bedragen, die al eerder door Eneco aan Delfland waren overgemaakt, terugvorderde. De indruk bestaat dat Eneco de hoogte van die bedragen niet correct heeft berekend en bovendien is het bedrijf hier wel erg laat mee gekomen. Dit punt is nog niet afgerond. Inderdaad lukt het lang niet altijd om vacatures te laten vervullen door medewerkers die in dienst van Delfland zijn. In veel gevallen zijn daarom externe medewerkers ingehuurd die duurder zijn dan vaste medewerkers, met als resultaat dat de personeelskosten € 3,3 miljoen
hoger zijn uitgevallen dan in de begroting was geraamd. Inmiddels gaan de gedachten van het college uit naar een werkwijze waarbij elke sector een eigen personeelsbudget krijgt, en eike sector vervolgens zelf moet zorgen dat ze daarmee uitkomt. De toename in 2008 van de formatie van Communicatie en Bestuursondersteuning is een gevolg van een besluit van de VV om de communicatiemedewerkers die werkzaam zijn voor het Project- en Ingenieursbureau, in formatieve zin onder te brengen bij Communicatie en Bestuursondersteuning. Daarmee zijn de kosten van die communicatiemedewerkers in de reguliere exploitatie gebracht, terwijl die kosten voorheen werden toegerekend aan de projecten. In de vorige bestuursperiode is naar aanleiding van een initiatiefvoorstel vanuit de VV besloten tot het instellen van egalisatiereserves per categorie, waar jaarlijks de overschotten c.q. de tekorten bij de heffingen (bijvoorbeeld als gevolg van een wijziging in de WOZ-waarden) in worden gestort en vervolgens de overschotten c.q. tekorten over een periode van v i j f j a a r ten goede komen c.q. in rekening worden gebracht aan de categorieën. Dit is een vrij complex geheel, maar de organisatie kan het goed aan. Ook in sommige andere waterschappen, o.a. Rijnland, wordt op die manier gewerkt. Onderdeel I I van het ontwerpbesluit bevat tiet formele besluit dat nodig is om deze werkwijze voor het jaar 2008 voort te zetten. De heer Van Dam maakt de Rekeningcommissie een compliment voor haar advies, in het bijzonder voor de scherp omlijnde aanbevelingen. In dat verband vraagt hij wanneer de VV het accountantsrapport zal ontvangen. Ook vraagt hij hoe het college denkt over de zorg van de Rekeningcommissie over de solvabiliteitsontwikkeling en over haar aanbeveling om te waken tegen een verdere verlaging van de solvabiliteit. Welk solvabiliteitsratio hanteert de Waterschapsbank voor Delfland? Ook voor de informatieve, duidelijke en zorgvuldig samengestelde jaarstukken maakt hij graag een compliment. Wel tekent hij aan dat de grote ramingsverschillen tussen de primaire begroting, de bijgestelde begroting en de jaarrekening de nodige problemen zouden hebben gegeven voor het verkrijgen van een goedkeurende verklaring inzake rechtmatigheid. In dat verband heeft hij zich gestoord aan de term "7,2 Voordeel" onderaan bladzijde 9, want er is alleen een voordeel in vergelijking met de bijgestelde begroting en er kunnen met recht vraagtekens-bij de juistheid van die bijstelling worden gezet. In het deel "jaarverslag naar beleidsveld" wordt maar zelden aangegeven welke voornemens niet gerealiseerd zijn, terwijl de rapportage over de voortgang van het Waterbeheerplan 20062009 toch een groot aantal zaken bevat die van 2008 naar 2009 zijn doorgeschoven. Het f i nanciële deel van de jaarstukken sluit dus niet aan bij de rapportage over de beleidsvelden en daarmee komt de functie van de jaarrekening als verantwoordingsdocument in het geding. Hij vraagt de toezegging dat de jaarstukken over 2009 op dit punt worden aangepast. Bij bladzijde 21 vraagt hij of het inderdaad de bevoegdheid van de directie is om de leidraad onteigening vast te stellen. Moet niet de VV daarover een besluit nemen? Op bladzijde 30 wordt onder "financiële risico's" gezegd dat bij de eerste fase maatregelen ABC-Polders de bodem van de schatkist in zicht komt en dat er voor de tweede fase onvoldoende financiële middelen zijn. Hij kan dit niet zien als risico's, het gaat om zekerheden. Volgens bladzijde 39 zal in 2009 niet alleen de voortgangsrapportage gemeentelijke riolering over 2008, maar ook de nog ontbrekende rapportage over 2007 worden opgesteld. Wanneer kunnen deze stukken verwacht worden? Bij het hoofdstuk bedrijfsvoering vraagt hij waarom Schieland en de Krimpenerwaard de samenwerking met Delfland in het project Oracle BPEL heeft beëindigd. Wat zijn de financiële consequenties hiervan voor Delfland?^ Het totaalbedrag aan vorderingen van Delfland is weliswaar teruggelopen van € 36 miljoen naar € 34 miljoen, maar hij vindt € 34 miljoen nog steeds hoog. Belangrijke posten daarbij zijn de vorderingen op gemeenten inzake zuiveringstechnische werken (€ 5,3 miljoen) en nog op te leggen aanslagen WVO en precario over de jaren 2005 t / m 2008 (€ 3,3 miljoen). Wat doet het college om te bereiken dat deze vorderingen sneller zullen binnenkomen? De totale overschrijding op personeelskosten ten opzichte van de begroting 2008 (circa 6%) vindt hij niet zo zorgelijk, maar zorgelijk vindt hij wel dat voor personeel van derden € 3,7 3
Het beëindigen van de samenwerking bij het project Oracle BPL heeft nauwelijks consequenties, omdat er duidelijk sprake was van aparte projecten. Er is ook geen gezamenlijk plan van aanpak opgesteld. Het projectgedeelte van Delfland is binnen het budget afgerond en kent in die zin geen financiële consequenties. De inzet van arbeidscapaciteit is door het beëindigen van de samenwerking lager uitgevallen. De samenwerking was voornamelijk gericht op het gezamenlijk optrekken en beoogde vooral leereffecten.
miljoen was begroot en de jaarrekening hiervoor een bedrag van € 10,5 miljoen aangeeft, dus een overschrijding met 178%. Mag ervan worden uitgegaan, zoals de dijkgraaf in feite al eerder heeft gesteld, dat de uitkomst in 2009 geheel anders zal zijn, nu de situatie op de arbeidsmarkt aan het veranderen is? De voorzitter verwacht inderdaad in 2009 bij de post personeel van derden een andere uitkomst, gezien het voornemen om per sector een personeelsbudget vast te stellen. Het college let erop dat gemeenten binnen een redelijke tijd de vorderingen van Delfland inzake zuiveringstechnische werken betalen. De vraag over het project Oracle BPEL zal hij in het verslag laten beantwoorden. Hij neemt aan dat het een bevoegdheid van de directie is om de leidraad onteigening vast te stellen. Het gaat hier immers om een zaak van bedrijfsvoering. Ook hem lijkt het nuttig om in het deel jaarverslag per beleidsveld op ruimere schaal aan te geven welke voornemens niet zijn gerealiseerd, waarom dat niet is gebeurd en wat de cijfermatige consequenties daarvan zijn. Hij zal dit punt in het college bespreken. Hij bevestigt dat het onderaan bladzijde 9 alleen gaat om een voordeel ten opzichte van de begroting zoals die bij de najaarsnota is bijgesteld. In dat verband zegt hij blij te zijn dat najaars- en voorjaarsnota nu zijn vervangen door bestuursrapportages en Kadernota. In zijn contacten met de Waterschapsbank heeft hij nooit iets gehoord over een solvabiliteitsratio dat deze bank zou hanteren. De heer Ranner zegt dat deze bank geen ratio hanteert voor een waterschap, omdat een waterschap een overheidsorgaan is en overheidsorganen per definitie als solvabel worden gezien. De voorzitter merkt verder op dat de VV op zichzelf een bepaalde grens voor de solvabiliteit kan vastleggen. Dat kan er toe leiden dat er, om die grens te handhaven, bezuinigd moet worden op de investeringen, of de tarieven moeten worden verhoogd. De heer Ranner zegt dat het Waarborgfonds voor de Zorg, dat leningen van zorginstellingen borgt, voor de solvabiliteit van die instellingen nu een minimumgrens van 8 % hanteert. In het algemeen hebben de instellingen overigens een solvabiliteit van circa 1 0 % . Wel vindt het Waarborgfonds dat met het oog op de grotere marktwerking in de zorg de solvabiliteit minimaal 15% moet worden, een percentage dat wordt onderschreven door enige grote accountantskantoren. Voor Delfland lijkt hem 1 0 % het minimum en 1 5 % beter, ook om te voorkomen dat de provincie kritische opmerkingen over de financiële positie van Delfland gaat maken. Daarom is het nodig om ervoor te zorgen dat in de komende periode tot 2014/2015 de tekorten niet te sterk gaan oplopen. Het jaariijkse tekort zou in die periode ruwweg nog maximaal € 10 miljoen mogen bedragen. De voorzitter wijst er hierbij op dat Delfland met een inhaalslag bezig is, mede als gevolg van onder andere nieuwe wetgeving en het Nationaal Bestuursakkoord Water en daartoe aanzienlijke investeringen heeft gedaan en ook in de komende periode nog zal doen. Inmiddels is er circa € 800 miljoen geïnvesteerd, grotendeels gefinancierd met behulp van leningen en de aflossing daarvan zal een groot aantal jaren in beslag nemen, afhankelijk van de tariefstijgingen die aanvaardbaar worden geacht. Ook de rentecomponent zal in de komende periode nog een flink beslag leggen op de begrotingsgelden. Op zichzelf is hij wel aangesproken door de gedachte om een grens voor de solvabiliteit te bepalen, maar dan zal van te voren goed moeten worden doorgerekend welke grens dat zou kunnen zijn. Aansluitend zegt mevrouw Boomsma dat het de bedoeling is om het accountantsrapport eerst nog te voorzien van een plan van aanpak voor uitvoering van de aanbevelingen van de accountant en die van de Rekeningcommissie. Gevraagd door de heer P. van den Berg hoe gedacht wordt over de aanbevelingen van zowel de accountant als de Rekeningcommissie over beheersing en voortgang van de realisatie van begrote investeringen in projecten, antwoordt de voorzitter dat al wordt gewerkt aan een systeem van frequente rapportage over de ontwikkeling van investeringen, waarin steeds per project wordt aangegeven hoe het staat met de realisatie, ook in financiële zin. Daarmee wordt dan afscheid genomen van de tot nu toe gebruikelijke werkwijze om bij de najaarsnota, dus in een laat stadium, verhoging van investeringen aan te vragen zonder dat de actuele stand van zaken bekend was. De heer Van der Velde vindt dat de eerste bladzijde van het VV-stuk op een aantal punten wel wat duidelijker geformuleerd kan worden. Zo wordt er gesproken over een "negatieve storting" en over een "bestemming ten laste van" en wordt ook gezegd dat de VV zich dient uit te spreken over de bestemming van het resultaat, terwijl dat resultaat negatief is. Daarnaast
heeft hij met enige verbazing in de jaarrekening gelezen dat in 2007 een begroting voor 2008 met een tekort is vastgesteld, namelijk van € 7,2 miljoen. Ook vindt hij het merkwaardig dat wordt voorgesteld om achteraf investeringsplannen te verhogen. De Rekeningcommissie zegt hierover dan ook, dat het juister was geweest die aanpassingen eerder aan de VV voor te leggen. De voorzitter antwoordt dat het hierbij voornamelijk gaat om de eerdere oplevering van de AWZI Houtrust. Het hiermee gemoeide bedrag was uiteraard al opgenomen in de meerjarenraming, alleen voor een later jaar. Overigens zal het, als het nieuwe systeem van frequente rapportage over de ontwikkeling van investeringen eenmaal werkt, niet meer nodig zijn om in zo'n laat stadium substantiële verhogingen van investeringsplannen voor te stellen. De heer Ranner wijst erop dat hierdoor de vraag rijst of het college eerst instemming van de VV moet vragen om een investering die in de meerjarenraming voor een bepaalde jaarschijf is opgenomen, in een éérder jaar uit te kunnen geven. Hij stelt zich voor die vraag in de Rekeningcommissie te bespreken, maar los daarvan is het op zichzelf correcter als de VV van te voren wordt geïnformeerd. De voorzitter beaamt dat graag, maar in dit geval is ook al eerder aan de VV bericht dat de AWZI Houtrust eerder zou worden opgeleverd. De heer Van der Velde vraagt vervolgens of het college de aanbevelingen van de Rekeningcommissie, die er volgens hem niet om liegen, zal overnemen. Hoe wordt de VV daarover ingelicht? Merkt ze dat pas bij de volgende jaarrekening? De voorzitter antwoordt dat de VV zo mogelijk nog vóór de komende W - b i j e e n k o m s t een schriftelijke reactie van het college krijgt op de aanbevelingen van de Rekeningcommissie. De heer Ranner denkt dat er in de W bijeenkomst op 4 juni 2009 geen decharge kan worden verleend als die reactie er dan nog niet is. De voorzitter zegt dat in de VV ook nog mondeling kan worden toegezegd dat de aanbevelingen van de Rekeningcommissie worden overgenomen. Dat lijkt hem voldoende voor de VV om decharge te verlenen. De nadere uitwerking van de aanbevelingen komt dan in een later stadium. Mevrouw Boomsma merkt aanvullend op, dat de Rekeningcommissie met haar aanbevelingen een sterke steun in de rug van de directie heeft gegeven om een forse verbeterslag door te gaan voeren. De heer Van der Velde is verder bezorgd over het grote verloop onder het personeel: in 2008 hebben 55 medewerkers Delfland verlaten. Is bekend om welke groepen het gaat? De voorzitter ervaart dat vooral jongere mensen met een goede opleiding zeer mobiel zijn en na een jaar of vijf een andere functie willen, al dan niet binnen Delfland. Dit verschijnsel is overigens bij veei overheidsorganisaties te zien. Mevrouw Boomsma zegt dat in 2008 wel een wat groter aantal vacatures kon worden vervuld dan in het jaar daarvoor. Dat neemt niet weg dat er jaarlijks altijd wel ongeveer 45 mensen bij Delfland zullen vertrekken. Daar wordt zo goed mogelijk op ingespeeld bij het wervings- en selectiebeleid en er wordt ook gezorgd voor achtervang, voor het overdragen van kennis van medewerkers die spoedig met pensioen gaan, en dergelijke Bovendien is de arbeidsmarkt inmiddels behooriijk veranderd: er is nu veel belangstelling voor de vacatures bij Delfland. Ook zijn inmiddels alle managementfuncties vervuld door vaste medewerkers. Het vergt wel veel inspanningen om goede medewerkers binnen te halen en in bepaalde sectoren, zoals handhaving, is het nog steeds nauwelijks mogelijk om die medewerkers te vinden. De heer Smits wacht het rapport van de accountant en de spoedige schriftelijke reactie van het college op de aanbevelingen van de Rekeningcommissie af. Verder zal hij graag zien dat voortaan in de Kadernota kengetallen over meerjarige ambities worden opgenomen en de VV daarna aan de hand van de kengetallen in de jaarrekening kan zien in hoeverre de ambities zijn gehaald. Hij heeft begrepen dat gemeenten (onder andere Den Haag) en andere organisaties daarmee positieve resultaten boeken. Ook kan het algemeen bestuur dan beter sturen. Is het in dat verband mogelijk om aan de hand van kengetallen een vergelijking te maken met andere waterschappen? Is het ook denkbaar dat de jaarrekening veel meer wordt gerelateerd aan de programma's in de begroting, of de portefeuillehouders? Tenslotte wijst hij nog op de snelle vlucht die digitalisering neemt, wat trouwens ook gevolgen zal hebben voor de huisvesting van Delfland. Het zou een organisatie als Delfland sieren als ze in de jaarrekening een aparte paragraaf aan digitalisering wijdt. De voorzitter zegt dat er indertijd bewust door het college voor is gekozen om de indeling van de jaarrekening niet te wijzigen, omdat dit grote consequenties voor de organisatie zou hebben. Bovendien geeft de waterschapswetgeving voorschriften voor de opzet van de rekening. Wei kan hij zich voorstellen dat voortaan elke portefeuillehouder kort de stand van zaken in zijn portefeuille aangeeft en daarbij ook meldt welke voornemens al dan niet zijn gehaald. Verder is er nog de benchmark tussen de waterschappen. Tot voor kort leverde dat niet zoveel
10
op, omdat de programma-indeling van de begroting lang niet overal dezelfde was en ook de manier van het organiseren van activiteiten uiteenliep, maar inmiddels is er wel een grotendeels eenduidige aanpak bij alle waterschappen. Verder is de Unie voornemens om de benchmark te verfijnen, waardoor beter kan worden nagegaan hoe Delfland zich positioneert ten opzichte van andere waterschappen. Het verzoek om meer te gaan werken met kengetallen zal hij in het college brengen. Hij stelt zich voor om eerst gemeenten die daar al wat langer mee werken, te vragen naar hun ervaringen en er daarna met de organisatie over te spreken. Er wordt al veel gedaan op het vlak van digitalisering. Zo zijn allerlei stukken al digitaal te raadplegen, wat ook goede mogelijkheden biedt voor deeltijdwerken en thuiswerken. Daarnaast zijn videoconferenties of telefonische conferenties soms al een uitkomst als het niet lukt om op korte termijn mensen op één vergaderplek bijeen te laten komen. De heer Diikema heeft al eerder gepleit voor het opstellen van een plan of een kader voor informatisering en automatisering binnen Delfland. Onlangs is dit punt echter van de actielijst verdwenen. Hij vraagt daarom dit punt weer op de actielijst te plaatsen. De voorzitter zal daarvoor zorgen. De heer Ranner vraagt hoe het college, dat streeft naar vermindering van de inhuur van extern personeel, denkt te voorkomen dat weer veel extern personeel wordt ingehuurd als dat nodig is voor het uitvoeren of afronden van werkzaamheden. Verder wijst hij erop dat het waterplan van de provincie al bijna twee pagina's met kengetallen bevat, waar de waterschappen kennelijk op getoetst zullen worden. Hij raadt het college dan ook aan deze pagina's te raadplegen en er gebruik van te maken. Hierna zegt hij dat hij bij het lezen van de Kadernota een aantal "lijken uit de kast" heeft aangetroffen: grondwaterdossier. Waterkader Haaglanden, afwikkeling Reconstructie MiddenDelfland, overname hoofdwatergang Vlaardingen en kadeverbeteringen. In de jaarrekening wordt daar op bladzijde 30 nog aan toegevoegd, dat er onvoldoende financiële middelen beschikbaar zijn voor ABC-Polders. De budgettaire risico's voor Delfland zijn volgens hem dan ook zodanig groot, dat betwijfeld moet worden of de reserves voldoende zijn voor het opvangen van toekomstige tegenvallers, zoals onderaan bladzijde 149 wordt gesteld. Als de reserves inderdaad onvoldoende zijn, geeft dat ook een probleem voor de solvabiliteit van Delfland. Hij dringt erop aan dat het college zich hier serieus over buigt en nagaat hoe de risico's geïnventariseerd, gemonitord en geminimaliseerd kunnen worden. Dat vraagt een andere benadering van risicomanagement. De voorzitter wijst erop dat er altijd risico's zullen bestaan. Soms kan de omvang ervan worden geschat of is bekend wanneer ze zich kunnen voordoen, maar soms is dat ook niet het geval. Verder zegt hij dat binnen het college is afgesproken dat nieuwe zaken die voortvloeien uit bijvoorbeeld het coalitieakkoord of elementen uit de Kadernota, niet verstorend mogen werken op het investeringsniveau van gemiddeld € 95 miljoen en de nu geplande tariefstijgingen. Als voor die nieuwe zaken extra investeringen nodig zijn, zal er dus geprioriteerd moeten worden, eerst binnen de betrokken portefeuille en daarna zo nodig op collegeniveau. Dat kan inhouden dat een aantal projecten waartoe al is besloten, alsnog getemporiseerd worden of voorlopig komen te vervallen. Met het oog hierop is zijn stelling, dat het meerjarenperspectief wel degelijk beheersbaar blijft. Aansluitend beaamt hij dat de risicoparagraaf in de jaarrekening nog beperkt is, maar dat er in de Kadernota al veel meer aandacht aan de risico's is gegeven, op basis van navraag binnen de organisatie. Mevrouw Ruiigh is het in dit verband met de heer Ranner eens, dat er een andere strategie moet komen. In de Kadernota wordt op een voor haar niet te volgen manier onderscheid gemaakt tussen nieuwe ontwikkelingen en risico's en ontbreken ook zaken die in de jaarrekening wél als risico worden genoemd. Bovendien wordt er in de Kadernota niet ingezet op een strategie ter beheersing van risico's, bijvoorbeeld door maatregelen te nemen die de risico's mitigeren, of maatregelen voor te bereiden die zo nodig kunnen worden ingezet als zich daadwerkelijk risico's voordoen. Het tegendeel lijkt zelfs het geval, want één van de uitgangspunten is het accepteren van grotere risico's. Gedurende lange tijd is hier binnen Delfland nauwelijks aandacht aan gegeven en het zou te betreuren zijn als dit ook zou gelden voor de komende jaren. Aansluitend wijst de heer Diikema erop dat het in het algemeen niet zeker is dat het jaariijkse investeringsbudget van € 95 miljoen ook in het geplande jaar wordt uitgegeven. Voor een groot deel zal dat zeker of vrijwel zeker zijn, maar voor een beperkt deel zal dat niet gelden. Bovendien is er het risico van overschrijdingen. In die benadering komt de € 95 miljoen in een
11
ander licht te staan. Mevrouw Boomsma licht toe dat het er voor de VV vooral om gaat dat vanuit de programma's de doelen goed worden geformuleerd en vanuit de doelen weer de investeringsprojecten, waarna de organisatie de projecten verfijnd zal moeten managen. In dat geheel zal er ook een nota over risico's, reserves en voorzieningen moeten komen, want het is inderdaad nodig dat management en medewerkers op een andere manier naar risico's gaan kijken. Daarnaar gevraagd door de heer Dijkema licht de voorzitter bij de vertrouwelijke bijlage 2 toe, dat de uitkomst van de mutaties bij de stelpost "boezem/polderkade en grond" in 2008 positief was en dat die positieve uitkomst nu weer wordt toegevoegd aan deze stelpost. Datzelfde geldt voor de beide andere stelposten in deze bijlage: nog uit te voeren werkzaamheden ABC Delfiand en maatregelen ABC Polders. Overigens streeft hij ernaar dat er niet meer wordt gewerkt met stelposten, want die wekken alleen maar verwarring. Bovendien worden de ramingen voor projecten steeds nauwkeuriger, onder andere door het werken met voorbereidingskredieten, zodat het steeds minder nodig is om met stelposten te werken. Vervolgens wijst hij er nog op dat in een aantal gevallen pas achteraf naar voren is gekomen dat het indertijd aangevraagde investeringskrediet niet voldoende was. Op zichzelf hadden deze gevallen eerder gemeld moeten worden door de organisatie. Er is in de investeringsplanning wel een methodiek om dit soort "lijken uit de kast" zoveel mogelijk tegen te gaan: het hanteren van een opslagfactor voor onzekerheid (bijvoorbeeld over het in de grond zitten van kabels en leidingen) en het gebruik van het algemene voorbereidingskrediet, waardoor er al van te voren onderzoek kan worden gedaan naar sommige mogelijke risico's, zoals bodemvervuiling. De commissie adviseert overeenkomstig het voorstel te besluiten, met inachtneming van de gedane toezeggingen. 04. Kadernota 2010-2014 De heer P. van den Berg constateert dat in dit stuk een aantal ontwikkelingen worden geschetst die naar verwachting in financiële zin een substantieel negatief effect hebben. Dat betekent dat de huidige meerjarenraming bijgesteld zal moeten worden, waarbij hij drie mogelijkheden ziet: tarieven extra verhogen, putten uit reserves, en projecten temporiseren of niet uitvoeren. De eerste mogelijkheid staat hij niet voor in de huidige (recessie) tijd. Bovendien is de afgesproken tariefstijging in de komende jaren al hoog, waardoor waarschijnlijk ook in toenemende mate een beroep op de kwijtscheldingsregeling zal worden gedaan. Putten uit reserves lijkt hem geen reële optie, nu deze op basis van de huidige meerjarenraming al in enkele j a r e n tot het minimum worden afgebouwd en er al vragen leven over de omvang van het weerstandsvermogen. Dan resteert als enige mogelijkheid temporiseren of schrappen van projecten of andersoortige uitgaven. De heer Canton ziet nog een vierde mogelijkheid: geld binnenhalen van andere overheden als zij taken aan Delfland overdragen. De heer P. van den Berg gaat ervan uit dat die mogelijkheid al volledig wordt benut, en dat daarmee al rekening wordt gehouden in de Kadernota. De enige mogelijkheid blijft dus t e m poriseren of schrappen van uitgaven, maar de fractie Bedrijfsgebouwd acht zich niet in staat om zelf aan te geven welke uitgaven daarvoor in aanmerking zouden komen. Zij vraagt daarom het college om hierover met een voorstel aan de VV te komen. De voorzitter zegt dat ook het college wil inzetten op herprioritering van bestaande activiteiten. Het is de bedoeling om in dat verband een nadere uitwerking te geven aan de financiële consequenties van hetgeen in de Kadernota is aangegeven en die vervolgens te verwerken in jaarbegroting en meerjarenbegroting. De heer Ranner begrijpt niet goed waarom op bladzijde 6 als vierde uitgangspunt is genoemd: het kwalitatief benoemen van de risico's van nieuwe ontwikkelingen. Zoiets past niet in begrotingsstukken? Verder kan hij zich niet voorstellen dat de VV bereid zou zijn om grotere risico's te accepteren, zoals in het zevende uitgangspunt wordt voorgesteld. Het eerste uitgangspunt ziet hij wel als een realistische optie, terwijl het tweede en derde uitgangspunt alleen bestaand beleid beschrijven en het vijfde uitgangspunt vrij algemeen door overheden wordt toegepast in het kader van zorgvuidig budgetbeheer. Wat in het zesde uitgangspunt wordt genoemd, heeft het bestuur inderdaad nodig. In dat verband vraagt hij om gevoeligheidsanalyses voor de belastingontvangsten en de rente-ontwikkeling. Delfland moet immers jaarlijks
12
veei geld lenen en nu is er historisch gezien in Nederiand een laag renteniveau, zodat voor de komende periode een hoger niveau moet worden verwacht. In de verdringingsreeks op bladzijde 6 kan hij zich grotendeels vinden, maar hij stelt wel voor om na de tweede prioriteit nog een nieuwe prioriteit in te voegen, luidende "de overige taken die behoren tot de kerntaken van het waterschap". De kerntaken van het waterschap horen immers wei uitgevoerd te worden. De voorzitter antwoordt dat niemand met zekerheid voorspellingen kan doen over het renteniveau en dat mede daarom het college een renteschommelfonds wii invoeren. Verder lijkt het hem niet al te moeilijk om aan te geven wat bij verschillende rentestanden de rentecomponent wordt in de totale exploitatie van Delfiand en welke druk dat geeft op de exploitatie. Datzelfde kan worden gedaan met de belastingopbrengsten. De heer Smits sluit zich in hoofdlijnen aan bij de al gemaakte opmerkingen vanuit de commissie. De Kadernota is een interessant stuk, maar is nog lang niet volmaakt. Ook vindt hij dat de Kadernota in ieder geval tweemaal per jaar (bij de jaarrekening en bij de begroting) op tafel zal moeten liggen, en dan van te voren geactualiseerd moet worden. De aanname in hoofdstuk 4 dat de inflatie in 2009 en 2010 hooguit 2 % zal zijn, lijkt hem volstrekt onrealistisch, nu vrijwel alle lidstaten van de Europese Unie begrotingstekorten hebben van 6 tot 9 % . Ook op andere punten zijn wel heel optimistische schattingen gemaakt. Zeker op middellange termijn is het goed om conservatief te ramen. In het vijfde hoofdstuk worden veel projecten genoemd waar de nodige vraagtekens bij gezet kunnen worden. Om daar verder mee te kunnen gaan, zal eerst de administratieve organisatie volledig op orde moeten zijn gebracht. De accountant zegt in zijn rapport ook niet voor niets, dat de financiële en administratieve ondersteuning de komende jaren topprestaties zal moeten leveren. Ziet het ernaar uit dat dit lukt? De voorzitter is het er geheel mee eens dat eerst de administratieve organisatie volledig op orde moet zijn gebracht. Daar wordt de hoogste prioriteit aan gegeven. Op dit moment ligt de inflatie rond de 2 % , zeif gaat hij ervan uit dat de inflatie in de loop van het jaar nog lager zai worden. Over de inflatie in de jaren daarna lopen de meningen sterk uiteen. In de Kadernota is als vertrekpunt 2 % gekozen, maar op zichzelf zou het mogelijk zijn om 3 of 4 % te kiezen. Anderzijds kan de inflatie ook dalen, in sommige EU-landen tendeert die zelfs al naar nul. De heer Ranner suggereert om uit te gaan van de ramingen van het Centraal Planbureau voor de middellange termijn. De voorzitter acht ook dat mogelijk. Het lijkt in ieder geval goed om de inflatieverwachting regelmatig bij te stellen. Los daarvan moet er nu een vertrekpunt worden gekozen voor de kostenontwikkeling, in dat verband kiest het college onder meer voor een inflatie van hooguit 2 % en voor een loonkostenstijging van minder dan 3%. Valt de kostenontwikkeling mee, dan komt weer aan de orde waarvoor de dan ontstane ruimte ingezet kan worden. De heer Van der Velde begint zich nu af te vragen of het hier gaat om een stuk van het algemeen bestuur, of van het college van D&H. De voorzitter antwoordt dat het gaat om een voorstel van het college aan de VV. Het staat de VV vrij om een ander vertrekpunt te kiezen, maar dat zou dan wel beargumenteerd moeten worden. De heer Diikema meldt dat vanmorgen in de commissie Watersystemen de suggestie is gedaan om een splitsing aan te brengen tussen de hoofdstukken 1 tot en met 4 enerzijds en hoofdstuk 5 anderzijds, omdat die twee delen van de Kadernota een sterk verschillend karakter hebben. De VV zou dan kunnen meegaan met het eerste deel, maar op dit moment nog niet met het tweede. Dat sluit ook aan bij de vraag van de fractie Bedrijfsgebouwd dat het college een voorstel doet voor uitgaven die getemporiseerd of geschrapt zouden kunnen worden. Mevrouw Ruiigh heeft moeite met de manier waarop in de Kadernota de term "risico" wordt gebruikt. Ook nieuwe ontwikkelingen waarvoor best kaders gesteld kunnen worden, worden immers beschouwd als een risico, terwijl zij bij de term "risico" denkt aan iets dat onzeker is en dat plotseling kan optreden. Zo is het maximale risico bij het Keringhuis vrij groot, maar de W kan daar een kader voor stellen, waarna het college daarbinnen ruimte heeft om beleid te maken en uitgaven te doen. Ook kan zij zich bij bijvoorbeeld de post effectievere communicatie (bladzijde 15) voorstellen dat het college nog niet precies weet hoeveel geld daarvoor uitgetrokken moet worden, maar het college al wél een minimumbedrag kan noemen en kan aangeven dat het er bijvoorbeeld 2 of 3 fte's voor wii inzetten. De voorzitter antwoordt dat het college zich nu nog heeft moeten beperken tot de vraag aan de organisatie om aan te geven, over welke aspecten op korte en langere termijn bij begro-
13
ting en meerjarenraming besluitvorming zou moeten plaatsvinden en wat daar de financiële consequenties van zijn. Daarmee wordt de VV een eerste inzicht gegeven in de zaken die de komende periode aan bod zullen moeten komen. Daarnaast werkt het college door om ervoor te zorgen dat op het geëigende moment ook voldoende informatie voor de VV beschikbaar is om besluiten te kunnen nemen. Op zichzelf zouden er ook nu al voor een aantal zaken financiële consequenties en een tijdpad kunnen worden aangegeven, maar het college heeft daarvan afgezien omdat de punten dan onvergelijkbaar worden. Bovendien kan het noemen van concrete bedragen soms de onderhandelingspositie van Delfland schaden. De heer Ranner vraagt zich af hoe het college van de VV kan vragen om een afweging te maken, als in de Kadernota alleen maar enkele kleurtjes worden gebruikt om zeer globaal mogelijke financiële consequenties te duiden. Hij vindt dat het college de ramingen die het nu al kan maken, ook nu al aan de VV zou moeten presenteren. Mevrouw Boomsma heeft begrepen dat de VV het eens is met de uitgangspunten over het niet verder verhogen van de tarieven en het niet putten uit de reserves. Er zai dus binnen het college een goed voorbereide prioriteringsdiscussie gevoerd moeten worden en daarna worden de collegevoorstellen vastgelegd in de begrotingsstukken en daarbij uiteraard voorzien van ramingen over benodigde financiën, tijdpad en dergelijke. De heer Ranner maakt hieruit op dat het college in feite alleen instemming vraagt van de VV voor de uitgangspunten in hoofdstuk 3. De rest van de Kadernota zou de VV dan alleen ter kennisname voorgelegd krijgen. Aansluitend herinnert mevrouw Ruiigh nog aan de suggestie in de commissie Waterketen en Waterkeringen om uitgangspunt 7 anders te formuleren. Ook zegt zij dat er volgens haar in de begroting 2009 al een bedrag van circa € 1 miljoen is opgenomen voor de afrekening van de Reconstructie Midden-Delfland, maar tot nu toe heeft zij geen gelegenheid gehad om dat na te zoeken.'' Ook de heer Van Rossum vindt het niet altijd even duidelijk wat als een risico wordt gezien. De overname van de hoofdwatergang Vlaardingen is in ieder geval wel een groot risico gebleken, bij komende overnames kan zich opnieuw zo'n risico voordoen. Een risico is er eveneens bij de DSM-grondwateronttrekking. De overheden gaan daarvoor betalen, maar Delfland is één van die overheden en het is niet duidelijk hoeveel dat wordt. Verder is hij het ermee eens dat de VV alieen het eerste deel van de Kadernota zou moeten vaststellen. De heer Van Dam onderschrijft dat het bij de Kadernota nog om een leerproces gaat. Hij gaat graag mee in dat proces. Verder vindt hij dat de VV de Kadernota alleen voor kennisgeving zou moeten aannemen. Instemmen met die nota kan de VV niet, want voor veel zaken kan de VV nog geen kader aan het college meegeven. Aan de uitgangspunten op bladzijde 6 zou hij willen toevoegen, dat investeringen sober en doelmatig worden uitgevoerd. Op zichzelf is hij voorstander van innovatieve programma's, waarvan er in hoofdstuk 5 een aantal wordt genoemd, maar gezien de financiële situatie van Delfland pleit hij er ook voor om daarin terughoudend te zijn en geen grote financiële verplichtingen aan te gaan. Ook andere organisaties, zoals Deltares en Novem, kunnen innovatieve programma's verder uitwerken. Hij vindt het vreemd dat vervallen leidingen in Den Haag (bladzijde 13 bovenaan) al worden geconserveerd terwijl er nog geen afspraken met de gemeente zijn gemaakt over nieuwe bestemmingen voor de leidingen. Ook begrijpt hij niet goed waarom een stijging van het tarief de consequentie moet zijn van een fusie van DRSH met HVC (eveneens bladzijde 13). Waarom zou Delfland hier dan aan meewerken? De voorzitter antwoordt dat het college over die fusie nog geen standpunt heeft ingenomen, omdat het nader wil kijken naar de voor- en nadelen ervan. Als het al komt tot een voorstel voor fusie, is het aan de VV om hierover een besluit te nemen. Verder wordt er geen definitief besluit over de vervallen leidingen in Den Haag genomen voordat duidelijk is, of er over een andere bestemming voor deze leidingen met Den Haag overeenstemming kan worden bereikt. Tot die tijd is het echter wel noodzakelijk om de leidingen te conserveren, om verdere verslechtering te voorkomen. Vanuit de maatschappij, de rijksoverheid en de Tweede Kamer is er veel aandacht voor de vraag hoe waterschappen met innovatie omgaan. Waterschappen kunnen zich dan ook niet onttrekken aan het kijken naar innovatieve mogelijkheden, waarmee trouwens vaak niet alleen een besparing van kosten wordt bereikt, maar ook duurzamer wordt geopereerd. Dit gebeurt nu voornamelijk in Unie-verband, maar hij sluit niet uit dat Delfland zelf een zekere be-
'Voor de Reconstructie Midden Delfland is geen bedrag in de begroting opgenomen.
14
trokkenheid op dit vlak toont. Dat hoeft niet altijd door zelf innovaties te ontwikkelen, het kan ook door ervaringen van elders te gebruiken om zaken op een andere manier te gaan uitvoeren dan gebruikelijk was. De heer Van Dam is het eens met deze insteek, maar waarschuwt wel voor mogelijke grote financiëie risico's. De heer Canton steunt het voorstel om aan de uitgangspunten toe te voegen, dat investeringen sober en doelmatig worden uitgevoerd. Ook is hij het ermee eens dat het grootste deel van de Kadernota alleen ter informatie aan de W voorgelegd zou moeten worden. Bij de passage over muskusrattenbestrijding (bladzijde 10) zegt hij begrepen te hebben, dat de waterschappen maar een beperkt aantal jaren zouden uitkomen met de afkoopsom voor de muskusrattenbestrijding. Daarnaast wijst hij erop dat diverse provincies proeven willen doen met een andere manier van bestrijding van muskusratten. Groningen probeert al enige tijd om die op te starten, wat tot nu toe nog niet lukt, omdat bij een andere manier van bestrijding zou kunnen gelden dat de provincie niet langer een wettelijke verplichting volledig uitvoert. Verder hebben Limburg en Zuid-Holland laten weten eventueel wel mee te willen doen. De bedoeling is om hiermee ook inzicht te krijgen in de kosten van de schade door waterwoelers, en de kosten van bestrijding van deze dieren. De voorzitter kent niet de mogelijke afkoopsom waarover nu wordt onderhandeld. Verder is het nuttig te horen dat provincies proeven willen doen, omdat daarmee dan rekening kan worden gehouden. In reactie op de opmerking van de heer Van der Velde dat hij in de Kadernota het coalitieakkoord heeft gemist, verwijst de voorzitter onder andere naar de zin halverwege 3, waarin staat dat het coalitieakkoord uitgangspunt is. Mevrouw Boomsma voegt eraan toe dat in elke rapportage aangegeven zal worden, hoe het staat met de uitvoering van het coalitieakkoord. Gevraagd door de heer Van der Velde naar de stand van zaken bij het innen van vorderingen bij dubieuze debiteuren antwoordt de voorzitter, dat het bureau belastingen veel energie heeft gestoken in verbetering van de incasso-procedure, waarbij nu ook met deurwaarders wordt gewerkt. In een aantal gevallen, bijvoorbeeld faillissement van een bedrijf, is het echter v r i j wel altijd onmogelijk om alsnog de vordering van Delfland betaald te krijgen. Hierna pleit de heer Van der Velde ervoor om duurzaamheid als uitgangspunt op te nemen op bladzijde 6, opdat dit aspect meeweegt in de prioriteitstelling. Verder heeft hij tot zijn verbazing uit de Kadernota begrepen dat er voor bruggen en andere kunstwerken kennelijk geen beheerplannen zijn, waarin het onderhoud van die kunstwerken is geregeld. Daarnaast neemt hij aan dat in volgende kadernota's niet meer steeds apart de portefeuillehouder zal worden vermeld, zoals nu bij alle onderwerpen van hoofdstuk 5 is gedaan. Anders zal volgens hem bij "Duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen" de naam van mevrouw Ter Woorst moeten worden vermeld, niet die van de dijkgraaf. De voorzitter heeft hier bij de bespreking in het college geen opmerkingen gehoord, maar hij zal dit punt terugbrengen in het college. De heer Ranner raadt het college om het staatje op bladzijde 18, met diverse kleuren, niet meer in de Kadernota op te nemen. In de nota zijn bij de programma's soms risico's benoemd, in een aantal gevallen mét bedragen, maar in andere gevallen ook weer niet. Verder zijn soms investeringen benoemd als exploitatieuitgaven. De uitkomsten in het staatje op bladzijde 18 zijn dan ook sterk afhankelijk van de veronderstellingen die de organisatie zelf heeft gehanteerd. De heer Diikema doet de suggestie om de toelichting op bladzijde 1 van het VV-stuk nader te bekijken, vooral waar het gaat om de passage "In de kadernota kan het algemeen bestuur zijn prioriteiten aangeven". Daarnaast vraagt hij of hij goed heeft begrepen dat de VV straks waarschijnlijk alleen wordt gevraagd om de uitgangspunten vast te stellen, en op een later moment te horen krijgt wat de consequenties zijn voor de meerjarenraming van de overige zaken die in de Kadernota worden genoemd, in het bijzonder die in hoofdstuk 5. Mevrouw Boomsma bevestigt dat. Zij neemt aan dat daar een informatieve VV voor wordt belegd. Hierna wijst de heer Dijkema er nog op dat in de paragrafen 5.8 en 5.9 een aantal ontwikkelingen op het vlak van informatisering en digitalisering worden genoemd. Dat onderstreept alleen maar de noodzaak om een coherente visie hiervoor op te stellen. Ook vraagt hij bij onderdeel 5 van paragraaf 5.8 (Effectievere communicatie) hoeveel medewerkers zich inmiddels met communicatie bezighouden en of dit onderdeel het risico in zich heeft dat er straks
15
nóg meer communicatiemedewerkers zijn. De heer Baeten licht toe dat het bij dit onderdeel gaat om het effectiever maken van de communicatie, opdat de doelgroepen beter worden bereikt. Dit betekent onder andere het meer inzetten van interactieve middelen. Hiermee wordt aangesloten bij een passage in het coalitieakkoord. Kort na de zomer kan een notitie hierover worden verwacht. Als de opgave op dit vlak door het college is vastgesteld, wordt vervolgens bezien hoeveel fte voor het uitvoeren daarvan nodig zijn. Op dit moment werken er 16 mensen bij Communicatie, met inbegrip van de medewerkers die vroeger bij onder andere PIB communicatie-activiteiten verzorgden. De commissie adviseert overeenkomstig het voorstel te besluiten, met inachtneming van de gedane toezeggingen. 03. Verordening tegemoetkoming ziektekostenverzekering en kosten voor scholing De commissie adviseert overeenkomstig het voorstel te besluiten. 05. Emissiereductie gewasbeschermingsmiddelen Afgesproken wordt, gezien het late uur, om dit punt te bespreken in de volgende vergadering van de commissie Bestuur, Organisatie en Bedrijfsvoering en aan portefeuillehouder mevrouw Ter Woorst te vragen dit stuk ook voor de commissie Watersystemen en eventueel voor een informatieve VV te agenderen. 05.
Rondvraag en sluiting
Daarnaar gevraagd door mevrouw Ammeriaan bevestigt de voorzitter dat de de VV-leden kennis kunnen nemen van Unie voorstellen die over de kostentoedeling handelen. Verder is de heer Verbeek doende om met een groepje mensen een voorstel te maken, waarbij er ook contacten met onder andere Kamerieden zijn. De bedoeling is om ook hierover, in overieg met de heer Verbeek, te zijner tijd de W-leden te informeren. Hierna sluit de voorzitter om 17.45 uur de vergadering. Aldus vastgesteld in de vergadering van de commissie Bestuur, Organisatie en Bedrijfsvoering van l ó j u n i 2009. de Voorzitter,