Hoogheemraadschap van Delfland
NOTA TREASURYBELEID
Versie: Datum:
1.0 25 november 2008
Nota Treasurybeleid
1
Hoogheemraadschap van Delfland
INHOUDSOPGAVE 1
Inleiding
3
2
Rapportages
3
3
Liquiditeitsprognoses
4
4
Uitgangspunten financiering
4
5
Geldleningen
5
6
Kasbeheer
6
7
Kredietfaciliteit Nederlandse Waterschapsbank
7
8
Rentevisie
8
9
Risicobeheer
8
10
Beleggingen
8
Nota Treasurybeleid
2
Hoogheemraadschap van Delfland 1.
Inleiding
De uitgaven en inkomsten van het waterschap lopen niet synchroon in de tijd. Het waterschap moet soms geld lenen om tijdig betalingen te kunnen verrichten, soms heeft ze (tijdelijke) overtollige liquide middelen. Ook moeten investeringen gefinancierd worden; in korte tijd worden uitgaven gedaan die pas over een veel langere (afschrijvings)periode in de begroting zijn opgenomen. Doel van het financierings- c.q. treasurybeleid is om de (rente)kosten die samenhangen met dit financieren zo laag mogelijk te houden, de renteopbrengsten zo hoog mogelijk te doen zijn en daarbij zo weinig mogelijk risico’s te lopen. Op 1 januari 2001 is de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido) in werking getreden. In deze wet zijn de kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. De uitgangspunten op het gebied van het financieringsbeleid zijn vastgelegd in een Treasurystatuut, welke door de Verenigde Vergadering is vastgesteld op 25 april 2002. Op 9 oktober 2008 is het Treasurystatuut laatstelijk gewijzigd. In het Treasurystatuut zijn de doelstellingen voor Delfland vastgelegd, welke onverkort van toepassing blijven. Hierin zijn eveneens opgenomen de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties, de bijbehorende informatievoorziening en de richtlijnen voor de limieten voor de korte en lange financieringsmiddelen. De uitwerking hiervan is vastgelegd in het zogenaamde Treasury protocol Delfland. Naast het Treasurystatuut dient, op grond van de Wet Fido, in zowel de begroting als de jaarrekening een financieringsparagraaf te worden opgenomen. Dit vormt een belangrijk instrument voor het sturen en beheersen van, verantwoorden over en toezicht houden op de financieringsactiviteiten van Delfland. In de VV van 9 oktober 2008 is de Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie Hoogheemraadschap van Delfland (VBV) vastgesteld. In artikel 11 en 15 van de VBV is bepaald dat het college van D&H voorstellen doet aan de VV die zijn gericht op een volledig en actueel beleid van het waterschap ten aanzien van financiering. Dit heeft geresulteerd in deze Nota Treasurybeleid. 2.
Rapportages
In de jaarlijkse begroting is een financieringsparagraaf opgenomen waarin uiteengezet wordt hoe het treasurybeleid in het begrotingsjaar vorm gegeven zal gaan worden. In de paragraaf zal o.a. op de volgende onderwerpen worden ingegaan (artikel 15 Treasurystatuut): - interne en externe ontwikkelingen (wetgeving, geld- en kapitaalmarkt etc.) - vermogensbehoefteplanning - leningenportefeuille - kasgeldlimiet - renterisiconorm - liquiditeitsprognose - visie op de renteontwikkeling - risicobeheer Gedurende het jaar zal in de bestuursrapportages worden gerapporteerd (artikel 16 Treasurystatuut) over de realisatie van het treasurybeleid, waarbij tevens een verschillenanalyse zal worden gemaakt. Bij de tussentijdse rapportages zal ook ingegaan worden op ontwikkelingen van de onderwerpen die in de treasuryparagraaf van de begroting zijn opgenomen.
Nota Treasurybeleid
3
Hoogheemraadschap van Delfland Bij afsluiting van het boekjaar zal in de jaarrekening in de financieringsparagraaf verantwoording worden afgelegd over het treasurybeleid van het afgelopen jaar (artikel 17 Treasurystatuut). Alle onderwerpen zullen daarbij weer de revue passeren. De verschillenanalyse maakt ook onderdeel uit van de verantwoording bij de jaarrekening. 3.
Liquiditeitsprognose
Delfland ziet de komende jaren omvangrijke investeringen op zich af komen. Om het financieringsbeleid hierop af te kunnen stemmen bestaat de behoefte om de (verwachte) toekomstige financieringsbehoefte in kaart te brengen door middel van een meerjarige liquiditeitsprognose. Met behulp van een dergelijke prognose krijgt Delfland meer grip op de kasstromen en de daarmee samenhangende risico’s, terwijl tevens een betere beheersing van de financiële positie en de renterisico’s mogelijk wordt. Jaarlijks wordt voor het vervaardigen van de begroting een liquiditeitsprognose opgesteld (artikel 2 Treasurystatuut). Deze prognose geeft inzicht in de financieringsbehoefte van het komende jaar. Het opstellen van de liquiditeitsprognose is een proces dat continu aandacht en actualisatie vereist. De prognose van de uitgaven en inkomsten voor het begrotingsjaar geschiedt op maandelijkse basis. Dit betekent tevens dat maandelijks actualisatie plaatsvindt en dat maandelijks verschillen worden geanalyseerd. Rapportage vindt plaats bij de bestuursrapportages. De liquiditeitsplanning voor de meerjarenbegroting wordt ook continu geactualiseerd. Deze prognose zal –gelet op de grotere onzekerheid van de planning- op jaarbasis worden bijgehouden. Het streven is om te komen tot een planning voor het tweede jaar van de meerjarenbegroting op kwartaalbasis. Om te bewerkstelligen dat er een betrouwbare meerjarige liquiditeitsprognose komt, dient zowel van ontwikkelingen van de investeringsplannen als van de reguliere exploitatie een goede financiële planning te worden opgesteld. Dit betekent dat elke investeringsaanvraag dient te zijn voorzien van een voorcalculatie, waarbij tevens een planning dient te worden verstrekt van het uitgaven- en inkomstenpatroon (subsidies). Aangezien de uiteindelijke financieringsbehoefte vooral wordt bepaald door het tempo waarin voorgenomen investeringen worden gerealiseerd wordt de liquiditeitsprognose maandelijks geoptimaliseerd. De betrouwbaarheid van de liquiditeitsprognose is echter ook sterk afhankelijk van het uitgaven- en inkomstenpatroon van de reguliere exploitatie. Met name de belastinginkomsten spelen hierin een prominente rol. Aan een verdere verfijning van het in kaart brengen van de exploitatieuitgaven en –inkomsten zal aandacht worden besteed. 4.
Uitgangspunten financiering
Het treasurybeleid van het Hoogheemraadschap van Delfland heeft als voornaamste doelstelling het beheersen van financiële risico’s en het minimaliseren van de rentekosten van de aangetrokken of nog aan te trekken financiële middelen (artikel 3 Treasurystatuut). Voor het aantrekken van financiële middelen geldt dat matching het uitgangspunt is. Dit houdt in dat zoveel mogelijk vaste activa gefinancierd wordt met langlopende middelen en vlottende activa met kortlopende middelen. Bij de financieringsactiviteiten zal, teneinde te voorzien in de vermogensbehoefte, zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van kort geld. Hierbij kan gedacht worden aan rekeningcourantkrediet en kas- of daggeldleningen. De reden om juist op deze wijze te financieren is gelegen in het feit dat de te betalen rente voor kort geld over het algemeen lager is dan die voor lang geld. Bovendien kunnen fluctuaties zorgen voor een situatie met een overschot aan
Nota Treasurybeleid
4
Hoogheemraadschap van Delfland liquide middelen. Het maximum dat op deze wijze gefinancierd mag worden, wordt gevormd door de kasgeldlimiet. Deze kasgeldlimiet is gelimiteerd tot 23% van het bedrag van de begroting. Wanneer er bij optimale benutting van de kasgeldlimiet nog niet volledig in de vermogensbehoefte is voorzien, resteert de mogelijkheid tot het aantrekken van lang geld. Indien aannemelijk kan worden gemaakt dat dit tekort aan financieringsmiddelen van tijdelijke aard is, kan en zal bij de provincie (voor één of meerdere kwartalen) ontheffing worden gevraagd zodat nog niet tot het aantrekken van een langlopende geldlening hoeft te worden overgegaan. Wanneer toch blijkt dat een langlopende geldlening aangetrokken dient te worden, zal de meerjarige liquiditeitsplanning in ogenschouw worden genomen om te voorkomen dat Delfland (tijdelijk) overliquide zal geraken. Overigens heeft Delfland niet de intentie de kasgeldlimiet maximaal te benutten. Er wordt continu gestreefd naar een saldo van maximaal 15 miljoen euro negatief, omdat er sprake is van een structurele behoefte aan vreemd vermogen, waardoor het renterisico op kortlopende financiering groter wordt. Op het moment dat duidelijk is welk bedrag structureel benodigd is als financieringsmiddel zal omzetting plaatsvinden naar langlopende geldleningen. Mocht op basis van de liquiditeitsprognose blijken dat in de toekomst op enig moment geld aangetrokken moet gaan worden dan kan wél voorafgaand aan dat moment reeds een positie ingenomen worden, indien blijkt dat de marktrente lager is dan de omslagrente waarmee is gerekend in de beleidsbegroting of de verwachting is dat de rente zal gaan stijgen. Voor de overige uitgangspunten wordt verwezen naar het treasurystatuut. 5.
Geldleningen
Bij het opnemen van langlopende geldleningen dient onder andere bepaald te worden voor welke looptijd en welke aflossingsvorm gekozen wordt. De looptijd van de aan te trekken lening wordt afgestemd op de meerjarige liquiditeitsprognose. De keuzemogelijkheden voor de aflossingsvorm zijn een fixelening, een lineaire lening of een annuïtaire lening. Een fixelening is een lening waarbij aflossing éénmalig plaatsvindt aan het eind van de looptijd van de lening. Hiervoor wordt gekozen indien er een continue financieringsbehoefte is van een bedrag gedurende de gehele termijn. Bij een lineaire lening wordt de opgenomen geldlening in jaarlijks gelijke bedragen afgelost. De keuze hiervoor is gebruikelijk indien de financieringsbehoefte geleidelijk afneemt. Dit is bijvoorbeeld het geval door afschrijving op investeringen waarvoor de geldlening aangetrokken is. Bij een annuïtaire lening is het jaarlijkse bedrag van aflossing en rente gedurende de gehele looptijd van de geldlening gelijk. Dit betekent dat het rentebedrag in het eerste jaar hoog is en het aflossingsbedrag laag. Het rentebedrag zal daarna vervolgens jaarlijks dalen met een gelijktijdige toename van het aflossingsbedrag. De keuze voor dergelijke leningen is gebruikelijk indien ook de afschrijvingen op investeringen op annuïtaire basis geschiedt. Delfland heeft in haar leningenportefeuille alleen fixeleningen. Hoewel afschrijving op investeringen op lineaire basis plaatsvindt heeft Delfland een continu oplopende financieringsbehoefte. Dit wordt veroorzaakt door het omvangrijke investeringsplan en de tekorten op de exploitatiebegroting die gefinancierd moeten worden. De keuze voor het aantrekken van fixeleningen is daardoor ook te verklaren. De rentepercentages van lineaire geldleningen liggen over het algemeen op een (iets) lager niveau dan die van fixeleningen. Bij nieuw aan te trekken leningen zal dan ook altijd de afweging worden gemaakt welke aflossingsvorm de voorkeur heeft.
Nota Treasurybeleid
5
Hoogheemraadschap van Delfland Delfland heeft een omvangrijke portefeuille van opgenomen langlopende geldleningen. Bij het afsluiten van geldleningen kan het rentepercentage voor een aantal jaren worden vastgelegd of voor de gehele looptijd van de op te nemen geldlening. Bij af te sluiten geldleningen kan ook de mogelijkheid aanwezig zijn van vervroegde aflossing. Herfinanciering van deze geldleningen kan dan een lucratieve optie zijn. In het verleden werd regelmatig gebruik gemaakt van de mogelijkheid aangegane geldleningen vervroegd af te lossen, waarbij ze omgezet werden in leningen met een lager rentepercentage. Voor de thans aanwezige langlopende geldleningen is het contractueel niet meer mogelijk deze vervroegd af te lossen. Van de leningenportefeuille zal jaarlijks worden vastgesteld of vervroegde aflossing van geldleningen mogelijk is en of herfinanciering te overwegen valt. Bij het aantrekken van een lening op de kapitaalmarkt wordt eerst een plan van aanpak opgesteld. Hierin wordt vastgelegd: beoogde bankpartijen, tijdsplanning, te lenen bedrag, soort lening, de looptijd, mogelijke rente herzieningsdata, alsmede een inschatting van de te realiseren rente. Zoals reeds in het treasurystatuut opgenomen is, zal in geval van het aantrekken van geldleningen tenminste bij 3 financiële instellingen een offerte worden aangevraagd. Hierbij geldt eveneens dat, indien de aan te trekken geldleningen het in de financieringsparagraaf van de begroting genoemde bedrag te boven gaan, de Verenigde Vergadering van tevoren dient te worden geïnformeerd. 6.
Kasbeheer
Kasbeheer betreft het beheer van de dagelijkse geldstromen en het saldo- en liquiditeitenbeheer voor de korte termijn. Bij het geldstromenbeheer wordt ernaar gestreefd de kosten tot een minimum te beperken door maximaal te profiteren van positieve saldi en te zorgen voor zo laag mogelijke rente- en transactiekosten. Dit zal worden geëffectueerd door een efficiënte inrichting van de interne werkprocessen, het betalingsverkeer en een optimaal gebruik van de diensten van de huisbankier. Het relatiebeheer met financiële instellingen verdient grote aandacht om op de hoogte te blijven van nieuwe producten en diensten. Het saldo- en liquiditeitenbeheer richt zich op het minimaliseren van de rentekosten van kortlopende geldleningen en het optimaliseren van het renteresultaat op liquiditeitsoverschotten. Voor het aantrekken en uitzetten van gelden voor de periode van maximaal één jaar wordt de omvang van de transacties bepaald op basis van een adequate liquiditeitsplanning tot de eerstvolgende te verwachten transactie. De hoofdbankrekening bij de Nederlandse Waterschapsbank fungeert als concentratiepunt. Bij de Nederlandse Waterschapsbank wordt ook een bankrekening aangehouden voor de belastinginkomsten. Het saldo van deze rekening wordt dagelijks afgestort naar de hoofdbankrekening. Naast beide bankrekeningen bij de NWB wordt er nog een bankrekening aangehouden bij de ING Bank en een girorekening bij de Postbank (met een aantal subrekeningen). Beleidsuitgangspunt t.a.v. de rekeningstructuur en het gebruik hiervan is om de kosten voor Delfland te beperken. Dit wordt bereikt door het vermijden van hoge transactiekosten, onvoordelige debet-/creditsaldi op diverse rekeningen en verlies van valutadagen. Saldi worden daarom afgestort naar de hoofdrekening bij de NWB. Alle betalingen lopen via de hoofdrekening, alsmede de geld- en kapitaalmarkttransacties.
Nota Treasurybeleid
6
Hoogheemraadschap van Delfland De berekening van de financieringsbehoefte (financieringstekort of –overschot) geeft slechts indicatief aan of het aangaan van vaste geldleningen al dan niet noodzakelijk wordt. Een eventuele behoefte aan financieringsmiddelen wordt in eerste instantie gedekt door het opnemen van kasgeld, via de rekening-courantverhouding met de NWB en door middel van de reserves en voorzieningen (eigen financiering). Beleid is om een overschot aan liquide middelen uit te zetten op deposito bij een financiële instelling met minimaal een A-rating. In een situatie van een tekort aan financieringsmiddelen is het beleidsuitgangspunt om dit in eerste instantie kort te financieren via de kredietfaciliteit in de rekening-courant bij de Nederlandse Waterschapsbank. Dit heeft te maken met het gegeven dat kortlopende financiering over het algemeen goedkoper is dan langlopende financiering. Bij een dreigende langdurige overschrijding van de kortlopende financieringslimiet wordt, gebruik makend van de liquiditeitsprognose, overgegaan tot het aantrekken van kapitaalmarktleningen. In een situatie van een overschot van financieringsmiddelen wordt op basis van de liquiditeitsprognose bepaald hoe lang de overschotsituatie zal duren. Afhankelijk van de geldende rentepercentages van de rekening-courant en deposito zal het overschot in de geldmarkt worden uitgezet teneinde het rendement te maximaliseren. In alle gevallen geldt dat voor het afsluiten van geldmarkttransacties minimaal 3 offertes worden opgevraagd. Gelden worden alleen uitgezet bij partijen die niet als risicovol te boek staan en minimaal een A-rating hebben. Onderdeel van het kasbeheer wordt gevormd door het tijdig opleggen en innen van belastingvorderingen. Daar waar vorderingen niet tijdig betaald worden, wordt dwanginvordering toegepast. Om het geldstromenbeheer te optimaliseren worden betalingsdata indien mogelijk afgestemd op te verwachten ontvangsten. Alle geldstromen vinden over het algemeen plaats bij de NWB. Hiermee worden extra bankkosten zoveel mogelijk voorkomen. Om dit te bewerkstelligen zal afstemming plaats moeten vinden tussen Belastingen en de Financiële Administratie. 7.
Kredietfaciliteit Nederlandse Waterschapsbank
Jaarlijks verzoekt de Nederlandse Waterschapsbank om aan te geven op welk maximumkrediet Delfland voor het komende kalenderjaar de kredietlimiet vast wil laten stellen. Een ruime kredietlimiet biedt de mogelijkheid om fluctuaties in inkomsten en uitgaven op te vangen. De ervaring leert dat dergelijke fluctuaties zich voordoen. De kredietlimiet kan worden vastgesteld op een bedrag dat hoger ligt dan de toegestane kasgeldlimiet. Het vaststellen van de kredietlimiet op een bedrag dat lager ligt dan de kasgeldlimiet betekent dat een overschrijding van de kasgeldlimiet wordt uitgesloten. Bovendien wordt er continu gestreefd naar een saldo van maximaal € 15 miljoen negatief. Afhankelijk van de renteontwikkelingen zal telkens moeten worden bekeken of kortlopende dan wel langlopende financiering de voorkeur heeft. Om een overschrijding van de kasgeldlimiet uit te sluiten en omdat de kasgeldlimiet meer dan € 50 miljoen bedraagt is het uitgangspunt om een kredietlimiet aan te vragen lager of gelijk aan het bedrag van de kasgeldlimiet.
Nota Treasurybeleid
7
Hoogheemraadschap van Delfland 8.
Rentevisie
In het Treasurystatuut (artikel 19) is opgenomen dat de rentevisie tenminste éénmaal per half jaar wordt geactualiseerd op basis van de rentevisie van enkele financiële instellingen. De rentevisie zal vervolgens worden gebruikt bij het bepalen van het moment van lenen of beleggen. Maandelijks zullen rentevisies van een aantal financiële instellingen worden uitgedraaid. Op basis van deze visies zal periodiek een rentevisie voor Delfland worden opgesteld. De rentevisies zullen worden opgenomen in de begroting, de burap’s en de jaarrekening. 9.
Risicobeheer
Voor het aantrekken en opnemen van geldleningen is voor Delfland gekozen voor een laag risicoprofiel (zie artikel 8 Treasurystatuut). De risico-attitude van het Hoogheemraadschap van Delfland houdt in dat er géén risicovolle posities ingenomen worden en dat er niet gespeculeerd wordt op verwachte rentewijzigingen, koersverschillen of valutaschommelingen in de toekomst. Bovendien worden leningen slechts verstrekt uit hoofde van de publieke taak en aan partijen die voldoen aan de in het Treasurystatuut (artikel 11) genoemde criteria. Overtollige middelen worden conform het Treasurystatuut zonder overmatige risico’s uitgezet bij financiële instellingen met minimaal een A-rating. Aangezien deze beleggingen minimaal in waarde fluctueren, kunnen zowel de krediet- als de koersrisico’s als nihil worden beschouwd. De renterisico’s op de vaste schuld worden ingekaderd middels de renterisiconorm. Het renterisico op de vaste schuld kan worden berekend door te bepalen welk deel van de portefeuille aan vaste schuld in enig jaar geherfinancierd moet worden (herfinanciering), en door te bepalen voor welk deel van de vaste schuld een wijziging van de rente op basis van de leningvoorwaarden niet kan worden beïnvloed (renteherziening). Jaarlijks mogen de renterisico’s uit hoofde van renteherziening en herfinanciering slechts veroorzaakt worden door maximaal 30% van het begrotingstotaal (met ingang van 2009). Het doel is op deze wijze spreiding te krijgen in de rentetypische looptijden in de leningenportefeuille, waardoor een verandering in de rente vertraagd doorwerkt in de rentelasten. Valutarisico’s worden uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken of aan te gaan in euro’s. Het debiteurenrisico wordt geminimaliseerd door vorderingen tijdig uit handen te geven aan de deurwaarder. 10.
Beleggingen
De beleggingsportefeuille van Delfland is niet groot van omvang. Bewaking ervan heeft continue aandacht, waarbij ook hier het uitsluiten van risico’s een belangrijke voorwaarde is. Het uitzetten van financieringsmiddelen dient plaats te vinden op een verantwoorde en rendementvolle wijze. Delfland voert een terughoudend beleid met betrekking tot de deelname in het maatschappelijk kapitaal van private ondernemingen. Deelname komt altijd voort uit het publiek belang (zie paragraaf Verbonden partijen). Het behalen van een hoog rendement over deelnemingen is geen doel maar een bijkomend effect. In het geval aandelen vrij verhandelbaar zijn of worden zal een afweging plaatsvinden of deelname gecontinueerd moet worden of dat verkoop een goede optie is.
Nota Treasurybeleid
8